ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 81

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

64e jaargang
10 maart 2021


Inhoud

Bladzijde

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2021/C 81/01

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.8982 — Ivanhoe Cambridge/PSPIB/JV) ( 1 )

1

2021/C 81/02

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.8958 — DV4/ABP/OMERS/Real Estate JV) ( 1 )

2

2021/C 81/03

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.9285 — SEGRO/PSPIB/Oignies Site) ( 1 )

3

2021/C 81/04

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.9161 — Brookfield/M Finance Capital/ECLA Paris Massy-Palaiseau Companies) ( 1 )

4

2021/C 81/05

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.10044 — Mississippi Ventures/Parcom/Hema) ( 1 )

5


 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2021/C 81/06

Wisselkoersen van de euro — 9 maart 2021

6

2021/C 81/07

Advies van het adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht tijdens de bijeenkomst van 21 september 2020 om 10.30-13.00 uur (CEST) betreffende een ontwerpbesluit in Zaak AT.40608 — Broadcom — Rapporteur: Litouwen ( 1 )

7

2021/C 81/08

Eindverslag van de raadadviseur-auditeur — Zaak AT.40608 Broadcom — Toezeggingen ( 1 )

8

2021/C 81/09

Samenvatting van het besluit van de Commissie van 7 oktober 2020 inzake een procedure op grond van artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 54 van de EER-overeenkomst (Zaak AT.40608 — Broadcom) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 6765)  ( 1 )

9

2021/C 81/10

Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 7 oktober 2019 betreffende een ontwerpbesluit in Zaak AT.40608 — Broadcom — Rapporteur: Litouwen ( 1 )

12

2021/C 81/11

Eindverslag van de raadadviseur-auditeur — Broadcom — Procedure inzake voorlopige maatregelen (Zaak AT.40608) ( 1 )

13

2021/C 81/12

Samenvatting van het besluit van de Commissie van 16 oktober 2019 inzake een procedure op grond van artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, artikel 54 van de EER-Overeenkomst, en artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (Zaak AT.40608 — Broadcom) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 7406)  ( 1 )

23

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

2021/C 81/13

Bijwerking van de lijst van grensdoorlaatposten bedoeld in artikel 2, punt 8, van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode)

27


 

V   Bekendmakingen

 

ANDERE HANDELINGEN

 

Europese Commissie

2021/C 81/14

Bekendmaking van een mededeling van de goedkeuring van een standaardwijziging van een productdossier voor een naam in de wijnsector zoals bedoeld in artikel 17, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie

29


 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

 


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

10.3.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 81/1


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.8982 — Ivanhoe Cambridge/PSPIB/JV)

(Voor de EER relevante tekst)

(2021/C 81/01)

Op 30 augustus 2018 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32018M8982. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


10.3.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 81/2


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.8958 — DV4/ABP/OMERS/Real Estate JV)

(Voor de EER relevante tekst)

(2021/C 81/02)

Op 12 september 2018 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32018M8958. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


10.3.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 81/3


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.9285 — SEGRO/PSPIB/Oignies Site)

(Voor de EER relevante tekst)

(2021/C 81/03)

Op 20 maart 2019 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32019M9285. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


10.3.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 81/4


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.9161 — Brookfield/M Finance Capital/ECLA Paris Massy-Palaiseau Companies)

(Voor de EER relevante tekst)

(2021/C 81/04)

Op 16 november 2018 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32018M9161. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


10.3.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 81/5


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.10044 — Mississippi Ventures/Parcom/Hema)

(Voor de EER relevante tekst)

(2021/C 81/05)

Op 27 januari 2021 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32021M10044. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

10.3.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 81/6


Wisselkoersen van de euro (1)

9 maart 2021

(2021/C 81/06)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,1894

JPY

Japanse yen

129,50

DKK

Deense kroon

7,4366

GBP

Pond sterling

0,85704

SEK

Zweedse kroon

10,1360

CHF

Zwitserse frank

1,1071

ISK

IJslandse kroon

151,75

NOK

Noorse kroon

10,0838

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

26,288

HUF

Hongaarse forint

366,83

PLN

Poolse zloty

4,5843

RON

Roemeense leu

4,8870

TRY

Turkse lira

9,1023

AUD

Australische dollar

1,5440

CAD

Canadese dollar

1,4990

HKD

Hongkongse dollar

9,2325

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,6607

SGD

Singaporese dollar

1,6011

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 353,91

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

18,3128

CNY

Chinese yuan renminbi

7,7478

HRK

Kroatische kuna

7,5913

IDR

Indonesische roepia

17 140,98

MYR

Maleisische ringgit

4,8974

PHP

Filipijnse peso

57,724

RUB

Russische roebel

87,9711

THB

Thaise baht

36,597

BRL

Braziliaanse real

6,9553

MXN

Mexicaanse peso

25,3635

INR

Indiase roepie

86,8270


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


10.3.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 81/7


Advies van het adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht tijdens de bijeenkomst van 21 september 2020 om 10.30-13.00 uur (CEST (1)) betreffende een ontwerpbesluit in Zaak AT.40608 — Broadcom

Rapporteur: Litouwen

(Voor de EER relevante tekst)

(2021/C 81/07)

(1)   

Het Adviescomité (twaalf lidstaten) deelt de bezwaren die de Commissie heeft geuit in haar ontwerpbesluit op grond van artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 54 van de EER-Overeenkomst, zoals meegedeeld aan het Adviescomité op 7 september 2020.

(2)   

Het Adviescomité (twaalf lidstaten) is het eens met de Commissie dat de procedure kan worden afgesloten met een besluit op grond van artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad, zoals omschreven in het ontwerpbesluit.

(3)   

Het Adviescomité (twaalf lidstaten) is het eens met de Commissie dat de gedane definitieve toezeggingen passend, noodzakelijk en evenredig zijn en juridisch bindend moeten worden verklaard, zoals omschreven in het ontwerpbesluit.

(4)   

Het Adviescomité (twaalf lidstaten) is het eens met het ontwerpbesluit van de Commissie dat er, gelet op de gedane toezeggingen, niet langer gronden bestaan voor een optreden van de Commissie ten aanzien van de in het ontwerpbesluit geformuleerde bezwaren, onverminderd artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1/2003.

(5)   

Het Adviescomité (twaalf lidstaten) beveelt aan dat zijn advies wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


(1)  Midden-Europese zomertijd (Belgische tijd).


10.3.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 81/8


Eindverslag van de raadadviseur-auditeur (1)

Zaak AT.40608 Broadcom — Toezeggingen

(Voor de EER relevante tekst)

(2021/C 81/08)

Dit verslag heeft betrekking op een ontwerptoezeggingsbesluit uit hoofde van artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad (2) (“het ontwerpbesluit”) gericht tot Broadcom Inc. (“Broadcom”).

In dezelfde zaak AT.40608 heeft de Commissie op 16 oktober 2019 reeds op grond van artikel 8 van Verordening (EG) nr 1/2003 een besluit vastgesteld om voorlopige maatregelen op te leggen (“het besluit tot vaststelling van voorlopige maatregelen”) (3). In mijn eindverslag van 8 oktober 2019 heb ik reeds geoordeeld dat de procedurele rechten tijdens de procedure betreffende de voorlopige maatregelen daadwerkelijk konden worden uitgeoefend (4).

Op 1 april 2020 heeft Broadcom toezeggingen voorgesteld (“de initiële toezeggingen”) om tegemoet te komen aan de bezwaren die in het besluit inzake de voorlopige maatregelen zijn vermeld en aan verdere bezwaren die waren geuit in de mededeling van punten van bezwaar van 26 juni 2019 die aan het besluit tot vaststelling van voorlopige maatregelen vooraf was gegaan, die samen de voorlopige beoordeling voor de toepassing van het ontwerpbesluit uitmaken.

Op 30 april 2020 heeft de Commissie een bekendmaking gepubliceerd overeenkomstig artikel 27, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1/2003, waarin zij belanghebbende derden verzocht haar hun eventuele opmerkingen ten aanzien van die initiële toezeggingen kenbaar te maken.

Op 29 juni 2020 heeft de Commissie Broadcom in kennis gesteld van de ontvangen opmerkingen.

Op 31 juli 2020 heeft Broadcom gewijzigde toezeggingen ingediend als reactie op de ontvangen opmerkingen (“de definitieve toezeggingen”).

In het ontwerpbesluit worden de definitieve toezeggingen ten aanzien van Broadcom verbindend verklaard gedurende zeven jaar en wordt besloten dat er in deze zaak niet langer gronden bestaan voor een optreden van de Commissie ten aanzien van de in de voorlopige beoordeling geformuleerde bezwaren.

Ik heb geen verzoek of klacht ontvangen met betrekking tot de procedure inzake toezeggingen.

Alles in aanmerking genomen, ben ik van oordeel dat de procedurele rechten in deze zaak daadwerkelijk konden worden uitgeoefend.

Wouter WILS


(1)  Opgesteld overeenkomstig de artikelen 16 en 17 van Besluit 2011/695/EU van de voorzitter van de Europese Commissie van 13 oktober 2011 betreffende de functie en het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures (PB L 275 van 20.10.2011, blz. 29) (“Besluit 2011/695/EU”).

(2)  Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de tenuitvoerlegging van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1) (“Verordening 1/2003”).

(3)  Besluit van de Commissie van 16 oktober 2019 inzake een procedure op grond van artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, artikel 54 van de EER-Overeenkomst en artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (zaak AT.40608 — Broadcom), C(2019) 7406 final.

(4)  Eindverslag van de raadadviseur-auditeur — Broadcom — Procedure inzake voorlopige maatregelen (AT.40608) van 8 oktober 2019.


10.3.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 81/9


Samenvatting van het besluit van de Commissie

van 7 oktober 2020

inzake een procedure op grond van artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 54 van de EER-overeenkomst

(Zaak AT.40608 — Broadcom)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 6765)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2021/C 81/09)

Op 7 oktober 2020 heeft de Commissie een besluit vastgesteld inzake een procedure op grond van artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 54 van de EER-overeenkomst. Overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad (1) publiceert de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van het besluit, waaronder de opgelegde sancties, rekening houdende met het rechtmatige belang van de ondernemingen inzake de bescherming van hun bedrijfsgeheimen.

1.   INLEIDING

(1)

In het besluit wordt een verbindend karakter verleend aan de toezeggingen die Broadcom Inc (“Broadcom”) heeft gedaan om tegemoet te komen aan de bezwaren die de Commissie in haar voorlopige beoordeling te kennen heeft gegeven, op grond van artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (“Verordening (EG) nr. 1/2003”).

2.   PROCEDURE

(2)

Op 26 juni 2019 heeft de Commissie een procedure ingeleid met het oog op de vaststelling van een besluit overeenkomstig hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1/2003. Diezelfde dag heeft de Commissie aan Broadcom een mededeling van punten van bezwaar gericht waarin zij de voorlopige conclusies van de Commissie uiteenzette met betrekking tot de noodzaak om op grond van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1/2003 voorlopige maatregelen vast te stellen met betrekking tot specifieke aspecten van Broadcoms gedraging die het voorwerp uitmaakte van het onderzoek van de Commissie.

(3)

Op 16 oktober 2019 heeft de Commissie op grond van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1/2003 een besluit vastgesteld (het “besluit tot vaststelling van voorlopige maatregelen”) waarin haar conclusies ten aanzien van de vraag of er op het eerste gezicht sprake is van een inbreuk op de mededingingsregels zijn uiteengezet, evenals haar conclusies ten aanzien van de noodzaak van voorlopige maatregelen vanwege het risico van ernstige en onherstelbare schade aan de mededinging veroorzaakt door Broadcoms gedraging. In het besluit tot vaststelling van voorlopige maatregelen werd Broadcom gelast de exclusiviteitinducerende bepalingen in de overeenkomsten met zes van haar klanten eenzijdig met onmiddellijke ingang niet langer toe te passen.

(4)

Op 1 april 2020 heeft Broadcom initiële toezeggingen gedaan (de “initiële toezeggingen”) aan de Commissie om tegemoet te komen aan de bezwaren die waren geuit in de mededeling van punten van bezwaar en in het besluit tot vaststelling van voorlopige maatregelen. Op 30 april 2020 heeft de Commissie overeenkomstig artikel 27, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1/2003 een bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerd (“het marktonderzoek”) met een samenvatting van de zaak en van de initiële toezeggingen en waarin belanghebbende derden werd verzocht hun opmerkingen over die toezeggingen in te dienen.

(5)

Op 29 juni 2020 heeft de Commissie Broadcom in kennis gesteld van de opmerkingen die zij na de publicatie van de bekendmaking van belanghebbenden had ontvangen. Op 31 juli 2020 heeft Broadcom een gewijzigd voorstel voor toezeggingen ingediend (“de definitieve toezeggingen”).

(6)

Op 21 september 2020 werd het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities geraadpleegd; dit bracht een gunstig advies uit. Dezelfde dag bracht de raadadviseur-auditeur zijn eindverslag uit.

3.   VOORLOPIGE BEOORDELING

3.1   Betrokken producten en markten

(7)

Het besluit heeft betrekking op bepaalde soorten geïntegreerde schakelingen (“chips”) die worden ingebouwd in apparatuur voor netwerktoegang die bij de klant thuis wordt geïnstalleerd (zogeheten in-huis apparatuur). Het gaat meer specifiek om de volgende producten: i) systems-on-a-chip (“SoC’s”), ii) front-endchips en iii) wifichips voor opname in set-top boxen (“STB’s”) en residential gateways (“RG’s”).

