ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 343

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

64e jaargang
26 augustus 2021


Inhoud

Bladzijde

 

III   Voorbereidende handelingen

 

EUROPESE CENTRALE BANK

2021/C 343/01

Advies van de Europese Centrale Bank van 4 juni 2021 inzake een voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende digitale operationele veerkracht voor de financiële sector (CON/2021/20)

1


 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2021/C 343/02

Wisselkoersen van de euro — 25 augustus 2021

14

2021/C 343/03

Besluit van de Commissie van 4 augustus 2021 tot oprichting van de deskundigengroep voor technisch advies inzake de biologische productie (Egtop)

15

 

INFORMATIE OVER DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

 

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

2021/C 343/04

Staatssteun – Besluit om geen bezwaar te maken

23

2021/C 343/05

Staatssteun – Besluit om geen bezwaar te maken

24

2021/C 343/06

Staatssteun – Besluit om geen bezwaar te maken

25

2021/C 343/07

Staatssteun – Besluit om geen bezwaar te maken

26

2021/C 343/08

Staatssteun – Besluit om geen bezwaar te maken

27

2021/C 343/09

Staatssteun – Besluit om geen bezwaar te maken

28


 

V   Bekendmakingen

 

GERECHTELIJKE PROCEDURES

 

EVA-Hof

2021/C 343/10

Beroep tegen de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, ingesteld door SÝN hf. op 9 juli 2021 (Zaak E-4/21)

29

 

ANDERE HANDELINGEN

 

Europese Commissie

2021/C 343/11

Bekendmaking van een mededeling van de goedkeuring van een standaardwijziging van een productdossier voor een naam in de wijnsector als bedoeld in artikel 17, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie

30

2021/C 343/12

Bekendmaking van een mededeling van de goedkeuring van een standaardwijziging van een productdossier voor een naam in de wijnsector als bedoeld in artikel 17, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie

38


NL

 


III Voorbereidende handelingen

EUROPESE CENTRALE BANK

26.8.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 343/1


ADVIES VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 4 juni 2021

inzake een voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende digitale operationele veerkracht voor de financiële sector

(CON/2021/20)

(2021/C 343/01)

Inleiding en rechtsgrondslag

Op 22, 23 en 29 december 2020 ontving de Europese Centrale Bank (ECB) van respectievelijk de Raad van de Europese Unie en het Europees Parlement verzoeken om een advies over een voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende digitale operationele veerkracht voor de financiële sector en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014 en (EU) nr. 909/2014 (1) (hierna “de ontwerpverordening” genoemd) en een voorstel voor een Richtlijn tot wijziging van de Richtlijnen 2006/43/EG, 2009/65/EG, 2009/138/EG, 2011/61/EU, 2013/36/EU, 2014/65/EU, (EU) 2015/2366 en (EU) 2016/2341 (2) ( hierna “de ontwerpwijzigingsrichtlijn” genoemd, samen met de “ontwerpverordening”, de “ontwerphandelingen” genoemd).

De bevoegdheid van de ECB om advies uit te brengen is gebaseerd op artikel 127, lid 4 en artikel 282, lid 5, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, aangezien de voorgestelde handelingen bepalingen bevatten die onder de bevoegdheid van de ECB vallen, met name de bepaling en de uitvoering van het monetair beleid, de bevordering van de goede werking van het betalingsverkeer, de bijdrage aan een goede beleidsvoering van de bevoegde autoriteiten ten aanzien van de stabiliteit van het financiële marktstelsel, en de taken van de ECB ten aanzien van het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen krachtens artikel 127, lid 2,het eerste en vierde streepje, artikel 127, lid 5, en artikel 127, lid 6, VWEU. Overeenkomstig de eerste zin van artikel 17.5 van het reglement van orde van de Europese Centrale Bank heeft de Raad van bestuur dit advies goedgekeurd.

1.   Algemene opmerkingen

1.1

De ECB is ingenomen met de ontwerpverordening, die tot doel heeft de cyberveiligheid en de operationele veerkracht van de financiële sector te verbeteren. De ECB is met name ingenomen met het doel van de ontwerpverordening om de belemmeringen voor en de totstandbrenging en werking van de interne markt voor financiële diensten weg te nemen door de regels die van toepassing zijn op het risicobeheer op het gebied van informatie- en communicatietechnologie (ICT), de rapportage, het testen en ICT-risico van derde-aanbieders te harmoniseren. Voorts is de ECB ingenomen met het doel van de ontwerpverordening om alle overlappende regelgevingsvereisten of toezichtverwachtingen waaraan financiële entiteiten momenteel krachtens het Unierecht onderworpen zijn, te stroomlijnen en te harmoniseren.

1.2

De ECB begrijpt dat ten aanzien van financiële entiteiten die als aanbieders van essentiële diensten worden aangemerkt (3), de ontwerpverordening in overeenstemming met de betekenis zoals uiteengezet in artikel 1, lid 7, van Directive (EU) 2016/1148, van het Europees Parlement en de Raad (4) (hierna de “NIS-richtlijn” genoemd) sectorspecifieke wetgeving (lex specialis) vertegenwoordigt, hetgeen inhoudt dat de vereisten in de ontwerpverordening in beginsel over de NIS-richtlijn prevaleren. In de praktijk zouden financiële entiteiten die als aanbieders van essentiële diensten (5) worden aangemerkt, onder meer incidenten melden overeenkomstig de ontwerpverordening in plaats van de NIS-richtlijn. Hoewel de ECB ingenomen is met de vermindering van mogelijke overlappende vereisten voor financiële entiteiten op het gebied van de melding van incidenten, moet verder worden nagedacht over de wisselwerking tussen de ontwerpverordening en de NIS-richtlijn. Zo zou een derde aanbieder van ICT-diensten (6) op grond van de ontwerpverordening onderworpen kunnen worden aan aanbevelingen van de leidende toezichthouder (7). Tegelijkertijd kan dezelfde derde ICT-dienstverlener op grond van de NIS-richtlijn worden aangemerkt als aanbieder van essentiële diensten en onderworpen worden aan bindende instructies van de bevoegde autoriteit (8). In dat geval zou de derde aanbieder van ICT-diensten het voorwerp kunnen zijn van tegenstrijdige aanbevelingen in het kader van de ontwerpverordening en bindende instructies uit hoofde van de NIS-richtlijn. De ECB stelt voor dat de wetgevingsorganen van de Unie zich verder beraden op mogelijke inconsistenties tussen de ontwerpverordening en de NIS-richtlijn die de harmonisatie en vermindering van overlappende en tegenstrijdige vereisten voor financiële entiteiten kunnen belemmeren.

1.3

De ECB begrijpt ook dat krachtens het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende maatregelen voor een hoog gezamenlijk niveau van cyberbeveiliging in de Unie, tot intrekking van Richtlijn (EU) 2016/1148 (9) (hierna de “ontwerp-NIS2-richtlijn”), “bijna-ongelukken” (10) onderworpen zullen zijn aan rapportageverplichtingen (11). Terwijl overweging (39) van de voorgestelde NIS2-richtlijn verwijst naar de betekenis van de term “bijna-ongelukken” is het onduidelijk of het de bedoeling is voor te schrijven dat bijna-ongelukken worden gemeld door de in artikel 2 van de ontwerpverordening genoemde financiële entiteiten. In dit verband, en ook rekening houdend met het feit dat bijna-ongelukken pas als zodanig kunnen worden geïdentificeerd nadat zij zich hebben voorgedaan, zou de ECB graag tijdig in kennis worden gesteld van significante bijna-ongelukken, zoals momenteel het geval is bij cyberincidenten. De ECB stelt voor om de ontwerpverordening en de voorgestelde NIS2-richtlijn beter op elkaar af te stemmen om de precieze reikwijdte te verduidelijken van de rapportage waaraan een bepaalde financiële entiteit onderworpen kan zijn uit hoofde van deze twee afzonderlijke maar onderling verbonden onderdelen van de Uniewetgeving. Tegelijkertijd zouden “bijna-ongelukken” moeten worden gedefinieerd en zouden bepalingen moeten worden ontwikkeld om de betekenis ervan te verduidelijken.

1.4

De ECB is ingenomen met het stimuleren van financiële entiteiten om op vrijwillige basis informatie en inlichtingen over cyberdreiging uit te wisselen om hun cyberweerbaarheid te verbeteren en te versterken. De ECB heeft zelf bijstand verleend bij het Cyber Intelligence Information Sharing Initiative (Initiatief tot informatie-uitwisseling over cyber-inlichtingen - CIISI-EU) en de blauwdrukken beschikbaar gesteld aan iedereen om een dergelijk systeem te bouwen en te bevorderen (12).

1.5

De ECB ondersteunt de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten voor de toepassing van de ontwerpverordening, de Europese toezichthoudende autoriteiten (ETA’s) en de Computer Security Incident Response Teams (CSIRTS) (13). Het is van essentieel belang informatie uit te wisselen om de operationele veerkracht van de Unie te waarborgen, aangezien informatie-uitwisseling en samenwerking tussen autoriteiten kunnen bijdragen tot de preventie van cyberaanvallen en kunnen bijdragen tot het verminderen van de verspreiding van ICT-dreigingen. Een gemeenschappelijke interpretatie van ICT-gerelateerde risico’s moet worden bevorderd en er moet worden gezorgd voor een consistente beoordeling van dergelijke risico’s in de gehele Unie. Het is van het grootste belang dat informatie alleen wordt gedeeld met het centrale contactpunt (14) en de nationale CSIRTS door de bevoegde autoriteiten (15) wanneer er duidelijke mechanismen voor classificatie en informatie-uitwisseling bestaan in combinatie met passende waarborgen om de vertrouwelijkheid te waarborgen.

1.6

Ten slotte zou de ECB graag zien dat in het kader van de ontwerpverordening regels inzake persoonsgegevens en gegevensbewaring worden ingevoerd. Bij de bepaling van de duur van de bewaringstermijn moet rekening worden gehouden met het onderzoek, de inspectie, het verzoek om informatie, de mededeling, de publicatie, de evaluatie, de verificatie, de beoordeling en de opstelling van oversight- of toezichtplannen die de bevoegde autoriteiten eventueel moeten uitvoeren in het kader van hun respectieve verplichtingen en taken uit hoofde van de ontwerpverordening. In dit verband zou een bewaringstermijn van 15 jaar toereikend zijn. In specifieke gevallen kan deze bewaringstermijn worden verkort of verlengd. In dit verband stelt de ECB voor dat de wetgevingsorganen van de Unie bij de formulering van de desbetreffende bepaling inzake persoonsgegevens en gegevensbewaring ook rekening houden met het beginsel van minimale gegevensverwerking, alsook met verdere verwerking voor archiveringsdoeleinden in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden (16).

2.   Specifieke opmerkingen over oversight en effectenclearing en -afwikkeling

2.1   Bevoegdheden op het gebied van oversight van het ESCB en het Eurosysteem

2.1.1

Nauw verband houdend met de fundamentele taken van het ESCB voorzien het Verdrag en de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank (hierna “de ESCB-statuten” genoemd) in het toezicht van het Eurosysteem op clearing- en betalingssystemen. Krachtens artikel 127, lid 2, het vierde streepje, van het Verdrag, zoals overgenomen in artikel 3,1, van de ESCB-statuten is een andere via het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) uit te voeren fundamentele taak het bevorderen van de goede werking van het betalingsverkeer. Bij de uitvoering van deze fundamentele taak geldt dat “de ECB en de nationale centrale banken zijn gerechtigd faciliteiten ter beschikking stellen, en de ECB kan verordeningen vaststellen ter verzekering van doelmatige en deugdelijke clearing- en betalingssystemen binnen de Unie en met andere landen” (17). Uit hoofde van haar toezichthoudende rol heeft de ECB Verordening (EU) nr. 795/2014 van de Europese Centrale Bank (ECB/2014/28) (hierna de “SIPS-verordening” genoemd) vastgesteld. (18) De SIPS-verordening legt de beginselen voor financiële marktinfrastructuren (Principles for financial market infrastructures) ten uitvoer die zijn uitgevaardigd door het Comité betalingen en verrekeningen (Committee on Payment and Settlement Systems) en de International organisatie van effectentoezichthouders (International Organization of Securities Commissions) (19), die juridisch bindend zijn en zowel systemen voor grote als systeemrelevante retailbetalingen bestrijken die worden geëxploiteerd door een centrale bank van het Eurosysteem of een particuliere entiteit. Het oversightbeleidskader (20) van het Eurosysteem identificeert betaalinstrumenten als een “integraal onderdeel van betalingssystemen” en omvat derhalve deze instrumenten binnen het toepassingsgebied van het oversight ervan. Het oversightkader voor betaalinstrumenten wordt momenteel herzien (21). Binnen dat kader wordt een betaalinstrument (bv. een kaart, overmaking, automatische afschrijving, e-geldovermaking en digitale betaaltoken (22)) gedefinieerd als een gepersonaliseerd instrument (of een reeks apparaten) en/of een reeks procedures die zijn overeengekomen tussen de betalingsdienstgebruiker en de betalingsdienstaanbieder die worden gebruikt om een waardeoverdracht te initiëren (23).

2.1.2

In het licht van het bovenstaande is de ECB ingenomen met de uitsluiting van systeembeheerders als gedefinieerd in artikel 2, punt p), van Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad (24), betalingssystemen (met inbegrip van door centrale banken geëxploiteerde systemen), betalingsschema’s en betalingsregelingen met het oog op de toepassing van de hierboven genoemde oversightkaders van het toepassingsgebied van de ontwerpverordening. Om deze redenen moeten de bevoegdheden van het ESCB uit hoofde van het Verdrag en de bevoegdheden van het Eurosysteem uit hoofde van de SIPS-verordening duidelijk worden omschreven in de overwegingen van de ontwerpverordening.

2.1.3

Evenzo is de ECB ingenomen met de uitsluiting van de toepassing van het oversightkader zoals uiteengezet in de ontwerpverordening van derde aanbieders van ICT-diensten die onderworpen zijn aan toezichtkaders die zijn vastgesteld ter ondersteuning van de in artikel 127, lid 2, van het Verdrag genoemde taken (25). In dit verband wenst de ECB te benadrukken dat centrale banken van het ESCB die in hun monetaire hoedanigheid (26) optreden en het Eurosysteem bij het verrichten van diensten via TARGET2, TARGET2-Securites (T2S) (27) en TARGET Instant Payment Settlement (TIPS) (28) niet onder het artikel betreffende het toepassingsgebied van de ontwerpverordening vallen, en evenmin kunnen worden beschouwd als derde aanbieders van ICT-diensten en dus potentieel geclassificeerd kunnen worden als cruciale derde aanbieders van ICT-diensten in de zin van de ontwerpverordening. Het Eurosysteem houdt toezicht op T2S in samenhang met zijn opdracht om te zorgen voor efficiënte en deugdelijke clearing- en betalingssystemen. Voorts heeft ESMA verduidelijkt dat T2S geen aanbieder van kritieke diensten (29) is in de zin van Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad (30) (hierna “CSD-verordening” genoemd). Bijgevolg worden de organisatorische en operationele veiligheid, efficiëntie en veerkracht van T2S gewaarborgd door middel van het toepasselijke juridische, regelgevende en operationele kader en overeengekomen governanceregelingen van T2S, in tegenstelling tot de CSD-verordening.

2.1.4

Daarnaast heeft het oversightbeleidskader (31) van het Eurosysteem betrekking op aanbieders van kritieke diensten zoals de Society for Worldwide Interbank Financial Telecommunication (SWIFT). SWIFT is een in België gevestigde coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die internationaal beveiligde berichtendiensten aanbiedt. De Nationale Bank van België treedt op als toezichthouder op SWIFT en oefent op basis van een coöperatieve oversightregeling toezicht uit op SWIFT, in samenwerking met de andere centrale banken van de G10, waaronder de ECB. De toezichthouders van de G10 erkennen dat het operationele risico van SWIFT het voornaamste aandachtspunt van het toezicht is, aangezien dit wordt beschouwd als de primaire risicocategorie via welke SWIFT een systeemrisico voor het financiële stelsel in de Unie zou kunnen vormen. In dit verband heeft de SWIFT-Cooperative Oversight Group een specifieke reeks beginselen en hoge verwachtingen ontwikkeld die van toepassing zijn op SWIFT, zoals het identificeren en beheren van risico’s, informatiebeveiliging, betrouwbaarheid en veerkracht, technologische planning en communicatie met gebruikers. De toezichthouders van de G10 verwachten dat SWIFT zich aansluit bij het Comité betalingen en verrekeningen (Committee on Payment and Market Infrastructures - CPMI) en de Guidance on cyber resilience (32) (Richtsnoeren inzake cyberveerkracht) van de Internationale Organisatie van effectentoezichthouders (International Organization of Securities Commissions – IOSCO) en andere internationale normen inzake ICT-beveiliging die samen de vereisten van de ontwerpverordening overtreffen.

2.1.5

Het is niet zeker dat SWIFT en wellicht andere dienstverleners die onder het oversightbeleidskader van het Eurosysteem vallen, onderworpen zouden kunnen zijn aan de ontwerpverordening als derde aanbieders van ICT-diensten indien zij diensten zouden verlenen die niet onder artikel 127, lid 2, van het Verdrag vallen. De ECB is dan ook zeer verheugd over het feit dat dienstverleners die reeds onder het toezichtbeleidskader van het Eurosysteem vallen, met inbegrip van, maar niet beperkt tot SWIFT, worden uitgesloten van het toepassingsgebied van het toezichtkader dat in de ontwerpverordening is vastgesteld.

2.2   Bevoegdheden van de ECB op het gebied van effectenafwikkeling

2.2.1

Centrale effectenbewaarinstellingen (central securities depositories - CSD’s) zijn financiëlemarktinfrastructuren (FMI’s) die strikt worden gereguleerd door en onder toezicht staan van verschillende autoriteiten overeenkomstig de CSD-verordening, waarin vereisten voor de afwikkeling van financiële instrumenten en regels inzake de organisatie en het gedrag van CSD’s zijn vastgelegd. Daarnaast moeten CSD’s rekening houden met de CPMI-IOSCO richtsnoeren inzake cyberweerbaarheid, die zijn geoperationaliseerd door de Cyber resilience oversight expectations for financial market infrastructures (december 2018) (33). Naast de toezichtbevoegdheden die krachtens de CSD-verordening aan de nationale bevoegde autoriteiten (NBA’s) zijn toegekend, treden de leden van het ESCB op als “relevante autoriteiten” in hun hoedanigheid van toezichthouders op door CSD’s geëxploiteerde effectenafwikkelingssystemen, centrale banken die de meest relevante valuta’s uitgeven waarin afwikkeling plaatsvindt, en centrale banken in wier boeken de geldzijde van transacties wordt afgewikkeld (34). In dit verband wordt in overweging 8 van de CSD-verordening gesteld dat de verordening van toepassing moet zijn onverminderd de verantwoordelijkheden van de ECB en de nationale centrale banken (NCB’s) voor het waarborgen van efficiënte en gezonde clearing- en betalingssystemen. Voorts wordt in overweging 8 gesteld dat de CSD-verordening de leden van het ESCB niet mag beletten de informatie te raadplegen die relevant is voor de uitvoering van hun taken (35), met inbegrip van de controle op CSD’s en andere FMI’s (36) .

2.2.2

Daarnaast treden de leden van het ESCB vaak op als afwikkelende instantie voor de geldzijde van effectentransacties en biedt het Eurosysteem afwikkelingsdiensten via T2S aan CSD’s aan. Het toezicht van het Eurosysteem op T2S houdt verband met zijn mandaat om te zorgen voor efficiënte en deugdelijke clearing- en betalingssystemen, terwijl bevoegde en relevante autoriteiten van CSD’s ernaar streven de soepele werking, de veiligheid en efficiëntie van de afwikkeling en de goede werking van de financiële markten in hun respectieve rechtsgebieden te waarborgen.

