ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 418

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

64e jaargang
15 oktober 2021


Inhoud

Bladzijde

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2021/C 418/01

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.10462 — H&F/ZOOPLUS) ( 1 )

1

2021/C 418/02

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.10427 — KKR/Telefónica/InfraCo) ( 1 )

2

2021/C 418/03

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.10375 — ARCELORMITTAL/CONDESA TUBOS) ( 1 )

3

 

Europese Centrale Bank

2021/C 418/04

KENNISGEVING VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK TOT INTREKKING VAN DE KESNNISGEVING BETREFFENDE HET OPLEGGEN VAN SACTIES VOOR NIET-NALEVING VAN DE VERPLICHTING TOT HET AANHOUDEN VAN MINIMUMRESERVES

4


 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2021/C 418/05

Wisselkoersen van de euro — 14 oktober 2021

5

2021/C 418/06

Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 19 mei 2021 betreffende een voorontwerp van besluit in zaak AT.40324 Europese staatsobligaties ( 1 )

6

2021/C 418/07

Eindverslag van de raadadviseur-auditeur — Zaak AT.40324 — Europese staatsobligaties ( 1 )

7

2021/C 418/08

Samenvatting van het besluit van de Commissie van 20 mei 2021 inzake een procedure op grond van artikel 101 van het VWEU en artikel 53 van de EER-overeenkomst (Zaak AT.40324 – Europese staatsobligaties) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2021) 3489)  ( 1 )

11

2021/C 418/09

Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 26 april 2021 betreffende een voorlopig ontwerp van verbodsbesluit in de zaak AT.40346 — SSA-obligaties — Vergadering via audioconferentie — via Skype for Business — Rapporteur: Estland ( 1 )

15

2021/C 418/10

Eindverslag van de raadadviseur-auditeur in zaak AT.40346 — SSA-obligaties ( 1 )

16

2021/C 418/11

Samenvatting van het besluit van de Commissie van 28 april 2021 inzake een procedure op grond van artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (Zaak AT.40346 — SSA-obligaties) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2021) 2871)  ( 1 )

19

2021/C 418/12

Bericht van de Commissie over de toepassing van de regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels of de protocollen betreffende de oorsprongsregels die voorzien in diagonale cumulatie tussen de partijen bij deze conventie

24


 

V   Bekendmakingen

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2021/C 418/13

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.10460 — DMK/Uelzena/Niesky/Milchtrocknung Südhannover) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

33

 

ANDERE HANDELINGEN

 

Europese Commissie

2021/C 418/14

Bekendmaking van een mededeling van de goedkeuring van een standaardwijziging van het productdossier voor een naam in de wijnsector als bedoeld in artikel 17, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie

35

2021/C 418/15

Bekendmaking van een aanvraag tot registratie van een naam overeenkomstig artikel 50, lid 2, punt a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

44


 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

 


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

15.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 418/1


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.10462 — H&F/ZOOPLUS)

(Voor de EER relevante tekst)

(2021/C 418/01)

Op 5 oktober 2021 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32021M10462. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


15.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 418/2


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.10427 — KKR/Telefónica/InfraCo)

(Voor de EER relevante tekst)

(2021/C 418/02)

Op 5 oktober 2021 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32021M10427. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


15.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 418/3


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.10375 — ARCELORMITTAL/CONDESA TUBOS)

(Voor de EER relevante tekst)

(2021/C 418/03)

Op 11 oktober 2021 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, punt b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32021M10375. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


Europese Centrale Bank

15.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 418/4


KENNISGEVING VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK TOT INTREKKING VAN DE KESNNISGEVING BETREFFENDE HET OPLEGGEN VAN SACTIES VOOR NIET-NALEVING VAN DE VERPLICHTING TOT HET AANHOUDEN VAN MINIMUMRESERVES

(2021/C 418/04)

In artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2531/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot de toepassing van reserveverplichtingen door de Europese Centrale Bank wordt onder meer bepaald dat wanneer een instelling geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft wat betreft het nakomen van de overeenkomstig die verordening opgelegde reserveverplichtingen en hierop betrekking hebbende verordeningen of beschikkingen van de Europese Centrale Bank (ECB), de ECB bevoegd is tot het opleggen van sancties. Bepaalde onderdelen van het sanctiebeleid zijn openbaar gemaakt in de Kennisgeving van de Europese Centrale Bank betreffende het opleggen van sancties voor niet-naleving van de verplichting tot het aanhouden van minimumreserves (1). Deze elementen zijn overgeheveld naar Besluit (EU) 2021/1815 van de Europese Centrale Bank (ECB/2021/45) (2).

Kennisgeving (2000/C 39/04) wordt hierbij ingetrokken met ingang van 3 november 2021.


(1)  PB C 39 van 11.2.2000, blz. 3.

(2)  Besluit (EU) 2021/1815 van de Europese Centrale Bank van 7 oktober 2021 betreffende de methode die wordt toegepast voor de berekening van sancties wegens niet-naleving van de verplichting tot het aanhouden van minimumreserves en de daarmee verband houdende minimumreserveverplichtingen (ECB/2021/45) (PB L 367 van 15.10.2021, blz. 4).


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

15.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 418/5


Wisselkoersen van de euro (1)

14 oktober 2021

(2021/C 418/05)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,1602

JPY

Japanse yen

131,65

DKK

Deense kroon

7,4406

GBP

Pond sterling

0,84618

SEK

Zweedse kroon

10,0138

CHF

Zwitserse frank

1,0686

ISK

IJslandse kroon

149,60

NOK

Noorse kroon

9,7928

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

25,387

HUF

Hongaarse forint

359,00

PLN

Poolse zloty

4,5693

RON

Roemeense leu

4,9500

TRY

Turkse lira

10,6104

AUD

Australische dollar

1,5644

CAD

Canadese dollar

1,4361

HKD

Hongkongse dollar

9,0244

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,6506

SGD

Singaporese dollar

1,5642

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 375,51

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

17,1620

CNY

Chinese yuan renminbi

7,4683

HRK

Kroatische kuna

7,5127

IDR

Indonesische roepia

16 353,05

MYR

Maleisische ringgit

4,8195

PHP

Filipijnse peso

58,778

RUB

Russische roebel

83,1225

THB

Thaise baht

38,524

BRL

Braziliaanse real

6,3528

MXN

Mexicaanse peso

23,8458

INR

Indiase roepie

87,3355


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


15.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 418/6


Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 19 mei 2021 betreffende een voorontwerp van besluit in zaak AT.40324 Europese staatsobligaties

(voor de EER relevante tekst)

(2021/C 418/06)

1.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de mededingingsbeperkende gedraging waarop het ontwerpbesluit betrekking heeft, plaatsvond op de primaire en secundaire markt voor Europese staatsobligaties in de EER en een overeenkomst en/of onderling afgestemde feitelijke gedraging tussen de ondernemingen is in de zin van artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-overeenkomst.

2.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de overeenkomst en/of onderling afgestemde feitelijke gedraging ertoe strekte de mededinging te beperken in de zin van artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst.

3.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat de duur van de inbreuk betreft.

4.

Het Adviescomité onderschrijft het ontwerpbesluit van de Commissie wat de adressaten voor de beoordeling van de vraag of sprake is van een inbreuk betreft, onder wie twee adressaten aan wie de Commissie wegens verjaring geen van boete kan opleggen.

5.

Het Adviescomité is het met het ontwerpbesluit van de Commissie eens wat de adressaten met betrekking tot het opleggen van geldboeten betreft.

6.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat betreft berekening van de alternatieve waarde van de verkopen met het oog op de toepassing van de richtsnoeren van 2006 voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 23, lid 2, a), van Verordening (EG) nr. 1/2003 worden opgelegd.

7.

Het Adviescomité is het eens met de door de Commissie toegepaste verlaging van de geldboeten op grond van de clementieregeling van 2006.

8.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat de definitieve bedragen van de geldboeten betreft.

9.

Het Adviescomité beveelt aan dat zijn advies wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


15.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 418/7


Eindverslag van de raadadviseur-auditeur (1)

Zaak AT.40324 — Europese staatsobligaties

(voor de EER relevante tekst)

(2021/C 418/07)

1.   

In het ontwerpbesluit wordt een inbreuk op artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-overeenkomst vastgesteld waarbij zeven ondernemingen betrokken waren die actief zijn op het gebied van staatsobligaties in euro die door tot de eurozone behorende EU-lidstaten worden uitgegeven (“Europese staatsobligaties”). De betrokken ondernemingen (ook wel de “partijen” genoemd) zijn:

Bank of America;

Natixis;

Nomura;

RBS/NatWest;

UBS;

UniCredit; alsmede

WestLB/Portigon (2).

2.   

De zaak werd ingeleid naar aanleiding van een verzoek om immuniteit tegen geldboeten dat op 29 juli 2015 door RBS/NatWest werd ingediend. RBS/NatWest heeft op 27 januari 2016 voorwaardelijke immuniteit verkregen. Op 29 juni en 30 september 2016 hebben respectievelijk UBS en Natixis overeenkomstig de “mededeling inzake medewerking” een verzoek om vermindering van geldboeten ingediend (3).

Mededeling van punten van bezwaar

3.

Bij besluit van 31 januari 2019 heeft de Commissie de procedure van artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 773/2004 (4) ingeleid en een mededeling van punten van bezwaar vastgesteld. De juridische entiteiten die de betrokken ondernemingen (5) vertegenwoordigen alsook één andere onderneming zijn op 4 februari 2019 van de mededeling van punten van bezwaar in kennis gesteld (6).

Toegang tot het dossier

4.

Van 1 tot 4 februari 2019 werd toegang tot het dossier in de vorm van een elektronisch opslagmedium verleend, en van 7 tot 22 februari 2019 ten kantore van het directoraat-generaal Concurrentie (“DG Concurrentie”).

5.

Op 2 mei 2019 heeft Nomura bij de raadadviseur-auditeur overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Besluit 2011/695/EU een met redenen omkleed verzoek ingediend tot verdere toegang tot documenten in het dossier met gegevens die afkomstig zijn van diverse partijen en die kunnen dienen als basis voor of van invloed kunnen zijn op de voorgenomen berekening van de alternatieve waarde van de verkopen (7) als uitgangspunt voor het vaststellen van de eventuele boeten in deze zaak. Na tussenkomst van de raadadviseur-auditeur hebben de betrokken informatieverstrekkers de reikwijdte van hun aanspraak op vertrouwelijkheid beperkt ten aanzien van de documenten waartoe Nomura verdere toegang wilde. DG Concurrentie heeft op 26 juni 2019 de herziene niet-vertrouwelijke versies van de betreffende documenten aan alle partijen ter beschikking gesteld. Over de herziene niet-vertrouwelijke documenten die naar aanleiding van het verzoek van Nomura om verdere toegang aan alle partijen werden verstrekt, zijn slechts door twee partijen schriftelijke opmerkingen ingediend.

Verlenging van de termijn om te reageren op de mededeling van punten van bezwaar

6.

DG Concurrentie had de partijen aanvankelijk een termijn van acht weken gegeven waarbinnen zij schriftelijk op de mededeling van punten van bezwaar konden reageren. Naar aanleiding van diverse verzoeken heeft DG Concurrentie deze termijn voor vijf partijen verlengd. (8) De raadadviseur-auditeur heeft geen verzoeken om verdere verlenging ontvangen.

7.

Alle partijen hebben binnen de door DG Concurrentie gestelde (verlengde) termijn gereageerd op de mededeling van punten van bezwaar.

Hoorzitting

8.

Alle partijen hebben deelgenomen aan een hoorzitting, die plaatsvond van 22 tot en met 24 oktober 2019.

Brief inzake de boetemethodiek en de letter of facts

9.

Op 6 (9) en (10) 26 november 2020 heeft uitvoerend vicevoorzitter Vestager, de commissaris voor Mededinging, de partijen brieven gestuurd over de geldboeten die kunnen worden opgelegd (11) met daarin nadere individuele gegevens over de boetemethodiek, waarbij bijzondere aandacht werd geschonken aan de geïndividualiseerde berekening en uitkomst van de beoogde alternatieve waarde van de verkopen voor elk der partijen (de “brief inzake de boetemethodiek”). Verder heeft DG Concurrentie deze partijen op 9 en 10 december 2020 per e-mail aanvullende informatie over de boetemethodiek verstrekt (12).

10.

Op 12 november 2020 hebben de partijen tevens een feitenrelaas (de “letter of facts”) ontvangen, zodat zij hun mening konden geven over feitelijke aanvullingen en correcties betreffende bepaalde mededelingen in de mededeling van punten van bezwaar (inclusief de bijlage daarbij). Op diezelfde datum hebben de partijen per e-mail (opnieuw) toegang gekregen tot de toegankelijke versies van het ondersteunend bewijsmateriaal in het onderzoeksdossier van de Commissie (13).

11.

DG Concurrentie gaf de partijen in eerste instantie een termijn van twintig werkdagen voor het maken van opmerkingen over de twee bovengenoemde brieven.

12.

Na verzoeken daartoe heeft DG Concurrentie de termijnen voor het maken van opmerkingen over de brief inzake de boetemethodiek en over de letter of facts verlengd (14). De raadadviseur-auditeur heeft geen verzoeken om verdere verlenging ontvangen.

13.

Binnen de door DG Concurrentie in december 2020 en januari 2021 vastgestelde (verlengde) termijnen hebben vier van de partijen opmerkingen over de brief inzake de boetemethodiek ingediend en vijf van de partijen opmerkingen over de letter of facts (15). Vier partijen betoogden onder meer in hun recht van verweer te zijn aangetast omdat de bij de letter of facts meegedeelde informatie – en volgens twee van hen ook de bij de brief inzake de boetemethodiek meegedeelde informatie – in een aanvullende mededeling van punten van bezwaar had moeten staan, die hun de gelegenheid zou hebben geboden om een hoorzitting te verzoeken.

14.

Wat betreft de informatie die bij de letter of facts is meegedeeld en waarvan sommige partijen meenden dat die wijzigingen inhoudt ten opzichte van de (juridische beoordeling in de) mededeling van punten van bezwaar, wordt in het ontwerpbesluit gesteld dat bij de letter of facts geen nieuwe bezwaren (16) zijn toegevoegd of de in de mededeling van punten van bezwaar beschreven intrinsieke aard van de inbreuk anderszins is gewijzigd. Meer bepaald zijn bij de letter of facts noch de in mededeling van punten van bezwaar beschreven categorieën of soorten mededelingen wezenlijk gewijzigd noch de juridische kwalificatie daarvan als zijnde tezamen onderdeel van een overkoepelend plan met een gemeenschappelijk concurrentieverstorend oogmerk die aldus één enkele en voortdurende inbreuk vormen. De correcties die bij de letter of facts aan de partijen zijn meegedeeld kunnen juist worden opgevat als het terzijde leggen van bewijs, in combinatie met de gelegenheid die de partijen wordt geboden om te worden gehoord over het toevoegen van die feiten en/of nieuwe feiten die nog niet in de mededeling van punten van bezwaar (17) werden genoemd als bewijs ter staving van bepaalde (andere) in de mededeling van punten van bezwaar beschreven categorieën of soorten mededelingen. Het lijkt voor de partijen alleszins minder omslachtig om hun recht te worden gehoord uit te oefenen ten aanzien van het in de letter of facts gepresenteerde bewijs waarvan zij reeds ten tijde van de mededeling van punten van bezwaar op de hoogte waren gesteld en waarvan zij reeds kennis hadden kunnen nemen (18) dan ten aanzien van nog niet in de mededeling van punten van bezwaar genoemde documenten of bewijssstukken.

15.

Wat betreft de bij de brief inzake de boetemethodiek meegedeelde informatie geldt dat, zoals in het ontwerpbesluit wordt betoogd, het Gerecht in zijn Campine-arrest (19) het standpunt onderschrijft dat de Commissie in het stadium van de mededeling van punten van bezwaar niet verplicht was tot het nemen van een definitief besluit over de definitieve methode die zij voornemens was te hanteren voor het vaststellen van de hoogte van de boeten en dat een nadere toelichting op de boetemethodiek per brief in plaats van in de vorm van een aanvullende mededeling van punten van bezwaar kan worden verstrekt.

16.

In het licht van de toelichtingen in het ontwerpbesluit en van de bovenstaande overwegingen met betrekking tot de reacties van de partijen op zowel de brief inzake de boetemethodiek als de letter of facts, plus het feit dat er geen fundamenteel recht bestaat om mondeling te worden gehoord zolang standpunten doeltreffend in schriftelijke vorm (20) kenbaar kunnen worden gemaakt, alsook het gegeven dat artikel 12 van Verordening 773/2004 alleen voorziet in het recht op een hoorzitting naar aanleiding van een mededeling van punten van bezwaar was een tweede hoorzitting bijgevolg niet wettelijk verplicht.

