ISSN 1977-0995 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Mededelingen en bekendmakingen |
64e jaargang |
Inhoud |
Bladzijde |
|
|
IV Informatie |
|
|
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE |
|
|
Hof van Justitie van de Europese Unie |
|
2021/C 502/01 |
NL |
|
IV Informatie
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE
Hof van Justitie van de Europese Unie
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/1 |
Laatste publicaties van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese Unie
(2021/C 502/01)
Laatste publicatie
Historisch overzicht van de vroegere publicaties
Deze teksten zijn beschikbaar in:
EUR-Lex: https://eur-lex.europa.eu
V Bekendmakingen
GERECHTELIJKE PROCEDURES
Hof van Justitie
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/2 |
Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 14 oktober 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal Supremo — Spanje) — José Cánovas Pardo SL / Club de Variedades Vegetales Protegidas
(Zaak C-186/18) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Communautair kwekersrecht - Verordening (EG) nr. 2100/94 - Artikel 96 - Berekening van de verjaringstermijn van de vorderingen waarin de artikelen 94 en 95 voorzien - Tijdstip waarop die termijn aanvangt - Tijdstip van verlening van het communautaire kwekersrecht en tijdstip waarop kennis is gekregen van de handeling en van de identiteit van de overtreder - Tijdstip waarop de betrokken gedraging is beëindigd - Opeenvolgende handelingen - Voortdurende handelingen - Beperking tot handelingen die meer dan drie jaar geleden zijn verricht)
(2021/C 502/02)
Procestaal: Spaans
Verwijzende rechter
Tribunal Supremo
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: José Cánovas Pardo SL
Verwerende partij: Club de Variedades Vegetales Protegidas
Dictum
1) |
Artikel 96 van verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht moet aldus worden uitgelegd dat de verjaringstermijn van drie jaar die in deze bepaling is vastgesteld voor de vorderingen waarin de artikelen 94 en 95 van deze verordening voorzien, ingaat op het tijdstip waarop enerzijds het communautaire kwekersrecht definitief is verleend en anderzijds de houder van het recht op communautaire bescherming kennis heeft gekregen van de handeling en van de identiteit van de overtreder, ongeacht de omstandigheid dat de inbreukmakende handeling betreffende een beschermd ras voortduurt en ongeacht het tijdstip waarop die handeling wordt beëindigd. |
2) |
Artikel 96 van verordening nr. 2100/94 moet aldus worden uitgelegd dat enkel die in de artikelen 94 en 95 van deze verordening bedoelde vorderingen verjaard zijn welke betrekking hebben op een geheel van inbreukmakende handelingen betreffende een beschermd ras en zijn ingesteld meer dan drie jaar nadat enerzijds het communautaire kwekersrecht uiteindelijk is verleend en anderzijds de houder kennis heeft gekregen van het bestaan van elke afzonderlijke handeling die deel uitmaakt van dit geheel van handelingen, alsook van de identiteit van de overtreder. |
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/3 |
Arrest van het Hof (Negende kamer) van 21 oktober 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof — Duitsland) — Finanzamt München Abteilung III / Dubrovin & Tröger GbR — Aquatics
(Zaak C-373/19) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Belasting over de toegevoegde waarde (btw) - Richtlijn 2006/112/EG - Artikel 132, lid 1, onder i) en j) - Vrijstellingen voor bepaalde activiteiten van algemeen belang - Onderwijs aan kinderen of jongeren, school- of universitair onderwijs - School- of universitair onderwijs - Elementaire zwemlessen)
(2021/C 502/03)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Bundesfinanzhof
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Finanzamt München Abteilung III
Verwerende partij: Dubrovin & Tröger GbR — Aquatics
Dictum
Het begrip “school- of universitair onderwijs” in de zin van artikel 132, lid 1, onder i) en j), van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde moet aldus worden uitgelegd dat het geen betrekking heeft op het door een zwemschool gegeven zwemonderwijs.
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/3 |
Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 14 oktober 2021 — Belén Bernaldo de Quirós / Europese Commissie
(Zaak C-583/19 P) (1)
(Hogere voorziening - Openbare dienst - Tuchtprocedure - Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie - Artikel 3 van bijlage IX - Besluit C(2004) 1588 van de Commissie houdende vaststelling van de algemene uitvoeringsbepalingen betreffende het voeren van administratieve onderzoeken en tuchtprocedures - Artikel 4, lid 4 - Administratief onderzoek - Horen van de betrokken ambtenaar - Opdracht aan het Bureau voor onderzoek en disciplinaire maatregelen van de Commissie (IDOC) voor het horen van de betrokkene - Rechten van de verdediging - Recht om te worden gehoord)
(2021/C 502/04)
Procestaal: Frans
Partijen
Rekwirante: Belén Bernaldo de Quirós (vertegenwoordiger: M. Casado García-Hirschfeld, advocaat)
Andere partij in de procedure: Europese Commissie (vertegenwoordigers: B. Mongin en A.-C. Simon, gemachtigden)
Dictum
1) |
De hogere voorziening wordt afgewezen. |
2) |
Belén Bernaldo de Quirós wordt verwezen in de kosten. |
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/4 |
Arrest van het Hof (Derde kamer) van 14 oktober 2021 — NRW.Bank/Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad (GAR), Raad van de Europese Unie en Europese Commissie
(Zaak C-662/19 P) (1)
(Hogere voorziening - Economische en monetaire Unie - Bankenunie - Herstel en afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen - Gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme voor kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen (GAM) - Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad (GAR) - Gemeenschappelijk afwikkelingsfonds (GAF) - Vaststelling van de voor 2016 vooraf te betalen bijdrage - Beroep tot nietigverklaring - Beroepstermijn - Tardiviteit - Voor beroep vatbare handeling - Bevestigende handeling)
(2021/C 502/05)
Procestaal: Duits
Partijen
Rekwirante: NRW.Bank (vertegenwoordigers: J. Seitz, J. Witte en D. Flore, Rechtsanwälte)
Andere partijen in de procedure: Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad (GAR) (vertegenwoordigers: H. Ehlers, J. Kerlin en P. A. Messina, gemachtigden, bijgestaan door B. Meyring, S. Schelo, T. Klupsch en S. Ianc, Rechtsanwälte), Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: A. Sikora-Kalėda en J. Bauerschmidt, gemachtigden) en Europese Commissie (vertegenwoordigers: aanvankelijk D. Triantafyllou, K.-P. Wojcik en A. Steiblytė, vervolgens D. Triantafyllou en A. Steiblytė, gemachtigden)
Dictum
1) |
Het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 26 juni 2019, NRW.Bank/GAR (T-466/16, niet gepubliceerd, EU:T:2019:445), wordt vernietigd. |
2) |
De zaak wordt terugverwezen naar het Gerecht van de Europese Unie. |
3) |
De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden. |
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/4 |
Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 14 oktober 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal Supremo — Spanje) — Viesgo Infraestructuras Energéticas SL / Administración General del Estado e.a.
(Zaak C-683/19) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit - Richtlijn 2009/72/EG - Artikel 3, leden 2 en 6 - Oplegging van openbaredienstverplichtingen - Financiering van een sociaal tarief ter bescherming van kwetsbare afnemers - Vereisten van transparantie en non-discriminatie)
(2021/C 502/06)
Procestaal: Spaans
Verwijzende rechter
Tribunal Supremo
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Viesgo Infraestructuras Energéticas SL
Verwerende partijen: Administración General del Estado, Iberdrola SA, Naturgy Energy Group SA, voorheen Gas Natural SDG SA, EDP España SAU, voorheen Hidroeléctrica del Cantábrico SA, CIDE Asociación de Distribuidores de Energía Eléctrica, Endesa SA, Agri-Energía SA, Navarro Generación SA, Electra del Cardener SA, Serviliano García SA, Energías de Benasque SL, Candín Energía SL, Cooperativa Eléctrica Benéfica Catralense, Cooperativa Valenciana, Eléctrica Vaquer SA, Hijos de José Bassols SA, Electra Aduriz SA, El Gas SA, Estabanell y Pahisa SA, Electra Caldense SA, Cooperativa Popular de Fluid Elèctric Camprodón SCCL, Fuciños Rivas SL en Electra del Maestrazgo SA
Dictum
1) |
Artikel 3, lid 2, van richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van richtlijn 2003/54/EG moet aldus worden uitgelegd dat het eraan in de weg staat dat de kosten van een openbaredienstverplichting waarbij tegen verlaagd tarief elektriciteit wordt geleverd aan bepaalde kwetsbare afnemers, uitsluitend worden gedragen door de moedermaatschappijen van groepen ondernemingen of, in voorkomend geval, de ondernemingen die gelijktijdig elektriciteit produceren, distribueren en verkopen, aangezien dit criterium, dat door de nationale wetgever wordt gehanteerd om onderscheid te maken tussen de ondernemingen die deze kosten moeten dragen en de ondernemingen die daarvan volledig zijn vrijgesteld, leidt tot een verschil in behandeling tussen de verschillende ondernemingen die op die markt actief zijn, dat niet objectief gerechtvaardigd is. |
2) |
Artikel 3, lid 2, van richtlijn 2009/72 moet aldus worden uitgelegd dat het zich er niet tegen verzet dat de regeling voor de financiering van een openbaredienstverplichting waarbij tegen verlaagd tarief elektriciteit wordt geleverd aan bepaalde kwetsbare afnemers, voor onbepaalde tijd en zonder compenserende maatregelen wordt ingevoerd. |
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/5 |
Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 21 oktober 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Varhoven administrativen sad — Bulgarije) — TC, UB/Komisia za zashtita ot diskriminatsia, VA
(Zaak C-824/19) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Sociale politiek - Gelijke behandeling in arbeid en beroep - Richtlijn 2000/78/EG - Verbod van discriminatie op grond van handicap - Artikel 2, lid 2, onder a) - Artikel 4, lid 1 - Artikel 5 - Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Artikelen 21 en 26 - Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap - Taken van een jurylid in een strafrechtelijke procedure - Blinde persoon - Volledige uitsluiting van deelname aan strafzaken)
(2021/C 502/07)
Procestaal: Bulgaars
Verwijzende rechter
Varhoven administrativen sad
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partijen: TC, UB
Verwerende partijen: Komisia za zashtita ot diskriminatsia, VA
in tegenwoordigheid van: Varhovna administrativna prokuratura
Dictum
Artikel 2, lid 2, onder a), en artikel 4, lid 1, van richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep, gelezen in het licht van de artikelen 21 en 26 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap, dat namens de Europese Gemeenschap is goedgekeurd bij besluit 2010/48/EG van de Raad van 26 november 2009, moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich ertegen verzetten dat een blinde persoon elke mogelijkheid wordt ontnomen om de taken van een jurylid in een strafprocedure uit te voeren.
