ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 24

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

64e jaargang
22 januari 2021


Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

AANBEVELINGEN

 

Raad

2021/C 24/01

Aanbeveling van de Raad betreffende een gemeenschappelijk kader voor het gebruik en de validering van snelle antigeentests en de wederzijdse erkenning van COVID-19-testresultaten in de EU

1


 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2021/C 24/02

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.9984 — CIMIC/Elliott/Thiess) ( 1 )

6

2021/C 24/03

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.9911 — Voith/PCSH/TSA) ( 1 )

7

2021/C 24/04

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.10034 — Pizarreño/Maderas Arauco/E2E JV) ( 1 )

8

2021/C 24/05

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.9892 — Leonardo/Thales/VSB) ( 1 )

9


 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2021/C 24/06

Wisselkoersen van de euro — 21 januari 2021

10

2021/C 24/07

Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities op zijn vergadering van 10 juli 2020 betreffende een ontwerpbesluit in — Zaak AT.40410 – Etylheen

11

2021/C 24/08

Eindverslag van de raadadviseur-auditeur (Zaak AT.40410 – Etylheen)

13

2021/C 24/09

Samenvatting van het besluit van de Commissie van 14 juli 2020 inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (Zaak AT.40410 – Ethyleen) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 4817 final)

14

2021/C 24/10

Advies van het Adviescomité voor concentraties uitgebracht op zijn bijeenkomst van 27 mei 2019 betreffende een voorontwerp van besluit over zaak M.8713 — Tata Steel/ThyssenKrupp/JV — Rapporteur: Bulgarije ( 1 )

19

2021/C 24/11

Eindverslag van de raadadviseur-auditeur (Zaak M.8713 — Tata Steel/ThyssenKrupp/JV) ( 1 )

21

2021/C 24/12

Samenvatting van het besluit van de Commissie van 11 juni 2019 waarbij een concentratie onverenigbaar wordt verklaard met de interne markt en de werking van de EER-Overeenkomst (Zaak M.8713 — Tata Steel/ThyssenKrupp/JV) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 4228)  ( 1 )

23

2021/C 24/13

Informatie van de Commissie overeenkomstig Besluit (EU) 2020/1421 van de Raad

30

 

Rekenkamer

2021/C 24/14

Speciaal verslag nr. 2/2021 — Humanitaire hulp van de EU voor onderwijs: kinderen in nood hebben er baat bij, maar de hulp moet op de langere termijn worden gericht en meer meisjes bereiken

31


 

V   Bekendmakingen

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2021/C 24/15

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.10105 — FSN Capital/Obton Invest/Obton Group) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

32

2021/C 24/16

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.10131 — Partners Group/Warburg Pincus/Ecom Express Private) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

34

2021/C 24/17

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M. 10117 — A.P. Moller/APMH Invest/Faerch Group) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

36

 

ANDERE HANDELINGEN

 

Europese Commissie

2021/C 24/18

Bekendmaking van een mededeling van de goedkeuring van een standaardwijziging van een productdossier voor een naam in de wijnsector als bedoeld in artikel 17, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie

38

2021/C 24/19

Bericht aan ondernemingen die in 2022 fluorkoolwaterstoffen in bulk in de Europese Unie in de handel willen brengen

46

2021/C 24/20

Bekendmaking – Openbare Raadpleging — Door Indonesië voor bescherming in de EU voorgestelde geografische aanduidingen

48


 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

AANBEVELINGEN

Raad

22.1.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 24/1


AANBEVELING VAN DE RAAD

betreffende een gemeenschappelijk kader voor het gebruik en de validering van snelle antigeentests en de wederzijdse erkenning van COVID-19-testresultaten in de EU

(2021/C 24/01)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 168, lid 6,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 168 VWEU, leden 1 en 2, moet bij de bepaling en uitvoering van elk beleid en elk optreden van de Unie een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid worden verzekerd. Het optreden van de Unie omvat onder meer het toezicht op, de vroegtijdige waarschuwing bij en de bestrijding van ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid, en bevordert de samenwerking tussen de lidstaten op dit gebied en ondersteunt zo nodig hun optreden;

(2)

Overeenkomstig artikel 168, lid 7, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie eerbiedigt het optreden van de Unie de verantwoordelijkheden van de lidstaten met betrekking tot de bepaling van hun gezondheidsbeleid, alsmede de organisatie en de verstrekking van gezondheidsdiensten en geneeskundige verzorging. Het zijn dus de lidstaten van de EU die verantwoordelijk zijn voor beslissingen over de ontwikkeling en de uitvoering van COVID-19-teststrategieën, waaronder het gebruik van snelle antigeentests, rekening houdend met hun epidemiologische en sociale situatie, alsmede de doelpopulatie voor de tests;

(3)

Op 15 april heeft de Commissie richtsnoeren vastgesteld betreffende diagnostische in-vitrotests voor COVID-19 en de prestaties daarvan (1), waarin overwegingen worden geformuleerd over de prestaties van de tests en waarin wordt aanbevolen COVID-19-tests te valideren voordat zij in de klinische praktijk worden gebruikt;

(4)

Op 15 juli heeft de Commissie een mededeling aangenomen over de kortetermijnparaatheid van de EU op gezondheidsgebied voor COVID-19-uitbraken (2), waarin naast andere maatregelen ter versterking van de paraatheid en de gecoördineerde responscapaciteit het uitvoeren van tests werd genoemd als een van de belangrijkste actiegebieden die door de lidstaten moeten worden aangepakt, en waarin specifieke belangrijke maatregelen worden uiteengezet die de komende maanden moeten worden genomen;

(5)

Op 28 oktober heeft de Commissie een aanbeveling aangenomen betreffende de COVID-19-teststrategieën, met inbegrip van het gebruik van snelle antigeentests (3). Naast richtsnoeren voor landen met betrekking tot de belangrijkste elementen die in aanmerking moeten worden genomen voor hun COVID-19-teststrategieën, bevat de aanbeveling ook bepaalde overwegingen die van belang kunnen zijn bij het gebruik van snelle antigeentests;

(6)

Op 18 november heeft de Commissie een aanbeveling aangenomen inzake het gebruik van snelle antigeentests voor de diagnose van SARS-CoV-2-infecties (4), waarin de criteria voor de selectie van snelle antigeentests, de juiste omstandigheden voor het gebruik van snelle antigeentests, degenen die de test afnemen, de validering en de wederzijdse erkenning van snelle antigeentests en de resultaten daarvan nader worden gespecificeerd. Hoewel snelle antigeentests goedkoper en sneller zijn, hebben zij doorgaans een lagere testgevoeligheid dan RT-PCR;

(7)

Het vigerende regelgevingskader voor het in de handel brengen van snelle antigeentests is Richtlijn 98/79/EG (5). Fabrikanten van snelle antigeentests voor SARS-CoV-2 moeten overeenkomstig die richtlijn een technisch dossier opstellen waaruit uitdrukkelijk blijkt dat die tests veilig zijn en functioneren zoals door de fabrikant bedoeld, door aan te tonen dat aan de eisen van bijlage I bij de richtlijn is voldaan;

(8)

Richtlijn 98/79/EG wordt met ingang van 26 mei 2022 vervangen door Verordening (EU) 2017/746 betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek (6). Op grond van die verordening zullen snelle antigeentests worden onderworpen aan strengere eisen inzake de prestaties van het hulpmiddel en aan een grondige beoordeling door een aangemelde instantie. Dit zou de extra inspanning die nodig is voor de validering van deze tests voorafgaand aan het gebruik ervan in het kader van nationale strategieën, kunnen verminderen;

(9)

Efficiënt testen draagt bij tot de goede werking van de interne markt, omdat het gerichte isolatie- of quarantainemaatregelen mogelijk maakt. De wederzijdse erkenning van de resultaten van in andere lidstaten door gecertificeerde gezondheidsinstanties uitgevoerde tests voor SARS-CoV-2-besmetting, zoals bepaald in punt 18 van Aanbeveling (EU) 2020/1475 van de Raad (7), is essentieel om het grensoverschrijdend verkeer, de grensoverschrijdende opsporing van contacten en de grensoverschrijdende behandeling te vergemakkelijken;

(10)

Gezien de verplichting voor kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten van de EU, alsmede voor landen die overeenkomsten met de EU hebben gesloten ter instelling van een diepe en brede vrijhandelsruimten (DCFTA-landen) om zich, indien van toepassing, aan te passen aan het EU-acquis, en gezien de deelname van sommige van deze landen aan gezamenlijke aanbestedingen van de EU voor relevante producten, kan dit voorstel voor een aanbeveling van de Raad ook voor deze landen van belang zijn,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING AANGENOMEN:

Gebruik van snelle antigeentests

Onverminderd de verantwoordelijkheden van de lidstaten voor het bepalen van hun nationale testbeleid, dienen de lidstaten:

1.

snelle antigeentests te blijven gebruiken als een manier om de algehele testcapaciteit van de landen verder te versterken, met name omdat tests nog altijd een belangrijke pijler zijn voor het beheersen en beperken van de huidige COVID-19-pandemie, aangezien zij een adequate en snelle tracering van contacten en de uitvoering van snelle en gerichte isolatie- en quarantainemaatregelen mogelijk maken;

2.

het gebruik van snelle antigeentests hoofdzakelijk te overwegen als de capaciteit om nucleïnezuureamplificatietests (NAAT) en met name RT-PCR-tests te doen, beperkt is, of wanneer lange testomlooptijden het klinisch nut ervan tenietdoen, hetgeen de snelle opsporing van besmette gevallen zou belemmeren en de doeltreffendheid van contacttraceringsinspanningen zou verminderen;

3.

ervoor te zorgen dat snelle antigeentests daar waar passend worden uitgevoerd door hiervoor opgeleid gezondheidspersoneel of ander hiervoor opgeleid personeel, in overeenstemming met de nationale specificaties, in strikte overeenstemming met de instructies van de fabrikant, en dat daarop kwaliteitscontroles worden uitgevoerd. Indien uit onderzoek blijkt dat snelle antigeentests onder bepaalde omstandigheden door de te testen persoon zelf kunnen worden uitgevoerd in plaats van door een opgeleide professionele zorgverlener of een andere daartoe opgeleide persoon, kunnen ook zelftesten met of zonder professionele begeleiding worden overwogen;

4.

te investeren in opleiding en, in voorkomend geval, in de certificering van zorgpersoneel en ander personeel om monsters te nemen en tests uit te voeren, ter waarborging van voldoende capaciteit en van de goede kwaliteit van de verzamelde monsters;

5.

ervoor te zorgen dat de resultaten van snelle antigeentests worden geregistreerd in de respectieve nationale systemen voor gegevensverzameling en -rapportage, voorzover dit uitvoerbaar is;

6.

in het bijzonder het gebruik van snelle antigeentests te overwegen in de volgende situaties en scenario’s:

a)

COVID-19-diagnose bij symptomatische gevallen, ongeacht de situatie of het scenario. Snelle antigeentests zouden moeten worden uitgevoerd binnen de eerste 5 dagen na het optreden van de eerste symptomen, wanneer de virale belasting het hoogst is. Patiënten die zijn opgenomen in ziekenhuizen of inwoners die zijn opgenomen in een sociale zorgomgeving en symptomen vertonen die compatibel zijn met COVID-19, moeten bij voorkeur op het moment van opname worden getest;

b)

snelle antigeentests van asymptomatische contacten zouden zo spoedig mogelijk en binnen de eerste 7 dagen na het contact moeten worden uitgevoerd, overeenkomstig de toepasselijke richtsnoeren;

c)

clusters van uitbraken, voor vroegtijdige opsporing en isolatie van gevallen. In deze context is zowel de screening van symptomatische als asymptomatische gevallen relevant;

d)

screening in hoogrisicogebieden en gesloten omgevingen, zoals ziekenhuizen, andere zorginstellingen, faciliteiten voor langdurige zorg zoals bejaarden- en verzorgingstehuizen of zorginstellingen voor personen met een handicap, scholen, gevangenissen, detentiecentra of andere voorzieningen voor het opvangen van asielzoekers, migranten of daklozen. In geval van herhaalde screening zou dit, indien mogelijk, om de 2-4 dagen moeten worden uitgevoerd, en moet ten minste het eerste positieve resultaat dat aan de hand van snelle antigeentests is vastgesteld, door RT-PCR worden bevestigd;

e)

in epidemiologische situaties of gebieden waar het aandeel van de testpositiviteit hoog of zeer hoog is (bv. > 10 %), kunnen snelle antigeentests conform nationale bevoegdheden worden gebruikt voor bevolkingsbreed onderzoek, waarbij een adequaat evaluatieschema wordt ontworpen en uitgerold om het effect te meten. Dit vereist het organiseren van specifieke testintervallen voor herhaling. Het ECDC zal de lidstaten in dit verband ondersteunen door de publicatie van geactualiseerde richtsnoeren inzake COVID-19-tests, waarin de voordelen en uitdagingen van bevolkingsbrede tests en het gebruik van snelle antigeentests in dit verband zullen worden besproken;

7.

ervoor te zorgen dat er strategieën worden ingevoerd die verduidelijken wanneer bevestigende tests door middel van RT-PCR of een tweede snelle antigeentest vereist zijn, zoals gespecificeerd in de aanbeveling van de Commissie van 18 november 2020, en dat er voldoende capaciteit voor bevestigingstests beschikbaar is;

8.

te zorgen voor passende bioveiligheidsmaatregelen, waaronder de beschikbaarheid van voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen voor zorgpersoneel en andere opgeleide medewerkers die betrokken zijn bij het verzamelen van specimens, met name wanneer snelle antigeentests worden gebruikt in het kader van bevolkingsbrede screening en het aantal bij de tests betrokken medewerkers aanzienlijk is;

9.

de ontwikkelingen in verband met andere snelle nucleïnezuurtests voor het opsporen van SARS-CoV-2-infectie (8) te blijven volgen, en serologische diagnostische tests en multiplextechnieken in te voeren, en indien nodig teststrategieën en benaderingen voor het gebruik van snelle antigeentests dienovereenkomstig aan te passen. Om bijvoorbeeld tekorten in de testcapaciteit en de middelen voor bemonstering door daartoe opgeleide medewerkers aan te pakken, zouden de ontwikkelingen met betrekking tot de mogelijkheid van zelfbemonstering voor snelle antigeentests zorgvuldig en met steun van het ECDC moeten worden gemonitord en aangepakt;

10.

de testbehoeften te blijven monitoren en te beoordelen of zij gelijke tred houden met epidemiologische ontwikkelingen en de doelstellingen die zijn vastgesteld in nationale, regionale en lokale teststrategieën, en ervoor te zorgen dat de nodige middelen en capaciteiten voorhanden zijn om aan de behoeften te voldoen.

Validering en wederzijdse erkenning van snelle antigeentests en RT-PCR-tests

De lidstaten zouden:

11.

onverminderd Richtlijn 98/79/EG, overeenstemming moeten bereiken over een gemeenschappelijke, geactualiseerde, door hen bij te houden en met de ECDC en de Commissie (9) te delen lijst van snelle antigeentests voor COVID-19 die geschikt worden geacht voor gebruik in de in punt 6 beschreven situaties en in overeenstemming zijn met de teststrategieën van de landen, en die:

a)

voorzien zijn van een CE-markering;

b)

voldoen aan de minimale prestatie-eisen van ≥ 90 % gevoeligheid en ≥ 97 % specificiteitseisen;

c)

door ten minste één lidstaat zijn gevalideerd als zijnde geschikt voor gebruik in de context van COVID-19, met vermelding van bijzonderheden over de methodologie en de resultaten van die studies, zoals het type steekproef dat voor de validering is gebruikt, de omgeving waarin het gebruik van de test is beoordeeld, en of zich problemen hebben voorgedaan met betrekking tot de vereiste gevoeligheidscriteria of andere prestatie-elementen;

12.

ermee in moeten stemmen dat de snelle antigeentests die zijn opgenomen in de in punt 11 bedoelde gemeenschappelijke lijst regelmatig worden geactualiseerd, met name omdat er nieuwe resultaten van onafhankelijke valideringsstudies beschikbaar zullen komen en nieuwe tests in de handel gebracht zullen worden. Bij toekomstige actualiseringen van de lijst moet ook rekening worden gehouden met de manier waarop mutaties van het SARS-CoV-2-virus van invloed kunnen zijn op de doeltreffendheid van specifieke snelle antigeentests, zodat tests die niet langer doeltreffend worden geacht, kunnen worden verwijderd. Ook het effect van mutaties van het SARS-CoV-2-virus op de doeltreffendheid van RT-PCR-tests moet worden geëvalueerd;

13.

moeten blijven investeren in onafhankelijke en scenariospecifieke valideringsstudies van snelle antigeentests, teneinde hun prestaties te vergelijken met NAAT, met name RT-PCR-tests. De lidstaten zouden overeenstemming moeten bereiken over een kader voor dergelijke valideringsstudies, bijvoorbeeld door de toe te passen methoden nader te omschrijven en de prioritaire gebieden en scenario’s vast te stellen waarin valideringsstudies vereist zijn. Een dergelijk kader zou moeten voldoen aan de vereisten zoals beschreven in de technische richtsnoeren van het ECDC voor snelle antigeentests (10). De lidstaten zouden ervoor moeten zorgen dat volledige validatiegegevensreeksen waar mogelijk worden gedeeld, rekening houdend met de relevante algemene wetgeving inzake gegevensbescherming.