Andere procedurele kwesties die door Bank of America aan de orde werden gesteld

17.

Op 15 april 2021 heeft Bank of America een klacht ingediend bij de raadadviseur-auditeur. Volgens Bank of America had DG Concurrentie de bank tijdens een informele bijeenkomst op 16 maart 2021 meegedeeld dat de Commissie zich niet langer zou baseren op een bepaald aspect van het vermeende inbreukmakende gedrag van de zijde van Bank of America. Bank of America voerde aan dat, indien de Commissie voornemens was op grond hiervan de zaak tegen haar voort te zetten, deze zaak grondig zou verschillen van die in de mededeling van punten van bezwaar en dat Bank of America daarom in de gelegenheid moet worden gesteld om schriftelijke en mondelinge opmerkingen over die “herziene beweringen” te maken. Bank of America verzocht de raadadviseur-auditeur om DG Concurrentie in dezen bepaalde instructies te geven.

18.

Op 16 april 2021 heeft de raadadviseur-auditeur Bank of America geantwoord en toegelicht dat haar verzoek aan de raadadviseur-auditeur om DG Concurrentie te instrueren tot het nemen van bepaalde maatregelen niet valt onder de bepalingen van Besluit 2011/695/EU waaraan de raadadviseur-auditeur zijn beslissingsbevoegdheden ontleent, en dat de raadadviseur-auditeur dus niet bevoegd was tot vaststelling van de door Bank of America gevraagde besluiten. In verdere contacten met DG Concurrentie heeft Bank of America vervolgens in wezen dezelfde argumenten herhaald (21). In wezen is de raadadviseur-auditeur van mening dat het standpunt van Bank of America dat de door DG Concurrentie meegedeelde wijziging in de beoordeling een inbreuk vormt op haar recht om te worden gehoord, ongegrond is. Het feit dat het ontwerpbesluit, waarin rekening is gehouden met de argumenten van Bank of America in haar reactie op de mededeling van punten van bezwaar, leidt tot een vermindering van de omvang van de individuele aansprakelijkheid van Bank of America voor de enkele en voortdurende inbreuk zoals die voorlopig in de mededeling van punten van bezwaar was beschreven, vormt geen inbreuk op het recht om te worden gehoord.

Het ontwerpbesluit

19.

In vergelijking met de mededeling van punten van bezwaar wordt i) één van de adressaten van de mededeling van punten van bezwaar bij gebrek aan voldoende bewijs niet langer beschouwd als adressaat van het ontwerpbesluit; en is ii) de totale duur van de enkele en voortdurende inbreuk in het ontwerpbesluit met twee maanden en vier dagen bekort (terwijl tegelijkertijd de inbreukperioden voor de betrokken afzonderlijke ondernemingen dienovereenkomstig met ten hoogste vijf maanden en 16 dagen zijn bekort).

20.

Overeenkomstig artikel 16 van Besluit 2011/695/EU heeft de raadadviseur-auditeur onderzocht of het ontwerpbesluit uitsluitend de bezwaren betreft ten aanzien waarvan de partijen in de gelegenheid zijn gesteld hun standpunt kenbaar te maken, en is hij tot de conclusie gekomen dat dit inderdaad het geval was.

21.

Gezien het bovenstaande is de raadadviseur-auditeur van mening dat de daadwerkelijke uitoefening van de procedurele rechten van alle partijen bij de procedure in deze zaak is geëerbiedigd.

Brussel, 20 mei 2021.

Dorothe DALHEIMER


(1)  Opgesteld overeenkomstig artikel 16 van Besluit 2011/695/EU van de voorzitter van de Europese Commissie van 13 oktober 2011 betreffende de functie en het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures, PB L 275 van 20.10.2011, blz. 29 (“Besluit 2011/695/EU”).

(2)  Gegroepeerd naar onderneming gaat het om de volgende juridische entiteiten: Bank of America, National Association en Bank of America Corporation (gezamenlijk, zonder onderscheid te maken naar de desbetreffende onderneming, “Bank of America”); Natixis S.A. (“Natixis”); Nomura International plc en Nomura Holdings, Inc. (gezamenlijk, zonder onderscheid te maken naar de desbetreffende onderneming, “Nomura”); The Royal Bank of Scotland Group plc, NatWest Markets Plc en NatWest Markets N.V. (gezamenlijk, zonder onderscheid te maken naar de desbetreffende onderneming, “RBS/NatWest”); UBS Group AG en UBS AG (gezamenlijk, zonder onderscheid te maken naar de desbetreffende onderneming, “UBS”); UniCredit S.p.A. en UniCredit Bank AG (gezamenlijk, zonder onderscheid te maken naar de desbetreffende onderneming, “UniCredit”); alsook Portigon AG (voorheen WestLB AG, “WestLB/Portigon”).

(3)  Mededeling van de Commissie betreffende immuniteit tegen geldboeten en vermindering van geldboeten in kartelzaken (PB C 298 van 8.12.2006, blz. 17).

(4)  Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie van 7 april 2004 betreffende procedures van de Commissie op grond van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 18).

(5)  Zie voetnoot 2 hierboven.

(6)  In de mededeling van punten van bezwaar werd toegelicht dat aan Bank of America en Natixis geen boete kan worden opgelegd aangezien hun in die mededeling beschreven gedragingen buiten de verjaringstermijn van artikel 25, lid 1, b), en artikel 25, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1) vallen. In overweging 11 van Verordening (EG) nr. 1/2003 is bepaald dat de Commissie uit hoofde van artikel 7, lid 1, van die verordening een beschikking tot vaststelling van een inbreuk moet kunnen geven wanneer zij constateert dat die inbreuk reeds beëindigd is, zelfs zonder een geldboete op te leggen.

(7)  In de mededeling van punten van bezwaar stond dat de Commissie weliswaar “voornemens is de in de richtsnoeren inzake geldboeten beschreven methodiek toe te passen”, maar dat de Commissie, gezien het feit dat Europese staatsobligaties geen verkopen in de gebruikelijke betekenis van het woord genereren, als uitgangspunt voor de vaststelling van de boeten een specifieke alternatieve waarde van de verkopen zou toepassen, op basis van de geannualiseerde nominale bedragen aan verhandelde Europese staatsobligaties, verminderd met een bepaalde aanpassingsfactor.

(8)  De verlenging van de termijn om te reageren op de mededeling van punten van bezwaar liep van 23 april tot 15 mei 2019.

(9)  Aan Nomura, RBS/NatWest, UBS, UniCredit en één andere onderneming.

(10)  Aan WestLB/Portigon.

(11)  Zie voetnoot 6 hierboven.

(12)  Deze verdere communicatie vond plaats naar aanleiding van het verzoek van Nomura aan DG Concurrentie van 2 december 2020 om aanvullende gegevens over de boetemethodiek.

(13)  Op één document na waren alle documenten al eerder toegankelijk gemaakt toen na vaststelling van de mededeling van punten van bezwaar toegang tot het dossier was verleend.

(14)  Op 24 november 2020 waren door twee partijen bij DG Concurrentie ook afzonderlijk opmerkingen ingediend, waarin werd ingegaan op hun procedurele rechten met betrekking tot zowel de brief inzake de boetemethodiek als de letter of facts.

(15)  Voorafgaand aan de vergadering van het Adviescomité zijn deze opmerkingen ook doorgegeven aan het kabinet van de commissaris die met mededinging is belast, aan de hiërarchie van DG Concurrentie, aan de andere diensten van de Commissie die deze zaak volgen, waaronder de raadadviseur-auditeur, en aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.

(16)  Arrest van het Gerecht van 24 mei 2012, Mastercard e.a./Commissie, T-111/08, EU:T:2012:260, punt 266. Zie ook het arrest van het Gerecht van 9 september 2015, Panasonic /Commissie, T-82/13, EU:T:2015:612, punt 50.

(17)  Arrest van het Gerecht van 5 oktober 2020, HeidelbergCement AG en Schwenk Zement KG/Commissie, T-380/17, EU:T:2020:471, punt 636.

(18)  In het ontwerpbesluit staat ook dat de meeste correcties die bij de letter of facts aan de partijen werden meegedeeld reeds door de partijen zelf waren aangegeven.

(19)  Arrest van 7 november 2019, Campine NV en Campine Recycling NV/Commissie, T-240/17, EU:T:219:778, punten 355-360.

(20)  Zie de uitspraken van het Europees Hof voor de rechten van de mens van 23 november 2006, Jussila/Finland (zaak 73053/01), punten 40 tot en met 49; van 19 april 2007, Vilho Eskelinen & Ors/Finland (zaak 63235/00), punten 72 tot en met 75; en van 23 oktober 2018, Produkcija Plus storitveno podjetje d.o.o. /Slovenië (zaak 47072/15), punt 54; en de uitspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens van 13 maart 2012, Bouygues Telecom/Frankrijk (zaak 2324/08), punten 69 tot en met 71; alsook de vonnissen Troszczynski/Parlement, C-462/18 P, EU:C:2019:239, punten 52 tot en met 55, Gollnisch/Parlement, C-330/18 P, EU:C:2019:240, punten 60 en 61, en het arrest Syrian Lebanese Commercial Bank/Raad, T-174/12 en T-80/13, EU:T:2014:52, punt 147; en de conclusie van advocaat-generaal Wahl, SKW Stahl-Metallurgie/Commissie, C-154/14, EU:C:2015:543, punten 49 en 58; het arrest Lucchini/Commissie, T-185/18, EU:T:2019:298, punt 49; en het arrest HeidelbergCement en Schwenk Zement/Commissie, T-380/17, EU:T:2020:471, punt 634.

(21)  Op 5 mei 2021 heeft nog een informeel telefoongesprek plaatsgevonden tussen Bank of America en DG Concurrentie, dat op 7 mei 2021 werd gevolgd door een brief van Bank of America aan DG Concurrentie, met kopie aan de raadadviseur-auditeur, waarin Bank of America dit punt opnieuw aan de orde stelde.


15.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 418/11


Samenvatting van het besluit van de Commissie

van 20 mei 2021

inzake een procedure op grond van artikel 101 van het VWEU en artikel 53 van de EER-overeenkomst

(Zaak AT.40324 – Europese staatsobligaties)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2021) 3489)

(Slechts de teksten in de Engelse en de Duitse taal zijn authentiek)

(voor de EER relevante tekst)

(2021/C 418/08)

Op 20 mei 2021 heeft de Commissie een besluit vastgesteld inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna “het Verdrag” genoemd) en artikel 53 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (hierna “de EER-overeenkomst” genoemd). Overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad (1) publiceert de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van het besluit, waaronder de opgelegde sancties, rekening houdende met het rechtmatige belang van de ondernemingen inzake de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Een niet-vertrouwelijke versie van het besluit is te vinden op de website van directoraat-generaal Concurrentie op het volgende adres: http://ec.europa.eu/competition/antitrust/cases/

1.   INLEIDING

(1)

De adressaten van het besluit hebben deelgenomen aan één voortdurende inbreuk op artikel 101 van het Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst. De inbreuk (een kartel) strekte ertoe de mededinging te beperken en/of te vervalsen in de sector Europese staatsobligaties.

2.   PROCEDURE

(2)

Op 29 juli 2015 heeft de Commissie naar aanleiding van een immuniteitsverzoek van RBS (nu NatWest) op grond van de clementieregeling haar onderzoek ingeleid. (2) De Commissie heeft uit hoofde van artikel 18, lid 2, van Verordening 1/2003 diverse banken verzoeken om inlichtingen gestuurd, waarna twee banken, UBS en Natixis, op grond van de clementieregeling een verzoek tot boetevermindering hebben ingediend. Behalve op de vrijwillige medewerking van de clementieverzoekers was het onderzoek gebaseerd op nadere verzoeken om inlichtingen aan de betrokken banken.

(3)

Op 31 januari 2019 heeft de Commissie de procedure van artikel 11, lid 6, van Verordening 1/2003 ingeleid en een mededeling van punten van bezwaar doen uitgaan waarop door de adressaten schriftelijk en tijdens een hoorzitting mondeling is gereageerd. Nadien heeft de Commissie nog een verzoek om inlichtingen verstuurd, een brief voor de mededeling van de correctie van sommige feiten en een brief waarin de berekening van de waarde van de verkopen werd toegelicht. Alle betrokken partijen hebben opmerkingen ingediend.

(4)

Het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities werd geraadpleegd; dit bracht een gunstig advies uit. Voorts heeft de raadadviseur-auditeur een eindverslag uitgebracht. Op 20 mei 2021 heeft de Commissie het besluit vastgesteld.

3.   CONCURRENTIEBEPERKEND GEDRAG

(5)

De inbreuk houdt verband met kartelgedrag voor de duur van bijna vijf jaar in de primaire en secundaire markt voor het verhandelen van Europese staatsobligaties.

(6)

Europese staatsobligaties zijn overheidsobligaties in euro die worden uitgegeven door de centrale overheden van de lidstaten van de eurozone. Europese staatsobligaties zijn een soort schuldbewijs waarmee Europese overheden geld kunnen ophalen voor het financieren van uitgaven of investeringen of het herfinancieren van bestaande schulden. Met Europese staatsobligaties kan de overheid die de obligaties uitgeeft (de emittent) voor een bepaalde termijn (tot de vervaldatum) geld (de hoofdsom) lenen van beleggers. Als tegenprestatie betaalt de overheid een vast of variabel rentepercentage (de coupon) aan de belegger die de obligatie aanhoudt en lost zij de hoofdsom af aan de belegger in wiens bezit de obligatie op de vervaldatum is.

(7)

Europese staatsobligaties worden op de primaire markt uitgegeven en vervolgens op de secundaire markt verhandeld. Overheden delegeren de uitgifte van obligaties aan hun ministerie van Financiën en meer in het bijzonder aan hun agentschap voor schuldbeheer. Zij kunnen Europese staatsobligaties aanbieden en in de markt zetten via een veiling (een aanbestedingsprocedure) of via syndicatie (een procedure voor onderhandse plaatsing). Primary dealers verwerven de obligaties op de primaire markt en plaatsen die bij hun afnemers op de secundaire markt. Op de secundaire markt worden de obligaties tussen dealers onderling en met andere institutionele beleggers verhandeld. Gewoonlijk worden alle Europese staatsobligaties, ongeacht de datum van uitgifte, de hoofdsom of de vervaldatum ervan, door grote zakenbanken verhandeld binnen hun eigen desk voor Europese staatsobligaties.

(8)

In de periode van januari 2007 tot november 2011 onderhield een groep handelaren in Europese staatsobligaties nauw onderling contact, zowel persoonlijk als via telefoon, instantberichten en permanente chatruimten. Permanente chatruimten zijn multilaterale bijeenkomsten waarop de deelnemers niet fysiek aanwezig zijn en niet mondeling met elkaar communiceren, maar wel via instantberichten aan de groep die iedereen kan inzien en waarop iedereen kan reageren. Een permanente chatruimte is een doorlopende conferentie volgens het principe “alleen op uitnodiging”, wat betekent dat de deelname beperkt is tot leden die daartoe uitgenodigd zijn en die automatisch toegang hebben tot één of meer volledige gesprekken.

(9)

Begin 2007 werden door een groep van vier handelaren twee permanente chatruimten opgezet die bijzonder belangrijk waren voor de informatie-uitwisseling binnen dit kartel. Deze groep had van meet af aan toegang tot beide chatruimten en behield die toegang de gehele tijd, ook wanneer zij van werkgever veranderde en de toegang technisch gesproken moest worden vernieuwd. Tijdens de gehele bestaansduur van de chatruimten waren deze handelaren betrokken bij de onderlinge contacten. Zij nodigden in één of in beide chatruimten ook andere handelaren uit, van hun eigen bank of van andere banken. Die handelaren namen dus ook deel aan de inbreuk, zij het in beperktere mate en voor kortere duur. De banken waarbij zij in dienst waren, en namens welke zij handelden, zijn aansprakelijk voor het gedrag van al deze handelaren.

(10)

In de permanente chatruimten was sprake van regelmatig, soms dagelijks contact, vooral wanneer er Europese staatsobligaties werden geveild. De contacten konden lang aanhouden en een gehele dag of meerdere dagen omvatten. De handelaren bezigden beroepsjargon, bijnamen, afkortingen en codewoorden.

