|
ISSN 1977-0995 |
||
|
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 501I |
|
|
||
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Mededelingen en bekendmakingen |
64e jaargang |
|
Inhoud |
Bladzijde |
|
|
|
IV Informatie |
|
|
|
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE |
|
|
|
Raad |
|
|
2021/C 501 I/01 |
||
|
2021/C 501 I/02 |
||
|
2021/C 501 I/03 |
||
|
2021/C 501 I/04 |
|
NL |
|
IV Informatie
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE
Raad
|
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
CI 501/1 |
Conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over lichaamsbeweging het hele leven lang
(2021/C 501 I/01)
DE RAAD EN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN VAN DE LIDSTATEN, IN HET KADER VAN DE RAAD BIJEEN,
HERINNEREND AAN HET VOLGENDE:
|
1. |
In de aanbeveling van de Raad van 26 november 2013 over de stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging (HEPA) in de verschillende sectoren, wordt onder meer de lidstaten aanbevolen een doeltreffend beleid inzake gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging uit te werken middels de ontwikkeling van een sectoroverschrijdende aanpak die beleidsgebieden dekt als sport, gezondheid, onderwijs, milieu, vervoer, en andere relevante sectoren, en die in lijn is met specifieke nationale kenmerken. |
|
2. |
In de conclusies van de Raad van 15 december 2015 over het stimuleren van motorische vaardigheden, lichaamsbeweging en sportactiviteiten bij kinderen, wordt de lidstaten verzocht te overwegen sectoroverschrijdend beleid te voeren in onder meer het onderwijs, de jeugdzorg en de gezondheidszorg, dit ter bevordering van lichaamsbeweging en motorische vaardigheden in de vroege kinderjaren. |
|
3. |
In de conclusies van de Raad van 29 juni 2020 over de impact van de COVID-19-pandemie en het herstel van de sportsector, wordt de lidstaten verzocht op alle niveaus sectoroverschrijdende samenwerking en raadplegingen inzake sportrelevante onderwerpen met onder andere de sportwereld, het sportgerelateerde bedrijfsleven en andere betrokken belanghebbenden te bevorderen. |
|
4. |
In de conclusies van de Raad van 4 december 2020 over het bevorderen van sectoroverschrijdende samenwerking ten gunste van sportbeoefening en lichaamsbeweging in de samenleving wordt benadrukt dat “sectoroverschrijdende samenwerking belangrijk kan zijn om de voorwaarden voor een actieve en gezonde levensstijl te creëren of te optimaliseren”. |
|
5. |
In het werkplan van de Europese Unie voor sport 2021-2024 wordt erkend dat het bevorderen van lichaamsbeweging een hoofdonderwerp is binnen het prioriteitsgebied “Bevordering van sportbeoefening en gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging”. |
ZICH BEWUST VAN HET VOLGENDE:
|
6. |
Gebrek aan lichaamsbeweging leidt met de huidige levensstijl tot grote gezondheidsproblemen. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) beschouwt gebrek aan lichaamsbeweging als een van de belangrijkste risicofactoren voor mortaliteit (1). Door de COVID-19-pandemie zijn de gezondheidsrisico’s van gebrek aan lichaamsbeweging alleen nog maar duidelijker geworden. |
|
7. |
In Europa zien we de duidelijke tendens van gebrek aan lichaamsbeweging in de gehele bevolking aanzienlijk toenemen, met name onder jongeren. Door middel van Europese beleidsmaatregelen worden lidstaten aangemoedigd lichaamsbeweging te bevorderen en te monitoren. Op het gebied van de uitvoering is er echter nog een wereld te winnen (2). |
|
8. |
Ook in andere Europese en internationale documenten (3) is erop gewezen hoe belangrijk het is het niveau van lichaamsbeweging te monitoren binnen een holistische aanpak van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging. Het monitoren van de lichamelijke conditie met inachtneming van de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) (4) kan een betrouwbaar, empirisch onderbouwd beeld van lichamelijke activiteit opleveren en gedrag onder de aandacht brengen dat mogelijk een gezondheidsrisico met zich meebrengt. |
ZICH BEWUST VAN HETGEEN VOLGT:
|
9. |
Lichaamsbeweging is één van de belangrijkste en meest doeltreffende manieren om de lichamelijke en geestelijke gezondheid gedurende het hele leven op peil te houden. Lichaamsbeweging helpt eveneens om bepaalde aandoeningen en ziekten te voorkomen, zoals hart- en vaatziekten, diabetes type 2 enz. |
|
10. |
Systemen voor de monitoring van lichamelijke conditie kunnen meten in welke mate er te weinig wordt bewogen en hoe doeltreffend beleidsmaatregelen, actieplannen of initiatieven op lokaal, nationaal of EU-niveau zijn. |
|
11. |
Het concept van lichaamsbeweging het hele leven lang moet gebaseerd zijn op regelmatige lichaamsbeweging gedurende het hele leven. Empirisch onderbouwde, levenslange monitoring van de lichamelijke conditie kan helpen iemands gezondheid gedurende zijn hele leven op peil te houden. |
BEKLEMTONEND HETGEEN VOLGT:
|
12. |
Regelmatige en voldoende (5) lichaamsbeweging is belangrijk voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en adolescenten, zowel fysiek als wat hun geestelijke en sociale vaardigheden betreft. |
|
13. |
In het kader van een actieve en gezonde levensstijl van volwassenen is regelmatige lichaamsbeweging bijzonder belangrijk, zelfs als iemand pas op volwassen leeftijd met lichaamsbeweging begint. Regelmatige lichaamsbeweging is ook een belangrijke factor om te voorkomen dat de prestaties op het werk minder worden. Aangezien volwassenen een derde van hun leven op het werk doorbrengen, speelt de werkomgeving een enorm belangrijke rol bij de bevordering van lichaamsbeweging van werknemers. |
|
14. |
Kansarme groepen (6) in alle leeftijdscategorieën doen vaak onvoldoende aan lichaamsbeweging als gevolg van minder kansen en beperkte toegang, waardoor zij een groter risico op bepaalde ziekten lopen. We moeten deze doelgroepen gelijke kansen bieden en hen in staat stellen deel te nemen aan op maat gesneden programma’s voor regelmatige lichaamsbeweging en sport. |
|
15. |
Het concept van lichaamsbeweging het hele leven lang zou er op lange termijn voor moeten zorgen dat Europese burgers lichamelijk actiever worden zodat hun lichamelijke en geestelijke gezondheid verbetert en de druk op onze gezondheidszorgstelsels en gezondheidsgerelateerde kosten afneemt (7). Waar mogelijk moeten beleidsagenda’s op elkaar worden afgestemd en moet sectoroverschrijdende samenwerking worden aangemoedigd om tot een zo goed mogelijk resultaat te komen. |
OVERWEGENDE HETGEEN VOLGT:
|
16. |
Een gezonde levensstijl: in veel landen is het beleid inzake volksgezondheid en sport in de eerste plaats bedoeld om burgers aan te moedigen gedurende hun hele leven een actieve en gezonde levensstijl te volgen en aan lichaamsbeweging en sport te doen (8). Verschillende Europese projectinitiatieven willen tevens dat lichaamsbeweging in het zorgcurriculum wordt opgenomen met het oog op een betere adviesverlening en financiële steun voor lichaamsbeweging in de klinische setting (9). |
|
17. |
Monitoring: sommige landen monitoren veranderingen in de lichamelijke conditie van hun bevolking en kunnen ook individueel op vrijwillige basis feedback geven over hoe iemands conditie zich ontwikkelt. Sommige landen beschikken over systemen waarmee zij de lichamelijke prestaties van schoolkinderen en jongeren jaarlijks kunnen monitoren en evalueren (10). |
|
18. |
Sectoroverschrijdende samenwerking: de bevordering en monitoring van lichaamsbeweging moet grensoverschrijdend plaatsvinden met inachtneming van de AVG. Niet alleen sportgerelateerde instellingen spelen een rol bij het bevorderen van lichaamsbeweging en het monitoren van de lichamelijke conditie, maar ook instellingen die actief zijn op het gebied van volksgezondheid, infrastructuur, onderwijs en opleiding, de werkomgeving, jongeren enz. hebben hiermee te maken. Daarom is het zaak ook alle overheidsinstanties, het maatschappelijk middenveld, sportclubs, lokale gemeenschappen enz. bij dit onderwerp te betrekken. |
|
19. |
Gedragsverandering is een werk van lange adem en vergt richtsnoeren voor lichaamsbeweging (11) waarin staat dat er voldoende lichaamsbeweging in het dagelijks leven geïntegreerd moet worden. Dit betekent dat het beleid ook op geïntegreerde wijze moet worden uitgevoerd en gericht moet zijn op verschillende tijdstippen van de dag en verschillende contexten van het dagelijks leven. |
|
20. |
Media: de media kunnen een rol spelen bij het bevorderen van maatschappelijke verantwoordelijkheid, sportactiviteiten en campagnes die mensen bewustmaken van de voordelen van lichaamsbeweging, en bij het terugdringen van inactiviteit. |
|
21. |
Europese initiatieven en projecten: verschillende Europese projecten en initiatieven dragen bij aan de ontwikkeling van beleid dat een gezonde levensstijl moet bevorderen en aan de ontwikkeling van systemen voor de monitoring van lichamelijke conditie die onderling vergelijkbare, correcte en betrouwbare gegevens uit alle lidstaten van de EU moeten aanleveren. Dit kan beleidsmakers helpen om een leven lang lichaamsbeweging mogelijk te maken en een grotere impact op de gezondheid te bewerkstelligen. |
VERZOEKEN DE LIDSTATEN, OVEREENKOMSTIG HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL, OM OP DE PASSENDE NIVEAUS:
|
22. |
