|
ISSN 1977-0995 |
||
|
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 415 |
|
|
||
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Mededelingen en bekendmakingen |
64e jaargang |
|
Inhoud |
Bladzijde |
|
|
|
||
|
|
EUROPEES PARLEMENT
|
|
|
I Resoluties, aanbevelingen en adviezen |
|
|
|
RESOLUTIES |
|
|
|
Europees Parlement |
|
|
|
Woensdag, 11 november 2020 |
|
|
2021/C 415/01 |
||
|
2021/C 415/02 |
||
|
2021/C 415/03 |
||
|
|
Vrijdag, 13 november 2020 |
|
|
2021/C 415/04 |
||
|
2021/C 415/05 |
|
|
III Voorbereidende handelingen |
|
|
|
Europees Parlement |
|
|
|
Woensdag, 11 november 2020 |
|
|
2021/C 415/06 |
||
|
2021/C 415/07 |
||
|
2021/C 415/08 |
||
|
2021/C 415/09 |
||
|
2021/C 415/10 |
||
|
2021/C 415/11 |
||
|
2021/C 415/12 |
||
|
2021/C 415/13 |
||
|
2021/C 415/14 |
||
|
|
Donderdag, 12 november 2020 |
|
|
2021/C 415/15 |
||
|
2021/C 415/16 |
||
|
|
Vrijdag, 13 november 2020 |
|
|
2021/C 415/17 |
||
|
2021/C 415/18 |
|
Verklaring van de gebruikte tekens
(De aangeduide procedure is gebaseerd op de in de ontwerptekst voorgestelde rechtsgrond) Amendementen van het Parlement: Nieuwe tekstdelen worden in vet cursief aangegeven. Geschrapte tekstdelen worden aangegeven met het symbool ▌of worden doorgestreept. Waar tekstdelen worden vervangen, wordt de nieuwe tekst in vet cursief aangegeven, terwijl de vervangen tekst wordt geschrapt of doorgestreept. |
|
NL |
|
|
13.10.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 415/1 |
EUROPEES PARLEMENT
ZITTING 2020-2021
Vergaderingen van 11 t/m 13 november 2020
AANGENOMEN TEKSTEN
I Resoluties, aanbevelingen en adviezen
RESOLUTIES
Europees Parlement
Woensdag, 11 november 2020
|
13.10.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 415/2 |
P9_TA(2020)0291
Genetisch gemodificeerde mais MON 87427 × MON 89034 × MIR162 × NK603 en genetisch gemodificeerde maissoorten die bestaan uit een combinatie van twee of drie van de transformatiestappen MON 87427, MON 89034, MIR162 en NK603
Resolutie van het Europees Parlement van 11 november 2020 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais MON 87427 × MON 89034 × MIR162 × NK603 en genetisch gemodificeerde maissoorten die bestaan uit een combinatie van twee of drie van de transformatiestappen MON 87427, MON 89034, MIR162 en NK603, en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1111 van de Commissie, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (D068777/01 – 2020/2836(RSP))
(2021/C 415/01)
Het Europees Parlement,
|
— |
gezien het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais MON 87427 × MON 89034 × MIR162 × NK603 en genetisch gemodificeerde maissoorten die bestaan uit een combinatie van twee of drie van de transformatiestappen MON 87427, MON 89034, MIR162 en NK603, en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1111 van de Commissie, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (D068777/01, |
|
— |
gezien Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (1), en met name artikel 7, lid 3, en artikel 19, lid 3, |
|
— |
gezien de stemming van 15 september 2020 in het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid als bedoeld in artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1829/2003, die geen advies heeft opgeleverd, |
|
— |
gezien de artikelen 11 en 13 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (2), |
|
— |
gezien het advies dat op 22 mei 2019 door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) werd goedgekeurd en op 8 juli 2019 werd gepubliceerd (3), |
|
— |
gezien zijn eerdere resoluties waarin het bezwaar maakt tegen de verlening van vergunningen voor genetisch gemodificeerde organismen (“ggo’s”) (4), |
|
— |
gezien artikel 112, leden 2 en 3, van zijn Reglement, |
|
— |
gezien de ontwerpresolutie van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, |
|
A. |
overwegende dat Monsanto Europe S.A./N.V. op 15 februari 2016 namens Monsanto company, United States bij de nationale bevoegde instantie van Nederland een aanvraag heeft ingediend voor het in de handel brengen van levensmiddelen, levensmiddeleningrediënten en diervoeders die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais MON 87427 × MON 89034 × MIR162 × NK603 (“genetisch gemodificeerde mais met meerdere transformatiestappen”), overeenkomstig de artikelen 5 en 17 van Verordening (EG) nr. 1829/2003; overwegende dat de aanvraag ook betrekking had op het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit de genetisch gemodificeerde mais met meerdere transformatiestappen voor andere toepassingen dan als levensmiddel of als diervoeder, met uitzondering van de teelt; overwegende dat de aanvraag daarnaast betrekking had op het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met tien subcombinaties van de afzonderlijke transformatiestappen waaruit de genetisch gemodificeerde mais met meerdere transformatiestappen bestaat; |
|
B. |
overwegende dat de genetisch gemodificeerde mais met meerdere transformatiestappen is afgeleid van de kruising van vier genetisch gemodificeerde maislijnen (MON 87427, MON 89034, MIR162 en NK603), tolerantie oplevert voor glyfosaatbevattende herbiciden en drie insectendodende eiwitten produceert (Cry1A.105, Cry2Ab2 en Vip3Aa20, ook wel bekend als “Bt-eiwitten” of “Cry”-eiwitten), die giftig zijn voor bepaalde larven van schubvleugeligen (vlinders en motten) (5); |
|
C. |
overwegende dat eerdere beoordelingen van de vier afzonderlijke transformatiestappen en vier van de subcombinaties van de genetisch gemodificeerde mais met meerdere transformatiestappen, waarvoor reeds een vergunning is verleend, werden gebruikt als basis voor de beoordeling van de in vier transformatiestappen genetisch gemodificeerde mais en de overige zes subcombinaties (6); |
|
D. |
overwegende dat de EFSA op 22 mei 2019 een gunstig advies uitbracht met betrekking tot deze aanvraag, dat op 8 juli 2019 werd gepubliceerd; |
|
E. |
overwegende dat in Verordening (EG) nr. 1829/2003 is bepaald dat genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders geen negatieve effecten mogen hebben op de menselijke gezondheid, de diergezondheid of het milieu, en wordt vereist dat de Commissie bij het opstellen van haar besluit alle desbetreffende bepalingen van het Unierecht en andere ter zake dienende factoren in aanmerking neemt; |
Opmerkingen van de lidstaten en aanvullende punten
|
F. |
overwegende dat de lidstaten gedurende de raadplegingsperiode van drie maanden tal van kritische opmerkingen hebben ingediend bij de EFSA (7); overwegende dat deze kritische opmerkingen zorgen omvatten dat geen analyse is uitgevoerd met betrekking tot glyfosaatresiduen of glyfosaatmetabolieten op de genetisch gemodificeerde mais met meerdere transformatiestappen, dat er geen tests zijn uitgevoerd van de mogelijke synergetische of antagonistische effecten van de Cry-eiwitten en het Vip-eiwit en van de herbicideresiduen, dat vragen over de veiligheid van genetisch gemodificeerde mais en afgeleide levensmiddelen en diervoeders niet zijn beantwoord, dat de mogelijke reproductieve of ontwikkelingseffecten van de levensmiddelen of diervoeders op de lange termijn niet zijn beoordeeld en dat de veiligheid van de genetisch gemodificeerde mais met meerdere transformatiestappen niet volledig kan worden beoordeeld als gevolg van ontbrekende informatie; |
|
G. |
overwegende dat bij een onafhankelijke wetenschappelijke analyse onder meer is geconcludeerd dat geen definitieve conclusie kan worden getrokken met betrekking tot de veiligheid van de genetisch gemodificeerde mais met meerdere transformatiestappen, dat de toxicologische beoordeling en de milieurisicobeoordeling onaanvaardbaar zijn en dat de risicobeoordeling niet voldoet aan de vereisten voor de beoordeling van de risico’s voor het immuunsysteem (8); |
|
H. |
overwegende dat de aanvrager geen experimentele gegevens heeft verstrekt voor de zes momenteel niet toegestane subcombinaties van de genetisch gemodificeerde mais met meerdere transformatiestappen; |
Gebrek aan een passende beoordeling van residuen van herbiciden, metabolieten en cocktaileffecten
|
I. |
overwegende dat in meerdere studies is aangetoond dat de teelt van herbicidetolerante genetisch gemodificeerde gewassen een toename van het gebruik van “complementaire” herbiciden in de hand werkt, voornamelijk vanwege het ontstaan van herbicidetolerant onkruid (9); overwegende dat er bijgevolg van moet worden uitgegaan dat de genetisch gemodificeerde mais met meerdere transformatiestappen zal worden blootgesteld aan zowel hogere als herhaalde doses glyfosaat, met als gevolg dat een grotere hoeveelheid residuen aanwezig kan zijn in de oogst; overwegende dat de genetisch gemodificeerde mais met meerdere transformatiestappen drie glyfosaattolerante eiwitten tot expressie brengt, waardoor deze mais nog toleranter wordt tegenover hogere doses en herhaaldelijke besproeiing; |
|
J. |
overwegende dat er nog altijd onduidelijkheid bestaat over de kankerverwekkende eigenschappen van glyfosaat; overwegende dat de EFSA in november 2015 tot de conclusie is gekomen dat het onwaarschijnlijk is dat deze stof kankerverwekkend is, en dat het Europees Agentschap voor chemische stoffen in maart 2017 heeft geconcludeerd dat het niet gerechtvaardigd is de stof als zodanig in te delen; overwegende dat het Internationaal Agentschap voor kankeronderzoek, het gespecialiseerde kankeragentschap van de Wereldgezondheidsorganisatie, daarentegen glyfosaat in 2015 heeft ingedeeld als waarschijnlijk kankerverwekkend voor de mens; |
|
K. |
overwegende dat het EFSA-panel voor genetisch gemodificeerde organismen (EFSA-panel voor ggo’s) in zijn wetenschappelijk advies van 22 mei 2019 verklaart dat de beoordeling van herbicideresiduen in herbicidetolerante maisgewassen die relevant zijn voor deze aanvraag zijn onderzocht door de eenheid Pesticiden van de EFSA (10); overwegende dat de gegevens over glyfosaatresiduen op genetisch gemodificeerde mais met EPSPS-modificaties (11) volgens een advies van de eenheid Pesticiden van de EFSA echter ontoereikend zijn om de maximale niveaus van residuen en de risicobeoordelingswaarden af te leiden (12); |
|
L. |
overwegende dat er, wederom volgens de eenheid Pesticiden van de EFSA, geen toxicologische gegevens beschikbaar zijn op grond waarvan een beoordeling van de risico’s voor de consument kan worden uitgevoerd voor diverse afbraakproducten van glyfosaat die relevant zijn voor glyfosaattolerante genetisch gemodificeerde gewassen (13); |
|
M. |
overwegende dat de beoordeling van residuen van herbiciden en afbraakproducten van herbiciden in genetisch gemodificeerde gewassen en de mogelijke interactie hiervan met Bt-eiwitten wordt beschouwd als een kwestie die niet binnen de bevoegdheid van het EFSA-panel voor ggo’s valt en daarom geen deel uitmaakt van de vergunningsprocedure voor ggo’s; overwegende dat dit problematisch is, aangezien de genetische modificatie zelf bepalend kan zijn voor de manier waarop complementaire herbiciden door de genetisch gemodificeerde plant worden afgebroken en voor de samenstelling en dus de toxiciteit van de afbraakproducten (metabolieten) (14); |
Bt-eiwitten
|
N. |
overwegende dat uit een aantal studies blijkt dat bijwerkingen zijn geconstateerd, namelijk dat blootstelling aan Bt-eiwitten een effect kan hebben op het immuunsysteem en dat sommige Bt-eiwitten wellicht adjuvans-eigenschappen hebben (15), hetgeen betekent dat zij de allergene eigenschappen van andere eiwitten waarmee ze in contact komen, kunnen verhogen; |
|
O. |
overwegende dat in een minderheidsstandpunt dat een lid van het EFSA-panel voor ggo’s heeft geformuleerd in het kader van de beoordeling van een andere genetisch gemodificeerde mais met meerdere transformatiestappen en de subcombinaties ervan, is opgemerkt dat weliswaar nooit onbedoelde effecten op het immuunsysteem zijn vastgesteld in een toepassing waarbij Bt-eiwitten worden uitgedrukt, maar dat deze niet konden worden waargenomen door de toxicologische studies die momenteel worden aanbevolen en uitgevoerd voor de veiligheidsbeoordeling van genetisch gemodificeerde gewassen bij de EFSA, omdat geen passende tests voor dit doel worden uitgevoerd (16); |
|
P. |
overwegende dat niet kan worden geconcludeerd dat de consumptie van genetisch gemodificeerde mais met meerdere transformatiestappen of subcombinaties daarvan veilig is voor de gezondheid van mensen en dieren; |
|
Q. |
overwegende dat uit een recente studie is gebleken dat een snelle toename van het behandelen van zaden met neonicotinoïden in de Verenigde Staten verband houdt met een toename van de aanplanting van genetisch gemodificeerde Bt-mais (17); overwegende dat de Unie het gebruik van drie neonicotinoïden in open lucht heeft verboden, inclusief als zaadomhulsel, wegens de impact ervan op bijen en andere bestuivers (18); |
Ondemocratische besluitvorming
|
R. |
overwegende dat de stemming van 15 september 2020 in het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid als bedoeld in artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 geen advies heeft opgeleverd, wat betekent dat er voor het verlenen van een vergunning geen gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten werd gevonden; |
|
S. |
overwegende dat de Commissie inziet dat het problematisch is dat vergunningsbesluiten voor ggo’s nog altijd door de Commissie worden goedgekeurd zonder de steun van een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten, hetgeen voor productvergunningen als geheel uitzonderlijk is, maar voor de besluitvorming inzake vergunningen voor genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders de norm is geworden; |
|
T. |
overwegende dat het Parlement tijdens zijn achtste zittingsperiode in totaal 36 resoluties heeft aangenomen waarin bezwaar wordt gemaakt tegen het op de markt brengen van ggo’s voor gebruik als levensmiddelen en diervoeders (33 resoluties) en tegen de teelt van ggo’s in de Unie (3 resoluties); overwegende dat het Parlement tijdens zijn negende zittingsperiode tot op heden acht resoluties heeft aangenomen waarin bezwaar wordt gemaakt tegen deze kwesties; overwegende dat er voor geen van deze ggo’s een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten werd gevonden voor het verlenen van een vergunning; overwegende dat de Commissie zich bewust is van de democratische tekortkomingen, het gebrek aan steun van de lidstaten en de bezwaren van het Parlement, maar evenwel vergunningen blijft verlenen voor ggo’s; |
|
U. |
overwegende dat de Commissie krachtens Verordening (EU) nr. 182/2011 kan besluiten geen vergunning te verlenen voor een ggo wanneer in het comité van beroep geen steun van een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten is gevonden (19); overwegende dat in dit opzicht geen wetswijziging nodig is; |
|
1. |
is van mening dat het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie de in Verordening (EG) nr. 1829/2003 bedoelde uitvoeringsbevoegdheden overschrijdt; |
|
2. |
is van mening dat het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie niet in overeenstemming is met het recht van de Unie, aangezien het niet verenigbaar is met het doel van Verordening (EG) nr. 1829/2003 om overeenkomstig de algemene beginselen die in Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (20) zijn vastgesteld de basis te leggen voor de waarborging van een hoog beschermingsniveau voor het leven en de gezondheid van de mens, de gezondheid en het welzijn van dieren, het milieu en de belangen van de consument, met betrekking tot genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders, waarbij de goede werking van de interne markt wordt gewaarborgd; |
|
3. |
verzoekt de Commissie haar ontwerp van uitvoeringsbesluit in te trekken; |
|
4. |
s ingenomen met het feit dat de Commissie, in een schrijven van 11 september 2020 aan de leden van het Parlement, eindelijk de noodzaak erkende rekening te houden met duurzaamheid wat betreft vergunningsbesluiten voor ggo’s (21); is echter zeer teleurgesteld dat de Commissie op 28 september 2020 de invoer van een andere genetisch gemodificeerde sojaboon toestond (22), ondanks bezwaren van het Parlement en een meerderheid van lidstaten; |
|
5. |
roept de Commissie op met de grootste spoed vooruitgang te boeken wat betreft de ontwikkeling van duurzaamheidscriteria, met volledige betrokkenheid van het Parlement; verzoekt de Commissie informatie te verstrekken over hoe en wanneer dit proces zal worden doorlopen; |
|
6. |
dringt er nogmaals bij de Commissie op aan rekening te houden met de verplichtingen van de Unie krachtens internationale overeenkomsten, zoals de Overeenkomst van Parijs, het VN-Verdrag inzake biologische diversiteit en de duurzameontwikkelingsdoelen van de VN; |
|
7. |
herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om geen vergunningen meer te verlenen voor ggo’s, of ze nu voor teelt of voor gebruik als levensmiddel en diervoeder zijn bedoeld, indien de lidstaten geen advies in het comité van beroep overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) nr. 182/2011 hebben uitgebracht; |
|
8. |
herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om geen vergunningen meer te verlenen voor herbicidetolerante genetisch gemodificeerde gewassen tot uitgebreid en per geval is onderzocht welke gezondheidsrisico’s de residuen met zich meebrengen, hetgeen een volledige beoordeling inhoudt van de residuen afkomstig van besproeiing van zulke genetisch gemodificeerde gewassen met complementaire herbiciden en een beoordeling van de afbraakproducten van herbiciden en eventuele combinatorische effecten; |
|
9. |
herhaalt zijn verzoek aan de Commissie de risicobeoordeling van de toepassing van complementaire herbiciden en de residuen daarvan volledig op te nemen in de risicobeoordeling van herbicidetolerante genetisch gemodificeerde gewassen, ongeacht of het genetisch gemodificeerde gewas bestemd is voor teelt in de Unie of bedoeld is voor de invoer in de Unie voor gebruik als levensmiddel en diervoeder; |
|
10. |
herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om geen enkele vergunning te verlenen voor subcombinaties van genetische modificaties met meerdere transformatiestappen, tenzij de subcombinaties grondig zijn geëvalueerd door de EFSA op basis van door de aanvrager ingediende volledige gegevens; |
|
11. |
is meer bepaald van mening dat de goedkeuring van variëteiten waarvoor geen veiligheidsgegevens zijn verstrekt of die nog niet zijn getest of zelfs gecreëerd, in strijd is met de beginselen van de algemene levensmiddelenwetgeving, zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr. 178/2002; |
|
12. |
herhaalt zijn verzoek aan de EFSA om verder te gaan met de ontwikkeling en systematisch gebruik te maken van methoden om de onbedoelde gevolgen van genetische modificaties met meerdere transformatiestappen te identificeren, onder meer wat de adjuvans-eigenschappen van Bt-toxinen betreft; |
|
13. |
verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten. |
(1) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1.
(2) PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.
(3) Wetenschappelijk advies van het EFSA-panel voor genetisch gemodificeerde organismen, getiteld “Assessment of genetically modified maize MON 87427 × MON 89034 × MIR162 × NK603 and subcombinations, for food and feed uses, under Regulation (EC) No 1829/2003 (application EFSA-GMO-NL-2016-131)”, EFSA Journal 2019; 17(7):5734, https://doi.org/10.2903/j.efsa.2019.5734
(4) Tijdens de achtste zittingsperiode nam het Parlement 36 resoluties aan waarin bezwaar werd gemaakt tegen het verlenen van vergunningen voor ggo’s. Bovendien heeft het Parlement tijdens de negende zittingsperiode de volgende resoluties aangenomen:
|
— |
resolutie van het Europees Parlement van 10 oktober 2019 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerde mais MZHG0JG (SYN-ØØØJG-2), overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (Aangenomen teksten, P9_TA(2019)0028); |
|
— |
resolutie van het Europees Parlement van 10 oktober 2019 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlenging van de vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde sojabonen A2704-12 (ACS-GMØØ5-3) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (Aangenomen teksten, P9_TA(2019)0029); |
|
— |
resolutie van het Europees Parlement van 10 oktober 2019 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais MON 89034 × 1507 × MON 88017 × 59122 × DAS-40278-9, en genetisch gemodificeerde maissoorten die bestaan uit een combinatie van twee, drie of vier van de transformatiestappen MON 89034, 1507, MON 88017, 59122 en DAS-40278-9, ingevolge Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (Aangenomen teksten, P9_TA(2019)0030); |
|
— |
resolutie van het Europees Parlement van 14 november 2019 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlenging van de vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerd katoen LLCotton25 (ACS-GHØØ1-3) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (Aangenomen teksten, P9_TA(2019)0054); |
|
— |
resolutie van het Europees Parlement van 14 november 2019 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlenging van de vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde sojabonen MON 89788 (MON-89788-1) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (Aangenomen teksten, P9_TA(2019)0055); |
|
— |
resolutie van het Europees Parlement van 14 november 2019 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerde mais MON 89034 × 1507 × NK603 × DAS-40278-9 en subcombinaties MON 89034 × NK603 × DAS-40278-9, 1507 × NK603 × DAS-40278-9 en NK603 × DAS-40278-9 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (Aangenomen teksten, P9_TA(2019)0056); |
|
— |
resolutie van het Europees Parlement van 14 november 2019 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerde mais Bt11 × MIR162 × MIR604 × 1507 × 5307 × GA21 en genetisch gemodificeerde maissoorten die bestaan uit een combinatie van twee, drie, vier of vijf van de “events” Bt11, MIR162, MIR604, 1507, 5307 en GA21, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (Aangenomen teksten, P9_TA(2019)0057); |
|
— |
resolutie van het Europees Parlement van 14 mei 2020 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerde soja MON 87708 × MON 89788 × A5547-127, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0069). |
(5) Advies van de EFSA, blz. 11.
(6) Idem, blz. 3.
(7) Opmerkingen van de lidstaten: http://registerofquestions.efsa.europa.eu/roqFrontend/questionLoader?question=EFSA-Q-2016-00148
(8) Opmerkingen van Testbiotech over de beoordeling van de EFSA van genetisch gemodificeerde mais MON 87427 x MON 89034 x MIR162 x NK603 en subcombinaties hiervan, augustus 2019 https://www.testbiotech.org/en/content/testbiotech-comment-efsa-assessment-genetically-engineered-maize-mon87427xmon89034xMIR162xNK603
(9) Zie bijvoorbeeld Bonny, S., “Genetically Modified Herbicide-Tolerant Crops, Weeds, and Herbicides: Overview and Impact”, Environmental Management, januari 2016, 57(1), blz. 31-48, https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/26296738; Benbrook, C.M., “Impacts of genetically engineered crops on pesticide use in the U.S. — the first sixteen years”, Environmental Sciences Europe 24, 24 (2012), https://enveurope.springeropen.com/articles/10.1186/2190-4715-24-24; Schütte, G., Eckerstorfer, M., Rastelli, V. et al., “Herbicide resistance and biodiversity: agronomic and environmental aspects of genetically modified herbicide-resistant plants”, Environmental Sciences Europe 29, 5 (2017), https://link.springer.com/article/10.1186/s12302-016-0100-y
(10) Advies van de EFSA, blz. 9.
(11) De genetisch gemodificeerde mais met meerdere transformatiestappen bevat een EPSPS-modificatie.
(12) EFSA, “Review of the Existing Maximum Residue Levels for Glyphosate according to Article 12 of Regulation (EC) No 396/2005 — Revised Version to Take into Account Omitted Data”, EFSA Journal 2019; 17(10):5862, blz. 4, https://www.efsa.europa.eu/en/efsajournal/pub/5862
(13) Conclusie van de EFSA over de intercollegiale toetsing van de pesticiderisicobeoordeling van de werkzame stof glyfosaat, EFSA Journal, 2015; 13(11):4302, blz. 3, https://www.efsa.europa.eu/en/efsajournal/pub/4302
(14) Dit is inderdaad het geval voor glyfosaat, zoals vermeld in EFSA, “Review of the Existing Maximum Residue Levels for Glyphosate according to Article 12 of Regulation (EC) No 396/2005”, EFSA Journal 2018; 16(5):5263, blz. 12, https://www.efsa.europa.eu/fr/efsajournal/pub/5263
(15) Zie voor een overzicht Rubio Infante, N., Moreno-Fierros, L.: “An overview of the safety and biological effects of Bacillus thuringiensis Cry toxins in mammals”, Journal of Applied Toxicology, mei 2016, 36(5), blz. 630-648, http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1002/jat.3252/full
(16) Aanvraag EFSA-GMO-DE-2010-86 (mais Bt11 x MIR162 x 1507 x GA21 en drie subcombinaties ongeacht hun oorsprong), minderheidsstandpunt van J.M. Wal, lid van het EFSA-panel voor ggo’s, EFSA Journal 2018; 16(7):5309, blz. 34, https://efsa.onlinelibrary.wiley.com/doi/epdf/10.2903/j.efsa.2018.5309
(17) Douglas, M.R., Tooker, J.F., “Large-Scale Deployment of Seed Treatments Has Driven Rapid Increase in Use of Neonicotinoid Insecticides and Preemptive Pest Management in U.S. Field Crops”, Environmental Science and Technology 2015, 49, 8, 5088-5097, https://pubs.acs.org/doi/10.1021/es506141g
(18) Neonicotinoïden, https://ec.europa.eu/food/plant/pesticides/approval_active_substances/approval_renewal/neonicotinoids_en
(19) Overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) nr. 182/2011 “kan” de Commissie de vergunning alsnog verlenen indien in het comité van beroep geen steun van een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten is gevonden. Zij hoeft dit niet te doen.
(20) Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).
(21) https://tillymetz.lu/wp-content/uploads/2020/09/Co-signed-letter-MEP-Metz.pdf
(22) MON 87708 × MON 89788 × A5547-127, https://webgate.ec.europa.eu/dyna/gm_register/gm_register_auth.cfm?pr_id=100
|
13.10.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 415/8 |
P9_TA(2020)0292
Genetisch gemodificeerde sojabonen SYHT0H2 (SYN-ØØØH2-5)
Resolutie van het Europees Parlement van 11 november 2020 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde sojabonen SYHT0H2 (SYN-ØØØH2-5), overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (D068779/01 – 2020/2838(RSP))
(2021/C 415/02)
Het Europees Parlement,
|
— |
gezien het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde sojabonen SYHT0H2 (SYN-ØØØH2-5), overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (D068779/01, |
|
— |
gezien Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (1), en met name artikel 7, lid 3, en artikel 19, lid 3, |
|
— |
gezien de stemming van 15 september 2020 in het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid als bedoeld in artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1829/2003, die geen advies heeft opgeleverd, |
|
— |
gezien de artikelen 11 en 13 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (2), |
|
— |
gezien het advies dat op 28 november 2019 door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) werd goedgekeurd en op 20 januari 2020 werd gepubliceerd (3), |
|
— |
gezien zijn vorige resoluties waarin bezwaar werd gemaakt tegen het verlenen van vergunningen voor genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) (4), |
|
— |
gezien artikel 112, leden 2 en 3, van zijn Reglement, |
|
— |
gezien de ontwerpresolutie van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, |
|
A. |
overwegende dat Syngenta Crop Protection AG op 8 augustus 2012, via het hieraan gelieerde bedrijf Syngenta Crop Protection NV/SA, een aanvraag heeft ingediend bij de nationale bevoegde autoriteit van Duitsland overeenkomstig de artikelen 5 en 17 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 (hierna: de “aanvraag”); overwegende dat de aanvraag betrekking had op het in de handel brengen van levensmiddelen, levensmiddeleningrediënten en diervoeders die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde sojabonen (Glycine max (L.) Merr.) SYHT0H2; overwegende dat de aanvraag ook betrekking had op het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit de genetisch gemodificeerde sojabonen SYHT0H2 voor andere toepassingen dan als levensmiddel of als diervoeder, met uitzondering van de teelt; |
|
B. |
overwegende dat de EFSA op 28 november 2019 een gunstig advies uitbracht met betrekking tot deze aanvraag, dat op 20 januari 2020 werd gepubliceerd; |
|
C. |
overwegende dat de genetisch gemodificeerde sojabonen SYHT0H2 zijn ontwikkeld om tolerantie te bieden tegen glufosinaatammonium, tegen mesotrione — een werkzame stof van onkruidbestrijdingsmiddelen –, en tegen andere p-hydroxyfenylpyruvaat hydroxylase (HPPD)-remmende herbiciden (5); |
Gebrekkige beoordeling van residuen van complementaire herbiciden
|
D. |
overwegende dat is aangetoond dat de teelt van herbicidetolerante genetisch gemodificeerde gewassen een toename van het gebruik van herbiciden in de hand werkt, voornamelijk vanwege het ontstaan van herbicidetolerant onkruid (6); overwegende dat er bijgevolg van moet worden uitgegaan dat de genetisch gemodificeerde sojabonen SYHT0H2 herhaaldelijk aan hogere doses complementaire herbiciden (glufosinaat en HPPD-remmende herbiciden) zullen worden blootgesteld, waardoor er mogelijk meer residuen zullen achterblijven in de oogst; |
|
E. |
overwegende dat glufosinaat is ingedeeld als giftig voor de voortplanting (categorie 1B) en derhalve onder de uitsluitingscriteria van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad valt (7); overwegende dat de goedkeuring van glufosinaat voor gebruik in de Unie op 31 juli 2018 is verstreken (8); |
|
F. |
overwegende dat volgens de EFSA de HPPD-remmende herbicide mesotrione hormoonontregelende eigenschappen zou kunnen hebben, terwijl het genotoxische potentieel van AMBA, een afbraakproduct van mesotrione, niet kon worden uitgesloten (9); |
|
G. |
overwegende dat alleen glufosinaat en mesotrione als complementaire herbiciden werden beschouwd met het oog op de risicobeoordeling; overwegende echter dat HPPD-remmende herbiciden een scala aan herbiciden omvatten, waaronder isoxaflutool, die daarom in grote hoeveelheden voor deze genetisch gemodificeerde sojabonen mogen worden gebruikt; overwegende dat isoxaflutool volgens de door de Unie goedgekeurde geharmoniseerde indeling en etikettering zeer giftig voor in het water levende organismen is en dat wordt vermoed dat het schadelijk is voor ongeboren kinderen (10); |
|
H. |
overwegende echter dat de beoordeling van residuen en afbraakproducten van herbiciden die worden aangetroffen op genetisch gemodificeerde gewassen alsook mogelijke combinatorische effecten (“cocktaileffecten” wordt geacht buiten de bevoegdheid van het panel voor genetisch gemodificeerde organismen van de EFSA te vallen, en dat deze beoordeling daarom niet plaatsvindt als onderdeel van het vergunningsproces voor ggo’s; overwegende dat dit problematisch is, aangezien de genetische modificatie zelf bepalend kan zijn voor de manier waarop complementaire herbiciden door de genetisch gemodificeerde plant worden afgebroken en voor de samenstelling en dus de toxiciteit van de afbraakproducten (metabolieten); |
|
I. |
overwegende dat de residuen op ingevoerde voedsel- en voedergewassen van herbiciden waarvan het gebruik in de Unie niet is toegestaan krachtens Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad (11) zorgvuldig moeten worden gecontroleerd en gemonitord; |
|
J. |
overwegende dat de lidstaten echter overeenkomstig het gecoördineerd meerjarig controleprogramma van de Unie voor 2020, 2021 en 2022 bij de invoer van sojabonen geen verplichte metingen naar glufosinaat hoeven uit te voeren (12); overwegende dat niet kan worden uitgesloten dat genetisch gemodificeerde sojabonen SYHT0H2 en levensmiddelen en diervoeders die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met deze sojabonen, de maximumresidugehalten overschrijden die zijn vastgesteld om een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen; |
|
K. |
overwegende dat daarom niet kan worden geconcludeerd dat de consumptie van genetisch gemodificeerde sojabonen SYHT0H2 veilig is voor de gezondheid van mens en dier; |
|
L. |
overwegende dat in de conclusies van een internationaal onderzoeksproject met de titel “Risk Assessment of Genetically Engineered Organisms in the EU and Switzerland”, dat in januari 2020 werd gepresenteerd, is vastgesteld dat de risico’s voor de volksgezondheid en het milieu niet afdoende aan de orde worden gesteld in de risicobeoordeling van de Unie met betrekking tot ggo’s, onder meer wat de gezondheidsrisico’s die gepaard gaan met de consumptie van met herbicidetolerante, genetisch gemodificeerde planten geproduceerde producten betreft (13); |
Opmerkingen van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten
|
M. |
overwegende dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten gedurende de overlegperiode van drie maanden opmerkingen hebben ingediend bij de EFSA (14); overwegende dat belangrijke opmerkingen inhielden dat residuen van herbiciden op ingevoerde genetisch gemodificeerde sojabonen SYHT0H2 onvoldoende zijn geanalyseerd, met mogelijke gezondheidsrisico’s voor consumenten tot gevolg, dat de toxicologische informatie ontoereikend is en dat daarom het potentiële risico dat gepaard gaat met de consumptie van met genetisch gemodificeerde sojabonen SYHT0H2 geproduceerde levensmiddelen niet kan worden geëvalueerd, dat informatie die nodig is om een conclusie te trekken inzake de milieu- en gezondheidsbeoordeling niet volledig is, en dat in een gedetailleerd monitoringplan moet worden voorzien voordat een vergunning kan worden afgegeven; |
Ondemocratische besluitvorming
|
N. |
overwegende dat de stemming van 15 september 2020 in het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid als bedoeld in artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 geen advies heeft opgeleverd, wat betekent dat er geen gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten was voor het verlenen van een vergunning; |
|
O. |
overwegende dat de Commissie erkent dat het problematisch is dat vergunningsbesluiten voor ggo’s nog altijd door de Commissie worden goedgekeurd zonder de steun van een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten, hetgeen voor productvergunningen in het algemeen uitzonderlijk is, maar voor de besluitvorming inzake vergunningen voor genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders de norm is geworden (15); |
|
P. |
overwegende dat het Parlement tijdens zijn achtste zittingsperiode in totaal 36 resoluties heeft aangenomen waarin bezwaar wordt gemaakt tegen het op de markt brengen van ggo’s voor gebruik als levensmiddelen en diervoeders (33 resoluties) en tegen de teelt van ggo’s in de Unie (drie resoluties); overwegende dat het Parlement tijdens zijn negende zittingsperiode tot op heden acht resoluties heeft aangenomen waarin bezwaar wordt gemaakt tegen deze kwesties; overwegende dat er voor geen van deze ggo’s een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten werd gevonden voor het verlenen van een vergunning; overwegende dat de Commissie zich bewust is van de democratische tekortkomingen, het gebrek aan steun van de lidstaten en de bezwaren van het Parlement, maar evenwel vergunningen blijft verlenen voor ggo’s; |
|
Q. |
overwegende dat de Commissie krachtens Verordening (EU) nr. 182/2011 kan besluiten geen vergunning te verlenen voor een ggo wanneer in het comité van beroep geen steun van een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten is gevonden (16); overwegende dat in dit opzicht geen wetswijziging nodig is; |
Het nakomen van de internationale verplichtingen van de Unie
|
R. |
overwegende dat in Verordening (EG) nr. 1829/2003 is bepaald dat genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders geen negatieve effecten mogen hebben op de menselijke gezondheid, de diergezondheid of het milieu, en wordt vereist dat de Commissie bij het opstellen van haar besluit alle desbetreffende bepalingen van het Unierecht en andere ter zake dienende factoren in aanmerking neemt; overwegende dat zulke ter zake dienende factoren onder meer de verplichtingen van de Unie in het kader van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) van de VN, de Klimaatovereenkomst van Parijs en het VN-Verdrag inzake biologische diversiteit (VN-VBD) moeten omvatten; |
|
S. |
overwegende dat in een recent verslag van de speciale rapporteur van de VN voor het recht op voedsel werd vastgesteld dat gevaarlijke bestrijdingsmiddelen catastrofale gevolgen hebben voor de volksgezondheid, met name in ontwikkelingslanden (17); overwegende dat SDG 3.9 tot doel heeft het aantal doden en ziektegevallen ten gevolge van gevaarlijke chemische stoffen en lucht-, water- en bodemverontreiniging wezenlijk te verminderen voor 2030 (18); |
|
T. |
overwegende dat de EFSA heeft vastgesteld dat de geschatte blootstelling van de gebruiker aan glufosinaat, dat is ingedeeld als giftig voor de voortplanting, bij gebruik voor onkruidbestrijding in genetisch gemodificeerde mais het aanvaardbaar blootstellingsniveau voor de gebruiker overschrijdt, zelfs wanneer persoonlijke beschermingsmiddelen werden gebruikt (19); overwegende dat het risico van een verhoogde blootstelling van de gebruiker bijzonder zorgwekkend is in het geval van herbicidetolerante, genetisch gemodificeerde gewassen, aangezien hiervoor grotere hoeveelheden herbiciden worden gebruikt; |
|
U. |
overwegende dat ontbossing een belangrijke oorzaak is van de achteruitgang van de biodiversiteit; overwegende dat de uitstoot van landgebruik en verandering van landgebruik, vooral ten gevolge van ontbossing, de op een na grootste oorzaak van klimaatverandering is, na de verbranding van fossiele brandstoffen (20); overwegende dat de Klimaatovereenkomst van Parijs en het strategisch plan voor biodiversiteit 2011-2020, dat in het kader van het VN-VBD werd goedgekeurd, alsook de Aichi-biodiversiteitsdoelen duurzame inspanningen op het gebied van bosbeheer, -bescherming en -herstel bevorderen (21); overwegende dat SDG 15 onder meer tot doel heeft de ontbossing voor 2020 stop te zetten (22); overwegende dat bossen een multifunctionele rol spelen bij de verwezenlijking van de meeste SDG’s (23), |
|
V. |
overwegende dat de productie van soja een belangrijke aanjager is van ontbossing in de bossen van de Amazone, Cerrado en Gran Chaco in Zuid-Amerika; overwegende dat van de in Brazilië en Argentinië geteelde soja respectievelijk 97 % en 100 % genetisch gemodificeerd is (24); |
|
W. |
overwegende dat het overgrote deel van genetisch gemodificeerde sojabonen die in Brazilië en Argentinië mogen worden geteeld, ook in de Unie mag worden ingevoerd (25); overwegende dat de teelt van genetisch gemodificeerde sojabonen SYHT0H2 in Argentinië al is toegestaan (26); |
|
X. |
overwegende dat uit een analyse van de Commissie is gebleken dat soja van oudsher de grootste bijdrage levert aan de door de Unie veroorzaakte wereldwijde ontbossing en de daarmee samenhangende emissies, en voor bijna de helft van de door invoer naar de Unie veroorzaakte ontbossing zorgt (27); |
|
Y. |
overwegende dat in een recent collegiaal getoetst wetenschappelijk onderzoek is vastgesteld dat de Unie de regio is met de grootste koolstofvoetafdruk ter wereld als gevolg van de soja-invoer uit Brazilië, 13,8 % groter dan die van China, de grootste importeur van soja, door een groter aandeel emissies uit onrechtstreekse ontbossing (28); overwegende dat uit een ander recent onderzoek bleek dat ongeveer een vijfde van de soja die, met name voor diervoeders, vanuit de Amazone en Cerrado in Brazilië naar de Unie wordt uitgevoerd, door illegale ontbossing bezoedeld kan zijn (29); overwegende dat bosbranden in de Amazone het gevolg zijn van een hoge mate van ontbossing; overwegende dat de Commissie in een mededeling van 2019 haar ambitie kenbaar maakte om de bossen in de wereld te beschermen en te herstellen (30); overwegende dat de wereldwijde bescherming van de biodiversiteit, inclusief bossen, een hoofddoelstelling is van de onlangs bekendgemaakte EU-biodiversiteitsstrategie (31); |
|
1. |
is van mening dat het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie de in Verordening (EG) nr. 1829/2003 bedoelde uitvoeringsbevoegdheden overschrijdt; |
|
2. |
is van mening dat het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie niet in overeenstemming is met het recht van de Unie, aangezien het niet verenigbaar is met het doel van Verordening (EG) nr. 1829/2003 om overeenkomstig de algemene beginselen die in Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (32) zijn vastgesteld de basis te leggen voor de waarborging van een hoog beschermingsniveau voor het leven en de gezondheid van de mens, de gezondheid en het welzijn van dieren, het milieu en de belangen van de consument, met betrekking tot genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders, waarbij de goede werking van de interne markt wordt gewaarborgd; |
|
3. |
verzoekt de Commissie haar ontwerp van uitvoeringsbesluit in te trekken; |
|
4. |
is ingenomen met het feit dat de Commissie, in een schrijven van 11 september 2020 aan de leden van het Parlement, eindelijk de noodzaak erkende rekening te houden met duurzaamheid wat betreft vergunningsbesluiten voor ggo’s (33); is echter zeer teleurgesteld dat de Commissie op 28 september 2020 de invoer van een andere genetisch gemodificeerde sojaboon toestond (34), ondanks bezwaren van het Parlement en een meerderheid van lidstaten; |
|
5. |
roept de Commissie op met de grootste spoed vooruitgang te boeken wat betreft de ontwikkeling van duurzaamheidscriteria, met volledige betrokkenheid van het Parlement; verzoekt de Commissie informatie te verstrekken over hoe en wanneer dit proces zal worden doorlopen; |
|
6. |
dringt er opnieuw bij de Commissie op aan rekening te houden met de verplichtingen van de Unie krachtens internationale overeenkomsten, zoals de Overeenkomst van Parijs, het VN-VBD en de SDG’s van de VN; |
|
7. |
herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om geen vergunningen meer te verlenen voor ggo’s, of ze nu voor teelt of voor gebruik als levensmiddel en diervoeder zijn bedoeld, indien de lidstaten geen advies in het comité van beroep overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) nr. 182/2011 hebben uitgebracht; |
|
8. |
herhaalt zijn verzoek aan de Commissie geen vergunningen meer te verlenen voor herbicidetolerante genetisch gemodificeerde gewassen tot uitgebreid en per geval is onderzocht welke gezondheidsrisico’s de residuen met zich meebrengen, hetgeen een volledige beoordeling inhoudt van de residuen afkomstig van besproeiing van zulke genetisch gemodificeerde gewassen met complementaire herbiciden en een beoordeling van de afbraakproducten van herbiciden en eventuele combinatorische effecten; |
|
9. |
herhaalt zijn verzoek aan de Commissie de risicobeoordeling van de toepassing van complementaire herbiciden en de residuen daarvan volledig op te nemen in de risicobeoordeling van herbicidetolerante genetisch gemodificeerde gewassen, ongeacht of het genetisch gemodificeerde gewas bestemd is voor teelt in de Unie of bedoeld is voor de invoer in de Unie voor gebruik als levensmiddel en diervoeder; |
|
10. |
herhaalt zijn verzoek aan de Commissie geen enkele vergunning te verlenen voor de invoer voor gebruik als levensmiddel of diervoeder van genetisch gemodificeerde gewassen die tolerant zijn gemaakt voor een werkzame stof van een herbicide die niet is toegestaan voor gebruik binnen de Unie; |
|
11. |
is verheugd over het feit dat de Europese Green Deal, het vlaggenschipproject van de Commissie, tot een integraal deel is gemaakt van de strategie van de Commissie voor de tenuitvoerlegging van de Agenda 2030 en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN; herinnert eraan dat de duurzameontwikkelingsdoelstellingen alleen kunnen worden bereikt als toeleveringsketens duurzaam worden en synergieën tussen beleidsgebieden tot stand worden gebracht (35); |
|
12. |
geeft opnieuw aan ernstig bezorgd te zijn over het feit dat de grote afhankelijkheid van de Unie van de invoer van diervoeders in de vorm van sojabonen ontbossing in derde landen veroorzaakt (36); |
|
13. |
is ingenomen met de aankondiging van een wetgevingsvoorstel van de Commissie, dat tegen juni 2021 wordt verwacht, over maatregelen om het in de EU in de handel brengen van producten die verband houden met de ontbossing of de aantasting van de bossen te vermijden of tot een minimum te beperken; verzoekt de Commissie ondertussen, gezien de dringende noodzaak de ontbossing in de bossen van de Amazone, Cerrado en Gran Chaco aan te pakken en het feit dat de vraag van de Unie naar genetisch gemodificeerde sojabonen bijdraagt aan de ontbossing in die regio, onmiddellijk de invoer van in Brazilië en Argentinië geteelde genetisch gemodificeerde sojabonen op te schorten, indien nodig met gebruikmaking van artikel 53 van Verordening (EG) nr. 178/2002, totdat doeltreffende juridisch bindende mechanismen zijn ingesteld ter voorkoming van het in de Unie in de handel brengen van producten die verband houden met de ontbossing en de mensenrechtenschendingen die daarmee gepaard gaan; |
|
14. |
pleit opnieuw voor de tenuitvoerlegging van een Europese strategie voor de productie en toelevering van plantaardige eiwitten (37), die ervoor zou zorgen dat de Unie minder afhankelijk is van de invoer van genetisch gemodificeerde soja en bovendien zou resulteren in kortere toeleveringsketens en regionale markten; |
|
15. |
verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten. |
(1) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1.
(2) PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.
(3) Wetenschappelijk advies van het panel voor genetisch gemodificeerde organismen van de EFSA over de beoordeling van de genetisch gemodificeerde sojabonen SYHT0H2 voor gebruik als levensmiddel en diervoeder, invoer en verwerking, krachtens Verordening (EG) nr. 1829/2003 (aanvraag EFSA-GMO-DE-2012-111), EFSA Journal 2020; 18(1):5946,
https://doi.org/10.2903/j.efsa.2020.5946
(4) Tijdens de achtste zittingsperiode nam het Parlement 36 resoluties aan waarin bezwaar werd gemaakt tegen het verlenen van vergunningen voor ggo’s. Bovendien heeft het Parlement tijdens de negende zittingsperiode de volgende resoluties aangenomen:
|
— |
resolutie van het Europees Parlement van 10 oktober 2019 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerde mais MZHG0JG (SYN-ØØØJG-2), overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (Aangenomen teksten, P9_TA(2019)0028); |
|
— |
resolutie van het Europees Parlement van 10 oktober 2019 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlenging van de vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde sojabonen A2704-12 (ACS-GMØØ5-3) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (Aangenomen teksten, P9_TA(2019)0029); |
|
— |
resolutie van het Europees Parlement van 10 oktober 2019 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais MON 89034 × 1507 × MON 88017 × 59122 × DAS-40278-9, en genetisch gemodificeerde maissoorten die bestaan uit een combinatie van twee, drie of vier van de transformatiestappen MON 89034, 1507, MON 88017, 59122 en DAS-40278-9, ingevolge Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (Aangenomen teksten, P9_TA(2019)0030); |
|
— |
resolutie van het Europees Parlement van 14 november 2019 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlenging van de vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerd katoen LLCotton25 (ACS-GHØØ1-3) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (Aangenomen teksten, P9_TA(2019)0054); |
|
— |
resolutie van het Europees Parlement van 14 november 2019 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlenging van de vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde sojabonen MON 89788 (MON-89788-1) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (Aangenomen teksten, P9_TA(2019)0055); |
|
— |
resolutie van het Europees Parlement van 14 november 2019 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerde mais MON 89034 × 1507 × NK603 × DAS-40278-9 en subcombinaties MON 89034 × NK603 × DAS-40278-9, 1507 × NK603 × DAS-40278-9 en NK603 × DAS-40278-9 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (Aangenomen teksten, P9_TA(2019)0056); |
|
— |
resolutie van het Europees Parlement van 14 november 2019 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerde mais Bt11 × MIR162 × MIR604 × 1507 × 5307 × GA21 en genetisch gemodificeerde maissoorten die bestaan uit een combinatie van twee, drie, vier of vijf van de “events” Bt11, MIR162, MIR604, 1507, 5307 en GA21, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (Aangenomen teksten, P9_TA(2019)0057); |
|
— |
resolutie van het Europees Parlement van 14 mei 2020 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerde soja MON 87708 × MON 89788 × A5547-127 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (aangenomen teksten, P9_TA(2020)0069). |
(5) Advies van de EFSA, blz. 1.
(6) Zie bijvoorbeeld Bonny, S., “Genetically Modified Herbicide-Tolerant Crops, Weeds, and Herbicides: Overview and Impact”, Environmental Management, januari 2016, 57(1), blz. 31-48, https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/26296738; Benbrook, C.M., “Impacts of genetically engineered crops on pesticide use in the U.S. — the first sixteen years”, Environmental Sciences Europe 24, 24 (2012), https://enveurope.springeropen.com/articles/10.1186/2190-4715-24-24; Schütte, G., Eckerstorfer, M., Rastelli, V. et al., “Herbicide resistance and biodiversity: agronomic and environmental aspects of genetically modified herbicide-resistant plants”, Environmental Sciences Europe 29, 5 (2017), https://link.springer.com/article/10.1186/s12302-016-0100-y
(7) Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1).
(8) https://ec.europa.eu/food/plant/pesticides/eu-pesticides-database/active-substances/?event=as.details&as_id=79
(9) Conclusie van de EFSA over de intercollegiale toetsing van de pesticide-risicobeoordeling van de werkzame stof mesotrione, EFSA Journal 2016; 14(3):4419, blz. 3, https://doi.org/10.2903/j.efsa.2016.4419
(10) https://echa.europa.eu/substance-information/-/substanceinfo/100.114.433
(11) Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad ( PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1 ).
(12) Uitvoeringsverordening (EU) 2019/533 van de Commissie van 28 maart 2019 inzake een in 2020, 2021 en 2022 uit te voeren gecoördineerd meerjarig controleprogramma van de Unie tot naleving van de maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen en ter beoordeling van de blootstelling van de consument aan bestrijdingsmiddelenresiduen in en op levensmiddelen van plantaardige en dierlijke oorsprong (PB L 88 van 29.3.2019, blz. 28).
(13) https://www.testbiotech.org/en/content/research-project-rages
(14) De opmerkingen van de lidstaten in verband met de genetisch gemodificeerde sojabonen SYHT0H2 kunnen worden geraadpleegd in het vragenregister van de EFSA: http://registerofquestions.efsa.europa.eu/roqFrontend/questionLoader?question=EFSA-Q-2012-00753
(15) Zie bijvoorbeeld de toelichting van de Commissie bij haar wetgevingsvoorstel van 22 april 2015 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1829/2003 wat betreft de mogelijkheid voor de lidstaten om het gebruik van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders op hun grondgebied te beperken of te verbieden, alsook haar toelichting bij het wetgevingsvoorstel van 14 februari 2017 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 182/2011.
(16) Overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) nr. 182/2011 “kan” de Commissie de vergunning alsnog verlenen indien in het comité van beroep geen steun van een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten is gevonden. Zij hoeft dit niet te doen.
(17) https://www.ohchr.org/EN/Issues/Environment/SRToxicsandhumanrights/Pages/Pesticidesrighttofood.aspx
(18) https://www.un.org/sustainabledevelopment/health/
(19) EFSA, “Conclusion regarding the Peer Review of the Pesticide Risk Assessment of the Active Substance Glufosinate”, EFSA Scientific Report (2005) 27, 1-81, blz. 3, https://efsa.onlinelibrary.wiley.com/doi/pdf/10.2903/j.efsa.2005.27r
(20) Mededeling van de Commissie van 23 juli 2019, “Bescherming en herstel van bossen wereldwijd: de actie van de EU opvoeren”, COM(2019)0352, blz. 1.
(21) Idem, blz. 2.
(22) Zie doelstelling 15.2: https://www.un.org/sustainabledevelopment/biodiversity/
(23) Mededeling van de Commissie van 23 juli 2019, “Bescherming en herstel van bossen wereldwijd: de actie van de EU opvoeren”, COM(2019)0352, blz. 2.
(24) International Service for the Acquisition of Agri-biotech Applications, “Global status of commercialized biotech/GM crops in 2017: Biotech Crop Adoption Surges as Economic Benefits Accumulate in 22 Years”, ISAAA Brief nr. 53 (2017), blz. 16 en 21, http://www.isaaa.org/resources/publications/briefs/53/download/isaaa-brief-53-2017.pdf
(25) Door een vergelijking in oktober 2020 van twee databanken: het communautaire register van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (https://webgate.ec.europa.eu/dyna/gm_register/index_en.cfm) en de databank voor goedkeuring van genetische modificatie van de ISAAA (https://www.isaaa.org/gmapprovaldatabase/) kon worden berekend hoeveel voor teelt in Brazilië en Argentinië toegestane genetisch gemodificeerde sojaboongewassen ook in de Unie mogen worden ingevoerd. Voor Brazilië: van de 17 voor teelt toegestane genetisch gemodificeerde sojaboongewassen mogen er momenteel 12 in de Unie worden ingevoerd, terwijl drie van de genetisch gemodificeerde sojaboongewassen in afwachting zijn van de vergunning voor invoer. Voor Argentinië: van de in totaal 15 voor teelt toegestane genetisch gemodificeerde sojaboongewassen mogen er momenteel 10 in de Unie worden ingevoerd, terwijl drie van de genetisch gemodificeerde sojaboongewassen in afwachting zijn van de vergunning voor invoer.
(26) http://www.isaaa.org/gmapprovaldatabase/event/default.asp? EventID=358&Event=SYHT0H2
(27) Technisch verslag — 2013 — 063 van de Commissie, “The Impact of EU Consumption on Deforestation: Comprehensive Analysis of the Impact of EU Consumption on Deforestation”, door DG ENV van de Europese Commissie gefinancierde en door VITO, IIASA, HIVA en IUCN NL uitgevoerde studie, http://ec.europa.eu/environment/forests/pdf/1.%20Report%20analysis%20of%20impact.pdf, blz. 23-24: tussen 1990 en 2008 werd in totaal 90 000 km2 ontbost voor de invoer door de Unie van plantaardige en dierlijke producten; 74 000 km2 (82 %) daarvan werd ontbost voor de teelt van plantaardige producten, en met name oliehoudende gewassen (52 000 km2). 82 % daarvan (42 600 km2) werd vrijgemaakt voor sojabonen en -schroot, wat overeenkomt met 47 % van de totale door de invoer naar de Unie veroorzaakte ontbossing.
(28) Escobar, N., Tizado, E. J., zu Ermgassen, E. K., Löfgren, P., Börner, J., Godar, J., “Spatially-explicit footprints of agricultural commodities: Mapping carbon emissions embodied in Brazil’s soy exports”, Global Environmental Change, volume 62, mei 2020, 102067, https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0959378019308623
(29) Rajão, R., Soares-Filho, B., Nunes, F., Börner, J., Machado, L., Assis, D., Oliveira, A., Pinto, L., Ribeiro, V., Rausch, L., Gibbs, H., Figueira, D., “The rotten apples of Brazil’s agribusiness”, Science, 17 juli 2020, volume 369, nummer 6501, blz. 246-248, https://science.sciencemag.org/content/369/6501/246
(30) Mededeling van de Commissie, “Bescherming en herstel van bossen wereldwijd: de actie van de EU opvoeren”, https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX:52019DC0352&from=NL
(31) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, “EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030: De natuur terug in ons leven brengen”, mei 2020, https://eur-lex.europa.eu/resource.html?uri=cellar:a3c806a6-9ab3-11ea-9d2d-01aa75ed71a1.0008.02/DOC_1&format=PDF
(32) Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).
(33) https://tillymetz.lu/wp-content/uploads/2020/09/Co-signed-letter-MEP-Metz.pdf
(34) https://webgate.ec.europa.eu/dyna/gm_register/gm_register_auth.cfm?pr_id=100
(35) Resolutie van het Europees Parlement van 11 september 2018 over transparant en verantwoord beheer van natuurlijke hulpbronnen in ontwikkelingslanden: bossen (PB C 433 van 23.12.2019, blz. 50), paragraaf 67.
(36) Idem.
(37) Resolutie van het Europees Parlement van 15 januari 2020 over de Europese Green Deal (aangenomen teksten, P9_TA(2020)0005), paragraaf 64.
|
13.10.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 415/15 |
P9_TA(2020)0293
Genetisch gemodificeerde mais MON 87427 × MON 87460 × MON 89034 × MIR162× NK603, en genetisch gemodificeerde maissoorten die bestaan uit een combinatie van twee, drie of vier van de transformatiestappen MON 87427, MON 87460, MON 89034, MIR162 en NK603
Resolutie van het Europees Parlement van 11 november 2020 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais MON 87427 × MON 87460 × MON 89034 × MIR162× NK603, en genetisch gemodificeerde maissoorten die bestaan uit een combinatie van twee, drie of vier van de transformatiestappen MON 87427, MON 87460, MON 89034, MIR162 en NK603, ingevolge Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (D068778/01 – 2020/2837(RSP))
(2021/C 415/03)
Het Europees Parlement,
|
— |
gezien het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais MON 87427 × MON 87460 × MON 89034 × MIR162 × NK603, en genetisch gemodificeerde maissoorten die bestaan uit een combinatie van twee, drie of vier van de transformatiestappen MON 87427, MON 87460, MON 89034, MIR162 en NK603, ingevolge Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (D068778/01, |
|
— |
gezien Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (1), en met name artikel 7, lid 3, en artikel 19, lid 3, |
|
— |
gezien de stemming van 15 september 2020 in het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid als bedoeld in artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1829/2003, die geen advies heeft opgeleverd, |
|
— |
gezien de artikelen 11 en 13 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (2), |
|
— |
gezien het advies dat op 3 juli 2019 door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) werd goedgekeurd en op 8 augustus 2019 werd gepubliceerd (3), |
|
— |
gezien zijn eerdere resoluties waarin het bezwaar maakt tegen de verlening van vergunningen voor genetisch gemodificeerde organismen (“ggo’s”) (4), |
|
— |
gezien artikel 112, leden 2 en 3, van zijn Reglement, |
|
— |
gezien de ontwerpresolutie van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, |
|
A. |
overwegende dat Monsanto Europe S.A./N.V. op 28 oktober 2016 namens Monsanto Company, Verenigde Staten van Amerika, bij de nationale bevoegde instantie van Nederland een aanvraag heeft ingediend voor het in de handel brengen van levensmiddelen, levensmiddeleningrediënten en diervoeders die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais MON 87427 × 87460 × MON 89034 × MIR162 × NK603 (“genetisch gemodificeerde mais met meerdere transformatiestappen”), overeenkomstig de artikelen 5 en 17 van Verordening (EG) nr. 1829/2003; |
|
B. |
overwegende dat de aanvraag ook betrekking heeft op het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit de genetisch gemodificeerde mais met meerdere transformatiestappen voor andere toepassingen dan als levensmiddel of als diervoeder, met uitzondering van de teelt; |
|
C. |
overwegende dat de aanvraag daarnaast betrekking heeft op het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met tien subcombinaties van de afzonderlijke transformatiestappen waaruit de genetisch gemodificeerde mais met meerdere transformatiestappen bestaat; |
|
D. |
overwegende dat er al een vergunning is verleend voor 11 subcombinaties van de genetisch gemodificeerde mais met transformanten met gestapelde genen; overwegende dat het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie betrekking heeft op de overige 14 subcombinaties; |
|
E. |
overwegende dat de genetisch gemodificeerde mais met meerdere transformatiestappen is afgeleid van de kruising van vijf genetisch gemodificeerde maislijnen (MON 87427, MON 87460, MON 89034, MIR162 en NK603), drievoudige tolerantie oplevert voor glyfosaatbevattende herbiciden en drie insectendodende eiwitten produceert (Cry1A.105, Cry2Ab2 en Vip3Aa20, bekend als “Bt” of “Cry” -eiwitten), die giftig zijn voor bepaalde larven van schubvleugeligen (vlinders) (5); |
|
F. |
overwegende dat de genetisch gemodificeerde mais met meerdere transformatiestappen bovendien een gemodificeerd Bacillus subtilis CspB-gen tot expressie brengt, dat tot doel heeft door droogtestress veroorzaakt opbrengstverlies te verminderen; overwegende dat het nptII-gen, dat resistent maakt tegen de antibiotica kanamycine en neomycine, werd gebruikt als selectiemarker bij de genetische modificatie (6); |
|
G. |
overwegende dat de EFSA op 3 juli 2019 een gunstig advies uitbracht met betrekking tot deze aanvraag, dat op 8 augustus 2019 werd gepubliceerd; |
|
H. |
overwegende dat in Verordening (EG) nr. 1829/2003 wordt bepaald dat genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders geen negatieve effecten mogen hebben op de menselijke gezondheid, de diergezondheid of het milieu, en wordt vereist dat de Commissie bij het opstellen van haar besluit alle desbetreffende bepalingen van het Unierecht en andere ter zake dienende factoren in aanmerking neemt; |
Opmerkingen van de lidstaten en gebrek aan experimentele gegevens over subcombinaties
|
I. |
overwegende dat de lidstaten gedurende de raadplegingsperiode van drie maanden tal van kritische opmerkingen hebben ingediend bij de EFSA (7); overwegende dat er in die kritische opmerkingen onder meer op werd gewezen dat er geen rekening wordt gehouden met potentiële interacties met milieuomstandigheden, die van invloed kunnen zijn op het gehalte aan transgene eiwitten in de plant, dat er nog onopgeloste vragen zijn met betrekking tot veiligheid en mogelijke toxiciteit, dat bij de beoordeling geen rekening werd gehouden met herbicideresiduen en metabolieten van glyfosaat, en dat er bezorgdheid bestaat betreffende het gebruik van het antimicrobieel resistente gen NPTII; |
|
J. |
overwegende dat de aanvrager geen experimentele gegevens heeft verstrekt voor de veertien momenteel niet toegestane subcombinaties van de genetisch gemodificeerde mais met meerdere transformatiestappen (8); |
Gebrek aan beoordeling van residuen van herbiciden en afbraakproducten
|
K. |
overwegende dat in meerdere studies is aangetoond dat de teelt van herbicidetolerante genetisch gemodificeerde gewassen een toename van het gebruik van “complementaire” herbiciden in de hand werkt, voornamelijk vanwege het ontstaan van herbicidetolerant onkruid (9); overwegende dat er bijgevolg van moet worden uitgegaan dat de genetisch gemodificeerde mais met meerdere transformatiestappen zal worden blootgesteld aan zowel hogere als herhaalde doses glyfosaat, met als gevolg dat een grotere hoeveelheid residuen aanwezig kan zijn in de oogst; overwegende dat de genetisch gemodificeerde mais met meerdere transformatiestappen drie glyfosaattolerante eiwitten tot expressie brengt, waardoor deze mais nog toleranter wordt tegenover hogere doses en herhaaldelijke besproeiing; |
|
L. |
overwegende dat er nog altijd onduidelijkheid bestaat over de kankerverwekkende eigenschappen van glyfosaat; overwegende dat de EFSA in november 2015 tot de conclusie is gekomen dat het onwaarschijnlijk is dat deze stof kankerverwekkend is, en dat het Europees Agentschap voor chemische stoffen in maart 2017 heeft geconcludeerd dat het niet gerechtvaardigd is de stof als zodanig in te delen; overwegende dat het Internationaal Agentschap voor kankeronderzoek, het gespecialiseerde kankeragentschap van de Wereldgezondheidsorganisatie, daarentegen glyfosaat in 2015 heeft ingedeeld als waarschijnlijk kankerverwekkend voor de mens; |
|
M. |
overwegende dat het EFSA-panel voor genetisch gemodificeerde organismen (EFSA-panel voor ggo’s) in zijn wetenschappelijk advies van 3 juli 2019 verklaart dat de beoordeling van herbicideresiduen die relevant zijn voor deze aanvraag zijn onderzocht door de eenheid Pesticiden van de EFSA (10); overwegende dat volgens een advies van de eenheid Pesticiden van de EFSA de gegevens inzake glyfosaatresiduen op genetisch gemodificeerde maissoorten met EPSPS-modificaties (11) echter ontoereikend zijn om er maximumresidugehalten en waarden voor risicobeoordeling uit af te leiden (12); |
|
N. |
overwegende dat er volgens de eenheid Pesticiden van de EFSA geen toxicologische gegevens beschikbaar zijn op grond waarvan een beoordeling van de risico’s voor de consument kan worden uitgevoerd voor diverse afbraakproducten van glyfosaat die relevant zijn voor glyfosaattolerante genetisch gemodificeerde gewassen (13); |
|
O. |
overwegende dat de beoordeling van residuen en afbraakproducten van herbiciden die worden aangetroffen op genetisch gemodificeerde planten, alsook de potentiële interactie ervan met Bt-eiwitten, wordt geacht buiten de bevoegdheid van het EFSA-panel voor ggo’s te vallen, en dat deze beoordeling daarom niet plaatsvindt als onderdeel van de vergunningsprocedure voor ggo’s; overwegende dat dit problematisch is, aangezien de genetische modificatie zelf bepalend kan zijn voor de manier waarop complementaire herbiciden door de genetisch gemodificeerde plant worden afgebroken en voor de samenstelling en dus de toxiciteit van de afbraakproducten (14); |
|
P. |
overwegende dat daarom niet kan worden geconcludeerd dat de consumptie van de genetisch gemodificeerde mais met meerdere transformatiestappen of subcombinaties daarvan veilig is voor de gezondheid van mensen en dieren; |
Bt-eiwitten
|
Q. |
overwegende dat uit een aantal studies blijkt dat bijwerkingen zijn geconstateerd, namelijk dat blootstelling aan Bt-eiwitten een effect kan hebben op het immuunsysteem en dat sommige Bt-eiwitten mogelijk adjuvans-eigenschappen hebben (15), hetgeen betekent dat zij de allergene eigenschappen van andere eiwitten waarmee ze in contact komen, kunnen verhogen; |
|
R. |
overwegende dat in een minderheidsstandpunt dat een lid van het EFSA-panel voor ggo’s heeft geformuleerd in het kader van de beoordeling van een andere genetisch gemodificeerde mais met meerdere transformatiestappen en de subcombinaties ervan, is opgemerkt dat weliswaar nooit onbedoelde effecten op het immuunsysteem zijn vastgesteld in een toepassing waarbij Bt-eiwitten tot expressie worden gebracht, maar dat deze niet konden worden waargenomen door de toxicologische studies die momenteel worden aanbevolen en uitgevoerd voor de veiligheidsbeoordeling van genetisch gemodificeerde gewassen bij de EFSA, omdat geen passende tests voor dit doel worden uitgevoerd (16); |
|
S. |
overwegende dat uit een recente studie is gebleken dat een snelle toename van het behandelen van zaden met neonicotinoïden in de Verenigde Staten samenvalt met een toename van de aanplanting van genetisch gemodificeerde Bt-mais (17); overwegende dat de Unie het gebruik van drie neonicotinoïden in open lucht heeft verboden, inclusief als zaadomhulsel, wegens de impact ervan op bijen en andere bestuivers (18); |
Opname van markergen van antibioticumresistentie
|
T. |
overwegende dat de genetisch gemodificeerde mais met meerdere transformatiestappen het eiwit NPTII produceert dat resistentie oplevert tegen een reeks antibiotica, met inbegrip van neomycine en kanamycine, die door de WHO worden ingedeeld als cruciaal voor gebruik bij mens en dier (19); overwegende dat NPTII werd gebruikt als een marker om het selectieproces van getransformeerde cellen te vergemakkelijken; |
|
U. |
overwegende dat krachtens artikel 4, lid 2, van Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad (20) bij het verrichten van een milieurisicobeoordeling in het bijzonder wordt gelet op ggo’s die genen bevatten welke resistentie tegen bij medische of veterinaire behandelingen gebruikte antibiotica tot expressie brengen, met als algemene doelstelling het identificeren en geleidelijk elimineren van antibioticaresistentiemerkers in ggo’s die mogelijk negatieve effecten op de volksgezondheid en het milieu hebben; |
|
V. |
overwegende dat in overweging 17 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 503/2013 van de Commissie (21) wordt gesteld dat het nu mogelijk is ggo’s te ontwikkelen zonder gebruik te maken van markergenen van antibioticumresistentie en dat de aanvrager er daarom naar moet streven ggo’s te ontwikkelen zonder gebruik te maken van markergenen van antibioticumresistentie; |
|
W. |
overwegende dat Oostenrijk formeel bezwaar heeft gemaakt tegen het in de handel brengen van genetisch gemodificeerde mais met meerdere transformatiestappen vanwege de opname van NPTII, dat de verspreiding van antimicrobiële resistentie in bodem- en darmbacteriën mogelijk bevordert, en dat Oostenrijk zich gezien de huidige crisis op het gebied van antimicrobiële resistentie niet kan scharen achter het bewust aanvullen van de antimicrobieel resistente genenpool in het milieu door dit product; overwegende dat Oostenrijk voorts aanhaalt dat door dit resistentiegen niet uit het in de handel gebrachte product te verwijderen, hoewel dit technisch wel mogelijk is, de aanvrager een inbreuk maakt op Uitvoeringsverordening (EU) nr. 503/2013 van de Commissie met betrekking tot de inbrenging van markergenen en andere nucleïnezuursequenties die niet essentieel zijn om de gewenste eigenschappen te verkrijgen, alsook op Richtlijn 2001/18/EG met betrekking tot het geleidelijk elimineren van antibioticaresistentiegenen (22); |
Droogte-eigenschap
|
X. |
overwegende dat de genetisch gemodificeerde mais met meerdere transformatiestappen een gemodificeerd Bacillus subtilis CspB-gen tot expressie brengt, dat helpt om door droogtestress veroorzaakt opbrengstverlies te verminderen; overwegende dat er met de genetisch gemodificeerde mais met meerdere transformatiestappen echter geen veldproeven in droge omstandigheden zijn uitgevoerd; overwegende dat het echter waarschijnlijk is dat stressomstandigheden, zoals droogte, gevolgen hebben voor de plantsamenstelling en de biologische kenmerken, die cruciaal zijn voor de beoordeling van de veiligheid van levensmiddelen en diervoeders; |
Ondemocratische besluitvorming
|
Y. |
overwegende dat de stemming van 15 september 2020 in het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid als bedoeld in artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 geen advies heeft opgeleverd, wat betekent dat er geen gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten was voor het verlenen van een vergunning; |
|
Z. |
overwegende dat de Commissie inziet dat het problematisch is dat vergunningsbesluiten voor ggo’s nog altijd door de Commissie worden goedgekeurd zonder de steun van een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten, hetgeen voor productvergunningen als geheel uitzonderlijk is, maar voor de besluitvorming inzake vergunningen voor genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders de norm is geworden; |
|
AA. |
overwegende dat het Parlement tijdens zijn achtste zittingsperiode in totaal 36 resoluties heeft aangenomen waarin bezwaar wordt gemaakt tegen het op de markt brengen van ggo’s voor gebruik als levensmiddelen en diervoeders (33 resoluties) en tegen de teelt van ggo’s in de Unie (3 resoluties); overwegende dat het Parlement tijdens zijn negende zittingsperiode tot op heden acht resoluties heeft aangenomen waarin bezwaar wordt gemaakt tegen deze kwesties; overwegende dat er voor geen van deze ggo’s een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten werd gevonden voor het verlenen van een vergunning; overwegende dat de Commissie zich bewust is van de democratische tekortkomingen, het gebrek aan steun van de lidstaten en de bezwaren van het Parlement, maar evenwel vergunningen blijft verlenen voor ggo’s; |
|
AB. |
overwegende dat de Commissie krachtens Verordening (EU) nr. 182/2011 kan besluiten geen vergunning te verlenen voor een ggo wanneer in het comité van beroep geen steun van een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten is gevonden (23); overwegende dat in dit opzicht geen wetswijziging nodig is; |
|
1. |
is van mening dat het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie de in Verordening (EG) nr. 1829/2003 bedoelde uitvoeringsbevoegdheden overschrijdt; |
|
2. |
is van mening dat het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie niet in overeenstemming is met het recht van de Unie, aangezien het niet verenigbaar is met het doel van Verordening (EG) nr. 1829/2003 om overeenkomstig de algemene beginselen die in Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (24) zijn vastgesteld de basis te leggen voor de waarborging van een hoog beschermingsniveau voor het leven en de gezondheid van de mens, de gezondheid en het welzijn van dieren, het milieu en de belangen van de consument, met betrekking tot genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders, waarbij de goede werking van de interne markt wordt gewaarborgd; |
|
3. |
verzoekt de Commissie haar ontwerp van uitvoeringsbesluit in te trekken; |
|
4. |
is ingenomen met het feit dat de Commissie, in een schrijven van 11 september 2020 aan de leden van het Parlement, eindelijk de noodzaak erkende rekening te houden met duurzaamheid wat betreft vergunningsbesluiten voor ggo’s (25); is echter zeer teleurgesteld dat de Commissie op 28 september 2020 de invoer van een andere genetisch gemodificeerde sojaboon toestond (26), ondanks bezwaar van het Parlement en een meerderheid van lidstaten die tegenstemden; |
|
5. |
roept de Commissie op met de grootste spoed vooruitgang te boeken wat betreft de ontwikkeling van duurzaamheidscriteria, met volledige betrokkenheid van het Parlement; verzoekt de Commissie informatie te verstrekken over hoe en wanneer dit proces zal worden doorlopen; |
|
6. |
dringt er nogmaals bij de Commissie op aan rekening te houden met de verplichtingen van de Unie krachtens internationale overeenkomsten, zoals de Overeenkomst van Parijs, het VN-Verdrag inzake biologische diversiteit en de duurzameontwikkelingsdoelen van de VN; |
|
7. |
herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om geen vergunningen meer te verlenen voor ggo’s, of ze nu voor teelt of voor gebruik als levensmiddel en diervoeder zijn bedoeld, indien de lidstaten geen advies in het comité van beroep overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) nr. 182/2011 hebben uitgebracht; |
|
8. |
herhaalt zijn verzoek aan de Commissie geen vergunningen meer te verlenen voor herbicidetolerante genetisch gemodificeerde gewassen tot uitgebreid en per geval is onderzocht welke gezondheidsrisico’s de residuen met zich meebrengen, hetgeen een volledige beoordeling inhoudt van de residuen afkomstig van besproeiing van zulke genetisch gemodificeerde gewassen met complementaire herbiciden en een beoordeling van de afbraakproducten van herbiciden en eventuele combinatorische effecten; |
|
9. |
herhaalt zijn verzoek aan de Commissie de risicobeoordeling van de toepassing van complementaire herbiciden en de residuen daarvan volledig op te nemen in de risicobeoordeling van herbicidetolerante genetisch gemodificeerde gewassen, ongeacht of het genetisch gemodificeerde gewas bestemd is voor teelt in de Unie of bedoeld is voor de invoer in de Unie voor gebruik als levensmiddel en diervoeder; |
|
10. |
verzoekt de Commissie geen enkele vergunning te verlenen voor subcombinaties van transformanten met gestapelde genen, tenzij de subcombinaties grondig zijn geëvalueerd door de EFSA op basis van door de aanvrager ingediende volledige gegevens; |
|
11. |
is meer bepaald van mening dat de goedkeuring van variëteiten van ggo-gewassen waarvoor geen veiligheidsgegevens zijn verstrekt of die niet zijn getest of die zelfs nog niet zijn gecreëerd, in strijd is met de beginselen van de algemene levensmiddelenwetgeving, zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr. 178/2002; |
|
12. |
verzoekt de EFSA verder te gaan met de ontwikkeling en systematisch gebruik te maken van methoden om de onbedoelde gevolgen van transformanten met gestapelde genen te identificeren, onder meer wat de adjuvans-eigenschappen van Bt-toxinen betreft; |
|
13. |
herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om geen vergunning te verlenen voor het in de handel brengen van ggo-planten met genen die antimicrobiële resistentie veroorzaken; merkt op dat het verlenen van een dergelijke vergunning een schending zou vormen van artikel 4, lid 2, van Richtlijn 2001/18/EG, waarin wordt verzocht om het geleidelijk elimineren van antibioticaresistentiemerkers die mogelijk negatieve effecten op de volksgezondheid en het milieu hebben; |
|
14. |
verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten. |
(1) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1.