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/6 |
Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 21 oktober 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Thüringer Finanzgericht — Duitsland) — Beeren-, Wild-, Feinfrucht GmbH / Hauptzollamt Erfurt
(Zaak C-825/19) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Douane-unie - Regeling bijzondere bestemming - Vergunning met terugwerkende kracht - Verordening (EU) nr. 952/2013 - Douanewetboek van de Unie - Artikel 211, lid 2 - Temporele werkingssfeer - Voorwaarden - Verordening (EEG) nr. 2454/93 - Artikel 294, lid 2 - Reikwijdte)
(2021/C 502/08)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Thüringer Finanzgericht
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Beeren-, Wild-, Feinfrucht GmbH
Verwerende partij: Hauptzollamt Erfurt
Dictum
1) |
Artikel 211, lid 2, van verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie moet aldus worden uitgelegd dat het niet van toepassing is op een aanvraag voor verlenging van een vergunning met terugwerkende kracht die vóór 1 mei 2016 — de datum waarop dit artikel overeenkomstig artikel 288, lid 2, van die verordening van toepassing is geworden — is ingediend, ook al is het besluit over deze aanvraag na deze datum vastgesteld. |
2) |
Artikel 294, lid 2, van verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1602/2000 van de Commissie van 24 juli 2000, moet aldus worden uitgelegd dat de in lid 3 van dit artikel gestelde voorwaarden niet gelden voor de verlening door de douaneautoriteiten van een nieuwe vergunning met terugwerkende kracht voor dezelfde handelingen en goederen als die waarop de oorspronkelijke vergunning betrekking had. |
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/6 |
Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 14 oktober 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberlandesgericht Köln — Duitsland) — Biofa AG/Sikma D. Vertriebs GmbH und Co. KG
(Zaak C-29/20) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Verordening (EU) nr. 528/2012 - Artikel 3, lid 1, onder a) en c) - Begrippen “biocide” en “werkzame stof” - Voorwaarden - Werking op een andere dan louter fysieke of mechanische wijze - Artikel 9, lid 1, onder a) - Goedkeuring van een werkzame stof - Draagwijdte van de goedkeuring)
(2021/C 502/09)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Oberlandesgericht Köln
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Biofa AG
Verwerende partij: Sikma D. Vertriebs GmbH und Co. KG
Dictum
Artikel 3, lid 1, onder a), eerste streepje, van verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden, zoals gewijzigd bij verordening (EU) nr. 334/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014, gelezen in samenhang met artikel 3, lid 1, onder c), ervan, moet aldus worden uitgelegd dat een product dat als doel heeft schadelijke organismen te vernietigen, af te schrikken of onschadelijk te maken, en dat een werkzame stof bevat die bij een uitvoeringsverordening van de Commissie is goedgekeurd overeenkomstig artikel 9, lid 1, onder a), van die verordening, niet reeds louter op grond van die goedkeuring valt onder het begrip “biocide” in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), eerste streepje, van die verordening, zodat het aan de bevoegde nationale rechter staat om na te gaan of dit product voldoet aan alle in laatstgenoemde bepaling gestelde voorwaarden om onder dit begrip te vallen. Indien de samenstelling van dat product evenwel identiek is aan die van het biocide dat bij de aanvraag tot goedkeuring van deze werkzame stof als representatief werd voorgesteld, moet deze rechter oordelen dat dit product onder dat begrip valt.
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/7 |
Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 14 oktober 2021 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof — Duitsland) — E / Finanzamt N (C-45/20) en Z / Finanzamt G (C-46/20)
(Gevoegde zaken C-45/20 en C-46/20) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Belasting over de toegevoegde waarde (btw) - Richtlijn 2006/112/EG - Artikel 167, artikel 168, onder a), artikel 250 en artikel 252 - Aftrek van de voorbelasting - Onroerend goed - Kantoorkamer - Fotovoltaïsche installatie - Bestemmingskeuze die recht op aftrek doet ontstaan - Mededeling van de bestemmingskeuze - Vervaltermijn voor de uitoefening van het recht op aftrek - Vermoeden van bestemming voor privédoeleinden van de belastingplichtige bij gebreke van mededeling van de bestemmingskeuze - Neutraliteitsbeginsel - Rechtzekerheidsbeginsel - Beginselen van gelijkwaardigheid en evenredigheid)
(2021/C 502/10)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Bundesfinanzhof
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partijen: E (C-45/20), Z (C46/20)
Verwerende partijen: Finanzamt N (C-45/20), Finanzamt G (C-46/20)
Dictum
Artikel 168, onder a), van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/162/EU van de Raad van 22 december 2009, gelezen in samenhang met artikel 167 van die richtlijn, zoals gewijzigd, moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen nationale bepalingen die door een nationale rechter op zodanige wijze worden uitgelegd dat wanneer een belastingplichtige over het recht beschikt om een goed te bestemmen voor bedrijfsdoeleinden en de bevoegde nationale belastingdienst uiterlijk bij het verstrijken van de wettelijke termijn voor de indiening van de jaaraangifte omzetbelasting geen dergelijke bestemming van dit goed heeft kunnen vaststellen middels een uitdrukkelijke keuze of voldoende aanwijzingen in deze zin, deze dienst het recht op aftrek van de belasting over de toegevoegde waarde (btw) op dat goed kan weigeren door aan te nemen dat het bestemd is voor privédoeleinden van de belastingplichtige, tenzij uit de concrete juridische regels op grond waarvan gebruik kan worden gemaakt van deze mogelijkheid, blijkt dat deze niet in overeenstemming is met het evenredigheidsbeginsel.
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/8 |
Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 14 oktober 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgerichtshof — Oostenrijk) — MT / Landespolizeidirektion Steiermark
(Zaak C-231/20) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Vrije dienstverrichting - Artikel 56 VWEU - Kansspelen - Ter beschikking stellen van verboden loterijen - Sancties - Evenredigheid - Boeten met een minimumbedrag - Cumulatie - Geen bovengrens - Vervangende hechtenisstraf - Evenredige bijdrage in de procedurekosten - Artikel 49, lid 3, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie)
(2021/C 502/11)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Verwaltungsgerichtshof
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: MT
Verwerende partij: Landespolizeidirektion Steiermark
Dictum
1) |
Artikel 56 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat, in het kader van een sanctieprocedure wegens inbreuk op een kansspelmonopolie, de nationale rechter die zich over de wettigheid van een voor deze inbreuk opgelegde sanctie dient uit te spreken, specifiek moet nagaan of de in de toepasselijke regeling bepaalde sancties verenigbaar zijn met artikel 56 VWEU, gelet op de concrete methode van vaststelling ervan. |
2) |
Artikel 56 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een nationale regeling waarbij dwingend wordt voorgeschreven dat het als ondernemer ter beschikking stellen van verboden loterijen wordt bestraft met:
|
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/9 |
Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 14 oktober 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Tribunal Superior de Justicia de Cataluña — Spanje) — F.C.I./Instituto Nacional de la Seguridad Social (INSS)
(Zaak C-244/20) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Richtlijn 79/7/EEG - Artikel 3, lid 2 - Gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid - Prestaties aan nagelaten betrekkingen - Nabestaandenpensioen op basis van een niet-huwelijks partnerschap - Uitsluitingsclausule - Geldigheid - Verbod op elke vorm van discriminatie op grond van geslacht - Prestatie die niet binnen de werkingssfeer van richtlijn 79/7 valt - Niet-ontvankelijkheid - Artikel 21, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Non-discriminatie op grond van geslacht - Artikel 17, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Recht op eigendom - Juridische situatie die niet binnen de werkingssfeer van het Unierecht valt - Onbevoegdheid)
(2021/C 502/12)
Procestaal: Spaans
Verwijzende rechter
Tribunal Superior de Justicia de Cataluña
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: F.C.I.
Verwerende partij: Instituto Nacional de la Seguridad Social (INSS)
Dictum
1) |
De eerste prejudiciële vraag van de Tribunal Superior de Justicia de Cataluña (hoogste rechterlijke instantie van de autonome regio Catalonië, Spanje) is niet-ontvankelijk. |
2) |
Het Hof van Justitie van de Europese Unie is niet bevoegd om te antwoorden op de tweede, de derde en de vierde prejudiciële vraag van de Tribunal Superior de Justicia de Cataluña. |
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/9 |
Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 14 oktober 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal Argeş — Roemenië) — Ministerul Lucrărilor Publice, Dezvoltării şi Administraţiei, voorheen Ministerul Dezvoltării Regionale şi Administraţiei Publice/NE
(Zaak C-360/20) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie - Artikel 325 VWEU - Bestrijding van fraude en andere onrechtmatige activiteiten - Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Unie - Begrip “fraude” - Inbreukmakend gedrag gedurende de bestendigingsperiode van een project)
(2021/C 502/13)
Procestaal: Roemeens
Verwijzende rechter
Tribunalul Argeş
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Ministerul Lucrărilor Publice, Dezvoltării şi Administraţiei, voorheen Ministerul Dezvoltării Regionale şi Administraţiei Publice
Verwerende partij: NE
Dictum
1) |
Het begrip “fraude waardoor de financiële belangen van de [Europese Unie] worden geschaad”, als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder a), van de op basis van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie vastgestelde Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen, ondertekend te Brussel op 26 juli 1995, moet aldus worden uitgelegd dat het mede ziet op het gebruik van valse of onjuiste verklaringen die na de uitvoering van het gefinancierde project worden verstrekt om de illusie te wekken dat de gedurende de bestendigingsperiode geldende verplichtingen zijn nagekomen. |
2) |
Het beginsel van voorrang van het Unierecht moet aldus worden uitgelegd dat het een nationale rechter verplicht de bepalingen van nationaal recht uit te leggen in overeenstemming met de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 325, leden 1 en 2, VWEU, gelezen in samenhang met artikel 1, lid 1, onder a), van de op basis van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie vastgestelde Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen, ondertekend te Brussel op 26 juli 1995, voor zover een dergelijke uitlegging niet leidt tot schending van het legaliteitsbeginsel met betrekking tot delicten en straffen. |
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/10 |
Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 14 oktober 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Wojewódzki Sąd Administracyjny w Szczecinie — Polen) — A.M./Dyrektor Z. Oddziału Regionalnego Agencji Restrukturyzacji i Modernizacji Rolnictwa
(Zaak C-373/20) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Landbouw - Gemeenschappelijk landbouwbeleid - Regelingen inzake rechtstreekse steunverlening - Gemeenschappelijke voorschriften - Bedrijfstoeslagregeling - Verordening (EG) nr. 1120/2009 - Artikel 2, onder c) - Begrip “blijvend grasland” - Vruchtwisseling - Natuurlijke en periodieke overstromingen van weiland en grasland in een natuurbeschermingsgebied)
(2021/C 502/14)
Procestaal: Pools
Verwijzende rechter
Wojewódzki Sąd Administracyjny w Szczecinie
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: A.M.
Verwerende partij: Dyrektor Z. Oddziału Regionalnego Agencji Restrukturyzacji i Modernizacji Rolnictwa
Dictum
Artikel 2, onder c), van verordening (EG) nr. 1120/2009 van de Commissie van 29 oktober 2009 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin is voorzien bij titel III van verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers moet aldus worden uitgelegd dat weiland of grasland in een speciale beschermingszone dat onderhevig is aan natuurlijke en periodieke overstromingen of onder water staan, niet is uitgesloten van het begrip “blijvend grasland” in de zin van die bepaling, aangezien dergelijke overstromingen of dergelijk onder water staan op zich geen “vruchtwisseling” op de betrokken grond in de zin van die bepaling kunnen meebrengen.
