ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 438

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

64e jaargang
28 oktober 2021


Inhoud

Bladzijde

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2021/C 438/01

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer — Jaarrekening van het Europees Ontwikkelingsfonds 2020

1

2021/C 438/02

Betrouwbaarheidsverklaring van de ERK over het achtste, negende, tiende en elfde EOF aan het Europees Parlement en de Raad — Verslag van de onafhankelijke auditor

163


NL

 


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

28.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 438/1


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE REKENKAMER

Jaarrekening van het Europees Ontwikkelingsfonds 2020

(2021/C 438/01)

INHOUDSOPGAVE

CERTIFICERING VAN DE REKENINGEN 2
UITVOERING EN FINANCIËLE VERSLAGLEGGING VAN DE EOF-MIDDELEN 3
DOOR DE EUROPESE COMMISSIE BEHEERDE MIDDELEN 7
FINANCIËLE STATEN VAN HET EOF 9
FINANCIËLE STATEN VAN IN HET EOF GECONSOLIDEERDE EU-TRUSTFONDSEN 46
FINANCIËLE STATEN 2020 VAN HET EU-TRUSTFONDS BÊKOU 47
FINANCIËLE STATEN VAN HET EUTF AFRIKA 2020 54
GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN VAN HET EOF EN DE EU-TRUSTFONDSEN 61
EOF VERSLAG OVER DE TENUITVOERLEGGING VAN DE MIDDELEN 66
JAARVERSLAG OVER DE UITVOERING — DE DOOR DE EUROPESE INVESTERINGSBANK BEHEERDE MIDDELEN 93

CERTIFICERING VAN DE REKENINGEN

De jaarrekening van het Europees Ontwikkelingsfonds voor het jaar 2020 is opgesteld volgens de bepalingen van titel X van het Financieel Reglement van toepassing op het 11e Europees Ontwikkelingsfonds en overeenkomstig de in de toelichting bij de financiële staten beschreven boekhoudbeginselen, -regels en -methoden.

Ik verklaar dat ik verantwoordelijk ben om ervoor te zorgen dat de jaarrekeningen van het Europees Ontwikkelingsfonds worden opgesteld en gepresenteerd overeenkomstig artikel 18 van het Financieel Reglement van toepassing op het 11e Europees Ontwikkelingsfonds.

Ik heb van de ordonnateur en de EIB, die voor de betrouwbaarheid instaan, alle inlichtingen verkregen die nodig zijn voor het opstellen van de jaarrekeningen die een beeld van de activa en de passiva van het Europees Ontwikkelingsfonds en de uitvoering van de begroting geven.

Ik verklaar dat ik op basis van deze inlichtingen en op basis van de controles die ik noodzakelijk achtte om de jaarrekening te kunnen aftekenen, redelijke zekerheid heb dat de jaarrekening in alle materiële opzichten een getrouw beeld van de financiële positie van het Europees Ontwikkelingsfonds geeft.

Rosa ALDEA BUSQUETS

De rekenplichtige

22 juni 2021

UITVOERING EN FINANCIËLE VERSLAGLEGGING VAN DE EOF-MIDDELEN

1.   ACHTERGROND

De Europese Unie (EU) werkt met een groot aantal ontwikkelingslanden samen. De belangrijkste doelstelling is hierbij het bevorderen van de economische, sociale en ecologische ontwikkeling, waarbij de aandacht in eerste instantie wordt toegespitst op het terugdringen en bestrijden van armoede op lange termijn door aan de begunstigde landen ontwikkelingshulp en technische bijstand te verstrekken. Hiertoe stelt de EU samen met de partnerlanden ontwikkelingsstrategieën op en besteedt zij financiële middelen om die strategieën ten uitvoer te leggen. De middelen die de EU voor ontwikkeling uittrekt, zijn afkomstig van drie bronnen:

de begroting van de Europese Unie,

het Europees Ontwikkelingsfonds,

de Europese Investeringsbank.

Het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) is het voornaamste instrument voor het verstrekken van steun in het kader van de ontwikkelingssamenwerking aan de staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (de ACS-staten) en de landen en gebieden overzee (LGO).

Het EOF wordt niet gefinancierd met middelen uit de EU-begroting. Het EOF is opgericht krachtens een interne overeenkomst van de vertegenwoordigers van de lidstaten in de Raad bijeen en wordt beheerd door een eigen comité. De Europese Commissie (hierna “Commissie” genoemd) is verantwoordelijk voor de financiële uitvoering van de verrichtingen die met middelen van het EOF worden uitgevoerd. De Europese Investeringsbank (hierna “EIB” genoemd) beheert de investeringsfaciliteit.

De geografische steun aan de ACS-staten en de LGO zal voor de periode 2014-2020 verder grotendeels via het EOF worden gefinancierd. Elk EOF wordt doorgaans gesloten voor een periode van ongeveer vijf jaar en op elk EOF is een eigen Financieel Reglement van toepassing dat het opmaken van financiële staten voor elk afzonderlijk EOF verplicht stelt. Financiële staten worden bijgevolg afzonderlijk opgemaakt voor elk EOF met betrekking tot het deel dat door de Commissie wordt beheerd. Door middel van de gecumuleerde voorstelling van deze financiële staten komt een totaalbeeld tot stand van de financiële situatie van de middelen waarvoor de Commissie verantwoordelijk is.

Het Intern Akkoord tot oprichting van het 11e EOF is in juni 2013 door de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, ondertekend (1). De overeenkomst is op 1 maart 2015 in werking getreden.

In 2018 heeft de Raad het Financieel Reglement van toepassing op het 11e EOF vastgesteld (2). Hiermee is het vorige geldende financieel reglement ingetrokken. Het Financieel Reglement van toepassing op het 11e EOF is ook van toepassing op de uit eerdere EOF’s gefinancierde verrichtingen, onverminderd de bestaande juridische verbintenissen. Dit financieel reglement is niet van toepassing op de investeringsfaciliteit van voorgaande EOF’s.

In het kader van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst werd de investeringsfaciliteit opgericht, beheerd door de EIB, en gebruikt om de ontwikkeling van de particuliere sector in de ACS-staten te ondersteunen door hoofdzakelijk — maar niet uitsluitend — particuliere investeringen te financieren. De faciliteit is opgezet als een duurzaam fonds, in die zin dat terugbetalingen opnieuw in andere verrichtingen kunnen worden geïnvesteerd, waardoor de faciliteit over eigen middelen kan beschikken en financieel onafhankelijk is. Aangezien de investeringsfaciliteit niet door de Commissie wordt beheerd, wordt zij niet geconsolideerd in het eerste deel van de jaarrekening — de financiële staten van het EOF en het bijhorende financiële uitvoeringsverslag. De financiële staten van de investeringsfaciliteit zijn opgenomen als een afzonderlijk onderdeel van de jaarrekening (deel II) om een volledig beeld te geven van de ontwikkelingshulp van het EOF.

2.   HOE WORDT HET EOF GEFINANCIERD?

De Raad van 2 december 2013 heeft de Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (3) vastgesteld. In dit kader is besloten dat de geografische samenwerking met de ACS-staten niet in de begroting van EU zou worden opgenomen, maar verder zou worden gefinancierd met de middelen uit het bestaande intergouvernementele EOF.

De EU-begroting wordt jaarlijks opgesteld en volgens het jaarperiodiciteitsbeginsel in begrotingszaken gelden de raming van en de machtiging voor de ontvangsten en uitgaven in beginsel voor één jaar. In tegenstelling tot de EU-begroting is het EOF een fonds dat op meerjarenbasis werkt en ontwikkelingssamenwerking gedurende een periode van gewoonlijk vijf jaar ten uitvoer legt. Aangezien de middelen op meerjarige basis worden toegekend, kunnen de toegewezen middelen tijdens de looptijd van het EOF worden benut. Dit is de meerjarige benadering in de budgettaire verslaglegging, waarbij de budgettaire tenuitvoerlegging van de EOF’s wordt afgemeten aan de totale middelen.

De EOF-middelen zijn ad-hocbijdragen van de EU-lidstaten. Ongeveer elke vijf jaar komen vertegenwoordigers van de lidstaten op intergouvernementeel niveau bijeen om het totale bedrag vast te stellen dat aan het fonds zal worden toegewezen en om toezicht te houden op de besteding ervan. Vervolgens worden de middelen door de Commissie beheerd overeenkomstig het EU-ontwikkelingsbeleid. Naast het beleid dat op het niveau van de EU wordt gevoerd, hebben de lidstaten hun eigen ontwikkelingsbeleid en moeten zij met het oog op complementariteit hun eigen beleid met dat van de EU coördineren.

Naast de bovenvermelde bijdragen kunnen lidstaten ook medefinancieringsregelingen aangaan of kunnen zij op vrijwillige basis financieel bijdragen aan het EOF.

3.   EOF-ACTIVITEITEN NA 31 DECEMBER 2020

Het 11e EOF heeft zijn laatste fase bereikt toen de vervalclausule op 31 december 2020 in werking trad. Deze clausule voorziet in een afsluitingsdatum voor vastleggingen in het kader van het 11e EOF. Vanaf 2021 kunnen in het kader van het 11e EOF geen verdere financieringsovereenkomsten worden gesloten. Specifieke contracten voor de bestaande financieringsovereenkomsten zullen echter nog tot en met 31 december 2023 worden ondertekend.

Om de continuïteit van de ontwikkelingsprogramma’s te waarborgen, zullen de EOF-programma’s vanaf 2021 worden opgenomen in het meerjarig financieel kader (MFK) van de EU. Dit betekent dat terwijl de EOF-programma’s tot dusver met vrijwillige bijdragen van de EU-lidstaten werden gefinancierd, ontwikkelingsprogramma’s vanaf 2021 met middelen uit de EU-begroting zullen worden gefinancierd. Dit houdt ook in dat voor de financiering van ontwikkelingsprogramma’s de goedkeuring van het Europees Parlement vereist is en dat de transacties op dezelfde wijze aan de financiële regelgeving van de EU moeten voldoen als andere EU-financieringsprogramma’s.

4.   VERTREK VAN HET VERENIGD KONINKRIJK UIT DE EUROPESE UNIE

Sedert 1 februari 2020 is het Verenigd Koninkrijk geen lidstaat van de Europese Unie meer. Na de sluiting van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (het “Terugtrekkingsakkoord”) tussen beide partijen, heeft het Verenigd Koninkrijk toegezegd dat het al zijn verplichtingen uit hoofde van het huidige MFK en eerdere financiële vooruitzichten zou nakomen alsof het nog een lidstaat was. De verdere betrokkenheid van het VK bij het EOF komt aan de orde in deel vijf, hoofdstuk 5, van het Terugtrekkingsakkoord.

Overeenkomstig artikel 152 van het Terugtrekkingsakkoord blijft het Verenigd Koninkrijk partij bij het EOF tot de afsluiting van het 11e EOF en alle voorgaande EOF's die nog niet zijn afgesloten, en neemt het daarbij dezelfde verplichtingen in acht als de lidstaten. Begunstigden in het Verenigd Koninkrijk komen onder dezelfde voorwaarden als daarvoor in aanmerking voor deelname aan projecten in het kader van het 11e EOF en eerdere EOF's. Het Verenigd Koninkrijk kan als waarnemer zonder stemrecht deelnemen aan het EOF-comité en het Comité van de Investeringsfaciliteit (artikel 152, lid 2, Terugtrekkingsakkoord). Het aandeel van het Verenigd Koninkrijk in de Investeringsfaciliteit van het EOF wordt aan het Verenigd Koninkrijk terugbetaald op het tijdstip dat de investering het einde van haar looptijd bereikt. Tenzij anders wordt overeengekomen, wordt het aandeel van het Verenigd Koninkrijk in het kapitaal niet opnieuw vastgelegd na het einde van de vastleggingsperiode van het 11e EOF noch overgedragen naar de daaropvolgende perioden (artikel 152, lid 4, Terugtrekkingsakkoord).

Ingeval de bedragen van projecten in het kader van het 10e EOF of bedragen uit eerdere EOF's niet zijn vastgelegd of zijn vrijgemaakt op de datum van inwerkingtreding van dit akkoord, wordt het aandeel van het Verenigd Koninkrijk in die bedragen niet hergebruikt. Hetzelfde geldt voor het aandeel van het Verenigd Koninkrijk in de middelen in het kader van het 11e EOF die na 31 december 2020 niet zijn vastgelegd of vrijgemaakt (artikel 153).

Het Verenigd Koninkrijk blijft aansprakelijk ten aanzien van zijn garanties die in het kader van alle EOF’s zijn verstrekt. Tegelijkertijd heeft het Verenigd Koninkrijk recht op op zijn aandeel in de bedragen die zijn teruggevorderd krachtens de voorwaarden van de garanties van de lidstaten en op het saldo van zijn “call account” evenredig aan zijn respectieve deelneming in elke garantieovereenkomst (artikel 154).

Bij de indiening van deze voorlopige rekeningen en op basis van het gesloten Terugtrekkingsakkoord dat reeds in werking is, zijn er geen financiële gevolgen die in de jaarrekening van het EOF moeten worden gerapporteerd.

5.   JAARRAPPORTAGE

5.1.   JAARREKENING

Overeenkomstig artikel 18, lid 3, van het Financieel Reglement van het EOF heeft het EOF zijn financiële staten voorbereid op grond van boekhoudregels op transactiebasis die zelf zijn afgeleid van de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector (IPSAS). De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels worden toegepast in alle instellingen en organen van de EU en moeten uitgroeien tot een uniform kader voor het opstellen en presenteren van de rekeningen om tot een geharmoniseerde financiële verslaglegging te komen. Die boekhoudregels van de EU worden toegepast op het EOF rekening houdende met de specifieke aard van de activiteiten.

De voorbereiding van de jaarrekening van het EOF is toevertrouwd aan de rekenplichtige van de Commissie, die ook de rekenplichtige van het EOF is. Zij zorgt ervoor dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de vermogenspositie van het EOF.

De jaarrekening is als volgt opgebouwd:

Deel I: De door de Commissie beheerde middelen

 

i)

Financiële staten en toelichtingen van het EOF

ii)

Financiële staten van in het EOF geconsolideerde EU-trustfondsen

iii)

Geconsolideerde financiële staten van het EOF en EU-trustfondsen

iv)

Verslag over de financiële uitvoering van het EOF

Deel II: Jaarverslag over de uitvoering — de door de EIB beheerde middelen

 

i)

Financiële staten van de investeringsfaciliteit

In het onderdeel “Financiële staten van in het EOF geconsolideerde EU-trustfondsen” zijn de financiële staten opgenomen van de twee in het kader van het EOF opgerichte trustfondsen: het EU-trustfonds Bêkou (zie afdeling “Financiële staten van het EU-trustfonds Bêkou”) en het EU-trustfonds voor Afrika (zie afdeling “Financiële staten van het EU-trustfonds voor Afrika”). De individuele financiële staten van de trustfondsen worden opgesteld onder de verantwoordelijkheid van de rekenplichtige van de Commissie en worden aan een externe audit onderworpen die door een accountant uit de particuliere sector wordt uitgevoerd. De bedragen van de trustfondsen die in deze jaarrekeningen zijn opgenomen, zijn voorlopig.

De jaarrekening van het EOF moet uiterlijk op 31 juli van het jaar na de balansdatum door de Commissie worden goedgekeurd en ter kwijting aan het Europees Parlement en de Raad worden voorgelegd.

6.   CONTROLE EN KWIJTING

6.1.   CONTROLE

De jaarrekening van het EOF worden gecontroleerd door de externe controleur van het fonds, zijnde de Europese Rekenkamer, die een jaarverslag opstelt voor het Europees Parlement en de Raad.

6.2.   KWIJTING

De eindcontrole van de financiële tenuitvoerlegging van de EOF-middelen voor een bepaald begrotingsjaar is de kwijting. Na de controle en de voltooiing van de jaarrekening dient de Raad een aanbeveling te doen en het Europees Parlement daarna dient te beslissen of het kwijting verleent aan de Commissie voor de financiële tenuitvoerlegging van de EOF-middelen voor een bepaald begrotingsjaar. Deze beslissing is gebaseerd op een controle van de rekeningen, het jaarverslag van de Europese Rekenkamer (dat een officiële betrouwbaarheidsverklaring bevat) en de antwoorden van de Commissie op vragen en aanvullende verzoeken van de kwijtingsautoriteit om meer informatie.

BELANGRIJKSTE PUNTEN VAN DE FINANCIËLE UITVOERING IN 2020

Image 1

Nettobedrag, alleen 10e & 11e EOF

Uitvoering van de begroting

In 2020 had de reactie van de EU op de onverwachte COVID-19-crisis, die een prioriteit werd voor de Commissie, aanzienlijke gevolgen voor de financiële uitvoering (10e en 11e EOF) voor besluiten (globale vastleggingen: 2 687 miljoen EUR), contracten (individuele vastleggingen: 3 670 miljoen EUR) en betalingen (4 599 miljoen EUR). Daarom was 2020 een recordjaar voor betalingen, als gevolg van de toegenomen uitbetalingen aan projecten die bijdroegen aan de bestrijding van de COVID-crisis. Dit leidde ook tot een versnelling van de absorptieperiode, die in 2020 slechts 3 jaar meer bedroeg. De vervalbepaling voor het 11e EOF werd op 31 december 2020 bereikt. Dit betekent dat er vanaf 2021 geen verdere globale vastleggingen zullen zijn voor projecten in het kader van het 11e EOF (zie voor nadere informatie het verslag over de financiële uitvoering).

Impact van de activiteiten op de financiële staten

In de financiële staten is de impact van de bovenvermelde activiteiten het meest zichtbaar bij:

Voorfinanciering (zie toelichting 2.2): een stijging met 29 miljoen EUR, grotendeels als gevolg van de nieuwe contracten die zijn ondertekend en de voorschotten die in 2020 zijn betaald;

De uitgaven van de steuninstrumenten (zie toelichting 3.3): een aanzienlijke stijging (met 852 miljoen EUR) als gevolg van de toegenomen activiteit in de loop van het jaar om de negatieve gevolgen van de COVID-19-pandemie te bestrijden, met name omdat projecten werden geheroriënteerd om de crisis het hoofd te bieden, maar ook vanwege de normale levenscyclus van het EOF, waarbij de activiteiten van het 11e EOF hun hoogtepunt bereiken.

Geldmiddelen en kasequivalenten (zie toelichting 2.5): een daling met 451 miljoen EUR als gevolg van de aanzienlijke stijging van de betalingen in de loop van het jaar ter dekking van de gestegen uitgaven en voorschotten op nieuwe contracten;

Overlopende posten (zie toelichting 2.8): een stijging met 208 miljoen EUR als gevolg van de toename van het aantal openstaande contracten aan het einde van het jaar waarvoor aan het einde van het jaar geen kostendeclaraties waren gevalideerd.

DOOR DE EUROPESE COMMISSIE BEHEERDE MIDDELEN

INHOUDSOPGAVE

FINANCIËLE STATEN VAN HET EOF 9
EOF BALANS 10
EOF STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN 11
EOF KASSTROOMOVERZICHT 12
EOF MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA 13
BALANS — EOF 14
STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN PER EOF 16
MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA PER EOF 17
TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN VAN HET EOF 20
FINANCIËLE STATEN VAN IN HET EOF GECONSOLIDEERDE EU-TRUSTFONDSEN 46
FINANCIËLE STATEN 2020 VAN HET EU-TRUSTFONDS BÊKOU 47
BALANS 52
STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN 53
KASSTROOMOVERZICHT 53
FINANCIËLE STATEN VAN HET EUTF AFRIKA 2020 54
BALANS 59
STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN 60
KASSTROOMOVERZICHT 60
GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN VAN HET EOF EN DE EU-TRUSTFONDSEN 61
GECONSOLIDEERDE BALANS 62
GECONSOLIDEERDE STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN 63
GECONSOLIDEERD KASSTROOMOVERZICHT 64
GECONSOLIDEERDE STAAT VAN MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA 65
EOF VERSLAG OVER DE TENUITVOERLEGGING VAN DE MIDDELEN 66

FINANCIËLE STATEN VAN HET EOF (4)

EOF BALANS

in miljoen EUR

 

Toelichting

31.12.2020

31.12.2019

VASTE ACTIVA

 

 

 

Financiële activa

2.1

33

36

Voorfinanciering

2.2

873

910

Bijdragen trustfonds

2.3

394

266

 

 

1 300

1 213

VLOTTENDE ACTIVA

 

 

 

Voorfinanciering

2.2

1 355

1 288

Wisselvorderingen en verhaalbare niet-handelsuitgaven

2.4

140

123

Geldmiddelen en kasequivalenten

2.5

728

1 179

 

 

2 223

2 590

TOTAAL ACTIVA

 

3 523

3 803

LANGLOPENDE VERPLICHTINGEN

 

 

 

Financiële verplichtingen

2.6

(2)

(19)

 

 

(2)

(19)

KORTLOPENDE VERPLICHTINGEN

 

 

 

Schulden

2.7

(615)

(516)

Overlopende posten

2.8

(1 527 )

(1 319 )

 

 

(2 143 )

(1 835 )

TOTAAL PASSIVA

 

(2 145 )

(1 854 )

NETTOACTIVA

 

1 379

1 948

MIDDELEN EN RESERVES

 

 

 

Reëlewaardereserve

2.9

(5)

(2)

Afgeroepen middelen van het fonds — actieve EOF’s

2.10

58 986

54 809

Overdracht van afgeroepen middelen van afgesloten EOF’s

2.10

2 252

2 252

Van vorige jaren overgedragen economisch resultaat

 

(55 111 )

(51 155 )

Economisch resultaat over het jaar

 

(4 744 )

(3 956 )

NETTOACTIVA

 

1 379

1 948


EOF STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN

in miljoen EUR

 

Toelichting

2020

2019

ONTVANGSTEN

 

 

 

Ontvangsten uit niet-wisseltransacties

3.1

 

 

Terugvorderingen

 

92

28

 

 

92

28

Ontvangsten uit wisseltransacties

3.2

 

 

Financiële ontvangsten

 

6

7

Overige ontvangsten

 

37

39

 

 

43

46

Totaal ontvangsten

 

135

74

UITGAVEN

 

 

 

Steuninstrumenten

3.3

(4 607 )

(3 755 )

Cofinancieringsuitgaven

3.4

(53)

(14)

Financieringskosten

3.5

(21)

(1)

Overige uitgaven

3.6

(197)

(260)

Totaal uitgaven

 

(4 878 )

(4 030 )

ECONOMISCH RESULTAAT OVER HET JAAR

 

(4 744 )

(3 956 )


EOF KASSTROOMOVERZICHT

in miljoen EUR

 

Toelichting

2020

2019

Economisch resultaat over het jaar

 

(4 744 )

(3 956 )

Operationele activiteiten

 

 

 

Kapitaalverhoging — bijdragen (netto)

 

4 177

4 385

(Toename)/afname bijdragen trustfonds

 

(127)

(65)

(Toename)/afname voorfinanciering

 

(29)

136

(Toename)/afname wisselvorderingen en verhaalbare niet-handelsuitgaven

 

(17)

15

Toename/(afname) financiële verplichtingen

 

(17)

2

Toename/(afname) schulden

 

99

275

Toename/(afname) in overlopende posten

 

209

37

Overige non-cash mutaties

 

(3)

(2)

Investeringsactiviteiten

 

 

 

(Toename)/afname voor verkoop beschikbare financiële activa

 

2

(36)

NETTOKASSTROOM

 

(452)

792

Nettotoename/(afname) geldmiddelen en kasequivalenten

 

(451)

792

Geldmiddelen en kasequivalenten bij het begin van het jaar

2.5

1 179

387

Geldmiddelen en kasequivalenten aan het einde van het jaar

2.5

728

1 179


EOF MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA

in miljoen EUR

 

Middelen van het fonds — actieve EOF's

(A)

Niet-afgeroepen middelen — actieve EOF’s

(B)

Afgeroepen middelen van het fonds — actieve EOF's

(C)=(A)–(B)

Gecumuleerde reserves

(D)

Overdracht van afgeroepen middelen van afgesloten EOF’s

(E)

Reëlewaarde-reserve

(F)

Totaal nettoactiva

(C)+(D)+(E)+(F)

SALDO OP 31.12.2018

73 264

22 840

50 423

(51 155 )

2 252

1 521

Mutaties reële waarde

 

 

 

 

(2)

 

(2)

Kapitaalverhoging — bijdragen

(4 385 )

4 385

 

4 385

Economisch resultaat over het jaar

(3 956 )

 

(3 956 )

SALDO OP 31.12.2019

73 264

18 455

54 809

(55 111 )

2 252

(2)

1 948

Mutaties reële waarde

 

 

 

 

 

(3)

(3)

Kapitaalverhoging — bijdragen

(223)

(4 400 )

4 177

 

4 177

Economisch resultaat over het jaar

(4 744 )

 

(4 744 )

SALDO OP 31.12.2020

73 041

14 055

58 986

(59 854 )

2 252

(5)

1 378


BALANS — EOF

in miljoen EUR

 

 

31.12.2020

31.12.2019

 

Toelichting

8e EOF

9e EOF

10e E0F

11e EOF

TOTAAL

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

TOTAAL

VASTE ACTIVA

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Financiële activa

2.1

(2)

35

33

36

36

Voorfinanciering

2.2

3

292

578

873

6

325

580

910

Bijdragen trustfonds

2.3

29

9

355

394

266

266

 

 

33

299

969

1 300

6

325

882

1 213

VLOTTENDE ACTIVA

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Voorfinanciering

2.2

9

341

1 005

1 355

26

441

821

1 288

Wisselvorderingen en verhaalbare niet-handelsuitgaven

2.4

181

(177)

1 723

(1 586 )

140

183

121

2 201

(2 382 )

123

Rekeningen tussen EOF’s

 

181

(246)

1 663

(1 598 )

182

53

2 160

(2 395 )

Geldmiddelen en kasequivalenten

2.5

728

728

1 179

1 179

 

 

362

(414)

3 726

(1 451 )

2 224

365

201

4 801

(2 777 )

2 590

TOTAAL ACTIVA

 

362

(381)

4 025

(483)

3 523

365

207

5 127

(1 896 )

3 803

LANGLOPENDE VERPLICHTINGEN

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Financiële verplichtingen

2.6

(2)

(2)

(1)

(18)

(19)

 

 

(2)

(2)

(1)

(18)

(19)

KORTLOPENDE VERPLICHTINGEN

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Schulden

2.7

(1)

(62)

(554)

(615)

(5)

(108)

(404)

(516)

Overlopende posten

2.8

(67)

(217)

(1 244 )

(1 527 )

(96)

(240)

(983)

(1 319 )

 

 

(67)

(279)

(1 798 )

(2 143 )

(101)

(348)

(1 386 )

(1 835 )

TOTAAL PASSIVA

 

(67)

(279)

(1 800 )

(2 145 )

(101)

(349)

(1 405 )

(1 854 )

NETTOACTIVA

 

362

(448)

3 747

(2 282 )

1 379

365

106

4 778

(3 300 )

1 948

Reëlewaardereserve

2.9

(2)

(4)

(5)

(2)

(2)

Afgeroepen middelen van het fonds — actieve EOF’s

2.10

12 164

10 535

20 960

15 327

58 986

12 164

10 758

20 960

10 927

54 809

Overdracht van afgeroepen middelen van afgesloten EOF’s

2.10

627

1 625

2 252

627

1 625

2 252

Overdrachten van afgeroepen middelen van het fonds tussen actieve EOF’s

2.10

(2 512 )

2 041

188

283

(2 510 )

2 109

265

136

Van vorige jaren overgedragen economisch resultaat

 

(10 098 )

(14 440 )

(18 606 )

(11 966 )

(55 111 )

(10 098 )

(14 406 )

(18 077 )

(8 573 )

(51 155 )

Economisch resultaat over het jaar

 

36

(457)

(4 324 )

(4 744 )

(34)

(529)

(3 393 )

(3 956 )

NETTOACTIVA

 

181

(203)

2 084

(683)

1 379

183

53

2 618

(905)

1 948


STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN PER EOF

in miljoen EUR

 

 

2020

2019

Toelichting

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

TOTAAL

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

TOTAAL

ONTVANGSTEN

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ontvangsten uit niet-wisseltransacties

3.1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Terugvorderingen

 

(1)

5

69

19

92

18

10

28

 

 

(1)

5

69

19

92

18

10

28

Ontvangsten uit wisseltransacties

3.2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Financiële ontvangsten

 

5

1

1

6

3

4

7

Overige ontvangsten

 

5

18

13

37

1

6

21

12

39

 

 

10

19

13

43

1

6

24

16

46

Totaal ontvangsten

 

(1)

15

88

32

135

1

6

42

26

74

UITGAVEN

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Steuninstrumenten

3.3

34

(462)

(4 179 )

(4 607 )

(35)

(579)

(3 141 )

(3 755 )

Cofinancieringsuitgaven

3.4

(41)

(12)

(53)

(9)

(5)

(14)

Financieringskosten

3.5

1

(3)

(16)

(4)

(21)

2

(2)

(1)

(1)

Overige uitgaven

3.6

(9)

(25)

(162)

(197)

(1)

(8)

20

(272)

(260)

Totaal uitgaven

 

1

21

(545)

(4 356 )

(4 878 )

(1)

(40)

(571)

(3 418 )

(4 030 )

ECONOMISCH RESULTAAT OVER HET JAAR

 

36

(457)

(4 324 )

(4 744 )

(35)

(529)

(3 393 )

(3 956 )

MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA PER EOF

in miljoen EUR

8e EOF

Middelen van het fonds — actieve EOF's

(A)

Niet-afgeroepen middelen — actieve EOF’s

(B)

Afgeroepen middelen van het fonds — actieve EOF's

(C)=(A)–(B)

Gecumuleerde reserves

(D)

Overdracht van afgeroepen middelen van afgesloten EOF’s

(E)

Overdrachten van afgeroepen middelen van het fonds tussen actieve EOF’s

(F)

Totaal nettoactiva

(C)+(D)+(E)+(F)

SALDO OP 31.12.2018

12 164

12 164

(10 098 )

627

(2 509 )

184

Overdrachten naar en van het 10e EOF

 

 

 

 

(1)

(1)

SALDO OP 31.12.2019

12 164

12 164

(10 098 )

627

(2 510 )

183

Overdrachten naar en van het 10e EOF

 

 

 

 

(2)

(2)

SALDO OP 31.12.2020

12 164

12 164

(10 098 )

627

(2 512 )

181


in miljoen EUR

9e EOF

Middelen van het fonds — actieve EOF's

(A)

Niet-afgeroepen middelen — actieve EOF’s

(B)

Afgeroepen middelen van het fonds — actieve EOF's

(C)=(A)–(B)

Gecumuleerde reserves

(D)

Overdracht van afgeroepen middelen van afgesloten EOF’s

(E)

Overdrachten van afgeroepen middelen van het fonds tussen actieve EOF’s

(F)

Totaal nettoactiva

(C)+(D)+(E)+(F)

SALDO OP 31.12.2018

10 773

10 773

(14 406 )

1 625

2 137

129

Overdrachten naar en van het 10e EOF

 

15

(15)

 

 

 

(15)

Overdrachten naar en van het 10e EOF

 

 

 

 

(27)

(27)

Economisch resultaat over het jaar

 

 

(34)

 

 

(34)

SALDO OP 31.12.2019

10 773

15

10 758

(14 440 )

1 625

2 109

53

Kapitaalverhoging — bijdragen

 

 

 

 

Overdrachten naar en van het 10e EOF

 

 

 

 

(69)

(69)

Restitutie aan de lidstaten

(223)

 

(223)

 

 

 

 

Economisch resultaat over het jaar

 

 

 

SALDO OP 31.12.2020

10 550

15

10 535

(14 440 )

1 625

2 041

(203)


in miljoen EUR

10e EOF

Middelen van het fonds — actieve EOF's

(A)

Niet-afgeroepen middelen — actieve EOF’s

(B)

Afgeroepen middelen van het fonds — actieve EOF's

(C)=(A)–(B)

Gecumuleerde reserves

(D)

Overdracht van afgeroepen middelen van afgesloten EOF’s

(E)

Overdrachten van afgeroepen middelen van het fonds tussen actieve EOF’s

(F)

Totaal nettoactiva

(C)+(D)+(E)+(F)

SALDO OP 31.12.2018

20 960

20 960

(18 077 )

55

2 938

Overdrachten naar en van het 8e en 9e EOF

 

 

 

 

28

28

Overdrachten naar en van het 11e EOF

 

 

 

 

181

181

Economisch resultaat over het jaar

 

 

(529)

 

 

(529)

SALDO OP 31.12.2019

20 960

20 960

(18 606 )

265

2 618

Overdrachten naar en van het 8e en 9e EOF

 

 

 

 

71

71

Overdrachten naar en van het 11e EOF

 

 

 

 

(147)

(147)

Economisch resultaat over het jaar

 

 

(457)

 

(457)

SALDO OP 31.12.2020

20 960

20 960

(19 063 )

188

2 084


in miljoen EUR

11e EOF

Middelen van het fonds — actieve EOF's

(A)

Niet-afgeroepen middelen — actieve EOF’s

(B)

Afgeroepen middelen van het fonds — actieve EOF's

(C)=(A)–(B)

Gecumuleerde reserves

(D)

Overdracht van afgeroepen middelen van afgesloten EOF’s

(E)

Overdrachten van afgeroepen middelen van het fonds tussen actieve EOF’s

(F)

Reëlewaardereserve

(G)

Totaal nettoactiva

(C)+(D)+(E)+(F)

SALDO OP 31.12.2018

29 367

22 840

6 527

(8 573 )

317

(1 729 )

Mutaties reële waarde

 

 

 

 

 

(2)

(2)

Kapitaalverhoging — bijdragen

 

(4 400 )

4 400

 

 

 

 

4 400

Overdrachten naar en van het 8e, 9e en 10e EOF

 

 

 

(181)

 

(181)

Economisch resultaat over het jaar

 

 

(3 393 )

 

 

(3 393 )

SALDO OP 31.12.2019

29 367

18 440

10 927

(11 966 )

136

(2)

(905)

Mutaties reële waarde

 

 

 

 

 

 

(2)

(2)

Kapitaalverhoging — bijdragen

 

(4 400 )

4 400

 

 

147

 

4 547

Economisch resultaat over het jaar

 

 

(4 324 )

 

 

(4 324 )

SALDO OP 31.12.2020

29 367

14 040

15 327

(16 290 )

283

(4)

(683)

TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN VAN HET EOF (5)

1.   BELANGRIJKSTE GEHANTEERDE GRONDSLAGEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGLEGGING

1.1.   BOEKHOUDBEGINSELEN

Financiële staten zijn bedoeld om een breed scala aan belanghebbenden nuttige informatie te verschaffen over de vermogenspositie, de resultaten en de kasstromen van een entiteit.

De algemene overwegingen (of boekhoudbeginselen) die moeten worden gevolgd bij de opstelling van de financiële staten zijn vastgesteld in EU-boekhoudregel nr. 1 “Financiële staten” en zijn dezelfde als die welke zijn beschreven in IPSAS 1, namelijk: juiste weergave, transactiebasis, continuïteit, consistentie van de presentatie, materialiteit, hergroepering, verrekening en vergelijkende informatie. De kwalitatieve aspecten van financiële verslaglegging zijn relevantie, getrouwe weergave (betrouwbaarheid), begrijpelijkheid, tijdigheid, vergelijkbaarheid en controleerbaarheid.

1.2.   OPSTELLINGSGRONDSLAG

1.2.1.   Verslagperiode

De financiële staten worden jaarlijks opgemaakt. Het boekjaar start op 1 januari en eindigt op 31 december.

1.2.2.   Munteenheid en omrekeningsbeginselen

De jaarrekeningen worden opgemaakt in duizend euro, aangezien de euro de functionele valuta van de EU is. Verrichtingen in vreemde valuta worden omgerekend in euro tegen de op de transactiedatum geldende wisselkoers. Wisselkoersbaten en -verliezen die voortvloeien uit de afwikkeling van verrichtingen in vreemde valuta’s en uit de omrekening aan het einde van het jaar van in vreemde valuta’s luidende monetaire activa en passiva worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen. Er worden verschillende omrekeningsmethoden toegepast voor de materiële vaste activa en de immateriële activa, die hun waarde in euro behouden tegen de bij de aankoop geldende koers.

De saldi aan het einde van het jaar van in vreemde valuta’s luidende monetaire activa en passiva worden omgerekend in euro tegen de op 31 december geldende wisselkoersen van de Europese Centrale Bank (ECB).

Wisselkoersen met de euro

Munteenheid

31.12.2020

31.12.2019

Munteenheid

31.12.2020

31.12.2019

BGN

1,9558

1,9558

PLN

4,5597

4,2568

CZK

26,2420

25,4080

RON

4,8683

4,783

DKK

7,4409

7,4715

SEK

10,0343

10,4468

GBP

0,8990

0,8508

CHF

1,0802

1,0854

HRK

7,5519

7,4395

JPY

126,4900

121,9400

HUF

363,8900

330,5300

USD

1,2271

1,1234

1.2.3.   Gebruik van ramingen

Overeenkomstig de Ipsas en algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen bevatten de financiële staten onvermijdelijk bedragen die steunen op ramingen en veronderstellingen die op basis van de meest betrouwbare beschikbare informatie door het management zijn gedaan. Belangrijke ramingen betreffen onder andere, maar niet uitsluitend: bedragen voor verplichtingen inzake personeelsbeloningen, overlopende posten, voorzieningen, financiële risico’s verbonden aan vorderingen, voorwaardelijke activa en passiva en waardevermindering van activa. De werkelijke bedragen kunnen van deze ramingen afwijken.

Redelijke schattingen zijn een essentieel onderdeel van het opstellen van financiële staten en ondergraven hun betrouwbaarheid niet. Een schatting moet mogelijk herzien worden als de omstandigheden waarop de schatting was gebaseerd, veranderen, of als men over nieuwe informatie of meer ervaring beschikt. Vanwege de aard van een schattingswijziging heeft een schattingswijziging geen betrekking op voorgaande perioden en houdt zij geen correctie van een fout in. Het effect van een schattingswijziging zal worden weergegeven in het overschot of tekort in de periodes waarin het bekend wordt.

1.2.4.   Toepassing van nieuwe en gewijzigde boekhoudregels van de Europese Unie

Nieuwe boekhoudregels van de Europese Unie van kracht voor jaarperioden die op of na 1 januari 2020 aanvangen

Nieuwe boekhoudregels van de Europese Unie van kracht voor jaarperioden die op of na 1 januari 2020 aanvangen

Nieuwe boekhoudregels van de Europese Unie vastgesteld, maar nog niet van kracht op 31 december 2020

Op 17 december 2020 heeft de rekenplichtige van de Europese Commissie de herziene boekhoudregels van de Europese Unie 11 “Financiële instrumenten” aangenomen, die van kracht zijn voor verslagperioden die aanvangen op of na 1 januari 2021. De herziene boekhoudregels van de Europese Unie 11 zijn bijgewerkt in overeenstemming met de nieuwe IPSAS 41 “Financiële instrumenten” en stellen de beginselen vast voor de financiële verslaglegging over de financiële activa en financiële verplichtingen van de EU-entiteiten. Voor meer informatie, zie de jaarrekening van de EU van 2020. Er wordt geen wezenlijke invloed van deze wijziging verwacht als gevolg van het geringe bedrag aan financiële instrumenten in de jaarrekening van de entiteit.

1.3.   BALANS

1.3.1.   Financiële activa

De financiële activa worden geclassificeerd in de volgende categorieën: “financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van overschotten of tekorten”, “leningen en vorderingen”, “tot einde looptijd aangehouden beleggingen” en “voor verkoop beschikbare financiële activa”. De indeling van de financiële instrumenten wordt bepaald bij de eerste opname en op elke balansdatum herbekeken.

i)   Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van overschotten of tekorten

Financiële activa worden in deze categorie ingedeeld als zij hoofdzakelijk zijn verworven om op korte termijn te worden verkocht of als zij als zodanig door de entiteit zijn aangewezen. Derivaten worden ook in deze categorie opgenomen. Activa in deze categorie worden ingedeeld als vlottende activa indien verwacht wordt dat zij binnen de twaalf maanden na de balansdatum zullen worden gerealiseerd. De entiteit had in dit begrotingsjaar geen beleggingen van deze categorie.

ii)   Leningen en vorderingen

Leningen en vorderingen zijn niet-afgeleide financiële activa met vaste of voorzienbare betalingen die niet op een actieve markt zijn genoteerd. Zij ontstaan wanneer de entiteit rechtstreeks aan een debiteur geld, goederen of diensten verstrekt zonder de bedoeling de vordering te verhandelen. Zij worden onder de niet-vlottende activa opgenomen, behalve die met vervaldatum binnen de twaalf maanden na de balansdatum. Termijndeposito’s waarvan de oorspronkelijke looptijd meer dan drie maanden bedraagt, vallen onder leningen en vorderingen.

iii)   Tot het einde van de looptijd aangehouden beleggingen

Tot einde looptijd aangehouden beleggingen zijn niet-afgeleide financiële activa met vaste of te verwachten betalingen en vaste vervaldagen, die de entiteit voornemens en bij machte is om tot het einde van de looptijd aan te houden. De entiteit had in dit begrotingsjaar geen beleggingen van deze categorie.

iv)   Voor verkoop beschikbare financiële activa

Voor verkoop beschikbare financiële activa zijn niet-afgeleide instrumenten die in deze categorie zijn ingedeeld of die niet in een van de andere categorieën zijn ingedeeld. Zij worden opgenomen onder de vlottende of niet-vlottende activa, naargelang de termijn waarbinnen de entiteit verwacht om ze aan te houden, hetgeen doorgaans de vervaldatum is. De entiteit had in dit begrotingsjaar geen beleggingen van deze categorie.

Eerste opname en waardering

Aan- en verkopen van financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van overschotten of tekorten, tot einde looptijd aangehouden beleggingen en voor verkoop beschikbare financiële activa worden opgenomen op de transactiedag, d.w.z. de dag waarop de entiteit tot de aankoop of de verkoop van het actief overgaat. Kasequivalenten en leningen worden opgenomen wanneer contanten bij een financiële instelling op een depositorekening worden geplaatst of aan kredietnemers worden uitgekeerd. Financiële instrumenten worden initieel opgenomen tegen reële waarde. In het geval van financiële activa die niet worden gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van overschotten of tekorten, worden bij de eerste opname transactiekosten toegevoegd aan de reële waarde.

Financiële instrumenten worden uitgeboekt wanneer de rechten op kasstromen uit de beleggingen zijn vervallen of de entiteit in wezen alle aan eigendom verbonden risico’s en voordelen aan een andere partij heeft overgedragen.

Waardering na eerste opname

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van overschotten of tekorten worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd met baten en verliezen als gevolg van veranderingen in hun reële waarde in de staat van de financiële resultaten van de periode waarin zij zich voordoen.

Leningen en vorderingen en tot einde looptijd aangehouden beleggingen worden opgenomen tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieverentemethode.

Voor verkoop beschikbare financiële activa worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd. Baten en verliezen als gevolg van veranderingen in de reële waarde worden opgenomen in de reëlewaardereserve. Rente over voor verkoop beschikbare financiële activa die volgens de effectieverentemethode is berekend, wordt in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

De entiteit beoordeelt bij elke balansdatum of er objectieve aanwijzingen zijn dat financiële activa een waardevermindering hebben ondergaan en of er een waardevermindering moet worden opgevoerd in de staat van de financiële resultaten.

1.3.2.   Voorfinanciering

Voorfinanciering heeft ten doel de begunstigde te voorzien van een kasvoorschot, dus van contante middelen. Zij kan worden opgesplitst in een aantal betalingen gedurende een periode die in het desbetreffende contract, besluit, overeenkomst of basishandeling is vastgesteld. Het voorschot wordt hetzij gebruikt voor het doel waarvoor het gedurende de in de overeenkomst vastgestelde periode is verstrekt, hetzij terugbetaald. Indien de begunstigde geen subsidiabele uitgaven doet, moet hij de voorfinanciering aan de entiteit terugbetalen. Aangezien de entiteit de controle over de voorfinanciering behoudt en recht heeft op terugbetaling van het niet-subsidiabele deel, wordt het bedrag geboekt als een actief.

Voorfinanciering wordt oorspronkelijk opgenomen op de balans wanneer de geldmiddelen aan de ontvanger worden overgemaakt. Voorfinanciering wordt gewaardeerd tegen het bedrag van de vergoeding. In daaropvolgende perioden wordt voorfinanciering gewaardeerd tegen het initieel in de balans opgenomen bedrag, verminderd met tijdens de periode gedane subsidiabele uitgaven (inclusief in voorkomend geval geraamde bedragen).

1.3.3.   Vorderingen en verhaalbare bedragen

De boekhoudregels van de EU vereisen een afzonderlijke presentatie van wissel- en niet-wisseltransacties. Om een onderscheid te maken tussen beide categorieën, is de term “vordering” voorbehouden voor wisseltransacties, terwijl voor niet-wisseltransacties, d.w.z. waarbij de EU waarde van een andere entiteit ontvangt zonder onmiddellijk een gelijkwaardige tegenprestatie te leveren, de term “verhaalbare bedragen” wordt gebruikt (bv. op de lidstaten verhaalbare bedragen betreffende de eigen middelen).

Vorderingen uit wisseltransacties voldoen aan de definitie van financiële instrumenten en worden dus beschouwd als leningen en vorderingen en worden dienovereenkomstig gemeten.

Verhaalbare bedragen uit niet-wisseltransacties worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke bedrag (aangepast voor rente en boetes) minus waardeverminderingen. Er wordt een waardevermindering geboekt wanneer er objectief bewijs bestaat dat de entiteit niet alle verschuldigde bedragen volgens de oorspronkelijke voorwaarden van de verhaalbare bedragen zal kunnen innen. De waardevermindering is het verschil tussen de boekwaarde van het actief en het realiseerbare bedrag. De waardevermindering wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten.

1.3.4.   Geldmiddelen en kasequivalenten

Geldmiddelen en kasequivalenten zijn financiële instrumenten en omvatten liquide middelen, bij banken onmiddellijk of op korte termijn opvraagbare deposito’s, andere kortlopende, zeer liquide beleggingen met een oorspronkelijke looptijd van ten hoogste drie maanden.

1.3.5.   Schulden

Opgenomen onder schulden zijn bedragen die betrekking hebben op zowel wisseltransacties zoals de aankoop van goederen en diensten als niet-wisseltransacties die bijvoorbeeld betrekking hebben op kostendeclaraties van begunstigden, subsidies of andere vormen van EU-financiering (zie toelichting 1.4.1).

Bij de verstrekking van subsidies en andere financiering aan begunstigden worden de kostendeclaraties geboekt als schulden voor het gevraagde bedrag op het ogenblikd dat de kostendeclaratie wordt ontvangen. Na verificatie en aanvaarding van de subsidiabele kosten, worden de crediteuren gewaardeerd tegen het aanvaarde en subsidiabele bedrag.

Schulden die voortvloeien uit de aankoop van goederen en diensten worden bij ontvangst van de factuur opgenomen voor het oorspronkelijke bedrag. De desbetreffende uitgaven worden in de boekhouding opgenomen wanneer de goederen of diensten worden geleverd en door de entiteit worden aanvaard.

1.3.6.   Overlopende posten

Transacties en gebeurtenissen worden in de financiële staten opgenomen in de periode waarop zij betrekking hebben. Wanneer er aan het einde van het jaar geen factuur is opgesteld en de dienst is verstrekt of de goederen zijn geleverd door de entiteit of er een contractuele overeenkomst bestaat (bv. op grond van een contract) worden de aan de periode toerekenbare ontvangsten in de financiële staten opgenomen. Wanneer er bovendien aan het einde van het jaar een factuur is opgesteld, maar de dienst nog niet is verstrekt of de goederen nog niet zijn geleverd, worden de ontvangsten uitgesteld en in de volgende boekhoudkundige periode geboekt.

Ook uitgaven worden geboekt in de periode waarop zij betrekking hebben. Aan het einde van de boekhoudkundige periode worden de toegerekende uitgaven opgenomen tegen het geraamde bedrag van de voor de periode verschuldigde overdracht. De berekening van toegerekende uitgaven gebeurt volgens gedetailleerde operationele en praktische richtsnoeren die zijn uitgegeven door de rekenplichtige en die tot doel hebben te waarborgen dat de financiële staten een getrouw beeld geven van de economische en andere bijzonderheden die zij willen weergeven. Evenzo wordt de uitgave uitgesteld en in de volgende boekhoudkundige periode geboekt wanneer een vooruitbetaling plaatsvond voor diensten of goederen die nog niet zijn ontvangen.

1.4.   STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN

1.4.1.   Ontvangsten

Ontvangsten omvatten uitsluitend de bruto-instroom van economische voordelen of door de entiteit ontvangen of te ontvangen dienstenpotentieel, die een toename van de netto activa vertegenwoordigt, zonder de toenames die verband houden met bijdragen van de eigenaars.