Lichaamsbeweging het hele leven lang te blijven bevorderen en aanmoedigen, ook onder kansarme groepen, en daarbij vooral een gebrek aan lichaamsbeweging tegen te gaan, door het uitwisselen van beste praktijken, bijvoorbeeld het gebruik van mobiele en draadloze technologieën en de media en andere communicatiekanalen. |
|
23. |
Steun te geven aan initiatieven en campagnes op nationaal, regionaal en/of lokaal niveau die lichaamsbeweging, de ontwikkeling van monitoringsystemen en sportdeelname van iedereen stimuleren, zoals de Europese week van de sport, HealthyLifestyle4All, de Eurobarometer over sport en lichaamsbeweging, het Europees gezondheidsonderzoek door middel van interviews – Vragenlijst over lichaamsbeweging (EHIS-PAQ), enz. |
|
24. |
Waar passend en in overeenstemming met de AVG te zorgen voor de oprichting en bevordering van empirisch onderbouwde nationale, regionale en/of lokale systemen voor de monitoring van lichamelijke conditie die de bevolking motiveren tot een leven lang lichaamsbeweging, met passende individuele feedbackverslagen en opvolging van veranderingen in de conditie op vrijwillige basis, en waardevolle informatie te verstrekken voor de beleidsvorming (12). |
|
25. |
Op basis van een sectoroverschrijdende aanpak, steun te geven aan beleidsmaatregelen op alle niveaus met betrekking tot de totstandbrenging van toegankelijke en duurzame openbare ruimten waar alle burgers kunnen deelnemen aan sportactiviteiten of lichaamsbeweging het hele leven lang, zoals woonwijken, nieuwbouwgebieden, aparte fietspaden of hardlooppaden en sportfaciliteiten op scholen en universiteiten enz., bijvoorbeeld via de financiële middelen van het cohesiebeleid. |
|
26. |
Met medewerking van alle relevante overheidsinstanties en de wetenschappelijke gemeenschap, een overzicht te maken van de beleidslijnen en maatregelen die tot doel hebben mensen aan te zetten tot sportactiviteiten of een leven lang lichaamsbeweging, en deze op alle niveaus op elkaar af te stemmen, en sectorale besluitvormers aan te moedigen om in hun respectieve beleid meer rekening te houden met de voordelen die een leven lang lichaamsbeweging en de monitoring van de lichamelijke conditie van de bevolking kunnen opleveren. |
|
27. |
Goede praktijken uit te wisselen over manieren om mensen te motiveren om gedurende de dag te bewegen, en informatie uit te wisselen over doeltreffende instrumenten en beleidsinitiatieven in verschillende contexten van het dagelijks leven om lichaamsbeweging te stimuleren, ook op school en op de werkplek. |
|
28. |
Waar mogelijk de samenwerking met de gezondheidssector bij het voorschrijven van oefeningen en begeleiding door zorgverleners en specialisten, te versterken. |
VERZOEKEN DE COMMISSIE:
|
29. |
Te kijken of er financiële steun kan worden gegeven voor de ontwikkeling van een geharmoniseerd datasysteem waarmee lichaamsbeweging op Europees niveau kan worden gemonitord, zodat de gezondheids-, sociale en economische gevolgen nauwkeuriger gemeten kunnen worden. |
|
30. |
De kennis over en de zichtbaarheid van de kosten van door een gebrek aan lichaamsbeweging veroorzaakte gezondheidsrisico’s, met name zorguitgaven, te vergroten ter onderbouwing van de publieke besluitvorming over de op Europees niveau op dit gebied te verrichten investeringen. |
|
31. |
Steun te verlenen aan de uitwisseling van beste praktijken met betrekking tot bestaande succesvolle projecten en netwerken ter bevordering van een leven lang lichaamsbeweging en het monitoren van de lichamelijke conditie, en daar in voorkomend geval het netwerk van contactpunten voor gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging bij te betrekken. Teneinde de monitoring van de lichamelijke conditie in heel Europa te faciliteren en een stevig fundament voor snelle, empirisch onderbouwde beleidsvorming tot stand te brengen, deze praktijken samen met het netwerk van contactpunten voor gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging te promoten op een passend Europees platform. |
|
32. |
EU-financiering te overwegen, bijvoorbeeld via het Erasmus+-programma, InvestEU enz., voor Europese samenwerking die de oprichting van nationale, regionale en/of lokale systemen voor de monitoring van lichamelijke conditie kan stimuleren. |
|
33. |
De lidstaten en de sportwereld te informeren over relevante financieringsprogramma’s en -initiatieven van de EU die gebruikt kunnen worden om sectoroverschrijdende projecten op het gebied van sport en lichaamsbeweging te financieren en een gezonde levensstijl te bevorderen, alsook over de oprichting van nationale, regionale en/of lokale systemen voor de monitoring van lichamelijke conditie, bijvoorbeeld via Erasmus+, het EU4Health-programma, Horizon Europa, InvestEU, enz. |
ROEPEN DE SPORTWERELD EN ANDERE BETROKKEN BELANGHEBBENDEN OP:
|
34. |
Te overwegen om, met inachtneming van de AVG, gebruik te maken van bestaande gratis platforms (13) voor het monitoren van de lichamelijke conditie van burgers als diagnose- en motiveringsinstrument voor een leven lang lichaamsbeweging. |
|
35. |
Bij hun activiteiten, projecten en initiatieven, meer nadruk te leggen op de mogelijkheden om burgers hun leven lang deel te laten nemen aan sport en lichaamsbeweging, en zich daarbij te richten op verschillende doelgroepen. |
|
36. |
Nauw samen te werken met belanghebbenden uit andere sectoren bij het aanpakken van de bestaande lacunes in de mogelijkheden voor sportbeoefening en lichaamsbeweging in verschillende contexten van het dagelijks leven. |
|
37. |
Zich in voorkomend geval actief in te zetten voor de ontwikkeling van nationale, regionale en lokale systemen en strategieën voor de monitoring van lichamelijke conditie, om ervoor te zorgen dat burgers hun leven lang meer gaan bewegen. |
|
38. |
De communicatie-instrumenten, met inachtneming van de AVG, aan te passen aan de doelgroepen op basis van concrete acties. |
(1) Wereldgezondheidsorganisatie (2020). Richtsnoeren van de WHO inzake lichaamsbeweging en sedentair gedrag.
(2) Verslag van de Commissie over de uitvoering van de aanbeveling van de Raad over de stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging in de verschillende sectoren, COM/2019/565 final.
(3) Bijvoorbeeld “de strategie van de Wereldgezondheidsorganisatie voor lichaamsbeweging voor de Europese regio 2016-2025”, het “EU-actieplan inzake obesitas bij kinderen 2014-2020” en een “Mondiaal actieplan inzake lichaamsbeweging 2018-2030” (Wereldgezondheidsorganisatie (2018)).
(4) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(5) Wereldgezondheidsorganisatie (2020): Richtsnoeren van de WHO inzake lichaamsbeweging en sedentair gedrag.
(6) Definitie volgens het Europees Instituut voor gendergelijkheid (EIGE): “groepen personen die een hoger risico op armoede, sociale uitsluiting, discriminatie en geweld lopen dan de algemene bevolking, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, etnische minderheden, migranten, mensen met een handicap, alleenstaande ouderen en kinderen.”.
(7) Internationale Vereniging voor sport en cultuur (ISCA): “The economic cost of physical inactivity in Europe: an ISCA/Cebr report” (“De economische kosten van een gebrek aan lichaamsbeweging in Europa: een verslag van ISCA/Cebr”), juni 2015.
(8) Op EU-niveau heeft de Europese Commissie bijvoorbeeld het initiatief “HealthyLifestyle4All” gelanceerd als een tweejarige campagne om sport en actieve levensstijlen te koppelen aan gezondheid, voedsel en ander beleid. De oproep van Tartu voor een gezonde levensstijl werd in 2017 gelanceerd.
(9) Wereldgezondheidsorganisatie (2018): Bevordering van lichaamsbeweging in de gezondheidszorg.
(10) Zoals Cyprus (binnenkort verwacht), Finland, Hongarije, Litouwen, Nederland, Portugal, Slovenië, enz.
(11) Wereldgezondheidsorganisatie (2018): “Mondiaal actieplan inzake lichaamsbeweging 2018-2030: actievere mensen met het oog op een gezondere wereld”.
(12) Dit kan bijvoorbeeld door instrumenten voor conditiemonitoring te verstrekken waarmee tendensen op het gebied van volksgezondheid, de effecten van nationaal beweegbeleid en interventiemaatregelen op lokaal, regionaal en/of nationaal niveau onderzocht kunnen worden.
(13) Bijvoorbeeld een onlineplatform voor het opzetten van programma’s voor de monitoring van lichamelijke conditie die feedback geven over specifieke individuele resultaten op dit gebied.
BIJLAGE I
In deze conclusies zijn de volgende definities van toepassing:
Lichaamsbeweging wordt doorgaans gedefinieerd als “elke lichaamsbeweging door skeletspieren die resulteert in energieverbruik” (1). De definitie verwijst naar elke vorm van beweging, ook naar bewegen in de vrije tijd, verplaatsingen of als onderdeel van iemands werkzaamheden.
Lichamelijke conditie is het vermogen om dagelijkse taken voortvarend en kwiek uit te voeren zonder bovenmatige vermoeidheid, waarbij er nog genoeg energie overblijft om in de vrije tijd activiteiten te ondernemen en onvoorziene noodsituaties het hoofd te bieden.
Lichaamsbeweging het hele leven lang verwijst naar alle lichamelijke activiteiten die gedurende het hele leven worden verricht, met als doel de gezondheid te verbeteren, niet-overdraagbare ziekten te voorkomen, een gezond gewicht te behouden en levenskwaliteit en welzijn in persoonlijk, maatschappelijk, sociaal en/of beroepsmatig opzicht in stand te houden.
(1) Gebaseerd op de Wereldgezondheidsorganisatie (2020): Richtsnoeren van de WHO inzake lichaamsbeweging en sedentair gedrag.