(11)

In het kader van dit besluit heeft de Commissie deze contacten ondergebracht in vier met elkaar verweven en ten dele overlappende categorieën overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in verband met:

(a)

pogingen om de op de secundaire markt gangbare marktprijs te beïnvloeden op basis van de gedragingen op de primaire markt;

(b)

pogingen om het bieden op de primaire markt te coördineren;

(c)

pogingen om de mate van overbieden op de primaire markt te coördineren;

(d)

andere uitwisselingen van gevoelige informatie over onder meer i) prijselementen, posities en/of volumes en strategieën voor bepaalde tegenpartijen met betrekking tot afzonderlijke transacties in Europese staatsobligaties op de secundaire markten; ii) aan een agentschap voor schuldbeheer gedane individuele aanbevelingen; en iii) het tijdschema van de prijsstelling van syndicaten.

(12)

Tijdens deze contacten wisselden de handelaren commercieel gevoelige informatie uit waarmee zij op de hoogte bleven van elkaars gedrag en strategieën voor de aankoop van Europese staatsobligaties op de primaire markt en het verhandelen daarvan op de secundaire markt. Dankzij die uitwisselingen konden zij hun gedrag onderling afstemmen en/of coördineren en elkaar aan een concurrentievoorsprong helpen wanneer er Europese staatsobligaties werden uitgegeven, op de markt gebracht en verhandeld. De uitgewisselde informatie had onder meer betrekking op prijzen, volumes en handelsposities: middenprijzen, rentecurves en spreads van op de secundaire markt onlangs verhandelde of aangeboden obligaties, geplande aankoopvolumes op de veilingen, informatie over de biedingen, de mate van en strategieën voor overbieding op de veilingen enzovoort. De informatie die tussen de concurrenten werd uitgewisseld, was vaak nauwkeurig en commercieel gevoelig. Het betrof informatie die relevant was voor de besluitvorming van de handelaren en hun derhalve de gelegenheid gaf om hun handelsstrategie bij te stellen.

(13)

Het overkoepelende doel van de samenwerking binnen de groep handelaren was om elkaar bij hun marktactiviteiten te helpen door de onderlinge transparantie te vergroten en de onzekerheden te verkleinen rond de uitgifte van en/of handel in Europese staatsobligaties, waarbij zij willens en wetens elkaar vrijwaarden van concurrentierisico’s ten nadele van andere marktdeelnemers, banken, hun afnemers of agentschappen voor schuldbeheer.

(14)

Deze concurrentiebeperkende contacten hielden onderling verband en waren complementair. Gelet op een veelheid aan objectieve elementen, zoals de inhoud en de frequentie van de contacten, het betrokken product, de gebruikte methoden, het patroon, het tijdsbestek en de betrokkenen, vormden zij een enkele en voortdurende inbreuk bestaande uit overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen met als oogmerk de concurrentie in de sector Europese staatsobligaties te beperken.

(15)

De geografische reikwijdte van de inbreuk bestreek ten minste de gehele EER.

4.   INDIVIDUEEL AANDEEL

(16)

De volgende ondernemingen hebben gedurende de hieronder aangegeven perioden deelgenomen aan de gedragingen en derhalve inbreuk gepleegd op artikel 101, lid 1, VWEU en artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst:

Bank of America van 29 januari 2007 tot en met 6 november 2008,

Natixis van 26 februari 2008 tot en met 6 augustus 2009,

NatWest van 4 januari 2007 tot en met 28 november 2011 (3),

Nomura van 18 januari 2011 tot en met 28 november 2011,

Portigon van 19 oktober 2009 tot en met 3 juni 2011,

UBS van 4 januari 2007 tot en met 28 november 2011, en

UniCredit van 9 september 2011 tot en met 28 november 2011.

5.   CORRIGERENDE MAATREGELEN

(17)

De individuele deelname van Bank of America en Natixis aan de gedragingen werd meer dan vijf jaar voor het begin van het onderzoek van de Commissie beëindigd. Ingevolge artikel 25 van Verordening nr. 1/2003 kan de Commissie artikel 23, lid 2, a), van die verordening niet langer toepassen en kan zij Bank of America en Natixis geen boete opleggen. Bij dit besluit worden daarom alleen boeten opgelegd aan de ondernemingen Natwest, Nomura, Portigon, UBS en UniCredit.

(18)

In het besluit worden de richtsnoeren boetetoemeting van 2006 toegepast. (4) Het basisbedrag van de geldboete wordt bepaald op basis van een alternatieve waarde van de verkopen. De Commissie heeft de jaarlijkse waarde van de verkopen berekend op basis van het nominale bedrag aan Europese staatsobligaties die door de partijen gedurende de periode van hun eigen betrokkenheid op de secundaire markt in de EER zijn verhandeld, verminderd met een factor die rekening houdt met de bijzonderheden van de sector Europese staatsobligaties, en meer bepaald met het feit dat deze producten voortdurend worden verhandeld. Hiertoe heeft de Commissie de geannualiseerde nominale bedragen aan verhandelde Europese staatsobligaties aangepast of verlaagd met een factor die rekening houdt met de grootte van de bid/ask spread levels die inherent zijn aan deze markt. Vanwege de sterke fluctuaties van de bid/ask spread levels van Europese staatsobligaties en verschillen tussen de uitgevende landen en looptijden tijdens de gehele inbreukperiode, heeft de Commissie per partij een andere kortingsfactor toegepast.

(19)

Bij het bepalen van de hoogte van de boeten is rekening gehouden met het bijzonder ernstige karakter van de kartelinbreuken, met de duur en de geografische omvang van het kartel, en met het feit dit gedrag heerste in de gehele sector Europese staatsobligaties op de primaire en secundaire markt, dat Europese staatsobligaties worden gebruikt voor het generen van overheidsmiddelen en dat deze gedragingen plaatsvonden ten tijde van een zeer ernstige financiële crisis. Overeenkomstig de praktijk van de Commissie zijn de boeten met een bedrag vermeerderd om ondernemingen te ontmoedigen zich met dergelijke illegale praktijken in te laten (het zogeheten “toetredingsrecht”).

(20)

Voor de beboete ondernemingen gelden geen verzwarende of verzachtende omstandigheden, maar in de berekening van de coëfficiënt voor de ernst voor UniCredit is wel het feit meegewogen dat de handelaar van UniCredit alleen op de secundaire markt actief was.

(21)

De aan elke onderneming opgelegde geldboete is niet hoger dan 10 % van de totale omzet die de onderneming in het aan het besluit van de Commissie voorafgaande boekjaar heeft behaald, met uitzondering van West LB/Portigon. De meest recente (2020) netto-omzet van West LB/Portigon was negatief en de boete is daarom beperkt tot nul.

(22)

De Commissie verleent NatWest volledige immuniteit tegen geldboeten en UBS een boetevermindering van 45 % op grond van haar medewerking aan het onderzoek.

6.   CONCLUSIE

(23)

Dit besluit is gericht aan de onderstaande ondernemingen wegens een inbreuk op artikel 101 van het Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst en legt op grond van artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003 een geldboete op aan de volgende juridische entiteiten die hoofdelijk gehouden zijn tot betaling van de boete.

Onderneming en juridische entiteiten

Geldboeten (in EUR)

Bank of America:

 

Bank of America Corporation

 

Bank of America, National Association

Niet van toepassing (verjaard)

Natixis:

 

Natixis S.A.

Niet van toepassing (verjaard)

NatWest:

 

NatWest Group plc

 

NatWest Markets plc

 

NatWest Markets N.V.

0 (verzoeker om immuniteit)

Nomura:

 

Nomura Holdings Inc

 

Nomura International plc

129 573 000

Portigon:

 

Portigon AG

0 (negatieve netto-omzet in 2020)

UBS:

 

UBS Group AG

 

UBS AG

172 378 000

UniCredit:

 

UniCredit S.p.A.

 

Unicredit Bank AG

69 442 000


(1)  Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1).

(2)  Mededeling van de Commissie betreffende immuniteit tegen geldboeten en vermindering van geldboeten in kartelzaken (PB C 298 van 8.12.2006, blz. 17).

(3)  NatWest Group plc en NatWest Markets plc van 4 januari 2007 tot en met 28 november 2011 en NatWest Markets N.V. van 17 oktober 2007 tot en met 28 november 2011.

(4)  Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 23, lid 2, a), van Verordening nr. 1/2003 worden opgelegd (PB C 210 van 1.9.2006, blz. 2).


15.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 418/15


Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 26 april 2021 betreffende een voorlopig ontwerp van verbodsbesluit in de zaak AT.40346 — SSA-obligaties

Vergadering via audioconferentie — via “Skype for Business”

Rapporteur: Estland

(voor de EER relevante tekst)

(2021/C 418/09)

1.

Het Adviescomité (elf lidstaten) is het met de Commissie eens dat de mededingingsbeperkende gedraging waarop het ontwerpbesluit betrekking heeft, bestaat uit een overeenkomst en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen tussen ondernemingen in de zin van artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst.

2.

Het Adviescomité (elf lidstaten) is het met de Commissie eens dat de overeenkomst en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen ertoe strekten de mededinging te beperken in de zin van artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst.

3.

Het Adviescomité (elf lidstaten) is het met de beoordeling van de Commissie eens wat de duur van de inbreuk betreft.

4.

Het Adviescomité (elf lidstaten) is het met het ontwerpbesluit van de Commissie eens wat de adressaten betreft.

5.

Het Adviescomité (elf lidstaten) is het met de Commissie eens dat de adressaten van het ontwerpbesluit geldboeten moeten worden opgelegd, uitgezonderd aan de verzoeker om immuniteit.

6.

Het Adviescomité (elf lidstaten) is het met de Commissie eens wat betreft de vaststelling van de maatstaf voor de waarde van de verkopen met het oog op de toepassing op deze zaak van de richtsnoeren van 2006 voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 23, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1/2003 worden opgelegd.

7.

Het Adviescomité (elf lidstaten) is het met de Commissie eens wat betreft de uiteindelijke bedragen van de geldboeten.

8.

Het Adviescomité (elf lidstaten) beveelt aan dat zijn advies wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


15.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 418/16


Eindverslag van de raadadviseur-auditeur (1) in zaak AT.40346 — SSA-obligaties

(voor de EER relevante tekst)

(2021/C 418/10)

1.

In het ontwerpbesluit wordt een inbreuk op artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst vastgesteld, waarbij vier ondernemingen betrokken zijn die actief zijn op de markten van in Amerikaanse dollar luidende obligaties van supranationale instellingen, overheden en semioverheidsinstellingen (Supra-sovereign, Sovereign and Agency bonds — “USD SSA-obligaties”), namelijk Bank of America Merrill Lynch (BAML), Crédit Agricole, Credit Suisse en Deutsche Bank (hierna samen “de partijen” genoemd) (2).

2.

De zaak werd ingeleid na een verzoek om immuniteit tegen geldboeten, ingediend door Deutsche Bank op 4 augustus 2015. De Commissie heeft Deutsche Bank op 4 december 2015 voorwaardelijke immuniteit toegekend.

3.

Bij besluit van 20 december 2018 heeft de Commissie de procedure van artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 773/2004 (3) ingeleid tegen Deutsche Bank, Credit Suisse, Crédit Agricole en BAML.

4.

Op 20 december 2018 vaardigde de Commissie een mededeling van punten van bezwaar uit tegen de partijen. Deze mededeling van punten van bezwaar is op 21 december 2018 meegedeeld aan de partijen.

5.

Toegang tot het dossier werd in de vorm van een elektronisch opslagmedium verleend tussen 21 december 2018 en 3 januari 2019, alsmede in de kantoren van het directoraat-generaal Concurrentie (“DG Concurrentie”) tussen 15 en 22 januari 2019. Sommige door Crédit Agricole verstrekte gegevens werden aan de andere partijen meegedeeld via een onderhandelde openbaarmakingsprocedure tussen 7 en 14 februari 2019 (4). Er werden geen klachten betreffende de toegang tot het dossier ontvangen door de raadadviseur-auditeur.

6.

DG Concurrentie heeft alle partijen aanvankelijk een termijn van acht weken toegekend voor het beantwoorden van de mededeling van punten van bezwaar. Na verzoeken van een aantal partijen verlengde DG Concurrentie de termijn tot 28 maart 2019 voor BAML en tot 29 maart 2019 voor Crédit Agricole en Credit Suisse. De raadadviseur-auditeur ontving geen verzoeken om verdere verlenging.

7.

In februari 2019 heeft DG Concurrentie, na verzoeken om verdere toelichting van BAML en Crédit Agricole, aan alle partijen een brief verzonden met aanvullende informatie over de door de Commissie voorgestelde methode voor de vaststelling van geldboeten, met name wat betreft een maatstaf die de Commissie zou hanteren voor de waarde van de verkopen.

8.

Alle partijen dienden binnen de geldende termijnen hun antwoord in. In hun antwoorden op de mededeling van punten van bezwaar hebben BAML, Crédit Agricole en Credit Suisse (de “betwistende partijen”) opmerkingen gemaakt betreffende de behoefte aan aanvullende informatie over de methode voor de vaststelling van de geldboeten. Op 3 juli 2019 stuurde Crédit Agricole een brief aan DG Concurrentie, als aanvulling op haar antwoord op de mededeling van punten van bezwaar met betrekking tot de geldboeten.

9.

Alle partijen namen deel aan een hoorzitting die plaatsvond op 10 en 11 juli 2019.

10.

In september en oktober 2019 heeft BAML, naar aanleiding van het arrest Icap van 10 juli 2019 (5), nadere schriftelijke stukken doen toekomen aan de raadadviseur-auditeur, waarin de raadadviseur-auditeur wordt verzocht DG Concurrentie op te dragen zijn voorgestelde methode voor de vaststelling van sancties aan BAML bekend te maken en haar in staat te stellen haar standpunt over die methode kenbaar te maken voordat het in deze zaak tot een eindbeslissing komt (6).

11.

In november 2019 deelde de raadadviseur-auditeur aan BAML mee dat er nota was genomen van het verzoek om nadere informatie over de voorgestelde methode voor de vaststelling van geldboeten te verstrekken. De raadadviseur-auditeur gaf echter aan dat Besluit 2011/695/EU, waarin de bevoegdheden van de raadadviseur-auditeur uitputtend zijn beschreven, hem niet de bevoegdheid verleent om een beslissing te nemen waarbij de openbaarmaking van nadere informatie over de voorgestelde methode wordt gelast.

12.

In november 2020 heeft uitvoerend vicevoorzitter Vestager, commissaris voor Mededinging, een brief gestuurd aan alle partijen met nadere individuele gegevens over de methode voor de vaststelling van de geldboeten, met bijzondere aandacht voor de geïndividualiseerde berekening en het resultaat van de beoogde maatstaf voor de waarde van de verkopen (7) voor elke partij (de “brief inzake geldboeten”).

13.

DB heeft in december 2020 geantwoord en de drie betwistende partijen hebben hun antwoord in januari 2021 ingediend. Deze laatsten betoogden onder meer dat hun rechten van verdediging waren geschonden, aangezien de in de brief inzake geldboeten meegedeelde informatie had moeten worden opgenomen in de mededeling van punten van bezwaar, en zij verzochten om hierover mondeling te worden gehoord tijdens een hoorzitting (BAML) of in een alternatieve vorm (Credit Suisse, Crédit Agricole (8)).

14.

Zoals in het ontwerpbesluit wordt verklaard, biedt het arrest van het Gerecht in de zaak Campine (9) steun voor het standpunt dat de Commissie in de fase van de mededeling van punten van bezwaar geen eindbesluit hoefde te nemen over de definitieve methode voor de vaststelling van het bedrag van de geldboeten die zij voornemens was toe te passen, en dat verdere verduidelijkingen over de methode voor de vaststelling van geldboeten inderdaad per brief konden worden verstrekt in plaats van in de vorm van een aanvullende mededeling van punten van bezwaar.

15.

Aangezien er geen grondrecht bestaat om mondeling te worden gehoord, op voorwaarde dat standpunten effectief schriftelijk kenbaar kunnen worden gemaakt (10), en aangezien artikel 12 van Verordening (EG) nr. 773/2004 alleen voorziet in het recht op een mondelinge hoorzitting na een mededeling van punten van bezwaar, volgt hieruit dat een tweede mondelinge hoorzitting juridisch niet vereist was.

16.

In vergelijking met de mededeling van punten van bezwaar wordt in het ontwerpbesluit i) de duur van de inbreuk voor twee van de partijen verkort, en ii) voor de vaststelling van de geldboete niet langer een verzwarende omstandigheid in verband met vermeende belemmering van het onderzoek voor een van de partijen gehanteerd.

17.

Krachtens artikel 16 van Besluit 2011/695/EU heeft de raadadviseur-auditeur onderzocht of het ontwerpbesluit uitsluitend bezwaren betreft ten aanzien waarvan de partijen in de gelegenheid zijn gesteld hun standpunt kenbaar te maken; daarbij is hij tot een positieve conclusie gekomen.