2.2.3

Op grond van de ontwerpverordening (37) zijn centrale banken niet betrokken bij de ontwikkeling van technische normen met betrekking tot de specificatie van ICT-risico’s. Evenzo worden de betrokken autoriteiten op grond van de ontwerpverordening (38) niet op de hoogte gebracht van ICT-gerelateerde incidenten. De centrale bank van het ESCB moet hetzelfde niveau van betrokkenheid behouden als momenteel in de CSD-verordening is bepaald, en de relevante autoriteiten moeten in kennis worden gesteld van ICT-gerelateerde incidenten. Het Eurosysteem is de relevante autoriteit voor alle CSD’s in het eurogebied en voor verscheidene andere EU-CSD’s. Centrale banken van het ESCB zouden moeten worden geïnformeerd over ICT-gerelateerde incidenten die relevant zijn voor de uitvoering van hun taken, met inbegrip van het oversight op CSD’s en andere FMI’s. De risico’s waaraan CSD’s zijn blootgesteld, waaronder ICT-risico’s, kunnen een bedreiging vormen voor de goede werking van CSD’s. Daarom zijn ICT-risico’s van belang voor de betrokken autoriteiten, die een volledig en gedetailleerd overzicht van deze risico’s moeten krijgen om ze te beoordelen en invloed uit te oefenen op de aanpak van het risicobeheer van de CSD’s. De ontwerpverordening mag niet voorzien in minder beperkende vereisten met betrekking tot ICT-risico’s in vergelijking met de vereisten waarin de CSD-verordening en de huidige technische reguleringsnormen voorzien.

2.2.4

Daarnaast moeten de wetgevingsorganen van de Unie de wisselwerking tussen de ontwerpverordening (39) en de technische reguleringsnormen ter aanvulling van de CSD-verordening verduidelijken. Het is met name niet duidelijk of een CSD moet worden vrijgesteld van de verplichting om over een eigen secundaire locatie te beschikken wanneer haar derde aanbieder van ICT-diensten een dergelijke locatie onderhoudt (40). Indien een CSD wordt vrijgesteld van deze verplichting om een secundaire locatie aan te houden, is het onduidelijk wat de juridische waarde van dit vereiste zou zijn. Evenzo verwijst de ontwerpverordening (41) naar een hersteltijddoelstelling en herstelpuntdoelstellingen voor elke functie (42), terwijl in de desbetreffende technische reguleringsnorm een onderscheid wordt gemaakt tussen kritieke functies (43) en kritieke bedrijfsactiviteiten (44) met betrekking tot de hersteltijd die is vastgesteld voor de kritieke activiteiten van CSD’s. Verdere verduidelijking en reflectie door de wetgevingsorganen van de Unie is gerechtvaardigd met betrekking tot de wisselwerking tussen de ontwerpverordening en de technische reguleringsnormen ter aanvulling van de CSD-verordening, teneinde het risico van tegenstrijdige vereisten te voorkomen. Tot slot moet worden verduidelijkt dat de vrijstellingen die in het kader van de CSD-verordening worden verleend aan CSD’s die door bepaalde publieke entiteiten worden geëxploiteerd (45), krachtens de ontwerpverordening worden uitgebreid.

2.3   Bevoegdheden van het ESCB op het gebied van effectenclearing

2.3.1

Centrale banken van het ESCB hebben oversightbevoegdheden met betrekking tot centrale tegenpartijen (CTP’s). In dit verband werken de nationale centrale banken van het Eurosysteem vaak samen met de relevante nationale bevoegde autoriteiten in de oversight- en toezichthoudende functies van CTP’s en nemen zij deel aan het krachtens Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (46) (hierna “EMIR” genoemd) opgerichte college van CTP’s. De betrokken leden van het Eurosysteem (47) nemen als toezichthouder deel aan EMIR-colleges en vertegenwoordigen het Eurosysteem als centrale bank van uitgifte voor CTP’s waarbij de euro een van de meest relevante valuta’s is voor de geclearde financiële instrumenten (en voor offshore-CTP’s die een aanzienlijk deel van de financiële instrumenten in euro clearen). De ECB is de centrale bank van uitgifte voor niet-eurogebied CTP’s.

2.3.2

Op grond van de ontwerpverordening (48) zijn centrale banken van het ESCB niet betrokken bij de ontwikkeling van technische normen met betrekking tot de specificatie van ICT-risico’s. Bovendien wordt in de ontwerpverordening (49) nergens verwezen naar de doelstelling van de hersteltijd en de vereisten van de herstelpuntdoelstelling uit hoofde van EMIR (50). De voorgestelde regelgeving mag niet voorzien in minder beperkende voorschriften met betrekking tot ICT-risico’s dan die welke momenteel bestaan. Daarom is het van cruciaal belang duidelijke hersteltijd- en herstelpuntdoelstellingen vast te stellen met het oog op een degelijk kader voor bedrijfscontinuïteitsbeheer. Het handhaven van specifieke hersteltijd en -puntdoelstellingen maakt ook deel uit van de CPMI-IOSCO-beginselen voor financiëlemarktinfrastructuren (CPMI-IOSCO Principles for Financial Market Infrastructures (51)). De huidige EMIR-bepaling moet worden gehandhaafd en de ontwerpverordening moet dienovereenkomstig worden aangepast. De centrale banken van het ESCB moeten worden betrokken bij de voorbereiding van wetgeving van secundair niveau en bij verdere verduidelijking en reflectie door de wetgevende organen van de Unie over de wisselwerking tussen de ontwerpverordening en de technische reguleringsnormen ter aanvulling daarvan, teneinde het risico van tegenstrijdige of overlappende vereisten te voorkomen.

3.   Specifieke opmerkingen over aspecten van prudentieel toezicht

3.1

Verordening (EU) nr.1024/2013 van de Raad (52) (hierna de “GTM-verordening” genoemd) kent specifieke taken toe aan de ECB met betrekking tot het prudentieel toezicht op kredietinstellingen binnen het eurogebied en stelt de ECB verantwoordelijk voor de doeltreffende en consistente werking van het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (GTM), waarbinnen specifieke toezichthoudende bevoegdheden worden verdeeld tussen de ECB en de deelnemende NBA’s. Met name heeft de ECB tot taak de vergunningen van alle kredietinstellingen te verlenen en in te trekken. De ECB heeft ook onder meer tot taak toe te zien op de naleving van de relevante Uniewetgeving die prudentiële vereisten oplegt aan kredietinstellingen, met inbegrip van het vereiste om te beschikken over robuuste governanceregelingen, zoals deugdelijke risicobeheerprocessen en internecontrolemechanismen (53). Te dien einde worden alle toezichthoudende bevoegdheden aan de ECB toevertrouwd om te interveniëren in de activiteiten van kredietinstellingen die nodig zijn voor de uitoefening van haar taken. De ECB en de betrokken NBA’s zijn derhalve de bevoegde autoriteiten die specifieke bevoegdheden op het gebied van prudentieel toezicht uitoefenen uit hoofde van Verordening 2013/575/EU van het Europees Parlement en de Raad (54)(hierna de “Verordening kapitaalvereisten” genoemd) en Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (55) (hierna de “Richtlijn kapitaalvereisten” genoemd).

3.2

In de ontwerpverordening is bepaald dat het gemeenschappelijk rulebook en het toezichtsysteem verder moeten worden ontwikkeld om digitale operationele veerkracht en ICT-beveiliging te bestrijken, door de mandaten van financiële toezichthouders die belast zijn met het monitoren en beschermen van de financiële stabiliteit en de integriteit van de markt uit te breiden (56). Het doel is een alomvattend kader voor ICT- of operationele risico’s te bevorderen door de harmonisatie van essentiële vereisten inzake digitale operationele veerkracht voor alle financiële entiteiten (57). De ontwerpverordening heeft met name tot doel ICT-risicovereisten die tot nu toe afzonderlijk in verschillende wetteksten (58) worden behandeld, te consolideren en te verbeteren.

3.3

De vereisten in verband met ICT-risico’s voor de financiële sector zijn momenteel verspreid over een aantal rechtshandelingen van de Unie, waaronder de Richtlijn kapitaalvereisten en “soft law”-instrumenten (zoals EBA-richtsnoeren), en zijn divers en soms onvolledig. In sommige gevallen is het ICT-risico slechts impliciet aangepakt als onderdeel van het operationele risico, terwijl het in andere geval het helemaal niet is aangepakt. Dit moet worden verholpen door de ontwerpverordening en die handelingen op elkaar af te stemmen. Daartoe wordt in de ontwerpwijzigingsrichtlijn een reeks wijzigingen voorgesteld die noodzakelijk lijken om juridische duidelijkheid en consistentie te creëren met betrekking tot de toepassing van de verschillende vereisten inzake digitale operationele veerkracht. De wijzigingen in de Richtlijn kapitaalvereisten die momenteel in de ontwerpwijzigingsrichtlijn worden voorgesteld (59), verwijzen echter alleen naar de bepalingen inzake nood- en bedrijfscontinuïteitsplannen (60), aangezien zij naar verluidt impliciet dienen als basis voor ICT-risicobeheer.

3.4

Voorts bepaalt de ontwerpverordening (61) dat financiële entiteiten, met inbegrip van kredietinstellingen, beschikken over interne governance- en controlekaders die een doeltreffend en prudent beheer van alle ICT-risico’s garanderen. De ontwerpverordening (62) voorziet in de toepassing op individueel en geconsolideerd niveau van de daarin vastgestelde vereisten, maar zonder voldoende coördinatie met sectorspecifieke wetgeving waarnaar verwezen wordt. Tot slot wordt in de ontwerpverordening (63) bepaald dat, onverminderd de bepalingen inzake het toezichtskader voor cruciale derde aanbieders van ICT-diensten als bedoeld in de ontwerpverordening (64), de naleving van de daarin vervatte verplichtingen voor kredietinstellingen wordt gewaarborgd door de bevoegde autoriteit die is aangewezen overeenkomstig artikel 4 van de richtlijn kapitaalvereisten, onverminderd de specifieke taken die bij de GTM-verordening aan de ECB zijn opgedragen.

3.5

In het licht van het voorgaande begrijpt de ECB dat de ontwerpverordening met betrekking tot kredietinstellingen, zulks met uitzondering van de bepalingen van de ontwerpverordening betreffende het toezichtkader voor cruciale derde aanbieders van ICT-diensten (65), beoogt een prudentieel intern governancekader voor het beheer van ICT-risico’s vast te stellen dat zal worden geïntegreerd in het algemene interne governancekader onder de Richtlijn kapitaalvereisten Bovendien zullen, gezien de prudentiële aard van het voorgestelde kader, de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de naleving van de verplichtingen uit hoofde van het voorgestelde kader, met inbegrip van de ECB, de autoriteiten zijn die verantwoordelijk zijn voor het bankentoezicht overeenkomstig de GTM-verordening.

3.6

De wetgevende organen van de Unie kunnen derhalve de volgende suggesties in overweging nemen om de duidelijkheid en de coördinatie tussen de ontwerpverordening en de richtlijn kapitaalvereisten te vergroten. Ten eerste kunnen de vereisten van de ontwerpverordening uitdrukkelijk als prudentieel worden aangemerkt, zoals onder meer in de CSD-verordening (66) is gebeurd. Ten tweede zou de formulering van de overwegingen van de ontwerpwijzigingsrichtlijn (67) kunnen worden verruimd, aangezien de vereisten van de ontwerpverordening verder gaan dan de enige fase van nood- en bedrijfscontinuïteitsplannen. ICT-risicobeheersmaatregelen vallen in het algemeen onder het meer algemene toepassingsgebied van solide governanceregelingen uit hoofde van artikel 74 van de richtlijn kapitaalvereisten (68). Ten derde moet de ontwerpverordening (69) worden gewijzigd om in de overwegingen de bevoegdheid van de ECB voor het prudentieel toezicht op kredietinstellingen uit hoofde van het Verdrag en de GTM-verordening in herinnering te brengen. Ten vierde moet de verwijzing naar de toepassing op individueel en geconsolideerd niveau van de daarin opgenomen vereisten (70) worden herzien, aangezien de gesubconsolideerde en geconsolideerde niveaus in de ontwerpverordening niet zijn gedefinieerd en bepaalde typen intermediairs niet onderworpen zijn aan geconsolideerd toezicht uit hoofde van de desbetreffende wetgeving (bv. betalingsinstellingen). Bovendien mag het toepassingsniveau van de vereisten in de ontwerpverordening uitsluitend voortvloeien uit de wetgeving die op elk type financiële entiteit van toepassing is. In het geval van kredietinstellingen wordt gezorgd voor een duidelijk verband tussen de richtlijn kapitaalvereisten en de ontwerpverordening, zodat de vereisten van de ontwerpverordening automatisch van toepassing zijn op individueel, gesubconsolideerd of geconsolideerd niveau (71), naargelang het geval. Tot slot zouden de wetgevingsorganen van de Unie kunnen overwegen om te voorzien in een overgangsregeling voor het beheer van de periode tussen de inwerkingtreding van de ontwerpverordening en de inwerkingtreding van de in de ontwerpverordening beoogde technische reguleringsnormen, aangezien sommige intermediairs, waaronder kredietinstellingen, reeds onderworpen zijn aan regels inzake ICT-risico’s die van toepassing zijn op specifieke sectoren en gedetailleerder zijn dan de algemene bepalingen van de ontwerpverordening.

3.7

De ECB is in het kader van de GTM-verordening belast met de taak ervoor te zorgen dat kredietinstellingen voldoen aan de vereisten van het Unierecht die kredietinstellingen verplichten te beschikken over solide risicobeheerprocessen en interne controlemechanismen (72) Dit betekent dat de ECB ervoor moet zorgen dat instellingen beleidslijnen en procedures toepassen om de blootstelling aan operationeel risico, met inbegrip van modelrisico, te beoordelen en te beheren en zelden voorkomende, zeer ernstige gebeurtenissen af te dekken. Kredietinstellingen omschrijven nader wat voor de toepassing van deze beleidslijnen en procedures onder operationeel risico wordt verstaan (73).

3.8

In juli 2017 heeft de Raad van bestuur van de Europese Centrale Bank (ECB) op basis van een ontwerpvoorstel van de raad van toezicht overeenkomstig artikel 26, lid 8, en artikel 6, lid 2, van de GTM-verordening en artikel 21, lid 1, van Verordening (EU) nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank (ECB/2014/17) (74) het GTM Cyber Incident Reporting Framework (cyberincidentrapportagekader, hierna de “kaderregeling” genoemd) vastgesteld. Het kader bestaat uit een bindend verzoek (individuele besluiten gericht aan kredietinstellingen) om informatie en/of rapportage op basis van artikel 10 van de GTM-verordening (75). Sommige landen beschikken al over een incidentenmeldingsproces, waarbij kredietinstellingen verplicht worden alle significante cyberincidenten aan hun NBA’s te melden. In die landen zullen belangrijke kredietinstellingen incidenten nog steeds rapporteren aan de NBA’s, die deze vervolgens zonder onnodige vertraging doorzenden aan de ECB namens de onder toezicht staande entiteiten. Daarom zijn de bovengenoemde besluiten ook gericht tot deze nationale bevoegde autoriteiten om deze informatie op basis van het kader aan de ECB door te zenden. De ECB steunt de inspanningen van de wetgevingsorganen van de Unie om harmonisatie en stroomlijning te bevorderen, onder meer met betrekking tot de reeks regels en verplichtingen die van toepassing zijn op kredietinstellingen inzake incidentenmelding. In het licht hiervan is de ECB bereid om het kader waar nodig in het licht van de uiteindelijke vaststelling van de ontwerpverordening te wijzigen (en eventueel in te trekken).

4.   Specifieke opmerkingen over ICT-risicobeheer, melding van incidenten, testen van operationele veerkracht en ICT-risico van

4.1   ICT-risicobeheer

4.1.1

De ECB is ingenomen met de invoering in de ontwerpverordening van een solide en alomvattend kader voor ICT-risicobeheer dat de CPMI-IOSCO Richtsnoeren inzake cyberveerkracht omvat en nauw aansluit bij de beste praktijken, waaronder de Verwachtingen inzake cyberveerkracht voor FMI’s van het Eurosysteem (Eurosystem Cyber Resilience Oversight Expectations for FMI’s).

4.1.2

De ECB steunt de notie dat financiële entiteiten risicobeoordelingen moeten uitvoeren bij elke “grote verandering” in de infrastructuur van het netwerk en het informatiesysteem (76). Dit gezegd zijnde, bevat de ontwerpverordening geen definitie van “grote verandering”, waardoor onwelkome ruimte ontstaat voor uiteenlopende interpretaties door financiële entiteiten, hetgeen uiteindelijk de harmonisatiedoelstellingen van de ontwerpverordening zou kunnen belemmeren. Met het oog op de rechtszekerheid kunnen de wetgevingsorganen van de Unie overwegen een definitie van “grote verandering” in de ontwerpverordening op te nemen.

4.1.3

De ECB steunt in het algemeen het idee dat andere financiële entiteiten dan micro-ondernemingen relevante kosten en verliezen als gevolg van ICT-verstoringen en ICT-gerelateerde incidenten rapporteren aan de bevoegde autoriteiten (77). Om de algehele doeltreffendheid van het systeem te waarborgen en om te voorkomen dat de bevoegde autoriteiten en de financiële entiteiten worden overstelpt met een buitensporig aantal rapporten, zou de invoering van relevante drempels, mogelijk van kwantitatieve aard, door de wetgevingsorganen van de Unie nuttig kunnen worden onderzocht.

4.1.4

De ECB erkent de mogelijkheid dat financiële entiteiten, na goedkeuring door de bevoegde autoriteiten, aan intragroep- of externe ondernemingen de taak delegeren om te controleren of aan de vereisten inzake ICT-risicobeheer wordt voldaan (78). Tegelijkertijd is het belangrijk dat de wetgevingsorganen van de Unie verduidelijken hoe de goedkeuring door de bevoegde autoriteiten zou worden verleend in de gevallen waarin een financiële entiteit aan meerdere bevoegde autoriteiten is onderworpen. Dit kan het geval zijn wanneer een financiële entiteit een kredietinstelling, een aanbieder van cryptoactivadiensten en/of een betalingsdienstaanbieder is. Met betrekking tot de door financiële entiteiten uit hoofde van de ontwerpverordening uit te voeren identificatie en classificatie zou de ECB het met het oog op de classificatie van activa prudent achten dat de ontwerpverordening (79) ook zou voorschrijven dat financiële entiteiten rekening houden met het cruciale karakter van dergelijke activa (d.w.z. of zij cruciale functies ondersteunen).

4.2   Melding van incidenten

4.2.1

De ECB is ingenomen met de in de ontwerpverordening geschetste inspanningen om het landschap voor de melding van ICT-incidenten binnen de Unie te harmoniseren en te streven naar een gecentraliseerde melding van ernstige ICT-gerelateerde incidenten (80). De invoering van een geharmoniseerd kader voor de melding van ernstige ICT-gerelateerde incidenten (81) aan de betrokken bevoegde autoriteiten zou in beginsel de rapportagelast van financiële entiteiten, met inbegrip van kredietinstellingen, stroomlijnen en harmoniseren. De bevoegde autoriteiten zouden baat hebben bi het bredere scala van bestreken incidenten, dat verder gaat dan cybergerelateerde incidenten die momenteel onder de huidige kaders (82) vallen. De toekomstige vaststelling van de ontwerpverordening vereist een herziening en mogelijke intrekking van bestaande kaders, met inbegrip van het GTM Cyber Incident Reporting Framework. Dat gezegd hebbend is het met het oog op een echte stroomlijning en volledige afstemming tussen alle kaders van cruciaal belang om ervoor te zorgen dat het toepassingsgebied van de bepalingen inzake incidentenmelding in het kader van de ontwerpverordening, met inbegrip van alle relevante definities, drempels en rapportageparameters, volledig wordt afgestemd op de relevante kaders. Het is met name van het grootste belang te zorgen voor afstemming tussen enerzijds de ontwerpverordening en anderzijds Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad (83) (hierna “PSD2” genoemd) en de EBA-richtsnoeren voor de melding van grote incidenten (hierna de “EBA-richtsnoeren” genoemd). De ontwerpwijzigingsrichtlijn (84) bevat wijzigingen van de PSD2 met betrekking tot de afbakening van de melding van incidenten tussen de ontwerpverordening en de PSD2, die voornamelijk gevolgen zou hebben voor betalingsdienstaanbieders, die ook een vergunninghoudende kredietinstelling zijn, en voor de bevoegde autoriteiten. Er is onduidelijkheid over de procedure voor de melding van incidenten en er is een mogelijke overlapping tussen sommige incidenten die moeten worden gemeld uit hoofde van zowel de ontwerpverordening als de EBA-richtsnoeren.

