ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 40

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

64e jaargang
5 februari 2021


Inhoud

Bladzijde

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2021/C 40/01

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.10085 — Clearlake Capital Group/Siris Capital Group/Endurance/Web.com) ( 1 )

1

2021/C 40/02

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.9679 — United Group/Bulgarian Telecommunications Company) ( 1 )

2


 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2021/C 40/03

Wisselkoersen van de euro — 4 februari 2021

3

2021/C 40/04

Advies van het Adviescomite voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht tijdens zijn bijeenkomst van 23 september 2020 van 10.30 tot 13.00 uur (CEST) betreffende een ontwerpbesluit in Zaak AT.40299 — Sluitinrichtingen — Rapporteur: Slovenië ( 1 )

4

2021/C 40/05

Eindverslag van de raadadviseur-auditeur — Zaak AT.40299 — Sluitinrichtingen ( 1 )

5

2021/C 40/06

Samenvatting van het besluit van de Commissie van 29 september 2020 inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (Zaak AT. 40299 — Sluitinrichtingen) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 6486)  ( 1 )

7


 

V   Bekendmakingen

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

 

Europese Commissie

2021/C 40/07

Bericht van opening van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek van de compenserende maatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde regenboogforel van oorsprong uit de Republiek Turkije

12

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2021/C 40/08

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.10115—PAI Partners/Apleona Group) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

18

2021/C 40/09

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.10132 — Blackstone/B&J/Applegreen) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

20

2021/C 40/10

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.10001 — Microsoft/Zenimax) ( 1 )

21

 

ANDERE HANDELINGEN

 

Europese Commissie

2021/C 40/11

Bekendmaking van een aanvraag tot registratie van een naam overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

22

2021/C 40/12

Mededeling

25


 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

 


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

5.2.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 40/1


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.10085 — Clearlake Capital Group/Siris Capital Group/Endurance/Web.com)

(Voor de EER relevante tekst)

(2021/C 40/01)

Op 29 januari 2021 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32021M10085. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


5.2.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 40/2


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.9679 — United Group/Bulgarian Telecommunications Company)

(Voor de EER relevante tekst)

(2021/C 40/02)

Op 3 april 2020 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32020M9679. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

5.2.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 40/3


Wisselkoersen van de euro (1)

4 februari 2021

(2021/C 40/03)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,1996

JPY

Japanse yen

126,24

DKK

Deense kroon

7,4367

GBP

Pond sterling

0,87693

SEK

Zweedse kroon

10,1358

CHF

Zwitserse frank

1,0818

ISK

IJslandse kroon

156,10

NOK

Noorse kroon

10,3380

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

25,895

HUF

Hongaarse forint

355,59

PLN

Poolse zloty

4,4941

RON

Roemeense leu

4,8755

TRY

Turkse lira

8,5490

AUD

Australische dollar

1,5727

CAD

Canadese dollar

1,5358

HKD

Hongkongse dollar

9,3003

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,6666

SGD

Singaporese dollar

1,6025

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 341,26

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

18,0297

CNY

Chinese yuan renminbi

7,7542

HRK

Kroatische kuna

7,5715

IDR

Indonesische roepia

16 838,85

MYR

Maleisische ringgit

4,8686

PHP

Filipijnse peso

57,668

RUB

Russische roebel

90,6192

THB

Thaise baht

36,060

BRL

Braziliaanse real

6,4285

MXN

Mexicaanse peso

24,2904

INR

Indiase roepie

87,4345


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


5.2.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 40/4


Advies van het Adviescomite voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht tijdens zijn bijeenkomst van 23 september 2020 van 10.30 tot 13.00 uur (CEST (1)) betreffende een ontwerpbesluit in Zaak AT.40299 — Sluitinrichtingen

Rapporteur: Slovenië

(Voor de EER relevante tekst)

(2021/C 40/04)

1.   

Het Adviescomité (acht lidstaten) is het met de Commissie eens dat de beide reeksen gedragingen die aan de orde zijn in het ontwerpbesluit twee afzonderlijke en voortdurende inbreuken vormen die bestaan in mededingingsbeperkende overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen tussen ondernemingen die ertoe strekken de mededinging te beperken in de zin van artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst.

2.   

Het Adviescomité is het eens met de beoordeling die de Commissie in het ontwerpbesluit heeft gemaakt van de omvang van de productmarkt en de geografische markt voor de afzonderlijke en voortdurende inbreuken.

3.   

Het Adviescomité is het eens met de beoordeling van de Commissie wat betreft de duur van de inbreuken.

4.   

Het Adviescomité is het met het ontwerpbesluit van de Commissie eens wat de adressaten met betrekking tot de inbreuken betreft.

5.   

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat moet worden gelast de inbreuken te beëindigen en dat een geldboete moet worden opgelegd aan de adressaten van het ontwerpbesluit voor de inbreuken waarbij zij betrokken waren.

6.   

Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat betreft de berekening van de geldboeten op basis van de richtsnoeren van 2006 met betrekking tot de methode van vaststelling van geldboeten die ingevolge artikel 23, lid 2, punt a), van Verordening (EG) nr. 1/2003 worden opgelegd.

7.   

Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat betreft de op grond van de clementieregeling van 2006 en de mededeling betreffende schikkingsprocedures van 2008 toegekende boetekorting.

8.   

Het Adviescomité is het met de Commissie eens over de definitieve bedragen van de geldboete.

9.   

Het Adviescomité beveelt aan dat zijn advies wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


(1)  Midden-Europese zomertijd (Brusselse tijd).


5.2.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 40/5


Eindverslag van de raadadviseur-auditeur (1)

Zaak AT.40299 — Sluitinrichtingen

(Voor de EER relevante tekst)

(2021/C 40/05)

Het ontwerpbesluit, dat is gericht aan Magna (2), Brose (3) en Kiekert (4) (hierna gezamenlijk “de partijen” genoemd), heeft betrekking op twee afzonderlijke en voortdurende inbreuken op artikel 101 VWEU en artikel 53 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (hierna “de EER-Overeenkomst” genoemd) die het grondgebied van de EER bestrijken.

De twee inbreuken worden omschreven als overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen waarbij de partijen hun gedragingen hebben gecoördineerd met betrekking tot de prijsbepaling en waarbij zij commercieel gevoelige informatie hebben uitgewisseld met het oog op de vermindering van de onzekerheid op mededingingsvlak wat betreft de verkoop van deurmodules en ruitbedieningssystemen (eerste inbreuk) en sluitingen en schootplaten (tweede inbreuk) aan bepaalde fabrikanten van personenauto’s in de EER (5). In het ontwerpbesluit wordt vastgesteld dat Magna betrokken was bij beide inbreuken, terwijl Brose alleen bij de eerste inbreuk betrokken was en Kiekert alleen bij de tweede inbreuk.

Op 9 juli 2019 heeft de Commissie de procedure van artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 773/2004 (6)ingeleid tegen de partijen.

Na schikkingsgesprekken (7)en na indiening van verklaringen met het oog op een schikking (8)overeenkomstig artikel 10 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 773/2004 heeft de Commissie op 30 juni 2020 een mededeling van punten van bezwaar (hierna “de mededeling van punten van bezwaar” genoemd) aan de partijen gericht.

In hun respectieve antwoorden op de mededeling van punten van bezwaar hebben de partijen, overeenkomstig artikel 10 bis, lid 3, van Verordening (EG) nr. 773/2004, elk bevestigd dat de mededeling van punten van bezwaar de inhoud van hun verklaringen weergeeft en dat het hun vaste wil bleef om de schikkingsprocedure te volgen.

Overeenkomstig artikel 16 van Besluit 2011/695/EU heb ik onderzocht of het ontwerpbesluit alleen punten van bezwaar behandelt ten aanzien waarvan de partijen in de gelegenheid zijn gesteld hun standpunten kenbaar te maken. Ik ben tot de conclusie gekomen dat dit inderdaad het geval is.