BIJLAGE II
POLITIEKE ACHTERGROND
|
1. |
Conclusies van de Raad van 27 november 2012 betreffende het stimuleren van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging (HEPA). |
|
2. |
Aanbeveling van de Raad van 26 november 2013 over de stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging in de verschillende sectoren. |
|
3. |
Conclusies van de Raad van 15 december 2015 over het stimuleren van motorische vaardigheden, lichaamsbeweging en sportactiviteiten bij kinderen. |
|
4. |
Conclusies van de Raad van 29 juni 2020 over de impact van de COVID-19-pandemie en het herstel van de sportsector. |
|
5. |
Conclusies van de Raad van 4 december 2020 over het bevorderen van sectoroverschrijdende samenwerking ten gunste van de sportbeoefening en lichaamsbeweging in de samenleving. |
|
6. |
Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over het werkplan van de Europese Unie voor sport (1 januari 2021 tot en met 30 juni 2024), 2020/C 419/01. |
|
7. |
Resolutie van het Europees Parlement van 10 februari 2021 over de gevolgen van COVID-19 voor jongeren en sport (2020/2864(RSP)). |
|
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
CI 501/7 |
Conclusies van de Raad betreffende het vergroten van de beschikbaarheid en het concurrentievermogen van Europese audiovisuele en media-inhoud
(2021/C 501 I/02)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
ERKENT HETGEEN VOLGT:
|
1. |
De beschikbaarheid en effectieve toegankelijkheid van Europese audiovisuele en media-inhoud speelt een steeds belangrijkere rol bij de duurzame ontwikkeling van de Europese mediasector en is onlosmakelijk verbonden met de bevordering van culturele en taalkundige [...] diversiteit als belangrijkste troef voor het concurrentievermogen ervan. |
|
2. |
Om dit doel te bereiken, moeten gerichte sectorale en horizontale beleidsmaatregelen ervoor zorgen dat Europese audiovisuele werken en media-inhoud passende aandacht krijgen en dat nieuwe financieringsbronnen en distributiemodellen gestimuleerd worden met het oog op de toenemende aanwezigheid van mondiale aanbieders van en platforms voor audiovisuele en media-inhoudsdiensten. |
|
3. |
Dergelijke maatregelen zijn des te belangrijker aangezien de COVID-19-pandemie een grote impact heeft gehad op de financieringsomvang en -structuur van Europese audiovisuele inhoud. De pandemie heeft tot een versnelling geleid van de marktontwikkelingen inzake een grotere vraag naar en een groter aanbod van inhoud van onlineaanbieders wat betreft het aandeel van cinematografische en andere audiovisuele werken uit verschillende nationale markten, de verhoudingen tussen succesvolle releases in de bioscopen en als video-on-demand (VOD), evenals de ongelijke zichtbaarheid van die werken op de verschillende markten (1). |
|
4. |
Door de toegenomen vraag naar online beschikbare inhoud, ontstaan geavanceerde bedrijfsmodellen voor het financieren van investeringen door VOD-aanbieders en voor licentieverlening, terwijl het merendeel van de Europese audiovisuele en media-inhoud nog steeds wordt geproduceerd door traditionele spelers zoals openbare en private mediabedrijven en onafhankelijke producenten die de capaciteit hebben om nieuwe projecten en nieuw talent te ontwikkelen [...]. Hoewel overheidsfinanciering voor de ene sector belangrijker is dan voor de andere, blijven er toch verschillen bestaan tussen de systemen en capaciteiten van de verschillende landen. |
|
5. |
Daarnaast heeft de coronacrisis de kloof tussen inkomsten uit internetreclame en traditionele reclame nog vergroot. Tot aan de coronacrisis hield televisiereclame relatief goed stand in vergelijking met internetreclame, maar in 2021 nam het aandeel onlinereclame toe (2). |
|
6. |
Audiovisuele en media-inhoud wordt steeds vaker online verspreid, met name via onlineplatforms, en speelt een belangrijke rol in de inkomstenstroom van mediabedrijven. Aangezien creatieve en culturele inhoud zowel online als offline een groot economisch potentieel heeft voor Europa, is het belangrijk te zorgen voor eerlijke toegang tot deze inhoud om het democratisch debat, de pluriformiteit van de media en de culturele en taalkundige diversiteit te waarborgen. |
|
7. |
Om de beschikbaarheid en het concurrentievermogen van Europese audiovisuele en media-inhoud te vergroten, moeten verdere maatregelen worden genomen met betrekking tot de volgende prioriteiten:
|
A. CULTURELE DIVERSITEIT
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
ONDERKENT HET VOLGENDE:
|
8. |
Culturele diversiteit en creativiteit staan centraal in de Europese audiovisuele en mediasector, die moet concurreren met andere, breed beschikbare inhoud op de internationale markt. Het is daarom belangrijk de capaciteiten van deze sector te versterken om een groter publiek te bereiken, inhoud wijder te verspreiden en diverse uitingen, innovaties en talenten te bevorderen, en tegelijkertijd onze strategische culturele troeven te behouden. |
|
9. |
Digitale oplossingen kunnen zorgen voor een grotere toegankelijkheid. Daarnaast kunnen coproducties, steun voor grensoverschrijdende distributie, een levendige, onafhankelijke bioscoop- en distributiesector, en de bevordering van taalkundige diversiteit en de vrijheid van schepping van groot belang zijn bij het ruimer beschikbaar maken van inhoud en het versterken van het concurrentievermogen van de audiovisuele sector. |
BEKLEMTOONT HET VOLGENDE:
|
10. |
Coproducties en internationale samenwerking tussen professionals op alle niveaus van de waardeketen (creatie, opleiding, ontwikkeling, productie, promotie, distributie), vergemakkelijken de grensoverschrijdende distributie van audiovisuele werken, en dragen bij tot de ontwikkeling van de sector in de partnerlanden en tot betere culturele en economische uitwisselingen. |
|
11. |
Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel zijn internationale coproducties onderworpen aan verschillende financieringssystemen en audiovisuele capaciteiten in de lidstaten, waarbij ook het aandeel aan diverse Europese inhoud in de Europese en internationale markten varieert. |
|
12. |
Willen Europese audiovisuele werken op zowel Europese als internationale markten succesvol zijn, dan is het van het grootste belang dat de inhoud voldoet aan hoge kwaliteits- en innovatienormen, de culturele en thematische diversiteit van de Europese samenleving weerspiegelt en waar nodig internationaal aantrekkelijk is. |
|
13. |
De historische en culturele waarde van audiovisuele archieven is een belangrijke troef, die de sector in handen moet houden om de verspreiding en het eventuele hergebruik van de inhoud in het algemeen belang te faciliteren. |
|
14. |
Het is, met betrekking tot de vrijheid van schepping, van belang om de vrijheid van meningsuiting te waarborgen, evenals de pluriformiteit van de media en de verscheidenheid aan meningen en ideeën, die fundamentele waarden van de Europese Unie zijn. |
|
15. |
Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de toegankelijkheid van inhoud voor personen met een beperking en ouderen. |
|
16. |
Er is een belangrijke rol weggelegd voor openbare media in Europa wat betreft de bescherming van het algemeen belang, de bevordering van de verscheidenheid aan meningen, het creëren van nieuwe en innovatieve inhoud en ideeën, en het bestrijden van desinformatie en onjuiste informatie. |
|
17. |
Een eerlijke verloning is cruciaal voor de vrijheid van schepping en de economische onafhankelijkheid van auteurs, producenten en andere houders van rechten, alsook voor de duurzaamheid, de originaliteit en het concurrentievermogen van de mediasector. |
|
18. |
Genderevenwichtige en inclusieve participatie draagt bij tot een betere kwaliteit van en een bredere horizon voor Europese audiovisuele en media-inhoud. |
VERZOEKT DE LIDSTATEN EN DE EUROPESE COMMISSIE, IN HET KADER VAN HUN RESPECTIEVE BEVOEGDHEDEN, OM:
|
19. |
coproducties te faciliteren, met name door een Europees coproductiemodel te bevorderen, en de circulatie van die coproducties in de betrokken landen en daarbuiten te stimuleren, daarbij rekening houdend met de veranderende context van investeringen door VOD-aanbieders (3); |
|
20. |
de uitwisseling van knowhow over coproducties aan te moedigen en reeds in een vroeg stadium van de ontwikkeling van coproducties samenwerking tussen professionals in de hele waardeketen te bevorderen; |
|
21. |
met betere beleidsmaatregelen het concurrentievermogen van de Europese audiovisuele sector te versterken, door het creëren van kwalitatief hoogwaardige Europese inhoud aan te moedigen, waarmee een breder publiek kan worden aangesproken, en tegelijkertijd auteurs, als belangrijkste makers van inhoud, en coproducties evenals de distributie van originele inhoud te steunen; |
|
22. |
een grotere beschikbaarheid van originele inhoud in verschillende taalversies te bevorderen, de ontwikkeling te steunen van digitale oplossingen die taalkundige diversiteit mogelijk maken, en ervoor te zorgen dat de inhoud in de oorspronkelijke taal kan worden bekeken; |
|
23. |
de ontwikkeling van efficiënte marketinginstrumenten en filmpubliekstrategieën te stimuleren en de media- en filmgeletterdheid te versterken, rekening houdend met publieksanalyses en verwachtingen van het publiek; |
|
24. |
het genderevenwicht en de sociale verscheidenheid bij het creëren van inhoud te bevorderen door stimulansen in te voeren die belanghebbenden in de audiovisuele sector aanmoedigen naar gelijkheid, diversiteit en inclusiviteit te streven, met inachtneming van de vrijheid van schepping; |
|
25. |
ernaar te streven dat de inhoud van nationale archieven en instellingen voor filmerfgoed wordt beschermd en gepromoot en op grotere schaal beschikbaar is, met inachtneming van de overeenkomstige intellectuele-eigendomsrechten. |
VERZOEKT DE EUROPESE COMMISSIE OM:
|
26. |
netwerken van Europese onafhankelijke VOD-diensten die een groot aandeel Europese inhoud hebben en daar zichtbaarheid aan geven door middel van daarop gerichte activiteiten, te blijven steunen via het onderdeel “MEDIA” van het programma Creatief Europa; |
|
27. |
het raadplegingsproces in het kader van het Europees Filmforum met de lidstaten en alle relevante belanghebbenden over de vraag hoe de langetermijncirculatie van Europese inhoud afkomstig van coproducties en andere vormen van grensoverschrijdende samenwerking kan worden gestimuleerd, voort te zetten, rekening houdend met het resultaat van de in het Actieplan voor de media aangekondigde dialoog met de audiovisuele industrie over manieren om de grensoverschrijdende toegang tot en beschikbaarheid van audiovisuele inhoud te verbeteren. |
B. BEVORDERING EN ZICHTBAARHEID VAN EUROPESE INHOUD
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
ONDERKENT HET VOLGENDE:
|
28. |
Toegang tot diverse audiovisuele inhoud en informatie in alle EU-talen en tot geloofwaardige en betrouwbare inhoud is van groot belang. |
|
29. |
De publieke media in Europa spelen een belangrijke rol bij de bescherming van democratische waarden, de bevordering van de verscheidenheid aan meningen en de verbetering van de beschikbaarheid en het concurrentievermogen van Europese inhoud, met name bij het gebruik van innovatieve technologie. |
|
30. |
De verordeningen over de bevordering en zichtbaarheid van Europese audiovisuele en media-inhoud moeten een belangrijke rol spelen bij het waarborgen van pluriformiteit van de media, het versterken van de culturele diversiteit en het internationale concurrentievermogen en het bevorderen van onafhankelijke producties. |
|
31. |
In vergelijking met traditionele distributiemethoden kan het vinden van Europese werken op VOD-platforms een uitdaging voor de consument zijn. Het is daarom belangrijk de markt te analyseren en de doeltreffendheid van zichtbaarheidsmaatregelen te evalueren. |
VERZOEKT DE LIDSTATEN EN DE EUROPESE COMMISSIE, IN HET KADER VAN HUN RESPECTIEVE BEVOEGDHEDEN, OM:
|
32. |
de omzetting van de herziene richtlijn audiovisuele mediadiensten (4) te bespoedigen, omdat de effectieve tenuitvoerlegging van deze richtlijn zal bijdragen tot een betere onlinetoegang tot Europese werken; |
|
33. |
het debat over bestaande en beoogde oplossingen voor de bevordering van Europese werken aan te moedigen en de uitwisseling van beste praktijken wat betreft zichtbaarheidsmaatregelen voor Europese werken naargelang de verschillende bedrijfsmodellen mogelijk te maken; |