4.2.2

De procedures voor het melden van ernstige incidenten in het kader van respectievelijk de ontwerpverordening (85), de PSD2 en de overeenkomstige EBA-richtsnoeren zouden betalingsdienstaanbieders ertoe verplichten een incidentenmelding in te dienen bij hun respectieve bevoegde autoriteit zodra het incident is geclassificeerd. In eerste verslagen wordt immers niet ingegaan op de essentie, de oorzaak of het functionele gebied waarop het incident betrekking heeft, en kunnen betalingsdienstaanbieders pas in een later stadium een dergelijk onderscheid maken, wanneer meer gedetailleerde informatie over het incident beschikbaar komt. Als gevolg daarvan kunnen initiële incidentverslagen worden ingediend in het kader van zowel de ontwerpverordening als de EBA-richtsnoeren, of kunnen betalingsdienstaanbieders besluiten tot één enkel rapportagekader en de indiening ervan op een latere datum corrigeren. Dezelfde onzekerheid (bijvoorbeeld met betrekking tot de onderliggende oorzaak van een incident) kan ook tot uiting komen in tussentijdse en eindverslagen. Dit zou de mogelijkheid van parallelle indiening van verslagen bij de bevoegde autoriteiten in het kader van de ontwerpverordening en de PSD2 opnieuw vergroten.

4.2.3

Sommige incidenten die als ICT-gerelateerde incidenten kunnen worden aangemerkt, kunnen ook gevolgen hebben voor andere gebieden en moeten bijgevolg worden gemeld uit hoofde van de EBA-richtsnoeren. Dit kan het geval zijn wanneer een incident gevolgen heeft vanuit ICT-oogpunt, maar tegelijkertijd ook van invloed is geweest op het aanbieden van betalingsdiensten en/of andere niet-ICT-functionele gebieden of kanalen. Bovendien kunnen er gevallen zijn waarin het niet mogelijk is een onderscheid te maken tussen operationele en ICT-gerelateerde incidenten. Bovendien zou dezelfde entiteit, wanneer dezelfde financiële entiteit een belangrijke kredietinstelling en een betalingsdienstaanbieder is, op grond van de ontwerpverordening tweemaal het ICT-gerelateerde incident moeten melden en onderworpen zijn aan de twee bevoegde autoriteiten. In het licht van het voorgaande moet in de ontwerpverordening duidelijker worden aangegeven hoe de wisselwerking tussen PSD2 en de EBA-richtsnoeren in de praktijk moet werken. Belangrijker is dat het met het oog op de harmonisatie en stroomlijning van de rapportageverplichtingen van belang is dat de wetgevingsorganen van de Unie nadenken over resterende kwesties van dubbele rapportage, en dat wordt verduidelijkt of de ontwerpverordening, enerzijds, en de PSD2 en de EBA-richtsnoeren, anderzijds, naast elkaar zouden bestaan, dan wel of er één reeks vereisten voor incidentrapportage moet worden vastgesteld.

4.2.4.

De ontwerpverordening verplicht de bevoegde autoriteiten (86) om na ontvangst van een melding de ontvangst ervan te bevestigen en de financiële entiteit zo snel mogelijk alle nodige feedback of richtsnoeren te verstrekken, met name om oplossingen op het niveau van de entiteit te bespreken of manieren te bespreken om de negatieve impact op alle sectoren tot een minimum te beperken. Dit zou betekenen dat de bevoegde autoriteiten actief moeten bijdragen aan het beheersen en verhelpen van incidenten en tegelijkertijd ook de reactie van een onder toezicht staande entiteit op kritieke incidenten moeten beoordelen. De ECB benadrukt dat de verantwoordelijkheid en verantwoording voor het herstel en de gevolgen van een incident uitsluitend en duidelijk bij de betrokken financiële entiteit moeten blijven. Daarom stelt de ECB voor om de feedback en richtsnoeren te beperken tot prudentiële feedback en richtsnoeren op hoog niveau. Als de feedback breder zou zijn, zou dit gespecialiseerde beroepsbeoefenaren met zeer aanzienlijke technische kennis vereisten die doorgaans niet beschikbaar is in de talentenpool waarover prudentiële autoriteiten beschikken.

4.3   Testen van de digitale operationele veerkracht

4.3.1

De ECB is ingenomen met de vereisten van de ontwerpverordening (87) betreffende het testen van digitale operationele veerkracht tussen financiële entiteiten en met de noodzaak van een eigen testprogramma voor elke instelling. In de ontwerpverordening (88) worden verschillende soorten tests beschreven als indicatie voor financiële entiteiten. De soorten tests zijn niet erg duidelijk en sommige tests, zoals compatibiliteitstests, vragenlijsten of scenariogebaseerde tests, zijn vatbaar voor interpretatie door ESA’s, bevoegde autoriteiten of financiële entiteiten. Bovendien zijn er ook geen richtsnoeren voor de frequentie van elke test. Een mogelijke aanpak zou erin kunnen bestaan dat in de ontwerpverordening algemene testvoorschriften worden vastgesteld, met een nauwkeuriger beschrijving van de soorten tests die in technische regulerings- en uitvoeringsnormen uiteen worden gezet.

4.3.2

Dreigingsgestuurde penetratietests (Threat-Led penetration testing TLPT) zijn een krachtig instrument om beveiligingsbescherming en paraatheid te testen. Daarom moedigt de ECB TLPT door financiële entiteiten aan. Met dit instrument worden niet alleen technische maatregelen getest, maar ook personeel en processen. De resultaten van deze tests kunnen het beveiligingsbewustzijn van het hoger management binnen de geteste entiteiten aanzienlijk vergroten. Het Europees kader voor ethisch hacken op basis van infornatie over bedreigingen (Threat Intelligence Based Ethical Red-teaming - TIBER-EU) (89) en andere reeds beschikbare TLPT-instrumenten buiten de Unie zijn primaire instrumenten voor entiteiten om zelf hun houding en verdediging op het gebied van cyberveerkracht te beoordelen, te testen, uit te oefenen en te verbeteren.

4.3.3

In de meeste lidstaten waar TIBER-EU is geïmplementeerd, spelen toezichthouders geen actieve rol bij de tenuitvoerlegging van een lokaal TIBER-XX programma en bevindt het TIBER Cyberteam zich in bijna alle gevallen onafhankelijk van deze functies. Daarom moeten geavanceerde tests in het kader van de ontwerpverordening (90) door middel van TLPT worden uitgevoerd als instrument om het financiële ecosysteem te versterken en de financiële stabiliteit te vergroten in plaats van een louter toezichtsinstrument. Bovendien is er geen behoefte aan de ontwikkeling van een nieuw geavanceerd kader voor het testen van de cyberweerbaarheid, aangezien de lidstaten reeds op grote schaal TIBER-EU hebben aangenomen, het enige kader dat momenteel in de EU bestaat.

4.3.4

Eisen voor testers mogen niet worden opgenomen in het dispositief van de ontwerpverordening, aangezien de TLPT-gerelateerde sector zich nog steeds ontwikkelt en innovatie kan worden belemmerd door het opleggen van specifieke eisen. Niettemin is de ECB van mening dat, om een hoge mate van onafhankelijkheid bij het uitvoeren van tests te waarborgen, financiële entiteiten geen testers in dienst mogen nemen of aan mogen stellen die door financiële entiteiten in hun eigen groep in dienst zijn of aangesteld worden of anderszins in het bezit zijn van en/of onder zeggenschap staan van de te testen financiële entiteiten.

4.3.5

Om het risico op fragmentatie te beperken en harmonisatie te verzekeren, moet de ontwerpverordening één TLPT-kader opleggen dat van toepassing is op de financiële sector in de gehele Unie. Fragmentatie kan leiden tot hogere kosten en technische, operationele en financiële behoeften voor zowel bevoegde autoriteiten als financiële instellingen. Deze hogere kosten en vereisten kunnen uiteindelijk een negatief effect hebben op de wederzijdse erkenning van tests. Dit gebrek aan harmonisatie en de daaruit voortvloeiende problemen met wederzijdse erkenning zijn met name van cruciaal belang voor financiële entiteiten, die meerdere vergunningen kunnen hebben en/of actief kunnen zijn in meerdere rechtsgebieden in de gehele Unie. De technische regulerings- en uitvoeringsnormen, die in het kader van de ontwerpverordening voor TLPT moeten worden opgesteld, moeten in overeenstemming zijn met TIBER-EU. Voorts verwelkomt de ECB de mogelijkheid om in samenwerking met de ETA’s te worden betrokken bij de voorbereiding van deze technische regulerings- en uitvoeringsnormen.

4.3.6

De actieve betrokkenheid van de bevoegde autoriteiten bij de tests kan leiden tot een mogelijk belangenconflict met de andere functie die zij vervullen, namelijk het beoordelen van het testkader van de financiële entiteit. Tegen deze achtergrond stelt de ECB voor om elke verplichting voor bevoegde autoriteiten met betrekking tot de validering van documenten en de afgifte van een attest voor een TLPT-test uit de ontwerpverordening te schrappen.

4.4   ICT-risico van derde-aanbieders

4.4.1

De ECB is ingenomen met de invoering van een uitgebreide reeks kernbeginselen en een solide toezichtkader voor het identificeren en beheren van ICT-risico’s die voortkomen uit derde aanbieders van ICT-diensten, ongeacht of deze tot dezelfde groep van financiële entiteiten behoren. Niettemin is het met het oog op een doeltreffende identificatie en beheer van ICT-risico’s van belang dat onder meer cruciale derde aanbieders van ICT-diensten correct worden geïdentificeerd en geclassificeerd. Hoewel de invoering van gedelegeerde handelingen (91) ter aanvulling van de criteria voor classificatiedoeleinden wordt toegejuicht (92), dient de ECB voorafgaand aan de vaststelling van dergelijke gedelegeerde handelingen te worden geraadpleegd.

4.4.2

Wat de structuur van het toezichtkader (93) betreft, moet de rol van het Gemengd Comité verder worden verduidelijkt. Tegelijkertijd is de ECB ingenomen met haar opname als waarnemer in het toezichtforum (Oversight Forum), aangezien deze rol de ECB dezelfde toegang tot documentatie en informatie zal bieden als stemgerechtigde leden (94). De ECB vestigt de aandacht van de wetgevende organen van de Unie op het feit dat de ECB in haar hoedanigheid van waarnemer zou willen bijdragen aan de werkzaamheden van het toezichtforum, zowel vanuit haar rol als centrale bank van uitgifte, welke verantwoordelijk is voor het toezicht op de marktinfrastructuren, als prudentiële toezichthouder op kredietinstellingen. Daarnaast merkt de ECB op dat de ECB niet alleen waarnemer is in het toezichtforum maar ook als bevoegde autoriteit deel zou uitmaken van het gezamenlijke onderzoeksteam. In dit verband zou door de wetgevingsorganen van de Unie verder kunnen worden nagedacht over de samenstelling van de gezamenlijke onderzoeksteams (95) om te zorgen voor een passende betrokkenheid van de relevante bevoegde autoriteiten. Evenzo is de ECB van mening dat het maximumaantal deelnemers aan de gezamenlijke onderzoeksteams moet worden verhoogd, rekening houdend met het kritieke belang, de complexiteit en de reikwijdte van derde aanbieders van ICT-diensten.

4.4.3

De ECB merkt op dat volgens de ontwerpverordening de leidende toezichthouder kan verhinderen dat cruciale derde aanbieders van ICT-diensten verdere uitbestedingsregelingen treffen wanneer i) de beoogde onderaannemer een in een derde land gevestigde aanbieder van ICT-diensten of een ICT-subcontractant is en ii) de uitbesteding een cruciale of belangrijke functie van de financiële entiteit betreft. De ECB wenst te benadrukken dat deze bevoegdheden alleen door de hoofdautoriteit kunnen worden uitgeoefend in het kader van onderaannemingsovereenkomsten waarbij een cruciale derde aanbieder van ICT-diensten een cruciale of belangrijke functie uitbesteedt aan een afzonderlijke juridische entiteit die in een derde land is gevestigd. De ECB begrijpt dat de leidende toezichthouder geen vergelijkbare bevoegdheden kan uitoefenen om te voorkomen dat een cruciale derde aanbieder van ICT-diensten cruciale of belangrijke functies van de financiële entiteit uitbesteedt aan faciliteiten van die dienstverlener die zich in een derde land bevinden. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat vanuit operationeel oogpunt cruciale gegevens en/of informatie kunnen worden opgeslagen of verwerkt door buiten de Europese Economische Ruimte (EER) gelegen faciliteiten. In een dergelijk geval kunnen de bevoegdheden van de leidende toezichthouder de bevoegde autoriteiten niet voldoende machtigen om toegang te krijgen tot alle informatie, gebouwen, infrastructuur en personeel die relevant zijn voor de uitvoering van alle cruciale of belangrijke functies van de financiële entiteit. Om ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten hun taken ongehinderd kunnen uitvoeren, stelt de ECB voor dat aan de leidende toezichthouder de bevoegdheid moet worden toegekend om ook het gebruik van buiten de EER gevestigde derde aanbieders van ICT-diensten te beperken. Deze bevoegdheid kan worden uitgeoefend in specifieke gevallen waarin er geen administratieve regelingen zijn getroffen met de betrokken autoriteiten van derde landen, zoals bepaald in de ontwerpverordening (96), of wanneer de vertegenwoordigers van de cruciale derde aanbieders van ICT-diensten in het kader van het betrokken derde land onvoldoende waarborgen bieden met betrekking tot de toegang tot de informatie, gebouwen, infrastructuur en personeel die nodig zijn om oversight- of toezichtstaken uit te voeren.

4.4.4

Tot slot zou de verplichting van de bevoegde autoriteiten om gevolg te geven aan de aanbevelingen van de leidende toezichthouder (97) ondoeltreffend kunnen blijken, aangezien de bevoegde autoriteiten mogelijk geen holistische kijk hebben op de risico’s die worden gegenereerd door elke cruciale derde aanbieder van ICT-diensten. Daarnaast kan van de bevoegde autoriteiten worden verlangd dat zij maatregelen nemen tegen onder hun toezicht staande financiële entiteiten wanneer de aanbevelingen niet worden opgevolgd door de cruciale derde aanbieders van diensten. Op grond van de ontwerpverordening (98) kunnen de bevoegde autoriteiten van hun onder toezicht staande financiële entiteiten verlangen dat zij de cruciale dienst van een derde aanbieder tijdelijk opschorten of uitstaande contracten met derde aanbieders van kritieke diensten beëindigen. Het is moeilijk om het beoogde follow-upproces te vertalen in concrete acties. Het is met name niet duidelijk of een onder toezicht staande financiële entiteit in staat zal zijn een contract met een cruciale derde aanbieder van diensten op te schorten of te beëindigen. De reden hiervoor is dat cruciale derde aanbieder van ICT-diensten een belangrijke aanbieder voor die financiële entiteit zou kunnen zijn, of vanwege de kosten en schade, contractueel of anderszins, die de financiële entiteit kan lijden als gevolg van een dergelijke opschorting of beëindiging. Bovendien ondersteunt deze benadering de convergentie van het toezicht niet, aangezien de bevoegde autoriteiten dezelfde aanbeveling op uiteenlopende wijze kunnen interpreteren. Dit zou uiteindelijk een belemmering kunnen vormen voor de beoogde harmonisatie en consistente aanpak bij de monitoring van kritieke ICT-risico’s van derde aanbieders op het niveau van de Unie. In het licht van het voorgaande kunnen de wetgevingsorganen van de Unie overwegen om de juridische toezichthouders specifieke handhavingsbevoegdheden toe te kennen ten aanzien van cruciale derde aanbieders van ICT-diensten, rekening houdend met de beperkingen die door de Meroni-doctrine zijn opgelegd, zoals gedeeltelijk door het Hof van Justitie in zijn arrest in de ESMA-zaak is afgezwakt (99).

Wanneer de ECB wijzigingen van het voorstel aanbeveelt, worden daartoe in een apart technisch werkdocument specifiek onderbouwde formuleringsvoorstellen opgenomen. Het technische werkdocument is in de Engelse taal beschikbaar op EUR-Lex.

Gedaan te Frankfurt am Main, 4 juni 2021.

De president van de ECB

Christine LAGARDE


(1)  COM(2020) 595 final.

(2)  COM (2020) 596 final.

(3)  Zie artikel 1, lid 2, van de ontwerpverordening.

(4)  Richtlijn (EU) 2016/1148 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 houdende maatregelen voor een hoog gemeenschappelijk niveau van beveiliging van netwerk- en informatiesystemen in de Unie (PB L 194 van 19.7.2016, blz. 1).

(5)  Zie artikel 5 van de NIS-richtlijn.

(6)  Zie artikel 3, punt 15, van de ontwerpverordening.

(7)  Zie artikel 31, lid 1, onder d) van de ontwerpverordening.

(8)  Zie artikel 15, lid 3, van de NIS-richtlijn.

(9)  COM (2020) 823 final.

(10)  Gebeurtenissen die mogelijk schade hadden kunnen veroorzaken, maar die met succes zijn verhinderd om volledig uit te komen; zie overweging 39 van de NIS2-Richtlijn.

(11)  Zie artikel 11 van de NIS2-richtlijn.

(12)  Initiatief tot informatie-uitwisseling over cyberdreigingen (CIISI-EU), beschikbaar op de website van de ECB www.ecb.europa.eu.

(13)  Zie artikel 42 van de ontwerpverordening

(14)  Zie artikel 8, lid 3, van de NIS-richtlijn.

(15)  Zie eveneens de artikelen 11, 26 en 27 van de NIS2-Richtlijn

(16)  Zie artikel 4, punt b), en artikel 13 van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

(17)  Zie artikel 22 van de ESCB-statuten.

(18)  Verordening van de Europese Centrale Bank (EU) nr. 795/2014 van 3 juli 2014 met betrekking tot oversightvereisten voor systeemrelevante betalingssystemen (ECB/2014/28) (PB L 217 van 23.7.2014, blz. 16).

(19)  Beschikbaar op de website van de Bank voor Internationale Betalingen onder www.bis.org.

(20)  Eurosystem oversight policy framework, herziene versie (juli 2016), beschikbaar in het Engels op de website van de ECB onder www.ecb.europa.eu..

(21)  Zie de herziene en geconsolideerde versie van het Eurosystem oversight framework for electronic payment instruments, schemes and arrangements (PISA framework)’” beschikbaar op de ECB-website onder: www.ecb.europa.eu.

(22)  Een digitale betaaltoken is een digitale weergave van waarde die wordt gedekt door vorderingen of activa die elders zijn geregistreerd en die de waardeoverdracht tussen eindgebruikers mogelijk maakt. Afhankelijk van het onderliggende ontwerp kunnen digitale betaaltokens voorzien in een overdracht van waarde zonder dat er noodzakelijkerwijs een centrale derde partij bij betrokken is en/of gebruik wordt gemaakt van betaalrekeningen.

(23)  “Overdracht van waarde”: “de door de betaler of namens de betaler of door de begunstigde geïnitieerde handeling waarbij geldmiddelen of digitale betaaltokens worden overgemaakt of contanten op/van een gebruikersrekening worden geplaatst of opgenomen, ongeacht onderliggende verplichtingen tussen de betaler en de begunstigde. Bij de overmaking kunnen één of meerdere betalingsdienstaanbieders betrokken zijn.” De definitie van “overdracht van waarde” in het PISA-kader wijkt af van wat wordt gedefinieerd als een overdracht van “geldovermaking” in de zin van Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, tot wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010, en tot intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 35). Een “overdacht van waarde” in het kader van een “betaalinstrument” als gedefinieerd in de PSD2 kan alleen betrekking hebben op een overdracht van “geldmiddelen”. Uit hoofde van PSD2 omvatten “geldmiddelen” geen digitale betaaltokens, tenzij de tokens als elektronisch geld kunnen worden geclassificeerd (of hypothetisch gezien als giraal geld).

(24)  Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen (PB L 166 van 11.6.1998, blz. 45).

(25)  Zie artikel 28, lid 5, van de ontwerpverordening.

(26)  Zie punt 1.3 van het Advies van de Europese Centrale Bank van 19 februari 2021 inzake een voorstel voor een verordening betreffende markten in cryptoactiva en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2019/1937 (CON/2021/4). Alle ECB-Adviezen worden gepubliceerd op EUR-Lex.

(27)  Zie bijlage IIa bij Richtsnoer (ECB/2012/27) van 5 december 2012 betreffende een geautomatiseerd trans-Europees realtime-brutovereveningssysteem (TARGET2) (PB L 30 van 30.1.2013, blz. 1) Richtsnoer ECB/2012/13, Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 18 juli 2012 betreffende TARGET2-securities (ECB/2012/13) (PB L 215 van 11.8.2012, blz 19) en Besluit ECB/2011/20 van de Europese Centrale Bank van 16 november 2011 tot vaststelling van gedetailleerde regels en procedures voor de tenuitvoerlegging van de geschiktheidscriteria voor centrale effectenbewaarinstellingen voor toegang tot TARGET2-Securities-diensten (PB L 319 van 2.12.2011, blz. 117). Zie ook de T2S-kaderovereenkomst en de collectieve overeenkomst.

