ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 369

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

63e jaargang
3 november 2020


Inhoud

Bladzijde

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2020/C 369/01

Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 15 maart 2019 betreffende een ontwerpbesluit in zaak AT.40411 Google Search (AdSense) Rapporteur: Kroatië

1

2020/C 369/02

Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 19 maart 2019 betreffende een ontwerpbesluit in zaak AT.40411 Google Search (AdSense) Rapporteur: Kroatië

2

2020/C 369/03

Eindverslag van de raadadviseur-auditeur Google Search (AdSense) (AT.40411)

3

2020/C 369/04

Samenvatting van het besluit van de Commissie van 20 maart 2019 inzake een procedure op grond van artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 54 van de EER-overeenkomst (Zaak AT.40411 — Google Search (AdSense)) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 2173)

6

2020/C 369/05

Wisselkoersen van de euro — 30 oktober 2020

11

2020/C 369/06

Wisselkoersen van de euro — 2 november 2020

12

 

Rekenkamer

2020/C 369/07

Speciaal verslag nr. 23/2020 Het Europees Bureau voor personeelsselectie: het is tijd om het selectieproces aan te passen aan de veranderende aanwervingsbehoeften

13

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

2020/C 369/08

Kennisgeving van de regering van de Republiek Polen in verband met Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruikmaken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen

14


 

V   Bekendmakingen

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2020/C 369/09

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.9985 — GardaWorld/G4S) Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

19

2020/C 369/10

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.9609 — Mann Mobilia/Tessner Holding/Tejo/Roller) ( 1 )

21


 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

 


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

3.11.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 369/1


Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 15 maart 2019 betreffende een ontwerpbesluit in zaak AT.40411 Google Search (AdSense)

Rapporteur: Kroatië

(2020/C 369/01)

1.   

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de relevante productmarkten in deze zaak de markt voor onlinezoekadvertenties en de markt voor intermediatie bij onlinezoekadvertenties zijn.

2.   

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de relevante geografische markt voor onlinezoekadvertenties in deze zaak een nationaal bereik heeft.

3.   

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de relevante geografische markt voor intermediatie bij onlinezoekadvertenties in deze zaak EER-breed is.

4.   

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat Google ten minste tussen 2006 en 2016 een machtspositie in de markt voor intermediatie bij onlinezoekadvertenties had.

5.   

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de exclusiviteitsclausule in contracten die met rechtstreekse partners werden gesloten en van toepassing waren op al hun websites (“All Sites Direct Partners”), misbruik van de machtspositie van Google in de EER-brede markt voor intermediatie bij onlinezoekadvertenties vormde in de zin van artikel 102 VWEU en artikel 54 van de EER-overeenkomst.

6.   

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de clausule inzake de premium plaatsing en minimumantal Google-advertenties (“Premium Placement and Minimum Google Ads”) misbruik van de machtspositie van Google in de EER-brede markt voor intermediatie bij onlinezoekadvertenties vormde in de zin van artikel 102 VWEU en artikel 54 van de EER-overeenkomst.

7.   

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de clausule inzake toestemming voor gelijkaardige advertenties (“Authorising Equivalent Ads”) misbruik van de machtspositie van Google in de EER-brede markt voor intermediatie bij onlinezoekadvertenties vormde in de zin van artikel 102 VWEU en artikel 54 van de EER-overeenkomst.

8.   

Het Adviescomité is het eens met de beoordeling van de Commissie dat alle hierboven genoemde gedragingen één enkele en voortdurende inbreuk vormen als beschreven in het ontwerpbesluit.

9.   

Het Adviescomité is het eens met de beoordeling van de Commissie wat betreft de duur van de inbreuk als beschreven in het ontwerpbesluit.

10.   

Het Adviescomité verzoekt de Commissie rekening te houden met de tijdens de bijeenkomst gemaakte opmerkingen.

11.   

Het Adviescomité beveelt aan dat zijn advies wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


3.11.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 369/2


Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 19 maart 2019 betreffende een ontwerpbesluit in zaak AT.40411 Google Search (AdSense)

Rapporteur: Kroatië

(2020/C 369/02)

1.   

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat aan de adressaten van het ontwerpbesluit een geldboete moet worden opgelegd.

2.   

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat bij de berekening van het basisbedrag van de geldboete rekening moet worden gehouden met de in de EER gegenereerde bruto-inkomsten van Google uit zijn intermediatie-activiteit bij onlinezoekadvertenties.

3.   

Het Adviescomité is het met de Commissie eens over het basisbedrag van de geldboete in deze zaak.

4.   

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat er in deze zaak een additioneel bedrag (“entry fee”) moet worden toegepast.

5.   

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat er in deze zaak geen verzwarende en verzachtende omstandigheden van toepassing zijn.

6.   

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat er in deze zaak een vermenigvuldigingsfactor ter afschrikking moet worden toegepast.

7.   

Het Adviescomité is het met de Commissie eens over het definitieve bedrag van de geldboete.

8.   