(2) PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.
(3) Wetenschappelijk advies van het EFSA-panel voor genetisch gemodificeerde organismen, getiteld “Assessment of genetically modified maize MON 87427 × MON 87460 × MON 89034 × MIR162 × NK603 and subcombinations, for food and feed uses, under Regulation (EC) No 1829/2003 (application EFSA-GMO-NL-2016-134)”, EFSA Journal 2019; 17(8):5774, https://doi.org/10.2903/j.efsa.2019.5774
(4) Tijdens de achtste zittingsperiode nam het Parlement 36 resoluties aan waarin bezwaar werd gemaakt tegen het verlenen van vergunningen voor ggo’s. Bovendien heeft het Parlement tijdens de negende zittingsperiode de volgende resoluties aangenomen:
|
— |
resolutie van het Europees Parlement van 10 oktober 2019 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerde mais MZHG0JG (SYN-ØØØJG-2), overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (Aangenomen teksten, P9_TA(2019)0028); |
|
— |
resolutie van het Europees Parlement van 10 oktober 2019 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlenging van de vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde sojabonen A2704-12 (ACS-GMØØ5-3) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (Aangenomen teksten, P9_TA(2019)0029); |
|
— |
resolutie van het Europees Parlement van 10 oktober 2019 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais MON 89034 × 1507 × MON 88017 × 59122 × DAS-40278-9, en genetisch gemodificeerde maissoorten die bestaan uit een combinatie van twee, drie of vier van de transformatiestappen MON 89034, 1507, MON 88017, 59122 en DAS-40278-9, ingevolge Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (Aangenomen teksten, P9_TA(2019)0030); |
|
— |
resolutie van het Europees Parlement van 14 november 2019 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlenging van de vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerd katoen LLCotton25 (ACS-GHØØ1-3) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (Aangenomen teksten, P9_TA(2019)0054); |
|
— |
resolutie van het Europees Parlement van 14 november 2019 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlenging van de vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde sojabonen MON 89788 (MON-89788-1) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (Aangenomen teksten, P9_TA(2019)0055); |
|
— |
resolutie van het Europees Parlement van 14 november 2019 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerde mais MON 89034 × 1507 × NK603 × DAS-40278-9 en subcombinaties MON 89034 × NK603 × DAS-40278-9, 1507 × NK603 × DAS-40278-9 en NK603 × DAS-40278-9 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (Aangenomen teksten, P9_TA(2019)0056); |
|
— |
resolutie van het Europees Parlement van 14 november 2019 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerde mais Bt11 × MIR162 × MIR604 × 1507 × 5307 × GA21 en genetisch gemodificeerde maissoorten die bestaan uit een combinatie van twee, drie, vier of vijf van de “events” Bt11, MIR162, MIR604, 1507, 5307 en GA21, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (Aangenomen teksten, P9_TA(2019)0057); |
|
— |
resolutie van het Europees Parlement van 14 mei 2020 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerde soja MON 87708 × MON 89788 × A5547-127 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (aangenomen teksten, P9_TA(2020)0069). |
(5) EFSA-advies, blz. 12.
(6) EFSA-advies, blz. 12.
(7) Opmerkingen van de lidstaten: http://registerofquestions.efsa.europa.eu/roqFrontend/questionLoader?question=EFSA-Q-2016-00686
(8) EFSA-advies, blz. 4.
(9) Zie bijvoorbeeld Bonny, S., “Genetically Modified Herbicide-Tolerant Crops, Weeds, and Herbicides: Overview and Impact”, Environmental Management, januari 2016, 57(1), blz. 31-48, https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/26296738; Benbrook, C.M., “Impacts of genetically engineered crops on pesticide use in the U.S. — the first sixteen years”, Environmental Sciences Europe 24, 24 (2012), https://enveurope.springeropen.com/articles/10.1186/2190-4715-24-24; Schütte, G., Eckerstorfer, M., Rastelli, V. et al., “Herbicide resistance and biodiversity: agronomic and environmental aspects of genetically modified herbicide-resistant plants”, Environmental Sciences Europe 29, 5 (2017),
https://enveurope.springeropen.com/articles/10.1186/s12302-016-0100-y
(10) EFSA-advies, blz. 9.
(11) De genetisch gemodificeerde mais met meerdere transformatiestappen bevat een EPSPS-modificatie.
(12) Evaluatie door de EFSA van de bestaande maximumresidugehalten voor glyfosaat overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 396/2005 — herziene versie om rekening te houden met weggelaten gegevens. EFSA Journal 2019; 17(10):5862, blz. 4, https://efsa.onlinelibrary.wiley.com/doi/full/10.2903/j.efsa.2019.5862
(13) Conclusie van de EFSA over de intercollegiale toetsing van de pesticiderisicobeoordeling van de werkzame stof glyfosaat, EFSA Journal, 2015; 13(11):4302, blz. 3, https://www.efsa.europa.eu/en/efsajournal/pub/4302
(14) Dit is inderdaad het geval voor glyfosaat, zoals vermeld in de evaluatie van de EFSA, “Review of the Existing Maximum Residue Levels for Glyphosate according to Article 12 of Regulation (EC) No 396/2005”, EFSA Journal 2018; 16(5):5263, blz. 12, https://www.efsa.europa.eu/en/efsajournal/pub/5263
(15) Voor een overzicht zie Rubio Infante, N. & Moreno-Fierros, L.: “An overview of the safety and biological effects of Bacillus thuringiensis Cry toxins in mammals”, Journal of Applied Toxicology, mei 2016, 36(5): blz. 630-648, http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1002/jat.3252/full
(16) Aanvraag EFSA-GMO-DE-2010-86 (mais Bt11 x MIR162 x 1507 x GA21 en drie subcombinaties ongeacht hun oorsprong), minderheidsstandpunt van J.M. Wal, lid van het EFSA-panel voor ggo’s, EFSA Journal 2018, 16(7):5309, blz. 34. https://efsa.onlinelibrary.wiley.com/doi/epdf/10.2903/j.efsa.2018.5309
(17) Douglas, M.R. & Tooker, J.F.: “Large-Scale Deployment of Seed Treatments Has Driven Rapid Increase in Use of Neonicotinoid Insecticides and Preemptive Pest Management in U.S. Field Crops”, Environmental Science & Technology, 2015, 49(8), blz. 5088-5097, https://pubs.acs.org/doi/10.1021/es506141g
(18) Neonicotinoïden, https://ec.europa.eu/food/plant/pesticides/approval_active_substances/ approval_renewal/neonicotinoids_en
(19) http://apps.who.int/iris/bitstream/handle/10665/255027/9789241512220-eng.pdf;jsessionid=11933F77EEEE4D6E7BD574889996C4E6?sequence=1, blz. 21
(20) Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad (PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1).
(21) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 503/2013 van de Commissie van 3 april 2013 betreffende vergunningaanvragen voor genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 641/2004 van de Commissie en (EG) nr. 1981/2006 van de Commissie (PB L 157 van 8.6.2013, blz. 1).
(22) Samenvattend verslag van de afdeling genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders van 15 september 2020, https://ec.europa.eu/food/sites/food/files/plant/docs/sc_modif-genet_20200915_sum.pdf
(23) Overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) nr. 182/2011 “kan” de Commissie de vergunning alsnog verlenen indien in het comité van beroep geen steun van een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten is gevonden. Zij hoeft dit niet te doen.
(24) Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).
(25) https://tillymetz.lu/wp-content/uploads/2020/09/Co-signed-letter-MEP-Metz.pdf
(26) MON 87708 × MON 89788 × A5547-127, https://webgate.ec.europa.eu/dyna/gm_register/gm_register_auth.cfm?pr_id=100
Vrijdag, 13 november 2020
|
13.10.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 415/22 |
P9_TA(2020)0305
Investeringsplan voor een duurzaam Europa — financiering van de Green Deal
Resolutie van het Europees Parlement van 13 november 2020 over het investeringsplan voor een duurzaam Europa – financiering van de Green Deal (2020/2058(INI))
(2021/C 415/04)
Het Europees Parlement,
|
— |
gezien de mededeling van de Commissie van 14 januari 2020 getiteld “Investeringsplan voor een duurzaam Europa, Investeringsplan voor de Europese Green Deal” (COM(2020)0021), |
|
— |
gezien de mededeling van de Commissie van 11 december 2019 getiteld “De Europese Green Deal” (COM(2019)0640) en de resolutie daarover van 15 januari 2020 (1), |
|
— |
gezien het voorstel van de Commissie van 2 mei 2018 voor een verordening van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 (COM(2018)0322) en het gewijzigde voorstel van de Commissie van 28 mei 2020 (COM(2020)0443), samen met het gewijzigde voorstel van 28 mei 2020 voor een besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (COM(2020)0445), |
|
— |
gezien zijn tussentijds verslag van 14 november 2018 over het meerjarig financieel kader 2021-2027 en het standpunt van het Parlement met betrekking tot een akkoord (2), |
|
— |
gezien zijn resolutie van 10 oktober 2019 over het meerjarig financieel kader 2021-2027 en eigen middelen: tijd om de verwachtingen van de burger in te lossen (3), |
|
— |
gezien zijn resolutie van 15 mei 2020 over het nieuwe meerjarig financieel kader, eigen middelen en het herstelplan (4), |
|
— |
gezien het definitieve verslag en de aanbevelingen van de Groep op hoog niveau inzake eigen middelen van december 2016, |
|
— |
gezien zijn wetgevingsresolutie van 16 september 2020 over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (5), |
|
— |
gezien de mededeling van de Commissie van 27 mei 2020 getiteld “Het moment van Europa: herstel en voorbereiding voor de volgende generatie” (COM(2020)0456) en de bijbehorende wetgevingsvoorstellen, |
|
— |
gezien Richtlijn (EU) 2018/410 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2018 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter bevordering van kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen en Besluit (EU) 2015/1814, en Besluit (EU) 2015/1814 van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 2015 betreffende de instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG, |
|
— |
gezien zijn resolutie van 18 december 2019 over eerlijke belastingheffing in een gedigitaliseerde en gemondialiseerde economie: BEPS 2.0 (6), |
|
— |
gezien zijn resolutie van 17 april 2020 over gecoördineerde EU-maatregelen om de COVID-19-pandemie en de gevolgen ervan te bestrijden (7), |
|
— |
gezien het eindverslag van de deskundigengroep op hoog niveau over duurzame financiering (HLEG) van 31 januari 2018, |
|
— |
gezien de mededeling van de Commissie van 8 maart 2018 getiteld “Actieplan: duurzame groei financieren” (COM(2018)0097), |
|
— |
gezien zijn resolutie van 29 mei 2018 over duurzame financiering (8), |
|
— |
gezien zijn resolutie van 23 juli 2020 over de conclusies van de buitengewone Europese Raad van 17 tot en met 21 juli 2020 (9), |
|
— |
gezien Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 tot vaststelling van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen, en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088, en Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector, |
|
— |
gezien de economische kwartaalprognoses van de Commissie, |
|
— |
gezien het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC), het Kyoto-protocol bij het UNFCCC en de Overeenkomst van Parijs, |
|
— |
gezien de door de Verenigde Naties gesteunde beginselen voor verantwoord beleggen, de beginselen voor verantwoord bankieren en de beginselen voor duurzaam verzekeren, |
|
— |
gezien de Europese pijler van sociale rechten, het Internationaal Statuut van de Rechten van de Mens, de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen, de leidende beginselen inzake bedrijfsleven en mensenrechten van de VN, de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de VN en de Verklaring betreffende de fundamentele principes en rechten op het werk van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), en de acht kernverdragen van de IAO, |
|
— |
gezien de statuten van de Europese Centrale Bank (ECB), |
|
— |
gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), |
|
— |
gezien het gezamenlijk overleg van de Begrotingscommissie en de Commissie economische en monetaire zaken overeenkomstig artikel 58 van zijn Reglement, |
|
— |
gezien artikel 54 van zijn Reglement, |
|
— |
gezien de adviezen van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, de Commissie vervoer en toerisme, de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling en de Commissie cultuur en onderwijs, |
|
— |
gezien het verslag van de Begrotingscommissie en de Commissie economische en monetaire zaken (A9-0198/2020), |
|
A. |
overwegende dat de noodzakelijke investeringen voor aanpassing aan de klimaatverandering nog niet beoordeeld en in de klimaatcijfers van het MFK meegenomen zijn; |
|
B. |
overwegende dat het pad naar klimaatneutraliteit in 2050 een impuls zal geven aan het concurrentievermogen van de economie van de Unie en zal leiden tot meer dan genoeg duurzame, hoogwaardige banen; |
|
C. |
overwegende dat in het speciaal verslag van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) uit 2019 over de opwarming van de aarde met 1,5o C duidelijk wordt gemaakt dat het tot dusver vastgestelde beleid ontoereikend is om te voorkomen dat de aarde meer dan 1,5 oC opwarmt en om een verlies aan biodiversiteit en de verstoring van biogeochemische stromen te vermijden; |
|
D. |
overwegende dat in de klimaatwet van de EU de verbintenis van de EU ten aanzien van klimaatneutraliteit in 2050 in steen zal worden gebeiteld, met inbegrip van de tussentijdse ambitieuze stappen die nodig zijn om deze doelstelling te verwezenlijken; |
|
E. |
overwegende dat de Commissie de investeringen die op EU-niveau nodig zijn om de huidige klimaatdoelstellingen voor 2030 te halen heeft geraamd op 240 miljard EUR per jaar (10), plus bijkomende bedragen van 130 miljard EUR per jaar voor milieudoelstellingen, 192 miljard EUR per jaar voor sociale infrastructuur en 100 miljard EUR per jaar voor een bredere verkeersinfrastructuur voor Europa; overwegende dat dit neerkomt op een totaal van ten minste 662 miljard EUR aan investeringsbehoeften per jaar; overwegende dat deze cijfers gebaseerd zijn op een klimaatdoelstelling voor 2030 van een afname van de broeikasgasemissies van 40 %; overwegende dat, nu het Parlement heeft ingestemd met ambitieuzere doelstellingen, de investeringskloof zelfs nog groter is; overwegende dat het van essentieel belang is om alle beschikbare middelen te mobiliseren om de investeringskloof te dichten; |
|
F. |
overwegende dat in artikel 2, lid 1, van de Overeenkomst van Parijs wordt opgeroepen om geldstromen in lijn te brengen met een traject naar broeikasgasarme en klimaatveerkrachtige ontwikkeling; |
|
G. |
overwegende dat de Europese Green Deal een nieuwe groeistrategie is die de EU moet omvormen tot een rechtvaardige en welvarende samenleving, met een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie, waar vanaf 2050 netto geen broeikasgassen meer worden uitgestoten en de economische groei is losgekoppeld van het gebruik van hulpbronnen, en die tevens moet bijdragen tot het waarborgen van de strategische autonomie van de EU; |
|
H. |
overwegende dat de COVID-19-pandemie het belang van investeringen in een sociaal en ecologisch duurzame economie onderstreept, in het bijzonder investeringen ter bevordering van grensverleggend onderzoek en ontwikkeling, een concurrerende industriesector, een diepere en sterkere eengemaakte markt, sterke kmo’s (kleine en middelgrote ondernemingen), de gezondheidszorg, een solide stelsel van sociale voorzieningen en het sociaal welzijn; |
|
I. |
overwegende dat de uitgaven die nodig zijn om Europese economieën te ondersteunen de vraag doen rijzen hoe de ontstane schuld zal worden terugbetaald; overwegende dat het belangrijk is om de toename in ongelijkheden zoals die zich na de vorige crisis heeft voorgedaan te voorkomen; |
|
J. |
overwegende dat de totstandbrenging van een duurzaam economisch systeem cruciaal is voor het ontwikkelen van de langdurige strategische autonomie van de EU en voor het versterken van de veerkracht van de EU; |
|
K. |
overwegende dat het handelsbeleid gevolgen heeft voor broeikasgasemissies; |
|
L. |
overwegende dat de door vervoer veroorzaakte broeikasgasemissies goed zijn 27 % van de totale emissies van de EU en de enige zijn die nog steeds toenemen; overwegende dat de vervoerssector ook op technologisch neutrale wijze moet bijdragen tot het behalen van de emissiereductiedoelstellingen van de EU waarmee klimaatneutraliteit in 2050 wordt nagestreefd, terwijl moet worden gewaarborgd dat vervoer betaalbaar en concurrerend blijft; overwegende dat de vermindering van de emissies van de vervoerssector kan worden versneld voor zowel de vervoersinfrastructuur als het wagenpark door synergieën met andere sectoren, zoals de digitale sector en de energiesector, te ontwikkelen en te versterken; |
|
M. |
overwegende dat belastingvrijstelling voor de lucht- en de zeevaartsector ook de mededinging tussen industriële sectoren kan verstoren en inefficiënte en vervuilende vervoerswijzen kan bevorderen; |
|
N. |
overwegende dat in artikel 2 van de statuten van de ECB wordt gesteld dat, indien het doel van prijsstabiliteit wordt bereikt en niet ter discussie wordt gesteld, het monetaire beleid van de ECB moet worden gevoerd met het oog op de bevordering van de doelstellingen van de EU zoals vastgelegd in artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), dat onder meer voorziet in de bescherming van de kwaliteit van het milieu; |
|
O. |
overwegende dat de ECB in het kader van de toetsing van haar monetaire-beleidsstrategie zal beoordelen of en hoe zij binnen haar mandaat rekening kan houden met duurzaamheidsoverwegingen, en met name met risico’s in verband met milieuduurzaamheid; |
|
P. |
overwegende dat de activering van de algemene ontsnappingsclausule tot doel heeft de lidstaten in staat te stellen een begrotingsbeleid te voeren dat de uitvoering van alle maatregelen die nodig zijn om de crisis adequaat aan te pakken zal vergemakkelijken en tegelijkertijd te blijven binnen het op regels gebaseerde kader van het stabiliteits- en groeipact (SGP); overwegende dat de algemene ontsnappingsclausule bepaalt dat de toepassing ervan de houdbaarheid van de begroting niet in gevaar mag brengen; |
|
1. |
is ingenomen met het Investeringsplan voor een duurzaam Europa (Sustainable Europe Investment Plan — SEIP), dat cruciaal is voor het welslagen van de Green Deal en de overgang naar een duurzamere, meer concurrerende, circulaire en veerkrachtige economie in overeenstemming met de milieuverbintenissen van de Unie, waaronder de klimaatverbintenissen in het kader van de Overeenkomst van Parijs en de klimaatwet van de EU; benadrukt dat het plan de kern moet vormen van een gecoördineerd en inclusief antwoord van de Unie om te bouwen aan een veerkrachtiger economie en samenleving na de COVID-19-crisis, en territoriale, sociale en economische cohesie moet bevorderen; wijst erop dat duurzaamheid in overeenstemming moet zijn met overwegingen van financiële stabiliteit; |
|
2. |
is ingenomen met het herstelplan voor Europa van de Commissie, waarin de Europese Green Deal en de digitaliseringsstrategie centraal staan; onderschrijft het onderliggende beginsel dat bij overheidsinvesteringen het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” in acht zal worden genomen, en benadrukt dat dit beginsel van toepassing is op zowel sociale als milieudoelstellingen; benadrukt dat nationale herstel- en weerbaarheidsplannen de EU op weg moeten helpen naar klimaatneutraliteit in uiterlijk 2050, zoals verankerd in de klimaatwet van de EU, met inbegrip van de tussentijdse doelstellingen voor 2030, om zo de transitie van de lidstaten naar een circulaire en klimaatneutrale economie te waarborgen op basis van wetenschappelijke inzichten en tijdgebonden klimaatdoelstellingen; |
|
3. |
herhaalt dat investeringen in het kader van de faciliteit voor herstel en veerkracht het beginsel “geen afbreuk doen” moeten eerbiedigen; benadrukt dat klimaatrelevante investeringen in overeenstemming moeten zijn met de EU-taxonomie en dat de nationale herstelplannen moeten worden afgestemd op de NECP’s; |
|
4. |
is van mening dat het verwezenlijken van een eerlijke transitie naar klimaatneutraliteit een grote verantwoordelijkheid is voor de EU; verzoekt om de uitvoering van passende maatregelen en beleidslijnen, waarbij het publiek, particuliere en overheidssectoren, regio’s, steden en de lidstaten worden betrokken, om deze transformatie tot een goed einde te brengen; dringt erop aan dat prioriteit wordt gegeven aan investeringen ter ondersteuning van een duurzame transitie, de digitale agenda en de Europese soevereiniteit in strategische sectoren door middel van een consistente industriestrategie; is van mening dat digitalisering van de publieke en overheidssector zal bijdragen tot het bereiken van klimaatneutraliteit; |
|
5. |
benadrukt dat het bereiken van de doelstelling van de EU om uiterlijk in 2050 klimaatneutraliteit en een circulaire economie te verwezenlijken, onder meer zal afhangen van toereikende financiering en de coherente integratie van duurzaamheid in particuliere en overheidsfinanciering; onderstreept dat overheidsfinanciering alleen niet voldoende zal zijn om bovengenoemde doelstellingen te verwezenlijken en bij te dragen tot de transitie; benadrukt dat er aanzienlijke extra bedragen voor duurzame particuliere en overheidsinvesteringen nodig zullen zijn; dringt er daarom bij de Commissie op aan om bij de ontwikkeling van het SEIP particuliere en overheidsinvesteringen aan te moedigen; onderstreept dat de beschikbare middelen, zelfs met ambitieuze financiering, niet onbeperkt zullen zijn; acht het van essentieel belang dat met het SEIP aanvullende investeringen met echte toegevoegde waarde mogelijk worden gemaakt zonder dat marktfinanciering wordt verdrongen; dringt er bij de Commissie op aan een degelijk monitoring- en rapportagekader op te zetten om ervoor te zorgen dat bestedingen echt effect hebben; wijst er met klem op dat de koppeling tussen uitgaven en inkomsten, met name door nieuwe eigen middelen te creëren, cruciaal zal zijn voor de uitvoering van de Green Deal; |
|
6. |
merkt op dat alle sectoren van de economie van de EU geraakt zullen worden door de transitie naar een groene economie en dringt erop aan dat de transitie naar klimaatneutraliteit een impuls moet geven aan het concurrentievermogen van de Europese economie en moet resulteren in meer dan genoeg duurzame, hoogwaardige banen in de Unie; onderstreept dat de groene transitie inclusief en in overeenstemming met de beginselen van economische, sociale en ecologische duurzaamheid moet zijn; is in dit opzicht van mening dat het SEIP niemand aan zijn lot mag overlaten en waar nodig gericht moet zijn op het beperken van ongelijkheden tussen de lidstaten en regio’s met betrekking tot het behalen van de doelstellingen inzake klimaatneutraliteit; wijst erop dat het behouden en scheppen van werkgelegenheid, alsook aanvullende opleiding en omscholing van cruciaal belang zijn voor de transitie naar duurzame energie; |
|
7. |
benadrukt eveneens dat de Europese Green Deal alleen kans van slagen heeft als de Europese producenten van duurzame goederen en diensten de voordelen ervan inzien; |
|
8. |
verzoekt de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat het SEIP voldoende wordt gefinancierd om te waarborgen dat toekomstige programma’s, zoals de renovatiegolfstrategie, voldoende effect hebben op elk gebouw in de EU, aanvaardbaar worden gemaakt voor alle burgers van de Unie en door hen worden verwelkomd; |
|
9. |
vraagt zich af of het SEIP, in zijn huidige samenstelling, de mobilisering van 1 biljoen EUR in 2030 mogelijk zal maken, gezien de negatieve economische vooruitzichten na de COVID-19-pandemie; verzoekt de Commissie te zorgen voor volledige transparantie ten aanzien van financieringskwesties, zoals het optimistische hefboomeffect, de potentieel dubbele telling van bepaalde investeringen, of het gebrek aan duidelijkheid over de extrapolatie van bepaalde bedragen; vraagt zich voorts af hoe het nieuwe, door de Commissie voorgestelde MFK, waarmee de Europese Raad in haar conclusies heeft ingestemd, het bereiken van de SEIP-doelstellingen mogelijk zou maken; is bezorgd over het feit dat door het versneld uitvoeren van EU-programma’s een groene investeringskloof zou kunnen ontstaan aan het einde van de volgende MFK-periode; verzoekt de Commissie en de lidstaten met plannen te komen waarin zij uitleggen hoe zij de aanzienlijke investeringskloof zullen dichten door middel van zowel particuliere als overheidsinvesteringen, met inbegrip van een beoordeling van de nieuwe economische vooruitzichten als gevolg van de huidige crisis en de verwachte grotere ambitie van de klimaat-, energie- en milieudoelstellingen voor 2030; onderstreept het feit dat het investeringsplan voor een duurzaam Europa een langetermijndoelstelling van de EU is die niet ondermijnd mag worden door lagere MFK’s in de toekomst waarbij een groot deel van het geld wordt gebruikt voor de aflossing van langlopende schulden; |
|
10. |
merkt op dat de Commissie in haar mededeling van 14 januari 2020 de investeringsbehoeften op EU-niveau voor de verwezenlijking van de huidige klimaatdoelstellingen voor 2030 op ten minste 662 miljard EUR per jaar heeft geraamd; verzoekt de Commissie deze nieuwe cijfers te verwerken in een herziene SEIP-architectuur; |
|
11. |
verzoekt de Commissie om bekend te maken in welke mate alle middelen van het MFK en Next Generation EU onder de verschillende doelstellingen en categorieën van de EU-taxonomie vallen; |
|
12. |
wenst gewaarborgd te zien dat de financiering uit het SEIP, zowel op EU- als op nationaal en regionaal niveau, naar het beleid en de programma’s gaat die het meest kunnen bijdragen tot de strijd tegen de klimaatverandering en andere klimaatdoelstellingen, met inbegrip van de transitie van EU-bedrijven, met name kmo’s, naar een concurrerender Unie en naar het scheppen van banen, zij het aangepast aan de verschillende nationale, regionale en lokale behoeften; kijkt uit naar de publicatie door de Commissie, vóór het begin van het volgende MFK, van een kader voor het traceren van klimaat-, biodiversiteits- en andere duurzame uitgaven, in voorkomend geval aan de hand van de criteria die zijn vastgesteld in de taxonomieverordening; dringt erop aan dat dit kader onder meer voorziet in een monitoringmethodologie, vergezeld van de bijbehorende corrigerende maatregelen, en een mechanisme voor duurzaamheidstoetsing en tracering om schadelijke effecten vast te stellen overeenkomstig het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” en de verbintenissen in het kader van de Overeenkomst van Parijs; |
|
13. |
benadrukt dat het welslagen van het SEIP afhangt van de toereikendheid van de particuliere en overheidsfinanciering en van de samenhang van het EU-beleid; benadrukt daarom de noodzaak van geharmoniseerde duurzaamheidsindicatoren en een methodologie voor effectmeting; dringt erop aan dat er in het licht van het SEIP effectbeoordelingen worden gestart met betrekking tot andere wetteksten, ongeacht of deze zich nog in de wetgevingsprocedure bevinden of al van kracht zijn, om de verenigbaarheid van de bestaande EU-wetgeving met de EU-milieudoelstellingen te beoordelen; |
|
14. |
benadrukt dat een van de doelstellingen van het SEIP moet zijn te zorgen voor een verschuiving van niet-duurzame naar duurzame economische activiteiten; |
|
15. |
is van mening dat particuliere en overheidsfinanciering de taxonomieverordening en het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” in acht moet nemen, om ervoor te zorgen dat het beleid en de financiering van de EU, met inbegrip van de EU-begroting, de programma’s die worden gefinancierd in het kader van “Next Generation EU”, het Europees Semester en de financiering van de Europese Investeringsbank (EIB), niet bijdragen aan projecten en activiteiten die sociale of milieudoelstellingen aanzienlijk schaden, het economische concurrentievermogen niet aantasten en niet tot banenverlies leiden; benadrukt dat de investeringskloof niet alleen met overheidsbudgetten en door overheidsbanken kan worden overbrugd; herinnert eraan dat tien grote Europese banken ieder jaar nog steeds meer dan 100 miljard EUR in fossiele brandstoffen investeren; wijst erop dat de Commissie op grond van de taxonomieverordening voor het einde van 2020 een gedelegeerde handeling moet vaststellen met technische screeningcriteria voor activiteiten die substantieel bijdragen tot de beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering; |
|
16. |
roept de Commissie ertoe op ervoor te zorgen dat er uit hoofde van het nieuwe MFK geen activiteiten worden ondersteund of gefinancierd die leiden tot een afhankelijkheid van activa die, gezien hun levensduur, schadelijk zijn voor de klimaat- en milieudoelstellingen van de EU; |
|
17. |
verzoekt de Commissie zich te buigen over de mogelijkheden voor een ruimer gebruik van de EU-taxonomie voor het traceren van klimaat- en milieu-uitgaven binnen alle overheidsfinanciering van de EU, met inbegrip van het nieuwe MFK, InvestEU, het programma Next Generation EU, het instrument voor solvabiliteitssteun, de faciliteit voor herstel en weerbaarheid en de fondsen van de Europese Investeringsbank (EIB); |
|
18. |
dringt aan op de operationalisering van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” in relevante financieringsregelingen van de EU, bijvoorbeeld door middel van een toetsing van de duurzaamheid op het gebied van klimaat, milieu en maatschappij; wijst erop dat er geen strikte investeringsregels mogen worden ingevoerd zonder eerst de lokale en regionale overheden, sectoren en kmo’s te raadplegen; |
|
19. |
verzoekt de Commissie na te gaan en vast te stellen welke activiteiten bijzonder schadelijk zijn voor de ecologische duurzaamheid, overeenkomstig artikel 26, lid 2, onder a), van Verordening (EU) 2020/852 en zoals aanbevolen door de Europese Centrale Bank en het netwerk van centrale banken en toezichthouders voor de vergroening van het financiële systeem (NGFS); |
|
20. |
dringt aan op de geleidelijke afschaffing van particuliere en overheidsinvesteringen in vervuilende en schadelijke economische activiteiten waarvoor economisch haalbare alternatieven beschikbaar zijn, met volledige eerbiediging van de rechten van de lidstaten om hun energiemix te kiezen, teneinde een voorziening voor duurzame energie en een energienet dat verenigbaar is met de Overeenkomst van Parijs op te zetten; onderstreept dat deze alternatieven dringend moeten worden gevonden door middel van grootschalige investeringen in technologische innovatie en energie-efficiëntie; benadrukt dat in het kader van het SEIP gefinancierde activiteiten de sociale ongelijkheid niet verder mogen vergroten en de economische en sociale kloof tussen de oostelijke en westelijke landen in de EU niet mogen verdiepen; wijst er in dit opzicht op dat elf landen en de Europese Unie tussen 2014 en 2016 112 miljard EUR per jaar hebben uitgegeven aan het subsidiëren van fossiele brandstoffen; verzoekt de Commissie en de lidstaten om strategieën te ontwikkelen om alle voor het milieu schadelijke subsidies geleidelijk af te schaffen, teneinde de coherentie en geloofwaardigheid van de EU ten aanzien van de bescherming van de biodiversiteit en natuurlijke ecosystemen te vergroten en een impuls te geven aan de overgang naar schone-energiesystemen en een klimaatneutrale en circulaire economie; |
|
21. |
is van mening dat bij de overgang naar klimaatneutraliteit een gelijk speelveld voor EU-bedrijven en hun concurrentievermogen behouden moet blijven, met name in het geval van oneerlijke concurrentie uit derde landen; is van oordeel dat het SEIP, om zijn doelstellingen te bereiken, ook moet bijdragen tot duurzame Europese productie en de wereldwijde emissies moet verminderen door middel van het handelsbeleid; dringt erop aan dat handelsovereenkomsten de bescherming van investeerders niet mogen garanderen ten koste van milieu-, sociale of gezondheidsnormen; onderstreept hoe belangrijk het is dat afdwingbare klimaat- en andere milieunormen worden opgenomen in handelsovereenkomsten die de EU met derde landen sluit, ook om te zorgen voor een gelijk speelveld voor Europese bedrijven; dringt erop aan te waarborgen dat derde landen in aanmerking komen voor deelname aan grensoverschrijdende projecten die bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs; |
|
22. |
benadrukt dat Erasmus+, het Europees Solidariteitskorps en Creatief Europa, als respectievelijk het belangrijkste onderwijs-, vrijwilligers- en cultuurprogramma van de EU, een essentieel instrument vormen voor de mondiale respons op klimaatverandering, een centrale rol spelen voor het verwerven van de vaardigheden die nodig zijn voor de groene transitie, en het vergroten van de kennis over milieu- en klimaatveranderingsvraagstukken, in het bijzonder bij jongeren die zich vrijwillig inzetten voor de bescherming van het milieu, en de ontwikkeling van creatieve, inclusieve en toegankelijke oplossingen om milieu-uitdagingen aan te pakken; benadrukt dat deze programma’s bijdragen tot de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de EU; wijst in dit verband op het belang van door Erasmus+ ondersteunde landbouwstages; |
De EU-begroting: het doelgericht aanwenden, het activeren en het katalyseren van financiële middelen
|
23. |
benadrukt de centrale rol van de EU-begroting in de uitvoering van het SEIP; onderstreept zijn aloude standpunt dat nieuwe initiatieven altijd moeten worden onderworpen aan duurzaamheidsbeoordelingen en -toetsingen, moeten worden gefinancierd door aanvullende kredieten en geen negatieve gevolgen mogen hebben voor andere beleidsgebieden; benadrukt het belang van al lang bestaand EU-beleid, zoals cohesie of landbouw, samen met andere essentiële beleidsterreinen, zoals onderzoek, innovatie of aanpassing aan en matiging van de klimaatverandering; verzoekt de Commissie en de lidstaten hun politieke toezeggingen gestand te doen en de Unie toe te rusten met een toekomstgericht MFK waarmee tegemoet kan worden gekomen aan de verwachtingen van de burgers; |
|
24. |
onderstreept het belang van duurzame particuliere investeringen en hun rol bij de verwezenlijking van de doelstellingen van het SEIP, en is van mening dat particuliere financiering moet worden vergemakkelijkt; benadrukt voorts dat technische bijstand moet worden bevorderd in de vorm van lokale en nationale starterscentra en incubatoren die financiers en initiatiefnemers van projecten samenbrengen; |
|
25. |
is ingenomen met de aanvaarding door de Europese Raad van het herstelinstrument van de Europese Unie als noodinstrument ter ondersteuning van investeringen en hervormingen; betreurt echter het voorstel om de extra middelen voor verschillende EU-programma’s aanzienlijk te verlagen en deze volledig in te trekken voor andere programma’s; is van mening dat de voorgestelde bezuinigingen op programma’s ter ondersteuning van de transitie van koolstofafhankelijke regio’s indruisen tegen de Green Deal-agenda van de EU en uiteindelijk ook gevolgen zullen hebben voor de financiering van het SEIP; |
|
26. |
benadrukt het feit dat, om aan haar verplichtingen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen, de bijdrage van de EU aan de klimaatdoelstellingen ondersteund moet worden door een ambitieus aandeel klimaat- en biodiversiteitgerelateerde uitgaven in de EU-begroting; streeft er daarom naar zo snel mogelijk een wettelijk bindende uitgavendoelstelling van 30 % voor klimaatmainstreaming en 10 % voor biodiversiteit te halen; benadrukt dat de doelstelling voor klimaatuitgaven van toepassing moet zijn op het MFK als geheel; onderstreept dat een klimaatdoelstelling van 37 % ook van toepassing moet zijn op NGEU-uitgaven; verzoekt de Commissie met klem een betekenisvol en transparant tracerings- en monitoringsysteem voor klimaatgerelateerde uitgaven in de EU-begroting op te zetten; benadrukt de essentiële rol van nieuwe eigen middelen zodat in de toekomst in de EU-begroting de financiering van klimaatmaatregelen kan worden verhoogd; |
|
27. |
is ingenomen met het voorstel om het Fonds voor een rechtvaardige transitie (JTF) aan te vullen met extra middelen van NGEU, maar betreurt het voorstel van de Raad om deze aanvullingen te verminderen, en benadrukt dat aanvullende steun nodig zal zijn om ervoor te zorgen dat werknemers die direct en indirect door de transitie worden getroffen, passende bijstand krijgen; herhaalt dat middelen uit het JTF een aanvulling kunnen vormen op de middelen die beschikbaar zijn in het kader van het cohesiebeleid, en wijst erop dat het nieuwe voorstel niet ten koste mag gaan van het cohesiebeleid door verplichte overdrachten uit de nationale begrotingen van de lidstaten en niet mag leiden tot concurrentieverstoring; |
|
28. |
is van mening dat het beginsel van een rechtvaardige transitie in de hele Green Deal moet worden geïntegreerd en dat het JTF met name gericht moet zijn op de regio’s die het meest afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen; benadrukt dat de gefinancierde projecten ecologisch, sociaal en economisch duurzaam en op lange termijn levensvatbaar moeten zijn; dringt daarom aan op een brede EU-strategie voor de ontwikkeling en modernisering van de regio’s die gebruikmaken van het JTF; |
|
29. |
benadrukt dat bij het opstellen van de plannen voor een rechtvaardige transitie alle relevante belanghebbenden moeten worden betrokken; is van mening dat in de plannen voor een rechtvaardige transitie rekening moet worden gehouden met de verschillende uitgangsposities van de lidstaten en regio’s bij de transitie naar klimaatneutraliteit; merkt op dat er meer duidelijkheid moet komen over de subsidiabiliteitscriteria voor financiering; is van mening dat de door het JTF gefinancierde programma’s ook moeten worden beoordeeld aan de hand van methoden voor het traceren van het klimaat, het berekenen van natuurlijk kapitaal en de levenscyclus; |
|
30. |
is ingenomen met de twee aanvullende pijlers van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie, met name een specifieke regeling in het kader van InvestEU en een leenfaciliteit voor de overheidssector, die samen met het JTF nieuwe economische kansen zullen creëren en zullen bijdragen tot een verlichting van de sociaaleconomische gevolgen van de transitie naar klimaatneutraliteit en de totstandbrenging van de circulaire economie in de EU in de meest kwetsbare en koolstofintensieve regio’s en steden, en die helpen bij het aanpakken van uitdagingen op het gebied van de betaalbaarheid van energie waarmee burgers tijdens het transitieproces worden geconfronteerd; is van mening dat, om van deze pijlers een succes te maken, het essentieel is om voldoende technische bijstand voor lidstaten, regio’s en steden te waarborgen; |
|
31. |
benadrukt dat een sociaal rechtvaardige transitie niet mogelijk is zonder een omvangrijke bijdrage van grootstedelijke gebieden; meent daarom dat de middelen van de tweede en derde pijler van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie gemakkelijk toegankelijk moeten zijn voor steden, zodat er een grootschalig financieel mechanisme kan worden ontwikkeld om bij te dragen aan de sociale en klimaatinspanningen op stedelijk niveau; wijst erop dat dit direct toegankelijke middelen kan omvatten ten behoeve van onder meer woningbeleid, de renovatie, aanpassing en isolatie van gebouwen, openbaar-vervoersprojecten, de verbetering van de groene infrastructuur van steden, de invoering van instrumenten voor de circulaire economie en projecten voor duurzaam waterbeheer; |
|
32. |
is ingenomen met de rol van InvestEU bij de uitvoering en de werking van het SEIP en is van mening dat InvestEU een centrale rol moet spelen in het groen, billijk en veerkrachtig herstel van de Unie; betreurt het feit dat de voorgestelde financiering van InvestEU, zowel via het MFK als via NGEU, aanzienlijk is verlaagd ten opzichte van het recentste voorstel van de Commissie; is ingenomen met het voorstel om binnen InvestEU een strategische investeringsfaciliteit op te zetten, met daarin met name de toevoeging van een vijfde venster, ter bevordering van duurzame investeringen in belangrijke technologieën en waardeketens; benadrukt dat projecten die in het kader van InvestEU worden gefinancierd, in overeenstemming moeten zijn met de klimaat- en milieuverbintenissen van de Unie voor 2030; |
|
33. |
onderstreept het feit dat het voorlopige akkoord over InvestEU dat het Parlement en de Raad in mei 2019 hebben bereikt, reeds in het herziene Commissievoorstel is opgenomen; herinnert eraan dat deze overeenkomst, naast een bevoorrechte positie van de EIB-groep, ook voorziet in een belangrijke rol voor andere uitvoerende partners, zoals nationale stimuleringsbanken of andere internationale financiële instellingen; herinnert er bovendien aan dat InvestEU een vraaggestuurd instrument is en dat daarom buitensporige sectorale of geografische concentratie moet worden vermeden; wijst erop dat het noodzakelijk is om te zorgen voor gepaste technische bijstand bij de praktische toepassing ervan, zodat projecten daar worden gefinancierd waar er de meeste behoefte aan is, en wel zodanig dat ze werkelijke additionaliteit bieden; wijst in dit verband op de essentiële bijdrage van de advieshub, waarvoor een toereikende financiële toewijzing moet worden gewaarborgd; |
|
34. |
wijst opnieuw op de verantwoordelijkheid van de EU, als wereldleider bij de bestrijding van klimaatverandering, om andere internationale partners aan te moedigen een vergelijkbare benadering te volgen; is van mening dat de middelen die uit de EU-begroting aan derde landen worden toegekend, niet mogen worden besteed op een manier die indruist tegen de doelstellingen van de Green Deal, en bedoeld moeten zijn om de verwezenlijking van die doelstellingen te vergemakkelijken, rekening houdend met de verschillende ontwikkelingsniveaus van elk land en de uiteenlopende investeringsbehoeften van de landen; meent dat de pandemie heeft laten zien dat maatregelen ter bescherming van het milieu en de biodiversiteit buiten de Unie nauw verband houden met de volksgezondheid in de Unie, en dat dergelijke maatregelen kosteneffectief zijn in vergelijking met de gevolgen van de pandemie; |
|
35. |
merkt op dat het innovatiefonds en het moderniseringsfonds een belangrijke bijdrage moeten leveren aan de duurzame transitie naar nuluitstoot van broeikasgassen in 2020, en is met name ingenomen met het feit dat het moderniseringsfonds is ontworpen om investeringen ter verbetering van de energie-efficiëntie in tien lidstaten met een lager inkomen te ondersteunen en daarom een belangrijk instrument is om een billijke transitie te waarborgen; benadrukt niettemin de noodzaak van een scherper toezicht op het fonds, aangezien investeringen in activiteiten die aanzienlijke schade berokkenen aan sociale en milieudoelstellingen niet in aanmerking mogen komen in het kader van het moderniseringsfonds; |
|
36. |
acht het noodzakelijk om eventuele overlapping met aanverwante activiteiten die uit de Uniebegroting worden gefinancierd te voorkomen, en meent dat het feit dat deze fondsen geen deel uitmaken van de Uniebegroting mogelijk ten koste gaat van het budgettair toezicht; verzoekt de Commissie met klem om de begrotingsautoriteit goed op de hoogte te houden van de uitvoering van de fondsen; |
|
37. |
is ingenomen met het voornemen van de Commissie om zowel het moderniseringsfonds als het innovatiefonds opnieuw te beoordelen in het kader van de herziening van het emissiehandelssysteem (ETS); herhaalt zijn aloude eis om een aanzienlijk deel van de ETS-inkomsten in te delen als eigen middelen; |
|
38. |
benadrukt de belangrijke rol die het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en het gemeenschappelijk visserijbeleid zullen moeten spelen bij het bereiken van de doelstellingen van het SEIP; merkt op dat het GLB, zolang de landbouw- en visserijsector van de EU op weg zijn naar een duurzamer beheer van natuurlijke hulpbronnen en het behoud van biodiversiteit, zijn doelstellingen moet behouden, namelijk het ondersteunen van een hoogwaardige voedselvoorziening en het waarborgen van voedselsoevereiniteit voor Europeanen, het leveren van een bijdrage aan een stabiel en aanvaardbaar inkomen voor boeren en vissers en het leveren van een bijdrage aan de duurzame ontwikkeling van plattelandsgebieden; benadrukt dat ervoor moet worden gezorgd dat het GLB bijdraagt aan de klimaat- en duurzaamheidsdoelstellingen van de EU, zoals benadrukt in het verslag van de Europese Rekenkamer van 7 november 2018; |
|
39. |
acht het van groot belang de toegang tot particuliere en overheidsfinanciering te vergemakkelijken ter ondersteuning van meer groene investeringen, de ontwikkeling van en toegang tot digitaliseringsinstrumenten, modernisering en innovatie, zodat de landbouwsector, de visserijsector en plattelandsgebieden de uitdagingen aan kunnen gaan en de kans kunnen grijpen om de doelstellingen en de ambitie van de Green Deal te verwezenlijken; |
|
40. |
benadrukt dat het cohesiebeleid, als het voornaamste investeringsinstrument van de Unie, een cruciale rol zal spelen bij de ondersteuning van de transitie naar klimaatneutraliteit; wijst op het feit dat het cohesiebeleid na de COVID-19-pandemie een van de meest bepalende instrumenten voor een duurzaam economisch herstel zal zijn, en de rol moet blijven vervullen die het al jarenlang heeft, namelijk bijdragen aan de bevordering van sociale, economische en territoriale cohesie, zoals vastgelegd in de EU-verdragen; dringt aan op een versterking van het cohesiebeleid zodat het zijn hoofddoelstellingen kan verwezenlijken en kan bijdragen tot het welslagen van de Europese Green Deal; |
|
41. |
steunt de innovatieve aanpak van de Commissie die naar voren komt in haar verklaring dat de EU-begroting ook via de ontvangstenzijde zal bijdragen aan de verwezenlijking van de klimaat- en milieudoelstellingen; herinnert aan het standpunt van het Parlement ten gunste van de invoering van nieuwe eigen middelen die toegevoegde waarde kunnen genereren en de Europese Green Deal aanzienlijk kunnen ondersteunen; |
|
42. |
herhaalt zijn eerdere standpunt ten aanzien van de lijst van mogelijke kandidaten voor nieuwe eigen middelen, zoals uiteengezet in haar tussentijds verslag over het MFK, die moeten beantwoorden aan de essentiële doelstellingen van de EU, waaronder de strijd tegen de klimaatverandering en de bescherming van het milieu; vraagt daarom om de invoering, zonder burgers extra lasten op te leggen, van nieuwe eigen middelen, die bijvoorbeeld middelen zouden kunnen omvatten waarvoor de Commissie in 2018 cijfers heeft verstrekt op basis van:
herhaalt in dit verband zijn oproep aan alle lidstaten om zich aan te sluiten bij het kader voor nauwere samenwerking inzake de BFT; verzoekt de Commissie zo spoedig mogelijk meer informatie te verstrekken over de eigen middelen die zij in haar mededeling van 27 mei 2020 over het herstelplan heeft gepresenteerd, met inbegrip van de heffing op basis van de verrichtingen van grote ondernemingen en de mogelijke uitbreiding van het ETS tot de zeevaart en de luchtvaart; |
|
43. |
dringt erop aan dat er vanaf 2021 een pakket nieuwe eigen middelen in de EU-begroting moet worden opgenomen, terwijl er ook een wettelijk bindend tijdschema moet worden vastgesteld om nieuwe eigen middelen voor te stellen en in te voeren in de loop van het volgende MFK; vraagt dat de opbrengsten van de nieuwe eigen middelen hoog genoeg zullen zijn om ten minste de terugbetalingsverplichtingen uit hoofde van het herstelinstrument te dekken; verwacht dat alle inkomsten boven dat niveau naar de EU-begroting terugvloeien om onder meer de financieringskloof in de Green Deal te dichten, zonder afbreuk te doen aan het universaliteitsbeginsel; |
|
44. |
onderstreept dat beide soorten inkomsten, afkomstig uit milieuheffingen en andersoortige heffingen, onmisbaar zullen zijn om een solide pakket aan echte nieuwe eigen middelen te creëren, aangezien het aandeel van de inkomsten afkomstig van milieuheffingen na verloop van tijd kan afnemen naarmate de EU vooruitgang boekt in de richting van klimaatneutraliteit; |
Financiële instellingen — de uitvoering van de Green Deal mogelijk maken
|
45. |
is ingenomen met het besluit van de EIB om haar beleid inzake kredietverlening op het gebied van energie en haar klimaatstrategie te herzien en om 50 % van haar verrichtingen vanaf 2025 te besteden aan klimaatactie en milieuduurzaamheid, met als doel de verplichtingen van de EU uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs na te komen; verzoekt de EIB ook haar beleid inzake kredietverlening op het gebied van vervoer te herzien en zich in te zetten voor de duurzame transitie naar klimaatneutraliteit en een circulaire economie, rekening houdend met de verschillende energiemixen van de lidstaten en met bijzondere aandacht voor de sectoren en regio’s die het zwaarst door de transitie worden getroffen; verzoekt met name om nieuw beleid vast te stellen met betrekking tot de industriesectoren met een hoge koolstofintensiteit waarin de EIB actief is, om de transitie van deze sectoren te ondersteunen, teneinde alle nieuwe sectorale leningen af te stemmen op de doelstelling om uiterlijk in 2050 klimaatneutraliteit te bereiken; prijst het streven van de EIB om uiterlijk in 2021 een einde te maken aan de financiering van projecten op het gebied van fossiele brandstoffen; vereist de vaststelling en publicatie van controleerbare transitieplannen ter verwezenlijking van de doelstellingen inzake klimaatneutraliteit; |
|
46. |
benadrukt dat de respons van de EIB op de COVID-19-pandemie in overeenstemming moet zijn met de doelstellingen van het SEIP; merkt op dat echter niet alle gefinancierde projecten kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen van de EU, en benadrukt dat dit geen belemmering voor de financiering ervan hoeft te vormen; is echter van mening dat de portefeuille van de EIB moet worden afgestemd op de duurzaamheidsdoelstellingen van de EU en het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”; verzoekt de EIB een concreet stappenplan op te stellen voor het verwezenlijken van de specifieke doelstelling van 50 % in 2025, en jaarlijks bekend te maken welk deel van haar activa activiteiten financiert die volgens de EU-taxonomie als ecologisch duurzaam kunnen worden aangemerkt; wijst erop dat de respons van de bank op de COVID-19-pandemie tot 240 miljard EUR aan investeringen zou leiden en binnen weken mogelijk werd gemaakt; |
|
47. |
is van mening dat als de EIB een succesvolle rol wil spelen bij de financiering van de Green Deal, een participatieve aanpak van onderaf cruciaal is, en dat de EIB een specifieke dialoog tussen de particuliere en overheidsfactor moet bevorderen en moet zorgen voor een betere coördinatie met verschillende belanghebbenden, zoals lokale en regionale overheden en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld; benadrukt voorts de onafhankelijkheid van de EIB en onderstreept het belang van democratische controle op investeringen; |
|
48. |
herinnert eraan dat de EIB ’s werelds grootste emittent van groene obligaties is en in elf jaar tijd meer dan 23 miljard EUR heeft aangetrokken; merkt op dat het een grote uitdaging is geweest om gezamenlijke normen vast te stellen om greenwashing te voorkomen; is ingenomen met de nieuwe, in 2018 gelanceerde duurzaamheidsobligaties van de EIB, bedoeld om investeringen in de VN-doelstellingen voor duurzame ontwikkeling te ondersteunen; onderstreept dat het belangrijk is om voor deze obligaties gemeenschappelijke normen vast te leggen zodat de projecten transparant, verifieerbaar en meetbaar zijn; verzoekt de EIB deze activiteit voort te zetten en de uitgifte van groene obligaties en obligaties voor duurzaamheidsbewustzijn uit te breiden, wat de uitvoering van het SEIP kan vergemakkelijken en kan helpen bij de ontwikkeling van de markt voor obligaties voor sociale en ecologische duurzaamheid, voortbouwend op de werkzaamheden in het kader van het EU-actieplan voor de financiering van duurzame groei en de EU-taxonomie; |
|
49. |
moedigt de EIB aan een actieve rol te spelen bij de ondersteuning van projecten die een rechtvaardige transitie ondersteunen, zoals onderzoek, innovatie en digitalisering, de toegang van kmo’s tot financiering, en sociale investeringen en vaardigheden; |
|
50. |
merkt op dat de president van de EIB, Werner Hoyer, heeft benadrukt dat de kapitaalbasis van de EIB moet worden versterkt om haar in staat te stellen de ambitieuze projecten ter ondersteuning van de overgang naar een duurzame economie voort te zetten; |
|
51. |
erkent de belangrijke rol van de nationale stimuleringsbanken en -instellingen en de internationale financiële instellingen, waaronder de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling en de Wereldbank, bij de financiering van duurzame projecten, waardoor zij bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs; benadrukt dat de nationale stimuleringsbanken en -instellingen gezien hun ervaring en capaciteiten op nationaal en regionaal niveau een essentiële rol kunnen spelen bij de maximalisatie van het effect van overheidsmiddelen, ook door middel van partnerschappen in het kader van InvestEU, en zo kunnen helpen bij de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen van de Unie; onderstreept dat de financiering van kmo’s van essentieel belang is voor de succesvolle uitvoering van het SEIP; |
|
52. |
wijst ook op het feit dat de nationale stimuleringsbanken en -instellingen bedreven zijn in het ontwerpen, beheren en financieren van relatief kleine projecten, vanwege hun ervaring op dat gebied; verwelkomt daarom hun betrokkenheid bij verschillende aspecten van het SEIP, aangezien zij de meest aangewezen instellingen zijn om investeringen op Europees niveau in de reële economie en op lokaal niveau hun bestemming te geven; onderstreept hoe belangrijk het is dat lokale technische ondersteuning wordt gegarandeerd voor initiatiefnemers van projecten en voor innovatie, en benadrukt de rol die starterscentra spelen doordat zij projecten helpen voldoende rijpheid te bereiken om in aanmerking te komen voor financiering; verzoekt om staatssteunhervormingen waardoor deze banken en instellingen preferente leningen kunnen verstrekken teneinde de duurzaamheid te bevorderen; |
|
53. |
merkt op dat particuliere en overheidsinvesteringen kunnen bijdragen tot duurzaam herstel en veerkracht wanneer de financiering naar groene investeringen gaat, zoals elektriciteitsnetten, supernetten en slimme netten, spoornetwerken, energie-efficiëntie en projecten met betrekking tot de circulaire economie; |
|
54. |
beklemtoont dat milieu- en klimaatrampen steeds grotere risico’s voor de financiële stabiliteit met zich meebrengen en dat deze langetermijnrisico’s daarom beter kunnen worden opgenomen in de beoordelingen van prudentiële regelgeving en toezicht; is van mening dat de strijd tegen de klimaatverandering en de bevordering van duurzaamheid meer in aanmerking moeten worden genomen in het beleid van de ECB, met volledige inachtneming van haar mandaat en onafhankelijkheid en zonder haar rol als hoedster van de financiële en monetaire stabiliteit in het gedrang te brengen; herinnert aan de verklaring van de president van de ECB dat de ECB de ontwikkeling van een taxonomie ondersteunt als een manier om de opname van milieuoverwegingen in de portefeuilles van centrale banken te vergemakkelijken; neemt kennis van de ambitie in het recente antwoord van het Eurosysteem op de openbare raadplegingen van de Commissie over de vernieuwde strategie voor duurzame financiering en de herziening van de richtlijn niet-financiële rapportage (NFI-richtlijn), waarin wordt gesteld dat marktkrachten een belangrijke aanjager kunnen en moeten zijn van de ombuiging van financiële stromen naar duurzame economische activiteiten; staat achter de oproep van de ECB en het netwerk van centrale banken en toezichthouders voor de vergroening van het financiële stelsel (NGFS) aan financiële toezichthouders om de aan duurzaamheid gerelateerde financiële risico’s beter te beoordelen; |
|
55. |
moedigt de ECB aan vooruitgang te boeken met haar monetaire-beleidsstrategie, met volledige inachtneming van het in het VWEU verankerde mandaat van de ECB inzake prijsstabiliteit; merkt op dat de ECB, in het kader van de herziening van haar monetaire-beleidsstrategie, in overeenstemming met de Overeenkomst van Parijs zal nagaan of en hoe zij, binnen haar mandaat, duurzaamheidsoverwegingen — en met name risico’s in verband met milieuduurzaamheid — in aanmerking kan nemen in haar onderpandkader en jaarlijkse stresstests, en tegelijkertijd haar taken op het gebied van monetair beleid en die op het gebied van prudentieel toezicht gescheiden kan houden; moedigt de ECB voorts aan bekend te maken in welke mate het monetair beleid in overeenstemming is met de Overeenkomst van Parijs, en tegelijkertijd een routekaart voor toekomstige aanpassing vast te stellen, waarbij de EU-taxonomie voor deze maatregelen op passende wijze wordt gebruikt; verzoekt de ECB te zoeken naar verdere manieren om de EIB te ondersteunen teneinde de financieringscapaciteit van de EIB te vergroten zonder marktverstoringen te veroorzaken; |
|
56. |
stelt voor dat de ECB de herbalancering van haar koolstofintensieve obligatieportefeuille in het kader van het aankoopprogramma voor de bedrijfssector beoordeelt in het licht van de klimaatverplichtingen van de EIB; |
|
57. |
verzoekt de Europese toezichthoudende autoriteiten samen met nationale bevoegde autoriteiten jaarlijkse klimaatstresstests te ontwikkelen voor de financiële instellingen die onder hun toezicht vallen, zoals momenteel wordt besproken in met name het NGFS, teneinde te begrijpen waar de klimaatgerelateerde financiële risico’s liggen in de portefeuilles van relevante financiële instellingen in de EU en hoe groot die risico’s zijn; |
|
58. |
is van mening dat het openbaar vervoer van essentieel belang is voor het bereiken van duurzame stedelijke mobiliteit; benadrukt dat er op lokaal en regionaal niveau meer steun nodig is voor openbaarvervoersnetwerken en -parken, aangezien dergelijke steun een doeltreffend instrument vormt voor de transitie naar emissiearme mobiliteit en tegelijk de verschuiving tussen verschillende vervoerswijzen bevordert, met name in stadscentra, alsook de connectiviteit in plattelandsgebieden; meent dat een grotere samenhang tussen financiering van stedelijk vervoer en duurzame stedelijke mobiliteitsplanning van essentieel belang is om de transformatie van stedelijke mobiliteit te bevorderen; verzoekt de Commissie samen te werken met de lidstaten bij de ontwikkeling van plannen en beleid voor duurzame stedelijke mobiliteit, inclusief steun voor efficiënte openbaarvervoerssystemen en actieve mobiliteitsoplossingen, zoals lopen en fietsen, en de bevordering van toegankelijkheid en multimodaliteit binnen verschillende vervoerswijzen; |
Particuliere investeringen aantrekken voor een duurzaam herstel
|
59. |
steunt een vernieuwde strategie voor duurzame financiering; onderstreept de noodzaak van een EU-milieukeurmerk voor financiële producten dat constant in ontwikkeling is, voor een EU-norm voor groene obligaties en voor duurzaamheidsgegevens die betrouwbaarder, beter te vergelijken en beter toegankelijk zijn dankzij de harmonisatie van duurzaamheidsindicatoren; herinnert eraan hoe belangrijk groene financiering is voor de internationale rol van de EU en de euro in het volgende decennium; benadrukt het belang voor kmo’s van vereenvoudigde rapportagenormen waardoor zijn ten volle deel kunnen nemen aan de kapitaalmarkten; |
|
60. |
stelt met klem dat duurzaamheidsgegevens die betrouwbaarder, beter te vergelijken en beter toegankelijk zijn, onontbeerlijk zijn om het duurzaam financieel stelsel van de EU in de praktijk te laten werken; verwelkomt het idee van het forum op hoog niveau inzake de kapitaalmarktenunie om een Europees centraal toegangspunt te creëren en om informatie over ondernemingen in de EU te verzamelen door de bestaande nationale en EU-registers en -databanken van bedrijfsgegevens met elkaar te verbinden, teneinde ondernemingen, met name in kleinere lidstaten, te helpen om beleggers aan te trekken; benadrukt dat ondernemingen in staat moeten zijn om de beschikbaarheid van hun gegevens in het centraal toegangspunt te controleren; verzoekt de Commissie om een wetgevingsvoorstel in te dienen voor een Europees centraal toegangspunt voor financiële en niet-financiële informatie over al dan niet aan de beurs genoteerde ondernemingen in de EU, eveneens met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel voor zover van toepassing; verzoekt de Commissie om de transparantievereisten van de richtlijn niet-financiële informatie (NFI-richtlijn) te stroomlijnen en in overeenstemming te brengen met de vereisten van de taxonomieverordening en de verordening inzake informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector; dringt aan op transparante methoden voor het verzamelen en publiceren van gegevens; verzoekt de Commissie te zorgen voor doeltreffende gegevenscontrole en rapportage met betrekking tot de uitvoering van het SEIP, en al deze informatie openbaar te maken om volledige transparantie omtrent EU-uitgaven voor de groene transitie te waarborgen; is van mening dat een aanzienlijk deel van de in het kader van het herstelplan uit te geven EU-obligaties wordt uitgegeven op basis van de EU-norm voor groene obligaties, zoals voorgesteld door de Commissie; |
|
61. |
prijst de vorderingen die zijn gemaakt op basis van de initiatieven die zijn opgenomen in het actieplan voor duurzame financiering uit 2018; dringt aan op de vaststelling van de gedelegeerde handelingen zoals voorzien in de taxonomieverordening, rekening houdend met het hele scala aan duurzaamheidscriteria en -indicatoren; verzoekt in het bijzonder om een spoedige toepassing van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”, zoals beschreven in de verordening inzake informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector en de taxonomieverordening; onderstreept het belang van ambitieuze vereisten met betrekking tot informatieverschaffing voor alle financiële producten en entiteiten; |
|
62. |
is van oordeel dat de toekomstige herziene EU-strategie voor duurzame investeringen een enorme kans biedt om de transitie naar duurzamere retailbeleggingen te versnellen; verzoekt de Commissie de nodige maatregelen voor te stellen om duurzame retailbeleggingen te stimuleren; |
|
63. |
neemt kennis van artikel 26, lid 2, van de taxonomieverordening, op grond waarvan de Commissie uiterlijk op 31 december 2021 een verslag moet publiceren met een beschrijving van de bepalingen die nodig zijn om het toepassingsgebied van deze verordening uit te breiden tot andere dan ecologisch duurzame economische activiteiten, met inbegrip van andere duurzaamheidsdoelstellingen, zoals sociale doelstellingen; |
|
64. |
steunt de oproep van de deskundigengroep op hoog niveau inzake duurzame financiering om met nieuwe maatregelen te komen ter bevordering van langetermijndenken, dat gunstig is voor mensen en de planeet; verzoekt de Commissie te analyseren hoe een langetermijnperspectief beter kan worden geïntegreerd in het stelsel en de regels van corporate governance en daaromtrent een voorstel in te dienen; is verheugd over de voorbereiding van een initiatief inzake duurzame corporate governance; |
|
65. |
verzoekt de Commissie een herziening van de NFI-richtlijn, waarin de bekendmaking van de impact van bedrijfsactiviteiten op ecologische, sociale en governanceduurzaamheid zou kunnen worden opgenomen; |
|
66. |
dringt erop aan dat particuliere en overheidsinvesteringen elkaar waar mogelijk aanvullen bij het mobiliseren van financiering voor de Green Deal; benadrukt dat, om te kunnen garanderen dat de financiering voor het SEIP kan worden gemaximaliseerd, particuliere investeringen niet mogen worden verdrongen; |
|
67. |
herinnert eraan dat investeringen in en kredietverlening voor niet-duurzame economische activiteiten kunnen leiden tot waardeloze activa of verzonken investeringen met lock-ineffecten; wijst erop dat dit risico voldoende moet worden geïntegreerd in de kredietbeoordelingen en prudentiële kaders, waaronder het Bazel-raamwerk; verzoekt de Commissie daarom na te gaan hoe duurzaamheidsrisico’s en de prudentiële behandeling van langetermijninvesteringen en -leningen beter kunnen worden opgenomen, onder meer in het EU-rulebook voor het bankwezen, dat daarnaast de algehele stabiliteit van het financiële stelsel zal bevorderen, en om de betrouwbaarheid, vergelijkbaarheid en transparantie van duurzaamheidsfactoren in kredietratings verder te bevorderen; is van mening dat dit laatste zou kunnen worden aangepakt bij de komende herziening van de verordening inzake ratingbureaus, de richtlijn kapitaalvereisten en de solvabiliteitskaders; |
|
68. |
herinnert eraan dat met duurzame investeringen niet per definitie een lager risico is gemoeid dan met andersoortige investeringen; |
|
69. |
is van mening dat kmo’s in de Unie gemakkelijker toegang moeten krijgen tot particuliere en overheidsfinanciering in het kader van het SEIP; wijst erop dat er extra inspanningen moeten worden geleverd om kmo’s te informeren over de nieuwe financieringsmogelijkheden in het kader van het SEIP; |
Bevordering van duurzame overheidsinvesteringen in tijden van crisis
|
70. |
dringt daarom aan op het opzetten van een instrument voor duurzame investeringen om de doelstellingen van de Europese Green Deal te verwezenlijken, maar benadrukt dat welk financieringsmodel ook wordt gekozen, een toename van de overheidsinvesteringen moet bijdragen tot de duurzaamheid van de overheidsfinanciën in de EU; is van mening dat bij een mogelijke herziening van het EU-kader voor economische governance rekening moet worden gehouden met de aanbevelingen van het onafhankelijk Europees Begrotingscomité en dat deze de lidstaten moet aanmoedigen om hun economie en overheidsuitgaven af te stemmen op de doelstellingen van de Europese Green Deal; steunt de toezegging van de Commissie om andere faciliterende kaders te onderzoeken, zoals normen voor groene obligaties, en moedigt de Commissie aan beste praktijken op het gebied van groene budgettering in kaart te brengen; |
|
71. |
verzoekt om overheidssteun voor de vervoerssector, met name luchtvaartmaatschappijen, het toerisme en de automobielindustrie, op een duurzame en efficiënte manier te gebruiken; dringt erop aan dat de in de taxonomieverordening omschreven overgangsactiviteiten in aanmerking komen voor financiering in het kader van het SEIP, en verzoekt bijzondere aandacht te besteden aan de toegang tot financiering en andere vormen van steun voor micro-ondernemingen en kmo’s; |
|
72. |
roept op tot het mainstreamen van duurzame overheidsopdrachten en aanbestedingen, en tot meer Europese coördinatie op dit gebied; |
|
73. |
merkt op dat plannen voor herstel en veerkracht gebaseerd zullen zijn op gedeelde EU-prioriteiten; wijst in dit verband op de Europese Green Deal en de Europese pijler van sociale rechten, alsook op de digitale agenda en de strategische doelstelling om Europese soevereiniteit te bereiken in strategische sectoren, met een duurzame industriële basis; herinnert aan de noodzaak van investeringen in groen herstel en aan de noodzaak om de convergentie tussen de lidstaten bij de uitvoering van het SEIP te vergroten, hetgeen kan helpen het economisch herstel te versnellen; verzoekt om prioriteiten op te stellen voor gebieden zoals werkgelegenheid, vaardigheden, onderwijs, digitaal ondernemerschap, onderzoek en innovatie en gezondheid, maar ook voor gebieden die verband houden met het bedrijfsleven en de non-profitsector, met inbegrip van het openbaar bestuur en de financiële sector; verzoekt de Commissie technische bijstand te verlenen aan overheidsinstanties bij het opstellen van overgangsplannen teneinde gestrande activa te voorkomen; vraagt de Commissie toe te zien op de uitvoering van de herstel- en veerkrachtsplannen en ervoor te zorgen dat ernstige inbreuken leiden tot de terugvordering van betaalde toewijzingen; benadrukt het belang van eerbiediging van de rechtsstaat en onze democratische waarden door de lidstaten die de plannen opstellen; |
|
74. |
dringt erop aan dat het beginsel “geen afbreuk doen” in het kader van de Europese Green Deal wordt toegepast op alle herstelplannen; |
|
75. |
betreurt het besluit van de Europese Raad om het instrument voor solvabiliteitssteun uit het NGEU-programma te schrappen; beschouwt dit als een belangrijk instrument om een gelijk speelveld op de eengemaakte markt tot stand te brengen; |
|
76. |
dringt erop aan dat bedrijven die overheidssteun ontvangen, zich ertoe verbinden openbare verslagen voor elk afzonderlijk land op te stellen, waarbij wel de mogelijkheid moet worden opengehouden van tijdelijke uitzonderingen, waarin is voorzien om commercieel gevoelige informatie te beschermen; dringt erop aan dat deze bedrijven zorgen voor eerlijke concurrentie, de loofkloof tussen mannen en vrouwen verminderen, hun verplichtingen met betrekking tot niet-financiële rapportage nakomen, werkgelegenheid garanderen en informatie verschaffen over eventuele voorkeursbehandelingen die zij hebben genoten, en zich niet inlaten met strategieën voor belastingontwijking via dochterondernemingen zonder substantiële economische activiteiten die in niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden zijn opgericht; dringt erop aan dat deze bedrijven eerlijk moeten bijdragen aan de inspanningen voor herstel door een billijke hoeveelheid belasting te betalen; streeft in dit kader naar een nieuw maatschappelijk contract voor bedrijven, waarin een streven naar winst en overwegingen die verband houden met mensen en de planeet, in evenwicht zijn; |
|
77. |
verzoekt de Commissie de regels inzake staatssteun, met inbegrip van de tijdelijke kaderregeling die als reactie op de COVID-19-pandemie is ingevoerd, zo te herzien dat er meer overheidssteun voor de Europese Green Deal wordt verkregen, en erop toe te zien dat staatssteun afhankelijk wordt gesteld van de verwezenlijking van de klimaat- en milieudoelstellingen van de Unie; merkt op dat elke herziening van de staatssteunregels zorgvuldig moet worden uitgewerkt teneinde verstoringen van de mededinging op de interne markt te voorkomen, de integriteit van de interne markt te waarborgen en een gelijk speelveld bij elke toekomstige herziening te garanderen; |
|
78. |
roept de Commissie ertoe op om bij het goedkeuren van een aanvraag voor staatssteun van een lidstaat overeenkomstig artikel 108 VWEU in haar beslissing bepalingen op te nemen die begunstigden in koolstofintensieve sectoren verplichten klimaatdoelstellingen en routekaarten voor een groene transitie vast te stellen en aan te tonen dat hun bedrijfsmodel en -activiteiten overeenstemmen met de doelstellingen zoals vervat in hoofdstuk 2 van Verordening (EU) 2018/1999; |
|
79. |
is ingenomen met de geplande herziening van de energiebelastingrichtlijn voor 2021 en verzoekt de Commissie wetgevingsvoorstellen in te dienen om de btw-tarieven in overeenstemming te brengen met milieuoverwegingen, een kunststofheffing voor eenmalig gebruik in te voeren en de desbetreffende minimumaccijnzen te verhogen die hun effect als gevolg van de inflatie hebben verloren; streeft ernaar deze hervormingen te koppelen aan inspanningen om de koopkracht van degenen met het laagste inkomensniveau in de Europese Unie te handhaven; |
|
80. |
herinnert aan de toenemende investeringsbehoeften in verband met de groene transitie, en wijst erop dat belastingontduiking en -ontwijking van ondernemingen tot een potentieel verlies aan middelen voor de nationale begrotingen en de EU-begroting leidt, die volgens berekeningen variëren van 50-70 miljard EUR tot 160-190 miljard EUR en die zouden kunnen worden gebruikt voor investeringen in het SEIP; verzoekt de lidstaten middelen vrij te maken om de duurzame en rechtvaardige transitie te financieren door een eventuele inclusieve kaderovereenkomst van de OESO, met inbegrip van pijler 2, uit te voeren; dringt erop aan belastingfraude, belastingontduiking, belastingontwijking en agressieve belastingplanning intensiever te bestrijden; dringt aan op coördinatie op EU-niveau om agressieve fiscale planning door particulieren en ondernemingen op te sporen, te onderzoeken te voorkomen; dringt aan op een ambitieuze strategie inzake bedrijfsbelasting voor de 21e eeuw; verzoekt de Raad de criteria voor de definitie van schadelijke belastingregelingen bij te werken in de gedragscode inzake de belastingregeling voor ondernemingen, en herhaalt zijn standpunt van 26 maart 2019 over lidstaten die agressieve fiscale planning faciliteren; moedigt de Commissie aan criteria vast te stellen om de belastingpraktijken van de lidstaten te beoordelen; wijst de Commissie op artikel 116 VWEU in het kader van belastinggerelateerde dossiers en moedigt de Commissie aan gebruik te maken van deze bepaling om verstoringen van de mededinging op de eengemaakte markt te voorkomen; |
|
81. |
wil ervoor zorgen dat iedereen een billijke bijdrage levert aan het post-COVID-19-herstel en de overgang naar een concurrerende en duurzame economie, waarbij wel rekening dient te worden gehouden met de verschillende capaciteiten van de lidstaten; is van mening dat, zoals de president van de ECB, Christine Lagarde, op 7 juli 2020 heeft benadrukt, de kwetsbare groepen vaak “het hardst worden getroffen” door de COVID-19-pandemie, terwijl de prijzen van activa tijdens de crisis tot dusver zijn gestegen; moedigt de lidstaten en de Commissie aan nieuwe middelen te onderzoeken om een economisch herstel te financieren dat daarmee rekening houdt; |
|
82. |
benadrukt dat de verhoging van de financiering voor de Green Deal een zeer grote mate aan zowel begrotingsdiscipline als controle vereist teneinde fraude en verduistering van middelen te voorkomen; merkt op dat voor het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) geen capaciteit heeft om alleen financiële fraude te voorkomen; roept daarom alle lidstaten op om zich aan te sluiten bij het Europees Openbaar Ministerie (EOM); |
|
83. |
is van mening dat de combinatie van de voorstellen in dit verslag de 660 miljard EUR per jaar kan opleveren die nodig is om de strijd voor klimaat en banen te winnen; |
o
o o
|
84. |
verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten. |
(1) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0005.