(28)  Zie bijlage IIb bij Richtsnoer ECB/2012/27.

(29)  Zie artikel 30, lid 5, van Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 263/2012 (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 1) en artikel 68 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/392 van de Commissie van 11 november 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr.. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen inzake vergunnings-, toezichts- en operationele vereisten voor centrale effectenbewaarinstellingen (PB L 65 van 10.3.2017, blz. 48).

(30)  Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 263/2012 (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 1)

(31)  Eurosystem oversight policy framework, herziene versie (juli 2016), beschikbaar in het Engels op de website van de ECB onder www.ecb.europa.eu.

(32)  Beschikbaar op de website van de Bank voor Internationale Betalingen onder www.bis.org.

(33)  Beschikbaar op de website van de ECB onder: www.ecb.europa.eu.

(34)  Zie artikel 12 van Verordening (EG) nr. 909/2014.

(35)  Zie ook artikel 13 en artikel 17, lid 4, en artikel 22, lid 6, van Verordening (EU) nr. 909/2014.

(36)  Zie punt 7.3 van het advies van de Europese Centrale Bank van 6 april 2017 inzake de identificatie van kritieke infrastructuren met het oog op de beveiliging van de informatietechnologie (CON/2017/10); punt 7.2 van het Advies van de Europese Centrale Bank van 8 november 2018 inzake de aanwijzing van essentiële diensten en aanbieders van essentiële diensten met het oog op de beveiliging van netwerk- en informatiesystemen (CON/2018/47); punt 3.5.2 van het Advies van de Europese Centrale Bank van 2 mei 2019 inzake de beveiliging van netwerk- en informatiesystemen (CON/2019/17) en punt 3.5.2 van het advies van de Europese Centrale Bank van 11 november 2019 inzake de beveiliging van netwerk- en informatiesystemen (CON/2019/38).

(37)  Zie artikel 54, lid 5, van de ontwerpverordening en artikel 45, lid 7, van Verordening (EG) nr. 909/2014.

(38)  Zie artikel 54, lid 4, van de ontwerpverordening en artikel 45, lid 6, van Verordening (EG) nr. 909/2014.

(39)  Zie artikel 11, lid 5, van de ontwerpverordening.

(40)  Zie artikel 78, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2017/392 van de Commissie van 11 november 2016 houdende aanvulling van Verordening (EG) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen inzake de openbaarmakingsvereisten voor gestructureerde financieringsinstrumenten (PB L 65 van 10.3.2017, blz. 48).

(41)  Zie artikel 11, lid 6, van de ontwerpverordening.

(42)  Zie artikel 3, lid 17, van de ontwerpverordening.

(43)  Zie artikel 76, lid 2, punt d) en e) van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/392 van de Commissie:

(44)  Zie artikel 78, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/392 van de Commissie: (EU) 2017/392.

(45)  Zie artikel 1, lid 4, van Verordening (EU) nr. 909/2014.

(46)  Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1).

(47)  Zie artikel 18, lid 2, onder g) en h), van EMIR.

(48)  Zie artikel 4 en artikel 5, lid 4, van de ontwerpverordening en artikel 34, lid 3, van de CSD-verordening.

(49)  Zie artikel 53, lid 2, punt a), van de ontwerpverordening.

(50)  Zie artikel 34 van EMIR

(51)  Zie CPMI-IOSCO Principles for Financial Market Infrastructures, beschikbaar op de website van de Bank voor Internationale Betalingen onder www.bis.org.

(52)  Verordening (EU) nr. 1024/2013 van 15 oktober 2013 van de Raad waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63).

(53)  Zie artikel 4, lid 1, punt e), en artikel 6, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1024/2013.

(54)  Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).

(55)  Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).

(56)  Zie overweging 8 van de ontwerpverordening.

(57)  Zie overweging 11 van de ontwerpverordening.

(58)  Zie overweging 12 van de ontwerpverordening.

(59)  Zie overwegingen 4 en 5 van de ontwerpwijzigingsrichtlijn.

(60)  Zie artikel 85 van de Richtlijn kapitaalvereisten.

(61)  Zie artikel 4, lid 1, van de ontwerpverordening.

(62)  Zie artikel 25, leden 3 en 4, van de ontwerpverordening.

(63)  Zie Artikel 41 van de ontwerpverordening

(64)  Zie hoofdstuk V, afdeling II, van de ontwerpverordening.

(65)  Zie hoofdstuk V, afdeling II, van de ontwerpverordening.

(66)  Zie titel van hoofdstuk II, afdeling 4, “Prudentiële vereisten” van de CSD-verordening.

(67)  Zie overweging 4 van de ontwerpwijzigingsrichtlijn.

(68)  Artikel 85 van Richtlijn 2013/36/EU is slechts een specificatie. Zie in dit verband ook de bladzijden 4, 11 en 37 van de richtsnoeren van de Europese Bankautoriteit van 29 november 2019 (hierna de “EBA-richtsnoeren” genoemd), waarin artikel 74 van Richtlijn 2013/36/EU als uitdrukkelijke rechtsgrondslag worden genoemd.

(69)  Zie artikel 41, lid 1, van de ontwerpverordening.

(70)  Zie Artikel 25, leden 3 en 4 van de ontwerpverordening

(71)  Zie ook artikel 109 van de Richtlijn kapitaalvereisten.

(72)  Zie artikel 4, lid 1, punt e), van de GTM-verordening.

(73)  Zie artikel 85 van de Richtlijn kapitaalvereisten.

(74)  Verordening (EU) nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank van 16 april 2014 tot vaststelling van een kader voor samenwerking binnen het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme tussen de Europese Centrale Bank en nationale bevoegde autoriteiten en met nationale aangewezen autoriteiten (GTM-kaderverordening)(ECB/2014/17) (PB L 141 van 14.5.2014, blz. 1).

(75)  In het bijzonder moet een cyberincident (een vastgestelde mogelijke inbreuk op de informatiebeveiliging, of het nu kwaadwillig of accidenteel is) aan de ECB worden gemeld indien aan ten minste een van de volgende voorwaarden is voldaan: 1) er is een potentiële financiële impact van 5 miljoen EUR of 0,1 % van het tier 1-kernkapitaal; 2) het incident wordt openbaar gemeld of veroorzaakt reputatieschade; 3) het incident is buiten de reguliere rapportage naar de Chief Information Officer geëscaleerd; 4) de bank heeft het incident gemeld aan het CERT/CSIRT, een beveiligingsinstantie of de politie; 5) procedures voor herstel na een ramp of bedrijfscontinuïteitsprocedures in gang zijn gezet of een aanvraag voor een cyberverzekering is ingediend; 6) er is sprake van een inbreuk op wettelijke of bestuursrechtelijke voorschriften; of 7) de bank maakt gebruik van interne criteria en het oordeel van deskundigen (met inbegrip van een mogelijk systeemeffect) en besluit de ECB te informeren.

(76)  Zie artikel 7, lid 3, van de ontwerpverordening.

(77)  Zie artikel 10, lid 9, van de ontwerpverordening.

(78)  Zie artikel 5, lid 10, van de ontwerpverordening.

(79)  Zie Artikel 7 van de ontwerpverordening.

(80)  Zie Artikel 19 van de ontwerpverordening.

(81)  Zie artikel 3, lid 7 en de artikelen 17 en 18 van de ontwerpverordening.

(82)  Zie bijvoorbeeld de kaderregeling.

(83)  Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 35).

(84)  Zie artikel 7, lid 9, van de ontwerpwijzigingsrichtlijn.

(85)  Zie artikel 17, lid 3, van de ontwerpverordening.

(86)  Zie Artikel 20 van de ontwerpverordening

(87)  Zie de artikelen 21 en 22 van de ontwerpverordening.

(88)  Zie artikel 22, lid 1, van de ontwerpverordening.

(89)  Beschikbaar op de ECB-website onder www.ecb.europa.eu.

(90)  Artikelen 23 en 24 van de ontwerpverordening.

(91)  Zie artikel 28, lid 3, van de ontwerpverordening.

(92)  Zie artikel 28, lid 2, van de ontwerpverordening.

(93)  Zie Artikel 29 van de ontwerpverordening.

(94)  Zie artikel 29, lid 3, van de ontwerpverordening.

(95)  Zie Artikel 35 van de ontwerpverordening

(96)  Zie artikel 39, lid 1, van de ontwerpverordening.

(97)  Zie Artikel 29, lid 4 en artikel 37 van de ontwerpverordening

(98)  Zie artikel 37, lid 3, van de ontwerpverordening.

(99)  Zie het arrest van het Hof (grote kamer) van 22 januari 2014, Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland/Raad van de Europese Unie, Europees Parlement inzake Verordening (EU) nr 236/2012 - zaak C-270/12.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

26.8.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 343/14


Wisselkoersen van de euro (1)

25 augustus 2021

(2021/C 343/02)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,1736

JPY

Japanse yen

129,00

DKK

Deense kroon

7,4366

GBP

Pond sterling

0,85590

SEK

Zweedse kroon

10,2248

CHF

Zwitserse frank

1,0739

ISK

IJslandse kroon

148,60

NOK

Noorse kroon

10,3863

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

25,531

HUF

Hongaarse forint

348,76

PLN

Poolse zloty

4,5779

RON

Roemeense leu

4,9290

TRY

Turkse lira

9,8787

AUD

Australische dollar

1,6191

CAD

Canadese dollar

1,4827

HKD

Hongkongse dollar

9,1357

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,6900

SGD

Singaporese dollar

1,5901

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 370,17

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

17,5801

CNY

Chinese yuan renminbi

7,6031

HRK

Kroatische kuna

7,4925

IDR

Indonesische roepia

16 943,59

MYR

Maleisische ringgit

4,9350

PHP

Filipijnse peso

58,495

RUB

Russische roebel

86,6276

THB

Thaise baht

38,465

BRL

Braziliaanse real

6,1707

MXN

Mexicaanse peso

23,7798

INR

Indiase roepie

87,1520


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


26.8.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 343/15


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 4 augustus 2021

tot oprichting van de deskundigengroep voor technisch advies inzake de biologische productie (Egtop)

(2021/C 343/03)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad (1) omschrijft de doelstellingen en beginselen die van toepassing zijn op de biologische productie en stelt basisvoorschriften vast met betrekking tot de productie, de etikettering en de controle van biologische producten.

(2)

De Commissie heeft technisch advies nodig om besluiten te kunnen nemen over de toelating van producten, stoffen en technieken voor gebruik in de biologische landbouw en verwerking overeenkomstig Verordening (EU) 2018/848. De Commissie heeft ook technisch advies nodig wanneer zij overweegt andere voorschriften voor de biologische productie te ontwikkelen of te verbeteren en, meer in het algemeen, voor alle andere technische kwesties in verband met de biologische productie. Voor dergelijk advies moet de Commissie een beroep doen op een adviesorgaan van deskundigen.

(3)

Daarom moet een groep van deskundigen op het gebied van de biologische productie worden opgericht en moeten de taken en de structuur ervan worden vastgesteld, overeenkomstig Besluit C(2016) 3301 final van de Commissie (2).

(4)

De groep moet bestaan uit wetenschappers met deskundigheid op het gebied van de relevante producten, stoffen en technieken en uit deskundigen met competenties op het gebied van de biologische productie, die in staat zijn de Commissie onafhankelijk, uitstekend en transparant technisch advies te verstrekken.

(5)

Bij Besluit 2009/427/EG van de Commissie (3) is een deskundigengroep opgericht voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (4). Die groep heeft adviezen uitgebracht over bepaalde categorieën stoffen en producten die in de biologische productie worden gebruikt. De besluiten over de toelating van deze stoffen zijn herhaaldelijk vertraagd wegens een tekort aan beschikbare deskundigen. In het nieuwe rechtskader van Verordening (EU) 2018/848 zullen meer categorieën stoffen moeten worden geëvalueerd, zoals stoffen voor reiniging en ontsmetting en gespecialiseerde en innovatieve technieken en methoden voor de verwerking van levensmiddelen. Daarom is het aantal gevraagde adviezen sterk gestegen, terwijl het aantal beschikbare deskundigen dat bereid is om zonder vergoeding deel te nemen aan een deskundigengroep om de Commissie bij te staan, is afgenomen.

(6)

De nieuwe deskundigengroep moet aan de Commissie adviezen uitbrengen over technische dossiers met betrekking tot de toelating van producten, stoffen en technieken voor gebruik in de biologische landbouw en de biologische verwerking en met betrekking tot andere voorschriften voor de biologische productie en andere technische kwesties in verband met de biologische productie. Die adviezen zijn essentieel voor de ontwikkeling en monitoring van het beleid en de wetgeving van de Unie inzake de biologische productie, met name voor de vaststelling van uitvoeringshandelingen door de Commissie, zoals die welke worden bedoeld in de artikelen 16, lid 3, artikel 17, lid 3, en artikel 24, lid 9, van Verordening (EU) 2018/848. Zonder onafhankelijk advies van onafhankelijke deskundigen kan het desbetreffende beleid van de Unie zijn doelstellingen niet bereiken. Daarom moeten de leden van de groep speciale vergoedingen ontvangen die verder gaan dan de vergoeding van onkosten, in verhouding staan tot de taken waarmee zij zijn belast en in overeenstemming zijn met de internationale standaarden.

(7)

Artikel 6, punt a), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5) voorziet in de financiering van maatregelen inzake technische en administratieve ondersteuning.

(8)

Er moeten voorschriften worden vastgesteld inzake de openbaarmaking van informatie door de leden van de groep.

(9)

Persoonsgegevens moeten worden verwerkt overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (6).

(10)

Besluit 2009/427/EG moet worden ingetrokken,

BESLUIT:

Artikel 1

Onderwerp

De deskundigengroep voor technisch advies inzake de biologische productie (“de groep”) wordt opgericht.

Artikel 2

Taken

De taken van de groep zijn:

(a)

de Commissie bijstaan bij de evaluatie van technische kwesties in verband met de biologische productie, met inbegrip van producten, stoffen, methoden en technieken die in de biologische productie mogen worden gebruikt, rekening houdend met de doelstellingen en beginselen van Verordening (EU) 2018/848 en aanvullende beleidsdoelstellingen met betrekking tot de biologische productie;

(b)

de Commissie bijstaan bij het verbeteren van bestaande regels en het ontwikkelen van nieuwe regels met betrekking tot Verordening (EU) 2018/848;

(c)

de uitwisseling van ervaringen en goede praktijken op het gebied van technische kwesties in verband met de biologische productie stimuleren.

Artikel 3

Raadpleging

1.   De Commissie kan de groep raadplegen over om het even welk onderwerp in verband met de biologische productie.

2.   De voorzitter van de groep kan de Commissie adviseren de groep over een bepaalde kwestie te raadplegen.

Artikel 4

Samenstelling — Benoeming van de leden

1.   De groep bestaat uit ten hoogste 13 leden.

2.   De leden zijn op persoonlijke titel benoemde personen die onafhankelijk en in het algemeen belang handelen.

3.   Leden die geen doeltreffende bijdrage aan de beraadslagingen van de groep meer kunnen leveren en die naar het oordeel van het directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling (DG AGRI) van de Commissie niet aan de voorwaarden van artikel 339 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie voldoen of die ontslag nemen, maken niet langer deel uit van de groep en kunnen voor de rest van hun ambtstermijn worden vervangen.

Artikel 5

Selectieprocedure

1.   De leden van de groep worden geselecteerd via een openbare oproep tot kandidaatstelling die in het register van deskundigengroepen van de Commissie en andere adviesorganen (“het register van deskundigengroepen”) wordt bekendgemaakt. Daarnaast kan de oproep tot kandidaatstelling via andere media, waaronder speciale websites, worden bekendgemaakt. In de oproep tot kandidaatstelling worden de selectiecriteria, waaronder de vereiste deskundigheid betreffende de uit te voeren werkzaamheden, duidelijk geformuleerd. De termijn voor kandidaatstelling bedraagt ten minste vier weken.

2.   Personen die zich kandidaat stellen om tot lid van de groep te worden benoemd, melden alle omstandigheden die aanleiding kunnen geven tot een belangenconflict. Meer bepaald vereist de Commissie van de personen in kwestie dat zij als onderdeel van hun kandidaatstelling een belangenverklaring indienen op basis van het standaard belangenverklaringsformulier voor deskundigengroepen (7), samen met een geactualiseerd cv. Om voor benoeming tot lid op persoonlijke titel in aanmerking te komen, moeten zij een naar behoren ingevuld belangenverklaringsformulier indienen. De beoordeling of er al dan niet sprake is van een belangenconflict wordt uitgevoerd door de Commissie in overeenstemming met de horizontale regels voor deskundigengroepen van de Commissie (“de horizontale regels”).

3.   De leden van de groep worden door de directeur-generaal van DG AGRI benoemd uit de specialisten met een kwalificatie op de in artikel 2 en artikel 3, lid 1, bedoelde gebieden die hebben gereageerd op de openbare oproep tot kandidaatstelling.

4.   De andere geschikte kandidaten die hebben gereageerd op de openbare oproep tot kandidaatstelling en die niet tot lid van de groep zijn benoemd, worden op een reservelijst geplaatst. De Commissie vraagt de kandidaten of zij instemmen met de vermelding van hun naam op de reservelijst.

5.   De leden van de groep worden benoemd voor een hernieuwbare ambtstermijn van vier jaar en mogen niet meer dan drie opeenvolgende mandaten uitoefenen. Zij blijven in functie tot het einde van hun ambtstermijn of tot zij worden vervangen overeenkomstig artikel 4, lid 3.

Artikel 6

Voorzitterschap

DG AGRI benoemt de voorzitter en twee vicevoorzitters van de groep.

Artikel 7

Werking

1.   De groep handelt op verzoek van DG AGRI.

2.   Vergaderingen van de groep worden in beginsel gehouden in de gebouwen van de Commissie, of op afstand indien de omstandigheden zulks vereisen. In overleg met DG AGRI kan de groep bij gewone meerderheid van haar leden besluiten dat de beraadslagingen van de groep worden opgenomen, met inachtneming van de desbetreffende gegevensbeschermingsregels.

3.   Het secretariaat wordt verzorgd door DG AGRI. Ambtenaren van de Commissie van andere diensten die een belang in de werkzaamheden hebben, mogen de vergaderingen van de groep en haar subgroepen bijwonen.

4.   In overleg met DG AGRI kan de groep bij gewone meerderheid van haar leden besluiten haar beraadslagingen voor het publiek open te stellen.

5.   De notulen van de besprekingen over elk agendapunt en over de door de groep verleende adviezen zijn relevant en volledig. De notulen worden opgesteld door het secretariaat, onder verantwoordelijkheid van de voorzitter.

6.   In beginsel neemt de groep haar adviezen, aanbevelingen en verslagen met eenparigheid van stemmen aan. Wanneer er wordt gestemd, wordt de uitslag van de stemming bij gewone meerderheid van de leden bepaald. Leden die hebben tegengestemd, hebben het recht een document met een samenvatting van de redenen voor hun standpunt aan de adviezen, aanbevelingen of verslagen te laten hechten.

Artikel 8

Subgroepen

1.   DG AGRI kan subgroepen oprichten om specifieke kwesties te onderzoeken op basis van een door DG AGRI opgesteld mandaat. De subgroepen handelen overeenkomstig de horizontale regels en brengen verslag uit aan de groep. Zij worden opgeheven zodra hun opdracht is vervuld.

2.   DG AGRI selecteert de leden van subgroepen uit de leden van de groep of uit de in artikel 5, lid 4, bedoelde reservelijst.

Artikel 9

Uitgenodigde deskundigen

DG AGRI kan deskundigen met een specifieke deskundigheid ten aanzien van een agendapunt verzoeken om op ad-hocbasis aan de werkzaamheden van de groep of de subgroepen deel te nemen.

Artikel 10

Waarnemers

1.   Aan organisaties kan, in overeenstemming met de horizontale regels, de status van waarnemer worden toegekend, door middel van een rechtstreekse uitnodiging.

2.   De tot waarnemer benoemde organisaties wijzen hun vertegenwoordigers aan.

3.   De vertegenwoordigers van de waarnemers kunnen toestemming van de voorzitter krijgen om aan de besprekingen van de groep deel te nemen en deskundigheid te bieden. Zij hebben echter geen stemrecht en nemen niet deel aan het formuleren van de aanbevelingen of adviezen van de groep.