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/11 |
Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 14 oktober 2021 — KF / Satellietcentrum van de Europese Unie
(Zaak C-464/20 P) (1)
(Hogere voorziening - Institutioneel recht - Personeel van het Satellietcentrum van de Europese Unie (Satcen) - Arbeidscontractanten - Regels betreffende het jegens rekwirante verrichte administratieve onderzoek - Heropening van het onderzoek - Uitvoering van het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 25 oktober 2018, KF/SatCen (T-286/15, EU:T:2018:718) - Beroep tot nietigverklaring en tot schadevergoeding)
(2021/C 502/15)
Procestaal: Engels
Partijen
Rekwirante: KF (vertegenwoordiger: A. Kunst, Rechtsanwältin)
Andere partij in de procedure: Satellietcentrum van de Europese Unie (vertegenwoordigers: A. Guillerme en T. Payan, advocaten)
Dictum
1) |
De hogere voorziening wordt afgewezen. |
2) |
KF wordt verwezen in de kosten. |
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/11 |
Hogere voorziening ingesteld op 13 januari 2021 door Ramón González Calvet en Joan González Calvet tegen de beschikking van het Gerecht (Derde kamer kamer) van 17 november 2020 in zaak T-257/20, González Calvet / GAR
(Zaak C-27/21 P)
(2021/C 502/16)
Procestaal: Spaans
Partijen
Rekwiranten: Ramón González Calvet en Joan González Calvet (vertegenwoordiger: P. Molina Bosch, abogado)
Andere partij in de procedure: Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad
Bij beschikking van 30 september 2021 heeft het Hof van Justitie (Achtste kamer) de hogere voorziening deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard en Ramón González Calvet en Joan González Calvet in hun eigen kosten verwezen.
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/11 |
Hogere voorziening ingesteld op 27 februari 2021 door José María Castillejo Oriol tegen de beschikking van het Gerecht (Eerste kamer) van 11 februari 2021 in zaak T-696/20, Castillejo Oriol / Spanje en Commissie
(Zaak C-145/21 P)
(2021/C 502/17)
Procestaal: Spaans
Partijen
Rekwirant: José María Castillejo Oriol (vertegenwoordiger: J. Jover Padró, abogado)
Andere partijen in de procedure: Koninkrijk Spanje en Europese Commissie
Bij beschikking van 6 oktober 2021 heeft het Hof van Justitie (Negende kamer) de hogere voorziening deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard en José María Castillejo Oriol in zijn eigen kosten verwezen.
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/12 |
Hogere voorziening ingesteld op 17 maart 2021 door Luis Gonzalo Segura del Oro Pulido tegen de beschikking van het Gerecht (Derde kamer) van 3 februari 2021 in zaak T-701/20, Segura del Oro Pulido / Commissie
(Zaak C-225/21 P)
(2021/C 502/18)
Procestaal: Spaans
Partijen
Rekwirant: Luis Gonzalo Segura del Oro Pulido (vertegenwoordiger: J. Jover Padró, abogado)
Andere partij in de procedure: Europese Commissie
Bij beschikking van 29 september 2021 heeft het Hof van Justitie (Negende kamer) de hogere voorziening kennelijk ongegrond verklaard en Luis Gonzalo Segura del Oro Pulido in zijn eigen kosten verwezen.
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/12 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Schleswig- Holsteinische Verwaltungsgericht (Duitsland) op 13 augustus 2021 — SI e.a. / Bundesrepublik Deutschland
(Zaak C-497/21)
(2021/C 502/19)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Schleswig-Holsteinisches Verwaltungsgericht
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partijen: SI, TL, ND, VH, YT, HN
Verwerende partij: Bundesrepublik Deutschland
Prejudiciële vragen
1. |
Is een nationale regeling op grond waarvan een verzoek om internationale bescherming als niet-ontvankelijk volgend verzoek kan worden afgewezen, verenigbaar met artikel 33, lid 2, onder d), en artikel 2, onder q), van richtlijn 2013/32/EU (1) wanneer de niet-succesvolle eerste asielprocedure is gevoerd in een andere lidstaat van de Europese Unie? |
2. |
Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, is een nationale regeling op grond waarvan een verzoek om internationale bescherming als niet-ontvankelijk volgend verzoek kan worden afgewezen, dan eveneens verenigbaar met artikel 33, lid 2, onder d), en artikel 2, onder q), van richtlijn 2013/32/EU wanneer de niet-succesvolle eerste asielprocedure is gevoerd in het Koninkrijk Denemarken? |
3. |
Indien de tweede vraag ontkennend wordt beantwoord, is een nationale regeling op grond waarvan een asielverzoek in geval van een volgend verzoek niet-ontvankelijk is zonder dat daarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de vluchtelingenstatus en de subsidiairebeschermingsstatus, dan verenigbaar met artikel 33, lid 2, onder d), van richtlijn 2013/32/EU?” |
(1) Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (PB 2013, L 180, blz. 60).
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/13 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesgerichtshof (Duitsland) op 22 september 2021 — EEW Energy from Waste Großräschen GmbH / MNG Mitteldeutsche Netzgesellschaft Strom GmbH
(Zaak C-580/21)
(2021/C 502/20)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Bundesgerichtshof
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: EEW Energy from Waste Großräschen GmbH
Verwerende partij: MNG Mitteldeutsche Netzgesellschaft Strom GmbH
Andere partij: 50Hertz Transmission GmbH
Prejudiciële vragen
1. |
Moet artikel 16, lid 2, onder c), juncto artikel 2, onder a), en onder e), van richtlijn 2009/28/EG (1) aldus worden uitgelegd dat in verband met de toevoer van elektriciteit aan het net ook voorrang aan opwekkingsinstallaties moet worden verleend waarin elektriciteit wordt opgewekt door de thermische verwerking van gemengd afval, waarbij het afval een variabele biologisch afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval bevat? |
2. |
Ingeval de eerste prejudiciële vraag bevestigend wordt beantwoord: hangt de verlening van voorrang bij de toevoer van elektriciteit op grond van artikel 16, lid 2, onder c), van richtlijn 2009/28/EG dan af van de hoogte van de biologisch afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval die bij de elektriciteitsopwekking, zoals beschreven in punt 1, wordt gebruikt? |
3. |
Ingeval de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord: bestaat er een materialiteitsdrempel voor de biologisch afbreekbare fractie van afval waaronder de regelingen voor elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen niet van toepassing zijn op de opgewekte elektriciteit? |
4. |
Ingeval de derde vraag bevestigend wordt beantwoord: bij welke fractie ligt deze drempel dan, of hoe moet deze worden bepaald? |
5. |
Ingeval de eerste twee vragen bevestigend worden beantwoord, kan dan uit de bepaling van artikel 5, lid 3, tweede alinea, van richtlijn 2009/28/EG worden afgeleid dat deze regelingen enkel van toepassing zijn op het aandeel van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen en dat de bijdrage van elke energiebron wordt berekend op basis van haar energie-inhoud, voor zover de regelingen inzake elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen worden toegepast op elektriciteit die slechts gedeeltelijk uit biologisch afbreekbaar afval is opgewekt? |
(1) Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van richtlijn 2001/77/EG en richtlijn 2003/30/EG (PB 2009, L 140, blz. 16).
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/13 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Cour de cassation (België) op 24 september 2021 — NY / Herios SARL
(Zaak C-593/21)
(2021/C 502/21)
Procestaal: Frans
Verwijzende rechter
Cour de cassation
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: NY
Verwerende partij: Herios SARL
Prejudiciële vraag
Dient artikel 17, lid 2, a), eerste streepje, van richtlijn 86/653/EEG van de Raad van 18 december 1986 inzake de coördinatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake zelfstandige handelsagenten (1) aldus te worden uitgelegd dat in een situatie zoals in casu, het gedeelte van de aan de hoofdagent verschuldigde uitwinningsvergoeding dat overeenstemt met de klanten die de subagent de hoofdagent heeft aangebracht, de hoofdagent geen “aanzienlijk voordeel” oplevert?
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/14 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bayerische Verwaltungsgericht Ansbach (Duitsland) op 27 september 2021 — LSI — Germany GmbH / Freistaat Bayern
(Zaak C-595/21)
(2021/C 502/22)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Bayerisches Verwaltungsgericht Ansbach
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: LSI — Germany GmbH
Verwerende partij: Freistaat Bayern (vertegenwoordigd door: Bayerische Kontrollbehörde für Lebensmittelsicherheit und Veterinärwesen)
Prejudiciële vragen
1) |
Moet het begrip “benaming van het product” in bijlage VI, deel A, punt 4, bij verordening (EU) nr. 1169/2011 (1) aldus worden uitgelegd dat het synoniem is met de “benaming van het levensmiddel” in de zin van artikel 17, leden 1 tot en met 3, van verordening (EU) nr. 1169/2011? |
2) |
Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord: Is de “benaming van het product” de benaming waaronder het levensmiddel in de handel en in reclame wordt aangeboden en waaronder het bij de consument algemeen bekend is, ook wanneer het niet de benaming van het levensmiddel is, maar de beschermde benaming, handelsnaam of fantasienaam in de zin van artikel 17, lid 4, van verordening (EU) nr. 1169/2011? |
3) |
Indien de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord: Kan de “benaming van het product” ook bestaan uit twee bestanddelen, waarvan het ene een merkenrechtelijk beschermde, niet met het afzonderlijke levensmiddel verband houdende soortnaam of overkoepelende term is, die ten aanzien van de afzonderlijke producten wordt aangevuld met een toevoeging die het product concretiseert (als tweede bestanddeel van de benaming van het product)? |
4) |
Indien de derde vraag bevestigend wordt beantwoord: Welk van de twee bestanddelen van de benaming van het product moet worden gebruikt voor de aanvullende vermeldingen overeenkomstig bijlage VI, deel A, punt 4, onder b), bij verordening (EU) nr. 1169/2011, indien de twee bestanddelen van de benaming van het product in verschillende grootten op de verpakking zijn afgedrukt? |
(1) Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, tot wijziging van verordeningen (EG) nr. 1924/2006 en (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijn 87/250/EEG van de Commissie, richtlijn 90/496/EEG van de Raad, richtlijn 1999/10/EG van de Commissie, richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad, richtlijnen 2002/67/EG en 2008/5/EG van de Commissie, en verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie (PB 2011, L 304, blz. 18).
