ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 426

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

64e jaargang
21 oktober 2021


Inhoud

Bladzijde

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2021/C 426/01

Bericht van de Commissie over de toepassing van de overgangsregels van oorsprong die voorzien in diagonale cumulatie tussen de toepassende overeenkomstsluitende partijen in de pan-Euro-mediterrane (PEM) zone

1

2021/C 426/02

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.10338 — GALILEO/M6/JV) ( 1 )

4


 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2021/C 426/03

Wisselkoersen van de euro — 20 oktober 2021

5


 

V   Bekendmakingen

 

GERECHTELIJKE PROCEDURES

 

EVA-Hof

2021/C 426/04

Arrest van het Hof van 15 juli 2021 in zaak E-14/20 — Liti-Link AG/LGT Bank AG (Richtlijn 2004/39/EC – Richtlijn 2006/73/EC – Begrip essentiële voorwaarden – Voldoende mededeling van informatie aan cliënten – Begrip mededeling in samengevatte vorm – Ontvankelijkheid )

6

2021/C 426/05

Arrest van het Hof van donderdag 15 juli 2021 in zaak E-7/20 — Strafzaak tegen M & X AG (Richtlijn 2001/83/EG – Richtlijn 2011/62/EU – Geneesmiddelen – Groothandel in geneesmiddelen – Bemiddeling in geneesmiddelen – Vrijheid van vestiging)

8

2021/C 426/06

Verzoek van de districtsrechtbank van Oslo van 1 juli 2021 aan het EVA-Hof om een advies in de zaak PRA Group Europe AS tegen Staten/Skatteetaten (Zaak E-3/21)

9

2021/C 426/07

Arrest van het Hof van 15 juli 2021 in zaak E-11/20 — Eyjólfur Orri Sverrisson/IJslandse Staat (Richtlijn 2003/88/EG – Bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers – Arbeidstijd – Reizen naar een andere plaats dan de vaste of gebruikelijke werkplek van de werknemer – Internationale reizen)

10

2021/C 426/08

Arrest van het Hof van 15 juli 2021 in zaak E-9/20 — Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen het Koninkrijk Noorwegen (Vrij verkeer van werknemers – Vrijheid van vestiging – Verordening (EU) nr. 492/2011 – Gecombineerde vereisten inzake woonplaats en nationaliteit voor directieleden – Algemeen directeur – Bestuursleden – Consistentie)

11

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2021/C 426/09

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.10500 — PSPIB/ADIC/Local) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

12

2021/C 426/10

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.10516 — Bain Capital/ITP Aero) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

14

2021/C 426/11

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.10466 — Goldman Sachs/Eneos/NIPPO) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

15


 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

 


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

21.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 426/1


Bericht van de Commissie over de toepassing van de overgangsregels van oorsprong die voorzien in diagonale cumulatie tussen de toepassende overeenkomstsluitende partijen in de pan-Euro-mediterrane (PEM) zone

(2021/C 426/01)

Met het oog op de toepassing van de diagonale cumulatie van de oorsprong tussen de toepassende overeenkomstsluitende partijen (1), geven de betrokken partijen elkaar, via de Europese Commissie, kennis van de regels van oorsprong die van kracht zijn met de andere toepassende overeenkomstsluitende partijen.

Er wordt aan herinnerd dat diagonale cumulatie alleen kan worden toegepast indien de toepassende overeenkomstsluitende partij waar de laatste be- of verwerking werd verricht en de toepassende overeenkomstsluitende partij van eindbestemming vrijhandelsovereenkomsten met identieke oorsprongsregels hebben gesloten met alle toepassende overeenkomstsluitende partijen die bijdragen tot de verkrijging van de oorsprong, dat wil zeggen met alle partijen waaruit gebruikte materialen van oorsprong zijn. Materialen van oorsprong uit een toepassende overeenkomstsluitende partij die geen overeenkomst heeft gesloten met de toepassende overeenkomstsluitende partij waar de laatste be- of verwerking werd verricht en/of met de partij van eindbestemming, worden niet als van oorsprong beschouwd.

Aan de hand van de door de toepassende overeenkomstsluitende partijen aan de Europese Commissie gedane kennisgevingen bevatten de bijgevoegde tabellen de volgende gegevens:

 

Tabel 1 – een vereenvoudigd overzicht van cumulatiemogelijkheden op 1 september 2021.