18.

Gelet op het voorgaande is de raadadviseur-auditeur van oordeel dat de daadwerkelijke uitoefening van de procedurele rechten van alle partijen bij de procedure zijn gerespecteerd in deze zaak.

Brussel, 27 april 2021.

Wouter WILS


(1)  Opgesteld overeenkomstig de artikelen 16 en 17 van Besluit 2011/695/EU van de Voorzitter van de Europese Commissie van 13 oktober 2011 betreffende de functie en het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures (PB L 275 van 20.10.2011, blz. 29) (“Besluit 2011/695/EU”).

(2)  De respectieve overeenkomstige rechtspersonen zijn: Merrill Lynch International en Bank of America Corporation; Crédit Agricole Corporate and Investment Bank en Crédit Agricole SA; Credit Suisse Securities (Europe) Limited en Credit Suisse Group AG; en DB Group Services (UK) Limited, Deutsche Securities, Inc., en Deutsche Bank AG.

(3)  Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie van 7 april 2004 betreffende procedures van de Commissie op grond van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 18).

(4)  Crédit Agricole had, vóór de vaststelling van de mededeling van punten van bezwaar, op grond van artikel 8, lid 2, van Besluit 2011/695/EU bij de raadadviseur-auditeur een verzoek ingediend waarin de zij bezwaar maakte tegen de vrijgave van deze gegevens aan de andere partijen. Het argument van Crédit Agricole dat het om gevoelige informatie ging, werd voorlopig aanvaard. Deze kwestie werd opgelost door middel van de onderhandelde openbaarmakingsprocedure.

(5)  Arrest van het Hof van Justitie van 10 juli 2019, Commissie/Icap e.a., C-39/18, ECLI:EU:C:2019:584. In punt 34 van dat arrest verklaart het Hof dat wanneer de Commissie afwijkt van de richtsnoeren voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 23, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1/2003 worden opgelegd (PB C 210 van 1.9.2006, blz. 2) (“richtsnoeren voor de berekening van geldboeten”) en “een andere methodologie toepast die specifiek is aangepast aan de bijzonderheden van de situatie van ondernemingen die een mededingingsregeling hebben gefaciliteerd, [...] het, met het oog op de rechten van de verdediging, noodzakelijk [is] dat deze methodologie openbaar wordt gemaakt aan de belanghebbenden, zodat zij in staat worden gesteld om hun standpunt kenbaar te maken over de gegevens waarop de Commissie haar besluit wil baseren”.

(6)  In oktober 2019 had Credit Suisse een soortgelijk verzoek ingediend bij DG Concurrentie.

(7)  In de mededeling van punten van bezwaar is aangegeven dat de Commissie weliswaar voornemens is de in de richtsnoeren voor de vaststelling van geldboeten uiteengezette methode toe te passen, maar dat zij, aangezien SSA-obligaties geen verkopen in de gebruikelijke zin opleveren, als uitgangspunt voor de vaststelling van de geldboeten een specifieke maatstaf voor de waarde van de verkopen zou hanteren die is gebaseerd op de geannualiseerde notionele bedragen van verhandelde SSA-obligaties, verdisconteerd met een bepaalde aanpassingsfactor.

(8)  In maart 2021 verstuurde Crédit Agricole nog een brief aan DG Concurrentie (met een kopie naar de raadadviseur-auditeur), waarin zij de Commissie wederom verzocht de status van haar brief inzake geldboeten te verduidelijken, en verzocht alle rechten van de verdediging te respecteren door de partijen in de gelegenheid te stellen mondeling opmerkingen te maken. Naar aanleiding van de brief van Crédit Agricole gaf DG Concurrentie een uitleg die vergelijkbaar is met de inhoud van de punten 14 en 15 van dit verslag van de raadadviseur-auditeur.

(9)  Arrest van het Gerecht van 7 november 2019, Campine en Campine Recycling/Commissie, T-240/17, ECLI:EU:T:219:778, punten 355-360.

(10)  Zie arresten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 23 november 2006, Jussila tegen Finland (verzoekschrift nr. 73053/01), punten 40-49; 19 april 2007, Vilho Eskelinen & Ors tegen Finland (verzoekschrift nr. 63235/00), punten 72-75; en 23 oktober 2018, Produkcija Plus storitveno podjetje d.o.o. tegen Slovenië (verzoekschrift nr. 47072/15), punt 54; en beslissing van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 13 maart 2012, Bouygues Telecom tegen Frankrijk (verzoekschrift nr. 2324/08), punten 69-71; evenals beschikkingen van het Hof van Justitie, Troszczynski/Parlement, C-462/18 P, ECLI:EU:C:2019:239, punten 52-55; en Gollnisch/Parlement, C-330/18 P, ECLI:EU:C:2019:240, punten 60 en 61, alsmede arrest van het Gerecht, Syrian Lebanese Commercial Bank/Raad, T-174/12 en T-80/13, ECLI:EU:T:2014:52, punt 147; en conclusie van advocaat-generaal Wahl in de zaak SKW Stahl-Metallurgie/Commissie, C-154/14 P, ECLI:EU:C:2015:543, punten 49 en 58; arrest van het Gerecht, Lucchini/Commissie, T-185/18, ECLI:EU:T:2019:298, punt 49; en arrest van het Gerecht, HeidelbergCement en Schwenk Zement/Commissie, T-380/17, ECLI:EU:T:2020:471, punt 634.


15.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 418/19


Samenvatting van het besluit van de Commissie

van 28 april 2021

inzake een procedure op grond van artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst

(Zaak AT.40346 — SSA-obligaties)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2021) 2871)

(Slechts de tekst in de Engels taal is authentiek)

(voor de EER relevante tekst)

(2021/C 418/11)

Op 28 april 2021 heeft de Commissie een besluit vastgesteld inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (het “Verdrag”) en artikel 53 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (de “EER-Overeenkomst”). Overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad (1) publiceert de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van het besluit, waaronder de opgelegde sancties, rekening houdend met het rechtmatige belang van de ondernemingen inzake de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Een niet-vertrouwelijke versie van het besluit is te vinden op de website van DG Concurrentie op het volgende adres:

http://ec.europa.eu/competition/antitrust/cases/

1.   INLEIDING

(1)

De adressaten van het besluit hebben deelgenomen aan één voortgezette inbreuk op artikel 101 van het Verdrag en artikel 53 van de EER-Overeenkomst. Het voorwerp van de inbreuk was de beperking en/of verstoring van de mededinging in de sector van in Amerikaanse dollar uitgegeven obligaties van supranationale instellingen, overheden en semioverheidsinstellingen (Supra-sovereign, Sovereign and Agency bonds — “USD SSA-obligaties”).

(2)

SSA-obligaties vormen een overkoepelende categorie van verschillende obligaties die onderhands, zonder centrale beurs, worden verhandeld, en omvatten:

supranationale obligaties: uitgegeven door supranationale instellingen waarvan het mandaat de nationale grenzen overschrijdt, zoals de Europese Investeringsbank (EIB) of de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank (IADB);

buitenlandse staatsobligaties: uitgegeven door centrale overheden krachtens een ander recht dan hun nationale recht en/of in andere valuta dan de eigen nationale valuta;

obligaties van semioverheidsinstellingen (lagere overheden): uitgegeven door overheidsentiteiten of door met de overheid verbonden entiteiten die zich onder het niveau van de nationale centrale overheid bevinden, zoals provinciale, regionale of gemeentelijke overheden (bijvoorbeeld de Duitse deelstaten of de Canadese provincies), of door instellingen zoals banken in staatsbezit, instanties voor infrastructuurontwikkeling, exportfinanciers of socialezekerheidsinstellingen, doorgaans met een impliciete of expliciete garantie van de overheid.

Bij de in dit besluit bedoelde gedragingen gaat het om alle drie de soorten obligaties.

(3)

SSA-obligaties worden doorgaans op de primaire markt uitgegeven door middel van syndicaatvorming. De in dit besluit beschreven gedragingen betreffen evenwel niet de primaire markt, maar de latere verhandeling van USD SSA-obligaties op de secundaire markt.

(4)

Het besluit is gericht tot (hierna “de adressaten” genoemd):

Bank of America Corporation en Merrill Lynch International (samen “BAML” genoemd);

Crédit Agricole SA en Crédit Agricole Corporate and Investment Bank (samen “Crédit Agricole” genoemd);

Credit Suisse Group AG en Credit Suisse Securities (Europe) Limited (samen “Credit Suisse” genoemd); en

Deutsche Bank AG, DB Group Services (UK) Limited en Deutsche Securities Inc. (samen “Deutsche Bank” genoemd).

2.   BESCHRIJVING VAN DE ZAAK

2.1.   Procedure

(5)

De zaak is ingeleid op grond van een immuniteitsverzoek dat Deutsche Bank op 4 augustus 2015 had ingediend. Geen enkele andere partij heeft om clementie verzocht. De Europese Commissie (“Commissie”) heeft op 4 december 2015 en 6 september 2016 op grond van artikel 18, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003 verzoeken om inlichtingen verstuurd aan BAML, Crédit Agricole, Credit Suisse en andere ondernemingen en heeft tussen 21 en 24 november 2016 aangekondigde inspecties uitgevoerd in de bedrijfsruimten van BAML en Crédit Agricole.

(6)

Bij besluit van 20 december 2018 heeft de Commissie de procedure van artikel 11, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1/2003 ingeleid tegen BAML, Crédit Agricole, Credit Suisse en Deutsche Bank en op 21 december 2018 heeft de Commissie een mededeling van punten van bezwaar jegens de vier banken uitgebracht. De partijen kregen vervolgens toegang tot het dossier van de Commissie.

(7)

Alle adressaten van de mededeling van punten van bezwaar hebben hun standpunt over de tegen hen aangevoerde bezwaren schriftelijk aan de Commissie kenbaar gemaakt. Zij hebben hun standpunten ook uiteengezet tijdens een hoorzitting die op 10 en 11 juli 2019 in Brussel heeft plaatsgevonden.

(8)

Op 6 november 2020 heeft de Commissie alle partijen een brief met meer informatie over de methode voor de berekening van de geldboeten toegezonden, met bijzondere aandacht voor de vaststelling van de maatstaf voor de waarde van de verkopen. Een van de partijen heeft op 4 december 2020 op de brief geantwoord en de overige drie partijen hebben op 8 januari 2021 hun opmerkingen ingediend.

(9)

Op 26 april 2021 werd het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities geraadpleegd en bracht het een gunstig advies uit. De raadadviseur-auditeur heeft op 27 april 2021 zijn eindverslag uitgebracht, en de Commissie heeft het besluit op 28 april 2021 vastgesteld.

2.2.   Beschrijving van de gedragingen

(10)

De gedragingen hadden betrekking op de handel in USD SSA-obligaties op de secundaire markt. Zij hadden een directe invloed op het resultaat van de onderhandelingen tussen de betrokken handelaren en specifieke tegenpartijen, alsook op de handelsvoorwaarden op de markt van USD SSA-obligaties in het algemeen, voor zover de strategieën van de handelaren niet op specifieke klanten, maar op de markt in haar geheel waren gericht.

(11)

BAML, Crédit Agricole, Credit Suisse en Deutsche Bank hebben, via het gedrag van sommige van hun werknemers, gevoelige commerciële informatie uitgewisseld die hen in staat stelde hun gedragingen te coördineren; aldus konden zij bij het verhandelen van USD SSA-obligaties op de secundaire markt een voordeel behalen ten opzichte van klanten en concurrerende handelaren, met als algemeen doel hun handelsinkomsten te verhogen.

(12)

Voor analytische doeleinden kunnen de kartelgedragingen in de volgende categorieën worden onderverdeeld:

1)

coördinatie van aan specifieke tegenpartijen aangeboden prijzen: de partijen maakten afspraken over de prijzen die zij zouden bieden en/of aanbieden aan specifieke klanten wanneer zij voor handelstransacties direct met elkaar in concurrentie waren (of potentieel zouden zijn);

2)

coördinatie van prijzen die in het algemeen aan de markt worden getoond: de partijen maakten afspraken over de prijzen die zij in het algemeen op een bepaald tijdstip voor specifieke obligaties aan de markt (bestaande uit klanten, makelaars en concurrerende handelaren) zouden tonen, hetzij op de schermen van de makelaars of naar aanleiding van verzoeken van klanten;

3)

uitwisseling van actuele of toekomstgerichte commercieel gevoelige informatie over hun handelsactiviteiten en handelsstromen op de secundaire markt: de partijen bespraken vrijelijk informatie van interne bronnen van elke bank met betrekking tot de realtimestrategieën en de activiteiten van specifieke klanten, toekomstige handelsstromen en syndicaatvorming, op een wijze die verder ging dan wat nodig was voor de legitieme onderhandelingen over specifieke transacties met USD SSA-obligaties;

4)

uitwisseling, bevestiging en onderlinge afstemming van handels- en prijsstellingsstrategieën: de partijen maakten hun recente prijzen of huidige prijsstellingsstrategieën voor specifieke obligaties en looptijden bekend in de vorm van spreads of prijzen gedurende de handelsdag, waardoor zij elkaar in staat stelden hun strategieën aan te passen en op elkaar af te stemmen en elkaar te beschermen; en

5)

coördinatie van handelsactiviteiten: de partijen kwamen overeen geen bied- of laatprijzen uit te brengen, of een bied- of laatprijs van de markt te verwijderen (doorgaans van het scherm een makelaar) wanneer zij met elkaar in concurrentie zouden kunnen komen of elkaar anderszins zouden kunnen hinderen gedurende een bepaalde periode wegens de aangekondigde positie of handelsactiviteit van een andere handelaar. Zij kwamen ook overeen om handelstransacties onderling te verdelen en hun respectieve posities samen te voegen of te verlagen om tegemoet te komen aan de vraag van een specifieke klant (zoals die tussen hen werd bekendgemaakt).

(13)

De verschillende categorieën van gedragingen die voor analytische doeleinden zijn beschreven, hingen met elkaar samen en overlapten elkaar vaak. Coördinatie van prijzen of handelsactiviteiten ging bijvoorbeeld onvermijdelijk gepaard met een uitwisseling van specifieke informatie over respectieve prijsstellings- of handelsvoornemens. Ten minste één handelaar van elke partij nam deel aan sommige of alle van deze categorieën tijdens de totale duur van het kartel, namelijk van ten minste 19 januari 2010 tot en met 24 maart 2015.

(14)

De heimelijke activiteiten vonden plaats via permanente multilaterale chatrooms, die werden aangevuld (en vervolgens vervangen als gevolg van beperkingen op het gebruik van multilaterale chatrooms door de partijen) door regelmatige bilaterale contacten.

2.3.   Individueel aandeel in de gedragingen

(15)

Tijdens de totale duur van de inbreuk nam elke partij gedurende de volgende perioden deel aan de inbreuk:

BAML nam er voor het eerst aan deel van 19 januari 2010 tot en met 23 oktober 2012 en vervolgens opnieuw van 22 juli 2014 tot en met 27 januari 2015;

Crédit Agricole nam eraan deel van 10 januari 2013 tot en met 24 maart 2015;

Credit Suisse nam eraan deel van 21 juni 2010 tot en met 24 maart 2015;

Deutsche Bank nam eraan deel van 19 januari 2010 tot en met 28 maart 2014.

(16)

In het besluit wordt vastgesteld dat BAML, Crédit Agricole, Credit Suisse en Deutsche Bank hebben deelgenomen aan één voortgezette inbreuk op artikel 101 van het Verdrag en artikel 53 van de EER-Overeenkomst. De feitelijke omstandigheden in het dossier, zoals het betrokken product, het mechanisme voor de gedragingen, de betrokken ondernemingen, het patroon van de contacten, de intentie om bij te dragen aan een algemeen plan met het doel hun inkomsten te verhogen, het feit dat de handelaren zich bewust waren van de mededelingen tussen hen en het voortgezette karakter van de inbreuk, tonen aan dat de heimelijke contacten tussen de partijen onderling verband hielden en complementair van aard waren en bijdroegen tot een en hetzelfde doel.

2.4.   Geografische reikwijdte

(17)

De geografische reikwijdte van de inbreuk bestreek ten minste de hele EER.

2.5.   Sancties

(18)

In het besluit worden de richtsnoeren voor de berekening van geldboeten van 2006 toegepast (2). In het besluit worden geldboeten opgelegd aan de in punt 4 genoemde entiteiten van BAML, Crédit Agricole en Credit Suisse.