(2) Aangenomen teksten, P8_TA(2018)0449.
(3) Aangenomen teksten, P9_TA(2019)0032.
(4) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0124.
(5) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0220.
(6) Aangenomen teksten, P9_TA(2019)0102.
(7) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0054.
(8) PB C 76 van 9.3.2020, blz. 23.
(9) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0206.
(10) https://ec.europa.eu/info/sites/info/files/economy-finance/assessment_of_economic_and_investment_needs.pdf
|
13.10.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 415/36 |
P9_TA(2020)0307
Impact van de COVID-19-maatregelen op de democratie, de grondrechten en de rechtsstaat
Resolutie van het Europees Parlement van 13 november 2020 over de impact van de COVID-19-maatregelen op de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten (2020/2790(RSP))
(2021/C 415/05)
Het Europees Parlement,
|
— |
gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en andere VN-mensenrechtenverdragen en -instrumenten, in het bijzonder het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, |
|
— |
gezien het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en de protocollen daarbij, |
|
— |
gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, |
|
— |
gezien het Europees Handvest van de patiëntenrechten, |
|
— |
gezien de verklaringen van de secretaris-generaal van de VN, de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de mensenrechten, de speciale rapporteurs van de VN, het VN-vluchtelingenagentschap UNHCR en andere VN-organen, over de impact van de COVID-19-maatregelen op de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten, |
|
— |
gezien de VN-doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling (SDG’s), |
|
— |
gezien de verklaringen en documenten van de vertegenwoordigers en organen van de Raad van Europa, met name zijn secretaris-generaal, de voorzitter en de rapporteurs van zijn Parlementaire Vergadering (PACE), de Commissaris voor de Mensenrechten, de Commissie voor Efficiëntie in Justitie (CEPEJ), het Comité inzake de voorkoming van folteringen en onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen (CPT), het Congres van lokale en regionale overheden en de Groep van Staten tegen Corruptie (GRECO), over de impact van de COVID-19-maatregelen op de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten, |
|
— |
gezien de publicatie “Respecting democracy, rule of law and human rights in the framework of the COVID-19 sanitary crisis — A toolkit for member states” van de Raad van Europa van 7 april 2020, |
|
— |
gezien de desbetreffende documenten van de Commissie van Venetië van de Raad van Europa, met inbegrip van de samenvatting van de adviezen en verslagen van de Commissie van Venetië over de noodtoestand (1) van 16 april 2020, het verslag van 26 mei 2020 getiteld “Respect for democracy, human rights and the rule of law during states of emergency — Reflections” (2), het waarnemingscentrum van de noodtoestand in de lidstaten van de Commissie van Venetië (3), haar verslag van 2011 over de rechtsstaat (4) en haar controlelijst inzake de rechtsstaat van 2016 (5), |
|
— |
gezien het verzoek van zijn voorzitter aan de Commissie van Venetië van 1 juli 2020, naar aanleiding van het voorstel van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, en het daarop volgende tussentijdse verslag van 8 oktober 2020 over de maatregelen die in de EU-lidstaten zijn genomen naar aanleiding van de COVID-19-crisis en over de impact ervan op de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten (6), |
|
— |
gezien de resolutie van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa (PACE) van 13 oktober 2020 over democratie tijdens de COVID-19-pandemie (7) en over de impact van de COVID-19-pandemie op de mensenrechten en de rechtsstaat (8), |
|
— |
gezien het advies van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) van 27 april 2020 over de ontwerpwet betreffende bijzondere regels voor het houden van de algemene presidentsverkiezingen van 2020 in de Republiek Polen (senaatsnota nr. 99) en de verklaring van de OVSE-vertegenwoordiger voor mediavrijheid, |
|
— |
gezien de verklaring over Hongarije van de woordvoerder van de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten, Rupert Colville, van 27 maart 2020, |
|
— |
gezien de gezamenlijke verklaring over Bulgarije van de speciale VN-rapporteurs inzake hedendaagse vormen van racisme en problemen met betrekking tot minderheden van 13 mei 2020, |
|
— |
gezien de publicaties van het Internationaal Instituut voor democratie en verkiezingsondersteuning (Internationaal IDEA) van 11 mei 2020 getiteld “Parliaments in Crisis: Challenges and Innovations” (9) en van 26 maart 2020 getiteld “Elections and COVID-19” (10), |
|
— |
gezien het brede debat met burgers, de academische gemeenschap, het maatschappelijk middenveld en de samenleving als geheel over de impact van de COVID-19-maatregelen op de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten (11), |
|
— |
gezien de acties van de Commissie met betrekking tot COVID-19 op alle terreinen van haar bevoegdheden en haar inspanningen om een Europees antwoord op de pandemie te coördineren op terreinen uiteenlopend van het Schengengebied tot desinformatie over het virus en van gegevensbescherming en apps tot asiel-, terugkeer- en hervestigingsprocedures, |
|
— |
gezien Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (Algemene verordening gegevensbescherming) (12), |
|
— |
gezien Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (13), |
|
— |
gezien Richtsnoer nr. 04/2020 voor het gebruik van locatiegegevens en instrumenten voor contacttracering in het kader van de uitbraak van COVID-19 en Richtsnoer nr. 03/2020 inzake de verwerking van gezondheidsgegevens voor wetenschappelijk onderzoek in het kader van de COVID-19-uitbraak van het Europees Comité voor gegevensbescherming, |
|
— |
gezien de mededeling van de Commissie van 16 april 2020 getiteld “Richtsnoeren in verband met gegevensbescherming voor apps ter ondersteuning van de bestrijding van de COVID-19-pandemie” (C(2020)2523), |
|
— |
gezien de mededeling van de Commissie van 30 september 2020 getiteld “Verslag over de rechtsstaat 2020 — De situatie op het gebied van de rechtsstaat in de Europese Unie” (COM(2020)0580) en de 27 bijbehorende landenhoofdstukken over de rechtsstaat in de lidstaten (SWD(2020)0300-0326), waarin wordt ingegaan op de impact van de door de lidstaten genomen COVID-19-maatregelen op de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten, |
|
— |
gezien de verklaring van 19 lidstaten van 1 april 2020 waarin zij zich zeer bezorgd tonen over het risico op inbreuken op de beginselen van de rechtsstaat, de democratie en de grondrechten als gevolg van de vaststelling van bepaalde noodmaatregelen (14), |
|
— |
gezien zijn resolutie van 17 april 2020 over gecoördineerde EU-maatregelen om de COVID-19-pandemie en de gevolgen ervan te bestrijden (15), |
|
— |
gezien zijn resolutie van 19 juni 2020 over de situatie in het Schengengebied als gevolg van de COVID-19-pandemie (16), |
|
— |
gezien zijn resolutie van 19 juni 2020 over Europese bescherming van grensoverschrijdende en seizoenarbeiders in het kader van de COVID-19-crisis (17), |
|
— |
gezien zijn resolutie van 10 juli 2020 over de EU-strategie voor volksgezondheid na COVID-19 (18), |
|
— |
gezien zijn resolutie van 17 september 2020 over COVID-19: EU-coördinatie van gezondheidsbeoordelingen en risico-indeling en de gevolgen voor Schengen en de interne markt (19), |
|
— |
gezien zijn resolutie van 17 september 2020 over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de constatering van een duidelijk gevaar voor een ernstige schending, door de Republiek Polen, van de rechtsstaat (20), |
|
— |
gezien zijn resolutie van 7 oktober 2020 over de instelling van een EU-mechanisme voor democratie, de rechtsstaat en grondrechten (21), |
|
— |
gezien zijn resolutie van 8 oktober 2020 over de rechtsstaat en de grondrechten in Bulgarije (22), |
|
— |
gezien de briefing van zijn beleidsondersteunende afdeling Rechten van de burger en Constitutionele Zaken van 23 april 2020 getiteld “The Impact of COVID-19 Measures on Democracy, the Rule of Law and Fundamental Rights in the EU” (23), met een samenvatting van de belangrijkste bevindingen naar aanleiding van de monitoring door middel van de wekelijkse overzichten van de door de lidstaten genomen COVID-19-maatregelen, |
|
— |
gezien de briefings van het Europees Centrum voor parlementair onderzoek en documentatie over de parlementaire activiteit tijdens de uitbraak van COVID-19 (24), |
|
— |
gezien de briefings van de Parlementaire Onderzoeksdiensten van het Europees Parlement (EPRS) met betrekking tot de noodtoestand die in verschillende lidstaten is uitgeroepen in reactie op de coronaviruscrisis en enkele andere relevante briefings over dit onderwerp (25), |
|
— |
gezien de vijf bulletins van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA) over de implicaties van de coronaviruspandemie in de EU op de grondrechten (26), |
|
— |
gezien de verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV), Josep Borrell, van 18 juni 2020 over de bestrijding van desinformatie over COVID-19 en de impact ervan op de vrijheid van meningsuiting, |
|
— |
gezien de dreigingsevaluatie van Europol van 5 oktober 2020 inzake georganiseerde criminaliteit via het internet (Internet Organised Crime Threat Assessment — IOCTA), |
|
— |
gezien het Europol-verslag van 19 juni 2020 getiteld “Exploring Isolation: Offenders and victims of online child sexual abuse during the COVID-19 pandemic”, |
|
— |
gezien het Europol-verslag van 30 april 2020 getiteld “Beyond the pandemic — How COVID-19 will shape the serious and organised crime landscape in the EU”, |
|
— |
gezien de voorbereidende werkzaamheden die voor deze resolutie zijn verricht door de monitoringgroep inzake de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten (DRFMG) van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (LIBE), met inbegrip van het verslag voor de LIBE-Commissie van 10 juli 2020 (27), |
|
— |
gezien de vraag aan de Commissie over de impact van de COVID-19-maatregelen op de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten (O-000065/2020 — B9-0023/2020), |
|
— |
gezien artikel 136, lid 5, en artikel 132, lid 2, van zijn Reglement, |
|
— |
gezien de ontwerpresolutie van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, |
|
A. |
overwegende dat de COVID-19-pandemie overal in de EU leed heeft veroorzaakt en de bevolking zwaar heeft getroffen; overwegende dat op veel plekken in de wereld, onder meer in de EU, een tweede COVID-19-golf gaande is en dat regeringen nieuwe beperkende maatregelen nemen om de piek te bestrijden, met inbegrip van hernieuwde lockdown- en sanitaire maatregelen, het gebruik van maskers en hogere boetes voor overtredingen; |
|
B. |
overwegende dat regeringen in de strijd tegen de pandemie noodmaatregelen moeten nemen die de rechtsstaat, de grondrechten en de democratische verantwoordingsplicht eerbiedigen en de hoeksteen moeten vormen in alle inspanningen om de verspreiding van COVID-19 te beheersen; overwegende dat noodbevoegdheden gepaard moeten gaan met extra controles om te voorkomen dat ze als voorwendsel worden aangegrepen om de machtsverhoudingen meer permanent te wijzigen; overwegende dat maatregelen van regeringen noodzakelijk, evenredig en tijdelijk moeten zijn; overwegende dat noodbevoegdheden het risico van machtsmisbruik door de uitvoerende macht met zich meebrengen en het risico dat ze ook na de noodtoestand deel blijven uitmaken van het nationale rechtskader, en dat bijgevolg moet worden gezorgd voor passend parlementair en rechterlijk toezicht, zowel intern als extern, en voor tegenwichten om dit risico te beperken; |
|
C. |
overwegende dat de COVID-19-crisis zonder weerga is; overwegende dat de methoden voor crisisbeheersing op lidstaat- en EU-niveau in de toekomst moeten worden heroverwogen; |
|
D. |
overwegende dat een aantal EU-lidstaten de noodtoestand (28) heeft afgekondigd op basis van hun grondwet (29), hetgeen in sommige gevallen juridisch problematisch is, en dat andere lidstaten noodbevoegdheden uit hoofde van het gemene recht (30) of gewone wetgeving (31) hebben gebruikt om snel beperkende maatregelen te nemen ter bestrijding van de COVID-19-epidemie; overwegende dat deze maatregelen een impact hebben op de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten, omdat ze van invloed zijn op de uitoefening van individuele rechten en vrijheden, zoals het vrije verkeer, de vrijheid van vergadering en vereniging, vrijheid van meningsuiting en informatie, de vrijheid van godsdienst, het recht op een gezinsleven, het recht op asiel, het beginsel van gelijkheid en non-discriminatie, het recht op privacy en gegevensbescherming, het recht op onderwijs en het recht op werk; overwegende dat deze maatregelen ook een impact hebben op de economieën van de lidstaten; |
|
E. |
overwegende dat het functioneren van de democratie en de democratische controles gevolgen ondervinden wanneer een noodsituatie op gezondheidsgebied leidt tot verschuivingen in de bevoegdheidsverdeling, bijvoorbeeld wanneer de uitvoerende macht nieuwe bevoegdheden kan krijgen om individuele rechten te beperken en bevoegdheden kan uitoefenen die gewoonlijk zijn voorbehouden aan de wetgevende macht en de lokale overheden, en daarbij de rol van parlementen, de rechterlijke macht, het maatschappelijk middenveld en de media, alsook de activiteiten en participatie van burgers, aan banden legt; overwegende dat er in de meeste lidstaten geen specifieke beperkingen zijn opgelegd aan de rechterlijke macht, maar dat de lockdownmaatregelen het voor rechtbanken bijna onmogelijk hebben gemaakt om normaal te opereren; |
|
F. |
overwegende dat intern rechterlijk toezicht, aangevuld met extern toezicht, nog altijd van fundamenteel belang is, aangezien het recht op een eerlijk proces en op doeltreffende voorzieningen in rechte van toepassing blijft tijdens de noodtoestand, zodat personen die door de noodmaatregelen worden getroffen, op doeltreffende wijze in beroep kunnen gaan indien de overheid ingrijpt in hun grondrechten en om te garanderen dat de uitvoerende macht zijn bevoegdheden niet te buiten gaat; |
|
G. |
overwegende dat de Commissie van Venetië de juridische noodtoestand wel ondersteunt en de feitelijke noodtoestand op basis van gewone wetgeving niet, aangezien een systeem van juridische noodbevoegdheden op basis van de grondwet betere garanties kan bieden voor de grondrechten, de democratie en de rechtsstaat en beter aansluit op het daarvan afgeleide rechtszekerheidsbeginsel (32); |
|
H. |
overwegende dat de COVID-19-crisis een stresstest vormde en nog steeds vormt voor de democratie en voor de veerkracht van de nationale waarborgen voor de rechtsstaat en de grondrechten; |
|
I. |
overwegende dat vertrouwen in het optreden van regeringen en staten van het allergrootste belang is om steun te krijgen voor de genomen noodmaatregelen en om die uit te voeren; overwegende dat transparante, op wetenschap gebaseerde en democratische besluiten alsook een dialoog met en de betrokkenheid van de oppositie, het maatschappelijk middenveld en belanghebbenden, van fundamenteel belang zijn om dit te bewerkstelligen in een democratie; |
|
J. |
overwegende dat de Commissie gedurende de crisis heeft toegezien op de door de regeringen van de lidstaten genomen noodmaatregelen; overwegende dat Commissievoorzitter Ursula von der Leyen op 31 maart 2020 heeft gezegd dat alle noodmaatregelen beperkt moeten blijven tot wat noodzakelijk en strikt evenredig is, dat zij niet voor onbepaalde tijd mogen gelden, dat de regeringen ervoor moeten zorgen dat deze maatregelen regelmatig worden getoetst, en dat de Commissie in alle lidstaten in een geest van samenwerking nauw zal toezien op de toepassing van noodmaatregelen (33); overwegende dat commissaris Didier Reynders op 26 maart 2020 een vergelijkbare verklaring gaf; |
|
K. |
overwegende dat bijna alle EU-lidstaten tijdelijke noodmaatregelen (d.w.z. met een aflooptermijn) hebben genomen in de strijd tegen de COVID-19-crisis (34), met name door middel van gewone wetgeving; overwegende dat de eerste noodmaatregelen in alle lidstaten over het algemeen vijftien dagen tot ongeveer een maand van kracht waren en vervolgens ten minste eenmaal werden verlengd; overwegende dat volgens de Commissie van Venetië slechts enkele EU-lidstaten geen aflooptermijn hebben vastgesteld voor de toepassing van de noodmaatregelen (35); |
|
L. |
overwegende dat de Commissie van Venetië aanbeveelt om afkondigingen of maatregelen zonder specifieke aflooptermijn, met inbegrip van afkondigingen en maatregelen die pas worden opgeschort zodra de uitzonderlijke situatie voorbij is, niet te beschouwen als wettig wanneer de situatie niet regelmatig wordt geëvalueerd (36); |
|
M. |
overwegende dat noodmaatregelen niet mogen discrimineren en dat regeringen de noodwetgeving niet mogen aangrijpen als voorwendsel om de grondrechten te beperken; overwegende dat regeringen ook een reeks aanvullende maatregelen moeten nemen om de mogelijke negatieve gevolgen van deze maatregelen op het leven van de mensen te verminderen; |
|
N. |
overwegende dat de noodtoestand in bijna alle lidstaten waar deze is afgekondigd ten minste eenmaal is verlengd; overwegende dat de Commissie van Venetië heeft onderstreept dat het essentieel is om de afkondiging en verlenging van de noodtoestand en de activering en toepassing van noodbevoegdheden te evalueren, en dat parlementaire en rechterlijke controle mogelijk moeten zijn (37); |
|
O. |
overwegende dat de parlementaire controle in de meeste lidstaten is beperkt door het gebruik van buitengewone uitvoerende bevoegdheden, en dat de parlementen in sommige lidstaten naar het tweede plan zijn verwezen zodat regeringen snel noodmaatregelen kunnen nemen zonder toereikende controle; |
|
P. |
overwegende dat het Europees Parlement, met name de LIBE-Commissie en haar monitoringgroep inzake de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten, sinds maart 2020 voortdurend toeziet op de situatie in de EU en regelmatig van gedachten wisselt met belanghebbenden, zoals blijkt uit het werkdocument van de monitoringgroep over de impact van COVID-19 op de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten (38); |
|
Q. |
overwegende dat ombudsinstanties en nationale mensenrechteninstellingen een belangrijke rol spelen bij het opsporen van problemen met de grondrechten en op het gebied van controle, toezicht en verhaalsmogelijkheden, en zodoende bij het beschermen van burgers in het kader van noodmaatregelen; |
|
R. |
overwegende dat het vrije verkeer in de lidstaten is beperkt door middel van verplichte of aanbevolen zelfisolatie en verboden op niet-essentiële verplaatsingen; overwegende dat de meeste Schengenlanden in reactie op COVID-19 opnieuw controles aan de binnengrenzen hebben ingevoerd of die grenzen geheel of gedeeltelijk hebben gesloten, dan wel gesloten voor bepaalde soorten reizigers, met inbegrip van EU-burgers en hun familieleden en onderdanen van derde landen die op hun grondgebied of op dat van een andere lidstaat verblijven; overwegende dat het bij het invoeren van deze maatregelen overduidelijk ontbrak aan coördinatie tussen de lidstaten en met de instellingen van de Unie (39); overwegende dat sommige lidstaten onwettige en discriminerende beperkingen hebben ingevoerd door ingezetenen met een andere EU-nationaliteit niet toe te laten tot hun grondgebied; |
|
S. |
overwegende dat de vrijheid van vergadering en vereniging belangrijke hoekstenen van de democratie zijn; overwegende dat de mogelijkheid om deze rechten uit te oefenen in de meeste lidstaten is beperkt als gevolg van de noodzakelijke sociale-afstandsregels en voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de volksgezondheid; overwegende dat sommige lidstaten hebben besloten bijeenkomsten toe te staan die voldoen aan de sociale-afstandsregels, terwijl andere deze helemaal hebben verboden; overwegende dat in sommige lidstaten controversiële wetten en maatregelen zijn overwogen die geen verband hielden met de noodtoestand, zonder dat de burgers vrij konden demonstreren; |
|
T. |
overwegende dat de vrijheid van meningsuiting in een aantal lidstaten is beperkt onder het voorwendsel van bestrijding van desinformatie; overwegende dat mensen die zich kritisch hebben uitgelaten op sociale media zijn gearresteerd omdat zij angst zouden zaaien of het publiek in gevaar zouden brengen; overwegende dat de COVID-19-pandemie gepaard is gegaan met een golf van onjuiste en misleidende informatie, bedrog, consumentenfraude, cybercriminaliteit en complottheorieën, en met gerichte desinformatiecampagnes door buitenlandse actoren of zelfs overheidsinstanties van lidstaten, die tal van potentiële bedreigingen met zich meebrengen voor EU-burgers, hun gezondheid en hun vertrouwen in overheidsinstellingen; |
|
U. |
overwegende dat de rechtshandhavingsinstanties in de afgelopen maanden een mondiale toename hebben geconstateerd van online gedeeld materiaal waarin kinderen seksueel worden misbruikt; |
|
V. |
overwegende dat de ernstige en georganiseerde misdaad profiteert van de als gevolg van de pandemie veranderende omstandigheden; overwegende dat de belangrijke rol die Europol vanaf de uitbraak van de pandemie speelt bij de monitoring van de impact van de COVID-19-pandemie op ernstige en georganiseerde misdaad en terrorisme in de EU, moet worden erkend; |
|
W. |
overwegende dat de media een fundamentele controlerende en toezichthoudende rol spelen en de belangrijkste informatiebronnen van de burgers zijn; overwegende dat de vrijheid van de media onder druk is komen te staan doordat rechtstreekse persconferenties zijn afgelast zonder alternatieven aan te bieden, en doordat bepaalde lidstaten de toegang tot volksgezondheidsinformatie en de vrijheid om te publiceren over het volksgezondheidsbeleid, hebben beperkt; overwegende dat tal van vragen van mediakanalen aan regeringen zijn afgewezen of genegeerd; overwegende dat journalisten en mediaprofessionals moeten worden beschermd wanneer zij verslag doen van demonstraties en protesten; overwegende dat sommige lidstaten de toegang tot informatie hebben beperkt door de termijn waarbinnen autoriteiten moeten antwoorden op verzoeken in het kader van de vrijheid van informatie, te verlengen of op te schorten; |
|
X. |
overwegende dat de lidstaten klokkenluiders tijdens de COVID-19-crisis en daarna moeten beschermen, aangezien die bescherming een krachtig instrument is gebleken in de bestrijding en voorkoming van acties die het publieke belang ondermijnen (40); |
|
Y. |
overwegende dat sommige lidstaten onevenredig repressieve maatregelen hebben genomen om de beperkingen te handhaven, zoals de strafbaarstelling van overtreding van de lockdown- en quarantaineregels met hoge boetes en een permanent strafblad tot gevolg (41); |
|
Z. |
overwegende dat de rechtsstelsels hinder ondervinden van de algemene beperkingen, in het kader waarvan vele rechtbanken tijdelijk zijn gesloten of hun activiteit hebben teruggeschroefd, waardoor soms achterstanden of langere wachttijden voor zittingen ontstaan; overwegende dat de procedurele rechten van verdachten en het recht op een eerlijk proces onder druk staan, aangezien de toegang tot advocaten is bemoeilijkt door de algemene beperkingen en rechtbanken in toenemende mate gebruikmaken van onlinezittingen; |
|
AA. |
overwegende dat maatregelen ter bestrijding van de pandemie die het recht op privacy en gegevensbescherming inperken altijd noodzakelijk, evenredig en tijdelijk moeten zijn en moeten bogen op een solide rechtsgrondslag; overwegende dat nieuwe technologieën een belangrijke rol hebben gespeeld in de bestrijding van de pandemie, maar tegelijkertijd grote nieuwe uitdagingen en punten van zorg met zich mee hebben gebracht; overwegende dat de regeringen van sommige lidstaten hun burgers op buitengewone wijze in de gaten houden door middel van drones, met camera’s uitgeruste surveillancewagens van de politie, locatiegegevens van telecomaanbieders, politie- en militaire patrouilles, de monitoring van verplichte quarantaine middels politiebezoeken aan huis of verplichte meldingen via een app; overwegende dat sommige lidstaten apps hebben geïntroduceerd die contacten traceren, terwijl er geen consensus bestaat over de doeltreffendheid en niet altijd gebruik wordt gemaakt van het meest privacyvriendelijke, decentrale systeem; overwegende dat de heropening van de publieke ruimten in bepaalde lidstaten gepaard is gegaan met de verzameling van gegevens door middel van verplichte temperatuurcontroles en vragenlijsten en de verplichting om contactgegevens te delen, waarbij de verplichtingen uit hoofde van de algemene verordening gegevensbescherming niet altijd in acht zijn genomen; |
|
AB. |
overwegende dat de lockdownmaatregelen en de sluiting van grenzen ingrijpende gevolgen hebben gehad voor de toegang tot asielprocedures; overwegende dat vele lidstaten de verwerking van asielaanvragen tijdelijk hebben beperkt of stopgezet en dat de meeste lidstaten de Dublinoverdrachten, het terugsturen en hervestigen van asielzoekers hebben opgeschort; overwegende dat sommige lidstaten hun havens hebben aangemerkt als onveilig of niet hebben toegestaan dat bij zoek- en reddingsoperaties geredde migranten aan land werden gebracht, waarbij zij voor onbeperkte duur in onzekerheid verkeerden op zee en hun levens in gevaar werden gebracht; overwegende dat de meeste lidstaten deze activiteiten inmiddels hebben hervat; overwegende dat in verschillende asielzoekerscentra uitbraken van COVID-19 zijn gemeld, waarbij kwetsbare groepen direct gevaar lopen; overwegende dat er in overvolle kampen aan de buitengrenzen van de EU nog altijd een groot risico bestaat op grootschalige uitbraken aangezien de socialeafstandsregels niet kunnen worden toegepast, en dat de toegang tot onderdak, voedsel, water, sanitaire voorzieningen en geestelijke- en lichamelijkegezondheidszorg, ook voor personen die COVID-19 hebben opgelopen, zeer beperkt is; |
|
AC. |
overwegende dat in gevangenissen een groot risico op COVID-19-uitbraken bestaat, aangezien de socialeafstandsregels en de sanitaire regels vaak niet kunnen worden gehandhaafd en de sanitaire maatregelen hebben geresulteerd in een verkorting van de tijd in de buitenlucht en in bezoekverboden die van invloed zijn op het recht van gevangenen op contact met hun familie; overwegende dat gevangenispersoneel tijdens deze pandemie een groot gezondheidsrisico loopt; overwegende dat in sommige lidstaten specifieke groepen gevangenen zijn vrijgelaten om de gezondheidsrisico’s tijdens de pandemie te verminderen; |
|
AD. |
overwegende dat de COVID-19-beperkingen op evenredige, niet-discriminerende wijze moeten worden gehandhaafd om de profilering van mensen die behoren tot etnische minderheden en gemarginaliseerde groepen te voorkomen; overwegende dat de pandemie de Roma onevenredig treft, waarbij vrouwen en kinderen vaak de meest kwetsbare groepen zijn, en met name degenen die in sociaal uitgesloten en gemarginaliseerde omgevingen leven zonder toegang tot drinkwater of sanitaire voorzieningen, waar het bijna onmogelijk is om de socialeafstandsregels te volgen of om te voldoen aan strikte hygiënemaatregelen; overwegende dat er in verschillende lidstaten racistische en xenofobische incidenten zijn gemeld waarbij mensen met een bepaalde achtergrond of nationaliteit zijn gediscrimineerd; overwegende dat personen van Aziatische afkomst en mensen met een Romani-achtergrond het mikpunt zijn geworden van haatuitingen en aanvallen; overwegende dat bepaalde politici in enkele lidstaten berichten in de media over de massale terugkeer van Roma-arbeidsmigranten vanuit landen met veel COVID-19-besmettingen hebben aangegrepen om angst te zaaien over de verspreiding van het virus, waardoor negatieve houdingen en stereotypen zijn versterkt; |
|
AE. |
overwegende dat kinderen door de lockdownmaatregelen een onevenredig groot risico lopen op sociale en economische uitsluiting en een verhoogd risico lopen op schendingen van hun grondrechten als gevolg van misbruik, geweld, uitbuiting en armoede; overwegende dat het huiselijk geweld in veel lidstaten is toegenomen als gevolg van de lockdownmaatregelen; overwegende dat vrouwen en meisjes (42), kinderen en LHBTI+-personen een onevenredig groot risico lopen tijdens lockdowns, aangezien zij gedurende een lange periode kunnen worden blootgesteld aan misbruikers en kunnen worden afgesneden van maatschappelijke en institutionele hulp; overwegende dat de steun voor deze kwetsbare groepen vanuit de gemeenschap ernstig is beperkt vanwege de maatregelen die naar aanleiding van de pandemie zijn genomen; |
|
AF. |
overwegende dat de gelijke toegang tot gezondheidszorg zoals verankerd in artikel 35 van het Handvest van de grondrechten mogelijk in gevaar is door de maatregelen die zijn genomen om de verspreiding van COVID-19 een halt toe te roepen, met name voor kwetsbare groepen, zoals ouderen en chronisch zieken, personen met een handicap, LHBTI+-personen, kinderen, ouders, zwangere vrouwen, daklozen, alle migranten met inbegrip van ongedocumenteerden, asielzoekers en vluchtelingen, alsook etnische en andere minderheden; overwegende dat de diensten op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten negatieve gevolgen ondervonden tijdens de gezondheidscrisis; overwegende dat in sommige lidstaten de toegang tot reproductieve gezondheid en rechten, met inbegrip van het recht op abortus, sterk is ingeperkt hetgeen leidt tot een feitelijk verbod dat demonstranten heeft gedwongen middenin een pandemie de straat op te gaan; overwegende dat medicijntekorten, de overheveling van middelen die bestemd waren voor andere gezondheidskwesties en de abrupte annulering van bepaalde behandelingen, waaronder ivf en geslachtsverandering, risico’s met zich kunnen meebrengen voor patiënten die aan andere ziekten lijden (43); overwegende dat rouw, isolement, de extra druk op het evenwicht tussen werk en privé voor ouders en eerstelijnswerkers, inkomstenverlies en angst tot psychische aandoeningen leiden of deze verergeren, waardoor de vraag naar geestelijkegezondheidsdiensten stijgt en deze diensten dringend meer geld nodig hebben; |
|
AG. |
overwegende dat veel lidstaten verkiezingen hebben uitgesteld (44) en één lidstaat een referendum heeft uitgesteld (45) als gevolg van lockdowns tijdens de eerste fase van de gezondheidscrisis; overwegende dat er sinds de start van de tweede fase van de pandemie weer verkiezingen zijn gehouden; overwegende dat het houden of uitstellen van verkiezingen een lastige balanceeract is waarover de Commissie van Venetië beschouwingen en richtsnoeren heeft opgesteld (46); overwegende dat universele, vrije, anonieme en rechtstreekse verkiezingen alleen mogelijk zijn wanneer open en eerlijke verkiezingscampagnes, de vrijheid van meningsuiting, de mediavrijheid en de vrijheid van vergadering en vereniging voor politieke doeleinden worden gegarandeerd; |
|
AH. |
overwegende dat de Verdragsbepalingen inzake vrijheid, veiligheid en justitie geen afbreuk mogen doen aan de uitoefening van de verantwoordelijkheden van de lidstaten met betrekking tot de handhaving het recht en de rechtsorde en de bescherming van de binnenlandse veiligheid, in overeenstemming met de Uniewaarden van democratie, rechtsstaat en grondrechten, zoals bepaald bij artikel 2 VEU; |
|
AI. |
overwegende dat volgens de Verdragen de afbakening van de bevoegdheden van de Unie wordt beheerst door het beginsel van bevoegdheidstoedeling, en dat de uitoefening van die bevoegdheden wordt beheerst door de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid; |
|
1. |
wijst erop dat zelfs tijdens een publieke noodtoestand de grondbeginselen van de rechtsstaat, democratie en eerbiediging van de grondrechten voorrang moeten krijgen, en dat er drie algemene voorwaarden gelden voor alle noodmaatregelen, afwijkingen en beperkingen, namelijk noodzakelijkheid, evenredigheid in enge zin en tijdelijkheid — voorwaarden die regelmatig zijn toegepast en geïnterpreteerd in de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), het Hof van Justitie van de EU (HvJ-EU) en verschillende constitutionele (en andere) rechtbanken van de lidstaten (47); |
|
2. |
is van mening dat uit de reacties op de crisis over het algemeen blijkt hoe sterk en veerkrachtig de nationale democratische stelsels zijn; benadrukt dat buitengewone maatregelen gepaard moeten gaan met intensievere communicatie tussen regeringen en parlementen; roept op tot een intensievere dialoog met belanghebbenden, onder wie burgers, het maatschappelijk middenveld en de politieke oppositie, om breed draagvlak te creëren voor buitengewone maatregelen en ervoor te zorgen dat die zo efficiënt mogelijk worden uitgevoerd, waarbij repressieve maatregelen worden vermeden en journalisten onbelemmerde toegang tot informatie krijgen; |
|
3. |
verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat maatregelen die de werking van democratische instellingen, de rechtsstaat of de grondrechten kunnen beperken in overeenstemming zijn met de aanbevelingen van internationale organen zoals de VN en de Raad van Europa, met inbegrip van de Commissie van Venetië, en van het verslag van de Commissie over de situatie van de rechtsstaat in de EU; herhaalt zijn oproep aan de lidstaten om de noodbevoegdheden niet te misbruiken om wetgeving door te voeren die geen verband houdt met de aanpak van de COVID-19-gezondheidscrisis teneinde het parlementaire toezicht te omzeilen; |
|
4. |
verzoekt de lidstaten:
|
|
5. |
verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat de maatregelen ter handhaving van de COVID-19-maatregelen evenredig zijn; bevestigt dat de EU-grondrechten en de rechtsstaat moeten worden geëerbiedigd bij de handhaving van de COVID-19-maatregelen en is van mening dat de gelijke behandeling van personen in dit verband cruciaal is; |
|
6. |
verzoekt de lidstaten de door hen uitgevoerde maatregelen die het vrije verkeer hebben beperkt te evalueren, uiterste terughoudendheid te betrachten, en het EU-recht — in het bijzonder de Schengengrenscode en de richtlijn inzake vrij verkeer — volledig te eerbiedigen wanneer zij overwegen nieuwe beperkingen op te leggen aan het vrije verkeer; wijst erop dat volgens de Schengengrenscode de beoordeling van de noodzakelijkheid van het binnengrenstoezicht en de verlenging ervan, wanneer dit toezicht is ingevoerd omdat onmiddellijk optreden vereist was, op het niveau van de Unie moet worden gemonitord; roept de Commissie in dit verband op om terdege toezicht te houden op de toepassing van het Schengenacquis, en in het bijzonder de methodes te evalueren die de lidstaten al hebben genomen, alsmede de tijdigheid en kwaliteit van de kennisgevingen van de lidstaten, en daarnaast de ontwikkelingen nauwlettend te volgen en waar nodig de lidstaten te herinneren aan hun wettelijke verplichtingen, en adviezen op te stellen; moedigt de Commissie aan gebruik te maken van haar bevoegdheden om de lidstaten om aanvullende informatie te vragen; verzoekt de Commissie uitgebreider verslag uit te brengen aan het Parlement over de wijze waarop zij haar bevoegdheden uit hoofde van de verdragen uitoefent; wijst op het belang van verdere integratie van het Schengengebied op basis van de evaluaties en aanbevelingen van de Commissie; |
|
7. |
verzoekt de lidstaten om het recht op een gezinsleven te eerbiedigen, met name van gezinnen die in verschillende lidstaten en daarbuiten wonen en werken, en alleen strikt noodzakelijke en evenredige beperkingen toe te staan; verzoekt de lidstaten om de hereniging van door de COVID-19-maatregelen gescheiden koppels en gezinnen mogelijk te maken, ongeacht hun huwelijkse staat, en om geen onnodig hoge bewijslast op te leggen om de relatie aan te tonen; |
|
8. |
verzoekt de lidstaten de vrijheid van vergadering alleen te beperken waar dat strikt noodzakelijk en gerechtvaardigd is gezien de plaatselijke epidemiologische situatie en wanneer dat evenredig is, en het demonstratieverbod niet aan te grijpen om controversiële maatregelen te nemen — waaronder maatregelen die geen verband houden met COVID-19 — die een behoorlijk publiek en democratisch debat verdienen; |
|
9. |
dringt erop aan dat lidstaten zich onthouden van het vaststellen van maatregelen die een ingrijpend effect hebben op de grondrechten, zoals de seksuele en reproductieve rechten van vrouwen, vooral in een situatie waarin de zorgen om de volksgezondheid een gepast democratisch debat en veilige protesten onmogelijk maken waardoor demonstranten gedwongen zijn hun gezondheid en het leven van anderen in gevaar te brengen om hun rechten te verdedigen; |
|
10. |
spoort de lidstaten aan maatregelen te nemen om het recht op onderwijs tijdens deze pandemie te waarborgen; verzoekt de lidstaten in het licht van de terugkerende golven van de pandemie te voorzien in de middelen en in veilige randvoorwaarden om de lessen te kunnen laten doorgaan, en om ervoor te zorgen dat iedere leerling daadwerkelijk toegang heeft tot die lessen; |
|
11. |
verzoekt de lidstaten om het recht op privacy en gegevensbescherming te eerbiedigen en ervoor te zorgen dat alle nieuwe surveillance- en volgmaatregelen, die worden genomen na uitvoerig overleg met de gegevensbeschermingsautoriteiten, strikt noodzakelijk en evenredig zijn, een solide rechtsgrondslag en een beperkt doeleinde hebben en tijdelijk van aard zijn; verzoekt de Commissie om deze maatregelen te monitoren, met name in het licht van haar Aanbeveling (EU) 2020/518 van 8 april 2020 over een gemeenschappelijke toolbox voor het gebruik van technologie en gegevens om de COVID-19-crisis te bestrijden en te boven te komen, met name wat mobiele applicaties en het gebruik van geanonimiseerde mobiliteitsgegevens betreft (52); |
|
12. |
wijst erop dat desinformatie het best kan worden bestreden door het recht op informatie en de vrijheid van meningsuiting te beschermen en te waarborgen door ondersteuning te bieden voor pluriforme media en onafhankelijke journalistiek; verzoekt de lidstaten in dit verband om de transparantie te waarborgen bij het nemen van maatregelen en om hun burgers uitgebreide, actuele, nauwkeurige en objectieve informatie en gegevens te verstrekken over de volksgezondheidssituatie en de maatregelen die zijn genomen om deze te beheersen, en om in het geweer te komen tegen desinformatie die als doel heeft wetenschappelijke kennis over gezondheidsrisico’s in diskrediet te brengen of te verdraaien en die gericht is tegen regeringsmaatregelen die gerechtvaardigd zijn in de strijd tegen de verspreiding van COVID-19; verzoekt de lidstaten dit laatste te doen op een evenwichtige manier en er alles aan te doen om daarbij geen afbreuk te doen aan de vrijheid van meningsuiting en zonder journalisten, gezondheidswerkers of anderen monddood te maken door middel van strafbaarstelling of onevenredige sancties; benadrukt dat de stigmatisering van migranten is toegenomen door de pandemie, evenals het aantal gevallen van discriminatie door desinformatie en nepnieuws (53), onder meer in de vorm van racistische en xenofobische incidenten tegen etnische minderheden en haatuitingen tegen personen met een handicap en vluchtelingen (54); benadrukt dat desinformatie een veranderlijke uitdaging vormt die democratische processen en maatschappelijke debatten op alle beleidsterreinen negatief kan beïnvloeden, het vertrouwen van de burger in de democratie kan ondermijnen en de Europese samenwerking en solidariteit kan ontmoedigen; brengt in herinnering dat het Parlement via zijn Bijzondere Commissie buitenlandse inmenging in alle democratische processen in de Europese Unie, met inbegrip van desinformatie (INGE), al werkt aan een reeks mogelijke maatregelen; |
|
13. |
roept op tot verdere aanzienlijke investeringen in de strategische communicatiecapaciteit van de EU in overeenstemming met het actieplan tegen desinformatie, tot een intensivering van de samenwerking en coördinatie met de lidstaten, en tot de volledige benutting van de bestaande mechanismen, teneinde de concrete samenwerking met de lidstaten en de internationale partners op het gebied van strategische communicatie te vergemakkelijken; |
|
14. |
meent dat journalisten moeilijker hun werk kunnen doen als gevolg van de COVID-19-maatregelen, onder meer vanwege de beperkte mogelijkheden om persconferenties fysiek bij te wonen, ontbrekende of ontoereikende antwoorden op vragen aan overheidsinstanties en de annulering of vertraging van verzoeken in het kader van de vrijheid van informatie of om toegang tot documenten; stelt dat kwaliteitsjournalistiek meer dan ooit nodig is, met name gezien de rol ervan in de strijd tegen de almaar toenemende desinformatie, en betreurt dat de economische gevolgen van de crisis ook hun weerslag hebben op de financiële levensvatbaarheid van mediakanalen, met name van onafhankelijke media en journalisten, waardoor de pluriformiteit van de media in de EU verder wordt ondermijnd; is bezorgd over de gebrekkige transparantie in sommige lidstaten met betrekking tot het plaatsen van advertenties en de verstrekking van subsidies aan de media, en over de toenemende concentratie van media-eigendom in bepaalde lidstaten; onderstreept dat tijdens een feitelijke of juridische noodtoestand geen wezenlijke wijzigingen mogen worden doorgevoerd in de mediasector; |
|
15. |
verzoekt de lidstaten om de rechten van verdachten te waarborgen, waaronder hun onbelemmerde toegang tot een advocaat, en om de mogelijkheid van onlinezittingen te evalueren als oplossing en alternatief voor zittingen in de rechtbank of voor de overdracht van verdachten naar andere EU-lidstaten op grond van het Europees aanhoudingsbevel; verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat alle geldende beginselen inzake gerechtelijke procedures worden nageleefd, waaronder het recht op een eerlijk proces; verzoekt de lidstaten om de rechten en de gezondheid van alle personen in gevangenissen te waarborgen, met name hun rechten op medische bijstand, op het ontvangen van bezoek, op tijd in de buitenlucht en op onderwijs-, beroeps- en ontspanningsactiviteiten; |
|
16. |
erkent dat de meeste lidstaten hun asielprocedures hebben hervat en dat sommige het lagere aantal nieuwe aanvragen van de afgelopen tijd hebben aangegrepen om hun achterstanden met betrekking tot lopende aanvragen te verminderen; verzoekt de lidstaten om de toegang tot asielprocedures volledig te garanderen en om het individuele recht op asiel, zoals verankerd in het Handvest van de grondrechten, te handhaven, alsook om hervestigingsprocedures en waardige terugkeerprocedures volledig in overeenstemming met het internationale recht uit te voeren; roept er bovendien toe op asielzoekers zo snel mogelijk toegang te bieden tot vertalers of die toegang zo snel mogelijk te herstellen; dringt er bij de lidstaten op aan te zorgen voor adequate fysieke en geestelijkegezondheidsvoorzieningen in opvangcentra, gelet op de slechte hygiënische omstandigheden, de risicovolle omgeving en de kwetsbaarheid van groepen vluchtelingen tijdens de COVID-19-pandemie; verzoekt de Commissie en de lidstaten een doeltreffend plan, met nadruk op volksgezondheid, te formuleren om hun situatie op alomvattende wijze aan te pakken, ook aan de buitengrenzen, door het recht op asiel te garanderen en in adequate opvangvoorzieningen voor vluchtelingen en asielzoekers te voorzien; herinnert eraan dat COVID-19-maatregelen nooit mogen leiden tot detentie; roept op tot dringende gezinshereniging, de onmiddellijke evacuatie van de kampen op de Griekse eilanden en de herplaatsing van asielzoekers naar andere lidstaten, waarbij voorrang wordt gegeven aan de meest kwetsbaren, niet-begeleide minderjarigen en gezinnen met kinderen; verzoekt de lidstaten om de ontscheping van migranten toe te staan en ervoor te zorgen dat dit uitsluitend gebeurt op veilige plaatsen, in overeenstemming met het desbetreffende internationale en Unierecht en zo spoedig mogelijk; |
|
17. |
is van mening dat de discriminatie is toegenomen tijdens de pandemie en dat bepaalde groepen het mikpunt zijn geworden van haatuitingen en discriminerende maatregelen; verzoekt de lidstaten een einde te maken aan deze haatuitingen en discriminerende maatregelen; verzoekt nationale en in het bijzonder lokale overheden om hun inspanningen in de strijd tegen zigeunerhaat te verdubbelen, negatieve stereotypen te ontkrachten en mensen met een Romani-achtergrond zelf te betrekken bij de identificatie en uitvoering van maatregelen om de pandemie te bestrijden; verzoekt de lidstaten bovendien om hun inspanningen ter bestrijding van homofobie en transfobie voort te zetten, aangezien de discriminatie en ongelijkheid waarvan LHBTI+-personen het slachtoffer worden tijdens de pandemie zijn verergerd; |
|
18. |
vraagt de lidstaten effectief te zorgen voor veilige en tijdige toegang tot seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en de noodzakelijke gezondheidsdiensten voor alle vrouwen en meisjes tijdens de COVID-19-pandemie, met name toegang tot anticonceptie, met inbegrip van noodanticonceptie, en tot abortuszorg; benadrukt het belang van het voortzetten van best practices en het vinden van innovatieve manieren om seksuele en reproductieve gezondheidsdiensten te verlenen, waaronder telegeneeskunde, online consulten en toegang tot vroege medische abortus van thuis uit; verzoekt de Commissie in dit verband fora te organiseren voor de uitwisseling van best practices tussen de lidstaten en belanghebbenden, en acties te ondersteunen die de toegang tot seksuele en reproductieve gezondheid en rechten in de lidstaten waarborgen; |
|
19. |
verzoekt de lidstaten om in voorkomend geval onafhankelijke deskundigen op het gebied van de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten te betrekken bij de besluitvorming; verzoekt de lidstaten om bij het nemen van nieuwe maatregelen de expertise van een breed scala aan deskundigen en belanghebbenden te benutten en hen proactief te raadplegen, met inbegrip van nationale mensenrechteninstellingen, ombudsinstanties en het maatschappelijk middenveld; |
|
20. |
roept de lidstaten op het recht op vrije en eerlijke verkiezingen te eerbiedigen; herinnert aan de aanbeveling van de Commissie van Venetië dat de kieswet in deze periode alleen mag worden hervormd na een breed debat en met grote consensus, als garantie tegen misbruik en om het vertrouwen in het verkiezingsproces en de legitimiteit ervan te waarborgen; onderstreept dat partijen die dingen naar de gunst van de kiezer gelijke rechten moeten hebben om campagne te voeren en dat er mogelijk vraagtekens kunnen worden gezet bij de eerlijkheid van tijdens een noodtoestand gehouden verkiezingen (55); verzoekt de lidstaten om rekening te houden met de institutionele consequenties van een besluit om verkiezingen uit te stellen; benadrukt dat, volgens de Commissie van Venetië, de regels inzake het uitstellen van verkiezingen niet mogen worden aangenomen door de uitvoerende macht, noch door een gewone meerderheid in het parlement, maar moeten worden vastgelegd in de grondwet of een organieke wet, en dat het besluit om verkiezingen uit te stellen bij voorkeur binnen een redelijke termijn voor de verkiezingen moet worden genomen door het parlement, zo mogelijk vóór het begin van de officiële campagne (56); |
|
21. |
verzoekt de Commissie om spoedig een onafhankelijke en uitgebreide evaluatie te laten verrichten van de maatregelen die tijdens de “eerste golf” van de COVID-19-pandemie zijn genomen, om lessen daaruit te trekken, beste praktijken te delen en de samenwerking te versterken, en ervoor te zorgen dat de maatregelen die tijdens latere golven van de pandemie worden genomen doeltreffend, gericht en goed onderbouwd zijn op basis van de specifieke epidemiologische situatie, strikt noodzakelijk en evenredig zijn, en een beperkte impact hebben op de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten; is verheugd over het feit dat het eerste jaarverslag van de Commissie over de rechtsstaat een eerste beoordeling van de COVID-19-maatregelen van de lidstaten bevat; verzoekt de Commissie en de Raad te onderhandelen over een interinstitutioneel akkoord inzake een doeltreffend monitoringmechanisme voor de rechtsstaat, de democratie en de grondrechten, overeenkomstig de oproep in zijn resolutie van 7 oktober 2020 over de instelling van een EU-mechanisme voor democratie, de rechtsstaat en grondrechten, teneinde de situatie in alle lidstaten nauwkeurig en eerlijk te beoordelen en bij te dragen tot een betere bescherming van de rechtsstaat en van de Uniewaarden tijdens uitzonderlijke situaties zoals de huidige pandemie; |
|
22. |
herhaalt zijn verzoek aan de EU-instellingen en de lidstaten, zoals geuit in zijn resolutie van 10 juli 2020 over de EU-strategie voor volksgezondheid na COVID-19 (57), om de juiste lessen te leren uit de COVID-19-crisis en veel nauwer te gaan samenwerken op het gebied van gezondheid, gezien de enorme moeilijkheden waar burgers tijdens de pandemie op stuitten bij het waarborgen van hun lichamelijke en geestelijke gezondheid, onder meer door een Europese gezondheidsunie op te richten; |
|
23. |
verzoekt de Commissie te blijven toezien op de genomen maatregelen, haar activiteiten met betrekking tot de coördinatie van de lidstaten op te voeren, de autoriteiten proactief te begeleiden bij hun aanpak van de pandemie in overeenstemming met de democratische rechtsstaat en de grondrechten, in voorkomend geval juridische stappen te nemen en andere beschikbare instrumenten te gebruiken, na te denken over mogelijkheden om te zorgen voor eerbiediging van de kernwaarden van de Unie, en het voortouw te nemen om ervoor te zorgen dat de beperkende maatregelen zo snel mogelijk worden opgeheven; verzoekt het FRA om verslag uit te blijven brengen over de impact van de COVID-19-maatregelen op de grondrechten; |
|
24. |
verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Raad van Europa, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa en de Verenigde Naties. |
(1) Samenvatting van de adviezen en verslagen van de Commissie van Venetië over de noodtoestand, 16 april 2020, CDL-PI(2020)003.
(2) Respect for democracy, human rights and the rule of law during states of emergency — Reflections (CDL-PI(2020)005rev).
(3) Waarnemingscentrum van de noodtoestand in de lidstaten van de Commissie van Venetië.
(4) Verslag over de rechtsstaat (CDL-AD(2011)003rev).
(5) Controlelijst inzake de rechtsstaat (CDL-AD(2016)007).
(6) Tussentijd verslag van de Commissie van Venetië van 8 oktober 2020 over de maatregelen die in de EU-lidstaten zijn genomen naar aanleiding van de COVID-19-crisis en over de impact ervan op de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten (CDL-AD(2020)018).
(7) PACE, Resolutie 2337(2020).
(8) PACE, Resolutie 2338(2020).
(9) Internationaal IDEA, Parliamentary Primer No. 1, 11 mei 2020, https://www.idea.int/publications/catalogue/parliaments-and-crisis-challenges-and-innovations
(10) Internationaal IDEA, Technical Paper 1/2020, 26 maart 2020, https://www.idea.int/publications/catalogue/elections-and-covid-19
(11) Zie bijvoorbeeld de wetenschappelijke artikelen op Verfassungsblog over COVID-19 en de noodtoestand: Michael Meyer-Resende, “The Rule of Law Stress Test: EU Member States’ Responses to COVID-19”, met een tabel en een kaart; Joelle Grogan, “States of emergency”; Fondation Robert Schuman, “Le contrôle parlementaire dans la crise sanitaire”; “Impacts of COVID-19 — The Global Access to Justice Survey”, https://verfassungsblog.de/impacts-of-covid-19-the-global-access-to-justice-survey/; de Oxford COVID-19 Government Response Tracker (OxCGRT), die meet hoe streng de beperkende maatregelen zijn; de ICNL COVID-19 Civic Freedom Tracker; Grogan, Joelle & Weinberg, Nyasha (augustus 2020), “Principles to Uphold the Rule of Law and Good Governance in Public Health Emergencies”, de RECONNECT-beleidsnota; en de internationale oproep in de open brief “A Call to Defend Democracy”.
(12) PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1.
(13) PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37.
(14) België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Portugal, Spanje, Zweden, Bulgarije, Cyprus, Estland, Letland, Litouwen en Roemenië. Zie:
https://www.government.nl/documents/diplomatic-statements/2020/04/01/statement-by-belgium-denmark-finland-france-germany-greece-ireland-italy-luxembourg-the-netherlands-portugal-spain-sweden
(15) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0054.
(16) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0175.
(17) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0176.
(18) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0205.
(19) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0240.
(20) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0225.
(21) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0251.
(22) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0264.
(23) https://www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/BRIE/2020/ 651343/IPOL_BRI(2020)651343_EN.pdf
(24) Briefing nr. 27 van maart 2020, “Adjustment of Parliamentary Activity to COVID-19 Outbreak and the prospect of remote sessions and voting”; Briefing nr. 28 van maart 2020, “Preventive and sanitary measures in Parliaments”; Briefing nr. 29 van juli 2020, “Emergency Laws and Legal measures against Covid-19”.
(25) EPRS, “States of emergency in response to the coronavirus crisis: Situation in certain Member States (Belgium, France, Germany, Hungary, Italy, Poland, Spain)”, 4 mei 2020; EPRS, “States of emergency in response to the coronavirus crisis: Situation in certain Member States II (Bulgaria, Estonia, Latvia, Malta, Austria, Romania, and Slovenia)”, 13 mei 2020; EPRS, “Tracking mobile devices to fight coronavirus”, 2 april 2020; EPRS, “Tackling the coronavirus outbreak: Impact on asylum-seekers in the EU”, 22 april 2020; EPRS, “The impact of coronavirus on Schengen borders”, 27 april 2020; EPRS, “The impact of coronavirus on media freedom”, 8 mei 2020; EPRS, “Coronavirus and elections in selected Member States”, 17 juni 2020; EPRS, “States of emergency in response to the coronavirus crisis: Situation in certain Member States IV”, 7 juli 2020. EPRS, “Coronavirus and prisons in the EU: Member-State measures to reduce spread of the virus”, 22 juni 2020; EPRS, “States of emergency in response to the coronavirus crisis: Situation in certain Member States IV”, 7 juli 2020.
(26) FRA, “Coronavirus pandemic in the EU — Fundamental Rights Implications — Bulletin 1 and Country research”, 7 april 2020; FRA, “Coronavirus pandemic in the EU — Fundamental Rights Implications — Bulletin 2: With a focus on contact-tracing apps, and Country research”, 28 mei 2020; FRA, “Coronavirus pandemic in the EU — Fundamental Rights Implications — Bulletin 3: With a focus on older people and Country research”, 30 juni 2020; FRA, “Coronavirus pandemic in the EU — Fundamental Rights Implications — Bulletin 4,”30 juli 2020, met de nadruk op racisme, asiel en migratie, desinformatie, privacy en gegevensbescherming; FRA, “Coronavirus pandemic in the EU — Impact on Roma and Travellers — Bulletin 5”, 29 september 2020.
(27) LIBE/9/02808, verslag van 10 juli 2020.
(28) Samenvatting van de adviezen en verslagen van de Commissie van Venetië over de noodtoestand, CDL-PI(2020)003.
(29) Juridische noodtoestand op basis van de grondwet, voorjaar 2020: Bulgarije, Estland, Finland, Hongarije, Letland, Luxemburg, Portugal, Roemenië, Spanje en Tsjechië.
(30) Duitsland, Frankrijk, Italië, Letland en Slowakije.
(31) Feitelijke noodtoestand op basis van gewone wetgeving: dertien lidstaten hebben tijdens de COVID-19-crisis geen juridische noodtoestand afgekondigd, te weten: België, Cyprus, Denemarken, Griekenland, Ierland, Kroatië, Litouwen, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Slovenië en Zweden, plus het VK.
(32) Tussentijds verslag van de Commissie van Venetië over de maatregelen die in de EU-lidstaten zijn genomen naar aanleiding van de COVID-19-crisis en over de impact ervan op de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten van 8 oktober 2020 (CDL-AD(2020)018), paragraaf 57.
(33) https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/en/statement_20_567
(34) België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië en Zweden (tussentijds verslag van de Commissie van Venetië over de maatregelen die in de EU-lidstaten zijn genomen naar aanleiding van de COVID-19-crisis en over de impact ervan op de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten, advies nr. 995/2020 (CDL-AD(2020)018), paragraaf 46).
(35) Kroatië en Hongarije (tussentijds verslag van de Commissie van Venetië, paragraaf 47).
(36) Tussentijds verslag van de Commissie van Venetië, paragraaf 48.
(37) Tussentijds verslag van de Commissie van Venetië, paragraaf 49.
(38) LIBE/9/02808, verslag van 10 juli 2020.
(39) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0175.
(40) https://www.ecpmf.eu/coalition-to-make-whistleblowing-safe-during-covid-19/
(41) LIBE/9/02808, verslag van 10 juli 2020.
(42) https://www.ohchr.org/en/NewsEvents/Pages/DisplayNews.aspx? NewsID=26083&LangID=E
(43) https://fra.europa.eu/sites/default/files/fra_uploads/fra-2020-coronavirus-pandemic-eu-bulletin_en.pdf, Bulletin 1, blz. 26.
(44) Duitsland, Frankrijk, Italië, Polen, Letland (buitengewone verkiezingen van de gemeenteraad van Riga), Oostenrijk, Spanje en Tsjechië.
(45) Italië.
(46) Samenvatting van de adviezen en verslagen van de Commissie van Venetië over de noodtoestand, CDL-PI(2020)003.
(47) Tussentijds verslag van de Commissie van Venetië van 8 oktober 2020 (CDL-AD(2020)018), paragrafen 19 en 21.
(48) Tussentijds verslag van de Commissie van Venetië van 8 oktober 2020 (CDL-AD(2020)018), paragrafen 29 tot en met 31.
(49) Tussentijds verslag van de Commissie van Venetië van 8 oktober 2020 (CDL-AD(2020)018), paragrafen 59 tot en met 62.
(50) Tussentijds verslag van de Commissie van Venetië van 8 oktober 2020 (CDL-AD(2020)018), paragraaf 63.
(51) Tussentijds verslag van de Commissie van Venetië van 8 oktober 2020 (CDL-AD(2020)018), paragraaf 75.
(52) PB L 114 van 14.4.2020, blz. 7.
(53) Internationale Organisatie voor Migratie, “COVID-19 Analytical Snapshot #19: Misinformation on migration & migrants”, 20 april 2020.
(54) FRA, “Coronavirus pandemic in the EU — Fundamental Rights implications — Bulletin nr. 1”, 8 april 2020.
(55) Commissie van Venetië, “Report on respect for democracy, human rights and the rule of law during states of emergency: Reflections”, 19 juni 2020 (CDL-AD(2020)014), paragraaf 96.
(56) Tussentijds verslag van de Commissie van Venetië van 8 oktober 2020 (CDL-AD(2020)018), paragrafen 101, 114, 119, 122 en 123.
(57) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0205.
III Voorbereidende handelingen
Europees Parlement
Woensdag, 11 november 2020
|
13.10.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 415/50 |
P9_TA(2020)0290
Vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie ***I
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 november 2020 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1215/2009 van de Raad tot vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie (COM(2020)0135 – C9-0099/2020 – 2020/0051(COD))
(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)
(2021/C 415/06)
Het Europees Parlement,
|
— |
gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2020)0135), |
|
— |
gezien artikel 294, lid 2, en artikel 207, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C9-0099/2020), |
|
— |
gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, |
|
— |
gezien de schriftelijke toezegging van de vertegenwoordiger van de Raad van 7 oktober 2020 om het standpunt van het Europees Parlement goed te keuren, overeenkomstig artikel 294, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, |
|
— |
gezien artikel 59 van zijn Reglement, |
|
— |
gezien het verslag van de Commissie internationale handel (A9-0175/2020), |
|
1. |
stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast; |
|
2. |
verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen. |
P9_TC1-COD(2020)0051
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 11 november 2020 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) 2020/… van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1215/2009 van de Raad tot vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie
(Aangezien het Parlement en de Raad tot overeenstemming zijn geraakt, komt het standpunt van het Parlement overeen met de definitieve rechtshandeling: Verordening (EU) 2020/2172.)
|
13.10.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 415/51 |
P9_TA(2020)0294
Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de EU en Senegal: protocol tot uitvoering van de overeenkomst ***
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 november 2020 over het ontwerpbesluit van de Raad betreffende de sluiting van het protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Senegal (13484/2019 – C9-0178/2019 – 2019/0226(NLE))
(Goedkeuring)
(2021/C 415/07)
Het Europees Parlement,
|
— |
gezien het ontwerpbesluit van de Raad (13484/2019), |
|
— |
gezien het protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Senegal (13483/2019), |
|
— |
gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 43, artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), v), en artikel 218, lid 7, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C9-0178/2019), |
|
— |
gezien zijn niet-wetgevingsresolutie van 11 november 2020 (1) over het ontwerpbesluit, |
|
— |
gezien artikel 105, leden 1 en 4, en artikel 114, lid 7, van zijn Reglement, |
|
— |
gezien de adviezen van de Begrotingscommissie en de Commissie ontwikkelingssamenwerking, |
|
— |
gezien de aanbeveling van de Commissie visserij (A9-0180/2020), |
|
1. |
hecht zijn goedkeuring aan de sluiting van het protocol; |
|
2. |
verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en de Republiek Senegal. |
(1) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0295.
|
13.10.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 415/52 |
P9_TA(2020)0295
Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de EU en Senegal: protocol tot uitvoering van de overeenkomst (resolutie)
Niet-wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 november 2020 over het ontwerpbesluit van de Raad betreffende de sluiting van het protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Senegal (13484/2019 – C9-0178/2019 – 2019/0226M(NLE))
(2021/C 415/08)
Het Europees Parlement,
|
— |
gezien het ontwerpbesluit van de Raad (13484/2019), |
|
— |
gezien de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Senegal, die op 20 november 2014 in werking is getreden, |
|
— |
gezien het retrospectieve en prospectieve evaluatieverslag betreffende het protocol bij de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en Senegal, |
|
— |
gezien het protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Senegal (13483/2019), |
|
— |
gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 43, lid 2, artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), punt v), en artikel 218, lid 7, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) (C9-0178/2019), |
|
— |
gezien zijn wetgevingsresolutie van 11 november 2020 (1) over het ontwerpbesluit, |
|
— |
gezien artikel 31, lid 4, van het gemeenschappelijk visserijbeleid (2), |
|
— |
gezien zijn resolutie van 12 april 2016 over gemeenschappelijke regels met het oog op de toepassing van de externe dimensie van het GVB, met inbegrip van de visserijovereenkomsten (3), |
|
— |
gezien het strategisch landenplan voor Senegal (2019-2023), |
|
— |
gezien de nationale strategie voor de bevordering van groene banen van Senegal (2015-2020), |
|
— |
gezien het feit dat er steeds meer Aziatische schepen in de Senegalese wateren actief zijn, |
|
— |
gezien artikel 105, lid 2, van zijn Reglement, |
|
— |
gezien het advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking, |
|
— |
gezien het verslag van de Commissie visserij (A9-0182/2020), |
|
A. |
overwegende dat de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Senegal op 20 november 2014 in werking is getreden; overwegende dat het huidige protocol tot uitvoering van de overeenkomst op 19 november 2019 is verstreken en dat op 19 juli 2019 een nieuw protocol is geparafeerd; |
|
B. |
overwegende dat in het prospectieve beoordelingsverslag van het meest recente protocol (2014-2019) wordt geconcludeerd dat het in het algemeen doeltreffend is gebleken om bij te dragen tot de duurzame exploitatie van de visbestanden in de Senegalese visserijzone, en dat erin wordt aanbevolen het protocol te verlengen om tegemoet te komen aan de behoeften van beide partijen; |
|
C. |
overwegende dat de doeltreffendheid van het meest recente protocol bevredigend is wat de tonijnvisserij betreft, maar dat de vaartuigen van de Unie een deel van de vangstmogelijkheden voor de exploitatie van demersale diepzeesoorten niet hebben opgebruikt; overwegende dat de vangsten van zwarte heek in de Senegalese wateren minder dan 10 % van de EU-vangsten in de subregio uitmaken; |
|
D. |
overwegende dat de ontwikkeling van de demersale diepzeevisserij op zwarte heek alsook extra vangsten van zwarte heek in de Senegalese visserijzone en in de visserijzones van de buurlanden de visserijdruk op deze bestanden hebben doen toenemen; |
|
E. |
overwegende dat de vissersvaartuigen van de Unie alleen in visserijgebieden op volle zee komen, zodat ze zo veel mogelijk uit het vaarwater van de Senegalese ambachtelijke visserijsector blijven en het voortbestaan daarvan niet in het gedrang brengen; |
|
F. |
overwegende dat het nieuwe protocol een periode van vijf jaar bestrijkt en voorziet in vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Unie (28 vriesvaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen, 10 vaartuigen voor de hengelvisserij, 5 vaartuigen voor de beugvisserij en 2 trawlers) voor een referentiehoeveelheid van 10 000 ton tonijn per jaar en een toegestane vangsthoeveelheid zwarte heek van 1 750 ton per jaar; |
|
G. |
overwegende dat de financiële tegenprestatie 3 050 750 EUR per jaar bedraagt, uitgesplitst als volgt: een bedrag van 800 000 EUR per jaar voor de toegang tot de visbestanden, een bedrag van 900 000 EUR per jaar voor de uitvoering van het sectorale beleid en een bedrag van 1 350 750 EUR per jaar voor de geraamde door de reders te betalen visrechten; |
|
H. |
overwegende dat het nieuwe protocol vaartuigen van de Unie vangstmogelijkheden biedt in de wateren van Senegal op basis van de beste beschikbare wetenschappelijke adviezen en met inachtneming van de aanbevelingen van de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (Iccat); |
|
I. |
overwegende dat de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid een hoofdstuk over de externe dimensie omvat, dat tot doel heeft de beginselen van duurzame visserij te bevorderen; overwegende dat de bilaterale overeenkomsten een stabiel juridisch, economisch en milieukader voor de toegang van de EU-vloot tot de wateren van derde landen creëren en voorzien in “sectorale steun” om de lokale bestuurlijke capaciteit te versterken en de normen voor duurzaam visserijbeheer in het partnerland te verbeteren; |
|
J. |
overwegende dat de Europese vloot in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid alleen het overschot aan toegestane vangsten zal vangen, in overeenstemming met artikel 62 van het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties uit 1982; |
|
K. |
overwegende dat Senegal de meeste internationale instrumenten inzake internationale visserijgovernance heeft geratificeerd en samenwerkt met de regionale instanties voor visserijbeheer die bevoegd zijn voor de visserij door Senegalese vaartuigen; |
|
L. |
overwegende dat het nieuwe protocol bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij met Senegal deel uitmaakt van het externe optreden van de EU ten aanzien van de landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS-landen) en met name rekening houdt met de doelstellingen van de Unie op het gebied van de eerbiediging van de democratische beginselen en de mensenrechten; |
|
M. |
overwegende dat de verplichtingen die de EU in het kader van internationale overeenkomsten is aangegaan, met name de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties en in het bijzonder doelstelling 14, ook in het kader van deze overeenkomst moeten worden nagekomen en dat alle EU-maatregelen, zoals deze partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij, aan deze doelstellingen moeten bijdragen; |
|
N. |
overwegende dat de Europese Unie en Senegal samenwerken binnen het algemene kader van de Overeenkomst van Cotonou en dat er financiële steun voor de visserij wordt verleend via het PESCAO-programma, dat erop gericht is het beheer van de visserijsector en de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij) te verbeteren en voor de periode 2018-2024 over een begroting van 15 miljoen EUR beschikt; |
|
O. |
overwegende dat IOO-visserij niet alleen het bestand van natuurlijke hulpbronnen uitput en de natuurlijke productiviteit verlaagt, maar ook negatieve gevolgen heeft voor de bestaansmiddelen van de vissers en het nationale inkomen; |
|
P. |
overwegende dat het Europees Parlement onmiddellijk en volledig moet worden geïnformeerd over alle fasen van de procedures betreffende het protocol en de verlenging ervan; |
|
Q. |
overwegende dat kleine pelagische bestanden worden gedeeld door een aantal buurlanden in de Noordwest-Afrikaanse regio waarmee de EU partnerschapsovereenkomsten inzake visserij heeft gesloten die toegang verlenen tot deze bestanden; overwegende dat de Commissie de Senegalese autoriteiten moet aanmoedigen met de buurlanden overleg te plegen over gemeenschappelijke, bindende beheersregels op basis van wetenschappelijk advies om duurzame visserij te waarborgen, met name voor de kleine pelagische bestanden, ook al verleent de overeenkomst tussen de EU en Senegal daar geen toegang toe; |
|
R. |
overwegende dat de strategische doelstellingen van het strategische landenplan voor Senegal (2019-2023) het duurzame beheer en een betere productiviteit van de visserij, alsmede een algehele verbetering van de markttoegang en het concurrentievermogen van de visserijsector omvatten; |
|
S. |
overwegende dat de visserijsector werk biedt aan meer dan 600 000 Senegalezen, wat neerkomt op ongeveer 17 % van de actieve bevolking; |
|
1. |
stelt dat het protocol het voor de Europese Unie en Senegal mogelijk zal maken nauw te blijven samenwerken met het oog op een verantwoorde exploitatie van de visbestanden in de Senegalese wateren, en dat het de inspanningen van Senegal zal ondersteunen om het duurzame beheer van de visbestanden verder te ontwikkelen en de mariene biodiversiteit te beschermen; |
|
2. |
steunt de strategie van de Unie om in de regio een netwerk van overeenkomsten in stand te houden, ter aanvulling van de acties met het oog op de duurzaamheid van de bestanden binnen de regionale visserijorganisaties; |
|
3. |
neemt ter kennis dat in het nieuwe protocol, overeenkomstig de conclusies van het evaluatieverslag, de vangsthoeveelheid zwarte heek is verminderd (van 2 000 tot 1 750 ton per jaar) en de financiële bijdrage voor sectorale steun (met 150 000 EUR) en het geraamde bedrag van de door de reders te betalen visrechten is verhoogd; |
|
4. |
stelt vast dat de vangstmogelijkheden voor diepzeetrawlers (zwarte heek), overeenkomstig het wetenschappelijk advies van de Visserijcommissie voor het centraal-oostelijk deel van de Atlantische Oceaan (Cecaf), zijn verlaagd om de sterfte te verminderen; |
|
5. |
is ingenomen met het feit dat in het protocol rekening wordt gehouden met kwetsbare soorten die als bijvangst worden gevangen; onderstreept de noodzaak maatregelen ter bescherming van het mariene ecosysteem verder te intensiveren; onderstreept de centrale rol van opgeleide wetenschappelijke waarnemers bij de controle van bijvangsten; |
|
6. |
benadrukt dat de overeenkomst een hoofdstuk over wetenschappelijke samenwerking bevat om te zorgen voor een beter toezicht op de toestand van de biologische rijkdommen van de zee in de Senegalese wateren; neemt kennis van de bestaande moeilijkheden bij de wetenschappelijke monitoring van de exploitatie van demersale diepzeebestanden en dringt erop aan dat bij de evaluatie ook rekening wordt gehouden met de visserijdruk van de vloot van derde landen in de wateren van andere kuststaten (Mauritanië, Marokko, Guinee-Bissau en Gambia), aangezien de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Unie in de Senegalese wateren vrij beperkt zijn; |
|
7. |
is van mening dat, om de toegang tot de bestaande overschotten in de Senegalese wateren te garanderen, kennis van de totale visserij-inspanning noodzakelijk is, met inbegrip van de Senegalese vloot en die van derde landen, en verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat het artikel inzake transparantie wordt toegepast in de context van het huidige protocol, alsmede in de beraadslagingen binnen de bevoegde regionale visserijorganisaties; |
|
8. |
neemt kennis van de mogelijkheid om de vangstmogelijkheden te herzien en experimentele visserij toe te staan in de Senegalese visserijgebieden; is ingenomen met de in het protocol opgenomen voorwaarden inzake duurzaamheid en inachtneming van wetenschappelijke aanbevelingen en verzoekt de Commissie het Parlement op de hoogte te houden indien de gemengde commissie dergelijke wijzigingen goedkeurt; is verheugd over de opname van de monitoring van de vangsten via het ERS-systeem (Electronic Reporting System); verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat het systeem zo snel mogelijk operationeel is; |
|
9. |
is ingenomen met de vaststelling van nieuwe technische maatregelen ter vermindering van incidentele vangsten van beschermde soorten (zeevogels, schildpadden, haaien en zeezoogdieren) en dringt er bij de Commissie op aan toezicht te houden op de vaststelling van de nodige maatregelen om de selectiviteit van het vistuig te verbeteren overeenkomstig de wetenschappelijke aanbevelingen en de regelgeving die de regionale visserijorganisaties aandragen; |
|
10. |
onderstreept dat de overeenkomst voorziet in een rechtskader voor samenwerking op het gebied van bewaking en bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij), en is verheugd dat Senegal in 2017 de FAO-overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen heeft geratificeerd, wat positief is, gezien het belang van de haven van Dakar voor de aanvoer van visserijproducten die in verschillende gebieden van de subregio zijn gevangen door vaartuigen die de vlag van derde landen voeren; |
|
11. |
staat positief tegenover de aanmonstering van Senegalese zeelieden op de vaartuigen van de Europese Unie en onderstreept de goede resultaten die zijn bereikt bij de uitvoering van het vorige protocol; is verheugd dat Senegal IAO-Verdrag C188 betreffende werk in de visserijsector heeft geratificeerd, en verzoekt de Senegalese autoriteiten de bepalingen daarvan toe te passen; verzoekt de Commissie tijdens de vergaderingen van de gemengde commissie regelmatig te beoordelen of het daadwerkelijk wordt toegepast, met name wat de arbeidsomstandigheden en bezoldigingsvoorwaarden betreft, die eveneens in het protocol worden genoemd; |
|
12. |
meent dat de lidstaten een belangrijke en actieve rol kunnen spelen bij de capaciteitsopbouw en bij het bieden van opleidingen om dit te bereiken; |
|
13. |
beveelt — onverminderd andere activiteiten — de volgende prioritaire en strategische maatregelen aan om te zorgen voor de verwezenlijking van de in artikel 5 vermelde doelstellingen van de sectorale steun:
|
|
14. |
verzoekt de Commissie een algemene studie te verrichten naar de impact van de bilaterale visserijovereenkomsten van de Unie en in het bijzonder naar de voordelen die de sectorale steun en de activiteiten van de Europese vloot in de wateren van derde landen opleveren voor de lokale economie (ontwikkeling van duurzame visserij, plaatselijke werkgelegenheid, infrastructuur, sociale verbeteringen, enz.), en daarbij een uniforme en consequente benadering ten aanzien van alle West-Afrikaanse landen te hanteren; |
|
15. |
is bezorgd over het toenemend aantal vismeel- en visoliefabrieken aan de West-Afrikaanse kust die worden bevoorraad met kleine pelagische soorten uit de Senegalese wateren, maar ook uit buurlanden waar zij worden gevangen door buitenlandse (niet uit de EU afkomstige) vloten; uit in dit verband kritiek op de tegenstrijdigheid ten aanzien van de duurzaamheid wanneer het erom gaat de lokale bevolking te voorzien van waardevolle eiwitbronnen; |
|
16. |
meent, met het oog op een mogelijke sluiting of beperking van de visserij op grond van de duurzaamheid van de bestanden, gestaafd door gegrond wetenschappelijk advies, dat eerst in de lokale visserijbehoeften moet worden voorzien; |
|
17. |
waardeert de inspanningen die op EU-niveau zijn geleverd inzake transparantie, nu de protocollen en de teksten van de gezamenlijke wetenschappelijke comités beschikbaar zijn; onderstreept de noodzaak de transparantie en de inspraak van verenigingen van kustgemeenschappen in het beheer van de sectorale steun te vergroten; verzoekt de Commissie regelmatig openbare verslagen over het gebruik van sectorale steun over te leggen en het Parlement de conclusies van de vergaderingen van de gemengde commissie en de resultaten van haar jaarlijkse evaluaties te doen toekomen; verzoekt de Commissie de deelname van vertegenwoordigers van het Parlement als waarnemers aan de vergaderingen van de gemengde commissie te vergemakkelijken en de deelname van Senegalese vissersverenigingen en -gemeenschappen te verbeteren; benadrukt dat er transparantie van de regering van Senegal nodig is over visserijpartnerschappen met andere landen; |
|
18. |
beveelt aan de belanghebbenden te betrekken bij de voorbereiding, uitvoering, monitoring en evaluatie van operationele programma’s door de plaatselijke gemeenschappen van vissers te laten participeren en hen te raadplegen, overeenkomstig de Senegalese wet; |
|
19. |
dringt aan op meer duidelijkheid en harmonisatie bij de verslaglegging over beschermde mariene gebieden, alsmede op een overeengekomen holistisch beheersplan waarin de taken worden verdeeld en wordt vastgelegd welk orgaan verantwoordelijk is voor de algehele coördinatie van de beheersactiviteiten; |
|
20. |
merkt op dat niet aan zee grenzende landen zoals Mali afhankelijk zijn van de uitvoer van visserijproducten uit Senegal, dat goed is voor meer dan 40 % van hun invoer van visserijproducten; wijst erop dat de Senegalese uitvoer bijdraagt aan de voedselvoorziening van niet aan zee grenzende landen; |
|
21. |
stelt vast dat meer dan een vijfde van de Senegalese uitvoer naar niet aan zee grenzende landen gaat, met name Mali, Burkina Faso en Niger, en bijdraagt tot de economische integratie van het Afrikaanse continent; |
|
22. |
verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en de Republiek Senegal. |
(1) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0294.
