ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 490

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

64e jaargang
6 december 2021


Inhoud

Bladzijde

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Hof van Justitie van de Europese Unie

2021/C 490/01

Laatste publicaties van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese Unie

1


 

V   Bekendmakingen

 

GERECHTELIJKE PROCEDURES

 

Hof van Justitie

2021/C 490/02

Zaak C-668/19: Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 6 oktober 2021 — Europese Commissie/Italiaanse Republiek (Niet-nakoming – Artikel 258 VWEU – Richtlijn 91/271/EEG – Opvang en behandeling van stedelijk afvalwater – Artikelen 3 tot en met 5 en 10 – Geen opvangsystemen voor stedelijk afvalwater in bepaalde agglomeraties – Geen secundaire behandeling of gelijkwaardig proces voor stedelijk afvalwater in bepaalde agglomeraties – Bouw en exploitatie van waterzuiveringsinstallaties – Controle van de lozingen van die installaties – Kwetsbare gebieden – Ingrijpendere behandeling van het afvalwater)

2

2021/C 490/03

Zaak C-717/19: Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 6 oktober 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Fővárosi Törvényszék — Hongarije) — Boehringer Ingelheim RCV GmbH & Co. KG Magyarországi Fióktelepe / Nemzeti Adó- és Vámhivatal Fellebbviteli Igazgatósága [Prejudiciële verwijzing – Belasting over de toegevoegde waarde (btw) – Richtlijn 2006/112/EG – Artikel 90, lid 1 – Verlaging van de maatstaf van heffing in geval van prijsvermindering nadat de handeling is verricht – Bijdragen die een farmaceutische onderneming aan de publieke zorgverzekeraar betaalt – Artikel 273 – Door de nationale regeling voor de uitoefening van het recht op die verlaging opgelegde administratieve formaliteiten – Beginsel van fiscale neutraliteit en evenredigheidsbeginsel]

6

2021/C 490/04

Zaak C-882/19: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 6 oktober 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Audiencia Provincial de Barcelona — Spanje) — Sumal, SL / Mercedes Benz Trucks España, SL (Prejudiciële verwijzing – Mededinging – Vergoeding van schade die is veroorzaakt door een bij artikel 101, lid 1, VWEU verboden gedraging – Vaststelling van de entiteiten die de schade dienen te vergoeden – Schadevordering tegen de dochteronderneming van een moedermaatschappij die is ingesteld naar aanleiding van een besluit waarbij de deelname van enkel die moedermaatschappij aan een mededingingsregeling is vastgesteld – Begrip onderneming – Begrip economische eenheid)

7

2021/C 490/05

Zaak C-13/20: Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 6 oktober 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de cour d'appel de Bruxelles — België) — Top System SA/Belgische Staat (Prejudiciële verwijzing – Auteursrecht en naburige rechten – Rechtsbescherming van computerprogramma’s – Richtlijn 91/250/EEG – Artikel 5 – Uitzonderingen op handelingen waarvoor toestemming nodig is – Handelingen die voor de rechtmatige verkrijger noodzakelijk zijn om fouten te verbeteren – Begrip – Artikel 6 – Decompilatie – Voorwaarden)

8

2021/C 490/06

Zaak C-35/20: Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 6 oktober 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Korkein oikeus — Finland) — Strafprocedure tegen A [Prejudiciële verwijzing – Burgerschap van de Unie – Recht van Unieburgers om vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen – Artikel 21 VWEU – Richtlijn 2004/38/EG – Artikelen 4 en 5 – Verplichting om voorzien te zijn van een identiteitskaart of een paspoort – Verordening (EG) nr. 562/2006 (Schengengrenscode) – Bijlage VI – Overschrijding van de zeegrens van een lidstaat aan boord van een pleziervaartuig – Sanctiestelsel voor het reizen tussen lidstaten zonder identiteitskaart of paspoort – Strafrechtelijk dagboetestelsel – Berekening van de geldboete in verhouding tot de gemiddelde maandelijkse inkomsten van de overtreder – Evenredigheid – Zwaarte van de straf in verhouding tot het strafbare feit]

9

2021/C 490/07

Zaak C-119/20: Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 6 oktober 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Augstākā tiesa (Senāts) — Letland) — Līga Šenfelde / Lauku atbalsta dienests [Prejudiciële verwijzing – Gemeenschappelijk landbouwbeleid – Financiering door het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) – Nationaal programma plattelandsontwikkeling 2014-2020 – Verordening (EU) nr. 1305/2013 – Artikel 19, lid 1, onder a) – Aanloopsteun ten bate van jonge landbouwers – Steun ten bate van de ontwikkeling van kleine landbouwbedrijven – Cumulatie van steun – Mogelijkheid tot weigering van cumulatie]

10

2021/C 490/08

Zaak C-136/20: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 6 oktober 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Zalaegerszegi Járásbíróság — Hongarije) — Procedure betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van een geldelijke sanctie die is opgelegd aan LU (Prejudiciële verwijzing – Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht – Kaderbesluit 2005/214/JBZ – Tenuitvoerlegging van geldelijke sancties – Beginsel van wederzijdse erkenning – Artikel 5, lid 1 – Strafbare feiten die leiden tot erkenning en tenuitvoerlegging van sanctiebeslissingen zonder toetsing van de dubbele strafbaarheid – Artikel 5, lid 3 – Strafbare feiten waarvoor de lidstaat de erkenning en de tenuitvoerlegging van sanctiebeslissingen afhankelijk kan stellen van de dubbele strafbaarheid – Toetsing door de tenuitvoerleggingsstaat van de juridische kwalificatie die de beslissingsstaat aan het strafbare feit heeft gegeven in het bij de sanctiebeslissing gevoegde certificaat)

10

2021/C 490/09

Zaak C-272/20 P: Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 6 oktober 2021 — Sebastian Veit / Europese Centrale Bank (ECB) [Hogere voorziening – Openbare dienst – Personeel van de Europese Centrale bank (ECB) – Bezoldiging – Vergelijkend onderzoek – Gelijke behandeling van interne en externe kandidaten – Indeling in salaristrap]

11

2021/C 490/10

Zaak C-338/20: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 6 oktober 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Rejonowy dla Łodzi-Śródmieścia w Łodzi — Polen) — Procedure betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van een geldelijke sanctie die is opgelegd aan D.P. (Prejudiciële verwijzing – Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht – Justitiële samenwerking in strafzaken – Wederzijdse erkenning – Geldelijke sancties – Kaderbesluit 2005/214/JBZ – Gronden tot weigering van erkenning of tenuitvoerlegging – Artikel 20, lid 3 – Besluit waarbij een geldelijke sanctie wordt opgelegd – Eerbiediging van de rechten van de verdediging – Kennisgeving van stukken in een taal die de veroordeelde niet begrijpt – Vertaling van de essentiële elementen van het besluit)

11

2021/C 490/11

Zaak C-408/20 P: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 6 oktober 2021 — Danilo Poggiolini/Europees Parlement (Hogere voorziening – Institutioneel recht – Eén statuut voor leden van het Europees Parlement – In Italiaanse kiesdistricten verkozen leden van het Europees Parlement – Wijziging van de pensioenrechten – Bezwarende handeling – Voorlopig standpunt – Autonome rechtsgevolgen)

12

2021/C 490/12

Zaak C-431/20 P: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 6 oktober 2021 — Carlo Tognoli e.a./Europees Parlement (Hogere voorziening – Institutioneel recht – Eén statuut voor leden van het Europees Parlement – In Italiaanse kiesdistricten verkozen leden van het Europees Parlement – Wijziging van de pensioenrechten – Bezwarende handeling – Voorlopig standpunt – Autonome rechtsgevolgen)

13

2021/C 490/13

Zaak C-581/20: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 6 oktober 2021 [verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Varhoven kasatsionen sad (Bulgarije) — Bulgarije] — Skarb Państwa Rzeczypospolitej Polskiej reprezentowany przez Generalnego Dyrektora Dróg Krajowych i Autostrad / TOTO SpA — Costruzioni Generali en Vianini Lavori SpA [Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Verordening (EU) nr. 1215/2012 – Artikel 1, lid 1 – Burgerlijke en handelszaken – Artikel 35 – Voorlopige en bewarende maatregelen – Vordering die is gebaseerd op een overeenkomst voor de aanleg van een openbare snelweg tussen een overheidsinstantie en twee privaatrechtelijke ondernemingen – Verzoek in kort geding in verband met de boetes en garanties die uit deze overeenkomst voortvloeien – Beslissing in kort geding die reeds is gewezen door een in het bodemgeschil bevoegde rechter]

14

2021/C 490/14

Zaak C-613/20: Arrest van het Hof (Negende kamer) van 6 oktober 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landesgericht Salzburg — Oostenrijk) — CS / Eurowings GmbH (Prejudiciële verwijzing – Luchtvervoer – Verordening (EG) nr. 261/2004 – Artikel 5, lid 3 – Gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annulering of langdurige vertraging van vluchten – Vrijstelling van de verplichting tot compensatie – Begrip buitengewone omstandigheden – Staking van het personeel van de luchtvaartmaatschappij – Staking van het personeel van een dochteronderneming uit solidariteit met het personeel van de moedermaatschappij)

15

2021/C 490/15

Zaak C-419/21: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Rejonowy dla m.st. Warszawy w Warszawie (Polen) op 8 juli 2021 — X sp.z o.o., sp. k. / Z

15

2021/C 490/16

Zaak C-453/21: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Bundesarbeitsgericht (Duitsland) op 21 juli 2021 — X-FAB Dresden GmbH & Co. KG / FC

16

2021/C 490/17

Zaak C-499/21 P: Hogere voorziening ingesteld op 13 augustus 2021 door Joshua David Silver, Leona Catherine Bashow, Charles Nicholas Hilary Marquand, JY, JZ, Anthony Styles Clayton en Gillian Margaret Clayton tegen de beschikking van het Gerecht (Tiende kamer — uitgebreid) van 8 juni 2021 in zaak T-252/20, Silver e.a./Raad

17

2021/C 490/18

Zaak C-504/21: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Stade (Duitsland) op 17 augustus 2021 — Verzoekster 1 e.a./ Bundesrepublik Deutschland

18

2021/C 490/19

Zaak C-527/21 P: Hogere voorziening ingesteld op 20 augustus 2021 door XC tegen het arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 10 februari 2021 in zaak T-488/18, XC / Commissie

20

2021/C 490/20

Zaak C-543/21: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Bundesgerichtshof (Duitsland) op 31 augustus 2021 — Verband Sozialer Wettbewerb eV / famila-Handelsmarkt Kiel GmbH & Co. KG

21

2021/C 490/21

Zaak C-553/21: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof (Duitsland) op 8 september 2021 — Hauptzollamt Hamburg / Shell Deutschland Oil GmbH

22

2021/C 490/22

Zaak C-571/21: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Finanzgericht Düsseldorf (Duitsland) op 16 september 2021 — RWE Power Aktiengesellschaft / Hauptzollamt Duisburg

22

2021/C 490/23

Zaak C-594/21: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberlandesgericht Frankfurt am Main (Duitsland) op 27 september 2021 — VB / Sixt Leasing SE

23

2021/C 490/24

Zaak C-601/21: Beroep ingesteld op 28 september 2021 — Europese Commissie / Republiek Polen

23

2021/C 490/25

Zaak C-602/21: Beroep ingesteld op 28 september 2021 — Commissie/Polen

24

 

Gerecht

2021/C 490/26

Zaak T-646/16 P-RENV-RX: Arrest van het Gerecht van 13 oktober 2021 — Simpson/Raad (Hogere voorziening – Openbare dienst – Ambtenaren – Weigering van de Raad om de betrokkene, na te zijn geslaagd voor een algemeen vergelijkend onderzoek, te herindelen in de in de aankondiging van het vergelijkend onderzoek vermelde rang – Verwerping van het beroep ten gronde – Hogere voorziening – Vernietiging – Arrest in hogere voorziening door het Hof heroverwogen en vernietigd – Terugverwijzing naar het Gerecht als rechter in hogere voorziening – Motiveringsplicht – Gelijke behandeling)

26

2021/C 490/27

Zaak T-827/17: Arrest van het Gerecht van 6 oktober 2021 — Aeris Invest/ECB (Toegang tot documenten – Besluit 2004/258/EG – Documenten die verband houden met de vaststelling van een afwikkelingsregeling voor Banco Popular Español – Gedeeltelijke weigering van toegang – Uitzondering betreffende de bescherming van de vertrouwelijkheid van de beraadslagingen van de besluitvormende organen van de ECB – Documenten die het resultaat van de beraadslagingen van de besluitvormende organen van de ECB weergeven – Motiveringsplicht – Uitzondering betreffende het financiële, monetaire of economische beleid van de Unie of van een lidstaat – Uitzondering betreffende de stabiliteit van het financiële stelsel in de Unie of in een lidstaat – Uitzondering betreffende de bescherming van de vertrouwelijkheid van informatie die als zodanig wordt beschermd op grond van het Unierecht – Begrip vertrouwelijke informatie – Algemeen vermoeden van vertrouwelijkheid – Uitzonderingen op de verplichting om het beroepsgeheim te eerbiedigen – Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten)

26

2021/C 490/28

Zaak T-15/18: Arrest van het Gerecht van 6 oktober 2021 — OCU/ECB (Toegang tot documenten – Besluit 2004/258/EG – Documenten in verband met de vaststelling van een afwikkelingsregeling ten aanzien van Banco Popular Español – Weigering van toegang – Uitzondering inzake de bescherming van de vertrouwelijkheid van informatie die als zodanig beschermd wordt op grond van het Unierecht – Begrip vertrouwelijke informatie – Uitzonderingen op de verplichting om het beroepsgeheim te eerbiedigen – Rechten van de verdediging)

27

2021/C 490/29

Zaken T-351/18 en T-584/18: Arrest van het Gerecht van 6 oktober 2021 — Ukrselhosprom PCF en Versobank/ ECB [Economisch en monetair beleid – Prudentieel toezicht op kredietinstellingen – Aan de ECB opgedragen specifieke toezichthoudende taken – Besluit tot intrekking van de vergunning van een kredietinstelling – Schending van de wetgeving ter bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering – Ontvankelijkheid – Bevoegdheden van de nationale bevoegde autoriteiten (NBA’s) van de deelnemende lidstaten en de ECB binnen het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (GTM) – Gelijke behandeling – Evenredigheid – Bescherming van het gewettigd vertrouwen – Rechtszekerheid – Misbruik van bevoegdheid – Rechten van de verdediging – Motiveringsplicht]

28

2021/C 490/30

Zaak T-655/18: Arrest van het Gerecht van 13 oktober 2021 — Aupicon e.a. / EDEO (Openbare dienst – Ambtenaren – Tijdelijke functionarissen – Arbeidscontractanten – Bezoldiging – In een derde land tewerkgesteld personeel van EDEO – Artikel 10 van bijlage X bij het Statuut – Jaarlijkse evaluatie van de toelage wegens bijzondere levensomstandigheden – Richtsnoeren voor de methode van vaststelling van de toelage wegens bijzondere levensomstandigheden – Besluit waarbij het percentage van de toelage wegens bijzondere levensomstandigheden voor in Ghana tewerkgesteld personeel op 20 % wordt vastgesteld – Geen opstelling van de door de richtsnoeren vereiste vragenlijst – Procedurele onregelmatigheid – Kennelijke beoordelingsfout)

29

2021/C 490/31

Zaak T-153/19: Arrest van het Gerecht van 13 oktober 2021 — European Union Copper Task Force/Commissie (Gewasbeschermingsmiddelen – Werkzame stof koperverbindingen – Verlenging van de goedkeuring voor het op de markt brengen – Stoffen die in aanmerking komen om te worden vervangen – Beroep tot nietigverklaring – Ontvankelijkheid – Verenigingen – Evenredigheid – Voorzorgsbeginsel – Kennelijke beoordelingsfout – Deskundigheid)

30

2021/C 490/32

Zaak T-279/21: Arrest van het Gerecht van 29 september 2021 — Front Polisario / Raad (Externe betrekkingen – Internationale overeenkomsten – Euromediterrane associatieovereenkomst EG-Marokko – Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling over de wijziging van de Protocollen nrs. 1 en 4 van de Euromediterrane overeenkomst – Besluit tot goedkeuring van de sluiting van de overeenkomst – Beroep tot nietigverklaring – Ontvankelijkheid – Procesbevoegdheid – Rechtstreekse geraaktheid – Individuele geraaktheid – Territoriale werkingssfeer – Bevoegdheid – Door het Hof gegeven uitlegging van het internationaal recht – Zelfbeschikkingsbeginsel – Beginsel van de relatieve werking van verdragen – Inroepbaarheid – Begrip toestemming – Toepassing – Beoordelingsbevoegdheid – Grenzen – Handhaving van de gevolgen van het bestreden besluit)

30

2021/C 490/33

Gevoegde zaken T-344/19 en T-356/19: Arrest van het Gerecht van 29 september 2021 — Front Polisario/Raad (Externe betrekkingen – Internationale overeenkomsten – Euro-mediterrane overeenkomst EG-Marokko – Partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Unie en Marokko – Uitvoeringsprotocol bij de partnerschapsovereenkomst – Briefwisseling bij de partnerschapsovereenkomst – Besluit betreffende sluiting – Verordening betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden tussen de lidstaten – Beroep tot nietigverklaring – Ontvankelijkheid – Bekwaamheid om in rechte op te treden – Rechtstreekse geraaktheid – Individuele geraaktheid – Territoriaal toepassingsgebied – Bevoegdheid – Uitlegging van het internationaal recht door het Hof – Beginsel van zelfbeschikking – Beginsel van de relatieve werking van verdragen – Inroepbaarheid – Begrip toestemming – Toepassing – Beoordelingsbevoegdheid – Grenzen – Handhaving van de gevolgen van het bestreden besluit)

31

2021/C 490/34

Zaak T-1/20: Arrest van het Gerecht van 13 oktober 2021 — M. I. Industries/EUIPO — Natural Instinct (INSTINCT) [Uniemerk – Procedure tot vervallenverklaring – Uniewoordmerk INSTINCT – Geen normaal gebruik van het merk – Omvang van het gebruik – Algemene beoordeling van de bewijzen – Artikel 51, lid 1, onder a), van verordening (EG) nr. 207/2009 [thans artikel 58, lid 1, onder a), van verordening (EU) 2017/1001]]

32

2021/C 490/35

Zaak T-12/20: Arrest van het Gerecht van 13 oktober 2021 — Schneider/EUIPO — Frutaria Comercial de Frutas y Hortalizas (Frutaria) [Uniemerk – Procedure tot vervallenverklaring – Uniebeeldmerk Frutaria – Normaal gebruik van het merk – Artikel 51, lid 1, onder a), van verordening (EG) nr. 207/2009 [thans artikel 58, lid 1, onder a), van verordening (EU) 2017/1001] – Bewijs van het normale gebruik – Wijze van gebruik]

33

2021/C 490/36

Zaak T-22/20: Arrest van het Gerecht van 13 oktober 2021 — IB/EUIPO (Openbare dienst – Ambtenaren – Tuchtprocedure – Opschorting van de invaliditeitsprocedure tijdens de tuchtprocedure – Tuchtrechtelijk ontslag – Invaliditeitsprocedure die na tuchtrechtelijk ontslag zonder voorwerp is geraakt – Beroep tot nietigverklaring – Bezwarende handeling – Ontvankelijkheid – Beginsel van behoorlijk bestuur – Zorgplicht – Kennelijk onjuiste beoordeling)

34

2021/C 490/37

Zaak T-43/20: Arrest van het Gerecht van 6 oktober 2021 — AV en AW / Parlement (Openbare dienst – Ambtenaren – Tuchtprocedure – Tuchtmaatregel – Terugzetting in rang – Rechten van de verdediging – Beginsel van behoorlijk bestuur – Kennelijke beoordelingsfout)

34

2021/C 490/38

Zaak T-88/20: Arrest van het Gerecht van 6 oktober 2021 –Rivière e.a./Parlement (Institutioneel recht – Parlement – Door de voorzitter van het Parlement vastgestelde maatregel houdende een verbod op nationale vlaggen op de banken van afgevaardigden – Gedragsregels voor afgevaardigden – Artikel 10, lid 3, van het reglement van het Parlement – Niet voor beroep vatbare handeling – Niet-ontvankelijkheid)

35

2021/C 490/39

Zaak T-121/20: Arrest van het Gerecht van 6 oktober 2021 — IP / Commissie (Openbare dienst – Arbeidscontractanten – Onderzoek van OLAF – Vergoeding van ziektekosten – Tuchtmaatregel – Onmiddellijke beëindiging van de overeenkomst – Artikel 10, onder h), van bijlage IX bij het Statuut – Recidive – Artikel 27 van bijlage IX bij het Statuut – Besluit tot inwilliging van een verzoek om een eerdere tuchtmaatregel uit het persoonsdossier te verwijderen – Artikel 26 van het Statuut – Uit het persoonsdossier verwijderde tuchtmaatregel kan niet aan de ambtenaar worden tegengeworpen of tegen hem worden aangevoerd)

35

2021/C 490/40

Zaak T-124/20: Arrest van het Gerecht van 6 oktober 2021 — M/S. Indeutsch International/EUIPO — 135 Kirkstall (Weergave van visgraat tussen twee parallelle lijnen) [Uniemerk – Nietigheidsprocedure – Uniebeeldmerk dat een visgraat tussen twee parallelle lijnen weergeeft – Absolute weigeringsgrond – Teken dat een Uniemerk kan vormen – Artikel 7, lid 1, onder a), van verordening (EG) nr. 207/2009 [thans artikel 7, lid 1, onder a), van verordening (EU) 2017/1001] – Onderscheidend vermogen – Artikel 7, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009 [thans artikel 7, lid 1, onder b), van verordening 2017/1001] – Verplichting om op het beroept te beslissen – Artikel 71, lid 1, van verordening 2017/1001 – Incidenteel beroep]

36

2021/C 490/41

Zaak T-219/20: Arrest van het Gerecht van 13 oktober 2021 — JK / Commissie (Openbare dienst – Ambtenaren – Personeel van de Commissie in dienst van EDEO – Verzoek om bijstand – Artikel 24 van het Statuut – Stilzwijgend besluit tot afwijzing van het verzoek – Besluit tot afwijzing van de klacht – Artikel 90 van het Statuut – Bevoegd TABG – Beginsel van behoorlijk bestuur)

37

2021/C 490/42

Zaak T-429/20: Arrest van het Gerecht van 13 oktober 2021 — Sedus Stoll/EUIPO — Kappes (Sedus ergo+) [Uniemerk – Oppositieprocedure – Aanvraag voor Uniewoordmerk Sedus ergo+ – Ouder nationaal woordmerk ERGOPLUS – Relatieve weigeringsgrond – Geen verwarrringsgevaar – Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009 [thans artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001]]

37

2021/C 490/43

Zaak T-436/20: Arrest van het Gerecht van 13 oktober 2021 — Sedus Stoll/EUIPO — Kappes (Sedus ergo+) [Uniemerk – Oppositieprocedure – Aanvraag voor Uniewoordmerk Sedus ergo+ – Ouder nationaal en internationaal woordmerk ERGOPLUS – Relatieve weigeringsgrond – Geen verwarrringsgevaar – Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009 [thans artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001]]

38

2021/C 490/44

Zaak T-523/20: Arrest van het Gerecht van 13 oktober 2021 — Setarcos Consulting/EUIPO (Blockchain Island) [Uniemerk – Aanvraag voor Uniewoordmerk Blockchain Island – Absolute weigeringsgrond – Geen onderscheidend vermogen – Artikel 7, lid 1, onder b), en lid 2, van verordening (EU) 2017/1001]