14.

op EU-niveau moeten blijven samenwerken bij de beoordeling van het bewijsmateriaal dat is verzameld bij de uitvoering van deze tests in de klinische praktijk, onder meer via het gemeenschappelijk optreden EUnetHTA en andere samenwerkingsmechanismen die er in de toekomst eventueel zullen zijn;

15.

overeenstemming moeten bereiken over een selectie van snelle antigeentests waarvan zij de testresultaten ten behoeve van volksgezondheidsmaatregelen wederzijds erkennen, op basis van de informatie in de in punt 11 bedoelde gemeenschappelijke lijst;

16.

bij elke update van de in punt 11 bedoelde lijst na moeten gaan of een snelle antigeentest moet worden verwijderd uit of toegevoegd aan de selectie van snelle antigeentests waarvan de resultaten wederzijds worden erkend;

17.

de resultaten van tests op COVID-19-besmetting die in andere lidstaten door gecertificeerde gezondheidsinstanties zijn uitgevoerd, onderling moeten erkennen;

18.

om de wederzijdse erkenning van de resultaten van snelle antigeentests en RT-PCR-tests in de praktijk te vergemakkelijken, zoals bepaald in punt 18 van Aanbeveling 2020/1475 van de Raad, overeenstemming moeten bereiken over een gemeenschappelijke gestandaardiseerde reeks gegevens die moeten worden opgenomen in het formulier voor certificaten van testresultaten;

19.

moeten nagaan of het nodig en mogelijk is, mede op basis van tijd- en kostenoverwegingen, een digitaal platform op te zetten dat kan worden gebruikt om de authenticiteit van de COVID-19-testcertificaten (zowel voor snelle antigeentests als voor RT-PCR-tests) te valideren en de resultaten van dergelijke besprekingen met de Commissie te delen.

Gedaan te Brussel, 21 januari 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

(Ms) Ana Paula ZACARIAS


(1)  PB C 122I van 15.4.2020, blz. 1.

(2)  COM(2020) 318 final.

(3)  PB L 360 van 30.10.2020, blz. 43.

(4)  PB L 392 van 23.11.2020, blz. 63.

(5)  PB L 331 van 7.12.1998, blz. 1.

(6)  PB L 117 van 5.5.2017, blz. 176. De verordening voorziet in een overgangsperiode die ingaat op de datum van inwerkingtreding ervan (mei 2017), tijdens welke de conformiteit van medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek kan worden beoordeeld in overeenstemming met de verordening of in overeenstemming met Richtlijn 98/79/EG;

(7)  PB L 337 van 14.10.2020, blz. 3.

(8)  Bijvoorbeeld: RT-LAMP (reverse transcription loop-mediated isothermal amplification), TMA (transcription-mediated amplification) en CRISPR (clustered regularly interspaced short palindromic repeats).

(9)  Gegevensbank van de Commissie: middelen voor in-vitrodiagnostiek en testmethoden voor COVID-19 (Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek/JRC).

(10)  Opties voor het gebruik van snelle antigeentests tegen COVID-19 in de EU/EER en het VK. Stockholm, 19 november 2020. Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC); Stockholm, 2020.


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

22.1.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 24/6


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.9984 — CIMIC/Elliott/Thiess)

(Voor de EER relevante tekst)

(2021/C 24/02)

Op 27 november 2020 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32020M9984. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


22.1.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 24/7


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.9911 — Voith/PCSH/TSA)

(Voor de EER relevante tekst)

(2021/C 24/03)

Op 19 november 2020 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Duits en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32020M9911. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


22.1.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 24/8


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.10034 — Pizarreño/Maderas Arauco/E2E JV)

(Voor de EER relevante tekst)

(2021/C 24/04)

Op 18 januari 2021 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32021M10034. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


22.1.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 24/9


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.9892 — Leonardo/Thales/VSB)

(Voor de EER relevante tekst)

(2021/C 24/05)

Op 2 december 2020 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32020M9892. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

22.1.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 24/10


Wisselkoersen van de euro (1)

21 januari 2021

(2021/C 24/06)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,2158

JPY

Japanse yen

125,72

DKK

Deense kroon

7,4395

GBP

Pond sterling

0,88625

SEK

Zweedse kroon

10,0825

CHF

Zwitserse frank

1,0773

ISK

IJslandse kroon

156,80

NOK

Noorse kroon

10,2513

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

26,094

HUF

Hongaarse forint

357,38

PLN

Poolse zloty

4,5284

RON

Roemeense leu

4,8740

TRY

Turkse lira

8,9555

AUD

Australische dollar

1,5635

CAD

Canadese dollar

1,5345

HKD

Hongkongse dollar

9,4245

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,6853

SGD

Singaporese dollar

1,6081

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 337,11

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

17,9988

CNY

Chinese yuan renminbi

7,8552

HRK

Kroatische kuna

7,5650

IDR

Indonesische roepia

17 009,04

MYR

Maleisische ringgit

4,8997

PHP

Filipijnse peso

58,406

RUB

Russische roebel

89,6369

THB

Thaise baht

36,389

BRL

Braziliaanse real

6,4073

MXN

Mexicaanse peso

23,8443

INR

Indiase roepie

88,7220


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


22.1.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 24/11


Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities op zijn vergadering van 10 juli 2020 betreffende een ontwerpbesluit in

Zaak AT.40410 – Etylheen

(2021/C 24/07)

1.   

Het Adviescomité (twaalf lidstaten) is het met de Commissie eens dat de gedraging waarop het ontwerpbesluit betrekking heeft, een enkele en voortdurende inbreuk vormt die bestaat in mededingingsverstorende overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen tussen ondernemingen in de zin van artikel 101 VWEU.

2.   

Het Adviescomité (twaalf lidstaten) is het eens met de beoordeling die de Commissie in het ontwerpbesluit heeft gemaakt van de omvang van de productmarkt en de geografische markt waarop de enkele en voortdurende inbreuk betrekking heeft.

3.   

Het Adviescomité (twaalf lidstaten) is het met de Commissie eens dat de ondernemingen waarop het ontwerpbesluit betrekking heeft, hebben deelgenomen aan een afzonderlijke en doorlopende inbreuk op artikel 101 VWEU, zoals uiteengezet in het ontwerpbesluit.

4.   

Het Adviescomité (twaalf lidstaten) is het met de Commissie eens dat de inbreuk ertoe strekte de mededinging te beperken in de zin van artikel 101 VWEU.

5.   

Het Adviescomité (twaalf lidstaten) is het met de Commissie eens dat de inbreuk de handel tussen de EU-lidstaten merkbaar ongunstig kon beïnvloeden.

6.   

Het Adviescomité (twaalf lidstaten) is het met de Commissie eens wat de duur van de inbreuk betreft.

7.   

Het Adviescomité (twaalf lidstaten) is het eens met het ontwerpbesluit van de Commissie wat betreft de adressaten in verband met de inbreuk.

8.   

Het Adviescomité (twaalf lidstaten) is het met de Commissie eens dat de inbreuk moet worden beëindigd en dat de adressaten van het ontwerpbesluit een geldboete moet worden opgelegd voor de inbreuk waarbij zij betrokken waren.

9.   

Het Adviescomité (twaalf lidstaten) is het met de Commissie eens wat betreft de toepassing van de richtsnoeren van 2006 voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 23, lid 2, punt a), van Verordening (EG) nr. 1/2003 worden opgelegd.

10.   

Het Adviescomité (twaalf lidstaten) is het met de Commissie eens wat betreft de basisbedragen van de geldboeten.

11.   

Het Adviescomité (twaalf lidstaten) is het met de Commissie eens wat betreft de duur van de inbreuk zoals die voor de berekening van de geldboeten is vastgesteld.

12.   

Het Adviescomité (twaalf lidstaten) is het met de Commissie eens dat er in deze zaak geen verzwarende of verzachtende omstandigheden van toepassing zijn, afgezien van de recidive van één partij zoals beschreven in het ontwerpbesluit.

13.   

Het Adviescomité (twaalf lidstaten) is het met de Commissie eens wat betreft de toepassing van punt 37 van de richtsnoeren inzake geldboeten van 2006.

14.   

Het Adviescomité (twaalf lidstaten) is het met de Commissie eens wat betreft de verlaging van de geldboeten op grond van de clementieregeling van 2006.

15.   

Het Adviescomité (twaalf lidstaten) is het met de Commissie eens wat betreft de verlaging van de geldboeten op grond van de mededeling betreffende schikkingsprocedures van 2008.

16.   

Het Adviescomité (twaalf lidstaten) is het met de Commissie eens wat betreft de uiteindelijke bedragen van de geldboete.

17.   

Het Adviescomité (twaalf lidstaten) beveelt aan dat zijn advies wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


22.1.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 24/13


Eindverslag van de raadadviseur-auditeur (1)

(Zaak AT.40410 – Etylheen)

(2021/C 24/08)

Het ontwerpbesluit, gericht tot Westlake (2), Orbia (3), Clariant (4)en Celanese (5)(samen “de partijen” genoemd), heeft betrekking op een enkele en voortdurende inbreuk op artikel 101 VWEU die tussen 26 december 2011 en 29 maart 2017 plaatsvond in België, Nederland, Frankrijk en Duitsland. In het ontwerpbesluit is vastgesteld dat de partijen hebben deelgenomen aan een inbreuk, die bestond in de uitwisseling van gevoelige commerciële en prijsgerelateerde informatie en de vaststelling van een prijselement in verband met de aankoop van ethyleen.

Op 10 juli 2018 heeft de Commissie de procedure van artikel 11, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad (6) ingeleid ten aanzien van de partijen.

Na schikkingsgesprekken (7)en de indiening van schikkingsverklaringen (8)overeenkomstig artikel 10 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie (9) heeft de Commissie op 7 februari 2020 een aan de partijen gerichte mededeling van punten van bezwaar vastgesteld.

In hun antwoorden op de mededeling van punten van bezwaar heeft elk van de partijen, overeenkomstig artikel 10 bis, lid 3, van Verordening (EG) nr. 773/2004, bevestigd dat de mededeling van punten van bezwaar de inhoud van haar verklaringen weergeeft en dat zij nog steeds bereid waren de schikkingsprocedure te volgen.

Overeenkomstig artikel 16 van Besluit 2011/695/EU heb ik onderzocht of het ontwerpbesluit alleen punten van bezwaar behandelt ten aanzien waarvan de partijen in de gelegenheid zijn gesteld hun standpunten kenbaar te maken. Ik ben tot de conclusie gekomen dat dit inderdaad het geval is.

Gezien het bovenstaande, en gezien het feit dat de partijen mij geen verzoeken of klachten hebben doen toekomen (10), ben ik van mening dat de daadwerkelijke uitoefening van de procedurele rechten van alle partijen bij de procedure in deze zaak is geëerbiedigd.

Wouter WILS


(1)  Opgesteld overeenkomstig artikel 16 van Besluit 2011/695/EU van de voorzitter van de Europese Commissie van 13 oktober 2011 betreffende de functie en het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures (PB L 275 van 20.10.2011, blz. 29).

(2)  Westlake Chemical Corporation, Westlake Germany GmbH & Co. KG, Vinnolit GmbH & Co. KG en Vinnolit Holdings GmbH (samen “Westlake” genoemd).

(3)  ORBIA ADVANCE CORPORATION, S.A.B. de C.V. (tot 5 september 2019 werd de rechtspersoon Mexichem S.A.B. de C.V. genoemd) en VESTOLIT GmbH (samen “Orbia” genoemd).

(4)  Clariant AG en Clariant International AG (samen “Clariant” genoemd).

(5)  Celanese Corporation, Celanese Services Germany GmbH en Celanese Europe B.V. (samen “Celanese” genoemd).

(6)  Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1).

(7)  De schikkingsgesprekken vonden plaats tussen 18 september 2018 en 12 november 2019.

(8)  De partijen hebben hun formele schikkingsverzoeken ingediend tussen 19 november 2019 en 6 januari 2020.

(9)  Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie van 7 april 2004 betreffende procedures van de Commissie op grond van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 18).

(10)  Op grond van artikel 15, lid 2, van Besluit 2011/695/EU kunnen partijen bij procedures in kartelzaken die, overeenkomstig artikel 10 bis van Verordening (EG) nr. 773/2004, schikkingsgesprekken aangaan, in elk stadium van de schikkingsprocedure een beroep doen op de raadadviseur-auditeur om ervoor te zorgen dat zij hun procedurele rechten daadwerkelijk kunnen uitoefenen. Zie ook punt 18 van Mededeling 2008/C167/01 van de Commissie betreffende schikkingsprocedures met het oog op de vaststelling van besluiten op grond van de artikelen 7 en 23 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad in kartelzaken (PB C167 van 2.7.2008, blz. 1).


22.1.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 24/14


Samenvatting van het besluit van de Commissie

van 14 juli 2020

inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

(Zaak AT.40410 – Ethyleen)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 4817 final)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(2021/C 24/09)

Op 14 juli 2020 heeft de Commissie een besluit vastgesteld inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 (1) van de Raad publiceert de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van het besluit, waaronder de opgelegde sancties, rekening houdende met het rechtmatige belang van de ondernemingen wat betreft de bescherming van hun bedrijfsgevoelige informatie.

1.   INLEIDING

(1)

Op 14 juli 2020 heeft de Commissie een besluit vastgesteld inzake een enkele en voortdurende inbreuk op artikel 101 van het Verdrag.

(2)

De inbreuk bestond in de uitwisseling van gevoelige commerciële en prijs gerelateerde informatie en de vastzetting van een prijs element in verband met de aankoop van ethyleen. De inbreuk vond plaats tussen 26 december 2011 en 29 maart 2017 op het grondgebied van de EU-lidstaten België, Frankrijk, Duitsland en Nederland.

(3)

Het product waarop het besluit betrekking heeft, is ethyleen dat op de handelsmarkt wordt aangekocht. Het besluit heeft geen betrekking op ethyleen dat fabrikanten voor eigen gebruik produceren.

(4)

Ethyleen is een kleurloos ontvlambaar gas dat door stoomkraken wordt verkregen uit nafta en gas. Het wordt in de chemische industrie op grote schaal gebruikt voor de productie van diverse chemische producten.

(5)

De aankoopprijs van ethyleen is afhankelijk van volatiele marktfactoren (bijvoorbeeld grondstofprijzen, de verhouding tussen vraag en aanbod, en het eigen gebruik van ethyleen). Om rekening te houden met het risico van prijsvolatiliteit in leveringsovereenkomsten voor ethyleen - en te beschikken over een benchmark voor de prijzen in de ethyleenhandel - verwijzen leveringsovereenkomsten voor ethyleen, met name in België, Frankrijk, Duitsland en Nederland, vaak naar de zogeheten maandelijkse contractprijs voor ethyleen, die door particuliere en onafhankelijke instanties wordt bekendgemaakt.

(6)

De maandelijkse contractprijs is geen nettoprijs voor ethyleen, maar wel een onderdeel van de prijsbepalingsformule in bepaalde leveringsovereenkomsten voor ethyleen, met name in België, Frankrijk, Duitsland en Nederland. De maandelijkse contractprijs is dus rechtstreeks van invloed op de daadwerkelijk betaalde aankoopprijs van etheen bij transacties in het kader van bepaalde leveringsovereenkomsten voor etheen, met name in België, Frankrijk, Duitsland en Nederland, en bij bepaalde transacties op de spotmarkt voor etheen.

(7)

Om een maandelijkse contractprijs voor ethyleen voor een bepaalde maand te bepalen, moeten twee afzonderlijke maar identieke bilaterale akkoorden (ook “settlements” genoemd) tussen telkens twee leveranciers en afnemers worden gesloten (de “2+2”-regel), zoals beschreven in overweging 8.