(2) Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
|
13.10.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 415/57 |
P9_TA(2020)0296
Partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de EU en de Seychellen en uitvoeringsprotocol (2020-2026) ***
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 november 2020 over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting, namens de Unie, van de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en de Republiek der Seychellen en het bijbehorende uitvoeringsprotocol (2020-2026) (05243/2020 – C9-0073/2020 – 2020/0002(NLE))
(Goedkeuring)
(2021/C 415/09)
Het Europees Parlement,
|
— |
gezien het ontwerpbesluit van de Raad (05243/2020), |
|
— |
gezien de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en de Republiek der Seychellen en het bijbehorende uitvoeringsprotocol (2020-2026) (05246/2020), |
|
— |
gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 43, lid 2, en artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), v), en artikel 218, lid 7, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C9-0073/2020), |
|
— |
gezien zijn niet-wetgevingsresolutie van 12 november 2020 (1) over het ontwerpbesluit, |
|
— |
gezien artikel 105, leden 1 en 4, en artikel 114, lid 7, van zijn Reglement, |
|
— |
gezien het advies van de Begrotingscommissie, |
|
— |
gezien de brief van de Commissie ontwikkelingssamenwerking, |
|
— |
gezien de aanbeveling van de Commissie visserij (A9-0185/2020), |
|
1. |
hecht zijn goedkeuring aan de sluiting van de overeenkomst en van het protocol; |
|
2. |
verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie, alsook aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en de Republiek der Seychellen. |
(1) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0303.
|
13.10.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 415/58 |
P9_TA(2020)0297
Overeenkomst tussen de EU en China: samenwerking op het gebied van geografische aanduidingen en de bescherming daarvan ***
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 november 2020 over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de regering van de Volksrepubliek China betreffende samenwerking op het gebied van geografische aanduidingen en de bescherming daarvan (08359/2020 – C9-0298/2020 – 2020/0089(NLE))
(Goedkeuring)
(2021/C 415/10)
Het Europees Parlement,
|
— |
gezien het ontwerp van besluit van de Raad (08359/2020), |
|
— |
gezien de ontwerpovereenkomst tussen de Europese Unie en de regering van de Volksrepubliek China betreffende samenwerking op het gebied van geografische aanduidingen en de bescherming daarvan (08361/2020), |
|
— |
gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 207, lid 4, eerste alinea, artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), v), en artikel 218, lid 7, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C9-0298/2020), |
|
— |
gezien zijn niet-wetgevingsresolutie van 11 november 2020 (1) over het ontwerpbesluit, |
|
— |
gezien artikel 105, leden 1 en 4, en artikel 114, lid 7, van zijn Reglement, |
|
— |
gezien het advies van de Commissie visserij, |
|
— |
gezien de aanbeveling van de Commissie internationale handel (A9-0199/2020), |
|
1. |
hecht zijn goedkeuring aan de sluiting van de overeenkomst; |
|
2. |
verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en de Volksrepubliek China. |
(1) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0298.
|
13.10.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 415/59 |
P9_TA(2020)0298
Overeenkomst tussen de EU en China: samenwerking op het gebied van geografische aanduidingen en de bescherming daarvan (resolutie)
Niet-wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 november 2020 over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de regering van de Volksrepubliek China betreffende samenwerking op het gebied van geografische aanduidingen en de bescherming daarvan (08359/2020 – C9-0298/2020 – 2020/0089M(NLE))
(2021/C 415/11)
Het Europees Parlement,
|
— |
gezien het ontwerp van besluit van de Raad (08359/2020), |
|
— |
gezien de ontwerpovereenkomst tussen de Europese Unie en de regering van de Volksrepubliek China betreffende samenwerking op het gebied van geografische aanduidingen en de bescherming daarvan (08361/2020), |
|
— |
gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 207, lid 3, en artikel 207, lid 4, eerste alinea, juncto artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), punt v), en artikel 218, lid 7, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), |
|
— |
gezien de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (de “TRIPS-Overeenkomst”) van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), |
|
— |
gezien de mededeling van de Commissie van 14 oktober 2015, getiteld “Handel voor iedereen — Naar een meer verantwoord handels- en investeringsbeleid” (COM(2015)0497), |
|
— |
gezien de mededeling van de Commissie van 1 juli 2014, getiteld “Handel, groei en intellectuele eigendom — Strategie voor de bescherming en handhaving van intellectuele-eigendomsrechten in derde landen” (COM(2014)0389), |
|
— |
gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie met een verslag over de bescherming en handhaving van intellectuele-eigendomsrechten in derde landen (SWD(2019)0452), |
|
— |
gezien de gezamenlijke verklaringen na afloop van de 20e top EU-China van 16 juli 2018 en de 21e top EU-China van 9 april 2019, |
|
— |
gezien de gezamenlijke mededeling van 12 maart 2019, getiteld “EU-China — Een strategische visie” (JOIN(2019)0005), |
|
— |
gezien zijn resolutie van 9 juni 2015 over de strategie voor de bescherming en handhaving van intellectuele-eigendomsrechten in derde landen (1), |
|
— |
gezien zijn resolutie van 12 september 2018 over de stand van zaken van de betrekkingen tussen de EU en China (2), |
|
— |
gezien zijn wetgevingsresolutie van 11 november 2020 (3) over het ontwerp van besluit, |
|
— |
gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), en met name titel V inzake het extern optreden van de Unie, |
|
— |
gezien het VWEU, en met name de artikelen 91, 100, 168, en 207, juncto artikel 218, lid 6, onder a), punt v), en artikel 218, lid 7, |
|
— |
gezien artikel 105, lid 2, van zijn Reglement, |
|
— |
gezien het advies van de Commissie visserij, |
|
— |
gezien de brief van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, |
|
— |
gezien het verslag van de Commissie internationale handel (A9-0202/2020), |
|
A. |
overwegende dat de bescherming van geografische aanduidingen op internationaal niveau een essentieel onderdeel is van het handelsbeleid van de EU; |
|
B. |
overwegende dat de EU de grootste exporteur van agrovoedingsproducten ter wereld is, en in 2019 een recordhandelsoverschot heeft bereikt van 39 miljard EUR; |
|
C. |
overwegende dat de gemiddelde waarde van producten met een geografische aanduiding twee keer zo hoog is als die van producten zonder dergelijk kwaliteitsmerk; |
|
D. |
overwegende dat de export van agrovoedingsproducten uit de EU naar China de afgelopen tien jaar sterk is toegenomen, met een jaarlijks groeipercentage van meer dan 20 % in de periode 2009-2019; overwegende dat het EU-handelstekort van 1 miljard EUR in 2009 werd omgezet in een handelsoverschot van meer dan 9 miljard EUR in 2019, wat China de op twee na grootste exportbestemming maakt voor agrovoedingsproducten uit de EU, na het VK en de VS; overwegende dat de Chinese invoer van agrovoedingsproducten naar verwachting de komende tien jaar verder zal toenemen; |
|
E. |
overwegende dat de verkoop van producten die door een geografische aanduiding van de EU worden beschermd, waaronder wijn, agrovoedingsproducten en gedistilleerde dranken, wereldwijd goed is voor 74,76 miljard EUR (4), oftewel 6,8 % van de verkoop van de agrovoedingssector in de EU en 15,4 % van de EU-uitvoer van agrovoedingsproducten; |
|
F. |
overwegende dat de EU wereldwijd bekendstaat om haar knowhow en haar productie van hoogwaardige agrovoedingsproducten; |
|
G. |
overwegende dat alle ingevoerde agrovoedingsproducten gecontroleerd moeten worden en moeten voldoen aan de gezondheids-, veiligheids- en dierenwelzijnsvoorschriften waaraan EU-producenten in de hele toeleveringsketen van de landbouw moeten voldoen, waarmee de hoge waarde en kwaliteit van die producten wordt gewaarborgd; |
|
H. |
overwegende dat de bescherming van geografische aanduidingen van de EU in China vaak tekortschiet, waardoor EU-producenten aanzienlijke economische verliezen lijden; |
|
I. |
overwegende dat de overeenkomst voortbouwt op de ervaring die is opgedaan in het kader van het proefproject van de EU en China inzake samenwerking op het gebied van geografische aanduidingen, dat liep in de periode 2007-2012; |
|
J. |
overwegende dat een aanzienlijk deel van de wereldwijde economische groei naar verwachting buiten Europa zal worden gerealiseerd; |
|
K. |
overwegende dat producenten en exporteurs van agrovoedingsproducten in een moeilijk internationaal handelsklimaat moeten opereren; |
|
L. |
overwegende dat deze overeenkomst van belang is met het oog op de mondiale erkenning van geografische aanduidingen; |
|
M. |
overwegende dat deze overeenkomst een belangrijke eerste stap is en zo spoedig mogelijk moet worden uitgebreid om talrijke geografische aanduidingen van de EU die nog van de overeenkomst uitgesloten zijn, te beschermen; |
|
N. |
overwegende dat de sluiting van deze overeenkomst laat zien dat de EU en China in staat zijn om bilaterale overeenkomsten te sluiten mits er goed rekening wordt gehouden met gemeenschappelijke belangen; |
|
1. |
is ingenomen met de sluiting van deze overeenkomst tussen de EU en de Volksrepubliek China betreffende samenwerking op het gebied van geografische aanduidingen en de bescherming daarvan; is ingenomen met de bescherming van Europese geografische aanduidingen op de Chinese markt; beschouwt de doeltreffende uitvoering van de overeenkomst als een belangrijke stap in het proces van het opbouwen van vertrouwen tussen partijen en als belangrijk signaal dat China bereid is tot samenwerking met de EU; verwacht dat er ook op andere gebieden waarop wordt samengewerkt stappen gezet zullen worden in de richting van eerlijke handel; |
|
2. |
wijst op het belang van de strategische betrekkingen tussen de EU en China en verzoekt de lidstaten en instellingen van de EU om China met één stem te benaderen en daarbij een gecoördineerde aanpak te volgen; benadrukt dat handel en investeringen op regels, waarden en een multilateraal handelsstelsel gebaseerd moeten zijn; dringt er bij China op aan om in het kader van de WTO en andere multilaterale initiatieven een actievere rol te spelen, zijn WTO-verplichtingen volledig na te komen en zijn verworven economische macht af te stemmen op zijn ontwikkelingsniveau; benadrukt dat eerbiediging van de mensenrechten een voorwaarde is voor het onderhouden van handels- en investeringsbetrekkingen met de EU, en dringt er bij China op aan zijn internationale verplichtingen na te komen en zich ertoe te verbinden de mensenrechten te eerbiedigen, met name in het licht van de lopende onderhandelingen over de bilaterale investeringsovereenkomst; is ernstig bezorgd over de gemelde uitbuiting en opsluiting van Oeigoeren in fabrieken in China; |
|
3. |
pleit voor invoering van financiële sancties voor bedrijven die geografische aanduidingen niet eerbiedigen en die producten met geografische aanduidingen namaken; |
|
4. |
wijst erop dat de overeenkomst een positief signaal geeft aan de internationale gemeenschap, waaronder aan multilaterale instanties; is ingenomen met het hoge niveau van bescherming dat krachtens de overeenkomst geboden wordt aan 100 Europese en 100 Chinese geografische aanduidingen, dat hoger ligt dan het huidige niveau van bescherming dat in het kader van de TRIPS-Overeenkomst van de WTO geboden wordt, met name voor levensmiddelen, maar ook voor wijn en gedistilleerde dranken; merkt op dat binnen vier jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst nog eens 175 geografische aanduidingen van de EU en van China zullen worden beschermd; merkt op dat de EU meer dan 3 300 geografische aanduidingen heeft; verzoekt de Commissie om zo snel mogelijk werk te maken van de uitbreiding van deze overeenkomst om de komende jaren zo veel mogelijk geografische aanduidingen die aan de vereisten voldoen te beschermen, waaronder geografische aanduidingen die betrekking hebben op visserij- en aquacultuurproducten; verzoekt de Commissie voorts om het Parlement op de hoogte te houden van de voortgang van de onderhandelingen over de uitbreiding van de overeenkomst; herinnert eraan dat de laatste hand aan de overeenkomst werd gelegd toen de EU-Verdragen nog van toepassing waren in het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en dat er acht producten uit het VK op de overeengekomen lijsten staan; spoort de Commissie ertoe aan de lidstaten te raadplegen en deze producten zo spoedig mogelijk na afloop van de overgangsperiode te vervangen door producten uit EU-lidstaten; |
|
5. |
is ingenomen met de bepaling dat producenten van producten met een geografische aanduiding rechtstreeks een aanvraag kunnen indienen bij het in deze overeenkomst voorziene Gezamenlijk Comité als hun product niet in de aanvankelijk overeengekomen lijsten staat, of als hun product een beschermde status krijgt nadat de overeenkomst in werking is getreden; verzoekt huidige en potentiële belanghebbenden, onder meer binnen de Europese visserij- en de aquacultuursector, zich vertrouwd te maken met deze bepaling; |
|
6. |
stelt vast dat de EU een groot handelstekort met China heeft, maar herinnert eraan dat de EU op het gebied van agrovoedingsproducten een handelsoverschot heeft; |
|
7. |
herinnert eraan dat het belangrijk is het EU-model voor de bescherming van geografische aanduidingen te promoten als een belangrijk instrument om de authenticiteit en unieke kenmerken van geregistreerde EU-producten te waarborgen, als nuttig marketinginstrument dat zakelijke mogelijkheden biedt en als symbool van cultureel erfgoed; erkent het rijke Europese en Chinese erfgoed op het gebied van traditionele hoogwaardige voedingsmiddelen en het belang van de bescherming van geografische aanduidingen in dit verband; dringt er bij de Commissie, de lidstaten en de Chinese regering op aan om zich in te zetten voor de bescherming van dit erfgoed en ervoor te zorgen dat het zowel in China als in Europa erkend wordt, om de producten die ertoe behoren bescherming te bieden en ook oorsprongsbenamingen te beschermen, en om culturele uitwisseling en openheid te bevorderen; |
|
8. |
betreurt dat sommige producten met een geografische aanduiding van de EU ondanks de bescherming waarin de overeenkomst voorziet toch niet naar China kunnen worden uitgevoerd vanwege de Chinese normen voor de invoer van levensmiddelen; verzoekt de Commissie om de dialoog met China over de erkenning van de voedselveiligheidsnormen van de EU, die tot de hoogste ter wereld behoren, voort te zetten; dringt er bij China op aan om ongerechtvaardigde belemmeringen voor de uitvoer van agrovoedingsmiddelen uit de EU weg te nemen, in het kader van de handelsbetrekkingen wederkerigheid te garanderen en te zorgen voor naleving, verbetering en strikte tenuitvoerlegging en handhaving van sanitaire en fytosanitaire normen, om oneerlijke concurrentie tegen te gaan; |
|
9. |
verzoekt China daarnaast om het bestaande multilaterale kader op het gebied van de bescherming van geografische aanduidingen te steunen door zich aan te sluiten bij de overeenkomst van Lissabon en de Akte van Genève van de WIPO, zoals van kracht sinds 26 februari 2020; |
|
10. |
wijst op het belang van geografische aanduidingen in het bredere kader van intellectuele-eigendomsrechten en inspanningen ter bestrijding van namaak van producten; benadrukt dat de overeenkomst de volledige bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten van producten moet waarborgen, om de waarde en kwaliteit van de plaatselijke omgeving, onder meer wat betreft infrastructuur, werkgelegenheid en biodiversiteit, te beschermen, om de regionale ontwikkeling te stimuleren en de traceerbaarheid van producten, de transparantie en de voorlichting aan consumenten te verbeteren; |
|
11. |
is in dit verband ingenomen met de goedkeuring van de nieuwe Chinese wetgeving inzake de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten; verzoekt de Commissie om de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst nauwlettend te volgen en dringt aan op een spoedige ratificatie ervan; verzoekt de Commissie daarnaast om met China te blijven samenwerken om de uitvoering van een ambitieuzere overeenkomst op het gebied van intellectuele-eigendomsrechten dichterbij te brengen, opdat de lijst van beschermde geografische aanduidingen van de EU verder wordt uitgebreid; dringt er bij de Commissie op aan om de registratie van geografische aanduidingen in China te monitoren; verzoekt de Commissie om ondernemingen in de EU via de helpdesk betreffende intellectuele-eigendomsrechten ondersteuning te blijven bieden; wijst op de toegevoegde waarde van samenwerking met organen als het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie voor een goede monitoring en handhaving; |
|
12. |
merkt op dat volgens het meest recente verslag over de bescherming en handhaving van intellectuele-eigendomsrechten meer dan 80 % van de in 2018 en 2019 in de EU in beslag genomen nagemaakte en vervalste goederen afkomstig is uit China, en dat de EU-lidstaten hierdoor ongeveer 60 miljard EUR verlies lopen; wijst erop dat het belangrijk blijft om alle ingevoerde producten streng te controleren en testen, om namaak en fraude bij voedingsmiddelen op te sporen; pleit in dit verband voor verregaande en doeltreffende douanesamenwerking tussen de EU en China, als instrument ter bestrijding van namaakproducten en om in het licht van de toegenomen handelsstromen een eerlijke mededinging te waarborgen; |
|
13. |
wijst op het belang van een doeltreffende uitvoering en een correcte handhaving op de markt van de bepalingen van de overeenkomst; wijst nogmaals op zijn vastbeslotenheid om de correcte toepassing van de overeenkomst te monitoren en te controleren; verzoekt de Commissie in dit kader om jaarlijks, en voor het eerst een jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst, bij het Parlement verslag uit te brengen over de uitvoering van de overeenkomst; is ingenomen met de recente benoeming van een hoofd handhaving voor de handel en wijst op de cruciale rol die deze zal spelen bij het toezicht op en de verbetering van de naleving van deze overeenkomst; dringt er bij het hoofd handhaving voor de handel op aan om onmiddellijk in actie te komen als de overeenkomst niet correct wordt uitgevoerd; |
|
14. |
is bezorgd over de gevolgen die de economische en handelsovereenkomst tussen de Verenigde Staten en China (de zogeheten “US-China Phase One Deal”), die op 14 februari 2020 in werking is getreden, zou kunnen hebben voor de overeenkomst tussen de EU en China betreffende geografische aanduidingen en benadrukt dat deze moet worden uitgevoerd op niet-discriminerende wijze en met volledige inachtneming van de WTO-regels, en zonder verstorende gevolgen voor de handhaving van de verbintenissen die zijn aangegaan in het kader van de overeenkomst tussen de EU en China betreffende geografische aanduidingen; benadrukt dat de EU in verband met mogelijke overlappingen met de “US-China Phase One Deal” ook nauwlettend toezicht moet houden op de tenuitvoerlegging van de tweede lijst van 175 geografische aanduidingen van de EU; verwacht dat EU-exporteurs onmiddellijk voordeel zullen halen uit maatregelen voor handelsbevordering in de agrovoedingssector; |
|
15. |
uit zijn diepe bezorgdheid over de vele belemmeringen waarmee Europese bedrijven en landbouwers geconfronteerd worden bij de toegang tot en het ontplooien van activiteiten op de Chinese markt en die samenhangen met het feit dat China een staatssysteem kent; is van mening dat eerlijke mededinging tussen Europese en Chinese bedrijven tot meer kansen en meer innovatie zou leiden en dringt er bij de Commissie op aan om met de Chinese autoriteiten te werken aan het wegnemen van deze belemmeringen; |
|
16. |
wijst op de reeds lang bestaande noodzaak om op het gebied van handel en investeringen een gelijk speelveld te creëren tussen de EU en China, met bijzondere aandacht voor wederkerigheid op het gebied van markttoegang, overheidsopdrachten en financiële diensten; dringt er bij beide partijen op aan om in dit kader op constructieve wijze samen te werken, te streven naar marktgebaseerde hervormingen en krachtige stappen voorwaarts te zetten, met name wat betreft de lopende onderhandelingen over de bilaterale investeringsovereenkomst, maar daarnaast ook op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen, de verwezenlijking van de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling en de bestrijding van klimaatverandering in overeenstemming met de Overeenkomst van Parijs; verzoekt China opnieuw om stappen te zetten in de richting van een ambitieuze hervorming van de WTO, onder meer in de vorm van een omvattend pakket regels inzake industriële subsidies; herhaalt zijn zorgen over de marktverstorende praktijken van Chinese staatsbedrijven, gedwongen overdracht van technologie en gegevenslokalisatie, industriële overcapaciteit en daaraan gerelateerde dumping bij uitvoer en andere oneerlijke handelspraktijken; herhaalt dat de bilaterale en multilaterale samenwerking met het oog op duurzame ontwikkeling en een eerlijk handelsstelsel moet worden verbeterd door sociale en milieunormen te bevorderen die gebaseerd zijn op de eerbiediging en tenuitvoerlegging van internationale verdragen en overeenkomsten; maakt zich zorgen over de slechte prestaties van China wat betreft de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij; wijst op het gebrek aan transparantie als het gaat om de wereldwijde registratie van vaartuigen en de visserijvloot en benadrukt dat Chinese subsidies leiden tot oneerlijke concurrentie ten nadele van de visserijsector van de EU; verzoekt China om alles in het werk te stellen om zijn rechtskader inzake de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te versterken en de wetgeving op dit gebied beter te handhaven; |
|
17. |
herinnert eraan dat bij de onderhandelingen over de brede investeringsovereenkomst tussen de EU en China aanzienlijke en ambitieuze vorderingen moeten worden geboekt om de huidige asymmetrie op de markt aan te pakken; wijst erop dat de brede investeringsovereenkomst een ambitieus hoofdstuk over handel en duurzame ontwikkeling moet omvatten ter bescherming van de mensenrechten, met inbegrip van de fundamentele arbeidsnormen, ter bevordering van duurzame ontwikkeling en ter bestrijding van klimaatverandering, in overeenstemming met de Overeenkomst van Parijs; wijst erop dat het essentieel is dat een gelijk speelveld, wederkerigheid en een niet-discriminerende behandeling van de partijen bij de overeenkomst en hun bedrijfsleven, burgers en maatschappelijke organisaties gewaarborgd worden; verzoekt de partijen om de transparantie te verbeteren en bij de tenuitvoerlegging van de overeenkomst te zorgen voor een parlementaire dimensie; wijst erop dat de EU-markt voor overheidsopdrachten open is voor Chinese ondernemingen, waaronder staatsbedrijven, terwijl Europese ondernemingen vaak moeite hebben om toegang te krijgen tot aanbestedingsmogelijkheden op Chinese markten; verzoekt de Commissie en China om de samenwerking tussen de EU en China te intensiveren om milieudoelstellingen te verwezenlijken; |
|
18. |
benadrukt dat de handelsbetrekkingen van de EU harmonieuze regionale betrekkingen tussen China en zijn buurlanden vereisen, alsook een vreedzame co-existentie met alle gebieden die een bijzondere band met Europa hebben gehad; wijst erop dat de volledige naleving door China van eerdere internationale verbintenissen in de regio het pad zal effenen voor een correcte uitvoering van deze overeenkomst; |
|
19. |
verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de regering van de Volksrepubliek China en het Nationale Volkscongres. |
(1) PB C 407 van 4.11.2016, blz. 18.
(2) PB C 433 van 23.12.2019, blz. 103.
(3) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0297.
(4) Studie van de Commissie, gepubliceerd in april 2020, https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/nl/IP_20_683
|
13.10.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 415/64 |
P9_TA(2020)0299
Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: identificatie van belastingplichtigen in Noord-Ierland *
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 november 2020 over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat de identificatie van belastingplichtigen in Noord-Ierland betreft (COM(2020)0360 – C9-0279/2020 – 2020/0165(CNS))
(Bijzondere wetgevingsprocedure — raadpleging)
(2021/C 415/12)
Het Europees Parlement,
|
— |
gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2020)0360), |
|
— |
gezien artikel 113 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C9-0279/2020), |
|
— |
gezien artikel 82 van zijn Reglement, |
|
— |
gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A9-0200/2020), |
|
1. |
hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel; |
|
2. |
verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen; |
|
3. |
wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in de door het Parlement goedgekeurde tekst; |
|
4. |
verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen. |
|
13.10.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 415/65 |
P9_TA(2020)0300
Invoering van capaciteitsbeperkingen voor kabeljauw in het oostelijke deel van de Oostzee, gegevensverzameling en controlemaatregelen in de Oostzee, en definitieve stopzetting voor vloten die op kabeljauw in het oostelijke deel van de Oostzee vissen***I
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 november 2020 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) 2016/1139 wat betreft de invoering van capaciteitsbeperkingen voor kabeljauw in het oostelijke deel van de Oostzee, gegevensverzameling en controlemaatregelen in de Oostzee, en Verordening (EU) nr. 508/2014 wat betreft definitieve stopzetting voor vloten die op kabeljauw in het oostelijke deel van de Oostzee vissen (COM(2019)0564 – C9-0161/2019 – 2019/0246(COD))
(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)
(2021/C 415/13)
Het Europees Parlement,
|
— |
gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2019)0564), |
|
— |
gezien artikel 294, lid 2, en artikel 43, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C9-0161/2019), |
|
— |
gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, |
|
— |
gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 23 januari 2020 (1), |
|
— |
gezien het overeenkomstig artikel 74, lid 4, van zijn Reglement door de bevoegde commissie goedgekeurde voorlopig akkoord en de schriftelijke toezegging van de vertegenwoordiger van de Raad van 30 september 2020 om het standpunt van het Parlement goed te keuren, overeenkomstig artikel 294, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, |
|
— |
gezien artikel 59 van zijn Reglement, |
|
— |
gezien het verslag van de Commissie visserij (A9-0093/2020), |
|
1. |
stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast; |
|
2. |
verzoekt de Commissie om hernieuwde voorlegging aan het Parlement indien zij haar voorstel vervangt, ingrijpend wijzigt of voornemens is het ingrijpend te wijzigen; |
|
3. |
verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen. |
P9_TC1-COD(2019)0246
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 11 november 2020 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) 2020/… van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) 2016/1139 wat betreft de vermindering van de vangstcapaciteit in de Oostzee, en Verordening (EU) nr. 508/2014 wat betreft definitieve stopzetting van visserijactiviteiten voor vloten die op kabeljauw in het oostelijke deel van de Oostzee, en kabeljauw en haring in het westelijke deel van de Oostzee vissen
(Aangezien het Parlement en de Raad tot overeenstemming zijn geraakt, komt het standpunt van het Parlement overeen met de definitieve rechtshandeling: Verordening (EU) 2020/1781.)
|
13.10.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 415/66 |
P9_TA(2020)0301
Nauwere samenwerking tussen openbare diensten voor arbeidsvoorziening (ODA’s) ***I
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 november 2020 over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Besluit nr. 573/2014/EU betreffende nauwere samenwerking tussen openbare diensten voor arbeidsvoorziening (ODA’s) (COM(2019)0620 – C9-0117/2019 – 2019/0188(COD))
(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)
(2021/C 415/14)
Het Europees Parlement,
|
— |
gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2019)0620), |
|
— |
gezien artikel 294, lid 2, en artikel 149 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C9-0117/2019), |
|
— |
gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, |
|
— |
gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 30 oktober 2019 (1), |
|
— |
na raadpleging van het Comité van de Regio’s, |
|
— |
gezien het overeenkomstig artikel 74, lid 4, van zijn Reglement door de bevoegde commissie goedgekeurde voorlopig akkoord en de schriftelijke toezegging van de vertegenwoordiger van de Raad van 7 oktober 2020 om het standpunt van het Parlement goed te keuren, overeenkomstig artikel 294, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, |
|
— |
gezien artikel 59 van zijn Reglement, |
|
— |
gezien het verslag van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A9-0128/2020), |
|
1. |
stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast; |
|
2. |
verzoekt de Commissie om hernieuwde voorlegging aan het Parlement indien zij haar voorstel vervangt, ingrijpend wijzigt of voornemens is het ingrijpend te wijzigen; |
|
3. |
verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen. |
(1) Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.
P9_TC1-COD(2019)0188
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 11 november 2020 met het oog op de vaststelling van Besluit (EU) 2020/… van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Besluit nr. 573/2014/EU betreffende nauwere samenwerking tussen openbare diensten voor arbeidsvoorziening (ODA’s)
(Aangezien het Parlement en de Raad tot overeenstemming zijn geraakt, komt het standpunt van het Parlement overeen met de definitieve rechtshandeling: Besluit (EU) 2020/1782.)
Donderdag, 12 november 2020
|
13.10.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 415/67 |
P9_TA(2020)0302
Algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2021 — alle afdelingen
Resolutie van het Europees Parlement van 12 november 2020 over het standpunt van de Raad inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2021 (11072/1/2020 – C9-0314/2020 – 2020/1998(BUD))
(2021/C 415/15)
Het Europees Parlement,
|
— |
gezien artikel 314 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, |
|
— |
gezien artikel 106 bis van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, |
|
— |
gezien Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad van 26 mei 2014 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (1), |
|
— |
gezien Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (2), |
|
— |
gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (3), |
|
— |
gezien het gewijzigde voorstel van de Commissie van 28 mei 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 (COM(2020)0443), |
|
— |
gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (4), |
|
— |
gezien zijn tussentijds verslag van 14 november 2018 over het meerjarig financieel kader 2021-2027 — Standpunt van het Parlement met betrekking tot een akkoord (5) en gezien zijn resolutie van 23 juli 2020 over de conclusies van de buitengewone Europese Raad van 17 tot en met 21 juli 2020, |
|
— |
gezien zijn resolutie van 19 juni 2020 over de algemene richtsnoeren voor de voorbereiding van de begroting 2021, afdeling III — Commissie (6), |
|
— |
gezien zijn resolutie van 14 mei 2020 over de raming van de ontvangsten en uitgaven van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2021 (7), |
|
— |
gezien het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2021, aangenomen door de Commissie op 27 juli 2020 (COM(2020)0300) (de “OB”), |
|
— |
gezien het standpunt inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2021, goedgekeurd door de Raad op 28 september 2020 en toegezonden aan het Europees Parlement op 1 oktober 2020 (11072/1/2020 — C9-0314/2020), |
|
— |
gezien zijn wetgevingsresolutie van 16 september 2020 over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (8), |
|
— |
gezien artikel 94 van zijn Reglement, |
|
— |
gezien de adviezen van de andere betrokken commissies, |
|
— |
gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A9-0206/2020), |
Afdeling III
Algemeen overzicht
|
1. |
herinnert eraan dat 2021 het eerste jaar van het nieuwe meerjarig financieel kader (MFK) zou moeten zijn; betreurt het dat als gevolg van de vertragingen in de onderhandelingen over het MFK/eigen middelen, waarvoor het Parlement al sinds november 2018 klaar staat en die niet van start konden gaan vóór de conclusies van de Europese Raad van 21 juli 2020, en ook als gevolg van de COVID-19-uitbraak, de begrotingsprocedure voor 2021 tot dusver niet kan worden gebaseerd op een solide en ambitieus MFK-akkoord; |
|
2. |
merkt op dat de Commissie een ontwerpbegroting (OB) voor 2021 heeft gepresenteerd op basis van haar eigen MFK-voorstellen, die in mei 2020 zijn geactualiseerd, terwijl de Raad zijn lezing, met uitzondering van rubriek 7, heeft beperkt tot een aritmetische vertaling van de conclusies van de Europese Raad, in afwachting van de nota van wijzigingen die de Commissie na het bereiken van politieke overeenstemming over het MFK/eigen middelen zal gebruiken om haar voorstel bij te werken; |
|
3. |
neemt kennis van het standpunt van de Raad over de OB en van het belang dat de Raad hecht aan de nota van wijzigingen; sluit zich wat de nota van wijzigingen betreft aan bij de Raad, maar met de wens om te komen tot een lezing waarin de prioriteiten van het Parlement voor het MFK/eigen middelen en de begroting 2021 op gecoördineerde wijze tot uiting komen; merkt op dat deze aanpak ook wordt ingegeven door de beperkte tijd die nog beschikbaar zal zijn na de presentatie van de nota van wijzigingen; |
|
4. |
herinnert eraan dat het Parlement in zijn hierboven vermelde resolutie van 19 juni 2020 over de algemene richtsnoeren voor de voorbereiding van de begroting 2021 heeft benadrukt dat in de begroting 2021 de nadruk moet liggen op het beperken van de gevolgen van de COVID-19-uitbraak en het ondersteunen van het herstel, op basis van de Europese Green Deal en de digitale transformatie, teneinde billijke, inclusieve en duurzame groei te bevorderen, en bij te dragen aan het scheppen van hoogwaardige werkgelegenheid en aan het verwezenlijken van de langetermijndoelstelling van sociaal-economische convergentie; |
|
5. |
is ingenomen met het herstelplan van de EU; dringt er echter met klem op aan om de rol van de begrotingsautoriteit bij het goedkeuren van externe bestemmingsontvangsten, met name in het kader van het herstelinstrument Next Generation EU (NGEU), duidelijk vast te leggen in de jaarlijkse begrotingsprocedure; |
|
6. |
onderstreept zijn standpunt dat de doelstellingen van het MFK voor de periode 2021-2027 inzake klimaat- en biodiversiteitsmainstreaming verder moeten gaan dan de niveaus van de beoogde uitgavenpercentages die zijn vastgesteld in zijn tussentijds verslag; streeft daarom voor 2021 naar een uitgavenniveau voor biodiversiteit van ten minste 10 % en voor klimaatmainstreaming van ten minste 30 %; herhaalt zijn eis betreffende de uitwerking van een gendermainstreamingconcept met genderspecifieke informatie over doelstellingen, inputs, outputs, en resultaten, met inbegrip van vastleggingskredieten voor gendergelijkheid en de methodologie voor het traceren van en het uitbrengen van verslag over de uitgaven voor gendergelijkheid; |
|
7. |
roept de Commissie eens te meer op duidelijke subsidiabiliteitscriteria vast te stellen voor een nieuwe, strikte en alomvattende methodologie voor zowel klimaat-, als biodiversiteitsgerelateerde uitgaven, in de vorm van kaderverordeningen die waarborgen dat alleen projecten die aan de op grond van Verordening (EU) 2020/852 (9) ontwikkelde technische screeningcriteria voldoen mee worden geteld bij de bijdragen aan die uitgavendoelstellingen, samen met — in voorkomend geval — de bijbehorende corrigerende maatregelen en de volledige inachtneming van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” zoals bedoeld in artikel 17 van Verordening (EU) 2020/852, teneinde ervoor te zorgen dat de Unie zich houdt aan haar toezeggingen in het kader van de Overeenkomst van Parijs en aan haar oproep betreffende het uitfaseren c.q. verbieden van de indirecte, respectievelijk de directe subsidies voor fossiele brandstoffen in de hele Uniebegroting; |
|
8. |
besluit tot een verhoging van de in het tussentijds verslag over het MFK van 14 november 2018 vastgestelde niveaus voor de in zijn resolutie van 23 juli 2020 over de conclusies van de buitengewone Europese Raad van 17 tot en met 21 juli 2020 (10) geïdentificeerde vijftien vlaggenschipprogramma’s (Horizon Europa, InvestEU, Erasmus+, de kindergarantie, het Fonds voor een rechtvaardige transitie, Digitaal Europa, de Connecting Europe Facility, LIFE, EU4Health, het Fonds voor geïntegreerd grensbeheer, Creatief Europa, het programma Burgers, gelijkheid, rechten en waarden, het Europees Defensiefonds, het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI) en humanitaire hulp, evenals voor de relevante EU-agentschappen en het Europees Openbaar Ministerie; besluit voorts zijn lezing te baseren op de door de Commissie in de OB voorgestelde MFK-plafonds; is van mening dat alle verhogingen voor vlaggenschipprogramma’s gepaard moeten gaan met een overeenkomstige verhoging van het plafond voor de desbetreffende MFK-rubriek; besluit tot verhoging van de financiering voor de prioriteiten van het Parlement op het gebied van onder andere klimaatverandering, energie, digitale en vervoersinterconnectiviteit, ruimtevaart, kmo’s, toerisme, veiligheid, migratie, grondrechten en externe actie; |
|
9. |
aanvaardt de verhogingen in de rubrieken 1, 2a, en 3 door de Raad, behalve voor de lijnen waarvoor de Raad besluit tot een hogere omvang van de kredieten; aanvaardt voorts de verschuiving van de cluster voor veerkracht van rubriek 5 naar rubriek 2b; |
|
10. |
herbevestigt zijn eerdere voornemen om ten volle gebruik te maken van de mogelijkheid van wederopvoering van vrijmakingen voor onderzoek overeenkomstig artikel 15, lid 3, van het Financieel Reglement; |
|
11. |
dringt aan op de noodzaak van een meer gedetailleerde begrotingsnomenclatuur die de begrotingsautoriteit in staat stelt zijn besluitvormingstaak in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure volledig uit te oefenen, evenals zijn controletaak in verband met de uitvoering van de begroting in de rubrieken 2b, 4 en 6; |
|
12. |
besluit, als algemene regel, tot herstel van de niveaus van alle lijnen in de OB waarin de Raad heeft gesneden en die in zijn lezing niet zijn versterkt, met uitzondering van rubriek 7; |
|
13. |
wijst erop dat het belangrijk is dat er voldoende financiële en personele middelen worden toegewezen aan de agentschappen van de Unie, zodat deze hun taken kunnen uitvoeren en adequaat kunnen optreden om de gevolgen van de COVID-19-uitbraak op te vangen; benadrukt dat een goede coördinatie en synergieën tussen de agentschappen onontbeerlijk zijn om de doeltreffendheid van hun werkzaamheden te vergroten, met name wanneer er sprake is van convergentie naar specifieke beleidsdoelstellingen, teneinde een billijke en efficiënte besteding van publieke middelen te waarborgen; dringt erop aan dat de Commissie voor een optimale toewijzing van personeel aan haar directoraten-generaal zorgt, inspelend op urgente behoeften en langetermijnprioriteiten in verband met — in het bijzonder — de reactie op de COVID-19-crisis en de Europese Green Deal; |
|
14. |
merkt op dat de geactualiseerde pragmatische kalender van de begrotingsprocedure geen ruimte laat voor het bereiken van tijdige overeenstemming over een mogelijk tweede OB-voorstel; acht het daarom van cruciaal belang om de gehele periode van het begrotingsoverleg te benutten voor het bereiken van een ambitieuze overeenkomst; |
|
15. |
stelt de totale omvang van de kredieten voor de begroting 2021 (alle afdelingen) vast op 181 762 377 716 EUR aan vastleggingskredieten, oftewel een verhoging met 15 016 195 740 EUR ten opzichte van de OB; besluit daarnaast een bedrag van 1 631 420 001 EUR aan vastleggingskredieten beschikbaar te stellen naast de vrijmakingen overeenkomstig artikel 15, lid 3, van het Financieel Reglement; wijst er evenwel eens te meer op dat dit niveau moet worden aangepast na de publicatie van de nota van wijzigingen en naargelang de ontwikkelingen in de onderhandelingen en bij de bemiddeling; |
|
16. |
herinnert eraan dat, zoals tot uitdrukking is gebracht in zijn hierboven vermelde wetgevingsresolutie van 16 september 2020, om de begroting 2021 te kunnen financieren de nieuwe categorieën eigen middelen met ingang van 2021 moeten worden ingevoerd en dat alle door die nieuwe eigen middelen gegenereerde bedragen die hoger uitvallen dan wat vereist is om aan de terugbetalingsverplichtingen van een bepaald jaar in het kader van NGEU te voldoen, in de Uniebegroting moeten worden gehandhaafd als algemene ontvangsten, in het bijzonder om met ingang van 2021 de begrotingen van de vijftien EU-vlaggenschipprogramma’s te verhogen, in combinatie met een dienovereenkomstige verhoging van de MFK-plafonds; |
Rubriek 1
|
17. |
onderstreept dat Horizon Europa een aanzienlijke Europese meerwaarde oplevert en beklemtoont het belang van het programma voor Europees onderzoek op belangrijke gebieden dat essentieel is voor het laten slagen van de Europese Green Deal, de transitie naar een klimaatneutrale economie en samenleving in 2050 en de digitale transitie, die van vitaal belang is voor de toekomstige welvaart in de Unie; benadrukt verder dat de COVID-19-uitbraak de noodzaak van investeringen in gezondheidsonderzoek heeft aangetoond; stelt daarom voor om de begroting van Horizon Europa aanzienlijk te verhogen, in overeenstemming met zijn bekende standpunt dat de totale EU-begroting in de MFK-periode 2021-2027 moet worden verhoogd tot 120 miljard EUR; is voorts van mening dat het volledige bedrag van de over de gehele huidige MFK-periode gerealiseerde vrijmakingen beschikbaar moet worden gesteld, overeenkomstig artikel 15, lid 3, van het Financieel Reglement, voor ondersteuning van het klimaatbeleid, de digitale transitie en gezondheidsonderzoek; |
|
18. |
is ervan overtuigd dat de strijd tegen kanker een prioriteit voor de Unie moet zijn en dat de inspanningen hieromtrent aanzienlijk moeten worden opgevoerd; benadrukt dat kankeronderzoek een belangrijke pijler van deze strijd is; benadrukt dat onderzoek op dit gebied zonder verder dralen moet worden geïntensiveerd; |
|
19. |
wenst dat de begroting van de Unie voor 2021 waarborgt dat het programma InvestEU voldoende wordt gefinancierd en niet alleen zijn langetermijndoelstellingen haalt en participeert in de wederopbouw van het concurrentievermogen op de lange termijn van Europa middels het creëren van meer investeringscapaciteit ter ondersteuning van duurzame infrastructuur, onderzoek, innovatie, digitalisering, kmo’s, en sociale investeringen, maar ook zijn nieuwe kortetermijndoelstelling om het duurzame economisch herstel te ondersteunen via strategische duurzame investeringen; betreurt het ten zeerste dat de Europese Raad het voorstel van de Commissie voor een instrument voor solvabiliteitssteun heeft verworpen; steunt de benadering die het Parlement in zijn voorbereidende werkzaamheden heeft gevolgd ten aanzien van het instrument voor solvabiliteitssteun, namelijk het overhevelen van de voor het solvabiliteitssteuninstrument bedoelde kredieten naar het programma InvestEU ten bate van bedrijven die in de lidstaten gevestigd en in de Unie actief zijn; |
|
20. |
onderstreept dat de Connecting Europe Facility een cruciale rol speelt bij het ontwikkelen van een hoogwaardig trans-Europees netwerk en van interconnectiviteit tussen de lidstaten, in het bijzonder die lidstaten die zowel op duurzame en grensoverschrijdende mobiliteit, als op een “modal shift” inzetten, teneinde de emissies van broeikasgassen tegen 2030 met 60 % te reduceren, bij het ondersteunen van energie- en vervoersprojecten in het kader van de transitie naar een klimaatneutrale economie, mét bevoorradingszekerheid en rekening houdend met de specifieke situatie van Europese eiland- en perifere regio’s, en bij het benadrukken van de noodzaak van een digitale transitie, inclusief het bij- en omscholen van de werkenden in de Unie; stelt derhalve aanzienlijke verhogingen voor; |
|
21. |
onderstreept dat de COVID-19-crisis het groter wordende belang van digitalisering voor de dagelijkse werking van de economie heeft aangetoond; onderkent het belang van het programma Digitaal Europa voor het vormgeven en ondersteunen van de digitale transitie; stelt verhogingen voor die veel verder gaan dan die in zijn tussentijds verslag over het MFK teneinde rekening te houden met de door de pandemie aan het licht gebrachte behoeften; |
|
22. |
herinnert aan de fundamentele waarde van het Europees ruimtevaartprogramma, in het bijzonder de bijdrage van Copernicus en Galileo aan de Europese Green Deal, en verzoekt om gerichte versterkingen om ervoor te zorgen dat de programma’s bij kunnen dragen aan het verwezenlijken van de milieudoelstellingen van de Unie; benadrukt het belang van de onafhankelijkheid van de Europese ruimtevaartindustrie in de mondiale concurrentiestrijd en wijst met klem op de meerwaarde van deze programma’s voor meer banen, concurrentievermogen en de ontwikkeling van kmo’s; |
|
23. |
is van mening dat het tevens noodzakelijk is om belangrijke prioriteiten binnen de rubriek verder te versterken; dringt onder andere aan op een substantiële verhoging van het bedrag dat gereserveerd wordt voor kmo-doelstellingen, die een hoeksteen van de economie van de Unie vormen en een essentiële rol spelen bij het realiseren van investeringen van uitmuntende kwaliteit en nieuwe werkgelegenheid in alle lidstaten, waaronder met als doel het ondersteunen en vergroten van de participatie van vrouwen in kmo’s en van hun toegang tot markten, alsook op versterking van de voornaamste programma’s van de cluster “ruimtevaart”; herinnert aan de belangrijke rol die Unie-agentschappen spelen bij het verwezenlijken van de beleidsdoelstellingen van de Unie; dringt dan ook aan op de terbeschikkingstelling van voldoende financiële en personele middelen aan het EU-Agentschap voor cyberbeveiliging (ENISA), het Spoorwegbureau van de Europese Unie (ERA), de Europese Bankautoriteit (EBA), de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA), het Europees ruimtevaartprogramma en het Orgaan van Europese regulerende instanties voor elektronische communicatie (BEREC), in overeenstemming met hun taken en bevoegdheden; |
|
24. |
herhaalt zijn oproep voor steun voor kmo’s, in het bijzonder in de toerismesector, de creatieve industrieën en de sector vervoer, teneinde bij hen voor meer capaciteit te zorgen om te herstellen van de gevolgen van de COVID-19-uitbraak; herhaalt verder het verzoek van het Parlement, zoals gedaan in het tussentijds verslag 2018 over het meerjarig financieel kader 2021-2027 (11), voor de invoering van een nieuw, specifiek begrotingsonderdeel voor de sector toerisme, die van uitermate groot belang is voor de economie van de hele Unie, voor concurrentievermogen, werkgelegenheid (de sector biedt direct en indirect werk aan 23 miljoen mensen, voornamelijk jongeren) en sociale ontwikkeling, die bijzonder zwaar onder de COVID-19-crisis te lijden heeft en die geconfronteerd wordt met een snelle en scherpe daling in de vraag, alsook met oplopend banenverlies, waardoor veel Europese kmo’s het water aan de lippen staat; |
|
25. |
betreurt dat de Commissie, inspelend op de huidige situatie, geen voorstel voor een apart begrotingsonderdeel voor toerisme heeft gepresenteerd; dringt erop aan deze sector, en met name kmo’s, snel directe en indirecte ondersteuning te bieden; |
|
26. |
verhoogt daarom het niveau van de vastleggingskredieten voor rubriek 1 met 6 313 980 774 EUR ten opzichte van de OB (uitgezonderd proefprojecten en voorbereidende acties), waarvan 5 996 664 225 EUR voor vlaggenschipprogramma’s; stelt daarnaast een bedrag van 1 631 420 001 EUR aan vastleggingskredieten beschikbaar voor de rubriek, naast de vrijmakingen overeenkomstig artikel 15, lid 3, van het Financieel Reglement; |
Rubriek 2a
|
27. |
besluit om de lezing van de Raad inzake rubriek 2a over te nemen; |
Rubriek 2b
|
28. |
benadrukt de dringende noodzaak om extra middelen toe te wijzen aan het EU4Health-programma, met name om beter te kunnen inspelen op de aanzienlijke structurele behoeften die tijdens de COVID-19-crisis aan het licht zijn gekomen, belangrijke gebieden voor actie te bepalen, zoals verbetering van nationale de gezondheidszorgstelsels en reducering van de gezondheidsongelijkheid, en bij te dragen aan de beschikbaarheid en betaalbaarheid van geneesmiddelen en andere crisisrelevante producten, en de continue en tijdige voorziening van toegankelijke en veilige diensten op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten te waarborgen, en — onder andere — de strijd van de Unie tegen kanker op te voeren; |
|
29. |
onderstreept het belang van Erasmus+ als een belangrijk vlaggenschipprogramma en een van de meest succesvolle programma’s van de Unie, dat een strategische investering in de toekomst van de Unie en haar burgers vormt; wijst er nogmaals op dat onvoldoende financiering voor het Erasmus+-programma de continu schepping van nieuwe kansen voor en de grotere inzetbaarheid op de arbeidsmarkt van jonge mensen, alsook het vermogen van het programma om zijn nieuwe doelstellingen te verwezenlijken en de uitdaging om inclusiever en ecologischer te worden aan te gaan, in gevaar brengt; besluit daarom de begroting voor Erasmus+ substantieel te verhogen, in overeenstemming met zijn standpunt dat die moet worden verdrievoudigd; |
|
30. |
herinnert eraan dat de culturele en creatieve sectoren tot de sectoren behoren die het zwaarst door de COVID-19-uitbraak zijn getroffen, en dringt aan op passende reacties en financiering om de continu en aanzienlijke verliezen van de sector als gevolg van de onvoorziene sluiting van locaties tijdens de COVID-19-crisis te verkleinen; stelt daarom voor om de financiering voor Creatief Europa substantieel te verhogen om de sectoren die door de crisis zijn getroffen, te ondersteunen; |
|
31. |
dringt aan op meer transparantie bij de toewijzing van middelen uit hoofde van de verschillende programmaonderdelen en subprogramma’s van Erasmus+, door de vorige nomenclatuur te herstellen, en uit hoofde van het programma Burgers, gelijkheid, rechten en waarden, door een nieuwe begrotingslijn voor het onderdeel waarden van de Unie te creëren; herhaalt voorts zijn verzoek aan de Commissie om meer transparantie aan de dag te leggen bij de benutting van begrotingsmiddelen in het kader van multimedia-activiteiten, met name door een reeks nieuwe begrotingslijnen in verband met die acties in het leven te roepen; |
|
32. |
besluit tot invoering van een nieuw begrotingsonderdeel 07 06 04 “Bescherming en bevordering van de waarden van de Unie”, teneinde meer financiering ter beschikking te kunnen stellen aan het beschermen en bevorderen van democratie, de rechtstaat en grondrechten, inclusief ondersteuning van activiteiten van organisaties van het maatschappelijk middenveld op dit gebied; |
|
33. |
is het eens met de prognose van de Commissie dat de bestrijding van extreme armoede, en met name kinderarmoede, in de context van het herstel van de COVID-19-uitbraak de komende jaren nog belangrijker zal worden; dringt er daarom op aan om in het kader van het ESF+ een afzonderlijke begrotingslijn te creëren voor de Europese kindergarantie, met een toewijzing van 1 miljard EUR voor het jaar 2021; herinnert eraan dat het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD) van voldoende middelen moet worden voorzien, met name in het kader van de COVID-19-pandemie; |
|
34. |
herinnert eraan dat de COVID-19-crisis vrouwen, groepen die stelselmatige met op gender gebaseerde discriminatie worden geconfronteerd en andere kwetsbare groepen onevenredig hard treft, en vraagt om versterking van het onderdeel werkgelegenheid en sociale innovatie ter ondersteuning van programma’s en opleidingen die gericht zijn op hun participatie en op het verbeteren van hun onzekere arbeidsmarktpositie; |
|
35. |
benadrukt de cruciale rol van het programma Burgers, gelijkheid, rechten en waarden voor de bescherming en bevordering van de in de Verdragen en het Handvest van de grondrechten van de EU vervatte rechten en waarden, en stelt met klem dat er voor elk onderdeel aanvullende kredieten nodig zijn, en met name voor het onderdeel Daphne inzake de bestrijding van geweld tegen vrouwen en voor het onderdeel gericht op het bevorderen van de betrokkenheid bij en de participatie van burgers in het leven van de Unie; |
|
36. |
benadrukt het belang van het programma Justitie wat betreft het leveren van een bijdrage aan de verdere ontwikkeling van een Europese rechtsruimte op basis van de rechtstaat, wederzijdse erkenning en wederzijds vertrouwen, en besluit dit programma te versterken; |
|
37. |
pleit voor een verhoging van de kredieten voor het cluster cultuur, creativiteit en inclusieve samenleving om het genderperspectief beter te integreren in elk van de programma’s, en om genderstudies en onderzoek in de Unie te ondersteunen en te bevorderen; |
|
38. |
acht het noodzakelijk de kredieten op het begrotingsonderdeel voor de Turks-Cypriotische gemeenschap te verhogen om een beslissende bijdrage te leveren aan de voortzetting en intensivering van de missie van het Comité inzake vermiste personen op Cyprus en om het door de twee gemeenschappen opgezette technische comité voor cultureel erfgoed te ondersteunen, en zo het vertrouwen en de verzoening tussen de twee gemeenschappen te bevorderen; |
|
39. |
betreurt ten zeerste dat de Commissie het verzoek van het Parlement om een uitgebreide beoordeling van de begrotingslijn multimedia-acties, in het bijzonder met betrekking tot de raamovereenkomst met Euronews, nog steeds niet heeft ingewilligd; besluit deze begrotingstoewijzing in de reserve op te nemen tot de Commissie tegemoet is gekomen aan de door de Rekenkamer geuite zorgen; stelt evenwel vast dat de Rekenkamer geen tekortkomingen bij Euronews heeft geconstateerd wat betreft zijn contractuele verslagleggingsverplichtingen uit hoofde van het bestaande kader; |
|
40. |
wijst eens te meer op de belangrijke rol van de gedecentraliseerde agentschappen onder deze rubriek; verlangt dat aan het Europees Bureau voor de grondrechten voldoende financiële en personele middelen ter beschikking worden gesteld voor het uitvoeren van zijn taken, rekening houdend met de aanvullende projecten die in het kader van de raadpleging van het Bureau met belanghebbende partijen in kaart zijn gebracht; verzoekt dat aan het Europees Instituut voor gendergelijkheid (EIGE) en de Europese Arbeidsautoriteit (ELA) passende begrotingsmiddelen ter beschikking worden gesteld, rekening houdend met het belang van hun mandaat, alsook met de verwachte rol van de ELA bij het waarborgen van billijke arbeidsmobiliteit in de context van de COVID-19-crisis; dringt verder aan op voldoende financiering en personeel, voor bijkomende belangrijke prioriteiten, voor het Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust), het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding, en het Europees Geneesmiddelenbureau; |
|
41. |
besluit gerichte versterkingen toe te passen op het Europees Openbaar Ministerie (EOM), teneinde het in staat te stellen zonder vertraging van start te gaan en uitvoering te geven aan zijn mandaat; is van mening dat de aard van het EOM een sterkere waarborg voor onafhankelijkheid vereist en dat zijn begroting, als onafhankelijke entiteit en niet een met een agentschap vergelijkbaar lichaam, daarom in rubriek 7 moet worden opgenomen; benadrukt dat de oprichting van het EOM niet mag leiden tot een reducering van de capaciteit van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) om goed te functioneren; |
|
42. |
verwerpt het voorstel van de Commissie om verschillende begrotingslijnen voor sociaalbeleidsdoelstellingen samen te voegen; is van mening dat afzonderlijke begrotingslijnen, zoals in het verleden het geval was, de nodige transparantie en middelen voor elk van die belangrijke gebieden beter zullen waarborgen; |
|
43. |
besluit begrotingslijn 06 04 01 (Herstelinstrument voor de Europese Unie — periodieke couponbetaling en aflossing op de vervaldatum) naar hoofdstuk 17 te verplaatsen, omdat alle financieringskosten van NGEU-gerelateerde uitgaven in aanmerking moeten worden genomen bovenop de jaarlijkse MFK-maxima; |
|
44. |
versterkt rubriek 2b met in totaal +5 894 270 074 EUR aan vastleggingskredieten bovenop de OB (uitgezonderd proefprojecten en voorbereidende acties), waarvan 6 041 509 293 EUR voor vlaggenschipprogramma’s; |
Rubriek 3
|
45. |
wijst erop dat de Raad, in zijn standpunt over het Herstelinstrument voor de Europese Unie, het niveau van het Fonds voor een rechtvaardige transitie heeft verlaagd ten opzichte van het Commissievoorstel; geeft uiting aan zijn bezorgdheid dat deze bezuiniging de inspanningen op het gebied van herstel ernstig zal ondermijnen; herhaalt dat het Fonds voor een rechtvaardige transitie een cruciale en onontbeerlijke bouwsteen van de architectuur van de Europese Green Deal is; stelt daarom voor om de vastleggingskredieten voor dit vlaggenschipprogramma voor 2021 met 500 miljoen EUR te verhogen; |
|
46. |
bepleit, in overeenstemming met de overkoepelende prioriteit om klimaatverandering aan te pakken en verlies van biodiversiteit te voorkomen, een aanzienlijke verhoging met 237 miljoen EUR aan vastleggingskredieten voor begrotingslijnen die behoren tot het LIFE-programma; merkt op dat die verhoging bedoeld is om bij te dragen aan de verwezenlijking van de hoofddoelstellingen van dit programma, zoals de instandhouding van natuur en biodiversiteit, de circulaire economie en levenskwaliteit, beperking van en aanpassing aan klimaatverandering, en de transitie naar schone energie; verwacht van de Commissie dat zij zorgt voor de noodzakelijke absorptiecapaciteit, zodat deze aanvullende middelen op een doeltreffende manier kunnen worden benut; |
|
47. |
herinnert eraan dat een aantal agrarische sectoren zwaar getroffen is door de uitbraak van COVID-19, en steunt daarom gerichte versterkingen in begrotingslijnen voor marktondersteuningsmaatregelen in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF), die de gevolgen van de door die uitbraak veroorzaakte crisis moeten beperken, met name voor biologische en kleine boeren; verwacht dat het niveau van de kredieten voor het ELGF in de nota van wijzigingen verder wordt aangepast door rekening te houden met de bestemmingsontvangsten die naar verwachting in 2021 beschikbaar zullen zijn, alsmede met andere parameters, zoals de impact van de COVID-uitbraak op agrarische sectoren; |
|
48. |
vindt dat kredieten, en zeker die van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, nooit gebruikt mogen worden voor steun voor het fokken van stieren die voor stierengevechten worden gebruikt; |
|
49. |
wijst op de bijzonder moeilijke sociaal-economische omstandigheden in de ultraperifere regio’s van de Unie, die verder zijn verslechterd door de COVID-19-crisis; doet tegen deze achtergrond het voorstel voor een verhoging van de begrotingslijn voor het POSEI-programma ten behoeve van de instandhouding van landbouwactiviteiten en de voorziening van levensmiddelen en landbouwproducten in de ultraperifere gebieden, waarvoor voldoende middelen moeten worden uitgetrokken; onderstreept verder dat het belangrijk is om bij het ontwikkelen van Unieprogramma’s en het ter beschikking stellen van financiële middelen in het meerjarig financieel kader 2021-2027 en het NGEU rekening te houden met de specifieke kenmerken en problemen van de ultraperifere regio’s; |
|
50. |
versterkt het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij met 19,6 miljoen EUR; stelt vast dat 2021 een cruciaal jaar zal worden voor de visserijsector, die te maken krijgt met zowel de uitdagingen van de aanpassing aan de doelstellingen van de Europese Green Deal als de risico’s die zijn verbonden aan de COVID-19-crisis en de brexit; |
|
51. |
benadrukt het belang van toereikende financiële middelen voor de verzameling, het beheer, het gebruik en de uitwisseling van gegevens in de visserijsector; |
|
52. |
wil aanvullende financiële en personele middelen ter beschikking stellen aan het Europees Milieuagentschap, in de wetenschap dat dit agentschap geacht wordt een grote rol te gaan spelen bij het ondersteunen van aan de Green Deal gerelateerde acties, in concreto in de vorm van monitoring van en verslaglegging over de biodiversiteitsstrategie van de Unie, de circulaire economie, aanpassing aan klimaatverandering en initiatieven voor nulvervuiling; |
|
53. |
versterkt rubriek 3 met in totaal 867 937 490 EUR aan vastleggingskredieten bovenop de OB (uitgezonderd proefprojecten en voorbereidende acties), waarvan 739 100 000 EUR voor vlaggenschipprogramma’s; |
Rubriek 4
|
54. |
verhoogt de financiering voor de prioriteiten van het Parlement op de gebieden migratie en grensbeheer, in het bijzonder voor het Fonds voor geïntegreerd grensbeheer en het Fonds voor asiel en migratie; beoogt tegelijkertijd de begrotingstransparantie te vergroten door de specifieke doelstellingen van het fonds tot uiting te brengen in de begrotingsstructuur, zodat de begrotingsautoriteit scherper toezicht op de uitgaven kan uitoefenen; |
|
55. |
onderstreept dat het van het grootste belang is om te investeren in toereikende financiering en personele middelen voor alle agentschappen die actief zijn op de gebieden migratie, asiel en grensbeheer; verzoekt extra personele middelen voor het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO), zodat het agentschap naar behoren zijn activiteiten in het veld en op het gebied van opleiding en analyse zal kunnen uitvoeren en het governancekader zal kunnen implementeren, alsook voor het Agentschap van de Europese Unie voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA); verzoekt om extra financiële en personele middelen voor het Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex); |
|
56. |
is zeer bezorgd over het feit dat er nog altijd mensen omkomen op de Middellandse Zee; is van mening dat er een meer op de lange termijn gerichte benadering van opsporings- en reddingsoperaties nodig is, omdat opsporing en redding niet uitsluitend aan niet-overheidsactoren kunnen worden overgelaten; is van mening dat de Commissie een wetgevingsvoorstel moet indienen voor de oprichting van een fonds voor opsporing en redding ter ondersteuning van opsporings- en reddingsacties in het Middellandse Zeegebied; stelt daarom voor om een nieuwe begrotingslijn voor dit fonds te creëren om het redden van levens te stimuleren en solidariteit tussen de lidstaten te tonen bij de uitvoering van opsporings- en reddingsoperaties in overeenstemming met het internationaal recht en de grondrechten, met inbegrip van het recht op leven en het beginsel van non-refoulement; |
|
57. |
versterkt rubriek 4 met in totaal 710 251 000 EUR aan vastleggingskredieten bovenop de OB, waarvan 500 251 000 EUR voor vlaggenschipprogramma’s; |
Rubriek 5
|
58. |
benadrukt het belang van een progressieve ontwikkeling van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid van de Unie; onderstreept het belang van een intensievere Europese samenwerking op het gebied van defensie, aangezien daarmee niet alleen de veiligheid van Europa en zijn burgers wordt vergroot, maar ook de kosten worden verlaagd; roept op tot meer financiering voor het Europees Defensiefonds ter bevordering van een innovatieve en concurrerende industriële defensiebasis die zal bijdragen tot de noodzakelijke strategische autonomie van de Unie; |
|
59. |
dringt aan op een verhoging van de financiële middelen voor militaire mobiliteit om de lidstaten te helpen sneller en doeltreffender op te treden bij mogelijke conflicten; merkt op dat er voldoende middelen nodig zijn om missies en operaties in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid te ondersteunen, onder meer via maatregelen zoals de financiering van vervoersinfrastructuur voor tweeërlei gebruik en de vereenvoudiging van diplomatieke toestemmingen en douanevoorschriften; |
|
60. |
herinnert eraan dat gedecentraliseerde agentschappen die actief zijn op het gebied van veiligheid en rechtshandhaving, met name het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD) en het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol), een belangrijke rol spelen bij het waarborgen van de belangrijke activiteiten op het gebied van de bestrijding van terrorisme en georganiseerde misdaad, en stelt gerichte verhogingen voor om hen in staat te stellen hun taken naar behoren uit te voeren; |
|
61. |
versterkt rubriek 5 met in totaal 372 320 760 EUR aan vastleggingskredieten bovenop de OB (uitgezonderd proefprojecten en voorbereidende acties), waarvan 132 829 132 EUR voor vlaggenschipprogramma’s; |
Rubriek 6
|
62. |
benadrukt dat in een tijd waarin externe uitdagingen en internationale politieke kwesties steeds belangrijker worden en de internationale politiek domineren, de externe dimensie van de begroting van de Unie naar behoren moet worden gefinancierd en erop voorbereid moet zijn om onverwijld te reageren op huidige, opkomende en toekomstige uitdagingen; merkt op dat de uitgaven voor extern beleid vooral betrekking hebben op het NDICI, waarover de interinstitutionele wetgevingsonderhandelingen nog lopen; |
|
63. |
betreurt het dat de door de Commissie voorgestelde nieuwe nomenclatuur voor extern beleid veel minder gedetailleerd is dan de oude nomenclatuur, resulterend in minder transparantie, minder voorspelbaarheid, minder verantwoordingsplicht, minder controle, en een beperkte capaciteit van de begrotingsautoriteit om begrotingskeuzes te maken aan de hand van politieke prioriteiten; dringt bijgevolg aan op een meer gedifferentieerde begrotingsstructuur met aparte begrotingslijnen voor de belangrijkste begunstigden en subregio’s teneinde de duidelijkheid en leesbaarheid van de begroting te verbeteren; vraagt daarom om een herziening van de nomenclatuur voor het NDICI, aangepast aan de nieuwe instrumenten en met een grotere mate van gedetailleerdheid; |
|
64. |
dringt aan op meer financiering voor alle geografische en thematische programma’s in het kader van het NDICI, in overeenstemming met zijn standpunt in eerste lezing; herhaalt zijn standpunt dat de thematische programma’s in het kader van het NDICI moeten worden versterkt om de Unie in staat te stellen haar sterke rol op deze prioritaire gebieden te handhaven; onderstreept dat zijn standpunt over de toewijzingen voor het NDICI volledig strookt met de bedragen die zijn vastgesteld in het standpunt van het Parlement in eerste lezing over het NDICI; |
|
65. |
stelt voor om een specifieke begrotingslijn te creëren voor “de steun aan het politieke proces in Libië” met als doel bij te dragen aan een vreedzame oplossing van het Libische conflict; |
|
66. |
wijst op de aanhoudende uitdagingen in het oostelijk en zuidelijk nabuurschap van de Unie, waarvoor het daarvoor bestemde budget derhalve zou moeten worden verhoogd, en op de noodzaak om de Organisatie van de Verenigde Naties voor hulpverlening aan Palestijnse vluchtelingen in het Nabije Oosten te voorzien van meer financiële middelen om haar mandaat te vervullen, gezien de groeiende behoeften van de Palestijnse vluchtelingen en als investering in de stabiliteit en ontwikkeling van de regio; herinnert eraan dat het belangrijk is om stabiele betrekkingen en intensieve samenwerking tussen de EU en Afrika te ontwikkelen, en acht het passend om voldoende financiële middelen uit te trekken voor de ontwikkeling van dit continent, hetgeen onder meer zal bijdragen aan de bestrijding van de onderliggende oorzaken van migratie; |
|
67. |
onderstreept dat de ontwikkelingssamenwerking niet alleen dringend moet worden opgevoerd op het gebied van gezondheid, kwalitatief hoogstaande, inclusieve leerprogramma’s op afstand, en aanpassing aan en beperking van de klimaatverandering, maar ook op het gebied van biodiversiteit, voeding, duurzame landbouw en voedselzekerheid, aangezien de wereldhonger als gevolg van de COVID-19-crisis alleen maar zal toenemen; wijst erop dat het in dat verband van cruciaal belang is om institutionele opbouw en versterking te ondersteunen, evenals het onderwijs, opdat de geschoolde beroepsbevolking kan groeien; merkt nogmaals op dat het van essentieel belang is dat het bedrag voor de begrotingsonderdelen mens, planeet, welvaart en partnerschappen veel hoger is dan het bedrag dat in de ontwerpbegroting wordt uitgetrokken voor het onderdeel wereldwijde uitdagingen; |
|
68. |
onderstreept de noodzaak van een betekenisvolle financiering van de landen van de Westelijke Balkan met het oog op het toetredingsproces en de talrijke uitdagingen waarmee de Unie en de kandidaat-lidstaten worden geconfronteerd; acht het van essentieel belang dat de nieuwe nomenclatuur voor IPA III afzonderlijke begrotingslijnen voor de Westelijke Balkan en Turkije omvat, gezien het uiterst gevoelige karakter van de Uniefinanciering voor Turkije; |
|
69. |
veroordeelt de voortdurende schendingen door Turkije van het internationaal recht en het recht van de Unie, en van de beginselen en waarden van de Unie; verlangt dat de financiering van politieke hervormingen in Turkije uitsluitend wordt besteed aan het bevorderen van de dialoog en het verlenen van steun aan het maatschappelijk middenveld, niet-overheidsactoren en contacten tussen mensen, zolang het land geen vooruitgang boekt op het gebied van democratie, rechtsstaat en mensenrechten; veroordeelt krachtig de herhaalde provocaties en schendingen van de Griekse en Cypriotische soevereiniteit door Turkije; |
|
70. |
onderstreept, zeker gezien het huidige COVID-19-klimaat en na het onfortuinlijke besluit van de Europese Raad om de externe pijler van NGEU te schrappen, dat het hoofdstuk humanitaire hulp moet worden versterkt en dat er waarborgen nodig zijn om de verdringing van intern of extern gebruik van de reserve voor solidariteit en noodhulp tegen te gaan; dringt aan op de voortgezette financiering voor het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp, voor het geval de lopende onderhandelingen over het programma Europees Solidariteitskorps in een impasse terechtkomen; |
|
71. |
dringt, naar aanleiding van de recente zorgwekkende ontwikkelingen in Belarus, aan op steun van de Unie via de Europese Dienst voor extern optreden en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV/VV), alsook via de benoeming van een nieuwe speciale vertegenwoordiger voor Belarus, ter ondersteuning van het proces voor een vreedzame machtsoverdracht overeenkomstig een door de VN of de OVSE geleide dialoog op basis van de bescherming van de mensenrechten en de wil van het Belarussische volk; |
|
72. |
beklemtoont, in het licht van de dreigingen voor de cyberveiligheid en de verspreiding van nepnieuws, dat de begroting van de Unie beter moet inspelen op die dreigingen op horizontaal niveau, zowel in het hoofdkwartier als in de Uniedelegaties overal ter wereld; acht het daarom noodzakelijk de lijnen voor strategische communicatie voor extern optreden te versterken; |
|
73. |
versterkt rubriek 5 met in totaal 698 781 256 EUR aan vastleggingskredieten bovenop de OB (uitgezonderd proefprojecten en voorbereidende acties), waarvan 583 041 792 EUR voor vlaggenschipprogramma’s; |
Rubriek 7
|
74. |
besluit de bezuinigingen van de Raad op rubriek 7 in dit stadium niet te herstellen; |
|
75. |
betreurt het ten zeerste dat de Commissie nog steeds niet heeft gereageerd op het verzoek van het Parlement om volledige toegang tot contracten en informatie in het kader van het COVID-19-vaccinatiecontract dat onder ontwerp van gewijzigde begroting nr. 8/2020 valt; dringt er bij de Commissie op aan de begrotingsautoriteit vóór het einde van 2020 toegang te verlenen tot het COVID-19-vaccinatiecontract; |
Proefprojecten en voorbereidende acties (PP’s en VA’s)
|
76. |
herinnert aan het essentiële belang van proefprojecten en voorbereidende acties (PP en VA’s) als instrumenten voor het formuleren van politieke prioriteiten en het lanceren van nieuwe initiatieven die kunnen uitmonden in permanente activiteiten en programma’s van de Unie; neemt, na een zorgvuldige analyse van alle ingediende voorstellen, een evenwichtig pakket van PP’s en VA’s aan, dat een afspiegeling vormt van de politieke prioriteiten van het Parlement; verzoekt de Commissie om met spoed PP’s en VA’s te implementeren, in nauwe samenwerking met de leden, en om feedback te geven over de prestaties en de praktische resultaten ervan; |
Betalingen
|
77. |
onderstreept de noodzaak om in de begroting voor 2021 voldoende betalingskredieten op te nemen om rekening te houden met het volume aan nog betaalbaar te stellen vastleggingen aan het einde van 2020, teneinde de opeenstapeling van onbetaalde vorderingen uit het MFK 2014-2020 te voorkomen en de vervroegde beschikbaarstelling van middelen voor uitgaven in verband met de COVID-19-pandemie te financieren; merkt op dat als gevolg van de vertragingen bij de uitvoering van de programmeringsperiode 2014-2020 de meeste relevante betalingen in de jaren 2021 en 2022 zullen worden afgewikkeld; wijst op de toegenomen nauwkeurigheid van de prognoses van de lidstaten en onderstreept dat hier ten volle rekening mee moet worden gehouden in de begroting voor 2021; benadrukt daarom dat er een geloofwaardig betalingsplan voor het volledige MFK 2021-2027 moet worden opgesteld, waarmee in de eerste jaren wordt voorzien in voldoende betalingen, met de mogelijkheid om ongebruikte betalingskredieten over te dragen naar de volgende jaren met behulp van speciale instrumenten die boven de maxima voor betalingen in het kader van het MFK worden gesteld; |
|
78. |
herinnert eraan dat er in de loop van 2020 verschillende wetgevingsmaatregelen zijn vastgesteld om de absorptie te verbeteren, administratieve lasten te verminderen en de feitelijke betaling van middelen uit hoofde van diverse programma’s te versnellen teneinde te zorgen voor kasstroom en liquiditeit in een ernstige economische depressie; is van oordeel dat er in ernstige mate en op ongerechtvaardigde wijze afbreuk zou worden gedaan aan deze aanpak indien die niet wordt geschraagd door een voldoende niveau van betalingskredieten in 2021; wenst daarom dat er in dit kader voldoende middelen worden gereserveerd in de begroting voor 2021; verbindt zich ertoe om alle stappen te zetten die nodig zijn om te komen tot een aanpassing van de betalingskredieten tijdens de uitvoering gedurende het hele jaar 2021; |
|
79. |
herhaalt het standpunt van het Parlement van 4 april 2019 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de bescherming van de begroting van de Unie in geval van fundamentele tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat in de lidstaten (12); onderstreept het belang van een mechanisme ter bescherming van de begroting van de Unie wanneer er sprake is van een systemische bedreiging van de in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie verankerde waarden en wanneer de financiële belangen van de Unie op het spel staan; benadrukt dat het Parlement geen akkoord zal aanvaarden over een mechanisme dat de begroting van de Unie niet beschermt tegen algemene tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat; |
Overige afdelingen
Afdeling I — Europees Parlement
|
80. |
spreekt zijn verbazing en ernstige zorg uit over de door de Commissie voorgestelde bezuinigingen op de begroting van het Parlement, waarmee wederom gebroken wordt met de traditie van goede samenwerking tussen beide instellingen; herstelt de in de raming opgenomen kredieten op grond van een zorgvuldige en verantwoorde analyse van de behoeften van het Parlement voor 2021, die in het kader van zijn resolutie van 14 mei 2020 met een grote meerderheid van de plenaire vergadering is aangenomen, en past die kredieten aan om rekening te houden met de oprichting van vijf nieuwe parlementaire commissies bij herstel van de kredieten; beklemtoont dat het in de loop van 2021 nodig kan zijn de begroting voor 2021 aan te passen in verband met de ontwikkeling van de COVID-19-crisis; |
|
81. |
neemt kennis van de lopende onderhandelingen over het nieuwe meerjarig financieel kader 2021-2027 en de onzekerheid met betrekking tot het financieringsniveau van de nieuwe rubriek 7 (Europees openbaar bestuur); wijst erop dat het Parlement de doelstelling van een personeelsreductie van 5 % heeft behaald en dat de daadwerkelijke totale reductie 6 % bedroeg; wijst op het feit dat het Parlement er sinds de goedkeuring van het Verdrag van Lissabon steeds meer taken heeft bij gekregen; merkt op dat in de afgelopen zittingsperiode synergieën zijn verwezenlijkt en nieuwe prioriteiten zijn vastgesteld; wijst erop dat het functioneren van het Parlement afhankelijk is van de vervulling van zijn politieke, wetgevende en administratieve taken, die een toereikend personeelsbestand vereisen; maakt zich grote zorgen over de ernstige en structurele onderbezetting in veel secretariaten van commissies, die in tegenspraak is met de aanzienlijke toename van hun werklast, en verzoekt het Bureau en de secretaris-generaal om dringend met oplossingen te komen voor een toereikende personeelsbezetting van commissiesecretariaten; |
|
82. |
onderstreept nogmaals de prioriteiten van het Parlement voor het komende begrotingsjaar, te weten, gericht gebruik van de begroting van het Parlement voor zijn kerntaken wetgeven, optreden als een van de takken van de begrotingsautoriteit, vertegenwoordigen van burgers en controleren van de werkzaamheden van andere instellingen, alsook toewijzing van middelen aan prioritaire projecten met betrekking tot contacten met de burgers, groen Parlement dat besparing op hulpbronnen bevordert, toegankelijk Parlement, met volledige inachtneming van genderaangelegenheden, beveiliging van gebouwen, cyberbeveiliging en IT-ontwikkeling, en meerjarige bouwprojecten; |
|
83. |
in overeenstemming met de door het Parlement aangenomen ramingen:
|
Overige afdelingen (afdelingen IV-X)
|
84. |
wijst erop dat de OB over het algemeen aansluit op de ramingen van de verschillende instellingen die onder de overige afdelingen van de begroting vallen, en derhalve, enkele uitzonderingen daargelaten, aansluit op hun financiële eisen; is van mening dat de door de Raad voorgestelde horizontale en systematische bezuinigingen daarom een funest effect zouden hebben op de werking van de desbetreffende instellingen en daarmee op de essentiële bijdrage die deze instellingen leveren aan de werking van de Unie; stelt in dit verband voor om de niveaus van de OB in vrijwel alle gevallen te herstellen, waaronder voor de personeelsformaties van het Hof van Justitie, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio’s, de Ombudsman en de EDEO; brengt, in overeenstemming met het herenakkoord, geen wijzigingen aan in de lezing van de Raad met betrekking tot de Raad en de Europese Raad; |
|
85. |
is van mening dat het in een beperkt aantal gevallen, en rekening houdend met de ramingen van de instellingen, noodzakelijk is de begrotingslijnen te verhogen ten opzichte van de OB; stelt daarom voor:
|
o
o o
|
86. |
verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie, samen met de amendementen op het ontwerp van algemene begroting, te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de overige instellingen en de betrokken organen, alsmede aan de nationale parlementen. |
(1) PB L 168 van 7.6.2014, blz. 105.