39

2021/C 490/45

Zaak T-591/20: Arrest van het Gerecht van 13 oktober 2021 — Unimax Stationery/EUIPO — Mitsubishi Pencil (UNI-MAX) [Uniemerk – Nietigheidsprocedure – Uniebeeldmerk UNI-MAX – Oudere Uniebeeldmerken uni en uni-ball – Relatieve weigeringsgrond – Verwarringsgevaar – Artikel 8, lid 1, onder b), en artikel 53, lid 1, onder a), van verordening (EG) nr. 207/2009 [thans artikel 8, lid 1, onder b), en artikel 60, lid 1, onder a), van verordening (EU) 2017/1001]]

39

2021/C 490/46

Zaak T-668/20: Arrest van het Gerecht van 6 oktober 2021 — NZ / Commissie (Openbare dienst – Ambtenaren – Aanwerving – Intern vergelijkend onderzoek COM/1/AD 10/18 – Besluit om verzoeksters naam niet op de reservelijst van het vergelijkend onderzoek te plaatsen – Motiveringsplicht – Geheim van de werkzaamheden van de jury – Ruime beoordelingsbevoegdheid van de jury – Geen mededeling over voorlopige punten en de weging van de elementen waaruit de mondelinge toets bestaat)

40

2021/C 490/47

Zaak T-712/20: Arrest van het Gerecht van 13 oktober 2021 — Škoda Investment/EUIPO — Škoda Auto (Weergave van een gevleugelde pijl) (Uniemerk – Oppositieprocedure – Aanvraag voor Uniebeeldmerk dat een gevleugelde pijl weergeeft – Ouder Uniebeeldmerk dat een gevleugelde pijl weergeeft – Relatieve weigeringsgrond – Gedeeltelijke afwijzing van de oppositie – Beperking van de omvang van de oppositie in het kader van het beroep voor de kamer van beroep – Gedeeltelijke intrekking van de oppositie – Middel dat de kamer van beroep ambtshalve heeft opgeworpen – Verbod om ultra petita te beslissen)

40

2021/C 490/48

Zaak T-732/20: Arrest van het Gerecht van 13 oktober 2021 — Freundlieb/EUIPO (CRYSTAL) [Uniemerk – Uniewoordmerk CRYSTAL – Geen aanvraag tot vernieuwing van de inschrijving van het merk – Doorhaling van het merk bij het verstrijken van de inschrijving – Verzoek tot herstel in de vorige toestand – Artikel 104 van verordening (EU) 2017/1001 – Zorgvuldigheidsplicht – Geen controle – Overschrijding van de termijnen]

41

2021/C 490/49

Zaak T-733/20: Arrest van het Gerecht van 13 oktober 2021 — Freundlieb/EUIPO (BANDIT) [Uniemerk – Uniewoordmerk BANDIT – Geen aanvraag tot vernieuwing van de inschrijving van het merk – Doorhaling van het merk bij het verstrijken van de inschrijving – Verzoek tot herstel in de vorige toestand – Artikel 104 van verordening (EU) 2017/1001 – Zorgvuldigheidsplicht – Geen controle – Overschrijding van de termijnen]

42

2021/C 490/50

Zaak T-45/21: Arrest van het Gerecht van 13 oktober 2021 — Ciano Trading & Services CT & S e.a./Commissie (Overheidsopdrachten voor diensten – Aanbestedingsprocedure – Duurzame catering voor de Commissie in Brussel en omstreken – Annulering van de aanbesteding – Gewettigd vertrouwen – Rechtsmisbruik)

42

2021/C 490/51

Zaak T-633/20: Beschikking van het Gerecht van 27 september 2021 — CNMSE e.a./Parlement en Raad (Beroep tot nietigverklaring – Volksgezondheid – Verordening (EU) 2020/1043 – Uitvoering van klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik die uit ggo’s bestaan – Behandeling of voorkoming van de coronavirusziekte SARS-CoV-2 (COVID-19) – Begrip wetgevingshandeling – Begrip regelgevingshandeling – Niet individueel geraakt – Niet-ontvankelijk)

43

2021/C 490/52

Zaak T-648/20: Beschikking van het Gerecht van 28 september 2021 — NB / Hof van Justitie van de Europese Unie (Beroep tot nietigverklaring – Openbare dienst – Besluit om verzoekster niet naar de rang AST 10 te bevorderen – Klachttermijn – Tardiviteit – Kennelijke niet-ontvankelijkheid)

44

2021/C 490/53

Zaak T-124/21: Beschikking van het Gerecht van 30 september 2021 — Mariani e.a. / Parlement (Beroep tot nietigverklaring – Verordening (EU, Euratom) 2020/2223 – Samenwerking met het Europees Openbaar Ministerie en doeltreffendheid van de door OLAF uitgevoerde onderzoeken – Niet individueel geraakt – Geen regelgevingshandeling – Niet-ontvankelijkheid)

44

2021/C 490/54

Zaak T-148/21 R: Beschikking van de president van het Gerecht van 8 oktober 2021 — Paccor Packaging / Commissie (Kort geding – Milieu – Richtlijn (EU) 2019/904 – Vermindering van de effecten van bepaalde kunststofproducten op het milieu – Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2151 – Geharmoniseerde markeringsspecificaties voor drinkbekers – Verzoek tot opschorting van de tenuitvoerlegging – Geen spoedeisendheid)

45

2021/C 490/55

Zaak T-563/21: Beroep ingesteld op 6 september 2021 — Zaytsev/Raad

45

2021/C 490/56

Zaak T-564/21: Beroep ingesteld op 6 september 2021 — Bremino-Grupp / Raad

46

2021/C 490/57

Zaak T-566/21: Beroep ingesteld op 7 september 2021 — Steinbach International / Commissie

47

2021/C 490/58

Zaak T-586/21: Beroep ingesteld op 12 september 2021 — Swords/Commissie

48

2021/C 490/59

Zaak T-628/21: Beroep ingesteld op 29 september 2021 — Tequila Revolución/EUIPO — Horizons Group (London) (Revolution Vodka)

49

2021/C 490/60

Zaak T-650/21: Beroep ingesteld op 7 oktober 2021 — Casa International/EUIPO — Interstyle (casa)

50

2021/C 490/61

Zaak T-662/21: Beroep ingesteld op 15 oktober 2021 — Troy Chemical Company/Commissie

51

2021/C 490/62

Zaak T-665/21: Beroep ingesteld op 18 oktober 2021 — Civitta Eesti/Commissie

51

2021/C 490/63

Zaak T-391/20: Beschikking van het Gerecht van 27 september 2021 — Stena Line Scandinavia/Commissie

52

2021/C 490/64

Zaak T-285/21: Beschikking van het Gerecht van 1 oktober 2021 — Alliance française de Bruxelles Europe e.a./Commissie

52


NL

 


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Hof van Justitie van de Europese Unie

6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/1


Laatste publicaties van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese Unie

(2021/C 490/01)

Laatste publicatie

PB C 481 van 29.11.2021

Historisch overzicht van de vroegere publicaties

PB C 471 van 22.11.2021

PB C 462 van 15.11.2021

PB C 452 van 8.11.2021

PB C 431 van 25.10.2021

PB C 422 van 18.10.2021

PB C 412 van 11.10.2021

Deze teksten zijn beschikbaar in:

EUR-Lex: https://eur-lex.europa.eu


V Bekendmakingen

GERECHTELIJKE PROCEDURES

Hof van Justitie

6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/2


Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 6 oktober 2021 — Europese Commissie/Italiaanse Republiek

(Zaak C-668/19) (1)

(Niet-nakoming - Artikel 258 VWEU - Richtlijn 91/271/EEG - Opvang en behandeling van stedelijk afvalwater - Artikelen 3 tot en met 5 en 10 - Geen opvangsystemen voor stedelijk afvalwater in bepaalde agglomeraties - Geen secundaire behandeling of gelijkwaardig proces voor stedelijk afvalwater in bepaalde agglomeraties - Bouw en exploitatie van waterzuiveringsinstallaties - Controle van de lozingen van die installaties - Kwetsbare gebieden - Ingrijpendere behandeling van het afvalwater)

(2021/C 490/02)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: E. Manhaeve en L. Cimaglia, gemachtigden)

Verwerende partij: Italiaanse Republiek (vertegenwoordigers: G. Palmieri, gemachtigde, bijgestaan door M. Russo, G. Di Leo en L. Simeoli, avvocati dello Stato)

Dictum

1.

Door na te laten

de hiernavolgende agglomeraties uit te rusten met opvangsystemen voor stedelijk afvalwater: Lettomanoppello Capoluogo (Abruzzen), Agerola, Airola, Alife, Altavilla Silentina, Apice, Ascea, Baia e Latina, Baselice, Bonito, Buccino, Caggiano, Caiazzo, Calitri, Caposele, Casalbuono, Casalvelino 1, Caselle in Pittari, Castellabate, Castel San Lorenzo, Castelvolturno Nord, Centola 1, Ceppaloni, Colle Sannita, Contursi Terme, Flumeri, Fontanarosa, Gioia Sannitica, Grazzanise, Grottaminarda, Guardia Sanframondi, Lapio, Limatola, Lioni, Marzano Appio, Mignano Monte Lungo, Mirabella Eclano, Moiano, Mondragone, Montefalcione, Montesano sulla Marcellana, Morcone, Nocera Inferiore, Nocera Superiore, Padula, Pietradefusi, Pietrelcina, Pisciotta, Polla, Pollica, Postiglione, Pratola Serra, Procida, Roccabascerana, Roccagloriosa, Rofrano, San Bartolomeo in Galdo, San Giorgio del Sannio, San Giorgio la Molara, San Gregorio Magno, San Leucio del Sannio, San Marco dei Cavoti, San Mauro Cilento, San Salvatore Telesino, Santa Maria la Fossa, Sant’Angelo a Cupolo, Sant’Angelo dei Lombardi 1, Sant’Angelo dei Lombardi 2, Sanza, Sassano, Scafati, Sessa Aurunca, Sicignano degli Alburni, Summonte, Taurasi, Teano, Teggiano, Telese Terme, Tramonti, Vallata, Valle di Maddaloni, Venticano, Vitulano, Vitulazio (Campanië), Acquaro, Aiello Calabro, Altomonte, Bocchigliero, Caccuri, Cardeto, Casabona, Catanzaro, Celico, Cerisano, Cerzeto, Chiaravalle Centrale, Cirò, Cirò Marina, Conflenti, Delianuova, Fiumefreddo Bruzio, Gioiosa Ionica, Grotteria, Ioppolo, Lago, Laino Borgo, Lattarico, Lungro, Luzzi, Maierato, Melissa, Mongrassano, Monasterace, Mottafollone, Palizzi, Paludi, Paola, Parghelia, Petilia Policastro, Placanica, Plataci, Platì, Polia, Rocca di Neto, San Benedetto Ullano, San Demetrio Corone, San Giorgio Albanese, San Gregorio d’Ippona, San Marco Argentano, San Martino di Finita, San Sosti, Santa Agata d’Esaro, Santa Caterina Albanese, Santa Severina, Santa Sofia d’Epiro, Scandale, Scigliano, Scilla, Seminara, Spilinga, Tarsia, Zambrone (Calabrië), Maniago-Maniago (Friuli-Venezia Giulia), Calcinato — Ponte San Marco, Capriano del Colle — Fenili Belasi, Gazzada Schianno, Lonato, Rovato (Lombardije), Castrignano del Capo (Apulië), Borgetto, Butera, Castelvetrano-Marinella di Selinunte, Castiglione di Sicilia, Catenanuova, Mazzarrone, Nissoria, Pantelleria, Petrosino, Ravanusa, Realmonte, Regalbuto, Roccapalumba, San Vito lo Capo, Santa Ninfa (Sicilië), Pont-Saint-Martin (Aostadal) en Isola della Scala (Veneto);

ervoor te zorgen dat het stedelijk afvalwater dat in opvangsystemen terechtkomt, in de hiernavolgende agglomeraties vóór lozing wordt onderworpen aan een secundaire behandeling of een gelijkwaardig proces:

Lettomanoppello Capoluogo (Abruzzen), Agerola, Airola, Alife, Altavilla Silentina, Apice, Ascea, Baia e Latina, Baselice, Bonito, Buccino, Caggiano, Caiazzo, Calitri, Caposele, Casalbuono, Casalvelino 1, Caselle in Pittari, Castellabate, Castel San Lorenzo, Castelvolturno Nord, Centola 1, Ceppaloni, Colle Sannita, Contursi Terme, Flumeri, Fontanarosa, Gioia Sannitica, Grazzanise, Grottaminarda, Guardia Sanframondi, Lapio, Limatola, Lioni, Marzano Appio, Mignano Monte Lungo, Mirabella Eclano, Moiano, Mondragone, Montefalcione, Montesano sulla Marcellana, Morcone, Nocera Inferiore, Nocera Superiore, Padula, Pietradefusi, Pietrelcina, Polla, Pollica, Postiglione, Pratola Serra, Procida, Roccabascerana, Roccagloriosa, Rofrano, San Bartolomeo in Galdo, San Giorgio del Sannio, San Giorgio la Molara, San Gregorio Magno, San Leucio del Sannio, San Marco dei Cavoti, San Mauro Cilento, San Salvatore Telesino, Santa Maria la Fossa, Sant’Angelo a Cupolo, Sant’Angelo dei Lombardi 1, Sant’Angelo dei Lombardi 2, Sanza, Sassano, Scafati, Sessa Aurunca, Sicignano degli Alburni, Summonte, Taurasi, Teano, Teggiano, Telese Terme, Vallata, Valle di Maddaloni, Venticano, Vitulano, Vitulazio (Campanië), Acquaro, Aiello Calabro, Altomonte, Bocchigliero, Caccuri, Cardeto, Casabona, Catanzaro, Celico, Cerisano, Cerzeto, Chiaravalle Centrale, Cirò, Cirò Marina, Conflenti, Delianuova, Fiumefreddo Bruzio, Gioiosa Ionica, Grotteria, Ioppolo, Lago, Laino Borgo, Lattarico, Lungro, Luzzi, Maierato, Melissa, Mongrassano, Monasterace, Mottafollone, Palizzi, Paludi, Paola, Parghelia, Petilia Policastro, Placanica, Plataci, Platì, Polia, Rocca di Neto, San Benedetto Ullano, San Demetrio Corone, San Giorgio Albanese, San Gregorio d’Ippona, San Marco Argentano, San Martino di Finita, San Sosti, Santa Agata d’Esaro, Santa Caterina Albanese, Santa Severina, Santa Sofia d’Epiro, Scandale, Scigliano, Scilla, Seminara, Spilinga, Tarsia, Zambrone (Calabrië), Maniago-Maniago (Friuli-Venezia Giulia), Lonato, Rovato (Lombardije), Castrignano del Capo (Apulië), Borgetto, Butera, Castiglione di Sicilia, Catenanuova, Nissoria, Pantelleria, Petrosino, Ravanusa, Roccapalumba, San Vito lo Capo, Santa Ninfa (Sicilië), Pont-Saint-Martin (Aostadal), Atessa Capoluogo, Fara Filiorum Petri, Fossacesia, Loreto Aprutino, Manoppello Capoluogo-Scalo-Ripa Corbara, Tollo, Torino di Sangro-Borgata Marina (Abruzzen), Acerenza, Atella, Barile, Bella, Chiaromonte, Genzano di Lucania, Irsina, Pescopagano, Pietragalla, Pisticci, Pomarico, Salandra, Tricarico (Basilicata), Aprigliano, Belvedere Marittimo, Bianchi, Bisignano, Bonifati, Borgia, Briatico, Cardinale, Cariati, Carlopoli, Cerva, Cessaniti, Civita, Corigliano Calabro, Crosia, Crucoli, Dinami, Drapia, Fabrizia, Fagnano Castello, Feroleto Antico, Ferruzzano, Filadelfia, Firmo, Francavilla Angitola, Francavilla Marittima, Frascineto, Gerocarne, Gimigliano, Grimaldi, Guardavalle, Guardia Piemontese, Limbadi, Maida, Malvito, Mammola, Mandatoriccio, Marcellinara, Maropati, Mormanno, Nardodipace, Oppido Mamertina, Oriolo, Orsomarso, Parenti, Paterno Calabro, Pedace, Pentone, Piane Crati, Rende, Riace, Roccella Ionica, Roggiano Gravina, San Calogero, San Giovanni in Fiore, San Lorenzo del Vallo, San Nicola da Crissa, San Pietro Apostolo, San Pietro di Caridà, San Roberto, San Vincenzo La Costa, Santo Stefano in Aspromonte, Serra San Bruno, Serrastretta, Sersale, Spezzano Albanese, Tiriolo, Torano Castello, Verbicaro, Varapodio, Zungri (Calabrië), Afragola, Altavilla Irpina, Bagnoli Irpino, Calabritto, Camerota, Foglianise, Gesualdo, Maiori, Mercato Sanseverino, Montecalvo Irpino, Montecorice, Montemiletto, Montesarchio, Napoli Ovest, Nola, Paduli, Perdifumo, Pignataro Maggiore, Riardo, Salerne, Solopaca, Torre del Greco, Vairano Patenora, Vibonati (Campanië), Prata di Pordenone-Prata di Pordenone, Rivignano (Friuli-Venezia Giulia), Fontana Liri-Arce, Orte, Rome (Latium), Alassio, Andora, Lavagna, Riva Trigoso (Ligurië), Alfianello, Angolo Terme, Bagolino, Borno, Borgo San Giacomo, Calvisano, Capo di Ponte, Cedegolo, Concesio, Edolo, Leno, Lograto, Lumezzane, Mairano, Malonno, Marcheno, Montodine, Nuvolera, Oltre il Colle, Pompiano, Premana, Quinzano d’Oglio, Rudiano, San Paolo, Verolanuova, Vobarno (Lombardije), Castelfidardo, Cingoli, Corinaldo, Cupramontana, Fabriano, Falconara Marittima, Gallo Cappone, Macerata, Mogliano, Montappone-Massa Fermana, Montecchio, Montefano, Montelupone, Morrovalle, Orciano di Pesaro, Ostra, Potenza Picena, Recanati, Ripe, San Costanzo, Sarnano, Sassoferrato (Marche), Andria, Ascoli Satriano, Bari, Carlantino, Corato, Lucera, Montemesola, San Ferdinando di Puglia, San Severo, Volturino (Apulië), Badesi, Bono, Bortigali, Castelsardo, Cortoghiana, Lanusei, Mandas, Maracalagonis, Meana Sardo, Mores, Olmedo, Orosei, Pattada, Platamona, Settimo San Pietro, Sorgono, Tonara, Valledoria, Valledoria Zone turistiche (Sardinië), Acate, Aidone, Alcara Li Fusi, Alimena, Altofonte Centro, Aragona, Barrafranca, Belmonte Mezzagno, Bivona, Bolognetta, Bompietro, Burgio, Buseto Palazzolo, Calascibetta, Calatabiano, Caltabellotta, Caltanissetta-San Cataldo Consortile, Camastra, Cammarata-San Giovanni Gemini, Campofiorito, Campofranco, Canicattini Bagni, Capizzi, Casteldaccia, Castel di Judica, Castell’Umberto, Castell’Umberto-Sfaranda, Castronovo di Sicilia, Cattolica Eraclea, Centuripe, Cerami, Cesarò, Cianciana, Ciminna, Comiso, Comiso-Pedalino, Contessa Entellina, Corleone, Delia, Enna, Erice, Francofonte, Gaggi, Gagliano Castelferrato, Galati Mamertino, Gela, Grammichele, Graniti, Isnello, Ispica-Santa Maria Focallo, Joppolo Giancaxio, Lampedusa, Librizzi, Licata, Licodia Eubea, Linguaglossa, Lipari, Lipari-Vulcano, Lucca Sicula, Maletto, Maniace, Marianopoli, Mazzarino, Melilli-Villasmundo, Merì, Mezzojuso, Milena, Militello Rosmarino, Milo, Mirabella Imbaccari, Mistretta, Montedoro, Monterosso Almo, Montevago, Motta Sant’Anastasia, Naro, Nicosia, Nizza di Sicilia-Alì Terme, Noto, Pachino, Pantelleria-Scauri, Petralia Soprana-Fasanò, Petralia Sottana, Piana degli Albanesi, Piazza Armerina, Piedimonte Etneo, Pietraperzia, Prizzi, Racalmuto, Raddusa, Ramacca, Randazzo, Rocca di Caprileone, Rodi Milici, Salemi, Salemi-San Ciro, Sambuca di Sicilia, San Biagio Platani, San Cono, San Filippo del Mela, San Fratello, San Giuseppe Jato-San Cipirello, San Marco d’Alunzio, San Michele di Ganzaria, San Piero Patti, San Salvatore di Fitalia, Santa Croce Camerina — Zona costiera, Santa Lucia del Mela, Santa Margherita di Belice, Santa Maria di Licodia, Santo Stefano Quisquina, Serradifalco, Sinagra, Sommatino, Sortino, Sutera, Terme Vigliatore, Tortorici, Troina, Ucria, Ustica, Valderice-Bonagia, Valguarnera, Ventimiglia di Sicilia, Villalba, Villafranca Tirrena, Villarosa, Vizzini (Sicilië), Agliana, Arcidosso, Barga, Bientina, Cascina, Cascine-La Croce, Cerreto Guidi, Foiano della Chiana, Impruneta, Montalcino, Montecalvoli, Montespertoli, Pisa, Pistoia, Pomarance, Rufina, Santa Maria a Monte, Strada in Chianti, Subbiano, Vicopisano, Zona-Firenze (Florence) (Toscane), Borca di Cadore (Veneto), Matera, Rionero in Vulture (Basilicata) en Dolianova (Sardinië);

Calcinato — Ponte San Marco, Capriano del Colle — Fenili Belasi, Gazzada Schianno (Lombardije), Mazzarrone, Regalbuto (Sicilië) en Isola della Scala (Veneto);

Collecorvino, Tocco da Casauria Capoluogo (Abruzzen), San Daniele del Friuli, Sappada (Friuli-Venezia Giulia), Bergamo, Bagnolo Mella, Castelli Calepio, Gonzaga, Mediavalle Ardenno, Miradolo Terme, Val Brembana, Vescovato, Tremosine, Vidigulfo, Gavardo, Muscoline, Pavone Mella, Pontoglio, San Zeno Naviglio, Poggio Rusco (Lombardije), Camerano, Civitanova Marche, Fermo, Grottazzolina, Mondolfo, Montecassiano, Montegranaro, Santa Maria Nuova (Marche), Castel Ritaldi, Città della Pieve (Umbrië), Bitonto (Apulië), Manciano, Marina di Pisa-Tirrenia-Calambrone, Portoferraio, Volterra (Toscane), Falcade (Veneto), Oppido Lucano (Basilicata), Baucina, Castelbuono, Castrofilippo, Lascari zona costiera, Leonforte, Montallegro, Polizzi Generosa, San Mauro Castelverde, Sciara, Valledolmo (Sicilië), Bovino (Apulië), Caramanico Terme, Cepagatti Pianella (Abruzzen), Grassano, Stigliano (Basilicata), Molfetta (Apulië), Cala Liberotto, Rena Majore (Sardinië), Agira, Campofelice di Roccella, Campofelice di Roccella — Zona Costiera, Roccamena, Capaci Isola delle Femmine, Casteltermini, Chiusa Sclafani, Montemaggiore Belsito, Torretta, Villafrati (Sicilië), Poppi, Chiusi, Chiusi Scalo en Comeana (Toscane);