Afhankelijk van de aard van de onderliggende transacties in de staat van de financiële resultaten wordt een onderscheid gemaakt tussen:

i)   Ontvangsten uit niet-wisseltransacties

Ontvangsten uit niet-wisseltransacties zijn belastingen en overdrachten omdat de overdragende partij middelen ter beschikking stelt van de ontvangende partij zonder dat de ontvangende partij in ruil hiervoor rechtstreeks een ongeveer gelijke waarde verstrekt. Overdrachten zijn de instroom van toekomstige economische voordelen of dienstenpotentieel van niet-wisseltransacties, behalve belastingen. Voor de EU-entiteiten omvatten de overdrachten voornamelijk middelen die van de Commissie zijn ontvangen (bv. evenwichtssubsidie aan de traditionele agentschappen, exploitatiesubsidie voor de delegatieovereenkomsten).

De entiteit neemt een actief op met betrekking tot overdrachten wanneer de entiteit de middelen controleert als gevolg van een gebeurtenis in het verleden (de overdracht) en ervan uitgaat in de toekomst van deze middelen economische voordelen of dienstenpotentieel te ontvangen en wanneer de reële waarde op een betrouwbare wijze kan worden gemeten. Een instroom van middelen uit een niet-wisseltransactie die als een actief (d.i. cash) is opgenomen, wordt ook opgenomen als ontvangsten, tenzij de entiteit een bestaande verplichting heeft met betrekking tot deze overdracht (voorwaarde), waaraan moet worden voldaan voordat de ontvangsten kunnen worden geboekt. Tot aan de voorwaarde is voldaan, worden de ontvangsten uitgesteld en geboekt als een verplichting.

ii)   Ontvangsten uit wisseltransacties

Ontvangsten uit de verkoop van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de beduidende risico’s en voordelen verbonden aan de eigendom van de goederen op de koper zijn overgegaan. Ontvangsten uit een verrichting die de levering van diensten behelst, worden opgenomen in verhouding tot de mate van voltooiing van de verrichting op de verslagdatum.

1.4.2.   Uitgaven

Uitgaven zijn afgenomen economische baten of dienstenpotentieel tijdens de verslagperiode in de vorm van de uitstroom of verbruik van activa of het aangaan van verplichtingen dat resulteert in de afname van de netto activa/vermogen. Zij omvatten zowel uitgaven die voortvloeien uit wisseltransacties als uitgaven die voortvloeien uit niet-wisseltransacties.

De kosten van ruiltransacties die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de goederen zijn geleverd en door de entiteit zijn aanvaard. Zij worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke factuurbedrag. Voorts worden uitgaven die verband houden met de diensten die tijdens de desbetreffende periode zijn verstrekt en waarvoor nog geen factuur is ingediend of aanvaard, op de balansdatum opgenomen in de staat van de financiële resultaten.

Uitgaven die voortvloeien uit niet-wisseltransacties hebben betrekking op overdrachten aan begunstigden, die van drieërlei aard kunnen zijn: rechten, overdrachten bij overeenkomst en subsidies, bijdragen en giften. Overdrachten worden als uitgaven opgenomen in de periode waarin de gebeurtenissen die aanleiding geven tot de overdracht zich voordoen, mits de overdracht bij besluit is toegestaan of een overeenkomst is ondertekend waarbij de overdracht wordt toegestaan, de begunstigde heeft voldaan aan eventuele subsidiabiliteitscriteria en van het bedrag een redelijke raming kan worden gemaakt. de begunstigde heeft voldaan aan eventuele subsidiabiliteitscriteria en van het bedrag een redelijke raming kan worden gemaakt.

Betalingsverzoeken of kostendeclaraties die aan de voorwaarden voor erkenning voldoen, worden als uitgaven opgenomen voor het in aanmerking komende bedrag. Aan het einde van het jaar worden in aanmerking komende bedragen die aan de begunstigden verschuldigd zijn, maar waarvoor nog geen declaratie heeft plaatsgevonden, geraamd en geboekt als toegerekende uitgaven.

1.5.   VOORWAARDELIJKE ACTIVA EN PASSIVA

1.5.1.   Voorwaardelijke activa

Een voorwaardelijk actief is een mogelijk actief dat voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de entiteit niet de volledige controle heeft. Een voorwaardelijk actief wordt vermeld wanneer een instroom van economische voordelen of dienstenpotentieel waarschijnlijk is geworden.

1.5.2.   Voorwaardelijke passiva

Een voorwaardelijk passief is een mogelijke verplichting waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de entiteit niet de volledige controle heeft; of een bestaande verplichting indien het niet waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel inhouden, vereist zal zijn om de verplichting af te wikkelen

Een voorwaardelijke verplichting ontstaat ook in de zeldzame omstandigheden waarin een bestaande verplichting bestaat maar niet met voldoende betrouwbaarheid kan worden gewaardeerd.

Voorwaardelijke verplichtingen worden niet in de rekeningen opgenomen. Zij worden vermeld tenzij een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel in zich bergen zeer onwaarschijnlijk is.

1.6.   MIDDELEN VAN HET FONDS

De EOF-lidstaten leveren bijdragen aan het fonds voor de uitvoering van EOF-programma’s, zoals bepaald in het Intern Akkoord van elk EOF. Volgens de toepasselijke rechtsgrondslag wordt over de opvragingen van kapitaal, d.w.z. de verzoeken om financiering voor een bepaald jaar N, in het jaar N-1 een besluit van de Raad genomen, waarbij de te ontvangen middelen duidelijk worden toegewezen aan specifieke toekomstige perioden.

De bijdragen voldoen aan de criteria voor inbreng van eigenaars (boekhoudregels van de Europese Unie 1) en worden derhalve in de jaarrekening van het EOF als middelen van het fonds beschouwd. De middelen van het fonds vertegenwoordigen het totale bedrag van de bijdragen die van de EOF-lidstaten moeten worden ontvangen. Aangezien de niet-afgeroepen middelen van het fonds openlijk van de totale middelen van het fonds worden afgetrokken (zie Mutatieoverzicht van de nettoactiva), worden alleen de afgeroepen middelen van het fonds in de balans opgenomen.

Aangezien de overeengekomen bijdragen worden toegewezen aan bepaalde verslagperioden, waarbij de wettelijke vordering van het EOF op de EOF-lidstaten alleen in deze perioden ontstaat, worden alle vooraf ontvangen bedragen opgenomen als uitgestelde bijdragen aan middelen van het fonds in het kader van schulden en niet als opgevraagd kapitaal.

1.7.   COFINANCIERING

De ontvangen cofinancieringsbijdragen worden als aan de lidstaten en niet-lidstaten en andere entiteiten te betalen bedragen geboekt, aangezien zij voldoen aan de criteria van ontvangsten uit voorwaardelijke niet-wisseltransacties. Het EOF moet de bijdragen gebruiken voor dienstverlening aan derden. Anders moet het EOF de activa (de ontvangen bijdragen) teruggeven. De openstaande schuld voor cofinancieringsovereenkomsten is de ontvangen cofinancieringsbijdrage verminderd met de uitgaven die met betrekking tot het project zijn gedaan. Dit heeft geen effect op de nettoactiva.

Uitgaven met betrekking tot cofinancieringsprojecten worden opgenomen wanneer zij zich voordoen. Het overeenkomstige bedrag van de bijdragen wordt geboekt als exploitatiebaten. Er is geen effect op het economisch resultaat van het jaar.

2.   TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS

ACTIVA

2.1.   FINANCIËLE ACTIVA

De financiële activa van het EOF beliepen 33 miljoen EUR op 31 december 2020 (2019: 36 miljoen). Zij omvatten beschikbaar voor verkoop beschikbare financiële activa die grotendeels bestaan uit beleggingen in eigenvermogensinstrumenten.

2.2.   VOORFINANCIERING

Talrijke contracten voorzien in de betaling van voorschotten voor de aanvang van werken, de levering van voorraden of de verrichting van diensten. Soms wordt in de betalingsregeling van contracten bepaald dat de betalingen op basis van voortgangsverslagen zullen plaatsvinden. Voorfinanciering wordt normaal gesproken uitbetaald in de munteenheid van het land of gebied waar het project wordt uitgevoerd.

De termijn waarbinnen de voorfinanciering kan worden gebruikt, bepaalt of zij wordt opgenomen als kortlopende of langlopende voorfinanciering. Het gebruik is vastgelegd in de onderliggende overeenkomst van het project. Indien het gebruik binnen de twaalf maanden na de verslagdatum moet plaatsvinden, gaat het om een kortlopende voorfinanciering. Omdat uit het EOF veel langetermijnprojecten worden gefinancierd, moeten de desbetreffende voorfinancieringen langer dan een jaar beschikbaar zijn. Daarom worden sommige voorfinancieringen geboekt als niet-vlottende activa.

in miljoen EUR

 

Toelichting

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

31.12.2020

31.12.2019

Niet-vlottende voorfinanciering

2.2.1

3

292

578

873

910

Vlottende voorfinanciering

2.2.2

9

341

1 005

1 355

1 288

TOTAAL

 

12

633

1 583

2 228

2 199

De toename van de totale voorfinanciering met 29 miljoen EUR per 31 december 2020 is een gecombineerd gevolg van de stijging van de voorfinanciering van het 11e EOF (2019: 1 401 miljoen EUR) en de daling van de voorfinanciering van het 10e EOF (2019: 766 miljoen EUR).

De toename van de voorfinanciering in het 11e EOF kan grotendeels worden verklaard door een toename van de voorschotten op nieuwe contracten die in de loop van het jaar zijn ondertekend. Het 11e EOF begon in 2015 en in 2020 bevond de contractering voor de EOF-activiteiten zich op haar hoogtepunt. Als gevolg daarvan is het aantal open contracten gestegen van ongeveer 3 400 in 2019 tot 3 550 in 2020. Deze stijging van de voorfinanciering leidde tot een toename van de kasuitstromen en bijgevolg tot een daling van geldmiddelen en kasequivalenten (zie toelichting 2.5).

De daling van de voorfinanciering in het 10e EOF is een gevolg van de normale levenscyclus van het EOF. Als gevolg van de uitfasering van het 10e EOF zijn veel contracten afgerond en afgesloten. Het aantal lopende contracten in het kader van dit EOF is gedaald van ongeveer 2 600 in 2019 tot ongeveer 2 500 in 2020. Bijgevolg ging de daling van het niveau van de voorfinancieringen die aan de begunstigden worden betaald gepaard met een toename van de vereffening van voorfinanciering.

2.2.1.   Niet-vlottende voorfinanciering op basis van de beheersvorm

in miljoen EUR

 

31.12.2020

31.12.2019

Direct beheer

 

 

Uitgevoerd door:

 

 

 

Commissie

139

190

 

Uitvoerende agentschappen van de EU

8

6

 

EU-delegaties

25

49

 

171

244

Indirect beheer

 

 

Uitgevoerd door:

 

 

 

EIB en EIF

266

313

 

Internationale organisaties

347

291

 

Privaatrechtelijke entiteiten die zijn belast met een openbaredienstverleningstaak

28

22

 

Publiekrechtelijke organen

49

22

 

Derde landen

11

17

 

EU-organen en publiek-private partnerschappen

1

1

 

702

666

TOTAAL

873

910

2.2.2.   Vlottende voorfinanciering

in miljoen EUR

 

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

31.12.2020

31.12.2019

Voorfinanciering (bruto)

98

1 527

3 472

5 097

5 030

Afgewikkeld in het kader van afsluiting

(89)

(1 186 )

(2 467 )

(3 742 )

(3 742 )

TOTAAL

9

341

1 005

1 355

1 288

2.2.3.   Vlottende voorfinanciering op basis van de beheersvorm

in miljoen EUR

 

31.12.2020

31.12.2019

Direct beheer

 

 

Uitgevoerd door:

 

 

 

Commissie

(40)

80

 

Uitvoerende agentschappen van de EU

14

15

 

EU-delegaties

206

188

 

180

283

Indirect beheer

 

 

Uitgevoerd door:

 

 

 

EIB en EIF

224

50

 

Internationale organisaties

572

569

 

Privaatrechtelijke entiteiten die zijn belast met een openbaredienstverleningstaak

73

86

 

Publiekrechtelijke organen

146

119

 

Derde landen

155

180

 

EU-organen en publiek-private partnerschappen

4

1

 

1 175

1 005

TOTAAL

1 355

1 288

2.2.4.   Garanties met betrekking tot voorfinanciering

Er worden waarborgen aangehouden om de voorfinancieringen te garanderen. Deze worden vrijgegeven wanneer de laatste kostendeclaratie voor een project is betaald.

in miljoen EUR

 

 

31.12.2020

31.12.2019

Garanties voor voorfinancieringen

 

49

46

De verhoging van de voorfinancieringsgaranties is een gevolg van de toename van de voorfinanciering.

De meeste voorfinanciering wordt uitbetaald in het kader van indirect beheer. In dit geval is de begunstigde van de waarborg niet het EOF maar wel de aanbestedende dienst. Zelfs indien het EOF niet de begunstigde is, worden de activa van het EOF door deze waarborgen gegarandeerd.

2.3.   BIJDRAGEN TRUSTFONDS

Deze rubriek omvat het bedrag dat als bijdrage is betaald aan het EU-trustfonds voor Afrika en het EU-trustfonds Bêkou. Van de bijdragen zijn de kosten afgetrokken die het trustfonds heeft gemaakt en die door het EOF moeten worden gedragen.

De bijdragen uit het trustfonds worden onder direct beheer door de Commissie uitgevoerd.

in miljoen EUR

 

Nettobijdrage op 31.12.2019

In 2020 betaalde bijdragen

Toewijzing netto-uitgaven trustfondsen 2020

Nettobijdrage op 31.12.2020

Afrika

263

771

(649)

385

Bêkou

4

29

(24)

9

TOTAAL

266

800

(673)

394

De bijdragen aan de trustfondsen zijn gestegen van 600 miljoen EUR in 2019 tot 800 miljoen EUR in 2020. De verhoging van de financiering was noodzakelijk om de toegenomen activiteit van de trustfondsen te dekken, wat leidde tot hogere uitgaven op dit gebied.

2.4.   WISSELVORDERINGEN EN VERHAALBARE NIET-HANDELSUITGAVEN

Wisseltransacties zijn transacties waarbij de entiteit activa of diensten ontvangt of haar verplichtingen worden afgelost en rechtstreeks een min of meer gelijke waarde in ruil verstrekt (voornamelijk in de vorm van goederen, diensten of gebruik van activa) aan de andere partij. Niet-wisseltransacties zijn transacties waarbij een entiteit waarde van een andere entiteit ontvangt zonder rechtstreeks een min of meer gelijke waarde in ruil te verstrekken of waarde geeft aan een andere entiteit zonder rechtstreeks een min of meer gelijke waarde in ruil te ontvangen.

in miljoen EUR

 

Toelichting

31.12.2020

31.12.2019

Verhaalbare bedragen uit niet-wisseltransacties

2.4.1

48

32

Vorderingen uit wisseltransacties

2.4.2

92

91

TOTAAL

 

140

123

2.4.1.   Verhaalbare bedragen uit niet-wisseltransacties

in miljoen EUR

 

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

31.12.2020

31.12.2019

Lidstaten

1

Klanten

5

50

5

61

27

Overheidsinstanties

11

14

2

27

21

Derde staten

1

2

1

4

7

Afschrijving

(15)

(28)

(4)

(49)

(27)

Rekeningen tussen ondernemingen met EU-instellingen

4

4

5

TOTAAL

2

38

8

48

32

2.4.2.   Vorderingen uit wisseltransacties

in miljoen EUR

 

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

31.12.2020

31.12.2019

Toegerekende baten

67

21

88

88

Rekeningen tussen EOF’s

181

(246)

1 663

(1 598 )

Overige

4

4

4

Totaal

181

(179)

1 684

(1 594 )

92

91

Onder de toegerekende baten vallen bedragen aan opgelopen rente op voorfinanciering, namelijk een bedrag van 62,6 miljoen EUR in verband met een schuldverlichtingsproject met de Wereldbank en 18 miljoen EUR in verband met het EU-infrastructuurfonds voor Afrika met de EIB.

De rubriek “Overige” bestaat volledig uit een vordering op het Wereldfonds voor energie-efficiency en hernieuwbare energie (GEEREF).

Om redenen van doelmatigheid is de enige kas voor alle EOF’s ondergebracht bij het 11e EOF; dit leidt tot wederzijdse verrichtingen tussen de verschillende EOF’s; deze worden gesaldeerd door middel van verbindingsrekeningen tussen de verschillende EOF-balansen.

Deze verbindingsrekeningen tussen EOF’s zijn alleen opgenomen in de afzonderlijke EOF’s. Het totaal van de verbindingsrekeningen tussen EOF’s is nul.

2.5.   GELDMIDDELEN EN KASEQUIVALENTEN (6)

in miljoen EUR

 

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

31.12.2020

31.12.2019

Speciale rekeningen

 

 

 

 

 

 

Centrale banken

693

693

729

 

693

693

729

Lopende rekeningen

 

 

 

 

 

 

Commerciële banken

8

8

421

Geldmiddelen van financieringsinstrumenten

27

27

30

 

35

35

450

Totaal

728

728

1 179

De daling van de bedragen onder deze rubriek met 451 miljoen EUR kan voornamelijk worden verklaard door de stijging van de betalingen vanop de rekeningen die bij commerciële banken worden aangehouden, hetgeen in overeenstemming is met de stijging van de uitgaven (zie toelichting 3.3) en de stijging van de voorfinanciering (zie toelichting 2.2). De nettobetalingen van het EOF bereikten een recordhoogte van 4 605 miljoen EUR in 2020 (2019: 3 910 miljoen EUR), grotendeels als gevolg van de COVID-19-pandemie. Als reactie op de pandemie past de EU haar prioriteiten en programma’s met partnerlanden aan, hetgeen heeft geleid tot hogere uitbetalingen, met name voor projecten die gericht zijn op de bestrijding van de COVID-crisis.

Evenals in voorgaande jaren en om het tegenpartijrisico te beperken, worden meer liquide middelen bijgehouden op rekeningen bij centrale banken dan bij de commerciële banken (zie toelichting 5.1).

PASSIVA

2.6.   FINANCIELE VERPLICHTINGEN

2.6.1.   Cofinanciering — schulden

De cofinancieringsschulden zijn de middelen die het EOF heeft ontvangen met betrekking tot de cofinancieringsovereenkomsten. Het EOF is verplicht deze bijdragen te gebruiken om de overeengekomen diensten aan derden te leveren en de ongebruikte middelen aan de contribuanten terug te storten. De timing van het gebruik van de cofinancieringsbedragen bepaalt of zij als kortlopend of langlopende financiering worden opgenomen.

Op het einde van het jaar worden alle cofinancieringsschulden geval per geval beoordeeld en worden alle bedragen die in de volgende 12 maanden waarschijnlijk niet zullen worden gebruikt, als langlopend beschouwd. De huidige bedragen zijn opgenomen in toelichting 2.7.2.

in miljoen EUR

 

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

31.12.2020

31.12.2019

Niet-vlottende cofinancieringssschulden

2

2

19

Vlottende cofinancieringsschulden

10

32

42

69

Totaal

10

34

44

88

De daling van de totale cofinancieringsschulden van 44 miljoen EUR is voornamelijk toe te schrijven aan de stijging van de uitgaven voor gecofinancierde projecten (53,2 miljoen EUR), namelijk in verband met het 11e EOF (zie toelichting 3.4), die gedeeltelijk werd gecompenseerd door nieuwe cofinancieringsprojecten van 9 miljoen EUR. De aanzienlijke daling van de niet-vlottende cofinanciering is in overeenstemming met de levenscyclus van de cofinancieringsprojecten: aan het einde van het jaar wordt per geval een analyse van de openstaande cofinanciering uitgevoerd en alleen de bedragen die volgend jaar niet zullen worden uitgegeven, worden ingedeeld onder de niet-vlottende cofinanciering.

2.7.   SCHULDEN

in miljoen EUR

 

Toelichting

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

31.12.2020

31.12.2019

Kortlopende schulden

2.7.1

1

53

291

345

182

Diverse schulden

2.7.2

8

262

270

334

Totaal

 

1

62

553

615

516

2.7.1.   Kortlopende schulden

in miljoen EUR

 

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

31.12.2020

31.12.2019

Leveranciers

4

44

93

141

97

Lidstaten

2

Derde staten

2

187

189

78

Overheidsinstanties

21

79

100

92

Andere kortlopende schulden

(4)

(13)

(68)

(85)

(88)

Totaal

53

291

345

182

Schulden omvatten grotendeels kostendeclaraties die door het EOF zijn ontvangen in verband met aan de begunstigden verstrekte subsidies. Zij worden geboekt op het moment dat de kostendeclaratie wordt ontvangen en voor het volledige bedrag van de kostendeclaratie. Na een subsidiabiliteitscontrole worden alleen de subsidiabele bedragen aan de begunstigden betaald. Aan het einde van het jaar worden de uitstaande kostendeclaraties geanalyseerd en worden de geraamde subsidiabele bedragen in verband met die kostendeclaraties opgenomen in de staat van de financiële resultaten. De geraamde niet-subsidiabele bedragen worden opgenomen als andere kortlopende schulden.

De toename van de schulden, met name voor leveranciers en derde landen, is toe te schrijven aan verschillende facturen die niet vóór het einde van het jaar zijn gevalideerd en betaald.

2.7.2.   Diverse schulden

in miljoen EUR

 

Toelichting

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

31.12.2020

31.12.2019

Cofinanciering — schulden

2.6.1

10

32

42

69

Uitgestelde bijdragen aan middelen van het fonds

2.7.2.1

223

223

264

Overige diverse schulden

 

(2)

7

5

1

Totaal

 

8

262

270

334

2.7.2.1.   Uitgestelde bijdragen aan middelen van het fonds

Op 31 december 2020 had het volledige bedrag van 223 miljoen EUR betrekking op een restitutie aan de lidstaten van vrijgemaakte of ongebruikte middelen van projecten in het kader van het 8e en 9e EOF (zie toelichting 2.10.1). De lidstaten stemden ermee in de restitutie te verrekenen met de bijdragen van het 11e EOF tijdens de eerste afroeping van de bijdragen in 2021.

Op 31 december 2020 waren er afgezien van de restitutie geen vooruitbetaalde bijdragen aan de middelen van het fonds.

2.8.   OVERLOPENDE POSTEN

in miljoen EUR

 

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

31.12.2020

31.12.2019

Toegerekende lasten

67

217

1 243

1 526

1 318

Overige overlopende posten

1

1

1

Totaal

67

217

1 244

1 527

1 319

Toegerekende lasten omvatten geraamde exploitatiekosten voor lopende of beëindigde contracten zonder gevalideerde kostendeclaraties waarbij de subsidiabele uitgaven van de begunstigden werden geraamd door gebruik te maken van de best beschikbare informatie. Het deel geraamde toegerekende lasten dat betrekking heeft op de betaalde voorfinanciering, is geboekt als een vermindering van de voorfinancieringsbedragen (zie toelichting 2.2 above).

De stijging in deze rubriek is een gecombineerd effect van een stijging van de toegerekende lasten in het kader van het 11e EOF (2019: 983 miljoen EUR) en daling van de toegerekende lasten in het kader van het 10e EOF (2019: 240 miljoen EUR). Dit is in overeenstemming met de levenscyclus van het EOF en ook met de ontwikkeling van het aantal lopende contracten in het kader van deze EOF’s: het 11e EOF bevond zich in 2020 op kruissnelheid en op 31 december 2020 waren er dus veel meer lopende contracten waarvoor de kosten geschat en toegerekend moesten worden (zie toelichting 2.2).

NETTOACTIVA

2.9.   REËLEWAARDERESERVE

Overeenkomstig de boekhoudregels wordt de aanpassing aan de reële waarde van voor verkoop beschikbare financiële activa geboekt door middel van de reëlewaardereserve.

in miljoen EUR

 

31.12.2020

31.12.2019

Reëlewaardereserve

5

2

2.10.   MIDDELEN VAN HET FONDS

2.10.1.   Afgeroepen middelen van het fonds — actieve EOF’s

in miljoen EUR

 

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

TOTAAL

Middelen van het fonds

12 164

10 773

20 960

29 367

73 264

Niet-afgeroepen middelen van het fonds

(15)

(18 440 )

(18 455 )

Afgeroepen middelen van het fonds op 31.12.2019

12 164

10 758

20 960

10 927

54 809

Middelen van het fonds

12 164

10 550

20 960

29 367

73 041

Niet-afgeroepen middelen van het fonds

(15)

(14 040 )

(14 055 )

Afgeroepen middelen van het fonds op 31.12.2020

12 164

10 535

20 960

15 327

58 986

De middelen van het fonds zijn het totale bedrag van bijdragen van de lidstaten voor het desbetreffende EOF zoals in elk van de Interne Akkoorden is vastgelegd. De niet-afgeroepen middelen vertegenwoordigen de bedragen die nog niet bij de lidstaten zijn opgevraagd. De afgeroepen middelen van het fonds zijn de bijdragen die door het EOF zijn afgeroepen en door de lidstaten worden overgemaakt naar de rekeningen van de kasmiddelen (zie hierna).

Op grond van Besluit (EU) 2020/1708 van de Raad (7) worden de in de Interne Akkoorden van het 8e en 9e EOF vastgestelde bijdragen van de lidstaten dienovereenkomstig verminderd met een bedrag van 223 miljoen EUR voor de geannuleerde bedragen van het 8e en het 9e EOF. Aangezien de geannuleerde bedragen van het 8e EOF zijn overgedragen naar andere EOF’s, zijn de middelen van het 9e EOF met 223 miljoen EUR verminderd. Restituties die voortvloeien uit deze vermindering zijn gecompenseerd ten opzichte van de extra verzoek om bijdragen in het kader van het 11e EOF. In feite zal de restitutie worden gebruikt voor de eerste tranche van 2021, hetgeen de uitgestelde kapitaalinbreng van 223 miljoen EUR verklaart (zie toelichting 2.7.2).

Sedert 1 februari 2020 is het Verenigd Koninkrijk geen lidstaat van de Europese Unie meer. Hoewel het Verenigd Koninkrijk partij blijft bij het EOF tot de afsluiting van alle programma’s, en overeenkomstig artikel 153 van het terugtrekkingsakkoord dezelfde verplichtingen in acht neemt als de lidstaten, kan zijn aandeel van niet-vastgelegde en vrijgemaakte middelen van het 8e, 9e en 10e EOF niet worden hergebruikt.

2.10.2.   Afgeroepen en niet-afgeroepen middelen van het fonds per lidstaat en het VK

in miljoen EUR

Bijdragen 11e EOF

%

Niet-afgeroepen middelen 31.12.2019

Afgeroepen middelen in 2020

Niet-afgeroepen middelen 31.12.2020

Oostenrijk

2,40

442

(105)

337

België

3,25

599

(143)

456

Bulgarije

0,22

40

(10)

31

Kroatië

0,23

42

(10)

32

Cyprus

0,11

21

(5)

16

Tsjechië

0,80

147

(35)

112

Denemarken

1,98

365

(87)

278

Estland

0,09

16

(4)

12

Finland

1,51

278

(66)

212

Frankrijk

17,81

3 285

(784)

2 501

Duitsland

20,58

3 795

(906)

2 889

Griekenland

1,51

278

(66)

212

Hongarije

0,61

113

(27)

86

Ierland

0,94

173

(41)

132

Italië

12,53

2 311

(551)

1 759

Letland

0,12

21

(5)

16

Litouwen

0,18

33

(8)

25

Luxemburg

0,26

47

(11)

36

Malta

0,04

7

(2)

5

Nederland

4,78

881

(210)

671

Polen

2,01

370

(88)

282

Portugal

1,20

221

(53)

168

Roemenië

0,72

132

(32)

101

Slowakije

0,38

69

(17)

53

Slovenië

0,22

41

(10)

32

Spanje

7,93

1 463

(349)

1 114

Zweden

2,94

542

(129)

413

Verenigd Koninkrijk

14,68

2 707

(646)

2 061

Totaal

100,00

18 440

(4 400 )

14 040

Aangezien de middelen van het 8e, 9e en 10e EOF zijn opgevraagd en in vorige jaren volledig zijn ontvangen, is in 2020 een bedrag van 4 400 miljoen EUR opgevraagd, dat volledig betrekking heeft op het 11e EOF.

2.10.3.   Overdracht van afgeroepen middelen van afgesloten EOF’s

in miljoen EUR

 

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

31.12.2020

31.12.2019

Overgedragen middelen van afgesloten EOF’s

627

1 625

2 252

2 252

In deze rubriek zijn de middelen opgenomen die zijn overgedragen van afgesloten EOF’s naar het 8e en 9e EOF.

2.10.4.   Overdrachten van afgeroepen middelen van het fonds tussen actieve EOF’s

in miljoen EUR

 

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

Totaal

Saldo op 31.12.2018

(2 509 )

2 137

55

317

Overdracht van geannuleerde bedragen naar het 10e EOF prestatiereserve van vorige EOF’s

(1)

(27)

28

Overdracht van geannuleerde bedragen naar het 11e EOF prestatiereserve van vorige EOF’s

181

(181)

Saldo op 31.12.2019

(2 510 )

2 109

265

136

Overdracht van geannuleerde bedragen naar het 10e EOF prestatiereserve van vorige EOF’s

(2)

(69)

71

Overdracht van geannuleerde bedragen naar het 11e EOF prestatiereserve van vorige EOF’s

(147)

147

Saldo op 31.12.2020

(2 512 )

2 041

188

283

Deze rubriek omvat de middelen die zijn overgedragen tussen de actieve EOF’s.

Sinds de inwerkingtreding van de Overeenkomst van Cotonou worden alle onbestede middelen in de eerdere, actieve EOF’s na vrijmaking naar het meest recentelijk geopende EOF overgedragen. Door de overgedragen middelen van andere EOF’s nemen de kredieten van het ontvangende fonds toe en die van het overdragende fonds af. Middelen die zijn overgedragen naar de prestatiereserve van het 10e en 11e EOF, kunnen alleen onder de in de interne akkoorden opgenomen specifieke voorwaarden worden vastgelegd.

3.   TOELICHTINGEN BIJ DE STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN

ONTVANGSTEN

in miljoen EUR

 

Toelichting

2020

2019

Ontvangsten uit niet-wisseltransacties

3.1

92

28

Ontvangsten uit wisseltransacties

3.2

43

46

Totaal

 

135

74

3.1.   ONTVANGSTEN UIT NIET-WISSELTRANSACTIES

in miljoen EUR

 

Toelichting

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

2020

2019

Teruggevorderde uitgaven

 

(1)

5

28

7

39

13

Cofinanciering — ontvangsten

3.1.1

41

12

53

14

Totaal

 

(1)

5

69

19

92

28

De ontvangsten uit niet-wisseltransacties kunnen op basis van de beheersvorm als volgt worden opgesplitst:

in miljoen EUR

 

2020

2019

Direct beheer

 

 

Uitgevoerd door:

 

 

 

Commissie

2

1

 

EU-delegaties

11

6

 

13

6

Indirect beheer

 

 

Uitgevoerd door:

 

 

 

Derde landen

42

15

 

Publiekrechtelijke organen

13

 

 

Internationale organisaties

17

5

 

Privaatrechtelijke entiteiten die zijn belast met een openbaredienstverleningstaak

7

2

 

79

22

Totaal

92

28

3.1.1.   Cofinanciering — ontvangsten

De ontvangen co-financieringsbijdragen voldoen aan de criteria van ontvangsten uit voorwaardelijke niet-wisseltransacties en mogen als dusdanig niet van invloed zijn op de staat van de financiële resultaten. De bijdragen blijven geboekt onder verplichtingen (zie toelichting 2.6.1 & 2.7.2) totdat aan de voorwaarden is voldaan die verbonden zijn aan de gedoneerde middelen, dat wil zeggen dat de subsidiabele uitgaven zijn verricht (zie toelichting 3.4). Het desbetreffende bedrag wordt vervolgens geboekt in de staat van de financiële resultaten als niet-handelsbaten uit cofinanciering. Bijgevolg is het effect op het economisch resultaat van het jaar nul.

3.2.   ONTVANGSTEN UIT WISSELTRANSACTIES

in miljoen EUR

 

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

2020

2019

Financiële ontvangsten

5

1

1

6

7

Overige ontvangsten

5

18

13

37

39

Totaal

10

19

14

43

46

De financiële ontvangsten omvatten voornamelijk rente over achterstallige terugvorderingsopdrachten (1,5 miljoen EUR) en rente op voorfinanciering (4,7 miljoen EUR). Andere ontvangsten hebben grotendeels betrekking op valutawinsten. De overeenkomstige wisselkoersverliezen worden geboekt onder overige uitgaven (zie toelichting 3.6).

UITGAVEN

In deze rubriek zijn uitgaven opgenomen die verband houden met operationele activiteiten.

3.3.   STEUNINSTRUMENTEN

in miljoen EUR

 

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

2020

2019

Programmeerbare steun

244

2 646

2 889

2 120

Macro-economische steun

(8)

(8)

29

Sectoraal beleid

3

3

(0)

Intra-ACS-projecten

(22)

212

829

1 019

951

Spoedhulp

(7)

5

21

19

112

Institutionele steun

2

10

13

7

Bijdragen aan trustfondsen

673

673

535

Totaal

(33)

462

4 179

4 607

3 755

De operationele uitgaven van het EOF hebben betrekking op meerdere steuninstrumenten en nemen verschillende vormen aan, afhankelijk van de wijze waarop de financiële middelen worden uitgekeerd en beheerd.

In 2020 zijn de operationele uitgaven aanzienlijk gestegen, namelijk met 852 miljoen EUR, voornamelijk als gevolg van de stijging van de uitgaven in het kader van het 11e EOF (van 3 141 000 EUR in 2019 tot 4 179 000 EUR in 2020). De COVID-19-crisis heeft geleid tot een stijging van de uitgaven in het kader van het 11e EOF, met name omdat projecten werden geheroriënteerd om de crisis het hoofd te bieden. Bovendien zijn de wijzigingen in de uitgaven in het kader van het 10e en 11e EOF ook in overeenstemming met de levenscyclus van het EOF en houden zij verband met de ontwikkeling van het aantal openstaande contracten in het kader van deze EOF’s. Het 11e EOF is in 2020 op kruissnelheid gekomen, wat betekent dat er aan het einde van het jaar aanzienlijk meer contracten waren op grond waarvan uitgaven werden gedaan (zie toelichting 2.2). Daarentegen waren in het kader van het 10e EOF en vorige EOF’s in 2020 vele contracten voltooid en afgesloten, hetgeen heeft geresulteerd in een daling van de in het kader van deze EOF’s opgelopen uitgaven.

In het kader van het 11e EOF is de stijging van de uitgaven voornamelijk het gevolg van de stijging van de programmeerbare steun (van 2 120 000 EUR in 2019 tot 2 889 000EUR in 2020) en de bijdragen aan de trustfondsen (stijging van 535 miljoen EUR in 2019 tot 673 miljoen EUR in 2020). Anderzijds daalden de uitgaven voor noodhulp met 92 miljoen EUR. Zoals hierboven is opgemerkt, veranderde de structuur van de uitgaven voor de steuninstrumenten ten opzichte van 2019 voornamelijk in het kader van het 11e EOF om tegemoet te komen aan de behoeften die zijn ontstaan als gevolg van de COVID-19-pandemie.

Het negatieve bedrag in het kader van het 9e EOF is voornamelijk toe te schrijven aan de terugboeking van 2019 afsluitboekingen.

3.4.   COFINANCIERINGSUITGAVEN

in miljoen EUR

 

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

2020

2019

Cofinanciering

41

12

53

14

Onder deze rubriek zijn de uitgaven opgenomen die werden gemaakt voor cofinancieringsprojecten in 2020. Er zij op gewezen dat de gedane uitgaven de geraamde bedragen met betrekking tot de afsluiting van het boekjaar bevatten (en bijgevolg terugboekingen van de geraamde bedragen met betrekking tot vorig jaar).

In 2020 zijn veel gecofinancierde projecten in het kader van het 11e EOF afgerond of op kruissnelheid gekomen, wat heeft geleid tot een stijging van de uitgaven en een afname van de cofinancieringsverplichtingen (zie toelichting 2.6.1 & 2.7.2).

Overeenkomstig de boekhoudregels voor cofinanciering hebben de bedragen geen invloed gehad op het resultaat van het jaar omdat zij zowel in de cofinancieringsuitgaven als in de cofinancieringsontvangsten (toelichting 3.1.1) zijn opgenomen.

Steuninstrumenten en cofinancieringsuitgaven per beheersvorm

in miljoen EUR

 

2020

2019

Direct beheer

 

 

Uitgevoerd door:

 

 

 

Commissie

168

86

 

Uitvoerende agentschappen van de EU

14

(13)

 

Trustfondsen

19

483

 

EU-delegaties

1 969

1 141

 

2 170

1 697

Indirect beheer

 

 

Uitgevoerd door:

 

 

 

EIB en EIF

(67)

145

 

Internationale organisaties

1 268

1 003

 

Privaatrechtelijke entiteiten die zijn belast met een openbaredienstverleningstaak

243

126

 

Publiekrechtelijke organen

248

184

 

Derde landen

795

613

 

EU-organen en publiek-private partnerschappen

2

1

 

2 490

2 073

Totaal

4 660

3 770

3.5.   FINANCIERINGSKOSTEN

in miljoen EUR

 

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

2020

2019

Waardevermindering van vorderingen

(1)

3

16

4

21

1

De toename onder deze rubriek is toe te schrijven aan de stijging van de geraamde uitgaven voor oninbare bedragen die het gevolg zijn van verouderende terugvorderingsopdrachten (meer dan 2 jaar), faillissementen en ontheffingen.

3.6.   OVERIGE UITGAVEN

De rubriek Administratieve en IT-uitgaven omvat bedragen die gebaseerd zijn op het interne akkoord van het EOF en die aan de Commissie zijn toegewezen ter dekking van de administratieve kosten van zowel de centrale diensten als de delegaties in verband met het beheer van de EOF-programma’s. De zogenaamde “ondersteuningsuitgaven” hebben grotendeels betrekking op uitgaven voor de voorbereiding, opvolging, monitoring en evaluatie van projecten alsook uitgaven voor computernetwerken, technische bijstand, financieel beheer en prognoses.

in miljoen EUR

 

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

2020

2019

Administratieve en IT-uitgaven

120

120

220

Voorzieningen voor risico’s en lasten

Gerealiseerde verliezen op handelsdebiteuren

4

1

4

3

Wisselkoersverliezen

6

24

42

72

37

Totaal

(0)

9

25

162

196

260

De daling onder deze rubriek is een gecombineerd gevolg van de aanzienlijke daling van de raming aan het einde van het jaar van de administratieve en IT-uitgaven (2019: 220 miljoen EUR) en de stijging van de uitgaven als gevolg van wisselkoersverliezen (2019: 37 miljoen EUR).

4.   VOORWAARDELIJKE ACTIVA EN PASSIVA EN ANDERE BELANGRIJKE BEKENDMAKINGEN

4.1.   VOORWAARDELIJKE ACTIVA

in miljoen EUR

 

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

31.12.2020

31.12.2019

Uitvoeringsgaranties

7

4

12

15

Inhoudingsgaranties

5

3

9

9

Totaal

13

7

21

24

Uitvoeringsgaranties worden verlangd om ervoor te zorgen dat de begunstigden van EOF-middelen voldoen aan de verplichtingen van hun contracten met het EOF.

Inhoudingsgaranties hebben alleen betrekking op contracten voor de uitvoering van werken. Meestal wordt 10 % van de tussentijdse betalingen aan begunstigden ingehouden om ervoor te zorgen dat de aannemers hun verplichtingen nakomt. Deze ingehouden bedragen worden als te betalen bedragen opgenomen. Met instemming van de opdrachtgever kan de aannemer de inhoudingen op de tussentijdse betalingen desgewenst vervangen door een inhoudingsgarantie. Deze inhoudingsgaranties worden opgenomen als voorwaardelijke activa.

Bij contracten die in indirect beheer worden beheerd, vallen de waarborgen onder een andere aanbestedende dienst dan het EOF en worden zij derhalve door het EOF niet vermeld.

4.2.   ANDERE BELANGRIJKE BEKENDMAKINGEN

4.2.1.   Vastleggingen ten laste van nog niet gebruikte kredieten

Dit onderstaande bedrag bestaat uit de budgettaire RAL (“reste à liquider”) verminderd met de daarmee verband houdende bedragen die in de staat van de financiële resultaten zijn opgenomen als uitgaven. De budgettaire RAL is een bedrag dat de vastleggingen vertegenwoordigt waarvoor nog geen betalingen en/of vrijmakingen zijn gedaan. Dit is het normale gevolg van het bestaan van meerjarenprogramma’s.

in miljoen EUR

 

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

31.12.2020

31.12.2019

Vastleggingen ten laste van nog niet gebruikte kredieten

42

580

6 602

7 224

8 564

Op 31 december 2020 was met de niet-afgewikkelde begrotingsvastleggingen een bedrag van in totaal 9 286 miljoen EUR gemoeid (2019: 10 270 miljoen EUR).

5.   FINANCIEEL RISICOBEHEER

De hieronder verschafte informatie met betrekking tot het financieel risicobeheer van het EOF betreft de kasverrichtingen die door de Commissie werden verricht namens het EOF met het oog op de besteding van EOF-middelen.

5.1.   BELEID INZAKE RISICOBEHEER EN AFDEKKINGSACTIVITEITEN

De voorschriften en beginselen voor het beheer van de kasverrichtingen zijn vastgelegd in het Financieel Reglement van toepassing op het 11e EOF en het Intern Akkoord.

Als gevolg van de bovenvermelde regelgeving zijn de volgende hoofdprincipes van toepassing:

a)

De EOF-bijdragen worden door elke lidstaat gestort op een speciale rekening die bij de centrale bank van de betrokken lidstaat of bij de door hem aangewezen financiële instelling is geopend. Deze bijdragen blijven op die speciale rekeningen totdat de betalingen van het EOF moeten worden uitgevoerd.

b)

EOF-bijdragen worden door de lidstaten in EUR betaald, terwijl de EOF-betalingen in EUR en in andere valuta luiden.

c)

Bankrekeningen die door de Commissie namens het EOF zijn geopend, mogen geen negatief saldo vertonen.

Naast de speciale rekeningen heeft de Commissie namens het EOF nog andere bankrekeningen geopend bij financiële instellingen (centrale banken en commerciële banken) om andere betalingen te verrichten en te ontvangen dan de bijdragen van de lidstaten aan de begroting.

De kasverrichtingen en de betalingen zijn sterk geautomatiseerd en maken gebruik van moderne informaticasystemen. Er worden specifieke procedures toegepast om de veiligheid van het systeem te waarborgen en om te garanderen dat de taken gescheiden worden conform het Financieel Reglement, de internecontrolenormen van de Commissie en de controleprincipes.

Een op schrift gestelde reeks richtsnoeren en procedures regelt het beheer van de kasverrichtingen en betalingen met als doel het operationele en financiële risico te beperken en een gepast controleniveau te waarborgen. Zij betreffen de verschillende werkingsgebieden en de naleving van de richtsnoeren en procedures wordt periodiek gecontroleerd.

5.2.   VALUTARISICO

Blootstelling van het EOF aan valutarisico aan het einde van het jaar — nettopositie

in miljoen EUR

 

31.12.2020

31.12.2019

 

USD

GBP

DKK

SEK

EUR

Overige

TOTAAL

USD

GBP

DKK

SEK

EUR

Overige

TOTAAL

Financiële activa

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Vorderingen en verhaalbare bedragen

65

69

6

140

115

8

123

Geldmiddelen en kasequivalenten

2

726

728

1

1 178

1 179

 

67

795

6

868

1

1 293

8

1 302

Financiële verplichtingen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Niet-vlottende financiële verplichtingen

(2)

(2)

(19)

(19)

Schulden

(16)

(6)

(603)

10

(615)

(7)

(509)

(516)

 

(16)

(6)

(605)

10

(617)

(7)

(528)

(535)

Total

51

(6)

190

16

251

(6)

765

8

767

Alle bijdragen luiden in euro en andere valuta worden slechts aangekocht wanneer zij noodzakelijk zijn voor de uitvoering van betalingen. Bijgevolg zijn de kasverrichtingen van het EOF niet blootgesteld aan een valutarisico.

5.3.   RENTERISICO

Het EOF ontleent geen geldmiddelen; bijgevolg is het EOF niet blootgesteld aan een renterisico. Aangezien de ECB-depositorente echter negatief is (-0,5 % sinds september 2019), genereren deposito’s in euro negatieve rente.

Bijdragen aan de EOF-begroting worden door elke lidstaat op een speciale rekening geboekt die geopend is bij de door de lidstaat hiertoe aangewezen financiële instelling. Elke negatieve vergoeding op deze rekeningen komt ten laste van de desbetreffende lidstaat, overeenkomstig Verordening (EU) 2016/888 van de Raad (8).

Voor overnightsaldi op commerciële bankrekeningen wordt evenwel een negatieve rente aangerekend. Daarom heeft de Commissie namens het EOF procedures voor liquiditeitsbeheer ingevoerd om de saldi op deze rekeningen tot een minimum te beperken en de negatieve rentekosten zoveel mogelijk te beperken. Rentelasten worden berekend op de variabele marktrente waarop een contractuele marge (positief of negatief) wordt toegepast. Er worden controles uitgevoerd om ervoor te zorgen dat deze rentelasten in overeenstemming zijn met de contractuele afspraken.

5.4.   KREDIETRISICO (TEGENPARTIJRISICO)

Financiële activa die niet vervallen zijn en evenmin een waardevermindering hebben ondergaan

in miljoen EUR

 

TOTAAL

Niet vervallen en evenmin in waarde verminderd

Achterstallig maar niet aan bijzondere waardevermindering onderhevig

< 1 jaar

1-5 jaar

> 5 jaar

Wisselvorderingen en verhaalbare niet-handelsuitgaven

140

124

7

9

Totaal op 31.12.2020

140

124

7

9

Wisselvorderingen en verhaalbare niet-handelsuitgaven

123

100

16

7

Totaal op 31.12.2019

123

100

16

7


Financiële activa per risicocategorie:

in miljoen EUR

 

31.12.2020

31.12.2019

Vorderingen

Contant geld

Totaal

Vorderingen

Contant geld

Totaal

Tegenpartijen met externe kredietrating

 

 

 

 

 

 

Beste en uitstekende rating

9

372

381

7

958

965

Rating hogere middensegment

211

211

220

220

Rating lagere middensegment

145

145

1

1

Niet-investeringswaardig

 

9

728

737

7

1 179

1 186

Tegenpartijen zonder externe kredietrating

 

 

 

 

 

 

Groep 1 (debiteuren zonder wanbetalingen in het verleden)

131

131

116

116

Groep 2 (debiteuren met wanbetalingen in het verleden)

Totaal

131

131

116

116

Totaal

140

728

868

123

1 179

1 302

Middelen in de ratingcategorieën niet-investeringswaardig en lagere middensegment hebben hoofdzakelijk betrekking op EOF-bijdragen van de lidstaten op de speciale rekeningen die door lidstaten zijn geopend overeenkomstig artikel 20, lid 3, van het Financieel Reglement van toepassing op het EOF. Overeenkomstig dit Financieel Reglement moet het bedrag van deze bijdragen op die speciale rekeningen blijven totdat de betalingen moeten worden uitgevoerd.

De meeste kasmiddelen van het EOF worden conform het Financieel Reglement van toepassing op het EOF aangehouden op de speciale rekeningen die geopend zijn door de lidstaten voor de betaling van hun bijdragen. De meeste van deze rekeningen worden aangehouden bij de schatkist of de nationale centrale bank van de lidstaten. Deze instellingen houden voor het EOF het laagste tegenpartijrisico in (risico ligt bij de lidstaten).

Wat betreft het deel van de kasmiddelen van het EOF die worden aangehouden bij commerciële banken ter dekking van betalingen, worden deze rekeningen precies op tijd aangevuld. Deze aanvulling wordt automatisch beheerd door het kasbeheersysteem van de thesaurie van de Commissie. Minimumkassaldi, evenredig met het gemiddelde bedrag van de uitgevoerde dagelijkse betalingen, worden op elke rekening aangehouden. Derhalve zijn de bedragen die overnight op deze rekeningen staan, voortdurend laag. Hierdoor is het EOF slechts in beperkte mate aan risico blootgesteld.

Bovendien worden specifieke richtsnoeren toegepast voor de selectie van de commerciële banken om het tegenpartijrisico waaraan het EOF is blootgesteld, te minimaliseren.

Alle commerciële banken worden via openbare aanbestedingen geselecteerd. Om toegelaten te worden tot de aanbestedingsprocedures, dienen de banken minimaal over een kredietrating op korte termijn te beschikken van Moody’s P-1 of gelijkwaardig (S&P A-1 of Fitch F1). In bepaalde en naar behoren gemotiveerde omstandigheden kan een lager niveau aanvaard worden.

5.5.   LIQUIDITEITSRISICO

Vervaldagenanalyse van de financiële verplichtingen op basis van resterende contractuele vervaldag

in miljoen EUR

 

< 1 jaar

1-5 jaar

> 5 jaar

Totaal

Financiële verplichtingen op 31.12.2020

615

2

617

Financiële verplichtingen op 31.12.2019

516

2

17

535

Voor het EOF geldende begrotingsbeginselen zorgen ervoor dat de totale kasmiddelen voor de begrotingsperiode steeds toereikend zijn voor de uitvoering van de betalingen. De totale bijdragen van de lidstaten stemmen immers overeen met het totale bedrag van de betalingskredieten voor de desbetreffende begrotingsperiode.