 

Tabel 2 – de datum vanaf wanneer de diagonale cumulatie van toepassing wordt.

Een “X” in tabel 1 betekent dat er tussen twee partners een vrijhandelsovereenkomst bestaat met oorsprongsregels die cumulatie toestaan op basis van de overgangsregels van oorsprong. Om diagonale cumulatie met een derde partner te kunnen gebruiken, moeten alle vakken van de tabel tussen de drie partners met een “X” zijn gemarkeerd.

De in tabel 2 genoemde data verwijzen naar de datum van toepassing van de diagonale cumulatie op basis van artikel 8 van aanhangsel A bij de protocollen betreffende de oorsprongsregels tussen de toepassende overeenkomstsluitende partijen. In dat geval wordt de datum voorafgegaan door “(T)”

De codes voor de in de tabellen vermelde toepassende overeenkomstsluitende partijen zijn als volgt:

European Union

EU

EVA-Staten:

 

IJsland

IS

Zwitserland (met inbegrip van Liechtenstein) (2)

CH (+ LI)

Noorwegen

NO

De Faeröer

FO

De deelnemers aan het Barcelonaproces:

 

Jordanië

JO

Palestina (3)

PS

De deelnemers aan het stabilisatie- en associatieproces van de EU:

Albanië

AL

Noord-Macedonië

MK

Georgië

GE


Tabel 1

vereenvoudigd overzicht van de diagonale cumulatiemogelijkheden krachtens de overgangsregels van oorsprong in de pan-Euro-mediterrane zone op 1 september 2021

 

EU

CH (+LI)

IS

NO

FO

JO

PS

AL

MK

GE

EU

 

X

X

X

X

X

X

X

X

X

CH (+LI)

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

IS

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

NO

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

FO

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

JO

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

PS

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

AL

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

MK

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

GE

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Tabel 2

toepassingsdatum van de overgangsregels van oorsprong die voorzien in diagonale cumulatie in de pan-Euromediterrane-zone

 

EU

CH (+LI)

IS

NO

FO

JO

PS

AL

MK

GE

EU

 

(T) 1.9.2021

(T) 1.9.2021

(T) 1.9.2021

(T) 1.9.2021

(T) 1.9.2021

(T) 1.9.2021

(T) 1.9.2021

(T) 9.9.2021

(T) 1.9.2021

CH (+LI)

(T) 1.9.2021

 

 

 

 

 

 

 

 

 

IS

(T) 1.9.2021

 

 

 

 

 

 

 

 

 

NO

(T) 1.9.2021

 

 

 

 

 

 

 

 

 

FO

(T) 1.9.2021

 

 

 

 

 

 

 

 

 

JO

(T) 1.9.2021

 

 

 

 

 

 

 

 

 

PS

(T) 1.9.2021

 

 

 

 

 

 

 

 

 

AL

(T) 1.9.2021

 

 

 

 

 

 

 

 

 

MK

(T) 9.9.2021

 

 

 

 

 

 

 

 

 

GE

(T) 1.9.2021

 

 

 

 

 

 

 

 

 


(1)  “Toepassende overeenkomstsluitende partij”: een overeenkomstsluitende partij bij de PEM-conventie die deze PEM-overgangsregels van oorsprong opneemt in haar bilaterale preferentiële handelsovereenkomsten met een andere overeenkomstsluitende partij bij de PEM-conventie.

(2)  Zwitserland en het Vorstendom Liechtenstein vormen een douane-unie.

(3)  Deze benaming mag niet worden uitgelegd als erkenning van de staat Palestina en laat de afzonderlijke standpunten van de lidstaten ter zake onverlet.


21.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 426/4


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.10338 — GALILEO/M6/JV)

(Voor de EER relevante tekst)

(2021/C 426/02)

Op 14 oktober 2021 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, punt b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Frans en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32021M10338. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

21.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 426/5


Wisselkoersen van de euro (1)