Artikel 11

Procedureregels

Op voorstel van en in overleg met DG AGRI stelt de groep haar reglement van orde vast bij gewone meerderheid van haar leden, op basis van het standaardreglement van orde voor deskundigengroepen en met inachtneming van de horizontale regels (8).

Artikel 12

Beroepsgeheim en behandeling van gerubriceerde informatie

De leden van de groep en hun vertegenwoordigers, alsmede uitgenodigde deskundigen en waarnemers, zijn gebonden aan het beroepsgeheim, dat op grond van de Verdragen en de uitvoeringsregels ervan voor alle leden van de instellingen en hun personeelsleden geldt, alsook aan de veiligheidsvoorschriften van de Commissie betreffende de bescherming van gerubriceerde informatie van de Unie, die zijn neergelegd in de Besluiten (EU, Euratom) 2015/443 (9) en (EU, Euratom) 2015/444 (10) van de Commissie. Bij niet-nakoming van die verplichtingen kan de Commissie alle passende maatregelen nemen.

Artikel 13

Transparantie

1.   De groep en haar subgroepen worden geregistreerd in het register van deskundigengroepen.

2.   Wat de samenstelling van de groep en de subgroepen betreft, worden de volgende gegevens in het register van deskundigengroepen bekendgemaakt:

(a)

de namen van de op persoonlijke titel benoemde personen;

(b)

de namen van de waarnemers.

3.   Alle relevante documenten, inclusief de agenda’s, de notulen, de adviezen en de bijdragen van deelnemers, worden ter beschikking gesteld in het register van deskundigengroepen of via een link in het register naar een speciale website, waar deze informatie kan worden opgevraagd. Voor de toegang tot speciale websites wordt geen gebruikersregistratie, noch enige andere beperking opgelegd. Met name de agenda en andere relevante achtergronddocumenten worden bijtijds vóór aanvang van de vergadering bekendgemaakt, gevolgd door de tijdige bekendmaking van de notulen en de adviezen. Op de bekendmakingsplicht wordt uitsluitend een uitzondering gemaakt wanneer wordt geoordeeld dat de openbaarmaking van een document de bescherming van een openbaar of particulier belang zou ondermijnen als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (11).

Artikel 14

Vergaderkosten

De reis- en verblijfkosten die de leden van de groep en de uitgenodigde deskundigen maken voor hun deelname aan de vergaderingen van de groep of subgroepen worden door de Commissie vergoed overeenkomstig de binnen de Commissie geldende bepalingen, binnen de grenzen van de beschikbare kredieten die in het kader van de jaarlijkse procedure voor de toewijzing van middelen zijn toegekend.

Artikel 15

Bijzondere vergoedingen

De leden van de groep en de uitgenodigde deskundigen hebben recht op bijzondere vergoedingen voor hun voorbereidende werkzaamheden en/of deelname aan de activiteiten van de groep en gerelateerde vergaderingen, overeenkomstig de bijlage.

Artikel 16

Intrekking

Besluit 2009/427/EG wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar het ingetrokken besluit gelden als verwijzingen naar dit besluit.

Gedaan te Brussel, 4 augustus 2021

Voor de Commissie

Janusz WOJCIECHOWSKI

Lid van de Commissie


(1)  Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PB L 150 van 14.6.2018, blz. 1).

(2)  Besluit C(2016) 3301 final van de Commissie van 30 mei 2016 tot vaststelling van horizontale regels voor de oprichting en het functioneren van haar deskundigengroepen.

(3)  Besluit 2009/427/EG van de Commissie van 3 juni 2009 tot oprichting van een deskundigengroep voor technisch advies inzake de biologische productie (PB L 139 van 5.6.2009, blz. 29).

(4)  Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549).

(6)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

(7)  Zie artikel 11 van de horizontale regels en bijlage 4 daarbij.

(8)  Zie artikel 17 van de horizontale regels.

(9)  Besluit (EU, Euratom) 2015/443 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende veiligheid binnen de Commissie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 41).

(10)  Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53).

(11)  Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43). Deze uitzonderingen strekken tot bescherming van de openbare veiligheid, militaire aangelegenheden, internationale betrekkingen, het financieel, monetair of economisch beleid, de persoonlijke levenssfeer en de integriteit van het individu, commerciële belangen, gerechtelijke procedures en juridisch advies, inspecties/onderzoeken/audits en het besluitvormingsproces van de instelling.


BIJLAGE

Bijzondere vergoedingen

(1)   

De leden van de groep of van een subgroep en de uitgenodigde deskundigen hebben recht op een bijzondere vergoeding ter compensatie van hun deelname, fysiek of op afstand, aan de vergaderingen van de groep of subgroep. De bijzondere vergoeding wordt betaald in de vorm van een dagvergoeding voor elke volledige werkdag zoals gespecificeerd in de onderstaande tabel. De totale vergoeding wordt naar boven afgerond op het bedrag dat overeenstemt met de eerstvolgende halve werkdag.

Groepsvergaderingen/subgroepvergaderingen

EUR per volledige dag  (1)

Voorzitterschap

450

Vicevoorzitter/rapporteur

450

Leden

300

Uitgenodigde deskundige

300

(2)   

De leden van de groep of van een subgroep die als rapporteur optreden, hebben recht op een bijzondere vergoeding voor de werkzaamheden die zij buiten de vergadering verrichten in het kader van activiteiten zoals de voorbereiding en afwerking van de input voor het verslag van de vergadering van de groep of een subgroep. Deze bijzondere vergoeding bedraagt 450 EUR in de vorm van een dagvergoeding voor elke volledige werkdag.

(3)   

De leden van de groep of van een subgroep en de uitgenodigde deskundigen die als rapporteur optreden, hebben recht op een bijzondere vergoeding om ter voorbereiding van vergaderingen van de groep of een subgroep wetenschappelijke verslagen (samenvattingen, onderzoeken en achtergrondinformatie) te verstrekken of om na afloop van de vergaderingen het verslag van de vergaderingen van de groep of subgroep te schrijven.

(4)   

De voorzitter heeft recht op een bijzondere vergoeding voor het wetenschappelijke toezicht op en de organisatie van groepswerkzaamheden buiten de vergaderingen van de groep.

Wanneer de Commissie om voorbereidende werkzaamheden verzoekt, die met name bestaan uit het schrijven van verslagen of adviezen van de groep of een subgroep, analysen ter onderbouwing van effectbeoordelingen of wetenschappelijk toezicht, specificeert de Commissie de te verrichten taken alsook de termijn daarvoor. De berekening van het aantal werkdagen hangt met name af van de werkbelasting naargelang van de complexiteit van het onderwerp, de tijd die nodig is om de taken te vervullen in het licht van de hoeveelheid en de beschikbaarheid van de gegevens en de wetenschappelijke literatuur en informatie die moeten worden verzameld en verwerkt. Van het indicatieve aantal werkdagen hieronder kan dan ook slechts in naar behoren gemotiveerde en uitzonderlijke gevallen worden afgeweken:

Indicatief aantal werkdagen

Soort gevraagde taken

1-10 dagen

Voorbereidende werkzaamheden (wetenschappelijke rapporten, onderzoek, analyse ter onderbouwing van effectbeoordeling)

4-6 dagen

Verslag na afloop van de vergadering van de groep of subgroep, Egtop-advies

10-30 dagen

Wetenschappelijk toezicht op en organisatie van groepswerkzaamheden buiten de vergaderingen van de groep, met name om de Commissie van advies te dienen over algemene wetenschappelijke planning, over de inzet van externe deskundigen, over de taakomschrijving voor de wetenschappelijke rapporten alsook voor vergaderingen van de groep en de subgroepen, en over het waarborgen van de beschikbaarheid van bestaande gegevens en wetenschappelijk onderzoek, om de oprichting en de vergaderingen van subgroepen voor te bereiden en te coördineren, om contacten te leggen met andere adviesorganen en belanghebbenden en met diensten van de Commissie (zowel de directoraten-generaal voor Landbouw en Plattelandsontwikkeling en andere directoraten-generaal als het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek)

Deskundigen die als rapporteur optreden en de voorzitter ontvangen 450 EUR in de vorm van een dagvergoeding voor elke volledige werkdag: de deskundigen voor het verstrekken van wetenschappelijke rapporten ter voorbereiding van vergaderingen van de groep of een subgroep, of voor het schrijven van het verslag van de vergadering van de groep of een subgroep na afloop van de vergaderingen, de voorzitter voor het wetenschappelijke toezicht op en de organisatie van groepswerkzaamheden buiten de vergaderingen van de groep.


(1)  Wanneer de deelname beperkt blijft tot een ochtend of een middag, bedraagt de vergoeding 50 % van de vergoeding voor een volledige dag.


INFORMATIE OVER DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

26.8.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 343/23


Staatssteun – Besluit om geen bezwaar te maken

(2021/C 343/04)

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA maakt geen bezwaar tegen de volgende steunmaatregel:

Datum van vaststelling van het besluit

12 mei 2020

Zaaknummer

86817

Nummer van het besluit

041/21/COL

EVA-staat

Noorwegen

Benaming (en/of naam van de begunstigde)

COVID-19 - Verlenging en wijzigingen aan de compensatieregeling voor grote openbare evenementen

Rechtsgrondslag

Parlementair besluit tot goedkeuring van de regeling en vaststelling van haar belangrijkste voorwaarden en een toewijzingsbrief van het ministerie van Handel, Industrie en Visserij aan Innovation Norway

Soort maatregel

Steunregeling

Doel

Compensatie voor schade ten gevolge van uitzonderlijke gebeurtenissen

Vorm van de steun

Rechtstreekse subsidie

Begrotingsmiddelen

260 miljoen NOK

Intensiteit

60 %

Looptijd

Tot en met 31 december 2021

Economische sectoren

Alle sectoren

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Innovation Norway

Pb. 448 Sentrum

Akersgata 13

N-0104 Oslo

NOORWEGEN

De tekst van het besluit in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, kan worden geraadpleegd op de website van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA: http://www.eftasurv.int/state-aid/state-aid-register/decisions/


26.8.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 343/24


Staatssteun – Besluit om geen bezwaar te maken

(2021/C 343/05)

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA maakt geen bezwaar tegen de volgende steunmaatregel:

Datum van vaststelling van het besluit

10 mei 2021

Zaaknummer

86805

Nummer van het besluit

037/20/COL

EVA-staat

IJsland

Benaming (en/of naam van de begunstigde)

COVID-19 - Wijzigingen en verlengingen van de sluitingssubsidie- en herstelsubsidieregelingen

Rechtsgrondslag

Wetgevingshandeling tot wijziging van Wet nr. 38/2020 en Wet nr. 160/2020

Soort maatregel

Steunregelingen

Doel

Bijdragen tot de handhaving van de economische activiteit van ondernemingen die inkomensverlies hebben geleden door de COVID-19-pandemie en de opgelegde inperkingsmaatregelen om de verspreiding van het virus tegen te gaan

Vorm van de steun

Directe subsidies

Begrotingsmiddelen

Herstelsubsidieregeling: Geraamde begroting op 20,5 miljard ISK

Sluitingssubsidieregeling: Geraamde begroting van 1 miljard ISK en een maximale begroting van 2 miljard ISK

Looptijd

Herstelsubsidieregeling: 31 december 2021

Sluitingssubsidieregeling: 30 september 2021

Economische sectoren

Alle sectoren

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Iceland Revenue and Customs

Tryggvagata 19

101 Reykjavík

IJSLAND

De tekst van het besluit in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, kan worden geraadpleegd op de website van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA: http://www.eftasurv.int/state-aid/state-aid-register/decisions/


26.8.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 343/25


Staatssteun – Besluit om geen bezwaar te maken

(2021/C 343/06)

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA maakt geen bezwaar tegen de volgende steunmaatregel:

Datum van vaststelling van het besluit

11 mei 2021

Zaaknummer

86811

Nummer van het besluit

039/21/COL

EVA-staat

IJsland

Benaming

COVID-19 - Wijzigingen van de regeling voor digitale cadeauvouchers

Rechtsgrondslag

Wetgevingshandeling tot wijziging van Wet nr. 54/2020 inzake digitale vouchers (lög um ferðagjöf)

Soort maatregel

Steunregeling

Doel

Toename van binnenlandse toeristische vraag ten voordele van de toeristische sector

Vorm van de steun

Subsidies (indirecte steun)

Begrotingsmiddelen

1,4 miljard ISK

Looptijd

1 juni 2021 - 31 augustus 2021

Economische sectoren

Toerisme

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Ministerie van Financiën en Economische zaken

Arnarhvoli við Lindargötu

101 Reykjavík

IJSLAND

De tekst van het besluit in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, kan worden geraadpleegd op de website van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA: http://www.eftasurv.int/state-aid/state-aid-register/decisions/


26.8.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 343/26


Staatssteun – Besluit om geen bezwaar te maken

(2021/C 343/07)

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA maakt geen bezwaar tegen de volgende steunmaatregel:

Datum van vaststelling van het besluit

12 mei 2021

Zaaknummer

86812

Nummer van het besluit

040/21/COL

EVA-staat

Noorwegen

Benaming (en/of naam van de begunstigde)

COVID-19 - Wijzigingen en verlenging van de subsidieregeling voor liquiditeitssteun aan ondernemingen die actief zijn in de toeristische sector

Rechtsgrondslag

Parlementair besluit tot goedkeuring van de wijzigingen en verlenging, en een aanvullende toewijzingsbrief van het ministerie van Handel, Industrie en Visserij aan Innovation Norway.

Soort maatregel

Steunregeling

Doel

Zorgen voor toegang tot liquiditeit voor ondernemingen die te maken krijgen met een plotseling tekort aan liquiditeit als gevolg van de impact van de COVID-19-uitbraak op de economie.

Vorm van de steun

Subsidies

Begrotingsmiddelen

1 550 miljoen NOK

Intensiteit

Tot 80 % van de in aanmerking komende kosten kan worden gedekt voor kleine en middelgrote ondernemingen. Tot 70 % van de in aanmerking komende kosten kan worden gedekt voor grote ondernemingen. De kosten voor materiële en immateriële activa die nodig zijn voor de uitvoering van projecten, kunnen worden gedekt tot een maximum van 50 %.

Looptijd

12.5.2021 - 31.12.2021

Economische sectoren

NACE 49, 50, 51, 55, 56, 74.903, 77, 79, 82.3, 90, 91 en 93.

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Innovation Norway

Akersgata 13

N-0104 Oslo

NOORWEGEN

Pb. 448 Sentrum

De tekst van het besluit in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, kan worden geraadpleegd op de website van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA: http://www.eftasurv.int/state-aid/state-aid-register/decisions/


26.8.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 343/27


Staatssteun – Besluit om geen bezwaar te maken

(2021/C 343/08)

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA maakt geen bezwaar tegen de volgende steunmaatregel:

Datum van vaststelling van het besluit

18.5.2021

Zaaknummer

86828

Nummer van het besluit

042/21/COL

EVA-staat

Noorwegen

Benaming (en/of naam van de begunstigde)

COVID-19 - wijzigingen aan de steunregeling voor vrijwilligersorganisaties

Rechtsgrondslag

De gewijzigde verordening inzake de regeling voor hulporganisaties in de vrijwilligerssector (nog geen referentienummer)

Soort maatregel

Steunregeling

Doel

Zorgen voor liquide middelen voor vrijwilligersorganisaties zodat de activiteiten worden gestimuleerd en deze organisaties door de huidige COVID-19-crisis worden heen geholpen

Vorm van de steun

Directe subsidies

Begrotingsmiddelen

1155 miljoen NOK

Intensiteit

Aanvragers kunnen een subsidie van 70 % van extra kosten en/of kosten die verband houden met de ontwikkeling en/of aanpassing van activiteiten ontvangen

Aanvragers kunnen een subsidie van 70 % van de in aanmerking komende kosten ontvangen voor evenementen en andere gespecificeerde activiteiten die plaatsvinden zoals gepland

Aanvragers kunnen een subsidie van 50 % van de in aanmerking komende kosten ontvangen voor evenementen en andere gespecificeerde activiteiten die worden geannuleerd

Looptijd

18.5.2021 – 31.12.2021

Economische sectoren

Vrijwilligerssector

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Norwegian Gaming and Foundation Authority

P.O. Box 800

N-6805 Førde

NOORWEGEN

De tekst van het besluit in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, kan worden geraadpleegd op de website van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA: http://www.eftasurv.int/state-aid/state-aid-register/decisions/


26.8.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 343/28


Staatssteun – Besluit om geen bezwaar te maken

(2021/C 343/09)

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA maakt geen bezwaar tegen de volgende steunmaatregel:

Datum van vaststelling van het besluit

20 mei 2020

Zaaknummer

86839

Nummer van het besluit

051/21/COL

EVA-staat

Noorwegen

Benaming (en/of naam van de begunstigde)

COVID-19 - Steunregeling inzake voorraadverlies

Rechtsgrondslag

Gewijzigde verordening ter aanvulling en uitvoering van de wet inzake een tijdelijke steunregeling voor ondernemingen met aanzienlijk omzetverlies na augustus 2020 (nog niet goedgekeurd).

Soort maatregel

Steunregeling

Doel

Compensatie voor voorraadverlies van restaurants, cafés, bars en hotels die (ook) maaltijden aanbieden aan andere dan hotelgasten, alsook voor bloemisten.

Vorm van de steun

Directe subsidies

Begrotingsmiddelen

25 miljoen NOK

Intensiteit

100 %

Looptijd

9 juni 2021 – 31 december 2021

Economische sectoren

Cateringdiensten en bloemisten.

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Brønnøysundregistrene

Postboks 900

N-8910 Brønnøysund

Noorwegen

De tekst van het besluit in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, kan worden geraadpleegd op de website van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA: http://www.eftasurv.int/state-aid/state-aid-register/decisions/


V Bekendmakingen

GERECHTELIJKE PROCEDURES

EVA-Hof

26.8.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 343/29


Beroep tegen de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, ingesteld door SÝN hf. op 9 juli 2021

(Zaak E-4/21)

(2021/C 343/10)

Op 9 juli 2021 is bij het EVA-Hof beroep ingesteld tegen de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA door SÝN hf., vertegenwoordigd door Dóra Sif Tynes, advocaat, ADVEL, Kalkofnsvegur 2, 101 Reykjavik, IJsland.

SÝN hf. verzoekt het EVA-Hof om het volgende:

1.

Nietigverklaring van Besluit nr. 023/21/COL van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA van 26 maart 2021 betreffende steun aan Farice ehf. voor investeringen in een derde onderzeese kabel.

2.

Verwijzing van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA in alle proceskosten.

Feiten en argumenten:

Sýn (“de verzoekende partij”) is een elektronischecommunicatie- en mediaonderneming die actief is op alle telecommunicatie- en omroepmarkten in IJsland en gevestigd is op het adres Suðurlandsbraut 8 in Reykjavik. De oorsprong van de onderneming gaat terug tot de oprichting van Íslandssími hf. en Tal hf. eind jaren negentig na de liberalisering van de verlening van telecommunicatiediensten in IJsland. De verzoekende partij biedt uitgebreide elektronischecommunicatiediensten aan, waaronder datacenterdiensten, onder de merknaam Vodafone die onder een partnerschapsovereenkomst met Vodafone Group plc. valt.

Farice hf. werd in 2002 opgericht door IJslandse en Faeröerse partijen, met als doel de voorbereiding, de bouw en de exploitatie van een onderzees elektronischecommunicatiekabelsysteem voor internationale connectiviteit tussen IJsland, de Faeröer en het Verenigd Koninkrijk.

Dit verzoek is een beroep tot nietigverklaring van besluit nr. 023/21/COL van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA (“het bestreden besluit”). Het bestreden besluit is vastgesteld op 26 maart 2021, na een aanmelding van de IJslandse autoriteiten die op 23 maart 2021 was ingediend.

De verzoekende partij verzoekt om de nietigverklaring van het bestreden besluit op grond van het feit dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA:

haar verplichting om de formele onderzoeksprocedure van artikel 1, lid 2, van deel I van Protocol 3 bij de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie (“de Toezichtovereenkomst”) in te leiden, niet is nagekomen, aangezien zij twijfels had moeten hebben over de verenigbaarheid van de maatregel met de EER-Overeenkomst;

de krachtens artikel 16 van de Toezichtovereenkomst op haar rustende verplichtingen om besluiten met redenen te omkleden, niet is nagekomen.