|
34. |
de uitwisseling van beste praktijken te ontwikkelen en de samenwerking tussen regulerende instanties op audiovisueel gebied en organisaties die films financieren te versterken; |
|
35. |
de vindbaarheid van wettelijk beschikbare en creatieve online-inhoud in alle talen van de Europese Unie te verbeteren en te vereenvoudigen, bijvoorbeeld via online-instrumenten zoals Agorateka (5), zodat deze duidelijk herkenbaar is tussen de veelheid aan andere inhoud; |
|
36. |
de ontwikkeling van databanken als Lumiere VOD (6) aan te moedigen om het oorsprongsland Europese werken eenvoudiger te kunnen controleren; |
|
37. |
de bioscoopdistributie van Europese werken en de steun aan kleinere en onafhankelijke distributeurs voortdurend te bevorderen zodat er een grote verscheidenheid aan Europese films in roulatie is, en festivals, als efficiënte afzetmogelijkheden voor originele en diverse inhoud, op nationaal, Europees en internationaal niveau te steunen; |
|
38. |
de huidige situatie van Europese werken in de Europese Unie te beoordelen en te bespreken, met oog voor de marktpositie van de verschillende betrokkenen en alle andere relevante factoren (gelijk speelveld, specifieke audiovisuele en taalkundige kenmerken in verschillende landen, de huidige definitie van Europese werken (7) enz.) om tot een diverse, eerlijke en evenwichtige markt voor Europese werken te komen; |
|
39. |
na te denken over de digitale en technologische soevereiniteit van Europa, rekening houdend met de bestaande Europese aanbieders, en in samenwerking met de publieke media de toegevoegde waarde te analyseren van een mogelijk Europees platform, dat Europese inhoud uit de lidstaten zou omvatten die aan zoveel mogelijk EU-burgers ter beschikking moet worden gesteld, waarbij de eerbiediging van de betrokken intellectuele-eigendomsrechten en de huidige mededingings- en staatssteunregels moeten worden gewaarborgd; |
|
40. |
publieke media aan te moedigen om onafhankelijke producenten nieuwe mogelijkheden te bieden om Europese inhoud te creëren en te bevorderen; |
|
41. |
nieuwe programma’s te ontwikkelen en aan te moedigen om de productie en distributie van Europese audiovisuele werken, gericht op kinderen en jonge volwassenen, te bevorderen. |
VERZOEKT DE EUROPESE COMMISSIE OM:
|
42. |
een actieve rol te blijven spelen bij het faciliteren van de vlotte uitvoering van de richtlijn audiovisuele mediadiensten door middel van nauwkeurige monitoring, rapportageactiviteiten en steun aan de lidstaten; |
|
43. |
de situatie van de Europese audiovisuele markt te analyseren, met bijzondere aandacht voor de belangrijkste uitdagingen en onevenwichtigheden vanuit EU-perspectief en mogelijke oplossingen. |
C. DUURZAAMHEID
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
BENADRUKT HET VOLGENDE:
|
44. |
Ten behoeve van zijn duurzame ontwikkeling moet de mediasector voortbouwen op zijn sterke punten (zoals creativiteit en culturele diversiteit); inhoud beschikbaar en zichtbaar maken; en zich aanpassen aan de uitdagingen en kansen die de digitale transformatie biedt. |
|
45. |
Platforms en onlineaanbieders hebben als mondiale spelers in de digitale economie een belangrijke rol bij het waarborgen van de beschikbaarheid, toegankelijkheid en distributie van inhoud. Tegelijkertijd worden ze steeds belangrijker voor het democratische debat, de culturele diversiteit, de eerbiediging van de grondrechten en de fundamentele waarden, de bescherming van minderjarigen tegen schadelijke inhoud en de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten. |
|
46. |
Territoriale en exclusieve licentieverlening blijft essentieel voor de vrijheid van schepping, voor de duurzaamheid en financiering van de sector en als basis voor het ontwikkelen van nieuwe bedrijfsmodellen. |
VERZOEKT DE LIDSTATEN EN DE EUROPESE COMMISSIE, IN HET KADER VAN HUN RESPECTIEVE BEVOEGDHEDEN, OM:
|
47. |
licentiepraktijken te bevorderen die gericht zijn op een billijkere verhouding tussen VOD-aanbieders, platforms, onafhankelijke producenten en andere houders van rechten in de waardeketen, en de ontwikkeling aan te moedigen van maatregelen om transparante en volledige informatie te bieden over het gebruik van audiovisuele werken bij onlinediensten, waaronder de toegang tot gegevens over hoe vaak en waarvandaan er wordt gekeken; |
|
48. |
het concurrentievermogen van de Europese audiovisuele sector te bevorderen, rekening houdend met de territoriale en exclusieve licentieverlening in het financieringssysteem voor Europese werken. De kwestie van de licentieverlening moet ook worden opgenomen in de in het Actieplan voor de media aangekondigde dialoog over de verspreiding van audiovisuele werken; |
|
49. |
financieringsmethoden te bevorderen en te ondersteunen die gericht zijn op innovatie, groei, technologieën en de structuur van de industrie; |
|
50. |
de relevante acties in het kader van het Actieplan voor de media ter stimulering van de transformatie en de veerkracht van de onafhankelijke audiovisuele en mediabedrijven, met name MediaInvest, dat investeringen in de audiovisuele productie en distributie moet stimuleren, en het interactieve instrument dat mediabedrijven via diverse ondersteunende instrumenten begeleidt, verder te bevorderen; |
|
51. |
het vergroten van het volume Europese audiovisuele werken in “on-demand”-catalogi met kwaliteitsfilms over een breed scala aan onderwerpen en voor verschillende leeftijdsgroepen aan te moedigen, en de mogelijkheid voor het opzetten van publiek-private partnerschappen voor de verspreiding van kwalitatief hoogwaardige inhoud op nationaal, Europees en internationaal niveau te bezien; |
|
52. |
zich meer te richten op de veerkracht van burgers met maatregelen voor digitale en mediageletterdheid om zo kennisverwerving en kritisch denken te bevorderen. Dit moet gebruikers helpen om illegale inhoud en desinformatie te herkennen, de werking van aanbevelingsinstrumenten op basis van algoritmes te begrijpen en te profiteren van de vindbaarheid van informatie; |
|
53. |
de opleiding van professionals en bedrijven te versterken en te verbeteren om hen te helpen zich aan te passen aan het veranderende creatie- en distributiemodel in de context van door artificiële intelligentie (AI) aangestuurde systemen, en de om- en bijscholing te bevorderen; |
|
54. |
de nieuwe mogelijkheden die de digitale economie biedt voor de distributie van inhoud te bevorderen en te ondersteunen, met bijzondere aandacht voor een billijk evenwicht tussen de ontwikkeling van AI-systemen en hun gebruik van de content, om het concurrentievermogen van zowel de AI-sector als de audiovisuele en mediasector te waarborgen. in dit verband te zorgen voor een gelijk speelveld tussen de betrokkenen, en de audiovisuele en mediasector te helpen floreren zonder de innovatiedynamiek te belemmeren; |
|
55. |
alle nodige maatregelen te nemen om de toegang tot illegale audiovisuele inhoud op nationaal en EU-niveau te voorkomen, en een doeltreffende onlinehandhaving in te stellen tegen inbreuken op commerciële schaal; |
|
56. |
de nodige maatregelen te nemen om de mediasector in staat te stellen gebruik te maken van de mogelijkheden die de Europese Green Deal en de Europese klimaatwet bieden; |
|
57. |
de mogelijke beleidsinitiatieven met betrekking tot het kader voor internetreclame te bespreken om zo eerlijke regels voor internetreclame en traditionele reclame met betrekking tot audiovisuele en media-inhoud te waarborgen; |
|
58. |
de onafhankelijkheid van mediaorganisaties te behouden en waar nodig maatregelen te nemen om transparantie en pluriformiteit in de mediasector te waarborgen. |
VERZOEKT DE EUROPESE COMMISSIE OM:
|
59. |
de administratieve lasten in verband met de toegang tot financiering voor Europese inhoud te verlichten, met volledige inachtneming van de vereisten van het Financieel Reglement. |
(1) Yearbook 2020/2021 Key Trends, European Audiovisual Observatory (Raad van Europa), Straatsburg 2021, blz. 20-21.
(2) Yearbook 2020/2021 Key Trends, European Audiovisual Observatory (Raad van Europa), Straatsburg 2021, blz. 46.
(3) Het verslag van de Groep open coördinatiemethode over coproducties zal in dit verband van groot belang zijn.
(4) Richtlijn audiovisuele mediadiensten (zie verwijzing in de bijlage).
(5) Het pan-Europees portaal van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) https://agorateka.eu/ea/nl/About.
(6) Het eerste onlineregister van op VOD beschikbare Europese films, op 16 april 2019 door het Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector in het leven geroepen bij de Raad van Europa.
(7) Zoals bepaald in de richtlijn audiovisuele mediadiensten. https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:32010L0013&from=NL
BIJLAGE
Conclusies van de Raad
|
— |
Conclusies van de Raad over het versterken van Europese inhoud in de digitale economie (PB C 457 van 19.12.2018, blz. 2). |
|
— |
Conclusies van de Raad over verbetering van de grensoverschrijdende verspreiding van Europese audiovisuele werken, met nadruk op coproducties (PB C 192 van 7.6.2019, blz. 11) |
|
— |
Conclusies van de Raad over het waarborgen van een vrij en pluriform mediastelsel (PB C 422 van 7.12.2020, blz. 8). |
|
— |
Conclusies van de Raad over mediawijsheid in een voortdurend veranderende wereld 2020/C 193/06 (PB C 193 van 9.6.2020, blz. 23). |
|
— |
Conclusies van de Raad over “Europese media in het digitale decennium: Een actieplan ter ondersteuning van het herstel en de transformatie” 2021/C 210/01 (PB C 210 van 3.6.2021, s. 1) |
|
— |
Conclusies van de Raad over het werkplan voor cultuur 2019-2022 (PB C 460 van 21.12.2018, blz. 12). |
Wetgevingshandelingen
|
— |
Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) (PB L 303 van 28.11.2018, blz. 69). |
|
— |
Verordening (EU) 2021/818 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 tot vaststelling van het programma Creatief Europa (2021-2027) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1295/2013 (PB L 189 van 28.5.2021, blz. 34). |
Mededelingen en aanbevelingen van de Commissie
|
— |
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s – Europese media in het digitale decennium: Een actieplan ter ondersteuning van het herstel en de transformatie (COM(2020) 784 final). |
|
— |
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s betreffende het actieplan voor Europese democratie, COM(2020) 790 final. |
|
— |
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s – De digitale toekomst van Europa vormgeven, COM(2020) 67 final. |
|
— |
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s – Het innovatiepotentieel van de EU optimaal benutten Een actieplan inzake intellectuele eigendom om het herstel en de veerkracht van de EU te ondersteunen, COM(2020) 760 final. |
Initiatieven van het Europees Parlement
|
— |
Verslag over kunstmatige intelligentie in het onderwijs en in de culturele en audiovisuele sector (2020/2017(INI)). |
Studies van het Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector
|
— |
Yearbook 2020/2021 Key Trends, European Audiovisual Observatory (Raad van Europa), Straatsburg. |
Raad van Europa
|
— |
Europees Verdrag inzake cinematografische coproductie, 1992. |
|
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
CI 501/13 |
Conclusies van de Raad over cultuur, architectuur van hoge kwaliteit en gebouwde omgeving als kernelementen van het Nieuw Europees Bauhaus-initiatief
(2021/C 501 I/03)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Erkennend dat de Europese Unie en haar lidstaten reeds stappen hebben gezet om de belangrijke functie van cultuur, architectuur van hoge kwaliteit en gebouwde omgeving hoger op de politieke agenda te zetten, en ervoor te zorgen dat het resultaat van het Europees Jaar van het Cultureel Erfgoed 2018 blijvend is en dat het een blijvende impact heeft op onze samenlevingen en toekomstige generaties,
Herinnerend aan de belangrijkste beleidsstukken, zoals vervat in de bijlage bij deze conclusies,
Voortbouwend op het werkplan voor cultuur 2019-2022, met name prioriteit B “Samenhang en welzijn”, en de acties in het kader van het thema “Architectuur en gebouwde omgeving van hoge kwaliteit voor iedereen”,
IS INGENOMEN MET het Nieuw Europees Bauhaus-initiatief (NEB-initiatief).