20 oktober 2021

(2021/C 426/03)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,1623

JPY

Japanse yen

132,78

DKK

Deense kroon

7,4404

GBP

Pond sterling

0,84503

SEK

Zweedse kroon

10,0150

CHF

Zwitserse frank

1,0739

ISK

IJslandse kroon

150,00

NOK

Noorse kroon

9,7435

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

25,519

HUF

Hongaarse forint

361,59

PLN

Poolse zloty

4,5850

RON

Roemeense leu

4,9487

TRY

Turkse lira

10,7821

AUD

Australische dollar

1,5528

CAD

Canadese dollar

1,4349

HKD

Hongkongse dollar

9,0375

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,6219

SGD

Singaporese dollar

1,5629

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 364,31

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

16,8307

CNY

Chinese yuan renminbi

7,4302

HRK

Kroatische kuna

7,5092

IDR

Indonesische roepia

16 404,06

MYR

Maleisische ringgit

4,8369

PHP

Filipijnse peso

58,972

RUB

Russische roebel

82,5141

THB

Thaise baht

38,774

BRL

Braziliaanse real

6,4830

MXN

Mexicaanse peso

23,4814

INR

Indiase roepie

87,0086


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


V Bekendmakingen

GERECHTELIJKE PROCEDURES

EVA-Hof

21.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 426/6


ARREST VAN HET HOF

van 15 juli 2021

in zaak E-14/20

Liti-Link AG/LGT Bank AG

(Richtlijn 2004/39/EC – Richtlijn 2006/73/EC – Begrip “essentiële voorwaarden” – Voldoende mededeling van informatie aan cliënten – Begrip “mededeling in samengevatte vorm” – Ontvankelijkheid )

(2021/C 426/04)

In zaak E-14/20, Liti-Link AG/LGT Bank AG – VERZOEK aan het Hof krachtens artikel 34 van de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie, ingediend door het Hooggerechtshof van het Vorstendom Liechtenstein (Fürstlicher Oberster Gerichtshof) betreffende de uitlegging van Richtlijn 2006/73/EG van de Commissie van 10 augustus 2006 tot uitvoering van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn, heeft het Hof, samengesteld uit Páll Hreinsson, president, Per Christiansen (rechter-rapporteur) en Bernd Hammermann, rechters, op 15 juli 2021 een arrest gewezen, waarvan het dictum als volgt luidt:

1.

De laatste alinea van artikel 16 van Richtlijn 2006/73/EG van de Commissie van 10 augustus 2006 tot uitvoering van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn moet aldus worden uitgelegd dat een beleggingsonderneming in samengevatte vorm mededeling mag doen van de essentiële voorwaarden van de regelingen voor vergoedingen, provisies of niet-geldelijke voordelen, mits de beleggingsonderneming vóór de verrichting van een beleggings- of nevendienst duidelijk heeft medegedeeld aan de cliënt dat dergelijke inducements worden betaald aan of ontvangen van derden; zich ertoe heeft verbonden nadere bijzonderheden te verstrekken op verzoek van de cliënt; en deze verplichting nakomt.

Mededeling in samengevatte vorm overeenkomstig artikel 26 mag gebeuren in algemene of vooraf geformuleerde voorwaarden, mits elke individuele cliënt de informatie met betrekking tot de specifieke beleggingsdienst ontvangt en de informatie de cliënt voldoende basis biedt om met kennis van zaken beleggingsbeslissingen te nemen.

2.

Een mededeling overeenkomstig de laatste alinea van artikel 26 van Richtlijn 2006/73/EG houdt voor de beleggingsonderneming een verplichting in om duidelijk aan te geven, op een uitvoerige, accurate en begrijpelijke wijze, of en wanneer vergoedingen, provisies of niet-geldelijke voordelen worden verschaft, vóór de verrichting van de desbetreffende beleggings- of nevendienst. Een algemene mededeling die enkel verwijst naar de mogelijkheid dat een beleggingsonderneming vergoedingen, provisies of niet-geldelijke voordelen van een derde kan ontvangen, volstaat niet voor de toepassing van artikel 26 van die richtlijn.

3.

Als het bedrag van de vergoedingen of provisies niet kan worden achterhaald, moet een correcte mededeling overeenkomstig artikel 26, eerste alinea, punt b), i), van Richtlijn 2006/73/EG de cliënt in staat stellen het bedrag van de door een derde aan de beleggingsonderneming verstrekte vergoedingen of provisies te berekenen, zodat de cliënt in staat is met kennis van zaken een beslissing over een belegging te nemen.

4.

Aan de voorwaarden vastgesteld in de laatste alinea van Richtlijn 2006/73/EG voor de mededeling van vergoedingen, provisies of niet-geldelijke voordelen in samengevatte vorm is niet voldaan indien de beleggingsonderneming zich ertoe verbindt de cliënt slechts nadere bijzonderheden te verstrekken voor een periode van twaalf maanden voorafgaand aan het verzoek nadere bijzonderheden te verstrekken.