Gezien het bovenstaande, en gezien het feit dat de partijen mij geen verzoeken of klachten hebben doen toekomen (9), ben ik van mening dat de daadwerkelijke uitoefening van de procedurele rechten van alle partijen bij de procedure in deze zaak is geëerbiedigd.

Gedaan te Brussel, 24 september 2020.

Wouter WILS


(1)  Opgesteld overeenkomstig de artikelen 16 en 17 van Besluit 2011/695/EU van de voorzitter van de Europese Commissie van 13 oktober 2011 betreffende de functie en het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures (PB L 275 van 20.10.2011, blz. 29).

(2)  Magna International Inc., Magna Closures S.p.A., Magna Mirrors Holding GmbH en MAGNA International Europe GmbH (hierna gezamenlijk “Magna” genoemd).

(3)  Brose Beteiligungs-Kommanditgesellschaft, Coburg, Brose Beteiligungs-Kommanditgesellschaft II, Coburg, Brose Fahrzeugteile SE & Co. Kommanditgesellschaft, Bamberg (voorheen Brose Fahrzeugteile GmbH & Co. Kommanditgesellschaft, Bamberg), Brose Fahrzeugteile SE & Co. Kommanditgesellschaft, Coburg (voorheen Brose Fahrzeugteile GmbH & Co. Kommanditgesellschaft, Coburg) en Brose Verwaltung SE, Coburg (voorheen Brose Verwaltungsgesellschaft mbH, Coburg) (hierna gezamenlijk “Brose” genoemd).

(4)  Kiekert AG (hierna “Kiekert” genoemd).

(5)  De eerste inbreuk vond plaats van 12 augustus 2010 tot en met 21 februari 2011; de tweede inbreuk vond plaats van 15 juni 2009 tot en met 7 mei 2012.

(6)  Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie van 7 april 2004 betreffende procedures van de Commissie op grond van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 18).

(7)  De schikkingsgesprekken hebben tussen 10 september 2019 en 26 maart 2020 plaatsgevonden.

(8)  De partijen hebben tussen 7 en 17 april 2020 hun formele schikkingsverzoeken ingediend.

(9)  Op grond van artikel 15, lid 2, van Besluit 2011/695/EU kunnen partijen bij procedures in kartelzaken die, overeenkomstig artikel 10 bis van Verordening (EG) nr. 773/2004, schikkingsgesprekken aangaan, in elk stadium van de schikkingsprocedure een beroep doen op de raadadviseur-auditeur om ervoor te zorgen dat zij hun procedurele rechten daadwerkelijk kunnen uitoefenen. Zie ook punt 18 van Mededeling 2008/C167/01 van de Commissie betreffende schikkingsprocedures met het oog op de vaststelling van besluiten op grond van de artikelen 7 en 23 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad in kartelzaken (PB C 167 van 2.7.2008, blz. 1).


5.2.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 40/7


Samenvatting van het besluit van de Commissie

van 29 september 2020

inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-Overeenkomst

(Zaak AT. 40299 — Sluitinrichtingen)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 6486)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2021/C 40/06)

Op 29 september 2020 heeft de Commissie een besluit vastgesteld inzake procedures op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-Overeenkomst. Overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 (1) van de Raad publiceert de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van het besluit, waaronder de opgelegde sancties, rekening houdende met het rechtmatige belang van de ondernemingen inzake de bescherming van hun bedrijfsgeheimen.

1.   INLEIDING

1)

Op 29 september 2020 heeft de Commissie een besluit vastgesteld inzake twee afzonderlijke en voortdurende inbreuken op artikel 101 van het Verdrag en op artikel 53 van de EER-Overeenkomst.

2)

De eerste inbreuk bestond in prijscoördinatie en de uitwisseling van commercieel gevoelige informatie met het oog op de vermindering van de onzekerheid op mededingingsvlak wat betreft de verkoop van deurmodules en ruitbedieningssystemen voor een bepaald model personenauto in de Europese Economische Ruimte (“EER”). De eerste inbreuk vond plaats van 12 augustus 2010 tot en met 21 februari 2011.

3)

De tweede inbreuk bestond in prijscoördinatie en de uitwisseling van commercieel gevoelige informatie met het oog op de vermindering van de onzekerheid op mededingingsvlak wat betreft de verkoop van sluitingen en schootplaten met betrekking tot bepaalde fabrikanten van personenauto’s in de EER. De tweede inbreuk vond plaats van 15 juni 2009 tot en met 7 mei 2012.

4)

Dit besluit heeft derhalve betrekking op de levering van sluitinrichtingen voor personenauto’s. Sluitinrichtingen zijn bedoeld om de toegang tot een voertuig te handhaven en te controleren en om de deuren, hefdeuren, kofferruimte, motorkap en ruiten op betrouwbare wijze te openen en te sluiten om het voertuig en de inzittenden te beschermen. Sluitinrichtingen omvatten diverse onderdelen, zoals sluitingen, schootplaten, ruitbedieningssystemen en deurmodules.

5)

Sluitingen en schootplaten worden gebruikt om zij- en schuifdeuren, achterlaadbakken en kofferruimten te vergrendelen.

6)

Ruitbedieningssystemen zijn handmatige of elektronische inrichtingen om de ruiten in de voor- en achterdeuren van voertuigen automatisch omhoog te brengen of te laten zakken. Naargelang van de voorkeuren van de afnemer, kan de ruitbediening in deurmodules worden geïntegreerd of afzonderlijk worden aangekocht.

7)

Een deurmodule is een samenstel van onderdelen dat de elektronische en mechanische functies van de deur bedient. Het bestaat uit een drager met rubberen afdichtingen waarop diverse deuronderdelen, zoals het ruitbedieningssysteem, de elektrische motor van de zijspiegel, de bedrading, de luidspreker, de binnenkabel om de deursluiting te ontgrendelen, een sluiting en diverse schakelaars worden gemonteerd, die samen een “cassette” vormen.

8)

Dit besluit is gericht tot de volgende rechtspersonen, die deel uitmaken van de volgende ondernemingen (de “partijen”):

MAGNA: Magna International Inc., Magna Closures S.p.A., Magna Mirrors Holding GmbH en MAGNA International Europe GmbH

BROSE: Brose Beteiligungs-Kommanditgesellschaft, Coburg, Brose Beteiligungs-Kommanditgesellschaft II, Coburg, Brose Fahrzeugteile SE & Co. Kommanditgesellschaft, Bamberg (2), Brose Fahrzeugteile SE & Co. Kommanditgesellschaft, Coburg (3) en Brose Verwaltung SE, Coburg (4)

KIEKERT: Kiekert AG.

2.   BESCHRIJVING VAN DE ZAAK

2.1.   De procedure

9)

MAGNA heeft op 5 mei 2015 een verzoek om immuniteit ingediend overeenkomstig de clementieregeling van 2006 (5) met betrekking tot heimelijke contacten in verband met de leveringen van bepaalde auto-onderdelen aan autofabrikanten in de EER. Na onaangekondigde inspecties heeft KIEKERT op 29 maart 2016 om immuniteit tegen of, subsidiair, een vermindering van de geldboeten op grond van de clementieregeling verzocht. Op 11 april 2016 heeft BROSE om immuniteit tegen of, subsidiair, een vermindering van de geldboeten op grond van de clementieregeling verzocht.

10)

Op 9 juli 2019 heeft de Commissie ten aanzien van de partijen de procedure van artikel 11, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1/2003 ingeleid met het oog op het aangaan van schikkingsgesprekken. Tussen september 2019 en maart 2020 hebben schikkingsvergaderingen en -contacten tussen de Commissie en elke partij plaatsgevonden. Vervolgens hebben alle partijen hun formeel verzoek tot schikking ingediend overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 773/2004 (6).