De bijdragen van de lidstaten aan het EOF worden evenwel betaald in drie tranches per jaar, terwijl de betalingen seizoensgebonden zijn.

Om ervoor te zorgen dat de kasmiddelen steeds toereikend zijn om de in een bepaalde maand uit te voeren betalingen te dekken, worden op gezette tijden gegevens over de kassituatie uitgewisseld tussen de thesaurie van de Commissie en de desbetreffende uitgevende diensten.

Naast het bovenstaande zorgen geautomatiseerde kasbeheerinstrumenten er in het kader van de kasverrichtingen van het EOF voor dat dagelijks voldoende liquiditeit beschikbaar is op elke bankrekening van het EOF.

6.   INFORMATIEVERSCHAFFING OVER VERBONDEN PARTIJEN

De verbonden partijen van het EOF zijn het EU-trustfonds Bêkou, het EU-trustfonds voor Afrika en de Europese Commissie. Verrichtingen tussen deze entiteiten maken deel uit van de normale verrichtingen van het EOF en derhalve gelden er overeenkomstig de boekhoudregels van de EU geen specifieke verplichtingen tot informatieverschaffing voor deze verrichtingen.

Er is geen afzonderlijk beheer voor het EOF, aangezien het door de Commissie wordt beheerd. De rechten van de leidinggevenden van de EU, met inbegrip van de Commissie, zijn openbaar gemaakt in de geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie in rubriek 7.2 “Rechten van leidinggevenden”.

7.   GEBEURTENISSEN NA DE BALANSDATUM

Op de datum van indiening van deze rekeningen zijn geen relevante punten onder de aandacht gekomen van de rekenplichtige van het EOF die een afzonderlijke vermelding in deze rubriek zouden vereisen. Evenmin zijn dergelijke punten bij hem aangemeld. Bij het opstellen van de jaarrekeningen en de bijbehorende toelichtingen werd gebruik gemaakt van de recentste beschikbare gegevens en dit komt tot uiting in de hierboven opgenomen informatie.

8.   AFSTEMMING VAN HET ECONOMISCH RESULTAAT EN HET BEGROTINGSRESULTAAT

Het economisch resultaat van het jaar is berekend op transactiebasis. Het begrotingsresultaat is evenwel gebaseerd op de beginselen van de kasboekhouding. Aangezien het economisch resultaat en het begrotingsresultaat het gevolg zijn van dezelfde onderliggende verrichtingen, is het nuttig om na te gaan of ze op elkaar kunnen worden afgestemd. In onderstaande tabel is deze afstemming opgenomen, met vermelding van de belangrijkste afgestemde bedragen, opgesplitst in ontvangsten en uitgaven. De toelichting bij de tabel bevat aanvullende informatie over de aard van de belangrijkste sluitposten.

in miljoen EUR

 

2020

2019

ECONOMISCH RESULTAAT OVER HET JAAR

(4 744 )

(3 956 )

Ontvangsten

 

 

Rechten die het begrotingsresultaat niet beïnvloeden

(2)

Rechten die in het lopende jaar zijn vastgesteld, maar nog niet geïnd zijn

(23)

(16)

Rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld en in het lopende jaar geïnd zijn

13

23

Netto-effect van voorfinanciering

61

53

Toegerekende baten (netto)

(33)

(67)

Overige

(3)

Uitgaven

 

 

Nog niet betaalde uitgaven van het lopende jaar

119

107

Uitgaven van het vorige jaar betaald in het lopende jaar

(817)

(672)

Netto-effect van voorfinanciering

(281)

(44)

Toegerekende uitgaven (netto)

1 102

719

BEGROTINGSRESULTAAT VAN HET JAAR

(4 604 )

(3 856 )

8.1.   SLUITPOSTEN — ONTVANGSTEN

De begrotingsontvangsten van een begrotingsjaar zijn gelijk aan de bedragen die worden geïnd van tijdens het begrotingsjaar vastgestelde rechten en de bedragen die worden geïnd van rechten die zijn vastgesteld tijdens voorafgaande begrotingsjaren.

De rechten die het begrotingsresultaat niet beïnvloeden, worden geboekt in de economische resultatenrekening. Vanuit begrotingsoogpunt kunnen zij evenwel niet als ontvangsten worden beschouwd, aangezien het ontvangen bedrag naar de reserve wordt overgeheveld en zonder een besluit van de Raad niet opnieuw kan worden vastgelegd.

De rechten die in het huidige jaar zijn vastgesteld maar nog niet geïnd, moeten ten behoeve van de afstemming van het economisch resultaat worden afgetrokken, aangezien zij geen deel uitmaken van de begrotingsontvangsten. Daarentegen moeten de rechten die tijdens vorige jaren zijn vastgesteld en in het huidige jaar geïnd, ten behoeve van de afstemming bij het economische resultaat worden opgeteld.

Het netto-effect van de voorfinanciering heeft betrekking op de verrekening van de voorfinanciering met de van de begunstigden teruggevorderde bedragen. Deze kasontvangsten vertegenwoordigen begrotingsinkomsten, maar hebben geen invloed op het economisch resultaat en moeten daarom ten behoeve van de afstemming worden toegevoegd.

De netto toegerekende ontvangsten bestaan hoofdzakelijk uit uitgaven die toegerekend zijn met het oog op afsluiting aan het einde van het jaar. Alleen het netto-effect, dat wil zeggen de toegerekende baten voor het lopende jaar minus de terugboekte toegerekende baten van vorig jaar, wordt in aanmerking genomen.

8.2.   SLUITPOSTEN — UITGAVEN

Uitgaven van het lopende jaar die nog niet zijn betaald, moeten ten behoeve van de afstemming worden toegevoegd, aangezien zij in het economisch resultaat zijn opgenomen maar geen deel uitmaken van de begrotingsontvangsten. Daarentegen moeten de uitgaven van vorige jaren die in het huidige jaar zijn betaald, ten behoeve van de afstemming van het economische resultaat worden afgetrokken, aangezien zij deel uitmaken van de begrotingsuitgaven van het lopende jaar, maar zij het economische resultaat niet beïnvloeden of in het geval van correcties de uitgaven verminderen.

De kasmiddelen van betalingsannuleringen hebben geen invloed op de economische resultaten, maar wel op het begrotingsresultaat.

Het netto-effect van voorfinanciering is de combinatie van de nieuwe voorfinancieringsbedragen die tijdens het lopende jaar zijn betaald (geboekt als begrotingsuitgaven van het jaar en de vereffening van de voorfinancieringen die tijdens het lopende jaar of vorige jaren werden betaald via de aanvaarding van subsidiabele kosten. De laatste zijn wel toegerekende uitgaven, doch geen uitgave in de begrotingsboekhouding, aangezien de aanvankelijke voorfinanciering reeds als een begrotingsuitgave werd beschouwd op het ogenblik van de betaling.

De netto toegerekende uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit uitgaven die toegerekend zijn met het oog op afsluiting aan het einde van het jaar, dat wil zeggen subsidiabele uitgaven die begunstigden van EOF-middelen hebben gedaan, maar nog niet aan het EOF hebben gedeclareerd. Alleen het netto-effect, dat wil zeggen de toegerekende uitgaven voor het lopende jaar minus de terugboekte toegerekende uitgaven van vorig jaar, wordt in aanmerking genomen.

FINANCIËLE STATEN VAN IN HET EOF GECONSOLIDEERDE EU-TRUSTFONDSEN

FINANCIËLE STATEN 2020 VAN HET EU-TRUSTFONDS BÊKOU (9)

ACHTERGRONDINFORMATIE OVER HET EU-TRUSTFONDS BÊKOU

Algemene achtergrond bij de EU-trustfondsen

Oprichting

Overeenkomstig de artikelen 234 en 235 van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Unie (10) en artikel 35 van het Financieel Reglement van toepassing op het 11e EOF (11) is de Commissie gemachtigd EU-trustfondsen op te richten voor externe maatregelen (“trustfondsen van de Unie”). De trustfondsen van de Unie zijn opgericht uit hoofde van een overeenkomst met andere donoren voor acties in en na noodsituaties die nodig zijn om te reageren op een crisis, of voor thematische acties.

Trustfondsen van de Unie worden opgericht door de Europese Commissie, met een besluit na raadpleging of goedkeuring van het Europees Parlement en de Raad. Dit besluit omvat de oprichtingsovereenkomst met andere donoren.

Trustfondsen van de Unie worden alleen opgericht en uitgevoerd onder de volgende voorwaarden:

er is toegevoegde waarde voor het optreden van de Unie: de doelstellingen van trustfondsen van de Unie, met name vanwege de omvang of de mogelijke gevolgen, kunnen beter op het niveau van de Unie dan op nationaal niveau worden bereikt en het gebruik van de bestaande financieringsinstrumenten zou niet voldoende zijn om de beleidsdoelstellingen van de Unie te verwezenlijken;

trustfondsen van de Unie leveren duidelijke politieke zichtbaarheid van de Unie en voordelen met betrekking tot het beheer op, evenals betere controle door de Unie op de risico’s en het gebruik van de bijdragen van de Unie en andere donoren;

trustfondsen van de Unie vormen geen doublure van andere financieringskanalen of vergelijkbare instrumenten, zonder enige additionaliteit op te leveren;

de doelstellingen van trustfondsen van de Unie zijn afgestemd op de doelstellingen van het instrument van de Unie of de begrotingspost waaruit zij gefinancierd worden.

De huidige EU-trustfondsen

Momenteel heeft de Commissie vier EU-trustfondsen opgericht:

het EU-trustfonds BÊKOU, dat tot doel heeft de Centraal-Afrikaanse Republiek in alle opzichten te helpen bij het vinden van een uitweg uit de crisis en bij de wederopbouw. Opgericht op 15 juli 2014;

het EU-trustfonds MADAD, een regionaal trustfonds van de Europese Unie dat is opgericht naar aanleiding van de crisis in Syrië. Opgericht op 15 december 2014;

het EU-trustfonds AFRIKA, een noodtrustfonds van de Europese Unie voor stabiliteit en de aanpak van de dieperliggende oorzaken van irreguliere migratie en ontheemding in Afrika. Opgericht op 12 november 2015;

het EUTF COLOMBIA, voor de ondersteuning van de uitvoering van het vredesakkoord bij spoedig herstel en stabilisatie na afloop van het conflict. Opgericht op 12 december 2016.

Opdracht

Het EUTF Bêkou werd opgericht met als doel de stabilisering en wederopbouw van de Centraal-Afrikaanse Republiek te bevorderen. Volgens de oprichtingsovereenkomst is het de belangrijkste doelstelling van het trustfonds om samenhangende, gerichte steun te bieden voor de weerbaarheid van kwetsbare groepen, en om de Centraal-Afrikaanse Republiek op alle gebieden van wederopbouw en de uitweg uit de crisis te ondersteunen, om acties op korte, middellange en lange termijn te coördineren, en om buurlanden te helpen om te gaan met de gevolgen van de crisis.

Belangrijkste operationele activiteiten

Het trustfonds van de Unie bundelt middelen van verschillende donoren om programma’s te financieren op basis van overeengekomen doelstellingen. Sinds de oprichting van het EU-trustfonds Bêkou in juli 2014 heeft het trustfonds 22 programma’s vastgesteld en meer dan 2,5 miljoen begunstigden bereikt. De programma’s zijn bedoeld om de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAR) en haar bevolking bij te staan in de nasleep van de crisis van 2013. Het EU-trustfonds Bêkou heeft in het bijzonder tot doel de toegang tot basisdiensten (voornamelijk gezondheidszorg, water en sanitaire voorzieningen) te garanderen, het economisch herstel en het scheppen van banen te ondersteunen en sociale cohesie en verzoening te bevorderen.

Governance

Het bestuur van het EU-trustfonds Bêkou is toevertrouwd aan de Europese Commissie, die ook optreedt als het secretariaat van zijn twee bestuursorganen — de raad van bestuur van het trustfonds en het operationele bestuursorgaan. De raad van bestuur van het trustfonds en het operationeel comité van het EU-trustfonds Bêkou bestaan uit vertegenwoordigers van de donoren, de Commissie, het Europees Parlement, een vertegenwoordiger van de autoriteiten van de Centraal-Afrikaanse Republiek en waarnemers. De regels voor de samenstelling van de raad van bestuur en zijn reglement van orde worden vastgesteld in de oprichtingsovereenkomst van het trustfonds van de Unie.

De belangrijkste taak van de raad van bestuur bestaat erin de algemene strategie van het trustfonds vast te stellen en te evalueren. Het operationele bestuursorgaan is verantwoordelijk voor de selectie van de door het trustfonds gefinancierde acties en houdt toezicht op de uitvoering ervan. Daarnaast keurt het comité de jaarrekening en de jaarverslagen over door het trustfonds gefinancierde activiteiten goed.

Financieringsbronnen

Het EU-trustfonds Bêkou wordt gefinancierd met bijdragen van donoren.

Jaarrekening

Opstellingsgrondslag

Het rechtskader en de termijnen voor de opstelling van de jaarrekeningen zijn vastgelegd in de overeenkomst tot oprichting van het EU-trustfonds voor de Centraal-Afrikaanse Republiek, het zogeheten “EU-trustfonds Bêkou” en de interne regels daarvan (hierna “de oprichtingsovereenkomst” genoemd). Overeenkomstig deze oprichtingsovereenkomst worden de jaarrekeningen opgesteld op basis van de regels die zijn vastgesteld door de rekenplichtige van de Commissie (boekhoudregels van de Europese Unie), die gebaseerd zijn op internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector (IPSAS).

De rekenplichtige

De rekenplichtige van de Commissie treedt op als rekenplichtige van de trustfondsen van de Unie. De rekenplichtige is verantwoordelijk voor het vaststellen van de boekhoudprocedures en een rekeningstelsel die alle trustfondsen van de Unie gemeenschappelijk hebben. De intern controleur van de Commissie, OLAF en de Rekenkamer oefenen ten aanzien van de trustfondsen van de Unie dezelfde bevoegdheden uit als ten aanzien van andere acties die door de Commissie worden uitgevoerd. De trustfondsen van de Unie worden jaarlijks aan een onafhankelijke externe audit onderworpen.

Samenstelling van de jaarrekeningen

De jaarrekening bestrijkt de periode van 1 januari tot en met 31 december en omvat de financiële overzichten en de verslagen over de uitvoering van de begroting. Hoewel de financiële overzichten en de aanvullende toelichtingen op transactiebasis worden opgesteld, zijn de verslagen over de begrotingsuitvoering hoofdzakelijk gebaseerd op kasbewegingen.

Proces van voorlopige rekeningen tot kwijting

De jaarrekeningen worden onderworpen aan een onafhankelijke externe audit. De door de rekenplichtige opgestelde voorlopige jaarrekeningen worden uiterlijk op 1 maart van het volgende jaar toegezonden aan het accountantskantoor dat na een aanbestedingsprocedure door de entiteit is geselecteerd. Na de audit stelt de rekenplichtige de definitieve jaarrekening op en legt deze ter goedkeuring voor aan het operationeel comité (artikel 8, lid 3, punt 4, c)).

De jaarrekening van het EU-trustfonds Bêkou wordt geconsolideerd in de jaarrekening van het Europees Ontwikkelingsfonds.

Belangrijke operationele gebeurtenissen

Belangrijkste verwezenlijkingen tijdens het jaar

De EU startte in juli 2014 haar allereerste trustfonds (EUTF), dat de naam “Bêkou” draagt (hetgeen “hoop” betekent in het Sango), om de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAR) en haar bevolking in de nasleep van de crisis van 2013 bij te staan. Het EU-trustfonds Bêkou heeft tot doel de toegang tot basisdiensten (voornamelijk gezondheidszorg, water en sanitaire voorzieningen) te garanderen, de plattelandsontwikkeling en het economisch herstel te ondersteunen en de verzoening te bevorderen. Sinds de oprichting van het EU-trustfonds Bêkou heeft het trustfonds 23 programma’s vastgesteld en meer dan 2,8 miljoen begunstigden bereikt.

Ondanks het bestuur door een democratisch gekozen regering en de ondertekening van een vredesakkoord in februari 2019, blijft de veiligheidssituatie in de Centraal-Afrikaanse Republiek volatiel. Het is in deze complexe en fragiele context dat het EU-trustfonds Bêkou zijn comparatieve voordelen benut die het fonds heeft op vlak van flexibiliteit om zich aan de veranderende omstandigheden aan te passen. Daarnaast blijft het EU-trustfonds Bêkou momenteel het enige instrument waarmee de weerbaarheid van zowel de bevolking als de staat wordt opgebouwd, in een aanpak waarbij noodhulp, rehabilitatie en ontwikkeling (LRRD — Linking Relief, Rehabilitation and Development) daadwerkelijk aan elkaar worden gekoppeld.

Belangrijke operationele gebeurtenissen in 2020 zijn onder meer:

In april heeft het EU-trustfonds Bêkou drie nieuwe programma’s via de schriftelijke procedure goedgekeurd. Deze omvatten de derde fase van het genderprogramma, de tweede fase van de verzoeningsactie, die voorziet in voortzetting van de steun aan Centraal-Afrikaanse radio’s en met name Radio Ndeke Luka, en een nieuw programma voor beroepsopleiding in de plattelandssector.

Naar aanleiding van de COVID-19-uitbraak heeft het EU-trustfonds Bêkou aanzienlijke inspanningen geleverd om acties voor de meest doeltreffende respons op de crisis te heroriënteren, te versnellen en te prioriteren. In dit verband waren de programma’s voor gezondheid, water en sanitaire voorzieningen cruciaal voor de ondersteuning van de respons van Team Europe op de crisis die de bestaande behoeften in beide sectoren heeft versterkt. In juni keurde het EU-trustfonds Bêkou een herziening van beide acties goed, waarbij de begroting van het gezondheidsprogramma met 2,2 miljoen EUR en die van de actie voor water en sanitaire voorzieningen met 2 miljoen EUR werd verhoogd.

In december heeft het EU-trustfonds Bêkou een programma goedgekeurd voor de inzet van middelen op het gebied van civiele bescherming voor een totaalbedrag van 4 miljoen EUR. Om financieringstekorten in de cruciale gezondheidssector te voorkomen, heeft het EU-trustfonds Bêkou bovendien de begroting van het lopende gezondheidsprogramma (fase III) opnieuw verhoogd (met een extra bedrag van 10 miljoen EUR).

De projecten van het EU-trustfonds Bêkou werden uitgevoerd in een volatiele veiligheidssituatie (lokale conflicten in Bangui en het achterland, gevolgd door perioden van relatieve stabiliteit). Het naderen van de verkiezingen van december 2020 leidde ook tot onzekerheid.

In december 2020 keurde de EU naar aanleiding van een officieel verzoek van de raad van bestuur van het EU-trustfonds een verlenging van het EU-trustfonds Bêkou tot 31 december 2021 goed, waardoor de totale looptijd van het trustfonds wordt verlengd van 78 tot 90 maanden. Dit zal het EU-trustfonds Bêkou in staat stellen tijdig alle ontvangen bijdragen vast te leggen en te contracteren en in te spelen op de behoeften van de Centraal-Afrikaanse Republiek. Dit is de tweede en laatste verlenging van het EU-trustfonds.

Begroting en uitvoering van de begroting

Wat de financiële kant betreft, bedroegen de toezeggingen van de contribuanten aan het EU-trustfonds eind 2020 bijna 308,3 miljoen EUR. Dit is een stijging met 12,5 miljoen EUR ten opzichte van 2019. Van dit bedrag van 308,3 miljoen EUR moet nog 1 miljoen EUR gecertificeerd worden.

Wat de contracten betreft, heeft het EU-trustfonds Bêkou in 2020 7 nieuwe contracten en 9 toegevoegde clausules voor verhoging van kosten en looptijd ondertekend voor een totaalbedrag van meer dan 53 miljoen EUR. Zij dragen bij tot de uitvoering van de programma’s van het EU-trustfonds op het gebied van gezondheid, water en sanitaire voorzieningen, plattelandsontwikkeling en economisch herstel, en verzoening.

En tot slot, maar daarom niet minder belangrijk, werd in 2020 meer dan 46 miljoen EUR betaald bovenop de betalingen van de voorgaande jaren; sinds de oprichting van het EU-trustfonds Bêkou is bijna 197 miljoen EUR uitgekeerd.

De belangrijkste gevolgen van COVID-19-pandemie voor de begrotingsuitvoering van het EU-trustfonds Bêkou in 2020 zijn:

Minder contracten als gevolg van moeilijkheden bij de voorbereiding van acties;

Lagere uitgaven als gevolg van het onvermogen om projecten uit te voeren en de moeilijkheden om financiële verslagen en uitgavenverificatieverslagen af te ronden.

Impact van de activiteiten op de financiële staten

In de financiële staten is de impact van de bovenvermelde activiteiten het meest zichtbaar bij:

Exploitatiekosten (zie toelichting 3.3): in totaal met 661 000 EUR gedaald; de uitgaven voor basisgezondheidszorg zijn echter gestegen als gevolg van de verhoging in de begroting als reactie op de extra uitdagingen als gevolg van de COVID-19-pandemie;

Voorfinanciering (zie toelichting 2.1): gedaald met 3 685 000 EUR aangezien minder voorschotten werden uitbetaald omdat minder contracten werden ondertekend (7 nieuwe contracten in 2020 tegenover 11 in 2019);

Financiële verplichtingen (zie toelichting 2.4): gedaald met 11 889 000 EUR, voornamelijk als gevolg van het feit dat de ontvangen bijdragen van de donoren niet toereikend zijn om de jaarlijkse uitstroom van betalingen te dekken. Dit leidde ook tot een daling van de geldmiddelen en kasequivalenten (zie toelichting 2.3).

BALANS

(× 1000 EUR)

 

Toelichting

31.12.2020

31.12.2019

VASTE ACTIVA

 

 

 

Voorfinanciering

2.1

2 418

3 273

 

 

2 418

3 273

VLOTTENDE ACTIVA

 

 

 

Voorfinanciering

2.1

15 482

18 312

Wisselvorderingen en verhaalbare niet-handelsuitgaven

2.2

5 340

1 853

Geldmiddelen en kasequivalenten

2.3

7 339

17 432

 

 

28 161

37 597

TOTAAL ACTIVA

 

30 579

40 870

LANGLOPENDE VERPLICHTINGEN

 

 

 

Financiële verplichtingen

2.4

(17 838 )

(29 727 )

 

 

(17 838 )

(29 727 )

KORTLOPENDE VERPLICHTINGEN

 

 

 

Schulden

2.5

(795)

(10)

Toegerekende lasten

2.6

(11 947 )

(11 133 )

 

 

(12 741 )

(11 143 )

TOTAAL PASSIVA

 

(30 579 )

(40 870 )

NETTOACTIVA

 

MIDDELEN EN RESERVES

 

 

 

Bijdrage van leden

 

Gecumuleerd overschot

 

Economisch resultaat over het jaar

 

NETTOACTIVA

 

STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN

(× 1000 EUR)

 

Toelichting

2020

2019

ONTVANGSTEN

 

 

 

Ontvangsten uit niet-wisseltransacties

 

 

 

Ontvangsten uit giften

3.1

47 889

48 343

Teruggevorderde uitgaven

3.2

115

68

 

 

48 004

48 410

Ontvangsten uit wisseltransacties

 

 

 

Financiële ontvangsten

 

(2)

 

 

(2)

Totaal ontvangsten

 

48 004

48 408

UITGAVEN

 

 

 

Exploitatiekosten

3.3

(46 959 )

(47 620 )

Financieringskosten

3.4

(68)

Overige uitgaven

3.5

(978)

(789)

Totaal uitgaven

 

(48 004 )

(48 408 )

ECONOMISCH RESULTAAT OVER HET JAAR

 

 

 

KASSTROOMOVERZICHT

(× 1000 EUR)

 

2020

2019

(Toename)/afname voorfinanciering

3 685

11 405

(Toename)/afname wisselvorderingen en verhaalbare niet-handelsuitgaven

(3 487 )

(715)

Toename/(afname) financiële verplichtingen

(11 889 )

(13 010 )

Toename/(afname) schulden

784

(908)

Toename/(afname) in overlopende posten

814

6 734

NETTOKASSTROOM

(10 093 )

3 506

Nettotoename/(afname) geldmiddelen en kasequivalenten

(10 093 )

3 506

Geldmiddelen en kasequivalenten bij het begin van het jaar

17 432

13 926

Geldmiddelen en kasequivalenten aan het einde van het jaar

7 339

17 432

FINANCIËLE STATEN VAN HET EUTF AFRIKA 2020 (12)

ACHTERGRONDINFORMATIE OVER HET EU-TRUSTFONDS AFRIKA

Algemene achtergrond bij de EU-trustfondsen

Oprichting

Overeenkomstig de artikelen 234 en 235 van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Unie (13) en artikel 35 van het Financieel Reglement van toepassing op het 11e EOF (14) is de Commissie gemachtigd EU-trustfondsen op te richten voor externe maatregelen (“trustfondsen van de Unie”). De trustfondsen van de Unie zijn opgericht uit hoofde van een overeenkomst met andere donoren voor acties in en na noodsituaties die nodig zijn om te reageren op een crisis, of voor thematische acties.

Trustfondsen van de Unie worden opgericht door de Europese Commissie, met een besluit na raadpleging of goedkeuring van het Europees Parlement en de Raad. Dit besluit omvat de oprichtingsovereenkomst met andere donoren.

Trustfondsen van de Unie worden alleen opgericht en uitgevoerd onder de volgende voorwaarden:

er is toegevoegde waarde voor het optreden van de Unie: de doelstellingen van trustfondsen van de Unie, met name vanwege de omvang of de mogelijke gevolgen, kunnen beter op het niveau van de Unie dan op nationaal niveau worden bereikt en het gebruik van de bestaande financieringsinstrumenten zou niet voldoende zijn om de beleidsdoelstellingen van de Unie te verwezenlijken;

trustfondsen van de Unie leveren duidelijke politieke zichtbaarheid van de Unie en voordelen met betrekking tot het beheer op, evenals betere controle door de Unie op de risico’s en het gebruik van de bijdragen van de Unie en andere donoren;

trustfondsen van de Unie vormen geen doublure van andere financieringskanalen of vergelijkbare instrumenten, zonder enige additionaliteit op te leveren;

de doelstellingen van trustfondsen van de Unie zijn afgestemd op de doelstellingen van het instrument van de Unie of de begrotingspost waaruit zij gefinancierd worden.

De huidige EU-trustfondsen

Momenteel heeft de Commissie vier EU-trustfondsen opgericht:

het EU-trustfonds BÊKOU, dat tot doel heeft de Centraal-Afrikaanse Republiek in alle opzichten te helpen bij het vinden van een uitweg uit de crises en bij de wederopbouw. Opgericht op 15 juli 2014;

het EU-trustfonds MADAD, een regionaal trustfonds van de Europese Unie dat is opgericht naar aanleiding van de crisis in Syrië. Opgericht op 15 december 2014;

het EU-trustfonds AFRIKA, een noodtrustfonds van de Europese Unie voor stabiliteit en de aanpak van de diepere oorzaken van irreguliere migratie en ontheemding in Afrika. Opgericht op 12 november 2015;

het EUTF COLOMBIA, voor de ondersteuning van de uitvoering van het vredesakkoord bij spoedig herstel en stabilisatie na afloop van het conflict. Opgericht op 12 december 2016.

Opdracht

De belangrijkste doelstellingen van het EU-trustfonds Afrika zijn de ondersteuning van alle dimensies van stabiliteit en het bijdragen tot een beter migratiebeheer, alsook de aanpak van de grondoorzaken van destabilisatie, gedwongen verplaatsing en irreguliere migratie, in het bijzonder door veerkracht, economische en gelijke kansen, veiligheid en ontwikkeling te bevorderen en schendingen van mensenrechten aan te pakken.

Belangrijkste operationele activiteiten

Het trustfonds van de Unie bundelt middelen van verschillende donoren om een actie te financieren op basis van overeengekomen doelstellingen. Het EU-trustfonds Afrika is actief in drie belangrijke geografische gebieden, namelijk de Sahel en de regio rond het Tsjaadmeer, de Hoorn van Afrika en het noorden van Afrika. De buurlanden van de in aanmerking komende landen kunnen van geval tot geval profiteren van de projecten van het trustfonds. Het trustfonds is opgericht voor een beperkte periode om een antwoord op korte en middellange termijn te verstrekken op de problemen waarmee de regio heeft te kampen.

Governance

Het bestuur van het EU-trustfonds Afrika is toevertrouwd aan de Europese Commissie, die ook optreedt als het secretariaat van zijn twee bestuursorganen — de raad van bestuur van het trustfonds en het operationele bestuursorgaan. De raad van bestuur en het operationeel comité van het EU-trustfonds voor Afrika bestaan uit vertegenwoordigers van de donoren en de Commissie, alsook uit vertegenwoordigers van niet-bijdragende EU-lidstaten, autoriteiten van begunstigde landen en regionale organisaties als waarnemers. De regels voor de samenstelling van de raad van bestuur en zijn reglement van orde worden vastgesteld in de oprichtingsovereenkomst van het trustfonds van de Unie.

De belangrijkste taak van de raad van bestuur bestaat erin de algemene strategie van het trustfonds vast te stellen en te evalueren. Het operationele bestuursorgaan is verantwoordelijk voor de selectie van de door het trustfonds gefinancierde acties en houdt toezicht op de uitvoering ervan. Daarnaast keurt het comité de jaarrekening en de jaarverslagen over door het trustfonds gefinancierde activiteiten goed.

Financieringsbronnen

Het EU-trustfonds Afrika wordt gefinancierd met bijdragen van donoren.

Jaarrekening

Opstellingsgrondslag

Het rechtskader en de termijnen voor de opstelling van de jaarrekeningen zijn vastgelegd in de Overeenkomst tot oprichting van een EU-noodtrustfonds voor stabiliteit en de aanpak van de diepere oorzaken van irreguliere migratie en ontheemding in Afrika en de interne regels van dit EU-trustfonds (hierna “de oprichtingsovereenkomst” genoemd). Overeenkomstig deze oprichtingsovereenkomst worden de jaarrekeningen opgesteld overeenkomstig de regels die zijn vastgesteld door de rekenplichtige van de Commissie (boekhoudregels van de Europese Unie), die gebaseerd zijn op internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector (IPSAS).

De rekenplichtige

Overeenkomstig de oprichtingsovereenkomst treedt de rekenplichtige van de Commissie op als rekenplichtige van het trustfonds.

Samenstelling van de jaarrekeningen

De jaarrekening bestrijkt de periode van 1 januari tot en met 31 december en omvat de financiële overzichten en de verslagen over de uitvoering van de begroting. Hoewel de financiële overzichten en de aanvullende toelichtingen op transactiebasis worden opgesteld, zijn de verslagen over de begrotingsuitvoering hoofdzakelijk gebaseerd op kasbewegingen.

Proces van voorlopige rekeningen tot kwijting

De jaarrekeningen worden onderworpen aan een onafhankelijke externe audit. De door de rekenplichtige opgestelde voorlopige jaarrekeningen worden uiterlijk op 1 maart van het volgende jaar toegezonden aan het accountantskantoor dat na een aanbestedingsprocedure door de entiteit is geselecteerd. Na de audit stelt de rekenplichtige de definitieve jaarrekening op en legt deze ter goedkeuring voor aan het operationeel comité.

De jaarrekening van het EU-trustfonds Afrika wordt geconsolideerd in de jaarrekening van het Europees Ontwikkelingsfonds.

Belangrijke operationele gebeurtenissen

Belangrijkste verwezenlijkingen tijdens het jaar

In 2020 is nogmaals gebleken dat het EU-trustfonds Afrika een snel en doeltreffend uitvoeringsinstrument is. Het EU-trustfonds Afrika heeft de beleidsdialoog met de Afrikaanse partnerlanden gefaciliteerd, innovatieve benaderingen toegepast en tastbare resultaten opgeleverd in de drie regio’s van het EU-trustfonds Afrika (de Sahel en de regio rond het Tsjaadmeer, de Hoorn van Afrika en het noorden van Afrika) door de financiering en expertise van een breed scala van belanghebbenden te bundelen.

Het EU-trustfonds Afrika heeft zijn resultaten in partnerschap met de ontwikkelingsagentschappen van de EU-lidstaten, VN-organisaties, ngo’s en partnerlanden verder geconsolideerd, met de goedkeuring van nog eens 37 programma’s en 26 aanvullingen in de drie regio’s door de operationele comités voor een totaal van 560 miljoen EUR. Dit brengt het totale aantal goedgekeurde programma’s op 254, met inbegrip van 4 transversale programma’s voor een totaal budget van meer dan 4,8 miljard EUR. In 2020 werden met de uitvoerende partners nieuwe contracten ondertekend ter waarde van meer dan 1 miljard EUR, waardoor het totale bedrag van de ondertekende contracten 4,5 miljard EUR bedroeg. Eind 2020 bedroegen de betalingen ongeveer 3 miljard EUR.

Het EU-trustfonds Afrika is in 2020 blijven werken aan de tweeledige doelstelling van het bevorderen van stabiliteit en het aanpakken van de dieperliggende oorzaken van gedwongen ontheemding en irreguliere migratie in de Sahel en de regio rond het Tsjaadmeer, de Hoorn van Afrika en het noorden van Afrika. Het EU-trustfonds Afrika is blijven streven naar een evenwichtige aanpak van de uitdagingen van irreguliere migratie, met bijzondere aandacht voor gebieden van wederzijds belang voor de EU en Afrika. Hierbij gaat het om de bestrijding van migrantensmokkel en mensenhandel, en de ondersteuning van de vrijwillige terugkeer en de duurzame reïntegratie van migranten in hun land van herkomst.

In het afgelopen jaar kon het EU-trustfonds Afrika rekenen op extra financiële toezeggingen ten belope van 361,9 miljoen EUR, waarvan 29,2 miljoen EUR van de EU-lidstaten en andere donoren. Als gevolg daarvan bedroegen de totale middelen die per 31 december 2020 aan het EU-trustfonds Afrika waren toegezegd, meer dan 5 miljard EUR, waarvan 619,7 miljoen EUR werd toegezegd door EU-lidstaten en andere donoren (Noorwegen en Zwitserland).

Het EU-trustfonds Afrika is op een vergelijkbare manier als in 2019 blijven samenwerken in het kader van een solide partnerschap met een breed scala van uitvoerende partners (agentschappen van de lidstaten, de VN en internationale organisaties, lokale en internationale ngo’s).

De tussentijdse evaluatie van het EU-trustfonds Afrika, die in 2019 van start is gegaan om de diensten voor externe samenwerking van de EU en het bredere publiek te voorzien van een algemene onafhankelijke tussentijdse beoordeling van het EU-trustfonds Afrika, is in de loop van 2020 volledig uitgevoerd. De evaluatie omvatte meer dan 200 van de 600 projecten die tussen 2016 en 2019 werden uitgevoerd. Alle betrokken diensten van de Commissie, EDEO en EU-delegaties in de drie regio’s zijn geraadpleegd. In zes landen werden bezoeken ter plaatse afgelegd: Ethiopië, Libië, Marokko, Niger, Senegal en Somalië. Het in 2020 voltooide eindverslag zal in het voorjaar van 2021 worden gepubliceerd.

Het hele jaar door bleek uit de rapporten over de monitoring en het leersysteem met betrekking tot de Sahel, de regio rond het Tsjaadmeer en de Hoorn van Afrika dat met het EU-trustfonds Afrika tastbare resultaten werden geboekt op verschillende werkterreinen. De monitoring en het leersysteem van de regio Noord-Afrika heeft twee monitoringverslagen opgeleverd die beschikbaar zijn op de website van het EU-trustfonds en die tot doel hebben te analyseren hoe door het EU-trustfonds gefinancierde projecten bijdragen aan de vijf strategische doelstellingen van het EU-trustfonds in de regio Noord-Afrika.

Verantwoordingsplicht en transparantie zijn verbeterd door meer communicatie, waaronder regelmatige updates op de website van het EU-trustfonds Afrika, het plaatsen van berichten op sociale media en het organiseren van communicatie-evenementen.

In 2020 had de COVID-19-pandemie ingrijpende gevolgen, ook in Afrika. Naar aanleiding van de uitbraak van de COVID-19-pandemie heeft de Commissie in april 2020 een gezamenlijke mededeling over de wereldwijde reactie van de EU op COVID-19 aangenomen, waarin werd opgeroepen zich te richten op de meest kwetsbare personen, waaronder migranten, vluchtelingen, intern ontheemden en hun gastgemeenschappen. De EU en haar lidstaten hebben samen als “Team Europe” uitgebreide en doortastende maatregelen genomen om de destructieve gevolgen van de COVID-19-pandemie aan te pakken, waarbij in overleg met partnerlanden prioriteiten en programma’s werden aangepast, waaronder de programma’s van het EU-trustfonds Afrika, om de crisis te bestrijden.

In de Sahel en de regio rond het Tsjaadmeer hebben massale ontheemding, in combinatie met klimaatverandering, oncontroleerbare bevolkingsgroei, endemische armoede en de COVID-19-pandemie de reeds bestaande druk verergerd en een steeds groter effect gehad op migratie en conflicten. Het hele jaar door hebben het toenemende geweld en de grootschalige gedwongen ontheemding geleid tot een toename van de onveiligheid in de regio. Tegen deze achtergrond heeft het operationeel comité van het EU-trustfonds Afrika 15 nieuwe programma’s en 10 aanvullingen goedgekeurd, voor een totaalbedrag van 225,9 miljoen EUR. Om het bestuur te verbeteren en de sociale cohesie te versterken, is 57 % van de in 2020 goedgekeurde acties van het EU-trustfonds Afrika op deze stabilisatie-inspanning gericht. Er is ook bijzondere aandacht besteed aan het helpen van gestrande migranten en in eigen land ontheemde bevolkingsgroepen. 24 % van de nieuwe acties van het EU-trustfonds Afrika is gericht op het versterken van de weerbaarheid van begunstigden door het ondersteunen van voedsel- en voedingszekerheid, het beschermen van kwetsbare bestaansmiddelen en het bevorderen van socialebeschermingsregelingen voor de meest kwetsbaren en intern ontheemden, vluchtelingen en hun gastgemeenschappen.

De uitbraak van de COVID-19-pandemie begin 2020 heeft de kwetsbaarheden in de regio van de Hoorn van Afrika nog verergerd, die al werd getroffen door opeenvolgende droogtes en overstromingen, conflicten en onveiligheid; aanslepende crisissituaties met vluchtelingenstromen en interne ontheemden als gevolg; en de ergste woestijnsprinkhanenplaag in decennia. Alle landen in de regio hadden te kampen met een ernstig tekort aan medische zorg en uitrusting, de toegang tot basisvoorzieningen werd belemmerd door avondklokken en lockdowns, en diverse politieke ontwikkelingen werden uitgesteld, waaronder algemene verkiezingen in Ethiopië. Verscheidene bestaande projecten heroriënteerden hun activiteiten om de verspreiding van het virus tegen te gaan en de economische gevolgen van de pandemie te verzachten. Tegen de achtergrond van de COVID-19-pandemie vonden nieuwe vastleggingen, herschikkingen en aanvullende betalingen plaats. In totaal werden in 2020 door het operationeel comité 12 nieuwe programma’s en 13 aanvullende betalingen goedgekeurd voor een totaalbedrag van 212,15 miljoen EUR.

In 2020 moest het EU-trustfonds Afrika met een alomvattende aanpak reageren op uitdagingen in de regio Noord-Afrika om levens te redden, de meest kwetsbaren te beschermen, gastgemeenschappen te ondersteunen, kansen te bieden voor veilige en georganiseerde mobiliteit en de gevolgen van de COVID-19-pandemie aan te pakken. Het segment Noord-Afrika is blijven werken volgens de door de strategische raad van het EU-trustfonds overeengekomen actielijnen, waaronder steun ter verbetering van migratiebeheer; ondersteuning van arbeidsmigratie en -mobiliteit; bescherming van kwetsbare migranten, vrijwillige terugkeer en duurzame re-integratie, alsmede stabilisatie van de gemeenschappen; en geïntegreerd grensbeheer. In totaal werden in 2020 door het operationeel comité 10 nieuwe acties voor een totaalbedrag van 113,6 miljoen EUR goedgekeurd. Dit bedrag omvat ook 30 miljoen EUR opnieuw toegewezen middelen uit het programma voor grensbeheer in Libië (fase II), waarvan het bedrag was verlaagd tot 15 miljoen EUR. Daarnaast heeft het operationeel comité 12,3 miljoen EUR goedgekeurd door middel van drie begrotingsaanvullingen op bestaande acties.

Begroting en uitvoering van de begroting

In 2020 bedroegen de vastleggingen in de begroting in totaal 740,7 miljoen EUR, ten opzichte van 722,7 miljoen EUR in 2019. In 2020 bedroeg het totaalbedrag waarvoor contracten waren afgesloten in totaal 1,1 miljard EUR, ten opzichte van 951,3 miljoen EUR in 2019.

In 2020 bedroeg de begrotingsuitvoering op het gebied van beschikbare vastleggingen die door contracten werden gebruikt 99 %, terwijl de betalingen in de verslagperiode meer dan 1 miljard EUR bedroegen. De totale betalingen in 2020 waren 143 miljoen EUR hoger dan in 2019.

In de Sahel en de regio rond het Tsjaadmeer heeft het gecombineerde effect van de COVID-19-pandemie en het toenemende geweld de gezondheidsdiensten zwaar onder druk gezet en zijn verschillende EUTF-programma’s opgezet of betrokken bij activiteiten die erop gericht waren de respons op de pandemie te ondersteunen en de economische gevolgen ervan aan te pakken. In totaal is 377,6 miljoen EUR toegewezen voor het versterken van de gezondheidsstelsels van partnerlanden, het opzetten van noodmaatregelen en preventie en het ondersteunen van de economische respons op de COVID-19-pandemie.

Meteen bij het begin van de pandemie zijn in de Hoorn van Afrika activiteiten van verschillende projecten van het EU-trustfonds Afrika bijgesteld om de verspreiding van het virus tegen te gaan, de economische gevolgen te verzachten en kwetsbare bevolkingsgroepen, waaronder vluchtelingen en gestrande migranten, te ondersteunen. In de regio voorzag het EU-trustfonds Afrika in totaal in 56,1 miljoen EUR om de gezondheidszorgstelsels in stand te houden en 144,05 miljoen EUR om de economische gevolgen van COVID-19-pandemie aan te pakken.

In het licht van de moeilijke situatie die door COVID-19-pandemie is ontstaan, heeft het EU-trustfonds Afrika gezorgd voor de continuïteit van zijn lopende acties in Noord-Afrika, met inbegrip van een snelle herschikking van bestaande acties en de vaststelling van nieuwe maatregelen om de gevolgen van de pandemie aan te pakken. Met name heeft het EU-trustfonds Afrika zeer snel een COVID-19-responsprogramma van 20 miljoen EUR voor Libië goedgekeurd en een faciliteit voor noodhulp ten belope van 10 miljoen EUR ingesteld voor de bestrijding van het coronavirus in Noord-Afrikaanse landen. Deze noodhulp is toegespitst op de meest kwetsbare bevolkingsgroepen.

Impact van de activiteiten op de financiële staten

In de financiële staten is de impact van de bovenvermelde activiteiten het meest zichtbaar bij:

voorfinanciering (zie toelichting 2.1): een stijging met 184 933 000 EUR, grotendeels als gevolg van de nieuwe contracten die zijn ondertekend en de voorschotten die in 2020 zijn betaald;

exploitatiekosten (zie toelichting 3.4): een stijging met 133 110 000 EUR als gevolg van de toegenomen activiteit in de loop van het jaar, met name ter bestrijding van de negatieve effecten van de COVID-19-pandemie;

ontvangsten uit donaties (zie toelichting 3.1): significante toename (stijging met 146 923 000 EUR ten opzichte van 2019) om de stijging van de uitgaven te financieren;

financiële verplichtingen (zie toelichting 2.4): Gestegen met 161 968 000 EUR, voornamelijk als gevolg van de toename van de ontvangen bijdragen van donoren in de loop van het jaar.

BALANS

(× 1000 EUR)

 

Toelichting

31.12.2020

31.12.2019

VASTE ACTIVA

 

 

 

Voorfinanciering

2.1

92 655

48 539

 

 

92 655

48 539

VLOTTENDE ACTIVA

 

 

 

Voorfinanciering

2.1

559 386

418 569

Wisselvorderingen en verhaalbare niet-handelsuitgaven

2.2

6 346

18 471

Geldmiddelen en kasequivalenten

2.3

57 971

26 915

 

 

623 703

463 955

TOTAAL ACTIVA

 

716 359

512 495

LANGLOPENDE VERPLICHTINGEN

 

 

 

Financiële verplichtingen

2.4

(546 379 )

(384 411 )

 

 

(546 379 )

(384 411 )

KORTLOPENDE VERPLICHTINGEN

 

 

 

Schulden

2.5

(45 377 )

(25 969 )

Toegerekende lasten

2.6

(124 602 )

(102 114 )

 

 

(169 979 )

(128 083 )

TOTAAL PASSIVA

 

(716 359 )

(512 495 )

NETTOACTIVA

 

MIDDELEN EN RESERVES

 

 

 

Bijdrage van leden

 

Gecumuleerd overschot

 

Economisch resultaat over het jaar

 

NETTOACTIVA

 

STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN

(× 1000 EUR)

 

Toelichting

2020

2019

ONTVANGSTEN

 

 

 

Ontvangsten uit niet-wisseltransacties

 

 

 

Teruggevorderde uitgaven

 

467

Ontvangsten uit giften

3.1

921 014

774 090

 

 

921 014

774 557

Ontvangsten uit wisseltransacties

 

 

 

Financiële ontvangsten

 

(7)

Overige ontvangsten uit wisseltransacties

3.2

2 883

1 855

 

 

2 883

1 848

Totaal ontvangsten

 

923 897

776 405

UITGAVEN

 

 

 

Exploitatiekosten

3.3

(889 014 )

(755 904 )

Financieringskosten

3.4

(518)

(9)

Overige uitgaven

3.5

(34 365 )

(20 492 )

Totaal uitgaven

 

(923 897 )

(776 405 )

ECONOMISCH RESULTAAT OVER HET JAAR

 

KASSTROOMOVERZICHT

(× 1000 EUR)

 

2020

2019

Economisch resultaat over het jaar

Operationele activiteiten

 

 

(Toename)/afname voorfinanciering

(184 933 )

(159 750 )

(Toename)/afname wisselvorderingen en verhaalbare niet-handelsuitgaven

12 125

(1 815 )

Toename/(afname) financiële verplichtingen

161 968

14 412

Toename/(afname) schulden

19 408

13 236

Toename/(afname) in overlopende posten

22 488

13 968

NETTOKASSTROOM

31 056

(119 949 )

Nettotoename/(afname) geldmiddelen en kasequivalenten

31 056

(119 949 )

Geldmiddelen en kasequivalenten bij het begin van het jaar

26 915

146 864

Geldmiddelen en kasequivalenten aan het einde van het jaar

57 971

26 915

GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN VAN HET EOF EN DE EU-TRUSTFONDSEN (15)

GECONSOLIDEERDE BALANS

in miljoen EUR

 

31.12.2020

31.12.2019

VASTE ACTIVA

 

 

Financiële activa

33

36

Bijdragen trustfonds

(2)

Voorfinanciering

968

962

 

999

998

VLOTTENDE ACTIVA

 

 

Voorfinanciering

1 930

1 725

Wisselvorderingen en verhaalbare niet-handelsuitgaven

152

143

Geldmiddelen en kasequivalenten

793

1 223

 

2 875

3 092

TOTAAL ACTIVA

3 874

4 090

LANGLOPENDE VERPLICHTINGEN

 

 

Financiële verplichtingen

(173)

(167)

 

(173)

(167)

KORTLOPENDE VERPLICHTINGEN

 

 

Schulden

(661)

(542)

Overlopende posten

(1 664 )

(1 432 )

 

(2 325 )

(1 974 )

TOTAAL PASSIVA

(2 498 )

(2 141 )

NETTOACTIVA

1 376

1 948

MIDDELEN EN RESERVES

 

 

Reëlewaardereserve

(5)

(2)

Afgeroepen middelen van het fonds — actieve EOF’s

58 986

54 809

Overdracht van afgeroepen middelen van afgesloten EOF’s

2 252

2 252

Van vorige jaren overgedragen economisch resultaat

(55 111 )

(51 155 )

Economisch resultaat over het jaar

(4 746 )

(3 956 )

NETTOACTIVA

1 376

1 948

GECONSOLIDEERDE STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN

in miljoen EUR

 

2020

2019

ONTVANGSTEN

 

 

Ontvangsten uit niet-wisseltransacties

 

 

Terugvorderingen

92

28

Ontvangsten uit giften aan de trustfondsen

296

287

 

388

316

Ontvangsten uit wisseltransacties

 

 

Financiële ontvangsten

6

7

Overige ontvangsten

40

41

 

46

48

Totaal ontvangsten

434

364

UITGAVEN

 

 

Steuninstrumenten

(3 937 )

(3 220 )

Door trustfondsen gedane uitgaven

(936)

(804)

Cofinancieringsuitgaven

(53)

(14)

Financieringskosten

(22)

(1)

Overige uitgaven

(232)

(282)

Totaal uitgaven

(5 180 )

(4 320 )

ECONOMISCH RESULTAAT OVER HET JAAR

(4 746 )

(3 956 )

GECONSOLIDEERD KASSTROOMOVERZICHT

in miljoen EUR

 

2020

2019

Economisch resultaat over het jaar

(4 746 )

(3 956 )

Operationele activiteiten

 

 

Kapitaalverhoging — bijdragen

4 177

4 385

(Toename)/afname voorfinanciering

(210)

(12)

(Toename)/afname wisselvorderingen en verhaalbare niet-handelsuitgaven

(7)

13

Toename/(afname) financiële verplichtingen

6

(62)

Toename/(afname) schulden

119

288

Toename/(afname) in overlopende posten

232

58

Overige non-cash mutaties

(3)

(2)

Investeringsactiviteiten

 

 

(Toename)/afname voor verkoop beschikbare financiële activa

2

(36)

NETTOKASSTROOM

(431)

676

Nettotoename/(afname) geldmiddelen en kasequivalenten

(430)

676

Geldmiddelen en kasequivalenten bij het begin van het jaar

1 223

548

Geldmiddelen en kasequivalenten aan het einde van het jaar

793

1 223

GECONSOLIDEERDE STAAT VAN MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA

in miljoen EUR

 

Middelen van het fonds — actieve EOF's

(A)

Niet-afgeroepen middelen — actieve EOF’s

(B)

Afgeroepen middelen van het fonds — actieve EOF's

(C)=(A)–(B)

Gecumuleerde reserves

(D)

Overdracht van afgeroepen middelen van afgesloten EOF’s

(E)

Reëlewaardereserve

(F)

Totaal nettoactiva

(C)+(D)+(E)+(F)

SALDO OP 31.12.2018

73 264

22 840

50 423

(51 155 )

2 252

1 521

Mutaties reële waarde

 

 

 

 

 

(2)

(2)

Kapitaalverhoging — bijdragen

 

(4 385 )

4 385

 

4 385

Economisch resultaat over het jaar

(3 956 )

 

(3 956 )

SALDO OP 31.12.2019

73 264

18 455

54 809

(55 111 )

2 252

(2)

1 948

Mutaties reële waarde

 

 

 

 

 

(3)

(3)

Kapitaalverhoging — bijdragen

 

(4 400 )

4 400

 

 

 

4 400

Restitutie aan de lidstaten

(223)

 

 

 

 

 

Economisch resultaat over het jaar

 

 

(4 746 )

 

 

(4 746 )

SALDO OP 31.12.2020

73 041

14 055

58 986

(59 857 )

2 252

(5)

1 376

EOF VERSLAG OVER DE TENUITVOERLEGGING VAN DE MIDDELEN

INHOUDSOPGAVE

1.