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/15 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Cour de cassation (Frankrijk) op 28 september 2021 — QE / Caisse régionale de Crédit mutuel de Loire-Atlantique et du Centre Ouest
(Zaak C-600/21)
(2021/C 502/23)
Procestaal: Frans
Verwijzende rechter
Cour de cassation
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: QE
Verwerende partij: Caisse régionale de Crédit mutuel de Loire-Atlantique et du Centre Ouest
Prejudiciële vragen
1) |
Moeten artikel 3, lid 1, en artikel 4 van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (1) aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een ontheffing van ingebrekestelling in consumentenovereenkomsten, zelfs indien de overeenkomst uitdrukkelijk en ondubbelzinnig in die ontheffing voorziet? |
2) |
Moet het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 26 januari 2017, Banco Pimus (C-421/14), aldus worden uitgelegd dat een vertraging van meer dan dertig dagen bij de betaling van één termijn van de hoofdsom, renten of bijkomende kosten, gelet op de looptijd, het bedrag van de lening en het algemene evenwicht van contractuele relaties, een voldoende ernstige niet-nakoming kan vormen? |
3) |
Moeten artikel 3, lid 1, en artikel 4 van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een beding waarin wordt bepaald dat een lening vervroegd opeisbaar kan worden verklaard in geval van een vertraging bij de betaling van meer dan dertig dagen wanneer het nationale recht, dat bepaalt dat voor de vervroegde opeisbaarheid van een lening een ingebrekestelling moet worden verzonden, erkent dat de partijen hiervan kunnen afwijken wanneer een redelijke opzegtermijn in acht wordt genomen? |
4) |
Zijn de vier criteria die het Hof van Justitie van de Europese Unie in zijn arrest van 26 januari 2017, Banco Primus (C-421/14), heeft ontwikkeld voor de beoordeling door een nationale rechter van het eventuele oneerlijke karakter van het beding betreffende de vervroegde opeisbaarheid van een lening wanneer de schuldenaar gedurende een beperkte periode zijn verplichtingen verzuimt, cumulatief of alternatief? |
5) |
Indien deze criteria cumulatief zijn, kan het oneerlijke karakter van het beding dan niettemin worden uitgesloten gelet op het relatieve belang van een bepaald criterium? |
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/15 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State (België) op 30 september 2021 — XXX / Belgische Staat
(Zaak C-607/21)
(2021/C 502/24)
Procestaal: Frans
Verwijzende rechter
Raad van State
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: XXX
Verwerende partij: Belgische Staat
Prejudiciële vragen
1) |
Moet bij het onderzoek van het begrip persoon ten laste in de zin van artikel 2, punt 2, onder d), van richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (1), rekening worden gehouden met de situatie van een aanvrager die zich reeds bevindt op het grondgebied van de staat waar de gezinshereniger is gevestigd? |
2) |
Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, moet de aanvrager die rechtmatig verblijft op het grondgebied van deze staat dan anders worden behandeld dan de aanvrager die er niet rechtmatig verblijft? |
3) |
Moet artikel 2, punt 2, onder d), van richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG, aldus worden uitgelegd dat de rechtstreekse bloedverwant in opgaande lijn, teneinde te kunnen worden beschouwd als zijnde ten laste en bijgevolg te kunnen vallen onder de definitie van “familielid” in de zin van deze bepaling, zich kan beroepen op een situatie van reële materiële afhankelijkheid in het land van oorsprong, die wordt aangetoond met documenten die op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een verblijfskaart als familielid van een burger van de Unie echter al verschillende jaren zijn afgegeven, omdat het vertrek uit het land van oorsprong en de indiening van de aanvraag om een verblijfskaart in het gastland niet in de tijd samenvallen? |
4) |
Indien de derde vraag ontkennend wordt beantwoord, aan de hand van welke criteria kan dan de materiële afhankelijkheid worden beoordeeld van een aanvrager die als bloedverwant in opgaande lijn wenst te worden herenigd met een burger van de Unie of diens partner, maar geen verblijfsvergunning heeft ontvangen op grond van een aanvraag die hij daartoe heeft ingediend onmiddellijk aansluitend op zijn vertrek uit het land van oorsprong? |
Gerecht
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/17 |
Arrest van het Gerecht van 20 oktober 2021 — Lito Maieftiko Gynaikologiko kai Cheirourgiko Kentro/Commissie
(Zaak T-191/16) (1)
(“Financiële bijstand - Zesde kaderprogramma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie ter bevordering van de totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte en van innovatie (2002-2006) - Overeenkomst inzake financiële bijstand van de Unie voor een project op het gebied van medische samenwerking - Besluit dat een executoriale titel vormt - Bevoegdheid van de Commissie - Subsidieovereenkomsten - Terugvordering van een deel van de betaalde financiële bijdrage - Arbitragebeding - Subsidiabele kosten - Gewettigd vertrouwen”)
(2021/C 502/25)
Procestaal: Grieks
Partijen
Verzoekende partij: Lito Maieftiko Gynaikologiko kai Cheirourgiko Kentro AE (Athene, Griekenland) (vertegenwoordiger: E. Tzannini, advocaat)
Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: A. Katsimerou, L. André en J. Estrada de Solà, gemachtigden, bijgestaan door E. Roussou, advocaat)
Voorwerp
Verzoek krachtens artikel 263 VWEU tot nietigverklaring van besluit C(2016) 1080 final van de Commissie van 16 februari 2016 inzake de terugvordering van een bedrag van 109 415,20 EUR, vermeerderd met rente, dat aan verzoekster is betaald in het kader van financiële bijstand ter ondersteuning van een medisch onderzoeksproject.
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
Lito Maieftiko Gynaikologiko kai Cheirourgiko Kentro AE wordt verwezen in de kosten. |
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/17 |
Arrest van het Gerecht van 20 oktober 2021 — Polskie Linie Lotnicze “LOT”/Commissie
(Zaak T-240/18) (1)
(“Mededinging - Concentraties - Luchtvervoer - Besluit waarbij een concentratie verenigbaar met de interne markt en de EER-overeenkomst wordt verklaard - Relevante markt - Beoordeling van de gevolgen van de concentratie voor de mededinging - Geen verbintenis - Motiveringsplicht”)
(2021/C 502/26)
Procestaal: Pools
Partijen
Verzoekende partij: Polskie Linie Lotnicze “LOT” S.A. (Warschau, Polen) (vertegenwoordigers: M. Jeżewski en M. König, advocaten)
Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: L. Wildpanner, T. Franchoo en J. Szczodrowski, gemachtigden)
Interveniënte aan de zijde van verwerende partij: easyJet plc (Luton, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordigers: M. Odriozola Alén, I. Terlecka en T. Reeves, advocaten)
Voorwerp
Verzoek krachtens artikel 263 VWEU strekkende tot nietigverklaring van besluit C(2017) 8776 final van de Commissie van 12 december 2017 waarbij een concentratie verenigbaar wordt verklaard met de interne markt en de EER-overeenkomst (zaak COMP/M.8672 — easyJet/Bepaalde activa van Air Berlin)
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
Polskie Linie Lotnicze “LOT” S.A. wordt verwezen in de kosten. |
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/18 |
Arrest van het Gerecht van 20 oktober 2021 — Polskie Linie Lotnicze “LOT”/Commissie
(Zaak T-296/18) (1)
(“Mededinging - Concentraties - Luchtvervoer - Besluit waarbij een concentratie verenigbaar met de interne markt en de EER-overeenkomst wordt verklaard - Relevante markt - Beoordeling van de gevolgen van de concentratie voor de mededinging - Verbintenissen - Motiveringsplicht”)
(2021/C 502/27)
Procestaal: Pools
Partijen
Verzoekende partij: Polskie Linie Lotnicze “LOT” S.A. (Warschau, Polen) (vertegenwoordigers: M. Jeżewski en M. König, advocaten)
Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: L. Wildpanner, T. Franchoo en J. Szczodrowski, gemachtigden)
Interveniënte aan de zijde van verwerende partij: Deutsche Lufthansa AG (Keulen, Duitsland) (vertegenwoordigers: S. Völcker en R. Benditz, advocaten)
Voorwerp
Verzoek krachtens artikel 263 VWEU strekkende tot nietigverklaring van besluit C(2017) 9118 final van de Commissie van 21 december 2017 waarbij een concentratie verenigbaar wordt verklaard met de interne markt en de EER-overeenkomst (zaak COMP/M.8633 — Lufthansa/Bepaalde activa van Air Berlin)
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
Polskie Linie Lotnicze “LOT” S.A. wordt verwezen in de kosten. |
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/19 |
Arrest van het Gerecht van 20 oktober 2021 — ZU / Commissie
(Gevoegde zaken T-671/18 en T-140/19) (1)
(“Openbare dienst - Ambtenaren - Overplaatsing in het belang van de dienst - Artikel 12 bis van het Statuut - Psychisch geweld - Artikel 25 van het Statuut - Motiveringsplicht - Rechten van de verdediging en recht om te worden gehoord - Kennelijke beoordelingsfout - Beginsel van behoorlijk bestuur en zorgplicht - Artikel 22 bis van het Statuut - Misbruik van bevoegdheid - Artikel 24 van het Statuut - Verzoek om bijstand - Afwijzing van het verzoek - Beoordeling 2017 - Beoordelingsrapport - Bevorderingsronde 2018 - Voorstel tot niet-bevordering - Aansprakelijkheid”)
(2021/C 502/28)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: ZU (vertegenwoordiger: C. Bernard-Glanz, advocaat)
Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: I. Melo Sampaio, D. Milanowska en L. Vernier, gemachtigden, bijgestaan door D. Waelbroeck en A. Duron, advocaten)
Voorwerp
In zaak T-671/18, verzoek krachtens artikel 270 VWEU tot, ten eerste, nietigverklaring van het besluit van de Commissie van 12 oktober 2018 om verzoeker over te plaatsen naar het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) te Brussel, van de brief van de Commissie van 29 oktober 2018 waarbij verzoeker voorlopig is bevestigd dat hij op 1 december 2018 zou aanvangen bij OLAF en hem praktische informatie is verstrekt over zijn terugkeer naar Brussel alsmede van het besluit tot afwijzing van de klacht tegen die twee besluiten en, ten tweede, vergoeding van de schade die hij met name door die besluiten zou hebben geleden; in zaak T-140/19, verzoek krachtens artikel 270 VWEU tot nietigverklaring van verzoekers beoordelingsrapport over 2017, van het voorstel om hem in 2018 niet te bevorderen, van de afwijzing van zijn op 26 januari 2018 ingediend verzoek om bijstand en van de besluiten tot afwijzing van de klachten tegen die drie besluiten
Dictum
1) |
De beroepen in de gevoegde zaken T-671/18 en T-140/19 worden verworpen. |
2) |
ZU wordt verwezen in de kosten, daaronder begrepen die van het kort geding in zaak T-671/18 R. |
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/19 |
Arrest van het Gerecht van 20 oktober 2021 — Rosca / Commissie
(Zaak T-434/19) (1)
(“Openbare dienst - Ambtenaren - Aanwerving - Aankondiging van vergelijkend onderzoek - Algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/AD/363/18 - Besluit van de jury om verzoekster niet toe te laten tot de volgende fase van het vergelijkend onderzoek - Motiveringsplicht - Kennelijk onjuiste beoordeling - Artikel 27 van het Statuut - Gelijke behandeling”)
(2021/C 502/29)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Ioana-Felicia Rosca (Wenen, Oostenrijk) (vertegenwoordigers: L.-O. Tufler et B. Nelissen, advocaten)
Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: M. Brauhoff, D. Milanowska en L. Vernier, gemachtigden)
Voorwerp
Verzoek krachtens artikel 270 VWEU tot nietigverklaring van het besluit van de jury van algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/AD/363/18 van 22 maart 2019 tot afwijzing van verzoeksters sollicitatie en weigering om haar toe te laten tot het assessment van dat vergelijkend onderzoek
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
Ioana-Felicia Rosca wordt verwezen in de kosten. |
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/20 |
Arrest van het Gerecht van 20 oktober 2021 — Novolipetsk Steel/Commissie
(Zaak T-790/19) (1)
(“Maatregelen die de Unie kan nemen ten aanzien van het gecombineerde effect van antidumping- of antisubsidiemaatregelen en vrijwaringsmaatregelen - Invoer van koudgewalste platte producten van staal en warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal - Wijziging van verordeningen tot instelling van antidumping- of antisubsidiemaatregelen voor producten waarop vrijwaringsmaatregelen van toepassing zijn - Beginsel van non-discriminatie - Kennelijk onjuiste beoordeling”)
(2021/C 502/30)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Novolipetsk Steel PAO (Lipetsk, Rusland) (vertegenwoordigers: E. Gergondet en P. Vander Schueren, advocaten)
Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: G. Luengo en P. Němečková, gemachtigden)
Voorwerp
Verzoek krachtens artikel 263 VWEU strekkende tot nietigverklaring van uitvoeringsverordening (EU) 2019/1382 van de Commissie van 2 september 2019 tot wijziging van een aantal verordeningen tot instelling van antidumping- of antisubsidiemaatregelen ten aanzien van bepaalde staalproducten waarop vrijwaringsmaatregelen van toepassing zijn (PB 2019, L 227, blz. 1), voor zover deze verordening betrekking heeft op de verzoekende partij
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
Novolipetsk Steel PAO wordt verwezen in haar eigen kosten en in de kosten van de Europese Commissie. |
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/21 |
Arrest van het Gerecht van 20 oktober 2021 — JMS Sports/EUIPO — Inter-Vion (Spiraalvormig haarelastiekje)
(Zaak T-823/19) (1)
(“Gemeenschapsmodel - Nietigheidsprocedure - Ingeschreven gemeenschapsmodel dat een spiraalvormig haarelastiekje weergeeft - Openbaarmaking van de oudere modellen - Openbaarmaking op internet - Artikel 7, lid 1, van verordening (EG) nr. 6/2002 - Wapengelijkheid - Bewijzen die voor het eerst voor het Gerecht zijn overgelegd”)