(8)

In haar voorlopige beoordeling concludeerde de Commissie dat er op het eerste gezicht afzonderlijke wereldwijde markten bestonden voor: i) SoC’s voor STB’s; ii) SoC’s voor glasvezel-RG’s; iii) SoC’s voor xDSL-RG’s, en iv) SoC’s voor kabel-RG’s.

3.2   Machtspositie

(9)

In haar voorlopige beoordeling concludeerde de Commissie dat Broadcom op het eerste gezicht een machtspositie heeft op de wereldwijde markten voor de volgende producten: i) SoC’s voor STB’s; ii) SoC’s voor xDSL-RG’s, en iii) SoC’s voor glasvezel-RG’s.

3.3   Praktijken die aanleiding geven tot bezorgdheid

(10)

In haar voorlopige beoordeling oordeelde de Commissie dat de gedraging van Broadcom op het eerste gezicht inbreuk maakte op artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (“VWEU”) en op artikel 54 van de EER-overeenkomst, doordat met zes grote producenten van originele onderdelen (“OEM’s”) (Original Equipment Manufacturers), die SoC’s en andere producten bij Broadcom aankopen om ze in STB’s en/of RG’s in te bouwen, overeenkomsten werden gesloten die exclusiviteitinducerende contractvoorwaarden bevatten. Die exclusiviteitinducerende bepalingen kunnen in twee verschillende soorten potentiële mededingingsbeperkingen worden gegroepeerd: i) exclusiviteits- en quasi-exclusiviteitsregelingen en ii) hefboombeperkingen.

(11)

Wat de eerste soort beperkingen betreft, was de Commissie de voorlopige mening toegedaan dat Broadcom op het eerste gezicht overeenkomsten had gesloten die verplichtingen voor of beloften van OEM’s inhielden om producten waarvoor Broadcom op het eerste gezicht in een machtspositie verkeert, uitsluitend of vrijwel uitsluitend bij Broadcom aan te kopen. Daarnaast oordeelde de Commissie op het eerste gezicht dat Broadcom overeenkomsten had gesloten waarin voor de toekenning van bepaalde voordelen als voorwaarde werd gesteld dat de klant de producten waarvoor Broadcom op het eerste gezicht in een machtspositie verkeert, uitsluitend of vrijwel uitsluitend bij Broadcom aankoopt.

(12)

Wat de tweede soort beperkingen betreft, concludeerde de Commissie in haar voorlopige beoordeling dat Broadcom op het eerste gezicht overeenkomsten had gesloten die bepalingen bevatten die toelaten de marktmacht van Broadcom uit hoofde van een of meer productmarkten te benutten voor een of meer verwante maar afzonderlijke productmarkten.

(13)

In haar voorlopige beoordeling oordeelde de Commissie dat Broadcoms exclusiviteitinducerende bepalingen op het eerste gezicht de mededinging konden aantasten en dat Broadcom niet voldoende had aangetoond dat haar gedraging wordt gecompenseerd of tenietgedaan door efficiëntievoordelen die ook de consument ten goede komen. De Commissie concludeerde voorts dat de gedraging van Broadcom op het eerste gezicht de handelsstromen voor goederen tussen de lidstaten kon beïnvloeden.

4.   TOEZEGGINGEN

4.1.   Initiële toezeggingen

(14)

Hoewel Broadcom het niet eens is met de voorlopige beoordeling van de Commissie, heeft zij de volgende initiële toezeggingen in de zin van artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003 voorgesteld om tegemoet te komen aan de mededingingsbezwaren van de Commissie.

(15)

Op wereldwijd niveau (met uitzondering van China) heeft Broadcom het volgende toegezegd, voor een periode van vijf jaar:

a)

zij zal OEM’s niet verplichten of er door bepaalde soorten voordelen toe aanzetten meer dan 50 % van de SoC’s voor STB’s, xDSL-RG’s en glasvezel-RG’s die zij nodig hebben, bij Broadcom aan te kopen, en

b)

zij zal voor de levering van of de toekenning van voordelen voor SoC’s voor STB’s voor tv, xDSL-RG’s en glasvezel-RG’s niet als voorwaarde stellen dat een OEM meer dan 50 % van een van die producten die hij nodig heeft, of van andere producten die binnen de werkingssfeer van de mededeling van punten van bezwaar of het besluit vallen (namelijk SoC’s voor kabel-RG’s, front-endchips voor STB’s en RG’s en/of wifichips voor STB’s en RG’s), bij Broadcom aankoopt.

(16)

Op EER-niveau heeft Broadcom het volgende toegezegd, voor een periode van vijf jaar:

a)

zij zal OEM’s niet verplichten of er door bepaalde soorten voordelen toe aanzetten meer dan 50 % van de SoC’s voor STB’s, xDSL-RG’s en glasvezel-RG’s die zij voor de EER nodig hebben, bij Broadcom aan te kopen, en

b)

zij zal voor de levering van of de toekenning van voordelen voor SoC’s voor STB’s, xDSL-RG’s en glasvezel-RG’s niet als voorwaarde stellen dat een OEM een ander van deze producten, of een ander product dat binnen de werkingssfeer van de mededeling van punten van bezwaar of het besluit valt, bij Broadcom aankoopt.

(17)

De initiële toezeggingen bevatten aanvullende bepalingen met betrekking tot verplichtingen en stimuli om te bieden op apparaten gebaseerd op producten van Broadcom en bepaalde toezeggingen met betrekking tot dienstaanbieders in de EER. Zij beletten Broadcom tevens om de toezeggingen op welke wijze dan ook te omzeilen of te trachten te omzeilen.

4.2.   Herziene toezeggingen in het licht van het marktonderzoek

(18)

Als reactie op de opmerkingen van belanghebbende derden tijdens het marktonderzoek heeft Broadcom de initiële toezeggingen gewijzigd en op 31 juli 2020 de definitieve toezeggingen gedaan. Met de definitieve toezeggingen werden de initiële toezeggingen in een aantal opzichten gewijzigd:

a)

de drempel van 50 % in de initiële toezeggingen is in de EER geschrapt voor OEM’s en dienstaanbieders;

b)

de duur van de toezeggingen is verlengd tot zeven jaar;

c)

de verslagleggingsverplichtingen voor Broadcom zijn versterkt;

d)

het niet-omzeilingsbeding is aangevuld met een afzonderlijke toezegging inzake interoperabiliteit.

5.   CONCLUSIE

(19)

De definitieve toezeggingen komen voldoende tegemoet aan de bezwaren die de Commissie in haar voorlopige beoordeling heeft geuit en aan de bezwaren die door respondenten bij het marktonderzoek naar voren zijn gebracht. Zij zorgen er in het bijzonder voor dat Broadcom eventuele overeenkomsten zal opschorten die volgens de voorlopige beoordeling van de Commissie een exclusiviteitinducerend effect kunnen hebben en dus inbreuk kunnen maken op artikel 102 VWEU en artikel 54 van de EER-overeenkomst en dat Broadcom gedurende zeven jaar geen gelijkwaardige overeenkomsten zal aangaan. Met betrekking tot de EER zullen de definitieve toezeggingen Broadcom beletten voor de levering van relevante producten of de toekenning van niet-prijsvoordelen of prijsvoordelen met terugwerkende kracht in verband met de relevante producten als voorwaarde te stellen dat een OEM een minimumpercentage van hetgeen hij van dat relevante product, een ander relevant product of een ander product nodig heeft, bij Broadcom aankoopt, waarbij voor de contacten tussen Broadcom en dienstaanbieders in de EER gelijkwaardige beperkingen gelden.

(20)

Broadcom heeft geen minder belastende toezeggingen aangeboden die even passend aan de bezwaren van de Commissie tegemoetkomen. De definitieve toezeggingen voldoen dan ook aan het evenredigheidsbeginsel.

(1)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 411/2004 (PB L 68 van 6.3.2004, blz. 1).


10.3.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 81/12


Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 7 oktober 2019 betreffende een ontwerpbesluit in Zaak AT.40608 — Broadcom

Rapporteur: Litouwen

(Voor de EER relevante tekst)

(2021/C 81/10)

1.   

Het Adviescomité (negen lidstaten) is het eens met de beoordeling van de Commissie dat de gedraging die in het ontwerpbesluit aan de orde is op het eerste gezicht misbruik van een machtspositie vormt dat strijdig is met artikel 102 VWEU en artikel 54 van de EER-Overeenkomst.

2.   

Het Adviescomité (negen lidstaten) is het eens met de beoordeling die de Commissie in het ontwerpbesluit heeft gemaakt dat er dringend voorlopige maatregelen nodig zijn omdat de mededinging op ernstige en onherstelbare wijze dreigt te worden geschaad.

3.   

Het Adviescomité (negen lidstaten) is het eens met de Commissie dat het noodzakelijk en passend is om voorlopige maatregelen op te leggen op grond van artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003, zoals omschreven in het ontwerpbesluit.

4.   

Het Adviescomité (negen lidstaten) is het eens met de Commissie over de duur van de voorlopige maatregelen, zoals beschreven in het ontwerpbesluit.

5.   

Het Adviescomité (negen lidstaten) beveelt aan dat zijn advies wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


10.3.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 81/13


Eindverslag van de raadadviseur-auditeur (1)

Broadcom — Procedure inzake voorlopige maatregelen

(Zaak AT.40608)

(Voor de EER relevante tekst)

(2021/C 81/11)

Inleiding

1.

Met het ontwerpbesluit worden aan Broadcom Inc. voorlopige maatregelen opgelegd op grond van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1/2003 (2) (“Verordening (EG) nr. 1/2003”) wegens een gedraging die volgens het ontwerpbesluit op het eerste gezicht een inbreuk vormt op artikel 102 VWEU en artikel 54 EER.

Overzicht van de procedure

2.

Nadat zij in de loop van 2018 marktinformatie had ontvangen over een mogelijk mededingingsbeperkende gedraging van Broadcom Inc. en haar dochterondernemingen heeft de Commissie tussen 24 oktober 2018 en 17 mei 2019 verzoeken om inlichtingen uit hoofde van artikel 18, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 1/2003 toegezonden aan Broadcom, haar directe en indirecte klanten en haar concurrenten.

3.

Inleiding van de procedure. Op 26 juni 2019 heeft de Commissie besloten een procedure in te leiden, in de zin van artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 773/2004 (3) (“Verordening (EG) nr. 773/2004”), tegen Broadcom Inc. in zaak AT.40608 Broadcom. In dat besluit is het volgende bepaald:

de zaak betreft een mogelijk mededingingsbeperkende gedraging van Broadcom Inc. en haar dochterondernemingen (gezamenlijk “Broadcom”) betreffende i) systems-on-a-chip, front-endchips en wifichips voor modems/residential gateways en set-top boxen voor tv en ii) onderdelen voor centrale-/kopstation-apparatuur voor het aanbieden van xDSL-, glasvezel- en kabelaansluitingen in de Europese Economische Ruimte. De Commissie beschikt over informatie die erop wijst dat Broadcom voor die producten mogelijk een reeks uitsluitingspraktijken toepast. Het gaat met name om het vaststellen van exclusieve aankoopverplichtingen, het toekennen van kortingen of andere voordelen onder de voorwaarde van exclusiviteit, quasi-exclusiviteit of minimale aankoopvereisten, productbundeling, oneerlijke IP-gerelateerde strategieën of het opzettelijk verlagen van de interoperabiliteit tussen producten van Broadcom en producten van andere fabrikanten;

indien dergelijke gedragingen worden bevestigd, zou dat een inbreuk kunnen vormen op artikel 102 VWEU en artikel 54 EER.

4.

Mededeling van punten van bezwaar. Nog op 26 juni 2019 heeft de Commissie aan Broadcom Inc. een mededeling van punten van bezwaar gericht waarin zij het voorlopige standpunt van de Commissie uiteenzette met betrekking tot de noodzaak om op grond van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1/2003 voorlopige maatregelen vast te stellen. De beoogde voorlopige maatregelen zouden met name inhouden dat Broadcom wordt gelast de exclusiviteitinducerende bepalingen in de overeenkomsten met zeven van haar directe klanten ([…], […], […], […], […], […] en […]) inzake hun aankoop bij Broadcom van systems-on-chips voor set-top boxen of systems-on-chips voor residential gateways voor kabel, glasvezel of xDSL, front-endchips of wifichips niet langer toe te passen totdat de Commissie haar onderzoek in zaak AT.40608 Broadcom heeft afgerond.

5.

Toegang tot het dossier. Op dezelfde datum ontving Broadcom een elektronische drager met het toegankelijke deel van het onderzoeksdossier van de Commissie in zijn toenmalige staat.

6.

Termijn voor het schriftelijk antwoord. Het directoraat-generaal Concurrentie (hierna “DG Concurrentie” genoemd) had de termijn voor het schriftelijk antwoord van Broadcom op de mededeling van punten van bezwaar aanvankelijk op 8 juli 2019 vastgesteld.

7.

Op 30 juni 2019 heeft Broadcom DG Concurrentie om een verlenging van drie weken verzocht, tot 29 juli 2019. Op 1 juli 2019 heeft DG Concurrentie de termijn verlengd tot 15 juli 2019.

8.