ACHTERGROND 68

1.1.

VORIGE EOF’S 68

1.2.

10e EN 11e EOF 68

2.

FINANCIËLE UITVOERING 70

2.1.

FINANCIEEL RESULTAAT 70

2.2.

ONTVANGSTEN 76

2.3.

BELEIDSUITGAVEN EN SPECIFIEKE PROGRAMMA’S 77

3.

VERKLARENDE BEGRIPPENLIJST 88

1.   ACHTERGROND

Het in 1959 opgerichte Europees Ontwikkelingsfonds is het voornaamste instrument voor het verstrekken van steun van de EU in het kader van de ontwikkelingssamenwerking aan de de staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (de ACS-staten) en de landen en gebieden overzee (LGO). De belangrijkste doelstelling ervan is armoede terug te dringen en uiteindelijk uit te bannen.

Het EOF is opgericht krachtens een interne overeenkomst van de vertegenwoordigers van de lidstaten en wordt beheerd door een eigen comité. De EOF-middelen zijn ad-hocbijdragen van de EU-lidstaten, die een totaalbedrag vaststellen dat aan het fonds zal worden toegewezen (over een periode van vijf jaar). Naast deze bijdragen kunnen lidstaten ook cofinancieringsregelingen aangaan of kunnen zij op vrijwillige basis financieel bijdragen aan het EOF. De Europese Commissie is verantwoordelijk voor de financiële uitvoering van de verrichtingen die met middelen van het EOF worden uitgevoerd. De Europese Investeringsbank beheert de investeringsfaciliteit.

De werking van het EOF heeft een meerjarig karakter. Elk EOF wordt gesloten voor een periode van ongeveer vijf jaar en op elk EOF is een eigen Financieel Reglement van toepassing dat het opmaken van financiële staten voor elk afzonderlijk EOF verplicht stelt. Financiële staten worden bijgevolg afzonderlijk opgemaakt voor elk EOF met betrekking tot het deel dat door de Commissie wordt beheerd.

Het Intern Akkoord tot oprichting van het laatste EOF (11e EOF (2014-2020)) trad in werking op 1 maart 2015. Vanaf 2021 is de samenwerking met de ACS-landen opgenomen in het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking — Europa in de wereld (NDICI). De lopende projecten, die in het kader van het EOF worden gefinancierd, zullen echter verder worden uitgevoerd op basis van de respectieve rechtsgrondslag van het EOF.

Dit verslag wordt opgesteld overeenkomstig artikel 39 van het Financieel Reglement van het 11e EOF (16). Het geeft een getrouw beeld van de verrichtingen aan de ontvangsten- en uitgavenzijde van het EOF, met de nadruk op belangrijke gebeurtenissen die aanzienlijke gevolgen hebben gehad voor de financiële uitvoering in het begrotingsjaar 2020.

Aangezien er geen acties in het kader van eerdere EOF’s (17) lopen, bevat dit verslag alleen cijfers voor het 10e en 11e EOF.

1.1.   VORIGE EOF’S

Het 6e EOF werd in 2006 afgesloten en het 7e EOF werd in 2008 afgesloten. In 2019 heeft de Commissie de resterende uitstaande transacties van de projecten van het 8e EOF afgesloten. Een eindverslag over de financiële uitvoering van het 8e EOF is beschikbaar in het kader van de jaarrekening 2019. De Commissie is voornemens het 9e EOF eind 2021 af te sluiten.

Overeenkomstig artikel 1, lid 2, punt b), van het Intern Akkoord van het 9e EOF zijn de saldi en vrijmakingen van vorige EOF’s overgeheveld naar het 9e EOF.

1.2.   10E EN 11E EOF

De ACS-EG-partnerschapsovereenkomst, die de lidstaten van de Europese Gemeenschap en de landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) op 23 juni 2000 in Cotonou hebben ondertekend, is op 1 april 2003 in werking getreden (waarbij het 9e EOF werd opgericht). De overeenkomst van Cotonou is tweemaal gewijzigd, eerst bij de in Luxemburg op 25 juni 2005 ondertekende overeenkomst (waarbij het 10e EOF werd opgericht) en vervolgens door de in Ouagadougou op 22 juni 2010 ondertekende overeenkomst (waarbij het 11e EOF werd opgericht).

Besluit 2001/822/EG van de Raad van 27 november 2001 betreffende de associatie van de LGO met de Europese Economische Gemeenschap (18), is op 2 december 2001 in werking getreden. Dit besluit is op 19 maart 2007 gewijzigd bij Besluit 2007/249/EG (19).

Het Intern Akkoord inzake de financiering van communautaire steun binnen het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020, overeenkomstig de herziene overeenkomst van Cotonou, goedgekeurd door de Vertegenwoordigers van de regeringen van de Lidstaten van de Europese Gemeenschap in augustus 2013, is in maart 2015 in werking getreden.

In het kader van de Overeenkomst van Cotonou beschikte het 10e EOF voor de tweede periode (2008-2013) over een totaalbedrag van 22 682 miljoen EUR. Hiervan werd

21 966 miljoen EUR toegewezen aan de ACS-landen,

286 miljoen EUR aan de LGO en

430 miljoen EUR aan de Commissie als ondersteuningsuitgaven voor programmering en uitvoering van het EOF.

Het bedrag voor de ACS-landen is als volgt verdeeld:

17 766 miljoen euro voor nationale en regionale indicatieve programma's,

2 700 miljoen EUR voor intra-ACS- en intraregionale samenwerking en

1 500 miljoen EUR voor investeringsfaciliteiten.

Met name wordt een groter deel van de begroting besteed aan regionale programma’s, waardoor het belang van regionale economische integratie als basiskader voor nationale en lokale ontwikkeling wordt benadrukt. Een innovatie in het 10e EOF was de instelling van “aanmoedigingsbedragen” voor elk land.

In het kader van de Overeenkomst van Cotonou wordt de derde periode (2014-2020) van communautaire steun aan de ACS-Staten en de LGO gefinancierd door het 11e EOF, dat over een bedrag van 30 506 miljoen EUR aan middelen beschikt, waarvan:

29 089 miljoen EUR bestemd is voor de ACS-staten overeenkomstig artikel 1, lid 2, punt a), en artikel 2, punt d) van het Intern Akkoord, waarvan 27 955 miljoen EUR door de Europese Commissie wordt beheerd;

364,5 miljoen EUR bestemd is voor de LGO overeenkomstig artikel 1, lid 2, punt a), en artikel 3, lid 1, van het Intern Akkoord, waarvan 359,5 miljoen EUR door de Europese Commissie wordt beheerd;

1 052,5 miljoen EUR bestemd is voor de Commissie voor de financiering van de kosten die voortvloeien uit de programmering en besteding van de middelen van het 11e EOF, overeenkomstig artikel 1, lid 2, punt a) van het Intern akkoord.

2.   FINANCIËLE UITVOERING

2.1.   FINANCIEEL RESULTAAT

OVERZICHT VAN KREDIETEN 10e EOF

10e EOF

OVERZICHT VAN DE KREDIETEN: 31 december 2020

ANALYSE VAN DE KREDIETEN PER INSTRUMENT

(in miljoen EUR)

 

INSTRUMENT

INITIËLE TOEWIJZING

TOE-/AFNAME VAN DE GECUMULEERDE MIDDELEN OP 31 DECEMBER 2019

TOE-/AFNAME VAN DE MIDDELEN IN 2020

Toelichting

HUIDIGE TOEWIJZING

ACS

Periodieke bijdragen van de lidstaten

20 896

60

(340)

 

20 616

Cofinanciering

0

202

(0)

 

202

SUBTOTAAL ACS

20 896

262

(340)

 

20 818

LGO

Periodieke bijdragen van de lidstaten

0

271

(28)

 

243

SUBTOTAAL LGO

0

271

(28)

 

243

 

TOTAAL 10e EOF

20 896

533

(368)

 

21 061


OVERZICHT VAN KREDIETEN 11e EOF

11e EOF

OVERZICHT VAN DE KREDIETEN: 31 december 2020

ANALYSE VAN DE KREDIETEN PER INSTRUMENT

(in miljoen EUR)

 

INSTRUMENT

INITIËLE TOEWIJZING

TOE-/AFNAME VAN DE GECUMULEERDE MIDDELEN OP 31 DECEMBER 2019

TOE-/AFNAME VAN DE MIDDELEN IN 2020

Toelichting

HUIDIGE TOEWIJZING

ACS

Periodieke bijdragen van de lidstaten

29 008

172

124

 

29 304

Cofinanciering

0

73

3

 

75

EC interne DNO

0

1

 

 

1

SUBTOTAAL ACS

29 008

246

127

 

29 381

LGO

Periodieke bijdragen van de lidstaten

0

355

(4)

 

351

Cofinanciering

0

0

 

 

0

EC interne DNO

0

0

 

 

0

SUBTOTAAL LGO

0

355

(4)

 

351

 

TOTAAL 11e EOF

29 008

601

123

 

29 731


ONTWIKKELING VAN VASTLEGGINGEN, TOEGEWEZEN MIDDELEN EN BETALINGEN VOOR HET10E EOF

EOF GEAGGREGEERDE REKENINGEN OP 31 december 2020

SOORT STEUN

ACS + LGO — 10e EOF

(in miljoen EUR)

 

 

KREDIETEN

BESLUITEN

TOEGEWEZEN FONDSEN

BETALINGEN

GEAGGR.

JAARLIJKS

%

GEAGGR.

JAARLIJKS

%

GEAGGR.

JAARLIJKS

%

(1)

(2)

 

(2):(1)

(3)

 

(3):(2)

(4)

 

(4):(3)

 

Periodieke bijdragen van de lidstaten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

ACS

NATIONALE TOEWIJZINGEN (A-enveloppe) (geprogrammeerd)

12 513

12 500

(150)

100 %

12 382

(57)

99 %

12 047

193

97 %

NATIONALE TOEWIJZINGEN (B-enveloppe) (noodsituatie)

1 980

1 980

(11)

100 %

1 968

(2)

99 %

1 955

5

99 %

UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN

529

526

18

99 %

522

15

99 %

507

 

97 %

INTRA-ACS-TOEWIJZINGEN

3 691

3 683

83

100 %

3 460

321

94 %

3 074

100

89 %

REGIONALE TOEWIJZINGEN

1 857

1 851

(45)

100 %

1 807

(20)

98 %

1 667

43

92 %

Cofinanciering

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

NATIONALE TOEWIJZINGEN

185

180

(0)

97 %

177

0

98 %

161

9

91 %

UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN

5

5

0

111 %

3

0

65 %

3

0

87 %

INTRA-ACS-TOEWIJZINGEN

12

11

(0)

91 %

11

0

100 %

11

 

100 %

Niet-besteedbare reserve

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

NIET-BESTEEDBARE RESERVE

46

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Periodieke bijdragen van de lidstaten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

LGO

NATIONALE TOEWIJZINGEN

186

186

(0)

100 %

183

1

98 %

167

10

91 %

NATIONALE TOEWIJZINGEN

15

15

0

100 %

14

0

99 %

14

0

100 %

UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN

5

5

0

100 %

5

 

100 %

5

 

100 %

REGIONALE TOEWIJZINGEN

36

35

(3)

98 %

34

(2)

96 %

34

(0)

99 %

Niet-besteedbare reserve

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

NIET-BESTEEDBARE RESERVE

1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

TOTAAL: ACS+LGO (INCL. RESERVES) (A+B)

21 061

20 978

(110)

100 %

20 567

256

98 %

19 645

360

96 %


ONTWIKKELING VAN VASTLEGGINGEN, TOEGEWEZEN MIDDELEN EN BETALINGEN VOOR HET 11E EOF

EOF GEAGGREGEERDE REKENINGEN OP 31 december 2020

SOORT STEUN

ACS + LGO — 11e EOF

(in miljoen EUR)

 

 

KREDIETEN

BESLUITEN

TOEGEWEZEN FONDSEN

BETALINGEN

GEAGGR.

JAARLIJKS

%

GEAGGR.

JAARLIJKS

%

GEAGGR.

JAARLIJKS

%

(1)

(2)

 

(2):(1)

(3)

 

(3):(2)

(4)

 

(4):(3)

 

Periodieke bijdragen van de lidstaten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

ACS

A-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN (geprogrammeerd)

15 582

15 555

1 294

100 %

13 093

1 960

84 %

8 332

2 204

64 %

B-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN (noodsituatie)

1 072

1 064

219

99 %

926

200

87 %

744

107

80 %

UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN

1 071

1 070

206

100 %

873

42

82 %

803

27

92 %

INTRA-ACS-TOEWIJZINGEN

4 014

3 912

389

97 %

3 443

423

88 %

2 701

445

78 %

REGIONALE TOEWIJZINGEN

7 317

7 296

647

100 %

6 398

754

88 %

3 971

1 380

62 %

Cofinanciering

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

A-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN

42

42

10

100 %

41

10

98 %

6

4

15 %

UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN

4

4

1

100 %

1

0

21 %

0

0

47 %

INTRA-ACS-TOEWIJZINGEN

26

26

4

100 %

24

2

91 %

22

5

93 %

REGIONALE TOEWIJZINGEN

4

4

2

100 %

4

2

100 %

4

2

100 %

Besteedbare reserves

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

INTRA-ACS-RESERVE

1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

NIP/RIP-RESERVE

(100)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Niet-besteedbare reserve

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

NIET-BESTEEDBARE RESERVE

347

 

 

 

 

 

 

 

 

 

EC interne DNO

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

A-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN

1

1

(0)

52 %

1

0

100 %

1

 

100 %

 

Periodieke bijdragen van de lidstaten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

LGO

A-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN

213

213

17

100 %

193

1

91 %

171

51

88 %

B-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN

12

12

4

100 %

9

1

79 %

8

1

84 %

OVERBRUGGINGSFACILITEIT

0

 

 

 

 

 

 

 

 

 

UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN

9

8

1

100 %

5

0

56 %

4

0

90 %

REGIONALE TOEWIJZINGEN

103

103

4

100 %

99

19

97 %

25

12

25 %

Niet-besteedbare reserve

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

NIET-BESTEEDBARE RESERVE

15

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

TOTAAL: ACS+LGO (INCL. RESERVES) (A+B)

29 731

29 309

2 798

99 %

25 110

3 413

86 %

16 791

4 239

67 %

2.2.   ONTVANGSTEN

Aard van de ontvangsten

De belangrijkste ontvangsten van het EOF zijn de bijdragen van de lidstaten. Drie keer per jaar roepen de Europese Commissie en de Europese Investeringsbank de lidstaten op bij te dragen aan het EOF. Het bedrag van de bijdragen die elk jaar worden afgeroepen, weerspiegelt het bedrag van de betalingen die in de loop van het jaar moet worden gedekt.

Overzicht van de bijdragen per lidstaat

Image 2

2.3.   BELEIDSUITGAVEN EN SPECIFIEKE PROGRAMMA’S

Soort uitgave

Het in het meerjarig financieel kader beschikbare bedrag is uitgesplitst in 3 % toegewezen aan de Commissie voor ondersteunende uitgaven en 97 % voor de uitvoering van EOF-projecten. De bedragen worden in elk Intern Akkoord vastgesteld en kunnen worden verhoogd met vrijwillige bijdragen en inkomsten uit verrichtingen.

Uitsplitsing van vastgelegde, contractueel vastgelegde en betaalde bedragen naar aard van de uitgaven

 

KREDIETEN

BESLUITEN

TOEGEWEZEN FONDSEN

BETALINGEN

GEAGGR.

JAARLIJKS

%

GEAGGR.

JAARLIJKS

%

GEAGGR.

JAARLIJKS

%

(1)

(2)

 

(2):(1)

(3)

 

(3):(2)

(4)

 

(4):(3)

TOTAAL: ADMINISTRATIEVE UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN

1 622

1 619

226

100 %

1 409

57

87 %

1 322

28

81 %

TOTAAL: OPERATIONELE UITVOERING

49 170

48 668

2 461

99 %

44 268

3 613

90 %

35 114

4 571

71 %

TOTAAL 10e + 11e EOF: ACS+LGO (INCL. RESERVES) (A+B)

50 792

50 287

2 687

99 %

45 677

3 670

91 %

36 436

4 599

80 %

Image 3

Uitsplitsing van vastgelegde, contractueel vastgelegde en betaalde bedragen per regio en per land

 

 

GECUMULEERDE EOF-REKENINGEN OP 31 DECEMBER 2020 PER LAND % KREDIETEN.

10e + 11e EOF

Totaal 10e en 11e EOF (in miljoen EUR)

Cumulatief 2020

Kredieten

Besluiten

% van kredieten

Toegewezen middelen

% van kredieten

Betalingen

% van kredieten

ACS

Administratieve en financieringskosten

1 609

1 605

100 %

1 399

87 %

1 313

82 %

Alle ACS-landen

2 846

2 553

90 %

2 553

90 %

1 821

64 %

Administratieve en financiële uitgaven + Alle ACS-landen

4 455

4 158

93 %

3 952

89 %

3 134

70 %

Angola

349

349

100 %

309

88 %

239

68 %

Benin

741

739

100 %

685

92 %

623

84 %

Botswana

130

130

100 %

128

98 %

119

91 %

Burkina Faso

1 310

1 310

100 %

1 293

99 %

1 183

90 %

Burundi

579

572

99 %

544

94 %

425

73 %

Kaapverdië

147

147

100 %

146

99 %

144

98 %

Kameroen

522

522

100 %

489

94 %

384

74 %

Centraal-Afrikaanse Republiek

626

625

100 %

612

98 %

475

76 %

Tsjaad

940

940

100 %

794

84 %

663

71 %

Comoren

80

80

99 %

68

85 %

62

78 %

Congo (Brazzaville)

164

164

100 %

145

88 %

99

60 %

Democratische Republiek Congo

1 430

1 430

100 %

1 223

85 %

996

70 %

Djibouti

186

186

100 %

148

80 %

112

60 %

Eritrea

215

215

100 %

215

100 %

35

16 %

Ethiopië

1 656

1 655

100 %

1 530

92 %

1 301

79 %

Gabon

35

35

100 %

33

92 %

26

75 %

Gambia

316

316

100 %

307

97 %

226

72 %

Ghana

796

793

100 %

722

91 %

676

85 %

Guinee-Bissau

186

186

100 %

185

99 %

141

76 %

Guinee (Conakry)

506

506

100 %

453

89 %

372

74 %

Ivoorkust

715

713

100 %

694

97 %

603

84 %

Kenia

881

881

100 %

834

95 %

583

66 %

Lesotho

259

259

100 %

241

93 %

165

64 %

Liberia

495

495

100 %

432

87 %

373

75 %

Madagaskar

792

791

100 %

684

86 %

448

57 %

Malawi

1 026

1 026

100 %

893

87 %

726

71 %

Mali

1 425

1 424

100 %

1 390

98 %

1 147

80 %

Mauritanië

349

349

100 %

319

91 %

246

70 %

Mauritius

83

83

100 %

81

98 %

77

93 %

Mozambique

1 476

1 470

100 %

1 135

77 %

866

59 %

Namibië

189

189

100 %

174

92 %

155

82 %

Niger

1 294

1 289

100 %

1 258

97 %

1 102

85 %

Nigeria

1 187

1 175

99 %

1 138

96 %

920

78 %

Rwanda

841

841

100 %

812

96 %

750

89 %

Sao Tomé en Príncipe

56

56

100 %

44

79 %

39

70 %

Senegal

671

670

100 %

625

93 %

564

84 %

Seychellen

23

23

100 %

21

95 %

21

92 %

Sierra Leone

663

663

100 %

600

90 %

502

76 %

Somalië

905

902

100 %

898

99 %

653

72 %

Zuid-Sudan

92

91

100 %

91

100 %

91

100 %

Sudan

298

298

100 %

228

76 %

128

43 %

Swaziland

135

135

100 %

107

80 %

92

68 %

Tanzania

1 179

1 179

100 %

1 003

85 %

844

72 %

Togo

379

378

100 %

354

93 %

315

83 %

Uganda

1 000

1 000

100 %

943

94 %

647

65 %

Zambia

837

837

100 %

682

81 %

498

59 %

Zimbabwe

472

472

100 %

466

99 %

409

87 %

Totaal Afrika

28 638

28 589

100 %

26 176

91 %

21 266

74 %

Antigua en Barbuda

16

16

98 %

15

97 %

13

83 %

Barbados

22

22

100 %

18

83 %

17

79 %

Belize

43

43

100 %

28

67 %

21

48 %

Dominica

41

41

100 %

41

99 %

37

90 %

Dominicaanse Republiek

283

283

100 %

277

98 %

262

92 %

Grenada

21

21

100 %

20

97 %

20

95 %

Guyana

84

81

97 %

78

93 %

69

82 %

Haïti

1 031

1 030

100 %

829

80 %

690

67 %

Jamaica

243

243

100 %

236

97 %

202

83 %

Saint Kitts en Nevis

9

9

100 %

8

90 %

6

66 %

Saint Lucia

32

32

100 %

32

99 %

25

76 %

Saint Vincent en de Grenadines

27

27

100 %

26

96 %

22

80 %

Suriname

27

27

100 %

27

97 %

20

73 %

Trinidad en Tobago

29

29

100 %

28

99 %

22

75 %

Totaal Caribisch gebied

1 909

1 905

100 %

1 665

87 %

1 425

75 %

Cookeilanden

5

5

100 %

5

99 %

5

99 %

Oost-Timor

175

174

99 %

172

98 %

129

74 %

Fidji

49

49

100 %

46

95 %

36

73 %

Kiribati

42

42

100 %

41

97 %

25

59 %

Marshall-eilanden

17

17

100 %

17

98 %

11

66 %

Micronesië

23

23

100 %

21

89 %

10

43 %

Nauru

4

4

100 %

4

96 %

4

89 %

Niue

3

3

100 %

3

98 %

3

96 %

Palau

5

5

100 %

4

70 %

3

60 %

Papoea-Nieuw-Guinea

246

246

100 %

202

82 %

126

51 %

Salomonseilanden

69

69

100 %

60

87 %

56

82 %

Tonga

29

28

100 %

28

99 %

28

98 %

Tuvalu

14

14

100 %

13

99 %

10

74 %

Vanuatu

55

55

100 %

49

90 %

35

65 %

West-Samoa

67

67

100 %

67

99 %

66

98 %

Totaal Stille Oceaan

804

803

100 %

732

91 %

548

68 %

Caribisch gebied

540

531

98 %

429

80 %

283

52 %

Regio Centraal-Afrika

556

556

100 %

461

83 %

291

52 %

Oostelijk en zuidelijk Afrika en de Indische Oceaan

3 040

3 032

100 %

2 617

86 %

1 727

57 %

Intra-ACS-toewijzingen

7 744

7 632

99 %

6 938

90 %

5 808

75 %

Multiregionaal (PALOP)

62

62

99 %

59

94 %

45

72 %

Pacifisch gebied

324

324

100 %

253

78 %

170

52 %

Regio Zuidelijk Afrika

142

142

100 %

142

100 %

134

95 %

West-Afrikaanse regio

1 959

1 951

100 %

1 696

87 %

1 171

60 %

Totaal regionale samenwerking LGO

14 369

14 230

99 %

12 594

88 %

9 629

67 %

ACS

50 174

49 686

99 %

45 118

90 %

36 002

72 %

LGO

Alle LGO-landen

30

14

46 %

10

33 %

9

31 %

Alle LGO-landen

30

14

46 %

10

33 %

9

31 %

Anguilla

28

28

100 %

27

97 %

26

95 %

 

2

2

100 %

2

98 %

2

90 %

Falklandeilanden

10

10

100 %

10

100 %

8

77 %

Montserrat

33

33

100 %

33

100 %

29

88 %

Pitcairneilanden

5

5

99 %

5

99 %

5

99 %

Sint-Helena

38

38

100 %

38

100 %

35

92 %

Turks- en Caicoseilanden

33

33

100 %

32

100 %

31

95 %

Totaal Britse LGO

148

148

100 %

146

99 %

135

92 %

Aruba

21

21

100 %

21

99 %

14

66 %

Nederlandse Antillen — Bonaire

4

4

100 %

4

91 %

0

0 %

Nederlandse Antillen — Saba

4

4

100 %

3

97 %

3

97 %

Nederlandse Antillen — Sint-Eustatius

2

2

100 %

2

97 %

2

97 %

Nederlandse Antillen

41

41

100 %

23

57 %

18

43 %

Sint-Maarten

14

14

100 %

6

45 %

0

0 %

Totaal Nederlandse LGO

86

86

100 %

60

70 %

38

44 %

Frans-Polynesië

51

51

100 %

49

97 %

45

89 %

Mayotte

29

29

100 %

29

100 %

29

100 %

Nieuw-Caledonië

50

50

100 %

49

98 %

48

96 %

Saint-Pierre en Miquelon

47

47

100 %

46

98 %

46

98 %

Wallis en Futuna

39

39

100 %

36

94 %

25

64 %

Totaal Franse LGO

215

215

100 %

209

97 %

193

90 %

LGO Regionale samenwerking

139

138

99 %

133

96 %

59

42 %

Totaal regionale samenwerking LGO

139

138

99 %

133

96 %

59

42 %

LGO

618

601

97 %

559

90 %

434

70 %

 

TOTAAL: ACS+LGO

50 792

50 287

99 %

45 677

90 %

36 436

72 %


Uitsplitsing van vastgelegde, contractueel vastgelegde en betaalde bedragen per uitgaventerrein voor het 11e EOF

11e EOF Uitsplitsing van vastgelegde, contractueel vastgelegde en betaalde bedragen per uitgaventerrein (DAC-sectorcodes) (20)

(in miljoen EUR)

Sector

Vastgelegd (21)

Contractueel vastgelegd (21)

Betaald (21)

Sociale infrastructuur en dienstverlening

 

 

 

110-Onderwijs

1 197,26

1 038,76

758,36

120-Gezondheidszorg

2 226,42

2 323,60

1 907,70

130-Bevolkingspolitiek/programma’s en reproductieve gezondheid

352,44

38,39

20,24

140-Water en sanitaire voorzieningen

775,90

639,26

283,71

150-Overheid en maatschappelijk middenveld

5 905,39

5 450,64

4 156,20

160-Overige sociale infrastructuur en dienstverlening

979,35

1 339,34

1 128,02

Sociale infrastructuur en dienstverlening TOTAAL

11 436,77

10 829,99

8 254,24

Economische infrastructuur en dienstverlening

 

 

 

210- Vervoer en opslag

1 445,48

1 827,48

595,21

220- Communicatie

140,96

99,39

64,78

230- Energie

2 016,01

1 566,30

675,00

240- Bankdiensten en financiële dienstverlening

93,93

96,23

38,59

250- Zakelijke en andere diensten

346,23

178,15

84,80

Economische infrastructuur en dienstverlening TOTAAL

4 042,59

3 767,55

1 458,38

Productiesectoren

 

 

 

310-Landbouw, bosbouw en visserij

3 187,79

2 509,57

1 478,27

320-Industrie, delfstoffen en mijnbouw, bouwnijverheid

623,58

356,84

115,46

330-Handel en toerisme

497,21

353,36

138,53

Productiesectoren TOTAAL

4 308,58

3 219,77

1 732,26

Multisectoraal/transversaal

 

 

 

410-Algemene milieubescherming

999,94

760,45

390,13

430- Overige multisectoraal

3 841,16

2 343,95

609,07

Multisectoraal/transversaal TOTAAL

4 841,10

3 104,40

999,19

Hulp in de vorm van goederen en algemene programmasteun

 

 

 

510-Algemene begrotingssteun

3 116,32

3 059,65

2 345,18

520-Voedselhulp in het kader van ontwikkelingssteun

614,50

385,27

332,91

Hulp in de vorm van goederen en algemene programmasteun TOTAAL

3 730,82

3 444,92

2 678,10

Maatregelen met betrekking tot schulden

 

 

 

600-Maatregelen met betrekking tot schulden

91,50

Maatregelen met betrekking tot schulden TOTAAL

91,50

Humanitaire hulp

 

 

 

720-Respons in noodsituaties

746,19

505,17

458,31

730-Hulp voor wederopbouw en herstel

137,83

43,40

33,36

740-Paraatheid bij rampen

133,29

106,16

69,14

Humanitaire hulp TOTAAL

1 017,31

654,72

560,80

Administratieve kosten van donoren/Niet toegewezen/Niet nader gespecificeerd

 

 

 

910-Administratieve kosten van donoren

978,02

786,39

739,89

998-Niet toegewezen/niet gespecificeerd

586,30

434,28

421,68

N.b.-niet beschikbaar

214,40

0,64

Administratieve kosten van donoren/Niet toegewezen/Niet nader gespecificeerd TOTAAL

1 778,72

1 221,31

1 161,57

TOTAAL-GENERAAL VAN 11e EOF van vastgelegd, contractueel vastgelegd en betaald bedrag

31 247,39

26 242,65

16 844,55

Ontwikkeling van cumulatief vastgelegd, contractueel vastgelegd en betaald bedrag per uitgaventerrein voor het 11e EOF

Image 4

Image 5

Image 6

3.   VERKLARENDE BEGRIPPENLIJST

Aanpassing

Gewijzigde begroting of kredietoverschrijving van de ene begrotingspost naar de andere.

ABAC

De benaming van het boekhoudsysteem van de Commissie, dat sinds 2005 aangevuld is met regels van boekhouding op transactiebasis. Naast de begrotingsboekhouding op kasbasis voert de Commissie rekeningen op transactiebasis waarop ontvangsten worden geboekt op het moment van ontstaan, niet op het moment van inning. Uitgaven worden geboekt op het moment waarop ze worden aangegaan, niet op het moment van betaling. Bij een begrotingsboekhouding op kasbasis worden transacties of andere gebeurtenissen daarentegen alleen geboekt wanneer geld wordt ontvangen of uitbetaald.

Administratieve kredieten

Administratieve kredieten dienen ter dekking van de huishoudelijke uitgaven van de instellingen en entiteiten (personeel, gebouwen, kantoorapparatuur).

Agentschappen

EU-organen die een eigen rechtspersoonlijkheid hebben en waaraan onder strenge voorwaarden bevoegdheden met betrekking tot de begrotingsuitvoering kunnen worden gedelegeerd. Agentschappen vallen onder een specifieke kwijtingsprocedure die wordt toegepast door de kwijting verlenende autoriteit.

Annulering van kredieten

Ongebruikte kredieten die niet meer mogen worden gebruikt.

Begroting

Jaarlijks financieel plan, opgesteld met inachtneming van begrotingsbeginselen, waarin prognoses zijn opgenomen en op basis waarvan voor elk begrotingsjaar een raming kan worden gemaakt van toekomstige kosten, ontvangsten en uitgaven. Dit plan gaat vergezeld van uitvoerige beschrijvingen en gedetailleerde motiveringen in de vorm van toelichtingen bij de begroting.

Begrotingsautoriteit

Instellingen met besluitvormingsbevoegdheden inzake begrotingsaangelegenheden: voor de EU-instellingen, het Europees Parlement en de Raad van Ministers.

Voor de agentschappen en gemeenschappelijke ondernemingen is hun raad van bestuur de begrotingsautoriteit.

Begrotingspost/Begrotingsonderdeel

De begroting is gestructureerd in ontvangsten en uitgaven die worden weergegeven overeenkomstig een bindende nomenclatuur die de door de begrotingsautoriteit vastgestelde aard en het doel van elke post weerspiegelt. De afzonderlijke rubrieken (titel, hoofdstuk, artikel of post) vormen een formele beschrijving van de nomenclatuur.

Begrotingsresultaat

Het verschil tussen ontvangen inkomsten en de betaalde bedragen, met inbegrip van de aanpassingen voor overdrachten, annuleringen en wisselkoersverschillen.

Voor de agentschappen moet het resulterende bedrag worden terugbetaald aan de financierende autoriteit zoals bepaald in het Financieel Reglement voor agentschappen.

Beleidskredieten

De beleidskredieten financieren de verschillende beleidsmaatregelen, hoofdzakelijk in de vorm van subsidies of overheidsopdrachten.

Bestemmingsontvangsten extern/intern

Specifieke ontvangsten bestemd voor de financiering van welbepaalde uitgaven.

De belangrijkste externe bestemmingsontvangsten zijn de financiële bijdragen van derde landen aan programma’s die door de Unie worden gefinancierd.

De belangrijkste interne bestemmingsontvangsten zijn de van derden ontvangen betalingen voor goederen, diensten en werkzaamheden die op hun verzoek zijn geleverd; ontvangsten uit de terugbetaling van onverschuldigd betaalde bedragen en de opbrengsten van de verkoop van publicaties en films, met inbegrip van die op een elektronische gegevensdrager.

De volledige lijst van posten die bestemmingsontvangsten vormen, is opgenomen in artikel 21 van het Financieel Reglement.

Betaling

Een betaling is een uitbetaling om wettelijke verplichtingen na te komen.

Betalingskredieten

De betalingskredieten dekken de uitgaven die in het lopende jaar moeten worden gedaan uit hoofde van juridische verplichtingen die in het lopende jaar en/of eerdere jaren zijn aangegaan (Financieel Reglement artikel 7).

Boekhouding

De registratie en rapportering van financiële transacties, met inbegrip van de totstandkoming, opname, verwerking en samenvatting van de transactie in de financiële staten.

Economisch resultaat

Effect op de balans van uitgaven en ontvangsten op basis van de regels van boekhouding op transactiebasis.

Financieel reglement (FR)

Deze verordening, die is vastgesteld via de gewone wetgevingsprocedure na raadpleging van de Europese Rekenkamer, stelt de regels vast voor de opstelling en uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie.

Zie: Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (22).

Financieringsbronnen

Soorten kredieten.

Gedelegeerd ordonnateur

De gedelegeerd ordonnateur is in elke entiteit belast met het verlenen van toestemming voor ontvangsten- en uitgavenverrichtingen overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer en staat in voor de wettigheid en regelmatigheid ervan.

De gedelegeerd ordonnateur is verantwoordelijk voor het nemen van alle financiële besluiten betreffende acties die onder zijn/haar verantwoordelijkheid vallen. Hij/zij moet met name besluiten nemen om de begroting uit te voeren op basis van zijn/haar risicoanalyse.

Gemeenschappelijke ondernemingen (GO’s)

Een juridische entiteit van de EU die is opgericht krachtens het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De term kan worden gebruikt om een beschrijving te geven van de samenwerkingsstructuur die wordt voorgesteld voor de “goede uitvoering van programma’s voor onderzoek en technologische ontwikkeling en demonstratie in de Unie”.

Gesplitste kredieten

Gesplitste kredieten worden gebruikt voor de financiering van meerjarenacties; zij dekken alle kosten die voortvloeien uit de juridische verbintenissen die gedurende het lopende begrotingsjaar zijn aangegaan voor activiteiten waarvan de tenuitvoerlegging zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekt. Artikel 7 van het Financieel Reglement: Gesplitste kredieten worden opgenomen voor meerjarenacties. Zij bestaan uit vastleggings- en betalingskredieten.

Gewijzigde begroting

Tijdens het begrotingsjaar genomen besluit tot wijziging (verhoging, verlaging, overschrijving) van onderdelen van de goedgekeurde begroting van dat jaar.

Inkomsten

Zie Ontvangsten.

Jaarperiodiciteit

Het begrotingsbeginsel op grond waarvan uitgaven en ontvangsten worden geprogrammeerd en geautoriseerd voor een periode van één jaar die start op 1 januari en eindigt op 31 december.

Juridische verbintenis

Een juridische verbintenis doet een wettelijke verplichting jegens derden ontstaan.

Kredieten

De begrotingsmiddelen.

De begroting bevat ramingen van zowel vastleggingen (juridische verbintenissen om voor financiering te zorgen als aan bepaalde voorwaarden is voldaan) als betalingen (geld dat contant of per bankoverschrijving aan de begunstigden wordt uitbetaald). Er is vaak een verschil tussen de kredieten voor vastleggingen en die voor betalingen — de “gesplitste” kredieten — omdat de middelen voor meerjarige programma’s en projecten gewoonlijk volledig worden vastgelegd in het jaar waarin de desbetreffende besluiten worden genomen en de betalingen worden gespreid over een aantal jaren, in het tempo waarin programma’s en projecten worden uitgevoerd. Niet-gesplitste kredieten betreffen administratieve uitgaven. Vastleggingskredieten en betalingskredieten zijn in dat geval gelijk.

Niet-gesplitste kredieten

Niet-gesplitste kredieten worden gebruikt ter financiering van verrichtingen met een jaarlijks karakter. (Artikel 9 van het Financieel Reglement). In de EU-begroting betreffen niet-gesplitste kredieten administratieve uitgaven, ondersteuning van de landbouwmarkten en rechtstreekse betalingen.

Nog betaalbaar te stellen vastlegging

De nog betaalbaar te stellen vastleggingen (of RAL, van de Franse “reste à liquider”) worden gedefinieerd als het bedrag van de vastgelegde kredieten die nog niet zijn betaald of juridische verbintenissen die niet volledig zijn afgesloten met vereffening van de betalingen. Zij zijn het directe gevolg van de spreiding van programma’s over meerdere jaren en de splitsing in vastleggings- en betalingskredieten.

Ontvangsten

Term die wordt gebruikt om inkomsten uit alle bronnen te beschrijven waaruit de begroting wordt gefinancierd.

Overdracht van kredieten

Uitzondering op het beginsel van jaarperiodiciteit, waarbij kredieten die in een bepaald begrotingsjaar niet konden worden gebruikt, bij wijze van uitzondering en onder strikte voorwaarden worden overgedragen voor gebruik in het volgende jaar.

Overschot

Positief verschil tussen ontvangsten en uitgaven (zie Begrotingsresultaat), dat moet worden terugbetaald aan de financierende autoriteit zoals bepaald in het Financieel Reglement.

Overschrijving

Overschrijvingen houden de verplaatsing in van kredieten van het ene begrotingsonderdeel naar het andere in de loop van het begrotingsjaar en vormen dus een uitzondering op het begrotingsspecialiteitsbeginsel. Zij zijn echter uitdrukkelijk toegestaan bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgelegd in het Financieel Reglement. Het Financieel Reglement kent verschillende soorten overschrijvingen, al naargelang zij tussen of binnen begrotingstitels, -hoofdstukken, -artikelen en -onderdelen plaatsvinden en het vereiste niveau van goedkeuring.

RAL

Som van nog betaalbaar te stellen vastleggingen. Zie Nog betaalbaar te stellen vastlegging.

Rechtsgrondslag (basishandeling)

De rechtsgrondslag is in de regel een wet die gebaseerd is op een artikel in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dat de Gemeenschap bevoegdheid verleent voor een specifiek beleidsterrein en waarin de voorwaarden worden vastgesteld voor het vervullen van die bevoegdheid, met inbegrip van de uitvoering van de begroting. Bij bepaalde Verdragsartikelen wordt de Commissie machtiging verleend om specifieke acties te ondernemen, waaronder het verrichten van uitgaven, zonder dat daartoe een nadere rechtshandeling vereist is.

Rekenplichtige

De rol, de bevoegdheden en de verantwoordelijkheden van de rekenplichtige zijn vastgesteld in het Financieel Reglement:

de goede uitvoering van de betalingen,

de inning van de ontvangsten,

de invordering en verrekening,

het voeren, opstellen en presenteren van de rekeningen,

het vaststellen van de boekhoudregels en -methoden en het rekeningstelsel,

het vaststellen en valideren van de boekhoudsystemen, alsmede het valideren van de door de ordonnateur vastgelegde systemen die tot doel hebben boekhoudinformatie te verstrekken of te motiveren (lokale systemen),

het beheer van de kasmiddelen,

de aanwijzing van beheerders van gelden ter goede rekening,

de opening en sluiting van bankrekeningen in naam van de instelling.

Resultaat

Zie Begrotingsresultaat.

Subsidies

Rechtstreekse financiële bijdragen ten laste van de begroting, bij wijze van schenking verleend voor de financiering van een actie die moet bijdragen tot de verwezenlijking van een in het kader van het beleid van de EU passende doelstelling, of de werking van een orgaan dat een doelstelling van algemeen Europees belang of een in het kader van het beleid van de EU passende doelstelling nastreeft.

Tenuitvoerlegging

Zie Uitvoering van de begroting.

Terugvordering

Een terugvorderingsopdracht is de procedure waarbij de gedelegeerd ordonnateur een recht van de Commissie registreert teneinde het verschuldigde bedrag terug te ontvangen. Het recht is het recht van de Commissie om het bedrag te vorderen dat verschuldigd is door een schuldenaar, gewoonlijk een begunstigde.

Uitgaven

Term die wordt gebruikt voor de besteding van de begroting uit alle soorten financieringsbronnen.

Uitvoering van de begroting

Besteding van de begroting door middel van uitgaven en ontvangsten.

Uitvoeringsvoorschriften

Gedetailleerde uitvoeringsvoorschriften van het Financieel Reglement. Zij zijn opgenomen in een verordening van de Commissie die is vastgesteld na raadpleging van alle instellingen en zij kunnen het financieel reglement waarop zij gebaseerd zijn, niet wijzigen.

Vastgestelde begroting

De ontwerpbegroting wordt de vastgestelde begroting zodra zij door de begrotingsautoriteit is goedgekeurd.

Zie Begroting.

Vastgestelde rechten

Vastgestelde rechten zijn invorderingsopdrachten die de Europese Unie moet vaststellen om inkomsten te innen.

Vastlegging in de begroting

Een vastlegging in de begroting is een reservering van kredieten ter dekking van latere uitgaven.

Vastleggingskredieten

Vastleggingskredieten dekken alle kosten van juridische verplichtingen (contracten, subsidieovereenkomsten en subsidiebesluiten) die kunnen worden aangegaan in het lopende begrotingsjaar. Artikel 7 van het Financieel Reglement: Vastleggingskredieten dekken alle kosten die voortvloeien uit de juridische verbintenissen (contracten, subsidieovereenkomsten en subsidiebesluiten) die gedurende het lopende begrotingsjaar zijn aangegaan voor activiteiten die meerdere jaren bestrijken.

Vervallen kredieten

Ongebruikte kredieten die op het einde van het begrotingsjaar worden geannuleerd. Vervallen betekent de volledige of gedeeltelijke intrekking van de machtiging om uitgaven te doen en/of verplichtingen aan te gaan, belichaamd door een krediet.

Enkel voor gemeenschappelijke ondernemingen (GO’s) kunnen ongebruikte kredieten overeenkomstig hun financiële regels worden opgenomen in de raming van ontvangsten en uitgaven van de volgende drie begrotingsjaren (de zogeheten “n+3”-regel). Vervallen kredieten voor GO’s kunnen met andere woorden tot begrotingsjaar “n+3” opnieuw worden opgevoerd.

Vooraf toegewezen ontvangsten

De ontvangsten die voor een bepaald doel ter beschikking zijn gesteld, zoals inkomsten van stichtingsvermogens, subsidies, giften en legaten, daaronder begrepen de aan elke instelling vooraf toegewezen eigen ontvangsten.

Zie bestemmingsontvangsten.

Vrijmaking

Een handeling waarbij een eerdere vastlegging (of een deel daarvan) wordt geschrapt.

Wisselkoersverschil

Het verschil dat voortvloeit uit de wisselkoersen die gelden voor de transacties met betrekking tot landen buiten de eurozone, of uit de herwaardering van in buitenlandse valuta luidende activa en passiva bij de afsluiting.