(2021/C 502/31)
Procestaal: Pools
Partijen
Verzoekende partij: JMS Sports sp. z o.o. (Łódź, Polen) (vertegenwoordigers: D. Piróg en J. Słupski, advocaten)
Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: E. Śliwińska en D. Walicka, gemachtigden)
Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniënte voor het Gerecht: Inter-Vion S.A. (Warschau, Polen) (vertegenwoordigers: T. Grucelski en T. Gawliczek, advocaten)
Voorwerp
Beroep tegen de beslissing van de derde kamer van beroep van het EUIPO van 13 september 2019 (zaak R 1573/2018-3) inzake een nietigheidsprocedure tussen Inter-Vion en JMS Sports
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
JMS Sports sp. z o.o. draagt haar eigen kosten en die van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) en van Inter-Vion S.A. |
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/21 |
Arrest van het Gerecht van 20 oktober 2021 — Intis/EUIPO — Televes (TELEVEND)
(Zaak T-112/20) (1)
(“Uniemerk - Nietigheidsprocedure - Uniewoordmerk TELEVEND - Ouder Uniewoordmerk TELEVES - Relatieve weigeringsgrond - Verwarringsgevaar - Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009 [thans artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001]”)
(2021/C 502/32)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Intis d.o.o. (Zagreb, Kroatië) (vertegenwoordiger: T. Nagy, advocaat)
Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: V. Ruzek, gemachtigde)
Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniërend voor het Gerecht: Televes, SA (Santiago de Compostella, Spanje) (vertegenwoordiger: F. Peña López, advocaat)
Voorwerp
Beroep tegen de beslissing van de vijfde kamer van beroep van het EUIPO van 12 december 2019 (zaak R 1923/2019-5) inzake een nietigheidsprocedure tussen Televes en Intis
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
Intis d.o.o. wordt verwezen in de kosten. |
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/22 |
Arrest van het Gerecht van 20 oktober 2021 — Square/EUIPO ($ Cash App)
(Zaak T-210/20) (1)
(“Uniemerk - Internationale inschrijving met aanduiding van de Europese Unie - Beeldmerk $ Cash App - Absolute weigeringsgrond - Geen onderscheidend vermogen - Artikel 7, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001 - Recht om te worden gehoord - Motiveringsplicht - Artikel 94, lid 1, van verordening 2017/1001 - Gelijke behandeling en beginsel van behoorlijk bestuur”)
(2021/C 502/33)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Square, Inc. (San Francisco, Californië, Verenigde Staten) (vertegenwoordigers: M. Hawkins, solicitor, K. Lüder en T. Dolde, advocaten)
Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: L. Lapinskaite, J. Crespo Carrillo et V. Ruzek, gemachtigden)
Voorwerp
Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het EUIPO van 5 februari 2020 (zaak R 811/2019-1) inzake de internationale inschrijving met aanduiding van de Europese Unie van het beeldmerk $ Cash App
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
Square, Inc. draagt haar eigen kosten en die van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO). |
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/22 |
Arrest van het Gerecht van 20 oktober 2021 — Square/EUIPO ($ Cash App)
(Zaak T-211/20) (1)
(“Uniemerk - Internationale inschrijving met aanduiding van de Europese Unie - Beeldmerk $ Cash App - Absolute weigeringsgrond - Geen onderscheidend vermogen - Artikel 7, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001 - Recht om te worden gehoord - Artikel 94, lid 1, van verordening 2017/1001”)
(2021/C 502/34)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Square, Inc. (San Francisco, Californië, Verenigde Staten) (vertegenwoordigers: M. Hawkins, solicitor, K. Lüder en T. Dolde, advocaten)
Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: L. Lapinskaite, J. Crespo Carrillo en V. Ruzek, gemachtigden)
Voorwerp
Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het EUIPO van 5 februari 2020 (zaak R 810/2019-1) inzake de internationale inschrijving met aanduiding van de Europese Unie van het beeldmerk $ Cash App
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
Square, Inc. draagt haar eigen kosten en die van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO). |
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/23 |
Arrest van het Gerecht van 20 oktober 2021 — St. Hippolyt/EUIPO — Raisioaqua (Vital like nature)
(Zaak T-351/20) (1)
(“Uniemerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor Uniebeeldmerk Vital like nature - Ouder Uniebeeldmerk VITAL - Relatieve weigeringsgrond - Verwarringsgevaar - Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009 [thans artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001]”)
(2021/C 502/35)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: St. Hippolyt Holding GmbH (Dielheim, Duitsland) (vertegenwoordiger: M. Gail, advocaat)
Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: V. Ruzek, gemachtigde)
Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniënte voor het Gerecht: Raisioaqua Oy (Raisio, Finland) (vertegenwoordiger: K. Rantala, advocaat)
Voorwerp
Beroep tegen de beslissing van de tweede kamer van beroep van het EUIPO van 9 maart 2020 (zaak R 1279/2019-2) inzake een oppositieprocedure tussen Raisioaqua en St. Hippolyt Holding
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
St. Hippolyt Holding GmbH wordt verwezen in de kosten. |
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/24 |
Arrest van het Gerecht van 20 oktober 2021 — St. Hippolyt/EUIPO — Elephant (Strong like nature)
(Zaak T-352/20) (1)
(“Uniemerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor Uniebeeldmerk Strong like nature - Ouder Uniebeeldmerk STRONG NATURE - Relatieve weigeringsgrond - Verwarringsgevaar - Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001”)
(2021/C 502/36)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: St. Hippolyt Holding GmbH (Dielheim, Duitsland) (vertegenwoordiger: M. Gail, advocaat)
Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: L. Lapinskaite en V. Ruzek, gemachtigden)
Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniërend voor het Gerecht: Preduzeće za proizvodnju, unutrašnju i spoljnu trgovinu Elephant Co. d.o.o. (Belgrado, Servië) (vertegenwoordiger: D. Cañadas Arcas, advocaat)
Voorwerp
Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het EUIPO van 27 maart 2020 (zaak R 1909/2019-1) inzake een oppositieprocedure tussen Preduzeće za proizvodnju, unutrašnju i spoljnu trgovinu Elephant en St. Hippolyt Holding
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
St. Hippolyt Holding GmbH wordt verwezen in de kosten. |
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/24 |
Arrest van het Gerecht van 27 oktober 2021 — Jiruš/EUIPO — Nile Clothing (Racing Syndicate)
(Zaak T-356/20) (1)
(“Uniemerk - Nietigheidsprocedure - Uniebeeldmerk Racing Syndicate - Ouder internationaal woordmerk SYNDICATE - Bewijzen die voor het eerst worden overgelegd voor de kamer van beroep - Artikel 95, lid 2, van verordening (EU) 2017/1001 - Relatieve weigeringsgrond - Verwarringsgevaar - Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009 [thans artikel 8, lid 1, onder b) van verordening 2017/1001]”)
(2021/C 502/37)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Václav Jiruš (Vitín, Tsjechië) (vertegenwoordiger: J. Zedníková, advocaat)
Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: D. Gája, gemachtigde)
Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniërend voor het Gerecht: Nile Clothing AG (Sutz-Lattrigen, Zwitserland) (vertegenwoordigers: C. Raßmann, M. Suether en F. Adinolfi, advocaten)
Voorwerp
Beroep tegen de beslissing van de vijfde kamer van beroep van het EUIPO van 31 maart 2020 (zaak R 1488/2019-5) inzake een nietigheidsprocedure tussen Nile Clothing en V. Jiruš
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
Václav Jiruš wordt verwezen in de kosten. |
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/25 |
Arrest van het Gerecht van 20 oktober 2021 — Yadex International/EUIPO — Sütas Süt Ürünleri (PINAR Süzme Peynir)
(Zaak T-559/20) (1)
(“Uniemerk - Oppositieprocedure - Internationale inschrijving met aanduiding van de Europese Unie - Beeldmerk PINAR Süzme Peynir - Ouder internationaal beeldmerk Süzme Peynir - Relatieve weigeringsgrond - Verwarringsgevaar - Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001”)
(2021/C 502/38)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Yadex International GmbH (Frankfurt am Main, Duitsland) (vertegenwoordiger: N. Johnson, advocaat)
Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: A. Folliard-Monguiral, gemachtigde)
Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniënte voor het Gerecht: Sütas Süt Ürünleri AS (Bursa, Turkije) (vertegenwoordiger: O. Ruhl, advocaat)
Voorwerp
Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het EUIPO van 2 juli 2020 (zaak R 2127/2019-1) inzake een oppositieprocedure tussen Sütas Süt Ürünleri en Yadex International
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
Yadex International GmbH wordt verwezen in de kosten. |
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/25 |
Arrest van het Gerecht van 20 oktober 2021 — Yadex International/EUIPO — Sütas Süt Ürünleri (PINAR Tam kivaminda Süzme Peynir Yumusacik ve Leziz)
(Zaak T-560/20) (1)
(“Uniemerk - Oppositieprocedure - Internationale inschrijving met aanduiding van de Europese Unie - Beeldmerk PINAR Tam kivaminda Süzme Peynir Yumusacik ve Leziz - Ouder internationaal beeldmerk Süzme Peynir - Relatieve weigeringsgrond - Verwarringsgevaar - Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001”)
(2021/C 502/39)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Yadex International GmbH (Frankfurt am Main, Duitsland) (vertegenwoordiger: N. Johnson, advocaat)
Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: A. Folliard-Monguiral, gemachtigde)
Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniënte voor het Gerecht: Sütas Süt Ürünleri AS (Bursa, Turkije) (vertegenwoordiger: O. Ruhl, advocaat)
Voorwerp
Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het EUIPO van 2 juli 2020 (zaak R 2126/2019-1) inzake een oppositieprocedure tussen Sütas Süt Ürünleri en Yadex International
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
Yadex International GmbH wordt verwezen in de kosten. |
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/26 |
Arrest van het Gerecht van 20 oktober 2021 — Roller/EUIPO — Flex Equipos de Descanso (DORMILLO)
(Zaak T-596/20) (1)
(“Uniemerk - Oppositieprocedure - Internationale inschrijving met aanduiding van de Europese Unie - Beeldmerk DORMILLO - Ouder Uniebeeldmerk DORMILON - Relatieve weigeringsgrond - Verwarringsgevaar - Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001”)
(2021/C 502/40)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Roller GmbH & Co. KG (Gelsenkirchen, Duitsland) (vertegenwoordiger: W. Zürbig, advocaat)
Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: A. Folliard-Monguiral en V. Ruzek, gemachtigden)
Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO: Flex Equipos de Descanso, SA (Getafe, Spanje)
Voorwerp
Beroep tegen de beslissing van de tweede kamer van beroep van het EUIPO van 26 juni 2020 (zaak R 2846/2019-2) inzake een oppositieprocedure tussen Flex Equipos de Descanso en Roller
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
Roller GmbH & Co. KG wordt verwezen in de kosten. |
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/27 |
Arrest van het Gerecht van 20 oktober 2021 — Roller/EUIPO — Flex Equipos de Descanso (Dormillo)
(Zaak T-597/20) (1)
(“Uniemerk - Oppositieprocedure - Internationale inschrijving met aanduiding van de Europese Unie - Woordmerk Dormillo - Ouder Uniebeeldmerk DORMILON - Relatieve weigeringsgrond - Verwarringsgevaar - Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001”)
(2021/C 502/41)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Roller GmbH & Co. KG (Gelsenkirchen, Duitsland) (vertegenwoordiger: W. Zürbig, advocaat)
Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: A. Folliard-Monguiral en V. Ruzek, gemachtigden)
Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO: Flex Equipos de Descanso, SA (Getafe, Spanje)
Voorwerp
Beroep tegen de beslissing van de tweede kamer van beroep van het EUIPO van 26 juni 2020 (zaak R 2847/2019-2) inzake een oppositieprocedure tussen Flex Equipos de Descanso en Roller
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
Roller GmbH & Co. KG wordt verwezen in de kosten. |
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/27 |
Beschikking van het Gerecht van 1 oktober 2021 — IJ / Parlement
(Zaak T-74/20) (1)
(“Openbare dienst - Artikel 100 RAP - Medisch voorbehoud van vijf jaar - Klacht bij de Ombudsman - Beroepstermijn - Tardiviteit - Geen belangrijke nieuwe feiten - Niet-ontvankelijkheid”)
(2021/C 502/42)
Procestaal: Frans
Partijen
Verzoekende partij: IJ (vertegenwoordigers: L. Levi, M. Vandenbussche en A. Champetier, advocaten)
Verwerende partij: Europees Parlement (vertegenwoordigers: T. Lazian en C. González Argüelles, gemachtigden)
Interveniënten aan de zijde van verwerende partij: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: M. Bauer en M. Alver, gemachtigden), Europese Commissie (vertegenwoordigers: T. Bohr, L. Vernier en M. Brauhoff, gemachtigden)
Voorwerp
Verzoek op grond van artikel 270 VWEU strekkende tot nietigverklaring van het besluit van het Parlement van 10 oktober 2018 om op verzoekster het medisch voorbehoud toe te passen dat is opgenomen in artikel 100, eerste alinea, van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie en, voor zover nodig, van het besluit van 29 oktober 2019 tot verwerping van de tegen dit besluit gerichte klacht van 8 januari 2019.