Op 5 juli 2019 heeft Broadcom mij uit hoofde van artikel 9, lid 1, van Besluit 2011/695/EU een verzoek (de dato 4 juli 2019) doen toekomen met de vraag om toetsing van de weigering van DG Concurrentie om de termijn tot 29 juli 2019 te verlengen. Bij schrijven van 8 juli 2019 heb ik deze termijn verlengd tot 23 juli 2019.

9.

Datum van de hoorzitting. In hetzelfde schrijven van 8 juli 2019 heb ik Broadcom meegedeeld dat, als Broadcom in haar schriftelijk antwoord op de mededeling van punten van bezwaar om de gelegenheid zou verzoeken haar argumenten toe te lichten tijdens een hoorzitting, die hoorzitting op 29 juli 2019 zou plaatsvinden.

10.

Op 12 juli 2019 heeft Broadcom mij een verzoek uit hoofde van artikel 12, lid 1, tweede zin, van Besluit 2011/695/EU toegezonden om de hoorzitting uit te stellen tot ten minste de week van 19 augustus 2019. Op dezelfde datum heb ik het verzoek van Broadcom ingewilligd en de hoorzitting uitgesteld tot 20 augustus 2019.

11.

Schriftelijk antwoord. Broadcom heeft haar schriftelijk antwoord op de mededeling van punten van bezwaar ingediend op 23 juli 2019.

12.

Toelating van belanghebbende derden. Enkele derden hebben bij mij een verzoek ingediend en zijn door mij toegelaten als belanghebbende derden op grond van artikel 27, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1/2003, artikel 13 van Verordening (EG) nr. 773/2004 en artikel 5 van Besluit 2011/695/EU:

een indirecte klant van Broadcom (Liberty Global) heeft op 9 juli 2019 een verzoek ingediend en werd diezelfde dag toegelaten;

een concurrent van Broadcom (MaxLinear) heeft eveneens op 9 juli 2019 een verzoek ingediend en werd diezelfde dag toegelaten;

een tweede concurrent van Broadcom (MediaTek) heeft op 10 juli 2019 een verzoek ingediend en werd op 11 juli 2019 toegelaten;

een derde concurrent van Broadcom (Intel) heeft op 12 juli 2019 een verzoek ingediend en werd op 15 juli 2019 toegelaten;

een vierde concurrent van Broadcom (Quantenna) heeft ook op 12 juli 2019 een verzoek ingediend en werd op 15 juli 2019 toegelaten;

een directe klant van Broadcom ([…]) heeft op 24 juli 2019 een verzoek ingediend en werd op 26 juli 2019 toegelaten;

een tweede directe klant van Broadcom ([…]) heeft op 29 juli 2019 een verzoek ingediend en werd op 30 juli 2019 toegelaten;

een vereniging van indirecte klanten van Broadcom (Cable Europe) heeft op 30 juli 2019 een verzoek ingediend en werd op 31 juli 2019 toegelaten;

een tweede indirecte klant van Broadcom (Tele2) heeft op 31 juli 2019 een verzoek ingediend en werd op 1 augustus 2019 toegelaten;

een derde directe klant van Broadcom ([…]) heeft op 7 augustus 2019 een verzoek ingediend en werd op 12 augustus 2019 toegelaten;

een vierde directe klant van Broadcom ([…]) heeft op 19 augustus 2019 een verzoek ingediend en werd op diezelfde datum toegelaten.

13.

Schriftelijke opmerkingen van belanghebbende derden. DG Concurrentie heeft alle belanghebbende derden overeenkomstig artikel 13, lid 1, van Verordening (EG) nr. 773/2004 in kennis gesteld van de aard en het onderwerp van de procedure (door aan elk van hen een niet-vertrouwelijke versie van de mededeling van punten van bezwaar te doen toekomen) en heeft elk van hen de gelegenheid geboden hun standpunt binnen de vastgestelde termijn schriftelijk kenbaar te maken. Zeven van de elf belanghebbende derden (MaxLinear, MediaTek, Intel, Quantenna, […], […] en Cable Europe) hebben van die gelegenheid gebruikgemaakt en hebben tussen 26 juli en 9 augustus 2019 schriftelijke opmerkingen ingediend.

14.

Brief omtrent de feiten. Aangezien de schriftelijke opmerkingen van de vier concurrenten die als belanghebbende derden waren toegelaten (MaxLinear, MediaTek, Intel en Quantenna) aanwijzingen bevatten die relevant zouden kunnen zijn om de voorlopige conclusies van de Commissie in de mededeling van punten van bezwaar te bevestigen en te staven, heeft de Commissie op 1 augustus 2019 aan Broadcom een brief omtrent de feiten (ook “letter of facts” genoemd) gericht waarin zij die aanwijzingen heeft toegelicht.

15.

In diezelfde brief omtrent de feiten heeft de Commissie ook twee brieven aan Broadcom doorgegeven die directe klanten van Broadcom aan de Commissie hadden toegezonden en die dienstig konden zijn voor de verdediging van Broadcom:

een brief die op 19 juli 2019 door […] was verzonden, en

een brief die op 24 juli 2019 door […] was verzonden.

16.

In de brief omtrent de feiten had DG Concurrentie de termijn voor de schriftelijke opmerkingen van Broadcom aanvankelijk vastgesteld op 7 augustus 2019. Op 7 augustus 2019 heeft Broadcom DG Concurrentie om een verlenging van die termijn tot 22 augustus 2019 verzocht, die ook werd toegekend.

17.

Op 22 augustus 2019 heeft Broadcom schriftelijke opmerkingen ten aanzien van de “letter of facts” ingediend.

18.

Voorbereiding van de hoorzitting. Op 26 juli 2019 heb ik Broadcom de formele uitnodiging voor de hoorzitting toegezonden en Broadcom verzocht om mij uiterlijk op 2 augustus 2019 informatie te bezorgen over, onder meer, de geplande duur van haar uiteenzetting tijdens de hoorzitting, met de vraag of zij voor bepaalde delen van haar uiteenzetting om een zitting met gesloten deuren verzocht, en zo ja, waarom.

19.

Op 5 augustus 2019 heeft Broadcom mij haar antwoord toegezonden, waarin zij om een zitting met gesloten deuren verzocht voor een groot deel van haar uiteenzetting, maar waarin zij niet aangaf hoe lang haar uiteenzetting zou duren.

20.

Later diezelfde dag heb ik Broadcom de ontwerpagenda van de hoorzitting toegezonden, die was opgesplitst in een voltallige zitting ‘s ochtends, met een eerste uiteenzetting door Broadcom en uiteenzettingen door belanghebbende derden, en een zitting met gesloten deuren na de middag. Ik heb eveneens de toegewezen tijd voor elk van de delen meegedeeld. Op 7 augustus 2019 heeft Broadcom mij laten weten dat zij geen opmerkingen had bij de ontwerpagenda.

21.

Op 6 augustus 2019 heb ik de formele uitnodigingen voor de hoorzitting doen toekomen aan de derden die op dat moment al hadden verzocht om te worden toegelaten als belanghebbende derden (zie de lijst in punt 12 hierboven) en die hadden verzocht om deel te nemen aan de hoorzitting. De twee indirecte klanten die individueel waren toegelaten als belanghebbende derden (Liberty Global en Tele2) hadden niet verzocht om deel te nemen aan de hoorzitting, de vereniging (Cable Europe) wel.

22.

De derden die na de vaststelling van de ontwerpagenda op 5 augustus 2019 een verzoek hadden ingediend om te worden toegelaten als belanghebbende derden (zie de lijst in punt 12 hierboven), werden niet uitgenodigd voor de hoorzitting.

23.

Hoorzitting. De hoorzitting vond plaats op 20 augustus 2019, zoals gepland.

24.

Aangezien Broadcom twee van de vragen van DG Concurrentie niet volledig kon beantwoorden tijdens de zitting met gesloten deuren, heb ik Broadcom overeenkomstig artikel 12, lid 3, tweede zin, van Besluit 2011/695/EU toegestaan om uiterlijk op 26 augustus 2019 een schriftelijk antwoord te geven. Broadcom heeft dat schriftelijk antwoord op 26 augustus 2019 gegeven, en ik heb het antwoord doorgezonden aan alle deelnemers van de zitting met gesloten deuren.

25.

Overeenkomstig artikel 14, lid 8, van Verordening (EG) nr. 773/2004 werd de registratie van de hoorzitting op 22 augustus 2019, om 12.00 uur ‘s middags, ter beschikking gesteld van Broadcom.

26.

Op 23 augustus 2019 heeft Broadcom een verzoek uit hoofde van artikel 12, lid 4, van Besluit 2011/695/EU ingediend om de gelegenheid te krijgen na de hoorzitting nadere schriftelijke opmerkingen in te dienen. Op 26 augustus 2019 heb ik dat verzoek afgewezen aangezien Broadcom niet had aangetoond waarom dergelijke nadere schriftelijke opmerkingen noodzakelijk waren om haar recht te worden gehoord te waarborgen.

27.

Verdere toegang tot het dossier. Op 17 september 2019 heeft DG Concurrentie Broadcom toegang verleend tot de aanvullende documenten die sinds 26 juni 2019 in het dossier van de Commissie waren geregistreerd en heeft het Broadcom in de gelegenheid gesteld tot 20 september 2019 opmerkingen bij die documenten in te dienen. Broadcom heeft die gelegenheid niet benut.

28.

Raadpleging van het Adviescomité. Het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities werd binnen een termijn van zeven dagen geraadpleegd, overeenkomstig artikel 14, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1/2003.

Geen voorafgaande kennisgeving van de mogelijkheid van voorlopige maatregelen

29.

In de punten 32 en 319 tot en met 322 van haar schriftelijk antwoord op de mededeling van punten van bezwaar klaagt Broadcom over het feit dat zij in wezen niet vooraf in kennis is gesteld van de mogelijkheid van voorlopige maatregelen en van de bekendmaking van de mededeling van punten van bezwaar en dat de Commissie daarmee de beginselen van procedurele billijkheid en gelijkheid heeft geschonden. Uit de feiten in het dossier waartoe Broadcom toegang had gekregen na de bekendmaking van de mededeling van punten van bezwaar blijkt dat MediaTek de Commissie in november 2018 heeft verzocht om voorlopige maatregelen op te leggen. In eerdere zaken waarin de Commissie voorlopige maatregelen heeft opgelegd, stelde de Commissie de partijen daarvan vooraf in kennis, en bood zij de adressaat in sommige gevallen zelfs de gelegenheid om opmerkingen te maken bij het verzoek van belanghebbende derden. In de recentste eerdere zaak, COMP/38.044 NDC Health/IMS Health, had NDC Health bijvoorbeeld op 19 december 2000 bij de Commissie een klacht ingediend met een verzoek om voorlopige maatregelen. Die klacht werd de volgende dag aan IMS Health toegezonden; IMS Health was derhalve meer dan twee maanden voor de bekendmaking van de mededeling van punten van bezwaar op 9 maart 2001 reeds op de hoogte van de mogelijkheid van voorlopige maatregelen.

30.

Het lijkt erop dat Broadcom inderdaad vooraf in wezen geen specifieke waarschuwing heeft gekregen met betrekking tot de mogelijkheid van voorlopige maatregelen en de bekendmaking van de mededeling van punten van bezwaar (4).

31.

Broadcom was zich echter goed bewust van het ruimere onderzoek in zaak AT.40608 Broadcom. Zij had op 17 december 2018 immers een verzoek om inlichtingen op grond van artikel 18, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1/2003 ontvangen, en een derde partij aan wie de Commissie eerder een verzoek om inlichtingen had gericht ([…]), had dat verzoek om inlichtingen op 22 november 2018 aan Broadcom doorgezonden. Op 21 maart 2019 heeft een vergadering tussen Broadcom en DG Concurrentie plaatsgevonden, waarbij Broadcom een uiteenzetting heeft gegeven over de concurrentievoorwaarden voor set-top boxen en residential gateways en over de inhoud van haar overeenkomsten met drie van de klanten die in de mededeling van punten van bezwaar aan bod komen ([…], […] en […]). In het formulier 8-K dat op 26 juni 2019 bij de Amerikaanse Securities and Exchange Commission werd ingediend (5), verklaart Broadcom dat de inleiding van de procedure in zaak AT.40608 Broadcom op 26 juni 2019 volgde op “months of discussion with Broadcom” (maandenlang overleg met Broadcom).

32.

Hoe dan ook lijkt er geen juridische verplichting voor de Commissie te bestaan om een voorafgaande waarschuwing te verstrekken voor de bekendmaking van een mededeling van punten van bezwaar met het oog op het opleggen van voorlopige maatregelen op grond van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1/2003.

33.

Volgens de jurisprudentie hebben ondernemingen of ondernemersverenigingen die het voorwerp uitmaken van een onderzoeksmaatregel van de Commissie op grond van hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 1/2003 (inspectie of verzoek om inlichtingen) het recht om over hun procedurele positie te worden geïnformeerd, meer bepaald of ten aanzien van hen een onderzoek loopt en, zo ja, wat het voorwerp en het doel van dat onderzoek is (6). Broadcom heeft die informatie in de eerste twee overwegingen van het verzoek om inlichtingen van 17 december 2018 ontvangen.

34.

In de jurisprudentie is eveneens bepaald dat de betrokken partijen pas bij ontvangst van de mededeling van punten van bezwaar zowel alle tegen hen ingebrachte bezwaren als de tegen hen in aanmerking genomen bewijzen vernemen, en pas vanaf dan hun recht van verweer ten volle kunnen uitoefenen (7).

35.