11)

Op 30 juni 2020 heeft de Commissie een aan de partijen gerichte mededeling van punten van bezwaar aangenomen. Alle partijen hebben op de mededeling van punten van bezwaar geantwoord en bevestigd dat de inhoud ervan in overeenstemming was met hun verklaringen met het oog op een schikking en dat zij nog steeds bereid waren de schikkingsprocedure te volgen.

12)

Het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities heeft op 23 september 2020 een gunstig advies uitgebracht.

2.2.   Samenvatting van de inbreuken

13)

Dit besluit betreft twee afzonderlijke en voortdurende bilaterale inbreuken:

a)

De eerste inbreuk betreft prijscoördinatie en de uitwisseling van commercieel gevoelige informatie tussen MAGNA en BROSE wat betreft de levering van deurmodules en ruitbedieningssystemen voor de modellen A205, C205, S205 en W205 van personenwagens van klasse C (hierna “BR205” genoemd) aan Daimler.

b)

De tweede inbreuk betreft prijscoördinatie en de uitwisseling van commercieel gevoelige informatie tussen MAGNA en KIEKERT wat betreft de levering van sluitingen en schootplaten voor personenwagens aan BMW en Daimler; voor Daimler uitsluitend met betrekking tot de levering van G/GN/GL2-sluitingen en -schootplaten via het gezamenlijke inkoopinitiatief “Industriebaukasten” (“IBK”) tussen Daimler en BMW (hierna “IBK-verkoop” genoemd).

2.2.1.   Inbreuk MAGNA — BROSE

14)

Het doel van de eerste inbreuk was de bestaande handel in deurmodules en ruitbedieningssystemen van elke partij met Daimler in stand te houden, een prijzenoorlog te voorkomen die de geldende prijsniveaus voor de levering van deurmodules en ruitbedieningssytemen zou aantasten en nieuwe leveringen van die producten te verdelen over de partijen in het kader van het bod dat in juli 2010 was uitgebracht. De inbreuk bestreek de EER.

15)

In de loop van de inschrijvingsprocedure besliste BROSE de afspraken over de prijzen en de verdeling van de opdracht naast zich neer te leggen en in plaats daarvan een inschrijving in te dienen om de volledige opdracht te winnen. Zij bleef tegenover MAGNA echter voorwenden dat zij de afspraken met MAGNA over de prijzen en de verdeling van de opdracht nog steeds nakwam. BROSE won de volledige opdracht.

2.2.2.   Inbreuk MAGNA — KIEKERT

16)

Het doel van de tweede inbreuk was de bestaande handel in sluitingen en schootplaten van elke partij met BMW te beschermen en in stand te houden en een prijzenoorlog te voorkomen die de geldende prijsniveaus voor deze leveringen zou aantasten. In dat verband wilden de partijen de levering van sluitingen en schootplaten voor personenauto’s aan BMW en aan Daimler voor IBK-verkoop verdelen. De inbreuk bestreek de EER.

2.2.3.   Duur

17)

De duur van de deelname van elke partij aan de inbreuken was als volgt:

Inbreuk

Onderneming

Begin

Einde

I

MAGNA

12.8.2010

21.2.2011

BROSE

12.8.2010

21.2.2011

II

MAGNA

15.9.2009

7.5.2012

KIEKERT

15.9.2009

7.5.2012

2.3.   Adressaten

2.3.1.   MAGNA

18)

De hoofdelijke aansprakelijkheid voor de eerste inbreuk wordt toegeschreven aan Magna Closures S.p.A., Magna Mirrors Holding GmbH en MAGNA International Europe GmbH (wegens hun directe betrokkenheid) en aan Magna International Inc. (als moedermaatschappij van Magna Closures S.p.A., Magna Mirrors Holding GmbH en MAGNA International Europe GmbH) van 12 augustus 2010 tot en met 21 februari 2011.

19)

De hoofdelijke aansprakelijkheid voor de tweede inbreuk wordt toegeschreven aan Magna Closures S.p.A. en Magna Mirrors Holding GmbH (wegens hun directe betrokkenheid) en aan Magna International Inc. (als moedermaatschappij van Magna Closures S.p.A. en Magna Mirrors Holding GmbH) van 15 juni 2009 tot en met 7 mei 2012.

2.3.2.   BROSE

20)

De hoofdelijke aansprakelijkheid voor de eerste inbreuk wordt toegeschreven aan Brose Fahrzeugteile SE & Co. Kommanditgesellschaft, Bamberg, Brose Fahrzeugteile SE & Co. Kommanditgesellschaft, Coburg en Brose Verwaltung SE, Coburg (wegens hun directe betrokkenheid) en Brose Beteiligungs-Kommanditgesellschaft, Coburg en Brose Beteiligungs-Kommanditgesellschaft II, Coburg (als moedermaatschappijen van Brose Fahrzeugteile SE & Co. Kommanditgesellschaft, Bamberg, Brose Fahrzeugteile SE & Co. Kommanditgesellschaft, Coburg, Brose Verwaltung SE, Coburg) van 12 augustus 2010 tot en met 21 februari 2011.

2.3.3.   KIEKERT

21)

De hoofdelijke aansprakelijkheid voor de tweede inbreuk wordt toegeschreven aan Kiekert AG, wegens haar directe betrokkenheid, van 15 juni 2009 tot en met 7 mei 2012.

2.4.   Sancties

22)

In het besluit worden de richtsnoeren boetetoemeting van 2006 (7) toegepast.

2.4.1.   Basisbedrag van de geldboete

23)

Bij de eerste inbreuk werd de verkoopwaarde berekend op basis van de verkoop van BR205-deurmodules en -ruitbedieningssystemen vanaf de start van de leveringsperiode tot en met 2019 (het laatste volledige boekjaar voorafgaand aan de vaststelling van het definitieve besluit). Aangezien Magna geen relevante verkoop had, werd voor haar een fictieve verkoopwaarde berekend en vastgesteld op 50 % van de verkoopwaarde van BROSE.

24)

Bij de tweede inbreuk werd de verkoopwaarde berekend op basis van de verkoop van sluitingen en schootplaten aan BMW en Daimler (voor Daimler in het kader van het IBK-project) in de EER gedurende het laatste volledige boekjaar van de inbreuk (2011).

25)

Gelet op de aard van de inbreuken en de geografische omvang ervan, wordt het percentage van het variabele bedrag van de geldboeten en het additionele bedrag (“entry fee”) vastgesteld op 16 % van de waarde van de verkopen voor elke inbreuk.

26)

Het variabele bedrag wordt vermenigvuldigd met het aantal jaren of fracties van het jaar van de individuele deelname van de partijen aan de inbreuken, teneinde ten volle rekening te houden met de feitelijke duur van de deelname van elke partij aan de inbreuken afzonderlijk. De multiplicator voor de duur wordt berekend op basis van kalenderdagen.

2.4.2.   Aanpassingen van het basisbedrag

27)

In deze zaak zijn er geen verzwarende of verzachtende omstandigheden.

28)

MAGNA had in 2019 een jaarlijkse wereldwijde omzet van 35,22 miljard EUR. Op MAGNA wordt een specifieke afschrikkingsfactor van 1,1 toegepast om rekening te houden met haar bijzonder hoge omzet.

2.4.3.   Toepassing van het 10 %-omzetplafond

29)

Geen enkele van de berekende geldboeten overschrijdt 10 % van de mondiale omzet van de desbetreffende onderneming in 2019.

2.4.4.   Toepassing van de clementieregeling van 2006: boetekorting

30)

MAGNA verstrekte als eerste onderneming inlichtingen en bewijsmateriaal die aan de voorwaarden van punt 8, onder a), van de clementieregeling van 2006 voldeden bij beide inbreuken. Daarom wordt aan MAGNA immuniteit verstrekt tegen boetes voor beide inbreuken.

31)

BROSE voldeed bovendien als eerste onderneming aan de vereisten van de punten 24 en 25 van de clementieregeling van 2006 wat de eerste inbreuk betrof en kreeg een boeteverlaging van 35 %.