ANDERE HANDELINGEN

Europese Commissie

26.8.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 343/30


Bekendmaking van een mededeling van de goedkeuring van een standaardwijziging van een productdossier voor een naam in de wijnsector als bedoeld in artikel 17, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie

(2021/C 343/11)

Deze mededeling wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 17, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie (1).

MEDEDELING VAN EEN STANDAARDWIJZIGING DIE GEVOLGEN HEEFT VOOR HET ENIG DOCUMENT

“Régnié”

PDO-FR-A0912-AM02

Datum van mededeling: 7 juni 2021

BESCHRIJVING VAN EN REDENEN VOOR DE GOEDGEKEURDE WIJZIGING

1.   Geografisch gebied

In hoofdstuk I, deel IV, punt 1, zijn de woorden “op basis van de officiële geografische code van 2019” toegevoegd na “Rhône”.

Deze redactionele wijziging maakt het mogelijk om voor het geografische gebied te verwijzen naar de in 2019 geldende, door het INSEE gepubliceerde versie van de officiële geografische code en de afbakening van het geografische gebied juridisch zeker te stellen.

De perimeter van het geografische gebied blijft volledig gelijk.

De woorden “moeten plaatsvinden” zijn vervangen door de woorden “vinden plaats”.

Deze wijzigingen zijn verwerkt in punt 6 van het enig document.

Er wordt bovendien een zin toegevoegd om erop te wijzen dat de cartografische documenten voor het geografische gebied te vinden zijn op de website van het INAO (Institut national de l’origine et de la qualité).

Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.

2.   Gebied in de onmiddellijke nabijheid

In hoofdstuk I, deel IV, punt 3, worden de woorden “op basis van de officiële geografische code van 2019” toegevoegd na “gemeenten”.

Daarmee wordt een verwijzing naar de officiële geografische code van 2019 ingevoerd en de lijst van gemeenten wordt bijgewerkt. De datum waarop het bevoegde nationale comité van het INAO het herziene geografische gebied van de benaming heeft goedgekeurd, is eveneens toegevoegd. Deze wijzigingen zijn van redactionele aard en veranderen niets aan de perimeter van het geografische gebied van de benaming. Ze zijn noodzakelijk geworden vanwege fusies of splitsingen van gemeenten of delen van gemeenten of vanwege naamswijzigingen.

Met deze nieuwe formulering is in het productdossier steeds duidelijk welke gemeenten tot het geografische gebied behoren.

De desbetreffende aanvullende voorwaarde in de rubriek “Andere essentiële voorwaarden” van het enig document wordt dienovereenkomstig gewijzigd.

3.   Bepalingen betreffende de opvoeding van de wijn

In hoofdstuk I, deel IX, punt 2, wordt de datum “1 maart” vervangen door “15 januari”.

Door de klimaatverandering komen steeds vaker vroege oogsten voor en kan de vinificatie eerder worden voltooid. Daarom wordt de datum tot wanneer de opvoeding van de wijnen moet plaatsvinden, vervroegd van 1 maart naar 15 januari van het jaar volgend op het oogstjaar.

De verkorting van de minimale opvoedingsperiode heeft geen invloed op de kwaliteit van de wijnen van deze wijngaard. De werkwijzen in de wijngaard en in de wijnmakerij die zijn gekozen ter behoud van het aromatische potentieel van het druivenras gamay N dat op deze schrale bodems wordt verbouwd, resulteren in wijnen die al jong een fruitige expressie hebben.

Punt 5 van het enig document wordt gewijzigd. Wijnbereidingsprocedés

4.   In de handel brengen voor consumptie

In hoofdstuk I, deel IX, punt 5, is de datum “15 maart” vervangen door “1 februari”.

In samenhang met de vervroegde minimumdatum voor beëindiging van de opvoeding wordt de datum waarop de wijnen voor consumptie in de handel mogen worden gebracht, vervroegd van 15 maart naar 1 februari.

Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.

5.   Verkeer tussen erkende depothouders

In hoofdstuk I, deel IX, punt 5, is punt b) met betrekking tot de datum van het in verkeer brengen van de wijnen tussen erkende entrepothouders geschrapt.

Wegens de verkorting van de minimale opvoedingsperiode en de vervroegde datum voor het in de handel brengen van de wijnen moeten de wijnen sneller in het verkeer kunnen worden gebracht. Het is niet nodig om een vroegere minimumdatum voor het in het verkeer brengen van de wijnen vast te leggen.

In de titel van hoofdstuk I, deel IX, punt 5, zijn daarom de volgende woorden geschrapt: “het in het verkeer brengen van de producten en”.

Deze wijzigingen van het productdossier hebben geen gevolgen voor het enig document.

6.   Overgangsmaatregelen

In hoofdstuk I, deel XI, punt 1, a), is vóór “tot en met de oogst van 2034” het woord “uiterlijk” toegevoegd om de voorwaarden voor deze maatregel te verduidelijken.

Punt 3 is geschrapt omdat de specifieke maatregel is verstreken.

Deze wijzigingen van het productdossier hebben geen gevolgen voor het enig document.

7.   Aspecten in verband met de controle van het productdossier

De marktdeelnemers worden voortaan gecontroleerd door een certificerende instantie; in de desbetreffende punten van hoofdstuk II van het productdossier wordt het woord “inspectieplan” vervangen door het woord “controleplannen”.

Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.

Verwijzingen naar de controlestructuur

In hoofdstuk III is deel II na de goedkeuring van het productdossier in december 2011 in die zin gewijzigd dat de volledige referenties van de controleautoriteit niet langer worden vermeld als de controles worden verricht door een certificerende instantie.

Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.

ENIG DOCUMENT

1.   Naam/namen

Régnié

2.   Type geografische aanduiding

BOB – beschermde oorsprongsbenaming

3.   Categorieën wijnbouwproducten

1.

Wijn

4.   Beschrijving van de wijn(en)

Korte beschrijving

Het betreft niet-mousserende droge rode wijnen.

De wijnen hebben een natuurlijk alcoholvolumegehalte van ten minste 10,5 %.

Het totale alcoholvolumegehalte van de wijnen mag na verrijking niet hoger zijn dan 13 %.

Bij het bottelen hebben de wijnen een appelzuurgehalte van maximaal 0,4 gram per liter.

Bij het in de handel brengen als eindproduct voldoen de wijnen aan de volgende analytische normen:

Maximumgehalte aan fermenteerbare suikers (glucose en fructose): 3 gram per liter.

Voor het maximale totale alcoholgehalte, het minimale effectieve alcoholgehalte, de minimale totale zuurgraad en het maximale totaalgehalte aan zwaveldioxide gelden de normen waarin de EU-regelgeving voorziet.

Als jonge wijnen hebben ze een intens paarsrode kleur, die met de tijd evolueert naar granaatrood. In de neus zijn de wijnen vaak floraal, met toetsen van rode vruchten die tijdens de rijping kruidige nuances krijgen.

In de mond vertonen ze een zuivere aanzet, finesse en veel soepelheid. Het zijn zeer fruitige wijnen.

Algemene analytische kenmerken

Algemene analytische kenmerken

Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent)

 

Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent)

 

Minimale totale zuurgraad

 

Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter)

14,17

Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter)

 

5.   Wijnbereidingsprocedés

5.1.   Specifieke oenologische procedés

1.   Specifiek oenologisch procedé

Het gebruik van stukjes hout is verboden.

Het totale alcoholvolumegehalte van de wijnen mag na verrijking niet hoger zijn dan 13 %.

Subtractieve verrijkingstechnieken (SVT) zijn toegestaan tot een maximale concentratie van 10 %.

De opvoeding van de wijnen duurt ten minste tot 15 januari van het jaar volgend op het oogstjaar.

Naast de bovengenoemde bepalingen moeten de wijnen, wat oenologische procedés betreft, voldoen aan de verplichtingen die zijn vastgesteld op EU-niveau en in het wetboek landbouw en zeevisserij.

2.   Teeltwijze

Beplantingsdichtheid

De minimale beplantingsdichtheid bedraagt 6 000 wijnstokken per hectare.

De afstand tussen de rijen in deze wijngaarden bedraagt ten hoogste 2,10 meter en de afstand tussen de wijnstokken binnen eenzelfde rij bedraagt ten minste 0,80 meter.

Mits de minimale dichtheid van 6 000 wijnstokken per hectare wordt aangehouden, mag de afstand tussen de rijen tot 3 meter bedragen, zodat mechanische middelen gemakkelijker kunnen worden ingezet.

Snoeiregels

Er wordt gesnoeid tot uiterlijk 15 mei.

De wijnen zijn afkomstig van wijnstokken die kort worden gesnoeid (gobeletsnoei, palmetsnoei of Royat-snoei, enkel, dubbel of “charmet”) met maximaal tien ogen per stok;

Elke stok heeft drie tot vijf vruchttakken met maximaal twee ogen; met het oog op de verjonging mag elke stok ook één vruchttak met maximaal twee ogen hebben die op een waterloot van het oude hout wordt gesnoeid.

Bij de vormingssnoei of in geval van verandering van de snoeiwijze worden de wijnstokken gesnoeid met maximaal twaalf ogen per stok.

Irrigatie is verboden.

Bepalingen inzake mechanische oogst

De recipiënten die worden gebruikt voor het vervoer van de geoogste druiven van het perceel naar de wijnmakerij, mogen tot maximaal 0,50 meter gevuld zijn.

De recipiënten zijn van een inert, voor levensmiddelen geschikt materiaal.

De werktuigen voor de oogst en het vervoer van de druiven moeten zijn uitgerust met een geschikte waterafvoer- of beschermingsinrichting.

5.2.   Maximumopbrengsten

1.

61 hectoliter per hectare

6.   Afgebakend geografisch gebied

De druivenoogst, de vinificatie, de bereiding en de opvoeding van de wijnen vinden plaats op het grondgebied van de volgende gemeenten in het departement Rhône, op basis van de officiële geografische code van 2019: Régnié-Durette en Lantignié.

7.   Voornaamste wijndruivenras(sen)

Gamay N

8.   Beschrijving van het (de) verband(en)

8.1.   Beschrijving van de natuurlijke factoren die bijdragen tot het verband

Het geografisch gebied ligt op de oostrand van de bergen van de Beaujolais, onderaan de 842 meter hoge “Fût’Avenas”, 50 kilometer ten noorden van Lyon en op 22 kilometer afstand van Villefranche-sur-Saône.

Het heuvelachtige landschap kenmerkt zich door bergkruinen en met wijnstokken bedekte hellingen. De Ardières is een zijrivier van de Saône en vormt de zuidelijke grens van het geografische gebied.

Dat beslaat het grondgebied van de gemeenten Régnié-Durette en Lantignié in het departement Rhône.

Het geografische gebied maakt deel uit van het grote geheel van metamorfe gesteenten uit het primair, op de westelijke rand van het Centraal Massief, en in het bijzonder het granietmassief van Fleurie. Dit grofkorrelige graniet levert door verwering “arènes” op, zanderige en zeer doorlatende formaties.

De voor de druivenoogst afgebakende percelen bevinden zich allemaal op de hellingen met een onderlaag van graniet, op een hoogte van 250 tot 450 meter, en hebben:

ondiepe, zanderige en sterk doorlatende bodems, ontstaan uit granietzand, op de sterke centrale en noordelijke hellingen;

diepe, op colluvium en zand gevormde zandleembodems, in meer of mindere mate rijk aan klei in het zuidelijke deel, op de minder steile hellingen;

alluviale bodems die op oude terrassen zijn gevormd, met veel kiezelstenen aan de oppervlakte, een kleiige textuur en een hier en daar compacte structuur.

Het klimaat is een zeeklimaat met continentale en zuidelijke invloeden. De neerslag is gelijkmatig over het jaar verdeeld (gemiddeld 750 mm per jaar) en de gemiddelde jaartemperatuur bedraagt bijna 11 °C. De bergen van de Beaujolais houden de westenwinden behoorlijk tegen en temperen daarmee de invloed vanuit zee. Het föhneffect dat zij teweegbrengen, droogt de vochtige lucht, waardoor de helderheid toeneemt en de neerslag afneemt.

Het brede dal van de Saône speelt eveneens een belangrijke rol in de ontwikkeling van de wijnstokken door de volgende factoren: de grote hoeveelheid zonlicht, de invloeden vanuit het zuiden en de daarmee gepaard gaande hete zomers.

8.2.   Beschrijving van de menselijke factoren die tot het verband hebben bijgedragen

François Myard bevestigt in zijn werk “Le vigneronnage en Beaujolais” uit 1907 het bestaan van een Gallo-Romeinse villa die toebehoorde aan een zekere Reginus, waaraan de gemeente haar naam zou danken. Het systeem van toen lijkt het prille begin te vormen van “een aparte fruitteelt, die samenhangt met de huidige vigneronnage” (een vorm van deelpacht).

De abdij van Cluny schijnt wijnstokken te hebben bezeten in de buurt van het dorp Régnié. De oorkonde van Cluny vermeldt dat een zekere Umfred in 992 de volgende schenking deed aan de abdij: “de kapel van Sainte-Marie in het dorp Dueri (Durette), gelegen in de streek van Mâcon, en alles wat hij in deze parochie bezat in de vorm van land, wijngaarden, weiden en molens”. Tevens staat vermeld dat Durette in 1602 vijftien “feux” (haardsteden) telde en dat het gebied geacht werd “alleen geschikt te zijn voor wijn”.

De wijnen van Régnié staan al lang hoog aangeschreven. Vanaf 1769 behoorden Régnié en Durette tot de 16 gemeenten in de Beaujolais-streek die hun wijnen naar Parijs mochten verzenden.

Over de lakennijverheid in Rignyé (Régnié) in de 17e eeuw schrijft Bonardet in zijn werk “Histoire de Régnié” (1945) het volgende: “de traditionele ambachten (met name weven) vielen beetje bij beetje stil naarmate de grond van de Beaujolais met wijnstokken bedekt raakte”. Volgens Lambert d’Antigny, intendant van politie, justitie en financiën, was een kwart van het grondgebied beplant met wijnstokken.

Het domein “Grange Charton” bevindt zich in Régnié. Dit prachtige ensemble van landelijke architectuur uit de 19e eeuw omvatte onder meer woningen voor wijnbouwers, en wijnkelders en -opslagruimten, en is de hoofdzetel van het domein van “Hospices de Beaujeu”. Het domein, dat oorspronkelijk in 1809 door de zusters de Millières werd nagelaten aan de Hospices, is in de loop der tijd uitgebreid via schenkingen en legaten. De wijnveiling van de Hospices is het oudste gekende caritatief verkoopevenement.

In het verleden waren ze het pronkstuk onder de wijnen met de gecontroleerde oorsprongsbenaming “Beaujolais” en de vermelding “Villages”, en bij decreet van 20 december 1988 zijn de wijnen erkend als de gecontroleerde oorsprongsbenaming “Régnié”.

De gecontroleerde oorsprongsbenaming “Régnié” staat voor een combinatie van streekgebonden tradities en moderne technieken. Voor de productie van de rode wijnen is het druivenras gamay N veruit dominant. Het staat bekend als een weinig krachtige maar vruchtbare en vroegrijpe variëteit, die gevoelig is voor late vorst en slecht tegen verdroging door de zon kan.

In hun streven naar een kwaliteitswijn hebben de producenten het groeiproces ervan leren beheersen door toepassing van een hoge beplantingsdichtheid en korte snoei.

Met het oog op de rijping van de druiven zorgt de producent ervoor dat het bladoppervlak voldoende wordt blootgesteld. Zo kunnen de takken van de wijnstokken vast worden opgebonden, hetgeen bovendien de mechanisering vergemakkelijkt.

Daarnaast hebben de producenten, overeenkomstig de gangbare praktijk, een specifieke vinificatiemethode ingevoerd waarbij traditionele gisting en semi-carbonische maceratie worden gecombineerd.

In 2010 was het wijnareaal meer dan 400 hectare groot, met een gemiddelde jaarproductie van 17 000 hectoliter, geproduceerd door 222 producenten.

8.3.   Causale interacties

Het geografische gebied van “Régnié” ligt voornamelijk op een ondergrond van graniet of op door de verwering daarvan ontstane formaties.

De bodem is over het algemeen zanderig en zuur en heeft goede filterende eigenschappen, waardoor hij weinig vruchtbaar is. In deze natuurlijke context komt de gamay N volledig tot zijn recht en maakt dit druivenras het mogelijk fruitige en elegante wijnen te bereiden, die geconcentreerd en evenwichtig zijn, en daardoor ook lang houdbaar.

De variaties in de gesteldheid van de bodem, die enigermate leemachtig is, en hier en daar rijk aan grote graniet- of zandsteenfragmenten, zorgen voor nuances in de wijnen. Die zijn gestructureerder wanneer de druiven afkomstig zijn van percelen met een bodem die op klei is ontstaan, of juist soepeler en fruitiger wanneer de druiven afkomstig zijn van percelen met zandbodems.

Het wijnbouwgebied ligt te midden van een heuvelachtig landschap en profiteert van een gunstig klimaat, waarbij het door de bosrijke “Fût d’Avenas” wordt afgeschermd tegen ongunstige winden. Het gebied kijkt uit over de brede vlakte van de Saône en krijgt veel zonlicht, wat gunstig is voor de aanmaak van chlorofyl in de wijnstok. Dankzij zijn ligging halverwege de hellingen heeft het gebied meestal geen last van voorjaarsvorst of ochtendnevel uit de vlakte van de Saône en krijgt het optimale zonneschijn, terwijl de hellingen een snelle afwatering van overtollig regenwater waarborgen.

De vallei van de Ardières geniet dankzij de bergen van de Beaujolais van het föhneffect en biedt met zijn oost-westligging een algemene blootstelling waardoor de druiven optimaal en regelmatig kunnen rijpen.

De producenten passen zowel in de wijngaard als in de wijnkelders praktijken toe om deze bijzondere omstandigheden optimaal te benutten. Door de kracht en de productie van het druivenras gamay N af te stemmen op de schraalheid van de zandbodems aan de hand van een specifieke leimethode, een korte snoei, en vinificatiemethoden ter behoud van het aromatische potentieel, kunnen wijnen worden bereid die een fruitige expressie hebben als ze jong zijn, en goed te bewaren zijn.

Sinds 1967 zijn de producenten verenigd en bieden ze in de “Caveau des deux clochers” een palet aan zorgvuldig geselecteerde wijnen van “Régnié” aan. Zij organiseren talrijke initiatieven, voorstellingen en sportevenementen om bekendheid te geven aan hun dorp en hun wijn.

Als de meest recente gecontroleerde oorsprongsbenaming uit de Beaujolais met de naam van een gemeente, wordt “Régnié” door de producenten gepresenteerd als de “Prince du Beaujolais”.