JAARVERSLAG OVER DE UITVOERING — DE DOOR DE EUROPESE INVESTERINGSBANK BEHEERDE MIDDELEN

EUROPESE INVESTERINGSBANK

CA/541/21

11 maart 2021

 

Document 21/101

RAAD VAN BESTUUR

INVESTERINGSFACILITEIT

FINANCIËLE STATEN

PER 31 DECEMBER 2020

a)

Overzicht van de financiële positie

b)

Overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten

c)

Overzicht van de wijzigingen in de middelen van de contribuanten

d)

Kasstroomoverzicht

e)

Toelichtingen bij de financiële overzichten

f)

Verslag van de onafhankelijke accountant

OVERZICHT VAN DE FINANCIËLE POSITIE

PER 31 DECEMBER 2020

(× 1000 EUR)

 

Toelichting

31.12.2020

31.12.2019

ACTIVA

 

 

 

Geldmiddelen en kasequivalenten

5

923 940

837 777

Door contribuanten te storten bedragen

9/17

68 908

86 330

Thesauriemiddelen

10

351 873

330 587

Afgeleide financiële instrumenten

6

33 584

14 184

Leningen en voorschotten

7

1 673 445

1 518 675

Aandelen en andere effecten met variabele rente

8

526 810

619 928

Overige activa

11

109

Totaal activa

 

3 578 669

3 407 481

PASSIVA EN MIDDELEN VAN CONTRIBUANTEN

 

 

 

PASSIVA

 

 

 

Afgeleide financiële instrumenten

6

642

191

Uitgestelde baten

12

29 732

32 566

Voorzieningen voor verstrekte garanties

13

851

628

Voorzieningen voor toegezegde leningen

14

33 152

37 269

Aan derde partijen verschuldigde bedragen

15

152 378

147 438

Overige passiva

16

3 446

2 353

Totaal passiva

 

220 201

220 445

MIDDELEN CONTRIBUANTEN

 

 

 

Faciliteit afgeroepen bijdrage van de lidstaten

17

3 221 695

2 967 000

Ingehouden winsten

 

136 773

220 036

Totaal middelen contribuanten

 

3 358 468

3 187 036

Totaal passiva en middelen contribuanten

 

3 578 669

3 407 481


OVERZICHT VAN WINST OF VERLIES EN ANDERE NIET-GEREALISEERDE RESULTATEN

VOOR HET JAAR GEËINDIGD OP 31 DECEMBER 2020

(× 1000 EUR)

 

Toelichting

Van 1.1.2020

Van 1.1.2019

tot 31.12.2020

tot 31.12.2019

Rente en soortgelijke baten (1)

19

84 783

93 923

Rente en soortgelijke uitgaven

19

-5 250

-2 948

Nettorente en soortgelijke baten

 

79 533

90 975

Baten uit vergoedingen en provisies

20

353

4 438

Uitgaven aan vergoedingen en provisies

20

-225

-721

Netto vergoedings- en provisiebaten

 

128

3 717

Wijziging in reële waarde van afgeleide financiële instrumenten

 

18 949

12 611

Nettoresultaat op aandelen en andere effecten met variabele rente

21

-46 717

9 904

Nettoresultaat van de leningen en voorschotten tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies

7

-29 621

-8 331

Verkoop van leningen en opbrengst van invorderingsacties

 

2 362

2 064

Netto verlies valuta

 

-48 545

-61 998

Nettoresultaten van financiële transacties

 

- 103 572

-45 750

Wijziging bij waardevermindering op leningen en voorschotten, minus terugboekingen

7

-4 312

17 243

Wijziging in voorzieningen voor verstrekte garanties, minus terugboekingen

13

-228

107

Wijziging in voorzieningen voor toegezegde leningen, minus terugboekingen

14

3 715

-13 244

Algemene beheerskosten

22

-58 527

-50 009

(Verlies)/winst over het boekjaar

 

-83 263

3 039

Niet-gerealiseerde resultaten

 

Totaal niet-gerealiseerde resultaten winst/(verlies) voor het jaar

 

-83 263

3 039


OVERZICHT VAN DE WIJZIGINGEN IN DE MIDDELEN VAN DE CONTRIBUANTEN

VOOR HET JAAR GEËINDIGD OP 31 DECEMBER 2020

(× 1000 EUR)

 

Toelichting

Afgeroepen bijdrage

Ingehouden winsten

Totaal

Per 1 januari 2020

 

2 967 000

220 036

3 187 036

Bijdrage lidstaten afgeroepen in de loop van het jaar

17

209 614

209 614

Herschikking van de bijdrage van het 9e EOF voor rentesubsidies en technische bijstand naar de middelen van de contribuant

17

45 081

45 081

(Verlies) voor het jaar 2020

 

-83 263

-83 263

Wijzigingen middelen contribuanten

 

254 695

-83 263

171 432

Per 31 december 2020

 

3 221 695

136 773

3 358 468

Per 1 januari 2019

 

2 697 000

216 997

2 913 997

Bijdrage lidstaten afgeroepen in de loop van het jaar

17

270 000

270 000

Winst voor het jaar 2019

 

3 039

3 039

Wijzigingen middelen contribuanten

 

270 000

3 039

273 039

Op 31 december 2019

 

2 967 000

220 036

3 187 036


KASSTROOMOVERZICHT

VOOR HET JAAR GEËINDIGD OP 31 DECEMBER 2020

(× 1000 EUR)

 

Toelichting

Van 1.1.2020 tot 31.12.2020

Van 1.1.2019 tot 31.12.2019

OPERATIONELE ACTIVITEITEN

 

 

 

(Verlies)/winst over het boekjaar

 

-83 263

3 039

Aanpassingen voor:

 

 

 

Netto resultaat in reële waarde op aandelen en andere effecten met variabele rente

8

47 909

-8 629

Wijziging bij waardevermindering op leningen en voorschotten, minus terugboekingen

7

4 312

-17 243

Nettoresultaat van de leningen en voorschotten tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies

 

29 621

8 331

Wijziging opgelopen rente en geamortiseerde kostprijs leningen en voorschotten

7

-5 202

-5 087

Nettowijziging in voorzieningen voor verstrekte garanties, minus terugboekingen

13

228

-107

Nettowijziging in voorzieningen voor toegezegde leningen, minus terugboekingen

 

-4 117

13 447

Wijziging reële waarde derivaten

 

-18 949

-12 611

Wijziging opgelopen rente en geamortiseerde kostprijs van financiële activa

10

1 067

331

Wijziging uitgestelde baten

 

-2 834

-1 198

Gevolgen wijzigingen wisselkoers op leningen

7

90 878

-17 752

Effect van wisselkoerswijzigingen op aandelen en andere effecten met variabele rente

8

33 616

-6 812

Gevolgen wijzigingen wisselkoers op aangehouden tegoeden

 

9 233

2 369

Winst/(verlies) operationele activiteiten voor wijzigingen in bedrijfsactiva en -passiva

 

102 499

-41 922

Uitkeringen lening

7

- 560 291

- 311 185

Terugbetalingen leningen

7

276 101

355 078

Verkoop van leningen en opbrengst van invorderingsacties

 

2 362

2 194

Wijziging opgelopen rentebaten op geldmiddelen en kasequivalenten

5

66

-93

(Toename) thesauriemiddelen

10

-2 710 009

-2 948 021

Looptijden thesauriemiddelen

10

2 689 790

2 952 905

Afname in aandelen en andere effecten met variabele rente

8

-85 305

- 106 943

Netto-opbrengsten op aandelen en andere effecten met variabele rente

 

85 477

71 024

Toename/(Afname) overige activa

 

109

-171

(Toename)/Afname overige passiva

 

-1 093

140

Toename van andere bedragen te betalen aan Europese Investeringsbank

 

8 543

2 187

Netto kasstromen in operationele activiteiten

 

- 191 751

-24 807

FINANCIERINGSACTIVITEITEN

 

 

 

Bijdrage van lidstaten

 

227 035

284 820

Bedragen ontvangen van lidstaten met betrekking tot rentesubsidies en technische bijstand

 

60 387

30 000

Bedragen betaald namens lidstaten met betrekking tot rentesubsidies en technische bijstand

 

-18 807

-28 220

Netto kasstromen van financieringsactiviteiten

 

268 615

286 600

Nettotoename geldmiddelen en kasequivalenten

 

76 864

261 793

Samenvattende staat van kasstromen:

 

 

 

Geldmiddelen en kasequivalenten bij het begin van het begrotingsjaar

 

837 980

573 818

Netto kasstromen (gebruikt in)/van:

 

 

 

Operationele activiteiten

 

- 191 751

-24 937

Financieringsactiviteiten

 

268 615

286 730

Effect wijzigingen wisselkoers op geldmiddelen en kasequivalenten

 

9 233

2 369

Geldmiddelen en kasequivalenten bij het einde van het begrotingsjaar

 

924 077

837 980

Geldmiddelen en kasequivalenten zijn samengesteld uit:

 

 

 

Contanten

5

398 991

72 166

Termijndeposito’s (exclusief opgelopen rente)

5

380 000

622 991

Commercial paper

5

145 086

142 823

 

 

924 077

837 980

Toelichtingen bij de financiële staten per 31 december 2020

1.   Algemene informatie

De investeringsfaciliteit (de “faciliteit”) werd opgericht in het kader van de Overeenkomst van Cotonou (de “Overeenkomst”) betreffende steun voor samenwerking en ontwikkeling, die door de landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (“de ACS-staten”) en de Europese Unie en haar lidstaten op 23 juni 2000 werd gesloten en op 25 juni 2005 en 22 juni 2010 werd herzien.

De faciliteit is geen afzonderlijke rechtspersoon en de Europese Investeringsbank (“EIB”) beheert de bijdragen namens de lidstaten (“donoren”) overeenkomstig de voorwaarden van de overeenkomst en treedt op als een beheerder van de faciliteit.

De in het kader van de Overeenkomst vastgelegde financiering is afkomstig uit de begrotingen van de EU-lidstaten. EU-lidstaten dragen bij met bedragen voor de financiering van de faciliteit en subsidies die worden gebruikt voor de financiering van rentesubsidies zoals is voorzien in de meerjarige financiële kaders (het eerste financiële protocol voor de periode 2000-2007 waarnaar wordt verwezen als het 9e EOF, het tweede financiële protocol voor de periode 2008-2013 waarnaar wordt verwezen als het 10e EOF en het derde financiële protocol voor de periode 2014-2020 waarnaar wordt verwezen als het 11e EOF). De EIB is belast met het beheer van:

de faciliteit, een risicodragend roterend fonds ten belope van 3 685,5 miljoen EUR dat ertoe strekt de investeringen in de particuliere sector in de ACS-landen te bevorderen, waarbij een bedrag 48,5 miljoen EUR aan de landen en gebieden overzee (LGO) is toegewezen;

subsidies voor de financiering van rentesubsidies ten belope van maximaal 1 220,85 miljoen EUR voor ACS-landen en maximaal 8,5 miljoen EUR voor LGO. Tot 15 % van deze subsidies kan worden benut voor de financiering van projectgerelateerde technische bijstand.

De EU en de ACS hebben afspraken gemaakt over overgangsregelingen op grond waarvan de EIB haar activiteiten in de ACS-regio kan blijven bekrachtigen tot eind november 2021, of tot de inwerkingtreding van een nieuwe ACS-EU-Overeenkomst, of tot de voorlopige toepassing van de nieuwe overeenkomst tussen de Unie en de ACS-staten, indien dat eerder is (Besluit nr. 2/2020 van het ACS-EU-Comité van ambassadeurs van 4 december 2020 tot wijziging van Besluit nr. 3/2019 van het ACS-EU-Comité van ambassadeurs om overgangsmaatregelen vast te stellen overeenkomstig artikel 95, lid 4, van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst (23)).

Op 15 december 2020 is een akkoord bereikt over het Instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (“NDICI”), dat betrekking heeft op het externe optreden van de EU voor de periode 2021-2027. Dit omvat de integratie van het huidige buiten de begroting gehouden EOF in de EU-begroting. De NDICI-verordening voorziet in de rechtsgrondslag op grond waarvan de Commissie toekomstige EU-mandaten kan toevertrouwen aan de EIB voor haar activiteiten buiten de EU. De verordening voorziet tevens in het kader voor externe investeringen waarbinnen de Unie kan samenwerken met partnerinstellingen via subsidies of garanties uit de EU-begroting. De rechtsgrondslag het NDICI zal naar verwachting in het voorjaar van 2021 formeel worden aangenomen.

Op 23 december 2020 heeft de Raad besloten de huidige vastleggingsperiode van de ACS-investeringsfaciliteit met ten minste zes maanden te verlengen. Voor de toekomst zullen terugvloeiende middelen uit de ACS-investeringsfaciliteit worden ingezet binnen het NDICI-kader door middel van een combinatie van een specifiek segment voor de particuliere sector in de ACS-staten in het kader van het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO+) en een trustfonds, die beide door de EIB moeten worden uitgevoerd.

Na de verlenging van deze vastleggingsperiode van de investeringsfaciliteit zal de bank de verrichtingen in overeenstemming met haar mandaat blijven goedkeuren tot en met 30 juni 2021, of tot de inwerkingtreding van een verordening tot instelling van het financieringsinstrument voor extern optreden, indien dat later is, en in ieder geval tot uiterlijk op 30 november 2021 (24).

De jaarrekening is op continuïteitsbasis opgesteld, waarbij ervan wordt uitgegaan dat de Investeringsfaciliteit in staat zal zijn alle schulden uit hoofde van de operaties te honoreren. De duur van de investeringsfaciliteit wordt niet bepaald. Het Intern Akkoord van het 11e EOF blijft van kracht (overeenkomstig artikel 14, lid 3, van het Intern Akkoord) zolang dit nodig is om alle operaties die uit hoofde van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst, het LGO-besluit en het meerjarig financieel kader worden gefinancierd, volledig uit te voeren.

De huidige financiële overzichten bestrijken de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2020.

Op voorstel van het beheerscomité van de EIB heeft het directiecomité van de EIB de financiële overzichten op 11 maart 2021 vastgesteld en heeft het besloten deze ter goedkeuring voor te leggen aan de raad van bestuur van EIB op zijn bijeenkomst van 23 april 2021.

2.   Belangrijkste gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging

2.1.    Grondslag voor de voorbereiding — verklaring van overeenstemming

De financiële staten van de faciliteit zijn opgemaakt in overeenstemming met de International Financial Reporting Standards (IFRS), die door de Europese Unie zijn goedgekeurd.

a)   Belangrijke beoordelingen en ramingen

Bij het opmaken van de financiële staten moet een beroep worden gedaan op ramingen. Bij het toepassen van de grondslagen voor financiële verslaglegging van de faciliteit moet het management van de EIB ook beoordelingen maken. Indien er sprake is van een hogere mate van beoordeling of complexiteit of indien veronderstellingen en ramingen voor de financiële staten van belang zijn, wordt dit hierna bekendgemaakt.

Onder meer in volgende gevallen werd een beroep gedaan op beoordelingen en ramingen:

Vaststelling van de reële waarde van financiële instrumenten

De reële waarde van financiële activa en financiële passiva die worden verhandeld op actieve markten zijn gebaseerd op genoteerde marktprijzen en prijsnoteringen van effectenmakelaars. Wanneer de reële waarde niet uit actieve markten kan worden afgeleid, wordt de waarde bepaald met gebruikmaking van uiteenlopende waarderingstechnieken, waaronder mathematische modellen. De input voor deze modellen wordt waar mogelijk uit waarneembare markten gehaald. Is dit niet mogelijk, dan is er een zekere mate van beoordeling vereist voor de vaststelling van de reële waarde. De waarderingen kunnen worden ingedeeld in verschillende niveaus van de reëlewaardehiërarchie op grond van de inputs die worden gebruikt bij de waarderingstechnieken zoals beschreven en bekendgemaakt in de toelichtingen 2.4.2 en 4.

Waardevermindering op leningen en voorschotten

De meting van verwachte kredietverliezen (“expected credit loss” — ECL) vereist dat het management een aantal belangrijke evaluaties maakt, met name de beoordeling van een significante toename van het kredietrisico sinds de eerste opname, de opname van toekomstgerichte informatie en de verdere raming van het bedrag en het tijdstip van toekomstige kasstromen en de waarde van de zekerheden bij de vaststelling van waardeverminderingsverliezen. Deze ramingen zijn ingegeven door een aantal factoren, die kunnen resulteren in significante wijzigingen in de timing en het bedrag van de te erkennen kredietverliezen leiden (toelichting 2.4.2). Relevante aannames over de effecten op de waardevermindering als gevolg van COVID-19-pandemie worden nader beschreven in toelichtingen en 2.4.2 en 3.2.3.7.

Waardering van investeringen in niet-beursgenoteerde aandelen

Bij de waardering van investeringen in niet-beursgenoteerde aandelen wordt normaal gesproken met een van volgende gegevens rekening gehouden:

recente zakelijke en objectieve markttransacties;

actuele reële waarde van andere instrumenten die in wezen hetzelfde zijn;

de verwachte kasstromen die verdisconteerd zijn met behulp van actuele rentevoeten die gelden voor instrumenten met soortgelijke voorwaarden en risicokenmerken;

methode op basis van de aangepaste intrinsieke waarde: of

andere waarderingsmodellen.

De bepaling van de kasstromen en discontofactoren voor investeringen in niet-beursgenoteerde aandelen berust in grote mate op ramingen. De faciliteit stemt de waarderingstechnieken op gezette tijden op elkaar af en toetst hun geldigheid hetzij aan de prijzen van waarneembare actuele marktverrichtingen in hetzelfde instrument, hetzij aan andere beschikbare waarneembare marktgegevens.

Consolidatie van entiteiten waarin de faciliteit belangen aanhoudt

De EIB heeft belangrijke beoordelingen opgesteld waaruit blijkt dat geen enkele entiteit waarin zij een belang aanhoudt door haar wordt gecontroleerd. Dit valt toe te schrijven aan het feit dat in al dergelijke entiteiten, hetzij de beherende vennoot, hetzij de fondsbeheerder, hetzij de raad van bestuur als enigen beslissingsbevoegdheid hebben voor het beheer en de controle van de activiteiten en de aangelegenheden van het partnerschap. Zij beschikken over de bevoegdheid en het gezag om alle maatregelen te treffen die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het partnerschap in overeenstemming met de investerings- en beleidsrichtsnoeren.

b)   Wijzigingen in de grondslagen voor financiële verslaggeving

Met uitzondering van de hierna vermelde wijzigingen heeft de faciliteit consequent het in toelichting 2.4 beschreven waarderingsbeleid toegepast op alle periodes die in deze financiële staten zijn opgenomen. De faciliteit heeft de volgende nieuwe normen en wijzigingen aan normen aangenomen.

Gebruikte normen

De volgende interpretaties alsook de wijzigingen aan en de herziening van bestaande normen zijn sinds 1 januari 2020 van kracht voor de financiële staten van de faciliteit:

Rentebenchmarkhervorming — Wijzigingen aan IFRS 9, IAS 39 en IFRS 7

In september 2019 heeft de International Accounting Standards Board (IASB) wijzigingen aan IFRS 9, IAS 39 en IFRS 7 gepubliceerd, die voorzien in tijdelijke vrijstellingen die het mogelijk maken afdekkingstransacties (hedge accounting) voort te zetten tijdens de periode van onzekerheid voorafgaand aan de vervanging van een bestaande rentevoetbenchmark met een alternatieve bijna risicovrije rentevoet (RFR).

De wijzigingen in IFRS 9 omvatten een aantal vrijstellingen, die van toepassing zijn op alle afdekkingsrelaties die rechtstreeks worden beïnvloed door de rentebenchmarkhervorming. De eerste drie vrijstellingen hebben betrekking op:

de beoordeling of een verwachte toekomstige transactie (of een onderdeel daarvan) zeer waarschijnlijk is;

de beoordeling wanneer het bedrag uit de kasstroomafdekkingsreserve naar de winst of het verlies moet worden overgeboekt;

de beoordeling van de economische relatie tussen de afgedekte positie en het afdekkingsinstrument.

Voor elk van deze vrijstellingen wordt ervan uitgegaan dat de benchmark waarop de afgedekte kasstromen zijn gebaseerd, niet wordt gewijzigd als gevolg van de IBOR -hervorming.

De vierde vrijstelling bepaalt dat een niet contractueel gespecificeerde risicocomponent alleen afzonderlijk identificeerbaar hoeft te zijn bij de initiële aanwijzing van de hedge en niet op een permanente basis.

De toepassing van de vrijstellingen is verplicht en de vrijstellingen blijven onbeperkt gelden wanneer geen van de in de wijzigingen beschreven gebeurtenissen heeft plaatsgevonden. De wijzigingen bevatten ook specifieke openbaarmakingsvereisten voor afdekkingsrelaties waarop de vrijstellingen van toepassing zijn. De wijzigingen moeten retroactief worden toegepast. Afdekkingsrelaties die eerder ongedaan zijn gemaakt, kunnen echter niet op aanvraag opnieuw worden aangegaan, noch kunnen afdekkingsrelaties op basis van kennis achteraf worden ingesteld.

De invoering van deze wijzigingen had geen wezenlijke invloed op de financiële staten van de faciliteit.

Definitie van materieel — Wijzigingen in IAS 1 “Presentatie van de jaarrekeningen” en IAS 8 “Grondslagen voor financiële verslaggeving, schattingswijzigingen en fouten”

De wijzigingen verduidelijken de definitie van “materieel” en stemmen de definitie die wordt gebruikt in he conceptueel raamwerk af op de normen zelf. In de gewijzigde definitie wordt het volgende bepaald: “Informatie is van materieel belang indien redelijkerwijze mag worden verwacht dat weglating, onjuiste weergave of versluiering daarvan van invloed zal zijn op beslissingen die de primaire gebruikers van de jaarrekening voor algemeen gebruik nemen op basis van die jaarrekening, waarin financiële informatie over een specifieke verslaggevende entiteit wordt verstrekt.” De wijziging verduidelijkt ook de betekenis van “primaire gebruikers van de jaarrekening voor algemeen gebruik” waaraan deze financiële overzichten zijn gericht, door deze te definiëren als “bestaande en potentiële beleggers, kredietverstrekkers en andere crediteuren” die voor een groot deel van de door hen benodigde financiële informatie op de jaarrekening voor algemeen gebruik aangewezen.

Deze wijzigingen hadden geen wezenlijke invloed op de financiële overzichten van de faciliteit.

Wijzigingen in de verwijzingen naar het conceptueel kader in IFRS-normen

Het herziene conceptueel kader voor financiële verslaglegging is geen norm, en geen van de concepten heeft voorrang boven die van een norm of van vereisten in een norm. Het heeft voornamelijk tot doel de IASB bij te staan bij de ontwikkeling van normen, opstellers van jaarrekeningen te helpen bij een consistente financiële verslaggeving, indien er geen toepasselijke norm voorhanden is en alle partijen te helpen de normen te begrijpen en te interpreteren. Het conceptuele kader bevat een aantal nieuwe concepten, voorziet in geactualiseerde definities en opnamecriteria voor activa en verplichtingen en verduidelijkt een aantal belangrijke concepten.

De faciliteit heeft het herziene conceptueel kader op 1 januari 2020 goedgekeurd. De herziening van het conceptueel kader had geen wezenlijke invloed op de financiële overzichten van de faciliteit.

Uitgevaardigde normen die nog niet zijn vastgesteld

Rentebenchmarkhervorming — Fase 2 — Wijzigingen aan IFRS 9, IAS 39, IFRS 7, IFRS 4 en IFRS 16

Op 27 augustus 2020 heeft de IASB de rentebenchmarkhervorming — Fase 2 — Wijzigingen aan IFRS 9, IAS 39, IFRS 7, IFRS 4 en IFRS 16 bekendgemaakt. Met de bekendmaking van de wijzigingen van de tweede fase heeft de IASB zijn werkzaamheden naar aanleiding van de IBOR-hervorming afgerond.

De wijzigingen voorzien in tijdelijke vrijstellingen die betrekking hebben op de gevolgen voor de financiële verslaglegging wanneer een interbancaire aangeboden rente (IBOR) wordt vervangen door een alternatieve vrijwel risicovrije rentevoet (RFR).

De wijzigingen zijn van kracht voor jaarperioden die op of na 1 januari 2021 aanvangen. De faciliteit heeft deze wijzigingen niet in een vroeg stadium aangenomen en een interdepartementale IBOR-werkgroep is opgericht om de gevolgen in te schatten en de transitie te beheren.

c)   Overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging

In het overzicht van de financiële positie zijn de activa en passiva opgenomen in dalende volgorde van liquiditeit en wordt er geen onderscheid gemaakt tussen vlottende en niet-vlottende posten.

i)    Omrekening valuta

Voor de presentatie van de financiële staten wordt de euro gebruikt, die ook de functionele munteenheid is. Tenzij anders aangegeven, is de financiële verslaglegging in EUR is afgerond op het dichtstbijzijnde veelvoud van duizend euro.

De verrichtingen in vreemde valuta worden omgerekend tegen de wisselkoers van de datum van de verrichting.

Financiële activa en passiva die in andere valuta dan de euro zijn uitgedrukt, worden in euro omgerekend tegen de wisselkoers van de datum van het overzicht van de financiële positie. De winst of het verlies uit die omrekening wordt in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten opgevoerd.

Niet-monetaire posten die worden geboekt tegen in een vreemde munteenheid uitgedrukte historische kosten, worden omgerekend tegen de wisselkoers van de datum van de oorspronkelijke transactie. Niet-monetaire posten die worden geboekt tegen de in een vreemde munteenheid uitgedrukte reële waarde, worden omgerekend tegen de wisselkoers van de datum waarop de reële waarde werd bepaald.

Wisselkoersverschillen die voortvloeien uit de vereffening van verrichtingen tegen een andere koers dan die van de datum van de transactie, en niet-gerealiseerde wisselkoersverschillen op in vreemde valuta uitgedrukte monetaire activa en passiva die niet zijn vereffend, worden in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten opgevoerd.

ii)    Andere financiële activa dan derivaten

Niet-afgeleide financiële instrumenten worden initieel opgenomen op basis van de valutadatum.

Indeling en waardering

Financiële activa

Bij eerste opname wordt een financieel actief geclassificeerd als gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs (“AC”), tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de overige onderdelen van het totaalresultaat (“FVOCI”) of tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies (“FVTPL”) en wordt een financiële verplichting geclassificeerd als gewaardeerd tegen AC of FVTPL.

Volgens IFRS 9 begint de classificatie met het bepalen of het financiële actief als een schuldinstrument of als eigenvermogensinstrument moet worden beschouwd. IFRS 9 verwijst naar de definities in IAS 32 Financiële instrumenten: Presentatie.

Schuldbewijzen zijn instrumenten die voldoen aan de definitie van een financiële verplichting uit het oogpunt van de tegenpartij, zoals leningen en schuldbewijzen, met inbegrip van obligaties, promesses, of certificaten die zijn uitgegeven door gestructureerde entiteiten, overheden of bedrijven.

Een schuldbewijs wordt gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs (“AC”), indien het aan beide volgende voorwaarden voldoet en niet geldt als gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies (“FVTPL”):

het actief wordt aangehouden binnen een bedrijfsmodel dat erop gericht is activa aan te houden om contractuele kasstromen te ontvangen, en

de contractvoorwaarden van het financiële actief op bepaalde data aanleiding geven tot kasstromen die uitsluitend aflossingen en rentebetalingen op het uitstaande hoofdsombedrag betreffen (SPPI criteria solely payments of principal and interest).

Een schuldbewijs wordt alleen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de overige onderdelen van het totaalresultaat (“FVOCI”), indien het aan beide volgende voorwaarden voldoet en niet geldt als gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies (“FVTPL”):

het actief wordt aangehouden binnen een bedrijfsmodel waarvan het doel wordt bereikt door zowel contractuele kasstromen te ontvangen als financiële activa te verkopen, en

de contractvoorwaarden van het financiële actief geven op bepaalde data aanleiding tot kasstromen die uitsluitend aflossingen en rentebetalingen op het uitstaande hoofdsombedrag betreffen (SPPI criteria).

De bovenstaande vereisten dienen van toepassing te zijn op een volledig financieel actief, ook al bevat het een in een contract besloten derivaat.

Eigenvermogensinstrumenten zijn instrumenten die vanuit het perspectief van de uitgevende instelling aan de definitie van eigen vermogen voldoen; dat wil zeggen instrumenten die geen contractuele verplichting tot betaling bevatten en het overblijvende recht omvatten op een belang in de netto activa van de uitgevende instelling. Eigenvermogensinstrumenten worden gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies (“FVTPL”).

Bij de eerste opname van een eigenvermogensinstrument dat niet voor handelsdoeleinden wordt aangehouden, kan de faciliteit de onherroepelijke keuze maken om latere veranderingen in niet-gerealiseerde resultaten te presenteren. Deze keuze wordt voor elke investering afzonderlijk gemaakt.

Alle andere financiële activa worden geclassificeerd als gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies (“FVTPL”).

Beoordeling van het bedrijfsmodel

De EIB, als beheerder van de faciliteit, maakt een beoordeling van de doelstelling van een bedrijfsmodel waarin een schuldinstrument op portefeuilleniveau wordt aangehouden omdat dit het best de wijze weergeeft waarop het bedrijf wordt beheerd en informatie aan het management wordt verstrekt. De in aanmerking genomen informatie omvat:

de vastgestelde beleggingsdoelstellingen en beleggingsbeleid voor de portefeuille en de uitvoering van dit beleid in de praktijk. In het bijzonder of de strategie van het management gericht is op het genereren van contractuele rentebaten, het handhaven van een specifiek renteprofiel, de afstemming van de duration van de financiële activa op de duration van de verplichtingen die met deze activa worden gefinancierd of het realiseren van kasstromen door de activa te verkopen;

hoe de prestaties van de portefeuille worden geëvalueerd en aan het management van de faciliteit worden gerapporteerd;

de risico’s die van invloed zijn op de prestaties van het bedrijfsmodel (en de binnen dat bedrijfsmodel aangehouden financiële activa) en de wijze waarop die risico’s worden beheerd, en

de frequentie, het volume en de timing van verkopen in vorige periodes, de redenen voor deze verkopen en verwachtingen met betrekking tot toekomstige verkoopactiviteiten.

Informatie over verkoopactiviteiten wordt echter niet afzonderlijk beschouwd, maar als onderdeel van een algemene beoordeling van de wijze waarop de doelstelling van de faciliteit voor het beheer van de financiële activa wordt bereikt en van de wijze waarop kasstromen worden gerealiseerd.

Het bedrijfsmodel voor de impactfinancieringsenveloppe voor rechtstreekse verstrekking van kredieten is beschreven en bekendgemaakt in toelichting 24.

SPPI criteria (Uitsluitend aflossingen en rentebetalingen criteria)

In het kader van deze beoordeling wordt onder “hoofdsom” verstaan de reële waarde van het schuldinstrument bij eerste opname. “Rente” wordt gedefinieerd als vergoeding voor de tijdswaarde van geld, voor het tijdens een bepaalde periode aan het uitstaande hoofdsombedrag verbonden kredietrisico en voor andere met kredietverlening samenhangende basisrisico’s en -kosten (bv. liquiditeitsrisico en administratieve kosten), alsook uit een winstmarge.

Bij de beoordeling of de contractuele kasstromen uitsluitend aflossingen en rentebetalingen betreffen, wordt rekening gehouden met de contractuele voorwaarden van het instrument. Dit houdt onder meer in dat moet worden beoordeeld of het financiële actief een contractuele bepaling bevat die het tijdstip of het bedrag van contractuele kasstromen zou kunnen wijzigen zodat het actief niet aan deze voorwaarde zou voldoen.

Verwijdering uit de balans

De faciliteit verwijdert een financieel actief uit de balans wanneer de contractuele rechten op de kasstromen uit het financiële actief aflopen, of wanneer het recht wordt overgedragen om de contractuele kasstromen te ontvangen in een transactie waarbij de risico’s en voordelen van eigendom van het financiële actief worden overgedragen door de faciliteit of waarbij de faciliteit nagenoeg alle risico’s en voordelen van eigendom behoudt maar de zeggenschap over het financiële actief niet behoudt.

Bij het niet langer opnemen van een financieel actief of een financiële verplichting (zie toelichting 2.4.4) wordt het verschil tussen de boekwaarde van het actief of de verplichting (of de boekwaarde die is toegerekend aan het deel van het actief of de verplichting dat niet langer wordt opgenomen) en de som van i) de ontvangen of betaalde vergoeding en ii) elke cumulatieve winst die, of elk cumulatief verlies dat, rechtstreeks in niet-gerealiseerde resultaten was opgenomen, in winst of verlies opgenomen, met uitzondering van de in de overige onderdelen van het totaalresultaat opgenomen cumulatieve winsten of verliezen voor investeringen in aandelen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen die bij afstoting in het reservefonds worden gestort en niet in winst of verlies.

Herclassificatie

Financiële activa worden na hun eerste opname niet heringedeeld, behalve in de periode na de wijziging door de faciliteit van haar bedrijfsmodel voor het beheer van financiële activa.

Wijziging

Een financieel actief dat tegen geamortiseerde kostprijs wordt gewaardeerd, wordt als gewijzigd beschouwd wanneer de contractuele kasstromen ervan opnieuw worden heronderhandeld of anderszins worden gewijzigd. Heronderhandeling of herziening kan al dan niet leiden tot het niet langer opnemen van de oude en de erkenning van het nieuwe financiële instrument.

Een substantiële contractuele wijziging van de kasstromen van een financieel actief gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs die resulteert in het niet langer opnemen van het financiële actief, leidt tot de opname van het nieuwe financiële actief tegen de reële waarde ervan en tot de opname van het waarderingsverschil in de winst- en verliesrekening in de geconsolideerde winst- en verliesrekening onder “resultaat met betrekking tot financiële operaties”.

Een contractuele wijziging wordt geacht aanzienlijk te zijn indien de contante waarde van de kasstromen onder de herziene voorwaarden (gedisconteerd tegen de oorspronkelijke effectieve rentevoet) ten minste 10 % verschilt van de contante waarde van de resterende kasstromen van het oorspronkelijke financiële actief. Kwalitatieve factoren zoals een verandering in de valuta waarin het financiële actief luidt en de omrekeningskenmerken worden eveneens in aanmerking genomen.

Vaststelling van de reële waarde van financiële instrumenten

De reële waarde van een financieel instrument is de prijs die zou worden ontvangen om een activum te verkopen of die zou worden betaald om een verplichting over te dragen in een regelmatige transactie tussen marktdeelnemers op de waarderingsdatum in de hoofdsom, of bij ontstentenis hiervan op de voordeligste markt waartoe de faciliteit op dat moment toegang heeft.

In voorkomend geval bepaalt de EIB namens de faciliteit de reële waarde van een instrument waarbij gebruikt wordt gemaakt van een prijsnotering op een actieve markt voor dat instrument. Een actieve markt is een markt waarop transacties voor het actief of de verplichting voldoende frequent en in voldoende volume plaatsvinden om op permanente basis prijsinformatie te verschaffen.

Wanneer de reële waarde van financiële activa en financiële passiva in de balans niet uit actieve markten kan worden afgeleid, wordt de waarde bepaald met gebruikmaking van uiteenlopende waarderingstechnieken, waaronder mathematische modellen. De input voor deze modellen wordt waar mogelijk uit waarneembare markten gehaald. Is dit niet mogelijk, dan is er een zekere mate van beoordeling vereist voor de vaststelling van de reële waarde. De gekozen waarderingstechniek omvat alle factoren waarmee marktdeelnemers rekening zouden houden bij de prijszetting van een transactie.

Bij deze waarderingstechnieken kan onder meer gebruik worden gemaakt van de methodes van netto contante waarde en geactualiseerde waarde van de kasstroom, vergelijking met soortgelijke instrumenten waarvoor waarneembare marktprijzen bestaan, de Black-Scholes en polynomische prijsbepalingsmodellen en andere waarderingsmodellen. De bij de waarderingstechnieken gebruikte veronderstellingen en inputs omvatten risicovrije rentenvoeten en basisrentevoeten, kredietspreads die worden gebruikt bij de raming van discontovoeten, obligatie- en aandelenkoersen, wisselkoersen en aandelen- aandelenindexkoersen en verwachte prijsschommelingen en correlaties.

De waarderingstechnieken hebben tot doel om te komen tot een waardering tegen reële waarde, die een weergave is van de prijs die zou worden ontvangen om het actief te verkopen of die zou worden betaald om de verplichting over te dragen in een regelmatige transactie tussen marktdeelnemers op de waarderingsdatum.

De bank gebruikt algemeen erkende waarderingstechnieken voor het bepalen van de reële waarde van veel voorkomende en meer eenvoudige financiële instrumenten, zoals rentevoeten en valutaswaps die alleen gebruik maken van waarneembare marktgegevens en een geringe beoordeling en inschatting door het management vereisen. Waarneembare prijzen en modelinputs zijn doorgaans beschikbaar op de markt voor beursgenoteerde schuldbewijzen en gewone aandelen, op de beurs verhandelde derivaten en eenvoudige over-the-counter derivaten, zoals renteswaps. Door de beschikbaarheid van waarneembare marktprijzen en modelinputs zijn beoordelingen en inschattingen door het management minder vereist en wordt ook de onzekerheid over de vaststelling van de reële waarden verminderd. De beschikbaarheid van waarneembare marktprijzen en inputs hangt af van de producten en de markten en is onderhevig aan wijzigingen als gevolg van specifieke gebeurtenissen en de algemene omstandigheden die zich op de financiële markten voordoen.

Voor meer complexe modellen maakt de bank gebruik van haar eigen waarderingsmodellen, die zijn ontwikkeld op basis van erkende waarderingsmodellen. Sommige of alle belangrijke inputs voor deze modellen kunnen niet waarneembaar zijn op de markt en zijn afgeleid van marktprijzen of koersen of zijn geraamd op basis van veronderstellingen. Voorbeelden van instrumenten waarbij gebruik wordt gemaakt van aanzienlijke niet-waarneembare inputs zijn onder meer leningen en garanties waarvoor er geen actieve markt is. Voor waarderingsmodellen die gebruik maken van aanzienlijke niet-waarneembare inputs moet in hogere mate een beroep worden gedaan op de beoordelingen en inschattingen door het management bij de vaststelling van de reële waarde. Beoordelingen en inschattingen door het management zijn doorgaans vereist bij de keuze van het geschikte waarderingsmodel, de vaststelling van verwachte toekomstige kasstromen voor het te waarderen financieel instrument, de vaststelling van kans op wanbetaling door tegenpartijen en vervroegde aflossing en de selectie van geschikte disconteringspercentages.

Bij de vaststelling van reële waarden maakt de EIB gebruik van de volgende reëlewaardehiërarchie die het belang van de bij de waarderingen gebruikte inputs weerspiegelt:

Niveau 1: inputs die niet zijn aangepast aan op actieve markten genoteerde marktprijzen voor identieke instrumenten waartoe de faciliteit toegang heeft;

Niveau 2: andere inputs dan de in niveau 1 ondergebrachte prijsnoteringen die waarneembaar zijn, hetzij rechtstreeks (dus als prijzen) of onrechtstreeks (dus afgeleid van prijzen). Deze categorie omvat instrumenten die zijn gewaardeerd op grond van op actieve markten genoteerde marktprijzen voor soortgelijke instrumenten, prijsnoteringen voor identieke of soortgelijke instrumenten op markten die als minder actief worden beschouwd of andere waarderingstechnieken waarbij alle significante inputs direct of indirect waarneembaar zijn van marktgegevens;

Niveau 3: inputs die niet waarneembaar zijn. Deze categorie omvat alle instrumenten waarvoor de waarderingstechniek inputs omvat die niet gebaseerd zijn op waarneembare gegevens en waarbij de niet-waarneembare inputs een significant effect hebben op de waardering van het instrument. Deze categorie omvat instrumenten die zijn gewaardeerd op grond van prijsnoteringen voor soortgelijke instrumenten waarbij aanzienlijke niet-waarneembare aanpassingen of veronderstellingen vereist zijn om de verschillen tussen de instrumenten weer te geven.

De faciliteit erkent overdrachten tussen de niveaus van de reëlewaardehiërarchie op het einde van de rapportageperiode waarin de wijziging heeft plaatsgevonden.

Bijzondere waardevermindering van financiële activa

IFRS 9 is gebaseerd op een toekomstgericht model voor te verwachten kredietverliezen (“expected credit loss” — ECL). De EIB heeft een kader vastgesteld voor de berekening van “verwacht kredietverlies”, afhankelijk van de toestand van de macro-economie. Het omvat de vaststelling van tijdstipgerelateerde (“point-in-time”/PIT) parameters voor het kredietrisico (“kans op wanbetaling” — “Probability of default”/PD) en “verlies bij wanbetaling” — “loss given default”/LGD) op basis van een systematische factor (kredietcyclus) die wordt aangestuurd door de macro-economie en wordt geprojecteerd via macro-economische prognoses of scenario’s. Het uiteindelijke te verwachten kredietverlies is een kansgewogen gemiddelde van het respectieve macro-economische ECL-scenario. Het toekomstgerichte waardeverminderingsmodel zal gelden voor zowel financiële activa die worden gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs als financiëlegarantiecontracten en voor buiten de balans vallende verplichtingen.

Onder IFRS 9 worden voorzieningen voor verliezen op een van de volgende grondslagen gewaardeerd:

binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen: dit zijn te verwachten kredietverliezen die voortvloeien uit wanbetalingsgebeurtenissen ten aanzien van een financieel instrument, die mogelijk zijn binnen de twaalf maanden na de verslagdatum, en

tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen: dit zijn te verwachten kredietverliezen die voortvloeien uit alle mogelijke gebeurtenissen waardoor tijdens de verwachte looptijd van een financieel instrument wanbetaling met betrekking tot het financiële instrument ontstaat.

De norm IFRS 9 voorziet in een model met drie fasen voor waardevermindering gebaseerd op wijzigingen in kredietkwaliteit sinds de eerste opname. Financiële instrumenten worden gerangschikt in fase 1 met uitzondering voor die instrumenten waarvoor een significante toename van het kredietrisico sinds de eerste opname is vastgesteld. Dit omvat kwantitatieve en kwalitatieve informatie en analyse, gebaseerd op de deskundigheid van de bank en met inbegrip van toekomstgerichte informatie.

Verworven of gecreëerde activa met verminderde kredietwaardigheid (“POCI”) zijn de financiële activa die vanaf het moment van eerste opname worden geacht te worden geclassificeerd als fase 3. Voor verworven of gecreëerde financiële activa met verminderde kredietwaardigheid worden de cumulatieve wijzigingen in tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen sinds de eerste opname in het overzicht van winst of verlies opgenomen.

De beoordeling door de bank van de fase is gebaseerd op een sequentiële aanpak die in overeenstemming is met de richtsnoeren voor kredietrisico’s (“CRG”) en de richtsnoeren en procedures voor financiële monitoring (“FMGPs”), met name voor aanleidingen voor vroegtijdige waarschuwing, de toezichtlijst, de interne rating en de achterstallen.

Overeenkomstig de richtsnoeren van de opstellers van standaarden en marktpraktijken is de EIB van mening dat de toepassing van COVID-19-respijtmaatregelen op korte termijn op renderende tegenpartijen, gericht op het aanpakken van de negatieve systemische economische gevolgen van de COVID-19-pandemie, op zichzelf niet mag worden beschouwd als een automatische trigger om te concluderen dat een significante toename van het kredietrisico (SICR) zich heeft voorgedaan. Zoals vermeld in toelichting 3.2.3.8, hanteert de EIB het oordeel van deskundigen bij de beoordeling van het kredietrisico van dergelijke tegenpartijen.

De EIB is van mening dat het effect van de COVID-19-pandemie tot uiting komt in het bestaande toekomstgerichte model voor te verwachten kredietverliezen dat voldoende robuust wordt geacht om rekening te kunnen houden met dergelijke extreme gebeurtenissen. De respectieve effecten zijn met name rechtstreeks weergegeven in de macro-economische projecties en de looptijdstructuren van de kans op wanbetaling.

Indien zich een significante toename van het kredietrisico heeft voorgedaan, wordt het financieel instrument naar fase 2 verplaatst zonder dat er evenwel een verminderde kredietwaardigheid geldt voor het instrument. Indien het financieel instrument door een verminderde kredietwaardigheid wordt gekenmerkt, wordt het vervolgens in fase 3 ondergebracht.

Om in fase 3 blootstellingen vast te stellen, bepaalt de bank of er al dan niet objectieve aanwijzingen voor niet-renderende blootstelling zijn. Er wordt vanuit gegaan dat er sprake is van wanbetaling bij een financieel actief wanneer het onwaarschijnlijk is dat de kredietnemer zijn kredietverplichtingen ten aanzien van de faciliteit volledig zal nakomen, zonder dat de faciliteit zal moeten overgaan tot acties of wanneer de kredietnemer meer dan 90 dagen achterstallig is bij het nakomen van een aanzienlijke kredietverplichting jegens de faciliteit.

In dit verband wordt een financieel actief geacht onderhevig te zijn aan een bijzondere waardevermindering wanneer wordt vastgesteld dat het waarschijnlijk is dat de faciliteit niet alle verschuldigde bedragen zal kunnen innen volgens de oorspronkelijke contractvoorwaarden of een equivalente waarde. De individuele kredietblootstellingen worden beoordeeld op basis van de kenmerken van de kredietnemer, de algemene financiële toestand, de middelen en de historiek van de gedane betalingen, de vooruitzichten voor de steun van eventuele financieel verantwoordelijke garantiegevers en, indien van toepassing, de realiseerbare waarde van zekerheden.

Alle aan een bijzondere waardevermindering onderhevige vorderingen worden ten minste halfjaarlijks getoetst en onderzocht. Alle latere wijzigingen van de bedragen en het tijdstip van de verwachte toekomstige kasstromen ten opzichte van de voorafgaande ramingen zullen resulteren in een wijziging in de voorziening voor kredietverliezen en worden verwerkt op de winst-en-verliesrekening. Een voorziening voor bijzondere waardevermindering wordt alleen teruggeboekt wanneer de kredietkwaliteit ervan zodanig is verbeterd dat redelijke zekerheid bestaat dat de hoofdsom en de rente tijdig kunnen worden geïnd overeenkomstig de oorspronkelijke contractvoorwaarden van de claimovereenkomst. Een afschrijving wordt verricht wanneer een schuldvordering geheel of gedeeltelijk als oninbaar of kwijtgescholden wordt beschouwd. Afschrijvingen worden in mindering gebracht op eerder vastgestelde bijzondere waardeverminderingen of rechtstreeks op de winst- en verliesrekening en verminderen de hoofdsom van een vordering. Voorheen afgeschreven gedeeltelijk of volledig teruggevorderde bedragen worden gecrediteerd op de winst- en verliesrekening.

Waardering van te verwachten kredietverliezen — Inputs, aannames en technieken

Waardering van tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen geldt voor activa in de fase 2 en fase 3, terwijl waardering van binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen geldt voor activa in fase 1.

De verwachte kredietverliezen werden berekend op basis van de volgende variabelen:

Kredietrating en tijdstipgerelateerde (PIT) kans op wanbetaling (“PD”);

tijdstipgerelateerde (PIT) verlies bij wanbetaling (Loss Given Default — “LGD”);

Blootstelling bij wanbetaling (Exposure at default — “EAD”).

De rating van een tegenpartij wordt op een bepaalde datum bepaald aan de hand van quoteringmodellen die zijn toegesneden op de verschillende categorieën tegenpartijen en blootstellingen.

Elke kredietrating verwijst naar een specifieke kans op wanbetaling diet de waarschijnlijkheid vertegenwoordigt dat een tegenpartij zijn financiële verplichtingen niet kan nakomen, hetzij in de komende 12 maanden, hetzij in de resterende looptijd van de obligatie. Ratings zijn dus de primaire input voor het bepalen van de tijdstipgerelateerde (PIT) rentetermijnstructuur van kans op wanbetaling voor blootstellingen. De EIB verzamelt gegevens over prestaties en wanbetalingen met betrekking tot de kredietrisicoblootstellingen van de faciliteit. De ingewonnen gegevens worden opgesplitst per bedrijfstak en per type regio. Verschillende bedrijfstakken en regio’s die op een homogene manier reageren op kredietcycli worden samen geanalyseerd.

De EIB gebruikt statistische modellen om de ingewonnen gegevens te analyseren en ramingen op te stellen over de kans op wanbetaling in de resterende looptijd van blootstellingen en hoe deze naar verwachting zullen wijzigingen als gevolg van het verstrijken van de tijd en gezien de specifieke macro-economische scenario’s.

Het verlies bij wanbetaling is de inschatting van de EIB van de verhouding van het verlies op een vordering als gevolg van wanbetaling van een tegenpartij ten opzichte van het uitstaande bedrag bij wanbetaling. Verlies bij wanbetaling kan ook worden gedefinieerd als “1 — inningspercentage”. De ramingen met betrekking tot verlies bij wanbetaling worden hoofdzakelijk bepaald op basis van geografische kenmerken en soort tegenpartij, met vijf hoofdblootstellingscategorieën: Overheden, openbare instellingen, financiële instellingen, ondernemingen en projectfinanciering. De waarden voor verlies bij wanbetaling kunnen verder worden aangepast op basis van het product en de specifieke kenmerken van de blootstelling.

De EIB verwerkt tijdstipgerelateerde en toekomstgerichte informatie in haar beoordeling of het kredietrisico van een instrument sinds de eerste opname ervan aanzienlijk is toegenomen én bij haar waardering van te verwachten kredietverliezen.

Voor de meting van te verwachten kredietverliezen heeft de EIB een voorwaardelijke modelleringsbenadering ontwikkeld voor de berekening van de looptijdstructuren van de kans op wanbetaling, die betstaat uit:

de definitie van een economisch redelijke verbindingsfunctie tussen de kredietcyclus en macro-economische variabelen, en

een reeks van drie macro-economische scenario’s (één basisscenario en twee scenario’s die een neergang en een opleving van de economie weerspiegelen) met een meerjarige potentiële verwezenlijking van het bbp en de daarmee samenhangende waarschijnlijkheid.

Om macro-economische scenario’s te genereren, maakt de EIB gebruik van een macro semi-structureel meerlandenmodel met simultane vergelijkingen van de wereldeconomie met landspecifieke blokken. Het centrale/basisscenario is ontworpen om in overeenstemming te zijn met de meest recente prognoses van de Europese Commissie. De positieve en negatieve scenario’s worden rond het centrale scenario ontworpen door de inzet van het meerlandenmodel/model met simultane vergelijkingen. De scenario’s komen tot stand door het bbp, de belangrijkste maatstaf voor de economische activiteit, aan een aantal schokken te onderwerpen. De schokken op het reële bbp worden gekalibreerd om de volatiliteit van de variabele in het verleden te repliceren. Daarnaast wordt in voorkomend geval het oordeel van deskundigen toegepast om de omvang en de persistentie van bbp-schokken te verfijnen. De schokken worden samen met een afnamefunctie vastgesteld om het effect van de schokken in de tijd te bepalen. De aan elk scenario verbonden waarschijnlijkheden worden gedefinieerd op basis van marktindicatoren (volatiliteit) en intern ontwikkelde indicatoren/trackers die in de loop van de tijd op consistente wijze worden ingezet om onzekerheid op te vangen.

Blootstelling bij wanbetaling is de verwachte blootstelling bij een wanbetaling en is gebaseerd op de huidige blootstelling aan de tegenpartij en potentiële wijzigingen aan het huidige bedrag die zijn toegestaan onder het contract met inbegrip van aflossingen. De blootstelling bij wanbetaling van een financieel actief is de brutoboekwaarde. Voor leningtoezeggingen en financiële garanties omvat de blootstelling bij wanbetaling het opgenomen bedrag.

In 2020 heeft de EIB, in overeenstemming met haar lopende evaluatie en onderhoud van modellen, haar PIT (tijdstipgerelateerde), PD (kans op wanbetaling) en LGD (verlies bij wanbetaling) modellen, bijgewerkt die worden gebruikt om de ramingen van te verwachten kredietverliezen (ECL) te berekenen. De aard van de actualisering heeft voornamelijk betrekking op een verandering in gegevensinputbronnen, meer in het bijzonder krediet- en macro-economische gegevens die worden gebruikt voor kredietcyclusmodellering ter ondersteuning van de berekening van PIT ECL (looptijd en 12M). De kredietcyclus is nu opgebouwd aan de hand van gegevens van een extern ratingbureau over de verlaging en de wanbetalingsgraad en wordt geprojecteerd via de jaarlijkse groeicijfers van het reële bbp en de spread tussen de langetermijn- en de kortetermijnrente, namelijk de rentetermijnpremie, terwijl de vorige modelversie de kredietcyclus heeft geëxtraheerd uit PIT-PD-maatstaven die door externe gegevensverstrekkers zijn verstrekt en slechts één enkele macro-economische variabele omvatte, namelijk de driemaandelijkse groeicijfers van het reële bbp.