32)

KIEKERT voldeed als eerste onderneming aan de vereisten van de punten 24 en 25 van de clementieregeling van 2006 wat de tweede inbreuk betrof en kreeg een boeteverlaging van 40 %. Kiekert verstrekte als eerste partij overtuigend bewijs op grond waarvan de Commissie de duur van de tweede vermoede inbreuk kon terugvoeren tot 15 juni 2009 en op grond waarvan zij de begindatum van de inbreuk kon vaststellen. Overeenkomstig punt 26 van de clementieregeling van 2006 wordt er geen rekening gehouden met de periode van 15 juni 2009 tot 4 oktober 2010 bij het bepalen van de boete voor KIEKERT voor de tweede inbreuk.

2.4.5.   Toepassing van de mededeling betreffende schikkingsprocedures

33)

Op grond van de toepassing van de mededeling betreffende schikkingsprocedures wordt het bedrag van de geldboeten die aan elke partij worden opgelegd, met 10 % verlaagd. Die verlaging kwam bovenop hun clementiekorting.

3.   Conclusie

34)

Krachtens artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003 zijn de volgende geldboetes opgelegd:

Voor de eerste inbreuk:

a)

aan Magna International Inc., Magna Closures S.p.A., Magna Mirrors Holding GmbH en MAGNA International Europe GmbH, hoofdelijk aansprakelijk: 0 EUR;

b)

aan Brose Beteiligungs-Kommanditgesellschaft, Coburg, Brose Beteiligungs-Kommanditgesellschaft II, Coburg, Brose Verwaltung SE, Coburg, Brose Fahrzeugteile SE & Co. Kommanditgesellschaft, Bamberg en Brose Fahrzeugteile SE & Co. Kommanditgesellschaft, Coburg, hoofdelijk aansprakelijk: 3 225 000 EUR.

Voor de tweede inbreuk:

a)

aan Magna International Inc., Magna Closures S.p.A. en Magna Mirrors Holding GmbH, hoofdelijk aansprakelijk: 0 EUR;

b)

aan Kiekert AG: 14 971 000 EUR.


(1)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 411/2004 (PB L 68 van 6.3.2004, blz. 1).

(2)  De rechtspersoon heette vroeger Brose Fahrzeugteile GmbH & Co. Kommanditgesellschaft, Bamberg.

(3)  De rechtspersoon heette vroeger Brose Fahrzeugteile GmbH & Co. Kommanditgesellschaft, Coburg.

(4)  De rechtspersoon heette vroeger Brose Verwaltungsgesellschaft mbH, Coburg.

(5)  PB C 298 van 8.12.2006, blz. 17.

(6)  PB L 123 van 27.4.2004, blz. 18.

(7)  PB C 210 van 1.9.2006, blz. 2.


V Bekendmakingen

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

Europese Commissie

5.2.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 40/12


Bericht van opening van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek van de compenserende maatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde regenboogforel van oorsprong uit de Republiek Turkije

(2021/C 40/07)

De Europese Commissie (“de Commissie”) heeft een verzoek ontvangen om een tussentijds nieuw onderzoek als bedoeld in artikel 19 van Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) (“de antisubsidiebasisverordening”).

1.   Verzoek om een nieuw onderzoek

Het verzoek om een nieuw onderzoek werd ingediend door Selina Balik Isleme Tesis Ithalat Ihracat ve Ticaret Anonim Sirketi (“de indiener van het verzoek”), een producent-exporteur uit de Republiek Turkije (“het betrokken land”).

Het verzoek om een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek heeft uitsluitend betrekking op subsidiëring met betrekking tot de indiener van het verzoek.

2.   Onderzocht product

Dit nieuwe onderzoek heeft betrekking op regenboogforel (Oncorhynchus mykiss)

levend, wegende 1,2 kg of minder per stuk, of

vers, gekoeld, bevroren en/of gerookt:

in gehele staat (met kop (“with heads on”)), ook indien ontdaan van kieuwen (“whether or not gilled”), ook indien ontdaan van ingewanden (“whether or not gutted”), wegende 1,2 kg of minder per stuk, of

ontdaan van de kop (“heads off”), ook indien ontdaan van kieuwen, ook indien ontdaan van ingewanden, wegende 1 kg of minder per stuk, dan wel

in de vorm van filets, wegende 400 g of minder per stuk,

van oorsprong uit Turkije en momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 0301 91 90, ex 0302 11 80, ex 0303 14 90, ex 0304 42 90, ex 0304 82 90 en ex 0305 43 00 (Taric-codes 0301919011, 0302118011, 0303149011, 0304429010, 0304829010 en 0305430011) (“het onderzochte product”).

3.   Bestaande maatregelen

Momenteel is een definitief compenserend recht van toepassing dat is ingesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/309 van de Commissie (2) (“de oorspronkelijke verordening”). Het onderzoek dat tot de oorspronkelijke verordening heeft geleid, wordt aangeduid als “het oorspronkelijke onderzoek”. Op 4 juni 2018 heeft de Commissie de maatregelen gehandhaafd naar aanleiding van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek naar subsidiëring van alle producenten-exporteurs, in het kader waarvan zij heeft vastgesteld dat de constante wijzigingen bij de uitvoering van rechtstreekse subsidies niet konden worden geacht van blijvende aard te zijn (3). Op 15 mei 2020 heeft de Commissie, naar aanleiding van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek dat uitsluitend betrekking had op de subsidiëring van één Turkse producent-exporteur, vastgesteld dat de omstandigheden met betrekking tot de subsidiëring ingrijpend waren gewijzigd en dat de daling van de rechtstreekse subsidies in het geval van de producent-exporteur BAFA Su Ürünleri Yavru Üretim Merkezi Sanayi Ticaret AŞ van blijvende aard is, en zij heeft het voor hem geldende recht dienovereenkomstig aangepast (4).

Op 27 februari 2020 heeft de Commissie een bericht van opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de antisubsidiemaatregelen die van toepassing zijn op het onderzochte product, bekendgemaakt (5). Zolang dit nieuwe onderzoek niet is afgesloten, blijven de maatregelen van kracht.

4.   Motivering van het nieuwe onderzoek

De indiener van het verzoek voert aan dat de omstandigheden inzake subsidiëring op grond waarvan de bestaande maatregelen ten aanzien van hem werden ingesteld, zijn gewijzigd en dat deze wijzigingen in zijn geval van blijvende aard zijn.

Volgens hem is het in zijn specifieke geval niet langer noodzakelijk de maatregelen op het huidige niveau te handhaven om de gevolgen van de schade veroorzakende subsidiëring te kunnen compenseren. Hij geeft aan tijdens het onderzoektijdvak van het oorspronkelijke onderzoek, dat wil zeggen van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013, voor de duur van één jaar een leaseovereenkomst te zijn aangegaan op grond waarvan zijn gehele bedrijf (installaties, personeel en bestaande contracten) met ingang van 15 oktober 2013 werd overgedragen aan de lessor, Ternaeben Gida ve Su Ürünleri Ithalat ve Ihracat Sanayi Ticaret AŞ. Daardoor was hij tijdens het oorspronkelijke onderzoek niet in staat in eigen naam aan de procedure deel te nemen. Zijn gegevens waren echter verwerkt in de gegevens van de lessor, die heeft meegewerkt aan het oorspronkelijke onderzoek en waarvoor een ondernemingsspecifiek subsidiebedrag en een ondernemingsspecifiek recht werden berekend. Na het verstrijken van de leaseovereenkomst op 15 oktober 2014 gold voor de indiener van het verzoek het compenserend recht van 9,5 % voor “Alle andere ondernemingen”, dat van toepassing was op alle ondernemingen die niet in de bijlage bij de oorspronkelijke verordening werden vermeld. De indiener van het verzoek voert aan dat het verstrijken van de leaseovereenkomst een ingrijpende wijziging van de omstandigheden als bedoeld in artikel 19, lid 4, van de antisubsidiebasisverordening vormt vergeleken met de situatie zoals die tijdens het onderzoektijdvak van het oorspronkelijke onderzoek bestond, en dat deze wijziging van blijvende aard is.