9.   Andere essentiële voorwaarden (verpakking, etikettering, andere vereisten)

Gebied in de onmiddellijke nabijheid

Rechtskader:

Nationale wetgeving

Soort aanvullende voorwaarde:

Afwijking betreffende de productie in het afgebakende geografische gebied

Beschrijving van de voorwaarde:

Het gebied in de onmiddellijke nabijheid waar de vinificatie, de bereiding en de opvoeding van de wijnen bij wijze van uitzondering mogen plaatsvinden, bestaat uit het grondgebied van de volgende gemeenten op basis van de officiële geografische code van 2019:

departement Côte-d’Or:

Agencourt, Aloxe-Corton, Ancey, Arcenant, Argilly, Autricourt, Auxey-Duresses, Baubigny, Beaune, Belan-sur-Ource, Bévy, Bissey-la-Côte, Bligny-lès-Beaune, Boncourt-le-Bois, Bouix, Bouze-lès-Beaune, Brion-sur-Ource, Brochon, Cérilly, Chamboeuf, Chambolle-Musigny, Channay, Charrey-sur-Seine, Chassagne-Montrachet, Châtillon-sur-Seine, Chaumont-le-Bois, Chaux, Chenôve, Chevannes, Chorey-lès-Beaune, Clémencey, Collonges-lès-Bévy, Combertault, Comblanchien, Corcelles-les-Arts, Corcelles-les-Monts, Corgoloin, Cormot-Vauchignon, Corpeau, Couchey, Curley, Curtil-Vergy, Daix, Dijon, Ebaty, Echevronne, Epernay-sous-Gevrey, L’Etang-Vergy, Etrochey, Fixin, Flagey-Echézeaux, Flavignerot, Fleurey-sur-Ouche, Fussey, Gerland, Gevrey-Chambertin, Gilly-lès-Cîteaux, Gomméville, Grancey-sur-Ource, Griselles, Ladoix-Serrigny, Lantenay, Larrey, Levernois, Magny-lès-Villers, Mâlain, Marcenay, Marey-lès-Fussey, Marsannay-la-Côte, Massingy, Mavilly-Mandelot, Meloisey, Merceuil, Messanges, Meuilley, Meursanges, Meursault, Molesme, Montagny-lès-Beaune, Monthelie, Montliot-et-Courcelles, Morey-Saint-Denis, Mosson, Nantoux, Nicey, Noiron-sur-Seine, Nolay, Nuits-Saint-Georges, Obtrée, Pernand-Vergelesses, Perrigny-lès-Dijon, Plombières-lès-Dijon, Poinçon-lès-Larrey, Pommard, Pothières, Premeaux-Prissey, Prusly-sur-Ource, Puligny-Montrachet, Quincey, Reulle-Vergy, La Rochepot, Ruffey-lès-Beaune, Saint-Aubin, Saint-Bernard, Saint-Philibert, Saint-Romain, Sainte-Colombe-sur-Seine, Sainte-Marie-la-Blanche, Santenay, Savigny-lès-Beaune, Segrois, Tailly, Talant, Thoires, Vannaire, Velars-sur-Ouche, Vertault, Vignoles, Villars-Fontaine, Villebichot, Villedieu, Villers-la-Faye, Villers-Patras, Villy-le-Moutier, Vix, Volnay, Vosne-Romanée, Vougeot;

departement Rhône:

Alix, Anse, L’Arbresle, Les Ardillats, Arnas, Bagnols, Beaujeu, Belleville-en-Beaujolais, Belmont-d’Azergues, Blacé, Le Breuil, Bully, Cercié, Chambost-Allières, Chamelet, Charentay, Charnay, Chasselay, Châtillon, Chazay-d’Azergues, Chénas, Chessy, Chiroubles, Cogny, Corcelles-en-Beaujolais, Dardilly, Denicé, Deux Grosnes (enkel het deel dat samenvalt met het grondgebied van de voormalige gemeente Avenas), Dracé, Emeringes, Fleurie, Fleurieux-sur-l’Arbresle, Frontenas, Gleizé, Juliénas, Jullié, Lacenas, Lachassagne, Lancié, Légny, Létra, Limas, Lozanne, Lucenay, Marchampt, Marcy, Moiré, Montmelas-Saint-Sorlin, Morancé, Odenas, Le Perréon, Pommiers, Porte des Pierres Dorées, Quincié-en-Beaujolais, Rivolet, Sain-Bel, Saint-Clément-sur-Valsonne, Saint-Cyr-le-Chatoux, Saint-Didier-sur-Beaujeu, Saint-Etienne-des-Oullières, Saint-Etienne-la-Varenne, Saint-Georges-de-Reneins, Saint-Germain-Nuelles, Saint-Jean-des-Vignes, Saint-Julien, Saint-Just-d’Avray, Saint-Lager, Saint-Romain-de-Popey, Saint-Vérand, Sainte-Paule, Salles-Arbuissonnas-en-Beaujolais, Sarcey, Taponas, Ternand, Theizé, Val d’Oingt, Vaux-en-Beaujolais, Vauxrenard, Vernay, Villefranche-sur-Saône, Ville-sur-Jarnioux, Villié-Morgon, Vindry-sur-Turdine (enkel het deel dat samenvalt met het grondgebied van de voormalige gemeenten Dareizé, Les Olmes en Saint-Loup);

departement Saône-et-Loire:

Aluze, Ameugny, Azé, Barizey, Beaumont-sur-Grosne, Berzé-la-Ville, Berzé-le-Châtel, Bissey-sous-Cruchaud, Bissy-la-Mâconnaise, Bissy-sous-Uxelles, Bissy-sur-Fley, Blanot, Bonnay, Bouzeron, Boyer, Bray, Bresse-sur-Grosne, Burgy, Burnand, Bussières, Buxy, Cersot, Chagny, Chaintré, Chalon-sur-Saône, Chamilly, Champagny-sous-Uxelles, Champforgeuil, Chânes, Change, Chapaize, La Chapelle-de-Bragny, La Chapelle-de-Guinchay, La Chapelle-sous-Brancion, Charbonnières, Chardonnay, La Charmée, Charnay-lès-Mâcon, Charrecey, Chasselas, Chassey-le-Camp, Château, Châtenoy-le-Royal, Chaudenay, Cheilly-lès-Maranges, Chenôves, Chevagny-les-Chevrières, Chissey-lès-Mâcon, Clessé, Cluny, Cormatin, Cortambert, Cortevaix, Couches, Crêches-sur-Saône, Créot, Cruzille, Culles-les-Roches, Curtil-sous-Burnand, Davayé, Demigny, Dennevy, Dezize-lès-Maranges, Donzy-le-Pertuis, Dracy-le-Fort, Dracy-lès-Couches, Epertully, Etrigny, Farges-lès-Chalon, Farges-lès-Mâcon, Flagy, Fleurville, Fley, Fontaines, Fragnes-La-Loyère (enkel het deel dat samenvalt met het grondgebied van de voormalige gemeente La Loyère), Fuissé, Genouilly, Germagny, Givry, Granges, Grevilly, Hurigny, Igé, Jalogny, Jambles, Jugy, Jully-lès-Buxy, Lacrost, Laives, Laizé, Lalheue, Leynes, Lournand, Lugny, Mâcon, Malay, Mancey, Martailly-lès-Brancion, Massilly, Mellecey, Mercurey, Messey-sur-Grosne, Milly-Lamartine, Montagny-lès-Buxy, Montbellet, Montceaux-Ragny, Moroges, Nanton, Ozenay, Paris-l’Hôpital, Péronne, Pierreclos, Plottes, Préty, Prissé, Pruzilly, Remigny, La Roche-Vineuse, Romanèche-Thorins, Rosey, Royer, Rully, Saint-Albain, Saint-Ambreuil, Saint-Amour-Bellevue, Saint-Boil, Saint-Clément-sur-Guye, Saint-Denis-de-Vaux, Saint-Désert, Saint-Gengoux-de-Scissé, Saint-Gengoux-le-National, Saint-Germain-lès-Buxy, Saint-Gervais-sur-Couches, Saint-Gilles, Saint-Jean-de-Trézy, Saint-Jean-de-Vaux, Saint-Léger-sur-Dheune, Saint-Mard-de-Vaux, Saint-Martin-Belle-Roche, Saint-Martin-du-Tartre, Saint-Martin-sous-Montaigu, Saint-Maurice-de-Satonnay, Saint-Maurice-des-Champs, Saint-Maurice-lès-Couches, Saint-Pierre-de-Varennes, Saint-Rémy, Saint-Sernin-du-Plain, Saint-Symphorien-d’Ancelles, Saint-Vallerin, Saint-Vérand, Saint-Ythaire, Saisy, La Salle, Salornay-sur-Guye, Sampigny-lès-Maranges, Sancé, Santilly, Sassangy, Saules, Savigny-sur-Grosne, Sennecey-le-Grand, Senozan, Sercy, Serrières, Sigy-le-Châtel, Sologny, Solutré-Pouilly, Taizé, Tournus, Uchizy, Varennes-lès-Mâcon, Vaux-en-Pré, Vergisson, Vers, Verzé, Le Villars, La Vineuse sur Fregande (enkel het deel dat samenvalt met het grondgebied van de voormalige gemeenten Donzy-le-National, Massy en La Vineuse), Vinzelles, Viré;

departement Yonne:

Aigremont, Annay-sur-Serein, Arcy-sur-Cure, Asquins, Augy, Auxerre, Avallon, Bazarnes, Beine, Bernouil, Béru, Bessy-sur-Cure, Bleigny-le-Carreau, Censy, Chablis, Champlay, Champs-sur-Yonne, Chamvres, La Chapelle-Vaupelteigne, Charentenay, Châtel-Gérard, Chemilly-sur-Serein, Cheney, Chevannes, Chichée, Chitry, Collan, Coulangeron, Coulanges-la-Vineuse, Courgis, Cruzy-le-Châtel, Dannemoine, Deux Rivières, Dyé, Epineuil, Escamps, Escolives-Sainte-Camille, Fleys, Fontenay-près-Chablis, Gy-l’Evêque, Héry, Irancy, Island, Joigny, Jouancy, Junay, Jussy, Lichères-près-Aigremont, Lignorelles, Ligny-le-Châtel, Lucy-sur-Cure, Maligny, Mélisey, Merry-Sec, Migé, Molay, Molosmes, Montigny-la-Resle, Montholon (enkel het deel dat samenvalt met het grondgebied van de voormalige gemeenten Champvallon, Villiers sur Tholon en Volgré), Mouffy, Moulins-en-Tonnerrois, Nitry, Noyers, Ouanne, Paroy-sur-Tholon, Pasilly, Pierre-Perthuis, Poilly-sur-Serein, Pontigny, Préhy, Quenne, Roffey, Rouvray, Saint-Bris-le-Vineux, Saint-Cyr-les-Colons, Saint-Père, Sainte-Pallaye, Sainte-Vertu, Sarry, Senan, Serrigny, Tharoiseau, Tissey, Tonnerre, Tronchoy, Val-de-Mercy, Vallan, Venouse, Venoy, Vermenton, Vézannes, Vézelay, Vézinnes, Villeneuve-Saint-Salves, Villy, Vincelles, Vincelottes, Viviers, Yrouerre.

Etikettering

Rechtskader:

Nationale wetgeving

Soort aanvullende voorwaarde:

Aanvullende bepalingen betreffende de etikettering

Beschrijving van de voorwaarde:

a)

Op het etiket van de wijnen met de gecontroleerde oorsprongsbenaming mag de naam van een kleinere geografische eenheid worden vermeld op voorwaarde dat:

het gaat om de naam van een plaats die is opgenomen in het kadaster;

die naam vermeld staat op de oogstaangifte.

De in het kadaster opgenomen plaatsnaam wordt onmiddellijk na de naam van de gecontroleerde oorsprongsbenaming vermeld in lettertekens die niet hoger noch breder zijn dan de lettertekens van de naam van de gecontroleerde oorsprongsbenaming.

b)

Op het etiket van wijnen met de gecontroleerde oorsprongsbenaming mag de grotere geografische eenheid “Vin du Beaujolais” of “Grand Vin du Beaujolais” of “Cru du Beaujolais” worden vermeld.

De lettertekens van de vermelding van de grotere geografische eenheid mogen niet hoger noch breder zijn dan twee derde van de lettertekens van de naam van de gecontroleerde oorsprongsbenaming.

Link naar het productdossier

https://info.agriculture.gouv.fr/gedei/site/bo-agri/document_administratif-cc8d10c6-1898-4714-a513-2186ca061280


(1)  PB L 9 van 11.1.2019, blz. 2.


26.8.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 343/38


Bekendmaking van een mededeling van de goedkeuring van een standaardwijziging van een productdossier voor een naam in de wijnsector als bedoeld in artikel 17, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie

(2021/C 343/12)

Deze mededeling wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 17, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie (1)

MEDEDELING VAN EEN STANDAARDWIJZIGING DIE GEVOLGEN HEEFT VOOR HET ENIG DOCUMENT

“Fleurie”

PDO-FR-A0930-AM02

Datum van mededeling: 7 juni 2021

BESCHRIJVING VAN EN REDENEN VOOR DE GOEDGEKEURDE WIJZIGING

1.   Geografisch gebied

In hoofdstuk I, deel IV, punt 1, zijn de woorden “op basis van de officiële geografische code van 2019” toegevoegd na “Rhône”.

Deze redactionele wijziging maakt het mogelijk om voor het geografische gebied te verwijzen naar de in 2019 geldende, door het INSEE gepubliceerde versie van de officiële geografische code en de afbakening van het geografische gebied juridisch zeker te stellen.

De perimeter van het geografische gebied blijft volledig gelijk.

De woorden “moeten plaatsvinden” zijn vervangen door de woorden “vinden plaats”.

Deze wijzigingen zijn verwerkt in punt 6 van het enig document.

Er wordt bovendien een zin toegevoegd om erop te wijzen dat de cartografische documenten voor het geografische gebied te vinden zijn op de website van het INAO (Institut national de l’origine et de la qualité).

Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.

2.   Gebied in de onmiddellijke nabijheid

In hoofdstuk I, deel IV, punt 3, worden de woorden “op basis van de officiële geografische code van 2019” toegevoegd na “gemeenten”.

Daarmee wordt een verwijzing naar de officiële geografische code van 2019 ingevoerd en de lijst van gemeenten wordt bijgewerkt. De datum waarop het bevoegde nationale comité van het INAO het herziene geografische gebied van de benaming heeft goedgekeurd, is eveneens toegevoegd. Deze wijzigingen zijn van redactionele aard en veranderen niets aan de perimeter van het geografische gebied van de benaming. Ze zijn noodzakelijk geworden vanwege fusies of splitsingen van gemeenten of delen van gemeenten of vanwege naamswijzigingen.

Met deze nieuwe formulering is in het productdossier steeds duidelijk welke gemeenten tot het geografische gebied behoren.

De desbetreffende aanvullende voorwaarde in de rubriek “Andere essentiële voorwaarden” van het enig document wordt dienovereenkomstig gewijzigd.

3.   Bepalingen betreffende de opvoeding van de wijn

In hoofdstuk I, deel IX, punt 2, wordt de datum “1 maart” vervangen door “15 januari”.

Door de klimaatverandering komen steeds vaker vroege oogsten voor en kan de vinificatie eerder worden voltooid. Daarom wordt de datum tot wanneer de opvoeding van de wijnen moet plaatsvinden, vervroegd van 1 maart naar 15 januari van het jaar volgend op het oogstjaar.

De verkorting van de minimale opvoedingsperiode heeft geen invloed op de kwaliteit van de wijnen omdat het ras gamay N als gevolg van de klimaatomstandigheden en de bodemgesteldheid van het gebied vroeg rijpt, waardoor de wijnen prima al jong kunnen worden gedronken.

Punt 5 van het enig document wordt gewijzigd.

4.   In de handel brengen voor consumptie

In hoofdstuk I, deel IX, punt 5, is de datum “15 maart” vervangen door “1 februari”.

In samenhang met de vervroegde minimumdatum voor beëindiging van de opvoeding wordt de datum waarop de wijnen voor consumptie in de handel mogen worden gebracht, vervroegd van 15 maart naar 1 februari.

Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.

5.   Verkeer tussen erkende depothouders

In hoofdstuk I, deel IX, punt 5, is punt b) met betrekking tot de datum van het in verkeer brengen van de wijnen tussen erkende entrepothouders geschrapt.

Wegens de verkorting van de minimale opvoedingsperiode en de vervroegde datum voor het in de handel brengen van de wijnen moeten de wijnen sneller in het verkeer kunnen worden gebracht. Het is niet nodig om een vroegere minimumdatum voor het in het verkeer brengen van de wijnen vast te leggen.

Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.

In de titel van hoofdstuk I, deel IX, punt 5, zijn daarom de volgende woorden geschrapt: “het in het verkeer brengen van de producten en”.

Deze wijzigingen van het productdossier hebben geen gevolgen voor het enig document.

6.   Overgangsmaatregelen

In hoofdstuk I, deel XI, punt 2, a), is vóór “tot en met de oogst van 2034” het woord “uiterlijk” toegevoegd om de voorwaarden voor deze maatregel te verduidelijken.

Punt 4 is geschrapt omdat de specifieke maatregel is verstreken.

Deze wijzigingen van het productdossier hebben geen gevolgen voor het enig document.

7.   Aspecten in verband met de controle van het productdossier

De marktdeelnemers worden voortaan gecontroleerd door een certificerende instantie; in de desbetreffende punten van hoofdstuk II van het productdossier wordt het woord “inspectieplan” vervangen door het woord “controleplannen”.

Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.

Verwijzingen naar de controlestructuur

In hoofdstuk III is deel II na de goedkeuring van het productdossier in december 2011 in die zin gewijzigd dat de volledige referenties van de controleautoriteit niet langer worden vermeld als de controles worden verricht door een certificerende instantie.

Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.

ENIG DOCUMENT

1.   Naam/namen

Fleurie

2.   Type geografische aanduiding

BOB – beschermde oorsprongsbenaming

3.   Categorieën wijnbouwproducten

1.

Wijn

4.   Beschrijving van de wijn(en)

Korte beschrijving

Het betreft niet-mousserende droge rode wijnen. De wijnen hebben een natuurlijk alcoholvolumegehalte van ten minste 10,5 %.

Het totale alcoholvolumegehalte van de wijnen mag na verrijking niet hoger zijn dan 13 %.

Bij het bottelen hebben de wijnen een appelzuurgehalte van maximaal 0,4 gram per liter.

Bij het in de handel brengen als eindproduct voldoen de wijnen aan de volgende analytische normen:

Maximumgehalte aan fermenteerbare suikers (glucose en fructose): 3 gram per liter.

Voor het maximale totale alcoholgehalte, het minimale effectieve alcoholgehalte, de minimale totale zuurgraad en het maximale totaalgehalte aan zwaveldioxide gelden de normen waarin de EU-regelgeving voorziet.

De wijnen hebben een intens paarsrode kleur, die met de tijd evolueert naar granaatrood. In de neus zijn de wijnen vaak floraal, met toetsen van rode vruchten die tijdens de rijping evolueren naar kruidige toetsen. In de mond vertonen ze een zuivere, maar niet-agressieve aanzet, en een lichte zuurheid. Deze wijn wordt door zijn lichtheid en finesse vaak omschreven als de meest “vrouwelijke” van de “Crus du Beaujolais”.

Algemene analytische kenmerken

Algemene analytische kenmerken

Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent)

 

Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent)

 

Minimale totale zuurgraad

 

Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter)

14,17

Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter)

 

5.   Wijnbereidingsprocedés

5.1.   Specifieke oenologische procedés

1.   Specifiek oenologisch procedé

Het gebruik van stukjes hout is verboden.

Het totale alcoholvolumegehalte van de wijnen mag na verrijking niet hoger zijn dan 13 %.

Subtractieve verrijkingstechnieken (SVT) zijn toegestaan tot een maximale concentratie van 10 %.

De opvoeding van de wijnen duurt ten minste tot 15 januari van het jaar volgend op het oogstjaar.

Naast de bovengenoemde bepalingen moeten de wijnen, wat oenologische procedés betreft, voldoen aan de verplichtingen die zijn vastgesteld op EU-niveau en in het wetboek landbouw en zeevisserij.

2.   Teeltwijze

Beplantingsdichtheid

De minimale beplantingsdichtheid bedraagt 6 000 wijnstokken per hectare.

De afstand tussen de rijen in deze wijngaarden bedraagt ten hoogste 2,10 meter en de afstand tussen de wijnstokken binnen eenzelfde rij bedraagt ten minste 0,80 meter.

Mits de minimale dichtheid van 6 000 wijnstokken per hectare wordt aangehouden, mag de afstand tussen de rijen tot 3 meter bedragen, zodat mechanische middelen gemakkelijker kunnen worden ingezet.

Snoeiregels

Er wordt gesnoeid tot uiterlijk 15 mei.

De wijnen zijn afkomstig van wijnstokken die kort worden gesnoeid (gobeletsnoei, palmetsnoei of Royat-snoei, enkel, dubbel of “charmet”) met maximaal tien ogen per stok.

Elke stok heeft drie tot vijf vruchttakken met maximaal twee ogen; met het oog op de verjonging mag elke stok ook één vruchttak met maximaal twee ogen hebben die op een waterloot van het oude hout wordt gesnoeid.

Bij de vormingssnoei of in geval van verandering van de snoeiwijze worden de wijnstokken gesnoeid met maximaal twaalf ogen per stok.

Irrigatie is verboden.

Bepalingen inzake mechanische oogst

De recipiënten die worden gebruikt voor het vervoer van de geoogste druiven van het perceel naar de wijnmakerij, mogen tot maximaal 0,50 meter gevuld zijn.

De recipiënten zijn van een inert, voor levensmiddelen geschikt materiaal.

De werktuigen voor de oogst en het vervoer van de druiven moeten zijn uitgerust met een geschikte waterafvoer- of beschermingsinrichting.

5.2.   Maximumopbrengsten

1.

61 hectoliter per hectare

6.   Afgebakend geografisch gebied

De druivenoogst, de vinificatie, de bereiding en de opvoeding van de wijnen vinden plaats op het grondgebied van de volgende gemeente in het departement Rhône, op basis van de officiële geografische code van 2019: Fleurie.