Castelcovati, Gardone Val Trompia, Nuvolento, Paitone, Prevalle, Polaveno, Remedello, Sarezzo, Serle, Urago d’Oglio en Villa Carcina (Lombardije),

ervoor te zorgen dat het stedelijk afvalwater dat terechtkomt in de opvangsystemen, in de agglomeraties van Matera, Rionero in Vulture (Basilicata), Trieste-Muggia (Friuli-Venezia Giulia), Anagni (Latium), Pesaro, Urbino (Marche), Dolianova (Sardinië) en Venetië (Veneto) vóór lozing wordt onderworpen aan een behandeling die verder gaat dan een secundaire behandeling of een gelijkwaardig proces,

ervoor te zorgen dat het minimumpercentage voor de vermindering van de totale vracht voor alle stedelijke waterzuiveringsinstallaties ten minste 75 % voor de totale hoeveelheid fosfor en ten minste 75 % voor de totale hoeveelheid stikstof bedraagt in de kwetsbare gebieden van het stroomgebied van de Po-delta en de Adriatische Zee, het Meer van Varese, het Comomeer (Lombardije) en het stroomgebied van de Golf van Castellammare (Sicilië);

ervoor te zorgen dat de stedelijke afvalwaterzuiveringsinstallaties zodanig worden ontworpen, gebouwd, geëxploiteerd en onderhouden dat zij onder alle normale plaatselijke weersomstandigheden op bevredigende wijze kunnen blijven functioneren en dat bij het ontwerpen van die installaties rekening wordt gehouden met de seizoenschommelingen in de belasting in de hiernavolgende agglomeraties:

Lettomanoppello Capoluogo (Abruzzen), Agerola, Airola, Alife, Altavilla Silentina, Apice, Ascea, Baia e Latina, Baselice, Bonito, Buccino, Caggiano, Caiazzo, Calitri, Caposele, Casalbuono, Casalvelino 1, Caselle in Pittari, Castellabate, Castel San Lorenzo, Castelvolturno Nord, Centola 1, Ceppaloni, Colle Sannita, Contursi Terme, Flumeri, Fontanarosa, Gioia Sannitica, Grazzanise, Grottaminarda, Guardia Sanframondi, Lapio, Limatola, Lioni, Marzano Appio, Mignano Monte Lungo, Mirabella Eclano, Moiano, Mondragone, Montefalcione, Montesano sulla Marcellana, Morcone, Nocera Inferiore, Nocera Superiore, Padula, Pietradefusi, Pietrelcina, Polla, Pollica, Postiglione, Pratola Serra, Procida, Roccabascerana, Roccagloriosa, Rofrano, San Bartolomeo in Galdo, San Giorgio del Sannio, San Giorgio la Molara, San Gregorio Magno, San Leucio del Sannio, San Marco dei Cavoti, San Mauro Cilento, San Salvatore Telesino, Santa Maria la Fossa, Sant’Angelo a Cupolo, Sant’Angelo dei Lombardi 1, Sant’Angelo dei Lombardi 2, Sanza, Sassano, Scafati, Sessa Aurunca, Sicignano degli Alburni, Summonte, Taurasi, Teano, Teggiano, Telese Terme, Vallata, Valle di Maddaloni, Venticano, Vitulano, Vitulazio (Campanië), Acquaro, Aiello Calabro, Altomonte, Bocchigliero, Caccuri, Cardeto, Casabona, Catanzaro, Celico, Cerisano, Cerzeto, Chiaravalle Centrale, Cirò, Cirò Marina, Conflenti, Delianuova, Fiumefreddo Bruzio, Gioiosa Ionica, Grotteria, Ioppolo, Lago, Laino Borgo, Lattarico, Lungro, Luzzi, Maierato, Melissa, Mongrassano, Monasterace, Mottafollone, Palizzi, Paludi, Paola, Parghelia, Petilia Policastro, Placanica, Plataci, Platì, Polia, Rocca di Neto, San Benedetto Ullano, San Demetrio Corone, San Giorgio Albanese, San Gregorio d’Ippona, San Marco Argentano, San Martino di Finita, San Sosti, Santa Agata d’Esaro, Santa Caterina Albanese, Santa Severina, Santa Sofia d’Epiro, Scandale, Scigliano, Scilla, Seminara, Spilinga, Tarsia, Zambrone (Calabrië), Maniago-Maniago (Friuli-Venezia Giulia), Lonato, Rovato (Lombardije), Castrignano del Capo (Apulië), Borgetto, Butera, Castiglione di Sicilia, Catenanuova, Nissoria, Pantelleria, Petrosino, Ravanusa, Roccapalumba, San Vito lo Capo, Santa Ninfa (Sicilië), Pont-Saint-Martin (Aostadal), Atessa Capoluogo, Fara Filiorum Petri, Fossacesia, Loreto Aprutino, Manoppello Capoluogo-Scalo-Ripa Corbara, Tollo, Torino di Sangro-Borgata Marina (Abruzzen), Acerenza, Atella, Barile, Bella, Chiaromonte, Genzano di Lucania, Irsina, Pescopagano, Pietragalla, Pisticci, Pomarico, Salandra, Tricarico (Basilicata), Aprigliano, Belvedere Marittimo, Bianchi, de Bisignano, Bonifati, Borgia, Briatico, Cardinale, Cariati, Carlopoli, Cerva, Cessaniti, Civita, Corigliano Calabro, Crosia, Crucoli, Dinami, Drapia, Fabrizia, Fagnano Castello, Feroleto Antico, Ferruzzano, Filadelfia, Firmo, Francavilla Angitola, Francavilla Marittima, Frascineto, Gerocarne, Gimigliano, Grimaldi, Guardavalle, Guardia Piemontese, Limbadi, Maida, Malvito, Mammola, Mandatoriccio, Marcellinara, Maropati, Mormanno, Nardodipace, Oppido Mamertina, Oriolo, Orsomarso, Parenti, Paterno Calabro, Pedace, Pentone, Piane Crati, Rende, Riace, Roccella Ionica, Roggiano Gravina, San Calogero, San Giovanni in Fiore, San Lorenzo del Vallo, San Nicola da Crissa, San Pietro Apostolo, San Pietro di Caridà, San Roberto, San Vincenzo La Costa, Santo Stefano in Aspromonte, Serra San Bruno, Serrastretta, Sersale, Spezzano Albanese, Tiriolo, Torano Castello, Verbicaro, Varapodio, Zungri (Calabrië), Afragola, Altavilla Irpina, Bagnoli Irpino, Calabritto, Camerota, Foglianise, Gesualdo, Maiori, Mercato Sanseverino, Montecalvo Irpino, Montecorice, Montemiletto, Montesarchio, Napoli Ovest, Nola, Paduli, Perdifumo, Pignataro Maggiore, Riardo, Salerno, Solopaca, Torre del Greco, Vairano Patenora, Vibonati (Campanië), Prata di Pordenone-Prata di Pordenone, Rivignano (Friuli-Venezia Giulia), Fontana Liri-Arce, Orte, Rome (Latium), Alassio, Andora, Lavagna, Riva Trigoso (Ligurië), Alfianello, Angolo Terme, Bagolino, Borno, Borgo San Giacomo, Calvisano, Capo di Ponte, Cedegolo, Concesio, Edolo, Leno, Lograto, Lumezzane, Mairano, Malonno, Marcheno, Montodine, Nuvolera, Oltre il Colle, Pompiano, Premana, Quinzano d’Oglio, Rudiano, San Paolo, Verolanuova, Vobarno (Lombardije), Castelfidardo, Cingoli, Corinaldo, Cupramontana, Fabriano, Falconara Marittima, Gallo Cappone, Macerata, Mogliano, Montappone-Massa Fermana, Montecchio, Montefano, Montelupone, Morrovalle, Orciano di Pesaro, Ostra, Potenza Picena, Recanati, Ripe, San Costanzo, Sarnano, Sassoferrato (Marche), Andria, Ascoli Satriano, Bari, Carlantino, Corato, Lucera, Montemesola, San Ferdinando di Puglia, San Severo, Volturino (Apulië), Badesi, Bono, Bortigali, Castelsardo, Cortoghiana, Lanusei, Mandas, Maracalagonis, Meana Sardo, Mores, Olmedo, Orosei, Pattada, Platamona, Settimo San Pietro, Sorgono, Tonara, Valledoria, Valledoria Zone turistiche (Sardinië), Acate, Aidone, Alcara Li Fusi, Alimena, Altofonte Centro, Aragona, Barrafranca, Belmonte Mezzagno, Bivona, Bolognetta, Bompietro, Burgio, Buseto Palazzolo, Calascibetta, Calatabiano, Caltabellotta, Caltanissetta-San Cataldo Consortile, Camastra, Cammarata-San Giovanni Gemini, Campofiorito, Campofranco, Canicattini Bagni, Capizzi, Casteldaccia, Castel di Judica, Castell’Umberto, Castell’Umberto-Sfaranda, Castronovo di Sicilia, Cattolica Eraclea, Centuripe, Cerami, Cesarò, Cianciana, Ciminna, Comiso, Comiso-Pedalino, Contessa Entellina, Corleone, Delia, Enna, Erice, Francofonte, Gaggi, Gagliano Castelferrato, Galati Mamertino, Gela, Grammichele, Graniti, Isnello, Ispica-Santa Maria Focallo, Joppolo Giancaxio, Lampedusa, Librizzi, Licata, Licodia Eubea, Linguaglossa, Lipari, Lipari-Vulcano, Lucca Sicula, Maletto, Maniace, Marianopoli, Mazzarino, Melilli-Villasmundo, Merì, Mezzojuso, Milena, Militello Rosmarino, Milo, Mirabella Imbaccari, Mistretta, Montedoro, Monterosso Almo, Montevago, Motta Sant’Anastasia, Naro, Nicosia, Nizza di Sicilia-Alì Terme, Noto, Pachino, Pantelleria-Scauri, Petralia Soprana-Fasanò, Petralia Sottana, Piana degli Albanesi, Piazza Armerina, Piedimonte Etneo, Pietraperzia, Prizzi, Racalmuto, Raddusa, Ramacca, Randazzo, Rocca di Caprileone, Rodi Milici, Salemi, Salemi-San Ciro, Sambuca di Sicilia, San Biagio Platani, San Cono, San Filippo del Mela, San Fratello, San Giuseppe Jato-San Cipirello, San Marco d’Alunzio, San Michele di Ganzaria, San Piero Patti, San Salvatore di Fitalia, Santa Croce Camerina — Zona costiera, Santa Lucia del Mela, Santa Margherita di Belice, Santa Maria di Licodia, Santo Stefano Quisquina, Serradifalco, Sinagra, Sommatino, Sortino, Sutera, Terme Vigliatore, Tortorici, Troina, Ucria, Ustica, Valderice-Bonagia, Valguarnera, Ventimiglia di Sicilia, Villalba, Villafranca Tirrena, Villarosa, Vizzini (Sicilië), Agliana, Arcidosso, Barga, Bientina, Cascina, Cascine-La Croce, Cerreto Guidi, Foiano della Chiana, Impruneta, Montalcino, Montecalvoli, Montespertoli, Pisa, Pistoia, Pomarance, Rufina, Santa Maria a Monte, Strada in Chianti, Subbiano, Vicopisano, Zona-Firenze (Florence) (Toscane), Borca di Cadore (Veneto), Matera, Rionero in Vulture (Basilicata) en Dolianova (Sardinië);

Calcinato — Ponte San Marco, Capriano del Colle — Fenili Belasi, Gazzada Schianno (Lombardije), Mazzarrone, Regalbuto (Sicilië) en Isola della Scala (Veneto);

Collecorvino, Tocco da Casauria Capoluogo (Abruzzen), San Daniele del Friuli, Sappada (Friuli-Venezia Giulia), Bergamo, Bagnolo Mella, Castelli Calepio, Gonzaga, Mediavalle Ardenno, Miradolo Terme, Val Brembana, Vescovato, Tremosine, Vidigulfo, Gavardo, Muscoline, Pavone Mella, Pontoglio, San Zeno Naviglio, Poggio Rusco (Lombardije), Camerano, Civitanova Marche, Fermo, Grottazzolina, Mondolfo, Montecassiano, Montegranaro, Santa Maria Nuova (Marche), Castel Ritaldi, Città della Pieve (Umbrië), Bitonto (Apulië), Manciano, Marina di Pisa-Tirrenia-Calambrone, Portoferraio, Volterra (Toscane), Falcade (Veneto), Oppido Lucano (Basilicata), Baucina, Castelbuono, Castrofilippo, Lascari zona costiera, Leonforte, Montallegro, Polizzi Generosa, San Mauro Castelverde, Sciara, Valledolmo (Sicilië), Bovino (Apulië), Caramanico Terme, Cepagatti Pianella (Abruzzen), Grassano, Stigliano (Basilicata), Molfetta (Apulië), Cala Liberotto, Rena Majore (Sardinië), Agira, Campofelice di Roccella, Campofelice di Roccella — Zona Costiera, Roccamena, Capaci Isola delle Femmine, Casteltermini, Chiusa Sclafani, Montemaggiore Belsito, Torretta, Villafrati (Sicilië), Poppi, Chiusi, Chiusi Scalo en Comeana (Toscane);

Castelcovati, Gardone Val Trompia, Nuvolento, Paitone, Prevalle, Polaveno, Remedello, Sarezzo, Serle, Urago d’Oglio en Villa Carcina (Lombardije);

Trieste-Muggia (Friuli-Venezia Giulia), Anagni (Latium), Pesaro, Urbino (Marche) en Venetië (Veneto),

is de Italiaanse Republiek tekortgeschoten in de verplichtingen die op haar rusten krachtens de artikelen 3 tot en met 5 en 10 van richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1137/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008.

2.

De Italiaanse Republiek wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 363 van 28.10.2019.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/6


Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 6 oktober 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Fővárosi Törvényszék — Hongarije) — Boehringer Ingelheim RCV GmbH & Co. KG Magyarországi Fióktelepe / Nemzeti Adó- és Vámhivatal Fellebbviteli Igazgatósága

(Zaak C-717/19) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Belasting over de toegevoegde waarde (btw) - Richtlijn 2006/112/EG - Artikel 90, lid 1 - Verlaging van de maatstaf van heffing in geval van prijsvermindering nadat de handeling is verricht - Bijdragen die een farmaceutische onderneming aan de publieke zorgverzekeraar betaalt - Artikel 273 - Door de nationale regeling voor de uitoefening van het recht op die verlaging opgelegde administratieve formaliteiten - Beginsel van fiscale neutraliteit en evenredigheidsbeginsel)

(2021/C 490/03)

Procestaal: Hongaars

Verwijzende rechter

Fővárosi Törvényszék

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Boehringer Ingelheim RCV GmbH & Co. KG Magyarországi Fióktelepe

Verwerende partij: Nemzeti Adó- és Vámhivatal Fellebbviteli Igazgatósága

Dictum

1)

Artikel 90, lid 1, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling die bepaalt dat een farmaceutische onderneming het gedeelte van haar omzet uit de verkoop van door de publieke zorgverzekeraar gesubsidieerde geneesmiddelen dat zij op grond van een tussen haar en deze zorgverzekeraar gesloten overeenkomst aan deze zorgverzekeraar terugbetaalt, niet van haar maatstaf van heffing voor de belasting over de toegevoegde waarde mag aftrekken op grond dat de bedragen die zij daarvoor heeft betaald niet zijn vastgesteld op basis van de voorwaarden die deze onderneming vooraf in het kader van haar handelsbeleid heeft vastgesteld, en die betalingen niet voor reclamedoeleinden zijn gedaan.

2)

Artikel 90, lid 1, en artikel 273 van richtlijn 2006/112 moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling die de verlaging achteraf van de maatstaf van heffing van de belasting over de toegevoegde waarde afhankelijk stelt van de voorwaarde dat de belastingplichtige die recht heeft op teruggaaf beschikt over een factuur op zijn naam waaruit blijkt dat de transactie die aanleiding geeft tot die teruggaaf is uitgevoerd, zelfs wanneer een dergelijke factuur niet is uitgereikt en de uitvoering van die transactie met andere middelen kan worden aangetoond.


(1)  PB C 95 van 23.3.2020.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/7


Arrest van het Hof (Grote kamer) van 6 oktober 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Audiencia Provincial de Barcelona — Spanje) — Sumal, SL / Mercedes Benz Trucks España, SL

(Zaak C-882/19) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Mededinging - Vergoeding van schade die is veroorzaakt door een bij artikel 101, lid 1, VWEU verboden gedraging - Vaststelling van de entiteiten die de schade dienen te vergoeden - Schadevordering tegen de dochteronderneming van een moedermaatschappij die is ingesteld naar aanleiding van een besluit waarbij de deelname van enkel die moedermaatschappij aan een mededingingsregeling is vastgesteld - Begrip “onderneming” - Begrip “economische eenheid”)

(2021/C 490/04)

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Audiencia Provincial de Barcelona

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Sumal, SL

Verwerende partij: Mercedes Benz Trucks España, SL

Dictum

1)

Artikel 101, lid 1, VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het slachtoffer van een mededingingsverstorende gedraging van een onderneming zonder onderscheid een schadevordering kan instellen tegen een moedermaatschappij die bij besluit van de Europese Commissie voor die gedraging is bestraft dan wel tegen een dochteronderneming van die maatschappij waartegen dat besluit niet is gericht, wanneer zij samen een economische eenheid vormen. De betrokken dochteronderneming moet haar rechten van verdediging op zinvolle wijze kunnen uitoefenen om aan te tonen dat zij niet tot die onderneming behoort en, wanneer de Commissie geen besluit heeft vastgesteld op grond van artikel 101 VWEU, heeft zij tevens het recht om te betwisten dat het gestelde inbreukmakende gedrag zich heeft voorgedaan.

2)

Artikel 101, lid 1, VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling op grond waarvan een vennootschap uitsluitend aansprakelijk kan worden gesteld voor de gedragingen van een andere vennootschap indien zij zeggenschap heeft over deze laatste.


(1)  PB C 87 van 16.3.2020.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/8


Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 6 oktober 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de cour d'appel de Bruxelles — België) — Top System SA/Belgische Staat

(Zaak C-13/20) (1)

(“Prejudiciële verwijzing - Auteursrecht en naburige rechten - Rechtsbescherming van computerprogramma’s - Richtlijn 91/250/EEG - Artikel 5 - Uitzonderingen op handelingen waarvoor toestemming nodig is - Handelingen die voor de rechtmatige verkrijger noodzakelijk zijn om fouten te verbeteren - Begrip - Artikel 6 - Decompilatie - Voorwaarden”)

(2021/C 490/05)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Cour d'appel de Bruxelles

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Top System SA

Verwerende partij: Belgische Staat

Dictum

1)

Artikel 5, lid 1, van richtlijn 91/250/EEG van de Raad van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma’s moet aldus worden uitgelegd dat de rechtmatige verkrijger van een computerprogramma het recht heeft om dit programma geheel of gedeeltelijk te decompileren teneinde fouten te verbeteren die de werking ervan beïnvloeden, ook wanneer de verbetering erin bestaat een functie te deactiveren die de goede werking verstoort van de toepassing waarvan dit programma deel uitmaakt.

2)

Artikel 5, lid 1, van richtlijn 91/250 moet aldus worden uitgelegd dat de rechtmatige verkrijger van een computerprogramma die dit programma wil decompileren om fouten te verbeteren die de werking ervan beïnvloeden, niet hoeft te voldoen aan de vereisten van artikel 6 van die richtlijn. Deze verkrijger mag echter een dergelijke decompilatie slechts verrichten voor zover dit noodzakelijk is voor die verbetering en, in voorkomend geval, met inachtneming van de voorwaarden die bij overeenkomst met de auteursrechthebbende van dit programma zijn vastgelegd.


(1)  PB C 87 van 16. 3.2020.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/9


Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 6 oktober 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Korkein oikeus — Finland) — Strafprocedure tegen A

(Zaak C-35/20) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Burgerschap van de Unie - Recht van Unieburgers om vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen - Artikel 21 VWEU - Richtlijn 2004/38/EG - Artikelen 4 en 5 - Verplichting om voorzien te zijn van een identiteitskaart of een paspoort - Verordening (EG) nr. 562/2006 (Schengengrenscode) - Bijlage VI - Overschrijding van de zeegrens van een lidstaat aan boord van een pleziervaartuig - Sanctiestelsel voor het reizen tussen lidstaten zonder identiteitskaart of paspoort - Strafrechtelijk dagboetestelsel - Berekening van de geldboete in verhouding tot de gemiddelde maandelijkse inkomsten van de overtreder - Evenredigheid - Zwaarte van de straf in verhouding tot het strafbare feit)

(2021/C 490/06)

Procestaal: Fins

Verwijzende rechter

Korkein oikeus

Partij in de strafprocedure

A

in tegenwoordigheid van: Syyttäjä

Dictum

1)

Het recht van vrij verkeer van Unieburgers, dat is neergelegd in artikel 21 VWEU en verder is uitgewerkt in richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG, moet in het licht van de bepalingen inzake grensoverschrijding in verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode), zoals gewijzigd bij verordening (EU) nr. 610/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013, aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een nationale regeling waarbij een lidstaat zijn onderdanen onder strafbedreiging verplicht om voorzien te zijn van een geldige identiteitskaart of een geldig paspoort wanneer zij naar een andere lidstaat reizen, ongeacht het gebruikte vervoermiddel en de reisroute, mits de specifieke sanctieregels in overeenstemming zijn met de algemene beginselen van het Unierecht, waaronder het evenredigheids- en het non-discriminatiebeginsel.

2)

Het in artikel 21, lid 1, VWEU neergelegde recht van vrij verkeer van Unieburgers moet, in het licht van de bepalingen inzake grensoverschrijding in verordening nr. 562/2006, zoals gewijzigd door verordening nr. 610/2013, aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een nationale regeling waarbij een lidstaat zijn onderdanen onder strafbedreiging verplicht om voorzien te zijn van een geldige identiteitskaart of een geldig paspoort wanneer zij zijn grondgebied vanuit een andere lidstaat binnenkomen, mits die verplichting geen voorwaarde is voor het inreisrecht en de specifieke regels inzake de sancties bij niet-nakoming van die verplichting in overeenstemming zijn met de algemene beginselen van het Unierecht, waaronder het evenredigheids- en het non-discriminatiebeginsel. Een reis aan boord van een pleziervaartuig naar de betrokken lidstaat vanuit een andere lidstaat waarbij internationale wateren worden doorkruist behoort, onder de voorwaarden van punt 3.2.5, tweede alinea, van bijlage VI bij die verordening, tot de gevallen waarin de overlegging van een dergelijk document kan worden verlangd.

3)

Artikel 21, lid 1, VWEU en de artikelen 4 en 36 van richtlijn 2004/38, gelezen in het licht van artikel 49, lid 3, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een stelsel van strafrechtelijke sancties waarbij een lidstaat de overschrijding van zijn nationale grens zonder geldige identiteitskaart of geldig paspoort strafbaar stelt met een geldboete die, ter indicatie, 20 % van de maandelijkse netto-inkomsten van de overtreder kan bedragen, aangezien een dergelijke geldboete niet evenredig is met de ernst van deze inbreuk, die onbeduidend is.