Daarnaast is volgens de indiener van het verzoek het bedrag van de door hem ontvangen subsidie gezakt tot ruim onder het momenteel voor hem geldende recht. Deze daling was het gevolg van veranderingen in de structuur en de uitvoeringsmodaliteiten van de rechtstreekse subsidies die door de Turkse overheid aan de producenten van het onderzochte product per geproduceerde kilogram worden toegekend, wat gevolgen heeft voor de situatie van de indiener van het verzoek.

In het licht van het bovenstaande is de Commissie van oordeel dat er voldoende bewijsmateriaal is waaruit blijkt dat de omstandigheden inzake subsidiëring in het geval van de indiener van het verzoek ingrijpend zijn gewijzigd en dat deze wijzigingen van blijvende aard zijn, zodat de maatregelen opnieuw moeten worden onderzocht.

De Commissie behoudt zich het recht voor een onderzoek in te stellen naar andere relevante subsidiepraktijken die uit het onderzoek zouden kunnen blijken.

5.   Procedure

Daar de Commissie na kennisgeving aan de lidstaten tot de conclusie is gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal is om de opening van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek te rechtvaardigen dat uitsluitend betrekking heeft op subsidiëring met betrekking tot de indiener van het verzoek, opent zij hierbij overeenkomstig artikel 19, lid 1, van de antisubsidiebasisverordening een nieuw onderzoek. Het nieuwe onderzoek heeft tot doel de subsidiemarge voor de indiener van het verzoek te bepalen die resulteert uit de subsidiepraktijken waarvan wordt vastgesteld dat zij hem begunstigen.

Op grond van het nieuwe onderzoek kan het noodzakelijk blijken het recht dat geldt ten aanzien van de invoer van het onderzochte product van oorsprong uit Turkije, voor de indiener van het verzoek te wijzigen. De Commissie is niet voornemens andere subsidiepercentages dan die welke gelden voor de indiener van het verzoek in voorkomend geval te wijzigen naar aanleiding van dit gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek.

Belanghebbenden die van oordeel zijn dat de toepasselijke maatregelen opnieuw moeten worden onderzocht, kunnen evenwel een verzoek om een nieuw onderzoek indienen op grond van artikel 19, lid 1, van de antisubsidiebasisverordening.

De overheid van de Republiek Turkije is overeenkomstig artikel 10, lid 7, van de antisubsidiebasisverordening uitgenodigd voor overleg.

Bij Verordening (EU) 2018/825 van het Europees Parlement en de Raad (6) (het moderniseringspakket voor de handelsbeschermingsinstrumenten), die op 8 juni 2018 in werking is getreden, zijn de eerder in het kader van antisubsidieprocedures geldende tijdschema’s en uiterste termijn gewijzigd. Derhalve verzoekt de Commissie de belanghebbenden de in dit bericht alsmede in latere mededelingen van de Commissie vastgelegde procedurele stappen en uiterste termijnen in acht te nemen.

De Commissie wijst de partijen er ook op dat na de uitbraak van COVID-19 een mededeling (7) is bekendgemaakt over de gevolgen van de uitbraak van COVID-19 voor antidumping- en antisubsidieonderzoeken, die van toepassing kan zijn op deze procedure.

5.1.   Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Het nieuwe onderzoek heeft betrekking op de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2020 (“het tijdvak van het nieuwe onderzoek”).

5.2.   Vragenlijsten

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig acht, zal de Commissie de indiener van het verzoek en de autoriteiten van het betrokken land een vragenlijst toezenden. Deze informatie en het bewijsmateriaal ter onderbouwing daarvan moeten uiterlijk 37 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie in het bezit van de Commissie zijn.

Een exemplaar van de bovengenoemde vragenlijst is beschikbaar in het dossier voor inzage door belanghebbenden en op de website van DG Handel (https://trade.ec.europa.eu/tdi/case_details.cfm?id=2510).

5.3.   Belanghebbenden

Partijen kunnen alleen als belanghebbende meewerken aan het onderzoek vanaf het moment waarop zij contact opnemen met de Commissie, en op voorwaarde dat er een objectieve band is tussen hun activiteiten en het onderzochte product. Beschouwd worden als een belanghebbende laat de toepassing van artikel 28 van de antisubsidiebasisverordening onverlet.

Het dossier voor inzage door belanghebbenden is toegankelijk via het platform TRON.tdi (https://webgate.ec.europa.eu/tron/TDI). Volg de instructies op die pagina om toegang te krijgen.

5.4.   Andere schriftelijke opmerkingen

Alle belanghebbenden wordt verzocht om onder de voorwaarden van dit bericht hun standpunt kenbaar te maken en informatie en bewijsmateriaal in te dienen. Tenzij anders aangegeven, moeten deze informatie en het bewijsmateriaal uiterlijk 37 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie in het bezit van de Commissie zijn. Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig acht, kan de Commissie vragenlijsten toesturen aan de belanghebbenden die zich kenbaar hebben gemaakt.

5.5.   Mogelijkheid om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord

Alle belanghebbenden kunnen een verzoek indienen om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord. Het verzoek om te worden gehoord moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed, alsook een samenvatting bevatten van wat de belanghebbende tijdens de hoorzitting wenst te bespreken. De hoorzitting zal worden beperkt tot de punten die vooraf schriftelijk door de belanghebbenden zijn aangedragen.

In beginsel worden hoorzittingen niet gebruikt om feitelijke informatie te presenteren die nog niet in het dossier is opgenomen. Desalniettemin kan de belanghebbenden, uit het oogpunt van behoorlijk bestuur en om de diensten van de Commissie in staat te stellen vooruitgang in het onderzoek te boeken, na een hoorzitting worden opgedragen nieuwe feitelijke informatie te verstrekken.

5.6.   Instructies voor schriftelijke opmerkingen en de verzending van ingevulde vragenlijsten en correspondentie

Informatie die aan de Commissie wordt verstrekt in het kader van handelsbeschermingsonderzoeken, moet vrij zijn van auteursrechten. Alvorens aan de Commissie informatie en/of gegevens te verstrekken die onderworpen zijn aan het auteursrecht van derden, moeten belanghebbenden de houder van het auteursrecht specifiek verzoeken de Commissie uitdrukkelijk toestemming te verlenen om a) voor deze handelsbeschermingsprocedure gebruik te maken van de informatie en gegevens en b) de informatie en/of gegevens te verstrekken aan belanghebbenden in dit onderzoek, in een vorm die hun de mogelijkheid biedt hun recht van verweer uit te oefenen.

Alle schriftelijke opmerkingen (met inbegrip van de in dit bericht gevraagde informatie), ingevulde vragenlijsten en correspondentie die door de belanghebbenden worden verstrekt en waarvoor om een vertrouwelijke behandeling wordt verzocht, moeten zijn voorzien van de vermelding “Sensitive” (8). Belanghebbenden die in de loop van dit onderzoek informatie indienen, wordt verzocht hun verzoek om vertrouwelijke behandeling met redenen te omkleden.

Belanghebbenden die informatie met de vermelding “Sensitive” verstrekken, moeten hiervan krachtens artikel 29, lid 2, van de antisubsidiebasisverordening een niet-vertrouwelijke samenvatting indienen, voorzien van de vermelding “For inspection by interested parties”. Deze samenvatting moet gedetailleerd genoeg zijn om een redelijk inzicht te verschaffen in de wezenlijke inhoud van de als vertrouwelijk verstrekte informatie.