5.

Het EER-recht eist geen rechtstreekse werking van bepalingen van het EER-recht die niet correct in de nationale wetgeving zijn omgezet. De nationale rechterlijke instantie is echter verplicht om, voor zover mogelijk, het door het EER-recht beoogde resultaat te verzekeren door het nationale recht in overeenstemming met het EER-recht te interpreteren.


21.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 426/8


ARREST VAN HET HOF

van donderdag 15 juli 2021

in zaak E-7/20

Strafzaak tegen M & X AG

(Richtlijn 2001/83/EG – Richtlijn 2011/62/EU – Geneesmiddelen – Groothandel in geneesmiddelen – Bemiddeling in geneesmiddelen – Vrijheid van vestiging)

(2021/C 426/05)

In zaak E-7/20, strafzaak tegen M & X AG – VERZOEK aan het Hof krachtens artikel 34 van de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie door het Fürstliches Obergericht betreffende de uitlegging van Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik en Richtlijn 2011/62/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik, om te verhinderen dat vervalste geneesmiddelen in de legale distributieketen belanden, heeft het Hof, samengesteld uit Páll Hreinsson, president, Per Christiansen en Bernd Hammermann (rechter-rapporteur), rechters, op 15 juli 2021 een arrest gewezen, waarvan het dictum als volgt luidt:

1.

De vraag of een product onder de definitie van een geneesmiddel valt in de zin van artikel 1, punt 2 van Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik, moet per geval worden bepaald, met inachtneming van de factoren genoemd in die bepaling, zoals de aanbiedingsvorm van het product of de farmacologische, immunologische of metabolische eigenschappen ervan.

Een product, zoals dat in het hoofdgeding, dat intraveneus hoort te worden toegediend, aangeboden volgens de formule van een arts en als verlichting van de symptomen van ziekten bij de mens, is een geneesmiddel in de zin van artikel 1, punt 2.

2.

In omstandigheden als die van het hoofdgeding moet een geneesmiddel dat in de EER-staten in de groothandel en/of detailhandel is verkocht, worden geacht bestemd te zijn om in de EER in de handel te worden gebracht voor de toepassing van Richtlijn 2001/83/EG.

3.

Een geneesmiddel wordt industrieel of door middel van een industrieel procedé vervaardigd wanneer de vervaardiging ervan een industrieel procedé omvat dat in het algemeen gekenmerkt wordt door een opeenvolging van handelingen, die mechanisch of chemisch kunnen zijn, waarmee wordt beoogd aanzienlijke hoeveelheden van een gestandaardiseerd product te verkrijgen.

4.

Een geneesmiddel dat niet bereid is volgens de voorschriften van een farmacopee of niet bestemd is voor rechtstreekse verstrekking aan de klanten van die apotheek, komt niet in aanmerking voor de uitzondering van artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2001/83/EG.

5.

De activiteit die erin bestaat geneesmiddelen aan te schaffen, te leveren of uit te voeren, uitgezonderd het verstrekken van geneesmiddelen aan het publiek, is groothandel in geneesmiddelen in de zin van artikel 1, punt 17, van Richtlijn 2001/83/EG, zelfs wanneer een groothandelaar deze producten niet fysiek gehanteerd heeft.

6.

Een nationale maatregel waarbij een activiteit van “groothandel in geneesmiddelen” in de zin van artikel 1, punt 17, van Richtlijn 2001/83/EG wordt onderworpen aan een vergunningsplicht volgens artikel 77, lid 1, van die richtlijn, is verenigbaar met het EER-recht.

7.

Als een product in een EER-staat niet als geneesmiddel is aangemerkt, heeft dat geen invloed op de vraag of de bevoegde autoriteiten van een andere EER-staat het overeenkomstig Richtlijn 2001/83/EG als geneesmiddel kunnen aanmerken.


21.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 426/9


Verzoek van de districtsrechtbank van Oslo van 1 juli 2021 aan het EVA-Hof om een advies in de zaak PRA Group Europe AS tegen Staten/Skatteetaten

(Zaak E-3/21)

(2021/C 426/06)

Bij schrijven van 1 juli 2021 van de districtsrechtbank van Oslo (Oslo tingrett) is bij het EVA-Hof een verzoek ingediend dat bij de griffie van het Hof is binnengekomen op 2 juli 2021, om een advies in de zaak PRA Group Europe AS tegen Staten /Skatteetaten, betreffende de onderstaande vragen:

1.