BENADRUKT in dit verband HET VOLGENDE:
|
1. |
Architectuur en de gebouwde omgeving zijn de belichaming van onze vroegere en huidige cultuur, manier van leven en waarden. Ze vormen ons toekomstig cultureel erfgoed en dragen bij aan de vormgeving van onze samenlevingen en identiteiten. |
|
2. |
De gebouwde omgeving (1) is een afspiegeling van een gemeenschap, en de betrokken overheidsinstanties en andere belanghebbenden zijn verantwoordelijk voor de algehele kwaliteit ervan, waarvoor ze nauw samenwerken met alle burgers. |
|
3. |
Het is belangrijk dat zowel bij de ontwikkeling van bestaande gebouwen - door middel van restauratie, renovatie, herbestemming en conservering - als bij de aanleg van nieuwe gebouwen en ruimten, wordt gezorgd voor hoge kwaliteit. |
|
4. |
Architecten zijn een van de groepen die een centrale rol spelen in alle ontwikkelingsfasen van architectuur en leefomgeving van hoge kwaliteit, en kunnen derhalve een belangrijke bijdrage leveren aan het algemeen belang door rekening te houden met territoriale diversiteit en de behoeften van het maatschappelijk middenveld. |
|
5. |
Cultuur, architectuur van hoge kwaliteit en gebouwde omgeving (2) dragen op veel manieren bij tot de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties (SDG’s) (3). Ze kunnen tevens bijdragen tot de verwezenlijking van de Europese Green Deal (4) en zijn doelstelling om uiterlijk in 2050 van Europa het eerste klimaatneutrale continent te maken. |
|
6. |
Het NEB-initiatief is een transdisciplinair initiatief dat drie onderling verbonden dimensies combineert: esthetiek, duurzaamheid en inclusie. Het berust op een participatieve aanpak en is erop gericht alle inwoners van de Unie, met inbegrip van kansarme groepen, erbij te betrekken, in lijn met de Agenda 2030 van de VN en de doelstelling van de Europese Green Deal om ervoor te zorgen dat niemand achterblijft. |
|
7. |
Het NEB-initiatief is geïnspireerd op het oorspronkelijk Bauhaus (5), dat reeds een holistische, duurzame, kwaliteitsgerichte en inclusieve benadering van vormgeving, architectuur en kunst voor ogen had. |
|
8. |
Het NEB-initiatief is erop gericht een gunstig klimaat te creëren, waarbij het diverse culturele erfgoed van Europa wordt gerespecteerd en waarbinnen het mogelijk wordt onze leefomgeving te transformeren en onze manier van leven mooier, duurzamer en inclusiever te maken, onder meer door middel van innovatie, architectuur van hoge kwaliteit (6), vormgeving, stedelijke planning, en vele andere artistieke en creatieve disciplines. |
|
9. |
Het culturele en architecturale erfgoed van Europa is een belangrijke benchmark voor de fysieke en belevingskwaliteit van onze gebouwde omgeving. Het is ook een sterke troef die sociale cohesie, innovatie, transformatie en regeneratie kan inspireren en bevorderen. Bij het NEB-initiatief wordt daarom rekening gehouden met het belang van architecturaal en archeologisch erfgoed, landschappen en materieel en immaterieel erfgoed. |
|
10. |
Het multidimensionale karakter van architectuur van hoge kwaliteit en gebouwde omgeving vereist sectoroverschrijdende samenwerking, participatie, cocreatie en transdisciplinaire benaderingen, met name op het gebied van duurzaamheid en samenhangend beleid. |
|
11. |
Vanwege de COVID-19-pandemie is er op alle bestuursniveaus financiering vrijgemaakt, onder andere voor architectuur van hoge kwaliteit en gebouwde omgeving. Deze financiële middelen moeten op een duurzame en kwaliteitsgerichte manier worden ingezet, in lijn met de beginselen van het Davos-systeem voor de kwaliteit van de bouwcultuur, de aanbevelingen van de OCM-deskundigengroep (7) en de herziene kwaliteitsbeginselen van Icomos voor door de EU gefinancierde acties die gevolgen kunnen hebben voor cultureel erfgoed (8). |
VERZOEKT DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE BINNEN HUN RESPECTIEVE BEVOEGDHEDEN:
|
12. |
Opnieuw te bevestigen dat cultuur en cultureel erfgoed eigen aan en onlosmakelijk verbonden zijn met de gebouwde en leefomgeving, en een belangrijke bijdrage leveren aan duurzame ontwikkeling, met inbegrip van de circulaire economie, sociale en territoriale cohesie, het milieu, de biodiversiteits- en klimaatdoelstellingen, welvaart en het welzijn van alle mensen in Europa. |
|
13. |
De nodige synergie mogelijk te maken tussen het NEB-initiatief, andere processen waarbij Europese burgers betrokken worden, zoals de Conferentie over de toekomst van Europa (9), en andere strategieën en actieplannen ter bevordering van architecturale en esthetische kwaliteit, zoals de renovatiegolfstrategie (10), en van toegankelijkheid, zoals de strategie inzake de rechten van personen met een handicap 2021-2030 (11). |
|
14. |
Bij te dragen aan de totstandbrenging van een holistisch begrip en een gedeelde cultuur van architectuur van hoge kwaliteit door meer bewustzijn te creëren, onder meer door formeel, niet-formeel en informeel onderwijs vanaf jonge leeftijd en het op grote schaal promoten van en verspreiden van informatie over het NEB-initiatief en de rol van cultuur, architectuur van hoge kwaliteit en gebouwde omgeving hierin. |
|
15. |
Te werken aan een holistische, inclusieve, transdisciplinaire, kwaliteitsgerichte langetermijnvisie voor architectuur en de gebouwde omgeving door bij alle processen, richtsnoeren en cocreatieprojecten die onze leefomgeving vormgeven, waaronder het verslag van de OCM-deskundigengroep (12), rekening te houden met verschillende beleidsdomeinen en de vakkennis van deskundigen. |
|
16. |
Een kwaliteitsgerichte aanpak te volgen, waarbij op basis van de kwaliteitsbeginselen van het Davos-systeem voor de kwaliteit van de bouwcultuur (13) gedurende de gehele levenscyclus van bouwwerken en alle fasen van landschapsplanning en -beheer (ontwerp, investeringsplannen, financieringsmechanismen, steunmaatregelen, planningsprocessen, onderhoud, renovatie, conservering, herbestemming, sloop en hergebruik) geïnformeerde keuzes worden gemaakt en besluiten worden genomen. |
|
17. |
Duurzame groei, leefbaarheid en innovatie in Europese stedelijke en plattelandsgebieden te bevorderen, door, in voorkomend geval, holistische en strenge kwaliteitsnormen, cocreatiemethoden en de Icomos-beginselen voor het verstrekken van EU-steun aan projecten op het gebied van architectuur en gebouwde omgeving toe te passen. |
|
18. |
De optimalisering van de energie-efficiëntie van bestaande gebouwen te stimuleren door middel van een holistische benadering, met inachtneming van alle criteria van het Davos-systeem voor de kwaliteit van de bouwcultuur, waaronder het behoud van het gebouwde erfgoed. |
|
19. |
Oplossingen te verkennen om, met name jongeren die de arbeidsmarkt betreden en andere kwetsbare sociale groepen, toegang te geven tot betaalbare en fatsoenlijke huisvesting. |
|
20. |
Op alle betrokken bestuursniveaus rekening te houden met de beginselen van participatieve cocreatie, door alle belanghebbenden te betrekken bij processen op het gebied van gebouwde en leefomgeving en ruimtelijk ordening, zoals de besluitvorming, planning, vormgeving en bouw. |
|
21. |
Een aanpak voor te staan waarbij de dialoog tussen het bestaande cultureel erfgoed, het landschap en hedendaagse ontwerpen in stand wordt gehouden, onder meer door in voorkomend geval te kiezen voor herbestemming. |
|
22. |
Gunstige kaders vast te stellen voor architectuur van hoge kwaliteit ter onderbouwing van regels voor overheidsopdrachten, vereenvoudiging van de regelgeving en innovatieve procedures waarbij een kwaliteitsgerichte aanpak wordt verkozen boven een aanpak waarbij enkel wordt gekeken naar de kosten, door de beste praktijken voor het organiseren van wedstrijden voor openbare architectuur, landschapsarchitectuur en ruimtelijke ordening toe te passen. |
|
23. |
Op alle betrokken bestuursniveaus het bewustzijn bij en de kennis en vaardigheden van beleidsmakers en gespecialiseerde teams, met inbegrip van technische deskundigen en aannemers, verder te bevorderen en te vergroten, zodat ze strenge kwaliteitscriteria en -normen kunnen hanteren bij hun besluiten over architectuur en de gebouwde omgeving voor iedereen. |
|
24. |
Het optimaal gebruik van relevante EU-financieringsprogramma’s en andere beschikbare financieringsinstrumenten te bevorderen, teneinde:
|
|
25. |
Het momentum te behouden en het reflectieproces en de gedachtewisseling over de culturele, sociale, economische en ecologische functies van architectuur van hoge kwaliteit en gebouwde omgeving voort te zetten. |
VERZOEKT DE LIDSTATEN:
|
26. |
Te zorgen voor samenhangend beleid voor architectuur van hoge kwaliteit en gebouwde omgeving, door goed te coördineren tussen alle betrokken ministeries en bestuurlijke niveaus, instanties en uitvoerende diensten zodat op alle beleidsgebieden en bij alle activiteiten die gevolgen hebben voor de gebouwde en leefomgeving een kwaliteitsgerichte en holistische aanpak wordt gevolgd. |
|
27. |
Ervoor te zorgen dat er in de nationale sociaal-economische en territoriale ontwikkelingsstrategieën meer rekening wordt gehouden met de beginselen en de aanpak van het NEB-initiatief en de circulaire economie, waaronder duurzame vormgeving en architectuur. |
|
28. |
Op de passende bestuursniveaus adviesgroepen van deskundigen, bestaande uit architecten en andere betrokken professionals, zoals de teams van overheids- en stadsarchitecten (14), op te zetten en te ondersteunen, evenals kwaliteitsgerichte procedures om ervoor te zorgen dat er bij het besluitvormingsproces (meer) rekening wordt gehouden met de nodige professionele competenties en vaardigheden teneinde kwalitatief hoogstaande resultaten te bereiken. |
|
29. |
Een contactpunt aan te wijzen voor het NEB-initiatief en, volgens een plaatsgebonden aanpak (15), gemeenschappen op lokaal niveau te benaderen om, naargelang het geval, alle vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld en alle belanghebbenden bij het initiatief te betrekken. |
|
30. |
Actoren die de culturele en kwalitatieve aspecten van de gebouwde en leefomgeving onder de aandacht brengen van alle doelgroepen de nodige middelen en ondersteuning te bieden. |
VERZOEKT DE COMMISSIE:
|
31. |