Als een belanghebbende die vertrouwelijke informatie verstrekt, geen geldige redenen voor het verzoek om een vertrouwelijke behandeling aanvoert of geen niet-vertrouwelijke samenvatting daarvan indient met de vereiste vorm en inhoud, kan de Commissie deze informatie buiten beschouwing laten, tenzij aan de hand van geëigende bronnen aannemelijk wordt gemaakt dat de informatie juist is.

Belanghebbenden wordt verzocht alle opmerkingen en verzoeken, met inbegrip van gescande volmachten en certificaten, via het platform TRON.tdi (https://tron.trade.ec.europa.eu/tron/TDI) in te dienen. Door het platform TRON.tdi of e-mail te gebruiken, stemmen belanghebbenden in met de geldende voorschriften inzake elektronisch ingediende opmerkingen, die zijn vervat in het document “Correspondentie met de Europese Commissie in handelsbeschermingszaken” op de website van het directoraat-generaal Handel (https://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2014/june/tradoc_152578.pdf). Belanghebbenden moeten hun naam, adres, telefoonnummer en een geldig e-mailadres vermelden en ervoor zorgen dat het verstrekte e-mailadres een actief, officieel en zakelijk e-mailadres is dat elke dag wordt gecontroleerd. Zodra contactgegevens zijn verstrekt, verloopt de communicatie van de Commissie met belanghebbenden uitsluitend via het platform TRON.tdi of per e-mail, tenzij zij uitdrukkelijk verzoeken alle documenten van de Commissie via een ander communicatiemiddel te ontvangen of het document wegens de aard ervan per aangetekend schrijven moet worden verzonden. Voor nadere voorschriften en informatie over de correspondentie met de Commissie, met inbegrip van de beginselen die van toepassing zijn op via het platform TRON.tdi of per e-mail verzonden opmerkingen, moeten belanghebbenden de genoemde instructies voor de communicatie met belanghebbenden raadplegen.

Correspondentieadres van de Commissie:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat G

Kamer CHAR 04/039

1049 Brussel

BELGIË

TRON.tdi: https://tron.trade.ec.europa.eu/tron/tdi

E-mailadres: TRADE-R735-TROUT@ec.europa.eu

6.   Tijdschema voor het onderzoek

Het onderzoek wordt overeenkomstig artikel 22, lid 1, van de antisubsidiebasisverordening uiterlijk 15 maanden na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie afgesloten.

7.   Mogelijkheid om opmerkingen te maken over door andere belanghebbenden ingediende informatie

Om het recht van verweer te waarborgen, moeten belanghebbenden de mogelijkheid hebben om opmerkingen te maken over de door andere belanghebbenden ingediende informatie. Daarbij mogen zij alleen ingaan op kwesties die in de door andere belanghebbenden ingediende informatie worden vermeld en mogen zij geen nieuwe kwesties aan de orde stellen.

Opmerkingen over de informatie die door andere belanghebbenden is verstrekt naar aanleiding van de mededeling van de definitieve bevindingen moeten, tenzij anders aangegeven, uiterlijk vijf dagen na het verstrijken van de termijn voor het maken van opmerkingen over de definitieve bevindingen worden ingediend. In geval van een aanvullende mededeling van de definitieve bevindingen moeten opmerkingen van andere belanghebbenden naar aanleiding van deze aanvullende mededeling, tenzij anders aangegeven, uiterlijk één dag na het verstrijken van de termijn voor het maken van opmerkingen over deze aanvullende mededeling worden ingediend.

Bovenbedoeld tijdschema geldt onverminderd het recht van de Commissie om de belanghebbenden in naar behoren gemotiveerde gevallen om aanvullende informatie te verzoeken.

8.   Verlenging van de in dit bericht vermelde termijnen

Een verlenging van de in dit bericht vermelde termijnen kan worden verleend op met redenen omkleed verzoek van de belanghebbenden.

Een eventuele verlenging van de in dit bericht vermelde termijnen mag alleen in uitzonderlijke omstandigheden worden aangevraagd en wordt alleen verleend indien dit naar behoren gerechtvaardigd is. In elk geval is de eventuele verlenging van de termijn om de vragenlijsten te beantwoorden normaliter beperkt tot drie dagen, en mag deze in de regel niet meer dan zeven dagen bedragen. Wat de termijnen voor de indiening van andere in het bericht van opening genoemde informatie betreft, zijn verlengingen beperkt tot drie dagen, tenzij wordt aangetoond dat er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden.

9.   Niet-medewerking

Wanneer belanghebbenden geen toegang tot de vereiste gegevens verlenen, deze niet binnen de gestelde termijn verstrekken of het onderzoek aanmerkelijk belemmeren, kunnen overeenkomstig artikel 28 van de antisubsidiebasisverordening conclusies worden getrokken op basis van de beschikbare gegevens, zowel in positieve als in negatieve zin.

Wanneer blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, kunnen deze buiten beschouwing worden gelaten en kan van de beschikbare gegevens gebruik worden gemaakt.

Als een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent, en de conclusies derhalve overeenkomstig artikel 28 van de antisubsidiebasisverordening op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, kunnen de resultaten voor hem minder gunstig zijn dan wanneer hij wel medewerking had verleend.

Als de belanghebbende zijn antwoord niet door middel van systemen voor automatische gegevensverwerking verstrekt, wordt dit niet als niet-medewerking beschouwd, mits deze belanghebbende aantoont dat verstrekking van het antwoord in de gevraagde vorm voor hem een onredelijke extra belasting zou betekenen of onredelijke extra kosten zou meebrengen. De belanghebbende moet onmiddellijk contact opnemen met de Commissie.

10.   Raadadviseur-auditeur

Belanghebbenden kunnen erom vragen dat de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures wordt ingeschakeld. Deze behandelt verzoeken om toegang tot het dossier, geschillen over de vertrouwelijkheid van documenten, verzoeken om termijnverlenging en alle andere verzoeken betreffende het recht van verweer van belanghebbenden en van derden die tijdens de procedure kunnen worden ingediend.

De raadadviseur-auditeur kan een hoorzitting beleggen en bemiddelen tussen de belanghebbende(n) en de diensten van de Commissie om te garanderen dat de belanghebbenden hun recht van verweer ten volle kunnen uitoefenen. Een verzoek om door de raadadviseur-auditeur te worden gehoord, moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. De raadadviseur-auditeur onderzoekt de redenen voor de verzoeken. Deze hoorzittingen mogen enkel plaatsvinden indien de kwesties niet tijdig zijn opgelost met de diensten van de Commissie.

Elk verzoek moet tijdig en snel worden ingediend, zodat het ordelijk verloop van de procedure niet in gevaar wordt gebracht. Daartoe moeten de belanghebbenden om de inschakeling van de raadadviseur-auditeur vragen zo spoedig mogelijk na de gebeurtenis die een dergelijke inschakeling rechtvaardigt. In beginsel gelden de in punt 5.4 vastgestelde termijnen voor verzoeken om door de diensten van de Commissie te worden gehoord, mutatis mutandis voor verzoeken om door de raadadviseur-auditeur te worden gehoord. Wanneer een verzoek om een hoorzitting niet binnen de desbetreffende termijn wordt ingediend, onderzoekt de raadadviseur-auditeur ook de redenen voor het laattijdige verzoek, de aard van de aan de orde gestelde kwesties en de gevolgen van die kwesties voor het recht van verweer, rekening houdend met het belang van behoorlijk bestuur en de tijdige voltooiing van het onderzoek.

Belanghebbenden die contact willen opnemen, vinden de nodige gegevens en nadere informatie op de pagina’s van de raadadviseur-auditeur op de website van DG Handel (http://ec.europa.eu/trade/trade-policy-and-you/contacts/hearing-officer/).

11.   Verwerking van persoonsgegevens

Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (9).

Een privacyverklaring die alle particulieren op de hoogte brengt van de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de handelsbeschermingsactiviteiten van de Commissie is beschikbaar op de website van DG Handel (http://ec.europa.eu/trade/policy/accessing-markets/trade-defence/).