2.5.1.   Basisbedrag van de geldboete

(19)

Het basisbedrag van de geldboete die aan de betrokken ondernemingen moet worden opgelegd, wordt bepaald op basis van de waarde van de verkopen, de duur en geografische reikwijdte van het kartel en het feit dat de inbreuk, omdat zij prijsafspraken inhoudt, naar haar aard tot de ernstigste mededingingsbeperkingen behoort.

(20)

Financiële producten zoals USD SSA-obligaties leveren geen verkopen in de gebruikelijke zin op, aangezien zij zowel worden gekocht als verkocht door de handelaren en de inkomsten afkomstig zijn van het verschil tussen de aankoopprijs en de verkoopprijs van elke obligatie die door de handelaren wordt aangekocht en vervolgens verkocht. Daarom is het in dit geval passend om een maatstaf voor de waarde van de verkopen vast te stellen als uitgangspunt voor de vaststelling van het basisbedrag van de geldboeten.

(21)

Het is vaste praktijk van de Commissie bij kartelzaken in de financiële sector om de maatstaf voor de waarde van de verkopen niet vast te stellen aan de hand van de “netto-inkomsten uit handelsactiviteiten” of de “nettowinst uit financiële verrichtingen”. Deze methoden weerspiegelen de handelswinsten gesaldeerd tegen de handelsverliezen (die van onderneming tot onderneming aanzienlijk kunnen verschillen en niet noodzakelijk evenredig zijn met de handelsvolumes en -waarden) en zijn vergelijkbaar met een meting van de winst uit handelsactiviteiten, veeleer dan dat zij een passende maatstaf vormen voor de waarde van de verkopen in de zin van de richtsnoeren voor de berekening van geldboeten. In plaats daarvan is het passend om als uitgangspunt voor de specifieke maatstaf voor de waarde van de verkopen in deze zaak gebruik te maken van het notionele volume en de waarde van de USD SSA-obligaties die de partijen tijdens hun individuele periode van betrokkenheid bij het kartel hebben verhandeld.

(22)

De Commissie zal over het algemeen gebruikmaken van de verkopen van de onderneming in het laatste volledige jaar waarin zij heeft deelgenomen aan de inbreuk. Gezien de variërende omvang van de markt voor USD SSA-obligaties, de hoge volatiliteit tijdens de periode van de inbreuk en de verschillende perioden waarin de verschillende adressaten bij de inbreuk betrokken waren, acht de Commissie het evenwel passender om de geannualiseerde maatstaf voor de waarde van de verkopen te baseren op de waarde van de verkopen die de ondernemingen daadwerkelijk hebben gerealiseerd tijdens de maanden waarin zij aan de inbreuk hebben deelgenomen.

(23)

Deze geannualiseerde verhandelde notionele bedragen weerspiegelen de economische impact van de inbreuk en het relatieve gewicht van elke onderneming die aan de inbreuk heeft deelgenomen, ongeacht de periode van individuele deelname, maar kunnen tot onevenredige boeten leiden indien geen rekening wordt gehouden met de bijzondere kenmerken van de financiële sector en de sector van de USD SSA-obligaties in het bijzonder. Aangezien de opbrengst uit transacties met USD SSA-obligaties op de secundaire markt tot uiting komt in het verschil tussen de aankoopprijs en de verkoopprijs van elke obligatie, de zogeheten “spread tussen bied- en laatprijzen”, verlaagt de Commissie daarom de bovenvermelde geannualiseerde notionele bedragen van op de secundaire markt verhandelde USD SSA-obligaties met een factor die is gebaseerd op de toepasselijke spreads tussen bied- en laatprijzen.

(24)

De Commissie acht het voor de vaststelling van het basisbedrag van de geldboete passend om het deel van de waarde van de verkopen dat in aanmerking moet worden genomen, vast te stellen op 16 % en het percentage dat moet worden toegepast voor de berekening van het extra bedrag, vast te stellen op 16 % van de maatstaf voor de waarde van de verkopen.

2.5.2.   Aanpassing van het basisbedrag: verzwarende of verzachtende omstandigheden

(25)

Er zijn geen verzwarende of verzachtende omstandigheden.

2.5.3.   Specifiek bedrag met het oog op afschrikking

(26)

Bij de vaststelling van het bedrag van de geldboeten zorgt de Commissie er in het bijzonder voor dat de geldboeten een voldoende afschrikkende werking hebben; daartoe beschikt zij over de beoordelingsbevoegdheid om een afschrikkingsfactor toe te passen, mits deze geen discriminatie tussen de bij de zaak betrokken partijen oplevert. In het bijzonder kan de Commissie de boeten verhogen die zij oplegt aan ondernemingen die een bijzonder hoge omzet hebben boven het volume van hun verkopen buiten die waarop de inbreuk betrekking heeft. Op grond hiervan, en met inachtneming van hun omzet in het laatste aan het besluit voorafgaande boekjaar, acht de Commissie het passend een vermenigvuldigingsfactor van 1,3 toe te passen op de aan BAML op te leggen geldboeten, en een vermenigvuldigingsfactor van 1,2 op de aan Crédit Agricole op te leggen geldboeten.

2.5.4.   Toepassing van het 10 %-omzetplafond

(27)

Overeenkomstig artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003 mag de voor elke inbreuk aan elke onderneming opgelegde geldboete niet hoger zijn dan 10 % van de totale omzet die deze in het aan het besluit van de Commissie voorafgaande boekjaar heeft behaald.

(28)

In dit geval bedraagt geen enkele van de geldboeten meer dan 10 % van de totale omzet van een onderneming met betrekking tot het aan de datum van dit besluit voorafgaande boekjaar.

2.5.5.   Toepassing van de clementieregeling

(29)

De Commissie is van oordeel dat Deutsche Bank recht heeft op immuniteit tegen alle geldboeten die haar anders zouden zijn opgelegd wegens haar betrokkenheid bij de inbreuk die het voorwerp uitmaakt van dit besluit.

3.   CONCLUSIE

(30)

Ingevolge artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003 zijn de volgende geldboeten opgelegd:

(a)

aan Deutsche Bank AG, DB Group Services (UK) Limited en Deutsche Securities Inc., hoofdelijk aansprakelijk: 0 EUR;

(b)

aan Bank of America Corporation en Merrill Lynch International, hoofdelijk aansprakelijk: 12 642 000 EUR;

(c)

aan Crédit Agricole SA en Crédit Agricole Corporate and Investment Bank, hoofdelijk aansprakelijk: 3 993 000 EUR;

(d)

aan Credit Suisse Group AG en Credit Suisse Securities (Europe) Limited, hoofdelijk annsprakelijk: 11 859 000 EUR.


(1)  Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 411/2004 (PB L 68 van 6.3.2004, blz. 1).

(2)  Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 23, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1/2003 worden opgelegd (PB C 210 van 1.9.2006, blz. 2).


15.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 418/24


Bericht van de Commissie over de toepassing van de regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels of de protocollen betreffende de oorsprongsregels die voorzien in diagonale cumulatie tussen de partijen bij deze conventie

(2021/C 418/12)

Met het oog op de toepassing van de diagonale cumulatie van de oorsprong tussen de partijen (1) bij de regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels (2) (hierna “de conventie” genoemd) geven de betrokken partijen elkaar, via de Europese Commissie, kennis van de regels van oorsprong die van kracht zijn met de andere partijen.

Er wordt aan herinnerd dat diagonale cumulatie alleen kan worden toegepast indien de partij waar de laatste be- of verwerking werd verricht en de partij van eindbestemming vrijhandelsovereenkomsten met identieke oorsprongsregels hebben gesloten met alle partijen die bijdragen tot de verkrijging van de oorsprong, dat wil zeggen met alle partijen waaruit de gebruikte materialen van oorsprong zijn. Materialen van oorsprong uit partijen die geen overeenkomst hebben gesloten met de partij waar de laatste be- of verwerking werd verricht en/of met de partij van eindbestemming, worden niet als van oorsprong beschouwd. In de aantekeningen bij de pan-Euro-mediterrane protocollen betreffende de oorsprongsregels (3) worden specifieke voorbeelden gegeven.

Aan de hand van de door de partijen aan de Europese Commissie gedane kennisgevingen hebben de bijgevoegde tabellen betrekking op:

 

Tabel 1 — een vereenvoudigd overzicht van cumulatiemogelijkheden op 1 augustus 2021.

 

Tabellen 2 en 3 — de datum vanaf wanneer de diagonale cumulatie van toepassing wordt.

Een “X” in tabel 1 betekent dat er tussen twee partners een vrijhandelsovereenkomst bestaat met oorsprongsregels die cumulatie toestaan op basis van de standaard pan-Euro-mediterrane oorsprongsregels. Om diagonale cumulatie met een derde partner te kunnen gebruiken, moeten alle vakken van de tabel tussen de drie partners met een “X” zijn gemarkeerd. Er bestaan echter enkele uitzonderingen op diagonale cumulatie. In dergelijke gevallen wordt met een (1), (2) of een (*) naast de “X” geattendeerd op de in aanmerking te nemen uitzonderingen.

De in tabel 2 vermelde datums verwijzen naar:

de datum van toepassing van de diagonale cumulatie op basis van artikel 3 van aanhangsel I bij de conventie, wanneer de desbetreffende vrijhandelsovereenkomst naar de conventie verwijst. In dat geval wordt de datum voorafgegaan door “(C)”;

de datum van toepassing van de protocollen betreffende de oorsprongsregels die voorzien in diagonale cumulatie en aan de desbetreffende vrijhandelsovereenkomst gehecht zijn, in de andere gevallen.

De in tabel 3 vermelde datums verwijzen naar de datum van toepassing van de protocollen betreffende de oorsprongsregels die voorzien in diagonale cumulatie en gehecht zijn aan de vrijhandelsovereenkomsten tussen de EU, Turkije en de deelnemers aan het stabilisatie- en associatieproces van de EU. Telkens wanneer naar de conventie wordt verwezen in een vrijhandelsovereenkomst tussen partijen die in deze tabel zijn opgenomen, is in tabel 2 een datum toegevoegd voorafgegaan door “(C)”.

Er wordt ook op gewezen dat materialen van oorsprong uit Turkije waarop de douane-unie EU-Turkije van toepassing is, als materialen van oorsprong kunnen worden beschouwd met het oog op de diagonale cumulatie tussen de Europese Unie en de landen die aan het stabilisatie- en associatieproces deelnemen en waarmee een protocol van oorsprong is gesloten.

De codes voor de in de tabellen vermelde partijen zijn als volgt:

Europese Unie

EU

EVA-staten:

IJsland

IS

Zwitserland (met inbegrip van Liechtenstein) (4)

CH (+ LI)

Noorwegen

NO

De Faeröer

FO

De deelnemers aan het Barcelonaproces:

Algerije

DZ

Egypte

EG

Israël

IL

Jordanië

JO

Libanon

LB

Marokko

MA

Westelijke Jordaanoever en Gazastrook

PS

Syrië

SY

Tunesië

TN

Turkije

TR

De deelnemers aan het stabilisatie- en associatieproces van de EU:

Albanië

AL

Bosnië en Herzegovina

BA

Noord-Macedonië

MK

Montenegro

ME

Servië

RS

Kosovo (*)

KO

Republiek Moldavië

MD

Georgië

GE

Oekraïne

UA

Dit bericht vervangt bericht 2020/C 322/03 (PB C 322 van 30.9.2020, blz. 3).

Tabel 1

Vereenvoudigd overzicht van mogelijkheden tot diagonale cumulatie in de pan-Euromediterrane zone op 1 augustus 2021

 

 

EVA-staten

 

Deelnemers aan het Barcelonaproces

 

Deelnemers aan het stabilisatie- en associatieproces van de EU

 

 

 

 

EU

CH (+LI)

IS

NO

FO

DZ

EG

IL

JO

LB

MA

PS

SY

TN

TR

AL

BA

KO

ME

MK

RS

MD

GE

UA

EU

 

X

X

X

X

X

X

X

X

 

X

X

 

X

X (5)

X

X

X

X

X

X

X

X

X

CH(+LI)

X

 

X

X

X

 

X

X

X

X

X

X

 

X

X

X

X

 

X

X

X

 

X

X

IS

X

X

 

X

X

 

X

X

X

X

X

X

 

X

X

X

X

 

X

X

X

 

X

X

NO

X

X

X

 

X

 

X

X

X

X

X

X

 

X

X

X

X

 

X

X

X

 

X

X

FO

X

X

X

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

DZ

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

EG

X

X

X

X

 

 

 

 

X

 

X

 

 

X

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

IL

X

X

X

X

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

JO

X

X

X

X

 

 

X

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

LB

 

X

X

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

MA

X

X

X

X

 

 

X

 

X

 

 

 

 

X

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

PS

X

X

X

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

SY

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

TN

X

X

X

X

 

 

X

 

X

 

X

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

TR

X (5)

X

X

X

X

 

X

X

 

 

X

X

X

X

 

X (*1)

X (*1)

 (*1)

X (*1)

X (*1)

X (*1)

X

X (6)

 

AL

X

X

X

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X (*1)

 

X

X

X

X

X

X

 

 

BA

X

X

X

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X (*1)

X

 

X

X

X

X

X

 

 

KO

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 (*1)

X

X

 

X

X

X

X

 

 

ME

X

X

X

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X (*1)

X

X

X

 

X

X

X

 

 

MK

X

X

X

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X (*1)

X

X

X

X

 

X

X

 

 

RS

X

X

X

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X (*1)

X

X

X

X

X

 

X

 

 

MD

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X

X

X

X

X

X

X

 

 

 

GE

X

X

X

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X (6)

 

 

 

 

 

 

 

 

X

UA

X

X

X

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X

 


Tabel 2

Datum van toepassing van de oorsprongsregels die voorzien in diagonale cumulatie in de pan-Euromediterrane zone

 

 

EVA-staten

 

Deelnemers aan het Barcelonaproces

 

Deelnemers aan het stabilisatie- en associatieproces van de EU

 

 

 

 

EU

CH(+LI)

IS

NO

FO

DZ

EG

IL

JO

LB

MA

PS

SY

TN

TR

AL

BA

KO

ME

MK

RS

MD

GE

UA

EU

 

1.1.2006

(C)1.2.2016

1.1.2006

(C) 1.5.2015

1.1.2006

(C) 1.5.2015

1.12.2005

(C) 12.5.2015

1.11.2007

1.3.2006

(C) 1.2.2016

1.1.2006

1.7.2006

 

1.12.2005

1.7.2009

(C) 1.3.2016

 

1.8.2006

 (7)

(C) 1.5.2015

(C) 9.12.2016

(C) 1.4.2016

(C) 1.2.2015

(C) 1.5.2015

(C) 1.2.2015

(C) 1.12.2016

(C) 1.6.2018

(C) 1.1.2019

CH

(+LI)

1.1.2006

(C) 1.2. 2016

 

1.8.2005

(C) 1.7.2013

1.8.2005

(C) 1.7.2013

1.1.2006

 

1.8.2007

1.7.2005

17.7.2007

1.1.2007

1.3.2005

1.5.2016

 

1.6.2005

1.9.2007

(C) 1.12.2019

(C) 1.5.2015

(C) 1.1.2015

 

(C) 1.9.2012

1.2.2016

(C) 1.5.2015

 

(C) 1.5.2018

1.6.2012

IS

1.1.2006

(C) 1.5.2015

1.8.2005

(C) 1.7.2013

 

1.8.2005

(C) 1.7.2013

1.11.2005

 

1.8.2007

1.7.2005

17.7.2007

1.1.2007

1.3.2005

1.5.2016

 

1.3.2006

1.9.2007

(C) 1.12.2019

(C) 1.5.2015

(C) 1.1.2015

 

(C) 1.10.2012

1.5.2015

(C) 1.5.2015

 

(C) 1.9.2017

1.6.2012

NO

1.1.2006

(C) 1.5.2015

1.8.2005

(C) 1.7.2013

1.8.2005

(C) 1.7.2013

 

1.12.2005

 

1.8.2007

1.7.2005

17.7.2007

1.1.2007

1.3.2005

1.5.2016

 

1.8.2005

1.9.2007

(C) 1.12.2019

(C) 1.5.2015

(C) 1.1.2015

 

(C) 1.11.2012

1.5.2015

(C) 1.5.2015

 

(C) 1.9.2017

1.6.2012

FO

1.12.2005

(C) 12.5.2015

1.1.2006

1.11.2005

1.12.2005

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

(C) 1.10.2017

 

 

 

 

 

 

 

 

 

DZ

1.11.2007

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

EG

1.3.2006

(C) 1.2.2016

1.8.2007

1.8.2007

1.8.2007

 

 

 

 

6.7.2006

 

6.7.2006

 

 

6.7.2006

1.3.2007

 

 

 

 

 

 

 

 