(2) PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1.
(3) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884.
(4) PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.
(5) Aangenomen teksten, P8_TA(2018)0449.
(6) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0166.
(7) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0123.
(8) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0220.
(9) Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).
(10) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0206.
(11) Aangenomen teksten, P8_TA(2018)0449
(12) Aangenomen teksten, P9_TA(2019)0349.
(13) Aangenomen teksten, P8_TA(2017)0417.
(14) Aangenomen teksten, P8_TA(2018)0331.
(15) Aangenomen teksten, P8_TA(2019)0010.
|
13.10.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 415/80 |
P9_TA(2020)0303
Partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de EU en de Seychellen en uitvoeringsprotocol (2020-2026) (resolutie)
Niet-wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 12 november 2020 over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting, namens de Unie, van de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en de Republiek der Seychellen en het bijbehorende uitvoeringsprotocol (2020-2026) (05243/2020 – C9-0073/2020 – 2020/0002M(NLE))
(2021/C 415/16)
Het Europees Parlement,
|
— |
gezien het ontwerp van besluit van de Raad (05243/2020), |
|
— |
gezien de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Seychellen (05246/2020), |
|
— |
gezien het protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en de Republiek der Seychellen (2020-2026), |
|
— |
gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 43, artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), punt v), en artikel 218, lid 7, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) (C9-0073/2020), |
|
— |
gezien zijn wetgevingsresolutie van 11 november 2020 (1) over het ontwerp van besluit van de Raad, |
|
— |
gezien artikel 208 van het VWEU over samenhang van het ontwikkelingsbeleid, |
|
— |
gezien artikel 31, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) (2), |
|
— |
gezien zijn resolutie van 12 april 2016 over gemeenschappelijke regels met het oog op de toepassing van de externe dimensie van het GVB, met inbegrip van de visserijovereenkomsten (3), |
|
— |
gezien het verslag van 29 april 2019 getiteld “Ex-post and Ex-ante evaluation study of the Sustainable Fisheries Partnership Agreement between the European Union and the Republic of Seychelles and of its Implementing Protocol” (Studie met een ex-ante- en ex-postbeoordeling van de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en Republiek der Seychellen en het bijbehorende uitvoeringsprotocol), |
|
— |
gezien het strategisch beleidskader en stappenplan voor de blauwe economie van de Seychellen: De toekomst in kaart brengen (2018-2030), |
|
— |
gezien het verslag van de 18e zitting van het wetenschappelijk comité van de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan (IOTC) van november 2015, en met name zijn aanbeveling over geelvintonijn, |
|
— |
gezien het verslag van de 21e zitting van het wetenschappelijk comité van de IOTC van december 2018, en met name zijn beoordeling van de visbestanden in de Indische Oceaan, |
|
— |
gezien het verslag van de 21e zitting van de werkgroep van de IOTC inzake tropische tonijn in Donostia-San Sebastian, Spanje, van 21 t/m 26 oktober 2019, |
|
— |
gezien artikel 105, lid 2, van zijn Reglement, |
|
— |
gezien de brief van de Commissie ontwikkelingssamenwerking, |
|
— |
gezien het verslag van de Commissie visserij (A9-0184/2020), |
|
A. |
overwegende dat de Commissie en de regering van de Seychellen hebben onderhandeld over een nieuwe partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij (PODV EU-Seychellen) en een uitvoeringsprotocol, voor een periode van zes jaar; overwegende dat de PODV met de Seychellen de belangrijkste tonijnovereenkomst voor de Unie is wat vangstvolume betreft, aangezien deze overeenkomst toegang verleent tot de wateren van de Seychellen aan 40 ringzegenvaartuigen, 8 vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug en ondersteuningsvaartuigen, overeenkomstig de desbetreffende resoluties van de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan (IOTC); |
|
B. |
overwegende dat de PODV EU-Seychellen in het algemeen tot doel heeft duurzame visserij te bevorderen en de regels vast te stellen voor de toegang van vissersvaartuigen van de Unie tot de visserijzone van de Seychellen; |
|
C. |
overwegende dat in het nieuwe protocol vangstmogelijkheden in de Seychelse visserijzone worden toegekend aan vaartuigen van de EU, op grond waarvan zij toegang hebben tot een passend deel van het overschot aan levende rijkdommen van de zee, overeenkomstig het beste beschikbare wetenschappelijke advies en de resoluties en aanbevelingen van de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan (IOTC), en binnen de grenzen van het beschikbare overschot; |
|
D. |
overwegende dat de verbintenissen van de EU in het kader van internationale overeenkomsten, met name de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties (SDG’s), in het algemeen zijn ondersteund, en ook in het kader van de PODV moeten worden ondersteund, in het bijzonder SDG’s 14 en 10; overwegende dat alle EU-acties, met inbegrip van de sluiting van de PODV, aan die doelstellingen moeten bijdragen; |
|
E. |
overwegende dat partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij tot de meest transparante en duurzame visserijovereenkomsten ter wereld behoren en een geperfectioneerd en robuust rechtskader bieden en hoge sociale, milieu- en nalevingsnormen bevorderen; |
|
F. |
overwegende dat met de overeenkomst nauwere economische, financiële en wetenschappelijke samenwerking tussen de EU en de Seychellen wordt bevorderd om tot duurzame visserij te komen; |
|
G. |
overwegende dat wanneer de EU niet in de exclusieve economische zone (EEZ) van een derde land aanwezig is, het overschot van bestanden wordt geëxploiteerd door andere vloten die vaak lage of geen sociale of ecologische duurzaamheidsnormen hanteren en die goedkope en niet-duurzame producten op de EU-markt brengen; |
|
H. |
overwegende dat non-discriminatie tussen de verschillende vloten die in de wateren van een derde land vissen waarmee de EU een overeenkomst heeft gesloten, een fundamenteel beginsel is dat bijdraagt tot duurzame visserij; |
|
I. |
overwegende dat de PODV’s eveneens zorgen voor coherentie tussen de beginselen van het gemeenschappelijk visserijbeleid en de verbintenissen in het kader van andere Europese beleidslijnen (duurzame exploitatie van de visbestanden van derde landen, bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij), integratie van de partnerlanden in de wereldeconomie, bijdragen tot een op alle fronten duurzame ontwikkeling en een beter politiek en financieel visserijbeheer); |
|
J. |
overwegende dat daarnaast wordt beoogd om in het belang van beide partijen de samenwerking tussen de Europese Unie en de Republiek der Seychellen te verstevigen teneinde een duurzaam visserijbeleid te bevorderen en de visbestanden in de Seychelse visserijzone en de Indische Oceaan op verantwoorde wijze te exploiteren; overwegende dat deze samenwerking ook zal bijdragen tot de bevordering van behoorlijke arbeidsvoorwaarden in de visserij; |
|
K. |
overwegende dat de verlenging van het protocol zou bijdragen tot een betere monitoring, controle en bewaking en tot een beter visserijbeheer in de regio; |
|
L. |
overwegende dat de Seychellen het operationele en logistieke centrum vormt van de activiteiten op het gebied van de tonijnvisserij in de Indische Oceaan, en overwegende dat het voor de EU van belang is een instrument in stand te houden dat een diepgaande sectorale samenwerking mogelijk maakt met een belangrijke speler op het gebied van oceaangovernance op subregionaal niveau, gezien de omvang van het onder zijn jurisdictie vallende visserijgebied; overwegende dat nauwere betrekkingen met de Seychellen ook van belang zijn om allianties aan te gaan in het kader van de IOTC; |
|
M. |
overwegende dat de Seychellen profiteert van specifieke sectorale steun die voorziet in meerjarige financieringsmogelijkheden; |
|
N. |
overwegende dat de visserijsector, met inbegrip van de tonijnvisserij en EU-vaartuigen in het kader van deze overeenkomst, van groot belang is voor de economie van de Seychellen, want essentieel voor ‘s lands economische ontwikkeling, banencreatie en voedselzekerheid, en dat duurzame visbestanden cruciaal zijn voor de stabiliteit op de lange termijn; |
|
O. |
overwegende dat de PODV heeft bijgedragen tot de duurzame ontwikkeling van de visserijsector van de Seychellen, en ook in de toekomst daaraan moet blijven bijdragen, met name wat betreft de ambachtelijke visserij, teneinde voedselzekerheid en voedselsoevereiniteit op lange termijn voor de bevolking van de Seychellen te waarborgen; |
|
P. |
overwegende dat het belangrijk is dat de PODV bijdraagt tot de verbetering van de arbeidsomstandigheden in de visserijsector; |
|
Q. |
overwegende dat, in het kader van de vorige overeenkomst, de totale benuttingsgraad voor vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug 7 % en voor vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen 69 % bedroeg, wat betekent dat gemiddeld 27 zegenvisserijvaartuigen van de EU een machtiging hadden, terwijl maximaal 40 vaartuigen daarvoor in aanmerking hadden kunnen komen; |
|
R. |
overwegende dat de EU-tonijnvisserijvaartuigen die in de periode tussen 2014 en 2017 in het kader van de overeenkomst actief waren, ongeveer 22 % van hun regionale tonijnvangst aan de conservenfabriek Indian Ocean Tuna (IOT) hebben geleverd (tegen de internationale marktprijs); |
|
S. |
overwegende dat de beschikbaarheid van accurate en betrouwbare gegevens een van de basisvoorwaarden is om tot duurzame visserij te komen; |
|
T. |
overwegende dat uit de beoordelingen van de IOTC van de bestanden blijkt dat gestreepte tonijn en grootoogtonijn op een duurzaam niveau worden bevist, maar dat de bestanden van geelvintonijn overbevist zijn en in de regio aan een buitensporige visserij-inspanning worden blootgesteld; |
|
U. |
overwegende dat de klimaatverandering naar verwachting een negatief effect zal hebben op de verschillende tonijnpopulaties in de Indische Oceaan; |
|
V. |
overwegende dat het wetenschappelijk comité van de IOTC in 2015 heeft aanbevolen de vangst van geelvintonijn met 20 % te verminderen en dat aan deze aanbeveling geen adequaat gevolg is gegeven; overwegende dat het wetenschappelijk comité in 2018 zijn aanbeveling heeft herhaald om de vangsten van geelvintonijn te verminderen teneinde het herstel van de biomassa tot een duurzaam niveau mogelijk te maken; |
|
W. |
overwegende dat in het strategische beleidskader voor de blauwe economie van de Seychellen voor de periode 2018-2030 wordt gewezen op de prioriteiten van het land op het gebied van voedselzekerheid, beroepsopleiding, beschermde mariene gebieden en de versterking van regionale partnerschappen; |
|
X. |
overwegende dat de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij een van de basisvoorwaarden is om tot duurzame visserij te komen; |
|
Y. |
overwegende dat de financiële bijdrage van de Unie aan de Seychellen in het kader van de PODV 5,3 miljoen EUR per jaar bedraagt, waaronder 2,8 miljoen EUR voor sectorale steun; overwegende dat de EU-begroting in totaal 31,8 miljoen EUR bijdraagt, over een periode van zes jaar; overwegende dat in het vorige protocol de door scheepseigenaren te betalen vergoeding per ton gevangen tonijn is verhoogd van 55 EUR tot 75 EUR en dat het nieuwe protocol voorziet in een verhoging van 80 EUR per ton in 2020 tot 85 EUR per ton voor de komende zes jaar; overwegende dat de totale bijdrage van de scheepseigenaren wordt geraamd op 26,4 miljoen EUR voor de volledige looptijd van het protocol; overwegende dat dit neerkomt op een totale financiële bijdrage van de Europese Unie voor de gehele looptijd van het protocol van 58,2 miljoen EUR, ofwel 9,7 miljoen EUR per jaar; |
|
Z. |
overwegende dat de EU sinds 2018 via de Europese Investeringsbank 17,5 miljoen EUR aan leningen en subsidies heeft verstrekt voor de aanpassing en uitbreiding van Port Victoria, de grootste commerciële haven van de Seychellen; overwegende dat deze investeringen ten goede zijn gekomen aan het economische concurrentievermogen van de Seychellen, het scheppen van banen en de duurzame groei van alle sectoren van de lokale economie; |
|
AA. |
overwegende dat een aantal vaartuigen dat onder de vlag van de Seychellen vaart, eigendom zijn van burgers of bedrijven uit de EU; |
|
AB. |
overwegende dat het Europees Parlement onmiddellijk en volledig moet worden geïnformeerd in alle fasen van de procedures betreffende het PODV, het bijbehorende protocol, en de verlenging ervan; |
|
1. |
benadrukt dat de PODV EU-Seychellen bij het voorzien in vangstmogelijkheden voor EU-vaartuigen en bij de bevordering van wetenschappelijke samenwerking er in het algemeen voor heeft gezorgd dat de visserijactiviteit van de EU-vloot strookt met de duurzaamheidsdoelstellingen en ervoor moet blijven zorgen dat zij aan de doelstellingen inzake milieubescherming voldoet en de mariene biodiversiteit niet schaadt, hetgeen betekent dat EU-vaartuigen alleen een passend deel van het overschot aan levende rijkdommen van de zee mogen vangen, zoals berekend op basis van de beste beschikbare wetenschappelijke kennis en advies; |
|
2. |
benadrukt dat wetenschappelijke samenwerking moet worden bevorderd en dat er statistische gegevens inzake biologische instandhouding en milieugegevens moeten worden uitgewisseld die nodig zijn voor het beheer en de instandhouding van de levende rijkdommen van de zee, zodat zowel Unievaartuigen als andere vissersvaartuigen die in de wateren van de Seychellen vissen kunnen werken volgens duurzaamheidscriteria; |
|
3. |
benadrukt dat de visserijsector een aanzienlijk deel van de economie van de Seychellen uitmaakt en essentieel is voor de verdere economische ontwikkeling, werkgelegenheid en voedselzekerheid van het land; |
|
4. |
benadrukt het belang dat de PODV volledig in overeenstemming is met en bijdraagt aan de instandhoudings- en beheersmaatregelen die zijn ingevoerd op basis van de resoluties en aanbevelingen van de regionale organisaties waartoe de Republiek der Seychellen behoort, met name de IOTC; |
|
5. |
is ingenomen met het feit dat de Seychellen en de EU voornemens zijn hun samenwerking in de IOTC te versterken en aan de resoluties en aanbevelingen daarvan bij te dragen; moedigt de Commissie aan gezamenlijke voorstellen te doen voor de versterking van het toezicht en de controles, alsook betreffende de gevolgen van klimaatverandering voor tonijnbestanden in de Indische Oceaan, onder meer door bevordering van wetenschappelijke samenwerking; |
|
6. |
is van mening dat de PODV EU-Seychellen verdere economische, financiële, technische en wetenschappelijke samenwerking tussen de EU en de Seychellen op het gebied van duurzame visserij moet blijven bevorderen, alsook een verantwoorde exploitatie van de visbestanden in de visserijzone van de Seychellen, waaronder ondersteuning voor de controle, bewaking en inspectie van visserijactiviteiten; |
|
7. |
neemt kennis van het feit dat de visserijsector van de Seychellen, met inbegrip van zijn ambachtelijke sector, niet bij de onderhandelingen betrokken is geweest; dringt erop aan dat de deelname van en de dialoog met lokale gemeenschappen en belanghebbenden in de visserijsector zoveel mogelijk worden verbeterd door hen op de hoogte te houden en systematisch te betrekken bij de tenuitvoerlegging van de PODV, het protocol en de toekomstige verlenging ervan, om ervoor te zorgen dat de belangen en de ontwikkeling van de Seychelse visserijsector niet worden ondermijnd door de PODV EU-Seychellen en om een ontwrichting van de activiteiten van de ambachtelijke lokale visserij te voorkomen; |
|
8. |
constateert dat het protocol bij de PODV EU-Seychellen een verhoging van de vangstcapaciteit mogelijk zal maken, met een stabiel aantal toegestane zegenvisserijvaartuigen en een groter aantal vaartuigen met de drijvende beug, aangezien niet alle mogelijkheden in het kader van de vorige overeenkomst zijn benut, ondanks de wetenschappelijke aanbevelingen om de vangst van geelvintonijn te verminderen, en ondanks de oproep van de Seychellen om de visserij-inspanning in de regio terug te dringen; |
|
9. |
verzoekt om de tenuitvoerlegging van de door de IOTC aanbevolen maatregelen, met name de maatregelen voor het herstel van de geelvintonijnbestanden; dringt er bij de Commissie op aan, samen met de autoriteiten van de Seychellen, alle nodige maatregelen te nemen, in overeenstemming met de IOCT, om de overbevissing door de EU-vloot een halt toe te roepen, met inbegrip van invoering van vangstbeperkingen voor geelvintonijn en intensivering van de strijd tegen IOO-visserij; verzoekt de Commissie en de autoriteiten van de Seychellen om de tenuitvoerlegging van dergelijke maatregelen door alle vloten die in de wateren van de Seychellen actief zijn, bij andere contractspartijen te bevorderen; |
|
10. |
benadrukt de noodzaak om de selectiviteit te verbeteren met het oog op een sterke vermindering van de bijvangst en de ongewenste vangst van alle soorten, met name van kwetsbare soorten en jonge exemplaren, teneinde de duurzaamheid van de visbestanden op de lange termijn te waarborgen; |
|
11. |
is verheugd dat er is voldaan aan het voorschrift van het protocol dat EU-vaartuigen voor de tonijnvisserij met de ringzegen zich ertoe verbinden om aan tonijnconservenfabrieken en/of de plaatselijke verwerkende industrie op de Seychellen te leveren; |
|
12. |
is ingenomen met de invoering van maatregelen ter beperking van het aantal ondersteuningsvaartuigen en het gebruik van visaantrekkende voorzieningen (FAD’s), teneinde hun negatieve gevolgen voor jonge exemplaren en zwerfvuil op zee te verminderen; is verheugd over de verplichting om biologisch afbreekbare FAD’s te gebruiken, die moeten worden teruggenomen wanneer ze niet langer gebruikt worden; benadrukt dat deze maatregelen nauwlettend moeten worden gemonitord en geëvalueerd; is echter van mening dat deze maatregelen niet volstaan om de negatieve impact van FAD’s op de biodiversiteit en zwerfvuil op zee te beperken, en dat hun gebruik snel en drastisch moet worden teruggebracht; |
|
13. |
is verheugd dat de autoriteiten van de Seychellen, met het oog op milieubeheer en observatie van de mariene ecosystemen in de Seychelse wateren, voorzien in de oprichting van een specifiek fonds, waartoe wordt bijgedragen door de eigenaren van ringzegenvaartuigen van de Unie; |
|
14. |
benadrukt dat er krachtigere maatregelen nodig zijn om het ontstaan en de ophoping van plastic afval te voorkomen en zo de hoeveelheid zwerfvuil op zee terug te dringen; |
|
15. |
is verheugd dat de Seychellen de laatste jaren in de eigen wateren beschermde mariene gebieden hebben ingericht; uit zijn bezorgdheid over het gebrek aan doeltreffend beheer; herinnert eraan dat zij moeten worden beheerd in overeenstemming met de doelstellingen op het gebied van milieubescherming en waarschuwt voor de negatieve effecten die activiteiten zoals de opsporing en winning van aardolie in deze beschermde gebieden kunnen hebben; wijst er nogmaals op dat bewaking en monitoring van deze gebieden nodig is om de beste wetenschappelijke kennis te verkrijgen voor de ondersteuning van het beheer van die gebieden; |
|
16. |
benadrukt dat het verzamelen van nauwkeurige en betrouwbare gegevens, de uitwisseling en verwerking van gegevens en doeltreffende bewaking, monitoring en controle van de visserij, van essentieel belang zijn voor het waarborgen van duurzame visbestanden op de lange termijn, en dat de PODV EU-Seychellen de samenwerking op deze gebieden moet versterken; verwelkomt de mogelijkheid om op risico gebaseerde gezamenlijke inspectieprogramma’s op EU-vaartuigen, monitoring-, controle- en bewakingsprogramma’s uit te voeren, en de overschakeling naar een elektronisch meldsysteem (ERS), zo spoedig mogelijk na goedkeuring door het Gemengd Comité; |
|
17. |
benadrukt dat de samenwerking tussen de EU en de Seychellen in de strijd tegen IOO-visserij moet worden versterkt, onder meer door ambtenaren van de Seychellen te scholen in toezicht en inspectie; |
|
18. |
is ingenomen met het feit dat de regering van de Seychellen zich verbindt informatie openbaar te maken en uit te wisselen over elke overeenkomst waarbij buitenlandse vaartuigen toegang krijgen tot zijn visserijzone en de daaruit resulterende visserij-inspanning, met name het aantal afgegeven vismachtigingen en de gemelde vangsten, gezien het feit dat er momenteel buitenlandse vloten in het kader van niet openbaar gemaakte overeenkomsten in de wateren van de Seychellen vissen; wijst er nogmaals op dat het belangrijk is dat de autoriteiten van de Seychellen alleen visserijovereenkomsten sluiten met landen die zich inzetten voor de bestrijding van IOO-visserij en met vloten die strikte regels voor duurzaam visserijbeheer hanteren; |
|
19. |
is ten zeerste ingenomen met de verbintenis van de autoriteiten van de Seychellen om aan andere buitenlandse vloten die in de Seychelse visserijzone actief zijn, dezelfde kenmerken hebben en op dezelfde soorten vissen als die waarop deze overeenkomst en het bijbehorende uitvoeringsprotocol betrekking hebben, geen gunstiger voorwaarden toe te kennen dan die welke in deze overeenkomst zijn vastgelegd; |
|
20. |
verzoekt de Commissie erop toe te zien dat de omvlagging van EU-vaartuigen in overeenstemming is met Verordening (EU) 2017/2403 inzake het duurzame beheer van externe visserijvloten, onder meer door de bevordering van een verplicht nummer van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) dat gedurende zijn volledige levensduur aan een vaartuig zou worden bevestigd; |
|
21. |
benadrukt dat het belangrijk is dat de sectorale steun meer in het bijzonder gericht is op de financiering van maatregelen die de plaatselijke visserijsector daadwerkelijk helpen ontwikkelen en bijdragen tot een efficiënt beheer van de visserij, met speciale aandacht voor de veiligheidsopleiding van de bemanning, de verbetering van de monitoring, de controle en de bewaking (MCS) en opleidingen voor vrouwen en jongeren, voortbouwend op de positieve aspecten van de sectorale steun in het kader van de vorige overeenkomst; verzoekt om de publicatie van de gedetailleerde lijst van projecten die worden gefinancierd uit hoofde van de sectorale steun die in het kader van deze PODV wordt verleend, en om betere communicatie over de resultaten van de programma’s; |
|
22. |
is verheugd dat de partijen zich ertoe verbinden de economische, commerciële, wetenschappelijke en technische samenwerking in de visserijsector en daarmee verband houdende activiteiten te bevorderen en de menselijke en institutionele capaciteitsopbouw in de visserijsector aan te moedigen om de ontwikkeling van vaardigheden te bevorderen en de opleidingscapaciteit te vergroten, teneinde bij te dragen tot duurzame visserijactiviteiten in de Seychellen en de ontwikkeling van de blauwe economie; |
|
23. |
verzoekt de Commissie toe te zien op het noodzakelijke toezicht op de bijdrage van de reders uit de EU aan het door de autoriteiten van de Seychellen ingestelde fonds ten behoeve van milieubeheer en de observatie van de mariene ecosystemen in hun wateren, onder andere door de gemengde commissie; |
|
24. |
verzoekt om een uitgebreide evaluatie van de gevolgen van de POVD voor de lokale economie wat betreft werkgelegenheid, infrastructuur, sociale omstandigheden en arbeidsvoorwaarden; |
|
25. |
verzoekt de Commissie de notulen en conclusies van de vergaderingen van de gemengde commissie waarin is voorzien in artikel 12 van de PODV, toe te zenden aan het Parlement en openbaar te maken, net als de bevindingen van de jaarlijkse evaluaties; verzoekt de Commissie de deelname van vertegenwoordigers van het Parlement als waarnemer op de bijeenkomsten van de gemengde commissie mogelijk te maken, ook in de vorm van teleconferenties, en de systematische deelname van vissersgemeenschappen van de Seychellen en de daarmee verbonden belanghebbenden aan te moedigen; |
|
26. |
verzoekt de Commissie en de Raad om binnen de grenzen van hun bevoegdheden het Parlement onmiddellijk en volledig te informeren in alle fasen van de procedures inzake de overeenkomst en het bijbehorende protocol, en, indien van toepassing, de verlenging daarvan, overeenkomstig artikel 13, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en artikel 218, lid 10, VWEU; |
|
27. |
wijst de Commissie en de Raad erop dat het in strijd is met de leidende beginselen van het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven om steeds weer over te gaan tot de voorlopige toepassing van internationale overeenkomsten voordat het Parlement zijn goedkeuring heeft gegeven en dat deze praktijk afbreuk doet aan het democratische gehalte van de EU als geheel, en vraagt daarom dat de procedure wordt verbeterd; |
|
28. |
verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en de parlementen van de lidstaten en de regering en het parlement van de Republiek der Seychellen. |
(1) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0296.
Vrijdag, 13 november 2020
|
13.10.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 415/86 |
P9_TA(2020)0304
Actieprogramma voor de Unie op het gebied van gezondheid voor de periode 2021-2027 (“EU4Health-programma”) ***I
Amendementen van het Europees Parlement aangenomen op 13 november 2020 op het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een actieprogramma voor de Unie op het gebied van gezondheid voor de periode 2021-2027 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 282/2014 (“EU4Health-programma”) (COM(2020)0405 – C9-0152/2020 – 2020/0102(COD)) (1)
(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)
(2021/C 415/17)
Amendement 1
Voorstel voor een verordening
Overweging 1 bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 2
Voorstel voor een verordening
Overweging 2
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 3
Voorstel voor een verordening
Overweging 3
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 4
Voorstel voor een verordening
Overweging 5
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 5
Voorstel voor een verordening
Overweging 5 bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 6
Voorstel voor een verordening
Overweging 5 ter (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 7
Voorstel voor een verordening
Overweging 6
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 8
Voorstel voor een verordening
Overweging 6 bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 9
Voorstel voor een verordening
Overweging 7
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 10
Voorstel voor een verordening
Overweging 10
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 11
Voorstel voor een verordening
Overweging 11
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 12
Voorstel voor een verordening
Overweging 12
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 13
Voorstel voor een verordening
Overweging 13
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 14
Voorstel voor een verordening
Overweging 14
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 15
Voorstel voor een verordening
Overweging 14 bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 16
Voorstel voor een verordening
Overweging 15
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 17
Voorstel voor een verordening
Overweging 15 bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 18
Voorstel voor een verordening
Overweging 15 ter (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 19
Voorstel voor een verordening
Overweging 15 quater (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 20
Voorstel voor een verordening
Overweging 16
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 21
Voorstel voor een verordening
Overweging 17
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 22
Voorstel voor een verordening
Overweging 18
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 23
Voorstel voor een verordening
Overweging 18 bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 24
Voorstel voor een verordening
Overweging 18 ter (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 25
Voorstel voor een verordening
Overweging 19
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 26
Voorstel voor een verordening
Overweging 20
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 249
Voorstel voor een verordening
Overweging 20 bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 27
Voorstel voor een verordening
Overweging 21
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 28
Voorstel voor een verordening
Overweging 22
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 29
Voorstel voor een verordening
Overweging 22 bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 30
Voorstel voor een verordening
Overweging 23
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 31
Voorstel voor een verordening
Overweging 24
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 32
Voorstel voor een verordening
Overweging 25
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 33
Voorstel voor een verordening
Overweging 26
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 34
Voorstel voor een verordening
Overweging 26 bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 35
Voorstel voor een verordening
Overweging 27
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 36
Voorstel voor een verordening
Overweging 27 bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 37
Voorstel voor een verordening
Overweging 30
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 38
Voorstel voor een verordening
Overweging 31
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 39
Voorstel voor een verordening
Overweging 31 bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 40
Voorstel voor een verordening
Overweging 33
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 41
Voorstel voor een verordening
Overweging 34
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 42
Voorstel voor een verordening
Overweging 34 bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 43
Voorstel voor een verordening
Overweging 34 ter (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 44
Voorstel voor een verordening
Overweging 39 bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 45
Voorstel voor een verordening
Overweging 40
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 46
Voorstel voor een verordening
Overweging 40 bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 47
Voorstel voor een verordening
Overweging 43
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 49
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 — eerste alinea — punt 3
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 50
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 — eerste alinea — punt 4
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 48
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 — eerste alinea — punt 5
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 51
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 — eerste alinea — punt 9
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 52
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 — eerste alinea — punt 9 bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 53
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 — eerste alinea — punt 9 ter (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 54
Voorstel voor een verordening
Artikel 3 — eerste alinea — inleidende formule
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Met het programma worden de volgende algemene doelen nagestreefd, in voorkomend geval in overeenstemming met de “één gezondheid”-benadering: |
Met het programma worden de volgende algemene doelen nagestreefd, in overeenstemming met, in voorkomend geval de “gezondheid in elk beleid”-benadering , en met de “één gezondheid”-benadering: |
Amendement 55
Voorstel voor een verordening
Artikel 3 — eerste alinea — punt 1
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 56
Voorstel voor een verordening
Artikel 3 — eerste alinea — punt 1 bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 57
Voorstel voor een verordening
Artikel 3 — eerste alinea — punt 2
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 58
Voorstel voor een verordening
Artikel 3 — eerste alinea — punt 3
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 59
Voorstel voor een verordening
Artikel 4 — eerste alinea — inleidende formule
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
De in artikel 3 bedoelde algemene doelen worden nagestreefd door middel van de volgende specifieke doelstellingen, in voorkomend geval in overeenstemming met de “één gezondheid”-benadering: |
De in artikel 3 bedoelde algemene doelen worden nagestreefd door middel van de volgende specifieke doelstellingen, in voorkomend geval de “gezondheid in elk beleid”-benadering , en met de “één gezondheid”-benadering: |
Amendement 226
Voorstel voor een verordening
Artikel 4 — eerste alinea — punt 1
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 250
Voorstel voor een verordening
Artikel 4 — eerste alinea — punt 2
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 62
Voorstel voor een verordening
Artikel 4 — eerste alinea — punt 3
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 222
Voorstel voor een verordening
Artikel 4 — eerste alinea — punt 4
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 64
Voorstel voor een verordening
Artikel 4 — eerste alinea — punt 4 bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 65
Voorstel voor een verordening
Artikel 4 — eerste alinea — punt 5
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 245
Voorstel voor een verordening
Artikel 4 — eerste alinea — punt 6
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 66
Voorstel voor een verordening
Artikel 4 — eerste alinea — punt 6 bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 67
Voorstel voor een verordening
Artikel 4 — eerste alinea — punt 6 ter (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 68
Voorstel voor een verordening
Artikel 4 — eerste alinea — punt 6 quater (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 69
Voorstel voor een verordening
Artikel 4 — eerste alinea — punt 7
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 70
Voorstel voor een verordening
Artikel 4 — eerste alinea — punt 8
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendementen 71 en 246
Voorstel voor een verordening
Artikel 4 — eerste alinea — punt 9
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 223
Voorstel voor een verordening
Artikel 4 — eerste alinea — punt 10
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 73
Voorstel voor een verordening
Artikel 5 — lid 1
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1. De financiële middelen voor de uitvoering van het programma voor de periode 2021-2027 bedragen 1 946 614 000 EUR in lopende prijzen. |
1. De financiële middelen voor de uitvoering van het programma voor de periode 2021-2027 bedragen 10 398 000 000 EUR in lopende prijzen (9 370 000 000 EUR in constante prijzen) . |
Amendement 74
Voorstel voor een verordening
Artikel 5 — lid 2
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2. Het in lid 1 genoemde bedrag mag worden gebruikt voor technische en administratieve bijstand bij de uitvoering van het programma, zoals activiteiten op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie, met inbegrip van bedrijfsinformatietechnologiesystemen. |
2. Het in lid 1 genoemde bedrag mag ook worden gebruikt voor technische en administratieve bijstand bij de uitvoering van het programma, zoals activiteiten op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie, met inbegrip van bedrijfsinformatietechnologiesystemen. De administratieve uitgaven voor acties onder contract mogen niet meer bedragen dan 5 % van het totale bedrag van het programma. |
Amendement 75
Voorstel voor een verordening
Artikel 6
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 6 |
Schrappen |
|
Middelen uit het herstelinstrument voor de Europese Unie |
|
|
In artikel 2 van Verordening [herstelinstrument voor de Europese Unie] bedoelde maatregelen worden in het kader van het programma uitgevoerd met gebruikmaking van een bedrag van maximaal 8 451 000 000 EUR in lopende prijzen zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, onder a), iii), van die verordening, behoudens artikel 5, lid 4, en artikel 8 van die verordening. |
|
|
Deze bedragen worden aangemerkt als externe bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel 21, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046. |
|
Amendement 76
Voorstel voor een verordening
Artikel 7 — eerste alinea — punt 1 bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 77
Voorstel voor een verordening
Artikel 8 — lid 1
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1. Het programma wordt uitgevoerd in direct beheer in overeenstemming met Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 of in indirect beheer met organen zoals bedoeld in artikel 62, lid 1, onder c), van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046. |
1. Het programma wordt uitgevoerd in direct beheer in overeenstemming met Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 of in indirect beheer met organen zoals bedoeld in artikel 62, lid 1, onder c), van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 om ervoor te zorgen dat er geen sprake is van dubbel werk of overlappingen met andere financieringsprogramma’s op Unieniveau . |
Amendement 78
Voorstel voor een verordening
Artikel 8 — lid 2
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2. In het kader van het programma kan financiering worden verstrekt in een van de in Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 vastgestelde vormen, met name subsidies, prijzen en aanbestedingen. |
2. In het kader van het programma kan financiering worden verstrekt in een van de in Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 vastgestelde vormen, met name subsidies, prijzen en aanbestedingen. De Commissie streeft een effectieve en evenwichtige geografische spreiding binnen de Unie na, onder meer door de lidstaten te ondersteunen bij het verhogen van de kwaliteit van de projecten door middel van capaciteitsopbouw. |
Amendement 79
Voorstel voor een verordening
Artikel 8 — lid 4 bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
4 bis. De Commissie bevordert de consistente uitvoering van het programma en streeft daarbij naar een zo groot mogelijke administratieve vereenvoudiging. De Commissie en de lidstaten bevorderen, in overeenstemming met hun respectieve verantwoordelijkheden, synergieën en zorgen voor doeltreffende coördinatie tussen het programma en de andere programma’s en fondsen van de Unie. |
||
|
|
Daartoe zorgen zij: |
||
|
|
|
||
|
|
|
||
|
|
|
Amendement 80
Voorstel voor een verordening
Artikel 8 — lid 4 ter (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
|
4 ter. De Commissie brengt samenwerkingsverbanden tot stand met relevante internationale organisaties zoals de Verenigde Naties en gespecialiseerde agentschappen daarvan, met name de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), alsook met de Raad van Europa en met de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) bij de uitvoering van het onderdeel gezondheid, met het oog op een zo groot mogelijke doeltreffendheid en efficiëntie van acties op het niveau van de Unie en op internationaal niveau. |
Amendement 81
Voorstel voor een verordening
Artikel 8 — lid 4 quater (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
|
4 quater De Commissie raadpleegt de gezondheidsautoriteiten van de lidstaten in de Stuurgroep voor gezondheidsbevordering, ziektepreventie en het beheersen van niet-overdraagbare ziekten of in andere relevante deskundigengroepen van de Commissie, alsmede belanghebbenden, met name beroepsorganisaties in de gezondheidszorg en ngo’s die actief zijn op dit terrein, en wel in alle fasen van de uitvoering van het programma. |
Amendement 82
Voorstel voor een verordening
Artikel 9 bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
Artikel 9 bis |
||
|
|
Toekenningscriteria |
||
|
|
De toekenningscriteria worden vastgesteld in de werkprogramma’s als bedoeld in artikel 18 en in de oproepen tot het indienen van voorstellen, rekening houdend met, voor zover van toepassing, de volgende elementen: |
||
|
|
|
||
|
|
|
||
|
|
|
||
|
|
|
||
|
|
|
||
|
|
|
||
|
|
|
||
|
|
|
||
|
|
|
||
|
|
|
Amendement 83
Voorstel voor een verordening
Artikel 12 — lid 3 bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
|
Er wordt een betrouwbaar en efficiënt mechanisme opgezet teneinde dubbele financiering te voorkomen en te zorgen voor synergieën tussen de verschillende Unieprogramma’s en -beleidsmaatregelen waarmee gezondheidsdoelstellingen worden nagestreefd. Alle gegevens over de financieringsverrichtingen en acties die in het kader van de verschillende programma’s en fondsen van de Unie worden gefinancierd, worden in het kader van dit mechanisme gecentraliseerd. Het voldoet aan de beginselen van transparantie en verantwoording en maakt een betere monitoring en evaluatie mogelijk van acties waarmee gezondheidsdoelstellingen worden nagestreefd. |
Amendement 84
Voorstel voor een verordening
Artikel 14 — lid 1 — letter b
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 85
Voorstel voor een verordening
Artikel 14 — lid 3
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
3. Juridische entiteiten die in een niet met het programma geassocieerd derde land zijn gevestigd, dragen in beginsel de kosten van hun deelname. |
3. Juridische entiteiten die in een niet met het programma geassocieerd derde land zijn gevestigd, dragen de kosten van hun deelname. |
Amendement 86
Voorstel voor een verordening
Artikel 14 — lid 5
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
5. In het kader van het programma kunnen rechtstreekse subsidies zonder oproep tot het indienen van voorstellen worden toegekend om acties te financieren met een duidelijke meerwaarde van de Unie die worden medegefinancierd door de voor gezondheid bevoegde autoriteiten in de lidstaten of de met het programma geassocieerde derde landen, door relevante internationale gezondheidsorganisaties of door individueel of als netwerk optredende overheidsinstanties en niet-gouvernementele organen die door die bevoegde autoriteiten zijn gemachtigd. |
5. In het kader van het programma kunnen rechtstreekse subsidies zonder oproep tot het indienen van voorstellen worden toegekend om acties te financieren , indien dergelijke subsidies naar behoren zijn onderbouwd, indien zij een duidelijke meerwaarde van de Unie hebben en indien zij worden medegefinancierd door de voor gezondheid bevoegde lokale, regionale of nationale autoriteiten in de lidstaten of de met het programma geassocieerde derde landen, door relevante internationale gezondheidsorganisaties of door Interreg-programma’s, individueel of als netwerk optredende overheidsinstanties en niet-gouvernementele organen die door die bevoegde autoriteiten zijn gemachtigd. |
Amendement 87
Voorstel voor een verordening
Artikel 14 — lid 6
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
6. In het kader van het programma kunnen rechtstreekse subsidies zonder oproep tot het indienen van voorstellen worden toegekend aan Europese referentienetwerken . Rechtstreekse subsidies kunnen ook worden toegekend aan andere transnationale netwerken die overeenkomstig de EU-regels zijn vastgesteld. |
6. In het kader van het programma worden rechtstreekse subsidies zonder oproep tot het indienen van voorstellen en met een vereenvoudigd financieel en technisch verslagleggingssysteem toegekend aan ERN’s . Rechtstreekse subsidies kunnen ook worden toegekend aan andere transnationale netwerken, inclusief Interreg-programma’s die overeenkomstig de Uniewetgeving zijn vastgesteld. |
Amendement 88
Voorstel voor een verordening
Artikel 14 — lid 6 bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
|
6 bis Er wordt gezorgd voor adequate financiering om het ERN-model van grensoverschrijdende gezondheidszorg te consolideren en uit te breiden, door de verlening van een reeks klinische diensten via verschillende kanalen veilig te stellen, waaronder online second opinions en advies van specialisten voor patiënten over behandelingen en beheer en virtuele online poliklinieken. |
Amendement 89
Voorstel voor een verordening
Artikel 16 — lid 1
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
De Commissie raadpleegt de gezondheidsautoriteiten van de lidstaten in de Stuurgroep voor gezondheidsbevordering, ziektepreventie en het beheersen van niet-overdraagbare ziekten over de werkplannen voor en de prioriteiten, de strategische oriëntatie en de uitvoering van het programma. |
De Commissie raadpleegt de gezondheidsautoriteiten van de lidstaten in de Stuurgroep voor gezondheidsbevordering, ziektepreventie en het beheersen van niet-overdraagbare ziekten over de jaarlijkse werkplannen voor en de prioriteiten, de strategische oriëntatie en de uitvoering van het programma en over mogelijke synergieën met de eigen middelen van de lidstaten om zeker te stellen dat de acties op lange termijn doeltreffend en duurzaam zijn. |
Amendement 90
Voorstel voor een verordening
Artikel 16 — lid 1 bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
|
De Commissie raadpleegt de EU4Health-stuurgroep over de jaarlijkse werkplannen voor en de prioriteiten, de strategische oriëntatie en de uitvoering van het programma, en over mogelijke synergieën met Europese fondsen om zeker te stellen dat de acties op lange termijn doeltreffend en duurzaam zijn. |
Amendement 91
Voorstel voor een verordening
Artikel 16 — lid 1 ter (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
|
De Commissie raadpleegt tevens de relevante gedecentraliseerde agentschappen van de Unie en belanghebbenden, zoals vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties, in het bijzonder patiëntenorganisaties, over de werkplannen voor en de prioriteiten, de strategische oriëntatie en de uitvoering van het programma. |
Amendement 92
Voorstel voor een verordening
Artikel 16 — lid 1 quater (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
|
De Commissie stelt de jaarlijkse werkplannen vast middels gedelegeerde handelingen. Die gedelegeerde handelingen worden overeenkomstig artikel 24 van deze verordening vastgesteld. |
Amendement 93
Voorstel voor een verordening
Artikel 16 bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||||
|
|
Artikel 16 bis |
||||||
|
|
Oprichting van de EU4Health-stuurgroep |
||||||
|
|
1. De Commissie richt de EU4Health-stuurgroep (“de stuurgroep”) op. |
||||||
|
|
2. De stuurgroep: |
||||||
|
|
|
||||||
|
|
3. De stuurgroep is een onafhankelijke groep belanghebbenden, bestaande uit actoren uit relevante sectoren op het gebied van volksgezondheid, vertegenwoordigers van het Europees Parlement, onafhankelijke gezondheidsdeskundigen en vertegenwoordigers van patiënten. |
||||||
|
|
4. De stuurgroep bestaat uit 20 vooraanstaande persoonlijkheden waarbij het beginsel van geografisch en genderevenwicht wordt toegepast, uit verschillende disciplines en vakgebieden als bedoeld in lid 3. |
||||||
|
|
5. De leden van de stuurgroep worden benoemd door de Commissie, in onderling overleg met het Parlement, naar aanleiding van een open uitnodiging tot het indienen van nominaties of van blijken van belangstelling. De leden worden benoemd voor de periode bedoeld in artikel 1, lid 2. De Commissie kiest een voorzitter onder haar leden. |
||||||
|
|
6. De stuurgroep komt ten minste drie keer per jaar bijeen, wat zorgt voor regelmatige en transparante gedachtewisselingen. |
||||||
|
|
De blauwdruk voor de aansturing van de coördinatie, samenwerking en synergieën faciliteert maatregelen of inspanningen om te garanderen dat alle bestaande financiële mechanismen die relevant zijn op gezondheidsgebied zichtbaar en onderling afgestemd zijn, en draagt bij aan de aansturing van de coördinatie en samenwerking. |
||||||
|
|
De Commissie kan de stuurgroep raadplegen over andere dan de in lid 2 genoemde aangelegenheden. |
Amendement 94
Voorstel voor een verordening
Artikel 18 –alinea 1
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Het programma wordt uitgevoerd door middel van werkprogramma’s zoals bedoeld in artikel 110 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046. In de werkprogramma’s wordt in voorkomend geval het voor blendingverrichtingen gereserveerde totaalbedrag opgenomen. |
Het programma wordt uitgevoerd door middel van jaarlijkse werkprogramma’s zoals bedoeld in artikel 110 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046. In de werkprogramma’s wordt in voorkomend geval het voor blendingverrichtingen gereserveerde totaalbedrag opgenomen. |
Amendement 95
Voorstel voor een verordening
Artikel 18 — lid 1 bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
|
De werkprogramma’s worden gebaseerd op een gendereffectbeoordeling. |
Amendement 96
Voorstel voor een verordening
Artikel 19 — lid 1
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1. Bijlage II bevat indicatoren voor de rapportage over de door het programma geboekte vooruitgang bij het verwezenlijken van de in de artikelen 3 en 4 genoemde algemene en specifieke doelstellingen. |
1. Bijlage II bevat indicatoren , met inbegrip van programma- en actiespecifieke indicatoren, voor de rapportage over de door het programma geboekte vooruitgang bij het verwezenlijken van de in de artikelen 3 en 4 genoemde algemene en specifieke doelstellingen. |
Amendement 97
Voorstel voor een verordening
Artikel 19 — lid 1 bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
1 bis De Commissie houdt doorlopend toezicht op het beheer en de uitvoering van het programma. Met het oog op de verbetering van de transparantie worden de continu bijgewerkte gegevens over het beheer en de uitvoering op toegankelijke wijze openbaar gemaakt op de website van de Commissie. |
||
|
|
Met name worden gegevens van gefinancierde projecten in dezelfde database opgenomen. Deze gegevens omvatten: |
||
|
|
|
||
|
|
|
Amendement 98
Voorstel voor een verordening
Artikel 19 — lid 2
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 24 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot wijzigingen van bijlage II om indien nodig de indicatoren te wijzigen en aan te vullen. |
2. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 24 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot wijzigingen van bijlage II om indien nodig de indicatoren , met inbegrip van programma- en actiespecifieke indicatoren, te wijzigen en aan te vullen. |
Amendement 99
Voorstel voor een verordening
Artikel 19 — lid 2 bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
|
2 bis Indicatoren worden zo nodig naar gender uitgesplitst verzameld. |
Amendement 100
Voorstel voor een verordening
Artikel 19 — lid 3
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
3. Het prestatieverslagleggingssysteem waarborgt dat de gegevens voor het monitoren van de uitvoering en de resultaten van het programma op efficiënte en doeltreffende wijze en tijdig worden verzameld. Daartoe worden evenredige verslagleggingsvereisten opgelegd aan de ontvangers van middelen van de Unie en, in voorkomend geval, aan de lidstaten. |
3. Het prestatieverslagleggingssysteem waarborgt dat de gegevens voor het monitoren van de uitvoering en de resultaten van het programma op efficiënte en doeltreffende wijze en tijdig worden verzameld zonder dat dit de administratieve last voor de begunstigden vergroot . Daartoe worden evenredige verslagleggingsvereisten opgelegd aan de ontvangers van middelen van de Unie en, in voorkomend geval, aan de lidstaten. |
Amendement 101
Voorstel voor een verordening
Artikel 20 — lid 4
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
4. De Commissie deelt de conclusies van de evaluaties tezamen met haar opmerkingen mee aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s. |
4. De Commissie maakt de conclusies van zowel de tussentijdse als definitieve evaluaties tezamen met haar opmerkingen openbaar, deelt deze mee en presenteert deze aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s. |
Amendement 102
Voorstel voor een verordening
Artikel 21 — lid 1 bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
|
Het controlesysteem van het programma zorgt voor een passend evenwicht tussen vertrouwen en controle, met inachtneming van de administratieve en andere kosten van de controles op alle niveaus, met name voor de begunstigden. De controleregels zijn gedurende het hele programma duidelijk, consistent en coherent. |
Amendement 103
Voorstel voor een verordening
Artikel 21 — lid 1 ter (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
|
De controlestrategie van het programma wordt gebaseerd op de financiële controle van een representatieve uitgavensteekproef voor het programma in zijn totaliteit. Deze representatieve steekproef wordt aangevuld met een selectie op basis van een uitgavengerelateerde risicobeoordeling. Acties die tegelijkertijd door verschillende programma’s van de Unie worden gefinancierd, worden slechts één keer aan een controle onderworpen, waarbij alle betrokken programma’s en de respectieve toepasselijke regels worden bestreken. |
Amendement 104
Voorstel voor een verordening
Artikel 21 — lid 1 quater (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
|
De Commissie of het financieringsorgaan kan zich baseren op gecombineerde systeemonderzoeken op het niveau van de begunstigden. Dergelijke gecombineerde beoordelingen zijn voor bepaalde soorten begunstigden facultatief en bestaan uit een systeem- en procescontrole, aangevuld met een controle van de verrichtingen, die wordt uitgevoerd door een bekwame onafhankelijke controleur die bevoegd is wettelijke controles van boekhoudbescheiden uit te voeren in overeenstemming met Richtlijn 2006/43/EG (1 bis) . Zij kunnen door de Commissie of het financieringsorgaan worden gebruikt om de algemene zekerheid over het verantwoord financieel beheer van de uitgaven te verifiëren en het niveau van de controles achteraf en de certificaten betreffende de financiële staten te heroverwegen. |
Amendement 105
Voorstel voor een verordening
Artikel 21 — lid 1 quinquies (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
|
Tot twee jaar na betaling van het saldo kunnen er controles worden uitgevoerd. |
Amendement 106
Voorstel voor een verordening
Artikel 21 — lid 1 sexies (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
|
De Commissie publiceert controlerichtsnoeren, teneinde een betrouwbare en uniforme toepassing en interpretatie van de controleprocedures en -regels gedurende de gehele looptijd van het programma te waarborgen. |
Amendement 107
Voorstel voor een verordening
Artikel 24 — lid 2
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2. De in artikel 19, lid 2, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend tot en met 31 december 2028 . |
2. De in artikel 19, lid 2, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van drie jaar met ingang van … [de datum van inwerkingtreding van deze verordening]. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het verstrijken van de termijn van drie jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet. |
Amendement 108
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter a — punt ii
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 109
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter b
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 110
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter c — punt i
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 111
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter c — punt iii
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 112
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter c — punt iv
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 113
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter d — inleidende formule
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 114
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter d — punt i
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 115
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter d — punt iv
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 116
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter d — punt v
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 117
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter d — punt x
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 118
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter d — punt xi
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 119
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter e
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||||||||||
|
Schrappen |
||||||||||||
|
|
Amendement 227
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter f — punt i
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 121
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter f — punt i bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 251
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter f — punt i ter (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 122
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter f — punt iii
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
Schrappen |
Amendement 123
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter f — punt iv
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 124
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter f — punt iv bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 125
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter f — punt iv ter (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 126
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter f — punt v
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 127
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter f — punt viii bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 128
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter f — punt viii ter (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 129
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter g — inleidende formule
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 130
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter g — punt i
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 131
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter g — punt i bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 132
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter g — punt ii
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 133
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter g — punt iii
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 134
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter g — punt iv
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 135
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter g — punt v
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 136
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter g — punt viii bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 137
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter g — punt ix
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 138
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter g — punt ix bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 139
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter g — letter ix ter (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 140
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter g — punt x
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 141
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter g — punt x bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 142
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter g — punt x ter (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 143
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter g — punt x quater (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 144
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter g — punt x quinquies (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 145
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter g — punt xi bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 146
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter g — punt xi ter (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 147
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter g — punt xi quater (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 148
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter g — punt xi quinquies (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 149
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter g — punt xii bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 150
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter h — inleidende formule
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 151
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter h — punt i
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 152
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter h — punt i bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 153
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter h — punt iii
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 154
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter h — punt iv bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 155
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter h — punt v
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 156
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter h — punt v bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 157
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter h — punt v ter (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 158
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter h — punt vii
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 159
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter h — punt viii
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 160
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter h — punt ix
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 161
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter h — punt x
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 162
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter h — punt x bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 163
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter i — punt ii
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 164
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter i — punt ii bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 165
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter i — punt ii ter (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 166
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter i — punt iii
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 167
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter i — punt iii bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 168
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter i — punt iii ter (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 169
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter i — punt iv
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
(Niet van toepassing op de Nederlandse versie) |
Amendement 170
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter i — punt v
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 171
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter i — punt v bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 172
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter i — punt v ter (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 173
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter i — punt vi
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 174
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter i — punt viii
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 175
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter i — punt ix
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 176
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter i — punt x
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 177
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter j — punt i
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 178
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter j — punt i bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 179
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter j — punt i ter (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 180
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter j — punt ii
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 181
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter j — punt iii
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 182
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter j — punt iv
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 183
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter k — punt iii
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 184
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter k — punt iii bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 185
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter k — punt iii ter (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 186
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter k — punt iii quater (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 187
Voorstel voor een verordening
Bijlage I — letter k — punt iii quinquies (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 188
Voorstel voor een verordening
Bijlage II — deel A — punt I
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 189
Voorstel voor een verordening
Bijlage II — deel A — punt II
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 190
Voorstel voor een verordening
Bijlage II — deel A — punt III
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 191
Voorstel voor een verordening
Bijlage II — deel A — punt IV
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 192
Voorstel voor een verordening
Bijlage II — deel A — punt IV bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 193
Voorstel voor een verordening
Bijlage II — deel B — punt 1 bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 194
Voorstel voor een verordening
Bijlage II — deel B — punt 1 ter (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 195
Voorstel voor een verordening
Bijlage II — deel B — punt 1 quater (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 196
Voorstel voor een verordening
Bijlage II — deel B — punt 1 quinquies (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 197
Voorstel voor een verordening
Bijlage II — deel B — punt 3
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 198
Voorstel voor een verordening
Bijlage II — deel B — punt 3 bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 199
Voorstel voor een verordening
Bijlage II — deel B — punt 6
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 200
Voorstel voor een verordening
Bijlage II — deel B — punt 6 bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 201
Voorstel voor een verordening
Bijlage II — deel B — punt 6 ter (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 202
Voorstel voor een verordening
Bijlage II — deel B — punt 7
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 203
Voorstel voor een verordening
Bijlage II — deel B — punt 7 bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 204
Voorstel voor een verordening
Bijlage II — deel B — punt 7 ter (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 205
Voorstel voor een verordening
Bijlage II — deel B — punt 7 quater (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 206
Voorstel voor een verordening
Bijlage II — deel B — punt 7 quinquies (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 207
Voorstel voor een verordening
Bijlage II — deel B — punt 7 sexies (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 208
Voorstel voor een verordening
Bijlage II — deel B — punt 7 septies (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 209
Voorstel voor een verordening
Bijlage II — deel B — punt 8
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 228
Voorstel voor een verordening
Bijlage II — deel B — punt 8 bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 210
Voorstel voor een verordening
Bijlage II — deel B — punt 9
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 211
Voorstel voor een verordening
Bijlage II — deel B — punt 9 bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 212
Voorstel voor een verordening
Bijlage II — deel B — punt 12 bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 213
Voorstel voor een verordening
Bijlage II — deel B — punt 12 ter (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 214
Voorstel voor een verordening
Bijlage II — deel B — punt 12 quater (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 215
Voorstel voor een verordening
Bijlage II — deel B — punt 13
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||||
|
|
Amendement 216
Voorstel voor een verordening
Bijlage II — deel B — punt 14 bis (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 217
Voorstel voor een verordening
Bijlage II — deel B — punt 14 ter (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 218
Voorstel voor een verordening
Bijlage II — deel B — punt 14 quater (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 219
Voorstel voor een verordening
Bijlage II — deel B — punt 14 quinquies (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
Amendement 229
Voorstel voor een verordening
Bijlage II — deel B — punt 14 sexies (nieuw)
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
||
|
|
|
(1) De zaak werd voor interinstitutionele onderhandelingen terugverwezen naar de bevoegde commissie op grond van artikel 59, lid 4, vierde alinea, van het Reglement (A9-0196/2020).
(8) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, de Europese Centrale Bank, de Europese Investeringsbank en de Eurogroep — Gecoördineerde economische respons op de uitbraak van COVID-19, COM(2020)0112 van 13.3.2020.
(8) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, de Europese Centrale Bank, de Europese Investeringsbank en de Eurogroep — Gecoördineerde economische respons op de uitbraak van COVID-19, COM(2020)0112 van 13.3.2020.
(10) Besluit nr. 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 over ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid en houdende intrekking van Beschikking nr. 2119/98/EG (PB L 293 van 5.11.2013, blz. 1).
(10) Besluit nr. 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 over ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid en houdende intrekking van Beschikking nr. 2119/98/EG (PB L 293 van 5.11.2013, blz. 1).
(11) Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de evaluatie van gezondheidstechnologie en tot wijziging van Richtlijn 2011/24/EU, COM(2018)0051 van 31.1.2018.
(11) Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de evaluatie van gezondheidstechnologie en tot wijziging van Richtlijn 2011/24/EU, COM(2018)0051 van 31.1.2018.
(12) Conclusies van de Raad betreffende de gemeenschappelijke waarden en beginselen van de gezondheidsstelsels van de Europese Unie (PB C 146 van 22.6.2006, blz. 1).
(11 bis) Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PB L 255 van 30.9.2005, blz. 22).
(12) Conclusies van de Raad betreffende de gemeenschappelijke waarden en beginselen van de gezondheidsstelsels van de Europese Unie (PB C 146 van 22.6.2006, blz. 1).
(12 bis) Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk (zesde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid l, van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad) (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 50).
(13) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Volgende stappen voor een duurzame Europese toekomst. Europese duurzaamheidsmaatregelen, COM(2016)0739 van 22.11.2016.
(13) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Volgende stappen voor een duurzame Europese toekomst. Europese duurzaamheidsmaatregelen, COM(2016)0739 van 22.11.2016.
(14) Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement — Een Europees “één gezondheid”-actieplan tegen antimicrobiële resistentie (AMR), COM(2017)0339 van 29.6.2017.
(14) Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement — Een Europees “één gezondheid”-actieplan tegen antimicrobiële resistentie (AMR), COM(2017)0339 van 29.6.2017.
(15) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité “De strategische aanpak van de Europese Unie van geneesmiddelen in het milieu”, COM(2019)0128 van 11.3.2019.
(15) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité “De strategische aanpak van de Europese Unie van geneesmiddelen in het milieu”, COM(2019)0128 van 11.3.2019.
(16) Richtlijn 2011/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg (PB L 88 van 4.4.2011, blz. 45).
(16) Richtlijn 2011/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg (PB L 88 van 4.4.2011, blz. 45).
(16 a) PB C 192 van 7.6.2019, blz. 5.
(19) Conclusies van de Raad over de rol van de EU ten aanzien van de volksgezondheid in de wereld, 3011e zitting van de Raad Buitenlandse Zaken, Brussel, 10 mei 2010.
(19) Conclusies van de Raad over de rol van de EU ten aanzien van de volksgezondheid in de wereld, 3011e zitting van de Raad Buitenlandse Zaken, Brussel, 10 mei 2010.
(20) Besluit 2013/755/EU van de Raad van 25 november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie (“LGO-besluit”) (PB L 344 van 19.12.2013, blz. 1).
(20) Besluit 2013/755/EU van de Raad van 25 november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie (“LGO-besluit”) (PB L 344 van 19.12.2013, blz. 1).