(8)

Nadat een leverancier en een afnemer een overeenkomst hebben gesloten over de prijs voor de volgende maand, delen zij die mee aan de particuliere en onafhankelijke rapporterende instanties. De instanties maken deze overeenkomst - de “initiële settlement” - bekend aan de markt. Zodra een andere afnemer en leverancier een settlement tegen een identieke prijs sluiten, wordt die prijs de maandelijkse contractprijs voor de volgende maand via een publicatie door die instanties. De instanties concurreren met elkaar om de maandelijkse contractprijs als eerste bekend te maken.

(9)

Bedrijven nemen op vrijwillige basis deel aan de settlementprocedure voor de maandelijkse contractprijs. Dat betekent dat sommige ondernemingen wellicht zeer vaak deelnemen terwijl andere mogelijkerwijs helemaal niet actief zijn. Deelnemende ondernemingen zijn bovendien niet verplicht alle relevante informatie bij de rapporterende instanties in te dienen. Onderhandelingen over een settlement vinden gewoonlijk plaats na publicatie van de prijsprognoses van de marktanalisten in de laatste dagen van de voorafgaande maand. De adressaten van dit besluit (ook “partijen” of individueel “partij” genoemd) hebben regelmatig deelgenomen aan de maandelijkse onderhandelingen over settlements; zij behoorden ook tot de partijen die settlements sloten.

(10)

Het besluit is gericht tot de volgende rechtspersonen die deel uitmaken van de volgende ondernemingen (de “partijen”):

a)

Westlake Chemical Corporation, Westlake Germany GmbH & Co. KG, Vinnolit GmbH & Co. KG en Vinnolit Holdings GmbH (“Westlake”)

b)

Orbia Advance Corporation, S.A.B. de C.V. (2) en Vestolit GmbH (“Orbia”)

c)

Clariant AG en Clariant International AG (“Clariant”)

d)

Celanese Corporation, Celanese Services Germany GmbH en Celanese Europe B.V. (“Celanese”)

2.   BESCHRIJVING VAN DE ZAAK

2.1.   Procedure

(11)

In juni 2016 heeft Westlake, overeenkomstig de clementieregeling van 2006 (3), een immuniteitsverzoek ingediend met betrekking tot heimelijke contacten met andere afnemers van ethyleen in de EER. Na de onaangekondigde inspecties heeft Orbia op 23 mei 2017 verzocht om immuniteit tegen geldboeten of om vermindering van geldboeten op grond van de clementieregeling. Op 6 juni 2017 heeft Clariant verzocht om immuniteit tegen geldboeten of vermindering van geldboeten op grond van de clementieregeling. Op 3 juli 2017 heeft Celanese verzocht om immuniteit tegen geldboeten of vermindering van geldboeten op grond van de clementieregeling.

(12)

Op 10 juli 2018 heeft de Commissie ten aanzien van de partijen de procedure van artikel 11, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1/2003 ingeleid met het oog op het aangaan van schikkingsgesprekken. Tussen september 2018 en november 2019 vonden schikkingsbijeenkomsten en contacten tussen de Commissie en de verschillende partijen plaats. Vervolgens hebben alle partijen hun formeel verzoek tot schikking ingediend overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 773/2004 (4).

(13)

Op 7 februari 2020 heeft de Commissie een aan de partijen gerichte mededeling van punten van bezwaar aangenomen. Alle partijen hebben op de mededeling van punten van bezwaar geantwoord en bevestigd dat de inhoud ervan in overeenstemming was met hun schikkingsverklaringen en dat zij nog steeds bereid waren de schikkingsprocedure te volgen.

(14)

Het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities heeft op 10 juli 2020 een positief advies uitgebracht.

(15)

Op 14 juli 2020 heeft de Commissie het besluit vastgesteld.

2.2.   Samenvatting van de inbreuk

(16)

In het besluit wordt een enkele en voortdurende inbreuk vastgesteld, die bestaat uit de uitwisseling van gevoelige commerciële en prijsgerelateerde informatie en de vaststelling van een prijselement, namelijk de maandelijkse contractprijs, in verband met de aankoop van etheen in de EU-lidstaten België, Frankrijk, Duitsland en Nederland. Het doel van de inbreuk was om de onderhandelingen met betrekking tot de maandelijkse contractprijs te beïnvloeden in het voordeel van de afnemers met als doel ethyleen te kopen tegen de laagst mogelijke prijs die verkopers in het kader van de settlementprocedure zouden aanvaarden. De partijen coördineerden hun toekomstig optreden via bilaterale contacten in verband met de maandelijkse contractprijs, hun toekomstig marktgedrag tijdens onderhandelingen over settlements met betrekking tot de maandelijkse contractprijs met ethyleenverkopers en hun standpunten over de markttendensen, zowel vóór als tijdens de onderhandelingen over settlements met betrekking tot de maandelijkse contractprijs.

2.2.1.   Duur

(17)

De duur van de deelname van elk van de partijen aan de inbreuk is hieronder aangegeven:

Inbreuk

Onderneming

Begin

Einde

 

Westlake

26.12.2011

29.6.2016 (5)

Orbia

17.11.2015

28.3.2017

 

Clariant

26.12.2011

29.3.2017

 

Celanese

18.1.2012

28.3.2017

2.3.   Adressaten

2.3.1.   Westlake

(18)

Worden hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de inbreuk: Vinnolit GmbH & Co. KG (wegens rechtstreekse deelname van 26 december 2011 tot en met 29 juni 2016), Westlake Chemical Corporation (als uiteindelijke moedermaatschappij van Vinnolit GmbH & Co. KG van 31 juli 2014 tot en met 29 juni 2016), Westlake Germany GmbH & Co KG (als indirecte moedermaatschappij van Vinnolit Holdings GmbH & Co. KG van 31 juli 2014 tot en met 29 juni 2016) en Vinnolit Holdings GmbH (als rechtstreekse moedermaatschappij van Vinnolit GmbH & Co. KG van 26 december 2011 tot en met 29 juni 2016).

2.3.2.   Orbia

(19)

Worden hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de inbreuk: Vestolit GmbH (wegens rechtstreekse deelname) en Orbia Advance Corporations, S.A.B. de C.V. (als moedermaatschappij van Vestolit GmbH) van 17 november 2015 tot en met 28 maart 2017.

2.3.3.   Clariant

(20)

Worden hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de inbreuk: Clariant International AG (wegens rechtstreekse deelname) en Clariant AG (als moedermaatschappij van Clariant International AG) van 26 december 2011 tot en met 29 maart 2017.

2.3.4.   Celanese

(21)

Worden hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de inbreuk: Celanese Services Germany GmbH (wegens rechtstreekse deelname van 18 januari 2012 tot en met 20 januari 2016), Celanese Europe B.V. (wegens rechtstreekse deelname van 21 januari 2016 tot en met 28 maart 2017 en als indirecte moedermaatschappij van Celanese Services Germany GmbH van 18 januari 2012 tot en met 20 januari 2016) en Celanese Corporation (als moedermaatschappij van Celanese Services Germany GmbH en Celanese Europe B.V. van 18 januari 2012 tot en met 28 maart 2017).

2.4.   Rechtsmiddelen

(22)

In het besluit worden de richtsnoeren inzake geldboeten van 2006 (6) toegepast.

2.4.1.   Basisbedrag van de geldboete

(23)

Aangezien de onderhavige zaak betrekking heeft op een inkoopkartel, is rekening gehouden met de waarde van de aankopen en niet met die van de verkopen (deze benadering is door het Gerecht bevestigd in zaak AT.40018 - Recycling autoaccu’s en T-222/17 - Recylex).

(24)

De inbreuk betreft niet alle door de partijen gedane aankopen van ethyleen, maar alleen de aankopen die zijn gedaan met gebruikmaking van de aan de maandelijkse contractprijs gerelateerde prijsbepalingsformules. Daarom is gekeken naar de waarde van de aankopen die werden gedaan via de leveringsovereenkomsten voor ethyleen met een op de maandelijkse contractprijs gebaseerde prijsbepalingsformule en de op de maandelijkse contractprijs gebaseerde aankopen door de partijen op de ethyleen spotmarkt in 2016 (in 2015 voor het immuniteitsverzoek van Westlake) in België, Duitsland, Frankrijk en Nederland.

(25)

Gelet op de aard van de inbreuk en de geografische omvang ervan, is het percentage van het variabele bedrag van de geldboeten en het additionele bedrag (de “entry fee”) vastgesteld op 15 % van de waarde van de aankopen voor de inbreuk.

(26)

Het variabele bedrag wordt vermenigvuldigd met het aantal jaren of fracties van jaren van de individuele deelname van de partijen aan de inbreuk, teneinde ten volle rekening te houden met de daadwerkelijke duur van de deelname van elke partij afzonderlijk. De vermenigvuldigingsfactor r voor de duur wordt berekend op basis van kalenderdagen.

2.4.2.   Aanpassingen van het basisbedrag

(27)

In deze zaak is geen sprake van verzwarende of verzachtende omstandigheden, met uitzondering van recidive in het geval van Clariant. Clariant heeft in een eerdere zaak een kartelinbreuk gepleegd (AT.37773 - MCAA-kartel). Voor Clariant wordt het basisbedrag van de geldboete voor de inbreuk daarom verhoogd met 50 %.

2.4.3.   Toepassing van artikel 37 van de richtsnoeren inzake geldboeten

(28)

Overeenkomstig de recente praktijk van de Commissie inzake inkoopkartels (zaak AT.40018 - Recycling autoaccu’s) (7) geldt ter afschrikking een specifieke verhoging van de geldboeten. Die verhoging is het gevolg van het feit dat de kartelleden als doel hadden om de prijzen zo laag mogelijk te houden, en niet om hogere prijzen handhaven. Bij inkoopkartels geldt immers dat hoe meer de kartelleden de aankoopprijs konden verlagen, des te lager de waarde van de aankopen is waarop de geldboete wordt berekend.

(29)

Aangezien het kartel in casu een inkoopkartel is, is het onwaarschijnlijk dat de waarde van de aankopen op zich een geschikte maatstaf is om de economische impact van de onderhavige inbreuk weer te geven. Dat komt ook doordat de aankopen in een operationele onderneming gewoonlijk lager in waarde zijn dan de verkopen, wat dus een systematisch lager uitgangspunt oplevert om een geldboete te berekenen.

(30)

De Commissie heeft daarom op grond van punt 37 van de richtsnoeren inzake geldboeten van 2006 aan alle partijen een verhoging van de geldboeten met 10 % opgelegd.

2.4.4.   Toepassing van het 10 %-omzetplafond

(31)

Geen van de berekende geldboeten bedraagt meer dan 10 % van de mondiale omzet van de respectieve partijen in 2019.

2.4.5.   Toepassing van de clementieregeling van 2006: boeteverlaging

(32)

WESTLAKE verstrekte als eerste onderneming inlichtingen en bewijsstukken in verband met de inbreuk die aan de voorwaarden van punt 8, a), van de clementieregeling van 2006 voldeden. Daarom wordt aan Westlake immuniteit verstrekt tegen boetes voor de inbreuk.

(33)

Orbia voldeed als eerste onderneming aan de vereisten van de punten 24 en 25 van de clementieregeling van 2006. Orbia heeft een aantal waardevolle bewijzen uit de periode van de inbreuk verstrekt die de deelname van de partijen aan de inbreuk bevestigen, samen met bewijsmateriaal dat verdere achtergrondinformatie bevat over de inbreuk en de reikwijdte en het doel ervan, alsook over de deelname van de partijen aan de inbreuk en de betrokken bedrijfstak. Bepaalde informatie in de aanvraag was echter reeds in het bezit van de Commissie. Daarom krijgt Orbia een boeteverlaging van 45 % voor de inbreuk.

(34)

Clariant voldeed als tweede onderneming aan de vereisten van de punten 24 en 25 van de clementieregeling van 2006. Clariant heeft enkele waardevolle gegevens uit de periode van de inbreuk verstrekt over heimelijke contacten met andere kartelleden. Zij heeft ook ondersteunend bewijsmateriaal en gedetailleerde inlichtingen verstrekt die meer achtergrond gaven over de inbreuk en de betrokken bedrijfstak, en het bestaan van de inbreuk in de door de Commissie vastgestelde periode bevestigden. Daarom krijgt Clariant een boeteverlaging van 30 % voor de inbreuk.

(35)

Celanese voldeed als derde onderneming aan de vereisten van de punten 24 en 25 van de clementieregeling van 2006. Celanese heeft bewijs geleverd van enkele heimelijke contacten met andere partijen bij de inbreuk. Zij heeft ook gedetailleerde inlichtingen verstrekt over de historische ontwikkeling van het onderzochte gedrag. Voorts heeft zij informatie verstrekt over ondersteunende feiten en bewijzen met verdere achtergrondinformatie over de inbreuk en de voortdurende deelname van andere partijen aan de inbreuk. Daarom krijgt Celanese een boeteverlaging van 20 % voor de inbreuk.

2.4.6.   Toepassing van de mededeling betreffende schikkingsprocedures

(36)

Op grond van de toepassing van de mededeling betreffende schikkingsprocedures wordt het bedrag van de geldboeten die aan elke partij worden opgelegd, met 10 % verlaagd. Die verlaging kwam bovenop hun clementiekorting.

3.   CONCLUSIE

(37)

In verband met de inbreuk zijn overeenkomstig artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003 de volgende geldboeten opgelegd:

a)

aan Vinnolit GmbH & Co. KG, Vinnolit Holdings GmbH, Westlake Chemical Corporation en Westlake Germany GmbH & Co. KG, hoofdelijk aansprakelijk: 0 EUR;

b)

aan Orbia Advance Corporation, S.A.B. de C.V. en Vestolit GmbH, hoofdelijk aansprakelijk: 22 367 000 EUR;

c)

aan Clariant International AG en Clariant AG, hoofdelijk aansprakelijk: 155 769 000 EUR;

d)

aan Celanese Services Germany GmbH, Celanese Europe B.V. en Celanese Corporation, hoofdelijk aansprakelijk: 66 484 000 EUR;

e)

aan Celanese Europe B.V. en Celanese Corporation, hoofdelijk aansprakelijk: 15 823 000 EUR.


(1)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 411/2004 (PB L 68 van 6.3.2004, blz. 1).

(2)  Tot 5 september 2019 heette de rechtspersoon Mexichem S.A.B. de C.V.

(3)  PB C 298 van 8.12.2006, blz. 17.

(4)  PB L 123 van 27.4.2004, blz. 18.

(5)  De datum van indiening van het immuniteitsverzoek.

(6)  PB C 210 van 1.9.2006, blz. 2.

(7)  Zoals bevestigd in zaak T-222/17, Recylex S.A. Fonderie et Manufacture de Métaux S.A. en Harz-Metall GmbH/Commissie, ECLI:EU:T:2019:356, punt 124 en T-240/17, Campine NV en Campine Recycling NV/Commissie, ECLI:EU:T:2019:778, punten 342-349.


22.1.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 24/19


Advies van het Adviescomité voor concentraties uitgebracht op zijn bijeenkomst van 27 mei 2019 betreffende een voorontwerp van besluit over zaak M.8713 — Tata Steel/ThyssenKrupp/JV

Rapporteur: Bulgarije

(Voor de EER relevante tekst)

(2021/C 24/10)

Werking

1.

Het Adviescomité (13 lidstaten) is het met de Commissie eens dat de transactie een concentratie vormt in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening.

Uniedimensie

2.

Het Adviescomité (13 lidstaten) is het met de Commissie eens dat de transactie een Uniedimensie heeft in de zin van artikel 1, lid 2, van de concentratieverordening.

Productmarkten

3.

Het Adviescomité (13 lidstaten) stemt in met de omschrijvingen van de Commissie van de relevante productmarkten voor de vervaardiging en levering van bepaalde afgewerkte platte koolstofstaalproducten en is het er met name mee eens dat blik, elektrolytisch verchroomd staal (ECCS) en gelamineerd verpakkingsstaal afzonderlijke productmarkten zijn.

4.

Het Adviescomité (13 lidstaten) stemt in met de omschrijvingen van de Commissie van de relevante productmarkten voor de vervaardiging en levering van bepaalde afgewerkte platte koolstofstaalproducten en met name met de omschrijving dat:

4.1.

thermisch verzinkte staalproducten die aan de automobielindustrie worden geleverd (“HDG voor de automobielindustrie”) een afzonderlijke productmarkt vormen die losstaat van die voor thermisch verzinkte staalproducten voor andere toepassingen, in het bijzonder vanwege de beperkte substitueerbaarheid aan vraag- en aanbodzijde, de andere specifieke kenmerken van de vraag naar en het aanbod van HDG voor de automobielindustrie zoals beschreven in het besluit en de mededingingsvoorwaarden ([Informatie over marges]) die gelden tussen afnemers in de automobielindustrie en andere afnemers;

4.2.