De actualisering van het model brengt verschillende verbeteringen met zich mee, namelijk de nieuwe definitie van de kredietcyclus, die gepaard gaat met een groter onderscheidingsvermogen tussen de industrie- en regiosegmenten, het verband met de macro-economische variabelen is sterker en maakt het mogelijk een tweede externe verklarende variabele (termijnpremie) op te nemen. De impact van de verbetering van het model wordt vermeld in de toelichtingen 7.2 en 14.

1.   Geldmiddelen en kasequivalenten

In het kader van de faciliteit worden lopende rekeningen, kortetermijndeposito’s of schuldpapier met oorspronkelijke looptijden van drie maanden of minder als geldmiddelen en kasequivalenten beschouwd. Geldmiddelen en kasequivalenten worden in het overzicht van de financiële positie tegen kostprijs geboekt.

2.   Thesauriemiddelen

Thesauriemiddelenbestaan uit beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde obligaties die men tot einde looptijd wil aanhouden en commercial paper met oorspronkelijke looptijden van meer dan drie maanden en die bijgevolg tegen geamortiseerde kostprijs worden ingedeeld.

Deze obligaties en commercial paper worden initieel opgenomen tegen reële waarde plus eventuele rechtstreeks aan te rekenen transactiekosten. Het verschil tussen boekwaarde en aflossingswaarde wordt afgeschreven in overeenstemming met de effectieverentemethode over de resterende looptijd van het instrument.

3.   Leningen en voorschotten

De portefeuille van leningen en voorschotten kan bestaan uit schuldinstrumenten zoals leningen en schuldbewijzen, met inbegrip van obligaties, promesses of certificaten die zijn uitgegeven door gestructureerde entiteiten met de bedoeling deze tot het einde van de looptijd aan te houden en de contractuele kasstromen te ontvangen.

Leningen en voorschotten omvatten:

leningen en voorschotten gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs,

leningen en voorschotten verplicht gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies.

Door de faciliteit verstrekte leningen worden bij de activa van de faciliteit opgenomen wanneer de geldmiddelen aan de kredietnemer zijn uitgekeerd. Niet-uitbetaalde delen van leningen worden buiten de balans geregistreerd tegen hun nominale waarde. Leningen die de SPPI-test met succes doorstaan, worden in eerste instantie tegen kosten (netto uitgekeerde bedragen) opgenomen, dat wil zeggen de reële waarde van de geldmiddelen waarmee de lening tot stand is gekomen inclusief transactiekosten, en worden vervolgens gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs met behulp van de effectieverentemethode.

Schuldbewijzen worden opgenomen in de activa van de faciliteit wanneer de geldmiddelen worden overgedragen aan de emittent en kunnen de vorm aannemen van een contractueel verbonden schuldinstrument of een schuldinstrument met één tranche. Niet-uitbetaalde delen van schuldbewijzen worden buiten de balans geregistreerd tegen hun nominale waarde. Schuldbewijzen worden in eerste instantie gewaardeerd tegen kostprijs, zijnde de reële waarde vermeerderd met de direct toe te rekenen transactiekosten, en worden vervolgens tegen geamortiseerde kostprijs gewaardeerd met behulp van de effectieverentemethode. Het verschil tussen boekwaarde en aflossingswaarde wordt afgeschreven in overeenstemming met de effectieverentemethode over de resterende looptijd van het instrument.

Het beleid inzake waardevermindering van leningen en voorschotten wordt beschreven in toelichting 2.4.2.

Leningen en voorschotten die niet aan het SPPI-criterium voldoen, worden verplicht gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies De gebruikte techniek voor waardering tegen reële waarde is gebaseerd op een techniek van gedisconteerde kasstroom of liquidatiewaarde

4.   Aandelen en andere effecten met variabele rente

Er zijn twee soorten kapitaaldeelname bij de Faciliteit: i) directe beleggingen in aandelen en ii) risicokapitaalfondsen. De aandelen en andere variabele rendementen van variabele rendementen worden initieel opgenomen tegen reële waarde plus de transactiekosten. Vervolgens worden veranderingen in de reële waarde, met inbegrip van winsten en verliezen in vreemde valuta, opgenomen in het overzicht van het totaalresultaat onder het nettoresultaat op aandelen en andere effecten met variabele rente.

Voor beleggingen in niet-beursgenoteerde aandelen, wanneer de reële waarde niet kan worden afgeleid uit actieve markten, wordt de reële waarde bepaald aan de hand van erkende waarderingstechnieken (zie toelichting 4.2.1).

De deelnemingen van de faciliteit zijn doorgaans investeringen in risicodragend kapitaal of risicokapitaalfondsen. Volgens de gangbare praktijk in de financiële sector wordt op dergelijke investeringen doorgaans gezamenlijk ingeschreven door een aantal investeerders, die elk afzonderlijk niet in staat zijn de dagelijkse transacties en de investeringsactiviteit van een dergelijk fonds te beïnvloeden. Bijgevolg geeft het lidmaatschap van een investeerder in een bestuursorgaan van een dergelijk fonds deze investeerder doorgaans niet het recht de dagelijkse transacties van het fonds te beïnvloeden. Daarnaast bepalen individuele investeerders in risicodragend kapitaal of een durfkapitaalfonds niet het beleid van een dergelijk fonds op het vlak van het uitkeringsbeleid van dividenden of andere uitkeringen. Dergelijke besluiten worden doorgaans genomen door de directie van een fonds op basis van de aandeelhoudersovereenkomst waarin de rechten en de plichten zijn vastgelegd van de directie en alle aandeelhouders van het fonds. Doorgaans is het individuele investeerders op grond van de aandeelhoudersovereenkomst ook verboden om op bilaterale basis materiële transacties met het fonds uit te voeren, personeelswijzigingen tot stand te brengen bij de kaderleden of bevoorrechte toegang te verkrijgen tot cruciale technische informatie. De investeringen van de faciliteit worden uitgevoerd overeenkomstig de bovenvermelde gangbare praktijk van de financiële sector, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de faciliteit geen controle of significante invloed in de zin van IFRS 10 en IAS 28 uitoefent over deze investeringen, inclusief de investeringen waarin de faciliteit meer dan 20 % van de stemrechten bezit.

iii)    Financiële waarborgen

Financiële garantiecontracten zijn overeenkomsten waarbij de faciliteit bepaalde betalingen moet verrichten om de garantiehouder een verlies te vergoeden dat ontstaat wanneer een bepaalde debiteur verzuimt een krachtens de voorwaarden van een schuldinstrument verschuldigde betaling te verrichten.

Volgens de bestaande regels voldoen deze garanties niet aan de definitie van een verzekeringscontract (IFRS 4 Verzekeringscontracten).

Financiële garanties worden geboekt onder IFRS 9 — Financiële instrumenten, hetzij als “Derivaten”, hetzij als “Financiële garanties”, op basis van hun kenmerken en eigenschappen zoals omschreven door IFRS 9.

Het waarderingsbeleid voor derivaten wordt uiteengezet in toelichting 2.4.5.

Financiële garanties worden in eerste instantie opgenomen in het overzicht van de financiële positie onder “Voorzieningen voor verstrekte garanties” tegen reële waarde plus transactiekosten die rechtstreeks zijn toe te rekenen aan de uitgifte van de financiële garanties. Bij de eerste opname stemt de verplichting tot betalen overeen met de netto contante waarde (NCW) van de verwachte instroom van premies of het initieel verwacht verlies.

Na de eerste opname worden de financiële verplichtingen gewaardeerd tegen het hoogste van de volgende bedragen:

het bedrag van de voorziening voor verliezen zoals bepaald overeenkomstig IFRS 9, en

de initieel opgenomen premie verminderd met de overeenkomstig de beginselen van IFRS 15 opgenomen ontvangsten.

Elke verhoging of verlaging van de nettoverplichting (zoals gewaardeerd overeenkomstig IFRS 9) met betrekking tot andere financiële garanties dan de betaling naar aanleiding van beroepen op de garantie wordt opgenomen in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten onder “Wijziging in voorzieningen voor garanties”.

De ontvangen premie wordt opgenomen in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten onder “Baten uit vergoedingen en provisies” op basis van een aflossingsplan overeenkomstig IFRS 15 voor de looptijd van de financiële garantie.

iv)    Andere financiële passiva dan derivaten

Indeling en waardering

Financiële verplichtingen

Een financiële verplichting wordt gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs, behalve voor financiële verplichtingen die voldoen aan de definitie van voor handelsdoeleinden aangehouden (bv. afgeleide verplichtingen).

De faciliteit neemt een financiële verplichting niet langer in de balans op wanneer zijn contractuele verplichtingen zijn vervuld, geannuleerd of verlopen.

v)    Afgeleide financiële instrumenten

Afgeleide financiële instrumenten omvatten cross currency swaps, cross-currency renteswaps, currency swaps op korte termijn (“FX swaps”) en renteswaps.

Niet-afgeleide financiële instrumenten worden aanvankelijk opgenomen op basis van de transactiedatum.

De faciliteit mag in de uitoefening van haar normale activiteiten swapovereenkomsten sluiten ter afdekking van specifieke kredietverrichtingen of currency forward contracten sluiten ter afdekking van haar valutaposities, die in andere actief verhandelde valuta dan de euro luiden, om het risico (winst of verlies) van wisselkoersschommelingen af te dekken.

Alle derivaten worden gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies en worden gerapporteerd als afgeleide financiële instrumenten. Reële waarden worden hoofdzakelijk bepaald op grond van contantewaardeberekeningen, optiewaarderingsmodellen en prijsnoteringen van derde partijen.

Derivaten worden tegen reële waarde als activa geboekt wanneer hun reële waarde positief is en als passiva wanneer hun reële waarde negatief is. Wijzigingen in de reële waarde van afgeleide financiële instrumenten zijn opgenomen in het overzicht van winst en verlies en niet-gerealiseerde resultaten onder de rubriek “Wijziging in reële waarde van afgeleide financiële instrumenten”.

In het kader van IFRS 9 zijn splitsingsvereisten voor in een contract besloten derivaten geschrapt voor financiële activa of financiële passiva. Het hybride contract wordt dus dienovereenkomstig als geheel beoordeeld voor de indeling van financiële activa of passiva.

vi)    Bijdragen

Bijdragen van de lidstaten worden in de balans als te innen schuldvorderingen beschouwd met ingang van de datum van het besluit van de Raad waarin de door de lidstaten te betalen financiële bijdragen aan de faciliteit worden vastgesteld.

De bijdragen van de lidstaten voldoen aan de volgende voorwaarden en worden bijgevolg als vermogen geboekt:

zoals in de bijdrage-overeenkomst is vastgelegd, geven zij de lidstaten het recht om bij een liquidatie van de faciliteit te bepalen hoe de netto-activa van de faciliteit worden besteed;

zij behoren tot de categorie instrumenten die bij alle andere categorieën instrumenten is achtergesteld;

alle financiële instrumenten die deel uitmaken van de categorie instrumenten die bij alle andere categorieën instrumenten zijn achtergesteld, hebben identieke kenmerken;

het instrument heeft geen kenmerken waardoor het als een passivum zou moeten geboekt, en

de verwachte totale kasstromen die gedurende de looptijd van het instrument aan het instrument zijn toe te rekenen, zijn in aanzienlijke mate gebaseerd op de winst of het verlies, de verandering in de opgenomen nettoactiva of de verandering in de reële waarde van de opgenomen en niet-opgenomen nettoactiva van de faciliteit gedurende de looptijd van het instrument.

Bijdragen worden in de financiële staten ingedeeld en gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs.

vii)    Rente en soortgelijke baten

Rente van door de faciliteit verstrekte leningen wordt geboekt in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten (“Rente en soortgelijke baten”) en in het overzicht van de financiële positie (“Leningen en voorschotten”) volgens het toerekeningsbeginsel met gebruikmaking van de effectieve rentevoet, die de factor is om de geraamde toekomstige kasstromen of ontvangsten tijdens de verwachte looptijd van de lening exact naar de nettoboekwaarde van de lening te verdisconteren. Zodra de boekwaarde van een lening door een waardevermindering afgenomen is, blijven de rentebaten opgenomen met gebruikmaking van de oorspronkelijke effectieve rentevoet die op de nieuwe boekwaarde wordt toegepast.

Rente van verworven of gecreëerde leningen met verminderde kredietwaardigheid wordt geboekt in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten (“Rente en soortgelijke baten”) en in het overzicht van de financiële positie (“Leningen en voorschotten”) volgens het toerekeningsbeginsel met gebruikmaking van de voor de kredietwaardigheid gecorrigeerde effectieve rentevoet tijdens de volledige looptijd van de lening, die de factor is om de geraamde toekomstige kasstromen of ontvangsten tijdens de verwachte looptijd van de lening exact naar de geamortiseerde kostprijs van de lening te verdisconteren.

Rentesubsidies die voor de middelen van de faciliteit zijn ontvangen, worden uitgesteld en erkend als een aanpassing van het effectieve rendement, en worden geboekt onder “Rente en soortgelijke baten” in de winst- en verliesrekening over de periode vanaf de uitbetaling tot de terugbetaling van de gesubsidieerde lening.

Bereidstellingsprovisies worden uitgesteld en als inkomsten erkend waarbij de effectieve rentemethode wordt gebruikt met betrekking tot periode van de uitbetaling tot de terugbetaling van de desbetreffende lening en worden in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten gepresenteerd onder rentebaten en soortgelijke opbrengsten.

viii)    Rentesubsidies en technische bijstand

Het beheer van de rentesubsidies en technische bijstand namens de lidstaten is een onderdeel van de activiteiten van de faciliteit.

Het deel van de bijdragen van de lidstaten dat aan de betaling van rentesubsidies en technische bijstand wordt toegewezen, wordt niet opgevoerd in de middelen van de contribuanten van de faciliteit, maar wordt ingedeeld als “aan derden verschuldigd bedrag”. De faciliteit betaalt de eindbegunstigden uit en vermindert vervolgens het aan derden verschuldigde bedrag.

Wanneer bijdragen voor rentesubsidies en technische bijstand niet volledig worden toegekend, worden zij opnieuw geboekt als bijdrage aan de faciliteit.

ix)    Rentebaten op geldmiddelen en kasequivalenten

Rentebaten van geldmiddelen en kasequivalenten worden volgens het toerekeningsbeginsel opgenomen in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten van de faciliteit.

x)    Honoraria, provisies en dividenden

Honoraria die werden ontvangen met betrekking tot diensten die over een bepaalde periode werden verstrekt, worden als baten opgenomen in de mate dat de diensten zijn verstrekt. Honoraria die werden ontvangen bij de uitvoering van belangrijke handeling, worden als baten opgenomen wanneer belangrijke handeling heeft plaatsgevonden. Deze honoraria worden opgenomen in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten onder de post “baten van honoraria en provisies”.

Dividenden van aandelen en andere effecten met variabele rente worden bij ontvangst opgenomen en worden in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten gepresenteerd onder netto gerealiseerde baten op aandelen en andere effecten met variabele rente.

xi)    Belastingen

Het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, bepaalt dat de bezittingen, inkomsten en andere eigendommen van de instellingen van de Unie vrijgesteld zijn van alle directe belastingen.

3.   Risicobeheer

Deze toelichting bevat gegevens over de blootstelling van de faciliteit aan krediet- en financiële risico’s, beheer en controle van deze risico’s door de faciliteit, in het bijzonder de primaire risico’s die verband houden met het gebruik van financiële instrumenten. Die prioriteiten zijn:

kredietrisico — het risico op verlies als gevolg van het in gebreke blijven van de cliënt of tegenpartij dat zich voordoet bij alle vormen kredietblootstelling, inclusief afwikkelingsrisico;

liquiditeitsrisico — het risico dat een entiteit niet in staat is om toename van activa te financieren en te voldoen aan haar verplichtingen wanneer deze vervallen, zonder onaanvaardbare verliezen op te lopen;

marktrisico — het risico dat wijzigingen in marktprijzen en koersen, zoals rentevoeten, aandelenkoersen, wisselkoersen de ontvangsten van de entiteit of de waarde van haar deelnemingen in financiële instrumenten beïnvloeden.

3.1.    Organisatie van het risicobeheer

De EIB past het risicobeheerkader van de faciliteit voortdurend aan.

Het directoraat risicobeheer van de EIB is verantwoordelijk voor de identificatie, de beoordeling, het toezicht en de rapportage over de risico’s waaraan de faciliteit is blootgesteld. Binnen een kader waarbij de scheiding van taken in acht wordt genomen, staat het risicobeheer los van de front office.

Op EIB-niveau brengt de directeur risicobeheer voor de EIB-groep (“GCRO”) verslag uit over de risico’s die de groep loopt aan het EIB-beheerscomité, onder toezicht van het met risicobeheer belaste lid van het beheercomité. De GCRO heeft rechtstreekse toegang tot het risicobeleidscomité en kan rechtstreeks schrijven naar en communiceren met het directiecomité van de EIB over alle aangelegenheden die verband houden met zijn/haar bevoegdheid.

3.2.    Kredietrisico

Kredietrisico is het mogelijke risico op verlies als gevolg van het in gebreke blijven van de cliënt of tegenpartij dat zich voordoet bij alle vormen kredietblootstelling, inclusief afwikkeling.

3.2.1.   Beleid op het vlak van kredietrisico

Bij het uitvoeren van de kredietanalyse van de tegenpartijen bij de lening beoordeelt de EIB het kredietrisico en het verwachte verlies met het oog op een kwantificering en taxering van het risico. De EIB heeft een interne ratingmethode (IRM) ontwikkeld om de interne ratings te bepalen van de kredietrelevante tegenpartijen die als kredietnemer/borgsteller optreden. De methodiek is gebaseerd op een systeem van puntenlijsten die zijn aangepast aan elke belangrijke tegenpartij (bv. bedrijven, financiële instellingen enz.). Rekening houdende met zowel de beste bancaire praktijken van toepassing op de EIB als de principes in het kader van kapitaalakkoord Bazel II, worden alle tegenpartijen die essentieel zijn voor het kredietprofiel van een specifieke transactie gerangschikt in interne ratingcategorieën waarbij gebruik wordt het gemaakt van de IRM voor het specifieke type tegenpartij. Aan elke tegenpartij wordt een interne rating toegekend die de kans op wanbetaling weerspiegelt na een diepgaande analyse van het bedrijfsprofiel en financieel risicoprofiel van de tegenpartij en de risicocontext van het land van die tegenpartij. Indien nodig worden aanpassingen door deskundigen aangebracht, waarbij rekening wordt gehouden met de steun van de moederinstelling of de overheid van de juridische entiteiten, en de definitieve rating maakt bijsturingen mogelijk om rekening te houden met informatie (bv. marktprijzen) die niet in de puntenlijst is opgenomen.

Bij de kredietbeoordeling van projectfinanciering en andere gestructureerde transacties met beperkte aanwending wordt gebruik gemaakt van kredietrisico-instrumenten die van belang zijn voor de sector en hoofdzakelijk zijn toegespitst op beschikbaarheid van cash flow en aflossingscapaciteit. Bij deze instrumenten gaat het om de analyse van het contractueel kader van projecten, de analyse van de tegenpartij en cashflowsimulaties. Net zoals bij bedrijven en financiële instellingen wordt voor elk project een interne risicorating berekend. Ten slotte worden landen van buiten de EU beoordeeld door de afdeling Economie op basis van een statistisch model.

Alle interne ratings worden gemonitord tijdens de looptijd van de lening en wordt periodiek bijgewerkt.

Alle verrichtingen zonder de overheid als tegenpartij (of zonder overheidsgarantie/hiermee gelijkgestelde garantie) zijn onderworpen aan een specifiek transactieniveau en beperkingen van de grootte van de tegenpartij. Tegenpartijlimieten worden in voorkomend geval vastgesteld op het geconsolideerde blootstellingsniveau van de groep. Dergelijke beperkingen weerspiegelen doorgaans de omvang van de eigen middelen van de tegenpartijen.

Om het kredietrisico te beperken maakt de EIB indien nodig en geval per geval gebruik van verschillende kredietverbeteringen. Hierbij gaat het om:

wederpartij of projectgerelateerde effecten (bv. aandelen als onderpand; activa als onderpand; overdracht van rechten; toezeggingen met betrekking tot de rekeningen), of/en

waarborgen, doorgaans verstrekt door de sponsor van het gefinancierde project (bv. honoreringsgarantie, afroepgaranties) of bankwaarborgen.

De faciliteit doet geen beroep op kredietderivaten om het kredietrisico te beperken.

3.2.2.   Maximale blootstelling aan kredietrisico zonder rekening te houden met zekerheidsstellingen en andere kredietbeschermingen

In de onderstaande tabel is de maximale blootstelling aan kredietrisico opgenomen voor de onderdelen van de balans, inclusief derivaten. De maximale blootstelling is een brutoweergave, zonder het risicobeperkende effect van het gebruik van zekerheidsstellingen.

(× 1000 EUR)

Maximale blootstelling

31.12.2020

31.12.2019

ACTIVA

 

 

Geldmiddelen en kasequivalenten

923 940

837 777

Door contribuanten te storten bedragen

68 908

86 330

Thesauriemiddelen

351 873

330 587

Afgeleide financiële instrumenten

33 584

14 184

Leningen en voorschotten

1 673 445

1 518 675

Overige activa

109

Totaal

3 051 859

2 787 553

Voorzieningen voor toegezegde leningen

-33 152

-37 269

POSTEN BUITEN DE BALANS

 

 

Voorwaardelijke passiva

 

 

Verstrekte garanties

998 560

200 013

Vastleggingen

 

 

Niet-uitgekeerde leningen

1 722 618

1 357 320

Niet-verstrekte garanties

554 686

1 359 818

Totaal buitenbalansposten

3 275 864

2 917 151

Totaal kredietrisico

6 294 571

5 667 435

3.2.3.   Kredietrisico op leningen en voorschotten

3.2.3.1.   Meting kredietrisico op leningen en voorschotten

Leningen, voorschotten of garanties van de faciliteit gaan gepaard met een uitgebreide risicobeoordeling en weging van de prognoses van verwachte verliezen die zijn opgenomen in een rangschikking van de lening. Verrichtingen in het kader van de IFE (zoals uiteengezet in toelichting 24), met uitzondering van via intermediairs verstrekte leningen, zijn niet onderworpen aan de richtsnoeren voor kredietrisicobeleid en zijn onderworpen aan een andere procedure. De rangschikking wordt opgesteld volgens algemeen aanvaarde criteria, op basis van de kwaliteit van de kredietnemer, de looptijd van de lening, de garantie en in voorkomend geval de borgsteller.

Het systeem voor de rangschikking van leningen omvat methodieken, processen, databases en IT-systemen voor de beoordeling van het kredietrisico bij leningen en de weging van de prognoses van verwachte verliezen. Het is een samenvatting van een grote hoeveelheid gegevens om een relatieve rangschikking van de kredietrisco’s van de leningen tot stand te brengen. De rangschikking is een weerspiegeling van de huidige waarde van het geraamde niveau van de “verwachte verliezen”, waarbij rekening wordt gehouden met de kans op wanbetaling van de belangrijkste schuldenaars, de blootstelling bij wanbetalingen en de ernst van het verlies bij wanbetaling. Rangschikkingen worden gebruikt voor de volgende doelstellingen:

als hulpmiddel voor een meer accurate en kwantitatieve beoordeling van de leningrisico’s;

als indicator van kredietrisicovariaties met het oog op het prioriteren van monitoringinspanningen;

als beschrijving van de kwaliteit van de leningportfolio op een bepaalde datum;

als maatstaf voor de berekening van de jaarlijkse toevoegingen aan de algemene leningsreserve, en

als input bij risicowaarderingsbesluiten.

De volgende factoren spelen mee bij de vaststelling van een rangschikking:

i)

De kredietwaardigheid van de lener: hierbij gaat het om een onafhankelijke beoordeling van de kredietnemers en een evaluatie van hun kredietwaardigheid op basis van interne methodieken en externe data. Overeenkomstig de gekozen interneratingbenadering in het kader van Basel III-raamwerk heeft de Bank een interne ratingmethodiek opgesteld om de interne ratings van kredietnemers en borgstellers te bepalen. Dit is gebaseerd op een reeks specifieke puntenlijsten voor elke categorie tegenpartij.

ii)

De wanbetaling-correlatie: zij geeft aan hoe waarschijnlijk het is dat zowel de kredietnemer als de borgsteller tegelijkertijd met financieringsmoeilijkheden zullen worden geconfronteerd. Hoe hoger de correlatie tussen kansen op wanbetaling van de kredietnemer en de borgsteller, hoe geringer de waarde van de garantie en dus hoe lager (slechter) de rating.

iii)

De waarde van garantie-instrumenten en effecten: deze waarde wordt beoordeeld op basis van de combinatie van de kredietwaardigheid van de emittent en het soort instrument dat wordt gebruikt.

iv)

Het toe te passen invorderingspercentage: zijnde het bedrag waarvan verondersteld wordt dat het bij wanbetaling kan worden teruggevorderd door de desbetreffende tegenpartij, uitgedrukt als een percentage van de desbetreffende kredietblootstelling.

v)

Het contractueel kader: een degelijk contractueel kader versterkt de kwaliteit van de lening en verhoogt de rangschikking van de lening.

vi)

De looptijd van de lening of, meer in het algemeen, de kasstromen van de lening: als alle andere parameters gelijk blijven, geldt: hoe langer de looptijd van de lening, hoe hoger het risico op moeilijkheden bij de aflossing van de lening.

Het verwachte verlies op een lening wordt berekend door een combinatie te maken van de vijf bovenvermelde punten. Uitgaande van het niveau van dit verlies wordt een lening ondergebracht in een van de onderstaande categorieën:

“A”

Leningen van uitstekende kwaliteit met drie subcategorieën:

“A0” leningen aan of gegarandeerd door een EU-lidstaat met een verwacht verlies van 0 %.

“A+” leningen die worden verstrekt aan (of gegarandeerde door) entiteiten die geen EU-lidstaat zijn en waarvan niet verwacht wordt dat er zich gedurende de looptijd een verslechtering van de kwaliteit zal voordoen.

“A–” leningen waarbij er enige twijfel bestaat ten aanzien van de handhaving van hun huidige status, maar waarbij verwacht wordt dat de neerwaartse druk beperkt zal zijn.

“B”

Leningen van hoge kwaliteit: activa waarvoor de bank geen problemen verwacht, hoewel een geringe verslechtering in de toekomst niet wordt uitgesloten. B+ en B- worden gebruikt om de relatieve waarschijnlijkheid aan te geven van de mogelijkheid dat een dergelijke verslechtering zich voordoet.

“C”

Leningen van goede kwaliteit: voorbeelden hiervan zijn niet-gegarandeerde leningen aan solide banken en bedrijven die na zeven jaar in één keer worden afgelost (bulletlening), of soortgelijke aflossing, vervaldag bij uitbetaling.

“D”

Deze categorie vertegenwoordigt de grensgevallen tussen leningen van “aanvaardbare kwaliteit” en die waarbij zich enige problemen hebben voorgedaan. Dit keerpunt in de rangschikking wordt nauwkeuriger omschreven door de subcategorieën D+ en D–. Leningen met een rating D– vereisen een verhoogd toezicht.

“E”

Deze categorie omvat leningen met een groter risicoprofiel dan doorgaans wordt aanvaard. Tot deze categorie behoren ook leningen waarbij zich tijdens de looptijd ernstige problemen hebben voorgedaan en waarbij een verlies niet kan worden uitgesloten. Derhalve zijn deze leningen onderworpen aan een rigoureus en doorgedreven toezicht. Met de subcategorieën E+ en E– wordt het verschil in intensiteit aangegeven van dit speciaal toezicht, waarbij de transacties met een rangschikking E– zich in een positie bevinden waarbij er een grote kans is dat de aflossing niet tijdig kan plaatsvinden en er dus een vorm van schuldherstructurering noodzakelijk wordt, hetgeen kan resulteren in een waardeverminderingsverlies.

“F”

F (fail/wanbetaling) verwijst naar leningen met onaanvaardbare risico’s. Leningen met een rangschikking F– kunnen alleen het resultaat zijn van lopende transacties die na ondertekening geconfronteerd werden met onvoorziene, uitzonderlijke en bijzonder ongunstige omstandigheden. Alle transacties waarbij zich een verlies van de hoofdsom voor de faciliteit voordoet, worden onder F gerangschikt. Hiervoor geldt een specifieke benadering.

Doorgaans worden leningen die intern D– of lager zijn gerangschikt op een toezichtslijst geplaatst die gebaseerd is op het interne systeem voor het beoordelen van leningen Indien een lening in eerste instantie was goedgekeurd met een risicoprofiel van D– of lager, zal deze lening alleen op de toezichtslijst worden geplaatst als gevolg een feitelijke kredietgebeurtenis die geleid heeft tot een verdere verslechtering van de rangschikking van de lening en dus tot een lagere beoordeling dan die bij de goedkeuring van de lening.

In de tabel in afdeling 3.2.3.3 is de analyse opgenomen van de kredietkwaliteit van de leningportfolio van de faciliteit op basis van de bovenstaande rangschikking.

3.2.3.2.   Analyse van blootstelling aan kredietrisico van leningen

In de onderstaande tabel wordt de maximale blootstelling (nettoboekwaarde) weergegeven aan kredietrisico van ondertekende leningen en voorschotten (uitbetaald en niet-uitbetaald) per categorie kredietnemer, waarbij rekening wordt gehouden met de garanties die door de borgstellers zijn verstrekt:

(× 1000 EUR)

Op 31.12.2020

Gegarandeerd

Andere kredietverbeteraars

Niet gegarandeerd

Totaal

% Totaal uitgekeerd

Financiële instellingen

87 269

963 366

1 050 635

64 %

Bedrijven

203 772

27 026

177 321

408 119

24 %

Openbare instellingen

21 866

1 057

22 923

1 %

Staten

1 506

190 262

191 768

11 %

Totaal uitgekeerd

312 907

28 532

1 332 006

1 673 445

100 %

Niet uitgekeerd

196 692

1 492 774

1 689 466

Totaal uitbetaald en niet-uitbetaald

509 599

28 532

2 824 780

3 362 911


(× 1000 EUR)

Op 31.12.2019

Gegarandeerd

Andere kredietverbeteraars

Niet gegarandeerd

Totaal

% Totaal uitgekeerd

Financiële instellingen

111 806

803 861

915 667

60 %

Bedrijven

190 006

36 704

172 082

398 792

26 %

Openbare instellingen

26 908

1 686

28 594

2 %

Staten

2 085

173 537

175 622

12 %

Totaal uitgekeerd

328 720

38 789

1 151 166

1 518 675

100 %

Niet uitgekeerd

191 191

1 128 860

1 320 051

Totaal uitbetaald en niet-uitbetaald

519 911

38 789

2 280 026

2 838 726

Het directoraat Beheer en Herstructurering van Transacties is belast met het toezicht op kredietnemer en garantiegever alsook met projectgerelateerd financieel en contractueel toezicht. Er wordt dus voortdurend toezicht uitgeoefend op de kredietwaardigheid van de leningen, kredietnemers en borgstellers van de faciliteit, minstens op jaarbasis, maar vaker wanneer dit noodzakelijk wordt geacht en op basis van de kredietgebeurtenissen. Het directoraat Beheer en Herstructurering van Transacties gaat met name na of aan de contractuele rechten is voldaan. Bij een verslechtering van de kredietbeoordeling en/of contractuele tekortkomingen, worden corrigerende maatregelen getroffen. Wanneer dit noodzakelijk is, worden risicobeperkende maatregelen genomen overeenkomstig de richtsnoeren voor kredietrisico. Ook bij verlengingen van bankgaranties voor haar leningen, wordt ervoor gezorgd dat deze worden vervangen of dat tijdig wordt opgetreden.

3.2.3.3.   Analyse kredietkwaliteit per categorie kredietnemer

In de onderstaande tabel wordt de analyse weergegeven van de kredietkwaliteit van de portefeuille leningen van de portfolio van de faciliteit per 31 december 2020 en 31 december 2019 uitgaande van de rangschikking van de leningen, op basis van de ondertekende blootstellingen (uitgekeerd en niet-uitgekeerd).

(× 1000 EUR)

Op 31.12.2020

Uitstekende rangschikking

Standaard rangschikking

Min. aanvaardbaar Risico

Hoog risico

Geen rangschikking (25)

Totaal

% v/h totaal

A tot B–

C

D+

D– en lager

Kredietnemer

Financiële instellingen

290 565

90 445

475 331

815 120

1 671 461

50 %

Bedrijven

118 990

46 861

14 433

512 142

313 762

1 006 188

30 %

Openbare instellingen

21 866

1 057

22 923

1 %

Staten

4 865

3 926

653 548

662 339

19 %

Totaal

409 555

164 037

493 690

1 980 810

314 819

3 362 911

100 %


(× 1000 EUR)

Op 31.12.2019

Uitstekende rangschikking

Standaard rangschikking

Min. aanvaardbaar Risico

Hoog risico

Geen rangschikking (26)

Totaal

% v/h totaal

A tot B–

C

D+

D– en lager

Kredietnemer

Financiële instellingen

234 072

219 467

335 841

817 894

1 607 274

57 %

Bedrijven

100 115

49 458

524 532

95 925

770 030

27 %

Openbare instellingen

26 908

1 686

28 594

1 %

Staten

6 285

4 486

422 057

432 828

15 %

Totaal

334 187

302 118

340 327

1 764 483

97 611

2 838 726

100 %

3.2.3.4.   Risicoconcentraties van leningen en voorschotten

3.2.3.4.1.    Geografische analyse

Op basis van het land van de kredietnemer kan de leningportefeuille van de faciliteit worden uitgesplitst in de volgende geografische regio’s:

(× 1000 EUR)

Land van de kredietnemer

31.12.2020

31.12.2019

Egypte

319 040

101 316

Nigeria

236 149

179 499

Kenia

195 917

230 837

Ethiopië

92 346

62 005

Mauritius

76 419

96 014

Barbados

75 037

75 342

Uganda

61 869

64 882

Tanzania

60 058

96 640

Rwanda

59 114

48 839

Congo (Democratische Republiek)

56 527

66 754

Zambia

42 553

43 036

Nieuw-Caledonië

41 224

43 980

Mauritanië

38 131

49 139

Regionaal ACS

37 497

14 674

Kameroen

36 749

32 238

Senegal

32 850

42 750

Dominicaanse Republiek

30 741

45 393

Jamaica

23 411

33 436

Ghana

21 249

31 635

Guinee

18 534

20 399

Malawi

17 349

21 800

Kaapverdië

14 952

17 226

Angola

14 654

19 269

Mali

12 918

4 234

Mozambique

10 775

12 709

Togo

10 625

18 022

Frans-Polynesië

8 783

12 556

Kaaimaneilanden

8 027

12 203

Benin

3 932

59

Seychellen

3 359

4 201

Micronesië

3 073

648

Haïti

2 617

3 345

Niger

2 243

5 399

Samoa

1 898

3 036

Burkina Faso

1 267

1 861

Vanuatu

1 200

1 527

Palau

358

768

Botswana

1 004

Totaal

1 673 445

1 518 675

3.2.3.4.2.    Analyse op grond van bedrijfstak

In de onderstaande tabel wordt de leningportefeuille van de faciliteit opgesplitst per bedrijfstak van de kredietnemer. De uitkeringen die eerst worden verstrekt aan een financiële tussenpersoon voordat zij aan de eindbegunstigde worden uitbetaald, zijn onder “Tertiaire sector en overige” opgenomen:

(× 1000 EUR)

Bedrijfstak van de kredietnemer

31.12.2020

31.12.2019

Tertiaire sector en overige

1 079 088

932 901

Elektriciteit, kolen en andere

207 940

226 314

Stadsontwikkeling, renovatie en vervoer

206 201

195 042

Chemicaliën, kunststoffen en farmaceutische producten

89 495

51 865

Grondstoffen en mijnbouw

34 292

44 746

Luchthavens en systemen voor luchtverkeersafhandeling

21 866

26 908

Telecommunicatie

14 964

21 546

Investeringsgoederen, duurzame consumptiegoederen

11 531

4 186

Terugwinning van afval

6 063

6 812

Voedselketen

2 005

8 355

Totaal

1 673 445

1 518 675

3.2.3.5.   Kredietrisicoblootstelling voor elke interne risicorating

De EIB gebruikt een interne ratingmethode in overeenstemming met de op interne ratings gebaseerde benadering in het kader van Bazel III. Op grond van deze methode is aan de meerderheid van de tegenpartijen van de faciliteit een interne rating toegekend. De onderstaande tabel toont een uitsplitsing van de leningenportefeuille van de faciliteit op basis van steeds de beste waarde van interne rating van de kredietnemer of van de garantiegever, voor zover beschikbaar. In gevallen waarin geen interne rating beschikbaar is, is voor deze analyse gebruikgemaakt van de externe rating.

De tabel toont zowel de ondertekende blootstellingen (uitbetaald en niet-uitbetaald) als de risicogewogen blootstelllingen, gebaseerd op een interne methode die de faciliteit gebruikt voor limietbeheer.

(× 1000 EUR)

 

 

2020

 

Rating Moody's of gelijk-waardig

Binnen twaalf maanden te verwachten krediet-verliezen

Tijdens de looptijd te verwachten krediet-verliezen, zonder verminderde krediet-waardigheid

Tijdens de looptijd te verwachten krediet-verliezen, met verminderde krediet-waardigheid

Verworven of gecreëerde financiële activa met verminderde krediet-waardigheid (POCI “purchased or originated credit-impaired”)

Tegen reële waarde met verwerking van waarde-veranderingen in winst of verlies

Totaal

Leningen en voorschotten tegen geamortiseerde kostprijs

 

 

 

 

 

 

 

Interne rating 1 — minimaal kredietrisico

Aaa

73 545

73 545

Interne rating 2 — zeer gering kredietrisico

AA1-Aa3

75 048

75 048

Interne rating 3 — gering kredietrisico

A1-A3

2 087

2 087

Interne rating 4 — gematigd kredietrisico

Baa1-Baa3

54 412

6 087

60 499

Interne rating 5 — financieel zwakke tegenpartij

BA1-Ba3

392 787

19 761

412 548

Interne rating 6 — hoog kredietrisico

B1-B3

581 607

193 877

32 032

807 516

Interne rating 7 — zeer hoog kredietrisico

onder Caa1

70 495

177 919

1 493

249 907

Interne rating 8 — in gebreke blijvende tegenpartij

onder Caa1, maar in gebreke blijvend

5 693

45 000

50 693

Leningen en voorschotten tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies

 

92 436

92 436

Voorziening voor verliezen en aanpassing reële waarde

 

-16 389

-43 976

-44 538

-45 931

- 150 834

Boekwaarde van leningen en voorschotten

 

1 160 047

432 906

33 987

46 505

1 673 445

Toegezegde leningen

 

 

 

 

 

 

 

Interne rating 1 — minimaal kredietrisico

Aaa

Interne rating 2 — zeer gering kredietrisico

AA1-Aa3

95 067

95 067

Interne rating 3 — gering kredietrisico

A1-A3

87 000

87 000

Interne rating 4 — gematigd kredietrisico

Baa1-Baa3

57 282

57 282

Interne rating 5 — financieel zwakke tegenpartij

Ba1-Ba3

152 264

152 264

Interne rating 6 — hoog kredietrisico

B1-B3

675 365

8 964

684 329

Interne rating 7 — zeer hoog kredietrisico

onder Caa1

72 500

110 331

182 831

Interne rating 8 — in gebreke blijvende tegenpartij

onder Caa1, maar in gebreke blijvend

38 497

38 497

Geen interne rating (27)

 

129 669

27 365

157 034

Leningen en voorschotten tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies

 

268 314

268 314

Voorziening voor verliezen en aanpassing reële waarde

 

-6 817

-26 335

-33 152

Boekwaarde van toegezegde leningen

 

1 262 330

120 325

38 497

268 314

1 689 466


(× 1000 EUR)

 

 

2019

 

Rating Moody's of gelijk-waardig

Binnen twaalf maanden te verwach-ten krediet-verliezen

Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, zonder verminderde kredietwaardigheid

Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, met verminderde krediet-waardigheid

Verworven of gecreëerde financiële activa met verminderde kredietwaardig-heid (POCI “purchased or originated credit-impaired”)

Tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies

Totaal

Leningen en voorschotten tegen geamortiseerde kostprijs

 

 

 

 

 

 

 

Interne rating 1 — minimaal kredietrisico

Aaa

82 211

82 211

Interne rating 2 — zeer gering kredietrisico

AA1-Aa3

75 352

75 352

Interne rating 3 — gering kredietrisico

A1-A3

5 399

5 399

Interne rating 4 — gematigd kredietrisico

Baa1-Baa3

60 385

16 449

76 834

Interne rating 5 — financieel zwakke tegenpartij

Ba1-Ba3

192 201

6 199

198 400

Interne rating 6 — hoog kredietrisico

B1-B3

708 162

159 858

868 020

Interne rating 7 — zeer hoog kredietrisico

onder Caa1

79 411

145 176

224 587

Interne rating 8 — in gebreke blijvende tegenpartij

onder Caa1, maar in gebreke blijvend

136 749

136 749

Leningen en voorschotten tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies

 

37 366

37 366

Voorziening voor verliezen en aanpassing reële waarde

 

-17 191

-38 509

- 114 307

-16 236

- 186 243

Boekwaarde van leningen en voorschotten

 

1 103 719

371 384

22 442

21 130

1 518 675

Toegezegde leningen

 

 

 

 

 

 

 

Interne rating 2 — zeer gering kredietrisico

AA1-Aa3

102 092

102 092

Interne rating 3 — gering kredietrisico

A1-A3

12 000

12 000

Interne rating 4 — gematigd kredietrisico

Baa1-Baa3

61 461

61 461

Interne rating 5 — financieel zwakke tegenpartij

Ba1-Ba3

323 080

323 080

Interne rating 6 — hoog kredietrisico

B1-B3

405 773

126 076

531 849

Interne rating 7 — zeer hoog kredietrisico

onder Caa1

14 883

104 328

119 211

Interne rating 8 — in gebreke blijvende tegenpartij

onder Caa1, maar in gebreke blijvend

51 377

51 377

Geen interne rating (28)

 

79 669

79 669

Leningen en voorschotten tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies

 

76 581

76 581

Voorziening voor verliezen en aanpassing reële waarde

 

-3 943

-33 326

-37 269

Boekwaarde van toegezegde leningen

 

995 015

197 078

51 377

76 581

1 320 051

De EIB houdt voortdurend toezicht op gebeurtenissen die van invloed zijn op zijn kredietnemers en garantiegevers, in het bijzonder banken. De EIB beoordeelt met name geval per geval haar contractuele rechten bij een verslechtering van de rating en streeft naar risicobeperkende maatregelen. De faciliteit volgt ook nauwgezet de verlengingen van bankgaranties voor haar leningen op om ervoor te zorgen dat deze worden vervangen of dat indien nodig tijdig wordt opgetreden.

3.2.3.6.   Achterstallen op leningen en waardeverminderingen

De identificatie, het toezicht en de rapportage over achterstallige bedragen verloopt overeenkomstig de procedures die zijn vastgelegd in de Richtsnoeren en procedures voor financieel toezicht die binnen de bank gelden. Deze procedures zijn in overeenstemming met de optimale bancaire werkmethoden en worden gebruikt voor alle leningen die door de EIB worden beheerd.

Het toezicht is gestructureerd om ervoor te zorgen dat i) potentiële achterstallen op betalingen in zo kort mogelijke tijd worden opgespoord en aangemeld bij de bevoegde diensten; ii) problematische gevallen onverwijld worden behandeld op het juiste operationele en besluitvormingsniveau; iii) op gezette tijd verslag wordt uitgebracht aan het directiecomité van de faciliteit over de algemene stand van zaken.

De achterstallen en waardeverminderingen op leningen en voorschotten kunnen als volgt worden geanalyseerd:

(× 1000 EUR)

 

Leningen en voorschotten

Leningen en voorschotten

 

31.12.2020

31.12.2019

Boekwaarde

1 673 445

1 518 675

Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, met verminderde kredietwaardigheid

 

 

Brutobedrag

45 000

136 749

Waardeverminderingen — voorzieningen voor verliezen

-44 538

- 114 307

Boekwaarde van tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, met verminderde kredietwaardigheid

462

22 442

Achterstallig maar zonder verminderde kredietwaardigheid

 

 

“Achterstallig” omvat

 

 

0-30 dagen

2 008

61

30-60 dagen

924

60-90 dagen

90-180 dagen

174

135

meer dan 180 dagen

26

Boekwaarde achterstallig, zonder verminderde kredietwaardigheid

2 182

1 146

Boekwaarde niet achterstallig en evenmin met verminderde kredietwaardigheid

1 670 801

1 495 087

Totale boekwaarde leningen en voorschotten

1 673 445

1 518 675

3.2.3.7.   Gevoeligheid voor te verwachten kredietverliezen voor toekomstige economische omstandigheden (× 1 000 EUR)

De te verwachten kredietverliezen (Expected Credit Loss — ECL) zijn gevoelig voor oordelen en aannames met betrekking tot de formulering van toekomstgerichte scenario’s. De EIB voert een gevoeligheidsanalyse uit op de te verwachten kredietverliezen die zijn opgenomen voor wezenlijke categorieën van haar activa.

De prognoses van toekomstige economische omstandigheden (via macro-economische scenario’s) zijn input voor het prognosemodel met voorwaardelijke risicoparameters, die een input vormen voor de berekening van de voorzieningen voor verliezen.

De scenario’s komen tot stand door het bbp, de belangrijkste maatstaf voor de economische activiteit, aan een aantal schokken te onderwerpen. De schokken op het reële bbp worden gekalibreerd om de volatiliteit van de variabele in het verleden te repliceren. Daarnaast wordt in voorkomend geval het oordeel van deskundigen toegepast om de omvang en de persistentie van bbp-schokken te verfijnen. De schokken worden samen met een afnamefunctie vastgesteld om het effect van de schokken in de tijd te bepalen. De aan elk scenario verbonden waarschijnlijkheden worden gedefinieerd op basis van markt- (volatiliteit) indicatoren en intern ontwikkelde indicatoren/trackers die consistent in de tijd worden ingezet om onzekerheid te meten. De weging van positieve en negatieve schokken hangt af van de risicoverhouding in de economie. Gemiddeld genomen werden respectievelijk negatieve en positieve schokken in -20 533 EUR (2019: -2 670 EUR) en 17 658 EUR (2019: 2 396 EUR) toegepast op driemaandelijkse prognoses in het voorbije begrotingsjaar.

Onderstaande tabel toont de voorziening voor verliezen op leningen en voorschotten in de fasen 1 en 2. Elk toekomstgericht scenario (bv. basisscenario, positief en negatief) werd gewogen tegen 100 % in plaats van waarschijnlijkheidsafwegingen voor de drie scenario’s toe te passen.

(× 1000 EUR)

 

2020

Positief

Basisscenario

Negatief

Brutoblootstelling

3 063 652

3 063 652

3 063 652

Voorzieningen voor verliezen

70 645

88 303

108 836


(× 1000 EUR)

 

2019

Positief

Basisscenario

Negatief

Brutoblootstelling

2 748 523

2 748 523

2 748 523

Voorzieningen voor verliezen

89 255

91 651

94 321

3.2.3.8.   Leningoversluiting en respijt

De EIB beschouwt leningen als respijtleningen (d.w.z. leningen, schuldbewijzen en leningtoezeggingen) waarvoor respijtmaatregelen zijn verlengd. Respijtmaatregelen bestaan uit “concessies” die de EIB besluit te doen ten aanzien van een debiteur die als gevolg van zijn financiële moeilijkheden niet in staat wordt geacht de contractuele voorwaarden van de schuldendienst na te leven, teneinde de debiteur in staat te stellen de schuld af te lossen of de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te herfinancieren. Blootstellingen worden als respijtblootstellingen behandeld indien er een concessie is gedaan, ongeacht of een bedrag achterstallig is, of indien de blootstelling is aangemerkt als wanbetaling. Blootstellingen worden niet als respijtblootstellingen behandeld indien de debiteur zich niet in financiële moeilijkheden bevindt.

Bij normale bedrijfsvoering zou de rangschikking van de betrokken leningen zijn verslechterd, zouden de leningen vóór de heronderhandeling in de toezichtslijst zijn opgenomen en zou het financiële instrument in het driestappenmodel voor waardevermindering van fase 1 naar fase 2 overgaan. Na heronderhandeling zou de EIB deze leningen nauwlettend blijven volgen en zou het financiële instrument een verminderde kredietwaardigheid hebben en naar fase 3 worden overgeheveld. Indien de rangschikking van een lening vervolgens voldoende verbetert, zou de lening overeenkomstig de procedures van de EIB van de toezichtslijst worden geschrapt.