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 55.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/309 van de Commissie van 26 februari 2015 tot instelling van een definitief compenserend recht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaalde regenboogforel van oorsprong uit Turkije (PB L 56 van 27.2.2015, blz. 12).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/823 van de Commissie van 4 juni 2018 tot beëindiging van het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek van de compenserende maatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde regenboogforel van oorsprong uit de Republiek Turkije (PB L 139 van 5.6.2018, blz. 14).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/658 van de Commissie van 15 mei 2020 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/309 tot instelling van een definitief compenserend recht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaalde regenboogforel van oorsprong uit Turkije naar aanleiding van een tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 19, lid 4, van Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 155 van 18.5.2020, blz. 3).

(5)  PB C 64 van 27.2.2020, blz. 22.

(6)  Verordening (EU) 2018/825 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Verordening (EU) 2016/1036 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie en Verordening (EU) 2016/1037 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (PB L 143 van 7.6.2018, blz. 1).

(7)  Mededeling over de gevolgen van de uitbraak van COVID-19 voor antidumping- en antisubsidieonderzoeken (PB C 86 van 16.3.2020, blz. 6).

(8)  Een “Sensitive”-document wordt beschouwd als vertrouwelijk in de zin van artikel 29 van de basisverordening en artikel 12 van de WTO-overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen (SCM-overeenkomst). Het is ook een beschermd document krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).

(9)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

5.2.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 40/18


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.10115—PAI Partners/Apleona Group)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2021/C 40/08)

1.   

Op 27 januari 2021 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

PAI Partners SAS (“PAI Partners”, Frankrijk);

Apleona Group GmbH (“Apleona Group”, Duitsland), die onder uiteindelijke zeggenschap staat van EQT AB (Zweden).

PAI Partners verkrijgt uitsluitende zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, punt b), van de concentratieverordening over het geheel van Apleona Group.

De concentratie komt tot stand door de verwerving van aandelen.

2.   

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

PAI Partners: private-equitybedrijf dat fondsen beheert en adviseert van ondernemingen die actief zijn in verschillende sectoren zoals zakelijke diensten, levensmiddelen en consumptiegoederen, algemene industrie, gezondheidszorg, detailhandel en distributie. Zij legt zich toe op investeringen in middelgrote tot grote Europese ondernemingen, hoofdzakelijk met hoofdkantoor in Frankrijk. Binnen de EU zijn de portefeuille-ondernemingen van PAI Partners hoofdzakelijk actief in Frankrijk, Duitsland en Spanje;

Apleona Group: actief in geïntegreerd faciliteitenbeheer en vastgoedbeheer met alle commerciële diensten, marketing en leasing van vastgoed. Zij is actief in meer dan 30 landen en heeft een duidelijke zakelijke focus in Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland. Apleona Group is in handen van een beleggingsfonds dat deel uitmaakt van de groep EQT, een groep van particuliere beleggingsfondsen die onder uiteindelijke zeggenschap staat van EQT AB.

3.   

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.   

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:

M.10115—PAI Partners/Apleona Group

Opmerkingen kunnen per e-mail, per fax of per post aan de Commissie worden toegezonden. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Fax +32 22964301

Postadres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (“de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


5.2.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 40/20


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.10132 — Blackstone/B&J/Applegreen)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2021/C 40/09)

1.   

Op 29 januari 2021 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

The Blackstone Group Inc. (“Blackstone”, Verenigde Staten);

B&J Holdings Limited (“B&J”, Malta);

Applegreen plc (“Applegreen”, Ierland).

Blackstone en B&J verkrijgen gezamenlijke zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, punt b), en artikel 3, lid 4, van de concentratieverordening over Applegreen.

De concentratie komt tot stand door de verwerving van aandelen.

2.   

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

Blackstone: wereldwijde vermogensbeheerder;

B&J: houdstermaatschappij in handen van Joseph Barrett en Robert Etchingham en momenteel de grootste aandeelhouder van Applegreen;

Applegreen: kleinhandelaar in levensmiddelen langs de weg, operationeel vanuit servicepunten langs autosnelwegen, hoofdwegen en tankstations en actief in Ierland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten.

3.   

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.   

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:

M.10132 — Blackstone/B&J/Applegreen

Opmerkingen kunnen per e-mail, per fax of per post aan de Commissie worden toegezonden. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Fax +32 22964301

Postadres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (“de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


5.2.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 40/21


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.10001 — Microsoft/Zenimax)

(Voor de EER relevante tekst)

(2021/C 40/10)

1.   

Op 29 januari 2021 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen, na een verwijzing overeenkomstig artikel 4, lid 5, van die verordening.

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

Microsoft Corporation (“Microsoft”, Verenigde Staten);

ZeniMax Media Inc. (“ZeniMax”, Verenigde Staten).

Microsoft verkrijgt uitsluitende zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, punt b), van de concentratieverordening over het geheel van ZeniMax. De concentratie komt tot stand door een fusie waardoor een nieuw opgerichte dochteronderneming van Microsoft (“Vault”) zal worden samengevoegd met en in ZeniMax.

2.   

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

Microsoft: wereldwijde technologieonderneming. Microsoft biedt een breed gamma producten en diensten aan voor klanten via de volgende operationele segmenten: i) Productivity and Business Processes, ii) Intelligent Cloud en iii) More Personal Computing. Deze transactie betreft hoofdzakelijk de game-activiteiten van Microsoft die deel uitmaken van het operationele segment More Personal Computing. Microsoft is een ontwikkelaar, uitgever en distributeur van games voor personal computers (“pc’s”), videogameconsoles en mobiele apparatuur. Microsoft biedt ook de Xbox-gameconsole aan;

ZeniMax: een particuliere onderneming. ZeniMax is een ontwikkelaar en uitgever van games voor pc’s, consoles en mobiele apparatuur.

3.   

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

4.   

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:

M.10001 Microsoft/Zenimax

Opmerkingen kunnen per e-mail, per fax of per post aan de Commissie worden toegezonden. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Fax +32 22964301

Postadres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (“de concentratieverordening”).


ANDERE HANDELINGEN

Europese Commissie

5.2.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 40/22


Bekendmaking van een aanvraag tot registratie van een naam overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

(2021/C 40/11)

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1) binnen drie maanden na de datum van deze bekendmaking bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag.

ENIG DOCUMENT

“HEGYKŐI PETREZSELYEMGYÖKÉR”

EU-nr.: PGI-HU-02492 — 8.3.2019

BOB ( ) BGA (X)

1.   Naam/namen (van de BOB of de BGA)

“Hegykői petrezselyemgyökér”

2.   Lidstaat of derde land

Hongarije

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel

3.1.   Productcategorie

Categorie 1.6 — Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is

De beschermde geografische aanduiding “Hegykői petrezselyemgyökér” is een wortelpeterselie die wordt geproduceerd door de teelt van de soorten Petroselinum crispum L. De gebruikte rassen zijn Eagle, Berliner Halblang (halflange, vroege rassen), Fakír en Arat (lange rassen).

Bij het in de handel brengen is “Hegykői petrezselyemgyökér” cilindervormig, met een lengte van 200-300 mm, een diameter/breedte tussen 20 en 40 mm en een gewicht tussen 50 en 150 g. Het wortellichaam is sneeuwwit, glad en onvertakt. “Hegykői petrezselyemgyökér” onderscheidt zich van andere wortelpeterselie doordat hij een gladder voorkomen heeft, onvertakt is en een intens kruidige smaak en geur heeft.

“Hegykői petrezselyemgyökér” heeft de volgende chemische parameters:

suikergehalte: ten minste 9 g/100 g vers product (in gewicht);

calciumgehalte: ten minste 30 mg/100 g vers product;

fosforgehalte: ten minste 30 mg/100 g vers product.

3.3.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong) en grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)

3.4.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden

“Hegykői petrezselyemgyökér” wordt uitsluitend geteeld en geoogst in het in punt 4 afgebakende geografische gebied.