(1 bis) Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad (PB L 157 van 9.6.2006, blz. 87).
|
13.10.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 415/165 |
P9_TA(2020)0306
InvestEU-programma ***I
Amendementen van het Europees Parlement aangenomen op 13 november 2020 op het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het InvestEU-programma (COM(2020)0403 – C9-0158/2020 – 2020/0108(COD)) (1)
(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)
Amendement 1
(2021/C 415/18)
AMENDEMENTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT (*1)
op het voorstel van de Commissie
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
tot vaststelling van het InvestEU-programma
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 173 en artikel 175, derde alinea,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),
Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (3),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
De COVID-19-pandemie veroorzaakt een grote symmetrische schok voor de mondiale economie en de economie van de Unie , met enorme asymmetrische sociale en economische effecten in de verschillende lidstaten en regio’s . De economische activiteit in de EU is als gevolg van de vereiste beperkende maatregelen fors teruggelopen. Volgens de Europese economische prognose van de Commissie van de zomer van 2020 is de verwachting dat het bbp in de EU in 2020 met ongeveer 8,3 % zal krimpen, meer dan na de Europese economische prognose van het voorjaar van 2020 werd verwacht, en veel meer dan tijdens de financiële crisis in 2009. Niettemin zal in sommige sectoren sprake zijn van een nog grotere daling. De uitbraak van de pandemie heeft laten zien hoe de mondiale toeleveringsketens onderling verweven zijn en heeft een aantal kwetsbare punten aan het licht gebracht, zoals het feit dat strategische bedrijfstakken al te sterk afhankelijk zijn van niet-gediversifieerde externe bevoorradingsbronnen , en het ontbreken van kritieke infrastructuur . Voor dergelijke kwetsbare punten moet er een oplossing komen, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen, met inbegrip van micro-ondernemingen, zodat de noodrespons van de Unie kan worden verbeterd, maar ook de veerkracht van de hele economie, terwijl de economie toch blijft openstaan voor concurrentie en handel in overeenstemming met de Unieregels. Verwacht kan worden dat de investeringsactiviteit aanzienlijk is gedaald. Zelfs vóór de pandemie, toen de investeringsquotes in de Unie zich bleken te herstellen, bleven zij onder het niveau dat in een krachtig herstel mocht worden verwacht en waren zij ontoereikend om de jarenlange onderinvesteringen na de crisis van 2009 te compenseren. Belangrijker is dat de huidige investeringsniveaus en -prognoses niet de behoeften aan structurele investeringen van de Unie dekken voor een nieuwe start en voor het behoud van de groei op de lange termijn, rekening houdend met de technologische veranderingen en het mondiale concurrentievermogen, onder meer wat betreft innovatie, vaardigheden, infrastructuur, kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) en de noodzaak om belangrijke maatschappelijke uitdagingen zoals duurzaamheid of vergrijzing aan te gaan. Met het oog op de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van de Unie, onder meer in het kader van de mededelingen van de Commissie van 11 december 2019 over de Europese Green Deal, van 14 januari 2020 over het investeringsplan voor een duurzaam Europa, van 10 maart 2020 over een nieuwe industriestrategie voor Europa en van 10 maart 2020 over een kmo-strategie voor een duurzaam en digitaal Europa , en de ondersteuning van een snel, duurzaam, inclusief , blijvend en gezond economisch herstel is steun dan ook noodzakelijk om marktfalen en suboptimale investeringssituaties aan te pakken en de investeringskloof in specifieke sectoren te dichten. |
|
(2) |
Uit evaluaties is gebleken dat de verscheidenheid aan financiële instrumenten die in het kader van het meerjarig financieel kader 2014-2020 zijn gecreëerd, heeft geleid tot overlappingen wat hun toepassingsgebied betreft. Deze verscheidenheid heeft ook tot complexiteit geleid voor intermediairs en eindontvangers, die met verschillende subsidiabiliteits- en rapportageregels werden geconfronteerd. Het ontbreken van verenigbare regels heeft ook het combineren van verschillende fondsen van de Unie belemmerd, hoewel dergelijke combinaties gunstig zouden zijn geweest om projecten te ondersteunen die verschillende soorten financiering nodig hadden. Daarom moet onder meer op basis van de ervaringen met het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI), dat in het kader van het investeringsplan voor Europa is opgericht, één enkel fonds, het InvestEU-fonds, worden opgericht om de steun aan de eindontvangers efficiënter te laten verlopen door de aangeboden financiering te groeperen en te vereenvoudigen onder één enkele begrotingsgarantieregeling, waardoor de impact van de steun van de Unie wordt vergroot en de uit de begroting van de Unie te betalen kosten worden verminderd. |
|
(3) |
De afgelopen jaren heeft de Unie ambitieuze strategieën en teksten aangenomen om de interne markt te voltooien en duurzame en inclusieve groei en banen te stimuleren, zoals “Europa 2020 — een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei” van 3 maart 2010, het “Actieplan voor de opbouw van een kapitaalmarktenunie” van 30 september 2015, “Een nieuwe Europese agenda voor cultuur” van 22 mei 2018, het actieplan voor digitaal onderwijs 2021-2027, het pakket “Schone energie voor alle Europeanen” van 30 november 2016, “Maak de cirkel rond — Een EU-actieplan voor de circulaire economie” van 2 december 2015, “Een Europese strategie voor emissiearme mobiliteit” van 20 juli 2016, het “Europees defensieactieplan” van 30 november 2016, de “Oprichting van het Europees Defensiefonds” van 7 juni 2017, de “Ruimtestrategie voor Europa” van 26 oktober 2016, de “Interinstitutionele proclamatie betreffende de Europese pijler van sociale rechten” van 13 december 2017, de langetermijnstrategie voor 2050 “Een schone planeet voor iedereen” van 28 november 2018, de “Europese Green Deal” van 11 december 2019, het “Investeringsplan voor de Europese Green Deal” van 14 januari 2020, “Een sterk sociaal Europa voor rechtvaardige transities” van 14 januari 2020, de “Strategie om de digitale toekomst van Europa vorm te geven”, de “Datastrategie” en de “Mededeling inzake artificiële intelligentie” van 19 februari 2020, de [Verordening tot vaststelling van een kader voor de totstandbrenging van klimaatneutraliteit en tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1999 (Europese klimaatwet)], “Een nieuwe industriestrategie voor Europa” van 10 maart 2020, de “Kmo-strategie voor een duurzaam en digitaal Europa” van 10 maart 2020 , de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 van 20 mei 2020, Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088, de EU-strategie voor een geïntegreerd energiesysteem en de waterstofstrategie van 8 juli 2020 . Het InvestEU-fonds moet de synergieën tussen deze wederzijds versterkende strategieën benutten en versterken door steun te verlenen voor investeringen en toegang tot financiering. |
|
(4) |
Op het niveau van de Unie vormt het Europees Semester voor de coördinatie van het economisch beleid het kader om de nationale hervormingsprioriteiten vast te stellen en de uitvoering ervan te monitoren. De lidstaten ontwikkelen, in voorkomend geval in samenwerking met lokale en regionale autoriteiten, hun eigen nationale meerjarige investeringsstrategieën ter ondersteuning van deze hervormingsprioriteiten. Deze strategieën moeten samen met de jaarlijkse nationale hervormingsprogramma’s worden gepresenteerd om een overzicht te bieden van en te zorgen voor de coördinatie van de prioritaire investeringsprojecten die met nationale middelen of EU-middelen, of met beide, moeten worden ondersteund. Voorts moeten deze strategieën op samenhangende wijze gebruik maken van de EU-financiering en de toegevoegde waarde maximaliseren van de financiële steun die met name uit hoofde van de Europese structuur- en investeringsfondsen, de faciliteit voor herstel en veerkracht en het InvestEU-fonds wordt verleend. |
|
(5) |
Het InvestEU-fonds dient bij te dragen aan een sterker concurrentievermogen en een grotere sociaal-economische convergentie en cohesie van de Unie, onder meer op het gebied van innovatie en digitalisering, het efficiënte gebruik van hulpbronnen volgens de beginselen van de circulaire economie, de duurzaamheid en inclusiviteit van de economische groei van de Unie en de sociale veerkracht en integratie van de kapitaalmarkten van de Unie, onder meer via oplossingen om de versnippering daarvan tegen te gaan en de financieringsbronnen voor ondernemingen in de Unie te diversifiëren. Daartoe moet het InvestEU-fonds projecten ondersteunen die technisch en economisch levensvatbaar zijn, door een kader te bieden voor het gebruik van schuld-, risicodelings-, eigenvermogens- en quasi- eigenvermogensinstrumenten (zoals hybride schulden, achtergestelde schulden of converteerbaar eigen vermogen) op basis van een garantie uit hoofde van de begroting van de Unie en, naargelang van het geval, door financiële bijdragen van uitvoerende partners. Het InvestEU-fonds moet vraaggestuurd zijn en moet er tegelijkertijd op gericht zijn strategische voordelen op lange termijn te leveren met betrekking tot essentiële terreinen van het beleid van de Unie die anders niet of onvoldoende zouden worden gefinancierd, zodat wordt bijgedragen tot de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van de Unie. Steun in het kader van het InvestEU-fonds moet een breed scala aan sectoren en regio’s bestrijken, maar moet buitensporige sectorale of geografische concentratie vermijden en moet zorgen voor de bevordering van projecten met partnerentiteiten en projecten die de ontwikkeling van netwerken, clusters en hubs voor digitale innovatie stimuleren in ▌regio’s over de gehele EU. |
|
(6) |
De culturele en de creatieve sector zijn belangrijke en snel groeiende sectoren in de Unie, die een belangrijke rol kunnen spelen bij het garanderen van een duurzaam herstel en zowel economische als culturele waarde uit intellectuele eigendom en individuele creativiteit genereren. De beperkingen op zowel sociale contacten als de organisatie van evenementen die aan het begin van de COVID-19-crisis werden ingevoerd, worden steeds verder aangescherpt en hebben echter aanzienlijke negatieve economische effecten teweeggebracht voor deze sectoren en degenen die erin werkzaam zijn, met mogelijkerwijs structurele problemen op de lange termijn wat betreft de toegang tot de garantiefaciliteit voor de culturele en creatieve sector die is ingesteld bij Verordening (EU) nr. 1295/2013 van het Europees Parlement en de Raad, (4) of complexe financiële instrumenten . Voorts hebben kmo’s en organisaties uit deze sectoren vanwege de immateriële aard van hun activa beperkte toegang tot particuliere financiering, hetgeen onontbeerlijk is om op internationaal niveau te kunnen investeren, doorgroeien en concurreren. Het InvestEU-programma moet de toegang tot financiering voor kmo’s en organisaties uit de culturele en creatieve sector blijven bevorderen. De culturele en creatieve sector, de audiovisuele wereld en de media zijn essentieel voor onze culturele diversiteit en voor de ontwikkeling van democratische en coherente samenlevingen in het digitale tijdperk, en een intrinsiek onderdeel van onze soevereiniteit en autonomie, en strategische investeringen in audiovisuele en media-inhoud en technologie zullen bepalend zijn voor het concurrentievermogen van de sectoren en hun vermogen om op lange termijn kwalitatief hoogwaardige inhoud te produceren en verspreiden voor een breed publiek over de nationale grenzen heen , waarbij pluralisme en de vrijheid van meningsuiting worden geëerbiedigd . |
|
(7) |
Om duurzame en inclusieve groei, investeringen en werkgelegenheid te bevorderen, en aldus bij te dragen aan een beter welzijn, een eerlijkere inkomensverdeling en meer economische, sociale en territoriale samenhang in de Unie, moet het InvestEU-fonds steun verlenen voor investeringen in materiële en immateriële activa, waaronder cultureel erfgoed. De door InvestEU gefinancierde projecten moeten voldoen aan de milieu- en sociale normen van de Unie, met inbegrip van de arbeidsrechten. Steun uit het InvestEU-fonds moet een aanvulling vormen op steun van de Unie die wordt verleend via subsidies. |
|
(8) |
De Unie heeft haar goedkeuring gehecht aan de doelstellingen van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties (“Agenda 2030”), de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling van die Agenda (SDG’s) en de Overeenkomst van Parijs die is aangenomen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (5) (“Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering”) en het kader van Sendai voor rampenrisicovermindering 2015-2030. Om deze doelstellingen te bereiken alsmede de doelstellingen die bepaald zijn in het milieubeleid van de Unie, moeten de maatregelen voor duurzame ontwikkeling aanzienlijk worden uitgebreid. Daarom moeten de beginselen van duurzame ontwikkeling een prominente plaats innemen bij de vormgeving van het InvestEU-fonds. |
|
(9) |
Het InvestEU-programma moet bijdragen tot de opbouw van een duurzaam financieel stelsel in de Unie dat de heroriëntering van particulier kapitaal naar duurzame investeringen ondersteunt overeenkomstig de doelstellingen die zijn geformuleerd in de mededelingen van de Commissie van 8 maart 2018 over het actieplan voor de financiering van duurzame groei , van 10 maart 2020 over een nieuwe industriestrategie voor Europa, van 10 maart 2020 over een kmo-strategie voor een duurzaam en digitaal Europa en ▌van 14 januari 2020 over het investeringsplan voor de Europese Green Deal. |
|
(10) |
Om uitdrukking te geven aan het belang van de strijd tegen klimaatverandering overeenkomstig de toezeggingen van de Unie voor de uitvoering van de Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering en de SDG’s, zal het InvestEU-programma bijdragen tot het mainstreamen van klimaatacties en tot het realiseren van de algemene doelstelling om ten minste 30 % van de uitgaven uit de begroting van de Unie aan klimaatdoelen te besteden. Bij de acties in het kader van het InvestEU-programma zal naar verwachting ten minste 30 % van de totale financiële middelen van het InvestEU-programma aan de realisatie van klimaatdoelstellingen bijdragen. De desbetreffende acties zullen tijdens de voorbereiding en de uitvoering van het InvestEU-programma worden vastgesteld en opnieuw worden beoordeeld in het kader van de betrokken evaluatie- en herzieningsprocedures. |
|
(11) |
De bijdrage van het InvestEU-fonds aan de verwezenlijking van het klimaatstreefdoel zal worden gevolgd aan de hand van het klimaatvolgsysteem van de Unie dat door de Commissie in samenwerking met potentiële uitvoerende partners moet worden ontwikkeld, waarbij op passende wijze gebruik zal worden gemaakt van de criteria die bij [de verordening betreffende de totstandbrenging van een raamwerk om duurzame beleggingen te bevorderen (6)] zijn vastgesteld om te bepalen of een economische activiteit duurzaam is uit milieuoogpunt. Het InvestEU-programma moet ook bijdragen tot de uitvoering van andere aspecten van de SDG’s. |
|
(12) |
Volgens het Global Risks Report 2018 van het World Economic Forum heeft de helft van de tien meest kritieke risico’s die de wereldeconomie bedreigen, betrekking op het milieu. Die risico’s zijn onder meer lucht-, bodem-, binnenwateren- en oceaanverontreiniging, extreme weersomstandigheden, biodiversiteitsverlies en gebrekkige mitigatie van en aanpassing aan klimaatverandering. Milieubeginselen zijn sterk verankerd in de Verdragen en in tal van beleidsdomeinen van de Unie. Daarom moet het mainstreamen van milieudoelstellingen in de verrichtingen met betrekking tot het InvestEU-fonds worden bevorderd. Milieubescherming en de preventie en het beheer van daarmee samenhangende risico’s moeten worden geïntegreerd in de voorbereiding en de uitvoering van investeringen. De Unie moet ook haar uitgaven met betrekking tot biodiversiteit en beheer van luchtverontreiniging traceren om te voldoen aan de rapportageverplichtingen krachtens het Verdrag inzake biologische diversiteit (7) en Richtlijn (EU) 2016/2284 van het Europees Parlement en de Raad (8). Investeringen op basis van doelstellingen inzake ecologische duurzaamheid moeten daarom worden getraceerd met behulp van gemeenschappelijke methoden die coherent zijn met die welke zijn ontwikkeld in het kader van andere Unieprogramma’s met betrekking tot klimaat, biodiversiteit en beheer van luchtverontreiniging, zodat de individuele en gecombineerde effecten van investeringen op de belangrijkste componenten van het natuurlijke kapitaal, waaronder lucht, water, land en biodiversiteit, kunnen worden beoordeeld. |
|
(13) |
Investeringsprojecten waarvoor met name op het gebied van infrastructuur substantiële steun van de Unie wordt verleend, moeten door de uitvoerende partner worden gescreend om na te gaan of deze gevolgen hebben voor het milieu, het klimaat of de maatschappij. Investeringen die dergelijke gevolgen hebben, moeten worden onderworpen aan een duurzaamheidstoets in overeenstemming met de richtsnoeren die de Commissie in nauwe samenwerking met potentiële uitvoerende partners in het kader van het InvestEU-programma moet ontwikkelen. In deze richtsnoeren moet een passend gebruik worden gemaakt van de criteria die zijn vastgesteld in [de verordening tot vaststelling van een kader ter bevordering van duurzame investeringen] om te bepalen of een economische activiteit ecologisch duurzaam is en coherent met de richtsnoeren die voor andere programma’s van de Unie zijn ontwikkeld. Dergelijke richtsnoeren moeten conform het evenredigheidsbeginsel passende bepalingen omvatten om onnodige administratieve lasten te voorkomen, en projecten die een bepaalde, in de richtsnoeren vast te stellen omvang niet overschrijden, moeten worden uitgesloten van de duurzaamheidstoets. Indien de uitvoerende partner concludeert dat er geen duurzaamheidstoets hoeft te worden verricht, moet hij hiervoor een motivering verstrekken aan het voor het InvestEU-fonds ingestelde investeringscomité. Verrichtingen die niet stroken met de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen, mogen niet in aanmerking komen voor steun uit hoofde van deze verordening. |
|
(14) |
De lage investeringspercentages voor infrastructuur in de Unie tijdens de financiële crisis en opnieuw tijdens de COVID-19-crisis ondermijnen het vermogen van de Unie ▌om duurzame groei, het streven naar klimaatneutraliteit, concurrentievermogen , opwaartse convergentie van de leefomstandigheden in de Unie en het scheppen van werkgelegenheid te stimuleren. Ook ontstaat er een risico op toenemende verschillen en ongelijkheden binnen en tussen de lidstaten en wordt de langetermijnontwikkeling van regio’s getroffen , hetgeen een grote weerslag heeft op de convergentie en cohesie van de Unie en met name is terug te zien op het gebied van digitale infrastructuur . Het is van cruciaal belang om ondersteuning te bieden voor connectiviteit via (super)snelle breedbandverbindingen in alle plattelands- en stedelijke regio’s van de Unie, om digitale start-ups en innovatieve kmo’s te helpen hun concurrentievermogen te vergroten en deze ondernemingen in staat te stellen door te groeien, en om de digitale transformatie van de gehele economie in een stroomversnelling te brengen, teneinde zowel het concurrentievermogen op de lange termijn als de veerkracht van de economie van de Unie te vergroten . Om de duurzaamheidsdoelstellingen van de Unie, waaronder de verbintenissen van de Unie met betrekking tot de SDG’s, en de energie- en klimaatstreefcijfers voor 2030 te halen, zijn forse investeringen in de infrastructuur van de Unie van fundamenteel belang, met name met betrekking tot interconnectie en energie-efficiëntie en met het oog op de invoering van een interne Europese vervoersruimte. De steun uit het InvestEU-fonds moet dan ook gericht zijn op investeringen in vervoer, energie, met inbegrip van energie-efficiëntie en hernieuwbare energie en andere veilige en duurzame emissiearme energiebronnen, milieu-infrastructuur, infrastructuur voor klimaatactie en maritieme en digitale infrastructuur. In het InvestEU-programma moet prioriteit worden gegeven aan gebieden waar onvoldoende wordt geïnvesteerd en die bijkomende investeringen nodig hebben. Om het effect en de toegevoegde waarde van de financieringssteun van de Unie te maximaliseren, is het aangewezen een gestroomlijnd investeringsproces te bevorderen dat zorgt voor zichtbaarheid van de projectenpijplijn en maximale synergie tussen de betrokken programma’s van de Unie tot stand brengt op gebieden als vervoer, energie en digitalisering. Gelet op bedreigingen op het vlak van veiligheid en beveiliging moeten investeringsprojecten waarvoor steun van de Unie wordt verstrekt, maatregelen inhouden inzake bestendigheid van de infrastructuur, onder meer het onderhoud en de veiligheid van de infrastructuur, en moet rekening worden gehouden met de beginselen inzake bescherming van burgers in de publieke ruimte. Een en ander moet een aanvulling vormen op de inspanningen van andere fondsen van de Unie, zoals het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, waarmee steun wordt verleend voor de veiligheidscomponenten van investeringen met betrekking tot de publieke ruimte, vervoer, energie en andere kritieke infrastructuur. |
|
(15) |
In voorkomend geval moet het InvestEU-programma bijdragen tot de doelstellingen van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad (9) en de governanceverordening (10), alsmede energie-efficiëntie in investeringsbesluiten stimuleren. |
|
(16) |
Echte multimodaliteit is een kans om een efficiënt en milieuvriendelijk vervoersnetwerk tot stand te brengen dat het potentieel van alle vervoersmiddelen maximaal benut en onderlinge synergie creëert. Het InvestEU-programma moet worden ingezet ter ondersteuning van investeringen in multimodale vervoersknooppunten, die ondanks hun aanzienlijk economisch potentieel en hun aanmerkelijke businesscases een groot risico voor particuliere investeerders inhouden. Het InvestEU-programma moet ook bijdragen tot de ontwikkeling en invoering van intelligente vervoerssystemen (ITS). Het InvestEU-programma moet een stimulans geven aan het ontwerp en de toepassing van technologieën om de veiligheid van voertuigen en weginfrastructuur te helpen verbeteren. |
|
(17) |
Het InvestEU-programma moet een bijdrage leveren aan het beleid van de Unie met betrekking tot zeeën en oceanen, via de ontwikkeling van projecten en ondernemingen op het gebied van de blauwe economie, en aan de beginselen inzake duurzame financiering van deze blauwe economie. Dit kan maatregelen inhouden op het gebied van maritiem ondernemerschap en de maritieme sector, een innoverende en concurrerende maritieme sector, alsmede hernieuwbare mariene energie en de circulaire economie. |
|
(18) |
Hoewel het totale investeringsniveau in de Unie vóór de Covid-19-crisis toenam, waren investeringen in activiteiten met een hoger risico, zoals onderzoek en innovatie, nog steeds ontoereikend. Er wordt nu verwacht dat dergelijke investeringen zwaar zullen lijden onder de crisis. Onderzoek en innovatie zullen een cruciale rol spelen bij het te boven komen van de crisis, het consolideren van de veerkracht van de Unie ten aanzien van toekomstige uitdagingen, en het ontwikkelen van de noodzakelijke technologieën om het beleid en de doelstellingen van de Unie te verwezenlijken. Daarom dient de doelstelling om ten minste 3 % van het bbp van de Unie in onderzoek en innovatie te investeren, zoals door de lidstaten overeengekomen in het kader van de Europa 2020-strategie, te worden verwezenlijkt. Het InvestEU-fonds moet ontoereikende investeringsniveaus helpen voorkomen door in wezenlijke mate bij te dragen tot het verhogen van de publieke en private investeringen in onderzoek en innovatie in de lidstaten, en aldus tot het verwezenlijken van de algemene doelstelling van ten minste 3 % van het bbp van de Unie. Om deze doelstelling te verwezenlijken moet het InvestEU-fonds zowel door de lidstaten als door de private sector worden aangevuld met meer investeringen in onderzoek, ontwikkeling en innovatie van hun kant, om onderinvesteringen in onderzoek en innovatie te voorkomen, die schadelijk zijn voor het industriële en economische concurrentievermogen van de Unie en voor de levenskwaliteit van haar burgers. Het InvestEU-fonds moet passende financiële producten aanbieden voor de verschillende stadia van de innovatiecyclus en een breed scala van belanghebbenden, met name om de opschaling en de uitrol van oplossingen op commerciële schaal in de Unie mogelijk te maken. Het doel is dergelijke oplossingen concurrerend te maken op de wereldmarkten en excellentie van de Unie op het gebied van duurzame technologieën op mondiaal niveau te bevorderen, in synergie met Horizon Europa en met betrokkenheid van de Europese Innovatieraad. In dat opzicht moet de ervaring die is opgedaan met de in het kader van Horizon 2020 ingevoerde financieringsinstrumenten, zoals InnovFin — EU-financiering voor innovatieve ondernemingen, die innoverende ondernemingen gemakkelijker en sneller toegang tot financiering verlenen, een stevige basis vormen voor deze gerichte steun. |
|
(19) |
Toerisme , met inbegrip van de horeca, is een ▌onderdeel dat van strategisch belang is voor de economie van de Unie en maakt als sector ▌een bijzonder zware krimp door ten gevolge van de COVID-19-pandemie en de ingevoerde grenssluitingen en beperkingen op de sociale contacten . Deze krimp is vooral nadelig voor kmo’s en familiebedrijven en heeft niet alleen massale werkloosheid veroorzaakt die in het bijzonder vrouwen, jongeren, seizoenarbeiders en mensen in kwetsbare situaties treft, maar ook grote inkomstenverliezen met zich meegebracht voor tal van ondernemingen. Het InvestEU-programma moet bijdragen tot een versterking van het herstel, het concurrentievermogen op lange termijn en de duurzaamheid van deze sector alsook de waardeketens ervan, door verrichtingen ter bevordering van duurzaam, innovatief en digitaal toerisme te ondersteunen , waaronder innovatieve maatregelen om de voetafdruk van de sector voor klimaat en milieu terug te dringen, wanneer op de COVID-crisis wordt gereageerd . Het duurzame herstel van het toerisme moet bijdragen tot het scheppen van talrijke permanente, lokale banen van hoge kwaliteit, waardoor regio’s die sterk afhankelijk zijn van toerisme en met specifieke uitdagingen kampen in verband met hun economische ontwikkeling, investeringen zullen kunnen aantrekken die niet mogelijk zouden zijn zonder de slagkracht van het InvestEU-programma en het vermogen daarvan om particuliere investeerders aan te trekken dankzij de EU-garantie en het crowding-in-effect dat daarvan uitgaat. |
|
(20) |
Er moeten dringend zware inspanningen worden geleverd om te investeren in de digitale transformatie, deze te stimuleren en de voordelen ervan ten goede te laten komen aan alle burgers en bedrijven in de Unie. Tegenover het sterke beleidskader van de strategie voor een digitale interne markt moeten nu investeringen met een soortgelijke ambitie komen te staan, onder meer in artificiële intelligentie, in overeenstemming met het programma Digitaal Europa. |
|
(21) |
Kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) vertegenwoordigen meer dan 99 % van de bedrijven in de Unie en hebben een aanzienlijke en zelfs cruciale economische waarde. Bij de toegang tot financiering komen zij echter voor moeilijkheden te staan omdat het risico in hun geval hoog wordt ingeschat en zij onvoldoende onderpand hebben. Kmo’s en ondernemingen in de sociale economie staan voor bijkomende uitdagingen omdat zij concurrerend moeten blijven en moeten inzetten op digitalisering, internationalisering, transformatie volgens de logica van een circulaire economie, alsmede op innovatie en bij- en nascholing van hun personeel. Kmo’s, met name in de dienstensector, de productiesector, de bouw, het toerisme en de culturele en creatieve sectoren, zijn bijzonder zwaar door de COVID-19-crisis getroffen. Voorts beschikken kmo’s en ondernemingen in de sociale economie over een beperkter aantal financieringsbronnen dan grotere ondernemingen omdat zij gewoonlijk geen obligaties uitgeven en slechts beperkte toegang hebben tot effectenbeurzen of grote institutionele beleggers. Innoverende oplossingen zoals de mogelijkheid voor werknemers om de eigendom van het bedrijf te verwerven of er een aandeel in te nemen komen ook steeds vaker voor bij kmo’s en ondernemingen in de sociale economie. De toegang tot financiering is nog moeilijker voor kmo’s waarvan de activiteiten op immateriële activa zijn gericht. Kmo’s in de Unie zijn in hoge mate afhankelijk van banken en van schuldfinanciering in de vorm van rekening-courantkredieten, bankleningen of leasing. Om beter in staat te zijn hun oprichting, groei, innovatie en duurzame ontwikkeling te financieren, concurrentieel te zijn en economische schokken op te vangen, en om de economie en het financiële stelsel veerkrachtiger te maken in tijden van economische neergang, zodat zij in staat blijven werkgelegenheid en sociaal welzijn te creëren, moeten kmo’s die met de bovengenoemde uitdagingen worden geconfronteerd, worden ondersteund door de toegang tot financiering vlotter te maken en meer gediversifieerde financieringsbronnen ter beschikking te stellen. Deze verordening vormt ook een aanvulling op de initiatieven die reeds zijn genomen in het kader van de kapitaalmarktenunie. Het InvestEU-fonds moet daarom voortbouwen op succesvolle programma’s van de Unie, zoals het programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (Cosme), en gedurende de gehele levenscyclus van een onderneming voorzien in werkkapitaal en investeringen alsook in financiering voor leasingtransacties, alsmede de gelegenheid bieden om te focussen op specifieke, meer doelgroepgerichte financiële producten. Het moet ook een maximale slagkracht verlenen aan publieke/particuliere financieringsvehikels, zoals het fonds voor beursintroducties van kmo’s (SME IPO), dat tot doel heeft kmo’s te ondersteunen door meer particulier en publiek eigen vermogen met name naar strategische ondernemingen te kanaliseren. |
|
(22) |
Zoals aangegeven in de discussienota van de Commissie van 26 april 2017 over de sociale dimensie van Europa, de mededeling over de Europese pijler van sociale rechten, het kader van de Unie voor het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap en de mededeling “Een sterk sociaal Europa voor rechtvaardige transities” van 14 januari 2020, is het opbouwen van een inclusievere en rechtvaardige Unie een topprioriteit van de Unie om ongelijkheid te bestrijden en het beleid inzake sociale inclusie in Europa te bevorderen. Ongelijkheid van kansen heeft met name invloed op de toegang tot onderwijs, opleiding, cultuur, werkgelegenheid, gezondheidszorg en sociale diensten. Investeringen in de sociale economie waar vaardigheden en menselijk kapitaal van belang zijn, alsmede in integratie van kwetsbare bevolkingsgroepen in de samenleving kunnen de economische kansen vergroten, vooral als de investeringen worden gecoördineerd op het niveau van de Unie. De COVID-19-crisis heeft laten zien dat dergelijke investeringen de samenleving beter bestand helpen maken tegen crises. Bovendien heeft de crisis een grote behoefte aan investeringen in sociale infrastructuur en projecten op het gebied van sociale diensten, gezondheidszorg, onderwijs, zorg en sociale huisvesting aan het licht gebracht. Het InvestEU-fonds moet worden gebruikt om investeringen in onderwijs en opleiding te ondersteunen, met inbegrip van bij- en nascholing van werknemers, onder meer in regio’s die afhankelijk zijn van een koolstofintensieve economie en die door de structurele overgang naar een koolstofarme economie worden getroffen. Het moet worden gebruikt voor de ondersteuning van projecten met positieve sociale effecten en de versterking van de sociale inclusie door bij te dragen tot meer werkgelegenheid in alle regio’s, met name voor ongeschoolden en langdurig werklozen, alsmede door de situatie te verbeteren wat betreft gendergelijkheid, gelijke kansen, non-discriminatie, toegankelijkheid, gezondheidssector en sociale diensten, sociale huisvesting, dakloosheid, digitale inclusiviteit, gemeenschapsontwikkeling, de rol en de plaats van jongeren in de samenleving en van kwetsbare mensen, waaronder onderdanen van derde landen. Het InvestEU-programma moet ook ondersteuning bieden aan Europese cultuur en creativiteit met een maatschappelijk doel. |
|
(22 bis) |
Zowel vanuit maatschappelijk als economisch oogpunt heeft de COVID-19-crisis onevenredig grote gevolgen voor vrouwen, onder meer in de vorm van verlies van banen, onbetaalde zorglast en een toename van huiselijk geweld. Met volledige inachtneming van artikel 8 VWEU, moet het InvestEU-programma bijdragen tot de verwezenlijking van Uniebeleid op het gebied van gendergelijkheid en tot de bevordering en versterking van de positie van vrouwen, onder meer door de digitale genderkloof te dichten, de creativiteit en het ondernemerspotentieel van vrouwen te helpen bevorderen en de ontwikkeling van zorgvoorzieningen en voorzieningen voor slachtoffers van geweld te ondersteunen. |
|
(23) |
Om de negatieve effecten te trotseren van ingrijpende transformaties van samenlevingen in de Unie en van de arbeidsmarkt in het komende decennium, moet worden geïnvesteerd in menselijk kapitaal, sociale infrastructuur, microfinanciering, ethische financiering en financiering van sociale ondernemingen en nieuwe bedrijfsmodellen voor de sociale economie, waaronder investeringen met sociale effecten en aanbesteding van contracten met sociale resultaten. Het InvestEU-programma moet het zich ontwikkelende socialemarktecosysteem versterken om het aanbod van en de toegang tot financiering voor micro- en sociale ondernemingen en instellingen voor maatschappelijke solidariteit te vergroten, en aldus tegemoet te komen aan de vraag van degenen die hieraan het meest behoefte hebben. In het verslag van de taskforce op hoog niveau inzake investeringen in sociale infrastructuur in Europa van januari 2018, dat de titel “Boosting Investment in Social Infrastructure in Europe” droeg, is vastgesteld dat er voor de periode 2018-2030 een totale investeringskloof van ten minste 1,5 biljoen EUR bestaat met betrekking tot sociale infrastructuur en diensten, onder meer op het gebied van onderwijs, opleiding, gezondheid en huisvesting. Deze investeringen vereisen ondersteuning, ook op het niveau van de Unie. Bijgevolg moeten de collectieve kracht van publiek, commercieel en filantropisch kapitaal en de steun van stichtingen en van alternatieve soorten kapitaalverstrekkers, zoals ethische, sociale en duurzame actoren, worden aangewend om de ontwikkeling van de waardeketen van de sociale markt en van een veerkrachtigere Unie te ondersteunen. |
|
(24) |
In de economische crisis ten gevolge van de COVID-19-pandemie verloopt de allocatie van de middelen door de markt niet volledig efficiënt en worden de particuliere investeringsstromen aanzienlijk verstoord door de risicoperceptie. In die omstandigheden is het sleutelaspect van InvestEU — projecten minder risicovol maken zodat particuliere financiering kan worden aangetrokken — bijzonder waardevol en moet het worden versterkt, onder meer om het risico op asymmetrisch herstel tegen te gaan en de onderlinge verschillen tussen de lidstaten te verkleinen . Het InvestEU-programma moet ondernemingen , en met name kmo’s, tijdens de herstelfase cruciale steun kunnen verlenen en er tegelijkertijd voor zorgen dat investeerders sterk gefocust blijven op de beleids- en wetgevingsprioriteiten van de Unie voor de middellange tot lange termijn, zoals de Europese Green Deal, het investeringsplan voor de Europese Green Deal, [de Europese klimaatwet], de strategie voor het vormgeven van de digitale toekomst van Europa , de nieuwe industriestrategie voor Europa, de streefdoelen van Horizon Europa, de renovatiegolf, de Europese pijler van sociale rechten en het sterk sociaal Europa voor rechtvaardige transities , met inachtneming van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” . Met het programma krijgen de Europese Investeringsbank Groep en nationale stimuleringsbanken en -instellingen, maar ook andere uitvoerende partners, aanzienlijk meer ruimte om risico’s te nemen ter ondersteuning van projecten die anders een gemiste kans zouden betekenen, hetgeen ten goede komt aan het economisch herstel. |
|
(25) |
De COVID-19-pandemie veroorzaakt een grote schok voor de mondiale economie en de economie van de Unie. De verwachting is dat het bbp in de EU veel sterker zal krimpen dan tijdens de financiële crisis in 2009, hetgeen ook onvermijdelijk ongunstige sociale effecten zal hebben. Door de uitbraak van de pandemie is duidelijk geworden dat strategische zwakke punten dringend en doeltreffend moeten worden aangepakt om te komen tot een betere noodrespons van de Unie en een grotere weerbaarheid en duurzaamheid van de hele economie. Alleen een veerkrachtige, duurzame, inclusieve en geïntegreerde Europese economie kan de integriteit van de interne markt en het gelijke speelveld veiligstellen, ook ten behoeve van de zwaarste getroffen lidstaten en regio’s . |
|
(26) |
Het InvestEU fonds moet in het kader van zes beleidsterreinen opereren, die de belangrijkste beleidsprioriteiten van de Unie weerspiegelen, namelijk: duurzame infrastructuur, onderzoek, innovatie en digitalisering, kleine en middelgrote ondernemingen, sociale investeringen en vaardigheden, Europese strategische investeringen , en solvabiliteitssteun . |
|
(27) |
Hoewel het beleidsterrein van de kleine en middelgrote ondernemingen zich in de eerste plaats moet richten op kmo’s, moeten kleine midcap-ondernemingen eveneens in aanmerking komen voor steun in dit kader. Midcap-ondernemingen moeten eveneens steun kunnen krijgen in het kader van de andere vijf beleidsterreinen. |
|
(28) |
Het beleidsterrein van de Europese strategische investeringen moet zich in eerste instantie toespitsen op ondersteuning van in een lidstaat gevestigde en in de Unie werkzame eindontvangers wier activiteiten van strategisch belang zijn voor de Unie , in overeenstemming met de in de nieuwe industriestrategie voor Europa uiteengezette prioriteiten, waarin een wereldwijd concurrerend groen en digitaal Europa wordt nagestreefd, aan de hand van een ontwikkelingsmodel op basis van industriële ecosystemen . Het beleidsterrein moet tevens het concurrentievermogen van de economie van de Unie bevorderen, met inbegrip van het nodige herstel van de productiecapaciteit van de lidstaten en de totstandbrenging van toekomstgerichte investeringen ter stimulering van ondernemerschap en nieuwe werkgelegenheid, en de veerkracht versterken door onder meer de afhankelijkheid van kwetsbare toeleveringsketens te verminderen. Projecten moeten een toegevoegde waarde voor de Unie opleveren en moeten grensoverschrijdend zijn dan wel daadwerkelijk toegevoegde waarde genereren in meer dan één lidstaat of regio door middel van overloopeffecten. Steun mag niet rechtstreeks in de nationale begrotingen terechtkomen of worden gebruikt ter vervanging van uitgaven uit de nationale begrotingen, zoals sociale uitkeringen. Tot de gebieden van strategisch belang behoren: (i) het verstrekken van kritieke gezondheidszorg, het vervaardigen van geneesmiddelen en het aanleggen van voorraden van geneesmiddelen, met inbegrip van vaccins, en tussenproducten daarvan, werkzame farmaceutische bestanddelen en grondstoffen, medische hulpmiddelen , ziekenhuisuitrusting en medische apparatuur, zoals beademingsapparaten, beschermende kleding en beschermingsmiddelen, diagnostische materialen en instrumenten, persoonlijke beschermingsmiddelen, ontsmettingsmiddelen en tussenproducten daarvan en grondstoffen die nodig zijn voor de productie ervan, het versterken van de veerkracht van gezondheidszorg- en gezondheidsstelsels ter voorbereiding van de responscapaciteit voor toekomstige crises, met inbegrip van de uitvoering van stresstests van nationale en regionale gezondheidszorgstelsels, en van het systeem voor civiele bescherming , op basis van de beginselen van ruime beschikbaarheid en betaalbaarheid van producten die van vitaal belang zijn tijdens gezondheidscrises; (ii) kritieke fysieke dan wel analoge of digitale infrastructuur , daaronder begrepen als kritiek aangemerkte infrastructuurelementen en mobiele activa in de sectoren energie, vervoer, inclusief openbaar vervoer en actieve mobiliteit, logistiek, milieu, water, gezondheid, veilige digitale communicatie en netwerken, 5G en ultrasnelle elektronische communicatienetwerken, het internet van de dingen, platforms voor onlinediensten, veilige edge- en cloudcomputing, dataverwerking of -opslag, betalings- en financiële infrastructuur, ruimtevaart, veiligheid en defensie, communicatie, media, audiovisuele diensten, cultuur en creativiteit, onderwijs en opleiding, verkiezingsinfrastructuur en gevoelige faciliteiten, overheidsdiensten, veiligheid, huisvesting, alsmede gronden en vastgoed die van vitaal belang zijn voor het gebruik van die kritieke infrastructuur; (iii) het leveren van de kennis, goederen , technologieën en diensten die noodzakelijk zijn voor de exploitatie en het onderhoud van dergelijke infrastructuur en mobiele activa ; (iv) essentiële ontsluitende, transformerende, groene en digitale technologieën en baanbrekende innovaties waar de investering van strategisch belang is voor de economie en de duurzame, innovatieve industriële toekomst van de Unie, met inbegrip van artificiële intelligentie, blockchain - en “distributed ledger”-technologie , software, robotica, halfgeleiders, microprocessoren, edge- en cloudtechnologieën, high-performance computing, cyberbeveiliging, kwantumtechnologie, fotonica, industriële biotechnologie, technologieën voor veilige, duurzame, slimme en geautomatiseerde mobiliteit en logistiek in alle vervoerswijzen, technologieën voor hernieuwbare en andere energie die bijdragen aan de verwezenlijking van klimaatneutraliteit tegen 2050 , technologieën voor de opslag van energie, waaronder duurzame accu’s, technologieën voor duurzaam vervoer, toepassingen voor schone waterstof en brandstofcellen, technologieën voor het koolstofvrij maken van de industrie , zoals de productie van koolstofvrij staal, en infrastructuur voor koolstofafvang en -opslag in industriële processen, bio-energie-installaties en -productievoorzieningen die kunnen bijdragen aan de energietransitie , technologieën en toeleveringsketens voor de circulaire economie, biogeneeskunde, nanotechnologieën, geneesmiddelen en geavanceerde , hernieuwbare en circulaire materialen , ruimtevaartsystemen en -technologieën, waaronder kritieke ruimtevaartcomponenten en op de ruimtevaart gebaseerde diensten en toepassingen, alsmede toerisme; (v) recycling- en productievoorzieningen voor de massaproductie van onderdelen en apparatuur voor informatie- en communicatietechnologie (ICT) in de Unie, daaronder begrepen energie, grondstoffen, tenzij hiervoor al wettelijke vereisten gelden, of voedselzekerheid, rekening houdende met hulpbronnenefficiëntie en circulariteit in strategische waardeketens en strategische ecosystemen ; vi) het leveren van kritieke input, en het aanleggen van voorraden daarvan, voor overheden, bedrijven of consumenten in de Unie; (vii) kritieke technologieën, input en toepassingen voor de beveiliging van de Unie en haar lidstaten, zoals de veiligheids-, defensie- en ruimtevaartsector en cyberbeveiliging , met inbegrip van de veiligheid van het 5G-netwerk, en producten voor tweeërlei gebruik in de zin van artikel 2, punt 1, van Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad; (vii bis) investeringen en technische bijstand voor ondernemingen, met name kmo’s, start-ups en familiebedrijven, om de veerkracht van hun waardeketens en bedrijfsmodellen te vergroten en ondernemersvaardigheden te bevorderen, alsmede de voorwaarden te ondersteunen voor het stimuleren van ondernemerschap, onder meer door het ontwikkelen van netwerken van clusters en digitale-innovatiehubs, en technologische en duurzame sectorale ontwikkeling; (vii ter) capaciteit voor kritieke vroegtijdige opsporing en gecoördineerde institutionele en economische respons om te reageren op het risico van een crisis, alsmede bevordering van oplossingen voor bedrijfscontinuïteit en continuïteit van de dienstverlening voor essentiële openbare en particuliere instellingen en sectoren; (vii quater) investeringen in nieuwe ruimtevaartactiviteiten, zowel upstream als downstream, teneinde de meest veelbelovende technologieën en toepassingen op de markt te kunnen brengen en zo het concurrentievermogen van de ruimtevaartsector van de Unie te waarborgen; (vii quinquies) strategische investeringen in projecten op het gebied van hernieuwbare energie en energie-efficiëntie, inclusief de renovatie van gebouwen, die een groot potentieel hebben om een aanzienlijke bijdrage te leveren aan de verwezenlijking van de doelstellingen als bedoeld in Richtlijn (EU) 2018/2001, Richtlijn (EU) 2018/2002 en Richtlijn (EU) 2018/844 en om bij te dragen tot de totstandbrenging van een klimaatneutrale en energie-efficiënte bouwsector als onderdeel van de Europese Green Deal, zoals uiteengezet in de [renovatiegolfstrategie], of acties in het kader van het financieringsmechanisme van de Unie voor hernieuwbare energie. De eindontvangers moeten hun statutaire zetel in een lidstaat hebben en moeten in de Unie actief zijn in die zin dat zij in de Unie substantiële activiteiten hebben in termen van personeel, productie, onderzoek en ontwikkeling of andere bedrijfswerkzaamheden. Eindontvangers mogen geen dochterondernemingen zonder echte economische activiteiten hebben in landen die op de lijst van de Unie van niet-coöperatieve rechtsgebieden staan. Projecten die bijdragen tot de diversificatie van strategische toeleveringsketens in de interne markt via verrichtingen op meerdere plaatsen in de Unie , moeten hiervan gebruik kunnen maken. |
|
(29) |
Het beleidsterrein van de Europese strategische investeringen moet ook gericht zijn op in de Unie gevestigde en werkzame aanbieders waarvan de activiteiten van strategisch belang zijn voor de Unie en die langetermijninvesteringen nodig hebben of onder het screeningmechanisme voor buitenlandse directe investeringen vallen. Daarnaast moeten met name belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang kunnen profiteren van het beleidsterrein voor Europese strategische investeringen. Het beleidsterrein moet bovendien de strategische samenwerking tussen industriële partners en bij onderzoek betrokken partijen ondersteunen, waardoor de synergieën tussen InvestEU en Horizon Europa worden versterkt. |
|
(29 bis) |
Het beleidsterrein solvabiliteitssteun is bedoeld om ondernemingen te helpen deze moeilijke periode door te komen zodat zij in staat zijn het herstel te dragen, de werkgelegenheidsniveaus te handhaven en de verwachte verstoringen in de interne markt op te vangen, aangezien niet alle ondernemingen dezelfde mate van toegang hebben tot marktfinanciering en sommige lidstaten wellicht niet over voldoende begrotingsmiddelen beschikken om adequate steun te verlenen aan ondernemingen in nood. De eventuele nationale maatregelen ter ondersteuning van de solvabiliteit van ondernemingen kunnen bijgevolg aanzienlijk verschillen van lidstaat tot lidstaat en tot een ongelijk speelveld leiden. Aangezien het risico bovendien groot is dat de COVID-19-crisis een lange nasleep zal hebben, kan een dergelijk gebrek aan capaciteit om levensvatbare bedrijven te helpen, leiden tot systeemverstoringen en tot het ontstaan van nieuwe of het versterken van bestaande ongelijkheden. Gezien de grote onderlinge verwevenheid van de economie in de Unie zou een economische neergang in een deel van de Unie negatieve overloopeffecten hebben op grensoverschrijdende leveringsketens en op de economie van de gehele Unie. Om dezelfde reden zou steun in een deel van de Unie omgekeerd ook positieve overloopeffecten hebben op grensoverschrijdende leveringsketens en op de economie van de gehele Unie. |
|
(29 ter) |
Om misbruik te voorkomen en het effect op de reële economie en op de werkgelegenheid zo groot mogelijk te maken, moeten ondernemingen die 30 miljoen EUR of meer ontvangen via het beleidssterrein solvabiliteitssteun, onderworpen zijn aan tijdelijke uitbetalingsbeperkingen, zoals beperkingen inzake dividenduitkeringen, vergoedingen voor managers en de terugkoop van aandelen tijdens de looptijd van de garantie. |
|
(30) |
Zoals voorgesteld in de Europese Green Deal en het investeringsplan voor de Europese Green Deal, moet er een mechanisme voor een rechtvaardige transitie worden opgezet om het hoofd te bieden aan de sociale, economische en ecologische uitdagingen om de nieuwe klimaatdoelstelling van de Unie voor 2030 te verwezenlijken en tegen 2050 klimaatneutraliteit te bereiken. Dit mechanisme, dat uit drie pijlers bestaat — een Fonds voor een rechtvaardige transitie (pijler 1), een specifieke regeling voor een rechtvaardige transitie in het kader van InvestEU (pijler 2) en een leenfaciliteit voor de overheidssector (pijler 3) — moet zich concentreren op de regio’s die de meeste gevolgen ondervinden van de groene transitie en minder capaciteit hebben om de noodzakelijke investeringen te financieren. InvestEU moet , als zodanig, ook financieringssteun bieden om investeringen te genereren ten behoeve van rechtvaardigetransitieregio’s , en de betreffende regio’s de mogelijkheid verschaffen om via de InvestEU-advieshub specifieke technische bijstand te verkrijgen . |
|
(30 bis) |
Ter uitvoering van de tweede pijler van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie moet op alle beleidsterreinen horizontaal een specifieke regeling voor een rechtvaardige transitie in het kader van InvestEU worden ingevoerd. Deze regeling moet financiering bieden voor aanvullende investeringsbehoeften ter ondersteuning van de regio’s die in kaart zijn gebracht in de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie, zoals opgesteld door de lidstaten en goedgekeurd door de Commissie, overeenkomstig Verordening [JTF-verordening]. |
|
(31) |
Elk beleidsterrein moet uit twee compartimenten bestaan, namelijk een EU-compartiment en een lidstaatcompartiment. Het EU-compartiment moet tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties in de hele Unie of in een specifieke lidstaat op evenredige wijze aanpakken. Ondersteunde acties moeten een duidelijke toegevoegde waarde voor de Unie hebben. Het lidstaatcompartiment moet de lidstaten alsook de regionale autoriteiten via hun lidstaat de mogelijkheid bieden een deel van hun middelen uit de fondsen onder gedeeld beheer of bijdragen op grond van plannen voor herstel en veerkracht in het kader van de faciliteit voor herstel en veerkracht af te dragen aan de voorziening van de EU-garantie en de EU-garantie te gebruiken voor financierings- of investeringsverrichtingen zodat specifiek marktfalen of suboptimale investeringssituaties op hun eigen grondgebied kunnen worden aangepakt, ook in kwetsbare en afgelegen gebieden zoals de ultraperifere gebieden van de Unie, zoals in de bijdrageovereenkomst moet worden vastgesteld, teneinde de doelstellingen van de fondsen onder gedeeld beheer of van nationale plannen voor herstel en veerkracht te verwezenlijken. Bovendien kunnen in plannen voor herstel en veerkracht in het kader van de faciliteit voor herstel en veerkracht eventuele bijdragen aan het lidstaatcompartiment zijn opgenomen . Hierdoor zou onder meer solvabiliteitssteun kunnen worden geboden aan ondernemingen die gevestigd zijn in de lidstaten in kwestie. Acties die uit hoofde van het InvestEU fonds worden gesteund via EU- of lidstaatcompartimenten, mogen private financiering niet overlappen of verdringen en mogen de concurrentie op de interne markt niet verstoren. |
|
(32) |
Het lidstaatcompartiment moet specifiek zijn geconcipieerd om het gebruik van middelen onder gedeeld beheer dan wel bijdragen op grond van plannen voor herstel en veerkracht in het kader van de faciliteit voor herstel en veerkracht mogelijk te maken voor de voorziening van een door de Unie verleende garantie. De meerwaarde van de EU-garantie zou toenemen met de mogelijkheid om steun aan een bredere groep ontvangers van financiering en projecten te bieden en te zorgen voor een diversificatie van de manieren om de doelstellingen van de fondsen in gedeeld beheer of van nationale plannen voor herstel en veerkracht te verwezenlijken, terwijl tegelijkertijd een consistent risicobeheer van de voorwaardelijke verplichtingen wordt gewaarborgd door de uitvoering van de EU-garantie in indirect beheer. De Unie moet de financierings- en investeringsverrichtingen garanderen waarin de garantieovereenkomsten tussen de Commissie en de uitvoerende partners in het kader van het lidstaatcompartiment voorzien. De fondsen onder gedeeld beheer of de bijdragen op grond van plannen voor herstel en veerkracht in het kader van de faciliteit voor herstel en veerkracht moeten voor de voorziening van de garantie zorgen, volgens een voorzieningspercentage dat op basis van de aard van de verrichtingen en de daaruit voortvloeiende verwachte verliezen door de Commissie wordt bepaald en in de bijdrageovereenkomst met de lidstaat wordt vastgesteld. De lidstaat zal de verliezen boven de verwachte verliezen dragen door een back-to-backgarantie aan de Unie te verlenen. Deze regelingen moeten worden gesloten in de vorm van één enkele bijdrageovereenkomst met elke lidstaat die vrijwillig voor deze optie kiest. De bijdrageovereenkomst moet een of meer specifieke garantieovereenkomsten omvatten die in de betrokken lidstaat moeten worden uitgevoerd, alsook eventuele regionaal afgeschermde regelingen, op basis van de regels van het InvestEU-fonds. De vaststelling van het voorzieningspercentage per geval vereist een afwijking van artikel 211, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (11) (het Financieel Reglement). Bij deze opzet is ook voorzien in één regeling voor door centraal beheerde fondsen of bijdragen op grond van plannen voor herstel en veerkracht in het kader van de faciliteit voor herstel en veerkracht ondersteunde begrotingsgaranties, waardoor het combineren ervan zou worden vergemakkelijkt. |
|
(33) |
Er moet een partnerschap tussen de Commissie en de EIB-groep tot stand worden gebracht waarin de sterke punten van elke partner worden aangewend om te zorgen voor maximale beleidseffecten, een efficiënte uitvoering en een passend toezicht op het begrotings- en risicobeheer. Dit partnerschap moet een doeltreffende en inclusieve rechtstreekse toegang tot de EU-garantie bevorderen. |
|
(34) |
Om steun naar de Europese economie te kunnen kanaliseren via het Europees Investeringsfonds (EIF), moet de Commissie de mogelijkheid hebben deel te nemen aan een of meer eventuele kapitaalverhogingen van het EIF zodat het Fonds de Europese economie en het herstel daarvan kan blijven ondersteunen. De Unie zou haar totale aandeel in het EIF-kapitaal moeten kunnen behouden, afdoende rekening houdende met de financiële implicaties. In het meerjarig financieel kader voor 2021–2027 moeten voor dat doel toereikende financiële middelen worden uitgetrokken. |
|
(35) |
De Commissie moet, samen met de EIB-groep, de standpunten van andere potentiële uitvoerende partners verzamelen in verband met investeringsrichtsnoeren, het klimaatvolgsysteem, de richtsnoeren inzake duurzaamheidstoetsing en de gemeenschappelijke methoden, naargelang van het geval, teneinde inclusiviteit en operationaliteit te waarborgen totdat de bestuursorganen worden opgericht, waarna de medewerking van de uitvoerende partners moet worden geregeld in het kader van de adviesraad en het bestuur van het InvestEU-programma. |
|
(36) |
Het InvestEU-fonds moet openstaan voor bijdragen van derde landen die lid zijn van de Europese Vrijhandelsassociatie, toetredende landen, kandidaten en potentiële kandidaten, landen die onder het Europees nabuurschapsbeleid vallen en andere landen, overeenkomstig de voorwaarden die tussen de Unie en die landen zijn vastgesteld. Dit moet in voorkomend geval verdere samenwerking met de betrokken landen mogelijk maken, met name op het gebied van onderzoek en innovatie en kleine en middelgrote ondernemingen. |
|
(37) |
Deze verordening stelt de financiële middelen vast voor de andere maatregelen van het InvestEU-programma dan de voorziening van de EU-garantie, die voor het Europees Parlement en de Raad in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van [verwijzing die in voorkomend geval moet worden bijgewerkt overeenkomstig het nieuw interinstitutioneel akkoord: punt 16 van het voorstel voor een Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer, zoals aangenomen door de genoemde instellingen (12)]. |
|
(38) |
De EU-garantie van 91 773 320 000 EUR (lopende prijzen) op het niveau van de Unie zal naar verwachting meer dan 1 200 000 000 000 EUR aan extra investeringen in de hele Unie mobiliseren en moet indicatief over de beleidsterreinen worden verdeeld. Het beleidsterrein van de Europese strategische investeringen moet echter een specifiek gedeelte van de EU-garantie krijgen. |
|
(39) |
Op 18 april 2019 heeft de Commissie verklaard dat “[o]nverminderd de bevoegdheden van de Raad met betrekking tot de tenuitvoerlegging van het stabiliteits- en groeipact eenmalige bijdragen van de lidstaten, ofwel van een lidstaat ofwel van nationale stimuleringsbanken die zijn ingedeeld bij de sector algemene overheid of die namens een lidstaat optreden, aan thematische of meerlandeninvesteringsplatformen, in principe moeten worden beschouwd als eenmalige maatregelen in de zin van artikel 5, lid 1, en artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad (13) en artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad (14). Daarnaast zal de Commissie, onverminderd de bevoegdheden van de Raad met betrekking tot de tenuitvoerlegging van het stabiliteits- en groeipact, nagaan in welke mate voor het InvestEU-programma, als opvolger van het EFSI, kan worden voorzien in dezelfde behandeling als voor het EFSI in de context van de mededeling van de Commissie over flexibiliteit, als het gaat om eenmalige bijdragen van de lidstaten in contanten om een extra bedrag van de EU-garantie te financieren ten behoeve van het lidstaatcompartiment.” |
|
(40) |
De EU-garantie die het InvestEU-fonds ondersteunt, moet indirect worden geïmplementeerd door de Commissie, die voor het benaderen van financiële intermediairs, indien van toepassing, en eindontvangers steunt op uitvoerende partners. De selectie van de uitvoerende partners moet transparant verlopen en vrij zijn van belangenconflicten. De Commissie dient met elke uitvoerende partner een garantieovereenkomst voor de toewijzing van garantiecapaciteit uit het InvestEU-fonds te sluiten voor de ondersteuning van de financierings- en investeringsverrichtingen die aan de subsidiabiliteitscriteria van het InvestEU-fonds voldoen en bijdragen tot zijn doelstellingen. Het beheer van het aan de EU-garantie verbonden risico mag rechtstreekse toegang tot de EU-garantie door de uitvoerende partners niet belemmeren. Zodra de EU-garantie in het kader van het EU-compartiment aan de uitvoerende partners is verleend, moeten zij de volledige verantwoordelijkheid dragen voor het gehele investeringsproces en het zorgvuldigheidsonderzoek met betrekking tot de financierings- of investeringsverrichtingen. Het InvestEU-fonds moet projecten ondersteunen die doorgaans een hoger risicoprofiel hebben dan de projecten die door de normale verrichtingen van de uitvoerende partners worden ondersteund en die in de periode waarin de EU-garantie kon worden benut, zonder InvestEU-steun niet of niet in dezelfde mate door andere overheids- of particuliere bronnen hadden kunnen worden uitgevoerd. Voor het additionaliteitscriterium met betrekking tot de financierings- en investeringsverrichtingen in het beleidsterrein van de Europese strategische investeringen kunnen vanwege de doelstelling daarvan echter specifieke voorwaarden gelden. |
|
(41) |
Het InvestEU-fonds moet een bestuursstructuur krijgen waarvan de functie in verhouding moet staan tot het enige doel ervan, namelijk toezien op een passend gebruik van de EU-garantie, met inachtneming van de politieke onafhankelijkheid van investeringsbesluiten. Die bestuursstructuur dient te bestaan uit een adviesraad, een bestuur en een volledig onafhankelijk investeringscomité. Bij de algemene samenstelling van de bestuursstructuur moet naar genderevenwicht worden gestreefd. De bestuursstructuur mag de besluitvorming van de EIB-groep of andere uitvoerende partners niet aantasten of verstoren, en mag evenmin in de plaats komen van de respectieve bestuursorganen. |
|
(42) |
Er dient een adviesraad te worden ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van de uitvoerende partners, vertegenwoordigers van de lidstaten, één deskundige benoemd door het Europees Economisch en Sociaal Comité, en één deskundige benoemd door het Comité van de Regio’s, om informatie uit te wisselen en van gedachten te wisselen over de benutting van de financiële producten die in het kader van het InvestEU-fonds worden ingezet, en om veranderende behoeften en nieuwe producten, met inbegrip van specifieke territoriale marktkloven, te bespreken. |
|
(43) |
Om de adviesraad vanaf de start te kunnen samenstellen, dient de Commissie de vertegenwoordigers van de potentiële uitvoerende partners voor een tijdelijke periode van één jaar te benoemen, waarna uitvoerende partners met ondertekende garantieovereenkomsten deze taak op zich zouden nemen. |
|
(44) |
Een bestuur bestaande uit vertegenwoordigers van de Commissie, vertegenwoordigers van uitvoerende partners en één deskundige zonder stemrecht benoemd door het Europees Parlement, moet de strategische en operationele richtsnoeren voor het InvestEU-fonds vaststellen. |
|
(45) |
De Commissie moet beoordelen in welke mate de door de uitvoerende partners ingediende investerings- en financieringsverrichtingen verenigbaar zijn met het volledige recht en beleid van de Unie. De besluiten over financierings- en investeringsverrichtingen moeten uiteindelijk door een uitvoerende partner worden genomen. |
|
(46) |
Een investeringscomité, bestaande uit onafhankelijke deskundigen, dient tot een besluit te komen over de verlening van steun uit hoofde van de EU-garantie voor financierings- en investeringsverrichtingen die aan de subsidiabiliteitscriteria voldoen, en dient externe deskundigheid te leveren bij de beoordeling van investeringsprojecten. Het investeringscomité dient verschillende formaties te hebben om de verschillende beleidsterreinen en sectoren zo goed mogelijk te bestrijken. |
|
(47) |
Het investeringscomité moet vanaf de samenstelling ervan verantwoordelijkheid dragen voor het verlenen van het voordeel van de EU-garantie voor financierings- en investeringsverrichtingen uit hoofde van Verordening (EU) 2015/1017, om te voorkomen dat soortgelijke parallelle structuren de voorstellen voor het gebruik van de EU-garantie beoordelen. |
|
(48) |
Het investeringscomité moet worden bijgestaan door een onafhankelijk secretariaat dat door de Commissie wordt beheerd en verantwoording aflegt aan de voorzitter van het investeringscomité. |
|
(49) |
Bij de selectie van de uitvoerende partners voor de inzet van het InvestEU-fonds moet de Commissie rekening houden met de capaciteit van de tegenpartij om de doelstellingen van het InvestEU-fonds te verwezenlijken en eigen middelen bij te dragen, teneinde een adequate geografische dekking en diversificatie te waarborgen, particuliere investeerders aan te trekken en te zorgen voor voldoende risicodiversificatie en oplossingen om tekortkomingen van de markt en suboptimale investeringssituaties aan te pakken. Gezien de rol van de EIB krachtens de Verdragen, haar capaciteit om in alle lidstaten actief te zijn en de ervaring die zij heeft opgedaan in het kader van de huidige financiële instrumenten en het EFSI, dient de EIB-groep een bevoorrechte uitvoeringspartner te blijven in het kader van het EU-compartiment van het InvestEU-fonds. Naast de EIB-groep moeten nationale stimuleringsbanken of -instellingen in staat zijn een aanvullend financieel productassortiment aan te bieden, aangezien hun ervaring en capaciteiten op nationaal en regionaal niveau gunstig kunnen zijn om een maximale impact van openbare middelen op het gehele grondgebied van de Unie te bereiken en om een billijk geografisch evenwicht tussen de projecten te waarborgen. Het InvestEU-programma moet zodanig worden uitgevoerd dat het een gelijk speelveld voor kleinere en jongere stimuleringsbanken en -instellingen bevordert. Voorts moeten andere internationale financiële instellingen uitvoerende partner kunnen worden, met name wanneer zij qua specifieke deskundigheid en ervaring in bepaalde lidstaten een concurrentievoordeel bieden en wanneer een meerderheid van de aandeelhouders ervan afkomstig is uit de Unie. Ook andere entiteiten die aan de criteria van het Financieel Reglement voldoen, moeten uitvoerende partner kunnen worden. |
|
(50) |
Ter bevordering van een betere geografische diversificatie kunnen investeringsplatformen worden opgericht om de inspanningen en de deskundigheid van uitvoerende partners te combineren met die van andere nationale stimuleringsbanken of -instellingen met minder ervaring in het gebruik van financieringsinstrumenten. Dergelijke structuren moeten worden aangemoedigd, onder andere met beschikbare steun uit de InvestEU-advieshub. Om het gebruik van investeringsplatformen in de betrokken sectoren te bevorderen verdient het aanbeveling mede-investeerders, overheidsinstanties, deskundigen, onderwijs-, opleidings- en onderzoeksinstellingen, de betrokken sociale partners en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, en andere relevante actoren op Unie-, nationaal en regionaal niveau samen te brengen. |
|
(51) |
De EU-garantie in het kader van het lidstaatcompartiment moet worden toegewezen aan elke uitvoerende partner die overeenkomstig artikel 62, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement subsidiabel is, met inbegrip van nationale of regionale stimuleringsbanken of -instellingen, de EIB, het Europees Investeringsfonds en andere internationale financiële instellingen. Bij de selectie van de uitvoerende partners in het kader van het lidstaatcompartiment moet de Commissie rekening houden met de voorstellen van elke lidstaat, zoals vermeld in de bijdrageovereenkomst. Overeenkomstig artikel 154 van het Financieel Reglement moet de Commissie de regels en procedures van de uitvoerende partner beoordelen om zich ervan te vergewissen dat deze een niveau van bescherming van de financiële belangen van de Unie biedt dat gelijkwaardig is aan het door de Commissie geboden niveau. |
|
(52) |
Financierings- en investeringsverrichtingen moeten uiteindelijk in eigen naam door een uitvoerende partner worden vastgesteld, overeenkomstig zijn interne regels, beleid en procedures worden uitgevoerd en in zijn eigen financiële staten administratief worden verwerkt of, indien van toepassing, in de opmerkingen bij de financiële staten worden bekendgemaakt. De Commissie dient dan ook uitsluitend verantwoording af te leggen over uit de EU-garantie voortvloeiende financiële verplichtingen en dient het maximumbedrag van de garantie bekend te maken, met inbegrip van alle relevante informatie betreffende de verstrekte garantie. |
|
(53) |
Indien van toepassing, dient het InvestEU-fonds een soepele, naadloze en efficiënte combinatie van subsidies of financieringsinstrumenten, of beide, mogelijk te maken die uit de begroting van de Unie of uit andere fondsen, zoals het EU-innovatiefonds voor de handel in emissierechten (ETS), worden gefinancierd, waarbij de EU-garantie wordt verleend in situaties waarin dit noodzakelijk is voor een optimale ondersteuning van investeringen om specifieke tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties aan te pakken. |
|
(54) |
Projecten die door uitvoerende partners worden ingediend voor steun in het kader van het InvestEU-programma, met inbegrip van het combineren van steun in het kader van het InvestEU-fonds met steun uit andere programma’s van de Unie, moeten in hun geheel ook in overeenstemming zijn met de doelstellingen en subsidiabiliteitscriteria van de andere desbetreffende programma’s van de Unie. Over het gebruik van de EU-garantie moet worden beslist in het kader van het InvestEU-programma. |
|
(55) |
De InvestEU-advieshub moet de ontwikkeling van een robuuste pijplijn van investeringsprojecten op elk beleidsterrein ondersteunen door middel van adviesinitiatieven die door de EIB-groep of andere adviespartners, of rechtstreeks door de Commissie worden uitgevoerd. De InvestEU-advieshub moet geografische diversificatie bevorderen om tot de doelstellingen van de Unie inzake economische, sociale en territoriale cohesie bij te dragen en regionale verschillen te verminderen. De InvestEU-advieshub moet bijzondere aandacht besteden aan het samenvoegen van kleine projecten in grotere portefeuilles. De Commissie, de EIB-groep en de andere adviespartners moeten nauw samenwerken om te zorgen voor doeltreffendheid, synergie en een daadwerkelijke geografische dekking van de steun in de gehele Unie, rekening houdend met de deskundigheid en lokale capaciteit van lokale uitvoerende partners en van de Europese investeringsadvieshub opgericht in het kader van Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad (15). Daarnaast moet in het kader van de InvestEU-advieshub worden voorzien in een centraal contactpunt voor bijstand voor projectontwikkeling die in het kader van de InvestEU-advieshub wordt geboden aan autoriteiten en projectontwikkelaars. |
|
(56) |
De InvestEU-advieshub moet door de Commissie worden opgericht met de EIB-groep als voornaamste partner en moet voortbouwen op de ervaring die is opgedaan via de Europese investeringsadvieshub. De Commissie is verantwoordelijk voor de aansturing van het beleid van de InvestEU-advieshub en voor het beheer van het centraal contactpunt. De EIB-groep dient adviesinitiatieven te verstrekken in het kader van de beleidsterreinen. Daarnaast dient de EIB-groep operationele diensten aan de Commissie te verlenen, onder meer door input te geven in verband met de strategische en beleidsrichtsnoeren met betrekking tot adviezen, bestaande en komende adviesinitiatieven in kaart te brengen, de adviesbehoeften te beoordelen en de Commissie te adviseren over de beste methoden om te voldoen aan deze behoeften via bestaande of nieuwe adviesinitiatieven. |
|
(57) |
Om te zorgen voor een brede geografische spreiding van de adviesdiensten in de hele Unie en met succes gebruik te maken van de lokale kennis over het InvestEU-fonds moet, rekening houdend met de bestaande steunregelingen en de aanwezigheid van lokale partners, indien nodig worden gezorgd voor een lokale aanwezigheid van de InvestEU-advieshub, zodat in de praktijk tastbare en proactieve maatwerkhulp kan worden geboden. Om op lokaal niveau gemakkelijker ondersteunend advies te kunnen verlenen en te zorgen voor doeltreffendheid, synergie en een daadwerkelijke geografische dekking van de steun in de gehele Unie, moet de InvestEU-advieshub samenwerken met nationale stimuleringsbanken of -instellingen en hun expertise benutten en toepassen. |
|
(58) |
De InvestEU-advieshub moet ondersteunend advies verlenen aan kleine projecten en projecten voor start-ups, in het bijzonder wanneer deze ernaar streven hun investeringen in onderzoek en innovatie te beschermen door de aanvraag van intellectuele-eigendomsrechten zoals octrooien, rekening houdend met het bestaan van andere diensten die dit soort activiteiten kunnen verrichten, en in synergie hiermee. |
|
(59) |
In het kader van het InvestEU-fonds moet worden voorzien in steun voor projectontwikkeling en capaciteitsopbouw om de organisatorische capaciteiten en activiteiten inzake marktontwikkeling te ontplooien die nodig zijn om kwalitatief hoogwaardige projecten tot stand te brengen. Deze steun moet ook gericht zijn op de financiële intermediairs die essentieel zijn om kmo’s en andere actoren vlottere toegang tot financiering te verschaffen en hen te helpen hun volledige potentieel te realiseren , en moet technische bijstand omvatten . Verder heeft adviesondersteuning tot doel de voorwaarden te scheppen om te komen tot een uitbreiding van het potentiële aantal subsidiabele ontvangers in zich ontwikkelende marktsegmenten, met name wanneer de geringe omvang van individuele projecten de transactiekosten op projectniveau aanzienlijk verhoogt, zoals voor het ecosysteem van de sociale financiering of voor de culturele en creatieve sector. De steun voor capaciteitsopbouw moet complementair en additioneel zijn ten opzichte van acties in het kader van andere programma’s van de Unie die specifieke beleidsterrein bestrijken. Ook moeten inspanningen worden geleverd om de capaciteitsopbouw van potentiële projectontwikkelaars, met name lokale organisaties en autoriteiten, te ondersteunen. |
|
(60) |
Het InvestEU-portaal moet worden opgezet om te voorzien in een gemakkelijk toegankelijke en gebruikersvriendelijke projectdatabank ter bevordering van de zichtbaarheid van investeringsprojecten die financiering vragen, met een sterkere focus op het verstrekken aan de uitvoerende partners van een mogelijke pijplijn van investeringsprojecten die verenigbaar zijn met het recht en het beleid van de Unie. |
|
(61) |
Overeenkomstig Verordening [herstelinstrument van de Europese Unie] en binnen de grenzen van de daarin toegewezen middelen moeten maatregelen voor herstel en weerbaarheid in het kader van InvestEU worden uitgevoerd om de ongekende gevolgen van de COVID-19-crisis aan te pakken en de economie van de Unie op de lange termijn te versterken . Deze extra middelen moeten zodanig worden gebruikt dat de in Verordening [herstelinstrument van de Europese Unie] gestelde termijnen in acht worden genomen. Door tegen 31 december 2023 de desbetreffende garantieovereenkomsten te sluiten met de uitvoerende partners zou aan dat vereiste worden voldaan. |
|
(62) |
Ingevolge de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord voor beter wetgeven van 13 april 2016 (16) moet het InvestEU-programma worden geëvalueerd op basis van informatie die aan de hand van specifieke monitoringvereisten is verzameld, waarbij overregulering en administratieve lasten, met name voor de lidstaten, moeten worden vermeden. Deze vereisten kunnen in voorkomend geval meetbare indicatoren omvatten als basis voor de evaluatie van de effecten van het InvestEU-programma in de praktijk. |
|
(63) |
Er moet een solide raamwerk voor monitoring op basis van output-, resultaat- en impactindicatoren worden geïmplementeerd om de vorderingen bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie te volgen. Om te zorgen voor verantwoording ten aanzien van de burgers van de Unie, moet de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad jaarlijks verslag uitbrengen over de voortgang, de effecten en de verrichtingen van het InvestEU-programma. |
|
(64) |
De horizontale financiële regels die het Europees Parlement en de Raad op grond van artikel 322 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) vaststellen, zijn van toepassing op deze verordening. Deze regels zijn vastgelegd in het Financieel Reglement en bepalen met name de procedure voor de vaststelling en uitvoering van de begroting door middel van subsidies, aanbestedingen, prijzen en indirecte uitvoering, en voorzien in controle van de verantwoordelijkheid van de financiële actoren. De op grond van artikel 322 VWEU vastgestelde regels hebben ook betrekking op de bescherming van de begroting van de Unie in geval van algemene tekortkomingen ten aanzien van de rechtsstaat in de lidstaten, aangezien de eerbiediging van de rechtsstaat een essentiële basisvoorwaarde is voor een goed financieel beheer en doeltreffende EU-financiering. |
|
(65) |
Het Financieel Reglement is van toepassing op het InvestEU-programma. Het stelt regels vast voor de uitvoering van de begroting van de Unie, met inbegrip van de regels inzake begrotingsgaranties. |
|
(66) |
Overeenkomstig het Financieel Reglement, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (17), Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad (18), Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad (19) en Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad (20) moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door evenredige maatregelen, waaronder voorkoming, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden en fraude, terugvordering van verloren gegane, onverschuldigd betaalde of onjuist bestede financiële middelen alsmede, in voorkomend geval, oplegging van administratieve sancties. In het bijzonder kan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 administratieve onderzoeken, waaronder controles en verificaties ter plaatse uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 kan het Europees Openbaar Ministerie (EOM) overgaan tot onderzoek en vervolging van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in de zin van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad (21). Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig het Financieel Reglement ten volle meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, het EOM ten aanzien van de lidstaten die deelnemen aan de nauwere samenwerking overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939, en de Europese Rekenkamer, en ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van middelen van de Unie, gelijkwaardige rechten verlenen. |
|
(67) |
Derde landen die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER), mogen deelnemen aan Unieprogramma’s in het krachtens de EER-overeenkomst vastgestelde samenwerkingskader, dat voorziet in de uitvoering van de programma’s door een besluit in het kader van die overeenkomst. Derde landen kunnen ook op basis van andere rechtsinstrumenten deelnemen. In deze verordening moet een specifieke bepaling worden opgenomen om de nodige rechten en toegang te verlenen aan de bevoegde ordonnateur, OLAF en de Europese Rekenkamer zodat zij hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen. |
|
(68) |
Krachtens artikel 83 van het [voorstel voor een besluit van de Raad inzake de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie, met inbegrip van de betrekkingen tussen de Europese Unie enerzijds en Groenland en het Koninkrijk Denemarken anderzijds (“LGO-besluit”) (22) zijn in landen en gebieden overzee gevestigde personen en entiteiten subsidiabel overeenkomstig de voorschriften en doelstellingen van het InvestEU-programma en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee het betrokken land of gebied overzee banden heeft. |
|
(69) |
Teneinde de niet-essentiële onderdelen van deze verordening aan te vullen met investeringsrichtsnoeren en een scorebord van indicatoren om een snelle en flexibele aanpassing van de prestatie-indicatoren te vergemakkelijken en om het voorzieningspercentage aan te passen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van de vaststelling van de indicatoren die het bestuur moet hanteren om vast te stellen welke lidstaten en sectoren economisch het zwaarst door de COVID-19-pandemie zijn getroffen en in welke lidstaten de mogelijkheid van solvabiliteitssteun van de staat beperkter is, evenals de methode om deze indicatoren toe te passen, alsook de opstelling van de investeringsrichtsnoeren voor de financierings- en investeringsverrichtingen in het kader van verschillende beleidsterreinen, het scorebord, de wijziging van bijlage III bij deze verordening om de indicatoren te herzien of aan te vullen, en de aanpassing van het voorzieningspercentage. In overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel moeten dergelijke investeringsrichtsnoeren passende bepalingen omvatten om onnodige administratieve lasten te voorkomen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen. |
|
(69 bis) |
Het is zaak dat InvestEU zo snel mogelijk na de inwerkingtreding ervan ten uitvoer worden gelegd. Derhalve zouden de uitvoerende partners al vóór het investeringscomité operationeel is of de desbetreffende garantieovereenkomst is gesloten, financierings- en investeringsverrichtingen moeten kunnen indienen bij de Commissie. In dergelijke gevallen moet de Commissie verantwoordelijk zijn voor de goedkeuring van de verrichtingen. Indien van toepassing en onderworpen aan een voorafgaande evaluatie, moeten financiële instrumenten die zijn ingesteld in het kader van de in bijlage IV bij deze verordening bedoelde programma’s en de EU-begrotingsgarantie die is ingesteld bij Verordening (EU) 2015/1017, kunnen worden samengevoegd met financiële instrumenten uit hoofde van deze verordening. |
|
(70) |
Het InvestEU-programma moet tekortkomingen van de markt en suboptimale investeringssituaties in de hele Unie en/of in specifieke lidstaten aanpakken en voorzien in Uniebrede markttests van innovatieve financiële producten, en systemen om deze te verspreiden, voor nieuwe of complexe tekortkomingen van de markt. Bijgevolg is optreden op het niveau van de Unie gerechtvaardigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Onderwerp
1. Bij deze verordening wordt het InvestEU-fonds ingesteld, dat voorziet in een EU-garantie ter ondersteuning van door de uitvoerende partners uitgevoerde financierings- en investeringsverrichtingen waarmee aan de doelstellingen van het interne beleid van de Unie wordt bijgedragen.