Dictum
1) |
Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard. |
2) |
IJ draagt haar eigen kosten en die van het Europees Parlement. |
3) |
De Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie dragen hun eigen kosten. |
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/28 |
Beschikking van het Gerecht van 14 oktober 2021 — Junqueras i Vies / Parlement
(Zaak T-100/20) (1)
(“Beroep tot nietigverklaring - Institutioneel recht - Lid van het Parlement - Voorrechten en immuniteiten - Verzoek om de voorrechten en immuniteiten te verdedigen - Besluit van de voorzitter van het Parlement om dit verzoek niet in te willigen - Geen procesbelang - Niet-ontvankelijkheid”)
(2021/C 502/43)
Procestaal: Spaans
Partijen
Verzoekende partij: Oriol Junqueras i Vies (Sant Joan de Vilatorrada, Spanje) (vertegenwoordiger: M. Marsal i Ferret, advocaat)
Verwerende partij: Europees Parlement (vertegenwoordigers: N. Görlitz en C. Burgos, gemachtigden)
Voorwerp
Verzoek krachtens artikel 263 VWEU tot nietigverklaring van het besluit van de voorzitter van het Parlement van 10 december 2019 om het in het bijzonder uit naam van verzoeker ingediende verzoek om verdediging van diens immuniteiten zoals bedoeld in artikel 9, eerste een tweede alinea, van Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteit van de Europese Unie, niet in te willigen.
Dictum
1) |
Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard. |
2) |
Er hoeft geen uitspraak te worden gedaan op het verzoek tot interventie van het Koninkrijk Spanje. |
3) |
Oriol Junqueras i Vies wordt verwezen in zijn eigen kosten en in die van het Europees Parlement. |
4) |
Het Koninkrijk Spanje draagt zijn eigen kosten betreffende zijn verzoek om interventie. |
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/28 |
Beschikking van het Gerecht van 19 oktober 2021 — JH / Europol
(Zaak T-208/20) (1)
(“Beroep tot schadevergoeding - Openbare dienst - Tijdelijke functionarissen - Europol - Bewijskracht van het bewijsmateriaal - Ontbreken van een bezwarende handeling - Onregelmatigheid van de precontentieuze procedure - Niet-ontvankelijkheid”)
(2021/C 502/44)
Procestaal: Duits
Partijen
Verzoekende partij: JH (vertegenwoordigers: M. Quaas en T. Flachsbarth, advocaten)
Verwerende partij: Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (vertegenwoordigers: O. Sajin en A. Ketels, gemachtigden, bijgestaan door B. Wägenbaur, advocaat)
Voorwerp
Verzoek krachtens artikel 270 VWEU tot vergoeding van de schade die verzoeker zou hebben geleden als gevolg van, ten eerste, de instructie van Europol van 2 april 2019 om hem met onmiddellijke ingang van zijn taken te ontheffen en, ten tweede, het verzuim om overeenkomstig de toepasselijke bepalingen een tegen hem gerichte klacht te hebben onderzocht
Dictum
1) |
Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard. |
2) |
JH wordt verwezen in de kosten. |
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/29 |
Beschikking van het Gerecht van 5 oktober 2021 — Junqueras i Vies / Parlement
(Zaak T-613/20) (1)
(“Beroep tot nietigverklaring - Handeling waarbij het Parlement akte neemt van de verkiezing van een lid van het Europees Parlement nadat de zetel van een ander lid vacant is geworden - Procesbevoegdheid - Begrip “adressaat” van een besluit - Niet rechtstreeks geraakt - Geen regelgevingshandeling van algemene strekking - Niet-ontvankelijkheid”)
(2021/C 502/45)
Procestaal: Spaans
Partijen
Verzoekende partij: Oriol Junqueras i Vies (Sant Joan de Vilatorrada, Spanje) (vertegenwoordiger: M. Marsal i Ferret, advocaat)
Verwerende partij: Europees Parlement (vertegenwoordigers: N. Görlitz, T. Lukácsi en C. Burgos, gemachtigden)
Voorwerp
Verzoek krachtens artikel 263 VWEU tot nietigverklaring van de handeling waarbij akte wordt genomen van de verkiezing van Jordi Solé i Ferrando tot lid van het Europees Parlement per 3 januari 2020 ter vervanging van verzoeker, zoals verkondigd door de voorzitter van het Parlement tijdens de plenaire vergadering van 23 juli 2020.
Dictum
1) |
Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard. |
2) |
Er hoeft geen uitspraak te worden gedaan op het verzoek tot interventie van het Koninkrijk Spanje. |
3) |
Oriol Junqueras i Vies wordt verwezen in de kosten. |
4) |
Het Koninkrijk Spanje draagt de kosten betreffende zijn verzoek om interventie. |
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/30 |
Beschikking van het Gerecht van 14 oktober 2021 — Amazon.com e.a./Commissie
(Zaak T-19/21) (1)
(“Beroep tot nietigverklaring - Mededinging - Misbruik van machtspositie - Onlineverkoop - Besluit om een onderzoek te openen - Territoriaal bereik van het onderzoek - Italië daarvan uitgesloten - Handeling waartegen geen beroep kan worden ingesteld - Voorbereidende handeling - Niet-ontvankelijkheid”)
(2021/C 502/46)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partijen: Amazon.com, Inc. (Wilmington, Delaware, Verenigde Staten), Amazon Services Europe Sàrl (Luxemburg, Luxemburg), Amazon EU Sàrl (Luxemburg), Amazon Europe Core Sàrl (Luxemburg) (vertegenwoordigers: A. Komninos en G. Tantulli, advocaten)
Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: B. Ernst, T. Franchoo, G. Meessen en C. Sjödin, gemachtigden)
Voorwerp
Verzoek krachtens artikel 263 VWEU tot gedeeltelijke nietigverklaring van besluit C(2020) 7692 final van de Commissie van 10 november 2020 houdende inleiding van een procedure op grond van artikel 102 VWEU in zaak AT.40703 Amazon — Buy Box.
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
Op de verzoeken tot interventie van de Italiaanse Republiek, de Autorità Garante della Concorrenza e del Mercato (mededingings- en marktautoriteit, Italië), de Chamber of Commerce of the United States of America (kamer van koophandel van de Verenigde Staten van Amerika) en de Computer & Communications Industry Association hoeft niet te worden beslist. |
3) |
Amazon.com, Inc., Amazon Services Europe Sàrl, Amazon EU Sàrl en Amazon Europe Core Sàrl dragen hun eigen kosten en de kosten van de Europese Commissie. |
4) |
De Italiaanse Republiek, de Autorità Garante della Concorrenza e del Mercato, de Chamber of Commerce of the United States of America en de Computer & Communications Industry Association dragen elk hun eigen kosten in verband met de verzoeken tot interventie. |
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/30 |
Beschikking van de president van het Gerecht van 20 oktober 2021 — Girardi/EUIPO
(Zaak T-497/21 R)
(“Kort geding - Uniemerk - Beroepsmatige vertegenwoordiging - Verzoek om opschorting van de tenuitvoerlegging - Geen spoedeisendheid”)
(2021/C 502/47)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Giovanna Paola Girardi (Madrid, Spanje) (vertegenwoordiger: G. Macías Bonilla, advocaat)
Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: A. Söder en G. Predonzani, gemachtigden)
Voorwerp
Verzoek krachtens de artikelen 278 en 279 VWEU tot opschorting van de tenuitvoerlegging van ten eerste het besluit van het EUIPO van 14 juni 2021 betreffende de bevoegdheid van verzoekster om op te treden als vertegenwoordiger voor het EUIPO en ten tweede de afdeling betreffende beroepsmatige vertegenwoordiging van Spaanse advocaten die is opgenomen in de richtsnoeren van het EUIPO inzake Uniemerken en modellen (deel A, afdeling 5, bijlage 1)
Dictum
1) |
Het verzoek in kort geding wordt afgewezen. |
2) |
De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden. |
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/31 |
Beroep ingesteld op 8 september 2021 — European Lotto and Betting/EUIPO — Tipp24 Services (Cash4Life)
(Zaak T-554/21)
(2021/C 502/48)
Taal van het verzoekschrift: Engels
Partijen
Verzoekende partij: European Lotto and Betting Ltd (Ocean Village, Gibraltar) (vertegenwoordiger: D. Egan, solicitor)
Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)
Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Tipp24 Services Ltd (Londen, Verenigd Koninkrijk)
Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO
Houder van het betrokken merk: verzoekende partij
Betrokken merk: Uniewoordmerk Cash4Life — Uniemerk nr. 15 065 964
Procedure voor het EUIPO: nietigheidsprocedure
Bestreden beslissing: beslissing van de eerste kamer van beroep van het EUIPO van 8 juli 2021 in zaak R 264/2020-1
Conclusies
— |
vernietiging van de bestreden beslissing; |
— |
verwijzing van het EUIPO en Tipp24 in hun eigen kosten en in die van European Lotto and Betting Ltd. |
Aangevoerde middelen
— |
schending van artikel 7, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad; |
— |
schending van artikel 7, lid 1, onder c), van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad. |
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/31 |
Beroep ingesteld op 7 september 2021 — WG/EUIPO
(Zaak T-567/21)
(2021/C 502/49)
Procestaal: Duits
Partijen
Verzoekende partij: WG (vertegenwoordiger: P. Schimanek, advocaat)
Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)
Conclusies
— |
nietigverklaring van het besluit van de raad van bestuur van het EUIPO van 17 november 2020 waarbij verzoekster niet werd benoemd tot lid van de kamer van beroep in het kader van selectieprocedure “EXT/20/42/AD 11/Lid van een kamer van beroep”; |
— |
nietigverklaring van het besluit van de raad van bestuur van dezelfde dag waarbij Nina Korjus, Dr. Alejandra González en Sergio Rizzo tot lid werden benoemd; |
— |
nietigverklaring van het besluit waarbij verzoekster niet werd opgenomen in de lijst van de zes kandidaten die de selectiecommissie de raad van bestuur heeft voorgesteld om bij stemming te beslissen; |
— |
nietigverklaring van alle besluiten die aan deze besluiten voorafgaan en daartoe leiden, van de selectiecommissie, van de raad van bestuur en in voorkomend geval van anderen in selectieprocedure “EXT/20/42/AD 11/Lid van een kamer van beroep”; |
— |
nietigverklaring van het besluit van 7 juni 2021, waarbij het beroep van verzoekster werd afgewezen; |
— |
het EUIPO verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster vier middelen aan.