Alle HDG voor de automobielindustrie, ongeacht of het direct dan wel indirect aan de OEM’s in de automobielindustrie wordt geleverd, behoort tot dezelfde relevante productmarkt, die waarschijnlijk gedifferentieerd is.

Geografische markten

5.

Het Adviescomité (13 lidstaten) stemt in met de omschrijvingen van de Commissie van de relevante geografische markten voor de vervaardiging en levering van bepaalde afgewerkte platte koolstofstaalproducten en met name met de omschrijving dat:

5.1.

de markten voor blik, ECCS en gelamineerd staal hoogstens voor de gehele EER gelden, en

5.2.

de markt voor HDG voor de automobielindustrie hoogstens voor de gehele EER geldt, maar dat er aanwijzingen zijn dat zij geografisch gedifferentieerd is binnen de EER.

Beoordeling uit mededingingsoogpunt

6.

Het Adviescomité (13 lidstaten) stemt in met de beoordeling van de Commissie dat de transactie de daadwerkelijke mededinging op significante wijze zou belemmeren als gevolg van horizontale, niet-gecoördineerde effecten met betrekking tot de vervaardiging en levering van:

6.1.

blik, ECCS en gelamineerd verpakkingsstaal in de EER, en

6.2.

HDG voor de automobielindustrie in de EER.

Efficiëntievoordelen

7.

Het Adviescomité (13 lidstaten) is het met de Commissie eens dat geen van de door de partijen aangevoerde efficiëntievoordelen voldoet aan de cumulatieve efficiëntietoets van verifieerbaarheid, specifiek resultaat van de fusie en voordeel voor de consumenten.

Toezeggingen

8.

Het Adviescomité (13 lidstaten) is het met de Commissie eens dat de definitieve toezeggingen niet wegnemen dat de transactie de daadwerkelijke mededinging op significante wijze zou belemmeren met betrekking tot de vervaardiging en levering van:

8.1.

blik, ECCS en gelamineerd verpakkingsstaal in de EER, en

8.2.

HDG voor de automobielindustrie in de EER.

9.

Het Adviescomité (13 lidstaten) is het met de Commissie eens dat de definitieve toezeggingen de leefbaarheid en het concurrentievermogen van de af te stoten bedrijfsonderdelen onvoldoende waarborgen.

Verenigbaarheid met de interne markt

10.

Het Adviescomité (13 lidstaten) is het met de Commissie eens dat de transactie overeenkomstig artikel 2, lid 3, en artikel 8, lid 3, van de concentratieverordening en artikel 57 van de EER-overeenkomst derhalve onverenigbaar met de interne markt en de werking van de EER-overeenkomst moet worden verklaard.

22.1.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 24/21


Eindverslag van de raadadviseur-auditeur (1)

(Zaak M.8713 — Tata Steel/ThyssenKrupp/JV)

(Voor de EER relevante tekst)

(2021/C 24/11)

1.   

Op 25 september 2018 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgestelde concentratie ontvangen op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (“de concentratieverordening”), volgens welke Tata Steel Limited (“Tata”) en thyssenkrupp AG (“ThyssenKrupp”), de gezamenlijke zeggenschap over een nieuw opgerichte gemeenschappelijke onderneming zouden verwerven in de zin van artikel 3, lid 1, punt b), en artikel 3, lid 4, van de concentratieverordening (“de transactie”). Tata en ThyssenKrupp worden hierna gezamenlijk “de partijen” genoemd.

2.   

Op basis van de uitkomsten van het marktonderzoek tijdens fase I formuleerde de Commissie ernstige twijfel ten aanzien van de verenigbaarheid van de transactie met de interne markt en stelde zij op 30 oktober 2018 een besluit vast op grond van artikel 6, lid 1, punt c), van de concentratieverordening. Op 19 november 2018 hebben de partijen hun schriftelijke opmerkingen ten aanzien van het besluit overeenkomstig artikel 6, lid 1, punt c), ingediend.

3.   

Op 13 november 2018, 19 maart 2019 en 25 april 2019 werd de termijn voor de evaluatie van de transactie in de tweede fase op grond van artikel 10, lid 3, van de concentratieverordening met in het totaal twintig werkdagen verlengd.

4.   

Op 5 december 2018 heeft de Commissie op grond van artikel 11, lid 3, van de concentratieverordening twee besluiten vastgesteld, respectievelijk gericht aan Tata en ThyssenKrupp, waarin werd verzocht om uiterlijk op 21 december 2019 bepaalde stukken over te leggen en waarbij de termijn voor het onderzoek van de concentratie werd opgeschort tot de volledige en correcte gegevens waren ontvangen (deze besluiten worden hierna “de besluiten houdende een verzoek om inlichtingen” genoemd). Op 11 december 2018 hebben de partijen een brief aan de raadadviseur-auditeur gericht waarin zij hun ontevredenheid uitspraken over de vaststelling van de besluiten houdende een verzoek om inlichtingen, omdat de verzoeken volgens hen in wezen te ruim waren, de antwoordtermijn die de partijen aanvankelijk hadden gekregen bijzonder kort was en de opschorting van de termijnen voor het onderzoek door de Commissie op grond van artikel 10, lid 4, van de concentratieverordening onevenredig, ongerechtvaardigd en onredelijk was. De partijen klaagden dat de besluiten houdende een verzoek om inlichtingen (en de daaropvolgende opschorting van de termijn voor het onderzoek van de concentratie, die openbaar werd gemaakt) tot aanzienlijke negatieve gevolgen hadden geleid, bijvoorbeeld wat vragen van de media en reacties van de beurs betrof. Ten eerste wil ik erop wijzen dat Besluit 2011/695/EU de raadadviseur-auditeur niet toelaat om specifieke maatregelen te treffen met betrekking tot de bezwaren van de partijen (2). Gelet op de toelichtingen die DG Concurrentie heeft verstrekt bij de besluiten houdende een verzoek om inlichtingen, de daaropvolgende snelle reactie van de partijen op de besluiten houdende een verzoek om inlichtingen (3) en het feit dat de partijen geen verdere klachten bij mij hebben ingediend over de besluiten houdende een verzoek om inlichtingen, ben ik niet van oordeel dat de daadwerkelijke uitoefening van de procedurele rechten van de partijen werd beïnvloed door de vaststelling van de besluiten houdende een verzoek om inlichtingen.

5.   

Op 13 februari 2019 stelde de Commissie een mededeling van punten van bezwaar vast in de zin van artikel 18, lid 1, van de concentratieverordening. In de mededeling van punten van bezwaar kwam de Commissie tot de voorlopige conclusie dat de transactie de daadwerkelijke mededinging op de interne markt waarschijnlijk op significante wijze zou belemmeren in de zin van artikel 2 van de concentratieverordening vanwege i) horizontale, niet-gecoördineerde effecten door het wegnemen van een belangrijke mededingingsbeperking op de markt voor de productie en levering van thermisch verzinkt staal voor de automobielindustrie (“HDG voor de automobielindustrie”) in de EER; ii) de totstandbrenging van een machtspositie, of op zijn minst vanwege horizontale, niet-gecoördineerde effecten ten gevolge van het wegnemen van een belangrijke mededingingsbeperking op de markten voor de productie en levering van gemetalliseerde (namelijk blik en elektrolytisch verchroomd staal) en gelamineerde staalproducten voor verpakking in de EER, en iii) horizontale, niet-gecoördineerde effecten ten gevolge van het wegnemen van een belangrijke mededingingsbeperking op de markt voor de productie en levering van elektrostaal met georiënteerde korrels in de EER. De voorlopige conclusie van de Commissie was bijgevolg dat de aangemelde concentratie niet verenigbaar zou zijn met de interne markt en de werking van de EER-Overeenkomst.

6.   

De partijen kregen toegang tot het dossier van de Commissie op 14 februari 2019 en vervolgens op 1 maart, 21 maart, 17 april, 3 mei en 17 mei 2019. Tussen 14 februari en 21 februari 2019 werd een dataroom georganiseerd om de economische adviseurs van de partijen in staat te stellen vertrouwelijke kwantitatieve gegevens die deel uitmaakten van het dossier van de Commissie te verifiëren. Op 21 februari 2019 werd een niet-vertrouwelijk verslag van de dataroom aan de partijen verstrekt, en op 22 februari 2019 werd een herziene versie van dat verslag aan de partijen bezorgd. Van 21 tot en met 25 maart 2019 werd een nieuwe dataroom georganiseerd. Op 26 maart 2019 werd een tweede niet-vertrouwelijk verslag van de dataroom aan de partijen verstrekt.

7.   

De partijen hebben op 27 februari 2019 hun opmerkingen bij de mededeling van punten van bezwaar ingediend. De partijen hebben niet verzocht mondeling te worden gehoord.

8.   

Vijf ondernemingen (ArcelorMittal, Ardagh, IG Metall, IndustriAll en Salzgitter AG) werden als belanghebbende derden toegelaten tot de procedure. Alle belanghebbende derden hebben een niet-vertrouwelijke versie van de mededeling van punten van bezwaar ontvangen, en Ardagh Group en Salzgitter AG hebben schriftelijke opmerkingen bij die mededeling van punten van bezwaar ingediend op grond van artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) 802/2004 van de Commissie.

9.   

Op 20 maart 2019 heeft de Commissie een “letter of facts” aan de partijen gericht. De partijen hebben op 25 maart 2019 hun opmerkingen bij de letter of facts ingediend.

10.   

Op 1 april 2019 hebben de partijen toezeggingen gedaan op grond van artikel 8, lid 2, van de concentratieverordening. Die toezeggingen zijn op 2 april 2019 aan een marktonderzoek onderworpen. Op 23 april 2019 hebben de partijen herziene toezeggingen ingediend (de “herziene toezeggingen”). Op 25 april 2019 heeft de Commissie een marktonderzoek ingesteld naar de herziene toezeggingen.

11.   

In het ontwerpbesluit concludeert de Commissie dat de transactie de daadwerkelijke mededinging in een belangrijk gedeelte van de interne markt op significante wijze zou belemmeren voor i) de vervaardiging en levering van HDG voor de automobielindustrie in de EER en ii) de vervaardiging en levering van gemetalliseerde (namelijk blik en elektrolytisch verchroomd staal) en gelamineerde staalproducten voor verpakking in de EER. De bezwaren ten aanzien van de vervaardiging en levering van elektrostaal met georiënteerde korrels in de EER zijn niet overgenomen in het ontwerpbesluit. In het ontwerpbesluit wordt tevens geconcludeerd dat de door de partijen gedane toezeggingen niet volledig wegnamen dat de transactie de daadwerkelijke mededinging op significante wijze zou belemmeren.

12.   

Overeenkomstig artikel 16, lid 1, van Besluit 2011/695/EU heb ik het ontwerpbesluit onderzocht en kom ik tot de conclusie dat dit uitsluitend punten van bezwaar betreft ten aanzien waarvan de partijen in de gelegenheid zijn gesteld hun standpunt kenbaar te maken.

13.   

Alles in aanmerking genomen, ben ik van oordeel dat de procedurele rechten in deze zaak daadwerkelijk konden worden uitgeoefend.

Brussel, 29 mei 2019.

Joos STRAGIER


(1)  Opgesteld overeenkomstig de artikelen 16 en 17 van Besluit 2011/695/EU van de voorzitter van de Europese Commissie van 13 oktober 2011 betreffende de functie en het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures (PB L 275 van 20.10.2011, blz. 29) (“Besluit 2011/695/EU”).

(2)  Hoewel de raadadviseur-auditeur bevoegd is om te beslissen over een verlenging van de termijn voor besluiten houdende een verzoek om inlichtingen op grond van artikel 18, lid 3, van Verordening (EG) 1/2003, bevat Besluit 2011/695/EU geen vergelijkbare bepaling ten aanzien van besluiten houdende een verzoek om inlichtingen op grond van artikel 11, lid 3, van de concentratieverordening. Tegen de besluiten houdende een verzoek om inlichtingen had echter wel een beroep tot nietigverklaring bij het Gerecht kunnen worden ingesteld.

(3)  Tata en ThyssenKrupp hebben respectievelijk op 4 en op 9 januari 2019 gereageerd op de besluiten houdende een verzoek om inlichtingen.


22.1.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 24/23


Samenvatting van het besluit van de Commissie

van 11 juni 2019

waarbij een concentratie onverenigbaar wordt verklaard met de interne markt en de werking van de EER-Overeenkomst

(Zaak M.8713 — Tata Steel/ThyssenKrupp/JV)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 4228)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2021/C 24/12)

Op 11 juni 2019 heeft de Commissie een besluit vastgesteld met betrekking tot een concentratiezaak op grond van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (1) , en met name artikel 8, lid 3, van die verordening. Een niet-vertrouwelijke versie van de volledige tekst van het besluit, in voorkomend geval in de vorm van een voorlopige versie, is in de authentieke taal van de zaak te vinden op de website van het directoraat-generaal Concurrentie op het volgende adres:

http://ec.europa.eu/competition/elojade/isef/index.cfm?clear=1&policy_area_id=2

1.   DE PARTIJEN

(1)

Tata Steel Limited (hierna “Tata” genoemd), een in India geregistreerde vennootschap, is een gediversifieerde onderneming die actief is op het gebied van de ontginning van steenkool en ijzererts, de vervaardiging van staalproducten en de verkoop van die staalproducten over de hele wereld. Tata produceert voorts ferrolegeringen en aanverwante mineralen en vervaardigt bepaalde andere producten, zoals landbouwmaterieel en lagers.

(2)

ThyssenKrupp AG (hierna “ThyssenKrupp” genoemd), een in Duitsland geregistreerde vennootschap, is een gediversifieerde industriële groep die zich bezighoudt met de productie van platte koolstofstaalproducten, materieeldiensten, liftentechnologie, industriële oplossingen en onderdelentechnologie.

2.   DE TRANSACTIE

(3)

Op 25 september 2018 heeft de Commissie een formele aanmelding op grond van artikel 4 van de concentratieverordening ontvangen, volgens welke Tata en ThyssenKrupp de gezamenlijke zeggenschap over een nieuw opgerichte gemeenschappelijke onderneming (hierna “JV” genoemd) zouden verwerven in de zin van artikel 3, lid 1, punt b), en artikel 3, lid 4, van de concentratieverordening (2). Tata en ThyssenKrupp worden hierna gezamenlijk de “aanmeldende partijen” of de “partijen”, en elk afzonderlijk een “partij” genoemd. De aangemelde transactie wordt hierna de “transactie” genoemd.

3.   DE PROCEDURE

(4)

Na fase I van haar onderzoek heeft de Commissie vastgesteld dat de transactie ernstige twijfel deed rijzen ten aanzien van de verenigbaarheid ervan met de interne markt en heeft zij op 30 oktober 2018 een besluit vastgesteld om de procedure in te leiden overeenkomstig artikel 6, lid 1, punt c), van de concentratieverordening.

(5)

Op 13 februari 2019 heeft de Commissie een mededeling van punten van bezwaar vastgesteld, waarin zij voorlopige bezwaren heeft geuit. De aanmeldende partijen hebben op 27 februari 2019 op de mededeling van punten van bezwaar geantwoord.

(6)

Op 1 april 2019 hebben de aanmeldende partijen toezeggingen ingediend overeenkomstig artikel 8, lid 2, van de concentratieverordening om de in de mededeling van punten van bezwaar vastgestelde mededingingsbezwaren weg te nemen (hierna de “toezeggingen van 1 april 2019” genoemd).

(7)

Op 2 april 2019 heeft de Commissie een marktonderzoek ingesteld naar de toezeggingen van 1 april 2019.

(8)

Op 23 april 2019 hebben de aanmeldende partijen herziene toezeggingen ingediend (hierna de “herziene toezeggingen van 23 april 2019” genoemd).

(9)

Op 25 april 2019 heeft de Commissie een marktonderzoek ingesteld naar de herziene toezeggingen van 23 april 2019.

4.   SAMENVATTING

(10)

Uit het onderzoek van de Commissie is gebleken dat de transactie de daadwerkelijke mededinging op de interne markt op significante wijze zou belemmeren wat de markten voor de productie en levering van i) thermisch verzinkte staalproducten voor de automobielindustrie (hierna “HDG voor de automobielindustrie” genoemd) en ii) gemetalliseerde en gelamineerde staalproducten voor verpakking betreft.

(11)

Hoewel de aanmeldende partij toezeggingen heeft voorgesteld om de mededingingsbezwaren te verhelpen, waren de voorgestelde toezeggingen niet toereikend of passend om de mededingingsbezwaren in hun geheel blijvend weg te nemen.

(12)

Bijgevolg heeft de Commissie de transactie op grond van artikel 2, lid 3, en artikel 8, lid 3, van de concentratieverordening en overeenkomstig artikel 57 van de EER-Overeenkomst onverenigbaar verklaard met de interne markt en de werking van de EER-Overeenkomst.