 

IL

1.1.2006

1.7.2005

1.7.2005

1.7.2005

 

 

 

 

9.2.2006

 

 

 

 

 

1.3.2006

 

 

 

 

 

 

 

 

 

JO

1.7.2006

17.7.2007

17.7.2007

17.7.2007

 

 

6.7.2006

9.2.2006

 

 

6.7.2006

 

 

6.7.2006

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

LB

 

1.1.2007

1.1.2007

1.1.2007

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

MA

1.12.2005

1.3.2005

1.3.2005

1.3.2005

 

 

6.7.2006

 

6.7.2006

 

 

 

 

6.7.2006

1.1.2006

 

 

 

 

 

 

 

 

 

PS

1.7.2009

(C) 1.3.2016

1.5.2016

1.5.2016

1.5.2016

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

(C)) 26.03.2021

 

 

 

 

 

 

 

 

 

SY

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1.1.2007

 

 

 

 

 

 

 

 

 

TN

1.8.2006

1.6.2005

1.3.2006

1.8.2005

 

 

6.7.2006

 

6.7.2006

 

6.7.2006

 

 

 

1.7.2005

 

 

 

 

 

 

 

 

 

TR

 (7)

1.9.2007

(C) 1.12.2019

1.9.2007

(C) 1.12.2019

1.9.2007

(C) 1.12.2019

(C) 1.10.2017

 

1.3.2007

1.3.2006

 

 

1.1.2006

(C)) 26.03.2021

1.1.2007

1.7.2005

 

(C) 3.05.2021

(C) 1.08.2021

1.9.2019

(C) 1.06.2021

( C) 1.8.2018

(C) 1.6.2019

(C) 1.10.2017

(C) 29.04.2021

 

AL

(C) 1.5.2015

(C) 1.5.2015

(C) 1.5.2015

(C) 1.5.2015

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

(C) 3.05.2021

 

(C) 1.2.2015

(C) 1.4.2014

(C) 1.4.2014

(C) 1.4.2014

(C) 1.4.2014

(C) 1.4.2014

 

 

BA

(C) 9.12.2016

(C) 1.1.2015

(C) 1.1.2015

(C) 1.1.2015

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

(C) 1.08.2021

(C) 1.2.2015

 

(C) 1.4.2014

(C) 1.2.2015

(C) 1.2.2015

(C) 1.2.2015

(C) 1.4.2014

 

 

KO

(C) 1.4.2016

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1.9.2019

(C) 1.4.2014

(C) 1.4.2014

 

(C) 1.4.2014

(C) 1.4.2014

(C) 1.4.2014

(C) 1.4.2014

 

 

ME

(C) 1.2.2015

(C) 1.9.2012

(C) 1.10.2012

(C) 1.11.2012

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

(C) 1.06.2021

(C) 1.4.2014

(C) 1.2.2015

(C) 1.4.2014

 

(C) 1.4.2014

(C) 1.4.2014

(C) 1.4.2014

 

 

MK

(C) 1.5.2015

1.2.2016

1.5.2015

1.5.2015

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

(C) 1.8.2018

(C) 1.4.2014

(C) 1.2.2015

(C) 1.4.2014

(C) 1.4.2014

 

(C) 1.4.2014

(C) 1.4.2014

 

 

RS

(C) 1.2.2015

(C) 1.5.2015

(C) 1.5.2015

(C) 1.5.2015

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

(C) 1.6.2019

(C) 1.4.2014

(C) 1.2.2015

(C) 1.4.2014

(C) 1.4.2014

(C) 1.4.2014

 

(C) 1.4.2014

 

 

MD

(C) 1.12.2016

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

(C) 1.10.2017

(C)1.4.2014

(C) 1.4.2014

(C) 1.4.2014

(C) 1.4.2014

(C) 1.4.2014

(C) 1.4.2014

 

 

 

GE

(C) 1.6.2018

(C) 1.5.2018

(C) 1.9.2017

(C) 1.9.2017

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

(C) 29.04.2021

 

 

 

 

 

 

 

 

(C) 26.3.2020

UA

(C) 1.1.2019

1.6.2012

1.6.2012

1.6.2012

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

(C) 26.3.2020

 


Tabel 3

Datum van toepassing van de protocollen betreffende de oorsprongsregels die voorzien in diagonale cumulatie tussen de Europese Unie, Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kosovo, Montenegro, Noord-Macedonië, Servië en Turkije

 

EU

AL

BA

KO

MK

ME

RS

TR

EU

 

1.1.2007

1.7.2008

1.4.2016

1.1.2007

1.1.2008

8.12.2009

 (8)

AL

1.1.2007

 

22.11.2007

1.4.2014

26.7.2007

26.7.2007

24.10.2007

1.8.2011

BA

1.7.2008

22.11.2007

 

1.4.2014

22.11.2007

22.11.2007

22.11.2007

14.12.2011

KO

1.4.2016

1.4.2014

1.4.2014

 

1.4.2014

1.4.2014

1.4.2014

1.9.2019

MK

1.1.2007

26.7.2007

22.11.2007

1.4.2014

 

26.7.2007

24.10.2007

1.7.2009

ME

1.1.2008

26.7.2007

22.11.2007

1.4.2014

26.7.2007

 

24.10.2007

1.3.2010

RS

8.12.2009

24.10.2007

22.11.2007

1.4.2014

24.10.2007

24.10.2007

 

1.9.2010

TR

 (8)

1.8.2011

14.12.2011

1.9.2019

1.7.2009

1.3.2010

1.9.2010

 


(1)  De partijen bij de conventie zijn de Europese Unie, Albanië, Algerije, Bosnië en Herzegovina, Egypte, de Faeröer, Georgië, IJsland, Israël, Jordanië, Kosovo (in overeenstemming met Resolutie 1244(1999) van de VN-Veiligheidsraad), Libanon, Marokko, Montenegro, Noord-Macedonië, de Republiek Moldavië, Noorwegen, Servië, Syrië, Tunesië, Turkije, Oekraïne, de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, en Zwitserland (met inbegrip van Liechtenstein).

(2)  PB L 54 van 26.2.2013, blz. 4.

(3)  PB C 83 van 17.4.2007, blz. 1.

(4)  Zwitserland en het Vorstendom Liechtenstein vormen een douane-unie.

(*)  Deze benaming laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet en is in overeenstemming met Resolutie 1244 van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.

(*1)  Diagonale cumulatie tussen Turkije, Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kosovo, Noord-Macedonië, Montenegro en Servië is mogelijk. Zie echter tabel 3 voor de mogelijkheden tot diagonale cumulatie tussen de Europese Unie, Turkije, Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kosovo, Montenegro, Noord-Macedonië en Servië.

(5)  Voor goederen die onder de douane-unie EU-Turkije vallen, is de datum van toepassing 27 juli 2006.

 

Voor landbouwproducten is de datum van toepassing 1 januari 2007 (cumulatie is niet van toepassing met MD en GE).

 

Voor kolen- en staalproducten is de datum van toepassing 1 maart 2009 (cumulatie is niet van toepassing met MD en GE).

(6)  Voor de producten:

die onder de hoofdstukken 1 tot en met 24 van het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen vallen; en

die onder bijlage 1 bij de vrijhandelsovereenkomst tussen de Republiek Turkije en Georgië vallen, kan cumulatie van de oorsprong uitsluitend worden toegepast wanneer deze van oorsprong zijn uit de Republiek Turkije en Georgië.

(7)  Voor goederen die onder de douane-unie EU-Turkije vallen, is de datum van toepassing 27 juli 2006.

 

Voor landbouwproducten is de datum van toepassing 1 januari 2007.

 

Voor kolen en staalproducten is de datum van toepassing 1 maart 2009.

(8)  Voor goederen die onder de douane-unie EU-Turkije vallen, is de datum van toepassing 27 juli 2006. Niet van toepassing op landbouwproducten en op kolen- en staalproducten.


V Bekendmakingen

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

15.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 418/33


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.10460 — DMK/Uelzena/Niesky/Milchtrocknung Südhannover)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2021/C 418/13)

1.   

Op 29 september 2021 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

Molkerei Niesky GmbH (“Niesky”, Duitsland), die deel uitmaakt van DMK Deutsches Milchkontor Gmbh (“DMK”, Duitsland);

Uelzena eG (“Uelzena”, Duitsland);

Milchtrocknung Südhannover eG (“MTS”, Duitsland), die momenteel onder zeggenschap staat van DMK.

DMK en Uelzena verkrijgen gezamenlijke zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, punt b), en artikel 3, lid 4, van de concentratieverordening over het geheel van MTS.

De concentratie komt tot stand door middel van een contract.

2.   

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

DMK en Niesky: vervaardiging en distributie van een gediversifieerd aanbod van zuivelproducten, waaronder zuivelproducten, kaas, producten op basis van wei, babyvoeding, roomijs, gezondheidsproducten en ingrediënten op basis van melk voor de productie van levensmiddelen;

Uelzena: vervaardiging en distributie van zuivelgrondstoffen, wei, boter, geconcentreerde boter, melkpoeder, kaas, instantdranken, gezondheidsproducten, fijne etenswaren, zoete gecondenseerde melk en gemengde vetten;

MTS: aankoop van wei en weiconcentraten, en de verwerking ervan tot wei-eiwitconcentraten en lactose.

3.   

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.   

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:

M.10460 — DMK/Uelzena/Niesky/Milchtrocknung Südhannover

Opmerkingen kunnen per e-mail, per fax of per post aan de Commissie worden toegezonden. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Fax +32 22964301

Postadres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (“de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


ANDERE HANDELINGEN

Europese Commissie

15.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 418/35


Bekendmaking van een mededeling van de goedkeuring van een standaardwijziging van het productdossier voor een naam in de wijnsector als bedoeld in artikel 17, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie

(2021/C 418/14)

Deze mededeling wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 17, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie (1).

MEDEDELING VAN DE GOEDKEURING VAN EEN STANDAARDWIJZIGING

“Huşi”

PDO-RO-A1583-AM02

Datum van mededeling: 13 juli 2021

BESCHRIJVING VAN EN REDENEN VOOR DE GOEDGEKEURDE WIJZIGING

1.   Vermelding van specifieke etiketteringsvoorschriften

Het productdossier is aangevuld met andere wijngaardnamen zoals Colina Mănăstirii, La Schit en Dealul lui Moțoc, die op de etiketten van BOB-wijnen mogen worden vermeld als ze afkomstig zijn uit of verkregen zijn uit die locaties.

Hoofdstuk III van het productdossier en punt 9 van het enig document zijn gewijzigd.

2.   Toevoeging van nieuwe wijndruivenrassen

Aan het productdossier voor de witte, rode en roséwijnen zijn nieuwe wijndruivenrassen toegevoegd, namelijk grasă de cotnari, riesling de rhin, muscadelle en semillon voor witte wijnen en syrah, zweigelt, sangiovese, nebbiolo en barbera voor rode wijnen, niet alleen omdat deze rassen de voorkeur genieten bij de productie van roséwijnen, maar ook omdat het aromatische rassen zijn die (met name fruitige) aroma’s en suikers kunnen accumuleren, en de rode wijnen een accumulatie van gekleurde tannines in combinatie met een sterke concentratie van aroma’s kunnen vertonen.

Hoofdstuk IV van het productdossier en punt 7 van het enig document zijn gewijzigd.

3.   Wijziging van de druivenopbrengst en wijnproductie

De wijzigingen houden verband met oenologische factoren: nieuw wijnbereidingsmaterieel en nieuwe technische oplossingen op oenologisch gebied, die in belangrijke mate bijdragen aan een verhoging van de kwaliteit en kwantiteit van “Huși”-wijnen.

Na grootschalige projecten op het gebied van de omschakeling en herstructurering van de wijngaarden in het gebied hebben de dichtheid en de zuiverheid ervan een duidelijke verandering ondergaan; de gemiddelde dichtheid van de wijngaarden is toegenomen. De aanpassing van de kloonselectie en het gebruik van een geschikte onderstamstructuur hebben gezorgd voor een duidelijke stijging van de druivenopbrengst en wijnproductie in het gebied.

Op omgeschakelde en geherstructureerde wijngaarden, en met name die met inheemse rassen als tămâioasa românească, busuioacă de bohotin, fetească regală, fetească albă en feteasca neagră en buitenlandse rassen als traminer roz, riesling de rhin, chardonnay, sauvignon en cabernca neagră, zijn kloonselecties gebruikt die in het gebied van de BOB Huși tot een veel grotere wijnproductie leiden vanwege het gunstige klimaat (een voor een goede rijping van de druiven optimale zonnestraling in de groeiperiode, een gematigd klimaat in de heuvelachtigere gebieden, perioden van niet al te felle en niet al te lang aanhoudende kou en vorst enz.). Bovendien hebben deze rassen een beduidend groter productiepotentieel.

Blijkens onderzoek naar de verandering van het klimaat en de gevolgen ervan voor de wijngaarden in het afgebakende gebied over de perioden 1961 tot 1990 en 1991 tot 2018 en in lijn met de klimaatscenario’s voor Roemenië voor 2001-2030 is de temperatuur in de periode juni en oktober gestaag gestegen met ten minste 1,4 °C per onderzochte periode, waarbij perioden van neerslag en zeer hoge temperaturen elkaar afwisselen.

Daar komen nog de jaren met gunstige weersomstandigheden bij, die van zodanige invloed zijn op het productieniveau dat de druivenopbrengst en de wijnproductie soms tot 20 % hoger uitvallen dan toegestaan.

De hoofdstukken V en VI van het productdossier en punt 5 van het enig document zijn gewijzigd.

4.   Schrapping van bepalingen inzake teeltmethoden

Een aantal bemestingsmethoden is uit het productdossier geschrapt omdat deze niet meer nodig zijn in het BOB-gebied Huși.

Hoofdstuk VIII van het productdossier is gewijzigd zonder dat dit gevolgen heeft voor het enig document.

5.   Toevoeging van een voorwaarde voor de oogst van de druiven

Aan het productdossier is de voorwaarde toegevoegd dat in jaren met ongunstige weersomstandigheden de druiven bij de oogst een suikergehalte van 160 g/l mogen bevatten — een waarde waarbij de bijzondere kwaliteitskenmerken en dus de kwaliteit van wijnen met de BOB Huși behouden blijven.

Hoofdstuk VII van het productdossier is gewijzigd zonder dat dit gevolgen heeft voor het enig document.

6.   Aanvulling van de voorwaarden voor het verkrijgen van de roséwijnen

Aan het productdossier is de mogelijkheid toegevoegd om witte en roséwijnen te produceren op basis van pinot gris en traminer roz vanwege de voorkeur van de consument voor zulke wijnen en vanwege de noodzaak tot diversificatie van de wijnen met deze beschermde benaming.

Hoofdstuk IX van het productdossier en punt 5 van het enig document zijn gewijzigd.

7.   Afwijking betreffende het totale alcoholgehalte van de wijnen

Aan het productdossier is een afwijking toegevoegd voor het totale alcoholgehalte van de wijnen die zonder verrijking zijn geproduceerd: bij wijnen met de BOB Huși is dit maximaal 15 % vol.

Hoofdstuk IX van het productdossier en punt 5 van het enig document zijn gewijzigd.

8.   Toevoeging van bepalingen inzake productietechnologieën

Het productdossier is aangevuld met bepalingen op grond waarvan de technologische stappen in het productieproces/de oenologische procedés die in de internationale vinificatiepraktijk gangbaar zijn, ook zijn toegestaan voor de BOB Huși. Deze mogen echter geen afbreuk doen aan de bijzondere kwaliteit van de BOB.

Hoofdstuk IX van het productdossier is gewijzigd zonder dat dit gevolgen heeft voor het enig document.

9.   Herformulering van etiketterings- en marketingvoorwaarden

De wijnen mogen op elke gewenste wijze worden geëtiketteerd. De enige voorwaarde is dat de verplichte informatie in hetzelfde gezichtsveld moet worden geplaatst. Een etiket en rugetiket zijn niet verplicht, het etiket mag een of meer componenten bevatten, elke gewenste vorm hebben, uit elk gewenst materiaal bestaan en op elke gewenste wijze worden gemaakt.

Op het etiket mag ook de wettelijk vastgelegde traditionele aanduiding worden vermeld voor de kwaliteit van de oogst als deze voortvloeit uit het suikergehalte op het moment van de oogst (edelrot).

De hoofdstukken XII en XIII van het productdossier en punt 9 van het enig document zijn gewijzigd.