In het kader van haar reactie op de economische gevolgen van de COVID-19-pandemie heeft de bank besloten haar cliënten in bepaalde omstandigheden een aantal ondersteunende maatregelen ter beschikking te stellen, waaronder i) de tijdelijke versoepeling (met inbegrip van ontheffingen) van financiële verbintenissen en andere belangrijke clausules, ii) de herschikking van kasstromen door het vaststellen van nieuwe aflossingsschema’s of de tijdelijke opschorting van terugbetalingsverplichtingen, en iii) andere aanvullende ondersteunende maatregelen, zoals het ondertekenen van nieuwe contracten, het versnellen van uitbetalingen van leningen en het verhogen van de bedragen die aan kredietnemers worden verstrekt. De bank beoordeelt verzoeken om dergelijke maatregelen per geval binnen de grenzen van bepaalde specifieke voorwaarden. Deze maatregelen zijn bedoeld om te worden uitgebreid tot cliënten die tijdelijk worden getroffen door de economische gevolgen van de COVID-19-pandemie, maar die geen structurele financiële moeilijkheden of solvabiliteitsproblemen ondervinden en die op het moment van het verlenen van dergelijke maatregelen als een going concern worden beschouwd. Indien een cliënt als resultaat van de beoordeling niet aan deze vereisten voldoet of indien de faciliteit risico’s vaststelt voor de langetermijnhoudbaarheid van het bedrijfsmodel van de cliënt, zal zij alle andere passende maatregelen overwegen en zo nodig de standaardherstructureringsprocessen van de EIB volgen.

Respijtmaatregelen en -praktijken die worden uitgevoerd door de EIB tijdens de verslagperiode, omvatten, maar blijven niet beperkt tot de verlenging van de looptijd, uitstel van loutere kapitaalaflossing, uitstel van kapitaalaflossing en rentebetaling, inbreuken op belangrijke verbintenissen en kapitalisering van achterstallige betalingen.

Verrichtingen waarvoor respijtmaatregelen gelden, worden als dusdanig vermeld in de onderstaande tabel:

(× 1000 EUR)

 

31.12.2020

31.12.2019

Renderende

Niet-renderende

Renderende

Niet-renderende

Aantal contracten waarvoor respijtmaatregelen gelden

12

14

19

9

Boekwaarden (inclusief rente en bedragen aan achterstallige betalingen)

169 274

58 748

182 619

62 915

Opgenomen voorziening te verwachten kredietverliezen (ECL)

19 311

28 934

7 916

57 321

Rentebaten met betrekking tot respijtcontracten

7 729

5 099

8 130

854

Afgeschreven/uitgeboekte uitgaven (na de beëindiging/verkoop van de verrichting)

49 472

280


(× 1000 EUR)

 

Respijtmaatregelen

 

31.12.2019

Verlenging van de looptijden

Uitstel van kapitaalaflossingen en rentebetaling

Inbreuk op materiële financiële convenanten

Overige

Contractuele terugbetaling, beëindiging en/of afschrijving (29)

31.12.2020

Financiële instellingen

51 468

-1 995

11 989

43 746

-14 683

90 525

Bedrijven

194 066

-1 074

-3 515

-51 980

137 497

Totaal

245 534

-3 069

11 989

40 231

-66 663

228 022

3.2.4.   Kredietrisico met betrekking tot geldmiddelen en kasequivalenten

De beschikbare middelen worden geïnvesteerd overeenkomstig het schema van de faciliteit voor de contractuele uitbetaling van de verplichtingen. Per 31 december 2020 en 31 december 2019 vonden investeringen plaats in de vorm van rekeningtegoeden, depositobewijzen en commercial paper.

De goedgekeurde entiteiten beschikken over een rating die overeenstemt met de ratings op korte en lange termijn die is vereist voor de beleggingen van kasmiddelen die door de EIB voor eigen rekening worden uitgevoerd. Bij verschillende ratings die door meer dan een ratingbureau zijn verleend, geldt de laagste rating. De maximaal toegestane limiet voor elke goedgekeurde bank bedraagt momenteel 50.000.000 EUR (vijftig miljoen EUR). Een uitzondering op deze regel is verleend aan de Société Générale, waar de faciliteit haar operationele kasgeldrekeningen aanhoudt. Het maximum voor kortlopend krediet voor de Société Générale bedraagt op 31 december 2020 en 31 december 2019110 000 000 EUR (honderd en tien miljoen EUR). Het verhoogde maximum is van toepassing op de som van de tegoeden op de operationele kasgeldrekeningen en de instrumenten die door deze tegenpartij zijn uitgegeven en worden aangehouden door de thesaurieportfolio.

Alle investeringen worden geplaatst bij de goedgekeurde entiteiten met een maximale looptijd van drie maanden vanaf de valutadatum. Alle inbreuken op de limieten van de kredietblootstelling zijn gemeld aan de lastgevers. Per 31 december 2020 en 31 december 2019 hadden alle termijndeposito’s, commercial paper en kasmiddelen die werden aangehouden door de thesaurieportfolio van de faciliteit een minimale rating P-2 van Moody’s of gelijkwaardig op de vereffening.

In de onderstaande tabel is het saldo van de geldmiddelen en kasequivalenten inclusief opgelopen rente opgenomen (× 1000 EUR):

Minimale korte-termijnrating

Minimale lange-termijnrating

31.12.2020

31.12.2019

(terminologie Moody’s)

(terminologie Moody’s)

P-1

Aaa

49 988

5 %

98 945

12 %

P-1

Aa2

25 022

3 %

67 799

8 %

P-1

Aa3

130 024

14 %

89 983

11 %

P-1

A1

99 969

11 %

213 914

26 %

P-1

A2

119 972

13 %

212 199

25 %

P-1

A3

498 965

54 %

104 944

12 %

P-2

A3

49 993

6 %

Totaal

923 940

100 %

837 777

100 %

3.2.5.   Kredietrisico met betrekking tot derivaten

3.2.5.1.   Beleid op het vlak van kredietrisico van derivaten

Het kredietrisico met betrekking tot derivaten is het verlies dat een bepaalde partij kan oplopen wanneer de tegenpartij bij de transactie niet in staat zou zijn haar contractuele verplichtingen na te komen. Het kredietrisico bij derivaten hangt af van een aantal factoren (zoals rentevoeten en wisselkoersen) en stemt doorgaans overeen met een klein onderdeel van hun referentiewaarde.

De faciliteit mag in de uitoefening van haar normale activiteiten swapovereenkomsten sluiten ter afdekking van specifieke kredietverrichtingen of currency forward contracten sluiten ter afdekking van haar valutaposities, die in andere actief verhandelde valuta dan de euro luiden. Alle swaps worden uitgevoerd door de Europese Investeringsbank met een externe tegenpartij. De swaps vallen onder dezelfde Master Swap overeenkomsten en Credit Support bijlagen die tussen de Europese Investeringsbank en haar externe tegenpartijen zijn afgesloten.

3.2.5.2.   Meting van de kredietrisico's voor derivaten

Alle door de Europese Investeringsbank uitgevoerde swaps die betrekking hebben op de faciliteit, worden behandeld binnen hetzelfde contractuele kader en volgens dezelfde methodiek die gelden voor de derivaten die door de Europese Investeringsbank voor eigen doeleinden zijn ingezet. Met name de geschiktheid van de tegenpartijen bij de swapovereenkomst wordt bepaald door de Europese Investeringsbank op basis van dezelfde geschiktheidsvoorwaarden die gelden voor de algemene swapdoeleinden.

Voor het meten van de blootstelling aan kredietrisico met betrekking tot transacties met swaps en derivaten maakt de Europese Investeringsbank gebruik van de Net Market Exposure (NME) en Potential Future Exposure (PFE) benadering voor verslaglegging en toezicht op de limieten. De derivaten van de faciliteit zijn volledig opgenomen in de NME en PFE.

De faciliteit sluit valuataswapcontracten op korte termijn (“FX swaps”) af om het valutarisico af te dekken op uitkeringen van leningen in andere valuta dan de EUR. FX swaps hebben een looptijd van maximum drie maanden en worden regelmatig verlengd. Het referentiebedrag van FX swaps bedroeg 1 480,0 miljoen EUR op 31 december 2020 ten opzichte van 1 545,0 miljoen EUR op 31 december 2019. De reële waarde van FX swaps bedroeg 33,6 miljoen EUR op 31 december 2020 ten opzichte van 14,1 miljoen EUR op 31 december 2019.

De faciliteit sluit interest rate swap contracten af om het renterisico op uitbetaalde leningen af te dekken. Per 31 december 2020 waren er twee uitstaande renteswaps met een referentiebedrag van 17,7 miljoen EUR (in 2019: 24,2 miljoen EUR) en een reële waarde van -0,6 miljoen EUR (2019: -0,1 miljoen EUR).

3.2.6.   Kredietrisico bij thesauriemiddelen

De volgende tabel geeft een overzicht van de kasmiddelen die geheel bestaan uit commercial paper dat is uitgegeven door lagere overheden, banken en niet-bancaire entiteiten met een resterende looptijd van ten hoogste drie maanden. EU-lidstaten, hun agentschappen, banken en niet-bancaire entiteiten zijn in aanmerking komende emittenten. De maximaal toegestane limiet voor elke goedgekeurde emittent bedraagt momenteel 50 000 000 EUR (vijftig miljoen EUR). Investeringen in obligaties op middellange en lange termijn kwamen ook in aanmerking, overeenkomstig de investeringsrichtsnoeren en afhankelijk van de liquiditeitsbehoeften.

(× 1000 EUR)

Minimale korte-termijnrating

Minimale lange-termijnrating

31.12.2020

31.12.2019

(terminologie Moody’s)

(terminologie Moody’s)

P-1

Aa1

50 006

14 %

50 046

15 %

P-1

Aa2

50 040

14 %

19 997

6 %

P-1

Aa3

50 016

14 %

11.. 50 025

12.. 15 %

P-1

Aaa

51 705

15 %

0 %

P-1

A1

0 %

55 050

17 %

P-1

A2

50 058

15 %

0 %

P-2

A3

0 %

85 027

26 %

P-2

Baa1

50 035

14 %

30 433

9 %

P-2

Baa3

50 013

14 %

40 009

12 %

Totaal

351 873

100 %

330 587

100 %

3.3.    Liquiditeitsrisico

Liquiditeitsrisico verwijst naar het vermogen van een entiteit om toename van activa te financieren en te voldoen aan haar verplichtingen wanneer deze vervallen, zonder onaanvaardbare verliezen op te lopen. Dit risico kan worden opgesplitst in een liquiditeitsfinancieringsrisico en een marktliquiditeitsrisico. Een liquiditeitsfinancieringsrisico is het risico dat een entiteit niet in staat zal zijn om op doeltreffende wijze gevolg te geven aan de verwachte en onverwachte huidige en toekomstige thesauriebehoeften, zonder afbreuk te doen aan haar dagelijkse verrichtingen of haar financiële positie. Een marktliquiditeitsrisico is het risico dat een entiteit een positie niet gemakkelijk kan compenseren of ongedaan kan maken tegen de marktprijs als gevolg van een ontoereikende marktdiepte of verstoring van de markten.

3.3.1.   Beheer van het liquiditeitsrisico

De faciliteit wordt in eerste instantie gefinancierd met jaarlijkse bijdragen van de lidstaten alsook met terugbetalingen afkomstig van door de faciliteit uitgevoerde verrichtingen. Het liquiditeitsfinancieringsrisico wordt in eerste instantie door de faciliteit beheerd door het inventariseren van haar liquiditeitsbehoeften en de vereiste jaarlijkse bijdragen van de lidstaten.

Om de jaarlijkse bijdragen van de lidstaten te berekenen, worden de uitkeringspatronen van de bestaande en geplande portefeuille onderzocht en tijdens het jaar opgevolgd. Speciale gebeurtenissen, zoals vroegtijdige terugbetalingen, verkoop van aandelen of wanbetalingen worden in aanmerking genomen met het oog op een aanpassing van de jaarlijkse liquiditeitsvereisten.

Om het liquiditeitsrisico verder te beperken, beschikt de faciliteit over een liquiditeitsreserve die voldoende is om steeds de tijdstipgerelateerde voorspelde uitbetalingen van contanten (op gezette tijden bekendgemaakt door de afdeling Kredietverlening van de EIB) te kunnen dekken. Middelen worden geïnvesteerd op de geldmarkt en de obligatiemarkten in de vorm van interbancaire deposito’s en andere financiële instrumenten op korte termijn waarbij rekening wordt gehouden met de verplichtingen inzake uitbetalingen van contanten van de faciliteit. De liquide activa van de faciliteit worden beheerd door de dienst thesaurie van de bank om ervoor te zorgen dat de nodige kasmiddelen worden aangehouden om de faciliteit in staat te stellen haar verplichtingen na te komen.

Overeenkomstig het beginsel van scheiding van taken tussen front en back office vallen afwikkelingstransacties die betrekking hebben op de investering van deze activa onder de verantwoordelijkheid van de EIB-afdeling planning en afwikkeling van transacties. Daarnaast vallen de goedkeuring van tegenprestaties en de limieten voor investeringen in schatkistpapier, alsook het toezicht op deze limieten, onder de verantwoordelijkheid van het directoraat Risicobeheer van de bank.

3.3.2.   Meting van het liquiditeitsrisico

In de deze afdeling opgenomen tabellen wordt een overzicht gegeven van de financiële verplichtingen van de faciliteit volgens looptijd op basis van de resterende periode tussen de balansdatum en de contractuele vervaldag (op basis van op niet-gedisconteerde kasstromen).

Wat betreft de niet-afgeleide financiële verplichtingen, heeft de faciliteit verbintenissen in de vorm van niet-uitbetaalde delen van het krediet uit hoofde van ondertekende kredietovereenkomsten, niet-uitbetaalde delen van ondertekende inschrijvingen op kapitaal/investeringsovereenkomsten, toegekende leninggaranties, of van toegezegde rentesubsidies en technische bijstand (“TA”).

In het kader van de faciliteit afgesloten leningen hebben een uitbetalingstermijn. De uitbetalingen komen evenwel tot stand op momenten en in bedragen die een weerspiegeling zijn van de geboekte vooruitgang bij de desbetreffende investeringsprojecten. Bovendien zijn de leningen van de faciliteit transacties die tot stand komen in een relatief volatiele werkomgeving. Derhalve is het uitbetalingsschema onderworpen aan een aanzienlijke mate van onzekerheid.

Kapitaalinvesteringen worden opeisbaar wanneer en zodra uit hoofde van de fondsenbeheerders geldige opvragingen voor kapitaal tot stand komen, die een beeld geven van de geboekte vooruitgang bij hun investeringsactiviteiten. De trekkingsperiode is gewoonlijk 3 jaar en wordt vaak met een of twee jaar verlengd. Sommige uitbetalingsverbintenissen blijven gewoonlijk ook van kracht na afloop van de trekkingsperiode totdat de onderliggende investeringen van het fonds volledig beschikbaar zijn, aangezien de liquiditeiten van het fonds soms ontoereikend kunnen zijn om te voldoen aan de betalingsverplichtingen met betrekking tot vergoedingen en andere kosten.

Garanties gaan niet gepaard met specifieke uitbetalingsverplichtingen tenzij door de begunstigde van de lening een waarborg wordt afgeroepen. Het bedrag van uitstaande garanties wordt verlaagd volgens het aflossingsschema van gegarandeerde leningen.

Vastgelegde kasuitstromen van rentesubsidies vinden plaats bij gesubsidieerde leningen die met eigen middelen van de EIB worden gefinancierd. De gerapporteerde uitstromen zijn dus evenwel alleen vastleggingen die verband houden met deze leningen in plaats van het totaalbedrag vastlegde niet-uitgekeerde rentesubsidies. Zoals bij de leningen, is hun uitbetalingsschema onzeker.

Vastgelegde technische bijstand “Bruto nominale uitstroom” in de tabel “Looptijdprofiel van niet-afgeleide financiële verplichtingen” verwijst naar het totale niet-uitbetaalde deel van de ondertekende contracten voor technische bijstand. Het uitkeringspatroon is in aanzienlijke mate onzeker. Kasuitstromen die zijn ondergebracht in de categorie “drie maanden of minder” vertegenwoordigen het bedrag van uitstaande facturen dat tegen de verslagleggingsdatum wordt ontvangen.

Vastleggingen voor niet-afgeleide financiële verplichtingen zonder vastgestelde contractuele vervaldatum worden gerangschikt onder “Looptijd onbepaald”. Vastleggingen met een vastgelegd verzoek voor uitbetalingen van contanten op de verslagleggingsdatum worden onder de desbetreffende termijn gerangschikt.

Bij afgeleide financiële verplichtingen vertegenwoordigt het looptijdprofiel de contractuele niet-gedisconteerde kasstromen van swapovereenkomsten met inbegrip van cross currency swaps(CCS), cross currency renteswaps(CCIRS), currency swaps op korte termijn en renteswaps.

(× 1000 EUR)

Looptijdprofiel van niet-afgeleide financiële verplichtingen

3 maanden of minder

Van 3 maanden tot 1 jaar

Meer dan 1 jaar 5 jaar

Meer dan 5 jaar

Looptijd niet bepaald

Bruto nominale uitstroom

per 31.12.2020

Uitstroom voor vastgelegde maar niet-uitbetaalde leningen

199 006

1 523 612

1 722 618

Uitstroom voor vastgelegde investeringsmiddelen en inschrijving op aandelen

1 043

377 303

378 347

Andere (getekende niet-verstrekte garanties, verstrekte garanties)

1 553 246

1 553 246

Uitstroom voor vastgelegde rentesubsidies

18 494

356 391

374 885

Uitstroom voor vastgelegde technische bijstand

2 504

43 029

45 533

Totaal

221 047

3 853 581

4 074 629


(× 1000 EUR)

Looptijdprofiel van niet-afgeleide financiële verplichtingen

3 maanden of minder

Van 3 maanden tot 1 jaar

Meer dan 1 jaar 5 jaar

Meer dan 5 jaar

Looptijd niet bepaald

Bruto nominale uitstroom

per 31.12.2019

Uitstroom voor vastgelegde maar niet-uitbetaalde leningen

33 038

1 324 282

1 357 320

Uitstroom voor vastgelegde investeringsmiddelen en inschrijving op aandelen

369

405 551

405 920

Andere (getekende niet-verstrekte garanties, verstrekte garanties)

1 559 831

1 559 831

Uitstroom voor vastgelegde rentesubsidies

350 678

350 678

Uitstroom voor vastgelegde technische bijstand

3 898

21 166

25 064

Totaal

37 305

3 661 508

3 698 813


(× 1000 EUR)

Looptijdprofiel van afgeleide financiële verplichtingen

3 maanden of minder

Meer dan 3 maanden tot 1 jaar

Meer dan 1 jaar tot 5 jaar

Bruto nominale instroom of uitstroom

per 31.12.2020

Valutaswaps op korte termijn — instroom

1 480 000

1 480 000

Valutaswaps op korte termijn — uitstroom

-1 448 077

-1 448 077

Renteswaps — instroom

147

394

775

1 317

Renteswaps — uitstroom

-815

-1 142

-1 957

Totaal

32 070

-421

367

31 283


(× 1000 EUR)

Looptijdprofiel van afgeleide financiële verplichtingen

3 maanden of minder

Meer dan 3 maanden tot 1 jaar

Meer dan 1 jaar tot 5 jaar

Bruto nominale instroom of uitstroom

per 31.12.2019

Valutaswaps op korte termijn — instroom

1 545 000

1 545 000

Valutaswaps op korte termijn — uitstroom

-1 535 571

-1 535 571

Renteswaps — instroom

310

820

2 045

3 175

Renteswaps — uitstroom

-1 128

-2 138

-3 266

Totaal

9 739

-308

-93

9 338

3.3.3.   Financiële activa en passiva op lange termijn

In de onderstaande tabel zijn de niet-afgeleide financiële activa en financiële verplichtingen opgenomen die naar verwachting meer dan 12 maanden na de verslagleggingsdatum zullen worden geïnd of afgewikkeld.

(× 1000 EUR)

 

31.12.2020

31.12.2019

Financiële activa:

 

 

Leningen en voorschotten

1 812 807

1 636 520

Aandelen en andere effecten met variabele rente

526 810

619 928

Overige activa

109

Totaal

2 339 726

2 256 448

Financiële passiva:

 

 

Voorzieningen voor verstrekte garanties

851

628

Aan derden verschuldigde bedragen (30)

81 371

93 531

Voorzieningen voor toegezegde leningen

33 152

37 269

Totaal

115 374

131 428

3.4.    Marktrisico

Het marktrisico is het risico dat wijzigingen in marktprijzen en koersen, zoals rentevoeten, aandelenkoersen, wisselkoersen de ontvangsten van de entiteit of de waarde van haar deelnemingen in financiële instrumenten beïnvloeden.

3.4.1.   Renterisico

Het renterisico is de volatiliteit van de economische waarde van of van de baten afkomstig van de rentedragende posities als gevolg van ongunstige ontwikkelingen van de rentevoeten.

De fluctuatie van haar economische waarde of incongruenties op het vlak van prijszetting tussen verschillende activa, passiva en afdekkingsinstrumenten hebben geen rechtstreekse weerslag op de faciliteit omdat i) zij geen directe financieringskosten of rentedragende passiva heeft en ii) zij de weerslag aanvaardt van rentefluctuaties op de inkomsten uit haar investeringen.

De gevoeligheid van de kredietportefeuille en de micro hedging swaps van de faciliteit voor rentefluctuaties wordt gemeten op basis van een basispuntwaardeberekening.

In de BPV-berekening wordt de winst of het verlies gemeten van de netto contante waarde van de desbetreffende portfolio, ten opzichte een stijging met een 1 basispunt (0,01 %) van rentevoettrends binnen een specifiek tijdsinterval “money market — tot en met 1 jaar”, “very short — 2 tot 3 jaar”, “short — 4 tot 6 jaar”, “medium — 7 tot 11 jaar”, “long — 12 tot 20 jaar” of “extra long — meer dan 21 jaar”.

Voor het verkrijgen van de netto contante waarde (NPV) van de kasstromen van de leningen in EUR gebruikt de faciliteit de EUR-financieringscurve van de EIB (EUR-swapcurve bijgesteld met de globale financieringsspread van de EIB). De USD-financieringscurve van de EIB wordt gebruikt voor de berekening van de NPV van kasstromen van de leningen in USD. De netto contante waarde (NCW) van kasstromen van leningen in valuta waarvoor geen betrouwbare en voldoende volledige discontocurve beschikbaar is, wordt bepaald door de EUR-financieringscurve van de EIB als maatstaf te gebruiken.

Voor het berekenen van de netto contante waarde van micro hedging swaps gebruikt de faciliteit de EUR-swapcurve voor kasstromen in EUR en de USD-swapcurve voor kasstromen in USD.

Zoals blijkt uit de volgende tabel, zou de netto contante waarde van de leningenportefeuille inclusief de hieraan gerelateerde micro hedging swaps op 31 december 2020 dalen met 697 000 EUR (per 31 december 2019: daling met 533 000 EUR) als alle desbetreffende rentevoeten tegelijkertijd stijgen met 1 basispunt.

(× 1000 EUR)

Basispuntwaarde

Geld

Zeer kort

Kort

Gemiddeld

Lang

Extra lang

Totaal

Markt

Per 31.12.2020

1 jaar

2 tot 3 jaar

4 tot 6 jaar

7 tot 11 jaar

12 tot 20 jaar

21 jaar

Totale gevoeligheid van leningen en micro hedging swaps

-45

-113

-313

-215

-11

-697


(× 1000 EUR)

Basispuntwaarde

Geld

Zeer kort

Kort

Gemiddeld

Lang

Extra lang

Totaal

Markt

Per 31.12.2019

1 jaar

2 tot 3 jaar

4 tot 6 jaar

7 tot 11 jaar

12 tot 20 jaar

21 jaar

Totale gevoeligheid van leningen en micro hedging swaps

-42

-99

-172

-163

-57

-533

3.4.2.   Valutarisico

Het valutarisico voor de faciliteit is het risico op het verlies van inkomsten of economische waarde als gevolg van ongunstige ontwikkelingen van de wisselkoersen.

Met een referentierekenvaluta (EUR voor de faciliteit) wordt de faciliteit blootgesteld aan een valutarisico zodra er een incongruentie optreedt tussen in niet-referentierekenvaluta luidende activa en passiva. Onder het valutarisico valt ook het effect van wijzigingen in de waarde van toekomstige in een niet-referentierekenvaluta luidende kasstromen, bv. interest en dividenduitkeringen, als gevolg van wisselkoersschommelingen.

3.4.2.1.   Valutarisico en schatkistpapier

Het schatkistpapier van de faciliteit luidt in EUR of USD.

Het valutarisico wordt gedekt door contante of termijntransacties in vreemde valuta, valutaswaps of cross-currency swaps. De afdeling thesaurie van de bank kan, als zij dit nodig en passend acht, gebruik maken van een ander instrument, overeenkomstig het beleid van de bank, dat bescherming biedt tegen de marktrisico’s met betrekking tot de financiële activiteiten van de faciliteit.

3.4.2.2.   Valutarisico en door de faciliteit gefinancierde of gegarandeerde transacties.

De bijdragen van de lidstaat aan de faciliteit worden ontvangen in EUR. De door de faciliteit gefinancierde of gegarandeerde transacties alsook de rentesubsidies kunnen in EUR, USD of elke andere goedgekeurde valuta luiden.

Een blootstelling aan valutarisico (ten opzichte van de referentievaluatie EUR) doet zich voor wanneer transacties in andere valuta dan de EUR niet afgedekt worden. De richtsnoeren voor de afdekking van de wisselkoers van de faciliteit worden hierna toegelicht.

3.4.2.2.1.    Afdekking van verrichtingen in USD

Het valutarisico dat ontstaat door transacties van de faciliteit in USD, wordt gedekt op geaggregeerde basis via het gebruik van USD/EUR valutaswaps, waarvan het bedrag periodiek wordt verlengd en aangepast. Het gebruik van valutaswaps heeft een dubbel doel. Enerzijds wordt de noodzakelijke liquiditeit voor nieuwe uitkeringen (leningen en vermogen) gegenereerd en anderzijds blijft een macro valutahedging gehandhaafd.

Bij de aanvang van elke periode worden de tijdens de volgende periode in USD te ontvangen of betalen kasstromen geraamd op basis van de geplande of verwachte terugbetalingen/uitkeringen. Vervolgens worden de verlopen valutaswaps verlengd, waarbij hun bedrag wordt aangepast om ten minste de voor de volgende periode geraamde liquiditeitsbehoeften in USD te dekken.

Op maandelijkse basis wordt de deviezenpositie in USD afgeschermd, indien zij de desbetreffende limieten overschrijdt, door een contante of termijntransactie.

Binnen een doorrolperiode kunnen onverwachte tekorten aan liquiditeiten in USD worden gedekt door ad-hoc valutaswaptransacties, terwijl liquiditeitsoverschotten in schatkistpapier geïnvesteerd kunnen worden of in EUR kunnen worden omgezet, indien zij het gevolg zijn van een toename van de deviezenpositie.

3.4.2.2.2.    Afdekking van transacties in andere valuta dan EUR of USD

Transacties van de faciliteit in andere valuta dan EUR of USD worden afgedekt met cross-currency swapcontracten met hetzelfde financiële profiel als de onderliggende lening, op voorwaarde dat er een operationele swapmarkt is.

De faciliteit voert transacties uit in valuta waarvoor afdekkingsmogelijkheden hetzij niet op een efficiënte wijze beschikbaar zijn, hetzij tegen een hoge kostprijs beschikbaar zijn. Deze transacties luiden in lokale valuta, maar worden in EUR of USD afgewikkeld. Het kader voor financiële risico’s van de faciliteit, dat op 22 januari 2015 door het comité van de faciliteit is goedgekeurd, biedt de mogelijkheid om de valutarisico’s in lokale valuta met een significante positieve correlatie met de UDS synthetisch af te dekken met in USD luidende derivaten. De met in USD luidende derivaten synthetisch afgedekte lokale valuta zijn opgenomen in de tabel in afdeling 3.4.2.2.3 onder de vermelding “Lokale valuta (onder synthetische dekking)” terwijl de niet met de USD synthetisch afgedekte lokale valuta in dezelfde tabel zijn weergegeven onder de vermelding “Lokale valuta (niet onder synthetische dekking)”.

3.4.2.2.3.    Deviezenpositie (× 1 000 EUR)

In de tabellen bij deze toelichting wordt de deviezenpositie van de faciliteit weergegeven.

De in de onderstaande tabellen weergegeven deviezenpositie is in overeenstemming met het risicobeleid van de faciliteit (zoals beschreven in het kader voor financiële risico’s van de faciliteit). De deviezenpositie per risicobeleid is gebaseerd op boekhoudkundige gegevens en wordt gedefinieerd als het saldo tussen geselecteerde activa en passiva. De activa en passiva in de deviezenpositie per risicobeleid worden geselecteerd om ervoor te zorgen dat de opbrengsten alleen bij ontvangst worden omgezet in de rapporteringsvaluta (EUR).

De verandering in de reële waarde van aandelen en andere effecten met variabele opbrengst is opgenomen in de deviezenpositie per risicobeleid alsook waardeverminderingen op leningen en voorschotten. In de deviezenpositie per risicobeleid opgenomen derivaten worden gewaardeerd tegen hun nominale waarde in plaats van hun reële waarde, om in overeenstemming te worden gebracht met de ingehouden waarde van de activa, die ook worden gewaardeerd tegen hun nominale waarde aangepast met de waardevermindering voor leningen.

In de onderstaande tabel is het resterende deel van de activa en passiva, dat grotendeels bestaat uit op leningen opgebouwde rente, derivaten en subsidies opgenomen als “deviezenpositie buiten risicobeleid”.

Per 31 december 2020

Activa en passiva

Vastleggingen en voorwaardelijke verplichtingen

Valuta’s

Deviezenpositie per risicobeleid

Deviezenpositie buiten risicobeleid

Balans deviezenpositie

USD

- 117 144

-51 893

- 169 037

479 103

Lokale valuta

(onder synthetische dekking)  (2)

 

 

 

 

KES

23 439

-960

22 479

TZS

27 302

272

27 574

DOP

14 538

320

14 858

UGX

44 997

572

45 569

RWF

44 523

-872

43 651

Lokale valuta

(niet onder synthetische dekking)  (2)

 

 

 

 

HTG, MUR, MZN, XOF, ZMW, BWP, JMD, NGN, ZAR

98 509

-1 512

96 997

Totaal niet-EUR valuta

136 164

-54 073

82 091

479 103

EUR

3 276 377

3 276 377

1 661 939

TOTAAL EUR en niet-EUR

136 164

3 222 304

3 358 468

2 141 042


Per 31 december 2019

Activa en passiva

Vastleggingen en voorwaardelijke verplichtingen

Valuta’s

Deviezenpositie per risicobeleid

Deviezenpositie buiten risicobeleid

Balans deviezenpositie

USD

- 103 746

-56 632

- 160 378

637 693

Lokale valuta

(onder synthetische dekking)  (3)

 

 

 

 

KES

29 472

464

29 936

TZS

48 092

354

48 446

DOP

25 383

602

25 985

UGX

37 132

574

37 706

RWF

30 766

47

30 813

Lokale valuta

(niet onder synthetische dekking)  (3)

 

 

 

 

HTG, MUR, MZN, XOF, ZMW, BWP, JMD, NGN, ZAR

99 864

-530

99 334

Totaal niet-EUR valuta

166 963

-55 121

111 842

637 693

EUR

3 075 194

3 075 194

2 741 023

TOTAAL EUR en niet-EUR

166 963

3 020 073

3 187 036

3 378 716

3.4.2.3.   Deviezen gevoeligheidsanalyse

Per 31 december 2020 zou een waardevermindering ten belope van 10 % van de euro ten opzichte van alle niet-euro valuta resulteren in een stijging van de middelen van de contribuanten ten belope van 9,1 miljoen EUR (31 december 2019: 14,0 miljoen EUR). Een waardeverhoging ten belope van 10 % van de euro ten opzichte van alle niet-euro valuta zou resulteren in een daling van de middelen van de contribuanten ten belope van -7,5 miljoen EUR (31 december 2019: 11,4 miljoen EUR).

3.4.2.4.   Omrekeningskoers

De volgende omrekeningskoersen werden gebruikt voor de opstelling van de balans op 31 december 2020 en 31 december 2019:

 

31 december 2020

31 december 2019

Andere dan EU-valuta

 

 

Botswana Pula (BWP)

13,2045

11,8376

Dominicaanse Republiek pesos (DOP)

71,2661

59,3644

Fijische dollar (FJD)

2,4584

2,4045

Haïtiaanse gourde (HTG)

87,33

100,99

Jamaicaanse dollar (JMD)

172,0954

147,6966

Keniaanse shillings (KES)

133,8

113,63

Mauritaanse ouguiya (MRU)

44,1396

42,2135

Mauritiaanse rupee (MUR)

48,52

40,63

Mozambikaanse Metical (MZN)

91,02

68,64

Nigeriaanse Naira (NGN)

466,78

343,45

Rwandese frank (RWF)

1 210,77

1 051,12

Tanzaniaanse shilling (TZS)

2 838,58

2 573,66

Oegandese shilling (UGX)

4 474

4 108

US-dollar (USD)

1,2271

1,1234

CFA-frank (XAF/XOF)

655,957

655,957

Zuid-Afrikaanse rand (ZAR)

18,0219

15,7773

Zambiaanse Kvacha (ZMW)

25,9324

15,7894

3.4.3.   Aandelenkoersrisico

Het aandelenkoersrisico is het risico dat de reële waarde van deelname in het aandelenkapitaal daalt als gevolg van de wijzigingen in het niveau van de aandelenkoersen en/de waarde van de aandeleninvesteringen.

De faciliteit is blootgesteld aan het aandelenkoersrisico via zijn investeringen in directe beleggingen in aandelen en risicokapitaalfondsen.

De waarde van niet-beursgenoteerde activa is niet gemakkelijk beschikbaar met het oog op een toezicht en controle op continue basis. Voor dergelijke posities omvatten de best beschikbare aanwijzingen prijzen van relevante waarderingstechnieken.

Het effect op de middelen van de contribuanten van de faciliteit (naar aanleiding van een verandering van de reële waarde van de eigenvermogeninstrumentenportfolio) als gevolg van een ± 10 %-verandering van de waarde van de individuele directe beleggingen in aandelen en risicokapitaalfondsen, waarbij alle andere variabelen constant blijven, komt neer op 52,7 miljoen EUR, respectievelijk -52,7 miljoen EUR per 31 december 2020 (62,0 miljoen EUR, respectievelijk -62,0 miljoen EUR per 31 december 2019).

4.   Reële waarde van financiële instrumenten

4.1.    Indeling van de rekeningen en reële waarde

In de volgende tabel zijn de boekwaarden en reële waarden van de financiële activa en verplichtingen opgenomen, inclusief hun niveau in de reëlewaardehiërarchie. In deze tabel zijn geen gegevens over de reële waarde opgenomen voor financiële activa en financiële verplichtingen die niet tegen reële waarde zijn geboekt als de boekwaarde een redelijke benadering is van de reële waarde.

(× 1000 EUR)

Per 31 december 2020

Boekwaarde

Reële waarde

 

Afgeleide financiële instrumenten

Aandelen en andere effecten met variabele rente

Geldmiddelen, leningen en voorschotten

Thesauriemiddelen

Overige financiële activa/passiva

Totaal

Niveau 1

Niveau 2

Niveau 3

Totaal

Verplicht tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies gewaardeerde financiële activa

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Afgeleide financiële instrumenten

33 584

33 584

33 584

33 584

Durfkapitaalfonds

437 142

437 142

437 142

437 142

Directe aandeleninvesteringen

89 668

89 668

89 668

89 668

Leningen en voorschotten

47 309

47 309

47 309

47 309

Verplicht tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies gewaardeerde financiële activa

33 584

526 810

47 309

607 703

33 584

574 119

607 703

Financiële activa tegen geamortiseerde kostprijs

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Geldmiddelen en kasequivalenten

923 940

923 940

Leningen en voorschotten

1 626 136

1 626 136

1 757 593

1 757 593

Door contribuanten te storten bedragen

68 908

68 908

Thesauriemiddelen

351 873

351 873

300 174

50 032

350 206

Overige activa

109

109

Totaal financiële activa tegen geamortiseerde kostprijs

2 618 984

351 873

109

2 970 966

300 174

1 807 625

2 107 799

Totaal financiële activa

33 584

526 810

2 666 293

351 873

109

3 578 669

 

 

 

 

Tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies gewaardeerde financiële verplichtingen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Afgeleide financiële instrumenten

-642

-642

-642

-642

Totaal tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies gewaardeerde financiële verplichtingen

-642

-642

-642

-642

Financiële verplichtingen tegen geamortiseerde kostprijs

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Voorzieningen voor verstrekte garanties

-851

-851

 

 

 

 

Voorzieningen voor toegezegde leningen

-33 152

-33 152

 

 

 

 

Aan derde partijen verschuldigde bedragen

- 152 378

- 152 378

 

 

 

 

Overige verplichtingen

-3 446

-3 446

 

 

 

 

Totaal tegen geamortiseerde kostprijs gewaardeerde financiële verplichtingen

- 189 827

- 189 827

 

 

 

 

Totaal financiële verplichtingen

-642

- 189 827

- 190 469

 

 

 

 


(× 1000 EUR)

Per 31 december 2019

Boekwaarde

Reële waarde

 

Afgeleide financiële instrumenten

Aandelen en andere effecten met variabele rente

Geldmiddelen, leningen en voorschotten

Thesauriemiddelen

Overige financiële verplichtingen

Totaal

Niveau 1

Niveau 2

Niveau 3

Totaal

Verplicht tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies gewaardeerde financiële activa

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Afgeleide financiële instrumenten

14 184

14 184

14 184

14 184

Durfkapitaalfonds

504 694

504 694

362

504 332

504 694

Directe investeringen in aandelen

115 234

115 234

15 255

99 979

115 234

Leningen en voorschotten

21 702

21 702

21 702

21 702

Verplicht tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies gewaardeerde financiële activa

14 184

619 928

21 702

655 814

15 617

14 184

626 013

655 814

Financiële activa tegen geamortiseerde kostprijs

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Geldmiddelen en kasequivalenten

837 777

837 777

Leningen en voorschotten

1 496 973

1 496 973

1 699 057

1 699 057

Door contribuanten te storten bedragen

86 330

86 330

Thesauriemiddelen

330 587

330 587

144 097

186 083

330 180

Overige activa

Totaal financiële activa tegen geamortiseerde kostprijs

2 421 080

330 587

2 751 667

144 097

1 885 140

2 029 237

Totaal financiële activa

14 184

619 928

2 442 782

330 587

3 407 481

 

 

 

 

Verplicht tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies gewaardeerde financiële verplichtingen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Afgeleide financiële instrumenten

-191

-191

-191

-191

Totaal tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies gewaardeerde financiële verplichtingen

-191

-191

-191

-191

Financiële verplichtingen tegen geamortiseerde kostprijs

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Voorzieningen voor verstrekte garanties

-628

-628

 

 

 

 

Voorzieningen voor toegezegde leningen

-37 269

-37 269

 

 

 

 

Aan derde partijen verschuldigde bedragen

- 147 438

- 147 438

 

 

 

 

Overige verplichtingen

-2 353

-2 353

 

 

 

 

Totaal tegen geamortiseerde kostprijs gewaardeerde financiële verplichtingen

- 187 688

- 187 688

 

 

 

 

Totaal financiële verplichtingen

-191

- 187 688

- 187 879

 

 

 

 

4.2.    Waardering van reële waarden

4.2.1.   Waarderingstechnieken en aanzienlijke niet-waarneembare inputs

In de onderstaande tabel zijn gegevens opgenomen over de waarderingstechnieken en de aanzienlijke niet-waarneembare inputs voor de waardering van financiële instrumenten, die zijn ingedeeld onder niveau 2 en 3 van de reëlewaardehiërarchie:

Waarderingstechniek

Aanzienlijke niet waarneembare inputs

Verhouding tussen niet waarneembare inputs en waardering van reële waarden

Financiële instrumenten gewaardeerd tegen reële waarde

 

 

Afgeleide financiële instrumenten

Gedisconteerde kasstroom: Toekomstige kasstromen worden gewaardeerd op basis van termijnkoersen/rentevoeten (uitgaande van waarneembare termijnkoersen en rentencurven op het einde van de verslagperiode) en termijncontracten/rentevoeten, gedisconteerd tegen een percentage dat rekening houdt met het kredietrisico van verschillende tegenpartijen.

Niet van toepassing.

Niet van toepassing.

Risicokapitaal-fonds (VCF)

Methode op basis van de aangepaste intrinsieke waarde: De reële waarde wordt bepaald aan de hand van hetzij het percentage van het onderliggende instrument dat de faciliteit in handen heeft, zoals vastgesteld in het laatste voor kasstromen bijgewerkte rapport, hetzij, voor zover deze gegevens beschikbaar zijn, de waarde per aandeel op dezelfde datum, zoals meegedeeld door de desbetreffende fondsbeheerder. Om de kloof tussen de laatst beschikbare intrinsieke waarde en de rapportage op het jaareinde te overbruggen, wordt een daaropvolgende evaluatieprocedure uitgevoerd en indien nodig wordt de gerapporteerde intrinsieke waarde aangepast.

Aanpassing voor de verstreken tijd tussen de laatste rapporteringsdatum van het durfkapitaalfonds en de waarderingsdatum, waarbij rekening wordt gehouden met de exploitatie- en beheerkosten, hierop volgende wijzigingen in de reële waarde van de onderliggende activa van de durfkapitaalfondsen, opgelopen extra verplichtingen en marktwijzigingen of andere wijzigingen in de economische omstandigheden.

Hoe langer de periode tussen de datum van de waardering van reële waarden en de laatste rapporteringsdatum van het durfkapitaalfonds, hoe hoger de aanpassing voor de verstreken tijd.

Directe investeringen in aandelen

Aangepaste intrinsieke waarde.

Aanpassing voor de verstreken tijd tussen de laatste rapporteringsdatum van de vennootschap waarin is geïnvesteerd en de waarderingsdatum, waarbij rekening wordt gehouden met de operationele uitgaven, hierop volgende wijzigingen in de reële waarde van de onderliggende activa van de vennootschappen waarin is geïnvesteerd, opgelopen extra verplichtingen en marktwijzigingen of andere wijzigingen in de economische omstandigheden, kapitaalsverhoging, verkoop/wijziging van de controle.

Hoe hoger de korting voor verhandelbaarheid, hoe lager de reële waarde.

 

 

Korting voor het ontbreken aan verhandelbaarheid (liquiditeit), die wordt bepaald door verwijzingen naar vorige transactieprijzen voor soortgelijke aandelen in het land/de regio, variërend van 5 % tot 30 %.

 

Leningen tegen reële waarde (IFE)

Voor kredietnemers in het kader van de lopende bedrijfsuitoefening (going concern): Gedisconteerde kasstroom volgens contractuele/verwachte toekomstige kasstromen, verdisconteerd met een passend voor risico aangepast disconteringspercentage dat het aan de lening inherente risico (met inbegrip van het kredietrisico van de leningnemer) weergeeft. Het discontopercentage wordt vergeleken/beoordeeld aan de hand van alle relevante marktbenchmarks. Voor kredietnemers indien dit niet gebeurt in de veronderstelling dat de continuïteit van de entiteit is gewaarborgd:

Nettoactiva benadering (liquidatiewaarde benadering).

Onderdelen van het disconteringspercentage om het kredietrisico van de kredietnemer weer te geven in vergelijking met de risicovrije marktrentes.

Hoe hoger het disconteringspercentage, hoe lager de reële waarde.

Financiële activa niet gewaardeerd tegen reële waarde

 

 

Leningen en voorschotten

Gedisconteerde kasstromen: Het waarderingsmodel maakt gebruik van contractuele kasstromen die alleen worden uitgekeerd als de debiteur niet in gebreke blijft. Er wordt geen rekening gehouden met de waarde van de zekerheden of mogelijkheden voor vervroegde aflossing. Om de netto contante waarde (NCW) van de leningen te verkrijgen, worden in het gekozen model de contractuele kasstromen van elke lening verrekend waarbij gebruik wordt gemaakt van een aangepaste marktdiscontovoet. De NCW van elke afzonderlijke lening wordt vervolgens aangepast om rekening te kunnen houden met het desbetreffende hiermee samenhangende verwachte verlies. De resultaten worden vervolgens opgeteld om de reële waarde van de leningen en voorschotten te verkrijgen.

Niet van toepassing.

Niet van toepassing.

Thesauriemiddelen

Gedisconteerde kasstromen.

Niet van toepassing.

Niet van toepassing.

Bij de toepassing van de norm IFRS 13 worden waarderingsaanpassingen opgenomen in de reële waarde van de derivaten per 31 december 2020 en 31 december 2019. Hierbij gaat het om:

aanpassingen van de kredietwaarderingen (CVA), waarbij het tegenpartijkredietrisico bij derivatentransacties in aanmerking wordt genomen, hetgeen resulteert in een daling met 34 300 EUR per 31 december 2020 en in een daling met 32 800 EUR per 31 december 2019.

aanpassingen aan de debetwaarderingen (DVA), waarbij het eigen kredietrisico bij derivatentransacties in aanmerking wordt genomen, hetgeen resulteert in een stijging met 21 800 EUR per 31 december 2020 en een stijging met 28 700 EUR per 31 december 2019.

4.2.2.   Overdrachten tussen niveau 1 en 2

Het beleid van de faciliteit komt erop neer de overdrachten tussen niveaus te erkennen op de datum waarop zich de gebeurtenis of de gewijzigde omstandigheden hebben voorgedaan, die tot de overdracht hebben geleid.

In 2020 en 2019 vonden er binnen de faciliteit geen overdrachten plaats van het niveau 1 naar 2 of van het niveau 2 naar 1 van de reëlewaardehiërarchie.

4.2.3.   Reële waarden niveau 3

Afstemming van reële waarden niveau 3

In de onderstaande tabellen zijn de wijzigingen opgenomen bij de instrumenten in niveau 3 voor de op 31 december 2020 en 31 december 2019 afgesloten jaren:

(× 1000 EUR)

Aandelen en andere effecten met variabele rente

Saldo per 1 januari 2020

604 311

Baten of verliezen opgenomen in winst of verlies:

 

Gerealiseerde reëlewaardeaanpassing bij verkoop

-15 632

Netto verandering in de reële waarde op aandelen en andere effecten met variabele rente

-47 909

Totaal

-63 541

Uitgekeerde bedragen

85 305

Terugbetalingen

-65 649

Verschillen wisselkoersen

-33 616

Saldo per 31 december 2020

526 810


(× 1000 EUR)

Aandelen en andere effecten met variabele rente

Saldo per 1 januari 2019

550 617

Baten of verliezen opgenomen in winst of verlies:

 

Verschillen wisselkoersen

1 708

Netto verandering in de reële waarde op aandelen en andere effecten met variabele rente

17 666

Totaal

19 374

Uitgekeerde bedragen

106 943

Terugbetalingen

-79 435

Verschillen wisselkoersen

6 812

Saldo per 31 december 2019

604 311

Zowel in 2020 als 2019 vonden er binnen de faciliteit geen overdrachten plaats uit of naar het niveau 3 van de reëlewaardehiërarchie.