7.   Voornaamste wijndruivenras(sen)

Gamay N

8.   Beschrijving van het (de) verband(en)

8.1.   Beschrijving van de natuurlijke factoren die bijdragen tot het verband

Het geografische gebied ligt midden in de wijnstreek van de “Beaujolais,” aan de oostrand van de “Monts du Beaujolais”.

Het beslaat enkel het grondgebied van de gemeente Fleurie in het departement Rhône, ten noorden van Lyon.

In dit heuvelachtige landschap zijn de vaak steile hellingen haast geheel beplant met wijnstokken. In de achtergrond beslaan bossen de hogergelegen heuvels.

De voor de druivenoogst afgebakende percelen liggen op een ondergrond van roze, porfierachtig graniet dat arm is aan mica, en “graniet van Fleurie” wordt genoemd.

Er zijn twee geomorfologisch verschillende gehelen te onderscheiden:

bovenaan het stadje liggen op een hoogte tussen 300 meter en 450 meter steile hellingen waar het moedergesteente regelmatig aan de oppervlakte komt, met zeer zanderige en schrale bodems;

onderaan het dorp zwakt de helling geleidelijk af tot 230 meter in de richting van de Saône en wordt het gesteente afgeschermd door van de hellingen afkomstig colluvium; daardoor zijn de bodems er dikker, en rijker aan klei, fijnkorrelig zand en leem.

De “bief de Roclaine” en de beek de Presle, die de berg afstromen en vervolgens in de Saône uitmonden, banen zich een weg door dit geheel en zorgen voor variatie in de oriëntatie van het landschap.

Het klimaat is een gematigd zeeklimaat met een gemiddelde jaartemperatuur van ongeveer 11 °C en niet al te veel neerslag, die gelijkmatig over het jaar is verdeeld (gemiddeld 750 mm per jaar). Het geografische gebied kent continentale (zoals zomeronweders en aanvriezende mist) en zuidelijke invloeden (zoals warme zomers en neerslagmaxima in voor- en najaar). Het geografische gebied wordt tegen de westenwinden beschut door de bergen van de Beaujolais en beslaat bovendien ook een tweede, kleine bergketen die de algemene oriëntatie van de hellingen naar het zuidoosten bevordert. Van bij het eerste daglicht worden de bergflanken door de zon verwarmd en verlicht. Dankzij de ligging van de wijngaarden halverwege de hellingen hebben zij meestal geen last van voorjaarsvorst of ochtendnevel uit de vlakte van de Saône, krijgen zij veel zon en drogen zij snel op na overmatige regenval.

8.2.   Beschrijving van de menselijke factoren die tot het verband hebben bijgedragen

Fleurie is een oud dorp. Wegens de aanwezigheid van water trok de locatie al heel vroeg mensen aan, die zich voornamelijk in gehuchten in het oostelijke deel vestigden.

Al in 987 was er in Fleurie sprake van wijnbouw, zo blijkt uit een akte die werd opgesteld voor de priorij van Arpayé, die onderaan het dorp lag en rechtstreeks met die van Cluny was verbonden. De akte maakt melding van onderhandelingen over een “curtil” (lapje grond) met wijnstokken.

Vanaf het einde van de vijftiende eeuw schaalt de burgerij van Lyon, rijk geworden door de zijdehandel en -industrie en het bankwezen, de wijnbouw op.

In de 18e eeuw vervoeren Bourgondische wijnhandelaren de hoog aangeschreven wijnen van “Fleurie” naar Parijs, en later worden ze meer en meer naar Noord-Frankrijk en Engeland geëxporteerd. Aan het begin van de twintigste eeuw wordt de wijn in heel Frankrijk en op de buitenlandse markten van Zwitserland, België en Duitsland verkocht.

Dankzij enkele ondernemende plaatselijke families opent de wijncoöperatie van Fleurie in 1927 haar deuren. Marguerite Chabert, wier familie aan de wieg van de wijncoöperatie van Fleurie heeft gestaan, is een tijdlang voorzitster van de coöperatie en drukt haar stempel op de geschiedenis van de “cru”.

In 1936 wordt “Fleurie” erkend als gecontroleerde oorsprongsbenaming. Onder de “Crus du Beaujolais” behoort ze tot de top en de Zwitserse groothandel in het bijzonder koopt de wijnen tegen een hoge prijs.

Het dorp stelt zich open voor het toerisme. Een dertigtal domeinen slaan de handen in elkaar en openen in 2007 een “caveau” (collectieve kelder) met de naam “la maison de Fleurie”.

De plaatselijke bewoners identificeren zich met “la Madone”, het standbeeld van de Heilige Maagd die over de wijngaarden waakt en er vanuit de kapel van Fleurie over uitkijkt. In de loop der jaren kwam zij symbool te staan voor de gemeente en de wijngaarden en op de meeste etiketten en verkoopslogo’s wordt naar haar verwezen.

De wijngaarden zijn uitsluitend bestemd voor de productie van rode wijnen. Het belangrijkste druivenras is gamay N. Ter controle van de vruchtbaarheid van dit ras wordt een korte snoei (“à coursons”) toegepast, met een geleiding in gobeletvorm.

De meeste domeinen zijn familiebedrijven, die van ouder op kind overgaan en waar de verschillende generaties zelfs samenwerken. De gemiddelde beteelde oppervlakte per bedrijf bedraagt ongeveer 9 hectare. In 2010 was het wijnareaal van “Fleurie” ongeveer 1 400 hectare groot. Bij de productie zijn 180 producenten, een wijncoöperatie en een tiental handelaren betrokken.

8.3.   Causale interacties

Het historische, meer dan duizend jaar oude wijnbouwgebied “Fleurie” heeft in de loop der tijd gestalte gegeven aan een origineel landschap waar de wijngaard een voorname rol speelt.

In een heuvelachtig gebied, op een onderlaag van graniet, lopen de wijngaarden over een hoogte van 200 meter tot 450 meter trapsgewijs op, soms over zeer steile hellingen. Dankzij hun uitstekende ligging leveren ze wijnen met aangename, complexe aroma’s op.

De open ligging in de richting van de weidse vlakte van de Saône verzekert de wijnstokken van een voor de fotosynthese gunstige hoeveelheid licht. Deze wordt nog versterkt door de hoogteligging en de overwegend zuidoostelijke oriëntatie, waardoor de druiven optimaal en regelmatig kunnen rijpen.

De schrale, doorlatende bodems van granietzand zijn geschikt voor een bescheiden productie. Het druivenras gamay N is gevoelig voor de bodemgesteldheid en is bij uitstek geschikt voor weinig vruchtbare bodems. Het levert een lichte wijn op met een uitgesproken bouquet en fijne tannine.

In deze bijzondere geografische omstandigheden hebben de producenten van “Fleurie” in de loop der generaties technieken ontwikkeld om het beste uit de gamay N te halen.

Overeenkomstig de gebruiken komt hun knowhow tot uiting in de praktijk van een korte snoei, met korte vruchttakken, een geleiding in gobeletvorm, hoge beplantingsdichtheden, teeltpraktijken ter beperking van bodemerosie en passende vinificatietechnieken met het oog op de productie van een grondstof die rijk is van kleur, terwijl de zuiverheid, de fruitigheid en de elegantie van de wijnen gewaarborgd zijn.

Al ruim voordat de “Beaujolais nouveau” de wereld veroverde, hadden de wijnen van “Fleurie” al een goede naam en een solide reputatie. Begin 18e eeuw vervoerden Bourgondische wijnhandelaren ze naar Parijs. In de 19e eeuw rekenden verschillende deskundigen van Franse wijnen, waaronder Jullien, Guyot en Danguy, de wijnen van “Fleurie” tot de allerbeste.

De consumenten in Zwitserland en Engeland, geboeid door de overeenkomst tussen de naam “Fleurie” en respectievelijk het woord “fleur” en “flower”, droegen bij tot de bekendheid van dit product op het gehele Europese continent. Deze reputatie wordt nog steeds bevestigd tijdens de jaarbeurs die elk jaar in Fleurie plaatsvindt in het weekend na Allerheiligen, en die een groot publiek aantrekt.

9.   Andere essentiële voorwaarden (verpakking, etikettering, andere vereisten)

Gebied in de onmiddellijke nabijheid

Rechtskader:

Nationale wetgeving

Soort aanvullende voorwaarde:

Afwijking betreffende de productie in het afgebakende geografische gebied

Beschrijving van de voorwaarde:

Het gebied in de onmiddellijke nabijheid waar de vinificatie, de bereiding en de opvoeding van de wijnen bij wijze van uitzondering mogen plaatsvinden, bestaat uit het grondgebied van de volgende gemeenten op basis van de officiële geografische code van 2019:

departement Côte-d’Or:

Agencourt, Aloxe-Corton, Ancey, Arcenant, Argilly, Autricourt, Auxey-Duresses, Baubigny, Beaune, Belan-sur-Ource, Bévy, Bissey-la-Côte, Bligny-lès-Beaune, Boncourt-le-Bois, Bouix, Bouze-lès-Beaune, Brion-sur-Ource, Brochon, Cérilly, Chamboeuf, Chambolle-Musigny, Channay, Charrey-sur-Seine, Chassagne-Montrachet, Châtillon-sur-Seine, Chaumont-le-Bois, Chaux, Chenôve, Chevannes, Chorey-lès-Beaune, Clémencey, Collonges-lès-Bévy, Combertault, Comblanchien, Corcelles-les-Arts, Corcelles-les-Monts, Corgoloin, Cormot-Vauchignon, Corpeau, Couchey, Curley, Curtil-Vergy, Daix, Dijon, Ebaty, Echevronne, Epernay-sous-Gevrey, L’Etang-Vergy, Etrochey, Fixin, Flagey-Echézeaux, Flavignerot, Fleurey-sur-Ouche, Fussey, Gerland, Gevrey-Chambertin, Gilly-lès-Cîteaux, Gomméville, Grancey-sur-Ource, Griselles, Ladoix-Serrigny, Lantenay, Larrey, Levernois, Magny-lès-Villers, Mâlain, Marcenay, Marey-lès-Fussey, Marsannay-la-Côte, Massingy, Mavilly-Mandelot, Meloisey, Merceuil, Messanges, Meuilley, Meursanges, Meursault, Molesme, Montagny-lès-Beaune, Monthelie, Montliot-et-Courcelles, Morey-Saint-Denis, Mosson, Nantoux, Nicey, Noiron-sur-Seine, Nolay, Nuits-Saint-Georges, Obtrée, Pernand-Vergelesses, Perrigny-lès-Dijon, Plombières-lès-Dijon, Poinçon-lès-Larrey, Pommard, Pothières, Premeaux-Prissey, Prusly-sur-Ource, Puligny-Montrachet, Quincey, Reulle-Vergy, La Rochepot, Ruffey-lès-Beaune, Saint-Aubin, Saint-Bernard, Saint-Philibert, Saint-Romain, Sainte-Colombe-sur-Seine, Sainte-Marie-la-Blanche, Santenay, Savigny-lès-Beaune, Segrois, Tailly, Talant, Thoires, Vannaire, Velars-sur-Ouche, Vertault, Vignoles, Villars-Fontaine, Villebichot, Villedieu, Villers-la-Faye, Villers-Patras, Villy-le-Moutier, Vix, Volnay, Vosne-Romanée, Vougeot;

departement Rhône:

Alix, Anse, L’Arbresle, Les Ardillats, Arnas, Bagnols, Beaujeu, Belleville-en-Beaujolais, Belmont-d’Azergues, Blacé, Le Breuil, Bully, Cercié, Chambost-Allières, Chamelet, Charentay, Charnay, Chasselay, Châtillon, Chazay-d’Azergues, Chénas, Chessy, Chiroubles, Cogny, Corcelles-en-Beaujolais, Dardilly, Denicé, Deux Grosnes (enkel het deel dat samenvalt met het grondgebied van de voormalige gemeente Avenas), Dracé, Emeringes, Fleurieux-sur-l’Arbresle, Frontenas, Gleizé, Juliénas, Jullié, Lacenas, Lachassagne, Lancié, Lantignié, Légny, Létra, Limas, Lozanne, Lucenay, Marchampt, Marcy, Moiré, Montmelas-Saint-Sorlin, Morancé, Odenas, Le Perréon, Pommiers, Porte des Pierres Dorées, Quincié-en-Beaujolais, Régnié-Durette, Rivolet, Sain-Bel, Saint-Clément-sur-Valsonne, Saint-Cyr-le-Chatoux, Saint-Didier-sur-Beaujeu, Saint-Etienne-des-Oullières, Saint-Etienne-la-Varenne, Saint-Georges-de-Reneins, Saint-Germain-Nuelles, Saint-Jean-des-Vignes, Saint-Julien, Saint-Just-d’Avray, Saint-Lager, Saint-Romain-de-Popey, Saint-Vérand, Sainte-Paule, Salles-Arbuissonnas-en-Beaujolais, Sarcey, Taponas, Ternand, Theizé, Val d’Oingt, Vaux-en-Beaujolais, Vauxrenard, Vernay, Villefranche-sur-Saône, Ville-sur-Jarnioux, Villié-Morgon, Vindry-sur-Turdine (enkel het deel dat samenvalt met het grondgebied van de voormalige gemeenten Dareizé, Les Olmes en Saint-Loup);

departement Saône-et-Loire:

Aluze, Ameugny, Azé, Barizey, Beaumont-sur-Grosne, Berzé-la-Ville, Berzé-le-Châtel, Bissey-sous-Cruchaud, Bissy-la-Mâconnaise, Bissy-sous-Uxelles, Bissy-sur-Fley, Blanot, Bonnay, Bouzeron, Boyer, Bray, Bresse-sur-Grosne, Burgy, Burnand, Bussières, Buxy, Cersot, Chagny, Chaintré, Chalon-sur-Saône, Chamilly, Champagny-sous-Uxelles, Champforgeuil, Chânes, Change, Chapaize, La Chapelle-de-Bragny, La Chapelle-de-Guinchay, La Chapelle-sous-Brancion, Charbonnières, Chardonnay, La Charmée, Charnay-lès-Mâcon, Charrecey, Chasselas, Chassey-le-Camp, Château, Châtenoy-le-Royal, Chaudenay, Cheilly-lès-Maranges, Chenôves, Chevagny-les-Chevrières, Chissey-lès-Mâcon, Clessé, Cluny, Cormatin, Cortambert, Cortevaix, Couches, Crêches-sur-Saône, Créot, Cruzille, Culles-les-Roches, Curtil-sous-Burnand, Davayé, Demigny, Dennevy, Dezize-lès-Maranges, Donzy-le-Pertuis, Dracy-le-Fort, Dracy-lès-Couches, Epertully, Etrigny, Farges-lès-Chalon, Farges-lès-Mâcon, Flagy, Fleurville, Fley, Fontaines, Fragnes-La-Loyère (enkel het deel dat samenvalt met het grondgebied van de voormalige gemeente La Loyère), Fuissé, Genouilly, Germagny, Givry, Granges, Grevilly, Hurigny, Igé, Jalogny, Jambles, Jugy, Jully-lès-Buxy, Lacrost, Laives, Laizé, Lalheue, Leynes, Lournand, Lugny, Mâcon, Malay, Mancey, Martailly-lès-Brancion, Massilly, Mellecey, Mercurey, Messey-sur-Grosne, Milly-Lamartine, Montagny-lès-Buxy, Montbellet, Montceaux-Ragny, Moroges, Nanton, Ozenay, Paris-l’Hôpital, Péronne, Pierreclos, Plottes, Préty, Prissé, Pruzilly, Remigny, La Roche-Vineuse, Romanèche-Thorins, Rosey, Royer, Rully, Saint-Albain, Saint-Ambreuil, Saint-Amour-Bellevue, Saint-Boil, Saint-Clément-sur-Guye, Saint-Denis-de-Vaux, Saint-Désert, Saint-Gengoux-de-Scissé, Saint-Gengoux-le-National, Saint-Germain-lès-Buxy, Saint-Gervais-sur-Couches, Saint-Gilles, Saint-Jean-de-Trézy, Saint-Jean-de-Vaux, Saint-Léger-sur-Dheune, Saint-Mard-de-Vaux, Saint-Martin-Belle-Roche, Saint-Martin-du-Tartre, Saint-Martin-sous-Montaigu, Saint-Maurice-de-Satonnay, Saint-Maurice-des-Champs, Saint-Maurice-lès-Couches, Saint-Pierre-de-Varennes, Saint-Rémy, Saint-Sernin-du-Plain, Saint-Symphorien-d’Ancelles, Saint-Vallerin, Saint-Vérand, Saint-Ythaire, Saisy, La Salle, Salornay-sur-Guye, Sampigny-lès-Maranges, Sancé, Santilly, Sassangy, Saules, Savigny-sur-Grosne, Sennecey-le-Grand, Senozan, Sercy, Serrières, Sigy-le-Châtel, Sologny, Solutré-Pouilly, Taizé, Tournus, Uchizy, Varennes-lès-Mâcon, Vaux-en-Pré, Vergisson, Vers, Verzé, Le Villars, La Vineuse sur Fregande (enkel het deel dat samenvalt met het grondgebied van de voormalige gemeenten Donzy-le-National, Massy en La Vineuse), Vinzelles, Viré;

departement Yonne:

Aigremont, Annay-sur-Serein, Arcy-sur-Cure, Asquins, Augy, Auxerre, Avallon, Bazarnes, Beine, Bernouil, Béru, Bessy-sur-Cure, Bleigny-le-Carreau, Censy, Chablis, Champlay, Champs-sur-Yonne, Chamvres, La Chapelle-Vaupelteigne, Charentenay, Châtel-Gérard, Chemilly-sur-Serein, Cheney, Chevannes, Chichée, Chitry, Collan, Coulangeron, Coulanges-la-Vineuse, Courgis, Cruzy-le-Châtel, Dannemoine, Deux Rivières, Dyé, Epineuil, Escamps, Escolives-Sainte-Camille, Fleys, Fontenay-près-Chablis, Gy-l’Evêque, Héry, Irancy, Island, Joigny, Jouancy, Junay, Jussy, Lichères-près-Aigremont, Lignorelles, Ligny-le-Châtel, Lucy-sur-Cure, Maligny, Mélisey, Merry-Sec, Migé, Molay, Molosmes, Montigny-la-Resle, Montholon (enkel het deel dat samenvalt met het grondgebied van de voormalige gemeenten Champvallon, Villiers sur Tholon en Volgré), Mouffy, Moulins-en-Tonnerrois, Nitry, Noyers, Ouanne, Paroy-sur-Tholon, Pasilly, Pierre-Perthuis, Poilly-sur-Serein, Pontigny, Préhy, Quenne, Roffey, Rouvray, Saint-Bris-le-Vineux, Saint-Cyr-les-Colons, Saint-Père, Sainte-Pallaye, Sainte-Vertu, Sarry, Senan, Serrigny, Tharoiseau, Tissey, Tonnerre, Tronchoy, Val-de-Mercy, Vallan, Venouse, Venoy, Vermenton, Vézannes, Vézelay, Vézinnes, Villeneuve-Saint-Salves, Villy, Vincelles, Vincelottes, Viviers, Yrouerre.

Etikettering

Rechtskader:

Nationale wetgeving

Soort aanvullende voorwaarde:

Aanvullende bepalingen betreffende de etikettering

Beschrijving van de voorwaarde:

a)

- Op het etiket van de wijnen met de gecontroleerde oorsprongsbenaming mag de naam van een kleinere geografische eenheid worden vermeld op voorwaarde dat:

het gaat om de naam van een plaats die is opgenomen in het kadaster;

die naam vermeld staat op de oogstaangifte.

De in het kadaster opgenomen plaatsnaam wordt onmiddellijk na de naam van de gecontroleerde oorsprongsbenaming vermeld in lettertekens die niet hoger noch breder zijn dan de lettertekens van de naam van de gecontroleerde oorsprongsbenaming.

b)

- Op het etiket van wijnen met de gecontroleerde oorsprongsbenaming mag de grotere geografische eenheid “Vin du Beaujolais” of “Grand Vin du Beaujolais” of “Cru du Beaujolais” worden vermeld.

De lettertekens van de vermelding van de grotere geografische eenheid mogen niet hoger noch breder zijn dan twee derde van de lettertekens van de naam van de gecontroleerde oorsprongsbenaming.

Link naar het productdossier

https://info.agriculture.gouv.fr/gedei/site/bo-agri/document_administratif-163ce6ee-43f3-40c6-b350-36ff801081a0


(1)  PB L 9 van 11.1.2019, blz. 2.