(1)  PB C 103 van 30.3.2020.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/10


Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 6 oktober 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Augstākā tiesa (Senāts) — Letland) — Līga Šenfelde / Lauku atbalsta dienests

(Zaak C-119/20) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Gemeenschappelijk landbouwbeleid - Financiering door het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) - Nationaal programma plattelandsontwikkeling 2014-2020 - Verordening (EU) nr. 1305/2013 - Artikel 19, lid 1, onder a) - Aanloopsteun ten bate van jonge landbouwers - Steun ten bate van de ontwikkeling van kleine landbouwbedrijven - Cumulatie van steun - Mogelijkheid tot weigering van cumulatie)

(2021/C 490/07)

Procestaal: Lets

Verwijzende rechter

Augstākā tiesa (Senāts)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Līga Šenfelde

Verwerende partij: Lauku atbalsta dienests

Dictum

1)

Artikel 19, lid 1, van verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad moet aldus worden uitgelegd dat het zich er niet tegen verzet dat een landbouwer die aanloopsteun ten bate van de ontwikkeling van kleine landbouwbedrijven krachtens punt a), iii), van die bepaling heeft ontvangen, deze steun kan cumuleren met aanloopsteun voor jonge landbouwers krachtens punt a), i), ervan, mits het maximale steunbedrag als bedoeld in lid 6 van dat artikel niet wordt overschreden.

2)

Artikel 19, lid 1, van verordening nr. 1305/2013 moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een nationale regeling op grond waarvan de ontvangst van aanloopsteun voor jonge landbouwers als bedoeld in punt a), i), is uitgesloten indien reeds aanloopsteun voor de ontwikkeling van kleine landbouwbedrijven, als bedoeld in punt a), iii), van die bepaling is toegekend.


(1)  PB C 201 van 15.06.2020.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/10


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 6 oktober 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Zalaegerszegi Járásbíróság — Hongarije) — Procedure betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van een geldelijke sanctie die is opgelegd aan LU

(Zaak C-136/20) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht - Kaderbesluit 2005/214/JBZ - Tenuitvoerlegging van geldelijke sancties - Beginsel van wederzijdse erkenning - Artikel 5, lid 1 - Strafbare feiten die leiden tot erkenning en tenuitvoerlegging van sanctiebeslissingen zonder toetsing van de dubbele strafbaarheid - Artikel 5, lid 3 - Strafbare feiten waarvoor de lidstaat de erkenning en de tenuitvoerlegging van sanctiebeslissingen afhankelijk kan stellen van de dubbele strafbaarheid - Toetsing door de tenuitvoerleggingsstaat van de juridische kwalificatie die de beslissingsstaat aan het strafbare feit heeft gegeven in het bij de sanctiebeslissing gevoegde certificaat)

(2021/C 490/08)

Procestaal: Hongaars

Verwijzende rechter

Zalaegerszegi Járásbíróság

Partij in het hoofdgeding

Verwerende partij: LU

Dictum

Artikel 5, lid 1, van kaderbesluit 2005/214/JBZ van de Raad van 24 februari 2005 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke sancties, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van 26 februari 2009, moet aldus worden uitgelegd dat de autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat, buiten de gronden tot weigering van de erkenning of tenuitvoerlegging waarin dit kaderbesluit uitdrukkelijk voorziet, in beginsel niet kan weigeren om een onherroepelijke beslissing waarbij een geldelijke sanctie wordt opgelegd te erkennen en ten uitvoer te leggen wanneer de autoriteit van de beslissingsstaat het betrokken strafbare feit in het in artikel 4 van dat kaderbesluit bedoelde certificaat heeft aangemerkt als vallende onder een van de categorieën van strafbare feiten waarvoor volgens dat artikel 5, lid 1, geen toetsing van de dubbele strafbaarheid plaatsvindt.


(1)  PB C 215 van 29.6.2020.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/11


Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 6 oktober 2021 — Sebastian Veit / Europese Centrale Bank (ECB)

(Zaak C-272/20 P) (1)

(Hogere voorziening - Openbare dienst - Personeel van de Europese Centrale bank (ECB) - Bezoldiging - Vergelijkend onderzoek - Gelijke behandeling van interne en externe kandidaten - Indeling in salaristrap)

(2021/C 490/09)

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirant: Sebastian Veit (vertegenwoordiger: K. Kujath, Rechtsanwalt)

Andere partij in de procedure: Europese Centrale Bank (ECB) (vertegenwoordigers: F. von Lindeiner en M. Rötting, gemachtigden, bijgestaan door B. Wägenbaur, Rechtsanwalt)

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

Sebastian Veit wordt verwezen in zijn eigen kosten en in die van de Europese Centrale Bank.


(1)  PB C 371 van 03.11.2020


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/11


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 6 oktober 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Rejonowy dla Łodzi-Śródmieścia w Łodzi — Polen) — Procedure betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van een geldelijke sanctie die is opgelegd aan D.P.

(Zaak C-338/20) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht - Justitiële samenwerking in strafzaken - Wederzijdse erkenning - Geldelijke sancties - Kaderbesluit 2005/214/JBZ - Gronden tot weigering van erkenning of tenuitvoerlegging - Artikel 20, lid 3 - Besluit waarbij een geldelijke sanctie wordt opgelegd - Eerbiediging van de rechten van de verdediging - Kennisgeving van stukken in een taal die de veroordeelde niet begrijpt - Vertaling van de essentiële elementen van het besluit)

(2021/C 490/10)

Procestaal: Pools

Verwijzende rechter

Sąd Rejonowy dla Łodzi-Śródmieścia w Łodzi

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: D.P.

in tegenwoordigheid van: Prokuratura Rejonowa Łódź-Bałuty

Dictum

Artikel 20, lid 3, van kaderbesluit 2005/214/JBZ van de Raad van 24 februari 2005 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke sancties, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van 26 februari 2009, moet aldus worden uitgelegd dat het de autoriteit van de tenuitvoerleggingslidstaat toestaat de tenuitvoerlegging te weigeren van een beslissing, in de zin van artikel 1, onder a), van dit kaderbesluit, waarbij een geldelijke sanctie voor een verkeersovertreding is opgelegd, wanneer die beslissing aan de geadresseerde is betekend zonder bijgevoegde vertaling, in een taal die hij begrijpt, van de elementen daarvan die essentieel zijn om hem in staat te stellen de tegen hem ingebrachte beschuldiging te begrijpen en zijn rechten van verdediging ten volle uit te oefenen, en hem daarbij niet de mogelijkheid is geboden om op verzoek een dergelijke vertaling te verkrijgen.


(1)  PB C 19 van 18.1.2021.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/12


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 6 oktober 2021 — Danilo Poggiolini/Europees Parlement

(Zaak C-408/20 P) (1)

(Hogere voorziening - Institutioneel recht - Eén statuut voor leden van het Europees Parlement - In Italiaanse kiesdistricten verkozen leden van het Europees Parlement - Wijziging van de pensioenrechten - Bezwarende handeling - Voorlopig standpunt - Autonome rechtsgevolgen)

(2021/C 490/11)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Rekwirant: Danilo Poggiolini (vertegenwoordigers: F. Sorrentino, A. Sandulli en B. Cimino, avvocati)

Andere partij in de procedure: Europees Parlement (vertegenwoordigers: S. Alves en S. Seyr, gemachtigden)

Dictum

1)

De beschikking van het Gerecht van de Europese Unie van 3 juli 2020, Falqui en Poggiolini/Parlement (T-347/19 en T-348/19, niet gepubliceerd, EU:T:2020:303), wordt vernietigd voor zover daarbij de in zaak T-348/19 door Danilo Poggiolini geformuleerde vorderingen zijn afgewezen die strekken tot nietigverklaring van de nota van 11 april 2019 die is vastgesteld door het hoofd van de afdeling “Bezoldiging en Sociale Rechten van de leden” van het directoraat-generaal Financiën van het Europees Parlement en betrekking heeft op de aanpassing van het pensioenbedrag van de betrokkene na de inwerkingtreding, op 1 januari 2019, van besluit nr. 14/2018 van het Ufficio di Presidenza della Camera dei deputati (bureau van het voorzitterschap van de tweede kamer, Italië), en van het in het schrijven van 8 juli 2019 uitgedrukte besluit van het Europees Parlement.

2)

De door het Europees Parlement bij het Gerecht van de Europese Unie opgeworpen exceptie van niet-ontvankelijkheid in zaak T-348/19 wordt verworpen.

3)

Zaak T-348/19 wordt terugverwezen naar het Gerecht van de Europese Unie voor een uitspraak over de in zaak T-348/19 door Danilo Poggiolini geformuleerde vorderingen tot nietigverklaring van die nota en van dat besluit.

4)

De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.


(1)  PB C 359 van 26.10.2020.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/13


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 6 oktober 2021 — Carlo Tognoli e.a./Europees Parlement

(Zaak C-431/20 P) (1)

(Hogere voorziening - Institutioneel recht - Eén statuut voor leden van het Europees Parlement - In Italiaanse kiesdistricten verkozen leden van het Europees Parlement - Wijziging van de pensioenrechten - Bezwarende handeling - Voorlopig standpunt - Autonome rechtsgevolgen)

(2021/C 490/12)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Rekwiranten: Carlo Tognoli, Emma Allione, Luigi Alberto Colajanni, Claudio Martelli, Luciana Sbarbati, Carla Dimatore, als erfgename van Mario Rigo, Roberto Speciale, Loris Torbesi, als erfgename van Eugenio Melandri, Luciano Pettinari, Pietro Di Prima, Carla Barbarella, Carlo Alberto Graziani, Giorgio Rossetti, Giacomo Porrazzini, Guido Podestà, Roberto Barzanti, Rita Medici, Aldo Arroni, Franco Malerba, Roberto Mezzaroma (vertegenwoordigers: M. Merola en L. Florio, avvocati)

Andere partij in de procedure: Europees Parlement (vertegenwoordigers: S. Alves en S. Seyr, gemachtigden)

Dictum

1)

De beschikking van het Gerecht van de Europese Unie van 3 juli 2020, Tognoli e.a./Parlement (T-395/19, T-396/19, T-405/19, T-408/19, T-419/19, T-423/19, T-424/19, T-428/19, T-433/19, T-437/19, T-443/19, T-455/19, T-458/19–T-462/19, T-464/19, T-469/19 en T-477/19, niet gepubliceerd, EU:T:2020:302), wordt vernietigd voor zover daarbij de door Carlo Tognoli e.a. geformuleerde vorderingen zijn afgewezen die strekken tot nietigverklaring van de nota’s van 11 april 2019 die zijn vastgesteld door het hoofd van de afdeling “Bezoldiging en Sociale Rechten van de leden” van het directoraat-generaal Financiën van het Europees Parlement en betrekking hebben op de aanpassing van het bedrag van de pensioenen van de betrokkenen na de inwerkingtreding, op 1 januari 2019, van besluit nr. 14/2018 van het Ufficio di Presidenza della Camera dei deputati (bureau van het voorzitterschap van de tweede kamer, Italië), en van de in de brieven van 20 juni (zaak T-396/19), 8 juli (zaken T-405/19, T-408/19, T-443/19 en T-464/19), 15 juli (zaken T-419/19, T-433/19, T-455/19, T-458/19–T-462/19, T-469/19 en T-477/19) en 23 juli 2019 (zaken T-395/19, T-423/19, T-424/19 en T-428/19) uitgedrukte besluiten van het Europees Parlement.

2)

De door het Europees Parlement bij het Gerecht van de Europese Unie opgeworpen excepties van niet-ontvankelijkheid worden verworpen.

3)

De zaken worden terugverwezen naar het Gerecht van de Europese Unie voor een uitspraak over de door Carlo Tognoli e.a. geformuleerde vorderingen tot nietigverklaring van die nota’s en van die besluiten.

4)

De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.


(1)  PB C 390 van 16.11.2020.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/14


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 6 oktober 2021 [verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Varhoven kasatsionen sad (Bulgarije) — Bulgarije] — Skarb Państwa Rzeczypospolitej Polskiej reprezentowany przez Generalnego Dyrektora Dróg Krajowych i Autostrad / TOTO SpA — Costruzioni Generali en Vianini Lavori SpA

(Zaak C-581/20) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken - Verordening (EU) nr. 1215/2012 - Artikel 1, lid 1 - Burgerlijke en handelszaken - Artikel 35 - Voorlopige en bewarende maatregelen - Vordering die is gebaseerd op een overeenkomst voor de aanleg van een openbare snelweg tussen een overheidsinstantie en twee privaatrechtelijke ondernemingen - Verzoek in kort geding in verband met de boetes en garanties die uit deze overeenkomst voortvloeien - Beslissing in kort geding die reeds is gewezen door een in het bodemgeschil bevoegde rechter)

(2021/C 490/13)

Procestaal: Bulgaars

Verwijzende rechter

Varhoven kasatsionen sad (Bulgarije)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Skarb Państwa Rzeczypospolitej Polskiej reprezentowany przez Generalnego Dyrektora Dróg Krajowych i Autostrad

Verwerende partijen: TOTO SpA — Costruzioni Generali en Vianini Lavori SpA

Dictum

1)

Artikel 1, lid 1, van verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken moet aldus worden uitgelegd dat een kort geding dat volgens de regels van gemeen recht bij een gerecht van een lidstaat aanhangig is gemaakt en ziet op boetes vanwege de uitvoering van een overeenkomst voor de aanleg van een snelweg die is gesloten na een openbare aanbestedingsprocedure waarbij de aanbestedende dienst een openbare instelling is, onder het begrip “burgerlijke en handelszaken” in de zin van die bepaling valt.

2)

Artikel 35 van verordening nr. 1215/2012 moet aldus worden uitgelegd dat een gerecht van een lidstaat waarbij op grond van die bepaling een verzoek om voorlopige of bewarende maatregelen is ingediend, zich niet onbevoegd hoeft te verklaren wanneer het gerecht van een andere lidstaat, dat bevoegd is in de bodemzaak, reeds uitspraak heeft gedaan op een verzoek dat hetzelfde onderwerp betreft, op dezelfde oorzaak berust en tussen dezelfde partijen is ingediend.

3)

Artikel 35 van verordening nr. 1215/2012 moet aldus worden uitgelegd dat een verzoek om voorlopige of bewarende maatregelen moet worden onderzocht in het licht van het recht van de lidstaat van het aangezochte gerecht en dat het zich niet verzet tegen een nationale regeling op grond waarvan geen kort geding betreffende een geldvordering jegens de staat of een openbare instelling kan worden ingesteld.


(1)  PB C 28 van 25.1.2021.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/15


Arrest van het Hof (Negende kamer) van 6 oktober 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landesgericht Salzburg — Oostenrijk) — CS / Eurowings GmbH

(Zaak C-613/20) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Luchtvervoer - Verordening (EG) nr. 261/2004 - Artikel 5, lid 3 - Gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annulering of langdurige vertraging van vluchten - Vrijstelling van de verplichting tot compensatie - Begrip “buitengewone omstandigheden” - Staking van het personeel van de luchtvaartmaatschappij - Staking van het personeel van een dochteronderneming uit solidariteit met het personeel van de moedermaatschappij)

(2021/C 490/14)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Landesgericht Salzburg

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: CS

Verwerende partij: Eurowings GmbH

Dictum

Artikel 5, lid 3, van verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91 moet aldus worden uitgelegd dat er geen sprake is van een “buitengewone omstandigheid” in de zin van deze bepaling in geval van een staking om eisen met betrekking tot loon of andere arbeidsvoorwaarden van werknemers kracht bij te zetten, die is begonnen na een oproep daartoe van een personeelsvakbond van de maatschappij die de vlucht uitvoert uit solidariteit met een staking tegen de moedermaatschappij waarvan eerstgenoemde maatschappij een van de dochterondernemingen is, waaraan wordt deelgenomen door een categorie personeel van de dochteronderneming waarvan de aanwezigheid noodzakelijk is om een vlucht uit te voeren, en die ondanks het bereiken van een akkoord met de moedermaatschappij langer duurt dan de organiserende vakbond aanvankelijk had aangekondigd.


(1)  PB C 35 van 1.2.2021.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/15


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Rejonowy dla m.st. Warszawy w Warszawie (Polen) op 8 juli 2021 — X sp.z o.o., sp. k. / Z

(Zaak C-419/21)

(2021/C 490/15)

Procestaal: Pools

Verwijzende rechter

Sąd Rejonowy dla m.st. Warszawy w Warszawie

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: X sp.z o.o., sp. k.

Verwerende partij: Z

Prejudiciële vragen

1)

Moet artikel 6, lid 1, van richtlijn 2011/7/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties (1) aldus worden uitgelegd dat in het geval van een overeenkomst waarin de partijen zijn overeengekomen dat er meerdere goederenleveringen zullen plaatsvinden en elke levering binnen een bepaalde daaropvolgende termijn wordt betaald, minstens een vast bedrag van 40 EUR verschuldigd is voor achterstand bij elke afzonderlijke betaling voor de verschillende leveringen, of vereist het Unierecht slechts dat de schuldeiser in dat geval een vast bedrag van 40 EUR moet kunnen invorderen uit hoofde van de volledige handelstransactie die uit meerdere leveringen bestaat, ongeacht het aantal te late betalingen voor de verschillende leveringen?

2)

Is een overeenkomst die de levering van goederen als voorwerp heeft en die de leverancier ertoe verplicht om een bepaalde hoeveelheid goederen tegen een overeengekomen prijs te leveren aan de opdrachtgever en tegelijkertijd de opdrachtgever het recht toekent om eenzijdig te beslissen over de leveringstijden en de te leveren deelhoeveelheden, met inbegrip van de mogelijkheid om af te zien van een deel van de overeengekomen goederen zonder dat dit nadelige gevolgen met zich brengt, en de opdrachtgever ertoe verplicht elk van de deelleveringen te betalen binnen een termijn die ingaat wanneer de betreffende deellevering is ontvangen, een handelstransactie in de zin van artikel 2, punt 1, van richtlijn 2011/7/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties, of is uit hoofde van deze richtlijn elk van deze deelleveringen naar aanleiding van de door de opdrachtgever te kennen gegeven behoefte een afzonderlijke handelstransactie, ook al vormt deze geen afzonderlijke overeenkomst in de zin van het nationale recht?


(1)  PB 2011, L 48, blz. 1


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/16


Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Bundesarbeitsgericht (Duitsland) op 21 juli 2021 — X-FAB Dresden GmbH & Co. KG / FC

(Zaak C-453/21)

(2021/C 490/16)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesarbeitsgericht (Duitsland)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: X-FAB Dresden GmbH & Co. KG

Verwerende partij: FC

Prejudiciële vragen

1.

Moet artikel 38, lid 3, tweede volzin, van verordening (EU) 2016/679 (1) (algemene verordening gegevensbescherming; hierna: “AVG”) aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een bepaling van nationaal recht als § 38, leden 1 en 2, juncto § 6, lid 4, eerste volzin, van het Bundesdatenschutzgesetz [(federale wet inzake gegevensbescherming; hierna: “BDSG”)] op grond waarvan aan het ontslag van de functionaris voor gegevensbescherming door de verwerkingsverantwoordelijke, die zijn werkgever is, de in die bepaling genoemde voorwaarden worden gesteld, ongeacht of dat ontslag verband houdt met de uitvoering van zijn taken?

Ingeval de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord:

2.

Verzet artikel 38, lid 3, tweede volzin, AVG zich ook tegen een dergelijke bepaling van nationaal recht wanneer de aanstelling van de functionaris voor gegevensbescherming niet verplicht is krachtens artikel 37, lid 1, AVG, maar uitsluitend krachtens het recht van de lidstaat?

Ingeval de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord:

3.

Berust artikel 38, lid 3, tweede volzin, AVG op een toereikende rechtsgrondslag, met name voor zover het betrekking heeft op functionarissen voor gegevensbescherming die een arbeidsverhouding met de verwerkingsverantwoordelijke hebben?

Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord:

4.

Is er sprake van een belangenconflict in de zin van artikel 38, lid 6, tweede volzin, AVG wanneer de functionaris voor gegevensbescherming tegelijkertijd voorzitter van de ondernemingsraad van de verwerkingsverantwoordelijke is? Is er van een dergelijk belangenconflict slechts sprake in geval van een specifieke taakverdeling binnen de ondernemingsraad?


(1)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB 2016, L 119, blz. 1).


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/17


Hogere voorziening ingesteld op 13 augustus 2021 door Joshua David Silver, Leona Catherine Bashow, Charles Nicholas Hilary Marquand, JY, JZ, Anthony Styles Clayton en Gillian Margaret Clayton tegen de beschikking van het Gerecht (Tiende kamer — uitgebreid) van 8 juni 2021 in zaak T-252/20, Silver e.a./Raad

(Zaak C-499/21 P)

(2021/C 490/17)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwiranten: Joshua David Silver, Leona Catherine Bashow, Charles Nicholas Hilary Marquand, JY, JZ, Anthony Styles Clayton, Gillian Margaret Clayton (vertegenwoordigers: P. Tridimas, Δικηγόρος, A. von Westernhagen, D. Harrison, Solicitors)

Andere partij in de procedure: Raad van de Europese Unie

Conclusies

de bestreden beschikking vernietigen;

het beroep in zaak T-252/20 ontvankelijk verklaren;

de vorderingen die rekwiranten in de procedure voor het Gerecht hebben geformuleerd, toewijzen;

de Raad verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwiranten stellen dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat:

a)

rekwiranten niet individueel geraakt zijn;

b)

besluit (EU) 2020/135 (1) van de Raad van 30 januari 2020 betreffende de sluiting van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie geen regelgevingshandeling is.

Rekwiranten betogen dat zij individueel geraakt zijn omdat:

a)

zij leden zijn van een besloten en beperkte groep, waaraan na inwerkingtreding van het litigieuze besluit geen nieuwe leden kunnen worden toegevoegd;

b)

het bestreden besluit hun de status van Unieburger en de daaraan verbonden rechten ontneemt. Gegeven het feit dat burgerschap de fundamentele hoedanigheid is van onderdanen van de Unie, gaat het daarbij om specifieke en exclusieve verworven rechten die onherroepelijk zijn en niet kunnen worden ingetrokken bij terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk.

Rekwiranten betogen daarnaast dat het litigieuze besluit een regelgevingshandeling is omdat:

a)

volgens de rechtspraak alle niet-wetgevingshandelingen van algemene strekking regelgevingshandelingen zijn;

b)

het irrelevant is dat het litigieuze besluit uitvoering geeft aan het terugtrekkingsakkoord, dat voorrang heeft op handelingen van de instellingen van de EU;

c)

het argument dat het terugtrekkingsakkoord kan worden beschouwd als het externe equivalent van een interne wetgevingshandeling, onjuist is;

d)

het argument dat het litigieuze besluit een hoge democratische legitimering geniet, onjuist is.


(1)  Besluit (EU) 2020/135 van de Raad van 30 januari 2020 (PB 2020, L 29, blz. 1).


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/18


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Stade (Duitsland) op 17 augustus 2021 — Verzoekster 1 e.a./ Bundesrepublik Deutschland

(Zaak C-504/21)

(2021/C 490/18)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Verwaltungsgericht Stade

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Verzoekster 1, Verzoeker 2, Verzoeker 3, Verzoeker 4, Verzoeker 5

Verwerende partij: Bundesrepublik Deutschland (vertegenwoordigd door het Bundesamt für Migration und Flüchtlinge)

Prejudiciële vragen

a.

Toegang tot de rechter

1.

Moet artikel 27 van verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (Dublin III-verordening) (1), al dan niet gelezen in samenhang met artikel 47 en artikel 51, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, edoch in het licht van het bepaalde in richtlijn 2003/86/EG (2) van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging, aldus worden uitgelegd dat de aangezochte lidstaat verplicht is om aan de verzoekers — onder wie ook kinderen — die in de verzoekende lidstaat verblijven en een overdracht op grond van artikel 8, 9 of 10 van de Dublin III-verordening wensen, of aan hun in de aangezochte lidstaat verblijvende gezinsleden als bedoeld in artikel 8, 9 of 10 van de Dublin III-verordening, tegen de afwijzing van het overnameverzoek een doeltreffende voorziening in rechte te bieden bij een gerecht op zijn grondgebied?