5.   TOELICHTING

5.1.   De relevante productmarkten

(13)

Het besluit op grond van artikel 8, lid 3, heeft betrekking op de productie en levering van i) thermisch verzinkte staalproducten voor de automobielindustrie (“HDG voor de automobielindustrie”) en ii) gemetalliseerde en gelamineerde staalproducten voor verpakking.

(14)

HDG voor de automobielindustrie is thermisch verzinkt plat koolstofstaal dat wordt geleverd voor toepassingen in de automobielindustrie. Uit het oogpunt van de vraag bevestigde het onderzoek dat HDG voor de automobielindustrie verschilt van eenvoudiger thermisch verzinkt staal (“HDG dat niet voor de automobielindustrie is bestemd”), in het bijzonder vanwege de specifieke, vaak strengere eisen van afnemers in de automobielindustrie in vergelijking met veel andere staalgebruikers. In de praktijk heeft HDG voor de automobielindustrie gewoonlijk lagere toleranties, een betere oppervlaktegesteldheid, striktere eisen ten aanzien van de zinkbekleding en is het verkrijgbaar in een grotere variëteit aan staalsoorten dan HDG dat niet voor de automobielindustrie is bestemd. Voor de productie ervan moet ook hoogwaardig warmgewalst en koudgewalst staal worden gebruikt. Uit het oogpunt van het aanbod bevestigde het onderzoek dat niet alle verzinklijnen HDG voor de automobielindustrie kunnen produceren en dat er speciale productievoorzieningen nodig zijn om afnemers in de automobielindustrie te beleveren. Dit omvat ook de controle over de gehele waardeketen, van vloeibaar en warmgewalst staal tot verzinking — aangeboden door een beperkt aantal (geïntegreerde) leveranciers. De afbakening van een afzonderlijke productmarkt voor HDG voor de automobielindustrie is dus gerechtvaardigd.

(15)

Verpakkingsstaal wordt gebruikt in een breed scala van verpakkingsoplossingen, zoals voedselblikken, verfblikken, aerosolen en kroonkurken. Het substraat is koudgewalst plat koolstofstaal dat verder wordt bekleed met tin (“blik”) of chroom (elektrolytisch verchroomd staal of “ECCS”) Gelamineerd verpakkingsstaal is het resultaat van een verdere verwerking van blik of ECCS en wordt vervaardigd door een laminaatlaag aan te brengen op het substraat van blik of ECCS. De Commissie heeft in eerdere zaken geoordeeld dat er een afzonderlijke markt voor blik en ECCS bestond (maar heeft die markt niet afgebakend), en het onderzoek heeft bevestigd dat die markten als afzonderlijke productmarkten kunnen worden afgebakend. Het onderzoek heeft bovendien bevestigd dat gelamineerd verpakkingsstaal een afzonderlijke markt vormt. De Commissie concludeert in de onderhavige zaak dat blik, ECCS en gelamineerd verpakkingsstaal afzonderlijke productmarkten zijn.

5.2.   De relevante geografische markten

(16)

In het recentste precedent (ArcelorMittal/Ilva) heeft de Commissie bepaald dat de markten voor plat koolstofstaal gelden in de gehele EER maar geografisch zijn gedifferentieerd tussen verschillende regio’s van de EER.

(17)

Het onderzoek heeft bevestigd dat de mededingingsvoorwaarden niet homogeen zijn over de hele wereld en dat de aanwezigheid van leveranciers sterk verschilt van de ene regio in de wereld tot de andere.

(18)

Bovendien is uit het diepgaande onderzoek, net zoals in het precedent, gebleken dat de meeste Europese afnemers hoofdzakelijk aankopen bij leveranciers in de EER, of zelfs in een smaller gebied dichter bij hun productiefaciliteiten. Dat gebeurt niet alleen vanwege de vervoerskosten, maar ook vanwege niet-prijsgerelateerde factoren, zoals de levertermijnen en de integratie in naadloze “just in time” toeleveringsketens, de voorzieningszekerheid en de technische ondersteuning.

(19)

Wat de mondiale handel betreft, worden de staalmarkten steeds meer gekenmerkt door handelsmaatregelen die aanvullende belemmeringen opwerpen. Verschillende staten hebben maatregelen getroffen (zoals de tarieven die door de VS zijn opgelegd aan de meeste staalexporterende landen) of procedures ingeleid om de invoerstromen te beperken als reactie op dergelijke maatregelen. In de EU heeft de Commissie antidumpingrechten vastgesteld voor een aantal producten en heeft zij beschermende maatregelen vastgesteld naar aanleiding van de Amerikaanse maatregelen. Die maatregelen hebben betrekking op alle relevante platte koolstofstaalproducten. Die maatregelen, en de maatregelen die door andere rechtsgebieden, zoals Canada, Turkije en de Euraziatische Economische Unie, zijn ingeleid, getuigen niet van het bestaan van mondiale markten. Integendeel, zij zijn bedoeld om een abnormaal hoge invoer ten gevolge van marktverstoringen te neutraliseren. Het onderzoek heeft bevestigd dat het toenemende aantal handelsbelemmeringen de kosten en risico’s van de invoer van staal doen toenemen, in het bijzonder voor afnemers, bijvoorbeeld in de automobiel- en de verpakkingsindustrie, voor wie voorzieningszekerheid, levertermijnen en just in time toeleveringsketens van essentieel belang zijn.

(20)

Tot besluit: het diepgaande onderzoek heeft uitgewezen dat het niet passend is om uit te gaan van een bestaand precedent en dat de markten de gehele EER bestrijken. Aanwijzingen voor geografische differentiatie op de markt voor de productie en levering van HDG voor de automobielindustrie en de specifieke rol van invoer voor elke productmarkt worden evenwel beoordeeld in het kader van de beoordeling uit mededingingsoogpunt.

5.3.   Beoordeling uit mededingingsoogpunt

5.3.1.   Horizontale, niet-gecoördineerde effecten op de markt voor de productie en levering van HDG voor de automobielindustrie

(21)

De partijen hebben een verkoopaandeel op de markt voor HDG-staal voor de automobielindustrie van [20-30] %, na marktleider ArcelorMittal. De overige concurrenten zijn veel kleiner: Voestalpine en Salzgitter hebben elk een marktaandeel van ongeveer [10-20] %, en het marktaandeel van SSAB en USSK is nog kleiner. Invoer en niet-geïntegreerde herwalsbedrijven spelen een verwaarloosbare rol, en afnemers achten verticale integratie belangrijk.

(22)

Er zijn maar weinig bedrijven die HDG voor de automobielindustrie kunnen leveren, vanwege de hogere kwaliteitseisen in het gehele productieproces, en er zijn nog minder bedrijven die een brede portefeuille aanbieden die ook gespecialiseerde subsegmenten omvat, zoals staal met een hoge sterkte of staal met een grote breedte en hoogwaardige oppervlaktegesteldheid voor blootgestelde auto-onderdelen. Ook moeten zij in staat zijn om geoptimaliseerde toeleveringsketens te beheren met korte levertermijnen en punctuele leveringen. Bovendien melden marktdeelnemers consequent hoge benuttingspercentages van de beschikbare capaciteit en een bijzonder beperkte reservecapaciteit in de gehele sector.

(23)

Als alleen naar het marktaandeel wordt gekeken, wordt het belang van Tata waarschijnlijk onderschat, aangezien het over een aanzienlijke capaciteit beschikt en een groeiende speler is die aanzienlijke investeringen doet om uit te breiden en zijn marktaandeel te vergroten, waardoor het een groeiende concurrentiedruk uitoefent op ThyssenKrupp. Fase II van het onderzoek bevestigt ook dat de partijen naaste concurrenten zijn in een aantal segmenten van de markt voor HDG voor de automobielindustrie en vanwege hun geografische voetafdruk.

(24)

De gefuseerde entiteit zou weinig beperkingen ondervinden van haar vermogen om de prijzen te verhogen, aangezien alle kleinere Europese concurrenten vrijwel op volledige capaciteit draaien. Hoewel ArcelorMittal (incl. Ilva) over reservecapaciteit beschikt, zou zij zelf voordeel halen uit een verhoging van de prijsniveaus en weinig stimulansen ondervinden om de volumes te verhogen. In het verlengde daarvan heeft ArcelorMittal, ondanks de krappe markt voor verzinkt staal, beperkingen van de ploegendiensten en mogelijke sluitingen van fabrieken aangekondigd.

(25)

Meerdere automobielondernemingen, waaronder grote fabrikanten, hebben hun bezorgdheid geuit over de effecten van de transactie op de prijzen, en sommigen ook op de innovatie. Kwalitatieve en kwantitatieve informatie lijkt die beweringen te staven.

5.3.2.   Horizontale, niet-gecoördineerde effecten op de markt voor de productie en levering van gemetalliseerd en gelamineerd verpakkingsstaal

(26)

De markt voor verpakkingsstaal (blik, ECCS en gelamineerd staal, die afzonderlijke productmarkten vormen) in de EER was ook voor de transactie al sterk geconcentreerd. ArcelorMittal, ThyssenKrupp, Tata Steel en, in beperktere mate, USSK zijn de enige producenten in de EER. USSK is veel kleiner dan de andere leveranciers, is alleen actief in blik en biedt geen volledig assortiment van producten aan. De transactie zou dus tot een duopolie voor verpakkingsstaal in de EER leiden voor leveranciers die een volledige productportefeuille aanbieden (en tot een monopolie voor één product, namelijk gelamineerd staal).

(27)

Hoewel er invoer plaatsvindt vanuit landen buiten de EER, wordt die invoer door de afnemers niet als een realistisch alternatief beschouwd vanwege de gebrekkige kwaliteit en vanwege de levertermijnen die afnemers vereisen, bijvoorbeeld voor voedselblikken. Daarnaast hebben de recente ontwikkelingen in de handel de aankoop buiten de EER bemoeilijkt uit het oogpunt van de voorzieningszekerheid.

(28)

Na de transactie zou de gefuseerde entiteit voor blik een gecombineerd marktaandeel hebben van [40-50] %, gevolgd door ArcelorMittal. Het gecombineerde aandeel van de gefuseerde entiteit in de totale capaciteit zou [60-70] % bedragen. Naast ArcelorMittal blijft ook USSK in Slowakije op de markt, maar die laatste onderneming heeft slechts een beperkte capaciteit en wordt door de afnemers als een zwakkere concurrent en hooguit als een regionale speler beschouwd.

(29)

Voor ECCS worden bij de concentratie drie Europese leveranciers samengevoegd tot twee. De gecombineerde entiteit zou de tweede grootste worden, met een marktaandeel van [30-40] %, na ArcelorMittal. De reconstructie van de markt door de Commissie geeft aan dat de gefuseerde entiteit marktleider zou worden wat de capaciteit betreft, met een aandeel van [40-50] %.

(30)

Voor gelamineerd verpakkingsstaal zijn de partijen de enige twee producenten in de EER. De fusie zou tot een feitelijk monopolie leiden.

(31)

De partijen en ArcelorMittal zijn leveranciers die een volledige productportefeuille aanbieden en goed in staat zijn om in de behoeften van EER-afnemers te voorzien. USSK en leveranciers van buiten de EER volgen in vergelijking op afstand, en oefenen slechts een beperkte concurrentiedruk uit, en USSK beschikt ook maar over een beperkte reservecapaciteit. Na de transactie zouden afnemers nog maar weinig mogelijkheden hebben om van leverancier te veranderen (zij zouden uitsluitend kunnen kiezen uit de gefuseerde entiteit en ArcelorMittal). De overgrote meerderheid van de afnemers verwacht prijsstijgingen, en sommige afnemers hebben actief hun beklag gedaan en opmerkingen ingediend over deze kwestie.

5.3.3.   Conclusie

(32)

In het besluit wordt daarom geconcludeerd dat de aangemelde transactie de daadwerkelijke mededinging op de interne markt op significante wijze zou belemmeren wat de markten voor de productie en levering van HDG voor de automobielindustrie en gemetalliseerd en gelamineerd verpakkingsstaal betreft.

5.3.4.   Door de partijen aangegane verbintenissen

(33)

Om voornoemde mededingingsbezwaren op de markten voor HDG voor de automobielindustrie en gemetalliseerd en gelamineerd verpakkingsstaal weg te nemen, zijn de partijen de onderstaande verbintenissen aangegaan.

(34)

De aanmeldende partijen hebben zich ertoe verbonden diverse veredelingsbedrijven voor zowel gemetalliseerd en gelamineerd verpakkingsstaal als HDG voor de automobielindustrie verderop in de keten af te stoten aan een onafhankelijke koper of onafhankelijke kopers, behoudens goedkeuring door de Commissie. Een overeenkomst inzake een vooraf aangeduide koper voor elk bedrijf verplichtte de partijen om de voorgestelde transactie niet te voltooien voordat zij of de met de afstoting belaste trustee een bindende overeenkomst hadden gesloten voor de verkoop van beide af te stoten bedrijfsonderdelen en de Commissie de koper(s) en de verkoopvoorwaarden had goedgekeurd.

(35)

Voor verpakkingsstaal omvatten de voorgestelde toezeggingen de verpakkingsstaalactiva van Tata in Trostre (Verenigd Koninkrijk, hierna de “fabriek in Trostre” genoemd) en Duffel (België, hierna de “fabriek in Duffel” genoemd), gezamenlijk de “bedrijfsonderdelen voor verpakkingsstaal” genoemd. De bedrijfsonderdelen voor verpakkingsstaal omvatten operationele capaciteit om blik, ECCS en gelamineerd verpakkingsstaal te vervaardigen. De fabriek in Trostre beschikt over capaciteit om voor de fabricage bedoeld warmgewalst staal te beitsen en koud te walsen. In de veredelingsfase omvatte de fabriek een ECCS-lijn, twee bliklijnen en één lamineerlijn. De fabriek in Duffel telt één lamineerlijn.

(36)

Hoewel de toezeggingen geen activa voor de productiestappen hogerop in de koudwalsketen omvatten (zoals warmwalsen of de vervaardiging van vloeibaar staal), voorzien zij in de mogelijkheid van een tienjarige leveringsovereenkomst voor warmgewalst breedband tegen “cost-plus”-voorwaarden, op verzoek van de koper. De fabriek in Troste haalt haar staalsubstraat momenteel bij de fabriek van Tata in Port Talbot, en de fabriek in Duffel bij die in Troste.

(37)

De partijen hebben bovendien toegezegd een escrowrekening te openen die de koper kan opnemen om verdere capaciteitsuitbreidingen, een extra O&O-faciliteit en verdere verbeteringen van de bedrijfsonderdelen voor verpakkingsstaal te financieren.

(38)

Voor de periode totdat de bedrijfsonderdelen voor verpakkingsstaal hun investeringen om de capaciteit te verhogen (door geld op te nemen van de beschikbare escrowrekening) hebben afgerond, hebben de partijen een overeenkomst met de koper aangeboden waarbij de partijen afgewerkte verpakkingsstaalproducten voor de bedrijfsonderdelen voor verpakkingsstaal volgens een maakloonovereenkomst zouden produceren of zouden leveren (of beide) tot een bepaald maximumvolume per jaar. De bedrijfsonderdelen voor verpakkingsstaal zouden deze overeenkomst voor maximaal drie jaar toegekend krijgen, op “cost-plus”-basis.

(39)

De partijen hebben toegezegd commercieel redelijke inspanningen te leveren om hun bestaande afnemers ertoe aan te moedigen naar de bedrijfsonderdelen voor verpakkingsstaal over te stappen.

(40)

Daarnaast zeggen de partijen toe een aantal overgangsregelingen in verband met leveringen aan te bieden, waaronder i) een driejarige leveringsovereenkomst voor warmgewalst breedband (voor het geval geen gebruik wordt gemaakt van de tienjarige leveringsovereenkomst), ii) een driejarige leveringsovereenkomst voor polymeerfolie (voor de vervaardiging van gelamineerd verpakkingsstaal) en iii) gedurende een overgangsperiode van maximaal 18 maanden, de verlening van diverse andere diensten, waaronder de verlening van diensten voor het gebruik van de beproevingsinstallaties in de fabriek van Tata in IJmuiden.

(41)

Gedeeld personeel en gedeelde beproevings- en onderzoeksvoorzieningen in de fabriek van Tata in IJmuiden zouden ook uitgesloten worden van de bedrijfsonderdelen voor verpakkingsstaal.