10.   Herformulering van de wijnproductievoorwaarden in geval van niet-naleving

Het productdossier moet voor gevallen waarin bij een beoordeling van de kwaliteit of kenmerken van de productie in enig stadium van het productieproces blijkt dat wijnproducten in een andere categorie moeten worden ingedeeld, vermelden onder welke voorwaarden de productie in een andere categorie kan worden ingedeeld, zoals bepaald in de vigerende wetgeving.

Hoofdstuk XIV van het productdossier is gewijzigd zonder dat dit gevolgen heeft voor het enig document.

ENIG DOCUMENT

1.   Naam/namen

Huşi

2.   Type geografische aanduiding

BOB — beschermde oorsprongsbenaming

3.   Categorieën wijnbouwproducten

1.

Wijn

4.   Beschrijving van de wijn(en)

1.    Organoleptische kenmerken

BEKNOPTE OMSCHRIJVING

1.

Muscat ottonel strogeel/diepgeel, kenmerkend aroma, harmonieus, rond.

2.

Sauvignon: groengeel, intens aroma van wijnbloesem, vlierbloesem, groene citrusvruchten, fruitig, bij oudering tonen van meloen.

3.

Pinot gris: citroengeel, groenig, geur van zomerappelen of vers hooi, enigszins bitter.

4.

Fetească regală: citroengeel, goudkleurig, geur van veldbloemen, bij oudering vers hooi, honing, fruitig.

5.

Fetească albă: strogeel/groenig, kenmerkend aroma van wijnbloesem, met een kenmerkende natuurlijke subtiliteit.

6.

Riesling italian: strogeel, fijn aroma van rijpende druif, enigszins frisse smaak, levendig, fruitig, rond, aangename afdronk.

7.

Zghihară de huşi: groengeel, fruitig, aroma van groene appel, citrusvruchten, frisse smaak.

8.

Chardonnay: goudgeel, aroma van acaciabloemen, hint van verse boter, bloemig, evenwichtige zuurgraad.

9.

Tămâioasă românească: groengeel/strogeel, duidelijk aroma van wierook en basilicum.

10.

Aligoté: strogeel, enigszins bittere nasmaak.

11.

Pinot noir: robijnrood, aroma van kersen, aardbeien, zure kersen, fluweelachtig.

12.

Fetească neagră: granaatrood, aroma met toetsen van pruimen, vol.

13.

Cabernet sauvignon: paarsrood, aroma van aalbessen, veenbessen, bramen, sterk kruidig.

14.

Merlot: helderrood/donkerrood, aroma van rijpe bosvruchten, fluweelachtig.

15.

Băbească neagră: helderrood, floraal bouquet, tannineachtig.

16.

Busuioacă de bohotin: kleur van uienschil, geur van rozenblaadjes en basilicum, lang.

ALGEMENE ANALYTISCHE KENMERKEN

Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent)

15

Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent)

10,5

Minimale totale zuurgraad

4,5 g/l, uitgedrukt in wijnsteenzuur

Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter)

18

Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter)

250

2.    Organoleptische kenmerken

BEKNOPTE OMSCHRIJVING

Algemene organoleptische kenmerken van de wijnen van de witte rassen grasă de cotnari, muscadelle, semillon en riesling de rhin.

De aromatische en semi-aromatische rassen hebben bovengemiddeld aromatische toetsen, hetgeen kan leiden tot een accumulatie van hetzij aroma’s hetzij suikers, waardoor de aan de consument aangeboden producten duidelijk van elkaar verschillen.

Algemene organoleptische kenmerken van de wijnen van de rode rassen syrah, zweigelt, sangiovese, nebbiolo, barbera.

De wijnen vertonen een verhoogde accumulatie van gekleurde tannines en een navenant geconcentreerd aromatisch karakter. Hoogstwaarschijnlijk is dit het gevolg van de klimaatverandering die de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden in het gebied.

ALGEMENE ANALYTISCHE KENMERKEN

Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent)

15

Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent)

10,5

Minimale totale zuurgraad

4,5 g/l, uitgedrukt in wijnsteenzuur

Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter)

20

Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter)

250

5.   Oenologische procedés

5.1.    Specifieke oenologische procedés

1.   Teeltmethoden

Teeltwijze

ten minste 3 000 wijnstokken/ha of ten minste 75 % van de wijngaard is beplant;

irrigatie: alleen toegestaan in jaren van droogte en bij melding aan het ONVPV (de Roemeense nationale dienst voor wijn en wijnbouwproducten), wanneer het vochtgehalte van de bodem op een diepte van 100 cm afneemt tot 50 % van de veldcapaciteit. Irrigatie dient binnen redelijke grenzen te blijven (400 tot 600 m3/ha);

groen oogsten — vermindering van het aantal druiventrossen bij de rijping wanneer de potentiële productie hoger ligt dan de maximumlimieten die volgens de specificaties zijn toegestaan.

2.   Productie van de wijnen

Toepasselijke beperkingen op de wijnbereiding

In geval van weersomstandigheden die in combinatie met het potentieel van bepaalde druivenrassen een gunstig effect op de druivenopbrengst in de wijngaarden in het afgebakende gebied hebben, mogen de wijnen met de BOB Huși ook buiten het afgebakende gebied van de benaming worden verwerkt in het aangrenzende gebied, waar de vinificatiecentra met de beste capaciteit staan.

Het aangrenzende gebied dat daarvoor is aangewezen (snelle wijnbereiding, gisting bij gereguleerde temperatuur, behoud van het aromatische potentieel van bepaalde rassen, zoals fetească regală, sauvignon, muscat ottonel, tămâioasă românească, busuioacă de bohotin) omvat de volgende steden en dorpen in het district Vrancea:

Panciu, Movilița

Odobești, Unirea, Jariștea, Bolotești

Obrejița, Tâmboiești, Popești, Budești, Cârligele, Vârteșcoiu, Câmpineanca.

3.   Productie van witte wijn en roséwijn

Specifiek oenologisch procedé

Witte en roséwijnen kunnen, afhankelijk van de keuze van de producent, worden gemaakt van pinot gris en traminer roz met technologieën die ervoor zorgen dat de kwaliteit van de BOB van de druiven en daarvan gemaakte wijnen behouden blijft.

5.2.   Maxima druivenopbrengst en wijnproductie

1.

Aligoté, fetească regală, zghihară de huși, crâmpoșie selecționată, francușă, plăvaie, donaris en grasă de cotnari

16 000 kilogram druiven per hectare

2.

Riesling italian, semillon, băbească gri, codană en portugais bleu

16 000 kilogram druiven per hectare

3.

Riesling de rhin, muscadelle, fetească albă, chardonnay, aromat de iași, syrah, sangiovese, nebbiolo en barbera

15 000 kilogram druiven per hectare

4.

Muscat ottonel, sauvignon, pinot gris, tămâioasă românească, șarba, traminer roz, busuioacă de bohotin, merlot en zweigelt

13 500 kilogram druiven per hectare

5.

Cabernet sauvignon, fetească neagră, pinot noir, negru aromat en băbească neagră

12 600 kilogram druiven per hectare

6.

Witte en roséwijnen van aligoté, fetească regală, zghihară de huși, crâmpoșie selecționată, francușă en plăvaie

123 hectoliter per hectare

7.

Witte en roséwijnen van grasă de cotnari, donaris, riesling italian, semillon, băbească gri, codană en portugais bleu

123 hectoliter per hectare

8.

Rode wijnen van codană en portugais bleu

119 hectoliter per hectare

9.

Witte wijnen en roséwijnen van riesling de rhin, muscadelle, fetească albă, chardonnay en aromat de iași

115 hectoliter per hectare

10.

Rode wijnen van syrah, sangiovese, nebbiolo en barbera

111 hectoliter per hectare

11.

Witte wijnen en roséwijnen van muscat ottonel, sauvignon, pinot gris, tămâioasă românească, șarba en traminer roz

104 hectoliter per hectare

12.

Rode wijnen van busuioacă de bohotin, merlot en zweigelt

100 hectoliter per hectare

13.

Roséwijnen van cabernet sauvignon, fetească neagră, pinot noir, negru aromat en băbească neagră

97 hectoliter per hectare

14.

Rode wijnen van cabernet sauvignon, fetească neagră, pinot noir, negru aromat en băbească neagră

93 hectoliter per hectare

6.   Afgebakend geografisch gebied

Het gebied dat is afgebakend voor de productie van wijnen met de gecontroleerde oorsprongsbenaming “HUȘI”, is gelegen in de volgende gebieden van het district Vaslui:

1.1.

Benaming “HUȘI”:

gemeente Huși

gemeente Duda-Epureni, dorpen Epureni, Duda

gemeente Pădureni, dorpen Pădureni, Văleni, Leoști, Ivănești, Rusca

gemeente Tătărăni, dorpen Tătărăni, Crăsnășeni, Bălțați en Manțu

gemeente Stănilești, dorpen Stănilești, Pogănești

gemeente Buneşti-Avereşti, dorpen Buneşti, Avereşti, Armăşeni, Tăbălăeşti, Plopi

gemeente Arsura, dorpen Arsura, Fundătura, Pâhnești

gemeente Drânceni, dorpen Drânceni, Ghermănești, Râșești

gemeente Boțești, dorpen Boțești, Gugești

gemeente Banca, dorpen Banca, Stoișești, Sârbi, Țifu

gemeente Fălciu, dorpen Fălciu, Bozia, Copăceana, Rânzești

gemeente Blăgești, dorpen Blăgești, Igești.

1.2.

Subbenaming “VUTCANI”:

gemeente Vutcani, dorpen Vutcani, Mălăiești

gemeente Roșiești, dorpen Roșiești, Gara Roșiești, Valea lui Darie

gemeente Şuletea, dorpen Şuletea, Râşcani, Fedeşti

gemeente Epureni, dorp Horga

gemeente Berezeni, dorpen Berezeni, Rânceni, Mușata.

7.   Voornaamste wijndruivenras(sen)

Aligoté B - Plant de trois, Plant gris, Vert blanc, Troyen blanc

Aromat de Iași B

Barbera N

Busuioacă de Bohotin Rs - Schwarzer Muscat, Muscat fioletovâi, Muscat violet cyperus, Tămâioasă violetă

Babeasca gri G

Băbească neagră N - Grossmuttertraube, Hexentraube, Crăcana, Rară neagră, Căldăruşă, Serecsia

Cabernet Sauvignon N - Petit Vidure, Bourdeos tinto

Chardonnay B - Gentil blanc, Pinot blanc Chardonnay

Codană N

Crâmpoşie selecţionată B

Donaris B

Fetească albă B - Păsărească albă, Poama fetei, Mädchentraube, Leanyka, Leanka

Fetească neagră N - Schwarze Mädchentraube, Poama fetei neagră, Păsărească neagră, Coada rândunicii

Fetească regală B - Königliche Mädchentraube, Königsast, Kiralyleanka, Dănășană, Galbenă de Ardeal

Frâncuşă B - Vinoasă, Mildweisser, Mustoasă de Moldova, Poamă creaţă

Grasă de Cotnari B - Dicktraube, Grasă, Köver szölö

Merlot N - Bigney rouge

Muscadelle B - Moscatello bianco, Mouscadet doux

Muscat Ottonel B - Muscat Ottonel blanc

Nebbiolo N

Negru Aromat N

Pinot Gris G - Affumé, Grauer Burgunder, Grauburgunder, Grauer Mönch, Pinot cendré, Pinot Grigio, Ruländer

Pinot Noir N - Blauer Spätburgunder, Burgund mic, Burgunder roter, Klăvner Morillon Noir

Pinot noir N - Spätburgunder, Pinot nero

Plăvaie B - Bălană, Plăvană, Poamă bălaie

Portugais Bleu N - Blauer Portugieser, Oporto, Portugieser

Riesling de Rhin B - Weisser Riesling, White Riesling

Riesling italian B - Olasz Riesling, Olaszriesling, Welschriesling

Sangiovese N - Brunello di Montalcino, Morellino

Sauvignon B - Sauvignon verde

Syrah N - Shiraz, Petit Syrah

Sémillon B - Semillon blanc

Traminer Roz Rs - Rosetraminer, Savagnin roz, Gewürztraminer

Tămâioasă românească B - Busuioacă de Moldova, Muscat blanc à petit grains

Tămâioasă românească B - Rumänische Weihrauchtraube, Tamianka

Zghihară de Huși B - Zghihară, Zghihară galbenă, Zghihară verde bătută

Zweigelt N - Blauerzweigelt, Negru de Zweigelt, Zweigelt blau

Şarba B

8.   Beschrijving van het (de) verband(en)

Verband met het afgebakende gebied

Het lithologische substraat vormt een typologisch gevarieerd geheel, met afwisselend steppe- en bossteppemollisols en aangeslibde kleigrond op bosniveau. Uitgeloogde chernozems en asgrijze grond, de meest voorkomende bodems in de depressie van Huși, zijn ook het meest waardevol voor wijngaarden omdat de zandkleiachtige textuur ervan de fysische kenmerken verbetert in combinatie met de biochemische basiseigenschappen ervan: intense biologische activiteit, aanzienlijk humusgehalte, hoge kationenuitwisselingscapaciteit, neutrale tot licht zure reactie, hoge verzadiging van basen en nutriënten.

Het reliëf wordt gevormd door een reeks brede afgeronde heuvels op de NW-ZO-as. De heuvels hebben uiteenlopende richtingen, morfologische kenmerken en hellingsgraden. Dit wijnbouwgebied bestaat uit verschillende subeenheden: een heuvelachtig gebied op ongeveer 300 m hoogte en een lager gelegen vlakte met een gemiddelde hoogte van 150 m. De heuvels hebben uiteenlopende richtingen, morfologische kenmerken en hellingsgraden die de achtergrond vormen voor sommige wijngaarden in het gebied.

De depressie van Huși wordt door hoge heuvels in het zuiden, westen en noorden en door de Prutvallei in het oosten begrensd en omvat meer dan 70 % van de wijngaarden in het gebied. De valleien tussen de heuvels van de streek met licht asymmetrische hellingen beginnen in de glooiende kustvlakte en vormen een keten van depressies (Voloseni, Huși, Epureni, Novaci, Diuca, Fundătura, Arsura, Ghermănești) die samen met de hogere heuvels van de depressie de meest waardevolle wijnbouwgebieden bevatten.

Het klimaat is gematigd continentaal in de heuvels tot zeer continentaal in de depressie van Huși.

De totale zonnestraling bedraagt ongeveer 120 kcal/CMP per jaar en de zon schijnt per jaar gemiddeld 2 000 uur op de hoge heuvels en meer dan 2 100 uur in de depressie van Huși en de Prutvallei. De stralings- en zonnewarmtewaarden zijn jaargemiddelden. Ze liggen gedurende het gehele groeiseizoen op een hoog niveau, wat goed is voor de ontwikkeling en rijping van druiven.

De overheersende windrichtingen zijn het westen, noordwesten en noorden; de winden waaien voor meer dan 60 % uit die hoek en hebben föhnkenmerken wanneer ze vanuit de heuvels richting de depressie waaien. De noordoostenwind, en met name de “crivăț”, versterkt de vorst, terwijl de oosten- en de zuidoostenwind in de zomer warm en droog zijn en de droogte versterken in zowel de depressie van Huși als de Prutvlakte.

Het hydrografische netwerk dat het water afvoert uit het grondgebied van de stad, bestaat uit twee hoofdaders: in het zuiden de Drăslăvăț en in het noorden de Răiești, die uit de Turbata en de Șara bestaat. Ze vloeien ten oosten van de stad samen en vormen dan de rivier de Huși. De stromen Drăslăvăț en Răiești hebben onstuimige hydrografische kenmerken. In het voorjaar, wanneer de sneeuw als gevolg van stijgende temperaturen snel wegsmelt, en in de zomer na slagregens voeren ze grote hoeveelheden water mee en treden ze soms buiten hun oevers.

In deze streek worden droge tot zoete wijnen, likeurwijnen, witte, rode en roséwijnen geproduceerd. Het gaat doorgaans om lichte wijnen, die niet al te extractief zijn, een matig alcoholgehalte hebben en enigszins fris zijn in het noorden van het gebied met een “piek” in de zuurgraad in de Averești-streek, waar de natuurlijke zuurgraad in sommige jaren kan uitkomen op 11-12 gram wijnsteenzuur per liter, waardoor deze streek bij uitstek geschikt is voor de productie van mousserende wijnen.

De rode wijnen variëren van lichtgekleurd in het noorden van het gebied tot diepgekleurd in het zuiden.