2.

Indien vraag a.1 ontkennend wordt beantwoord:

Kan in dat geval het onder a.1. bedoelde recht op een doeltreffende voorziening in rechte bij gebreke van een toereikende regeling in de Dublin III-verordening rechtstreeks worden gegrond op artikel 47 van het Handvest, in voorkomend geval gelezen in samenhang met de artikelen 7, 9 en 33 van het Handvest (zie arresten van 7 juni 2016, Ghezelbash, C-63/15, EU:C:2016:409, punten 51 en 52 (3), en 26 juli 2017, Mengesteab, C-670/16, EU:C:2017:587, punt 58 (4))?

3.

Indien vraag a.1. of a.2. bevestigend wordt beantwoord:

Moet artikel 47 van het Handvest, al dan niet gelezen in samenhang met het beginsel van loyale samenwerking (zie arrest van 13 november 2018, X en X (5), C-47/17 en C-48/17, EU:C:2018:900), aldus worden uitgelegd dat de aangezochte lidstaat verplicht is om de verzoekende lidstaat in kennis te stellen van een door de verzoekers tegen de afwijzing van het overnameverzoek ingesteld rechtsmiddel en dat de verzoekende lidstaat verplicht is om in de zaak niet te beslissen op het asielverzoek van verzoekers totdat die beroepsprocedure een negatieve uitkomst heeft?

4.

Indien vraag a.1. of a.2. bevestigend wordt beantwoord:

Moet artikel 47 van het Handvest, in voorkomend geval met inachtneming van de in overweging 5 van de Dublin III-verordening tot uitdrukking gebrachte belangen, aldus worden uitgelegd dat het de gerechten van de aangezochte lidstaat verplicht, om in een situatie zoals hier aan de orde, te voorzien in rechtsbescherming in de vorm van een spoedprocedure? Zijn de gerechten van de aangezochte lidstaat bij het nemen van een beslissing op een rechtsmiddel aan termijnen gebonden?

b.

Overgang van verantwoordelijkheid

1.

Heeft artikel 21, lid 1, derde alinea, van de Dublin III-verordening juncto artikel 5, lid 2, verordening (EG) nr. 1560/2003 zoals gewijzigd bij verordening (EU) nr. 118/2014 (6) (uitvoeringsverordening) — in beginsel — een onherroepelijke overgang van verantwoordelijkheid op de verzoekende lidstaat tot gevolg, indien de aangezochte lidstaat zowel het oorspronkelijke verzoek van de verzoekende lidstaat alsook het opvolgende verzoek tot heronderzoek binnen de daarvoor stelde termijn afwijst (zie arrest van 13 november 2018, X en X, C-47/17 en C-48/17, EU:C:2018:900, punt 80)?

2.

Indien vraag b.1. bevestigend wordt beantwoord:

Geldt dit ook indien de afwijzende beslissingen van de aangezochte lidstaat in strijd zijn met het recht?

3.

Indien vraag b.2. ontkennend wordt beantwoord:

Kan de asielzoeker in de verzoekende lidstaat zich er tegenover de aangezochte lidstaat op beroepen dat de overgang van verantwoordelijkheid onrechtmatig is wegens schending van verantwoordelijkheidscriteria die betrekking hebben op de eenheid van het gezin (artikelen 8-11 en 16, en artikel 17, lid 2, van de Dublin III-verordening)?

c.

Volgend verzoek

1.

Moeten artikel 7, lid 2, en artikel 20, lid 1, van de Dublin III-verordening aldus worden uitgelegd, dat zij zich niet verzetten tegen de toepassing van de bepalingen van hoofdstuk III en die inzake de uitvoering van een overnameprocedure overeenkomstig hoofdstuk VI, deel II, van de Dublin III-verordening, in situaties waarin verzoekers reeds een asielverzoek in de verzoekende lidstaat hebben ingediend en dit verzoek oorspronkelijk door deze lidstaat op grond van artikel 33, lid 2, onder c), juncto artikel 28 van richtlijn 2013/32/EU (7) niet-ontvankelijk is verklaard, maar intussen — bijvoorbeeld als gevolg van de feitelijke uitvoering van de verklaring EU-Turkije van 18 maart 2016 (zie EN P-000604/2021, Answer given by Ms Johansson on behalf of the European Commission van 6 juni 2021), in de verzoekende lidstaat een ontvankelijke procedure over een volgend verzoek wordt gevoerd?

2.

Indien het antwoord op vraag c.1. ontkennend luidt:

Moeten artikel 7, lid 2, en artikel 20, lid 1, van de Dublin III-verordening in de situatie als beschreven onder c.1. aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen de toepassing van de bepalingen van hoofdstuk III en die inzake de uitvoering van een overnameprocedure overeenkomstig hoofdstuk VI, deel II, van de Dublin III-verordening in situaties waarin de verantwoordelijkheidscriteria betrekking hebben op de eenheid van het gezin (artikelen 8-11 en artikel 16 van de Dublin III-verordening)?

3.

Is artikel 17, lid 2, van de Dublin III-verordening nog van toepassing indien verzoekers reeds een asielverzoek in de verzoekende lidstaat hebben ingediend en dit oorspronkelijk door de verzoekende lidstaat op grond van artikel 33, lid 2, onder c), juncto artikel 38 van richtlijn 2013/32/EU niet-ontvankelijk is verklaard, maar intussen — bijvoorbeeld als gevolg van de feitelijke uitvoering van de verklaring EU-Turkije van 18 maart 2016 (zie EN P-000604/2021, Answer given by Ms Johansson on behalf of the European Commission, 6 juni 2021), in de verzoekende lidstaat een ontvankelijke procedure over een volgend verzoek wordt gevoerd?

4.

Indien vraag c.3. bevestigend wordt beantwoord:

Verschaft artikel 17, lid 2, van de Dublin III-verordening asielverzoekers een — in de aangezochte lidstaat — in rechte afdwingbaar subjectief recht? Hebben de nationale autoriteiten bij de uitoefening van hun discretionaire bevoegdheid ten aanzien van dit recht unierechtelijke voorschriften in acht te nemen — bijvoorbeeld de eerbiediging van het belang van de eenheid van het gezin of van het kind — of is het slechts een zaak van nationaal recht?

d.

Subjectieve rechten van het gezinslid dat in de aangezochte lidstaat verblijft

Heeft ook het gezinslid dat reeds in de aangezochte lidstaat verblijft, een in rechte afdwingbaar recht op eerbiediging van de artikelen 8 e.v. van de Dublin III-verordening en de daarop aansluitende bepalingen inzake overname (artikel 18 en de artikelen 29 e.v. van de Dublin III-verordening, al dan niet in samenhang met overwegingen 13, 14 en 15 van de Dublin III-verordening juncto artikel 47 van het Handvest), respectievelijk van artikel 17, lid 2, van de Dublin III-verordening?


(1)  Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB 2013, L 180, blz. 31).

(2)  Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging (PB 2003, L 251, blz. 12).

(3)  ECLI:EU:C:2016:409.

(4)  ECLI:EU:C:2017:587.

(5)  ECLI:EU:C:2018:900.

(6)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 118/2014 van de Commissie van 30 januari 2014 tot wijziging van verordening (EG) nr. 1560/2003 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB 2014, L 39, blz. 1).

(7)  Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (PB 2013, L 180, blz. 60).


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/20


Hogere voorziening ingesteld op 20 augustus 2021 door XC tegen het arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 10 februari 2021 in zaak T-488/18, XC / Commissie

(Zaak C-527/21 P)

(2021/C 490/19)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Rekwirant: XC (vertegenwoordiger: F. Rosi, advocaat)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 10 februari 2021 in zaak T-488/18, XC/Commissie, vernietigen;

de drie in eerste aanleg aangevochten besluiten nietig verklaren of, subsidiair, de zaak terugverwijzen naar het Gerecht;

de Commissie veroordelen tot betaling van een door het Hof naar billijkheid vastgestelde schadevergoeding of, subsidiair, de terugverwijzing naar het Gerecht gelasten;

de Commissie verwijzen in de kosten van beide instanties of, subsidiair, de beslissing omtrent de kosten aanhouden, met terugverwijzing naar het Gerecht.

Middelen en voornaamste argumenten

De hogere voorziening bestaat uit vier onderdelen.

Eerste onderdeel, dat betrekking heeft op de afwijzing van de vordering tot nietigverklaring van de reservelijst van algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/AD/356/18 (punten 173-182 van het bestreden arrest)

In dit verband voert rekwirant het volgende aan: schending van het beginsel van hoor en wederhoor, schending en onjuiste toepassing van de in de rechtspraak geformuleerde beginselen inzake de nietigverklaring van de reservelijst van algemene vergelijkende onderzoeken, schending van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie inzake het recht op een doeltreffende voorziening in rechte, ontoereikende motivering en gebrekkige logica van het bestreden arrest, alsmede onjuiste opvatting en verdraaiing van de feiten.

Tweede onderdeel, dat betrekking heeft op de afwijzing van de vordering tot nietigverklaring van besluit C(2018) 3969 van de Commissie van 19 juni 2018 inzake toegang tot documenten (punten 141-172 van het bestreden arrest)

In dit verband voert rekwirant het volgende aan: schending van de rechtsbeginselen die zijn geformuleerd in het arrest T-515/14 P, Alexandrou/Commissie, schending van de beginselen van eenheid en samenhang van het Unierecht; schending van artikel 4 van verordening nr. 1049/2001 (1), schending van een vormvoorschrift doordat geen uitspraak is gedaan over een deel van de vorderingen van het beroep, alsmede onjuiste opvatting en verdraaiing van de feiten.

Derde onderdeel, dat betrekking heeft op de afwijzing van de vordering tot nietigverklaring van het besluit van de jury van algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/AD/338/17 van 4 december 2017 om rekwirant niet toe te laten tot de volgende fase van het vergelijkend onderzoek (punten 78-99 van het bestreden arrest)

Rekwirant voert hiertoe aan: schending en onjuiste toepassing van artikel 1 quinquies van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en van artikel 8, lid 1, van richtlijn 2000/43/EG (2), kennelijk gebrekkige logica van het bestreden arrest, kennelijk onjuiste beoordeling, alsmede schending van artikel 1 quinquies van bovengenoemd Statuut.

Vierde onderdeel, dat betrekking heeft op de vergoeding van de schade en de kosten (punten 183-198 van het bestreden arrest)

Rekwirant voert aan dat de punten van het arrest van het Gerecht die betrekking hebben op de vergoeding van de schade en de kosten ook moeten worden vernietigd voor zover zij nauw verband houden met de afwijzing van de vorderingen tot nietigverklaring van de in eerste aanleg aangevochten besluiten.


(1)  Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB 2001, L 145, blz. 43).

(2)  Richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming (PB 2000, L 180, blz. 22).


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/21


Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Bundesgerichtshof (Duitsland) op 31 augustus 2021 — Verband Sozialer Wettbewerb eV / famila-Handelsmarkt Kiel GmbH & Co. KG

(Zaak C-543/21)

(2021/C 490/20)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesgerichtshof (Duitsland)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Verband Sozialer Wettbewerb e.V.

Verwerende partij: famila-Handelsmarkt Kiel GmbH & Co. KG

Prejudiciële vragen

1)

Moet het begrip “verkoopprijs” in de zin van artikel 2, onder a), van richtlijn 98/6/EG (1) aldus worden uitgelegd dat deze ook het statiegeld moet omvatten dat de consument verschuldigd is wanneer hij goederen in statiegeldflessen of statiegeldpotten koopt?

2)

Indien vraag 1 bevestigend wordt beantwoord:

Mogen de lidstaten krachtens artikel 10 van richtlijn 98/6/EG een van artikel 3, leden 1 en 4, juncto artikel 2, onder a), van richtlijn 98/6/EG afwijkende regeling handhaven, zoals die welke is vervat in § 1, lid 4, van de Preisangabenverordnung [(besluit inzake de prijsaanduiding)], die inhoudt dat, wanneer behalve de prijs van een goed een terugbetaalbare zekerheid wordt verlangd, het bedrag daarvan moet worden vermeld naast de prijs van het goed en er geen totaalbedrag mag worden gevormd, of verzet het aan richtlijn 2005/29/EG (2) ten grondslag liggende idee van volledige harmonisatie zich daartegen?


(1)  Richtlijn 98/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende de bescherming van de consument inzake de prijsaanduiding van aan de consument aangeboden producten (PB 1998, L 80, blz. 27).

(2)  Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van richtlijn 84/450/EEG van de Raad, richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB 2005, L 149, blz. 22).


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/22


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof (Duitsland) op 8 september 2021 — Hauptzollamt Hamburg / Shell Deutschland Oil GmbH

(Zaak C-553/21)

(2021/C 490/21)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesfinanzhof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoeker tot “Revision”: Hauptzollamt Hamburg

Verweerster in “Revision”: Shell Deutschland Oil GmbH

Prejudiciële vraag

Geldt het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel ook voor de facultatieve belastingverlaging als bedoeld in artikel 5, eerste volzin, vierde streepje, van richtlijn 2003/96 (1), met als gevolg dat de lidstaat de belastingverlaging niet mag weigeren na het verstrijken van de in zijn nationaal recht gestelde termijn om deze verlaging aan te vragen, wanneer op het tijdstip waarop de aanvraag bij de bevoegde instantie toekomt, de vaststelling van de belasting nog niet is verjaard?


(1)  Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (PB 2003, L 283, blz. 51).


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/22


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Finanzgericht Düsseldorf (Duitsland) op 16 september 2021 — RWE Power Aktiengesellschaft / Hauptzollamt Duisburg

(Zaak C-571/21)

(2021/C 490/22)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Finanzgericht Düsseldorf

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: RWE Power Aktiengesellschaft

Verwerende partij: Hauptzollamt Duisburg

Prejudiciële vragen

1)

Kan artikel 14, lid 1, onder a), eerste zin, van richtlijn 2003/96/EG (1), voor zover het bepaalt dat elektriciteit die wordt gebruikt voor de productie van elektriciteit is vrijgesteld van belasting, gelet op artikel 21, lid 3, tweede volzin, van richtlijn 2003/96 aldus worden uitgelegd dat deze vrijstelling ook geldt voor handelingen waarbij energieproducten in dagbouwmijnen worden gewonnen en in elektriciteitscentrales geschikt worden gemaakt voor gebruik in elektriciteitscentrales, zoals het breken, verwijderen van vreemde bestanddelen en vergruizen tot de voor de werking van de ketel vereiste grootte?

2)

Kan artikel 14, lid 1, onder a), eerste zin, van richtlijn 2003/96, voor zover het bepaalt dat elektriciteit die wordt gebruikt voor het in stand houden van het vermogen om elektriciteit te produceren is vrijgesteld van belasting, gelet op artikel 21, lid 3, derde volzin, van richtlijn 2003/96 aldus worden uitgelegd dat hiermee ook het gebruik van elektriciteit voor de werking van kolenbunkerinstallaties en vervoermiddelen die noodzakelijk zijn voor de permanente exploitatie van elektriciteitscentrales is vrijgesteld van belasting?


(1)  Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (PB 2003, L 283, blz. 51).


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/23


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberlandesgericht Frankfurt am Main (Duitsland) op 27 september 2021 — VB / Sixt Leasing SE

(Zaak C-594/21)

(2021/C 490/23)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Oberlandesgericht Frankfurt am Main

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: VB

Verwerende partij: Sixt Leasing SE

Prejudiciële vragen

1)

Vormen overeenkomsten met een consument voor de leasing van een motorvoertuig, met kilometerafrekening en met een looptijd van 48 maanden “autoverhuurdiensten” en vallen zij derhalve onder de in artikel 16, onder l), van richtlijn 2011/83/EU (1) bedoelde uitzondering op een herroepingsrecht overeenkomstig het recht inzake verkoop op afstand?

Indien de eerste prejudiciële vraag ontkennend wordt beantwoord:

2)

Vormen overeenkomsten met een consument voor de leasing van een motorvoertuig met kilometerafrekening overeenkomsten betreffende financiële diensten in de zin van artikel 2, onder b), van richtlijn 2002/65/EG (2), waarvan de bewoordingen zijn overgenomen in artikel 2, punt 12, van richtlijn 2011/83?


(1)  Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijn 85/577/EEG en van richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB 2011, L 304, blz. 64).

(2)  Richtlijn 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten en tot wijziging van de richtlijnen 90/619/EEG, 97/7/EG en 98/27/EG van de Raad (PB 2002, L 271, blz. 16).


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/23


Beroep ingesteld op 28 september 2021 — Europese Commissie / Republiek Polen

(Zaak C-601/21)

(2021/C 490/24)

Procestaal: Pools

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: A. Stobiecka-Kuik, G. Wils, P. Ondrůšek, gemachtigden)

Verwerende partij: Republiek Polen

Conclusies

vaststellen dat de Republiek Polen, door het toevoegen van uitzonderingen in verband met de productie van bepaalde documenten, drukwerk, zegels en merken die niet zijn voorzien in richtlijn 2014/24/EU betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten (1), haar verplichtingen krachtens artikel 1, leden 1 en 3, alsmede artikel 15, leden 2 en 3, van richtlijn 2014/24/EU, gelezen in samenhang met artikel 346, lid 1, onder a), VWEU niet is nagekomen;

de Republiek Polen verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Bij het omzetten van richtlijn 2014/24 heeft de Republiek Polen de productie van een groot aantal documenten, drukwerk, zegels en merken uitgesloten van de werkingssfeer van de in die richtlijn bepaalde procedures. De uitzonderingen die de Republiek Polen heeft ingevoerd betreffen overheidsdocumenten (zoals nationale identiteitsbewijzen, paspoorten, documenten en logboeken), accijnszegels, legalisatiezegels en controlevignetten, stemformulieren en op stempassen aangebrachte holografische merken, microprocessoren met software die wordt gebruikt voor het beheer van overheidsdocumenten, en IT-systemen en databases die van wezenlijk belang zijn voor het gebruik van publieke documenten. Volgens de Commissie komt het invoeren van die uitzonderingen neer op schending van richtlijn 2014/24, aangezien de werkingssfeer van deze richtlijn ten onrechte is beperkt ten opzichte van het bepaalde in die richtlijn en artikel 346 VWEU. De Commissie beroept zich op het arrest van het Hof in zaak C-187/16, Commissie/Oostenrijk, als belangrijk precedent in dit verband.

In het kader van de precontentieuze procedure heeft de Republiek Polen zich beroepen op de noodzaak de veiligheid van officiële documenten te beschermen. Ofschoon de Commissie erkent dat de beveiliging en de echtheid van die documenten moeten worden gewaarborgd, meent zij dat de Republiek Polen niet heeft aangetoond dat de vereiste bescherming, waaronder de bescherming tegen vervalsingen of de bescherming in verband met de bepalingen op het gebied van de bescherming van persoonsgegevens, niet kan worden bereikt in het kader van de procedure voor het plaatsen van overheidsopdrachten van richtlijn 2014/24.


(1)  PB 2014, L 94, blz. 65


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/24


Beroep ingesteld op 28 september 2021 — Commissie/Polen

(Zaak C-602/21)

(2021/C 490/25)

Procestaal: Pools

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: D. Milanowska, M. Noll-Ehlers, gemachtigden)

Verwerende partij: Republiek Polen

Conclusies

verklaring dat de Republiek Polen,

1)

door te vereisen dat uiterlijk op 18 juli 2024 actieplannen worden opgesteld voor gebieden waar de toelaatbare grenswaarden voor geluid niet worden overschreden, de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 8, leden 1 en 2, van richtlijn 2002/49 van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (1);

2)

door niet te vereisen dat de actieplannen een overzicht bevatten van de overeenkomstig artikel 8, lid 7, van richtlijn 2002/49 georganiseerde openbare raadplegingen en van de maatregelen die de bevoegde instanties in de eerstvolgende vijf jaar voornemens zijn te nemen om stille gebieden te beschermen, de verplichtingen niet is nagekomen die krachtens punt 1, zevende en negende streepje, van bijlage V bij deze richtlijn op haar rusten;

3)

door geen actieplannen op te stellen voor de 20 belangrijke spoorwegen die in bijlage A.3 bij het beroepschrift worden beschreven, de verplichtingen niet is nagekomen die krachtens artikel 8, lid 2, van richtlijn 2002/49 op haar rusten;

4)

door geen actieplannen op te stellen voor de 290 belangrijke wegen die in bijlage A.4 bij het beroepschrift worden beschreven, de verplichtingen niet is nagekomen die krachtens artikel 8, lid 2, van richtlijn 2002/49 op haar rusten, en

5)

door geen samenvattingen van de actieplannen in te dienen voor de 20 belangrijke spoorwegen die in bijlage A.3 bij het beroepschrift worden beschreven en de 290 belangrijke wegen die in bijlage A.4 bij het beroepschrift worden beschreven, de verplichtingen niet is nagekomen die krachtens artikel 10, lid 2, van richtlijn 2002/49, gelezen in samenhang met bijlage VI daarbij, op haar rusten;

verwijzing van de Republiek Polen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Met haar eerste middel voert de Commissie aan dat het vereiste om uiterlijk op 18 juli 2024 actieplannen op te stellen voor gebieden waarin de toelaatbare grenswaarden voor geluid niet zijn overschreden, niet garandeert dat deze gebieden naar behoren worden beschermd en ertoe leidt dat de Republiek Polen de verplichting niet is nagekomen om actieplannen op te stellen voor de beheersing, op haar grondgebied, van lawaai-uitstoot, lawaai-effecten en lawaaivermindering, hetgeen niet in overeenstemming is met artikel 8, leden 1 en 2, van richtlijn 2002/49. De doelstellingen van de richtlijn wat betreft het vermijden en voorkomen van de schadelijke gevolgen van blootstelling aan omgevingslawaai en de handhaving van milieukwaliteit uit het oogpunt van omgevingslawaai kunnen enkel worden bereikt wanneer ook actieplannen worden uitgewerkt voor gebieden waar de grenswaarden voor geluid niet worden overschreden.

Met haar tweede middel voert de Commissie aan dat in het Poolse recht niet wordt gegarandeerd dat het programma voor de bescherming van het milieu ook betrekking heeft op middelen die tot doel hebben stille gebieden te handhaven, zoals richtlijn 2002/49 vereist. Het Poolse recht voldoet niet aan dat vereiste. Daarnaast is in het Poolse recht geen vereiste opgenomen om als verplicht onderdeel van een actieplan een overzicht op te nemen van de overeenkomstig artikel 8, lid 7, van richtlijn 2002/49 georganiseerde openbare raadplegingen. Artikel 119a, lid 4, van de ustawa Prawo ochrony środowiska (wet milieubescherming) verplicht de verantwoordelijke persoon enkel overeenkomstig de relevante bepalingen openbare raadplegingen te houden. Er is echter geen wettelijke verplichting in het actieplan een overzicht op te nemen van de openbare raadplegingen.

Met haar derde middel voert de Commissie aan dat Polen geen actieplannen heeft opgesteld voor de 20 belangrijke spoorwegen die het voordien als zodanig bij de Commissie had aangemeld. Daardoor heeft Polen artikel 8, lid 2, van richtlijn 2002/49 geschonden.

Met haar vierde middel voert de Commissie aan dat Polen geen actieplannen heeft opgesteld voor de 290 belangrijke wegen die het voordien als zodanig bij de Commissie had aangemeld. Daardoor heeft Polen artikel 8, lid 2, van richtlijn 2002/49 geschonden.

Met haar vijfde middel voert de Commissie aan dat Polen voor de 20 belangrijke spoorwegen en 290 belangrijke wegen geen samenvattingen van de actieplannen heeft ingediend. Daardoor heeft Polen artikel 10 van richtlijn 2002/49 geschonden.