(42)

Wat HDG voor de automobielindustrie betreft, omvatten de voorgestelde toezeggingen de fabriek van ThyssenKrupp in Sagunto (Spanje, hierna de “fabriek in Sagunto” genoemd) en de fabriek van Tata in Ivôz-Ramet (België, hierna de “fabriek Segal” genoemd), hierna gezamenlijk de “bedrijfsonderdelen voor HDG voor de automobielsector” genoemd. Zowel de fabriek in Sagunto als de fabriek Segal bestaan uit een verzinkingslijn voor de productie van met zink en met zink-magnesium bekleed HDG en een veredelings-/inspectielijn.

(43)

De bedrijfsonderdelen voor HDG voor de automobielsector omvatten geen activa voor de productie van koudgewalst breedband en inputs hogerop in de keten. In plaats daarvan omvatten zij de mogelijkheid van een tienjarige leveringsovereenkomst voor koudgewalst substraat tegen “cost-plus”-voorwaarden, op verzoek van de koper.

(44)

De partijen hebben bovendien toegezegd een escrowrekening te openen die de koper kan opnemen om verdere verbeteringen en moderniseringen van de fabriek in Sagunto te financieren.

(45)

Daarnaast hebben de partijen toegezegd diverse overgangsregelingen in verband met leveringen aan te bieden, waaronder i) een driejarige leveringsovereenkomst voor koudgewalst breedband (voor het geval geen gebruik wordt gemaakt van de tienjarige leveringsovereenkomst) en ii) gedurende een overgangsperiode van maximaal 18 maanden, de verlening van diensten die noodzakelijk zijn voor alle huidige regelingen uit hoofde waarvan de partijen of hun verbonden ondernemingen producten of diensten leveren aan de bedrijfsonderdelen voor HDG voor de automobielindustrie.

(46)

Gedeeld personeel en gedeelde beproevings- en onderzoeksvoorzieningen in de Duisburg Nord-fabriek van ThyssenKrupp en de fabriek van Tata in IJmuiden zouden ook uitgesloten worden van de bedrijfsonderdelen voor HDG voor de automobielindustrie.

5.3.5.   Beoordeling van de voorgestelde verbintenissen

HDG voor de automobielindustrie

(47)

Wat HDG voor de automobielindustrie betreft, is de Commissie van mening dat de corrigerende maatregelen die op 23 april 2019 werden voorgesteld niet wegnamen dat de transactie de daadwerkelijke mededinging op significante wijze zou belemmeren. De redenen daarvoor zijn de omvang, de reikwijdte en de geografische ligging van de activa evenals het gebrek aan integratie hogerop in de keten.

(48)

De bedrijfsonderdelen voor HDG voor de automobielindustrie zouden slechts ongeveer 40 % vertegenwoordigen van de nominale capaciteitsuitbreiding die de transactie met zich zou brengen met betrekking tot de overlapping van de partijen op het gebied van HDG voor de automobielindustrie in de EER, en ze zouden slechts neerkomen op twee van de meer dan tien productielijnen voor HDG voor de automobielindustrie die de partijen bezitten in de EER.

(49)

Bovendien kampen beide lijnen waarvoor afstoting wordt voorgesteld met technische beperkingen (zoals een beperkt vermogen om HDG met grote bandbreedten en hoge treksterkten te produceren) en levert met name Sagunto momenteel een aanzienlijk deel van zijn output aan locaties buiten het centrum waar zich het grootste deel van de vraag naar HDG voor de automobielindustrie in de EER bevindt.

(50)

Deze bevindingen werden bevestigd door de resultaten van het marktonderzoek. Een grote meerderheid van de afnemers die zich uitspraken, achtte de corrigerende maatregelen niet passend en toereikend om de mededingingsbezwaren van de Commissie met betrekking tot HDG voor de automobielindustrie in de EER daadwerkelijk weg te nemen.

(51)

Het gebrek aan capaciteit hogerop in de keten in de voorgestelde corrigerende maatregelen voor HDG voor de automobielindustrie werd ook als problematisch aangemerkt in talrijke reacties van afnemers (in het bijzonder van OEM’s).

Gemetalliseerd en gelamineerd verpakkingsstaal

(52)

Wat gemetalliseerd en gelamineerd verpakkingsstaal betreft, is de Commissie van mening dat de corrigerende maatregelen die op 23 april 2019 werden voorgesteld niet wegnamen dat de transactie de daadwerkelijke mededinging op significante wijze zou belemmeren. De redenen daarvoor zijn de omvang, de reikwijdte en de geografische ligging van de activa, evenals de onzekerheid over de voorgestelde investeringen en het gebrek aan integratie hogerop in de keten.

(53)

De transactie zou een significante verhoging van het marktaandeel meebrengen op een al geconcentreerde markt, zowel wat de capaciteit als wat de verkoop in de EER betreft. Voor blik zou de gefuseerde entiteit een marktaandeel van [30-40] % en een capaciteitsaandeel van [50-60] % hebben, de bedrijfsonderdelen voor verpakkingsstaal zouden slechts [5-10] % van de markt in handen hebben en [5-10] % van de capaciteit. Aangezien ArcelorMittal als enige andere grote concurrent overblijft, zou de marktstructuur in werkelijkheid nog steeds van drie spelers naar een duopolie gaan, ondanks de corrigerende maatregelen.

(54)

De respondenten op het marktonderzoek van de Commissie gaven voorts aan dat de kwaliteit van de producten die worden vervaardigd door de fabrieken waarvoor afstoting wordt voorgesteld in bepaalde gevallen lager is dan die van producten die worden vervaardigd door fabrieken die de partijen zullen behouden. In dat verband voerden zij aan dat de fabriek in Trostre vaak bijstand moet krijgen van de fabriek van Tata in IJmuiden om kwaliteitsproblemen te verhelpen.

(55)

Zelfs als wordt aangenomen dat de voorgestelde investeringen om de capaciteit te verhogen en andere aspecten van de bedrijfsonderdelen voor verpakkingsstaal te verbeteren het beoogde doel zouden bereiken, zou dat nog steeds niets verhelpen aan de hogere overlapping waartoe de transactie zou leiden. De meeste afnemers die zich hebben uitgesproken, waren ook niet van mening dat de omvang en de reikwijdte van de toezeggingen, met inbegrip van de beoogde investeringstoezeggingen om de capaciteit uit te breiden, zouden volstaan om de leefbaarheid en het concurrentievermogen van de bedrijfsonderdelen voor verpakkingsstaal te verzekeren.

(56)

De voorgestelde capaciteitsuitbreiding voor de bedrijfsonderdelen voor verpakkingsstaal zou waarschijnlijk heel wat tijd vergen. Daarom hebben de partijen toegezegd verpakkingsstaal voor bedrijfsonderdelen voor verpakkingsstaal voorlopig te produceren in het kader van een maakloonovereenkomst tegen “cost (plus)”-voorwaarden. In dat verband bleek uit het marktonderzoek dat er onder de afnemers veel onzekerheid heerst over de vraag of de bedrijfsonderdelen voor verpakkingsstaal in het kader van de voorgestelde maakloonovereenkomst daadwerkelijk met de partijen zouden kunnen concurreren op het gebied van prijzen.

(57)

Bovendien maakt de ligging van de fabriek in Troste het moeilijk om afnemers te bereiken waar de activiteiten van de partijen elkaar overlappen op het Europese vasteland. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat deze fabriek haar producten vooral verkoopt in het Verenigd Koninkrijk. De verkoop van de producten uit de fabriek van ThyssenKrupp in Rasselstein is veel minder op één land toegespitst en is gelijkmatiger verdeeld over verschillende landen. Hoewel dit probleem vandaag ook al speelt, zou het verder worden aangescherpt door een mogelijk vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de EER.

(58)

Bovendien heeft het gebrek aan integratie hogerop in de keten voor aanzienlijke onzekerheid gezorgd ten aanzien van de vraag of de bedrijfsonderdelen voor verpakkingsstaal in de oligopolistische marktstructuur voor blik, ECCS en gelamineerd verpakkingsstaal als levensvatbare bedrijfsonderdelen zouden opereren, onafhankelijk van de partijen of van andere leveranciers. Afnemers wezen er ook op dat verticale integratie voor leveranciers van gemetalliseerd en gelamineerd verpakkingsstaal van groot belang is om controle te hebben over de nodige hoogwaardige input hogerop in de keten. Die input is specifiek voor verpakkingsstaal en wordt, zoals is gebleken uit het marktonderzoek, niet vervaardigd door staalleveranciers die zich niet bezighouden met verpakkingsstaal. Uit het marktonderzoek bleek ook dat er in Europa momenteel geen commerciële markt is voor het nodige substraat, waardoor de bedrijfsonderdelen voor verpakkingsstaal hoogstwaarschijnlijk afhankelijk zouden zijn van de gevestigde producenten van verpakkingsstaal in de EER.

(59)

In haar besluit heeft de Commissie daarom geconcludeerd dat de door de aanmeldende partijen aangegane verbintenissen niet doeltreffend en omvattend waren, aangezien zij niet wegnamen dat de transactie de daadwerkelijke mededinging op significante wijze zou belemmeren.

6.   CONCLUSIE

(60)

Om de bovengenoemde redenen is de conclusie van het besluit dat de voorgenomen concentratie de daadwerkelijke mededinging op de interne markt of een wezenlijk deel daarvan op significante wijze zou belemmeren.

(61)

Derhalve wordt de concentratie overeenkomstig artikel 2, lid 3, en artikel 8, lid 3, van de concentratieverordening en artikel 57 van de EER-Overeenkomst onverenigbaar verklaard met de interne markt en de werking van de EER-Overeenkomst.

(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (in deze tekst “de concentratieverordening” genoemd).

(2)  PB C 354 van 3.10.2018, blz. 4.


22.1.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 24/30


Informatie van de Commissie overeenkomstig Besluit (EU) 2020/1421 van de Raad

(2021/C 24/13)

Overeenkomstig artikel 3 van Besluit (EU) 2020/1421 van de Raad van 1 oktober 2020 betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt met betrekking tot de wijzigingen van de bijlagen bij de Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR) en van de bijlagen bij het Europees Verdrag inzake het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren (ADN) (1), deelt de Commissie mee dat de besluiten van de respectieve organen beschikbaar zijn op:

 

https://treaties.un.org/doc/Publication/CN/2020/CN.438.2020-Eng.pdf

 

https://treaties.un.org/doc/Publication/CN/2020/CN.461.2020-Eng.pdf en

 

https://treaties.un.org/doc/Publication/CN/2020/CN.546.2020-Eng.pdf


(1)  PB L 329 van 9.10.2020, blz. 1.


Rekenkamer

22.1.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 24/31


Speciaal verslag nr. 2/2021

Humanitaire hulp van de EU voor onderwijs: kinderen in nood hebben er baat bij, maar de hulp moet op de langere termijn worden gericht en meer meisjes bereiken

(2021/C 24/14)

De Europese Rekenkamer deelt u mee dat Speciaal verslag nr. 02/2021 “Humanitaire hulp van de EU voor onderwijs: kinderen in nood hebben er baat bij, maar de hulp moet op de langere termijn worden gericht en meer meisjes bereiken” zojuist is gepubliceerd.

Het verslag kan worden ingezien op of gedownload van de website van de Europese Rekenkamer: http://eca.europa.eu


V Bekendmakingen

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

22.1.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 24/32


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.10105 — FSN Capital/Obton Invest/Obton Group)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2021/C 24/15)

1.   

Op 14 januari 2021 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

FSN Capital GP VI Limited (“FSN Capital VI”, Verenigd Koninkrijk), die deel uitmaakt van de groep FSN Capital;

Obton Invest A/S (“Obton Invest”, Denemarken);

Obton Group Holding A/S (“Obton Group”, Denemarken), die momenteel onder zeggenschap staat van Obton Invest.

FSN Capital VI en Obton Invest verkrijgen gezamenlijke zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, punt b), en artikel 3, lid 4, van de concentratieverordening over het geheel van Obton Group.

De concentratie komt tot stand door de verwerving van aandelen in een nieuw opgerichte onderneming die een joint venture vormt.

2.   

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

FSN Capital V: investeringsfonds dat wordt beheerd door FSN Capital, een private-equityadviseur in de Noord-Europese regio die investeringsmogelijkheden aanbiedt voor institutionele investeerders;

Obton Invest: houdstermaatschappij van Obton Group via dewelke zij alternatieve investeringsmogelijkheden aanbiedt;

Obton Group: gespecialiseerde alternatieve investeringsaanbieder van fotovoltaïsche zonne-energieprojecten en investeringsmogelijkheden in onroerend goed aan individuele particuliere investeerders via haar dochterondernemingen.

3.   

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.   

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:

M.10105 — FSN Capital/Obton Invest/Obton Group

Opmerkingen kunnen per e-mail, per fax of per post aan de Commissie worden toegezonden. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Fax +32 22964301

Postadres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (“de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


22.1.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 24/34


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.10131 — Partners Group/Warburg Pincus/Ecom Express Private)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2021/C 24/16)

1.   

Op 12 januari 2021 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

Partners Group AG (“Partners Group”, Zwitserland);

Warburg Pincus LLC (“Warburg Pincus”, Verenigde Staten);

Ecom Express Private Limited (“Ecom Express Private”, India) die onder zeggenschap staat van Warburg Pincus.

Partners Group en Warburg Pincus verkrijgen gezamenlijke zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, punt b), en artikel 3, lid 4, van de concentratieverordening over het geheel van Ecom Express Private.

De concentratie komt tot stand door de verwerving van aandelen.

2.   

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

Partners Group: wereldwijde onderneming voor beleggingsbeheer op private markten die actief is in diverse industrieën;

Warburg Pincus: wereldwijde private-equityonderneming met portefeuille-ondernemingen die actief zijn in verschillende sectoren (bv. consumenten-, industriële en zakelijke diensten, energie, financiële diensten, gezondheidszorg, vastgoed en technologie);

Ecom Express Private: aanbieder van logistieke diensten voor derden in India.

3.   

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.   

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:

M.10131 — Partners Group/Warburg Pincus/Ecom Express Private

Opmerkingen kunnen per e-mail, per fax of per post aan de Commissie worden toegezonden. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Fax +32 22964301

Postadres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (“de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


22.1.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 24/36


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M. 10117 — A.P. Moller/APMH Invest/Faerch Group)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2021/C 24/17)

1.   

Op 14 januari 2021 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

APMH Invest A/S, (“APMHI”, Denemarken), een volle dochteronderneming van A.P. Møller Holding A/S (“APMH”, Denemarken);

Faerch Group A/S (“Faerch”, Denemarken).

APMHI verkrijgt uitsluitende zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, punt b), van de concentratieverordening over het geheel van Faerch.

De concentratie komt tot stand door de verwerving van aandelen.

2.   

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

APMHI: fondsbeheer gericht op scheepvaart, oliewinning en industrieën op het vasteland. Zij is een gelieerde onderneming van APMH, de meerderheidsaandeelhouder in de groep A.P. Møller-Maersk A/S, een geïntegreerde vervoers- en logistieke onderneming;

Faerch: vervaardiging en distributie van plasticverpakkingen voor de levensmiddelenindustrie, waaronder verschillende thermogevormde plastic schaaltjes in alle belangrijke plastic harsen, hoofdzakelijk voor de Europese marktplaats voor kant-en-klare maaltijden, koude gerechten en snacks, alsook voor vers vlees.

3.   

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.   

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:

M.10117 — A.P. Moller/APMH Invest/Faerch Group

Opmerkingen kunnen per e-mail, per fax of per post aan de Commissie worden toegezonden. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Fax +32 22964301

Postadres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (“de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


ANDERE HANDELINGEN

Europese Commissie

22.1.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 24/38


Bekendmaking van een mededeling van de goedkeuring van een standaardwijziging van een productdossier voor een naam in de wijnsector als bedoeld in artikel 17, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie

(2021/C 24/18)

Deze mededeling wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 17, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie (1).

MEDEDELING VAN EEN STANDAARDWIJZIGING DIE GEVOLGEN HEEFT VOOR HET ENIG DOCUMENT

“SAINT-MONT”

PDO-FR-A0711-AM01

Datum mededeling: 3.11.2020

BESCHRIJVING VAN EN REDENEN VOOR DE GOEDGEKEURDE WIJZIGING

1.   Afgebakend geografisch gebied

De gemeente Riscle is vervangen door “Riscle (voormalige gemeente Riscle)” na de fusie van de gemeenten Riscle en Cannet.

Deze wijziging houdt een wijziging in van punt 6 van het enig document.

2.   Druivenras

De wijnstokrassen worden gespecificeerd per kleur van de wijn.