1. |
Eerste middel: schending van artikel 166 van verordening (EU) 2017/1001 (1) en procedurefouten
|
2. |
Tweede middel: kennelijke beoordelingsfouten door de objectieve ongeschiktheid van het onderzoek van de kandidaten in het sollicitatiegesprek.
|
3. |
Derde middel: niet-eerbiediging van de vacature en wijziging achteraf van de selectiecriteria
|
4. |
Vierde middel: schendingen van de beginselen van gelijke behandeling en transparantie, niet-nakoming van de documentatieplicht, ontoereikende motivering en bevoegdheidsoverschrijding
|
(1) Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk (PB 2017, L 154, blz. 1).
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/33 |
Beroep ingesteld op 16 september 2021 — Kakuzo/EUIPO — Rauch Fruchtsäfte (Kakuzo)
(Zaak T-592/21)
(2021/C 502/50)
Taal van het verzoekschrift: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Kakuzo GmbH (Berlijn, Duitsland) (vertegenwoordigers: O. Spieker, A. Schönfleisch en D. Mienert, advocaten)
Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)
Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Rauch Fruchtsäfte GmbH (Rankweil, Oostenrijk)
Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO
Aanvrager van het betrokken merk: verzoekende partij
Betrokken merk: aanvraag voor Uniewoordmerk Kakuzo — inschrijvingsaanvraag nr. 17 452 541
Procedure voor het EUIPO: oppositieprocedure
Bestreden beslissing: beslissing van de vijfde kamer van beroep van het EUIPO van 8 juli 2021 in zaak R 356/2021-5
Conclusies
— |
vernietiging van de bestreden beslissing; |
— |
verwijzing van het EUIPO in de kosten. |
Aangevoerd middel
— |
schending van artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad. |
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/34 |
Beroep ingesteld op 23 september 2021 — ADS L. Kowalik, B. Włodarczyk/EUIPO — ESSAtech (Afstandsbedieningen [draadloos] (Accessoires voor -))
(Zaak T-611/21)
(2021/C 502/51)
Taal van het verzoekschrift: Pools
Partijen
Verzoekende partij: ADS L. Kowalik, B. Włodarczyk s.c. (Sosnowiec, Polen) (vertegenwoordiger: M. Oleksyn, radca prawny)
Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)
Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: ESSAtech (Přistoupim, Tsjechië)
Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO
Houder van het betrokken model: verzoekende partij
Betrokken model: gemeenschapsmodel Afstandsbedieningen [draadloos] (Accessoires voor -) — gemeenschapsmodel nr. 4 539 302-0001
Bestreden beslissing: beslissing van de derde kamer van beroep van het EUIPO van 5 juli 2021 in zaak R 1070/2020-3
Conclusies
— |
vernietiging van de bestreden beslissing; |
— |
verwijzing van het EUIPO en andere partij in hun eigen kosten en in verzoeksters kosten, met inbegrip van de kosten van de procedure voor het EUIPO. |
Aangevoerde middelen
— |
schending van artikel 8, lid 1, juncto artikel 25, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 6/2002 en van het in zaak C-395/16, DOCERAM (1), vastgestelde beginsel van de rechtsstaat, alsook schending van artikel 41, lid 2, onder c), en artikel 41, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (beginsel van behoorlijk bestuur); |
— |
schending van artikel 63, lid 1, juncto artikel 63, lid 2, van die verordening en van het in zaak C-395/16, DOCERAM, vastgestelde beginsel van de rechtsstaat, alsook schending van artikel 41, lid 2, onder c), en artikel 41, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (beginsel van behoorlijk bestuur). |
(1) Arrest van 8 maart 2018, DOCERAM, C-395/16, EU:C:2018:172.
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/34 |
Beroep ingesteld op 23 september 2021 — ADS L. Kowalik, B. Włodarczyk/EUIPO — ESSAtech (Afstandsbedieningen [draadloos] (Accessoires voor -))
(Zaak T-612/21)
(2021/C 502/52)
Taal van het verzoekschrift: Pools
Partijen
Verzoekende partij: ADS L. Kowalik, B. Włodarczyk s.c. (Sosnowiec, Polen) (vertegenwoordiger: M. Oleksyn, radca prawny)
Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)
Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: ESSAtech (Přistoupim, Tsjechië)
Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO
Houder van het betrokken model: verzoekende partij
Betrokken model: gemeenschapsmodel Afstandsbedieningen [draadloos] (Accessoires voor -) — gemeenschapsmodel nr. 4 539 302-0003
Bestreden beslissing: beslissing van de derde kamer van beroep van het EUIPO van 14 juli 2021 in zaak R 1072/2020-3
Conclusies
— |
vernietiging van de bestreden beslissing; |
— |
verwijzing van het EUIPO en andere partij in hun eigen kosten en in verzoeksters kosten, met inbegrip van de kosten van de procedure voor het EUIPO. |
Aangevoerde middelen
— |
schending van artikel 8, lid 1, juncto artikel 25, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 6/2002 en van het in zaak C-395/16, DOCERAM (1), vastgestelde beginsel van de rechtsstaat, alsook schending van artikel 41, lid 2, onder c), en artikel 41, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (beginsel van behoorlijk bestuur); |
— |
schending van artikel 63, lid 1, juncto artikel 63, lid 2, van die verordening en van het in zaak C-395/16, DOCERAM, vastgestelde beginsel van de rechtsstaat, alsook schending van artikel 41, lid 2, onder c), en artikel 41, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (beginsel van behoorlijk bestuur). |
(1) Arrest van 8 maart 2018, DOCERAM, C-395/16, EU:C:2018:172.
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/35 |
Beroep ingesteld op 30 september 2021 — Rimini Street/EUIPO (WE DO SUPPORT)
(Zaak T-634/21)
(2021/C 502/53)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Rimini Street, Inc. (Las Vegas, Nevada, Verenigde Staten) (vertegenwoordiger: E. Ratjen, advocaat)
Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)
Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO
Betrokken merk: internationale inschrijving met aanduiding van de Europese Unie van het woordmerk WE DO SUPPORT — inschrijvingsaanvraag nr. 1 559 178
Bestreden beslissing: beslissing van de vierde kamer van beroep van het EUIPO van 3 augustus 2021 in zaak R 710/2021-4
Conclusies
— |
vernietiging van de bestreden beslissing; |
— |
verwijzing van het EUIPO in de kosten. |
Aangevoerd middel
— |
schending van artikel 7, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad juncto artikel 7, lid 2, van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad. |
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/36 |
Beroep ingesteld op 5 oktober 2021 — YD / FRA
(Zaak T-648/21)
(2021/C 502/54)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: YD (vertegenwoordigers: L. Levi en M. Vandenbussche, advocaten)
Verwerende partij: Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten
Conclusies
— |
nietigverklaring van het besluit van de directeur van de verwerende partij om verzoeker geen uitzondering op grond van artikel 12, lid 2, onder a), van de RAP (1) te verlenen en dientengevolge zijn overeenkomst krachtens artikel 47, onder c), ii), RAP te beëindigen; |
— |
voor zover nodig, nietigverklaring van het besluit van de directeur van de verwerende partij tot afwijzing van de klacht die verzoeker uit hoofde van artikel 90, lid 2, tegen bovengenoemd besluit heeft ingediend; |
— |
vergoeding van verzoekers immateriële schade welke ex aequo et bono op 50 000 EUR wordt begroot; |
— |
bij wege van maatregel van instructie op grond van artikel 91 van het Reglement voor de procesvoering de overlegging door de verwerende partij gelasten van alle informatie over de ervaring van de nieuw aangestelde Accounting Officer zoals opgenomen in de Activity Based Budget records van de verwerende partij; en |
— |
verwijzing van de verwerende partij in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij zes middelen aan.
1. |
Eerste middel: verzoekers rechten van verdediging zijn geschonden, aangezien het bestreden besluit is vastgesteld zonder dat hij na de negatieve aanbeveling van het hoofd van de juridische dienst door de directeur is gehoord. |
2. |
Tweede middel: schending van het rechtszekerheidsbeginsel door de verwerende partij. De administratieve nota waarmee de procedure voor het verlenen van toestemming voor uitzondering werd gestart, is opgesteld door de Head of Corporate van de verwerende partij en het is daarom onduidelijk of deze procedure is ingeleid door een bevoegd gezag. Voorts is er geen bewijs dat de directeur deze administratieve nota heeft goedgekeurd. Tevens wordt gesteld dat zelfs de criteria voor de beoordeling van het dienstbelang duidelijk zijn, of zij nu zijn opgesteld door een bevoegd gezag of niet. |
3. |
Derde middel: schending van het beginsel van onpartijdigheid door de verwerende partij aangezien de aanprijzing van verzoekers geval was gedaan door zijn vroegere manager, die niet in staat was om zijn blijk van belangstelling te beoordelen in het licht van de relevante criteria en die niet onpartijdig was. |
4. |
Vierde middel: er is sprake van een kennelijke beoordelingsfout bij de beoordeling van het dienstbelang en in de motivering van het bestreden besluit. Voorts is er sprake van schending van het beginsel van behoorlijk bestuur en van misbruik van bevoegdheid. |
5. |
Vijfde middel: schending van het beginsel van behoorlijk bestuur, niet-nakoming van de zorgplicht, schending van artikel 41 van het Handvest en van het rechtszekerheidsbeginsel, aangezien verzoeker, een personeelslid uit het VK, gedurende bijna twee jaar geen duidelijkheid had over zijn rechtspositie. |
6. |
Zesde middel: het bestreden besluit werkt discriminatie op grond van verzoekers gezondheid in de hand. |
(1) Verordening nr. 31 (E.E.G.), nr. 11 (E.G.A.), tot vaststelling van het statuut van de ambtenaren en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PB 45, 1962, blz. 1385).