(1)  PB 2002, L 189, blz. 12.


Gerecht

6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/26


Arrest van het Gerecht van 13 oktober 2021 — Simpson/Raad

(Zaak T-646/16 P-RENV-RX) (1)

(“Hogere voorziening - Openbare dienst - Ambtenaren - Weigering van de Raad om de betrokkene, na te zijn geslaagd voor een algemeen vergelijkend onderzoek, te herindelen in de in de aankondiging van het vergelijkend onderzoek vermelde rang - Verwerping van het beroep ten gronde - Hogere voorziening - Vernietiging - Arrest in hogere voorziening door het Hof heroverwogen en vernietigd - Terugverwijzing naar het Gerecht als rechter in hogere voorziening - Motiveringsplicht - Gelijke behandeling”)

(2021/C 490/26)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Erik Simpson (Brussel, België) (vertegenwoordiger: M. Velardo, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: M. Bauer en R. Meyer, gemachtigden)

Voorwerp

Hogere voorziening tegen de beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Tweede kamer) van 24 juni 2016, Simpson/Raad (F-142/11 RENV, EU:F:2016:136), strekkende tot vernietiging van deze beschikking.

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

Erik Simpson draagt zijn eigen kosten en de kosten van de Raad van de Europese Unie in zaak T-646/16 P.

3)

Elke partij zal haar eigen kosten dragen in de zaken T-441/18 RENV en T-646/16 P-RENV-RX.


(1)  PB C 419 van 14.11.2016.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/26


Arrest van het Gerecht van 6 oktober 2021 — Aeris Invest/ECB

(Zaak T-827/17) (1)

(“Toegang tot documenten - Besluit 2004/258/EG - Documenten die verband houden met de vaststelling van een afwikkelingsregeling voor Banco Popular Español - Gedeeltelijke weigering van toegang - Uitzondering betreffende de bescherming van de vertrouwelijkheid van de beraadslagingen van de besluitvormende organen van de ECB - Documenten die het resultaat van de beraadslagingen van de besluitvormende organen van de ECB weergeven - Motiveringsplicht - Uitzondering betreffende het financiële, monetaire of economische beleid van de Unie of van een lidstaat - Uitzondering betreffende de stabiliteit van het financiële stelsel in de Unie of in een lidstaat - Uitzondering betreffende de bescherming van de vertrouwelijkheid van informatie die als zodanig wordt beschermd op grond van het Unierecht - Begrip “vertrouwelijke informatie” - Algemeen vermoeden van vertrouwelijkheid - Uitzonderingen op de verplichting om het beroepsgeheim te eerbiedigen - Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten”)

(2021/C 490/27)

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Aeris Invest Sàrl (Luxemburg, Luxemburg) (vertegenwoordigers: R. Vallina Hoset en E. Galán Burgos, advocaten)

Verwerende partij: Europese Centrale Bank (vertegenwoordigers: T. Filipova, D. Báez Seara en F. von Lindeiner, gemachtigden, bijgestaan door M. Kottmann, advocaat)

Interveniëntes aan de zijde van verwerende partij: Europese Commissie (É. Gippini Fournier, J. Rius, C. Ehrbar en A. Steiblytė, gemachtigden), Banco Santander, SA (Santander, Spanje) (vertegenwoordigers: J. Rodríguez Cárcamo en A. Rodríguez Conde, advocaten

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 263 VWEU tot nietigverklaring van de besluiten LS/MD/17/405, LS/MD/17/406 en LS/MD/17/419 van de ECB van 7 november 2017, waarbij de volledige toegang wordt geweigerd tot bepaalde documenten die verband houden met de vaststelling van een afwikkelingsregeling voor Banco Popular Español, SA

Dictum

1)

Besluit LS/MD/17/406 van de Europese Centrale Bank (ECB) van 7 november 2017 wordt nietig verklaard voor zover daarbij de toegang wordt geweigerd tot het in het verslag van de 447e vergadering van de Raad van bestuur van de ECB opgenomen resultaat van de stemming binnen die raad.

2)

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

3)

Aeris Invest Sàrl zal haar eigen kosten en twee derde van de kosten van de ECB dragen.

4)

De ECB zal een derde van haar eigen kosten dragen.

5)

De Europese Commissie en Banco Santander, SA zullen hun eigen kosten dragen.


(1)  PB C 63 van 19.2.2018.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/27


Arrest van het Gerecht van 6 oktober 2021 — OCU/ECB

(Zaak T-15/18) (1)

(“Toegang tot documenten - Besluit 2004/258/EG - Documenten in verband met de vaststelling van een afwikkelingsregeling ten aanzien van Banco Popular Español - Weigering van toegang - Uitzondering inzake de bescherming van de vertrouwelijkheid van informatie die als zodanig beschermd wordt op grond van het Unierecht - Begrip “vertrouwelijke informatie” - Uitzonderingen op de verplichting om het beroepsgeheim te eerbiedigen - Rechten van de verdediging”)

(2021/C 490/28)

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Organización de Consumidores y Usuarios (OCU) (Madrid, Spanje) (vertegenwoordigers: E. Martínez Martínez en C. López-Mélida de Ramón, advocaten)

Verwerende partij: Europese Centrale Bank (vertegenwoordigers: T. Filipova, D. Báez Seara en F. von Lindeiner, gemachtigden, bijgestaan door M. Kottmann, advocaat)

Interveniëntes aan de zijde van verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: É. Gippini Fournier, J. Rius, C. Ehrbar en A. Steiblytė, gemachtigden), Banco Santander, SA (Santander, Spanje) (vertegenwoordigers: J. Rodríguez Cárcamo en A. Rodríguez Conde, advocaten)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 263 VWEU tot gedeeltelijke nietigverklaring van besluit LS/MD/17/428 van de ECB van 17 november 2017 waarbij de toegang is geweigerd tot bepaalde documenten in verband met de vaststelling van een afwikkelingsregeling ten aanzien van Banco Popular Español, SA.

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Organización de Consumidores y Usuarios (OCU) draagt haar eigen kosten en die van de Europese Centrale Bank (ECB).

3)

De Europese Commissie en Banco Santander, SA dragen hun eigen kosten.


(1)  PB C 83 van 5.3.2018.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/28


Arrest van het Gerecht van 6 oktober 2021 — Ukrselhosprom PCF en Versobank/ ECB

(Zaken T-351/18 en T-584/18) (1)

(“Economisch en monetair beleid - Prudentieel toezicht op kredietinstellingen - Aan de ECB opgedragen specifieke toezichthoudende taken - Besluit tot intrekking van de vergunning van een kredietinstelling - Schending van de wetgeving ter bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering - Ontvankelijkheid - Bevoegdheden van de nationale bevoegde autoriteiten (NBA’s) van de deelnemende lidstaten en de ECB binnen het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (GTM) - Gelijke behandeling - Evenredigheid - Bescherming van het gewettigd vertrouwen - Rechtszekerheid - Misbruik van bevoegdheid - Rechten van de verdediging - Motiveringsplicht”)

(2021/C 490/29)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Ukrselhosprom PCF LLC (Solone, Oekraïne), Versobank AS (Tallinn, Estland) (vertegenwoordiger: O. Behrends, advocaat)

Verwerende partij: Europese Centrale Bank (vertegenwoordigers: C. Hernández Saseta en G. Marafioti, gemachtigden, bijgestaan door B. Schneider, advocaat)

Interveniënte aan de zijde van verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: A. Steiblytė, D. Triantafyllou en A. Nijenhuis, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 263 VWEU tot nietigverklaring van ten eerste besluit ECB_SSM_2018_EE_1 WHD_2017-0012 van de ECB van 26 maart 2018, ten tweede besluit ECB_SSM_2018_EE_2 WHD_2017-0012 van 17 juli 2018 tot vervanging van besluit ECB_SSM_2018_EE_1 WHD_2017-0012, bij welke besluiten de ECB de vergunning van Versobank voor de toegang tot de werkzaamheden van kredietinstellingen heeft ingetrokken, en ten derde besluit ECB/SSM/2018-EE-3 van 14 augustus 2018 betreffende de kosten die verband houden met de toetsingsprocedure.

Dictum

1)

De zaken T-351/18 en T-584/18 worden gevoegd voor het arrest.

2)

Over zaak T-351/18 hoeft niet meer te worden beslist.

3)

Het beroep in zaak T-584/18 wordt verworpen.

4)

In zaak T-351/18 zullen Ukrselhosprom PCF LLC, Versobank AS, de Europese Centrale Bank (ECB) en de Europese Commissie elk hun eigen kosten dragen.

5)

In zaak T-584/18 worden Ukrselhosprom PCF en Versobank behalve in hun eigen kosten verwezen in de kosten van de ECB.

6)

In zaak T-584/18 zal de Commissie haar eigen kosten dragen.


(1)  PB C 294 van 20.8.2018.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/29


Arrest van het Gerecht van 13 oktober 2021 — Aupicon e.a. / EDEO

(Zaak T-655/18) (1)

(“Openbare dienst - Ambtenaren - Tijdelijke functionarissen - Arbeidscontractanten - Bezoldiging - In een derde land tewerkgesteld personeel van EDEO - Artikel 10 van bijlage X bij het Statuut - Jaarlijkse evaluatie van de toelage wegens bijzondere levensomstandigheden - Richtsnoeren voor de methode van vaststelling van de toelage wegens bijzondere levensomstandigheden - Besluit waarbij het percentage van de toelage wegens bijzondere levensomstandigheden voor in Ghana tewerkgesteld personeel op 20 % wordt vastgesteld - Geen opstelling van de door de richtsnoeren vereiste vragenlijst - Procedurele onregelmatigheid - Kennelijke beoordelingsfout”)

(2021/C 490/30)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partijen: Delphine Aupicon (Gaborone, Botswana) en tien andere verzoekende partijen wier namen zijn opgenomen in de bijlage bij het arrest (vertegenwoordiger: N. de Montigny, advocaat)

Verwerende partij: Europese Dienst voor extern optreden (vertegenwoordigers: S. Marquardt en R. Spáč, gemachtigden, bijgestaan door M. Troncoso Ferrer, F.-M. Hislaire en C. García Fernández, advocaten)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 270 VWEU tot nietigverklaring van, ten eerste, het besluit van de directeur-generaal Begroting en Administratie van EDEO van 19 december 2017 betreffende de vaststelling van de toelage wegens bijzondere levensomstandigheden zoals bedoeld in artikel 10 van bijlage X bij het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018, voor zover daarbij het percentage van die toelage voor in Ghana tewerkgesteld personeel wordt vastgesteld op 20 % van het referentiebedrag en, ten tweede en voor zover nodig, verzoekers’ salarisafrekeningen over de maand januari 2018 voor zover daarbij dat besluit voor het eerst wordt toegepast

Dictum

1)

Het besluit van de directeur-generaal Begroting en Administratie van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) van 19 december 2017 betreffende de vaststelling van de in artikel 10 van bijlage X bij het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie bedoelde toelage wegens bijzondere levensomstandigheden voor het begrotingsjaar 2018 wordt nietig verklaard, voor zover daarbij het percentage van die toelage voor in Ghana tewerkgesteld personeel van de Europese Unie per 1 januari 2018 wordt vastgesteld op 20 % van het referentiebedrag.

2)

De door EDEO over januari 2018 opgestelde salarisafrekeningen van Delphine Aupicon en van de andere verzoekende partijen wier namen zijn opgenomen in de bijlage, worden nietig verklaard, voor zover daarbij met ingang van 1 januari 2018 toepassing wordt gegeven aan het besluit van EDEO van 19 december 2017 om het percentage van de toelage wegens bijzondere levensomstandigheden voor in Ghana tewerkgesteld personeel van de Unie vast te stellen op 20 % van het referentiebedrag.

3)

EDEO wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 25 van 21.1.2019.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/30


Arrest van het Gerecht van 13 oktober 2021 — European Union Copper Task Force/Commissie

(Zaak T-153/19) (1)

(“Gewasbeschermingsmiddelen - Werkzame stof “koperverbindingen” - Verlenging van de goedkeuring voor het op de markt brengen - Stoffen die in aanmerking komen om te worden vervangen - Beroep tot nietigverklaring - Ontvankelijkheid - Verenigingen - Evenredigheid - Voorzorgsbeginsel - Kennelijke beoordelingsfout - Deskundigheid”)

(2021/C 490/31)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: European Union Copper Task Force (Springfield, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordigers: I. Moreno-Tapia Rivas en C. Vila Gisbert, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: F. Castilla Contreras en I. Naglis, gemachtigden)

Interveniënten aan de zijde van verwerende partij: Europees Parlement (vertegenwoordigers: L. Stefani, C. Ionescu Dima en A. Tamás, gemachtigden), Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: D. Kornilaki en E. Karlsson, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 263 VWEU tot nietigverklaring van uitvoeringsverordening (EU) 2018/1981 van de Commissie van 13 december 2018 tot verlenging van de goedkeuring van de voor vervanging in aanmerking komende werkzame stoffen koperverbindingen overeenkomstig verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (PB 2018, L 317, blz. 16).

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

European Union Copper Task Force wordt verwezen in haar eigen kosten en in die van de Europese Commissie.

3)

Het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie dragen hun eigen kosten.


(1)  PB C 155 van 6.5.2019.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/30


Arrest van het Gerecht van 29 september 2021 — Front Polisario / Raad

(Zaak T-279/21) (1)

(“Externe betrekkingen - Internationale overeenkomsten - Euromediterrane associatieovereenkomst EG-Marokko - Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling over de wijziging van de Protocollen nrs. 1 en 4 van de Euromediterrane overeenkomst - Besluit tot goedkeuring van de sluiting van de overeenkomst - Beroep tot nietigverklaring - Ontvankelijkheid - Procesbevoegdheid - Rechtstreekse geraaktheid - Individuele geraaktheid - Territoriale werkingssfeer - Bevoegdheid - Door het Hof gegeven uitlegging van het internationaal recht - Zelfbeschikkingsbeginsel - Beginsel van de relatieve werking van verdragen - Inroepbaarheid - Begrip toestemming - Toepassing - Beoordelingsbevoegdheid - Grenzen - Handhaving van de gevolgen van het bestreden besluit”)

(2021/C 490/32)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Front populaire pour la libération de la Saguia el Hamra et du Rio de oro (Front Polisario) (vertegenwoordiger: G. Devers, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: P. Plaza García en V. Piessevaux, gemachtigden)

Interveniëntes aan de zijde van verwerende partij: Franse Republiek (vertegenwoordigers: A.-L. Desjonquères, C. Mosser, J.-L. Carré en T. Stehelin, gemachtigden), Europese Commissie (vertegenwoordigers: F. Castillo de la Torre, F. Clotuche-Duvieusart, A. Bouquet en B. Eggers, gemachtigden), Confédération marocaine de l’agriculture et du développement rural (Comader) (Rabat, Marokko) (vertegenwoordigers: G. Forwood, N. Colin en A. Hublet, advocaten)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 263 VWEU strekkende tot nietigverklaring van besluit (EU) 2019/217 van de Raad van 28 januari 2019 betreffende de sluiting van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko over de wijziging van de Protocollen nrs. 1 en 4 van de Euromediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds (PB 2019, L 34, blz. 1).

Dictum

1)

Besluit (EU) 2019/217 van de Raad van 28 januari 2019 betreffende de sluiting van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko over de wijziging van de Protocollen nrs. 1 en 4 van de Euromediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds, wordt nietig verklaard.

2)

De gevolgen van besluit 2019/217 worden gehandhaafd gedurende een tijdvak dat niet langer mag zijn dan de in artikel 56, eerste alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie bedoelde termijn of, indien binnen deze termijn hogere voorziening is ingesteld, tot de uitspraak van het Hof op de hogere voorziening.

3)

De Raad van de Europese Unie wordt verwezen in zijn eigen kosten en in die van het Front populaire pour la libération de la Saguia el-Hamra et du Rio de oro (Front Polisario).

4)

De Franse Republiek, de Europese Commissie en de Confédération marocaine de l’agriculture et du développement rural (Comader) dragen hun eigen kosten.


(1)  PB C 220 van 1.7.2019.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/31


Arrest van het Gerecht van 29 september 2021 — Front Polisario/Raad

(Gevoegde zaken T-344/19 en T-356/19) (1)

(“Externe betrekkingen - Internationale overeenkomsten - Euro-mediterrane overeenkomst EG-Marokko - Partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Unie en Marokko - Uitvoeringsprotocol bij de partnerschapsovereenkomst - Briefwisseling bij de partnerschapsovereenkomst - Besluit betreffende sluiting - Verordening betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden tussen de lidstaten - Beroep tot nietigverklaring - Ontvankelijkheid - Bekwaamheid om in rechte op te treden - Rechtstreekse geraaktheid - Individuele geraaktheid - Territoriaal toepassingsgebied - Bevoegdheid - Uitlegging van het internationaal recht door het Hof - Beginsel van zelfbeschikking - Beginsel van de relatieve werking van verdragen - Inroepbaarheid - Begrip “toestemming” - Toepassing - Beoordelingsbevoegdheid - Grenzen - Handhaving van de gevolgen van het bestreden besluit”)

(2021/C 490/33)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Front populaire pour la libération de la Saguia el-Hamra et du Rio de oro (Front Polisario) (vertegenwoordiger: G. Devers, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: F. Naert, P. Plaza García et V. Piessevaux, gemachtigden)

Interveniënt aan de zijde van verwerende partij in de zaken T-344/19 en T-356/19: Koninkrijk Spanje (vertegenwoordiger: S. Centeno Huerta, gemachtigde)

Interveniënte aan de zijde van verwerende partij in de zaken T-344/19 en T-356/19: Franse Republiek (vertegenwoordigers: A.-L. Desjonquères, C. Mosser, J.-L. Carré en T. Stéhelin, gemachtigden)

Interveniënte aan de zijde van verwerende partij in de zaken T-344/19 en T-356/19: Europese Commissie (vertegenwoordigers: F. Castillo de la Torre, A. Bouquet en A. Stobiecka-Kuik, gemachtigden)

Interveniëntes aan de zijde van verwerende partij in zaak T-344/19: Chambre des pêches maritimes de la Méditerranée (Tanger, Marokko), Chambre des pêches maritimes de l’Atlantique Nord (Casablanca, Marokko), Chambre des pêches maritimes de l’Atlantique Centre (Agadir, Marokko) en Chambre des pêches maritimes de l’Atlantique Sud (Dakhla, Westelijke Sahara) (vertegenwoordigers: G. Forwood, N. Colin et A. Hublet, advocaten)

Voorwerp

In zaak T-344/19 verzoek krachtens artikel 263 VWEU tot nietigverklaring van besluit (EU) 2019/441 van de Raad van 4 maart 2019 betreffende de sluiting van de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko, het bijbehorende uitvoeringsprotocol en de briefwisseling bij de overeenkomst (PB 2019, L 77, blz. 4), en in zaak T-356/19 verzoek krachtens artikel 263 VWEU tot nietigverklaring van verordening (EU) 2019/440 van 29 november 2018 betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden in het kader van de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko en het bijbehorende uitvoeringsprotocol (PB 2019, L 77, blz. 1)

Dictum

1)

Besluit (EU) 2019/441 van de Raad van 4 maart 2019 betreffende de sluiting van de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko, het bijbehorende uitvoeringsprotocol en de briefwisseling bij de overeenkomst wordt nietig verklaard.

2)

De gevolgen van besluit 2019/441 worden gehandhaafd gedurende een periode die niet langer mag zijn dan de termijn als bedoeld in artikel 56, eerste alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie of, indien binnen deze termijn een hogere voorziening wordt ingesteld, totdat het Hof uitspraak heeft gedaan op de hogere voorziening.

3)

Het beroep in zaak T-356/19 wordt verworpen.

4)

In zaak T-344/19 wordt de Raad van de Europese Unie verwezen in zijn eigen kosten en in de kosten van het Front populaire pour la libération de la Saguia el-Hamra en Rio de oro (Front Polisario).

5)

In zaak T-356/19 wordt het Front Polisario verwezen in zijn eigen kosten en in de kosten van de Raad.

6)

Het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek en de Europese Commissie dragen hun eigen kosten.

7)

De Chambre des pêches maritimes de la Méditerranée, de Chambre des pêches maritimes de l’Atlantique Nord, de Chambre des pêches maritimes de l’Atlantique Centre en de Chambre des pêches maritimes de l’Atlantique Sud dragen hun eigen kosten in zaak T-344/19.


(1)  PB C 270 van 12.8.2019.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/32


Arrest van het Gerecht van 13 oktober 2021 — M. I. Industries/EUIPO — Natural Instinct (INSTINCT)

(Zaak T-1/20) (1)

(“Uniemerk - Procedure tot vervallenverklaring - Uniewoordmerk INSTINCT - Geen normaal gebruik van het merk - Omvang van het gebruik - Algemene beoordeling van de bewijzen - Artikel 51, lid 1, onder a), van verordening (EG) nr. 207/2009 [thans artikel 58, lid 1, onder a), van verordening (EU) 2017/1001]”)

(2021/C 490/34)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: M. I. Industries, Inc. (Lincoln, Nebraska, Verenigde Staten) (vertegenwoordigers: M. Montañá Mora en S. Sebé Marin, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: J. Ivanauskas en V. Ruzek, gemachtigden)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniënte voor het Gerecht: Natural Instinct Ltd (Camberley, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordigers: A. Newman, E. Yates, J.-M. Fearnley, solicitors, en J. Moss, barrister)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vijfde kamer van beroep van het EUIPO van 28 oktober 2019 (zaak R 178/2019-5) inzake een procedure tot vervallenverklaring tussen Natural Instinct en M. I. Industries

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

M. I. Industries, Inc. wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 68 van 2.3.2020.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/33


Arrest van het Gerecht van 13 oktober 2021 — Schneider/EUIPO — Frutaria Comercial de Frutas y Hortalizas (Frutaria)

(Zaak T-12/20) (1)

(“Uniemerk - Procedure tot vervallenverklaring - Uniebeeldmerk Frutaria - Normaal gebruik van het merk - Artikel 51, lid 1, onder a), van verordening (EG) nr. 207/2009 [thans artikel 58, lid 1, onder a), van verordening (EU) 2017/1001] - Bewijs van het normale gebruik - Wijze van gebruik”)

(2021/C 490/35)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Markus Schneider (Bonn, Duitsland) (vertegenwoordigers: M. Bergermann en D. Graetsch, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: D. Walicka en V. Ruzek, gemachtigden)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniënte voor het Gerecht: Frutaria Comercial de Frutas y Hortalizas, SL (Zaragoza, Spanje) (vertegenwoordigers: J. Learte Álvarez en C. Anadón Giménez, advocaten)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het EUIPO van 8 oktober 2019 (zaak R 284/2019-1) inzake een procedure tot vervallenverklaring tussen M. Schneider en Frutaria Comercial de Frutas y Hortalizas

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Markus Schneider wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 68 van 2.3.2020.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/34


Arrest van het Gerecht van 13 oktober 2021 — IB/EUIPO

(Zaak T-22/20) (1)

(“Openbare dienst - Ambtenaren - Tuchtprocedure - Opschorting van de invaliditeitsprocedure tijdens de tuchtprocedure - Tuchtrechtelijk ontslag - Invaliditeitsprocedure die na tuchtrechtelijk ontslag zonder voorwerp is geraakt - Beroep tot nietigverklaring - Bezwarende handeling - Ontvankelijkheid - Beginsel van behoorlijk bestuur - Zorgplicht - Kennelijk onjuiste beoordeling”)

(2021/C 490/36)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: IB (vertegenwoordiger: N. de Montigny, advocate)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: A. Lukošiūtė, gemachtigde, bijgestaan door B. Wägenbaur, advocaat)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 270 VWEU strekkende tot nietigverklaring van het besluit van het EUIPO van 14 maart 2019 voor zover daarbij, ten eerste, aan verzoeker de sanctie van tuchtrechtelijk ontslag zonder vermindering van pensioenrechten wordt opgelegd en, ten tweede, de invaliditeitsprocedure van verzoeker definitief wordt afgesloten

Dictum

1)

Het besluit van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 14 maart 2019 wordt nietig verklaard voor zover bij dit besluit de invaliditeitsprocedure van IB definitief is afgesloten.