Is er een beperking in de zin van artikel 31 van de EER-Overeenkomst, juncto artikel 34, wanneer groepsbijdragen van Noorse ondernemingen de maximale aftrek voor rente en dus het recht op aftrek van rente op schulden aan verbonden partijen krachtens de regel inzake beperkte rentaftrek doen toenemen, een mogelijkheid die krachtens de Noorse belastingregels niet beschikbaar is voor investeringen door of in EER-ondernemingen?

2.

Bevindt een EER-onderneming die deel uitmaakt van een groep met een Noorse onderneming zich in een vergelijkbare situatie als die van een Noorse onderneming in een groep met een andere Noorse onderneming, en in hoeverre is het voor de vergelijkbaarheidsbeoordeling van belang dat de EER-onderneming geen daadwerkelijke groepsbijdrage heeft betaald aan de Noorse onderneming, maar wel een lening?

3.

Ingeval er een beperking is: Welke redenen van algemeen belang kunnen een dergelijke beperking rechtvaardigen?


21.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 426/10


ARREST VAN HET HOF

van 15 juli 2021

in zaak E-11/20

Eyjólfur Orri Sverrisson/IJslandse Staat

(Richtlijn 2003/88/EG – Bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers – Arbeidstijd – Reizen naar een andere plaats dan de vaste of gebruikelijke werkplek van de werknemer – Internationale reizen)

(2021/C 426/07)

In zaak E-11/20, Eyjólfur Orri Sverrisson/IJslandse Staat – VERZOEK aan het Hof krachtens artikel 34 van de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie, ingediend door de districtsrechtbank van Reykjavik (Héraðsdómur Reykjavíkur) betreffende de uitlegging van Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd, en met name artikel 2, lid 1, heeft het Hof, samengesteld uit Páll Hreinsson, president, Per Christiansen en Bernd Hammermann (rechter-rapporteur), rechters, op 15 juli 2021 een arrest gewezen, waarvan het dictum als volgt luidt:

1.

De tijd die een werknemer zoals de verzoeker in het hoofdgeding nodig heeft om te reizen naar een andere plaats dan zijn vaste of gebruikelijke werkplek om er zijn werkzaamheden of functie uit te oefenen, zoals verlangd door zijn werkgever, vormt “arbeidstijd” in de zin van artikel 2, lid 1, van Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd. Het is niet van belang of deze reis volledig binnen de EER dan wel van of naar derde landen plaatsvindt als de arbeidsovereenkomst is gesloten krachtens en wordt geregeld door het nationale recht van een EER-staat.

2.

Er is geen beoordeling van de intensiteit van het tijdens het reizen verrichte werk vereist.


21.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 426/11


ARREST VAN HET HOF

van 15 juli 2021

in zaak E-9/20

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen het Koninkrijk Noorwegen

(Vrij verkeer van werknemers – Vrijheid van vestiging – Verordening (EU) nr. 492/2011 – Gecombineerde vereisten inzake woonplaats en nationaliteit voor directieleden – Algemeen directeur – Bestuursleden – Consistentie)

(2021/C 426/08)

In zaak E-9/20, Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen het Koninkrijk Noorwegen –VERZOEK tot vaststelling dat, door het handhaven van verschillende vereisten inzake nationaliteit en/of woonplaats die in het Noorse vennootschapsrecht zijn vastgesteld met betrekking tot personen die bepaalde leidinggevende functies vervullen in vennootschappen die in Noorwegen zijn opgericht en geregistreerd, het Koninkrijk Noorwegen zijn verplichtingen uit hoofde van de artikelen 31 en 28 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, alsook uit hoofde van artikel 1, lid 1, van Verordening (EU) nr. 492/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie niet is nagekomen, heeft het Hof, samengesteld uit Páll Hreinsson, president, Per Christiansen en Bernd Hammermann (rechter-rapporteur), rechters, op 15 juli 2021 een arrest gewezen, waarvan het dictum luidt als volgt:

1.

Stelt vast dat, door het handhaven van delen 6-11(1) en 6-36(2) van het Besluit inzake naamloze vennootschappen, delen 6-11(1) van het Besluit inzake besloten vennootschappen en delen 7-5 en 8-4(5) van het Besluit inzake financiële ondernemingen, het Koninkrijk Noorwegen zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 31 van de EER-Overeenkomst niet nagekomen.