Bij de wijnstokrassen van rode wijnen en roséwijnen zijn de rassen met adaptatievermogen manseng N en tardif N toegevoegd. Deze twee inheemse rassen uit de streek aan de voet van de Pyreneeën vormen het antwoord op bepaalde klimaat-, milieu- en technische ontwikkelingen. De late rijpheid van het ras tardif N en zijn peperaroma’s en zijdeachtige tanninen zijn een pluspunt gezien de opwarming van de aarde. Bovendien is dit ras tamelijk ongevoelig voor botrytis. Manseng N is belangrijk vanwege het lagere alcoholvolume van de rijpe druif. Deze twee rassen kunnen evenwicht brengen in de assemblages (meer aroma’s en minder alcohol).

Wat de wijnstokrassen van roséwijnen betreft, nemen de normaliter complementaire druivenrassen cabernet sauvignon en fer N een prominentere plek in. Naast de reeds vermelde cabernet franc N en merlot N worden de witte druivenrassen die oorspronkelijk wel in de regels voor de verhoudingen tussen de wijnstokrassen waren opgenomen, maar niet in deze rubriek, aan de lijst van secundaire rassen toegevoegd: “manseng B, arrufiac B, petit courbu B, courbu B, petit manseng B”.

Deze wijzigingen hebben geen gevolgen voor het enig document.

3.   Aandeel van de druivenrassen op het bedrijf

Als gevolg van de wijziging van de wijnstokrassen worden de regels voor de verhoudingen beschreven per kleur van de wijn.

Voor rode en roséwijnen worden verhoudingsregels toegevoegd die betrekking hebben op de toevoeging van de nieuwe rassen met adaptatievermogen: “Het aandeel van de secundaire rassen tardif N en manseng N is ten hoogste 5 %.”.

Voor witte wijnen wordt het belangrijkste druivenras verder kracht bijgezet door de minimale aanwezigheid van het wijnstokras te verhogen van 50 naar 60 %.

Er worden bijzondere bepalingen toegevoegd voor kleine druivenproducenten: “Met uitzondering van de bepalingen inzake het aandeel van de rassen met adaptatievermogen tardif N en manseng N, en voor elke kleur (wit of rood), zijn de verhoudingsbepalingen niet van toepassing op druivenproducerende exploitanten die hun productie niet aanwenden voor vinificatie, die per kleur minder dan 1,5 hectare exploiteren voor de gecontroleerde oorsprongsbenaming “Saint-Mont” en die zich houden aan een aandeel van de belangrijkste druivenrassen van ten minste 50 %, in de betreffende kleur.”. 98 % van de exploitanten is immers actief in coöperatieverband. Een verplichting voor deze wijnbouwers om alle in het productdossier vermelde rassen op dergelijke kleine oppervlakten aan te houden zou hen waarschijnlijk ernstig in de problemen brengen, gezien het verhoudingsgewijs grote aantal rassen. Bovendien biedt de bestaande structuur van gezamenlijke kelders voldoende waarborgen dat de regels voor assemblages naar gelang van de op het grondgebied aanwezige druivenrassen in acht worden genomen.

Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.

4.   Afstand tussen de wijnstokken

De minimumafstand tussen de stokken in eenzelfde rij gaat van 0,90 m naar 0,80 m.

Door deze maatregel wordt de dichtheid verhoogd. Een hogere dichtheid leidt tot meer concurrentie tussen de wijnstokken en bijgevolg het dieper wortelen daarvan, waardoor het specifieke karakter van het betreffende gebied beter naar voren zal komen.

Deze wijziging houdt een wijziging in van punt 5 van het enig document.

5.   Maximale belasting van het perceel

De maximale belasting voor roséwijnen is gelijkgetrokken met die van de rode wijnen en is dus gedaald van 10 000 kg/ha naar 9 500 kg/ha. Daardoor zullen de percelen voor rosé en die voor rood op dezelfde wijze worden beheerd, waar het gaat om de zaken die in het kader van het controleplan worden gecontroleerd, te weten de maximale gemiddelde belasting en de oogst. Aangezien het oogstgewicht voor rood en rosé hetzelfde is (9 500 kg), verschillen beide kleuren enkel qua oogstmethode.

Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.

6.   Teeltwijze

De volgende bepaling: “Met het oog op het behoud van de bodemkenmerken, die een fundamenteel element van het gebied vormen, wordt een vegetatiedek aangebracht en onderhouden op de wendakkers rondom de percelen die tot het afgebakende perceelgebied behoren.” wordt vervangen door: “Het met behulp van chemische middelen wieden van de wendakkers is verboden.”, omdat deze omschrijving een striktere controle op de gebezigde praktijken mogelijk maakt.

Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.

7.   Bepalingen inzake oude wijnstokken

Ter behoud van bepaalde wijnstokken van historisch en genetisch belang die normaal gesproken tussen 2021 en 2040 zullen worden gerooid, omdat zij niet langer voldoen aan de vereiste dichtheden van het productdossier, zijn bijzondere bepalingen toegevoegd:

“Voor de op de datum van goedkeuring van dit productdossier bestaande wijnbouwpercelen die een beplantingsdichtheid hebben van minder dan 4 000 wijnstokken per hectare, niet voldoen aan een van de bepalingen inzake de afstand tussen de rijen en de afstand tussen de wijnstokken in eenzelfde rij en zijn ingeschreven in het register van “oude wijnstokken” van de gecontroleerde oorsprongsbenaming “Saint-Mont”, mag voor de oogst ervan de gecontroleerde oorsprongsbenaming worden gevoerd totdat zij worden gerooid. Het register van “oude wijnstokken” wordt jaarlijks herzien aan de hand van de volgende criteria:

de wijnstokken zijn vóór 1982 geplant;

de takken van de wijnstokken moeten hoog worden opgebonden “en palissage plan relevé” en de hoogte van het opgebonden gebladerte moet minstens 0,6 keer de afstand tussen de rijen bedragen;

de maximumopbrengst bedraagt 50 hl/ha voor percelen met een beplantingsdichtheid van meer dan 3 600 stokken per hectare;

de maximumopbrengst bedraagt 45 hl/ha voor percelen met een beplantingsdichtheid van minder dan 3 600 en meer dan 3 200 stokken per hectare;

de maximumopbrengst bedraagt 40 hl/ha voor percelen met een beplantingsdichtheid van minder dan 3 200 en meer dan 2 600 stokken per hectare.

Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.

8.   Suikergehalte van de druiven

In verband met de toevoeging van druivenrassen wordt het suikergehalte voor deze rassen voor rode en roséwijnen gespecificeerd:

tardif N, manseng N 189 gram suiker per liter most voor rode wijnen;

tardif N, manseng N 180 gram suiker per liter most voor roséwijnen.

Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.

9.   Assemblage

De assemblageregels betreffende de rassen met adaptatievermogen worden toegevoegd voor roséwijnen en rode wijnen: “De wijnen worden bereid uit een assemblage waarin het aandeel van de rassen met adaptatievermogen tardif N en manseng N ten hoogste 10 % is”.

In de assemblage van rode wijnen wordt het aandeel van het ras tannat versterkt door het minimumpercentage te verhogen van 50 % naar 60 %.

In de assemblage van witte wijnen wordt het aandeel van het ras gros manseng versterkt door het minimumpercentage te verhogen van 50 % naar 60 %.

Ten aanzien van de assemblage van roséwijnen geldt het volgende:

De volgende regel: “De wijnen worden bereid uit een assemblage waarin ten minste het belangrijkste druivenras en de complementaire druivenrassen aanwezig zijn” wordt “De wijnen worden bereid uit een assemblage waarin ten minste twee van de belangrijkste druivenrassen aanwezig zijn.”. In sommige oogstjaren is tannat namelijk ongeschikt om roséwijn te maken (verschil tussen fenolische/technologische rijpheid, probleem om de juiste balans te vinden tussen alcoholvolumegehalte/zuurgraad). Cabernet sauvignon en fer N daarentegen zouden juist geschikter zijn voor de productie van roséwijn (lager alcoholvolumegehalte). Deze nieuwe assemblageregel geeft meer speelruimte bij de vervaardiging van roséwijnen.

Voor de witte druivenrassen geldt de volgende omschrijving: “De wijnen worden bereid uit een assemblage waarin het aandeel van de witte druivenrassen manseng B, arrufiac B, petit courbu B, courbu B en petit manseng B ten hoogste 10 % is.”

De volgende regels worden geschrapt: “In de assemblage mag geen enkel ras een aandeel hebben van meer dan 70 %” en “In de assemblage is het aandeel van het belangrijkste druivenras het hoogst”.

Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.

10.   Houtskool voor oenologisch gebruik

Het voorheen verboden gebruik van houtskool wordt nu toegestaan, onder voorbehoud van de volgende voorwaarden en beperkingen: “Voor de bereiding van roséwijnen is het gebruik van houtskool voor oenologische doeleinden toegestaan voor most tot maximaal 20 % van het volume roséwijnen dat door de betrokken wijnmaker voor de betrokken oogst is bereid.”. Het doel is het gebruik ervan te concentreren op partijen met een lagere organoleptische of analytische kwaliteit (bv. aromatische veranderingen in verband met oxidatie), zonder dat het typische karakter van het product evenwel wordt gewijzigd.

Deze wijziging houdt een wijziging in van punt 5 van het enig document.

11.   Verkeer tussen erkende entrepothouders

In hoofdstuk 1, deel IX, punt 5, wordt letter b) met betrekking tot de datum van het in verkeer brengen van de wijnen tussen erkende entrepothouders geschrapt.

Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.

12.   Bijhouden van een register

Het register van oude wijnstokken wordt opgenomen in de lijst van verplichte registers naar aanleiding van de toevoeging van de bijzondere bepalingen ter behoud van bepaalde percelen met een genetisch belang.

Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.

13.   Verklaring van afstand van productie

De paragraaf betreffende het doen van afstand van productie wordt vereenvoudigd om geen onderscheid te maken tussen de verschillende kleuren wijn.

Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.

14.   Voornaamste te controleren punten

Voor de percelen met oude wijnstokken wordt de controle uitgebreid met een document- en veldcontrole.

Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.

ENIG DOCUMENT

1.   Naam van het product

Saint-Mont

2.   Type geografische aanduiding

BOB — beschermde oorsprongsbenaming

3.   Categorieën wijnbouwproducten

1.

Wijn

4.   Beschrijving van de wijn(en)

Rode wijnen

De rode wijnen hebben een natuurlijk alcoholvolumegehalte van ten minste 12 %.

Elke partij wijn die gereed is om onverpakt of verpakt in de handel te worden gebracht, heeft:

een totaal alcoholgehalte van ten hoogste 13,5 % na verrijking;

een appelzuurgehalte van ten hoogste 0,4 gram per liter;

een gehalte aan fermenteerbare suikers (glucose + fructose) van ten hoogste:

3 gram per liter voor wijnen met een natuurlijk alcoholvolumegehalte van ten hoogste 14 %;

4 gram per liter voor wijnen met een natuurlijk alcoholvolumegehalte van meer dan 14 %.

Het totale zuurgehalte, het gehalte aan vluchtige zuren en het totaalgehalte aan zwaveldioxide komen overeen met de in de Europese regelgeving vastgestelde gehalten.

De rode wijnen hebben een diepe kleur. Doorgaans worden zij in de mond gekenmerkt door een mooie aromatische concentratie, waarbij vaak toetsen van rode en zwarte vruchten naar voren komen. Door de tanninestructuur hebben deze wijnen een goed bewaarpotentieel, waardoor ze complexe aroma’s van gekonfijte vruchten en kruiden kunnen ontwikkelen, die vaak samengaan met houtige toetsen dankzij de rijping in vaten.

Algemene analytische kenmerken

Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent)

 

Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent)

 

Minimale totale zuurgraad

 

Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter)

 

Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter)

 

Witte en roséwijnen

De witte en roséwijnen hebben een natuurlijk alcoholvolumegehalte van ten minste 11,50 %.

Elke partij wijn die gereed is om onverpakt of verpakt in de handel te worden gebracht, heeft:

een totaal alcoholgehalte van ten hoogste 12,5 % na verrijking;

een gehalte aan fermenteerbare suikers (glucose + fructose) van ten hoogste:

4 gram per liter voor witte wijn en roséwijn.

Het totale zuurgehalte, het gehalte aan vluchtige zuren en het totaalgehalte aan zwaveldioxide komen overeen met de in de Europese regelgeving vastgestelde gehalten.

De roséwijnen hebben een soms diepe kleur en worden doorgaans in de neus gekenmerkt door toetsen van rode vruchten. Door de levendige finale zijn het harmonieuze wijnen met een goede balans tussen vet en zuurgraad.

De witte wijnen zijn zeer aromatisch, vet en uitgebalanceerd dankzij de aanwezigheid van het druivenras gros manseng B.

Algemene analytische kenmerken

Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent)

 

Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent)

 

Minimale totale zuurgraad

 

Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter)

 

Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter)

 

5.   Wijnbereidingsprocedés

a.   Specifieke oenologische procedés

Specifiek oenologisch procedé

De roséwijnen worden bereid middels directe persing.

Voor de bereiding van roséwijnen is het gebruik van houtskool voor oenologische doeleinden toegestaan voor most tot maximaal 20 % van het volume roséwijnen dat door de betrokken wijnbereider voor de betrokken oogst is geproduceerd.

Subtractieve verrijkingstechnieken zijn toegestaan voor de rode wijnen en het maximumpercentage gedeeltelijke concentratie ten opzichte van de gebruikte hoeveelheid is vastgesteld op 10 %.

Na verrijking mag het totale alcoholvolumegehalte niet meer dan 13,5 % bedragen bij de rode wijnen, en niet meer dan 12,5 % bij de witte en roséwijnen.

Naast de bovengenoemde bepalingen moeten de wijnen, wat oenologische procedés betreft, voldoen aan de verplichtingen die zijn vastgesteld op Europees niveau en in het wetboek landbouw en zeevisserij.

Teeltwijze

—   Beplantingsdichtheid

De minimale beplantingsdichtheid bedraagt 4 000 wijnstokken per hectare.

De afstand tussen de rijen is minder dan of gelijk aan 2,50 meter en de afstand tussen de wijnstokken in eenzelfde rij bedraagt 0,80 tot 1,10 meter.

Deze bepalingen zijn niet van toepassing op wijnstokken die op terrassen zijn aangeplant.

Voor op terrassen aangeplante wijnstokken bedraagt de afstand tussen de stokken in eenzelfde rij 0,90 tot 1,10 meter.

—   Regels voor het snoeien

De wijnstokken worden gesnoeid in enkele of dubbele Guyot-snoei of kort gesnoeid (cordon de Royat-snoei), met per stok maximaal:

12 ogen voor het ras tannat N;

18 ogen voor de rassen petit courbu B en petit manseng B;

16 ogen voor de andere rassen.

Ongeacht de toegepaste snoeimethode mag het aantal vruchtdragende scheuten per wijnstok in het rijpingsstadium niet hoger zijn dan:

10 voor het ras tannat N;

16 voor de rassen petit courbu B en petit manseng B;

12 voor de andere rassen.

Irrigatie is toegestaan.

Het ras tannat N en de rassen die bestemd zijn voor de bereiding van de rode wijnen, worden handmatig geoogst.

b.   Maximumopbrengsten

Rode wijnen

63 hectoliter per hectare

Roséwijnen

68 hectoliter per hectare

Witte wijnen

69 hectoliter per hectare

6.   Afgebakend geografisch gebied

De druivenoogst en de bereiding en rijping van de wijnen vinden in het departement Gers plaats op het gehele grondgebied, of een deel daarvan, van de volgende gemeenten:

Gemeenten waarvan het gehele grondgebied tot het geografische gebied behoort: Aignan, Arblade-le-Bas, Armous et Cau, Aurensan, Beaumarchès, Bernède, Bouzon-Gellenave, Castelnavet, Caumont, Corneillan, Couloumé-Mondebat, Courties, Fusterouau, Gazax et Baccarisse, Ju-Belloc, Labarthète, Ladevèze-Ville, Ladevèze-Rivière, Lannux, Lasserrade, Lelin-Lapujolle, Louslitges, Loussous-Débat, Lupiac, Margouët-Meymes, Maulichères, Peyrusse-Grande, Peyrusse-Vieille, Plaisance, Pouydraguin, Projan, Riscle (voormalige gemeente Riscle), Sabazan, Saint-Aunix-Lengros, Saint-Mont, Saint-Pierre-d’Aubézies, Sarragachies, Tasque, Termes-d’Armagnac, Tieste-Uragnoux, Tourdun, Verlus.

Gemeenten waarvan een deel van het grondgebied tot het geografische gebied behoort: Averon-Bergelle, Dému, Marciac, Seailles.