Tot slot (en hoewel dit niet doorslaggevend lijkt om te bepalen of een voorafgaande waarschuwing wettelijk vereist is) mag, wat de vergelijking met de eerdere handelwijze van de Commissie betreft, met name in de recentste zaak, COMP/38.044 NDC Health/IMS Health (zie punt 29 hierboven), niet worden vergeten dat de procedure inzake voorlopige maatregelen in de onderhavige zaak niet gebaseerd is op een klacht, en ook niet wettelijk op een klacht gebaseerd had kunnen worden. Hoewel de uitlegging door het Hof van artikel 3 van Verordening 17 in de zaak Camera Care dat ook voorlopige maatregelen onder dat artikel vallen betekent dat de rechtspositie van de klager uit hoofde van Verordening 17 eveneens werd uitgebreid naar voorlopige maatregelen (8), blijkt uit de tekst van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1/2003 (vergeleken met de tekst van artikel 7) en uit de ontstaansgeschiedenis van Verordening (EG) nr. 1/2003 (9) duidelijk dat voorlopige maatregelen alleen kunnen worden vastgesteld op initiatief van de Commissie. Er bestaat geen rechtspositie van klager met betrekking tot artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1/2003 (10).

Termijn voor het schriftelijk antwoord op de mededeling van punten van bezwaar

36.

In de punten 33 en 313 en 325 van haar schriftelijk antwoord op de mededeling van punten van bezwaar klaagt Broadcom dat haar een onredelijk korte termijn was gegeven om schriftelijk te reageren op de mededeling van punten van bezwaar. Zij verwijst in dat verband naar de criteria in punt 100 van de mededeling van de Commissie inzake goede praktijken (11) en naar de conclusie van advocaat-generaal Warner in Commercial Solvents (12).

37.

In artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 773/2004 is bepaald dat op het ogenblik dat de mededeling van punten van bezwaar de betrokken partijen ter kennis wordt gebracht, de Commissie een termijn moet vaststellen waarbinnen deze partijen haar schriftelijk hun standpunt kenbaar kunnen maken. Volgens artikel 17, lid 1, van diezelfde verordening moet de Commissie bij de vaststelling van die termijn zowel rekening houden met de tijd die nodig is voor het opstellen van het schriftelijk antwoord, als met het spoedeisende karakter van de zaak. In artikel 17, lid 2, is bepaald dat de termijn

ten minste vier weken moet bedragen voor een mededeling van punten van bezwaar met het oog op de vaststelling van een inbreuk op grond van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1/2003 en/of het opleggen van een geldboete op grond van artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1/2003;

ten minste één week moet bedragen voor een mededeling van punten van bezwaar met het oog op de vaststelling van voorlopige maatregelen op grond van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1/2003.

38.

Deze kortere minimumtermijn voor procedures inzake voorlopige maatregelen (een week in plaats van vier weken) sluit aan op de specifieke aard van procedures inzake voorlopige maatregelen, in vergelijking met normale antitrustprocedures uit hoofde van de artikelen 7 en/of 23 van Verordening (EG) nr. 1/2003 die tot de vaststelling van een inbreuk en/of het opleggen van geldboeten leiden. De belangrijkste specifieke eigenschap van procedures inzake voorlopige maatregelen is het inherente vereiste van snelheid.

39.

Volgens de jurisprudentie is het zo dat in procedures van controle op concentraties uit hoofde van EU-concentratieverordening 139/2004, waarvan de algemene opzet wordt gekenmerkt door het vereiste van snelheid en waarin de Commissie strikte termijnen in acht moet nemen voor het geven van het eindbesluit, “de Commissie [...] verplicht [is] dit vereiste van snelheid in overeenstemming te brengen met de eerbiediging van de rechten van de verdediging” (13), en dat de uitoefening van de rechten van de verdediging derhalve redelijkerwijs mag worden aangepast aan het vereiste van snelheid (14).

40.

Dat vereiste van snelheid is eveneens inherent aan procedures inzake voorlopige maatregelen, en de uitoefening van de rechten van de verdediging kan dus eveneens redelijkerwijs worden aangepast aan de dringendheid van procedures inzake voorlopige maatregelen.

41.

In punt 100 van de mededeling van de Commissie inzake goede praktijken is bepaald dat door het DG Concurrentie een langere termijn dan de minimumtermijn kan worden toegestaan, waarbij onder andere rekening wordt gehouden met de omvang en de complexiteit van het dossier, de vraag of de adressaat van de mededeling van punten van bezwaar die het verzoek doet, voordien reeds toegang tot informatie heeft gekregen en eventuele andere objectieve belemmeringen waarmee de adressaat van de mededeling van punten van bezwaar kan worden geconfronteerd.

42.

Uit dat punt 100 van de mededeling inzake goede praktijken, waarin is bepaald dat de minimumtermijn vier weken bedraagt, is echter duidelijk dat dit punt niet van toepassing is op procedures inzake voorlopige maatregelen (15), waarvoor zoals eerder gezegd (16) de minimumtermijn slechts één week bedraagt. Bovendien worden, zoals in punt 7 is vermeld, met de mededeling inzake goede praktijken geen nieuwe rechten of verplichtingen gecreëerd, noch worden de rechten of verplichtingen gewijzigd die voortvloeien uit het Verdrag, Verordening (EG) nr. 1/2003, Verordening (EG) nr. 773/2004 en de jurisprudentie van de rechtbanken van de EU (17).

43.

Zoals eerder vermeld (18), kreeg Broadcom in de onderhavige zaak uiteindelijk een termijn van bijna vier weken voor haar schriftelijk antwoord op de mededeling van punten van bezwaar, veel langer dan de minimumtermijn van één week.

44.

Bij de vaststelling van die termijn heb ik alle relevante omstandigheden van de zaak in aanmerking genomen, waaronder, zoals vereist krachtens artikel 9, lid 1, van Besluit 2011/695/EU, de omvang en de complexiteit van het dossier, de vraag of Broadcom voordien reeds toegang tot informatie had gekregen en eventuele andere objectieve belemmeringen waarmee Broadcom werd geconfronteerd.

45.

De situatie van Broadcom in de onderhavige zaak is niet vergelijkbaar met die waarop advocaat-generaal Warner kritiek uit in Commercial Solvents. Die zaak betrof geen procedure inzake voorlopige maatregelen, maar een normale antitrustprocedure, en Commercial Solvents kreeg slechts twee weken de tijd voor haar schriftelijk antwoord op de mededeling van punten van bezwaar (19). Bovendien oordeelde advocaat-generaal Warner ondanks de geuite kritiek dat die korte termijn geen grond was voor nietigverklaring van het eindbesluit van de Commissie in die zaak (20).

46.

Tot slot heb ik, zoals hierboven vermeld (21), de datum van de hoorzitting uitgesteld, zoals gevraagd door Broadcom, en heb ik de spreektijd van Broadcom tijdens de hoorzitting niet beperkt. Gelet op het schriftelijk antwoord van Broadcom op de mededeling van punten van bezwaar en haar uiteenzettingen tijdens de hoorzitting, die beide vrij uitvoerig en gedetailleerd waren, lijdt het volgens mij geen twijfel dat Broadcom voldoende tijd heeft gekregen om op de mededeling van punten van bezwaar te reageren.

Toegang tot het dossier

47.

In punt 33 van haar schriftelijk antwoord op de mededeling van punten van bezwaar klaagt Broadcom over onvoldoende toegang tot het dossier, gelet op het hoge percentage stukken dat op grond van de vertrouwelijkheid werd onthouden of bewerkt.

48.

Zoals hierboven vermeld (22), heeft Broadcom op 26 juni 2019 een elektronische drager met het toegankelijke deel van het onderzoeksdossier van de Commissie in zijn toenmalige staat ontvangen (23).

49.

In haar verzoek van 30 juni 2019 aan DG Concurrentie om verlenging van de termijn voor haar schriftelijk antwoord op de mededeling van punten van bezwaar (24) verklaarde Broadcom dat zij een verzoek om verdere toegang tot documenten aan het voorbereiden was, dat zij zou indienen zodra de beoordeling van het toegankelijke dossier was voltooid.

50.

In zijn brief van 1 juli 2019 (25) antwoordde DG Concurrentie dat het bereid was om elk naar behoren gemotiveerd verzoek om verdere toegang tot het dossier te evalueren dat Broadcom wenste in te dienen binnen een termijn die verenigbaar was met de dringendheid van de desbetreffende procedures.

51.

In haar verzoek aan mij van 5 juli 2019 om verlenging van de termijn voor haar schriftelijk antwoord op de mededeling van punten van bezwaar (26) somde Broadcom vier “voorbeelden” op van vermeende problemen met betrekking tot specifieke documenten in het dossier en verklaarde zij nogmaals dat zij een verzoek om verdere toegang tot het dossier aan het voorbereiden was, dat zij zo snel mogelijk aan de Commissie zou doen toekomen.

52.

DG Concurrentie heeft de klachten met betrekking tot die vier specifieke documenten snel behandeld. Voor een eerste document, dat volgens Broadcom gedeeltelijk onleesbaar was, heeft DG Concurrentie Broadcom op dezelfde dag, 5 juli 2019, een volledig leesbaar exemplaar bezorgd. Nadat het contact had opgenomen met de verstrekkers van het document, heeft DG Concurrentie Broadcom per e-mail van 9 juli 2019 meer uitleg gegeven en haar een minder bewerkte versie van het tweede en het derde document verstrekt. Voor het vierde document heeft DG Concurrentie in zijn e-mail van 9 juli 2019 uitgelegd dat het in een eerdere fase van de procedure het gemotiveerde verzoek van de verstrekker had ingewilligd om de desbetreffende passages te anonimiseren, aangezien een ruimere openbaarmaking een concreet risico van vergeldingsmaatregelen door Broadcom met zich kon brengen voor de verstrekker van het document, dat die beoordeling na verdere evaluatie werd bevestigd en dat het hoe dan ook niet waarschijnlijk was dat de uitdrukkelijke identificatie van de respondent relevant was.

53.

DG Concurrentie gaf in zijn e-mail van 9 juli 2019 voorts aan dat Broadcom de kwestie bij onenigheid kon aankaarten bij de raadadviseur-auditeur. Broadcom heeft de kwestie vervolgens niet bij mij aangekaart.

54.

Broadcom heeft geen verdere verzoeken om verdere toegang tot het dossier ingediend, noch in de resterende tijd tot de indiening van haar schriftelijk antwoord op de mededeling van punten van bezwaar op 23 juli 2019, noch in de daaropvolgende periode waarin zij zich op de hoorzitting van 20 augustus 2019 voorbereidde.

55.

Ik heb noch in het schriftelijk antwoord van Broadcom op de mededeling van punten van bezwaar, noch tijdens de hoorzitting specifieke aanwijzingen gezien van eventuele problemen met betrekking tot de toegang tot het dossier die de daadwerkelijke uitoefening van Broadcoms recht om te worden gehoord, zouden kunnen hebben belemmerd.

Het niet uitnodigen van een belanghebbende derde voor de hoorzitting

56.

Tijdens de hoorzitting klaagde Broadcom dat een van haar directe klanten en een belanghebbende derde (zie punten 4 en 12 hierboven) niet was uitgenodigd voor de hoorzitting. Broadcom had deze kwestie ook bij mij aangekaart in een e-mail van 12 augustus 2019, waarop ik op 13 augustus 2019 geantwoord heb.

57.

Zoals hierboven vermeld (27), heb ik voor de hoorzitting alle derden uitgenodigd die een verzoek om te worden toegelaten als belanghebbende derde hadden ingediend voordat de ontwerpagenda van de hoorzitting werd vastgesteld op 5 augustus 2019, maar niet diegenen die na die datum een verzoek indienden om te worden toegelaten als belanghebbende derde. Tot die laatste categorie behoort ook […], die op 7 augustus 2019 verzocht om als belanghebbende derde te worden toegelaten en te worden uitgenodigd voor de hoorzitting.

58.

In artikel 13, lid 1, van Verordening (EG) nr. 773/2004 is bepaald dat de Commissie belanghebbende derden schriftelijk in kennis moet stellen van de aard en het onderwerp van de procedure en een termijn moet vaststellen waarbinnen zij hun standpunt schriftelijk kenbaar kunnen maken. In artikel 13, lid 2, wordt daaraan toegevoegd dat de Commissie “in voorkomend geval, [die belanghebbende derden] die in hun schriftelijke opmerkingen daarom verzoeken, in de gelegenheid [kan] stellen hun standpunt toe te lichten tijdens de hoorzitting met de partijen aan wie zij een mededeling van punten van bezwaar heeft gericht”.

59.

Uit die bepalingen blijkt duidelijk dat belanghebbende derden weliswaar het recht hebben schriftelijk te worden gehoord, maar niet het recht om ook mondeling te worden gehoord tijdens de hoorzitting. Of belanghebbende derden ook mondeling worden gehoord tijdens de hoorzitting, hangt af van een discretionair besluit ten aanzien van de vraag of een dergelijke uitnodiging “passend” is. Dat besluit is bij artikel 6, lid 2, van Besluit 2011/695/EU toevertrouwd aan de raadadviseur-auditeur, mits de voor de zaak verantwoordelijke directeur bij DG Concurrentie wordt geraadpleegd.

60.