2. Bij deze verordening wordt ook een adviesmechanisme ingesteld om ondersteuning te bieden voor de ontwikkeling van voor investering in aanmerking komende projecten en de toegang tot financiering en om bijstand te verlenen voor daarmee samenhangende capaciteitsopbouw (de “InvestEU-advieshub”). Voorts wordt een databank opgezet om zichtbaarheid te verlenen aan projecten waarvoor projectontwikkelaars financiering zoeken, en om investeerders informatie te verstrekken over investeringskansen (het “InvestEU-portaal”).
3. In deze verordening worden de doelstellingen van het InvestEU-programma, de begroting daarvan en het bedrag voor de EU-garantie voor de periode 2021-2027, de vormen van financiering door de Unie alsmede de regels voor de verstrekking van die financiering vastgesteld.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
|
(1) |
“InvestEU-programma”: het InvestEU-fonds, de InvestEU-advieshub, het InvestEU-portaal en de blendingverrichtingen gezamenlijk; |
|
(2) |
“EU-garantie”: een door de begroting van de Unie verstrekte algemene, onherroepelijke, onvoorwaardelijke en afroepbare begrotingsgarantie op grond waarvan de begrotingsgaranties overeenkomstig artikel 219, lid 1, van het Financieel Reglement van kracht worden door de inwerkingtreding van individuele garantieovereenkomsten met uitvoerende partners; |
|
(3) |
“beleidsterrein”: een aangewezen gebied voor ondersteuning door de EU-garantie als bepaald in artikel 7, lid 1; |
|
(4) |
“compartiment”: een deel van de EU-garantie gedefinieerd op basis van de oorsprong van de middelen waardoor het wordt gedekt; |
|
(5) |
“blendingverrichting”: een door de begroting van de Unie ondersteunde verrichting, waarbij niet-terugbetaalbare vormen van steun, terugbetaalbare vormen van steun, of beide, uit de begroting van de Unie worden gecombineerd met terugbetaalbare vormen van steun van instellingen voor ontwikkelingsfinanciering of andere openbare financiële instellingen, of van commerciële financiële instellingen en investeerders. Voor de toepassing van deze definitie mogen programma's van de Unie die worden gefinancierd uit andere bronnen dan de begroting van de Unie, zoals het innovatiefonds van de EU-regeling voor de handel in emissierechten (ETS), worden gelijkgesteld met uit de begroting van de Unie gefinancierde programma's van de Unie; |
|
(6) |
“EIB”: de Europese Investeringsbank; |
|
(7) |
“EIB-groep”: de EIB, haar filialen en andere lichamen die zijn opgericht overeenkomstig artikel 28, lid 1, van Protocol nr. 5 betreffende de statuten van de Europese Investeringsbank, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het VWEU (de statuten van de EIB); |
|
(8) |
“financiële bijdrage”: een bijdrage van een uitvoerende partner in de vorm van eigen risicodragende capaciteit die op gelijke voet met de EU-garantie wordt verstrekt, of in een andere vorm die een efficiënte uitvoering van het InvestEU-programma mogelijk maakt en een passende afstemming van belangen waarborgt; |
|
(9) |
“bijdrageovereenkomst”: een rechtsinstrument waarin de Commissie en een of meer lidstaten de voorwaarden voor de onder het lidstaatcompartiment vallende EU-garantie specificeren, als bepaald in artikel 9; |
|
(10) |
“financieel product”: een financieel mechanisme of een financiële regeling op grond waarvan de uitvoerende partner directe financiering of financiering via intermediairs aan eindontvangers verstrekt gebruikmakend van een van de in artikel 15 bedoelde soorten financiering; |
|
(11) |
“financierings- en/of investeringsverrichtingen”: verrichtingen waarbij financiering aan eindontvangers op directe of indirecte wijze door middel van financiële producten wordt verstrekt, die door een uitvoerende partner in eigen naam worden uitgevoerd, die door de uitvoerende partner in overeenstemming met zijn interne regels, beleid en procedures worden verstrekt en in de financiële staten van de uitvoerende partner worden verwerkt of, in voorkomend geval, in de opmerkingen bij die financiële staten worden vermeld; |
|
(12) |
“fondsen in gedeeld beheer”: fondsen die voorzien in de mogelijkheid om een deel van die fondsen toe te wijzen aan de voorziening voor een onder het lidstaatcompartiment van het InvestEU-fonds vallende begrotingsgarantie, namelijk het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+), het Cohesiefonds, het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV), het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en het [Fonds voor een rechtvaardige transitie (JTF)] (23); |
|
(13) |
“garantieovereenkomst”: een rechtsinstrument waarin de Commissie en een uitvoerende partner de voorwaarden bepalen waaronder financierings- of investeringsverrichtingen met het oog op dekking door de EU-garantie worden voorgesteld, de EU-garantie voor die verrichtingen wordt verleend, en die verrichtingen in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening worden uitgevoerd; |
|
(14) |
“uitvoerende partner”: een in aanmerking komende tegenpartij zoals een financiële instelling of een andere financiële intermediair waarmee de Commissie een garantieovereenkomst heeft gesloten; |
|
(15) |
“belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang”: een project dat voldoet aan alle criteria die zijn vastgesteld in de mededeling van de Commissie betreffende criteria voor de beoordeling van de verenigbaarheid met de interne markt van staatssteun ter bevordering van de verwezenlijking van belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang (PB C 188 van 20.6.2014, blz. 4) of een latere herziening daarvan; |
|
(16) |
“InvestEU-advieshub”: de technische bijstand als omschreven in artikel 24; |
|
(17) |
“adviesovereenkomst”: een rechtsinstrument waarin de Commissie en de adviespartner de voorwaarden voor de uitvoering van de InvestEU-advieshub specificeren; |
|
(18) |
“adviesinitiatief”: technische bijstand en adviesdiensten die investeringen ondersteunen, met inbegrip van acties voor capaciteitsopbouw, die worden uitgevoerd door adviespartners, door externe dienstverleners in opdracht van de Commissie of door uitvoerende agentschappen; |
|
(19) |
“adviespartner”: een in aanmerking komende tegenpartij zoals een financiële instelling of een andere entiteit waarmee de Commissie een adviesovereenkomst heeft gesloten met het oog op het uitvoeren van een of meer andere adviesinitiatieven dan de adviesinitiatieven die door externe dienstverleners in opdracht van de Commissie of door uitvoerende agentschappen worden uitgevoerd; |
|
(20) |
“InvestEU-portaal”: de databank als omschreven in artikel 25; |
|
(21) |
“investeringsrichtsnoeren”: de richtsnoeren die zijn vastgesteld bij een gedelegeerde handeling als bedoeld in artikel 7, lid 7; |
|
(22) |
“investeringsplatform”: een special purpose vehicle, een beheerde rekening, een contractuele regeling voor medefinanciering of risicodeling dan wel een met andere middelen ingestelde regeling die entiteiten gebruiken om bij te dragen aan de financiering van een aantal investeringsprojecten, en waartoe kunnen behoren:
|
|
(23) |
“microfinanciering”: microfinanciering als omschreven in artikel [2, punt 11,] van Verordening [[ESF+] nummer]; |
|
(24) |
“nationale stimuleringsbank of -instelling” of “NPBI”: een juridische entiteit die beroepsmatig financiële activiteiten verricht en van een lidstaat of een entiteit van een lidstaat op centraal, regionaal of lokaal niveau, de opdracht heeft gekregen om ontwikkelings- of stimuleringsactiviteiten te verrichten; |
|
(25) |
“kleine en middelgrote onderneming” of “kmo”: een micro-, kleine of middelgrote onderneming in de zin van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie (24); |
|
(26) |
“kleine midcap-onderneming”: een entiteit die geen kmo is en die maximaal 499 werknemers in dienst heeft; |
|
(26 bis) |
“ondernemingen”: in het kader van het beleidsterrein solvabiliteitssteun, ondernemingen, projectondernemingen, publiek-private partnerschappen en andere juridische structuren; |
|
(27) |
“sociale onderneming”: een sociale onderneming als omschreven in artikel [2, punt 15] van Verordening [[ESF+] nummer]; |
|
(28) |
“derde land”: een land dat geen lidstaat van de Unie is. |
Artikel 3
Doelstellingen van het InvestEU-programma
1. De algemene doelstelling van het InvestEU-programma is de ondersteuning van de beleidsdoelstellingen van de Unie door middel van financierings- en investeringsverrichtingen die bijdragen tot:
|
(a) |
het concurrentievermogen van de Unie, ook wat betreft onderzoek, innovatie en digitalisering; |
|
(b) |
groei en werkgelegenheid in de economie van de Unie, de duurzaamheid van de economie van de Unie en de milieu- en klimaatdimensie ervan die de SDG's, de doelstellingen van de Klimaatovereenkomst van Parijs en het scheppen van hoogwaardige banen helpen te verwezenlijken; |
|
(c) |
de sociale veerkracht, de inclusiviteit en het innovatievermogen van de Unie; |
|
(d) |
de bevordering van wetenschappelijke en technologische vooruitgang, van cultuur, onderwijs en opleiding; |
|
(e) |
de integratie van kapitaalmarkten van de Unie en de versterking van de interne markt, met inbegrip van oplossingen om de versnippering van kapitaalmarkten van de Unie aan te pakken, meer diversiteit in de financieringsbronnen voor ondernemingen in de Unie te brengen en duurzame financiering te bevorderen; |
|
(f) |
het bevorderen van economische, sociale en territoriale samenhang, of |
|
(g) |
het duurzame en inclusieve herstel van de economie van de Unie , en in het bijzonder kmo’s, na de door de COVID-19-pandemie veroorzaakte crisis, de instandhouding en versterking van bestaande strategische waardeketens van materiële of immateriële activa, de ontwikkeling van nieuwe soortgelijke waardeketens , de handhaving en de versterking van activiteiten die voor de Unie van strategisch belang zijn met betrekking tot voor bedrijven en consumenten kritieke infrastructuur (fysieke, virtuele of gebaseerd op intellectuele eigendom), transformerende technologieën, baanbrekende innovaties en input , de ondersteuning van een duurzame transitie overeenkomstig de klimaatdoelstellingen van de Unie voor 2030 en 2050 en de inachtneming van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” . |
2. De specifieke doelstellingen van het InvestEU-programma zijn:
|
(a) |
het ondersteunen van financierings- en investeringsverrichtingen met betrekking tot duurzame infrastructuur op de gebieden bedoeld in artikel 7, lid 1, punt a); |
|
(b) |
het ondersteunen van financierings- en investeringsverrichtingen met betrekking tot onderzoek, innovatie en digitalisering, waaronder ondersteuning voor de opschaling van innovatieve bedrijven en de uitrol van technologieën op de markt, op de gebieden bedoeld in artikel 7, lid 1, punt b); |
|
(c) |
het verbeteren van de toegang tot en de beschikbaarheid van financiering voor kmo’s en kleine midcap-ondernemingen en het vergroten van het mondiale concurrentievermogen van deze kmo’s; |
|
(d) |
het verbeteren van de toegang tot en de beschikbaarheid van microfinanciering en financiering voor sociale ondernemingen, om financierings- en investeringsverrichtingen met betrekking tot sociale investeringen, competenties en vaardigheden te ondersteunen, en om markten voor sociale investeringen, op de gebieden bedoeld in artikel 7, lid 1, punt d), te ontwikkelen en te consolideren; |
|
(e) |
het ondersteunen van financierings- en investeringsverrichtingen in de in artikel 7, lid 1, punt e), bedoelde sectoren, teneinde de strategische autonomie en de duurzaamheid van de Unie en de inclusiviteit en convergentie van haar economie te handhaven en te versterken, alsook haar bestendigheid tegen economische schokken te vergroten . |
|
(e bis) |
het ondersteunen van de solvabiliteit van ondernemingen die in een lidstaat zijn gevestigd en in de Unie actief zijn. |
Artikel 4
Begroting en bedrag van de EU-garantie
1. De EU-garantie ten behoeve van het EU-compartiment bedoeld in artikel 8, lid 1, punt a), bedraagt 91 773 320 000 EUR (lopende prijzen). Er wordt een voorzieningspercentage van 40 % ingesteld. Het in artikel 34, lid 3, eerste alinea, punt a), vermelde bedrag wordt ook in aanmerking genomen om bij te dragen aan de voorziening die uit dit voorzieningspercentage voortvloeit.
Een bijkomend bedrag van de EU-garantie kan worden verstrekt ten behoeve van het lidstaatcompartiment bedoeld in artikel 8, lid 1, punt b), op voorwaarde dat de overeenstemmende bedragen door de lidstaten worden toegewezen overeenkomstig [artikel 10, lid 1,] van Verordening [[GB-verordening] nummer] (25) en artikel [75, lid 1,] van Verordening [[strategische GLB-plannen] nummer] (26), en in overeenstemming met de relevante maatregelen zoals voorzien in de plannen voor herstel en veerkracht uit hoofde van Verordening [Faciliteit voor herstel en veerkracht] .
Een bijkomend bedrag van de EU-garantie kan door de lidstaten ook in de vorm van contanten worden verstrekt ten behoeve van het lidstaatcompartiment. Dit bedrag wordt aangemerkt als een externe bestemmingsontvangst overeenkomstig de tweede zin van artikel 21, lid 5, van het Financieel Reglement.
Tevens wordt de in de eerste alinea bedoelde EU-garantie verhoogd door de in artikel 5 bedoelde bijdragen van derde landen, door verstrekking in de vorm van geldmiddelen, volledig conform artikel 218, lid 2, van het Financieel Reglement.
2. Een bedrag van 31 153 850 000 EUR (lopende prijzen) van het in lid 1, eerste alinea, vermelde bedrag wordt toegewezen voor verrichtingen tot uitvoering van de in artikel 2 van Verordening [EURI] bedoelde maatregelen voor de in artikel 3, lid 2, punt e), genoemde doelstellingen.
Een bedrag van 19 850 000 000 EUR (lopende prijzen) van het in lid 1, eerste alinea, vermelde bedrag wordt toegewezen voor verrichtingen tot uitvoering van de in artikel 2 van Verordening [EURI] bedoelde maatregelen voor de in artikel 3, lid 2, punten a) en e bis) , genoemde doelstellingen.
Een bedrag van 40 769 470 000 EUR (lopende prijzen) van het in lid 1, eerste alinea, vermelde bedrag wordt toegewezen voor de in artikel 3, lid 2, punten a) tot en met d), genoemde doelstellingen.
De in de eerste en de tweede alinea vermelde bedragen zijn slechts beschikbaar vanaf de in artikel 4, lid 3, van Verordening [EURI] bedoelde datum.
De indicatieve verdeling van de EU-garantie ten behoeve van het EU-compartiment staat beschreven in bijlage I bij deze verordening. De Commissie kan zo nodig van de in bijlage I vermelde bedragen afwijken met maximaal 15 % voor elke doelstelling. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad in kennis van dergelijke afwijkingen .
3. De financiële middelen voor de uitvoering van de maatregelen waarin de hoofdstukken VI en VII voorzien, bedragen 824 733 000 EUR (lopende prijzen).
4. Het in lid 3 vermelde bedrag kan ook worden gebruikt voor technische en administratieve bijstand voor de uitvoering van het InvestEU-programma, zoals activiteiten op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie, waaronder voor bedrijfsinformatietechnologiesystemen.
4 bis. Indien de subsidies zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, onder a), van Verordening [EURI] op 31 december 2023 nog niet volledig zijn gebruikt of indien de leningen aan lidstaten zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, onder b), van Verordening [EURI] op 31 december 2023 nog niet zijn verstrekt, wordt een deel van het ongebruikte bedrag of de niet-toegekende marge, tot een maximum van 16 000 000 000 EUR (in lopende prijzen) automatisch beschikbaar gesteld voor het InvestEU-fonds met het oog op de voorziening van de EU-garantie voor de periode 2024-2027, overeenkomstig artikel X van Verordening [EURI]. Het bedrag van de EU-garantie zoals bedoeld in lid 1, eerste alinea, van dit artikel, en de verdeling van de EU-garantie voorzien in bijlage I van deze verordening worden in dat geval dienovereenkomstig naar boven bijgesteld.
Artikel 5
Met het InvestEU-fonds geassocieerde derde landen
Aan het in artikel 8, lid 1, punt a), bedoelde EU-compartiment van het InvestEU-fonds en voor elk van de in artikel 7, lid 1, vermelde beleidsterreinen, met uitzondering van het beleidsterrein strategische Europese investeringen, kunnen de hieronder bedoelde derde landen bijdragen leveren met het oog op deelname aan bepaalde financiële producten overeenkomstig artikel 218, lid 2, van het Financieel Reglement:
|
(a) |
landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER), in overeenstemming met de in de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte vastgestelde voorwaarden; |
|
(b) |
toetredingslanden, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaten, in overeenstemming met de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor hun deelname aan programma's van de Unie zoals vastgesteld in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad, of in soortgelijke overeenkomsten, alsmede in overeenstemming met de specifieke voorwaarden die zijn vastgesteld in overeenkomsten tussen de Unie en die derde landen; |
|
(c) |
derde landen die onder het Europees nabuurschapsbeleid vallen, in overeenstemming met de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor deelname van die landen aan programma's van de Unie zoals vastgesteld in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad, of in soortgelijke overeenkomsten, alsmede in overeenstemming met de specifieke voorwaarden die zijn vastgesteld in overeenkomsten tussen de Unie en die derde landen; |
|
(d) |
derde landen, in overeenstemming met de voorwaarden die zijn vastgesteld in een specifieke overeenkomst betreffende de deelname van het derde land aan programma's van de Unie, op voorwaarde dat de overeenkomst:
|
Artikel 6
Uitvoering en vormen van financiering door de Unie
1. De EU-garantie wordt ten uitvoer gelegd in indirect beheer met organen als bedoeld in artikel 62, lid 1, punt c), ii), punt c), iii), punt c), v) en punt c), vi), van het Financieel Reglement. Andere vormen van Uniefinanciering uit hoofde van deze verordening worden — zo vlot mogelijk, op een manier die efficiënte en coherente ondersteuning van het beleid van de Unie garandeert — in direct of indirect beheer overeenkomstig het Financieel Reglement ten uitvoer gelegd, met inbegrip van subsidies die overeenkomstig titel VIII van het Financieel Reglement ten uitvoer worden gelegd, en blendingverrichtingen die overeenkomstig dit artikel ten uitvoer worden gelegd.
2. Door de EU-garantie gedekte financierings- en investeringsverrichtingen die deel uitmaken van blendingverrichtingen waarbij steun uit hoofde van deze verordening wordt gecombineerd met steun uit hoofde van een of meer andere programma's van de Unie of steun die door het innovatiefonds van de EU-regeling voor de handel in emissierechten (ETS) wordt gedekt:
|
(a) |
zijn in overeenstemming met de beleidsdoelstellingen en voldoen aan de criteria om in aanmerking te komen overeenkomstig de regels van het programma van de Unie op grond waarvan de steun wordt toegekend; |
|
(b) |
voldoen aan deze verordening. |
3. Blendingverrichtingen die een financieringsinstrument omvatten dat volledig door andere programma's van de Unie of door het EU-ETS-innovatiefonds zonder het gebruik van de EU-garantie uit hoofde van deze verordening wordt gefinancierd, stroken met de beleidsdoelstellingen en voldoen aan de criteria om in aanmerking te komen overeenkomstig de regels van het programma van de Unie op grond waarvan de steun wordt toegekend.
4. Overeenkomstig artikel 6, lid 2, wordt over de niet-terugbetaalbare vormen van steun en financieringsinstrumenten uit de begroting van de Unie die deel uitmaken van de in de leden 2 en 3 van dit artikel bedoelde blendingverrichting, beslist volgens de regels van het desbetreffende programma van de Unie en worden deze in de blendingverrichting ten uitvoer gelegd in overeenstemming met deze verordening en titel X van het Financieel Reglement.
De rapportage met betrekking tot dergelijke blendingverrichtingen bestrijkt ook de wijze waarop zij stroken met de beleidsdoelstellingen en voldoen aan de criteria om in aanmerking te komen overeenkomstig de regels van het programma van de Unie op grond waarvan de steun wordt toegekend, alsmede de wijze waarop zij deze verordening naleven.
HOOFDSTUK II
InvestEU-fonds
Artikel 7
Beleidsterreinen
1. Het InvestEU-fonds verricht zijn activiteiten via de volgende zes beleidsterreinen, waarop tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties worden aangepakt binnen hun specifieke toepassingsgebied:
|
(a) |
een beleidsterrein duurzame infrastructuur, dat duurzame investeringen omvat op het gebied van vervoer, met inbegrip van multimodaal vervoer, en verkeersveiligheid, onder meer in overeenstemming met doelstelling van de Unie om uiterlijk in 2050 een einde te maken aan verkeersongevallen met doden en zwaargewonden, de renovatie en het onderhoud van spoor- en weginfrastructuur, energie, met name hernieuwbare energie, energie-efficiëntie overeenkomstig het energiekader voor 2030, renovatieprojecten gericht op het energiezuinig maken van gebouwen en de integratie van gebouwen in een verbonden energie-, opslag-, digitaal en vervoerssysteem, een grotere mate van interconnectie, digitale connectiviteit en toegang, ook in plattelandsgebieden, levering en verwerking van grondstoffen, ruimtevaart, oceanen, water, waaronder binnenwateren, afvalbeheer conform de afvalhiërarchie en de circulaire economie, natuur en andere milieu-infrastructuur, cultureel erfgoed, toerisme, uitrusting, mobiele activa en de uitrol van innovatieve technologieën die bijdragen aan de doelstellingen inzake ecologische of klimaatveerkracht of sociale duurzaamheid van de Unie, en die voldoen aan de normen van de Unie inzake ecologische of sociale duurzaamheid; |
|
(b) |
een beleidsterrein onderzoek, innovatie en digitalisering, dat activiteiten op het gebied van onderzoek, productontwikkeling en innovatie omvat, de overdracht van technologieën en onderzoeksresultaten aan de markt om marktaanjagers en samenwerking tussen ondernemingen te stimuleren, de demonstratie en invoering van innovatieve oplossingen, steun voor de opschaling van innovatieve ondernemingen en digitalisering van het bedrijfsleven in de Unie; |
|
(c) |
een beleidsterrein kleine en middelgrote ondernemingen, dat toegang tot en de beschikbaarheid van financiering omvat, in de eerste plaats voor kleine en middelgrote ondernemingen, waaronder voor innovatieve kmo's en kmo's uit de culturele en creatieve sectoren, alsmede voor kleine midcap-ondernemingen; |
|
(d) |
een beleidsterrein sociale investeringen en vaardigheden, dat microfinanciering, financiering voor sociale ondernemingen en sociale economie omvat, alsook maatregelen ter bevordering van gendergelijkheid, vaardigheden, educatie, opleiding en aanverwante diensten, sociale infrastructuur (met inbegrip van gezondheids- en onderwijsinfrastructuur en sociale woningen en studentenwoningen), sociale innovatie, gezondheidszorg en langdurige zorg, inclusie en toegankelijkheid, culturele en creatieve activiteiten met een maatschappelijk doel, integratie van kwetsbare personen, waaronder onderdanen van derde landen; |
|
(e) |
een beleidsterrein Europese strategische investeringen, dat strategische , toekomstgerichte investeringen omvat ter ondersteuning van in een lidstaat gevestigde en in de Unie werkzame eindontvangers , inclusief kmo’s en start-ups, waarvan de activiteiten van strategisch belang zijn voor de Unie, met name met het oog op de digitale en klimaattransitie , overeenkomstig de in de nieuwe industriestrategie voor Europa beschreven prioriteiten, waarin een wereldwijd concurrerend groen en digitaal Europa wordt nagestreefd, aan de hand van een ontwikkelingsmodel dat gebaseerd is op industriële ecosystemen, de doelstelling van een klimaatneutrale Unie, [die is vastgesteld in de Europese klimaatwet] en de doelstelling voor 2030 . In het kader van dit beleidsterrein worden projecten ondersteund die het concurrentievermogen van de economie van de Unie bevorderen, productiecapaciteit heropbouwen, de afhankelijkheid van kwetsbare toeleveringsketens verminderen en ondernemerschap, het scheppen van banen en een sterkere veerkracht stimuleren, op een van de volgende gebieden:
|
|
(e bis) |
een beleidsterrein solvabiliteitssteun, dat voorziet in solvabiliteitssteun voor ondernemingen die eind 2019 nog niet in moeilijkheden verkeerden in termen van staatssteun, maar sindsdien geconfronteerd worden met grote solvabiliteitsrisico’s ten gevolge van de COVID-19-crisis, en voor ondernemingen die vóór of uiterlijk 31 december 2020 zijn opgericht en die sinds eind 2019 activa of bijkantoren bezitten dan wel beheren van een onderneming die al in moeilijkheden verkeerde in termen van staatssteun, op voorwaarde dat hun eigen directie niet dezelfde is als de directie van de onderneming die in moeilijkheden verkeert in termen van staatssteun. Het beleidsterrein solvabiliteitssteun staat open voor alle lidstaten en voor de in bijlage II bedoelde gebieden. Het grootste deel van de InvestEU-financiering in het kader van het beleidsterrein solvabiliteitssteun wordt gebruikt ter ondersteuning van:
|
De Commissie stelt via gedelegeerde handelingen zoals bedoeld in artikel 33 de indicatoren vast die het bestuur moet hanteren om vast te stellen welke lidstaten en sectoren economisch het zwaarst zijn getroffen door de COVID-19-crisis en in welke lidstaten de mogelijkheid van solvabiliteitssteun van de staat beperkter is, evenals de methode om deze indicatoren toe te passen.
Ondernemingen die solvabiliteitssteun ontvangen voldoen aan minimale sociale en milieuwaarborgen op hoog niveau, overeenkomstig de richtsnoeren van het bestuur. Dergelijke richtsnoeren bevatten adequate bepalingen om onnodige administratieve lasten te vermijden, rekening houdend met de grootte van de ondernemingen en met inbegrip van lichtere bepalingen voor kmo’s. Dergelijke ondernemingen worden aangespoord om plannen inzake een groene transitie in te voeren, vaart te zetten achter hun digitale transformatie en de werkgelegenheid veilig te stellen. Er is technische bijstand beschikbaar om bedrijven te helpen bij deze omschakelingen.
De uitvoerende partners en financiële intermediairs in het kader van het beleidsterrein solvabiliteitssteun zijn gevestigd in een lidstaat en zijn actief in de Unie. Het bestuur stelt in het licht van alle toepasselijke overwegingen op het gebied van openbare orde of veiligheid de nodige vereisten vast met betrekking tot de controle van deze intermediairs.
1 bis. De regeling voor een rechtvaardige transitie, de tweede pijler van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie, is horizontaal en geldt voor alle beleidsterreinen. Deze regeling omvat investeringen die gericht zijn op de sociale, economische en ecologische uitdagingen die de transitie in de richting van het verwezenlijken van de klimaatdoelstelling van de Unie voor 2030 en het bereiken van klimaatneutraliteit tegen 2050 met zich meebrengt.
2. Wanneer een financierings- of investeringsverrichting die aan het in artikel 23 bedoelde investeringscomité wordt voorgesteld, betrekking heeft op meer dan één beleidsterrein, wordt deze toegewezen aan het beleidsterrein waarop haar hoofddoel of het hoofddoel van de meeste van haar subprojecten betrekking heeft, tenzij de investeringsrichtsnoeren anders bepalen.
3. Financierings- en investeringsverrichtingen worden gescreend om na te gaan of zij een effect hebben op het milieu, het klimaat of de maatschappij. Indien die verrichtingen een dergelijk effect hebben, worden zij getoetst op hun duurzaamheid voor klimaat, milieu en maatschappij, met als doel nadelige gevolgen tot een minimum te beperken en zoveel mogelijk voordelen te genereren voor het milieu, het klimaat en de maatschappij. Met dat doel verstrekken projectontwikkelaars die om financiering verzoeken, passende informatie op basis van de in lid 4 bedoelde richtsnoeren. Projecten die een bepaalde omvang zoals vastgesteld in de richtsnoeren niet overschrijden, worden uitgesloten van de toetsing. Projecten die onverenigbaar zijn met de klimaatdoelstellingen, komen niet in aanmerking voor steun uit hoofde van deze verordening. Wanneer de uitvoerende partner concludeert dat er geen duurzaamheidstoets hoeft te worden verricht, verstrekt hij hiervoor een motivering aan het investeringscomité.
4. De Commissie ontwikkelt richtsnoeren inzake duurzaamheid die het, in overeenstemming met de milieudoelstellingen en -normen en de sociale doelstellingen en normen van de Unie, mogelijk maken:
|
(a) |
wat adaptatie betreft, veerkracht ten opzichte van potentiële ongunstige gevolgen van klimaatverandering te garanderen door middel van een kwetsbaarheids- en risicobeoordeling, waaronder door middel van toepasselijke adaptatiemaatregelen, en wat mitigatie betreft, de kosten van broeikasgasemissies en de positieve effecten van mitigerende maatregelen in de kosten-batenanalyse op te nemen; |
|
(b) |
rekenschap te geven van het totaaleffect van projecten op de voornaamste bestanddelen van het natuurlijk kapitaal: lucht, water, bodem en biodiversiteit; |
|
(c) |
het maatschappelijke effect van projecten in te schatten, onder meer op gendergelijkheid, op de sociale inclusie van bepaalde gebieden of bevolkingsgroepen en op de economische ontwikkeling van gebieden en sectoren die geconfronteerd worden met structurele uitdagingen zoals de noodzaak de economie koolstofvrij te maken; |
|
(d) |
projecten aan te merken die onverenigbaar zijn met de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen; |
|
(e) |
uitvoerende partners te begeleiden bij de in lid 3 bedoelde screening. |
5. De uitvoerende partners verschaffen de nodige informatie voor het volgen van investeringen die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie inzake klimaat en milieu, op basis van door de Commissie te verstrekken richtsnoeren.
6. De uitvoerende partners passen als streefcijfer toe dat ten minste 60 % van de investeringen uit hoofde van het beleidsterrein duurzame infrastructuur bijdraagt tot de doelstellingen van de Unie inzake klimaat en milieu.
De Commissie tracht er samen met de uitvoerende partners voor te zorgen dat het deel van de EU-garantie dat wordt gebruikt voor het beleidsterrein duurzame infrastructuur, zodanig wordt verdeeld dat een evenwicht tussen de verschillende in lid 1, punt a), vermelde gebieden wordt bereikt.
7. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 33 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen door de investeringsrichtsnoeren voor elk van de beleidsterreinen te bepalen. De investeringsrichtsnoeren bevatten tevens regelingen voor de uitvoering van de in lid 1 bis bedoelde regeling voor een rechtvaardige transitie. De investeringsrichtsnoeren worden in nauwe samenspraak met de EIB-groep en andere potentiële uitvoerende partners opgesteld.
8. Voor financierings- en investeringsverrichtingen in het kader van het beleidsterrein Europese strategische investeringen in de veiligheids-, defensie- en ruimtevaartsector en in cyberbeveiliging kunnen de investeringsrichtsnoeren beperkingen vaststellen met betrekking tot de overdracht en licentiëring van intellectuele-eigendomsrechten op kritieke technologieën en technologieën die van belang zijn om de veiligheid van de Unie en haar lidstaten te waarborgen.
9. De Commissie stelt de informatie over de toepassing en interpretatie van de investeringsrichtsnoeren ter beschikking van de uitvoerende partners, het investeringscomité en de adviespartners.
Artikel 8
Compartimenten
1. De in artikel 7, lid 1, bedoelde beleidsterreinen bestaan uit een EU-compartiment en een lidstaatcompartiment. Die compartimenten pakken tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties als volgt aan:
|
(a) |
het EU-compartiment dient voor de aanpak van een van de volgende situaties:
|
|
(b) |
het lidstaatcompartiment dient voor de aanpak van specifieke tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties in een of meer regio’s of lidstaten om de beleidsdoelstellingen van de bijdragende fondsen in gedeeld beheer of van het door een lidstaat op grond van artikel 4, lid 1, derde alinea verstrekte aanvullende bedrag te verwezenlijken, met name versterking van de economische, sociale en territoriale samenhang in de Unie door het verhelpen van onevenwichtigheden tussen de regio’s. |
2. De in lid 1 bedoelde compartimenten worden in voorkomend geval op complementaire wijze gebruikt ter ondersteuning van een bepaalde financierings- of investeringsverrichting, onder meer door steun van beide compartimenten te combineren.
Artikel 9
Specifieke bepalingen die van toepassing zijn op het lidstaatcompartiment
1. Bedragen die door een lidstaat op vrijwillige basis zijn toegewezen krachtens artikel [10, lid 1,] van Verordening [[GB-verordening] nummer] of artikel [75, lid 1,] van Verordening [[strategische GLB-plannen] nummer] of in overeenstemming met de relevante maatregelen zoals voorzien in de plannen voor herstel en veerkracht als ingesteld bij Verordening [faciliteit voor herstel en veerkracht] , worden gebruikt voor de voorziening voor het gedeelte van de EU-garantie in het lidstaatcompartiment ter dekking van financierings- en investeringsverrichtingen in de betrokken lidstaat, of voor de eventuele bijdrage aan de InvestEU-advieshub uit fondsen in gedeeld beheer of bijdragen in overeenstemming met de relevante maatregelen zoals voorzien in de plannen voor herstel en veerkracht als ingesteld bij Verordening [faciliteit voor herstel en veerkracht] . Die bedragen worden gebruikt om bij te dragen aan het bereiken van de beleidsdoelstellingen die nader zijn bepaald in de in artikel 7 van Verordening [[GB-verordening] nummer] bedoelde partnerschapsovereenkomst, in de programma’s, in het strategische GLB-plan of in het plan voor herstel en veerkracht van de lidstaat in kwestie die aan InvestEU bijdragen.
Een aanvullend bedrag dat door een lidstaat op grond van artikel 4, lid 1, derde alinea is toegewezen, wordt gebruikt voor de voorziening voor het gedeelte van de EU-garantie in het lidstaatcompartiment.
2. Om het gedeelte van de EU-garantie in het lidstaatcompartiment in te stellen wordt een bijdrageovereenkomst gesloten tussen een lidstaat en de Commissie.
De vierde alinea van dit lid en lid 5 van dit artikel zijn niet van toepassing op het bijkomende bedrag waarin een lidstaat voorziet uit hoofde van artikel 4, lid 1, derde alinea.
De bepalingen van dit artikel betreffende bedragen die zijn toegewezen uit hoofde van artikel 10, lid 1, van Verordening [[GB-verordening] nummer] of artikel 75, lid 1, van Verordening [[strategische GLB-plannen] nummer] of in overeenstemming met de relevante maatregelen zoals voorzien in de plannen voor herstel en veerkracht als ingesteld bij Verordening [faciliteit voor herstel en veerkracht] , zijn niet van toepassing op een bijdrageovereenkomst betreffende een bijkomend bedrag dat door een lidstaat is toegewezen, als bedoeld in artikel 4, lid 1, derde alinea.
De lidstaat en de Commissie sluiten een bijdrageovereenkomst of een wijziging daarvan binnen vier maanden na het besluit van de Commissie tot goedkeuring van de partnerschapsovereenkomst uit hoofde van artikel 9, lid 4, van Verordening [GB-verordening], het strategische GLB-plan uit hoofde van Verordening [GLB] of een plan voor herstel en veerkracht uit hoofde van Verordening [faciliteit voor herstel en veerkracht], of gelijktijdig met het besluit van de Commissie tot wijziging van een programma overeenkomstig artikel 10 van Verordening [GB-verordening], een strategisch GLB-plan overeenkomstig artikel 107 van Verordening [GLB] of een plan voor herstel en veerkracht overeenkomstig artikel 18 van Verordening [faciliteit voor herstel en veerkracht] .
Twee of meer lidstaten kunnen een gezamenlijke bijdrageovereenkomst met de Commissie sluiten.
In afwijking van artikel 211, lid 1, van het Financieel Reglement wordt het voorzieningspercentage voor de EU-garantie in het lidstaatcompartiment vastgesteld op 40 % en kan het in elke bijdrageovereenkomst naar boven of naar beneden worden bijgesteld om rekening te houden met de risico’s die zijn verbonden aan de voor gebruik bestemde financiële producten.
3. De bijdrageovereenkomst bevat ten minste de volgende elementen:
|
(a) |
het totale bedrag van het gedeelte van de EU-garantie in het lidstaatcompartiment dat aan de lidstaat toebehoort, het voorzieningspercentage daarvan, het bedrag van de bijdrage uit fondsen in gedeeld beheer of bijdragen in het kader van plannen voor herstel en veerkracht zoals ingesteld bij Verordening [faciliteit voor herstel en veerkracht] , de opbouwfase van de voorziening in overeenstemming met het jaarlijks financieel plan en het bedrag van de daaruit voortvloeiende voorwaardelijke verplichting, die met een door de betrokken lidstaat verstrekte back-to-backgarantie moet worden gedekt; |
|
(b) |
de strategie van de lidstaat met betrekking tot de financiële producten en het minimale hefboomeffect daarvan, de geografische dekking, zo nodig met inbegrip van regionale dekking, de soorten projecten, de investeringsperiode en indien van toepassing, de categorieën eindontvangers en in aanmerking komende intermediairs; |
|
(c) |
de potentiële overeenkomstig artikel 14, lid 1, vierde alinea, voorgestelde uitvoerende partner of partners en de verplichting voor de Commissie om de betrokken lidstaat te informeren over de geselecteerde uitvoerende partner of partners; |
|
(d) |
alle bijdragen aan de InvestEU-advieshub uit de fondsen in gedeeld beheer of bijdragen in het kader van plannen voor herstel en veerkracht zoals ingesteld bij Verordening [faciliteit voor herstel en veerkracht] ; |
|
(e) |
de verplichtingen om de lidstaat jaarverslagen te verstrekken, met inbegrip van de rapportage over de in de bijdrageovereenkomst vermelde relevante indicatoren inzake de beleidsdoelstellingen die in de partnerschapsovereenkomst, het programma, het strategische GLB-plan of het plan voor herstel en veerkracht zijn vastgelegd; |
|
(f) |
bepalingen over de vergoeding voor het gedeelte van de EU-garantie in het lidstaatcompartiment; |
|
(g) |
mogelijke combinatie met middelen in het EU-compartiment in overeenstemming met artikel 8, lid 2, onder meer in een gelaagde structuur om een betere risicodekking te bereiken. |
4. De bijdrageovereenkomsten worden door de Commissie ten uitvoer gelegd door middel van overeenkomstig artikel 16 met de uitvoerende partners gesloten garantieovereenkomsten en van overeenkomstig artikel 24, lid 1, tweede alinea, met de adviespartners gesloten adviesovereenkomsten.
Indien binnen negen maanden na de ondertekening van de bijdrageovereenkomst geen garantieovereenkomst is gesloten, wordt de bijdrageovereenkomst in onderling overleg beëindigd of verlengd. Indien binnen negen maanden na de ondertekening van de bijdrageovereenkomst het bedrag van een bijdrageovereenkomst niet volledig is vastgelegd door middel van een of meer garantieovereenkomsten, wordt dat bedrag dienovereenkomstig gewijzigd. Het niet-gebruikte bedrag van de voorziening dat toe te schrijven is aan bedragen die door de lidstaten zijn toegewezen uit hoofde van artikel [10, lid 1,] van Verordening [[GB-verordening]] of artikel [75, lid 1,] van Verordening [[GLB]] of in overeenstemming met de relevante maatregelen zoals voorzien in de plannen voor herstel en veerkracht als ingesteld bij Verordening [faciliteit voor herstel en veerkracht] , wordt opnieuw gebruikt overeenkomstig [artikel 10, lid 5,] van Verordening [[GB-verordening] nummer], artikel [75, lid 5,] van Verordening [[strategische GLB-plannen] nummer] en artikel [X] van Verordening [faciliteit voor herstel en veerkracht] . Het niet-gebruikte bedrag van de voorziening dat toe te schrijven is aan bedragen die door een lidstaat uit hoofde van artikel 4, lid 1, derde alinea, van deze verordening zijn toegewezen, wordt aan de lidstaat terugbetaald.
Indien een garantieovereenkomst niet naar behoren ten uitvoer is gelegd binnen een termijn conform artikel [10, lid 6,] van Verordening [[GB-verordening] nummer], artikel [75, lid 6,] van Verordening [[strategische GLB-plannen] nummer] of artikel [X] van Verordening [faciliteit voor herstel en veerkracht] , wordt de bijdrageovereenkomst gewijzigd. Het niet-gebruikte bedrag van de voorziening dat toe te schrijven is aan bedragen die door de lidstaten uit hoofde van artikel [10, lid 1,] van Verordening [[GB-verordening]], artikel [75, lid 1,] van Verordening [[GLB]] of artikel [X] van Verordening [faciliteit voor herstel en veerkracht] zijn toegewezen, wordt opnieuw gebruikt overeenkomstig [artikel 10, lid 6,] van Verordening [[GB-verordening] nummer], artikel [75, lid 6,] van Verordening [[strategische GLB-plannen] nummer] en artikel [X] van Verordening [faciliteit voor herstel en veerkracht] . Het niet-gebruikte bedrag van de voorziening dat toe te schrijven is aan bedragen die door een lidstaat uit hoofde van artikel 4, lid 1, derde alinea, van deze verordening zijn toegewezen, wordt aan de lidstaat terugbetaald.
5. De volgende regels zijn van toepassing op de voorziening voor het gedeelte van de EU-garantie in het lidstaatcompartiment dat bij een bijdrageovereenkomst is ingesteld.
|
(a) |
Na de in lid 3, punt a), van dit artikel bedoelde opbouwfase wordt elk jaarlijks overschot van voorzieningen, berekend door vergelijking tussen het bedrag van voorzieningen dat vereist is door het in de bijdrageovereenkomst vastgestelde voorzieningspercentage en het daadwerkelijke bedrag van de voorzieningen, opnieuw gebruikt in overeenstemming met [artikel 10, lid 7,] van Verordening [[GB-verordening] nummer], artikel [75, lid 7,] van Verordening [[GLB-plannen] nummer] en artikel [X] van Verordening [faciliteit voor herstel en veerkracht] ; |
|
(b) |
In afwijking van artikel 213, lid 4, van het Financieel Reglement geeft de voorziening na de in lid 3, punt a), van dit artikel bedoelde opbouwfase geen aanleiding tot jaarlijkse aanvullingen tijdens de beschikbaarheidsperiode van dat gedeelte van de EU-garantie in het lidstaatcompartiment; |
|
(c) |
De Commissie stelt de lidstaat onmiddellijk in kennis wanneer het niveau van de voorzieningen voor dat gedeelte van de EU-garantie als gevolg van een beroep op dat gedeelte van de EU-garantie in het lidstaatcompartiment onder 20 % van de initiële voorziening valt; |
|
(d) |
Indien het niveau van de voorzieningen voor dat gedeelte van de EU-garantie in het lidstaatcompartiment 10 % van de initiële voorziening bereikt, verstrekt de betrokken lidstaat aan het in artikel 212 van het Financieel Reglement bedoelde gemeenschappelijk voorzieningsfonds op verzoek van de Commissie maximaal 5 % van de initiële voorziening. |
HOOFDSTUK III
PARTNERSCHAP TUSSEN DE COMMISSIE EN DE EIB-GROEP
Artikel 10
Reikwijdte van het partnerschap
1. De Commissie en de EIB-groep brengen in het kader van deze verordening een partnerschap tot stand dat als doel heeft de uitvoering van het InvestEU-programma te ondersteunen en samenhang, inclusiviteit, additionaliteit en efficiënte uitrol te bevorderen. Overeenkomstig deze verordening en als nader gespecificeerd in de in lid 3 bedoelde overeenkomsten, gelden voor de EIB-groep de volgende bepalingen:
|
(a) |
de EIB-groep zorgt voor de uitvoering van het aandeel van de EU-garantie als gespecificeerd in artikel 12, lid 4; |
|
(b) |
de EIB-groep ondersteunt de uitvoering van het EU-compartiment van het InvestEU-fonds en, waar van toepassing, het lidstaatcompartiment, met name door:
|
|
(c) |
de EIB-groep kan capaciteitsopbouw als bedoeld in artikel 24, lid 2, punt h), bieden aan een nationale stimuleringsbank of -instelling en andere diensten, met betrekking tot de uitvoering van financiële producten die door de EU-garantie worden ondersteund, indien die nationale stimuleringsbank of -instelling daarom verzoekt; |
|
(d) |
in verband met de InvestEU-advieshub:
|
De EIB-groep zorgt ervoor dat de uitvoering van de in punt d), ii), van de eerste alinea genoemde taken volledig onafhankelijk verloopt van haar rol als adviespartner.
In voorkomend geval gaat de Commissie in gesprek met de uitvoerende partner op basis van de bevindingen van het in punt b), iv), van de eerste alinea van dit lid bedoelde advies van de EIB-groep. De Commissie stelt de EIB-groep op de hoogte van het resultaat van haar besluitvorming,
2. De bankgerelateerde informatie die uit hoofde van lid 1, punt b), ii), punt b), iv), punt b), v), en punt b), vi), door de Commissie aan de EIB-groep wordt doorgegeven, is beperkt tot informatie die strikt noodzakelijk is om de EIB-groep in staat te stellen haar verplichtingen uit hoofde van die punten te vervullen. De Commissie omschrijft in nauwe samenspraak met de EIB-groep en potentiële uitvoerende partners de aard en de reikwijdte van die bankgerelateerde informatie, met inachtneming van de vereisten inzake het goede financiële beheer van de EU-garantie, de rechtmatige belangen van de uitvoerende partner ten aanzien van commercieel gevoelige informatie en de behoeften van de EIB-groep om te kunnen voldoen aan haar verplichtingen uit hoofde van die punten.
3. De voorwaarden van het partnerschap worden vastgelegd in overeenkomsten, die het volgende omvatten:
|
(a) |
in verband met de toekenning en uitvoering van het aandeel van de EU-garantie als gespecificeerd in artikel 12, lid 4:
|
|
(b) |
een overeenkomst tussen de Commissie en de EIB-groep met betrekking tot lid 1, punten b) en c); |
|
(c) |
een overeenkomst tussen de Commissie en de EIB-groep met betrekking tot de InvestEU-advieshub; |
|
(d) |
dienstenovereenkomsten tussen de EIB-groep en nationale stimuleringsbanken of -instellingen met betrekking tot capaciteitsopbouw en andere diensten verleend overeenkomstig lid 1, punt c). |
4. Onverminderd artikel 17, lid 3, en artikel 24, lid 4, van deze verordening zijn de kosten die de EIB-groep maakt in het verrichten van de in lid 1, punten b) en c), van dit artikel bedoelde taken in overeenstemming met de voorwaarden van de in lid 3, punt b), van dit artikel bedoelde overeenkomst, en kunnen deze kosten worden gedekt door de terugbetalingen of ontvangsten die aan de EU-garantie toe te schrijven zijn, of door de voorziening, in overeenstemming met artikel 211, leden 4 en 5, van het Financieel Reglement, of ten laste komen van de in artikel 4, lid 3, van deze verordening bedoelde financiële middelen, mits die kosten door de EIB-groep worden gemotiveerd en onder het totale maximumbedrag van 10 000 000 EUR blijven.
5. De kosten die de EIB-groep maakt voor het verrichten van de in lid 1, punt d), ii), bedoelde operationele taken worden volledig gedekt en betaald aan de hand van het in lid 1, punt d), i), bedoelde bedrag, mits die kosten door de EIB-groep worden gemotiveerd en onder het totale maximumbedrag van 15 000 000 EUR blijven.
Artikel 11
Belangenconflicten
1. Binnen het kader van het in artikel 10 bedoelde partnerschap neemt de EIB-groep alle nodige maatregelen en voorzorgsmaatregelen om belangenconflicten met andere uitvoerende partners te vermijden, onder meer door een specifiek en onafhankelijk team samen te stellen voor de in artikel 10, lid 1, punt b), iii) tot met vi), bedoelde taken. Dat team houdt zich aan strikte vertrouwelijkheidsregels, die ook blijven gelden voor leden die het team hebben verlaten.
2. De EIB-groep en andere uitvoerende partners stellen de Commissie onverwijld in kennis van elke situatie die een belangenconflict vormt of tot een belangenconflict zou kunnen leiden. In geval van twijfel bepaalt de Commissie of er sprake is van een belangenconflict en stelt zij de EIB-groep van haar conclusies in kennis. Indien er sprake is van een belangenconflict, neemt de EIB-groep passende maatregelen. Het bestuur wordt in kennis gesteld van die maatregelen en de resultaten daarvan.
3. De EIB-groep neemt de nodige voorzorgsmaatregelen om situaties te vermijden waarin bij de uitvoering van de InvestEU-advieshub een belangenconflict zou kunnen ontstaan, met name met betrekking tot haar operationele taken in haar rol ter ondersteuning van de Commissie als bedoeld in artikel 10, lid 1, punt d), ii). Indien er sprake is van een belangenconflict, neemt de EIB-groep passende maatregelen.
HOOFDSTUK IV
EU-garantie
Artikel 12
EU-garantie
1. De EU-garantie wordt aan de uitvoerende partners verleend als een onherroepelijke, onvoorwaardelijke en afroepbare garantie in overeenstemming met artikel 219, lid 1, van het Financieel Reglement en wordt in indirect beheer overeenkomstig titel X van dat reglement uitgevoerd.
2. De vergoeding voor de EU-garantie wordt gekoppeld aan de kenmerken en het risicoprofiel van de financiële producten, rekening houdend met de aard van de onderliggende financierings- en investeringsverrichtingen en de verwezenlijking van de door de financiële producten beoogde beleidsdoelstellingen.
Wanneer dit naar behoren wordt gerechtvaardigd door de aard van de door het financiële product beoogde beleidsdoelstellingen en de noodzaak dat de financiële producten voor de beoogde eindontvangers betaalbaar zijn, kunnen de kosten van de aan de eindontvanger verstrekte financiering worden verminderd of kunnen de voorwaarden van die financiering worden verbeterd door de vergoeding voor de EU-garantie aan te passen of, indien nodig, de door de uitvoerende partner gedragen en nog te betalen administratieve kosten uit de begroting van de Unie te dekken, met name:
|
(a) |
indien gespannen omstandigheden op de financiële markten de uitvoering van een financierings- of investeringsverrichting voor marktconforme prijzen zouden belemmeren, of |
|
(b) |
indien dit noodzakelijk is voor het bevorderen van financierings- en investeringsverrichtingen in sectoren of op gebieden die te maken hebben met een aanzienlijke tekortkoming van de markt of suboptimale investeringssituatie of ter facilitering van de oprichting van investeringsplatformen, |
|
(b bis) |
voor het beleidsterrein solvabiliteitssteun, in de lidstaten en sectoren die economisch het zwaarst zijn getroffen en in de lidstaten waar de mogelijkheid van solvabiliteitssteun van de staat beperkter is, |
voor zover de vermindering van de vergoeding voor de EU-garantie of de dekking van de door de uitvoerende partner gedragen en nog te betalen administratieve kosten geen aanmerkelijke gevolgen heeft voor de voorziening van de EU-garantie.
De vermindering van de vergoeding voor de EU-garantie is volledig ten gunste van de eindontvangers.
3. De in artikel 219, lid 4, van het Financieel Reglement vermelde voorwaarde geldt voor iedere uitvoerende partner op portefeuillebasis.
4. Van de EU-garantie in het kader van het EU-compartiment als bedoeld in artikel 4, lid 1, eerste alinea, wordt 75 %, ten bedrage van 68 829 990 000 EUR, toegekend aan de EIB-groep. De EIB-groep levert een totale financiële bijdrage van 11 494 608 330 EUR. Die bijdrage wordt verstrekt op een wijze en in een vorm die bevorderlijk is voor de uitvoering van het InvestEU-fonds en de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 14, lid 2.
5. De resterende 25 % van de EU-garantie in het kader van het EU-compartiment wordt toegekend aan andere uitvoerende partners, die ook een financiële bijdrage leveren waarvan het bedrag wordt vastgesteld in de garantieovereenkomsten.
6. Er wordt alles in het werk gesteld om ervoor te zorgen dat aan het eind van de investeringsperiode een breed scala van sectoren en regio’s aan bod is gekomen en buitensporige sectorale of geografische concentratie is voorkomen. Daartoe worden onder meer stimulansen geboden voor kleinere of minder geavanceerde NPBI’s die een relatief voordeel hebben door hun lokale aanwezigheid, kennis en competenties op het gebied van investeringen. De Commissie ontwikkelt een coherente aanpak ter ondersteuning van deze inspanningen.
7. De in artikel 4, lid 2, eerste en tweede alinea, bedoelde ondersteuning met de EU-garantie kan worden toegekend voor financierings- en investeringsverrichtingen die door een uitvoerende partner worden uitgevoerd, op voorwaarde dat de Commissie uiterlijk op 31 december 2023 een garantieovereenkomst met de uitvoerende partner in kwestie heeft gesloten, waarbij aan de in artikel 4, lid 6, van Verordening [EURI] vastgestelde voorwaarden wordt voldaan . In alle andere gevallen kan ondersteuning met de EU-garantie voor onder deze verordening vallende financierings- en investeringsverrichtingen worden verleend voor een investeringsperiode die eindigt op 31 december 2027.
Contracten tussen de uitvoerende partner en de eindontvanger of de financiële intermediair of een andere entiteit als bedoeld in artikel 15, lid 1, punt a), ▌worden ▌ondertekend vóór 31 december 2028.
Artikel 13
In aanmerking komende financierings- en investeringsverrichtingen
1. Het InvestEU-fonds ondersteunt alleen financierings- en investeringsverrichtingen die:
|
(a) |
voldoen aan de voorwaarden van artikel 209, lid 2, punten a) tot en met e), van het Financieel Reglement, met name betreffende tekortkomingen van de markt, suboptimale investeringssituaties en additionaliteit aan artikel 209, lid 2, punten a) en b), van het Financieel Reglement en bijlage V bij deze verordening, en, indien van toepassing, het maximaliseren van particuliere investeringen overeenkomstig artikel 209, lid 2, punt d), van het Financieel Reglement; |
|
(b) |
bijdragen aan de beleidsdoelstellingen van de Unie en binnen het toepassingsgebied vallen van de domeinen die in aanmerking komen voor financierings- en investeringsverrichtingen op het passende beleidsterrein in overeenstemming met bijlage II bij deze verordening; |
|
(c) |
niet voorzien in financiële steun voor in bijlage V, punt B, bij deze verordening vermelde uitgesloten activiteiten, en |
|
(d) |
stroken met de investeringsrichtsnoeren. |
2. Naast projecten die zich bevinden in de Unie of in een met een lidstaat verbonden land of gebied overzee als vermeld in bijlage II bij het VWEU, kan het InvestEU-fonds de volgende projecten en verrichtingen ondersteunen door middel van financierings- en investeringsverrichtingen in het kader van andere beleidsterreinen dan het beleidsterrein strategische Europese investeringen of het beleidsterrein solvabiliteitssteun:
|
(a) |
projecten waarbij entiteiten die zich in een of meer lidstaten bevinden of er gevestigd zijn, betrokken zijn, die zich uitstrekken over een of meer derde landen, waaronder toetredende landen, kandidaat-landen en potentiële kandidaten, landen die onder het toepassingsgebied van het Europees nabuurschapsbeleid vallen, leden van de EER of van de EVA, over landen en gebieden overzee als vermeld in bijlage II bij het VWEU of een geassocieerd derde land, ongeacht of er een partner is in die derde landen of overzeese landen of gebieden; |
|
(b) |
financierings- en investeringsverrichtingen in de in artikel 5 bedoelde derde landen die aan een specifiek financieel product hebben bijgedragen. |
3. Het InvestEU-fonds kan financierings- en investeringsverrichtingen ondersteunen die financiering verstrekken aan eindontvangers die juridische entiteiten zijn die gevestigd zijn in een van de volgende landen of gebieden:
|
a) |
een lidstaat of een met een lidstaat verbonden land of gebied overzee als vermeld in bijlage II bij het VWEU; |
|
(b) |
een derde land dat met het InvestEU-programma geassocieerd is in overeenstemming met artikel 5; |
|
(c) |
een derde land als bedoeld in lid 2, punt a), indien van toepassing; |
|
(d) |
andere derde landen waar dat nodig is voor de financiering van een project in een land of gebied als bedoeld in de punten a), b) en c). |
Onverminderd de eerste alinea zijn in het kader van het beleidsterrein Europese strategische investeringen eindontvangers en intermediairs juridische entiteiten die voldoen aan de vereisten die in de inleidende zin, in de tweede alinea en overeenkomstig de derde alinea van artikel 7, lid 1, punt e), zijn vastgelegd.
Onverminderd de eerste alinea kunnen alleen ondernemingen die in een lidstaat zijn gevestigd en in de Unie actief zijn, middels financierings- en investeringsverrichtingen worden ondersteund in het kader van het beleidsterrein solvabiliteitssteun.
Onverminderd de eerste alinea mogen eindontvangers die in het kader van het beleidsterrein solvabiliteitssteun 30 miljoen EUR of meer aan financiering ontvangen geen dividenden uitkeren, geen niet-verplichte couponbetalingen verrichten en geen eigen aandelen terugkopen. De bezoldiging van een directielid van een begunstigde die 30 miljoen EUR of meer aan financiering ontvangt in het kader van het beleidsterrein solvabiliteitssteun, mag niet hoger zijn dan het vaste gedeelte van de bezoldiging van dat lid op 31 december 2019. Voor personen die op het ogenblik van of na de toekenning van InvestEU-financiering uit hoofde van het beleidsterrein solvabiliteitssteun directielid worden, is de toepasselijke limiet de laagste vaste bezoldiging voor een directielid op 31 december 2019. Bonussen of andere variabele of vergelijkbare bezoldigingselementen mogen in geen geval worden betaald.
Artikel 14
Selectie van andere uitvoerende partners dan de EIB-groep
1. Overeenkomstig artikel 154 van het Financieel Reglement selecteert de Commissie andere uitvoerende partners dan de EIB-groep.
Uitvoerende partners kunnen een groep vormen. Een uitvoerende partner kan lid zijn van een of meer groepen.
Voor het EU-compartiment hebben de in aanmerking komende tegenpartijen hun interesse laten blijken in verband met het aandeel van de EU-garantie bedoeld in artikel 12, lid 5. Voor het lidstaatcompartiment kan de betrokken lidstaat een of meer tegenpartijen als uitvoerende partners voorstellen uit die de tegenpartijen die hun interesse hebben laten blijken. De betrokken lidstaat kan tevens de EIB-groep als uitvoerende partner voorstellen en kan op eigen kosten een overeenkomst met de EIB-groep sluiten voor het verrichten van de in artikel 10 vermelde diensten.
Indien de betrokken lidstaat geen uitvoerende partner voorstelt, handelt de Commissie overeenkomstig de derde alinea van dit lid en selecteert zij als uitvoerende partners in aanmerking komende tegenpartijen die in staat zijn financierings- en investeringsverrichtingen te dekken in de betrokken geografische gebieden.
2. Bij de selectie van uitvoerende partners zorgt de Commissie ervoor dat de portefeuille van financiële producten in het InvestEU-fonds strookt met de volgende doelstellingen:
|
(a) |
het maximaliseren van de dekking van de in artikel 3 genoemde doelstellingen; |
|
(b) |
het maximaliseren van de impact van de EU-garantie door middel van de eigen middelen die door de uitvoerende partner worden ingezet; |
|
(c) |
het maximaliseren, waar mogelijk, van particuliere investeringen; |
|
(d) |
het bevorderen van innovatieve financiële en risico-oplossingen om tekortkomingen van de markt en suboptimale investeringssituaties aan te pakken; |
|
(e) |
het tot stand brengen van geografische diversificatie via een trapsgewijze toewijzing van de EU-garantie, en het mogelijk maken van de financiering van kleinere projecten; |
|
(f) |
voorzien in voldoende risicodiversificatie. |
3. Bij de selectie van uitvoerende partners houdt de Commissie ook rekening met:
|
(a) |
de mogelijke kosten en vergoedingen voor de begroting van de Unie; |
|
(b) |
de capaciteit van de uitvoerende partner om de vereisten van artikel 155, leden 2 en 3, van het Financieel Reglement met betrekking tot belastingontwijking, belastingfraude, belastingontduiking, witwassen, terrorismefinanciering en niet-coöperatieve rechtsgebieden nauwgezet uit te voeren. |
4. Nationale stimuleringsbanken of -instellingen kunnen als uitvoerende partner worden geselecteerd, op voorwaarde dat zij voldoen aan de vereisten van dit artikel.
Artikel 15
In aanmerking komende soorten financiering
1. De EU-garantie kan worden gebruikt ten behoeve van risicodekking voor de volgende soorten financiering die door uitvoerende partners worden verstrekt:
|
(a) |
leningen, garanties, tegengaranties, kapitaalmarktinstrumenten, andere vormen van financiering of kredietverbetering, waaronder achtergestelde schulden, investeringen in eigen vermogen of quasi-eigen vermogen, die direct of indirect door financiële intermediairs, fondsen, investeringsplatformen of andere instrumenten worden verstrekt om aan eindontvangers te worden doorgegeven; |
|
(b) |
financiering of garanties door een uitvoerende partner aan een andere financiële instelling om deze laatste in staat te stellen de in punt a) bedoelde financiering te verrichten. |
Voor de dekking door de EU-garantie wordt de in de punten a) en b) van de eerste alinea van dit lid bedoelde financiering verleend, verkregen of uitgegeven ten behoeve van de in artikel 13, lid 1, bedoelde financierings- of investeringsverrichtingen, indien de financiering door de uitvoerende partner was verleend conform een financieringsovereenkomst of -transactie die de uitvoerende partner heeft ondertekend of is aangegaan na de ondertekening van de garantieovereenkomst, en die niet is verstreken of niet is geannuleerd.
2. Financierings- en investeringsverrichtingen via fondsen of andere intermediaire structuren worden door de EU-garantie ondersteund overeenkomstig in de investeringsrichtsnoeren vast te leggen bepalingen, zelfs indien deze structuren een minderheid van hun geïnvesteerde bedragen investeren buiten de Unie en in de in artikel 13, lid 2, bedoelde derde landen, of een minderheid van hun geïnvesteerde bedragen investeren in andere activa die die welke uit hoofde van deze verordening in aanmerking komen.
De investeringsrichtsnoeren kunnen verdere beperkingen vaststellen wat betreft het aandeel van bedragen die buiten de Unie in financierings- en investeringsverrichtingen door middel van fondsen of andere intermediaire structuren in het kader van het beleidsterrein Europese strategische investeringen worden geïnvesteerd, met inbegrip van potentiële clausules inzake de uitstap uit dergelijke investeringen.
2 bis. De in aanmerking komende instrumenten in het kader van het beleidsterrein solvabiliteitssteun, via uitvoerende partners, resulteren in het verstrekken van eigen vermogen of quasi-eigenvermogen aan de in artikel 3, lid 2, onder e bis), bedoelde ondernemingen. Hybride instrumenten kunnen worden gebruikt als deze aan het doel van het beleidsterrein voldoen.
Artikel 16
Garantieovereenkomsten
1. De Commissie sluit met iedere uitvoerende partner een garantieovereenkomst met betrekking tot de verlening van de EU-garantie ten belope van een door de Commissie vast te stellen bedrag.
Indien uitvoerende partners een groep vormen, wordt er één enkele garantieovereenkomst gesloten tussen de Commissie en iedere uitvoerende partner binnen de groep of met één uitvoerende partner namens de groep.
2. De garantieovereenkomst bevat:
|
(a) |
het bedrag en de voorwaarden van de door de uitvoerende partner te verstrekken financiële bijdrage; |
|
(b) |
de voorwaarden van de financiering of de garanties die door de uitvoerende partner aan een andere aan de uitvoering deelnemende juridische entiteit worden verstrekt, wanneer dat het geval is; |
|
(c) |
nadere regels betreffende de verlening van de EU-garantie overeenkomstig artikel 18, waaronder de dekking van portefeuilles van specifieke soorten instrumenten en de verschillende gebeurtenissen die aanleiding geven tot een mogelijk beroep op de EU-garantie; |
|
(d) |
de vergoeding voor het nemen van risico’s, te verdelen tussen de Unie en de uitvoerende partner in verhouding tot hun respectieve aandeel in het nemen van risico’s, of als aangepast in naar behoren gemotiveerde gevallen overeenkomstig artikel 12, lid 2; |
|
(e) |
de betalingsvoorwaarden; |
|
(f) |
de verbintenis van de uitvoerende partner om de besluiten van de Commissie en het investeringscomité te aanvaarden met betrekking tot het gebruik van de EU-garantie ten behoeve van de voorgestelde financierings- of investeringsverrichting, onverminderd de beslissingen van de uitvoerende partner met betrekking tot de voorgestelde verrichting zonder de EU-garantie; |
|
(g) |
bepalingen en procedures met betrekking tot de invordering van schuldvorderingen die de uitvoerende partner wordt toevertrouwd; |
|
(h) |
financiële en operationele rapportage en monitoring van de financierings- en investeringsverrichtingen onder de EU-garantie; |
|
(i) |
essentiële prestatie-indicatoren, met name met betrekking tot het gebruik van de EU-garantie, de verwezenlijking van de in de artikelen 3, 7 en 13 vermelde doelstellingen en criteria, en het aantrekken van particulier kapitaal; |
|
(j) |
indien van toepassing, bepalingen en procedures met betrekking tot blendingverrichtingen; |
|
(k) |
andere toepasselijke bepalingen overeenkomstig de vereisten van artikel 155, lid 2, en titel X van het Financieel Reglement; |
|
(l) |
de beschikbaarheid van adequate mechanismen om tegemoet te komen aan mogelijke bezorgdheden van particuliere investeerders. |
3. De garantieovereenkomst bepaalt tevens dat de vergoeding die de Unie toekomt uit hoofde van onder deze verordening vallende financierings- en investeringsverrichtingen, wordt verminderd met betalingen als gevolg van een beroep op de EU-garantie.
4. Voorts bepaalt de garantieovereenkomst dat aan de uitvoerende partner verschuldigde bedragen die met de EU-garantie verband houden, worden afgetrokken van het totale bedrag van de vergoedingen, de inkomsten en de terugbetalingen die de uitvoerende partner aan de Unie verschuldigd is uit hoofde van onder deze verordening vallende financierings- en investeringsverrichtingen. Indien dat bedrag niet toereikend is om het overeenkomstig artikel 17, lid 3, aan de uitvoerende partner verschuldigde bedrag te dekken, wordt het uitstaande bedrag opgenomen uit de voorziening voor de EU-garantie.
5. Indien de garantieovereenkomst in het kader van het lidstaatcompartiment wordt gesloten, kan zij voorzien in participatie door vertegenwoordigers van de lidstaat of de regio’s die betrokken is/zijn bij de monitoring van de uitvoering van die garantieovereenkomst.
Artikel 17
Vereisten voor het gebruik van de EU-garantie
1. De verlening van de EU-garantie is afhankelijk van de inwerkingtreding van de garantieovereenkomst met de betrokken uitvoerende partner.
2. Financierings- en investeringsverrichtingen worden alleen door de EU-garantie gedekt indien zij aan de in deze verordening en in de desbetreffende investeringsrichtsnoeren vastgelegde criteria voldoen en indien het investeringscomité heeft geconcludeerd dat die verrichtingen voldoen aan de vereisten om door de EU-garantie te worden gedekt. Het blijft de verantwoordelijkheid van de uitvoerende partners om ervoor te zorgen dat de financierings- en investeringsverrichtingen voldoen aan deze verordening en de desbetreffende investeringsrichtsnoeren.
3. Voor de uitvoering van financierings- en investeringsverrichtingen met de EU-garantie is de Commissie geen administratieve kosten of vergoedingen aan de uitvoerende partner verschuldigd, tenzij de uitvoerende partner op grond van de aard van de beleidsdoelstellingen die door het uit te voeren financiële product worden beoogd, en de betaalbaarheid voor de beoogde eindontvangers of het type financiering dat wordt verleend, ten aanzien van de Commissie naar behoren kan motiveren dat er een uitzondering moet worden gemaakt. De dekking van die kosten door de begroting van de Unie wordt beperkt tot het bedrag dat strikt noodzakelijk is voor de uitvoering van de desbetreffende financierings- en investeringsverrichtingen, en wordt slechts verleend in zoverre de kosten niet worden gedekt door ontvangsten van de uitvoerende partners uit de betrokken financierings- en investeringsverrichtingen. De vergoedingsregelingen worden vastgesteld in de garantieovereenkomst en voldoen aan artikel 16, lid 4 en aan artikel 209, lid 2, punt g), van het Financieel Reglement.
4. Bovendien mag de uitvoerende partner de EU-garantie overeenkomstig artikel 16, lid 4, gebruiken voor de dekking van het betreffende aandeel in de mogelijke invorderingskosten, tenzij die kosten in mindering worden gebracht op de opbrengst van de invordering.
Artikel 18
Dekking en voorwaarden van de EU-garantie
1. Vergoeding voor het nemen van risico’s wordt verdeeld tussen de Unie en een uitvoerende partner in verhouding tot hun respectieve aandeel in het nemen van risico’s met betrekking tot een portefeuille van financierings- en investeringsverrichtingen of, in voorkomend geval, met betrekking tot afzonderlijke financierings- en investeringsverrichtingen. De vergoeding voor de EU-garantie kan worden verminderd in naar behoren gemotiveerde gevallen als bedoeld in artikel 12, lid 2.
De uitvoerende partner heeft op eigen risico passende blootstelling aan financierings- en investeringsverrichtingen die door de EU-garantie worden ondersteund, tenzij de beleidsdoelstellingen die door het uit te voeren financiële product worden beoogd, bij wijze van uitzondering van dien aard zijn dat de uitvoerende partner redelijkerwijs niet zijn eigen risicodragende capaciteit daaraan kan bijdragen.
2. De EU-garantie dekt:
|
(a) |
voor de in artikel 15, lid 1, punt a), bedoelde schuldproducten;
|
|
(b) |
voor de in artikel 15, lid 1, punt a), bedoelde investeringen in eigen vermogen of quasi-eigen vermogen; de geïnvesteerde bedragen en de eraan verbonden financieringskosten en verliezen die voortvloeien uit schommelingen van andere valuta’s dan de euro; |
|
(c) |
voor financiering of garanties door een uitvoerende partner aan een andere financiële instelling overeenkomstig artikel 15, lid 1, punt b): de gebruikte bedragen en de eraan verbonden financieringskosten. |
Voor de toepassing van punt a), i), van de eerste alinea worden met betrekking tot achtergestelde schuld een uitstel, een verlaging of een vereiste exit als wanbetaling beschouwd.