7.   Voornaamste wijndruivenras(sen)

Arrufiac B — Arrufiat

Cabernet franc N

Cabernet sauvignon N

Courbu B — Gros Courbu

Fer N — Fer Servadou, Braucol, Mansois, Pinenc

Gros Manseng B

Merlot N

Petit Courbu B

Petit Manseng B

Tannat N

8.   Beschrijving van het (de) verband(en)

Het geografische gebied ligt op een gelijke afstand van ongeveer 100 kilometer van de Pyreneeën, in het zuiden, en van de Atlantische Oceaan, in het westen. Het strekt zich uit over een reeks hellingen aan weerszijden van het dal van de Adour en de zijrivier de Arros.

De wijnbouwpercelen liggen verspreid over de hellingen in het hart van een landbouwstreek met gemengde teelt en veeteelt, waar de maisteelt een belangrijke plaats inneemt.

Het gebied bestrijkt het grondgebied van 46 gemeenten.

De overwegend milde temperaturen zijn in het hele geografische gebied ongeveer gelijk. De neerslag daarentegen vertoont wel een redelijk markant verschil: deze varieert van 1 000 mm per jaar in het westen tot 800 mm per jaar in het oosten.

De zomer en de vroege herfst zijn met name onder invloed van de föhnwind uit het zuiden, die in deze periode vaak staat, warm en meestal droog.

Het geologische substraat is gevarieerd. In het westen wordt het gevormd door de “Sables Fauves”, een mariene formatie uit het Tertiair waarvan de zuidelijke grens samenvalt met de grens van het geografische gebied. Op deze zanderige leemgronden liggen oude alluviale lagen, waarvan de kiezels een colluvium vormen op en onderaan de hellingen.

Meer naar het oosten verdwijnen de “Sables Fauves” en komt er molasse voor in de plaats waarvan de kalksteenbanken beeldbepalend zijn voor het landschap.

De op dit substraat ontstane bodems zijn:

op de molasse ontwikkelde klei-kalkbodems, of

zure schierlagen die zijn ontstaan op de “Sables Fauves” en het kiezelcolluvium.

Deze bodems hebben een laag gehalte aan minerale elementen.

De helling en, in het westelijke deel van het gebied, de zandige textuur en steenachtigheid van de bodem zorgen voor de afvoer van overtollig water.

De complexe structuur van het reliëf langs de hoofdassen (Adour/Arros), waarvan de oriëntatie in veel gevallen is ontstaan door aardverschuivingen, en de vorming van secundaire bergkammen hebben een rijk geschakeerd landschap doen ontstaan met zeer uiteenlopende oriëntaties.

De morfologie van de valleien is sterk asymmetrisch. De westelijke hellingen zijn in veel gevallen beduidend steiler dan de oostelijke hellingen.

Al aan het einde van de middeleeuwen worden in het westen van het geografische gebied, naast de in een groot deel van het Adour-bekken geproduceerde rode wijnen en clairets, witte wijnen gemaakt, die vanaf de zeventiende eeuw naar het noorden van Europa worden uitgevoerd.

De opeenvolgende uitbraken van meeldauw, valse meeldauw en fylloxera en de grote vraag naar wijn voor de distillatie tot Armagnac leiden tot een aanzienlijke vermindering van het voor de productie van kwaliteitswijnen bestemde wijnbouwareaal. De voorkeur gaat uit naar beplanting met de “Piquepoules”, de lage wijnstokken die voor de productie van wijn voor distillatie worden gebruikt.

Ten slotte leidt de mechanisering van de landbouw in het midden van de twintigste eeuw tot een uitbreiding van het maisareaal en de verdere achteruitgang van het wijnbouwareaal.

De eerste belangenvereniging voor “Saint-Mont” -wijnen wordt in 1957 opgericht. Deze vereniging maakt werk van de revival, vanaf 1970, van wijngaarden met een wijnstokrassenbestand dat steunt op plaatselijke druivenrassen, zoals de zwarte rassen tannat N, cabernet franc N, cabernet sauvignon N en fer N, en de witte rassen arrufiac B, courbu B, gros manseng B en petit manseng B.

De gecontroleerde oorsprongsbenaming “Saint-Mont” wordt erkend in 2011.

De rode wijnen hebben een diepe kleur. Doorgaans worden zij in de mond gekenmerkt door een mooie aromatische concentratie, waaruit vaak toetsen van rode en zwarte vruchten naar voren komen. Door de tanninestructuur hebben deze wijnen een goed bewaarpotentieel waardoor ze complexe aroma’s van gekonfijte vruchten en kruiden kunnen ontwikkelen, die vaak samengaan met houtige toetsen dankzij de rijping in vaten.

De roséwijnen hebben een soms diepe kleur en worden doorgaans in de neus gekenmerkt door toetsen van rode vruchten. Door de levendige finale zijn het harmonieuze wijnen met een goede balans tussen vet en zuurgraad.

De witte wijnen zijn zeer aromatisch, vet en uitgebalanceerd dankzij de aanwezigheid van het druivenras gros manseng B.

De wijngaarden bevinden zich op de meest gunstige percelen, die verspreid over hellingen met een gunstige ligging als het ware “eilandjes” vormen in het landschap, met goed afgewaterde bodems die een laag gehalte aan minerale elementen hebben.

Het tot het stroomgebied van de Adour behorende geografische gebied kent een wijnstokrassenbestand dat wordt gedomineerd door het ras tannat N en de rassen gros manseng B en petit manseng B, die bij uitstek geschikt zijn voor het tamelijk vochtige klimaat van het geografische gebied en voor de diepe bodems. Door de centrale ligging tussen verschillende wijnbouwstreken hebben de wijngaarden kunnen profiteren van de gunstige invloeden van die omliggende regio’s, wat met name geldt voor het erfgoed aan planten, te weten de drie-eenheid uit het stroomgebied van de Garonne cabernet franc N, cabernet sauvignon N en merlot N, die ook vaste voet aan de grond hebben weten te krijgen dankzij de zeeklimaatinvloeden.

Als uitvloeisel van de door de exploitanten toegepaste methoden moeten de druivenrassen die bestemd zijn voor de productie van rode wijnen, handmatig worden geoogst.

Een periode van rijping in vaten na de gisting is noodzakelijk om een rode wijn met complexe aroma’s te verkrijgen, maar vooral om ervoor te zorgen dat de tanninen rond en zijdeachtig worden. Dit betekent dat de rijpingsperiode tot ten minste 1 maart na de oogst voortduurt.

9.   Andere essentiële voorwaarden (verpakking, etikettering, andere vereisten)

Rechtskader:

Nationale wetgeving

Soort aanvullende voorwaarde:

Aanvullende bepalingen betreffende de etikettering

Beschrijving van de voorwaarde:

De gecontroleerde oorsprongsbenaming “Saint-Mont” mag worden aangevuld met de naam van de grotere geografische eenheid “Sud-Ouest”, overeenkomstig de bepalingen van het productdossier.

Link naar het productdossier

https://info.agriculture.gouv.fr/gedei/site/bo-agri/document_administratif-81a8636c-9714-494d-aae4-be44e3f2820d


(1)  PB L 9 van 11.1.2019, blz. 2.


22.1.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 24/46


Bericht aan ondernemingen die in 2022 fluorkoolwaterstoffen in bulk in de Europese Unie in de handel willen brengen

(2021/C 24/19)

1.   

Dit bericht is gericht tot ondernemingen die overeenkomstig artikel 16, leden 2 en 4, van Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad (1) (hierna “de verordening” genoemd) willen verklaren voornemens te zijn in 2022 fluorkoolwaterstoffen in bulk in de Unie in de handel te brengen.

2.   

Onder “fluorkoolwaterstoffen” worden verstaan de in bijlage I, deel 1, bij de verordening vermelde stoffen of mengsels die een van de volgende stoffen bevatten:

HFC-23, HFC-32, HFC-41, HFC-125, HFC-134, HFC-134a, HFC-143, HFC-143a, HFC-152, HFC-152a, HFC-161, HFC-227ea, HFC-236cb, HFC-236ea, HFC-236fa, HFC-245ca, HFC-245fa, HFC-365mfc, HFC-43-10mee.

3.   

Voor het in de handel brengen van deze stoffen — behalve voor de in artikel 15, lid 2, onder a) tot en met f), van de verordening vermelde toepassingen of voor een totale jaarlijkse hoeveelheid van deze stoffen van minder dan 100 ton CO2-equivalent per jaar — gelden kwantitatieve limieten overeenkomstig de quotumregeling van de artikelen 15 en 16 van en de bijlagen V en VI bij de verordening.

4.   

Wanneer zij HFK’s in het vrije verkeer brengen, moeten importeurs overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2019/661 van de Commissie (2) beschikken over een geldige registratie als importeur van HFK’s in bulk in het “F-Gas-portaal en HFK-vergunningensysteem” (3). Een dergelijke registratie wordt beschouwd als een verplichte invoervergunning. Een soortgelijke vergunning is vereist voor de uitvoer van HFK’s (4).

5.   

Importeurs moeten worden aangegeven als “Geadresseerde” (vak 8) van het enig document (ED). Importeurs worden sterk aangemoedigd om de hoeveelheden HFK’s rechtstreeks in het ED (vak 44) aan te geven in CO2-equivalenten op het moment waarop zij in het vrije verkeer worden gebracht, aangezien dit de douaneafhandeling van hun goederen en het controleren van hun naleving van Verordening (EU) nr. 517/2014 aanzienlijk kan vergemakkelijken.

6.   

Overeenkomstig bijlage VI bij de verordening wordt de som van de op basis van de referentiewaarden toegekende quota afgetrokken van de voor 2022 beschikbare maximumhoeveelheid om de uit deze reserve toe te wijzen hoeveelheid te bepalen.

7.   

Alle gegevens die door ondernemingen zijn ingediend en alle quota en referentiewaarden worden opgeslagen in het elektronische “F-Gas-portaal en HFK-vergunningensysteem”. Alle gegevens in het F-Gas-portaal en HFK-vergunningensysteem, met inbegrip van quota, referentiewaarden en commerciële en persoonsgegevens, zullen door de Europese Commissie vertrouwelijk worden behandeld.

8.   

Ondernemingen die een quotum uit deze reserve wensen te ontvangen, moeten de in de punten 9 tot en met 12 van dit bericht beschreven procedure volgen.

9.   

Overeenkomstig artikel 16, lid 2, en artikel 17, lid 1, van de verordening moet de onderneming beschikken over een door de Commissie overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2019/661 goedgekeurd geldig registratieprofiel als producent en/of importeur van fluorkoolwaterstoffen in het online “F-Gas-portaal en HFK-vergunningensysteem”. Om zeker te zijn dat de registratieaanvraag naar behoren kan worden behandeld, met inbegrip van de eventuele behoefte aan aanvullende informatie, moet zij uiterlijk twee weken vóór het begin van de aangifteperiode, d.w.z. vóór 1 maart 2021, worden ingediend (zie punt 10). Voor aanvragen die na deze termijn worden ontvangen, kan niet worden gewaarborgd dat vóór het einde van de aangifteperiode een definitief besluit over de registratieaanvraag kan worden genomen (zie punt 11). Bedrijven die nog niet geregistreerd zijn, vinden uitleg over de registratieprocedure op de website van DG CLIMA (5).

10.   

De onderneming moet tijdens de aangifteperiode van 15 maart tot en met 15 april 2021 om 13.00 uur Midden-Europese tijd (MET) in het “F-Gas-portaal en HFK-vergunningensysteem” een verklaring afleggen betreffende de verwachte hoeveelheden voor 2022.

11.   

Alleen correct ingevulde en vóór 15 april 2021 om 13.00 uur MET ontvangen verklaringen worden door de Commissie in aanmerking genomen.

12.   

Op basis van deze verklaringen zal de Commissie overeenkomstig artikel 16, leden 2, 4 en 5, van en de bijlagen V en VI bij de verordening aan deze ondernemingen een quotum toekennen.

13.   

In artikel 7 van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/661 is vastgesteld dat voor de toewijzing van quota voor het op de markt brengen van fluorkoolwaterstoffen uit hoofde van artikel 16, lid 5, van Verordening (EU) nr. 517/2014 alle ondernemingen met dezelfde uiteindelijke begunstigde(n) worden beschouwd als één enkele declarant overeenkomstig artikel 16, leden 2 en 4, van de verordening.

14.   

De Commissie zal de ondernemingen op de hoogte brengen van het totale toegekende quotum voor 2022 via het “F-Gas-portaal en HFK-vergunningensysteem”.

15.   

De registratie in het “F-Gas-portaal en HFK-vergunningensysteem” en/of een verklaring betreffende het voornemen om in 2022 fluorkoolwaterstoffen in de handel te brengen geven op zichzelf niet het recht om in 2022 fluorkoolwaterstoffen in de handel te brengen.


(1)  Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 842/2006 (PB L 150 van 20.5.2014, blz. 195).

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/661 van de Commissie van 25 april 2019 betreffende het waarborgen van de vlotte werking van het elektronisch quotaregister voor het op de markt brengen van fluorkoolwaterstoffen (PB L 112 van 26.4.2019, blz. 11).

(3)  Het overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EU) 517/2014 ingestelde register: https://webgate.ec.europa.eu/ods2/resources/domain

(4)  Zie ook artikel 1, punt 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1375 van de Commissie (PB L 194 van 26.7.2017, blz. 4).

(5)  https://ec.europa.eu/clima/sites/clima/files/f-gas/docs/guidance_document_en.pdf


22.1.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 24/48


BEKENDMAKING – OPENBARE RAADPLEGING

Door Indonesië voor bescherming in de EU voorgestelde geografische aanduidingen

(2021/C 24/20)

In het kader van de onderhandelingen die met Indonesië worden gevoerd over een alomvattende economische partnerschapsovereenkomst (hierna “de overeenkomst” genoemd), waarin ook een hoofdstuk over geografische aanduidingen wordt opgenomen, hebben de Indonesische autoriteiten een derde reeks van twee (2) geografische aanduidingen voorgelegd met de bedoeling die in het kader van de overeenkomst te laten beschermen. De Europese Commissie gaat momenteel na of deze geografische aanduidingen op grond van de toekomstige overeenkomst dienen te worden beschermd als geografische aanduidingen in de zin van artikel 22, lid 1, van de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom.

De Commissie geeft lidstaten, derde landen en elke natuurlijke persoon of rechtspersoon met een rechtmatig belang die in een lidstaat of een derde land is gevestigd of woonachtig is, de mogelijkheid om bezwaar tegen een dergelijke bescherming aan te tekenen door de indiening van een met redenen omkleed bezwaarschrift.

Bezwaarschriften moeten de Commissie bereiken binnen twee maanden te rekenen vanaf de datum van publicatie van deze bekendmaking. Zij moeten naar het volgende e-mailadres worden gestuurd: AGRI-A4@ec.europa.eu

De bezwaarschriften zullen slechts worden onderzocht als zij binnen de genoemde termijn worden ontvangen en als daarin wordt aangetoond dat de voorgestelde naam, indien hij zou worden beschermd:

(a)

strijdig is met de naam van een planten- of dierenras en de consument daardoor zou kunnen worden misleid met betrekking tot de werkelijke oorsprong van het product;

(b)

geheel of gedeeltelijk homoniem is met een naam die in de Unie reeds is beschermd op grond van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), of met een van de geografische aanduidingen uit niet-EU-landen die in de EU beschermd zijn uit hoofde van de bilaterale overeenkomsten die openbaar beschikbaar zijn op het volgende adres:

https://ec.europa.eu/info/sites/info/files/food-farming-fisheries/food_safety_and_quality/documents/list-gis-non-eu-countries-protected-in-eu_en.pdf

(c)

gezien de faam en de bekendheid van een handelsmerk en de duur van de periode waarin dat merk reeds in gebruik is, de consument zou kunnen misleiden met betrekking tot de werkelijke identiteit van het product;

(d)

schade zou toebrengen aan een bestaande geheel of gedeeltelijk identieke naam of een handelsmerk of aan bestaande producten die op de datum van publicatie van deze bekendmaking sedert ten minste vijf jaar legaal op de markt zijn;

(e)

blijkens verstrekte gegevens generiek is.

De genoemde criteria zullen worden beoordeeld voor wat betreft het grondgebied van de Unie, dat, als het om intellectuele eigendomsrechten gaat, alleen betrekking heeft op het grondgebied waar de betrokken rechten beschermd zijn. De mogelijke bescherming van deze namen in de Europese Unie hangt af van de succesvolle afronding van deze onderhandelingen en de daaruit voortvloeiende rechtshandeling.

Lijst van geografische aanduidingen (2)

Door Indonesië voor bescherming in de EU voorgestelde geografische aanduidingen

Productcategorie

Kopi Robusta Pagar Alam

Andere in bijlage I bij het Verdrag genoemde producten (specerijen enz.) – koffie

Salak Sibetan Karangasem Bali

Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt – salak


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  In Indonesië geregistreerde namen die in het kader van de onderhandelingen zijn voorgelegd door de Indonesische autoriteiten.