Om te beoordelen of het passend is om een belanghebbende derde ook mondeling te horen tijdens de hoorzitting, zijn een aantal factoren van belang (of kunnen zij dat zijn, naargelang van de specifieke zaak), waaronder de bijdrage die de belanghebbende derde kan leveren tot het verduidelijken van de relevante feiten (28). Het tijdstip waarop de derde verzoekt om te worden toegelaten als belanghebbende derde en het tijdstip waarop hij zijn belangstelling uit om mondeling te worden gehoord tijdens de hoorzitting, is om twee redenen een relevante factor. Ten eerste hinderen laattijdige verzoeken de efficiënte en tijdige voorbereiding van de hoorzitting, en meer in het bijzonder de vaststelling van de agenda van de hoorzitting. Ten tweede kan het in hoorzittingen met een groot aantal belanghebbende derden noodzakelijk zijn om, ter wille van de doeltreffendheid van de hoorzitting, de deelname van belanghebbende derden te beperken tot een kleinere, representatieve reeks belanghebbende derden. Het tijdstip waarop anderszins vergelijkbare derden hun belangstelling uiten om mondeling te worden gehoord, kan een niet-discriminerend criterium zijn om de kleinere reeks belanghebbende derden te selecteren die worden uitgenodigd voor de hoorzitting.

61.

In de onderhavige zaak heeft de Commissie op 26 juni 2019 haar persbericht IP/19/3410 gepubliceerd, waardoor derden verzoeken konden beginnen indienen om als belanghebbende derden te worden toegelaten en hun belangstelling konden uiten om te worden uitgenodigd voor de hoorzitting (indien Broadcom om een hoorzitting zou verzoeken). Het ligt in de aard van procedures inzake voorlopige maatregelen dat zij snel verlopen, en van derden die als belanghebbende derden willen worden toegelaten en voor de hoorzitting willen worden uitgenodigd, kan dus worden verwacht dat zij zich snel kenbaar maken. Zoals hierboven aangegeven (29) werden de meeste verzoeken van belanghebbende derden inderdaad ingediend binnen een maand na de bekendmaking van het persbericht.

62.

Zoals hierboven vermeld (30), heeft […] pas op 7 augustus 2019 verzocht om te worden toegelaten als belanghebbende derde, twee dagen nadat de ontwerpagenda van de hoorzitting was vastgesteld. Na de vaststelling van de ontwerpagenda waren de twee andere directe klanten van Broadcom die eerder hadden verzocht om mondeling te worden gehoord ([…] en […]) reeds formeel uitgenodigd voor de hoorzitting op 6 augustus 2019 (31).

63.

Zoals vermeld in punt 15 hierboven had […] reeds op 19 juli 2019 een brief aan DG Concurrentie gericht met informatie die zij wilde verstrekken. Op dat moment had […] echter niet verzocht om als belanghebbende derde te worden toegelaten of om mondeling te worden gehoord. Uit de inhoud van de brief bleek ook niet dat er nadere mondelinge toelichtingen nodig waren.

64.

Uit haar antwoord van 25 juli 2019 op een verzoek om inlichtingen van DG Concurrentie van 22 juli 2019 blijkt inderdaad dat […], na contacten met Broadcom op initiatief van Broadcom op 5 juli 2019, op 12 juli 2019 had beslist om een brief aan de Commissie te richten maar niet deel te nemen aan de hoorzitting, en dat zij beide beslissingen op 13 juli 2019 aan Broadcom had meegedeeld.

65.

Ten aanzien van Broadcoms positie om te klagen over het feit dat […] niet was uitgenodigd, is in artikel 10, lid 3, laatste zin, van Verordening (EG) nr. 773/2004 bepaald dat de partijen in hun schriftelijk antwoord op de mededeling van punten van bezwaar kunnen voorstellen dat de Commissie personen hoort die de in hun opmerkingen uiteengezette feiten kunnen bevestigen. Broadcom heeft in haar schriftelijk antwoord van 23 juli 2019 geen voorstellen in die zin gedaan.

66.

Tot slot heeft Broadcom in haar uiteenzetting tijdens de hoorzitting uitgebreid gebruik gemaakt van de brief van […] van 19 juli 2019 (32). Ik zie niet in hoe de afwezigheid van […] op de hoorzitting de daadwerkelijke uitoefening van Broadcoms recht om te worden gehoord, zou kunnen hebben geschaad.

Weigering van de normale procedure op grond van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1/2003

67.

Tijdens de hoorzitting klaagde Broadcom dat haar de normale uitoefening van haar rechten van de verdediging werd ontzegd omdat de Commissie, nodeloos en zonder dat aan het wettelijke vereiste van dringendheid was voldaan, ervoor had gekozen om een mededeling van punten van bezwaar te verzenden met het oog op de vaststelling van voorlopige maatregelen op grond van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1/2003, in plaats van een normale mededeling van punten van bezwaar met het oog op de vaststelling van een inbreuk op grond van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1/2003.

68.

Mijns inziens gaat deze klacht in werkelijkheid niet over de procedurele rechten van Broadcom, maar wel over de vraag of in de onderhavige zaak is voldaan aan het materiële vereiste van dringendheid in de zin van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1/2003.

69.

Logischerwijs zijn er immers maar twee mogelijkheden:

i.

ofwel heeft de Commissie, zoals Broadcom vindt, niet aangetoond dat er sprake is van dringendheid in de zin van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1/2003; indien dat het geval is, dan kan een eindbesluit van de Commissie waarbij voorlopige maatregelen worden opgelegd, om die reden niet worden gehandhaafd;

ii.

ofwel is die dringendheid, in tegenstelling tot wat Broadcom vindt, wel aangetoond; in dat geval kan Broadcom geen aanspraak maken op andere procedurele rechten dan die welke in een procedure inzake voorlopige maatregelen gelden.

Het ontwerpbesluit

70.

In vergelijking met de mededeling van punten van bezwaar heeft het ontwerpbesluit in verschillende opzichten een beperktere werkingssfeer: in het ontwerpbesluit wordt niet vastgesteld dat er sprake is van een machtspositie op de markt voor het aanbod van systems-on-a-chip voor kabelmodems (en wordt dus ook niet vastgesteld dat er op het eerste gezicht sprake is van misbruik van een dergelijke machtspositie); er wordt niet vastgesteld dat er op het eerste gezicht sprake is van misbruik van een machtspositie in de vorm van “onverbloemde beperkingen”; en er wordt evenmin vastgesteld dat er op het eerste gezicht sprake is van misbruik met betrekking tot de markten voor front-endchips en wifichips. Daardoor heeft het ontwerpbesluit slechts betrekking op exclusiviteitinducerende bepalingen in overeenkomsten met zes, in plaats van zeven directe klanten van Broadcom. De duur van de voorlopige maatregelen is voorts beperkt tot maximaal drie jaar.

71.

Overeenkomstig artikel 16 van Besluit 2011/695/EU heb ik onderzocht of in het ontwerpbesluit alleen de punten van bezwaar worden behandeld ten aanzien waarvan Broadcom in de gelegenheid is gesteld haar standpunt kenbaar te maken. Ik ben tot de conclusie gekomen dat dit inderdaad het geval is.

Conclusie

72.

Alles in aanmerking genomen, ben ik van oordeel dat de procedurele rechten in de procedure inzake voorlopige maatregelen in deze zaak daadwerkelijk konden worden uitgeoefend.

Brussel, 8 oktober 2019.

Wouter WILS


(1)  Opgesteld overeenkomstig de artikelen 16 en 17 van Besluit 2011/695/EU van de voorzitter van de Europese Commissie van 13 oktober 2011 betreffende de functie en het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures (PB L 275 van 20.10.2011, blz. 29) (“Besluit 2011/695/EU”).

(2)  Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie van 7 april 2004 betreffende procedures van de Commissie op grond van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 18).

(4)  DG Concurrentie heeft de externe juristen van Broadcom in kennis gesteld van de aanstaande mededeling van punten van bezwaar en de timing ervan tijdens een bijeenkomst op 25 juni 2019, van 15.00 tot 16.00 uur, d.w.z. de dag voordat de mededeling van punten van bezwaar werd bekendgemaakt.

Tijdens twee informele telefoongesprekken medio juni 2019 zijn de externe juristen van Broadcom door DG Concurrentie eveneens in kennis gesteld van het feit dat zij zich dienden voor te bereiden om tijdens de zomer middelen te besteden aan het onderzoek. Aangezien er nergens sprake was van een mogelijke procedure inzake voorlopige maatregelen, had Broadcom dat echter redelijkerwijs kunnen opvatten als een voorafgaande waarschuwing voor verdere verzoeken om inlichtingen, eerder dan als een voorafgaande waarschuwing voor een procedure inzake voorlopige maatregelen.

(5)  https://investors.broadcom.com/static-files/8fdf8974-7641-4c5b-bf84-82edb4215a61.

(6)  Arrest in AC-Treuhand/Commissie, T-99/04, ECLI:EU:T:2008:256, punten 44-60; zie ook artikel 4, lid 2. punt b), van Besluit 2011/695/EU.

(7)  Arresten in Elf Aquitaine/Commissie, C-521/09 P, ECLI:EU:C:2011:620, punten 113-122, en in AC-Treuhand/Commissie, T-27/10, ECLI:EU:T:2014:59, punten 165-196; zie ook het eindverslag van de raadadviseur-auditeur van 22 juni 2015 in zaak AT.39563 Voedingsverpakkingen voor de detailhandel (PB C 402 van 4.12.2015, blz. 6).

(8)  Beschikking in Camera Care/Commissie, 792/79 R, ECLI:EU:C:1980:18.

(9)  Zie de toelichting bij het wetgevingsvoorstel van de Commissie (COM(2000) 582 def. van 27 september 2000), blz. 18 (toelichtingen bij artikel 8 — voorlopige maatregelen).

(10)  Zie ook de mededeling van de Commissie betreffende de behandeling van klachten door de Commissie op grond van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB C 101 van 27.4.2004, blz. 65, punt 80).

(11)  Mededeling van de Commissie inzake goede praktijken voor procedures op grond van de artikelen 101 en 102 VWEU (PB C 308 van 20.10.2011, blz. 6).

(12)  Conclusie van advocaat-generaal Warner van 22 januari 1974 in Commercial Solvents/Commissie, 6 en 7/73, ECLI:EU:C:1974:5.

(13)  Arrest van 16 januari 2019 in Commissie/United Parcel Service, C-265/17 P, ECLI:EU:C:2019:23, punt 38; zie ook conclusie van advocaat-generaal Kokott van 25 juli 2018 in Commissie/United Parcel Service, C-265/17 P, ECLI:EU:C:2018:628, punt 54 (“de beperkingen waarmee de Europese mededingingsautoriteit bij de controle op concentraties te kampen heeft (met name aanzienlijke tijdsdruk, maar ook beperkte middelen), [kunnen] niet zonder gevolgen [...] blijven voor de wijze waarop de betrokken ondernemingen hun rechten van verdediging uitoefenen”).

(14)  Arresten van 27 november 1997 in Kaysersberg/Commissie, T-290/94, ECLI:EU:T:1997:186, punt 113; 28 april 1999 in Endemol Entertainment/Commissie, T-221/95, ECLI:EU:T:1999:85, punten 67, 68, 70 en 84; 22 oktober 2002 in Schneider Electric/Commissie, T-310/01, ECLI:EU:T:2002:254, punt 100; 25 oktober 2002 in Tetra Laval/Commissie, T-5/02, ECLI:EU:T:2002:264, punt 105, en 14 december 2005 in General Electric /Commissie, T-210/01, ECLI:EU:T:2005:456, punten 631, 653-655, 666, 680-686, alsook 701 en 702.

(15)  Meer in het algemeen lijkt de mededeling van de Commissie inzake goede praktijken in haar geheel niet van toepassing te zijn op procedures inzake voorlopige maatregelen, hoewel dat niet uitdrukkelijk is uitgesloten.

(16)  Zie punt 37 hierboven.

(17)  Zie arrest van 19 januari 2016 in Toshiba/Commissie, T-404/12, ECLI:EU:T:2016:18, punt 56.

(18)  Zie punten 4 tot en met 8 hierboven.

(19)  Zie arrest van 6 januari 1974 in Commercial Solvents/Commissie, 6 en 7/73, ECLI:EU:C:1974:18, [1974] Jurispr. 225-227.

(20)  Conclusie van advocaat-generaal Warner van 22 januari 1974 in Commercial Solvents/Commissie, 6 en 7/73, ECLI:EU:C:1974:5, [1974] Jurispr. 259-275.

(21)  Zie de punten 10, 18-20 en 23 hierboven.

(22)  Zie punt 5 hierboven.

(23)  Zie ook punt 27 hierboven.

(24)  Zie punt 7 hierboven.

(25)  Zie punt 7 hierboven.

(26)  Zie punt 8 hierboven.

(27)  Zie de punten 21 en 22 hierboven.

(28)  Zie overweging 13 van Besluit 2011/695/EU.

(29)  Zie punt 12 hierboven.

(30)  Zie punt 57 hierboven.

(31)  Zie de punten 12 en 21 hierboven.

(32)  Zie dia’s 12, 18, 28, 30, 33 en 58 van Broadcoms PowerPoint-presentatie voor de voltallige zitting ‘s ochtends, en dia’s 4, 40 en 48 van haar PowerPoint-presentatie voor de zitting met gesloten deuren.