De toepassing van het Davos-systeem voor de kwaliteit van de bouwcultuur en de bijbehorende acht kwaliteitscriteria bij investeringen, regelgevingskaders en EU-financieringsprogramma’s op dit gebied te bevorderen, en als eigenaar, ontwikkelaar en gebruiker van onroerend goed deze kwaliteitsbeginselen toe te passen. |
|
32. |
Ervoor te zorgen dat er in alle relevante EU-programma’s mogelijkheden worden ingebouwd voor onderzoek, capaciteitsopbouw en collegiaal leren op het gebied van cultuur en architectuur en gebouwde omgeving van hoge kwaliteit voor iedereen. |
|
33. |
Te streven naar synergie tussen bestaande en geplande regelgeving, programma’s en beleidsmaatregelen van de EU op dit gebied, zodat de groene en de digitale transitie samenhang vertonen met de beginselen en doelstellingen van het NEB-initiatief, en sectoroverschrijdende samenwerking en besluitvorming te mainstreamen. |
|
34. |
Informatie en toegang tot beschikbare financiële instrumenten te bevorderen om projecten in verband met een kwalitatief hoogwaardige leefomgeving te ondersteunen, waaronder kleinschalige, concrete initiatieven en projecten in de culturele en de creatieve sector. |
|
35. |
Bij de vormgeving en uitvoering van NEB-strategieën, -projecten en -acties rekening te houden met het geografisch evenwicht, en de geografische, klimatologische, economische, sociale en culturele diversiteit van de EU. |
|
36. |
Synergie tussen kunst, architectuur, landschaps- en interieurarchitectuur, ruimtelijke ordening, vormgeving en ambachten te bevorderen, alsook innovatieve opleidingsmodellen voor architecten en andere verwante beroepsgroepen, waaronder opleidingen over geavanceerde digitale technologieën. |
|
37. |
De rol die historische monumenten spelen bij het verbeteren van de bestaande en toekomstige fysieke omgeving van lokale gemeenschappen te bevorderen, met behulp van geavanceerde digitale technologieën voor het documenteren en weergeven van de gebouwde en leefomgeving. |
|
38. |
Het bewustzijn en de samenwerking tussen sectoren te versterken door in de betrokken beleidssectoren, met name de sectoren die te maken hebben met de gebouwde en leefomgeving, het NEB-initiatief, de Verklaring van Davos en de Icomos-beginselen onder de aandacht te brengen. |
|
39. |
Regelmatig verslag uit te brengen aan de Raad en/of zijn voorbereidende instanties, en aan de aangewezen contactpunten voor het NEB-initiatief, over de voortgang bij de uitvoering van het NEB-initiatief, en de uitwisseling van beste praktijken tussen de lidstaten voor de follow-up op nationaal niveau te vergemakkelijken. |
(1) Zie voor definitie de bijlage.
(2) Zoals gedefinieerd in de acht criteria van het Davos-systeem voor de kwaliteit van de bouwcultuur (Davos Baukultur Quality System).
(3) Zoals uiteengezet in de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de VN (zie referentie in de bijlage).
(4) https://ec.europa.eu/info/strategy/priorities-2019-2024/european-green-deal_nl
(5) Het Bauhaus (Weimar, Dessau en Berlijn, 1919-1933) was de meest invloedrijke school voor architectuur, vormgeving en kunst van de 20e eeuw.
(6) Met inbegrip van interieur- en landschapsarchitectuur en ruimtelijke ordening.
(7) De Werkgroep open coördinatiemethode (OCM) met deskundigen van de lidstaten over architectuur en gebouwde omgeving van hoge kwaliteit voor iedereen.
(8) Europese kwaliteitsbeginselen voor door de EU gefinancierde acties die gevolgen kunnen hebben voor cultureel erfgoed – herziene versie van de Internationale Raad voor Monumenten en Landschappen (Icomos): https://www.icomos.org/en/about-icomos/committees/regional-activities-europe/90984-quality-principles-new-version-available
(9) https://futureu.europa.eu/?locale=nl
(10) https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/nl/IP_20_1835
(11) https://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=738&langId=nl&pubId=8376&furtherPubs=yes
(12) Zie referentie in de bijlage.
(13) Governance, functionaliteit, milieu, economie, diversiteit, context, plaatsbeleving en schoonheid.
(14) Zie voor definitie de bijlage.
(15) Zie voor definitie de bijlage.
BIJLAGE
A. REFERENTIES
In dit verband herinnert de Raad van de Europese Unie aan het volgende:
|
1. |
Artikel 167 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie |
|
2. |
De werkzaamheden en het verslag van de OCM-groep “Architectuur en gebouwde omgeving van hoge kwaliteit voor iedereen” (2020-2021) https://op.europa.eu/nl/publication-detail/-/publication/bd7cba7e-2680-11ec-bd8e-01aa75ed71a1 |
|
3. |
Het Handvest van het architectonisch erfgoed van Europa van 1975 |
|
4. |
Het Verdrag inzake het behoud van het architectonische erfgoed van Europa van 1987 (Verdrag van Granada) |
|
5. |
Het Europees Landschapsverdrag van 2000 |
|
6. |
De Resolutie van de Raad van 12 februari 2001 over de kwaliteit van de architectuur in de stedelijke en landelijke omgeving (PB C 73 van 6.3.2001, blz. 6) |
|
7. |
De conclusies van de Raad van 13 december 2008 over architectuur, of de bijdrage van cultuur aan duurzame ontwikkeling (PB C 319 van 13.12.2008, blz. 13) |
|
8. |
De conclusies van de Raad over het werkplan voor cultuur 2019-2022 (PB C 460 van 21.12.2018. blz. 12) |
|
9. |
De conclusies van de Raad van 26 november 2012 over cultuurbeheer (PB C 393 van 19.12.2012, blz. 8) |
|
10. |
De gezamenlijke verklaring “Wisselwerking tussen erfgoed, hedendaagse architectuur en ontwerp”, aangenomen tijdens de conferentie van Riga op 13 maart 2015 |
|
11. |
De AVVN-resolutie van 25 september 2015 getiteld “Onze wereld transformeren: Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling” (doc. A/RES/70/01) |
|
12. |
De EU-stedenagenda – Pact van Amsterdam (vastgesteld in 2016) (http://urbanagendaforthe.eu/pactofamsterdam/) |
|
13. |
De mededeling van de Commissie over “Een langetermijnvisie voor de plattelandsgebieden van de EU – Naar sterkere, verbonden, veerkrachtige en welvarende plattelandsgebieden in 2040” doc. COM(2021) 345 final |
|
14. |
De Verklaring van Davos “Naar een Europese visie op een hoogwaardige Baukultur”, vastgesteld tijdens de conferentie van ministers van Cultuur (Davos, 20-22 januari 2018) (https://davosdeclaration2018.ch/media/Verklaring_van_Davos_2018-def.-nl.pdf) |
|
15. |
Het Davos-systeem voor de kwaliteit van de bouwcultuur, gepubliceerd in mei 2021 (https://davosdeclaration2018.ch/quality-system/) |
|
16. |
Het nieuwe Handvest van Leipzig: “de transformerende kracht van steden in het algemeen belang”, vastgesteld tijdens de informele ministeriële bijeenkomsten van 30 november 2020 (https://ec.europa.eu/regional_policy/en/newsroom/news/2020/12/12-08-2020-new-leipzig-charter-the-transformative-power-of-cities-for-the-common-good) |
|
17. |
De Internationale Raad voor Monumenten en Landschappen (Icomos): “Europese kwaliteitsbeginselen voor door de EU gefinancierde ingrepen die gevolgen kunnen hebben voor cultureel erfgoed” (nieuwe versie 2021) (http://openarchive.icomos.org/id/eprint/2436/) |
|
18. |
De mededeling van de Commissie van 14 september 2021 over het Nieuw Europees Bauhaus: mooi, duurzaam, samen (doc. 11892/21 + ADD 1 + ADD 2 + ADD 3 – COM(2021) 573 final) |
|
19. |
Het Kaderverdrag van de Raad van Europa over de waarde van cultureel erfgoed voor de samenleving (Verdrag van Faro, 2005) (https://www.coe.int/en/web/culture-and-heritage/faro-convention) |
|
20. |
De Territoriale Agenda 2030: een toekomst voor alle plaatsen (https://territorialagenda.eu/wp-content/uploads/TA2030_02jul2021_nl.pdf |
B. DEFINITIES
In deze conclusies van de Raad gelden de volgende definities:
|
— |
“bouwcultuur”: naar de Duitse term “Baukultur” voor een concept waaronder elke menselijke activiteit valt die ruimten en de leefomgeving positief verandert. Hieronder vallen bestaande gebouwen, waaronder monumenten en andere vormen van gebouwd erfgoed, alsook het ontwerp en de bouw van hedendaagse gebouwen, infrastructuur, openbare ruimten en landschappen die geïntegreerd zijn in en in verband staan met de natuurlijke omgeving. De bouwcultuur behelst ook planningsprocedures voor bouwprojecten, infrastructuur, steden, dorpen en open landschappen, evenals traditionele en innovatieve bouwtechnieken en -methoden. Er is een breed, impliciet maatschappelijk begrip van kwaliteit, gereedschappen, procedures en praktijken; vandaar het selectieve gebruik van het woord “cultuur” in de term. |
|
— |
“gebouwde omgeving”: de bestaande ruimte rondom mensen, die zij actief vormgeven en die zelf ook het leven en het gedrag van mensen beïnvloedt. Hieronder valt de leefomgeving. |
|
— |
“circulair ontwerp”: het creëren van producten en diensten waarvan de levenscyclus geen begin, midden en einde meer heeft. Het doel is producten te ontwerpen die kunnen worden gebruikt, hergebruikt en gerecycled zodat er minder hulpbronnen worden gebruikt, minder afval wordt geproduceerd en meer toegevoegde waarde voor het ecosysteem wordt gecreëerd. Circulair ontwerp is gericht op het creëren van producten en diensten voor de circulaire economie. |
|
— |
“Davos-systeem voor de kwaliteit van de bouwcultuur”: een verzameling instrumenten aan de hand waarvan de kwaliteit van de bouwcultuur kan worden gedefinieerd en beoordeeld op plaatsen waarvan de sociale, emotionele en culturele waarden hetzelfde gewicht hebben als de technische en functionele aspecten ervan, op basis van de volgende acht criteria: governance, functionaliteit, duurzaamheid, economie, diversiteit, context, plaatsbeleving, en schoonheid. |
|
— |
“leefomgeving”: een evenwichtig samenspel van kunstmatige en natuurlijke omgevingen, zowel binnen als buiten. Het plannen en creëren van een duurzame en geïntegreerde leefomgeving (stedelijk of, ruimer, ruimtelijk ontwerp) omvat plannings- en vormgevingsactiviteiten (waaronder ruimtelijke ordening, architectuur en landschapsarchitectuur), bouwactiviteiten en de ruimtelijke coördinatie van andere beslissingen op het gebied van ruimte (zoals verkeers- en mobiliteitsoplossingen, nutsvoorzieningen, landbouw, enz.), teneinde voor zoveel mogelijk mensen de leefomgeving op lange termijn te verbeteren via ruimtelijke beslissingen. |
|
— |
“plaatsgebonden aanpak”: een aanpak die gericht is op de specifieke omstandigheden van een plaats, en waarbij de gemeenschap en een breed scala aan lokale organisaties uit verschillende sectoren als actieve deelnemers worden betrokken bij de ontwikkeling en uitvoering ervan. |