3. Indien de Unie ten gevolge van een beroep op de EU-garantie een betaling aan de uitvoerende partner doet, treedt zij in de desbetreffende rechten van de uitvoerende partner met betrekking tot zijn financierings- of investeringsverrichtingen die door de EU-garantie worden gedekt, in zoverre die rechten blijven bestaan.
De uitvoerende partner gaat namens de Unie over tot invordering van de schuldvorderingen voor de gesubrogeerde bedragen, en betaalt de Unie terug met de ingevorderde bedragen.
HOOFDSTUK V
BESTUUR
Artikel 19
Adviesraad
1. De Commissie en het uit hoofde van artikel 20 opgerichte bestuur worden geadviseerd door een adviesraad.
2. De adviesraad streeft naar genderevenwicht en bestaat uit:
|
(a) |
één vertegenwoordiger van iedere uitvoerende partner; |
|
(b) |
één vertegenwoordiger van elke lidstaat; |
|
(c) |
één door het Europees Economisch en Sociaal Comité benoemde deskundige; |
|
(d) |
één door het Comité van de Regio’s benoemde deskundige. |
3. De adviesraad wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie. De vertegenwoordiger van de EIB-groep is de vicevoorzitter.
De adviesraad komt op gezette tijden, ten minste tweemaal per jaar, op verzoek van de voorzitter bijeen.
4. De adviesraad:
|
(a) |
verleent advies aan de Commissie en het bestuur over het ontwerp van de op grond van deze verordening in te zetten financiële producten; |
|
(b) |
verleent de Commissie en het bestuur advies over marktontwikkelingen, marktomstandigheden, tekortkomingen van de markt en suboptimale investeringssituaties; |
|
(c) |
houdt gedachtewisselingen over marktontwikkelingen en deelt beste praktijken. |
5. De Commissie benoemt na raadpleging van potentiële uitvoerende partners de eerste leden van de adviesraad die de andere uitvoerende partners dan de EIB-groep vertegenwoordigen. Hun aanstelling is beperkt tot één jaar.
6. Ten minste tweemaal per jaar worden er in een afzonderlijke formatie bijeenkomsten van vertegenwoordigers van de lidstaten gehouden die worden voorgezeten door de Commissie.
7. De adviesraad en de in lid 6 bedoelde bijeenkomsten van vertegenwoordigers van de lidstaten kunnen aan het bestuur ter overweging aanbevelingen doen betreffende de uitvoering en werking van het InvestEU-programma.
8. Uitvoerige notulen van de vergaderingen van de adviesraad worden zo snel mogelijk na goedkeuring ervan door de adviesraad bekendgemaakt.
De Commissie stelt de werkingsregels en -procedures voor de adviesraad vast en beheert het secretariaat van de adviesraad. De adviesraad krijgt toegang tot alle nodige documentatie en informatie om zijn taken te kunnen vervullen.
9. De in de adviesraad vertegenwoordigde NPBI’s selecteren uit hun midden de vertegenwoordigers van de andere uitvoerende partners dan de EIB-groep in het in artikel 20, lid 1, bedoelde bestuur. De NPBI’s streven naar het bereiken van een evenwichtige vertegenwoordiging in het bestuur qua omvang en geografische ligging. De geselecteerde vertegenwoordigers vertolken het overeengekomen gemeenschappelijke standpunt van alle andere uitvoerende partners dan de EIB-groep.
Artikel 20
Bestuur
1. Er wordt een bestuur opgericht voor het InvestEU-programma. Dit bestuur bestaat uit vier vertegenwoordigers van de Commissie, drie vertegenwoordigers van de EIB-groep, twee vertegenwoordigers van de andere uitvoerende partners dan de EIB-groep en één door het Europees Parlement benoemde deskundige zonder stemrecht. De door het Europees Parlement benoemde deskundige zonder stemrecht vraagt of aanvaardt geen instructies van instellingen, organen, bureaus of agentschappen van de Unie, van enige regering van een lidstaat of van enige andere openbare of particuliere entiteit, en handelt in volledige onafhankelijkheid. Die deskundige verricht zijn of haar taken onpartijdig en in het belang van het InvestEU-fonds.
De leden van het bestuur worden benoemd voor een termijn van vier jaar, die eenmaal kan worden verlengd, met uitzondering van de vertegenwoordigers van de andere uitvoerende partners dan de EIB-groep, die voor een termijn van twee jaar worden benoemd.
2. Het bestuur selecteert een voorzitter uit de vertegenwoordigers van de Commissie voor een termijn van vier jaar, die eenmaal kan worden verlengd. De voorzitter brengt tweemaal per jaar verslag uit aan de vertegenwoordigers van de lidstaten in de adviesraad over de uitvoering en werking van het InvestEU-programma.
Uitvoerige notulen van de vergaderingen van het bestuur worden bekendgemaakt zodra zij zijn goedgekeurd door het bestuur.
3. Het bestuur:
|
(a) |
verschaft strategische en operationele richtsnoeren voor de uitvoerende partners, met inbegrip van richtsnoeren over het ontwerp van financiële producten en andere operationele beleidskeuzes en procedures die noodzakelijk zijn voor de werking van het InvestEU-fonds; |
|
(b) |
stelt het door de Commissie in samenwerking met de EIB-groep en de andere uitvoerende partners ontwikkelde kader voor de risicomethodiek vast; |
|
(c) |
houdt toezicht op de uitvoering van het InvestEU-programma; |
|
(d) |
wordt overeenkomstig artikel 23, lid 2, geraadpleegd over de shortlist van kandidaten voor het investeringscomité vóór hun selectie, en formuleert in dat verband het standpunt van al zijn leden; |
|
(e) |
stelt het reglement van orde van het secretariaat van het investeringscomité als bedoeld in artikel 23, lid 4, vast; |
|
(f) |
stelt de regels vast die van toepassing zijn op de verrichtingen met investeringsplatformen; |
|
(f bis) |
bepaalt op basis van de door de Commissie overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder e bis), vastgestelde indicatoren, welke lidstaten en sectoren economisch het zwaarst door de COVID-19-crisis zijn getroffen en in welke lidstaten de mogelijkheid van solvabiliteitssteun van de staat beperkter is. |
4. Bij zijn besprekingen streeft het bestuur consensus na en houdt derhalve zoveel mogelijk rekening met de standpunten van alle leden. Indien de leden geen consensus kunnen bereiken, neemt het bestuur zijn besluiten met gekwalificeerde meerderheid van de stemgerechtigde leden, hetgeen neerkomt op ten minste zeven stemmen.
Artikel 21
Scorebord
1. Er wordt een scorebord van indicatoren (“het scorebord”) tot stand gebracht opdat het investeringscomité verzoeken om het gebruik van de EU-garantie voor door uitvoerende partners voorgestelde financierings- of investeringsverrichtingen op onafhankelijke, transparante en geharmoniseerde wijze kan beoordelen.
2. De uitvoerende partners vullen het scorebord in voor de financierings- en investeringsverrichtingen die zij voorstellen.
3. Het scorebord omvat de volgende elementen:
|
(a) |
een beschrijving van de voorgestelde financierings- en investeringsverrichting; |
|
(b) |
hoe de voorgestelde verrichting aan de EU-beleidsdoelstellingen bijdraagt; |
|
(c) |
een beschrijving van de additionaliteit; |
|
(d) |
een beschrijving van de tekortkoming van de markt of suboptimale investeringssituatie; |
|
(e) |
de financiële en technische bijdrage van de uitvoerende partner; |
|
(f) |
de impact van de investering; |
|
(g) |
het financiële profiel van de financierings- of investeringsverrichting; |
|
(h) |
aanvullende indicatoren. |
4. De Commissie is overeenkomstig artikel 33 bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze verordening met bijkomende elementen voor het scorebord, met inbegrip van gedetailleerde regels voor de uitvoerende partners in verband met het gebruik van het scorebord.
Artikel 22
Beleidscontrole
1. De Commissie verricht een controle om te bevestigen of de door de andere uitvoerende partners dan de EIB voorgestelde financierings- en investeringsverrichtingen voldoen aan het recht en het beleid van de Unie.
2. De financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB die binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen, worden niet gedekt door de EU-garantie indien de Commissie in het kader van de procedure van artikel 19 van de statuten van de EIB een ongunstig advies uitbrengt.
Artikel 23
Investeringscomité
1. Er wordt een volledig onafhankelijk investeringscomité voor het InvestEU-fonds (“het investeringscomité”) ingesteld. Het investeringscomité:
|
(a) |
onderzoekt de voorstellen voor financierings- en investeringsverrichtingen die door uitvoerende partners met het oog op dekking door de EU-garantie worden ingediend en die bij de in artikel 22, lid 1, bedoelde beleidscontrole goed zijn bevonden of die een gunstig advies hebben gekregen in het kader van de procedure van artikel 19 van de statuten van de EIB; |
|
(b) |
gaat na of die voorstellen aan deze verordening en de desbetreffende investeringsrichtsnoeren voldoen; |
|
(c) |
besteedt bijzondere aandacht aan het in artikel 209, lid 2, punt b), van het Financieel Reglement en in bijlage V bij deze verordening vastgestelde additionaliteitsvereiste, en aan het in artikel 209, lid 2, punt d), van het Financieel Reglement vastgestelde vereiste om particuliere investeringen aan te trekken, en |
|
(d) |
controleert of de financierings- en investeringsverrichtingen die door de EU-garantie zouden worden ondersteund, aan alle relevante vereisten voldoen. |
2. Het investeringscomité vergadert in zes verschillende formaties die overeenstemmen met de zes in artikel 7, lid 1, bedoelde beleidsterreinen.
Elke formatie van het investeringscomité bestaat uit zes bezoldigde externe deskundigen. De deskundigen worden geselecteerd en benoemd door de Commissie, op aanbeveling van het bestuur. De deskundigen worden benoemd voor een termijn van ten hoogste vier jaar, die eenmaal kan worden verlengd. Hun bezoldiging is afkomstig uit de begroting van de Unie. De Commissie kan op aanbeveling van het bestuur besluiten de ambtstermijn van een zittend lid van het investeringscomité te verlengen zonder de in dit lid vastgelegde procedure te hoeven volgen.
De deskundigen beschikken over veel relevante marktervaring inzake projectstructurering en -financiering of financiering van kmo’s of grote ondernemingen.
Bij de samenstelling van het investeringscomité wordt ervoor gezorgd dat het beschikt over een ruime kennis van de sectoren die behoren tot de in artikel 7, lid 1, bedoelde beleidsterreinen, en een ruime kennis van de geografische markten in de Unie, en wordt ervoor gezorgd dat het investeringscomité in zijn geheel genderevenwichtig is.
Vier leden van het investeringscomité zijn permanente leden van elk van de zes formaties van het investeringscomité. Ten minste één van de permanente leden beschikt over deskundigheid op het gebied van duurzame investeringen. Bovendien heeft elk van de zes formaties twee deskundigen met ervaring op het gebied van investeringen in de sectoren die behoren tot het overeenkomstige beleidsterrein. Het bestuur wijst de leden van het investeringscomité aan de passende formatie of formaties toe. Het investeringscomité kiest een voorzitter uit zijn permanente leden.
3. De leden van het investeringscomité voeren hun taken voor dit comité onpartijdig en uitsluitend in het belang van het InvestEU-fonds uit. Zij vragen noch aanvaarden instructies van de uitvoerende partners, de instellingen van de Unie, de lidstaten of andere publieke of private organen.
De curricula vitae en belangenverklaringen van alle leden van het investeringscomité worden openbaar gemaakt en voortdurend geactualiseerd. Elk lid van het investeringscomité deelt de Commissie en het bestuur onverwijld alle informatie mee die nodig is om op continue basis de afwezigheid van belangenconflicten te bevestigen.
Het bestuur kan de Commissie aanbevelen dat zij een lid uit zijn of haar functie ontheft als dat lid de in dit lid vastgelegde vereisten niet naleeft, of om andere naar behoren gemotiveerde redenen.
4. Wanneer het investeringscomité overeenkomstig dit artikel handelt, wordt het bijgestaan door een secretariaat. Het secretariaat is onafhankelijk en legt verantwoording af aan de voorzitter van het investeringscomité. Het secretariaat valt bestuurlijk onder de Commissie. In het reglement van orde van het secretariaat wordt voorzien in vertrouwelijkheid van de uitwisseling van gegevens en documenten tussen de uitvoerende partners en de respectieve bestuursorganen. De EIB-groep kan haar voorstellen voor financierings- en investeringsverrichtingen rechtstreeks bij het investeringscomité indienen en stelt het secretariaat hiervan in kennis.
De door de uitvoerende partners te verstrekken documentatie omvat een gestandaardiseerd aanvraagformulier, het in artikel 21 bedoelde scorebord en eventuele andere documenten die het investeringscomité van belang acht, met name een beschrijving van de aard van de tekortkoming van de markt of suboptimale investeringssituatie en hoe de financierings- of investeringsverrichting die zal verhelpen, alsmede een betrouwbare beoordeling waaruit de additionaliteit van de financierings- of investeringsverrichting blijkt. Het secretariaat controleert of de door andere uitvoerende partners dan de EIB-groep verstrekte documentatie volledig is. Het investeringscomité kan de betrokken uitvoerende partner verzoeken om verduidelijkingen met betrekking tot een voorstel voor een investerings- of financieringsverrichting, onder meer door te vragen dat een vertegenwoordiger van de uitvoerende partner zelf aanwezig is wanneer bovengenoemde verrichting wordt besproken. Voor het toekennen van dekking door de EU-garantie aan een financierings- of investeringsverrichting zijn projectbeoordelingen door een uitvoerende partner niet bindend voor het investeringscomité.
Het investeringscomité gebruikt voor zijn beoordeling en controle van de voorgestelde financierings- en investeringsverrichtingen het in artikel 21 bedoelde scorebord van indicatoren.
5. De conclusies van het investeringscomité worden bij gewone meerderheid van alle leden aangenomen, mits deze gewone meerderheid ten minste een van de niet-permanente leden van de formatie omvat voor het beleidsterrein waarop het voorstel betrekking heeft. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter van het investeringscomité doorslaggevend.
De conclusies van het investeringscomité waarbij de dekking van de EU-garantie voor een financierings- of investeringsverrichting wordt goedgekeurd, worden openbaar toegankelijk gemaakt en bevatten de redenen voor de goedkeuring en informatie over de verrichting, met name een beschrijving ervan, de identiteit van de ontwikkelaars of financiële intermediairs, en de doelstellingen van de verrichting. In de conclusies wordt tevens verwezen naar de algemene beoordeling op basis van het scorebord.
Het desbetreffende scorebord wordt openbaar toegankelijk gemaakt na de ondertekening van de financierings- of investeringsverrichting of het subproject, indien van toepassing.
Informatie die op grond van de tweede en de derde alinea openbaar toegankelijk moet worden gemaakt, bevat geen commercieel gevoelige informatie of persoonsgegevens die op grond van de gegevensbeschermingsregels van de Unie niet openbaar mogen worden gemaakt. Commercieel gevoelige onderdelen van de conclusies van het investeringscomité worden door de Commissie op verzoek toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad, met inachtneming van strikte vertrouwelijkheidseisen.
Tweemaal per jaar dient het investeringscomité bij het Europees Parlement en de Raad een lijst in met alle conclusies van het investeringscomité in de voorafgaande zes maanden, evenals de openbaar gemaakte scoreborden die daarop betrekking hebben. Ook alle besluiten waarbij het gebruik van de EU-garantie wordt afgewezen, maken deel uit van deze lijst, met inachtneming van strikte vertrouwelijkheidseisen.
De conclusies van het investeringscomité worden tijdig door het secretariaat van het investeringscomité beschikbaar gesteld aan de betrokken uitvoerende partner.
Het secretariaat van het investeringscomité neemt alle aan het investeringscomité verstrekte informatie met betrekking tot voorstellen voor financierings- en investeringsverrichtingen en de bijbehorende conclusies van het investeringscomité in een centraal register op.
6. Indien het investeringscomité wordt gevraagd zijn goedkeuring te hechten aan het gebruik van de EU-garantie voor een financierings- of investeringsverrichting die een faciliteit, programma of structuur met onderliggende subprojecten is, ziet die goedkeuring ook op de onderliggende subprojecten, tenzij het investeringscomité besluit zich het recht voor te behouden die onderliggende subprojecten afzonderlijk goed te keuren. Het investeringscomité heeft niet het recht subprojecten met een omvang van minder dan 3 000 000 EUR afzonderlijk goed te keuren.
7. Wanneer het dat noodzakelijk acht, kan het investeringscomité zich tot de Commissie wenden in verband met operationele kwesties over de toepassing of interpretatie van de investeringsrichtsnoeren.
8. Vanaf de datum van zijn oprichting is het investeringscomité ook belast met de goedkeuring van het gebruik van de EU-garantie uit hoofde van Verordening (EU) 2015/1017 voor de verdere duur van de investeringsperiode op grond van die verordening. De voorstellen worden beoordeeld overeenkomstig de in die verordening vastgelegde criteria. ▌Artikel 22 is niet van toepassing op die voorstellen.
HOOFDSTUK VI
InvestEU-advieshub
Artikel 24
InvestEU-advieshub
1. De Commissie stelt de InvestEU-advieshub in. De InvestEU-advieshub verstrekt ondersteunend advies voor het in kaart brengen, voorbereiden, ontwikkelen, structureren, aanbesteden en uitvoeren van investeringsprojecten, en voor de versterking van de capaciteit van projectontwikkelaars en financiële intermediairs om financierings- en investeringsverrichtingen uit te voeren. Deze steun kan betrekking hebben op alle fasen van de levenscyclus van een project of financiering van een ondersteunde entiteit.
De Commissie sluit adviesovereenkomsten met de EIB-groep en andere potentiële adviespartners en belast hen met de verstrekking van het in de eerste alinea bedoelde ondersteunend advies en met de verrichting van de in lid 2 bedoelde diensten. De Commissie kan ook adviesinitiatieven uitvoeren, onder meer door overeenkomsten te sluiten met externe dienstverleners. De Commissie stelt een centraal contactpunt voor de InvestEU-advieshub in en wijst de verzoeken om ondersteunend advies voor behandeling toe aan het geschikte adviesinitiatief. De Commissie, de EIB-groep en de andere adviespartners werken nauw samen om te zorgen voor doeltreffendheid, synergie en daadwerkelijke geografische dekking van de steun in de gehele Unie, en houden hierbij terdege rekening met de bestaande structuren en werkzaamheden.
Adviesinitiatieven zijn beschikbaar als onderdeel van elk in artikel 7, lid 1, bedoeld beleidsterrein en bestrijken sectoren binnen dat beleidsterrein. Bovendien zijn er adviesinitiatieven voorhanden in het kader van een sectoroverschrijdend onderdeel.
2. De InvestEU-advieshub heeft met name de volgende taken:
|
(a) |
het instellen van een centraal contactpunt, beheerd en georganiseerd door de Commissie, voor projectontwikkelingsbijstand aan autoriteiten en projectontwikkelaars in het kader van de InvestEU-advieshub; |
|
(b) |
het verspreiden onder autoriteiten en projectontwikkelaars van alle beschikbare aanvullende informatie over de investeringsrichtsnoeren, met inbegrip van door de Commissie verstrekte informatie over de toepassing of interpretatie ervan; |
|
(c) |
het bijstaan van projectontwikkelaars, waar nodig, bij de ontwikkeling van hun projecten zodat die voldoen aan de in de artikelen 3 en 7 vastgelegde doelstellingen en aan de in artikel 13 vastgestelde criteria om in aanmerking te komen, en het vergemakkelijken van de ontwikkeling van belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang en aggregatoren voor kleine projecten, onder meer via investeringsplatformen als bedoeld in punt f) van dit lid, mits met die bijstand niet wordt vooruitgelopen op de conclusies van het investeringscomité over de dekking van die projecten door de EU-garantie; |
|
(d) |
het ondersteunen van acties en het mobiliseren van lokale kennis om het gebruik van steun uit het InvestEU-fonds in de hele Unie te faciliteren, en het actief bijdragen, waar mogelijk, aan de doelstelling van de sectorale en geografische diversificatie van het InvestEU-fonds door uitvoerende partners te ondersteunen bij het creëren en ontwikkelen van potentiële financierings- en investeringsverrichtingen; |
|
(e) |
het faciliteren van de oprichting van samenwerkingsplatformen voor collegiale uitwisselingen en de deling van gegevens, knowhow en beste praktijken ter ondersteuning van projectpijplijnen en sectorontwikkeling; |
|
(f) |
het verstrekken van proactief ondersteunend advies met betrekking tot de oprichting van investeringsplatformen, waaronder grensoverschrijdende en macroregionale investeringsplatformen en investeringsplatformen waarop kleine en middelgrote projecten in een of meer lidstaten worden samengevoegd op basis van thema of regio; |
|
(g) |
het ondersteunen van combinaties met subsidies of financiële instrumenten die uit de begroting van de Unie of andere bronnen worden gefinancierd, teneinde de synergie en de complementariteit tussen de instrumenten van de Unie te versterken en de hefboomwerking en het effect van het InvestEU-programma te maximaliseren; |
|
(h) |
het ondersteunen van acties voor capaciteitsopbouw met als doel organisatiecapaciteit, -vaardigheden en -processen te ontwikkelen en de investeringsbereidheid van organisaties te verhogen, zodat autoriteiten en projectontwikkelaars pijplijnen van investeringsprojecten kunnen aanleggen, financieringsmechanismen en investeringsplatformen kunnen ontwikkelen en projecten kunnen beheren, en financiële intermediairs financierings- en investeringsverrichtingen kunnen uitvoeren voor entiteiten die moeilijkheden bij het verkrijgen van financiering ondervinden, onder meer door steun te verlenen voor de ontwikkeling van risicobeoordelingscapaciteit of sectorspecifieke kennis; |
|
(i) |
het verstrekken van ondersteunend advies aan start-ups, in het bijzonder wanneer deze hun investeringen in onderzoek en innovatie willen beschermen door intellectuele-eigendomsrechten zoals octrooien aan te vragen; |
|
(i bis) |
het verlenen van steun voor financierings- en investeringsverrichtingen in het kader van het beleidsterrein solvabiliteitssteun door kosten te dekken en te voorzien in adviesdiensten en technische en administratieve bijstand voor het opzetten en beheren van investeringsplatforms, met speciale aandacht voor lidstaten met minder ontwikkelde eigenvermogensmarkten. De technische bijstand is ook beschikbaar voor het ondersteunen van de groene en digitale transformatie van ondernemingen die in het kader van dit beleidsterrein worden gefinancierd. |
3. De InvestEU-advieshub is beschikbaar voor openbare en particuliere projectontwikkelaars, met inbegrip van kmo’s en start-ups, voor openbare autoriteiten, alsmede voor nationale stimuleringsbanken en -instellingen en financiële en niet-financiële intermediairs.
4. De Commissie sluit met elke adviespartner een adviesovereenkomst over de uitvoering van een of meer adviesinitiatieven. Er mogen vergoedingen voor de in lid 2 bedoelde diensten worden aangerekend om een deel van de kosten van de dienstverrichting te dekken, behalve voor diensten aan openbare projectontwikkelaars of instellingen zonder winstoogmerk, die kosteloos worden verricht wanneer dat gerechtvaardigd is. De vergoedingen die voor die in lid 2 bedoelde diensten aan kmo’s in rekening worden gebracht, bedragen maximaal een derde van de kosten van de dienstverrichting.
5. Om de in lid 1 bedoelde doelstelling te bereiken en het verlenen van ondersteunend advies te vergemakkelijken, bouwt de InvestEU-advieshub voort op de deskundigheid van de Commissie, de EIB-groep en de andere adviespartners.
6. Elk adviesinitiatief omvat een regeling voor het delen van de kosten tussen de Commissie en de adviespartner, behalve wanneer de Commissie aanvaardt alle kosten van het adviesinitiatief op zich te nemen in een naar behoren gemotiveerd geval indien dit noodzakelijk is vanwege de specifieke kenmerken van het adviesinitiatief en een samenhangende en billijke behandeling van alle adviespartners gewaarborgd is.
7. De InvestEU-advieshub is waar nodig lokaal aanwezig. Er wordt met name voorzien in een lokale aanwezigheid in lidstaten of regio’s die moeilijkheden ondervinden bij de ontwikkeling van projecten in het kader van het InvestEU-fonds. De InvestEU-advieshub biedt ondersteuning bij de overdracht van kennis aan regionale en lokale instanties teneinde regionale en lokale capaciteit en deskundigheid op te bouwen om het in lid 1 bedoelde ondersteunend advies te kunnen verstrekken, met inbegrip van steun voor het uitvoeren en bijstaan van kleine projecten.
8. Om het in lid 1 bedoelde ondersteunend advies te verstrekken en het beter beschikbaar te kunnen stellen op lokaal niveau, werkt de InvestEU-advieshub waar mogelijk samen met nationale stimuleringsbanken of -instellingen en maakt hij gebruik van hun deskundigheid. In voorkomend geval worden in het kader van de InvestEU-advieshub samenwerkingsovereenkomsten met nationale stimuleringsbanken of -instellingen gesloten, met deelname van ten minste één nationale stimuleringsbank of -instelling per lidstaat.
9. De uitvoerende partners adviseren, waar nodig, projectontwikkelaars die financiering aanvragen, met name voor kleine projecten, om de InvestEU-advieshub om steun voor hun projecten te verzoeken, zodat hun projecten in voorkomend geval beter kunnen worden voorbereid, en er kan worden nagegaan of projecten kunnen worden gebundeld.
De uitvoerende partners en adviespartners brengen in voorkomend geval de projectontwikkelaars ook op de hoogte van de mogelijkheid hun projecten op het in artikel 25 bedoelde InvestEU-portaal te plaatsen.
HOOFDSTUK VII
InvestEU-portaal
Artikel 25
InvestEU-portaal
1. De Commissie stelt het InvestEU-portaal in. Het InvestEU-portaal is een gemakkelijk toegankelijke en gebruiksvriendelijke projectdatabank die relevante informatie over elk project bevat.
2. Het InvestEU-portaal biedt een kanaal voor projectontwikkelaars om hun projecten waarvoor zij financiering zoeken, zichtbaarheid te geven bij investeerders. De opname van projecten in het InvestEU-portaal heeft geen invloed op de besluiten betreffende de projecten die uiteindelijk worden geselecteerd voor ondersteuning uit hoofde van deze verordening of van enig ander Unie-instrument, of op besluiten voor publieke financiering.
3. Alleen projecten die met het recht en het beleid van de Unie verenigbaar zijn, worden op het InvestEU-portaal geplaatst.
4. De Commissie zendt projecten die aan de voorwaarden van lid 3 voldoen, toe aan de relevante uitvoerende partners. Indien er een adviesinitiatief bestaat, zendt de Commissie deze projecten eventueel ook toe aan de InvestEU-advieshub.
5. De uitvoerende partners onderzoeken de projecten die binnen hun geografische reikwijdte en activiteitenbereik vallen.
HOOFDSTUK VIII
VERANTWOORDINGSPLICHT, MONITORING EN RAPPORTAGE, EVALUATIE EN CONTROLE
Artikel 26
Verantwoordingsplicht
1. Op verzoek van het Europees Parlement of de Raad brengt de voorzitter van het bestuur aan de verzoekende instelling verslag uit over de prestaties van het InvestEU-fonds, onder meer door deel te nemen aan een hoorzitting in het Europees Parlement.
2. De voorzitter van het bestuur antwoordt mondeling of schriftelijk op door het Europees Parlement of door de Raad aan het InvestEU-fonds gestelde vragen binnen vijf weken na ontvangst ervan.
Artikel 27
Monitoring en rapportage
1. De indicatoren voor rapportage over de voortgang van het InvestEU-programma met de verwezenlijking van de in artikel 3 vermelde algemene en specifieke doelstellingen zijn opgenomen in bijlage III.
2. Het prestatierapportagesysteem waarborgt dat de gegevens voor het monitoren van de uitvoering en de resultaten op een efficiënte, doeltreffende en tijdige manier worden verzameld, en dat die gegevens een passende monitoring van de risico- en garantieportefeuille mogelijk maken. Daartoe worden evenredige rapportagevereisten opgelegd aan de uitvoerende partners, de adviespartners en andere ontvangers van middelen van de Unie, naargelang het geval.
3. De Commissie rapporteert over de uitvoering van het InvestEU-programma overeenkomstig de artikelen 241 en 250 van het Financieel Reglement. Overeenkomstig artikel 41, lid 5, van het Financieel Reglement wordt in het jaarverslag informatie verstrekt over de uitvoeringsgraad van het programma met betrekking tot de doelstellingen en prestatie-indicatoren ervan. Iedere uitvoerende partner verstrekt daartoe op jaarbasis de informatie, onder meer over de werking van de EU-garantie, die de Commissie nodig heeft om haar rapportageverplichting te kunnen nakomen.
4. Iedere uitvoerende partner dient om de zes maanden bij de Commissie een verslag in over de financierings- en investeringsverrichtingen die onder deze verordening vallen, uitgesplitst tussen EU-compartiment en lidstaatcompartiment, naargelang het geval. Iedere uitvoerende partner dient informatie over het lidstaatcompartiment eveneens in bij de lidstaat waarvan hij het compartiment ten uitvoer legt. Het verslag bevat een beoordeling van de naleving van de vereisten voor het gebruik van de EU-garantie en van de in bijlage III bij deze verordening vastgestelde essentiële prestatie-indicatoren. Het verslag bevat ook operationele, statistische, financiële en boekhoudkundige gegevens voor elke financierings- en investeringsverrichting en een raming van de verwachte kasstromen, op het niveau van de compartimenten, de beleidsterreinen en het InvestEU-fonds. Eenmaal per jaar wordt in het verslag van de EIB-groep, en in voorkomend geval van andere uitvoerende partners, ook informatie opgenomen over investeringsbelemmeringen die zich voordoen bij de uitvoering van financierings- en investeringsverrichtingen die onder deze verordening vallen. De verslagen bevatten de informatie die de uitvoerende partners moeten verstrekken op grond van artikel 155, lid 1, punt a), van het Financieel Reglement.
5. Teneinde te zorgen voor de effectieve beoordeling van de voortgang van het InvestEU-programma met de verwezenlijking van zijn doelstellingen, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 33 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van deze verordening door de in bijlage III vastgestelde indicatoren, indien nodig, en de bepalingen inzake de vaststelling van een kader voor monitoring en evaluatie te herzien of aan te vullen.
Artikel 28
Evaluatie
1. Evaluaties van het InvestEU-programma worden zodanig verricht zodat ze tijdig in de besluitvorming kunnen worden meegenomen.
2. Uiterlijk op 30 september 2024 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een onafhankelijk tussentijds evaluatieverslag over het InvestEU-programma in, in het bijzonder over het gebruik van de EU-garantie, de naleving van de verplichtingen van de EIB-groep uit hoofde van artikel 10, lid 1, punten b) en c), de toewijzing van de EU-garantie waarin is voorzien in artikel 12, leden 4 en 5, de uitvoering van de InvestEU-advieshub, de begrotingstoewijzing waarin is voorzien in artikel 10, lid 1, punt d), i), en over artikel 7, lid 6. Met deze evaluatie wordt met name aangetoond hoe de deelname van de uitvoerende partners en adviespartners aan de uitvoering van het InvestEU-programma een rol heeft gespeeld bij het bereiken van de streefdoelen van het InvestEU-programma en de beleidsdoelstellingen van de EU, met name wat betreft de toegevoegde waarde en het geografisch en sectoraal evenwicht van de ondersteunde financierings- en investeringsverrichtingen. Deze evaluatie omvat ook een beoordeling van de toepassing van de duurzaamheidstoets uit hoofde van artikel 7, lid 3, en de focus op kmo’s die in het kader van het artikel 7, lid 1, punt c), bedoelde beleidsterrein kmo’s is bereikt.
3. Aan het einde van de uitvoering van het InvestEU-programma, doch uiterlijk vier jaar na afloop van de in artikel 1, lid 3, genoemde periode, dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een onafhankelijk eindevaluatieverslag over het InvestEU-programma in, in het bijzonder over het gebruik van de EU-garantie.
4. De Commissie deelt de conclusies van de evaluaties tezamen met haar opmerkingen mee aan het Europees Parlement, aan de Raad, aan het Europees Economisch en Sociaal Comité en aan het Comité van de Regio’s.
5. De uitvoerende partners en de adviespartners dragen bij aan en verstrekken de Commissie de nodige informatie voor het verrichten van de in de leden 2 en 3 bedoelde evaluaties.
6. Overeenkomstig artikel 211, lid 1, van het Financieel Reglement neemt de Commissie om de drie jaar in het in artikel 250 van het Financieel Reglement bedoelde jaarverslag een herziening op van de toereikendheid van het in artikel 4, lid 1, van deze verordening bedoelde voorzieningspercentage in het licht van het werkelijke risicoprofiel van de financierings- en investeringsverrichtingen die door de EU-garantie worden gedekt. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 33 van deze verordening gedelegeerde handelingen vast te stellen om het in artikel 4, lid 1, van deze verordening bedoelde voorzieningspercentage op basis van die herziening met ten hoogste 15 % aan te passen.
Artikel 29
Audits
Audits van het gebruik van de financiering van de Unie uitgevoerd door personen of entiteiten, daaronder begrepen door andere personen of entiteiten dan die welke door instellingen of organen van de Unie zijn gemachtigd, vormen de basis van de algemene zekerheid in de zin van artikel 127 van het Financieel Reglement.
Artikel 30
Bescherming van de financiële belangen van de Unie
Wanneer een derde land aan het InvestEU-programma deelneemt op grond van een besluit in het kader van een internationale overeenkomst of op grond van een ander rechtsinstrument, verleent het derde land de nodige rechten en toegang aan de verantwoordelijke ordonnateur, het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de Europese Rekenkamer, zodat deze hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen. In het geval van OLAF omvatten deze rechten het recht om onderzoeken, waaronder controles en verificaties ter plaatse, uit te voeren, overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).
HOOFDSTUK IX
TRANSPARANTIE EN ZICHTBAARHEID
Artikel 31
Informatie, communicatie en publiciteit
1. Uitvoerende partners en adviespartners erkennen de oorsprong van en geven zichtbaarheid aan de financiering van de Unie (met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan promoten), door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, doelgericht en op samenhangende en doeltreffende wijze te informeren.
Bij de toepassing van de vereisten van de eerste alinea op projecten in de defensie- en ruimtevaartsector worden vertrouwelijkheids- of geheimhoudingsverplichtingen in acht genomen.
2. De uitvoerende partners en de adviespartners informeren de eindontvangers, met inbegrip van kmo’s, over het bestaan van de steun van het InvestEU-programma, of verplichten andere financiële intermediairs om die eindontvangers over die steun te informeren, door die informatie duidelijk zichtbaar te maken in de relevante financieringsovereenkomst voor de verstrekking van steun van het InvestEU-programma, met name in het geval van kmo’s, om het programma op die manier zichtbaarder en bekender bij het publiek te maken.
3. De Commissie voert informatie- en communicatieacties uit met betrekking tot het InvestEU-programma en de acties en de resultaten ervan. De aan het InvestEU-programma toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, in zoverre die prioriteiten verband houden met de in artikel 3 bedoelde doelstellingen.
HOOFDSTUK X
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 32
Deelneming in een kapitaalverhoging van het Europees Investeringsfonds
De Unie schrijft in toekomstige kapitaalverhogingen van het Europees Investeringsfonds op aandelen in zodat haar relatieve aandeel in het kapitaal op het huidige niveau blijft. De inschrijving op de aandelen en de betaling van maximaal 900 000 000 EUR van het gestorte gedeelte van de aandelen worden verricht overeenkomstig de voorwaarden die door de algemene vergadering van het fonds worden goedgekeurd.
Artikel 33
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden. Indien gedelegeerde handelingen betrekking hebben op activiteiten die door of met medewerking van de EIB-groep en andere uitvoerende partners worden uitgevoerd, pleegt de Commissie overleg met de EIB-groep en andere potentiële uitvoerende partners voordat die gedelegeerde handelingen worden voorbereid.
2. De in artikel 7, lid 1, onder e bis), artikel 7, lid 7, artikel 21, lid 4, artikel 27, lid 5, en artikel 28, lid 6, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend tot en met 31 december 2028. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.
3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 7, lid 1, onder e bis), artikel 7, lid 7, artikel 21, lid 4, artikel 27, lid 5, en artikel 28, lid 6, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
6. Een overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder e bis), artikel 7, lid 7, artikel 21, lid 4, artikel 27, lid 5, en artikel 28, lid 6, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.
Artikel 34
Overgangsbepalingen
1. In afwijking van de eerste en de vierde alinea van artikel 209, lid 3, van het Financieel Reglement worden eventuele ontvangsten, terugbetalingen en invorderingen van financieringsinstrumenten die bij de in bijlage IV bij deze verordening genoemde programma’s zijn ingesteld, ▌gebruikt voor de voorziening van de EU-garantie uit hoofde van deze verordening ▌.
2. In afwijking van punt a) van artikel 213, lid 4, van het Financieel Reglement worden overschotten van voorzieningen voor de EU-garantie die bij Verordening (EU) 2015/1017 is ingesteld, ▌gebruikt voor de voorziening van de EU-garantie uit hoofde van deze verordening ▌.
3. Het bedrag van XXX EUR (lopende prijzen) bedoeld in punt i) van artikel 3, lid 2, punt c), van Verordening [EURI] wordt gebruikt:
|
(a) |
voor de voorziening van de EU-garantie uit hoofde van deze verordening met een bedrag van XXX EUR (lopende prijzen), bovenop de in artikel 211, lid 4, eerste alinea, van het Financieel Reglement vermelde middelen, |
|
(b) |
voor de uitvoering van de maatregelen waarin de hoofdstukken V en VI voorzien, en de maatregelen bedoeld in de tweede zin van artikel 2, lid 2, van Verordening [EURI], met inachtneming van artikel 4, leden 4 en 8, van die verordening, met een bedrag van 200 440 000 EUR (lopende prijzen). Dit bedrag wordt aangemerkt als een externe bestemmingsontvangst overeenkomstig artikel 21, lid 5, van het Financieel Reglement. |
3 bis. De uitvoerende partners kunnen bij de Commissie financierings- en investeringsverrichtingen indienen die door hen zijn goedgekeurd in de periode die loopt van de sluiting van de desbetreffende garantieovereenkomst tot de eerste benoeming van alle leden van het investeringscomité.
3 ter. De Commissie beoordeelt de in lid 3 bis bedoelde verrichtingen en besluit of zij de EU-garantiedekking toekent.
3 quater. De uitvoerende partners kunnen bij de Commissie financierings- en investeringsverrichtingen indienen die door hen zijn goedgekeurd in de periode die loopt van … [datum van inwerkingtreding van deze verordening] tot de sluiting van de desbetreffende garantieovereenkomst.
3 quinquies. De Commissie beoordeelt de in lid 3 quater bedoelde verrichtingen en besluit of zij de EU-garantiedekking toekent. Indien dit het geval is, dan gaat deze dekking in op de datum van sluiting van de desbetreffende garantieovereenkomsten, waarna de uitvoerende partners de financierings- en investeringsverrichtingen kunnen bekrachtigen.
3 sexies. Alle financiële instrumenten die zijn ingesteld ingevolge de in bijlage IV bij deze verordening bedoelde programma’s en de ingevolge Verordening (EU) 2015/1017 ingestelde EU-garantie kunnen, indien van toepassing en onderworpen aan een voorafgaande evaluatie, worden samengevoegd met instrumenten uit hoofde van deze verordening.
3 septies. In afwijking van de tweede en derde alinea van artikel 209, lid 3, van het Financieel Reglement vormen ontvangsten en terugbetalingen van de financieringsinstrumenten die zijn ingesteld ingevolge de in bijlage IV bij deze verordening genoemde programma’s en de ingevolge Verordening (EU) 2015/1017 ingestelde begrotingsgarantie en die, overeenkomstig lid 3 sexies van dit artikel, zijn samengevoegd met de ingevolge deze verordening ingestelde EU-garantie, respectievelijk interne bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 21, lid 5, van het Financieel Reglement voor de ingevolge deze verordening vastgestelde EU-garantie en terugbetalingen voor de ingevolge deze verordening ingestelde EU-garantie.
Artikel 35
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel,
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
Voor de Raad
De voorzitter
BIJLAGE I
Bedragen van de EU-garantie per specifieke doelstelling
Voor financierings- en investeringsverrichtingen geldt overeenkomstig artikel 4, lid 2, vijfde alinea, de volgende indicatieve verdeling:
|
(a) |
tot 20 051 970 000 EUR voor de in artikel 3, lid 2, onder a), genoemde doelstellingen; |
|
(b) |
tot 11 250 000 000 EUR voor de in artikel 3, lid 2, onder b), genoemde doelstellingen; |
|
(c) |
tot 12 500 000 000 EUR voor de in artikel 3, lid 2, onder c), genoemde doelstellingen; |
|
(d) |
tot 5 567 500 000 EUR voor de in artikel 3, lid 2, onder d), genoemde doelstellingen; |
|
(e) |
tot 31 153 850 000 EUR voor de in artikel 3, lid 2, onder e), genoemde doelstellingen; |
|
(e bis) |
tot 11 250 000 000 EUR voor de in artikel 3, lid 2, onder e bis), genoemde doelstellingen. |
BIJLAGE II
Voor financierings- en investeringsverrichtingen in aanmerking komende gebieden
De financierings- en investeringsverrichtingen op andere beleidsterreinen dan het beleidsterrein Europese strategische investeringen kunnen betrekking hebben op een of meer van de volgende gebieden:
De financierings- en investeringsverrichtingen op het beleidsterrein Europese strategische investeringen vallen onder de in artikel 7, lid 1, onder e), vastgestelde gebieden. Zij kunnen met name betrekking hebben op belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang.
|
1. |
De ontwikkeling van de energiesector, overeenkomstig de prioriteiten van de energie-unie, met inbegrip van energievoorzieningszekerheid, transitie naar schone energie, en de verbintenissen die in de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling en de Klimaatovereenkomst van Parijs zijn aangegaan, in het bijzonder door middel van:
|
|
2. |
De ontwikkeling van duurzame en veilige vervoersinfrastructuren en mobiliteitsoplossingen en uitrusting en innovatieve technologieën overeenkomstig de prioriteiten van de Unie op het gebied van vervoer en de verbintenissen die in de Klimaatovereenkomst van Parijs zijn aangegaan, in het bijzonder door middel van:
|
|
3. |
Milieu en hulpbronnen, in het bijzonder met betrekking tot:
|
|
4. |
De ontwikkeling van infrastructuur voor digitale connectiviteit, in het bijzonder door middel van projecten die de uitrol van digitale netwerken met zeer hoge capaciteit en 5G-connectiviteit ondersteunen of digitale connectiviteit en toegang, met name voor plattelandsgebieden en perifere regio’s, verbeteren. |
|
5. |
Onderzoek, ontwikkeling en innovatie, in het bijzonder door middel van:
|
|
6. |
De ontwikkeling, uitrol en opschaling van digitale technologieën en diensten, met name digitale technologieën en diensten die bijdragen aan de doelstellingen van het programma Digitaal Europa, in het bijzonder door middel van:
|
|
7. |
Financiële steun voor entiteiten met maximaal 499 werknemers, vooral voor kmo’s en kleine midcap-ondernemingen, in het bijzonder door middel van:
|
|
8. |
De culturele en de creatieve sector, cultureel erfgoed, media, de audiovisuele sector, journalistiek en pers, met name door middel van, maar niet beperkt tot, de ontwikkeling van nieuwe technologieën, het gebruik van digitale technologieën en technologisch beheer van intellectuele-eigendomsrechten. |
|
9. |
Toerisme. |
|
10. |
De sanering van industrieterreinen (met inbegrip van verontreinigde sites) en het herstel ervan met het oog op duurzaam gebruik. |
|
11. |
Duurzame landbouw, bosbouw, visserij, aquacultuur en andere onderdelen van de ruimere duurzame bio-economie. |
|
12. |
Sociale investeringen, met inbegrip van die ter ondersteuning van de verwezenlijking van de Europese pijler van sociale rechten, in het bijzonder door middel van:
|
|
13. |
De ontwikkeling van de defensie-industrie om bij te dragen aan de strategische autonomie van de Unie, in het bijzonder door middel van steun voor:
|
|
14. |
Ruimte, in het bijzonder met betrekking tot de ontwikkeling van de ruimtevaartsector volgens de doelstellingen van de ruimtestrategie voor Europa om:
|
|
15. |
Zeeën en oceanen, door projecten en ondernemingen op het gebied van de blauwe economie, en de financieringsbeginselen van de duurzame blauwe economie te ontwikkelen, met name via oplossingen op het gebied van maritiem ondernemerschap en maritieme industrie, hernieuwbare mariene energie en de circulaire economie. |
BIJLAGE III
Kernprestatie-indicatoren
1. Volume van de door het InvestEU-fonds ondersteunde financiering (uitgesplitst naar beleidsterrein)
|
1.1 |
Volume van de ondertekende verrichtingen |
|
1.2 |
Gemobiliseerde investeringen |
|
1.3 |
Gemobiliseerd bedrag aan particuliere financiering |
|
1.4 |
Bereikte hefboom- en multiplicatoreffecten |
2. Geografische dekking van de door het InvestEU-fonds ondersteunde financiering (uitgesplitst naar beleidsterrein, land en regio op het niveau van de nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) 2)
|
2.1 |
Aantal landen (lidstaten en derde landen) met InvestEU-verrichtingen |
|
2.2 |
Aantal regio’s met InvestEU-verrichtingen |
|
2.3 |
Volume van de verrichtingen per land (lidstaat en derde land) en per regio |
3. Effect van de financiering uit het InvestEU-fonds
|
3.1 |
Aantal gecreëerde of ondersteunde banen |
|
3.2 |
Investeringen ter ondersteuning van klimaatdoelstellingen, in voorkomend geval uitgesplitst naar beleidsterrein |
|
3.3 |
Investeringen ter ondersteuning van digitalisering |
|
3.4 |
Investeringen ter ondersteuning van industriële transitie |
4. Duurzame infrastructuur
|
4.1 |
Energie: Extra geïnstalleerde capaciteit voor de opwekking van hernieuwbare en andere veilige en duurzame emissieloze en emissiearme energie, uitgedrukt in megawatt (MW) |
|
4.2 |
Energie: Aantal huishoudens, aantal openbare en commerciële gebouwen en terreinen met een verbeterde energieverbruikclassificatie |
|
4.3 |
Energie: Geraamde energiebesparing als gevolg van de projecten, uitgedrukt in kilowattuur (kWh) |
|
4.4 |
Energie: Broeikasgasemissies die elk jaar worden beperkt/vermeden, uitgedrukt in ton CO2-equivalent |
|
4.5 |
Energie: Volume van investeringen in het ontwikkelen, slimmer maken en moderniseren van duurzame energie-infrastructuur |
|
4.6 |
Digitalisering: Extra huishoudens, ondernemingen of openbare gebouwen met een breedbandtoegang van ten minste 100 megabit per seconde die kan worden opgewaardeerd tot gigabitsnelheid, of aantal gecreëerde wifihotspots |
|
4.7 |
Vervoer: Gemobiliseerde investeringen, met name in TEN-T-projecten
|
|
4.8 |
Milieu: Investeringen die bijdragen aan de uitvoering van plannen en programma’s die op grond van het acquis van de Unie op milieugebied met betrekking tot luchtkwaliteit, water, afval en natuur vereist zijn |
5. Onderzoek, innovatie en digitalisering;
|
5.1 |
Bijdrage aan de doelstelling dat 3 % van het bruto binnenlands product (bbp) van de Unie in onderzoek, ontwikkeling en innovatie wordt geïnvesteerd |
|
5.2 |
Aantal ondersteunde ondernemingen per grootte die onderzoeks- en innovatieprojecten verrichten |
6. Kmo’s
|
6.1 |
Aantal ondersteunde ondernemingen per grootte (micro, klein, middelgroot en kleine midcaps) |
|
6.2 |
Aantal ondersteunde ondernemingen per fase (start, groei/uitbreiding) |
|
6.3 |
Aantal ondersteunde ondernemingen per lidstaat en regio op NUTS 2-niveau |
|
6.4 |
Aantal ondersteunde ondernemingen naar sector per code van de statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Unie (NACE) |
|
6.5 |
Percentage van het investeringsvolume op het beleidsterrein kmo’s dat naar kmo’s is gegaan |
7. Sociale investeringen en vaardigheden.
|
7.1 |
Sociale infrastructuur: Capaciteit van en toegang tot de ondersteunde sociale infrastructuur per sector: huisvesting, onderwijs, gezondheid, andere |
|
7.2 |
Microfinanciering en financiering voor sociale ondernemingen: Aantal ondersteunde ontvangers van microfinanciering en ondernemingen uit de sociale economie |
|
7.3 |
Vaardigheden: Aantal personen dat nieuwe vaardigheden verwerft of vaardigheden laat valideren en certificeren: formele onderwijs- en opleidingskwalificatie |
8. Europese strategische investeringen
|
8.1 |
Aantal en volume van verrichtingen die bijdragen tot de verstrekking van kritieke infrastructuur, in voorkomend geval uitgesplitst naar fysieke en virtuele infrastructuur en de bijbehorende goederen en diensten |
|
8.2 |
Extra capaciteit voor kritieke infrastructuur, in voorkomend geval uitgesplitst naar gebieden |
|
8.3 |
Aantal en volume van verrichtingen die bijdragen tot onderzoek naar en de ontwikkeling van kritieke technologie en input voor de beveiliging van de Unie en haar lidstaten, en producten voor tweeërlei gebruik |
|
8.4 |
Aantal ondersteunde ondernemingen naar omvang die kritieke technologie en input voor de beveiliging van de Unie en haar lidstaten en producten voor tweeërlei gebruik ontwikkelen en produceren |
|
8.4 |
bis Aantal clusters en digitale-innovatiehubs die worden ondersteund ten behoeve van de ontwikkeling van synergieën tussen ondernemingen |
|
8.5 |
Aantal en volume van verrichtingen die bijdragen tot de levering van, de productie van en de aanleg van voorraden kritieke input , tenzij deze binnen de grenzen van de bestaande wettelijke voorschriften vallen , met inbegrip van die voor gezondheidszorg |
|
8.6 |
Additionele kritieke input, met inbegrip van die voor gezondheidszorg, ondersteund voor levering, productie en aanleg van voorraden, in voorkomend geval uitgesplitst naar type |
|
8.7 |
Aantal en volume van verrichtingen die ondersteuning bieden voor sleuteltechnologieën en digitale technologieën die van strategisch belang zijn voor de industriële toekomst van de Unie. |
|
8.7 bis |
Aantal en volume van verrichtingen om bedrijven, in het bijzonder kmo’s, te helpen bij het digitaliseren van hun activiteiten en het vergroten van de veerkracht van hun waardeketens en bedrijfsmodellen |
|
8.7 ter |
Aantal start-ups die door het InvestEU-fonds worden ondersteund, aantal en volume van verrichtingen om ondernemerschap te bevorderen |
|
8.7 quater |
Aantal en volume van verrichtingen die bijdragen tot de reductie van broeikasgassen in overeenstemming met de klimaatdoelstellingen van de Unie |
|
8.7 quinquies |
Aantal verbintenissen van de Europese investeringsadvieshubs in regio’s en lidstaten met tot dusver beperkte resultaten op het gebied van het opstarten en ontwikkelen van projecten en in industriële sectoren met te weinig investeringen die in het verleden niet zijn ondersteund door de investeringsinstrumenten van de Unie |
|
8.7 sexies |
Toename van het volume aan private-equity- en durfkapitaalinvesteringen in aanverwante projecten |
|
8.7 septies |
Een regionale en nationale breedte waaruit blijkt dat de begunstigde lidstaten en regio’s gelijkmatig verdeeld zijn over het grondgebied van de Unie en dat de voordelen niet geconcentreerd zijn in een beperkt aantal lidstaten of regio’s |
BIJLAGE IV
Het InvestEU-programma — Voorgaande instrumenten
A. Eigenvermogensinstrumenten:
|
— |
Europese Technologiefaciliteit (ETF98): Besluit 98/347/EG van de Raad van 19 mei 1998 betreffende maatregelen voor financiële bijstand aan innoverende en werkgelegenheid scheppende kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) — Het groei- en werkgelegenheidsinitiatief (PB L 155 van 29.5.1998, blz. 43). |
|
— |
Proefproject technologieoverdracht: Besluit van de Commissie tot vaststelling van een aanvullend financieringsbesluit betreffende de financiering van acties van de activiteit “Interne goederenmarkt en sectoraal beleid” van het directoraat-generaal Ondernemingen en Industrie voor 2007 en tot vaststelling van het kaderbesluit betreffende de financiering van de voorbereidende actie “De Europese Unie speelt zijn rol in een geglobaliseerde wereld” en van vier proefprojecten “Erasmus voor jonge ondernemers”, “Maatregelen ter bevordering van samenwerking en partnerschappen tussen micro-, kleine en middelgrote ondernemingen”, “Technologie-overdracht” en “Europese topbestemmingen” van het directoraat-generaal Ondernemingen en Industrie voor 2007. |
|
— |
Europese Technologiefaciliteit (ETF01): Beschikking 2000/819/EG van de Raad van 20 december 2000 betreffende een meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap, met name voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) (2001-2005) (PB L 333 van 29.12.2000, blz. 84). |
|
— |
Faciliteit voor snelgroeiende, innovatieve kleine en middelgrote ondernemingen in het kader van het programma voor concurrentievermogen en innovatie (GIF — CIP): Besluit nr. 1639/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 tot vaststelling van een kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (2007-2013) (PB L 310 van 9.11.2006, blz. 15). |
|
— |
Connecting Europe Facility Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010 (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 129), zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2015 betreffende het Europees Fonds voor strategische investeringen, de Europese investeringsadvieshub en het Europese investeringsprojectenportaal en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1291/2013 en (EU) nr. 1316/2013 — het Europees Fonds voor strategische investeringen (PB L 169 van 1.7.2015, blz. 1). |
|
— |
Eigenvermogensfaciliteit voor groei van Cosme (Cosme-EFG): Verordening (EU) nr. 1287/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van een programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en voor kleine en middelgrote ondernemingen (Cosme) (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1639/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 33). |
|
— |
InnovFin Equity:
|
|
— |
Programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI) — Investeringen in capaciteitsopbouw: Verordening (EU) nr. 1296/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende een programma van de Europese Unie voor werkgelegenheid en sociale innovatie (“EaSI”) en tot wijziging van Besluit nr. 283/2010/EU tot instelling van een Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit voor werkgelegenheid en sociale insluiting (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 238). |
B. Garantie-instrumenten
|
— |
Garantiefaciliteit voor kmo’s ’98 (SMEG98): Besluit 98/347/EG van de Raad van 19 mei 1998 betreffende maatregelen voor financiële bijstand aan innoverende en werkgelegenheid scheppende kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) — Het groei- en werkgelegenheidsinitiatief (PB L 155 van 29.5.1998, blz. 43). |
|
— |
Garantiefaciliteit voor kmo’s ’01 (SMEG01): Beschikking 2000/819/EG van de Raad van 20 december 2000 betreffende een meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap, met name voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) (2001-2005) (PB L 333 van 29.12.2000, blz. 84). |
|
— |
Garantiefaciliteit voor het mkb in het kader van het programma voor concurrentievermogen en innovatie ’07 (CIP SMEG07): Besluit nr. 1639/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 tot vaststelling van een kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (2007-2013) (PB L 310 van 9.11.2006, blz. 15). |
|
— |
Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit — Garantie (EPMF-G): Besluit nr. 283/2010/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 maart 2010 tot instelling van een Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit voor werkgelegenheid en sociale insluiting (PB L 87 van 7.4.2010, blz. 1). |
|
— |
Instrument voor risicodeling van de financieringsfaciliteit met risicodeling (RSI):
|
|
— |
EaSI-garantie-instrument: Verordening (EU) nr. 1296/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende een programma van de Europese Unie voor werkgelegenheid en sociale innovatie (“EaSI”) en tot wijziging van Besluit nr. 283/2010/EU tot instelling van een Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit voor werkgelegenheid en sociale insluiting (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 238). |
|
— |
Leninggarantiefaciliteit van Cosme (Cosme-LGF): Verordening (EU) nr. 1287/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van een programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en voor kleine en middelgrote ondernemingen (Cosme) (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1639/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 33). |
|
— |
InnovFin Debt:
|
|
— |
Garantiefaciliteit voor de culturele en creatieve sectoren (CCS GF): Verordening (EU) nr. 1295/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van het programma Creatief Europa (2014 tot 2020) en tot intrekking van de Besluiten nr. 1718/2006/EG, nr. 1855/2006/EG en nr. 1041/2009/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 221). |
|
— |
Garantiefaciliteit voor studentenleningen (SLGF): Verordening (EU) nr. 1288/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van “Erasmus+”: het programma van de Unie voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport en tot intrekking van Besluiten nr. 1719/2006/EG, nr. 1720/2006/EG en nr. 1298/2008/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 50). |
|
— |
Particuliere financiering van energie-efficiëntie (PF4EE): Verordening (EU) nr. 1293/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake de vaststelling van een programma voor het milieu en klimaatactie (Life) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 614/2007 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 185). |
C. Instrumenten voor risicodeling:
|
— |
Financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF): Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) Verklaringen van de Commissie (PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1). |
|
— |
InnovFin:
|
|
— |
Schuldinstrument van de Connecting Europe Facility (CEF DI): Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010 (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 129). |
|
— |
Faciliteit voor de financiering van natuurlijk kapitaal (NCFF): Verordening (EU) nr. 1293/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake de vaststelling van een programma voor het milieu en klimaatactie (Life) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 614/2007 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 185). |
D. Specifieke investeringsinstrumenten:
|
— |
Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit — Fonds commun de placement — Fonds d’investissement spécialisé (EPMF FCP-FIS): Besluit nr. 283/2010/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 maart 2010 tot instelling van een Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit voor werkgelegenheid en sociale insluiting (PB L 87 van 7.4.2010, blz. 1). |
|
— |
Marguerite:
|
|
— |
Europees Fonds voor energie-efficiëntie (EEEF): Verordening (EU) nr. 1233/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 663/2009 tot vaststelling van een programma om het economische herstel te bevorderen via financiële bijstand van de Gemeenschap aan projecten op het gebied van energie (PB L 346 van 30.12.2010, blz. 5). |
BIJLAGE V
Tekortkomingen van de markt, suboptimale investeringssituaties, additionaliteit en uitgesloten activiteiten
A. Tekortkomingen van de markt, suboptimale investeringssituaties en additionaliteit
Overeenkomstig artikel 209 van het Financieel Reglement pakt de EU-garantie tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties aan (artikel 209, lid 2, onder a)) en bewerkstelligt zij additionaliteit door te voorkomen dat potentiële steun en investeringen uit andere overheids- of particuliere bronnen worden vervangen (artikel 209, lid 2, onder b)).
Om in overeenstemming te zijn met artikel 209, lid 2, onder a) en b), van het Financieel Reglement, voldoen de financierings- en investeringsverrichtingen die worden ondersteund door de EU-garantie aan de hieronder in de punten 1 en 2 vastgestelde vereisten:
1. Tekortkomingen van de markt en suboptimale investeringssituaties
Teneinde tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties aan te pakken, zoals bedoeld in artikel 209, lid 2, onder a), van het Financieel Reglement, omvatten de door de financierings- en investeringsverrichtingen beoogde investeringen een van volgende aspecten:
|
(a) |
publieke goederen die de exploitant of onderneming onvoldoende financiële voordelen opleveren (zoals onderwijs en vaardigheden, gezondheidszorg en toegankelijkheid, beveiliging en defensie, en infrastructuur die beschikbaar is zonder kosten of tegen verwaarloosbare kosten); |
|
(b) |
externe factoren die de exploitant of onderneming in het algemeen niet kan internaliseren, zoals investeringen in onderzoek en ontwikkeling, energie-efficiëntie, bescherming van het klimaat of het milieu; |
|
(c) |
informatieasymmetrieën, met name in het geval van kmo’s en kleine midcap-ondernemingen, met inbegrip van hogere risiconiveaus voor startende bedrijven, bedrijven met voornamelijk immateriële activa of onvoldoende onderpand, of bedrijven die zich richten op activiteiten met een hoger risicogehalte; |
|
(d) |
grensoverschrijdende infrastructuurprojecten en bijbehorende diensten of fondsen die op grensoverschrijdende basis investeren om de versnippering op de interne markt van de EU tegen te gaan en er een betere coördinatie tot stand te brengen; |
|
(e) |
blootstelling in bepaalde sectoren, landen of regio’s aan risiconiveaus die hoger zijn dan particuliere financiële actoren kunnen of willen aanvaarden, ook als de investering niet of niet in dezelfde mate zou hebben plaatsgevonden vanwege de nieuwheid van een innovatie of onbeproefde technologie of de risico’s die eraan verbonden zijn; |
|
(f) |
in het geval van steun voor financierings- en investeringsverrichtingen in het kader van de Europese strategische investeringen, zou de investering niet of niet in dezelfde mate hebben plaatsgevonden via marktfinanciering door entiteiten die in de Unie gevestigd en werkzaam zijn wegens moeilijkheden bij het internaliseren van de voordelen van het Europees strategisch belang; |
|
(g) |
nieuwe of complexe tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties overeenkomstig artikel 8, lid 1, onder a), iii), van deze verordening. |
2. Additionaliteit
Financierings- en investeringsverrichtingen voldoen aan beide aspecten van additionaliteit als bedoeld in artikel 209, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement. Dit betekent dat de verrichtingen zonder de steun van het InvestEU-fonds niet of niet in dezelfde mate zouden zijn uitgevoerd door andere overheids- of particuliere bronnen. Voor de toepassing van deze verordening houdt dit in dat financierings- en investeringsverrichtingen moeten voldoen aan de volgende twee criteria:
|
(1) |
Om te worden beschouwd als additioneel op de in artikel van punt a, lid punt b, punt 2), van het Financieel Reglement bedoelde particuliere bronnen verstrekt het InvestEU-fonds steun voor financierings- en investeringsverrichtingen van de uitvoerende partners die gericht zijn op investeringen die vanwege hun specifieke eigenschappen (publieke goederen, externe factoren, informatieasymmetrie, overwegingen in verband met sociaal-economische cohesie, en andere) onvoldoende financieel rendement op marktniveau opleveren of als te riskant worden gezien (ten opzichte van de risiconiveaus die de desbetreffende particuliere entiteiten bereid zijn te aanvaarden). Gezien deze kenmerken is toegang tot marktfinanciering onder redelijke voorwaarden wat betreft prijsstelling, zekerheidsvereisten, soort financiering, looptijd van verstrekte financiering en andere voorwaarden, onmogelijk voor dergelijke financierings- en investeringsverrichtingen, waardoor ze helemaal niet of niet in dezelfde mate in de Unie zouden plaatsvinden zonder overheidssteun. |
|
(2) |
Om te worden beschouwd als additioneel op de in artikel 209, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement bedoelde overheidsbronnen verstrekt het InvestEU-fonds alleen steun aan financierings- en investeringsverrichtingen waarvoor de volgende voorwaarden gelden:
|
|
(3) |
Financierings- en investeringsverrichtingen in het kader van de Europese strategische investeringen kunnen ook als additioneel worden beschouwd wanneer deze verrichtingen zonder steun van het InvestEU-fonds niet of niet in dezelfde mate zouden zijn uitgevoerd door andere in de Unie gevestigde en werkzame particuliere en publieke entiteiten. |
Om aan te tonen dat de financierings- en investeringsverrichtingen die door de EU-garantie worden ondersteund additioneel zijn ten opzichte van de bestaande markt- en andere overheidssteun, verstrekken de uitvoerende partners gegevens waarmee ten minste één van de volgende kenmerken wordt aangetoond:
|
(a) |
steun die wordt verstrekt via een positie die achtergesteld is ten opzichte van andere openbare of particuliere kredietverleners of binnen de financieringsstructuur; |
|
(b) |
steun die wordt verstrekt via deelnemingen of quasi-deelnemingen of via schuldvorderingen met een lange looptijd, prijsstelling, zekerheidsvereisten of andere voorwaarden die onvoldoende beschikbaar zijn op de markt of via andere overheidsbronnen; |
|
(c) |
steun voor verrichtingen die een hoger risicoprofiel dragen dan het risico dat de uitvoerende partner gewoonlijk aanvaardt bij zijn gebruikelijke activiteiten, of steun aan uitvoerende partners als aanvulling op de eigen capaciteit van die partners om deze verrichtingen te ondersteunen; |
|
(d) |
participatie in mechanismen voor risicodeling die gericht zijn op beleidsterreinen die de uitvoerende partner blootstellen aan risiconiveaus die hoger liggen dan het risico dat deze uitvoerende partner gewoonlijk aanvaardt of hoger dan particuliere financiële actoren kunnen aanvaarden of bereid zijn te aanvaarden; |
|
(e) |
steun die bijkomende openbare of particuliere financiering katalyseert of aantrekt en die een aanvulling vormt op andere particuliere en commerciële bronnen, met name van traditioneel risicomijdende categorieën beleggers of institutionele beleggers, als gevolg van het signaaleffect van steun die in het kader van het InvestEU-fonds wordt verstrekt; |
|
(f) |
steun die wordt verstrekt via financiële producten die in de beoogde landen of regio’s niet beschikbaar zijn of niet in voldoende mate worden aangeboden als gevolg van ontbrekende, onderontwikkelde of onvolledige markten. |
Voor financierings- en investeringsverrichtingen via een intermediair, met name in het geval van steun voor kmo’s, wordt de additionaliteit gecontroleerd op het niveau van de intermediair in plaats van het niveau van de eindontvanger. Er wordt geacht sprake te zijn van additionaliteit wanneer via het InvestEU-fonds steun wordt verstrekt aan een financieel intermediair voor de totstandbrenging van een nieuwe portefeuille met een hoger risiconiveau of voor het vergroten van het volume aan activiteiten die reeds een groot risico met zich meebrengen in vergelijking met de risiconiveaus die particuliere en openbare financiële actoren momenteel kunnen aanvaarden of bereid zijn te aanvaarden in de beoogde landen of regio’s.
De EU-garantie wordt niet verleend ter ondersteuning van herfinancieringstransacties (zoals het vervangen van bestaande leningsovereenkomsten of andere vormen van financiële steun voor projecten die al gedeeltelijk of volledig hebben plaatsgevonden), behalve in specifieke uitzonderlijke en goed gemotiveerde omstandigheden waarin bewezen is dat de verrichting met ondersteuning van de EU-garantie een nieuwe investering zal genereren op een voor financierings- en investeringsverrichtingen in aanmerking komende beleidsterreinen als vermeld in bijlage II ter waarde van een bedrag dat een aanvulling vormt op het gebruikelijke activiteitenvolume van de uitvoerende partner of financiële intermediair en ten minste gelijkwaardig is aan het bedrag van de verrichting die voldoet aan de in deze verordening vastgestelde subsidiabiliteitscriteria. Dergelijke herfinancieringsverrichtingen voldoen aan de vereisten als bepaald in afdeling A van deze bijlage met betrekking tot marktfalen, suboptimale investeringssituaties en additionaliteit.
B. Uitgesloten activiteiten
Het InvestEU-fonds verleent geen steun aan:
|
(1) |
activiteiten die een inperking van de individuele rechten en vrijheden of een schending van de mensenrechten vormen; |
|
(2) |
activiteiten op het gebied van defensie die betrekking hebben op het gebruik, de ontwikkeling of de vervaardiging van producten en technologieën die uit hoofde van het toepasselijk internationaal recht verboden zijn; |
|
(3) |
producten en activiteiten in verband met tabak (productie, distributie, verwerking en handel); |
|
(4) |
activiteiten die van financiering zijn uitgesloten in artikel [X] van de verordening [Horizon Europa] (30): onderzoek naar het klonen van mensen voor voortplantingsdoeleinden; activiteiten bedoeld om het genetisch erfgoed van mensen te wijzigen waardoor dergelijke wijzigingen erfelijk zouden kunnen worden; en activiteiten voor de productie van menselijke embryo’s uitsluitend ten behoeve van onderzoek of het verkrijgen van stamcellen, onder meer via overdracht van de celkern van somatische cellen; |
|
(5) |
activiteiten in verband met gokken (productie, bouw, distributie, verwerking, handel of software); |
|
(6) |
mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting en de bijbehorende infrastructuur, diensten en media; |
|
(7) |
activiteiten waarbij levende dieren worden gebruikt voor experimentele en wetenschappelijke doeleinden, voor zover naleving van de Europese Overeenkomst voor de bescherming van gewervelde dieren die worden gebruikt voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden (31) niet kan worden gewaarborgd; |
|
(8) |
activiteiten in verband met vastgoedontwikkeling, zoals activiteiten die uitsluitend tot doel hebben bestaande gebouwen te renoveren en deze opnieuw te verhuren of te verkopen, en nieuwbouwprojecten; activiteiten in de vastgoedsector die verband houden met de specifieke doelstellingen van het InvestEU-programma als gespecificeerd in artikel 3, lid 2, en verband houden met de voor financierings- en investeringsverrichtingen in aanmerking komende beleidsterreinen als vermeld in bijlage II bij deze verordening, zoals investeringen in projecten op het gebied van energie-efficiëntie of sociale huisvesting, komen echter wel in aanmerking; |
|
(9) |
financiële activiteiten zoals het aankopen of verhandelen van financiële instrumenten. Met name interventies gericht op een buy-out met het oog op de verkoop van waardevolle activa, of vervangingskapitaal met het oog op de verkoop van waardevolle activa, zijn uitgesloten; |
|
(10) |
activiteiten die uit hoofde van het toepasselijk internationaal recht verboden zijn; |
|
(11) |
de ontmanteling, exploitatie, aanpassing of bouw van kerncentrales; |
|
(12) |
investeringen in verband met de ontginning of winning, verwerking, distributie, opslag of verbranding van vaste fossiele brandstoffen en olie en investeringen in verband met gaswinning. Deze uitsluiting geldt niet voor de volgende activiteiten:
|
|
(13) |
investeringen in voorzieningen voor de verwijdering van afval op stortplaatsen. Deze uitsluiting geldt niet voor investeringen in:
|
|
(14) |
investeringen in installaties voor mechanisch-biologische behandeling (MBT). Deze uitsluiting geldt niet voor investeringen voor het aanpassen van bestaande MBT-installaties met het oog op energieterugwinning of activiteiten voor het recycleren van gescheiden afval, zoals compostering of anaerobe vergisting; |
|
(15) |
investeringen in verbrandingsovens voor de behandeling van afval. Deze uitsluiting geldt niet voor investeringen in:
|
De uitvoerende partners moeten ervoor zorgen dat de financierings- en investeringsverrichtingen niet zijn uitgesloten op grond van de in deze bijlage bij ondertekening vastgestelde uitsluitingscriteria, moeten tijdens de uitvoering van het project toezien op deze naleving en moeten in voorkomend geval passende corrigerende maatregelen nemen.
(1) De zaak werd voor interinstitutionele onderhandelingen terugverwezen naar de bevoegde commissies op grond van artikel 59, lid 4, vierde alinea, van het Reglement (A9-0203/2020).
(*1) Amendementen: nieuwe of vervangende tekst staat in vet en cursief, schrappingen worden aangeduid met het symbool ▌.
(2) PB C […] van […], blz. […].
(3) PB C […] van […], blz. […].
(4) Verordening (EU) nr. 1295/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van het programma Creatief Europa (2014 tot 2020) en tot intrekking van de Besluiten nr. 1718/2006/EG, nr. 1855/2006/EG en nr. 1041/2009/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 221).
(5) PB L 282 van 19.10.2016, blz. 4.
(6) COM(2018)0353.
(7) PB L 309 van 13.12.1993, blz. 3.
(8) Richtlijn (EU) 2016/2284 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de vermindering van de nationale emissies van bepaalde luchtverontreinigende stoffen, tot wijziging van Richtlijn 2003/35/EG en tot intrekking van Richtlijn 2001/81/EG. (PB L 344 van 17.12.2016, blz. 1).
(9) Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen, PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82.
(10) Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 663/2009 en (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 94/22/EG, 98/70/EG, 2009/31/EG, 2009/73/EG, 2010/31/EU, 2012/27/EU en 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2009/119/EG en (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).
(11) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
(12) COM(2018)0323.
(13) Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1).
(14) Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6).
(15) Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2015 betreffende het Europees Fonds voor strategische investeringen, de Europese investeringsadvieshub en het Europese investeringsprojectenportaal en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1291/2013 en (EU) nr. 1316/2013 — het Europees Fonds voor strategische investeringen (PB L 169 van 1.7.2015, blz. 1).
(16) PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
(17) Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
(18) Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).
(19) Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
(20) Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (“EOM”) (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).
(21) Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).
(22) SEC(2018)0310; SWD(2018)0337.
(23) COM(2020)0022.
(24) Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).
(25) …
(26) …
(27) Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).
(28) Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende richtsnoeren van de Unie voor de ontwikkeling van het trans-Europees vervoersnetwerk en tot intrekking van Besluit nr. 661/2010/EU (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 1).
(29) Betaalbare sociale huisvesting is huisvesting ten behoeve van kansarme personen of sociaal kansarme groepen, die als gevolg van solvabiliteitsbeperkingen te maken hebben met ernstige woningnood of niet in staat zijn huisvesting te verkrijgen aan marktvoorwaarden.
(30) Artikel 14 van het voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding 2018/0224(COD).