10.3.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 81/23


Samenvatting van het besluit van de Commissie

van 16 oktober 2019

inzake een procedure op grond van artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, artikel 54 van de EER-Overeenkomst, en artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag

(Zaak AT.40608 — Broadcom)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 7406)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2021/C 81/12)

Op 16 oktober 2019 heeft de Commissie een besluit vastgesteld inzake een procedure op grond van artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 54 van de EER-Overeenkomst. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad (1) maakt de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van het besluit (waaronder de eventuele sancties) bekend, rekening houdende met het rechtmatige belang van ondernemingen inzake de bescherming van hun bedrijfsgeheimen.

1.   INLEIDING

(1)

In dit besluit wordt de vaststelling van de Europese Commissie (“de Commissie”) uiteengezet dat de gedraging van Broadcom Inc. op het eerste gezicht een inbreuk vormt op artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (“VWEU”) en artikel 54 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (“EER-Overeenkomst”) en dat de waarschijnlijke schade ten gevolge van die inbreuk van dien aard is dat er sprake is van een dringende situatie die de vaststelling van voorlopige maatregelen op grond van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (“Verordening (EG) nr. 1/2003”) rechtvaardigt.

2.   BEPALING VAN DE MARKT

(2)

Het besluit heeft betrekking op bepaalde soorten geïntegreerde schakelingen (“chips”) die worden ingebouwd in apparatuur voor netwerktoegang die bij de klant wordt geïnstalleerd (zogeheten in-huis apparatuur), met name set-top boxen (“STB’s”) en residential gateways (“RG’s”). Uit de feitelijke en juridische analyse in dit besluit blijkt dat er op het eerste gezicht afzonderlijke markten bestaan voor:

(a)

SoC’s (2) voor STB’s;

(b)

SoC’s voor glasvezel-RG’s;

(c)

SoC’s voor xDSL-RG’s, en

(d)

SoC’s voor kabel-RG’s.

(3)

In het besluit wordt geconcludeerd dat de geografische markt voor alle markten op het eerste gezicht wereldwijd is.

3.   MACHTSPOSITIE

(4)

In het besluit wordt geconcludeerd dat Broadcom op het eerste gezicht in een machtspositie verkeert op alle volgende wereldwijde markten:

(a)

SoC’s voor STB’s;

(b)

SoC’s voor xDSL-RG’s, en

(c)

SoC’s voor glasvezel-RG’s.

(5)

De vaststelling van een machtspositie in het besluit wordt gestaafd met de volgende elementen, die gebaseerd zijn op een voorlopige beoordeling: i) de grote marktaandelen van Broadcom op alle relevante markten (meer dan 50 % op alle markten); ii) het gebrek aan afnemersmacht bij de klanten van Broadcom om hier tegenin te gaan, en iii) de aanwezigheid van toetredingsbelemmeringen in de relevante markten.

4.   MISBRUIK VAN EEN MACHTSPOSITIE

(6)

In het besluit is vastgesteld dat de gedraging van Broadcom op het eerste gezicht een inbreuk vormt op artikel 102 VWEU en artikel 54 van de EER-Overeenkomst en dus op het eerste gezicht ernstige twijfels doet rijzen over de verenigbaarheid van die gedraging met de genoemde bepalingen.

(7)

In het besluit wordt vastgesteld dat Broadcom zes overeenkomsten (“de overeenkomsten”) heeft gesloten met zes fabrikanten van originele onderdelen (original equipment manufacturers of “OEM’s”). De overeenkomsten regelen de levering door Broadcom van SoC’s die door de OEM’s in STB’s en residential gateways zullen worden ingebouwd.

(8)

In het besluit wordt geconcludeerd dat de overeenkomsten op het eerste gezicht exclusiviteitinducerende bepalingen omvatten, die in twee verschillende soorten mededingingsbeperkingen kunnen worden gegroepeerd.

(9)

In het besluit wordt eerst gekeken naar exclusiviteits- en quasi-exclusiviteitsregelingen in de vorm van verplichtingen of beloften om producten waarvoor Broadcom in een machtspositie verkeert, uitsluitend of vrijwel uitsluitend bij Broadcom aan te kopen, of bepalingen waarbij voor de toekenning van bepaalde voordelen als voorwaarde wordt gesteld dat de klant de producten waarvoor Broadcom in een machtspositie verkeert, uitsluitend of vrijwel uitsluitend bij Broadcom aankoopt. De Commissie heeft op het eerste gezicht geoordeeld dat alle overeenkomsten neerkomen op een systeem van exclusiviteits- en quasi-exclusiviteitsregelingen die de mededinging kunnen beperken.

(10)

Ten tweede wordt in het besluit gekeken naar hefboompraktijken op basis van bepalingen in vijf van de zes overeenkomsten waardoor Broadcom marktmacht van een of meer productmarkten kan benutten voor een of meer verwante maar afzonderlijke productmarkten. Met betrekking tot die bepalingen is in het besluit op het eerste gezicht vastgesteld dat een dergelijke hefboomwerking in sommige gevallen tot stand is gebracht door voordelen die worden toegekend op markten waar Broadcom op het eerste gezicht een machtspositie heeft en waarvoor als voorwaarde wordt gesteld dat klanten producten van Broadcom op markten waar Broadcom op het eerste gezicht niet in een machtspositie verkeert, uitsluitend of vrijwel uitsluitend bij Broadcom aankopen. In het besluit wordt geoordeeld dat die gedraging waarschijnlijk tot gevolg heeft dat de machtspositie van Broadcom op een of meer markten (de markten voor SoC’s voor STB’s, SoC’s voor glasvezel-RG’s en SoC’s voor xDSL-RG’s) wordt uitgebreid naar een andere markt (de markt voor SoC’s voor kabel-RG’s). In andere gevallen maakt Broadcom zich schuldig aan kruiselingse hefboompraktijken door voordelen toe te kennen op markten waar Broadcom op het eerste gezicht een machtspositie heeft en daarvoor als voorwaarde te stellen dat klanten producten van Broadcom op markten waar Broadcom op het eerste gezicht eveneens in een machtspositie verkeert, uitsluitend of vrijwel uitsluitend bij Broadcom aankopen. In het besluit wordt geoordeeld dat die gedraging waarschijnlijk tot gevolg heeft dat de machtspositie van Broadcom op de markten waar Broadcom op het eerste gezicht in een machtspositie verkeert (de markten voor SoC’s voor STB’s, SoC’s voor glasvezel-RG’s en SoC’s voor xDSL-RG’s), wordt versterkt.

(11)

In het besluit wordt geconcludeerd dat de exclusiviteitinducerende bepalingen van Broadcom op het eerste gezicht de mededinging kunnen aantasten en dat de gedraging van Broadcom op het eerste gezicht niet objectief gerechtvaardigd is.

5.   BEVOEGDHEID

(12)

De Commissie concludeert dat zij bevoegd is om artikel 102 VWEU en artikel 54 van de EER-Overeenkomst toe te passen op de gedraging van Broadcom zoals beschreven in dit besluit.

6.   BEÏNVLOEDING VAN HET HANDELSVERKEER

(13)

De Commissie concludeert dat de gedraging van Broadcom op het eerste gezicht de handelsstromen van goederen tussen de lidstaten kan beïnvloeden.

7.   DRINGENDHEID OMDAT DE MEDEDINGING OP ERNSTIGE EN ONHERSTELBARE WIJZE DREIGT TE WORDEN GESCHAAD

(14)

In het besluit wordt geconcludeerd dat, als de op het eerste gezicht onrechtmatige gedraging van Broadcom zou worden voortgezet, dit zou kunnen leiden tot ernstige en onherstelbare schade aan de mededinging op elk van de relevante markten binnen het tijdsbestek dat de Commissie nodig heeft om een eindbesluit over de grond van de zaak te kunnen nemen.

(15)

Het is in het bijzonder waarschijnlijk dat de concurrenten van Broadcom in toenemende mate zouden worden gemarginaliseerd of de markt zouden verlaten als zij niet snel in een positie zouden worden gebracht om daadwerkelijk met Broadcom te kunnen concurreren om de vraag downstream. Indien de Commissie niet snel zou ingrijpen door voorlopige maatregelen op te leggen, zou de toepassing van de exclusiviteitinducerende voorwaarden van Broadcom uiteindelijk een langere periode beslaan dan het gebruikelijke interval tussen twee aanbestedingen van dienstaanbieders.

(16)

Gelet op de nadelige neveneffecten van het feit dat een leverancier van chips een bepaalde aanbesteding niet kon winnen op het vermogen van die leverancier om aanbestedingen te winnen bij volgende generaties van een bepaald product, zou het vermogen van concurrenten van Broadcom om met Broadcom te concurreren, ernstig worden aangetast.

(17)

De Commissie is van oordeel dat de waarschijnlijke schade voor de mededinging in dit geval als ernstig moet worden aangemerkt, aangezien zij langdurige effecten zou kunnen hebben op de structuur van de desbetreffende markten, de innovatie en het welzijn van de consumenten.

(18)

Bovendien zou dergelijke schade niet langer kunnen worden verholpen met een eindbesluit waarmee de administratieve procedure van de Commissie wordt afgesloten, aangezien het bijzonder onwaarschijnlijk is dat een bedrijf dat een bepaalde markt heeft verlaten, daarna zou beslissen of in staat zou zijn om die markt opnieuw te betreden.

8.   OPGELEGDE VOORLOPIGE MAATREGELEN

(19)

Gelet op de vaststelling dat Broadcom op het eerste gezicht inbreuk heeft gepleegd op artikel 102 VWEU en artikel 54 van de EER-Overeenkomst en gelet op de dringende noodzaak ernstige en onherstelbare schade aan de mededinging te voorkomen, is de Commissie van oordeel dat voorlopige maatregelen vereist zijn om de daadwerkelijke uitoefening van haar handhavingsbevoegdheden op het gebied van het mededingingsrecht te verzekeren, en in het bijzonder de doeltreffendheid te waarborgen van een eindbesluit dat zij mogelijk vaststelt inzake de verenigbaarheid van de gedragingen van Broadcom met de mededingingsregels van artikel 102 VWEU en artikel 54 van de EER-Overeenkomst.

(20)

In het besluit wordt Broadcom gelast de exclusiviteitinducerende bepalingen in de overeenkomsten met de zes OEM’s inzake de aankoop bij Broadcom van SoC's voor STB’s en SoC's voor kabel-RG’s, glasvezel-RG’s of xDSL-RG’s eenzijdig met onmiddellijke ingang niet langer toe te passen.

(21)

Voorts moet Broadcom ervan afzien dezelfde exclusiviteitinducerende bepalingen of bepalingen met een gelijkwaardig doel of gevolg als deze bepalingen overeen te komen in eventuele toekomstige contracten of overeenkomsten met de OEM’s, en wordt Broadcom gelast geen praktijken toe te passen die een gelijkwaardig doel of gevolg hebben.

(22)

In het besluit wordt geconcludeerd dat de opgelegde voorlopige maatregelen evenredig zijn, aangezien zij noodzakelijk zijn om de doeltreffende uitoefening van de handhavingsbevoegdheden van de Commissie te waarborgen. De maatregelen vormen evenmin een buitensporige last voor Broadcom, aangezien ze strikt beperkt zijn tot wat nodig is om ernstige en onherstelbare schade aan de mededinging te voorkomen, niet vereisen dat Broadcom actieve gedragingen stelt die zij nu niet stelt en Broadcom toelaten om de desbetreffende producten aan haar klanten te blijven leveren onder dezelfde voorwaarden als voordien, zij het dan zonder de exclusiviteitinducerende bepalingen.

(23)

De voorlopige maatregelen gelden i) voor een periode van drie jaar vanaf de datum waarop Broadcom de Commissie in kennis stelt van de maatregelen die zij heeft getroffen of ii) tot de datum waarop de Commissie een eindbesluit neemt over de grond van de zaak inzake de gedraging van Broadcom die in dit besluit aan de orde is of haar onderzoek naar die gedraging afsluit, indien een van beide gebeurtenissen zich zou voordoen vóór het verstrijken van voornoemde periode van drie jaar.

(24)

In het besluit is bepaald dat Broadcom een dagelijkse boete van maximaal 2 % van de gemiddelde dagomzet van Broadcom moet betalen indien zij de voorlopige maatregelen niet naleeft.

(1)  Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1).

(2)  “SoC” staat voor system-on-a-chip.


INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

10.3.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 81/27


Bijwerking van de lijst van grensdoorlaatposten bedoeld in artikel 2, punt 8, van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode)

(2021/C 81/13)

De publicatie van de lijst van grensdoorlaatposten bedoeld in artikel 2, punt 8, van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) is gebaseerd op de informatie die door de lidstaten aan de Commissie wordt verstrekt overeenkomstig artikel 39 van de Schengengrenscode.

De informatie in de lijst die in het Publicatieblad wordt gepubliceerd, wordt bijgewerkt en beschikbaar gesteld op de website van het directoraat-generaal Migratie en Binnenlandse Zaken.

LIJST VAN GRENSDOORLAATPOSTEN

ZWITSERLAND

Vervanging van de informatie die is bekendgemaakt in PB C 58 van 18.2.2021, blz. 35.

Luchthavens

1.

Bâle-Mulhouse

2.

Genève-Cointrin

3.

Zurich

4.

Saint-Gall-Altenrhein SG

5.

Berne-Belp

6.

Granges

7.

La-Chaux-de-Fonds-Les Eplatures

8.

Lausanne-La Blécherette

9.

Locarno-Magadino

10.

Lugano-Agno

11.

Samedan

12.

Sion

13.

Buochs*

14.

Emmen*

15.

Mollis*

16.

Saanen*

17.

St. Stephan*

18.