2.

Het verzoek wordt verworpen voor het overige.

3.

Elke partij zal haar eigen kosten dragen.


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

21.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 426/12


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.10500 — PSPIB/ADIC/Local)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2021/C 426/09)

1.   

Op 12 oktober 2021 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

Public Sector Pension Investment Board (“PSPIB”, Canada),

Abu Dhabi Investment Council Company P.J.S.C (“ADIC”, Verenigde Arabische Emiraten), deel van Mubadala Investment Company, die volledig in handen is van de regering van het emiraat Abu Dhabi,

B2R Local No. 1 Pty Ltd (“Local”, Australië), een nieuw opgerichte gemeenschappelijke onderneming.

PSPIB en ADIC verkrijgen gezamenlijke zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, punt b), en artikel 3, lid 4, van de concentratieverordening over Local.

De concentratie komt tot stand door de verwerving van aandelen.

2.   

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

PSPIB: beheer van een gediversifieerde, wereldwijd gediversifieerde portefeuille bestaande uit aandelen, obligaties en andere vastrentende effecten, alsook uit beleggingen in private-equity, vastgoed, infrastructuur, natuurlijke hulpbronnen en kredietbeleggingen;

ADIC: uitvoering van wereldwijd gediversifieerde beleggingsstrategieën die gericht zijn op positieve kapitaalopbrengsten door middel van een expansieve portefeuille van zeer gediversifieerde activaklassen en strategieën voor actief beleggingsbeheer;

Local: uitoefening van een gespecialiseerde op de ontwikkeling en het beheer van voor verhuur bestemd vastgoed gerichte activiteit die bestaat in het verwerven, ontwikkelen, beheren en exploiteren van woningen in belangrijke Australische steden.

3.   

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.   

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:

M.10500 — PSPIB/ADIC/LOCAL

Opmerkingen kunnen per e-mail, per fax of per post aan de Commissie worden toegezonden. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Fax +32 22964301

Postadres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (“de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


21.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 426/14


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.10516 — Bain Capital/ITP Aero)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2021/C 426/10)

1.   

Op 13 oktober 2021 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

Bain Capital Investors L.L.C. (“Bain Capital”, Verenigde Staten);

Industria de Turbo Propulsores, S.A.U (“ITP”, Spanje).

Bain Capital verkrijgt uitsluitende zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, punt b), van de concentratieverordening over het geheel van ITP.

De concentratie komt tot stand door de verwerving van aandelen.

2.   

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

Bain Capital: private-equitybeleggingsonderneming;

ITP: producent van onderdelen voor vliegtuigmotoren en aanbieder van onderhouds-, reparatie- en revisiediensten.

3.   

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.   

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:

M.10516 — Bain Capital/ITP Aero

Opmerkingen kunnen per e-mail, per fax of per post aan de Commissie worden toegezonden. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Fax +32 22964301

Postadres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (“de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


21.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 426/15


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.10466 — Goldman Sachs/Eneos/NIPPO)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2021/C 426/11)

1.   

Op 12 oktober 2021 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen, na een verwijzing overeenkomstig artikel 4, lid 5, van die verordening.

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

The Goldman Sachs Group, Inc. (Verenigde Staten);

Eneos Holdings, Inc. (Japan);

NIPPO CORPORATION (Japan).

The Goldman Sachs Group, Inc. en Eneos Holdings, Inc. verkrijgen gezamenlijke zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, punt b), en artikel 3, lid 4, van de concentratieverordening over NIPPO CORPORATION.

De concentratie komt tot stand door een openbaar bod dat op 7 september 2021 werd bekendgemaakt.

2.   

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

Goldman Sachs Group, Inc.: internationale zakenbank en effecten- en beleggingsbeheerder die een breed scala van bank-, effecten- en beleggingsdiensten aanbiedt voor ondernemingen, financiële instellingen, overheden en particulieren;

Eneos Holdings, Inc.: energie-activiteiten en winning van olie, metalen en gas;

NIPPO CORPORATION: vervaardiging en verkoop van asfaltmengsels en bouw.

3.   

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.   

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:

M.10466 — Goldman Sachs/Eneos/NIPPO

Opmerkingen kunnen per e-mail, per fax of per post aan de Commissie worden toegezonden. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Fax +32 22964301

Postadres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (“de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.