3.5.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz. van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst

4.   BEknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied

“Hegykői petrezselyemgyökér” wordt geteeld in de nabijheid van het Fertő-meer in het comitaat Győr-Moson-Sopron in de Hongaarse regio West-Transdanubië. De wortelpeterselie wordt geteeld binnen de administratieve grenzen van de dorpen Hegykő en Fertőhomok, in een gebied ten noorden van de hoofdweg die door deze dorpen loopt en ten zuiden van het Fertő-meer.

5.   Verband met het geografische gebied

Het verband tussen het product en het geografische gebied berust op de kwaliteit van het product.

De wortelpeterselie die wordt geteeld langs het Fertő-meer is al zo’n tweehonderd jaar bekend en geliefd. “Hegykői petrezselyemgyökér” onderscheidt zich van wortelpeterselie die elders in Hongarije wordt geteeld doordat hij sneeuwwit is van kleur, een gladder voorkomen heeft, onvertakt is en een intens kruidige smaak en geur heeft. Een en ander is te danken aan het effect van de bodem en het klimaat van het Fertő-meer en de uitlopers van de Alpen.

Doordat er overstromingsmaatregelen zijn genomen, kan het wortelgewas in de losse, diepe, zuivere bodem van de droge meerbedding diepe, gladde wortels zonder enige vertakking ontwikkelen.

Het dorp Hegykő grenst aan het Fertő-meer en de gemeenschappelijke kenmerken van hun bodems zijn hun heterogene, mozaïekachtige positie, alluviaal gelaagd bodemprofiel, zeer gevarieerde mechanische samenstelling, hoog CaCO3-gehalte, en alkaliteit of in sommige gevallen sterke alkaliteit.

De bodems van het Fertő-meerbekken zijn altijd gevormd door natuurlijke waterbewegingen. Lagergelegen gebieden worden geregeld overstroomd door de wateren van het Fertő-meer wanneer het waterpeil hoog is of er aanhoudend noordelijke winden zijn, die opgeloste zouten en gesuspendeerde zand-, slib- en kleideeltjes in de overstroomde gebieden doen neerslaan. De belangrijkste factoren die de bodemvorming in het gebied beïnvloeden zijn daarom sedimentafzetting en afvlakking, vorming van weidebodems en zoutaccumulatie en verzilting. De bodems zijn doorgaans grijsachtig en bevatten sediment en grof zand afkomstig van de bodem van het meer. Ze zijn gemakkelijk te bewerken en hebben een goede waterbalans, waardoor ze zich goed lenen voor de teelt van wortelgroenten zoals “Hegykői petrezselyemgyökér”.

De hogere calcium- en fosforwaarden van de wortel zijn het resultaat van de belangrijkste factoren die de bodemvorming in het gebied rond het Fertő-meer beïnvloeden, namelijk sedimentafzetting en afvlakking, vorming van weidebodems en zoutaccumulatie en verzilting.

De plaatselijke klimaatomstandigheden zijn ook gunstig voor de teelt van “Hegykői petrezselyemgyökér”, aangezien dit gebied de koudste en vochtigste vlakte van Hongarije is. De gemiddelde temperatuur bedraagt – 2 °C in januari en + 22 °C in juli, met een jaarlijkse gemiddelde temperatuur van + 10 °C. De lage zomertemperaturen zijn bij uitstek geschikt voor de teelt van “Hegykői petrezselyemgyökér”, aangezien de optimale temperatuur voor de teelt circa 16 °C bedraagt.

De intense smaak en geur van “Hegykői petrezselyemgyökér” zijn te danken aan het specifieke klimaat van de regio rond het Fertő-meer. De plaatselijke klimaatomstandigheden — met name het langdurige groeiseizoen als gevolg van het koele, natte weer — zijn bevorderlijk voor de vorming van geurstoffen.

De grote hoeveelheid water die nodig is tijdens de ontkieming en de eerste groeiperiode van wortelpeterselie wordt geleverd door de jaarlijkse neerslag in de regio van 650-700 mm.

De opbrengstniveaus zijn doorgaans voorspelbaar, dankzij het watergehalte van de bodem en de grondwaterspiegel van het enorme Fertő-meer, dat zo’n 1 200-1 500 m verder gelegen is en zorgt voor de nodige vochtigheid onder invloed van de overheersende winden uit het noordnoordwesten. Van de lente tot de herfst kent het gebied ook een overvloedige zonneschijn, met maximaal 2 000 zonuren per jaar.

Tijdens de rijping bevorderen het hoge aantal zonuren en het lange groeiseizoen als gevolg van het koele klimaat de suikervorming, waardoor “Hegykői petrezselyemgyökér” zijn hoge suikergehalte krijgt.

De matig dichte zandige leemgrond en het klimaat in de regio zijn ideaal voor de productie van wortelgroenten zoals “Hegykői petrezselyemgyökér”. De losse, sedimentaire, zandige bodem geeft de wortel zijn gladde, onvertakte vorm. Het lange groeiseizoen als gevolg van het koele, natte weer is bevorderlijk voor de vorming van kruidige geurstoffen. Tijdens de rijping krijgt de wortel door de vele zonuren een hoog suikergehalte.

Naast de eigenschappen van de bodem hebben lokale teelttechnieken een aanzienlijk effect op de ontwikkeling van de lange, onvertakte “Hegykői petrezselyemgyökér”.

In het najaar worden in tot op 40 cm diepte geploegde grond ruggen gevormd van 30 cm hoog met een tussenafstand van 75 cm gemeten vanaf het midden van de rug, waarbij ervoor wordt gezorgd dat het oppervlak van de bodem effen is. Op de rug worden 25-30 zaadkorrels per meter rug gezaaid, op een diepte van 1-2 cm. De geringe zaaidiepte heeft een significant effect op de gelijkmatige opkomst van de plant uit de bodem. De bodem, die vatbaar is voor scheuren, wordt losser gemaakt door walsen, wat de plant ook helpt opkomen uit de bodem.

Dankzij de ruggenteelt en de eigenschappen van de bodem blijft de wortel onvertakt en glad, en kan hij gemakkelijk worden geoogst, zonder te worden beschadigd.

In eerste instantie wordt de oogst handmatig en selectief uitgevoerd, totdat alle planten een passende mate van rijpheid hebben bereikt. Er is veel expertise nodig om de wortels te selecteren die al kunnen worden geplukt. Nadat de grond mechanisch is losgemaakt en de manuele oogst heeft plaatsgevonden, wordt de volledige oogst binnengehaald.

“Hegykői petrezselyemgyökér” is een bekend, gereputeerd en gewild product bij consumenten. Het belang ervan wordt benadrukt in een proefschrift uit 2012 van Dénes Sándor aan de doctoraatsschool van de universiteit van Pécs, getiteld “A gasztronómia szerepe Magyarország idegengenforgalmi földrajzában” (De rol van gastronomie op de toeristische kaart van Hongarije), waarin hij verwijst naar “Hegykői petrezselyemgyökér” als een van de lokale ingrediënten die typisch zijn voor de regio West-Transdanubië.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier

(artikel 6, lid 1, tweede alinea, van de onderhavige verordening)

https://gi.kormany.hu/foldrajzi-arujelzok


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.


5.2.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 40/25


MEDEDELING

(2021/C 40/12)

De Commissie wenst de betrokken marktdeelnemers en autoriteiten van de lidstaten ervan in kennis te stellen dat de oenologische procedés als bedoeld in deel 1, afdeling C, en deel 2, afdeling C, van bijlage 2-E bij de Overeenkomst tussen de Europese Unie (EU) en Japan betreffende een economisch partnerschap (EPA) overeenkomstig artikel 2.26 van de EPA met ingang van 15 januari 2021 in respectievelijk de EU en Japan zijn toegestaan voor onder hoofdstuk 2, afdeling C, van de EPA vallende wijnbouwproducten.