2)

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

3)

Elke partij draagt haar eigen kosten.


(1)  PB C 68 van 2.3.2020.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/34


Arrest van het Gerecht van 6 oktober 2021 — AV en AW / Parlement

(Zaak T-43/20) (1)

(“Openbare dienst - Ambtenaren - Tuchtprocedure - Tuchtmaatregel - Terugzetting in rang - Rechten van de verdediging - Beginsel van behoorlijk bestuur - Kennelijke beoordelingsfout”)

(2021/C 490/37)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partijen: AV, AW (vertegenwoordigers: L. Levi, S. Rodrigues en J. Martins, advocaten)

Verwerende partij: Europees Parlement (vertegenwoordigers: N. Scafarto en I. Lázaro Betancor, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 270 VWEU tot nietigverklaring van de besluiten van het Parlement van 21 juni 2019 om verzoeker de tuchtmaatregel van terugzetting van vier rangen, namelijk van de rang AST 6 naar de rang AST 2, en verzoekster de tuchtmaatregel van terugzetting van twee rangen, namelijk van de rang AST 8 naar de rang AST 6, op te leggen en, voor zover nodig, van de besluiten van het Parlement van 28 november 2019 tot afwijzing van hun klachten van 17 juli 2019 tegen de besluiten van 21 juni 2019

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

AV en AW worden verwezen in de kosten.


(1)  PB C 87 van 16.3.2020.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/35


Arrest van het Gerecht van 6 oktober 2021 –Rivière e.a./Parlement

(Zaak T-88/20) (1)

(“Institutioneel recht - Parlement - Door de voorzitter van het Parlement vastgestelde maatregel houdende een verbod op nationale vlaggen op de banken van afgevaardigden - Gedragsregels voor afgevaardigden - Artikel 10, lid 3, van het reglement van het Parlement - Niet voor beroep vatbare handeling - Niet-ontvankelijkheid”)

(2021/C 490/38)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partijen: Jérôme Rivière (Nice, Frankrijk) en de tien overige verzoekende partijen, van wie de namen in de bijlage bij het arrest zijn vermeld (vertegenwoordiger: F. Wagner, advocaat)

Verwerende partij: Europees Parlement (vertegenwoordigers: N. Lorenz en T. Lukácsi, gemachtigden)

Interveniënten aan de zijde van verzoekende partijen: Gunnar Beck (Neuss, Duitsland), Philippe Olivier (Draveil, Frankrijk) (vertegenwoordiger: F. Wagner, advocaat)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 263 VWEU tot nietigverklaring van de door de voorzitter van het Parlement vastgestelde maatregel van 13 januari 2020 waarbij afgevaardigden is verboden om hun nationale vlag op hun bank te vertonen.

Dictum

1)

Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.

2)

Jérôme Rivière en de tien overige verzoekende partijen, van wie de namen in de bijlage bij het arrest zijn vermeld, worden verwezen in hun eigen kosten en in die van het Europees Parlement.

3)

Gunnar Beck en Philippe Olivier dragen hun eigen kosten.


(1)  PB C 114 van 6.4.2020.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/35


Arrest van het Gerecht van 6 oktober 2021 — IP / Commissie

(Zaak T-121/20) (1)

(“Openbare dienst - Arbeidscontractanten - Onderzoek van OLAF - Vergoeding van ziektekosten - Tuchtmaatregel - Onmiddellijke beëindiging van de overeenkomst - Artikel 10, onder h), van bijlage IX bij het Statuut - Recidive - Artikel 27 van bijlage IX bij het Statuut - Besluit tot inwilliging van een verzoek om een eerdere tuchtmaatregel uit het persoonsdossier te verwijderen - Artikel 26 van het Statuut - Uit het persoonsdossier verwijderde tuchtmaatregel kan niet aan de ambtenaar worden tegengeworpen of tegen hem worden aangevoerd”)

(2021/C 490/39)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: IP (vertegenwoordigers: L. Levi, S. Rodrigues en J. Martins, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: M. Brauhoff en A.-C. Simon, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 270 VWEU strekkende tot nietigverklaring van het besluit van de Commissie van 21 augustus 2019 om verzoeker de tuchtmaatregel van onmiddellijke beëindiging van zijn aanstelling op te leggen

Dictum

1)

Het besluit van de Europese Commissie van 21 augustus 2019 waarbij aan IP de tuchtmaatregel van onmiddellijke beëindiging van zijn aanstelling is opgelegd, wordt nietig verklaard.

2)

De Commissie wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 129 van 20.4.2020.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/36


Arrest van het Gerecht van 6 oktober 2021 — M/S. Indeutsch International/EUIPO — 135 Kirkstall (Weergave van visgraat tussen twee parallelle lijnen)

(Zaak T-124/20) (1)

(“Uniemerk - Nietigheidsprocedure - Uniebeeldmerk dat een visgraat tussen twee parallelle lijnen weergeeft - Absolute weigeringsgrond - Teken dat een Uniemerk kan vormen - Artikel 7, lid 1, onder a), van verordening (EG) nr. 207/2009 [thans artikel 7, lid 1, onder a), van verordening (EU) 2017/1001] - Onderscheidend vermogen - Artikel 7, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009 [thans artikel 7, lid 1, onder b), van verordening 2017/1001] - Verplichting om op het beroept te beslissen - Artikel 71, lid 1, van verordening 2017/1001 - Incidenteel beroep”)

(2021/C 490/40)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: M/S. Indeutsch International (Noida, India) (vertegenwoordigers: G. Glas, advocaat, D. Stone, A. Dykes, A. Leonelli, K. Hughes, solicitors, en S. Malynicz, QC)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: D. Gája, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniënte voor het Gerecht: 135 Kirkstall, Inc., voorheen Crafts Americana Group, Inc. (Vancouver, Washington, Verenigde Staten) (vertegenwoordigers: M. Edenborough, QC, en J. Fish, solicitor)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de grote kamer van beroep van het EUIPO van 13 december 2019 (zaak R 2672/2017-G) inzake een nietigheidsprocedure tussen Crafts Americana Group en M/S. Indeutsch International

Dictum

1)

De beslissing van de grote kamer van beroep van het EUIPO van 13 december 2019 (zaak R 2672/2017-G) wordt vernietigd.

2)

Op het principale beroep hoeft niet te worden beslist.

3)

M/S. Indeutsch International en het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) dragen hun eigen kosten en de kosten van 135 Kirkstall, Inc., voorheen Crafts Americana Group, Inc., in verband met het incidentele beroep en de procedure voor de kamer van beroep.

4)

135 Kirkstall, voorheen Crafts Americana Group, draagt haar eigen kosten in verband met het principale beroep.


(1)  PB C 137 van 27.4.2020.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/37


Arrest van het Gerecht van 13 oktober 2021 — JK / Commissie

(Zaak T-219/20) (1)

(“Openbare dienst - Ambtenaren - Personeel van de Commissie in dienst van EDEO - Verzoek om bijstand - Artikel 24 van het Statuut - Stilzwijgend besluit tot afwijzing van het verzoek - Besluit tot afwijzing van de klacht - Artikel 90 van het Statuut - Bevoegd TABG - Beginsel van behoorlijk bestuur”)

(2021/C 490/41)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: JK (vertegenwoordiger: N. de Montigny, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: T. Bohr en T. Lilamand, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 270 VWEU tot nietigverklaring van het stilzwijgend besluit van de Commissie van 5 juni 2019 tot afwijzing van verzoekers verzoek om bijstand uit hoofde van artikel 24 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en van haar besluit van 6 januari 2020 tot afwijzing van zijn klacht

Dictum

1)

Het stilzwijgend besluit van de Europese Commissie van 5 juni 2019 tot afwijzing van het verzoek om bijstand dat JK uit hoofde van artikel 24 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie heeft ingediend en haar besluit van 6 januari 2020 tot afwijzing van zijn klacht worden nietig verklaard.

2)

De Commissie draagt haar eigen kosten en de kosten van JK.


(1)  PB C 209 van 22.6.2020.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/37


Arrest van het Gerecht van 13 oktober 2021 — Sedus Stoll/EUIPO — Kappes (Sedus ergo+)

(Zaak T-429/20) (1)

(“Uniemerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor Uniewoordmerk Sedus ergo+ - Ouder nationaal woordmerk ERGOPLUS - Relatieve weigeringsgrond - Geen verwarrringsgevaar - Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009 [thans artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001]”)

(2021/C 490/42)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Sedus Stoll AG (Dogern, Duitsland) (vertegenwoordigers: M. Goldmann en J. Thomsen, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: M. Fischer, D. Hanf en M. Eberl, gemachtigden)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniënte voor het Gerecht: Wolfgang Kappes (Bochum, Duitsland) (vertegenwoordigers: J. Schneiders, N. Gottschalk en B. Schneiders, advocaten)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het EUIPO van 12 maart 2020 (zaak R 1303/2019-1) inzake een oppositieprocedure tussen W. Kappes en Sedus Stoll

Dictum

1)

De beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 12 maart 2020 (zaak R 1303/2019-1) wordt vernietigd.

2)

Het door Wolfgang Kappes bij het EUIPO ingestelde beroep wordt verworpen.

3)

Het EUIPO draagt zijn eigen kosten en die van Sedus Stoll AG in verband met de procedure voor het Gerecht.

4)

W. Kappes draagt zijn eigen kosten en de door Sedus Stoll in verband met de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO gemaakte noodzakelijke kosten.


(1)  PB C 279 van 24.8.2020.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/38


Arrest van het Gerecht van 13 oktober 2021 — Sedus Stoll/EUIPO — Kappes (Sedus ergo+)

(Zaak T-436/20) (1)

(“Uniemerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor Uniewoordmerk Sedus ergo+ - Ouder nationaal en internationaal woordmerk ERGOPLUS - Relatieve weigeringsgrond - Geen verwarrringsgevaar - Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009 [thans artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001]”)

(2021/C 490/43)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Sedus Stoll AG (Dogern, Duitsland) (vertegenwoordigers: M. Goldmann en J. Thomsen, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: M. Fischer, D. Hanf en M. Eberl, gemachtigden)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniënte voor het Gerecht: Wolfgang Kappes (Bochum, Duitsland) (vertegenwoordigers: J. Schneiders, N. Gottschalk en B. Schneiders, advocaten)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het EUIPO van 12 maart 2020 (zaak R 2194/2018-1) inzake een oppositieprocedure tussen W. Kappes en Sedus Stoll

Dictum

1)

De beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 12 maart 2020 (zaak R 2194/2018-1) wordt vernietigd.

2)

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

3)

Het EUIPO draagt zijn eigen kosten en die van Sedus Stoll AG in verband met de procedure voor het Gerecht.

4)

Wolfgang Kappes draagt zijn eigen kosten en de door Sedus Stoll in verband met de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO gemaakte noodzakelijke kosten.


(1)  PB C 279 van 24.8.2020.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/39


Arrest van het Gerecht van 13 oktober 2021 — Setarcos Consulting/EUIPO (Blockchain Island)

(Zaak T-523/20) (1)

(“Uniemerk - Aanvraag voor Uniewoordmerk Blockchain Island - Absolute weigeringsgrond - Geen onderscheidend vermogen - Artikel 7, lid 1, onder b), en lid 2, van verordening (EU) 2017/1001”)

(2021/C 490/44)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Setarcos Consulting ltd. (Sliema, Malta) (vertegenwoordiger: S. Stafylakis, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: D. Walicka en V. Ruzek, gemachtigden)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vijfde kamer van beroep van het EUIPO van 9 juni 2020 (zaak R 2806/2019-5) inzake een aanvraag tot inschrijving van het woordteken Blockchain Island als Uniemerk

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Setarcos Consulting ltd. wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 339 van 12.10.2020.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/39


Arrest van het Gerecht van 13 oktober 2021 — Unimax Stationery/EUIPO — Mitsubishi Pencil (UNI-MAX)

(Zaak T-591/20) (1)

(“Uniemerk - Nietigheidsprocedure - Uniebeeldmerk UNI-MAX - Oudere Uniebeeldmerken uni en uni-ball - Relatieve weigeringsgrond - Verwarringsgevaar - Artikel 8, lid 1, onder b), en artikel 53, lid 1, onder a), van verordening (EG) nr. 207/2009 [thans artikel 8, lid 1, onder b), en artikel 60, lid 1, onder a), van verordening (EU) 2017/1001]”)

(2021/C 490/45)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Unimax Stationery (Daman, India) (vertegenwoordigers: A. Hempel en C. Grünewald, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: T. Frydendahl en A. Folliard-Monguiral, gemachtigden)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniënte voor het Gerecht: Mitsubishi Pencil Co. Ltd (Tokio, Japan) (vertegenwoordiger: J. Fesenmair, advocaat)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vijfde kamer van beroep van het EUIPO van 20 juli 2020 (zaak R 371/2020-5) inzake een nietigheidsprocedure Mitsubishi Pencil en Unimax Stationery

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Unimax Stationery wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 390 van 16.11.2020.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/40


Arrest van het Gerecht van 6 oktober 2021 — NZ / Commissie

(Zaak T-668/20) (1)

(“Openbare dienst - Ambtenaren - Aanwerving - Intern vergelijkend onderzoek COM/1/AD 10/18 - Besluit om verzoeksters naam niet op de reservelijst van het vergelijkend onderzoek te plaatsen - Motiveringsplicht - Geheim van de werkzaamheden van de jury - Ruime beoordelingsbevoegdheid van de jury - Geen mededeling over voorlopige punten en de weging van de elementen waaruit de mondelinge toets bestaat”)

(2021/C 490/46)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: NZ (vertegenwoordiger: H. Tagaras, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: D. Milanowska en I. Melo Sampaio, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 270 VWEU tot nietigverklaring van het na heronderzoek genomen besluit van de jury van 29 april 2020 om verzoeksters naam niet op te nemen op de reservelijst van intern vergelijkend onderzoek COM/1/AD 10/18

Dictum

1)

Het besluit van 29 april 2020 waarbij de jury van intern vergelijkend onderzoek COM/1/AD 10/18 na heronderzoek heeft geweigerd om de naam van NZ op te nemen op de reservelijst met het oog op de aanwerving van administrateurs van de rang AD 10 op het gebied “Coördinatie, communicatie, beheer van personele en budgettaire middelen, audit”, wordt nietig verklaard.

2)

De Europese Commissie wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 28 van 25.1.2021.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/40


Arrest van het Gerecht van 13 oktober 2021 — Škoda Investment/EUIPO — Škoda Auto (Weergave van een gevleugelde pijl)

(Zaak T-712/20) (1)

(“Uniemerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor Uniebeeldmerk dat een gevleugelde pijl weergeeft - Ouder Uniebeeldmerk dat een gevleugelde pijl weergeeft - Relatieve weigeringsgrond - Gedeeltelijke afwijzing van de oppositie - Beperking van de omvang van de oppositie in het kader van het beroep voor de kamer van beroep - Gedeeltelijke intrekking van de oppositie - Middel dat de kamer van beroep ambtshalve heeft opgeworpen - Verbod om ultra petita te beslissen”)

(2021/C 490/47)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Škoda Investment a.s. (Plzeň, Tsjechië) (vertegenwoordiger: L. Lorenc, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: D. Gája, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniënte voor het Gerecht: Škoda Auto a.s. (Mladá Boleslav, Tsjechië) (vertegenwoordiger: J. Fesenmair, advocaat)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vierde kamer van beroep van het EUIPO van 6 oktober 2020 (zaak R 284/2020-4) inzake een oppositieprocedure tussen Škoda Investment en Škoda Auto

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Škoda Investment a.s. draagt haar eigen kosten en de kosten die in de procedure bij het Gerecht zijn opgekomen aan het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) en Škoda Auto a.s.


(1)  PB C 35 van 1.2.2021.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/41


Arrest van het Gerecht van 13 oktober 2021 — Freundlieb/EUIPO (CRYSTAL)

(Zaak T-732/20) (1)

(“Uniemerk - Uniewoordmerk CRYSTAL - Geen aanvraag tot vernieuwing van de inschrijving van het merk - Doorhaling van het merk bij het verstrijken van de inschrijving - Verzoek tot herstel in de vorige toestand - Artikel 104 van verordening (EU) 2017/1001 - Zorgvuldigheidsplicht - Geen controle - Overschrijding van de termijnen”)

(2021/C 490/48)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Andreas Freundlieb (Berlijn, Duitsland) (vertegenwoordiger: J. Vogtmeier, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: E. Markakis, gemachtigde)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vijfde kamer van beroep van het EUIPO van 1 oktober 2020 (zaak R 1056/2020-5) inzake een verzoek tot herstel in de vorige toestand met betrekking tot het recht om de vernieuwing van het Uniebeeldmerk CRYSTAL aan te vragen

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Andreas Freundlieb wordt verwezen in zijn eigen kosten en in die van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO).


(1)  PB C 44 van 8.2.2021.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/42


Arrest van het Gerecht van 13 oktober 2021 — Freundlieb/EUIPO (BANDIT)

(Zaak T-733/20) (1)

(“Uniemerk - Uniewoordmerk BANDIT - Geen aanvraag tot vernieuwing van de inschrijving van het merk - Doorhaling van het merk bij het verstrijken van de inschrijving - Verzoek tot herstel in de vorige toestand - Artikel 104 van verordening (EU) 2017/1001 - Zorgvuldigheidsplicht - Geen controle - Overschrijding van de termijnen”)

(2021/C 490/49)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Andreas Freundlieb (Berlijn, Duitsland) (vertegenwoordiger: J. Vogtmeier, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: E. Markakis, gemachtigde)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vijfde kamer van beroep van het EUIPO van 1 oktober 2020 (zaak R 730/2020-5) inzake een verzoek tot herstel in de vorige toestand met betrekking tot het recht om de vernieuwing van het Uniebeeldmerk BANDIT aan te vragen

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Andreas Freundlieb wordt verwezen in zijn eigen kosten en in die van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO).


(1)  PB C 44 van 8.2.2021.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/42


Arrest van het Gerecht van 13 oktober 2021 — Ciano Trading & Services CT & S e.a./Commissie

(Zaak T-45/21) (1)

(“Overheidsopdrachten voor diensten - Aanbestedingsprocedure - Duurzame catering voor de Commissie in Brussel en omstreken - Annulering van de aanbesteding - Gewettigd vertrouwen - Rechtsmisbruik”)

(2021/C 490/50)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partijen: Ciano Trading & Services CT & S SpA (Fiumicino, Italië), Silvia Brizio (Venaria Reale, Italië), Laurence André (Grivegnée, België), Lidia Pacitti (Neder-over-Heembeek, België) (vertegenwoordigers: D. Gillet en S. Van Besien, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: T. Van Noyen en M. Ilkova, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 263 VWEU strekkende tot nietigverklaring van het besluit van de Commissie van 20 november 2020 houdende annulering van aanbestedingsprocedure OIB/2019/CPN/0039 inzake duurzame catering voor de Commissie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en omstreken

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Ciano Trading & Services CT & S SpA, Silvia Brizio, Laurence André en Lidia Pacitti worden verwezen in de kosten van de hoofdprocedure en van de kortgedingprocedure.


(1)  PB C 88 van 15.3.2021.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/43


Beschikking van het Gerecht van 27 september 2021 — CNMSE e.a./Parlement en Raad

(Zaak T-633/20) (1)

(“Beroep tot nietigverklaring - Volksgezondheid - Verordening (EU) 2020/1043 - Uitvoering van klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik die uit ggo’s bestaan - Behandeling of voorkoming van de coronavirusziekte SARS-CoV-2 (COVID-19) - Begrip wetgevingshandeling - Begrip regelgevingshandeling - Niet individueel geraakt - Niet-ontvankelijk”)

(2021/C 490/51)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partijen: Coordination nationale médicale santé — environnement (CNMSE) (Parijs, Frankrijk) en vijf andere verzoekers van wie de namen zijn opgenomen in de bijlage bij de beschikking (vertegenwoordiger: G. Tumerelle, advocaat)

Verwerende partijen: Europees Parlement (vertegenwoordigers: J. Etienne en W. Kuzmienko, gemachtigden), Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: A. Jaume en M. Moore, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 263 VWEU tot nietigverklaring van verordening (EU) 2020/1043 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2020 betreffende de uitvoering van klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik die geheel of gedeeltelijk uit genetisch gemodificeerde organismen bestaan en die bestemd zijn voor de behandeling of de voorkoming van de coronavirusziekte (COVID-19), alsmede de levering van die geneesmiddelen (PB 2020, L 231, blz. 12).

Dictum

1)

Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.

2)

Op de verzoeken om toelating tot interventie die zijn ingediend door de Europese Commissie en de vereniging zonder winstoogmerk “Groupe de Réflexion et d’Action Pour une Politique Ecologique” hoeft niet meer te worden beslist.

3)

Coordination nationale médicale santé — environnement (CNMSE) en de andere verzoekers van wie de namen zijn opgenomen in de bijlage dragen hun eigen kosten en die van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie.

4)

De Commissie en de vereniging zonder winstoogmerk “Groupe de Réflexion et d’Action Pour une Politique Ecologique” dragen de kosten van hun respectieve verzoeken om toelating tot interventie


(1)  PB C 9 van 11.1.2021.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/44


Beschikking van het Gerecht van 28 september 2021 — NB / Hof van Justitie van de Europese Unie

(Zaak T-648/20) (1)

(“Beroep tot nietigverklaring - Openbare dienst - Besluit om verzoekster niet naar de rang AST 10 te bevorderen - Klachttermijn - Tardiviteit - Kennelijke niet-ontvankelijkheid”)

(2021/C 490/52)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: NB (vertegenwoordiger: J.-N. Louis, advocaat)

Verwerende partij: Hof van Justitie van de Europese Unie (vertegenwoordigers: J. Inghelram en A. Ysebaert, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 270 VWEU tot nietigverklaring van, ten eerste, het besluit om verzoekster niet naar de rang AST 10 te bevorderen, ten tweede, voor zover nodig, het besluit om A naar deze rang te bevorderen en, ten derde, uiterst subsidiair, alle besluiten om andere ambtenaren naar deze rang te bevorderen.

Dictum

1)

Het beroep wordt kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

2)

NB wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 443 van 21.12.2020.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/44


Beschikking van het Gerecht van 30 september 2021 — Mariani e.a. / Parlement

(Zaak T-124/21) (1)

(“Beroep tot nietigverklaring - Verordening (EU, Euratom) 2020/2223 - Samenwerking met het Europees Openbaar Ministerie en doeltreffendheid van de door OLAF uitgevoerde onderzoeken - Niet individueel geraakt - Geen regelgevingshandeling - Niet-ontvankelijkheid”)

(2021/C 490/53)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partijen: Thierry Mariani (Parijs, Frankrijk) en 22 andere verzoekende partijen van wie de namen zijn opgenomen in de bijlage bij de beschikking (vertegenwoordiger: F. Wagner, advocaat)

Verwerende partij: Europees Parlement (vertegenwoordigers: N. Görlitz en L. Tapper Brandberg, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 263 VWEU tot nietigverklaring van artikel 1 van verordening (EU, Euratom) 2020/2223 van het Europees Parlement en de Raad van 23 december 2020 tot wijziging van verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 wat betreft samenwerking met het Europees Openbaar Ministerie en de doeltreffendheid van de door het Europees Bureau voor fraudebestrijding uitgevoerde onderzoeken (PB 2020, L 437, blz. 49).