|
— |
“teams van overheids- en stadsarchitecten”: teams van architecten binnen overheidsdiensten, die voor leiderschap in ontwerp moeten zorgen en het bestuur strategisch advies moeten verstrekken teneinde het ontwerp van openbare bouwwerken te verbeteren, de omgevingskwaliteit te bevorderen en de inrichting van de openbare ruimte (“place-making”) te stimuleren. |
|
13.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
CI 501/19 |
Conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over het behoud van bestaande en het creëren van nieuwe publieke ruimtes voor jongeren die hun zinvolle participatie in de maatschappij mogelijk maken
(2021/C 501 I/04)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE EN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN DER LIDSTATEN, IN HET KADER VAN DE RAAD BIJEEN,
CONSTATEREND HETGEEN VOLGT:
|
1. |
De Unie en de lidstaten zijn overeengekomen dat samenwerking op EU-niveau in jongerenkwesties “de sociale en maatschappelijke betrokkenheid steunt en ernaar streeft dat alle jongeren over de nodige middelen beschikken om te participeren in de samenleving” (1). |
|
2. |
Jongeren zijn een van de sterktes van onze samenleving. Ook zijn zij mensen met rechten als individu. Als zodanig zijn zij gerechtigd op zinvolle wijze deel te nemen aan de ontwikkeling, de uitvoering, de monitoring, de evaluatie en de follow-up van beleid dat hen en de samenleving in het algemeen raakt (2). |
|
3. |
“Een gezonde democratie is afhankelijk van burgerbetrokkenheid en een actief maatschappelijk middenveld, en dit niet alleen in verkiezingstijd, maar altijd. Betrokken, geïnformeerde en mondige jonge burgers en organisaties die opkomen voor hun belangen, zijn de beste garantie voor de veerkracht van onze democratieën” (3) en voor het algemeen belang. |
|
4. |
De Europese Unie berust op waarden als democratie, pluralisme, gelijkheid en de rechtsstaat. Eerbiediging van de mensenrechten, vrijheid, non-discriminatie, gendergelijkheid, verdraagzaamheid en bescherming van minderheden zijn onmisbare hoekstenen van de Europese gedachte (4). |
|
5. |
“De huidige Coronapandemie en de sociaal-economische gevolgen ervan tasten de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat hoe langer hoe meer aan, ook de ruimte voor het maatschappelijk middenveld” (5). |
|
6. |
De verdere ontwikkeling van de participatie van jongeren in democratische processen conform de resolutie van de Raad betreffende de bevordering van politieke participatie van jongeren aan het democratische debat in Europa (6), de conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over de bevordering van het democratische bewustzijn en de democratische betrokkenheid van jongeren in Europa (7), en de conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over het versterken van meerlagig bestuur bij het bevorderen van de participatie van jongeren aan besluitvormingsprocessen (8) zullen publieke ruimtes voor jongeren versterken hun betrokkenheid daarbij aanmoedigen. |
ZIJN DE VOLGENDE MENING TOEGEDAAN:
|
7. |
Publieke ruimtes voor jongeren zijn ruimtes die hun zinvolle deelname aan de samenleving mogelijk maken. Deze ruimtes vormen een cruciaal onderdeel van iedere democratische samenleving (9). Het zijn (online en offline) politieke, publieke en sociale omgevingen die voldoen aan een reeks juridische, beleidsmatige, institutionele en praktische voorwaarden om jongeren in staat te stellen hun burgerlijke vrijheden uit te oefenen: zo krijgen jongeren toegang tot informatie, kunnen zij hun mening uiten, en kunnen zij verenigingen en organisaties oprichten om aldus deel te nemen aan het openbare leven, als de wereld om hen heen te beïnvloeden en vorm te geven. |
|
8. |
Publieke ruimtes voor jongeren zijn dynamisch en veranderen voortdurend. Daardoor spelen democratische en onafhankelijke organisaties die actief zijn in het jongerenwerk, en niet-formele groepen jongeren een belangrijke rol bij het stimuleren van de participatie van jongeren. Zij moeten dan ook worden ondersteund en beschermd. |
|
9. |
Jongeren hebben vrije, veilige, open, toegankelijke, inclusieve en representatieve publieke ruimtes nodig die hen in staat stellen verenigingen op te richten, actief te zijn op terreinen die verband houden met hun behoeften en belangen – ongeacht het onderwerp – zich uit te spreken over publieke kwesties en een rol te spelen in openbare besluitvorming. |
|
10. |
De actieve betrokkenheid van diverse groepen jongeren, waaronder kwetsbare of zelden gehoorde jongeren (zoals jonge migranten), in diverse publieke ruimtes helpt hen de competenties voor hun maatschappelijke betrokkenheid te ontwikkelen. Deze betrokkenheid bevordert ook hun persoonlijke, professionele en sociale ontwikkeling, draagt bij tot de waarden van de Europese Unie (10), sociale cohesie en intergenerationele samenwerking, en zorgt ervoor dat democratie en burgerschap de verscheidenheid aan perspectieven en de diversiteit van de samenleving weerspiegelen. |
|
11. |
De betrokkenheid van jongeren in publieke ruimtes is een “belangrijke katalysator geweest voor diverse sociale innovaties” (11). Hieruit blijkt dat deze ruimtes bijdragen tot democratischer en beter geïnformeerde besluitvormingsprocessen, waardoor de kwaliteit van de democratie wordt versterkt. Van de andere kant zijn jongeren in publieke ruimtes bijzonder kwetsbaar voor discriminatie en allerlei restricties die hun participatie in de weg staan (12). |
|
12. |
Het krimpen van de maatschappelijke ruimte voor jongeren en de schendingen van fundamentele en democratische rechten die aan het licht zijn gekomen, zijn mondiale fenomenen die een bedreiging kunnen vormen voor democratieën in geheel Europa, ongeacht economische ontwikkeling of geografische locatie. Uit studies blijkt dat ook de mogelijkheden voor maatschappelijke organisaties voor jongeren om deel te nemen aan beleidsprocessen beperkt zijn (13). |
|
13. |
Organisaties die actief zijn in het jongerenwerk, en niet-formele groepen jongeren moeten betrokken worden bij de ontwikkeling van belangrijke projecten over alle onderwerpen die onder de 11 Europese jongerendoelstellingen vallen. Bovendien zijn deze organisaties essentieel voor diensten aan en ondersteuning van jongeren, dikwijls als aanvulling op de diensten die van de overheid komen. |
|
14. |
Als gevolg van de COVID-19-pandemie worden de publieke ruimtes voor jongeren in veel landen steeds minder talrijk. Online-equivalenten van deze ruimtes zijn dikwijls het enige haalbare alternatief. Sommige lessen die tijdens de pandemie geleerd zijn, zijn positief, bijvoorbeeld waar nieuwe functionaliteiten zijn gevonden in digitale ruimtes. De migratie naar online publieke ruimtes heeft echter ook problemen aan het licht gebracht in verband met toegang (infrastructuur), digitale vaardigheid (competenties) en de veiligheid van jongeren die online gaan. |
VERKLAREN HET VOLGENDE:
|
15. |
Een standaardaanpak is niet bevorderlijk voor een gunstig klimaat voor de ondersteuning van organisaties die actief zijn in het jongerenwerk en van niet-formele groepen jongeren. Er moet rekening worden gehouden met “universeel ontwerp”, verschillen in culturele en geografische achtergronden, structurele ongelijkheden, genderongelijkheid en andere factoren die van invloed zijn. Al deze factoren beletten jongeren en jongerenorganisaties vrijelijk actief te zijn en zinvol te participeren in de samenleving. |
|
16. |
Excessieve blootstelling aan schermen en onlineactiviteiten hebben een negatief effect op de geestelijke, lichamelijke en sociale gezondheid van jongeren (14). Niettemin bieden online publieke ruimtes veel jongeren een belangrijke vrijplaats waar zij hun burgerrechten kunnen doen gelden, met name tijdens de COVID-19-pandemie. Er moet echter niet alleen aandacht zijn voor de genoemde gezondheidsaspecten. Ook onlineveiligheid en het dichten van de digitale kloof (infrastructuur en cognitieve barrières) moeten op de agenda worden gezet. Het vinden van het juiste evenwicht tussen online en offline betrokkenheid moet daarom een prioriteit zijn voor alle belanghebbende partijen bij het ondersteunen van publieke ruimtes voor jongeren. |
VERZOEKEN DE LIDSTATEN OM, CONFORM HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL, OP DE PASSENDE NIVEAUS HET VOLGENDE TE DOEN:
|
17. |
Het behouden en uitbreiden van publieke ruimtes voor alle jongeren, vooral de jongeren die het zwaarst door de COVID-19-pandemie zijn getroffen. Voorts het treffen van extra maatregelen om jongeren in een achterstandspositie – met name jongeren uit afgelegen en plattelandsgebieden en jongeren met een handicap – toegang te geven tot deze ruimtes en hen daarin te laten participeren. Ook de zichtbaarheid en de toegankelijkheid van deze ruimtes voor jongeren moeten beter worden. |
|
18. |
Problemen aanpakken in verband met processen en instrumenten die een tekort aan vrije en toegankelijke openbare ruimtes veroorzaken of die grote belemmeringen vormen voor jongeren die toegang willen krijgen tot en willen participeren in publieke ruimtes. Te denken valt aan commerciële instrumenten die algoritmen gebruiken voor gepersonaliseerde marketing, en aan gentrificatie, plattelandsmigratie en de toenemende commercialisering van fysieke en onlineruimtes (15). |
|
19. |
Aandacht schenken aan de privacy van jongeren die hun burgerrechten en -vrijheden uitoefenen, teneinde hun persoonlijke veiligheid en de eerbiediging van individuele rechten te waarborgen. Een en ander moet gebeuren in een taal die zij begrijpen. Ook moeten jongeren controle hebben over hun eigen persoonsgegevens, met name door een veilige en rechtmatige behandeling van alle gegevens die hun toebehoren of die op hen betrekking hebben, zoals gedefinieerd in de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) van de EU. |
|
20. |
Oog hebben voor de belemmeringen voor online-participatie van jongeren (te denken valt aan toegang tot het internet, digitale vaardigheden, gebrek aan infrastructuur en aan apparatuur) en streven naar veilige digitale publieke ruimtes voor jongeren door hun digitale vaardigheden te bevorderen, vooral door versterking van de digitale en mediageletterdheid en het bewustzijn van jongeren. Dit kan onder meer gebeuren door beschermende maatregelen tegen onjuiste informatie, desinformatie, propaganda, maatschappelijke polarisatie, haatuitingen, online pesten, grooming enz. |