Payerne*

19.

Dübendorf*

*

mag alleen bij wijze van uitzondering als grensdoorlaatpost worden gebruikt, mits vooraf een individuele vergunning is afgegeven door de ter plaatse aanwezige controleautoriteit.

Toelichting:

In de met een asterisk (*) aangeduide grensdoorlaatposten is niet permanent personeel van de grenscontroleautoriteiten aanwezig. Deze posten mogen alleen in uitzonderlijke gevallen worden gebruikt om het Schengengebied binnen te komen en te verlaten, mits de bevoegde controleautoriteiten vooraf een individuele vergunning hebben afgegeven overeenkomstig artikel 29, lid 3, van het besluit van 15 augustus 2018 inzake de binnenkomst en de verlening van visa (OEV, RS 142.204).

Lijst van eerdere publicaties

PB C 316 van 28.12.2007, blz. 1.

PB C 134 van 31.5.2008, blz. 16.

PB C 177 van 12.7.2008, blz. 9.

PB C 200 van 6.8.2008, blz. 10.

PB C 331 van 31.12.2008, blz. 13.

PB C 3 van 8.1.2009, blz. 10.

PB C 37 van 14.2.2009, blz. 10.

PB C 64 van 19.3.2009, blz. 20.

PB C 99 van 30.4.2009, blz. 7.

PB C 229 van 23.9.2009, blz. 28.

PB C 263 van 5.11.2009, blz. 22.

PB C 298 van 8.12.2009, blz. 17.

PB C 74 van 24.3.2010, blz. 13.

PB C 326 van 3.12.2010, blz. 17.

PB C 355 van 29.12.2010, blz. 34.

PB C 22 van 22.1.2011, blz. 22.

PB C 37 van 5.2.2011, blz. 12.

PB C 149 van 20.5.2011, blz. 8.

PB C 190 van 30.6.2011, blz. 17.

PB C 203 van 9.7.2011, blz. 14.

PB C 210 van 16.7.2011, blz. 30.

PB C 271 van 14.9.2011, blz. 18.

PB C 356 van 6.12.2011, blz. 12.

PB C 111 van 18.4.2012, blz. 3.

PB C 183 van 23.6.2012, blz. 7.

PB C 313 van 17.10.2012, blz. 11.

PB C 394 van 20.12.2012, blz. 22.

PB C 51 van 22.2.2013, blz. 9.

PB C 167 van 13.6.2013, blz. 9.

PB C 242 van 23.8.2013, blz. 2.

PB C 275 van 24.9.2013, blz. 7.

PB C 314 van 29.10.2013, blz. 5.

PB C 324 van 9.11.2013, blz. 6.

PB C 57 van 28.2.2014, blz. 4.

PB C 167 van 4.6.2014, blz. 9.

PB C 244 van 26.7.2014, blz. 22.

PB C 332 van 24.9.2014, blz. 12.

PB C 420 van 22.11.2014, blz. 9.

PB C 72 van 28.2.2015, blz. 17.

PB C 126 van 18.4.2015, blz. 10.

PB C 229 van 14.7.2015, blz. 5.

PB C 341 van 16.10.2015, blz. 19.

PB C 84 van 4.3.2016, blz. 2.

PB C 236 van 30.6.2016, blz. 6.

PB C 278 van 30.7.2016, blz. 47.

PB C 331 van 9.9.2016, blz. 2.

PB C 401 van 29.10.2016, blz. 4.

PB C 484 van 24.12.2016, blz. 30.

PB C 32 van 1.2.2017, blz. 4.

PB C 74 van 10.3.2017, blz. 9.

PB C 120 van 13.4.2017, blz. 17.

PB C 152 van 16.5.2017, blz. 5.

PB C 411 van 2.12.2017, blz. 10.

PB C 31 van 27.1.2018, blz. 12.

PB C 261 van 25.7.2018, blz. 6.

PB C 264 van 26.7.2018, blz. 8.

PB C 368 van 11.10.2018, blz. 4.

PB C 459 van 20.12.2018, blz. 40.

PB C 43 van 4.2.2019, blz. 2.

PB C 64 van 27.2.2020, blz. 6.

PB C 58 van 18.2.2021, blz. 35.


V Bekendmakingen

ANDERE HANDELINGEN

Europese Commissie

10.3.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 81/29


Bekendmaking van een mededeling van de goedkeuring van een standaardwijziging van een productdossier voor een naam in de wijnsector zoals bedoeld in artikel 17, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie

(2021/C 81/14)

Deze mededeling wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 17, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie (1).

MEDEDELING VAN DE GOEDKEURING VAN EEN STANDAARDWIJZIGING

“MOSCADELLO DI MONTALCINO”

PDO-IT-A1440-AM02

Datum van de mededeling: 10 november 2020

BESCHRIJVING VAN EN REDENEN VOOR DE GOEDGEKEURDE WIJZIGING

1.   Aanduiding van de soorten producten — Herformulering van de tekst

De aanduiding van de soorten producten werd geüniformiseerd om de beschrijving van de verschillende versies van de wijnen die onder de BOB “Moscadello di Montalcino” vallen, duidelijker en leesbaarder te maken. De lijst van druivenrassen blijft onveranderd.

De wijziging, die van formele aard is, betreft de artikelen 1 en 2 van het productdossier en heeft geen betrekking op het enig document.

2.   Beschrijving van het productiegebied — Herformulering van de tekst

Het productiegebied wordt gedetailleerd beschreven volgens de grenzen ervan.

Het betreft een herformulering die het productiegebied niet wijzigt, maar die noodzakelijk is geworden als gevolg van de fusie van de gemeente Montalcino met de gemeente San Giovanni d’Asso en de daaruit voortvloeiende erkenning van een eengemaakte gemeente, Montalcino genaamd.

In de beschrijving van het productiegebied wordt nu immers op gedetailleerde wijze de oorspronkelijke grens van de BOB weergegeven, die uiteraard het grondgebied van de voormalige gemeente San Giovanni d’Asso, die door de fusie nu deel uitmaakt van de gemeente Montalcino, niet omvat.

De wijziging betreft artikel 3 van het productdossier en het enig document wordt derhalve gewijzigd in punt 6.

3.   Vereisten voor de gronden — Aanpassingen

Om de gebieden die de kwaliteitsnormen van de benaming niet waarborgen uit te sluiten, werden de gronden in de valleikom en de te natte gronden uitgesloten.

Door de klimaatverandering en de technologische evolutie in het cartografische systeem is de beschrijving van de vereisten inzake geomorfologie en hoogte die gelden voor de gronden bedoeld voor de productie van de wijn “Moscadello di Montalcino”, achterhaald. Bijgevolg zijn de verwijzingen naar de maximale hoogte, de structuur en de geologische oorsprong van de gronden bestemd voor de productie van de wijn in kwestie verwijderd.

Ten slotte werd de verwijzing naar de nauwkeurige en preventieve sortering van de druiven verwijderd omdat het hier een praktijk betreft die op nationaal niveau niet meer wordt erkend.

De wijziging betreffende deze aanpassingen en andere redactionele wijzigingen in artikel 4 van het productdossier, heeft geen betrekking op het enig document.

4.   Vendemmia tardiva — Redactionele wijziging

Met het oog op de samenhang worden de bepalingen van het productdossier betreffende de wijnbereiding van dat product verplaatst van artikel 6 naar artikel 5.

De wijziging heeft geen betrekking op het enig document.

5.   Beschrijving van de wijnen van de BOB “Moscadello di Montalcino” — aanpassing van de soort Frizzante

Het minimale effectieve alcoholgehalte voor de soort Frizzante is verhoogd van 4,50 naar 7 % vol teneinde het in overeenstemming te brengen met de bepalingen van bijlage VII, deel B, van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

De soorten producten van de benaming zijn aangeduid met het oog op een betere bepaling van de analytische en organoleptische kenmerken.

De wijziging heeft betrekking op artikel 6 van het productdossier en op punt 4 van het enig document.

6.   Afschaffing van de verplichting tot het gebruik van kurk en precisering van het gebruik van uitsluitend glazen flessen

Door de wijziging kunnen, met uitzondering van de kroonkurk, de volgende soorten door de geldende voorschriften voorziene afsluitingen worden gebruikt; deze wijziging wordt ingevoerd aangezien de technologische vooruitgang, die betrekking heeft op de soorten systemen voor afsluiting van de flessen, het mogelijk maakt de vereiste kwaliteitsnormen voor de benaming “Moscadello di Montalcino”, op een hoog niveau te houden; om een optimale bewaring van het product te waarborgen, verdient het de voorkeur uitsluitend glazen flessen te gebruiken.

De wijziging heeft betrekking op artikel 7 van het productdossier en punt 9 van het enig document.

7.   Benamingen — Verwijzingen naar de aanvullende aanduidingen

Teneinde verdere aanvullende termen te vermijden, wordt het verbod op het gebruik van “Collezione” gespecificeerd.

Het verbod op het gebruik van de term “Cascina” wordt gespecificeerd omdat deze in de Toscaanse traditie niet gebruikelijk is.

In overeenstemming met de geldende wetgeving wordt het alternatieve gebruik van de term “vigneto” (wijndomein) als alternatief voor de term “vigna” (wijngaard) toegestaan.

Het betreft formele wijzigingen die betrekking hebben op artikel 7 van het productdossier en geen betrekking hebben op het enig document.

8.   Verband met het geografisch gebied — Formele aanpassing aan het productdossier

De opstelling van het productdossier en van het enig document werd aangepast en de inhoud ervan werd geharmoniseerd.

Het gaat om een formele aanpassing die het verband zoals bedoeld in artikel 93, lid 1, onder a), i), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 niet ongeldig maakt.

De wijziging heeft betrekking op artikel 8 van het productdossier en punt 8 van het enig document.

ENIG DOCUMENT

1.   Naam van het product

Moscadello di Montalcino

2.   Type geografische aanduiding

BOB — Beschermde oorsprongsbenaming

3.   Categorieën wijnbouwproducten

1.

Wijn

8.

Parelwijn

4.   Beschrijving van de wijnen(en)

Moscadello di Montalcino — Soort “Tranquillo”

kleur: strogeel;

geur: karakteristiek, delicaat, fris en persistent;

smaak: aromatisch, zoet, harmonieus, kenmerkend voor de muskaatdruif;

minimaal totaal alcoholvolumegehalte: 10,50 % vol, waarvan ten minste een vierde potentieel alcoholgehalte;

minimaal effectief alcoholvolumegehalte: 4,50 % vol

minimaal suikervrij extract: 17 g/l.

Analytische parameters die niet zijn opgenomen in de onderstaande tabel, voldoen aan de grenswaarden die zijn vastgelegd in nationale en EU-wetgeving.

Algemene analytische kenmerken

Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent)

 

Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent)

 

Minimale totale zuurgraad

4,50 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur

Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter)

 

Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter)

 

Moscadello di Montalcino — Soort “Frizzante”

schuim: fijn en levendig;

kleur: licht strogeel;

geur: karakteristiek, delicaat, fris en persistent;

smaak: aromatisch, zoet, harmonieus, kenmerkend voor de muskaatdruif;

minimaal totaal alcoholvolumegehalte: 10,50 % vol, waarvan ten minste een vierde potentieel alcoholgehalte;

minimaal effectief alcoholvolumegehalte: 7 % vol;

minimaal suikervrij extract: 17 g/l.

Analytische parameters die niet zijn opgenomen in de onderstaande tabel, voldoen aan de grenswaarden die zijn vastgelegd in nationale en EU-wetgeving.

Algemene analytische kenmerken

Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent)

 

Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent)

 

Minimale totale zuurgraad

4,50 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur

Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter)

 

Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter)

 

Moscadello di Montalcino — Soort “Vendemmia tardiva”

kleur: strogeel tot goudgeel;

geur: karakteristiek, delicaat en persistent;

smaak: aromatisch, zoet en harmonisch;

minimaal totaal alcoholvolumegehalte: 15 % vol, waarvan ten minste 11,50 % effectief en ten minste 3,50 % vol potentieel alcoholgehalte;

minimaal suikervrij extract: 24 g/l.

Analytische parameters die niet zijn opgenomen in de onderstaande tabel, voldoen aan de grenswaarden die zijn vastgelegd in nationale en EU-wetgeving.

Algemene analytische kenmerken

Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent)

 

Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent)

 

Minimale totale zuurgraad

4 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur

Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter)

25

Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter)

 

5.   Wijnbereidingsprocedés

a.   Specifieke oenologische procedés

Moscadello di Montalcino soort “Vendemmia Tardiva” — Wijnbereiding

Specifiek oenologisch procedé

De wijn “Moscadello di Montalcino” — Soort “Vendemmia Tardiva” moet ten minste een jaar rijpen, te rekenen vanaf 1 januari van het jaar volgend op de oogst, en mag niet in de handel worden gebracht vóór 1 januari van het tweede jaar volgend op de oogst; elk type verrijking is verboden.