5.   Geldmiddelen en kasequivalenten

Geldmiddelen en kasequivalenten zijn samengesteld uit:

(× 1000 EUR)

 

31.12.2020

31.12.2019

Contanten

398 991

72 166

Termijndeposito’s

380 000

622 991

Commercial paper

145 086

142 823

Geldmiddelen en kasequivalenten in het kasstroomoverzicht

924 077

837 980

Opgebouwde rente

-137

-203

Geldmiddelen en kasequivalenten in het vermogensoverzicht

923 940

837 777

6.   Afgeleide financiële instrumenten

Hierna volgt een overzicht van de belangrijkste onderdelen van de afgeleide financiële instrumenten die voor handelsdoeleinden worden aangehouden:

(× 1000 EUR)

Per 31 december 2020

Reële waarde

Nominaal bedrag

Activa

Passiva

Renteswaps

-642

17 710

FX swaps

33 584

1 480 000

Totaal afgeleide financiële instrumenten

33 584

-642

1 497 710


(× 1000 EUR)

Per 31 december 2019

Reële waarde

Nominaal bedrag

Activa

Passiva

Renteswaps

99

-191

24 181

FX swaps

14 085

1 545 000

Totaal afgeleide financiële instrumenten

14 184

-191

1 569 181

7.   Leningen en voorschotten

7.1.    Leningen en voorschotten

In de volgende tabel wordt de afstemming weergegeven tussen het begin- en het eindsaldo van de leningen en voorschotten:

(× 1000 EUR)

 

Globale leningen (4)

Niet-achtergestelde leningen

Achtergestelde leningen

Verworven of gecreëerde financiële activa met verminderde kredietwaardigheid (POCI “purchased or originated credit-impaired”)

Totaal

Nominale waarde van leningen tegen geamortiseerde kostprijs per 1 januari 2020

1 021 556

597 364

27 714

1 646 634

Uitgekeerde bedragen

433 466

67 762

501 228

Afschrijvingen

-15 170

-2 268

-27 905

-45 343

Terugbetalingen

- 214 018

-60 571

- 274 589

Verschillen wisselkoersen

-74 436

-29 423

191

- 103 668

Nominale waarde van leningen tegen geamortiseerde kostprijs per 31 december 2020

1 151 398

572 864

1 724 262

Waardevermindering — voorzieningen voor verliezen per 1 januari 2020

-96 166

-36 650

-27 714

- 160 530

Nettowijzigingen van binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen

-1 344

-2 531

-3 875

Nettowijzigingen van tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, zonder verminderde kredietwaardigheid

-5 888

-3 628

-9 516

Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, met verminderde kredietwaardigheid

-12 373

-12 373

Terugboeking van tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen met verminderde kredietwaardigheid

19 565

1 887

21 452

Afschrijvingen

15 170

2 268

27 905

45 343

Verschillen wisselkoersen

12 793

3 104

-191

15 706

Waardevermindering — voorzieningen voor verliezen per 31 december 2020

-68 243

-35 550

- 103 793

Leningen en voorschotten tegen geamortiseerde kostprijs per 31 december 2020

1 083 155

537 314

1 620 469

Nominale waarde van leningen tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies per 1 januari 2020

1 080

36 858

37 938

Uitgekeerde bedragen

29 063

30 000

59 063

Terugbetalingen

-1 512

-1 512

Verschillen wisselkoersen

-2 916

-2 916

Nominale waarde van leningen tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies per 31 december 2020

1 080

61 493

30 000

92 573

Reëlewaardeaanpassingen per 1 januari 2020

-1 080

-15 156

-16 236

Wijziging reële waarde (netto)

-11 330

-18 291

-29 621

Verschillen wisselkoersen

593

593

Reëlewaardeaanpassingen per 31 december 2020

-1 080

-25 893

-18 291

-45 264

Leningen en voorschotten tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies per 31 december 2020

35 600

11 709

47 309

Geamortiseerde kostprijs

-3 578

-5 100

-8 678

Rente

7 325

7 020

14 345

Leningen en voorschotten per 31 december 2020

1 086 902

574 834

11 709

1 673 445


(× 1000 EUR)

 

Globale leningen (5)

Niet-achtergestelde leningen

Achtergestelde leningen

Verworven of gecreëerde financiële activa met verminderde kredietwaardigheid (POCI “purchased or originated credit-impaired”)

Totaal

Nominale waarde van leningen tegen geamortiseerde kostprijs per 1 januari 2019

1 051 317

593 324

60 717

3 588

1 708 946

Uitgekeerde bedragen

164 308

123 416

287 724

Afschrijvingen

-2

-278

-280

Terugbetalingen

- 206 517

- 113 100

-34 496

- 354 113

Verkoop van leningen

-2 591

-2 591

Wijziging bedrijfsmodel (IFE) (6)

-10 062

-3 588

-13 650

Verschillen wisselkoersen

15 041

4 064

1 493

20 598

Nominale waarde van leningen tegen geamortiseerde kostprijs per 31 december 2019

1 021 556

597 364

27 714

1 646 634

Waardevermindering — voorzieningen voor verliezen per 1 januari 2019

- 103 868

-49 609

-29 360

-1 794

- 184 631

Nettowijzigingen van binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen

5 164

-86

5 078

Nettowijzigingen van tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, zonder verminderde kredietwaardigheid

-15 558

2 559

2 205

-10 794

Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, met verminderde kredietwaardigheid

-4 397

-47

-4 444

Terugboeking van tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen met verminderde kredietwaardigheid

21 811

5 592

27 403

Verkoop van leningen

2 591

2 591

Wijziging bedrijfsmodel (IFE) (6)

5 031

1 794

6 825

Afschrijvingen

2

278

280

Verschillen wisselkoersen

-1 911

-368

-559

-2 838

Waardevermindering — voorzieningen voor verliezen per 31 december 2019

-96 166

-36 650

-27 714

- 160 530

Leningen en voorschotten tegen geamortiseerde kostprijs per 31 december 2019

925 390

560 714

1 486 104

Nominale waarde van leningen tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies per 1 januari 2019

1 800

1 800

Uitgekeerde bedragen

23 461

23 461

Wijziging bedrijfsmodel (IFE) (6)

13 650

13 650

Terugbetalingen

-720

-245

-965

Verschillen wisselkoersen

-8

-8

Nominale waarde van leningen tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies per 31 december 2019

1 080

36 858

37 938

Reëlewaardeaanpassingen per 1 januari 2019

-1 080

-1 080

Wijziging reële waarde (netto)

-8 331

-8 331

Wijziging bedrijfsmodel (IFE) (6)

-6 825

-6 825

Reëlewaardeaanpassingen per 31 december 2019

-1 080

-15 156

-16 236

Leningen en voorschotten tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies per 31 december 2019

21 702

21 702

Geamortiseerde kostprijs

-3 545

-4 950

10

-8 485

Rente

10 451

8 903

19 354

Leningen en voorschotten per 31 december 2019

932 296

- 586 369

10

1 518 675

7.2.    Waardeverminderingen op leningen en voorschotten — Voorzieningen voor verliezen

(× 1000 EUR)

 

2020

Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen

Binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen

Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, zonder verminderde kredietwaardigheid

Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, met verminderde kredietwaardigheid

Verworven of gecreëerde financiële activa met verminderde kredietwaardigheid (POCI “purchased or originated credit-impaired”)

Totaal

Leningen en voorschotten tegen geamortiseerde kostprijs

 

 

 

 

 

Saldo per 1 januari 2020  (7)

17 191

38 509

104 830

160 530

Overdracht naar binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen

96

-167

-71

Overdracht naar tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, zonder verminderde kredietwaardigheid

-732

6 380

-6 080

-432

Overdracht naar tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, met verminderde kredietwaardigheid

-127

-54

8 522

8 341

Nettoberekening van de voorziening voor verliezen

5 440

3 010

-6 554

1 896

Financiële activa die zijn uitgeboekt

-802

347

-4 967

-5 422

Afschrijvingen

-45 343

-45 343

Verschillen wisselkoersen

-4 677

-4 049

-6 980

-15 706

Saldo per 31 december 2020

16 389

43 976

43 428

103 793


(× 1000 EUR)

 

2019

Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen

Binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen

Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, zonder verminderde kredietwaardigheid

Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, met verminderde kredietwaardigheid

Verworven of gecreëerde financiële activa met verminderde kredietwaardigheid (POCI “purchased or originated credit-impaired”)

Totaal

Leningen en voorschotten tegen geamortiseerde kostprijs

 

 

 

 

 

Saldo per 1 januari 2019

22 023

27 342

133 472

1 794

184 631

Overdracht naar binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen

3 952

3 952

Overdracht naar tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, zonder verminderde kredietwaardigheid

-4 005

25 150

21 145

Overdracht naar tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, met verminderde kredietwaardigheid

-46

-46

Nettoberekening van de voorziening voor verliezen

-4 897

-4 249

-22 961

-32 107

Verkoop van leningen

-2 591

-2 591

Wijziging bedrijfsmodel (IFE) (31)

-10

-5 031

-1 794

-6 835

Financiële activa die zijn uitgeboekt

-129

-10 049

-10 178

Afschrijvingen

-280

-280

Verschillen wisselkoersen

247

371

2 221

2 839

Saldo per 31 december 2019

17 191

38 509

104 830

160 530

8.   Aandelen en andere effecten met variabele rente

In de volgende tabel wordt de afstemming weergegeven tussen het begin- en het eindsaldo van de aandeleninvesteringen:

(× 1000 EUR)

 

Durfkapitaalfondsen

Directe aandeleninvesteringen

Totaal

Kosten per 1 januari 2020

462 304

101 424

563 728

Uitgekeerde bedragen

85 305

85 305

Terugbetalingen/verkoop

-66 011

-18 274

-84 285

Verschillen wisselkoersen

-29 437

-6 892

-36 329

Kosten per 31 december 2020

452 161

76 258

528 419

Niet-gerealiseerde winsten en verliezen per 1 januari 2020

42 390

13 810

56 200

Nettowijziging niet-gerealiseerde winsten en verliezen

-45 079

-2 830

-47 909

Gerealiseerde reëlewaardeaanpassing bij verkoop

-15 632

3 019

-12 613

Verschillen wisselkoersen

3 302

-589

2 713

Niet-gerealiseerde winsten en verliezen per 31 december 2020

-15 019

13 410

-1 609

Aandelen en andere effecten met variabele rente per 31 december 2020

437 142

89 668

526 810


(× 1000 EUR)

 

Durfkapitaalfondsen

Directe aandeleninvesteringen

Totaal

Kosten per 1 januari 2019

421 593

93 214

514 807

Uitgekeerde bedragen

90 972

15 971

106 943

Terugbetalingen/verkoop

-56 387

-8 042

-64 429

Verschillen wisselkoersen

6 126

281

6 407

Kosten per 31 december 2019

462 304

101 424

563 728

Niet-gerealiseerde winsten en verliezen per 1 januari 2019

45 559

6 926

52 485

Nettowijziging niet-gerealiseerde winsten en verliezen

-3 488

12 117

8 629

Gerealiseerde reëlewaardeaanpassing bij verkoop

-5 319

-5 319

Verschillen wisselkoersen

319

86

405

Niet-gerealiseerde winsten en verliezen per 31 december 2019

42 390

13 810

56 200

Aandelen en andere effecten met variabele rente per 31 december 2019

504 694

115 234

619 928

9.   Door contribuanten te storten bedragen

De door contribuanten te storten bedragen ten belope van 68,9 miljoen EUR (2019: 86,3 miljoen EUR) zijn volledig samengesteld uit afgeroepen, maar nog niet betaalde bijdragen van lidstaten.

10.   Thesauriemiddelen

De portfolio thesauriemiddelen bestaat uit beursgenoteerde obligaties met een resterende looptijd van minder dan drie maanden op de verslagleggingsdatum. In de onderstaande tabel worden de bewegingen weergegeven van de portfolio thesauriemiddelen:

(× 1000 EUR)

Saldo per 1 januari 2020

330 587

Verwervingen

2 710 009

Looptijden

-2 689 790

Wijziging inzake afschrijvingen van agio/disagio

-208

Verandering in de opgelopen rente

1 275

Saldo per 31 december 2020

351 873


(× 1000 EUR)

Saldo per 1 januari 2019

335 140

Verwervingen

2 948 021

Looptijden

-2 952 905

Wijziging inzake afschrijvingen van agio/disagio

-93

Verandering in de opgelopen rente

424

Saldo per 31 december 2019

330 587

11.   Overige activa

Hierna volgt een overzicht van de belangrijkste onderdelen van de overige activa:

(× 1000 EUR)

 

31.12.2020

31.12.2019

Financiële waarborgen

109

Totaal overige activa

109

12.   Uitgestelde baten

Hierna volgt een overzicht van de voornaamste onderdelen van uitgestelde baten:

(× 1000 EUR)

 

31.12.2020

31.12.2019

Uitgestelde rentesubsidies

28 788

32 085

Uitgestelde commissies op leningen en voorschotten

944

481

Totaal uitgestelde baten

29 732

32 566

13.   Voorzieningen voor verstrekte garanties, minus terugboekingen

In de volgende tabellen wordt de afstemming weergegeven tussen het begin- en het eindsaldo van de voorziening voor financiële garanties.

(× 1000 EUR)

 

2020

Binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen

Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, zonder verminderde krediet-waardigheid

Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, met verminderde kredietwaardigheid

Totaal

Verstrekte garanties

 

 

 

 

Saldo per 1 januari

628

628

Overdracht naar binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen

Garanties die zijn uitgeboekt

Nettoberekening van de voorziening voor verliezen

228

228

Afroep van garanties

Afschrijving van vooruitbetalingen

Verschillen wisselkoersen

-5

-5

Saldo per 31 december

851

851


(× 1000 EUR)

 

2019

Binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen

Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, zonder verminderde kredietwaardigheid

Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, met verminderde kredietwaardig-heid

Totaal

Verstrekte garanties

 

 

 

 

Saldo per 1 januari

94

699

793

Overdracht naar binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen

534

534

Garanties die zijn uitgeboekt

-588

-588

Afroep van garanties

-53

-53

Afschrijving van vooruitbetalingen

-71

-71

Verschillen wisselkoersen

13

13

Saldo per 31 december

628

628

14.   Voorzieningen voor toegezegde leningen

In de volgende tabellen wordt de afstemming weergegeven tussen het begin- en het eindsaldo van de voorzieningen voor verliezen voor niet-uitgekeerde leningen (toegezegde leningen):

(× 1000 EUR)

 

2020

Binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen

Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, zonder verminderde kredietwaardigheid

Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, met verminderde kredietwaardigheid

Totaal

Toegezegde leningen

 

 

 

 

Saldo per 1 januari (8)

3 943

33 326

37 269

Overdracht naar binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen

4 067

4 067

Overdracht naar tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, zonder verminderde kredietwaardigheid

2 773

2 773

Nettoberekening van de voorziening voor verliezen

388

-5 932

-5 544

Financiële activa die zijn uitgeboekt

-1 158

-3 853

-5 011

Verschillen wisselkoersen

-423

21

-402

Saldo per 31 december

6 817

26 335

33 152


(× 1000 EUR)

 

2019

Binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen

Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, zonder verminderde kredietwaardigheid

Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, met verminderde kredietwaardigheid

Totaal

Toegezegde leningen

 

 

 

 

Saldo per 1 januari

7 225

16 597

23 822

Overdracht naar binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen

1 669

9 983

11 652

Overdracht naar tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, zonder verminderde kredietwaardigheid

-836

15 138

14 302

Nettoberekening van de voorziening voor verliezen

696

773

1 469

Wijziging bedrijfsmodel (IFE) (32)

-2 974

-1 387

-4 361

Financiële activa die zijn uitgeboekt

-1 960

-7 858

-9 818

Verschillen wisselkoersen

123

80

203

Saldo per 31 december

3 943

33 326

37 269

15.   Aan derde partijen verschuldigde bedragen

Hierna volgt een overzicht van de belangrijkste onderdelen van de aan derde partijen verschuldigde bedragen:

(× 1000 EUR)

 

31.12.2020

31.12.2019

Netto algemene administratiekosten aan de EIB te betalen

58 527

50 009

Andere aan EIB te betalen bedragen

56

31

Aan de lidstaten verschuldigde, nog niet uitgekeerde rentesubsidies en technische bijstand

93 795

97 398

Totaal aan derde partijen verschuldigde bedragen

152 378

147 438

16.   Overige verplichtingen

De voornaamste onderdelen van overige verplichtingen zijn:

(× 1000 EUR)

 

31.12.2020

31.12.2019

Voorschotten op terugbetalingen lening

3 166

1 961

Uitgestelde baten van rentesubsidies

280

339

Afroepingen financiële garantie

53

Totaal overige verplichtingen

3 446

2 353

17.   Afgeroepen bijdrage lidstaten (× 1 000 EUR)

Lidstaten

Bijdrage aan de faciliteit (9)

Bijdrage aan rentesubsidies en technische bijstand (9)

Totaal bijgedragen

Afgeroepen en niet betaald (33)

Oostenrijk

82 689

9 852

92 541

1 687

België

121 923

14 470

136 393

2 471

Bulgarije

1 567

421

1 988

98

Cyprus

1 008

270

1 278

Tsjechië

5 710

1 532

7 242

357

Denemarken

67 377

8 118

75 495

1 400

Estland

560

150

710

35

Finland

47 569

5 876

53 445

Frankrijk

729 689

82 689

812 379

13 685

Duitsland

720 567

84 614

805 181

14 350

Griekenland

42 735

5 648

48 383

1 029

Hongarije

6 158

1 652

7 810

385

Ierland

23 221

3 345

26 566

637

Italië

407 583

50 996

458 579

9 002

Letland

784

210

994

49

Litouwen

1 344

360

1 704

84

Luxemburg

9 119

1 097

10 216

189

Malta

336

90

426

21

Nederland

164 029

19 716

183 745

3 395

Polen

14 555

3 905

18 460

910

Portugal

33 266

4 411

37 677

805

Roemenië

4 143

1 111

5 254

259

Slowakije

2 351

631

2 982

147

Slovenië

2 015

541

2 556

126

Spanje

210 652

29 338

239 990

5 495

Zweden

88 064

10 923

98 987

1 918

Verenigd Koninkrijk

432 681

57 030

489 711

10 374

Totaal per 31 december 2020

3 221 695

398 996

3 620 692

68 908

Totaal per 31 december 2019

2 967 000

383 691

3 350 691

86 330

18.   Vastleggingen en voorwaardelijke verplichtingen

(× 1000 EUR)

 

31.12.2020

31.12.2019

Vastleggingen

 

 

Niet-uitgekeerde leningen

1 722 618

1 357 320

Niet-uitbetaalde vastleggingen met betrekking tot aandelen en andere effecten met variabele rente

378 347

405 920

Verstrekte garanties

998 560

200 013

Rentesubsidies en technische bijstand

483 897

455 671

Voorwaardelijke passiva

 

 

Getekende niet-verstrekte garanties

554 686

1 359 818

Totaal vastleggingen en voorwaardelijke verplichtingen

4 138 108

3 778 742

19.   Rente en soortgelijke baten en lasten

De voornaamste onderdelen van rente en soortgelijke baten zijn als volgt:

(× 1000 EUR)

 

Van 1.1.2020

Van 1.1.2019

 

tot 31.12.2020

tot 31.12.2019

Leningen en voorschotten

80 252

89 244

Rentesubsidies

4 531

4 679

Totale rente en soortgelijke baten

84 783

93 923

De voornaamste onderdelen van rente en soortgelijke uitgaven zijn als volgt:

(× 1000 EUR)

 

Van 1.1.2020

Van 1.1.2019

 

tot 31.12.2020

tot 31.12.2019

Afgeleide financiële instrumenten

-541

-261

Geldmiddelen en kasequivalenten

-2 961

-722

Thesauriemiddelen

-1 748

-1 965

Totale rente en soortgelijke uitgaven

-5 250

-2 948

20.   Baten en lasten uit hoofde van vergoedingen en provisies

De voornaamste onderdelen van baten uit hoofde van vergoedingen en provisies zijn als volgt:

(× 1000 EUR)

 

Van 1.1.2020

Van 1.1.2019

 

tot 31.12.2020

tot 31.12.2019

Vergoedingen en provisies op leningen en voorschotten

141

4 399

Vergoedingen en provisies op financiële garanties

211

39

Overige

1

Totaal baten uit hoofde van vergoedingen en provisies

353

4 438

De voornaamste onderdelen lasten uit hoofde van vergoedingen en provisies zijn als volgt:

(× 1000 EUR)

 

Van 1.1.2020

Van 1.1.2019

 

tot 31.12.2020

tot 31.12.2019

Provisies betaald aan derden met betrekking tot aandelen en andere effecten met variabele rente

-225

-721

Totaal uitgaven uit hoofde van vergoedingen en provisies

-225

-721

21.   Nettoresultaat op aandelen en andere effecten met variabele rente

De voornaamste onderdelen van het netto resultaat op aandelen en andere effecten met variabele rente zijn:

(× 1000 EUR)

 

Van 1.1.2020

Van 1.1.2019

 

tot 31.12.2020

tot 31.12.2019

Netto gerealiseerd resultaat als gevolg van verkopen en uittredingen

-3 069

-133

Baten uit dividenden

4 261

1 408

Netto verandering in de reële waarde

-47 909

8 629

Nettoresultaat op aandelen en andere effecten met variabele rente

-46 717

9 904

22.   Algemene beheerskosten

De algemene beheerskosten zijn de werkelijke kosten die door de EIB worden gemaakt bij het beheer van de faciliteit minus de baten uit standaard taxatievergoedingen die direct door de EIB aan de cliënten van de faciliteit in rekening worden gebracht.

De voornaamste onderdelen van de algemene beheerskosten zijn als volgt:

(× 1000 EUR)

 

Van 1.1.2020

Van 1.1.2019

 

tot 31.12.2020

tot 31.12.2019

De daadwerkelijke kosten die door de EIB zijn gemaakt

-61 470

-52 982

Baten van taxatievergoedingen die rechtstreeks bij de cliënten van de faciliteit in rekening worden gebracht

2 943

2 973

Totaal algemene beheerskosten

-58 527

-50 009

23.   Betrokkenheid bij niet-geconsolideerde gestructureerde entiteiten (× 1 000 EUR)

Definitie van een gestructureerde entiteit

Een gestructureerde entiteit is zodanig opgezet dat stemrechten of vergelijkbare rechten niet de dominante factor zijn bij het uitmaken wie zeggenschap over de entiteit uitoefent. Volgens IFRS 12 heeft een gestructureerde entiteit veelal sommige of alle volgende kenmerken of eigenschappen:

beperkte activiteiten;

een beperkte en duidelijk omlijnde doelstelling, zoals het uitvoeren van een fiscaal interessante lease, het verrichten van onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten, het verstrekken aan een entiteit van een bron van kapitaal of financiering, of het bieden van investeringsmogelijkheden aan investeerders door aan de activa van de gestructureerde entiteit verbonden risico’s en voordelen aan investeerders over te dragen;

ontoereikend eigen vermogen om de gestructureerde entiteit in staat te stellen haar activiteiten te financieren zonder achtergestelde financiële steun;

financiering in de vorm van diverse contractueel verbonden instrumenten ten behoeve van investeerders welke tot kredietconcentraties of andere risico’s aanleiding geven (tranches).

Niet-geconsolideerde gestructureerde entiteiten.

Met “niet-geconsolideerde gestructureerde entiteiten” wordt verwezen naar alle gestructureerde entiteiten die niet door de faciliteit worden gecontroleerd. Hieronder vallen onder meer belangen in gestructureerde entiteiten die niet geconsolideerd zijn.

Definitie van belangen in gestructureerde entiteiten:

In IFRS 12 wordt “belang” breed gedefinieerd als een contractuele of niet-contractuele betrokkenheid die de verslaggevende entiteit blootstelt aan veranderlijkheid van opbrengsten uit de prestaties van de andere entiteit. Voorbeelden van dergelijke belangen zijn onder meer het aanhouden van deelnemingen en andere vormen van betrokkenheid, zoals het verstrekken van financiering, liquiditeitssteun, kredietverbetering, verbintenissen en garanties aan de andere entiteit. IFRS 12 bepaalt dat een entiteit niet noodzakelijkerwijze een belang heeft in een andere entiteit enkel en alleen omdat er een typische klanten-leveranciersrelatie bestaat.

In de onderstaande tabel worden de types gestructureerde entiteiten vermeld die door de faciliteit niet zijn geconsolideerd maar waarin zij een belang heeft.

Type gestructureerde entiteit

Aard en oogmerk

Door de faciliteit aangehouden belang

Projectfinanciering — leningen aan voor een bijzonder doel opgerichte entiteiten (“SPV”)

Projectfinancieringstransacties zijn transacties waarbij de faciliteit voor haar schuldaflossing een beroep doet op een kredietnemer wiens enige of belangrijkste inkomstenbron tot stand komt door een activum of een beperkt aantal activa die met een dergelijke schuld worden gefinancierd of andere reeds bestaande activa die contractueel aan het project zijn gerelateerd. Projectfinancieringstransacties worden vaak gefinancierd met SPV.

Netto uitgekeerde bedragen.

Rentebaten.

Risicokapitaaltransacties

De faciliteit financiert risicokapitaal en beleggingsfondsen. Risicokapitaal en beleggingsfondsen voorzien in het samenvoegen en beheren van middelen van investeerders die op zoek zijn naar deelnemingen in kleine en middelgrote ondernemingen met sterk groeipotentieel en die infrastructuurprojecten willen financieren.

Investeringen in participaties/aandelen die zijn uitgegeven door de durfkapitaalentiteit;

Dividenden ontvangen als baten uit dividenden.

De boekwaarden van de niet-geconsolideerde gestructureerde entiteiten waarin de faciliteit een belang heeft op de verslagleggingsdatum, alsook de maximale blootstelling van de faciliteit aan verlies met betrekking tot deze entiteiten zijn opgenomen in de onderstaande tabel. De maximale blootstelling aan verlies omvat de boekwaarde en de hieraan gerelateerde niet-uitbetaalde vastleggingen.

Type gestructureerde entiteit

Bijschrift

Nettoboekwaarde op 31.12.2020

Nettoboekwaarde op 31.12.2019

Maximale blootstelling aan verlies op 31.12.2020

Maximale blootstelling aan verlies op 31.12.2019

Risicokapitaalfondsen

Aandelen en andere effecten met variabele rente

437 142

504 332

437 142

834 955

Totaal

 

437 142

504 332

437 142

834 955

De faciliteit verleent geen steun aan gestructureerde entiteiten die verder gaat dan de respectieve financiering.

24.   Impactfinancieringsenveloppe (× 1 000 EUR)

In juni 2013 heeft de gezamenlijke ACS-EU ministerraad het nieuwe financiële protocol voor het 11e EOF goedgekeurd, dat betrekking heeft op de periode 2014-2020.

Een nieuw dotatiekapitaal ten belope van 500 miljoen EUR werd goedgekeurd voor de investeringsfaciliteit, de zogenaamde “impactfinancieringsenveloppe” (hierna “IFE” genoemd), die de faciliteit in staat moet stellen projecten te ondersteunen met een bijzonder veelbelovend ontwikkelingspotentieel en de grotere risico’s waarmee dergelijke investeringen gepaard gaan, op zich te nemen. De enveloppe biedt nieuwe mogelijkheden voor de versterking van de kredietverlening van de faciliteit aan de particuliere sector via investeringen in de volgende instrumenten:

Sociale impact equity-fondsen — worden gepromoot door een opkomende groep beheerders van private equity-fondsen voor wie de verlichting van sociale of ecologische problemen de kern uitmaakt van de investeringsstrategie van hun fondsen, maar die eveneens nog streven naar houdbaarheid op niveau van het fonds alsook de vennootschappen waarin is belegd.

Leningen aan financiële intermediairs — (bv. microfinancieringsinstellingen, lokale banken en kredietcoöperaties) die in ACS-landen actief zijn waarin de EIB geen financiering kan overwegen — in het bijzonder in lokale valuta — onder de bestaande richtsnoeren voor kredietrisico, bv. wegens aanzienlijke landenrisico’s, valutavolatiliteit of een gebrek aan benchmarks voor prijsstelling. De belangrijkste doelstelling van dergelijke leningen is het financieren van projecten met een significant ontwikkelingspotentieel, in het bijzonder op het vlak van steun aan micro- en kleine ondernemingen en landbouw, die doorgaans niet in aanmerking komen voor financiering uit de faciliteit.

Risicodelingsinstrumenten — in de vorm van garanties voor eerste verliezen die risicodelingsoperaties van de EIB met lokale financiële intermediairs (hoofdzakelijk commerciële banken) zullen bevorderen ten voordele van onderbediende KMO’s en kleinschalige projecten die voldoen aan de impactfinancieringscriteria in situaties waar een marktfalen is vastgesteld met betrekking tot de toegang tot financiering voor KMO’s/kleinschalige projecten. Deze garanties voor eerste verliezen zouden worden gestructureerd als een tegengarantie ten voordele van door de EIB — in het kader van de Investeringsfaciliteit — en door andere internationale financiële instellingen/instellingen voor ontwikkelingsfinanciering gefinancierde tranches met een waarborg van hogere rang, waardoor een aanzienlijk hefboomeffect tot stand zou komen.

Directe financiering — door middel van schuld (leningen) — of eigenvermogeninstrumenten in projecten met solide en ervaren initiatiefnemers en aanzienlijk ontwikkelingspotentieel, maar met evenwel ook hogere te verwachten verliezen en moeilijkheden om de investering terug te krijgen (aandelenrisico met hogere verliesverwachtingen dan gebruikelijk). De EIB past strikte selectie- en subsidiabiliteitscriteria voor dit instrument toe, aangezien deze projecten, niettegenstaande hun aanzienlijk ontwikkelingspotentieel, niet in staat zouden zijn te voldoen aan aanvaardbare financieringscriteria (bv. lage verwachting inzake het terugkrijgen van de investering of het compenseren van verliezen door rente/vermogensrendement).

De IFE maakt het ook mogelijk te diversifiëren in nieuwe sectoren, zoals gezondheidszorg en onderwijs, landbouw en voedselzekerheid en nieuwe en innovatieve risicodelingsinstrumenten te ontwikkelen. In 2016 werd de financieringscapaciteit van de IFE verhoogd tot 800 miljoen EUR door de IFE gedeeltelijk renouvellerend te maken.

Vanuit financieel en boekhoudkundig oogpunt is de IFE een onderdeel van de portfolio van de faciliteit en maakt zij deel uit van de overkoepelende jaarrekening van de faciliteit.

In de onderstaande tabel zijn de boekwaarden en de vastgelegde, maar niet-uitgekeerde bedragen opgenomen, per soort activa:

Soort IFE-investering

Bijschrift

Waardering

Brutoboekwaarde per 31.12.2020

Voorziening voor verliezen/reële waarde aangepast bedrag per 31.12.2020

Boekwaarde per 31.12.2020

Niet uitbetaald bedrag per 31.12.2020

Posten buiten de balanstelling te verwachten kredietverliezen aangepast bedrag per 31.12.2020

Leningen aan financiële intermediairs

Leningen en voorschotten

Geamortiseerde kostprijs

49 522

-1 839

47 683

26 954

-199

Directe leningactiviteiten

Leningen en voorschotten

Tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies

91 186

-44 681

46 505

98 314

Sociale impact equity-fondsen

Aandelen en andere effecten met variabele rente

Tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies

41 885

-4 778

37 107

73 362

Directe deelnemingen in het aandelenkapitaal

Aandelen en andere effecten met variabele rente

Tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies

57 395

9 195

66 590

14

Risicodelingsinstrumenten

Verstrekte garanties

Benadering gebaseerd op de hoogste waarde (10)

40 746

Totaal

 

 

239 988

-42 103

197 885

239 390

-199


Soort IFE–investering

Bijschrift

Waardering

Brutoboekwaarde per 31.12.2019

Voorziening voor verliezen/reële waarde aangepast bedrag per 31.12.2019

Boekwaarde per 31.12.2019

Niet uitbetaald bedrag per 31.12.2019

Posten buiten de balanstelling te verwachten kredietverliezen aangepast bedrag per 31.12.2019

Leningen aan financiële intermediairs

Leningen en voorschotten

Geamortiseerde kostprijs

22 347

-354

21 993

42 400

-1 251

Directe leningactiviteiten

Leningen en voorschotten

Tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies

37 136

-15 156

21 980

75 700

Sociale impact equity–fondsen

Aandelen en andere effecten met variabele rente

Tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies

33 417

-3 175

30 242

66 840

Directe deelnemingen in het aandelenkapitaal

Aandelen en andere effecten met variabele rente

Tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies

58 643

19 626

78 269

14

Risicodelingsinstrumenten

Verstrekte garanties

Benadering gebaseerd op de hoogste waarde (11)

47 331

-50

Totaal

 

 

151 543

941

152 484

232 285

-1 301

De EIB past de risicobeginselen voor een algemeen mandaat toe op de directe leningactiviteiten van de IFE (met uitzondering van leningen aan financiële intermediairs), zoals voorzien in de richtsnoeren voor krediet- of aandelenrisico van de EIB, en om het risico in verband met de directe leningactiviteiten van de IFE te monitoren en te rapporteren op basis van hun reële waarde. Volgens de methode voert de EIB een kwalitatieve risicobeoordeling (QRA) uit die tot doel heeft de deugdelijkheid van de beweegredenen voor de investering en de plausibele commerciële levensvatbaarheid van dergelijke activiteiten te beoordelen.

25.   Latere gebeurtenissen

In de context van de COVID-19-pandemie blijft de faciliteit de situatie nauwlettend volgen, met name in het kader van de daaropvolgende evaluatieprocedure. Er wordt geoordeeld dat er na de balansdatum geen gebeurtenissen van materieel belang zijn geweest die aanpassing of vermelding in de financiële overzichten per 31 december 2020 zouden vereisen.


(1)  PB L 210 van 6.8.2013, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2018/1877 van de Raad van 26 november 2018 inzake het financieel reglement van toepassing op het 11e Europees Ontwikkelingsfonds, en tot intrekking van Verordening (EU) 2015/323 (PB L 307 van 3.12.2018, blz. 1).

(3)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884.

(4)  Opgelet: doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.

(5)  Opgelet: doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen niet correct zijn opgeteld.

(6)  Overeenkomstig artikel 53 van het Financieel Reglement van het 11e EOF is de kas opgenomen in de balans van het 11e EOF. De kenmerken van de verschillende bankrekeningen worden toegelicht in hoofdstuk 5, Financieel risicobeheer.

(7)  Besluit (EU) 2020/1708 van de Raad van 13 november 2020 betreffende de financiële bijdragen van de lidstaten aan het Europees Ontwikkelingsfonds, inclusief het maximum voor 2022, het jaarlijkse bedrag voor 2021, de eerste tranche voor 2021 en een indicatieve en niet-bindende prognose voor de verwachte jaarlijkse bedragen van de bijdragen voor de jaren 2023 en 2024 (PB L 385 van 17.11.2020, blz. 13).

(8)  Verordening (EU) 2016/888 van de Raad van 6 juni 2016 tot wijziging van Verordening (EU) 2015/323 inzake het financieel reglement van toepassing op het 11e Europees Ontwikkelingsfonds wat betreft de betaling van de tranches (PB L 149 van 7.6.2016, blz. 1).

(9)  Opgelet: doordat de cijfers afgerond zijn tot duizend euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen niet correct zijn opgeteld.

(10)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(11)  Verordening (EU) 2018/1877 van de Raad van 26 november 2018 inzake het financieel reglement van toepassing op het 11e Europees Ontwikkelingsfonds, en tot intrekking van Verordening (EU) 2015/323 (PB L 307 van 3.12.2018, blz. 1).

(12)  Opgelet: doordat de cijfers afgerond zijn tot duizend euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen niet correct zijn opgeteld.

(13)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(14)  Verordening (EU) 2018/1877 van de Raad van 26 november 2018 inzake het financieel reglement van toepassing op het 11e Europees Ontwikkelingsfonds, en tot intrekking van Verordening (EU) 2015/323 (PB L 307 van 3.12.2018, blz. 1).

(15)  Opgelet: doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen niet correct zijn opgeteld.

(16)  Verordening (EU) 2018/1877 van de Raad.

(17)  Behalve voor operaties in Zuid-Sudan.

(18)  PB L 314 van 30.11.2001, blz. 1.

(19)  PB L 109 van 26.4.2007, blz. 33.

(20)  Brutobedragen (d.w.z. exclusief vrijmakingen en invorderingsopdrachten).

(21)  Weging van de bedragen in de kolommen “vastgelegd”, “contractueel vastgelegd” en “betaald” in functie van de kleur.

(22)  PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1.

(1)  Voor het op 31 december 2020 afgesloten jaar bedroegen rente en soortgelijke baten 77,9 miljoen EUR (2019: 93,9 miljoen EUR), berekend op basis van de geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieverentemethode.

(23)  PB L 420 van 14.12.2020, blz. 32.

(24)  Besluit (EU) 2020/2233 van de Raad van 23 december 2020 betreffende de vastlegging van de middelen die afkomstig zijn van gelden die terugvloeien in het kader van de ACS-investeringsfaciliteit van operaties uit hoofde van het 9e, 10e en 11e Europees Ontwikkelingsfonds (PB L 437 van 28.12.2020, blz. 188).

(25)  Leningen tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies.

(26)  Leningen tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies.

(27)  Agentuurovereenkomsten waarvoor op de verslagdatum geen onderliggende tegenpartijen zijn.

(28)  Agentuurovereenkomsten waarvoor op de verslagdatum geen onderliggende tegenpartijen zijn.

(29)  Dalingen kunnen worden verklaard door terugbetalingen van kapitaal tijdens het jaar met betrekking tot verrichtingen die reeds met ingang van 31 december 2020 als respijt worden beschouwd en door beëindiging van respijtmaatregelen tijdens het jaar.

(30)  De aan derden verschuldigde bedragen zijn inclusief de rentesubsidies en nog niet verleende technische bijstand aan lidstaten waarbij de looptijd grotendeels onbepaald is.

(2)  Zie afdeling 3.4.2.2.2 voor toelichting bij synthetische dekking.

(3)  Zie afdeling 3.4.2.2.2 voor toelichting bij synthetische dekking.

(4)  Inclusief agentuurovereenkomsten.

(5)  Inclusief agentuurovereenkomsten.

(6)  Zie voor meer informatie toelichting 24.

(7)  Volgens de geactualiseerde modelversies waarnaar in toelichting 2.4.2 wordt verwezen, zouden de beginsaldi voor Binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen en Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, zonder verminderde kredietwaardigheid hoger zijn, ten belope van respectievelijk 0,3 miljoen EUR en 1,5 miljoen EUR.

(31)  Zie voor meer informatie toelichting 24.

(8)  Volgens de geactualiseerde modelversies waarnaar in toelichting 2.4.2 wordt verwezen, zouden de beginsaldi voor Binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen en Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, zonder verminderde kredietwaardigheid respectievelijk lager ten belope van -0,2 miljoen EUR en hoger ten belope van 1,1 miljoen EUR zijn.

(32)  Zie voor meer informatie toelichting 24.

(33)  Op 10 november 2020 heeft de Raad het bedrag vastgesteld van de financiële bijdragen die door elke lidstaat uiterlijk op 21 januari 2021 dienen te worden betaald. Per 31 december 2020 was een bedrag van 68,9 miljoen EUR nog niet uitbetaald.

(9)  Op 14 juli 2020 werd een bedrag van 45,1 miljoen EUR aan niet-gebruikte vastleggingen van het 9e EOF voor rentesubsidies en technische bijstand opnieuw toegewezen aan de middelen van de contribuanten volgens de verdeelsleutel voor bijdragen voor het 9e EOF.

(10)  Zie voor meer info Waardering na eerste opname van toelichting 2.4.3.

(11)  Zie voor meer info Waardering na eerste opname van toelichting 2.4.3.


28.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 438/163


Betrouwbaarheidsverklaring van de ERK over het achtste, negende, tiende en elfde EOF aan het Europees Parlement en de Raad — Verslag van de onafhankelijke auditor

(2021/C 438/02)

Oordeel

I.

Wij hebben het volgende gecontroleerd:

a)

de goedgekeurde jaarrekening van het achtste, negende, tiende en elfde EOF, die de balans, de staat van de financiële resultaten, het kasstroomoverzicht, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en het verslag over de financiële uitvoering voor het per 31 december 2020 afgesloten begrotingsjaar omvat, en

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen waarvoor de Commissie de verantwoordelijkheid voor het financieel beheer draagt (1).

Betrouwbaarheid van de rekeningen

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

II.

Naar ons oordeel geeft de jaarrekening van het achtste, negende, tiende en elfde EOF op alle materiële punten een getrouw beeld van hun financiële situatie per 31 december 2020, van de resultaten van hun verrichtingen, van hun kasstromen en van de veranderingen in de nettoactiva over het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig het financieel reglement van het EOF en overeenkomstig boekhoudregels op basis van internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector.

Wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

Ontvangsten

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de ontvangsten

III.

Naar ons oordeel zijn de onderliggende ontvangsten bij de rekeningen betreffende het per 31 december 2020 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

Uitgaven

Afkeurend oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven

IV.

Naar ons oordeel vertonen de aanvaarde uitgaven in de rekeningen betreffende het per 31 december 2020 afgesloten begrotingsjaar materiële fouten vanwege de significantie van de aangelegenheid die is beschreven onder “Grondslag voor een afkeurend oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven”.

Grondslag voor het oordeel

V.

Wij hebben onze controle verricht overeenkomstig de internationale controlestandaarden (ISA) en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties (ISSAI) van INTOSAI. Onze verantwoordelijkheden volgens deze standaarden en regels worden nader beschreven in het onderdeel van ons verslag over de “verantwoordelijkheden van de auditor”. We hebben ook voldaan aan onafhankelijkheidsvereisten en zijn onze ethische verplichtingen krachtens de Ethische gedragscode voor professionele accountants (Code of Ethics for Professional Accountants) van de International Ethics Standards Board for Accountants nagekomen. Wij achten de verkregen controle-informatie toereikend en geschikt als grondslag voor ons oordeel.

Grondslag voor een afkeurend oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven

VI.

De uitgaven die in 2020 zijn geboekt onder het achtste, negende, tiende en elfde EOF vertonen materiële fouten. Het door ons geschatte foutenpercentage voor de aanvaarde uitgaven in de rekeningen bedraagt 3,8 %.

Essentiële controleaangelegenheden

VII.

Essentiële controleaangelegenheden zijn aangelegenheden die naar ons professionele oordeel het belangrijkst waren bij onze controle van de financiële staten van de huidige periode. Deze aangelegenheden werden behandeld in het kader van onze controle van de financiële overzichten als geheel en bij het vormen van ons oordeel daarover, maar we geven geen afzonderlijk oordeel af over deze aangelegenheden.

Te betalen lasten

VIII.

Wij hebben de in de rekeningen opgenomen te betalen lasten beoordeeld waarbij in grote mate sprake is van schattingen. Eind 2020 schatte de Commissie de subsidiabele kosten die door de begunstigden gemaakt, maar nog niet gerapporteerd waren op 5 452 miljoen EUR (eind 2019: 5 074 miljoen EUR).

IX.

Om het risico van onjuiste vermelding van de te betalen lasten aan te pakken, onderzochten wij de berekening van deze ramingen van de te betalen lasten en evalueerden wij een steekproef van 30 individuele contracten. Op basis van de verrichte werkzaamheden hebben wij geconcludeerd dat de in de definitieve rekeningen opgenomen te betalen lasten juist waren.

Potentiële impact van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie op de EOF-rekeningen 2020

X.

Sinds 1 februari 2020 is het Verenigd Koninkrijk (VK) geen lidstaat van de EU meer. Overeenkomstig het tussen de twee partijen gesloten akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (het “terugtrekkingsakkoord”) heeft het VK zich ertoe verbonden partij bij het EOF te blijven tot de afsluiting van het elfde EOF en alle voorgaande EOF’s die nog niet zijn afgesloten. Het VK zal dezelfde verplichtingen op zich nemen als de lidstaten in het kader van het interne akkoord waarbij het elfde EOF werd opgezet, alsmede aan de verplichtingen die voortvloeien uit voorgaande EOF’s tot aan de afsluiting ervan.

XI.

Het terugtrekkingsakkoord bepaalt ook dat in gevallen waarin de bedragen van projecten in het kader van het tiende EOF of van voorgaande EOF’s niet zijn vastgelegd of zijn vrijgemaakt op de datum van inwerkingtreding van dit akkoord, het aandeel van het VK in die bedragen niet zal worden hergebruikt. Hetzelfde geldt voor het aandeel van het VK in niet-vastgelegde of vrijgemaakte middelen in het kader van het elfde EOF na 31 december 2020.

XII.

Op basis hiervan is er geen financiële impact te melden op de EOF-rekeningen 2020. Wij concluderen dat de EOF-rekeningen per 31 december 2020 de stand van het terugtrekkingsproces op die datum juist weergeven.

Verantwoordelijkheden van de leiding

XIII.

Overeenkomstig de artikelen 310-325 van het VWEU en het financieel reglement van het elfde EOF is de leiding verantwoordelijk voor het opstellen en weergeven van de jaarrekening van de EOF's op basis van de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. Deze verantwoordelijkheid omvat het ontwerpen, invoeren en in stand houden van internebeheersingsmaatregelen die relevant zijn voor de opstelling en weergave van financiële overzichten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten. De Commissie draagt de eindverantwoordelijkheid voor de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen die ten grondslag liggen aan de rekeningen van de EOF's.

XIV.

Bij het voorbereiden van de rekeningen van de EOF's is de Commissie verantwoordelijk voor het beoordelen van het vermogen van de EOF's om de activiteiten ervan voort te zetten, voor het melden van alle relevante kwesties en voor het hanteren van het continuïteitsbeginsel tenzij zij voornemens is om de entiteit te liquideren of om haar activiteiten stop te zetten, of als er geen realistisch alternatief bestaat.

XV.

De Commissie is verantwoordelijk voor het toezicht op het proces van financiële verslaglegging over de EOF’s.

Verantwoordelijkheden van de auditor voor de controle van de EOF-rekeningen en onderliggende verrichtingen

XVI.

Onze doelstellingen bestaan erin, redelijke zekerheid te verkrijgen over de vraag of de EOF-rekeningen geen afwijkingen van materieel belang vertonen en of de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn, alsmede op basis van onze controle het Europees Parlement en de Raad een betrouwbaarheidsverklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. Redelijke zekerheid is een hoge mate van zekerheid, maar geen garantie dat bij de controle alle gevallen waarin sprake is van een materiële afwijking of van niet-conformiteit noodzakelijkerwijs zijn opgespoord. Deze kunnen voortkomen uit fraude of fouten en worden van materieel belang geacht indien hiervan, afzonderlijk of geaggregeerd, redelijkerwijs zou kunnen worden verwacht dat ze van invloed zijn op economische beslissingen die worden genomen op basis van deze EOF-rekeningen.

XVII.

Als onderdeel van een controle in overeenstemming met de ISA's en ISSAI's passen wij professionele oordeelsvorming toe en houden wij gedurende de hele controle een professioneel-kritische instelling. Daarnaast:

identificeren en beoordelen we de risico's op afwijkingen van materieel belang in de EOF-rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit het wettelijk kader van de EOF's, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Wij ontwerpen in het licht van die risico's controleprocedures en voeren die uit en we verkrijgen controle-informatie die toereikend en geschikt is als grondslag voor ons controleoordeel. Gevallen waarin sprake is van een afwijking of niet-conformiteit van materieel belang als gevolg van fraude zijn moeilijker te ontdekken dan die als gevolg van fouten, aangezien er bij fraude sprake kan zijn van collusie, vervalsing, opzettelijke omissies, verkeerde voorstellingen van zaken of het terzijde stellen van de interne beheersing. Bijgevolg is het risico groter dat dergelijke gevallen niet worden ontdekt;

verkrijgen we inzicht in de internebeheersingsmaatregelen die relevant zijn voor de controle teneinde adequate controleprocedures op te zetten, maar niet om een oordeel uit te spreken over de doeltreffendheid van de internebeheersingsmaatregelen;

beoordelen we de geschiktheid van de door de leiding gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en van de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen en de daarmee samenhangende informatieverschaffing door de leiding;

trekken we conclusies over de geschiktheid van de wijze waarop de leiding het continuïteitsbeginsel hanteert en, op basis van de verkregen controle-informatie, over het al dan niet bestaan van materiële onzekerheden die het gevolg zijn van gebeurtenissen of omstandigheden die mogelijk aanzienlijke twijfel doen rijzen over het vermogen van de EOF's om de bedrijfsactiviteiten voort te zetten. Als we tot de conclusie komen dat een dergelijke materiële onzekerheid bestaat, zijn we verplicht in ons verslag de aandacht te vestigen op de gerelateerde informatie in de EOF-rekeningen of, indien deze informatie ontoereikend is, ons oordeel aan te passen. Onze conclusies zijn gebaseerd op de controle-informatie die we hebben verkregen tot de datum van vaststelling van ons verslag. Toekomstige gebeurtenissen of omstandigheden kunnen er echter toe leiden dat de entiteit haar bedrijfsactiviteiten niet langer kan voortzetten;

evalueren we de algemene presentatie, structuur en inhoud van de jaarrekening, met inbegrip van alle vermelde informatie, en beoordelen we of de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de onderliggende verrichtingen en gebeurtenissen.

XVIII.

Wij communiceren met de leiding onder meer over de geplande reikwijdte en timing van de controle en over significante controlebevindingen, waaronder bevindingen over significante tekortkomingen in de interne beheersing.

XIX.

Voor de ontvangsten onderzoeken wij alle bijdragen van de lidstaten en een steekproef van andere soorten ontvangstenverrichtingen.

XX.

Ten aanzien van de uitgaven onderzoeken wij betalingsverrichtingen nadat de uitgaven zijn gedaan, geboekt en goedgekeurd. Dit onderzoek betreft alle soorten betalingen (behalve voorschotten) op het moment dat deze worden gedaan. Voorschotbetalingen worden onderzocht nadat de ontvanger van de middelen het passende gebruik ervan heeft aangetoond en de instelling of het orgaan dit bewijs heeft aanvaard door het afwikkelen van de voorschotbetaling, wat wellicht pas in een volgend jaar plaatsvindt.

XXI.

We bepalen welke van de met de Commissie besproken punten het belangrijkst waren bij de controle van de EOF-rekeningen en dus de essentiële controleaangelegenheden voor de huidige periode vormen. Wij beschrijven deze aangelegenheden in ons verslag, tenzij openbaarmaking ervan verboden is op grond van de wet- en regelgeving of, zoals zeer zelden gebeurt, wij besluiten dat een aangelegenheid niet in ons verslag moet worden opgenomen omdat redelijkerwijs te verwachten is dat de negatieve gevolgen daarvan zwaarder wegen dan de voordelen ervan voor het algemeen belang.

8 juli 2021.

Klaus-Heiner LEHNE

President

Europese Rekenkamer

12, rue Alcide De Gasperi — L-1615 Luxemburg


(1)  Overeenkomstig de artikelen 43, 48-50 en 58 van het financieel reglement van toepassing op het elfde EOF heeft deze betrouwbaarheidsverklaring geen betrekking op de middelen van het EOF die worden beheerd door de EIB.