|
21. |
Erkennen van het belang van onderwijs in alle leeromgevingen (formeel, niet-formeel en informeel) voor de bevordering van diverse vormen van burgerschapsvorming die gericht zijn op competenties voor actief burgerschap, wat op zijn beurt bijdraagt tot een democratischer samenleving. |
|
22. |
Het stimuleren van maatschappelijke en politieke processen en actieve samenwerking tussen jongerenorganisaties en onderwijs- en opleidingsinstellingen bij gemeenschappelijke projecten, onder meer om zo de omstandigheden voor bestaande publieke ruimtes te verbeteren of nieuwe publieke ruimtes te creëren, en zo ook een praktische bijdrage te leveren aan de verwezenlijking van de duurzame-ontwikkelingdoelen en de Europese jongerendoelstellingen. |
|
23. |
Zich verbinden tot en het ondersteunen van – indien van toepassing – gezamenlijk opgezette en gezamenlijk beheerde wisselwerkingen en communicatiekanalen tussen overheidsinstanties en jongeren via publieke ruimtes, waaronder wisselwerkingen communicatiekanalen die worden ondersteund en onderhouden door organisaties die actief zijn in het jongerenwerk en door niet-formele groepen jongeren. Doel hiervan is een zinvolle en breed samengestelde vertegenwoordiging van de stem van jongeren mogelijk te maken en een aanwijsbare impact te creëren op de ontwikkeling, de uitvoering en follow-up van beleidsmaatregelen die relevant zijn voor jongeren. |
VERZOEKEN DE LIDSTATEN EN DE EUROPESE COMMISSIE OP HUN RESPECTIEVE BEVOEGDHEIDSGEBIEDEN EN OP DE JUISTE NIVEAUS, EN MET INACHTNEMING VAN HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL, HET VOLGENDE TE DOEN:
|
24. |
Streven naar het behoud en het uitbreiden van een verscheidenheid aan publieke ruimtes voor jongeren op alle niveaus door middel van duurzame structurele financiering en, indien dit van toepassing is, projectgestuurde financiering overwegen voor organisaties die actief zijn in het jongerenwerk en voor niet-formele groepen jongeren. Jongeren bewuster maken van hun burgerlijke en politieke vrijheden en van de mogelijkheden om deze tot gelding te brengen door zich in te zetten in publieke ruimtes. |
|
25. |
Het ondersteunen van organisaties die actief zijn in het jongerenwerk, en van niet-formele groepen jongeren die haatuitingen en andere bedreigingen van hun activiteiten bestrijden, met name in verband met de uitoefening van hun vrijheid van meningsuiting, vereniging en vergadering. |
|
26. |
Het constant monitoren, evalueren en ondersteunen van een stimulerende omgeving voor publieke ruimtes voor jongeren, oog hebben voor bedreigingen voor deze ruimtes en daar actie tegen ondernemen. |
|
27. |
Zorgen voor gemakkelijke toegang tot informatie in toegankelijke formaten en, in voorkomend geval, in jongerenvriendelijke taal en conform het “Europees handvest voor voorlichting aan jongeren” (16). Dit komt ten goede aan de transparantie en het vertrouwen van jongeren in politieke instellingen. Ook moeten maatregelen worden genomen om de mediageletterdheid te bevorderen teneinde onjuiste informatie, desinformatie, propaganda, maatschappelijke polarisatie, haatuitingen, samenzweringstheorieën, online pesten, grooming enz. tegen te gaan. |
|
28. |
Het vergroten van de institutionele outreach naar jongeren (rechtstreeks of via organisaties die actief zijn in het jongerenwerk en niet-formele groepen jongeren) door middel van offline- en onlinecontactinstrumenten. Het inzetten van mechanismen die samen met jongeren op poten worden gezet, door besluitvormers worden erkend en door onafhankelijk onderzoek worden ondersteund, om zo de participatie van jongeren in publieke ruimtes en in de politiek te vergemakkelijken. |
|
29. |
In voorkomend geval de effecten onderzoeken van commerciële instrumenten die algoritmen gebruiken voor gepersonaliseerde marketing, op publieke ruimtes voor jongeren, en in gesprek gaan met de aanbieders van deze instrumenten om iets te doen aan de eventuele negatieve effecten hiervan op de publieke ruimtes. Overwegen de nodige, geschikte en proportionele maatregelen te nemen om eventuele negatieve effecten van commerciële instrumenten die niet via een dialoog kunnen worden weggenomen, aan te pakken. |
|
30. |
Het ondersteunen van onderzoek naar en toezicht op de staat van publieke ruimtes voor jongeren in de gehele Europese Unie, alsook op nationaal, regionaal en lokaal niveau: wat zijn de problemen en bedreigingen waarmee deze ruimtes worden geconfronteerd? Ook de evaluatie van de participatie van jongeren in deze ruimtes moet worden gesteund. |
|
31. |
Overwegen om in het kader van het Europees Jaar van de Jeugd 2022 bijzondere aandacht te schenken aan de publieke ruimtes voor jongeren en de fundamentele vrijheden van jongeren. |
VERZOEKEN DE COMMISSIE HET VOLGENDE TE DOEN:
|
32. |
Niet-commerciële, open, inclusieve en veilige publieke ruimtes voor jongeren ondersteunen via Europese programma’s, waaronder de belangrijkste programma’s op jongerengebied zoals Erasmus+ en het Europees Solidariteitskorps, en dit in alle sectoren. |
|
33. |
Het verder betrekken van jongeren, organisaties die actief zijn in het jongerenwerk, en niet-formele groepen jongeren bij de planning, de uitvoering en de follow-up van Europese initiatieven die van invloed zijn op hun leven, zoals het Nieuw Europees Bauhaus, het EU-klimaatpact en de Conferentie over de toekomst van Europa, gelet op de rol van deze initiatieven bij het creëren van publieke ruimtes voor jongeren. |
(1) Resolutie van de Raad van de Europese Unie en van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over een kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken: De EU-strategie voor jongeren 2019-2027 (PB C 456 van 18.12.2018, blz. 1).
(2) Resolutie van de Raad van de Europese Unie en van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over een kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken: De EU-strategie voor jongeren 2019-2027 (PB C 456 van 18.12.2018, blz. 1).
(3) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s betreffende het actieplan voor Europese democratie (COM(2020) 790 final van 3 december 2020, blz. 3).
(4) Deze alinea is gebaseerd op artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.
(5) Conclusies van de Raad over een mensenrechtengebaseerd herstel na COVID-19 (doc. 6324/21 van 22 februari 2021).
(6) Resolutie van de Raad betreffende de bevordering van politieke participatie van jongeren aan het democratische debat in Europa (PB C 417 van 15.12.2015, blz. 10).
(7) Conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over de bevordering van het democratische bewustzijn en de democratische betrokkenheid van jongeren in Europa (PB C 415 van 1.12.2020, blz. 16).
(8) Conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over het versterken van meerlagig bestuur bij het bevorderen van de participatie van jongeren aan besluitvormingsprocessen (PB C 241 van 21.6.2021, blz. 3).
(9) Het begrip “publieke ruimtes voor jongeren” dat in deze conclusies wordt gebruikt, is gebaseerd op de OESO-definitie van publieke ruimtes voor niet-gouvernementele actoren.
(10) Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PB C 202 van 7.6.2016, blz. 1).
(11) Safeguarding Civic Space for Young People in Europe, Europees Jeugdforum (blz. 8).
(12) Jeugdpartnerschap: Tomaž Deželan en Laden Yurttagüler, Pool of European Youth Researchers, Shrinking democratic space for youth, 2021.
(13) Jeugdpartnerschap: Tomaž Deželan en Laden Yurttagüler, Pool of European Youth Researchers, Shrinking democratic space for youth, 2021.
(14) Verklaring van UNICEF: Growing concern for well-being of children and young people amid soaring screen time, 8 februari 2021.
(15) Neil Smith:The New Urban Frontier: Gentrification and the revanchist city. Routledge, London and New York, 1996. Kristen Day: Introducing Gender to the Critique of Privatized Public Space. In: Journal of Urban Design, Vol. 4, No. 2, 1999. Margaret Kohn: Brave New Neighborhoods: The Privatization of Public Space. Routledge, London and New York, 2004.
(16) Het Europees handvest voor voorlichting aan jongeren is een reeks professionele beginselen en richtsnoeren voor het verstrekken van informatie en advies aan jongeren.
BIJLAGE
Referenties
Bij het aannemen van deze conclusies nemen de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, nota van de volgende documenten en publicaties:
|
— |
Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek: Wetenschappelijke en technische rapporten van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC), en Measuring Civic Competence in Europe, een samengestelde indicator op basis van een studie over burgerschapsonderwijs van de Internationale Vereniging voor de evaluatie van het onderwijsrendement uit 1999 voor veertienjarige scholieren (2008). |
|
— |
Dan Moxon en Ondřej Bárta: Structured Dialogue Cycle VI Thematic Report: Young People and the EU. Europese stuurgroep voor de 6e cyclus van de gestructureerde dialoog, 2018. |
|
— |
Europese Commissie, Eurobarometer, EU-brede enquête: “De toekomst van Europa” maart 2021. |
|
— |
Europees Parlement: Europees Parlement: Studie op verzoek van de Commissie cultuur en onderwijs (CULT): Education and youth in post-COVID-19 Europe – crisis effects and policy recommendations (PE 690.872), mei 2021). |
|
— |
Over jeugdpartnerschap: Tomaž Deželan en Laden Yurttagüler, Pool of European Youth Researchers, Shrinking democratic space for youth, 2021. |
|
— |
Resolutie 2096 (2016) van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa: How can inappropriate restrictions on NGO activities in Europe be prevented? |
|
— |
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming). |
|
— |
Algemene vergadering van de Europese organisatie voor voorlichting en adviesverlening aan jongeren (ERYICA): “Europees handvest voor voorlichting aan jongeren”, goedgekeurd in Cascais (Portugal) op 27 april 2018. |
|
— |
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s – Europees klimaatpact (COM(2020) 788 final). |
|
— |
Europese Unie, Conferentie over de toekomst van Europa, webpagina: Conferentie over de toekomst van Europa | Europese Commissie |