De eerste schriftelijke stukken waarin melding wordt gemaakt van wijngaarden in de gebieden waar de huidige wijngaarden liggen, zijn ouder dan die waarin de naam van stad Huși voor het eerst opduikt. Een wet van Alexander de Goede uit 1415 vermeldt de grenzen van het oude wijnbouwgebied. Uit een ander document uit augustus 1436 blijkt dat er toen al wijnbouw werd bedreven in de gebieden Epureni, Pâhnești en Huși. Volgens documenten uit die tijd werden tussen 1600 en 1662 intensief wijnstokken aangeplant in de wijngaarden van Saca en Ochi en waren de wijnstokken van Huși van de lokale heer.

In oude optekeningen van buitenlandse reizigers naar het middeleeuwse Moldavië wordt gewag gemaakt van de uitstekende kwaliteit van wijnen uit Huși. Zo schreef Marco Bandinus in 1646: Huși, een oud plaatsje met Moldavische wijngaarden, produceert een heerlijke, aromatische wijn waar veel vraag naar is. De grote cartograaf Dimitrie Cantemir, geboren in het dorp Silișteni vlak bij Huși (het dorp is later naar hem vernoemd), schrijft in “Descriptio Moldaviae”: De beste wijn wordt in Cotnari gemaakt, daarna komt die van Huși.

9.   Andere essentiële voorwaarden (verpakking, etikettering, andere vereisten)

Vermeldingen op het etiket

Rechtskader:

Nationale wetgeving

Soort aanvullende voorwaarde:

Aanvullende etiketteringsbepalingen

Beschrijving van de voorwaarde:

De beschermde oorsprongsbenaming HUŞI mag naar de wens van de desbetreffende producent worden aangevuld met een van de volgende wijngaardnamen (uitsluitend van deze bedrijven afkomstige wijnen): DUDA-EPURENI, PĂDURENI, DEALUL LOHAN, DEALUL DOBRINA, DEALUL ŞARA, DEALUL OCHI, DEALUL GALBENA, DEALUL OGRADA, DEALUL PODGORIA, CERDACUL LUI VODĂ, DEALUL MĂNĂSTIRII, AVEREŞTI, PÎHNEŞTI, ARSURA, DEALUL DRAGALINA, DEALUL ROŞIORI, PODINA, ARMĂŞENI, DEALUL PRIBEASCA, BUNEŞTI, MOVILA LUI ANDREI, DEALUL CÂLCEA, COLINA MĂNĂSTIRII, LA SCHIT, DEALUL LUI MOȚOC.

Voorwaarden voor het in de handel brengen

Rechtskader:

Nationale wetgeving

Soort aanvullende voorwaarde:

Aanvullende etiketteringsbepalingen

Beschrijving van de voorwaarde:

De wijnen mogen op elke gewenste wijze worden geëtiketteerd. De enige voorwaarde is dat de verplichte informatie in hetzelfde gezichtsveld moet worden geplaatst. Een etiket en rugetiket zijn niet verplicht, het etiket mag een of meer componenten bevatten, elke gewenste vorm hebben, uit elk gewenst materiaal bestaan en op elke gewenste wijze worden gemaakt.

Op het etiket mag ook de wettelijk vastgelegde traditionele aanduiding worden vermeld voor de kwaliteit van de oogst als deze voortvloeit uit het suikergehalte op het moment van de oogst (edelrot).

Link naar het productdossier

https://www.onvpv.ro/sites/default/files/caiet_de_sarcini_doc_husi_modif_cf_cererii_1422_14.06.2019_no_track_changes_0.pdf


(1)  PB L 9 van 11.1.2019, blz. 2.


15.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 418/44


Bekendmaking van een aanvraag tot registratie van een naam overeenkomstig artikel 50, lid 2, punt a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

(2021/C 418/15)

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1) uiterlijk drie maanden na deze bekendmaking bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag.

ENIG DOCUMENT

“Figatelli de l’Ile de Beauté”/“Figatellu de l’Ile de Beauté”

EU-nr.: PGI-FR-02432 — 17 augustus 2018

BOB ( ) BGA (X)

1.   Naam/Namen

“Figatelli de l’Ile de Beauté”/“Figatellu de l’Ile de Beauté”

2.   Lidstaat of derde land

Frankrijk

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel

3.1.   Productcategorie

Categorie 1.2. Vleesproducten (verhit, gepekeld, gerookt enz.)

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is

“Figatelli de l’Ile de Beauté”/“Figatellu de l’Ile de Beauté” is een “U”-vormige kookworst van rauwe lever in natuurdarm. Op het snijvlak is een grofkorrelig vulsel te zien van grofgehakt varkensvlees en -vet en grofgehakte varkenslever.

Het rookproces geeft de worst een typische, van amber tot bruin variërende kleur, die niet noodzakelijk homogeen is.

Inwendig is de kleur bordeauxrood tot bruin, afgewisseld met wit.

Producten met een hoger levergehalte zijn veeleer zwart.

De worst heeft in eerste instantie een uitgesproken geur die een combinatie is van rook en peper, en vervolgens een geur van gedroogd vlees en lever.

De vastheid van de vleeskorrels enerzijds en de malsheid van de lever anderzijds zorgen voor een heterogene textuur in de mond. Het keelvet kan zowel mals als knapperig zijn. De worst wordt gekenmerkt door het juiste evenwicht tussen zout, gedroogd vlees, lever en vet, en door een zeer uitgesproken pepertoets, in combinatie met een lang aanhoudende rooksmaak, die de andere smaken evenwel niet maskeert.

Fysisch-chemische kenmerken

Vochtgehalte van het ontvette product (HPD): ≤ 75 %.

Vetten (bij een HPD van 75 %): ≤ 45 %.

Verhouding collageen/eiwitten: ≤ 22 %.

Totaal oplosbare suikers (bij een HPD van 75 %): ≤ 2 %.

De onderstaande tabel geeft een overzicht van lengte en gewicht:

Darm

Diameter van de darm

Lengte van het product

Drooggewicht

Dunne darm

28-42 mm

15 tot 30 cm

200 tot 500 g

> 30 cm

> 500 g

De worst wordt in zijn geheel of versneden verkocht.

De volledige worst heeft een “U” -vorm, waarvan de twee uiteinden zijn dichtgebonden of dichtgeklipt en vervolgens met een touwtje aan elkaar zijn vastgemaakt.

De plakken worden verkocht in folie, in vacuümverpakking of in verpakking onder beschermende atmosfeer.

3.3.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong) en grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)

De grondstoffen voor de vervaardiging van “Figatelli de l’Ile de Beauté”/“Figatellu de l’Ile de Beauté” zijn afkomstig van vleesvarkens of zeugen (maximaal 50 % van het gewicht van de grondstoffen) die aan de volgende criteria voldoen:

de dieren hebben geen allelen van het type Rn- en minder dan 3 % ervan is halothaangevoelig;

het rantsoen dat wordt toegediend tijdens de mestfase van de vleesvarkens en de dracht- of rustfase van de zeugen bevat minder dan 1,9 % linolzuur;

de zeugen krijgen minstens 15 dagen rust tussen het spenen van de biggen en de dag van de slacht;

de wachttijd tussen het lossen van de dieren in het slachthuis en het slachten bedraagt ten minste 2 uur;

bij vleesvarkens bedraagt het warm geslacht gewicht minstens 75 kg;

bij zeugen bedraagt het warm geslacht gewicht (zonder kop of uier) minstens 120 kg;

de eind-pH ligt tussen 5,50 en 6,20;

het vlees vertoont geen van de volgende uiterlijke gebreken: bloedvlekken, abcessen, fecaal vuil of transportbandolie, ernstige afwijkingen wat betreft kleur of consistentie;

het vet is wit en stevig;

het vlees is roze tot rood.

Als deelstukken worden de keel, de borst, afsnijdsels, de lever en het hart gebruikt. Deze deelstukken moeten naar behoren ontzwoerd zijn.

Het mengsel moet voor minstens 25 % uit kelen bestaan, aangezien het product daardoor zijn kenmerkende knapperigheid krijgt.

Daarnaast moet 30 tot 50 % van het mengsel bestaan uit lever.

De deelstukken worden vers of bevroren aangeleverd.

3.4.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden

Alle fasen van de productie van “Figatelli de l’Ile de Beauté”/“Figatellu de l’Ile de Beauté”, vanaf het hakken tot het drogen, moeten plaatsvinden in het geografische gebied.

3.5.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz. van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst

Nadat de worsten zijn versneden, moeten de plakken (die geen omhulsel meer hebben) worden verpakt; dat kan in folie, vacuüm of onder beschermende atmosfeer.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst

4.   Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied

Het geografische gebied van de beschermde geografische aanduiding “Figatelli de l’Ile de Beauté”/“Figatellu de l’Ile de Beauté” bestaat uit de twee departementen Corse-du-Sud en Haute-Corse.

5.   Verband met het geografische gebied

Het verband tussen het geografische gebied en “Figatelli de l’Ile de Beauté”/“Figatellu de l’Ile de Beauté” is hoofdzakelijk gebaseerd op traditionele knowhow en specifieke kenmerken.

“Ile de Beauté” is een gebruikelijke omschrijving waarmee wordt verwezen naar Corsica, een Franse administratieve regio en bergachtig eiland in de Middellandse Zee.

Corsica heeft een mediterraan klimaat, dat wordt gekenmerkt door warme, droge zomers en zachte, natte winters. Op Corsica overheersen twee winden: ’s nachts “a tramuntana”, die voor frisse nachten zorgt, en tijdens de dag “u maestrale”, waardoor het overdag droog is.

De bodem- en klimaatomstandigheden zijn over het algemeen zeer gunstig voor bossen. Corsica is dan ook een zeer bosrijk gebied, waar overal bijzonder veel loofbomen groeien, vooral kastanjebomen, eiken en beuken. Met een beboste oppervlakte van 401 817 ha heeft Corsica een gemiddeld bebossingspercentage van 46 %, ruim boven het nationale gemiddelde (26,9 %). De eik is de voornaamste loofboom, meer bepaald de steeneik, die 22 % van het bosareaal van het eiland beslaat. Kurkeik komt voornamelijk in het centrum en het zuiden voor en vormt ongeveer 15 % van het bosareaal. Het maquis, dat een oppervlakte van meer dan 200 000 hectare beslaat, vormt vaak een echt bosbestand, dat tot vijf of zes meter hoog kan worden. De beuk groeit vanaf een hoogte van 1 000 m en de kastanjeboom is bijzonder goed aan de natuurlijke omgeving van Corsica aangepast, aangezien hij overal op het eiland te vinden is. Er groeien kastanjebomen vanaf zeeniveau tot op een hoogte van 1 200 meter.

Als eilandbewoners hebben de inwoners van Corsica voor de productie van vleeswaren knowhow ontwikkeld die aangepast is aan de klimatologische omstandigheden en de grote bosrijkdom van hun eiland.

Het droge, winderige klimaat van Corsica was immers bevorderlijk voor de ontwikkeling van droogzouten als conserveringsmethode voor varkensvlees. In Noord-Frankrijk daarentegen zijn gekookte vleeswaren gebruikelijk.

“Figatelli de l’Ile de Beauté”/“Figatellu de l’Ile de Beauté” wordt geproduceerd volgens een van de oudste conserveringsmethoden voor varkensvlees, die overal op Corsica wordt toegepast. Het product wordt kort na het slachten van het varken geconsumeerd. Droogzouten is dan ook altijd een belangrijk element geweest van de voeding op Corsica, en bijgevolg ook van de cultuur van het eiland.

Voor de productie van “Figatelli de l’Ile de Beauté”/“Figatellu de l’Ile de Beauté” worden de deelstukken grof gehakt, zoals het traditioneel gebeurde met een mes.

De stukken worden vervolgens met fijn zout gemengd. Het mengsel kan op smaak worden gebracht met wijn of kruiden.

Door de hoge temperaturen tijdens een groot deel van het jaar moest de techniek voor het zouten worden aangepast: na verloop van tijd is gestart met het gebruik van zwarte peper in hoge concentraties (tussen 2 en 6 g/kg). Zwarte peper, oorspronkelijk gebruikt als natuurlijk insectenwerend middel, is mettertijd een van de belangrijkste kenmerken geworden van “Figatelli de l’Ile de Beauté”/“Figatellu de l’Ile de Beauté”.

Het roken gebeurt met behulp van lokaal loofhout, in tegenstelling tot andere producties die meer gericht zijn op naaldhout. Meestal wordt hout gebruikt dat ruim beschikbaar is in de eigen buurt: eik, kastanje, beuk, aardbeiboom en bruyère. Dit is een traditionele techniek die in het verleden op grote schaal werd toegepast en verband hield met de kastanjeteelt, die een belangrijke rol speelde in de landbouw op het eiland. Voor het roken van vleeswaren is altijd hout gebruikt van lokale loofbomen. Loofbomen komen immers op het hele eiland voor en loofhout is vuurvaster en geeft bij verbranding veel minder residuen af dan naaldhout. Dit zorgt voor een verfijnd rookproces. Er treedt geen smaakverzadiging op, wat bij naaldhout wel het geval kan zijn. Het is een “licht” rookproces. Voorts maakt dit het mogelijk de vleeswaren te bewaren en ook aan de buitenkant een insectenwerende bescherming aan te brengen. Roken is vooral kenmerkend voor culturen in gebieden met een overwegend Germaanse bevolking. Deze praktijk, die in heel Corsica wordt toegepast, is dan ook kenmerkend aangezien zij zeer weinig voorkomt in het Middellandse Zeegebied.

Tot slot komt de fase van het drogen via aanvoer van buitenlucht. In deze fase komen de organoleptische kenmerken van het product tot volle ontwikkeling.

“Figatelli de l’Ile de Beauté”/“Figatellu de l’Ile de Beauté”, een essentieel product van Corsica, is het resultaat van knowhow die een afspiegeling is van het eiland, zijn cultuur en zijn gewoonten. De worst onderscheidt zich door specifieke fabricagetechnieken die van generatie op generatie worden overgedragen. Aan deze knowhow heeft hij de volgende kenmerken te danken:

een typische kleur die varieert van amber tot bruin en niet homogeen is. De worst is des te zwarter naarmate het levergehalte hoger is;

een uitgesproken geur die een combinatie is van rook en peper, gevolgd door een geur van gedroogd vlees en lever;

een heterogene textuur als gevolg van de vastheid van de vleeskorrels enerzijds en de malsheid van de lever anderzijds. Het keelvet kan zowel mals als knapperig zijn;

een juist evenwicht tussen zout, gedroogd vlees en vet;

een uitgesproken pepertoets die de smaakpapillen verder triggert en de aldus versterkte smaken langer doet aanhouden;

een levergeur als tweede overheersende geur;

een lang aanhoudende rooksmaak, die de andere smaken evenwel niet maskeert.

De specifieke knowhow die bij de productie van “Figatelli de l’Ile de Beauté”/“Figatellu de l’Ile de Beauté” wordt toegepast, heeft zich ontwikkeld vanuit traditionele technieken zoals het grof hakken van de deelstukken, en houdt verband met het klimaat en de natuurlijke hulpbronnen van het eiland: het gebruik van een grote hoeveelheid zwarte peper, het roken met lokaal loofhout en het drogen via aanvoer van buitenlucht zijn bijzonder geschikt voor het droge, winderige klimaat en zijn prima aangepast aan de insulaire ligging en de grote aanwezigheid van bossen.

Door het grof hakken van de deelstukken is de textuur heterogeen. Doordat zowel kelen als levers worden gebruikt, is het product tegelijk knapperig en mals, wat zeer kenmerkend is. De lever en de aanwezige kruiden zorgen voor een complex en krachtig geurbouquet.

De grote hoeveelheid zwarte peper geeft het product een uitgesproken pepertoets, die typisch is voor “Figatelli de l’Ile de Beauté”/“Figatellu de l’Ile de Beauté”.

Roken met plaatselijk loofhout (kastanje, eik, beuk enz.) biedt zeer complexe geurnuances (een lang aanhoudende rooksmaak), wat ook een zeer belangrijk kenmerk van “Figatelli de l’Ile de Beauté”/“Figatellu de l’Ile de Beauté” is. Het zorgt ook voor de uitgesproken rookgeur en de typische amberkleur van het product.

Het drogen met aanvoer van buitenlucht in de droogkamer maakt het mogelijk het product te stabiliseren en te bewaren en draagt bij aan de ontwikkeling van de organoleptische kenmerken ervan (juist evenwicht tussen zout, gedroogd vlees en vet).

De insulariteit heeft de overdracht van deze knowhow van generatie op generatie in de hand gewerkt en heeft het mogelijk gemaakt de kenmerken van “Figatelli de l’Ile de Beauté”/“Figatellu de l’Ile de Beauté” te behouden.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier

(Artikel 6, lid 1, tweede alinea, van de onderhavige verordening)

https://extranet.inao.gouv.fr/fichier/CDC-FigatelliIdB-RepCOM2.pdf


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.