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/37 |
Beroep ingesteld op 11 oktober 2021 — H/2 Credit Manager/EUIPO — Hcapital Partners SCR (H/2 CAPITAL PARTNERS)
(Zaak T-656/21)
(2021/C 502/55)
Taal van het verzoekschrift: Engels
Partijen
Verzoekende partij: H/2 Credit Manager LP (Stamford, Connecticut, Verenigde Staten) (vertegenwoordigers: S. Malynicz, Barrister-at-Law, en J. Bittner, advocaat)
Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)
Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Hcapital Partners SCR, SA (Lissabon, Portugal)
Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO
Aanvrager van het betrokken merk: verzoekende partij
Betrokken merk: aanvraag voor Uniewoordmerk H/2 CAPITAL PARTNERS — inschrijvingsaanvraag nr. 17 599 374
Procedure voor het EUIPO: oppositieprocedure
Bestreden beslissing: beslissing van de vijfde kamer van beroep van het EUIPO van 16 juli 2021 in zaak R 1954/2019-5
Conclusies
— |
de bestreden beslissing vernietigen; |
— |
het EUIPO en de andere partij (indien deze deelneemt aan de procedure) verwijzen in de kosten. |
Aangevoerde middelen
— |
de kamer van beroep heeft ten onrechte geoordeeld dat tot het betrokken publiek ook het grote publiek behoorde; |
— |
de kamer van beroep heeft nagelaten de beide merken elk apart in hun totaliteit te beschouwen en daarbij rekening te houden met hun belangrijkste en kenmerkende elementen. |
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/37 |
Beroep ingesteld op 15 oktober 2021 — YF / EFCA
(Zaak T-664/21)
(2021/C 502/56)
Procestaal: Frans
Partijen
Verzoekende partij: YF (vertegenwoordiger: M. Casado García-Hirschfeld, advocaat)
Verwerende partij: Europees Bureau voor visserijcontrole
Conclusies
— |
het onderhavige beroep ontvankelijk en gegrond verklaren; |
dientengevolge,
— |
het bestreden besluit van 18 februari 2021, waarbij verzoekers overeenkomst van tijdelijk functionaris voor onbepaalde tijd is beëindigd, en, voor zover nodig, het afwijzend besluit van 5 juli 2021 nietig verklaren; |
— |
de verwerende partij verwijzen in alle kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij een middel aan dat uit twee onderdelen bestaat.
1. |
Eerste middel, ontleend aan een kennelijke beoordelingsfout. |
2. |
Tweede middel, ontleend aan schending van het beginsel van behoorlijk bestuur en van het evenredigheidsbeginsel. |
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/38 |
Beroep ingesteld op 12 oktober 2021 — BAWAG PSK / ECB
(Zaak T-667/21)
(2021/C 502/57)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: BAWAG PSK Bank für Arbeit und Wirtschaft und Österreichische Postsparkasse AG (Wenen, Oostenrijk) (vertegenwoordigers: H. Bälz en D. Bliesener, advocaten)
Verwerende partij: Europese Centrale Bank
Conclusies
De verzoekende partij verzoekt het Gerecht om:
— |
het besluit van de verwerende partij van 2 augustus 2021 (1) nietig te verklaren; |
— |
de verwerende partij te verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vijf middelen aan.
1. |
Eerste middel: de verwerende partij is onbevoegd om winstafromingsrente op te leggen krachtens § 97, lid 1, van het Bankwesengesetz (Oostenrijkse bankwet, BWG). |
2. |
Tweede middel: het opleggen van winstafromingsrente krachtens § 97, lid 1, BWG is beperkt in de tijd. |
3. |
Derde middel: de verzoekende partij heeft de in artikel 395, lid 1, van verordening (EU) nr. 575/2013 (2) vastgestelde limiet voor grote blootstelling niet overschreden. |
4. |
Vierde middel: het bestreden besluit is vastgesteld in strijd met het recht van de verzoekende partij om te worden gehoord. |
5. |
Vijfde middel: de verwerende partij heeft het bedrag van de winstafromingsrente onjuist berekend op basis van § 97, lid 1, BWG. |
(1) Nr. SSM- 2021-ATBAW-7_ESA-2018-0000126.
(2) Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van verordening (EU) nr. 648/2012 (PB 2013, L 176, blz. 1).
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/39 |
Beroep ingesteld op 18 oktober 2021 — Grupa “Lew”/EUIPO — Lechwerke (GRUPALEW.)
(Zaak T-672/21)
(2021/C 502/58)
Taal van het verzoekschrift: Pools
Partijen
Verzoekende partij: Grupa “LEW” S.A. (Częstochowa, Polen) (vertegenwoordiger: A. Korbela, advocaat)
Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)
Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Lechwerke AG (Augsburg, Duitsland)
Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO
Houder van het betrokken merk: verzoekende partij
Betrokken merk: internationale inschrijving, met aanduiding van de Europese Unie, van het beeldmerk GRUPALEW. — internationale inschrijving, met aanduiding van de Europese Unie, nr. 1 344 392
Procedure voor het EUIPO: oppositieprocedure
Bestreden beslissing: beslissing van de vierde kamer van beroep van het EUIPO van 17 augustus 2021 in zaak R 2763/2019-4
Conclusies
— |
vernietiging van de bestreden beslissing; |
— |
vernietiging van de beslissing van de oppositieafdeling van het EUIPO van 25 oktober 2019 (die voorafgaat aan de bestreden beslissing); |
— |
terugverwijzing naar het EUIPO van oppositie nr. B 002956640 die op 13 september 2017 is ingesteld door Lechwerke AG, gevestigd te Augsburg (Duitsland). |
Aangevoerd middel
— |
schending van artikel 10 van gedelegeerde verordening (EU) 2018/625 (1). |
(1) Gedelegeerde verordening (EU) 2018/625 van de Commissie van 5 maart 2018 ter aanvulling van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad inzake het Uniemerk en tot intrekking van gedelegeerde verordening (EU) 2017/1430 (PB 2018, L 104, blz. 1).
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/39 |
Beroep ingesteld op 19 oktober 2021 — Target Brands/EUIPO — The Art Company B & S (art class)
(Zaak T-676/21)
(2021/C 502/59)
Taal van het verzoekschrift: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Target Brands, Inc. (Minneapolis, Minnesota, Verenigde Staten) (vertegenwoordiger: R. Kunze, advocaat)
Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)
Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: The Art Company B & S, SA (Quel, Spanje)
Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO
Aanvrager van het betrokken merk: verzoekende partij
Betrokken merk: aanvraag voor Uniebeeldmerk art class — inschrijvingsaanvraag nr. 16 888 737
Procedure voor het EUIPO: oppositieprocedure
Bestreden beslissing: beslissing van de vijfde kamer van beroep van het EUIPO van 9 augustus 2021 in zaak R 1596/2019-5
Conclusies
— |
de bestreden beslissing vernietigen; |
— |
verweerder verwijzen in de kosten van de procedure, met inbegrip van de kosten voor de kamer van beroep en de oppositieafdeling. |
Aangevoerd middel
— |
schending van artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad. |
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/40 |
Beroep ingesteld op 18 oktober 2021 — TL / Commissie
(Zaak T-677/21)
(2021/C 502/60)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: TL (vertegenwoordigers: L. Levi en N. Flandin, advocaten)
Verwerende partij: Europese Commissie
Conclusies
— |
nietigverklaring van verzoekers loopbaanontwikkelingsrapport (hierna; “LOR”) over 2019; |
— |
subsidiair, nietigverklaring van het LOR voor zover het de betwiste opmerkingen betreft; |
— |
voor zover nodig, nietigverklaring van het besluit van de verwerende partij van 8 juli 2021 tot afwijzing van verzoekers klacht tegen het LOR; |
— |
vergoeding gelasten van de door verzoeker geleden immateriële schade, en |
— |
de verwerende partij verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij drie middelen aan.
1. |
Eerste middel: aangezien voor 2019 geen doelstellingen zijn vastgesteld kon de verwerende partij verzoekers prestatie in 2019 niet op een juiste en eerlijke wijze beoordelen. Het ontbreken van doelstellingen heeft geresulteerd in een kennelijk onjuiste beoordeling, niet-nakoming van de zorgplicht en schending van het beginsel van behoorlijk bestuur. |
2. |
Tweede middel: de verwerende partij heeft artikel 43 van het Statuut geschonden en de Gids voor de beoordelaars. Er zijn kennelijke fouten gemaakt en de verwerende partij heeft haar bevoegdheid misbruikt. Voorts is er sprake van niet-nakoming van de zorgplicht en schending van het beginsel van behoorlijk bestuur. |
3. |
Derde middel: de verwerende partij heeft artikel 292, lid 2, VWEU junctis artikel 25, lid 2, van het Statuut en artikel 41, lid 2, van het Handvest van de grondrechten geschonden. |
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/41 |
Beroep ingesteld op 19 oktober 2021 — Mendes/EUIPO — Actial Farmaceutica (VSL3TOTAL)
(Zaak T-678/21)
(2021/C 502/61)
Taal van het verzoekschrift: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Mendes SA (Lugano, Zwitserland) (vertegenwoordiger: M. Cavattoni, advocaat)
Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)
Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Actial Farmaceutica Srl (Rome, Italië)
Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO
Houder van het betrokken merk: verzoekende partij
Betrokken merk: Uniewoordmerk VSL3TOTAL — Uniemerk nr. 11 702 172
Procedure voor het EUIPO: nietigheidsprocedure
Bestreden beslissing: beslissing van de tweede kamer van beroep van het EUIPO van 17 augustus 2021 in zaak R 1568/2020-2
Conclusies
— |
toewijzing van het onderhavige beroep; |
— |
vernietiging van de bestreden beslissing; |
— |
verwijzing van andere partij in de procedure in de kosten. |
Aangevoerd middel
— |
schending van artikel 60, lid 1, onder a), juncto artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad. |
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/41 |
Beroep ingesteld op 20 oktober 2021 — Funline International/EUIPO (AMSTERDAM POPPERS)
(Zaak T-680/21)
(2021/C 502/62)
Procestaal: Frans
Partijen
Verzoekende partij: Funline International (New York, New York, Verenigde Staten) (vertegenwoordiger: Y. Echevarría García, advocaat)
Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)
Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO
Betrokken merk: aanvraag voor Uniewoordmerk AMSTERDAM POPPERS — inschrijvingsaanvraag nr. 18 354 314
Bestreden beslissing: beslissing van de tweede kamer van beroep van het EUIPO van 20 augustus 2021 in zaak R 439/2021-2
Conclusies
— |
vernietiging van de bestreden beslissing; |
— |
inschrijving van het merk in zijn geheel; |
— |
verwijzing van het EUIPO in de kosten, met inbegrip van de kosten van de procedure voor het EUIPO. |
Aangevoerd middel
— |
schending van artikel 7, lid 1, onder c) en f), van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad. |
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/42 |
Beschikking van het Gerecht van 18 oktober 2021 — Smiths Group en Siti 1/Commissie
(Zaak T-714/19) (1)
(2021/C 502/63)
Procestaal: Engels
De president van de Tweede kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/42 |
Beschikking van het Gerecht van 5 oktober 2021 — Northgate en Northgate Europe/Commissie
(Zaak T-719/19) (1)
(2021/C 502/64)
Procestaal: Engels
De president van de Tweede kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 502/42 |
Beschikking van het Gerecht van 5 oktober 2021 — Arris Global/Commissie
(Zaak T-731/19) (1)
(2021/C 502/65)
Procestaal: Engels
De president van de Tweede kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.