Tijdens het rijpen kan de wijn langzaam gisten, een proces dat afneemt in de koude maanden.

b.   Maximumopbrengsten:

Moscadello di Montalcino — Soort “Tranquillo” en soort “Frizzante”

10 000 kilogram druiven per hectare

Moscadello di Montalcino — Soort “Tranquillo” en soort “Frizzante”

65 hectoliter per hectare

Moscadello di Montalcino — Soort “Vendemmia Tardiva”

5 000 kilogram druiven per hectare

Moscadello di Montalcino — Soort “Vendemmia Tardiva”

22,5 hectoliter per hectare

6.   Afgebakend geografisch gebied

Het productiegebied van de druiven bestemd voor de productie van de wijn met de gecontroleerde oorsprongsbenaming “Moscadello di Montalcino” omvat een gedeelte van de gemeente Montalcino en is als volgt afgebakend:

Vertrekkende vanaf de samenvloeiing tussen de rivier Fosso di Sala, die van noord naar zuid vloeit, en de rivier Serlate, gaat hij in zuidoostelijke richting verder en kruist daarbij de buurtweg van Vodice op een hoogte van 152 m boven de zeespiegel en valt samen met de kromme loop van de bedding van diezelfde rivier, met uitzondering van 4 terreinen, waar die grens “opbolt” ten westen van de rivierloop. Op dit laatste stuk blijft de grens op een hoogte van circa 150 m boven de zeespiegel en blijft hij ongeveer parallel lopen met de Strada Statale Cassia.

Op een afstand van circa 250 m van Podere Canapaccia (in noord-noordoostelijke richting) en Podere Galluzzo (in noord-noordwestelijke richting), op een hoogte van 157 m boven de zeespiegel, op circa 60 m van het punt op een hoogte van 157 m, verlaat de grens de bedding van de rivier Serlate en buigt hij af richting oost-noordoost. Dit keer volgt hij de loop van een kleine greppel (afkorting uit de database van de Regio Toscane GID 195830; IDRETLR79 TS21273) die ontspringt onmiddellijk ten westen van de openbare weg die Podere Finestrina verbindt met Podere Laugnano; hij stijgt tot het punt waar diezelfde greppel ontspringt en tot een hoogte van 207 m boven de zeespiegel, waarna hij samenkomt met de buurtweg die Casale die Podere Finestrina verbindt met Podere Laugnano in noordelijke richting.

Hier buigt de grens met een hoek van circa 90° en loopt hij parallel met de straat, aan westelijke kant, in noord-noordoostelijke richting, over een afstand van zo'n 110 m tot enkele meters vóór het punt op 239,4 m boven de zeespiegel, waar hij opnieuw een hoek van ongeveer 90° maakt in oostelijke richting; de grens gaat in deze richting verder over een afstand van ongeveer 250 m en daalt in oost-zuidoostelijke richting langs een kleine greppel (natuurlijk bassin dat uitmondt in de rivier Serlate, in de databank van de Regio Toscane aangeduid met code GID 195804; IDRETLR79 TS21183) tot een hoogte van 180 m boven de zeespiegel.

Als men op dit punt omhoog gaat in noord-noordoostelijke richting komt men ter hoogte van een andere kleine greppel (die ontspringt onmiddellijk ten oosten van Podere Laugnano en in de databank van de Regio Toscane wordt aangeduid met code GID 195563; IDRETLR79 TS21025), waarna hij zijn weg voortzet tot aan de samenvloeiing met de rivier Serlate.

Vanaf dit samenvloeiingspunt volgt de grens de bedding van de rivier Serlate in noord-noordoostelijke richting tot het punt gelegen op 166,6 m boven de zeespiegel, waar hij samenvloeit met een kleine greppel (die ontspringt in Località Podernuovo en naar het westen stroomt, code Regio Toscane GID 195483; IDRETLR79 TS20950); de territoriale grens in kwestie volgt die greppel over een afstand van circa 500 m in oostelijke richting, om dan ongeveer 90° in zuidelijke richting af te buigen en langs de beboste helling van een heuvel omhoog te gaan, op de rug waarvan men Podere la Casella kan zien liggen door vanaf halverwege de helling de grens tussen het beboste gebied en het productiegebied te volgen.

Eenmaal de grens de kam bereikt, en dus ook de straat die van Podere la Casella naar Località Podernuovo gaat, gaat hij verder naar Podere Torre, parallel aan de openbare weg, met een afbuiging van 40 m in zuid-oostelijke richting ten opzichte van de straat, die in plaats daarvan samenvalt met bovenstaand tracé na de bocht van circa 90° in zuidoostelijke richting.

Vanaf Podere Torre gaat de grens circa 140 m verder langs de gemeenteweg van Vergelle, die van Vergelle naar Podere Vigna loopt, nog steeds in zuid-zuidoostelijke richting, tussen de punten op 322,6 m en 319,5 m boven de zeespiegel. Onmiddellijk stroomopwaarts van Podere Vigna, op het punt 319,5 m boven de zeespiegel, gaat de grens naar beneden langs de flauwe helling die geschikt is voor de teelt totdat hij de provinciale weg Traversa dei Monti (N. 14) op 260 m boven de zeespiegel snijdt.

De grens valt over een afstand van circa 50 m in noord-noordoostelijke richting samen met deze straat en draait in een rechte hoek opnieuw in zuid-oostelijke richting; hij kruist daarbij de spoorlijn Asciano-Monte Antico en bereikt de rivier Asso. De territoriale grens in kwestie gaat op dit punt verder en valt samen met de bedding van de rivier Asso, in noordoostelijke richting, totdat hij de samenvloeiing met de Fosso Banditelli bereikt op het punt gelegen op 241,5 m boven de zeespiegel.

Nog steeds in noord-oostelijke richting valt de grens over een afstand van 300 m samen met deze laatste greppel, waarna hij de helling opgaat in zuid-zuidoostelijke richting tot 356,1 m boven de zeespiegel; daarbij kruist hij de straat die van Podere Mirabello naar Podere Mirabellaccio gaat.

Vanaf dit punt gaat de grens over een afstand van 580 m verder in zuidelijke richting tot aan de samenvloeiing van de Fosso della Pagaccina met de Fosso Borgasso op een hoogte van 258,7 m boven de zeespiegel.

Vanaf hier, verdergaand met de wijzers van de klok mee, valt het teeltgebied samen met de grens tussen het administratieve grondgebied van de gemeente Montalcino en dat van de volgende gemeenten: San Quirico d’Orcia, Castiglione d’Orcia, Castel del Piano, Cinigiano, Civitella Paganico, Murlo en Buonconvento, totdat men aankomt op de samenvloeiing tussen de Fosso di Sala, die van noord naar zuid vloeit, en de rivier Serlate.

7.   Voornaamste wijndruivenras(sen)

Moscato bianco B. — Moscato

8.   Beschrijving van het (de) verband(en)

“Moscadello di Montalcino BOB”

Het productiegebied van de wijn “Moscadello di Montalcino” ligt in zuidoostelijk Toscane, op 40 km ten zuiden van de stad Siena. Het is een heuvelachtig gebied dat wordt begrensd door de heuvels van drie rivieren: de Orcia, de Asso en de Ombrone. Het aldus gedefinieerde gebied klimt van circa 120 m boven de zeespiegel tot circa 650 m boven de zeespiegel; het ligt in vogelvlucht 40 km van de zee, die in het westen gelegen is, en circa 100 km van de bergketen de Apennijnen, die Midden-Italië doorkruist en in het oosten gelegen is.

Het klimaat is mediterraan en hoofdzakelijk droog; door zijn ligging tussen de zee en de bergen van de centrale Apennijnen heeft het gebied ook continentale connotaties. De neerslag is geconcentreerd in het voorjaar en het najaar en de jaarlijkse gemiddelde neerslag bedraagt ongeveer 700 millimeter. In gebieden die hoger gelegen zijn dan 400 meter kan er in de winter sneeuw vallen. De strook in het midden van de heuvel is niet onderhevig aan sneeuw, ijs of late vorst en de frequente aanwezigheid van wind biedt de beste voorwaarden voor gezonde planten. Tijdens de hele vegetatieve fase zijn de temperaturen hoofdzakelijk mild, met een groot aantal rustige dagen. Dat zijn de ideale omstandigheden voor een geleidelijke en volledige rijping van de trossen.

De heuvel van Montalcino heeft talrijke bodemlagen, omdat ze ontstaan zijn in verschillende geologische tijdperken, die terug te voeren zijn tot zandsteen, ook gemengd met kalksteen, met alberese en met galestro, en tot gronden met gemengde korrelgrootten die soms zanderig en soms kleiachtig zijn. De gronden zijn doorgaans arm aan organische stof, kalkhoudend en bevatten relatief weinig water. Ze zijn geschikt voor de druivensoort Moscato Bianco en voor andere druivensoorten die zich kunnen ontwikkelen met een eerder ingehouden kracht en daardoor een beperkte productie opleveren. De hoeveelheid wind en zonneschijn zorgt voor druiven met een perfecte rijpheid, die vanuit fytosanitair standpunt gezond zijn.

Montalcino staat al eeuwenlang bekend als het vaderland van de Moscadello. Er bestaan geschiedkundige aantekeningen die teruggaan tot de XVe eeuw. In 1540 stuurt de schrijver Pietro Aretino een brief vanuit Venetië naar een vriend, waarin hij hem uitvoerig dankt voor het geschenk dat hij van hem mocht ontvangen: een “caratello di prezioso, delicato Moscadello, tondotto, leggiero, e di quel frizzante iscarico che par che biascia, morde e trae di calcio, parole che parrebbon la sete in su’ le labbra ...”.

Uit enkele documenten van de Vaticaanse archieven die teruggaan tot 1591, blijkt dat in de boerderijen die eigendom waren van de abdij van de Heilige Antimus de pachters de Moscadello produceerden; in de eerste decennia van de XVIIe eeuw prees paus Urbanus VIII de wijn “om zijn robuustheid en smaak” en met grote discretie “vraagt hij er vaak naar, voor zichzelf en voor zijn Hof”. In reisboeken en in de verhalen van beroemde wandelaars uit de XVIIe, de XVIIIe en ook de XIXe eeuw, ontbrak nooit de lofzang op de “Moscadello di Montalcino”, die werd bezongen als “een van de zeldzaamste en meest gerenommeerde wijnen uit Toscane”.

Beroemd is het citaat van Francesco Redi, de arts en dichter uit Arezzo, een verfijnd man en wetenschapper, die in 1685 het gedicht “Bacco in Toscana” schrijft, ter ere van de beste wijnen van zijn land naar het voorbeeld van de oude Helleense lofliederen voor Bacchus. De “Moscadello di Montalcino” bezong hij met de volgende woorden: “Del leggiadretto/del sì divino/Moscadelletto/di Montalcino”.

Er zijn massa’s historische aantekeningen waarin beroemde personages getuigen hoezeer ze de Moscadello op prijs stellen. Allereerst was er de grote dichter Ugo Foscolo: Gedurende zijn verblijf in Firenze op de zonovergoten heuvel van Bellosguardo (in 1812-1813), tijdens de meest dramatische periode van zijn leven, in bittere armoede, verdacht van antibonapartististische activiteiten en scheef bekeken door de literaire kringen van Milaan, beloonde De Foscolo zichzelf voor zijn literaire inspanningen met een goed glas “Moscadello di Montalcino”, die hij trots voor zijn vrienden uitschonk.

De wijn BOB “Moscadello di Montalcino” is licht strogeel in de soort Frizzante, wordt donkerder in de soort Tranquillo en neigt eerder naar goudgeel in de soort Vendemmia Tardiva. De geur heeft een kenmerkend evenwichtig en een fris aroma van muskaat, met florale toetsen voor het type ontstaan uit gedroogde druiven. Het verhemelte wordt verwend door het zoet en door de aromatische harmonie van de Tranquillo, de Frizzante heeft een aangenaam, levendig schuim, terwijl de Vendemmia Tardiva een tongstrelend aroma heeft. De “Moscadello di Montalcino” Tranquillo en Frizzante wordt jong gedronken, terwijl de Vendemmia Tardiva jaren in de wijnkelder kan worden bewaard.

De wijn is heerlijk na de maaltijd en wordt geserveerd in een middelgroot glas bij 10 à 12 °C. Hij past perfect bij gebak en bij droge desserts. Hij gaat ook uitstekend samen met blauwschimmelkazen. In de keuken wordt hij gebruikt als basis voor enkele zoete sauzen die worden geserveerd bij fijne gerechten.

9.   Andere essentiële voorwaarden (verpakking, etikettering, andere vereisten)

MOSCADELLO DI MONTALCINO

Rechtskader:

In nationale wetgeving

Type aanvullende voorwaarde:

Botteling in het afgebakende geografische gebied

Beschrijving van de voorwaarde:

Besluit 8/6/2010

Ministerieel besluit 30/11/2011

Wijnbereiding en botteling in het afgebakende gebied

Zoals voorzien door het productdossier moeten de handelingen van wijnbereiding, bewaring, rijping in houten vaten, rijping op fles en botteling worden uitgevoerd in het productiegebied.

MOSCADELLO DI MONTALCINO

Rechtskader:

In nationale wetgeving

Type aanvullende voorwaarde:

Bijkomende voorschriften betreffende de etikettering

Beschrijving van de voorwaarde:

De wijnen met gecontroleerde oorsprongsbenaming “Moscadello di Montalcino” moeten in de handel worden gebracht in glazen flessen, met een van de volgende inhouden: 0,375 liter; 0,500 liter; 0,750 liter; 1,500 liter, 3,000 liter, 5,000 liter.

De flessen kunnen worden afgesloten met om het even welk middel dat voorzien is door de geldende voorschriften, met uitzondering van de kroonkurk.

Link naar het productdossier

https://www.politicheagricole.it/flex/cm/pages/ServeBLOB.php/L/IT/IDPagina/16136


(1)  PB L 9 van 11.1.2019, blz. 2.