Dictum

1)

Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.

2)

Op het verzoek tot interventie van de Raad van de Europese Unie hoeft niet meer te worden beslist.

3)

Thierry Mariani en de andere verzoekende partijen van wie de namen zijn opgenomen in de bijlage worden verwezen in hun eigen kosten en in die van het Europees Parlement.

4)

De Raad zal zijn eigen kosten in verband met het verzoek tot interventie dragen.


(1)  PB C 138 van 19.4.2021.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/45


Beschikking van de president van het Gerecht van 8 oktober 2021 — Paccor Packaging / Commissie

(Zaak T-148/21 R)

(“Kort geding - Milieu - Richtlijn (EU) 2019/904 - Vermindering van de effecten van bepaalde kunststofproducten op het milieu - Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2151 - Geharmoniseerde markeringsspecificaties voor drinkbekers - Verzoek tot opschorting van de tenuitvoerlegging - Geen spoedeisendheid”)

(2021/C 490/54)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Paccor Packaging GmbH (Dusseldorf, Duitsland) (vertegenwoordigers: P. Kugel en G. Dávid, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: S. Bourgois en L. Haasbeek, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek krachtens de artikelen 278 en 279 VWEU tot opschorting van de tenuitvoerlegging van uitvoeringsverordening (EU) 2020/2151 van de Commissie van 17 december 2020 tot vaststelling van regels inzake geharmoniseerde markeringsspecificaties voor kunststofproducten voor eenmalig gebruik die zijn opgenomen in deel D van de bijlage bij richtlijn (EU) 2019/904 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de vermindering van de effecten van bepaalde kunststofproducten op het milieu (PB 2020, L 428, blz. 57).

Dictum

1)

Het verzoek in kort geding wordt afgewezen.

2)

De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/45


Beroep ingesteld op 6 september 2021 — Zaytsev/Raad

(Zaak T-563/21)

(2021/C 490/55)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Alexander Zaytsev (Minsk, Belarus) (vertegenwoordiger: A. Shmagin, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

uitvoeringsbesluit (GBVB) 2021/1002 van de Raad van 21 juni 2021 tot uitvoering van besluit 2012/642/GBVB betreffende beperkende maatregelen met het oog op de situatie in Belarus (PB 2021, L 219 I, blz. 70) en uitvoeringsverordening (EU) 2021/997 van de Raad van 21 juni 2021 tot uitvoering van artikel 8 bis, lid 1, van verordening (EG) nr. 765/2006 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Belarus (PB 2021, L 219 I, blz. 3) nietig verklaren voor zover deze handelingen betrekking hebben op verzoeker;

verweerder verwijzen in de door verzoeker gemaakte kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van zijn beroep voert verzoeker de volgende middelen aan.

1.

Eerste middel: niet-nakoming van de motiveringsplicht

De uiteenzetting van de redenen waarom verzoeker is geplaatst op de lijsten in de bijlage bij de bestreden handelingen, voldoet niet aan de vereisten van artikel 296, tweede alinea, VWEU. Die uiteenzetting is vaag en niet gedetailleerd. De verwijzing naar redenen als “toegang tot de familie Lukashenka” en “[het verkrijgen van] lucratieve contracten voor zijn ondernemingen” alsook de motivering dat verzoeker ondersteund werd door Viktar Lukashenka, zijn te algemeen en te abstract. De bewering dat de Bremino-Grupp OOO, waarin verzoeker daadwerkelijk een deelneming heeft, op onrechtmatige wijze staatssteun voor de ontwikkeling van de speciale economische zone “Bremino-Orsha” of “verschillende financiële [en belastingvoordelen]” heeft ontvangen, is onvoldoende precies om te begrijpen in welk opzicht de behandeling van die economische zone verschilt van die van de andere vrije economische zones in Belarus.

2.

Tweede middel: kennelijke onjuistheden wat de opvatting van de feiten en de beoordeling betreft

Verweerder heeft zich kennelijk gebaseerd op onjuiste feiten. Verzoeker is nooit assistent van Lukashenka geweest. Verzoeker en de ondernemingen waarover hij zeggenschap heeft, hebben geen steun van Lukashenka ontvangen. De Bremino-Grupp OOO heeft nooit enig specifiek voordeel ontvangen wegens de vermeende banden van haar vennoten met de familie van de Belarussische president. Verzoeker is ook geen eigenaar van de Sohra-Grupp OOO, doch slechts een minderheidsaandeelhouder. Bovendien zijn er geen specifieke distributierechten voor Golfstaten en Afrikaanse staten verleend aan de Sohra-Grupp OOO.

3.

Derde middel: schending van verzoekers rechten van verdediging en zijn recht op effectieve rechterlijke bescherming

Verweerder heeft verzoeker niet in kennis gesteld van zijn voornemen om verzoeker op de betreffende lijsten te plaatsen en hem niet de mogelijkheid geboden om vóór de bekendmaking van het besluit waarbij ten aanzien van hem beperkende maatregelen zijn vastgesteld, bewijs te leveren teneinde de verwijten in kwestie te weerleggen.

4.

Vierde middel: onevenredigheid van de beperkende maatregelen

De bestreden handelingen maken op ongerechtvaardigde en onevenredige wijze inbreuk op verzoekers grondrechten, met name op zijn recht op eigendom, zijn recht om een economische activiteit uit te oefenen en zijn recht op eerbiediging van zijn reputatie in de zin van de artikelen 16 en 17 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/46


Beroep ingesteld op 6 september 2021 — Bremino-Grupp / Raad

(Zaak T-564/21)

(2021/C 490/56)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Bremino-Grupp OOO (Minsk, Belarus) (vertegenwoordiger: A. Shmagin, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

uitvoeringsbesluit (GBVB) 2021/1002 van de Raad van 21 juni 2021 tot uitvoering van besluit 2012/642/GBVB betreffende beperkende maatregelen met het oog op de situatie in Belarus (PB 2021, L 219I, blz. 70) en uitvoeringsverordening (EU) 2021/997 van de Raad van 21 juni 2021 tot uitvoering van artikel 8 bis, lid 1, van verordening (EG) nr. 765/2006 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Belarus (PB 2021, L 219I, blz. 3) nietig verklaren, voor zover zij verzoekster betreffen;

verweerder verwijzen in de kosten van verzoekster.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster de volgende middelen aan.

Eerste middel: niet-nakoming van de motiveringsplicht

De motivering voor de plaatsing van verzoekster op de lijsten in bijlage bij de bestreden handelingen voldoet niet aan de voorwaarden van artikel 296, tweede alinea, VWEU. Zij is vaag en onvoldoende nauwkeurig. Uit de motivering kan niet worden opgemaakt welke staatssteun verzoekster zou hebben ontvangen voor het ontwikkelen van de speciale economische zone Bremino-Orsha. De motivering betreffende de toekenning van “verschillende financiële, belasting- en andere voordelen” aan verzoekster is ook onduidelijk, omdat niet kan worden achterhaald welke voordelen daarmee worden bedoeld. De bewering dat de bestuurders van Bremino-Grupp OOO “de eigenaars van Bremino-Orsha” zijn, is onjuist, alleen al omdat het juridisch onmogelijk is om eigenaar van een economische zone te zijn. Voorts is de aantijging dat de drie bestuurders van verzoekster behoren tot de “intieme kring van zakenlieden rondom Lukashenka” te algemeen en geen toereikende motivering voor de invoering van sancties.

Tweede middel: kennelijke beoordelingsfouten

Verweerder heeft zich kennelijk gebaseerd op onjuiste feiten en derhalve is de verrichte beoordeling verkeerd. Het feit dat de economische zone “Bremino-Orsha” bij presidentieel besluit is opgericht, houdt geen begunstiging van verzoekster in, aangezien de Belarussische wetgeving in deze handelwijze voorziet voor de oprichting van economische zones. De belastingvoordelen in het kader van de speciale economische zone gelden voor iedere investeerder. De wijze waarop verweerder de intieme kring van zakenlieden rondom Lukashenka definieert en de reden waarom verzoeksters bestuurders volgens hem daartoe behoren, zijn onduidelijk. Voorts blijkt uit die motivering niet waarom dat betrekking heeft op verzoekster, aangezien zij daardoor geen voordelen heeft verkregen. Verzoekster heeft ook geen steun gekregen van de zoon van de president, Viktar Lukashenka.

Derde middel: schending van verzoeksters rechten van verdediging en haar recht op daadwerkelijke rechtsbescherming

Verweerder heeft verzoekster niet op de hoogte gesteld van de geplande plaatsing op de litigieuze lijsten en heeft haar niet in staat gesteld om zich vóór de bekendmaking van het besluit tot vaststelling van beperkende maatregelen ten aanzien van haar te verdedigen en in voorkomend geval bewijzen ter weerlegging van de aantijgingen over te leggen.

Vierde middel: onevenredigheid van de beperkende maatregelen

De bestreden handelingen maken op ongerechtvaardigde en onevenredige wijze inbreuk op verzoeksters grondrechten, in het bijzonder haar recht op eigendom, haar recht om een economische activiteit uit te oefenen en haar recht op bescherming van haar goede naam krachtens de artikelen 16 en 17 van het Handvest.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/47


Beroep ingesteld op 7 september 2021 — Steinbach International / Commissie

(Zaak T-566/21)

(2021/C 490/57)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Steinbach International GmbH (Schwertberg, Oostenrijk) (vertegenwoordiger: J. Gesinn, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

Verzoekster verzoekt om nietigverklaring van uitvoeringsverordening (EU) 2021/957 van de Commissie van 31 mei 2021 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur (PB 2021, L 211, blz. 48).

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster vier middelen aan.

1.

Eerste middel: door de Mesh Lounge in te delen onder post 6306 90 00 in het tweede deel van bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB 1987, L 256, blz. 1), heeft verweerster de inhoud van deze tariefpost gewijzigd.

2.

Tweede middel: post 9506 van de gecombineerde nomenclatuur is een post waaronder de Mesh Lounge kan worden ingedeeld, aangezien het om ander materieel voor de watersport gaat en het zonder meer vergelijkbaar is met opblaasbare armbanden, ten aanzien waarvan verweerster reeds heeft besloten dat zij artikelen bedoeld bij post 9506 2900 betreffen. Het is niet doorslaggevend of met de Mesh Lounge een sportactiviteit wordt beoefend.

3.

Derde middel: indien wordt aangenomen dat de Mesh Lounge niet kan worden ingedeeld onder post 9506 29 00 van de gecombineerde nomenclatuur, komt een indeling onder post 3926 9097 90 van de gecombineerde nomenclatuur (andere artikelen van kunststof, vervaardigd uit folie) in aanmerking, omdat de kenmerkende bestanddelen ervan de luchtmatras en de luchtring zijn, maar niet het weefsel.

4.

Vierde middel: de algehele beoordeling is alleen op basis van het gebruik uitgevoerd. Bij een algehele afweging moet rekening worden gehouden met andere kenmerken, wat ertoe zou leiden dat de Mesh Lounge — afgezien van de indeling ervan onder andere in aanmerking komende posten — moet worden ingedeeld onder post 3926 9097 90 van de gecombineerde nomenclatuur. De Mesh Lounge kan niet als een kampeerartikel worden aangemerkt. Een andere mogelijkheid is een indeling onder post 9503 0095 90 (ander speelgoed van kunststof) van de gecombineerde nomenclatuur, voor zover wordt aangenomen dat er sprake is van een gelijkenis tussen de Mesh Lounge en luchtmatrassen.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/48


Beroep ingesteld op 12 september 2021 — Swords/Commissie

(Zaak T-586/21)

(2021/C 490/58)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Patrick Swords (Dublin, Ierland) (vertegenwoordiger: G. Byrne, Barrister-at-Law)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

vernietiging van het impliciete besluit van de Commissie van 13 juli 2021 tot weigering van toegang tot documentatie waarom verzoeker heeft verzocht (1);

verwijzing van de Commissie in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van zijn beroep voert verzoeker twee middelen aan.

1.

Eerste middel: door de weigering van toegang tot de documentatie waarom werd verzocht, heeft de Commissie artikel 4, lid 2, derde streepje, van verordening nr. 1049/2001 (2) geschonden.

Volgens verzoeker kan het feit dat met betrekking tot Ierland een onderzoek loopt op zich niet rechtvaardigen dat de uitzondering waarop de Commissie zich heeft gebaseerd om in deze zaak de openbaarmaking te weigeren, wordt toegepast. Het feit dat tal van grondrechten van het betrokken publiek op een zo ongeziene en strenge wijze zo ernstig zijn beperkt, had in het nadeel moeten werken van het besluit om in de context van deze zaak openbaarmaking te weigeren. Dienaangaande stelt verzoeker dat de Commissie heeft nagelaten deze beperking strikt uit te leggen en toe te passen, gelet op het ongemak dat het betrokken publiek heeft geleden in het kader van de extreme maatregelen die Ierland heeft opgelegd, die burgerlijke vrijheden en grondrechten schenden op een manier die in de geschiedenis van de EU volledig ongezien is. Volgens verzoeker tonen dergelijke overwegingen aan dat de beginselen van transparantie en democratie, samen met de hindernissen voor toegang tot de rechter waarmee het betrokken publiek werd geconfronteerd, in deze zaak bijzonder dringende kwesties zijn, die zwaarder hadden moeten wegen dan de redenen waarop de Commissie zich heeft gebaseerd voor haar weigering om de gevraagde informatie openbaar te maken.

2.

Tweede middel: als de door de Commissie aangevoerde uitzondering van toepassing was, dan heeft de Commissie ten onrechte niet erkend dat verzoekers verzoek in uitzonderlijke omstandigheden werd ingediend, en ten onrechte besloten dat er geen hoger openbaar belang openbaarmaking van de gevraagde informatie gebood. Bijgevolg levert het besluit van de Commissie volgens verzoeker schending op van artikel 4, lid 2, derde streepje, laatste zin, van verordening nr. 1049/2001.

De extreme maatregelen die Ierland heeft genomen met betrekking tot reizen binnen de EU schonden burgerlijke vrijheden en grondrechten op een manier die in de geschiedenis van de EU volledig ongezien was. Hierdoor werd ernstig geraakt aan verschillende fundamentele vrijheden, waaronder het recht van vrij verkeer van personen, het recht om te werken en het recht op toegang tot de rechter. Gelet op de ongeziene aard van de opgelegde beperkingen, in combinatie met de ernstige schendingen van grondrechten, stelt verzoeker dat zijn verzoek duidelijk werd ingediend in uitzonderlijke omstandigheden, die de Commissie niet in overweging heeft genomen om tot het besluit te komen om openbaarmaking te weigeren. Dat de Commissie in de context van deze zaak de voorkeur geeft aan vertrouwelijkheid, vormt volgens verzoeker een verzaking aan de plicht om het recht van het betrokken publiek op een doeltreffende voorziening in rechte en op een eerlijk proces binnen een redelijke termijn te waarborgen.

Door openbaarmaking van de betrokken informatie te weigeren, worden de betrokken burgers aanzienlijk benadeeld en deze weigering vormde een ernstige belemmering van hun mogelijkheid om de vermeende gronden voor de opschorting van grondrechten die verband houden met reizen binnen de EU doeltreffend aan te vechten. Bovendien voert verzoeker aan dat de Commissie de mogelijkheid voor de betrokken EU-burgers om hun regering ter verantwoording te roepen voor de ernstige schendingen van hun op grond van het Unierecht gewaarborgde rechten, op onverantwoordbare wijze heeft belemmerd, en dit element had als zodanig in het voordeel moeten werken van de eerbiediging van het transparantiebeginsel als bedoeld in de Verdragen en in verordening nr. 1049/2001.

Verzoeker stelt ten slotte dat vaststaat dat het recht op toegang tot informatie een essentieel instrument is om de grondrechten en de burgerlijke vrijheden in de EU te verdedigen, om toegang tot de rechter in het algemeen en in milieuaangelegenheden zoals in de onderhavige zaak te verzekeren, en om regeringen ter verantwoording te roepen. In casu zal de betrokken documentatie ofwel een of meer concrete voordelen voor de volksgezondheid (zoals bedoeld in de desbetreffende aanbevelingen van de Raad) aan het licht brengen, die de maatregelen ter bestrijding van COVID-19 rechtvaardigen, ofwel zal zij dit niet doen. Aangezien de betwiste maatregelen ongezien, extreem en belastend zijn voor EU-burgers die hun recht van vrij verkeer willen uitoefenen en/of binnen de EU willen werken, is toegang tot de gevraagde documentatie een zaak van dringend openbaar belang die het voor het betrokken publiek gemakkelijker zal maken om actie te ondernemen om hun grondrechten te verdedigen en te beschermen en om de Ierse regering ter verantwoording te roepen voor de extreme maatregelen die zij heeft genomen.


(1)  Noot: de documenten waartoe verzoeker om toegang verzoekt zijn de documenten die de Europese Commissie van Ierland heeft ontvangen inzake de vermeende voordelen voor de volksgezondheid als gevolg van de reisbeperkingen binnen de EU sinds het begin van de COVID-19-pandemie.

(2)  Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB 2001 L 145, blz. 43).


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/49


Beroep ingesteld op 29 september 2021 — Tequila Revolución/EUIPO — Horizons Group (London) (Revolution Vodka)

(Zaak T-628/21)

(2021/C 490/59)

Taal van het verzoekschrift: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Tequila Revolución (Mexico, Mexico) (vertegenwoordiger: M. Pomares Caballero, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Horizons Group (Londen) Ltd (Berkshire Reading, Verenigd Koninkrijk)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Aanvrager van het betrokken merk: andere partij in de procedure voor de kamer van beroep

Betrokken merk: aanvraag voor Uniewoordmerk Revolution Vodka — inschrijvingsaanvraag nr. 17 948 886

Procedure voor het EUIPO: oppositieprocedure

Bestreden beslissing: beslissing van de vijfde kamer van beroep van het EUIPO van 22 juli 2021 in zaak R 2266/2020-5

Conclusies

vernietiging van de bestreden beslissing;

besluit dat de bestreden beslissing moet worden vernietigd en het gebruik van verzoeksters merk reëel en toereikend is.

in voorkomend geval, vaststelling dat de oppositie tegen het merk Revolution Vodka gegrond was;

verwijzing van het EUIPO in de kosten.

Aangevoerd middel

schending van artikel 8, lid 1, onder a) en b), juncto artikel 18, lid 1, van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/50


Beroep ingesteld op 7 oktober 2021 — Casa International/EUIPO — Interstyle (casa)

(Zaak T-650/21)

(2021/C 490/60)

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Casa International (Olen, België) (vertegenwoordigers: F. Cornette en T. Poels-Ryckeboer, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Interstyle BV (Utrecht, Nederland)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Houder van het betrokken merk: verzoekende partij

Betrokken merk: Uniebeeldmerk casa in groen en wit — Uniemerk nr. 3 017 662

Procedure voor het EUIPO: nietigheidsprocedure

Bestreden beslissing: beslissing van de tweede kamer van beroep van het EUIPO van 13 juli 2021 in zaak R 1280/2020-2

Conclusies

het onderhavige beroep ontvankelijk en gegrond verklaren; en bijgevolg de bestreden beslissing in haar geheel vernietigen;

het EUIPO en andere partij, mocht zij in de procedure interveniëren, verwijzen in de kosten.

Aangevoerde middelen

schending van artikel 51, lid 1, onder a), juncto artikel 7, lid 1, onder c), van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad;

schending van artikel 51, lid 1, onder a), juncto artikel 7, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad;

schending van artikel 51, lid 2, juncto artikel 7, lid 3, van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/51


Beroep ingesteld op 15 oktober 2021 — Troy Chemical Company/Commissie

(Zaak T-662/21)

(2021/C 490/61)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Troy Chemical Company BV (Delft, Nederland) (vertegenwoordigers: D. Abrahams, Ł. Gorywoda en Z. Romata, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

besluit C (2021) 5968 final van de Commissie van 5 augustus 2021, waarbij gedeeltelijk is geweigerd toegang te verlenen tot de door verzoekster op grond van verordening (EG) nr. 1049/2001 (1) gevraagde documenten, in zijn geheel nietig verklaren;

het verzoek om een versnelde procedure overeenkomstig de artikelen 151 en 152 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht toewijzen;

elke andere of nadere maatregel gelasten die rechtens noodzakelijk is;

verweerster verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van het beroep voert verzoekster één middel aan, namelijk dat verweerster artikel 4, lid 2, tweede streepje, van verordening (EG) nr. 1049/2001 heeft geschonden, hetgeen een schending van zowel “een wezenlijk vormvoorschrift” als een “rechtsregel” inhoudt. Verzoekster stelt dat de feiten van de onderhavige zaak geen rechtvaardiging vormen voor de uitzonderingen waar verweerster zich op beroept om te weigeren onleesbaar gemaakte passages in de gevraagde documenten vrij te geven. Hoe dan ook pleit het hoger openbaar belang van transparantie en openheid in de wetgevingsprocedure voor de volledige openbaarmaking van de door verzoekster gevraagde documenten.


(1)  Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB 2001, L 145, blz. 43).


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/51


Beroep ingesteld op 18 oktober 2021 — Civitta Eesti/Commissie

(Zaak T-665/21)

(2021/C 490/62)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Civitta Eesti AS (Tartu, Estland) (vertegenwoordiger: C. Ginter, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietigverklaring van het besluit van de Europese Commissie van 12 oktober 2021 (1) tot afwijzing van verzoeksters inschrijving voor aanbestedingsprocedure MOVE/2020/OP/0008 “Juridische, sociaaleconomische en technische bijstand op het gebied van energie, mobiliteit en vervoer”, perceel 5: “Sociale en economische bijstand op het gebied van vervoer en mobiliteit”;

nietigverklaring van elke daaruit voortvloeiende, voorgenomen of daarmee verband houdende maatregel, zelfs met inbegrip van op heden onbekende maatregelen die de Europese Commissie met betrekking tot perceel 5 van voornoemde aanbestedingsprocedure neemt, en inzonderheid nietigverklaring van de beoordelingsverslagen en van alle overeenkomsten die worden aangegaan met de gekozen inschrijver; en

verwijzing van de Europese Commissie in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster twee middelen aan.

1.

Eerste middel: kennelijke beoordelingsfout door de Europese Commissie door verzoeksters inschrijving af te wijzen en bijgevolg schending van artikel 168, lid 6, van verordening (EU, Euratom) 2018/1046 (2).

2.

Tweede middel: schending van artikel 41 van Handvest van de grondrechten van de Europese Unie door de Commissie door verzoeksters inschrijving af te wijzen en geen rekening te houden met verzoeksters toelichtingen inzake het bestaan en de volledigheid van haar technische offerte.


(1)  Zoals ter kennis van verzoekster gebracht bij brief nr. Ares (2021) 6214855 van de Europese Commissie van 12 oktober 2021.

(2)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193, blz. 1).


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/52


Beschikking van het Gerecht van 27 september 2021 — Stena Line Scandinavia/Commissie

(Zaak T-391/20) (1)

(2021/C 490/63)

Procestaal: Engels

De president van de Derde kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 279 van 24.8.2020.


6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 490/52


Beschikking van het Gerecht van 1 oktober 2021 — Alliance française de Bruxelles Europe e.a./Commissie

(Zaak T-285/21) (1)

(2021/C 490/64)

Procestaal: Frans

De president van de Tweede kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 278 van 12.7.2021.