Het Adviescomité beveelt aan dat zijn advies wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


3.11.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 369/3


Eindverslag van de raadadviseur-auditeur (1)

Google Search (AdSense)

(AT.40411)

(2020/C 369/03)

Inleiding

(1)

Het ontwerpbesluit heeft betrekking op gedragingen van de onderneming die Google LLC (het vroegere Google Inc. (2)) en Alphabet Inc. (3) omvat (tezamen of als synoniem naar gelang van de context, “Google”c), met betrekking tot bepaalde clausules in haar contracten met websites van relevante derden (“publishers”) die hen verplichten om i) (bijna) al hun zoekadvertenties (“search ads”) te betrekken van Google; ii) de prominentste ruimte op hun pagina’s met zoekresultaten te reserveren voor een minimumaantal zoekadvertenties van Google, en iii) Google om toestemming te vragen voordat ze veranderingen aanbrengen in de weergave van concurrerende zoekadvertenties.

(2)

Deze zaak is voortgekomen uit meerdere klachten (4). De Commissie heeft in eerste instantie de procedure van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad (5) gevolgd en heeft daarna teruggegrepen op de procedure van artikel 7 van die verordening (6).

Mededeling van punten van bezwaar

(3)

Op 14 juli 2016 heeft de Commissie een mededeling van punten van bezwaar gericht tot Google Inc. en Alphabet Inc. waarin zij haar voorlopige conclusies heeft uiteengezet dat de in voornoemd punt (1) beschreven clausules afzonderlijke inbreuken op artikel 102 VWEU en artikel 54 van de EER-overeenkomst vormen en ook één enkele en voortdurende inbreuk op artikel 102 VWEU en artikel 54 van de EER-overeenkomst vormen (7).

(4)

Google heeft op 26 juli 2016 in de vorm van een versleutelde cd-rom/dvd toegang gekregen tot het grootste deel van het toegankelijke onderzoeksdossier (8). Het directoraat-generaal Concurrentie (“DG Concurrentie”) heeft in september 2016 een dataroomprocedure georganiseerd voor bepaalde gevoelige informatie die de Commissie van derden had ontvangen. Google heeft meerdere verzoeken uit hoofde van artikel 7, lid 1, van Besluit 2011/695/EU tot mij gericht om verdere toegang te krijgen tot documenten die aan Google waren verstrekt in geredigeerde vorm. In dit verband heeft Google verklaard dat zij bereid was om, indien nodig, beperkte openbaarmaking door middel van dataroomprocedures of vertrouwelijkheidskringen te accepteren (9). Na mijn tussenkomst zijn minder geredigeerde of volledige versies van veel van deze documenten openbaar gemaakt, in sommige gevallen door middel van een dataroomprocedure of vertrouwelijkheidskringprocedures. Voor een beperkt aantal documenten waarom Google had verzocht, heb ik het verzoek van Google afgewezen, omdat toegang tot de geredigeerde delen van de documenten niet noodzakelijk was voor de daadwerkelijke uitoefening van het recht van Google om te worden gehoord.

(5)

Google heeft op 3 november 2016 op de mededeling van punten van bezwaar geantwoord (10). Zij heeft niet om een mondelinge hoorzitting verzocht.

Deelname van klagers en belanghebbende derden

(6)

De Commissie heeft voor de huidige procedure relevante klachten ontvangen van Ciao GmbH (“Ciao”) (11), Microsoft Corporation (“Microsoft”), Expedia Inc. (“Expedia”), het Initiative for a Competitive Online Marketplace (“ICOMP”), Tradecomet.com Ltd en zijn moedermaatschappij Tradecomet LLC (“TradeComet”), Deutsche Telekom AG (“Deutsche Telekom”) en Kelkoo SAS (“Kelkoo”) (12). Google heeft opmerkingen naar aanleiding van elk van deze klachten ingediend. Overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 773/2004 is de klagers een niet-vertrouwelijke versie van de mededeling van punten van bezwaar verschaft.

(7)

Ik heb tot de procedure twee belanghebbende derden toegelaten die hadden aangetoond dat zij een voldoende belang hadden voor toepassing van artikel 27, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1/2003, artikel 13, lid 1, van Verordening (EG) nr. 773/2004 en artikel 5, leden 1 en 2, van Besluit 2011/695/EU (13). DG Concurrentie heeft hen, overeenkomstig artikel 13, lid 1, van Verordening (EG) nr. 773/2004, in kennis gesteld van de aard en het onderwerp van de procedure en hen in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken.

Brieven met uiteenzettingen van de feiten

(8)

Op 6 juni 2017 heeft de Commissie een eerste brief met een uiteenzetting van de feiten gericht tot Google (“de eerste brief met een uiteenzetting van de feiten”). Op die dag is aan Google in de vorm van een versleutelde cd toegang verleend tot het dossier vanaf de datum van de mededeling van punten van bezwaar. In juni 2017 is een dataroomprocedure georganiseerd.

(9)

Op 3 juli 2017 heeft Google geantwoord op de eerste brief met een uiteenzetting van de feiten.

(10)

Op 11 december 2017 heeft de Commissie een tweede brief met een uiteenzetting van de feiten gericht tot Google (“de tweede brief met een uiteenzetting van de feiten”). Op dezelfde dag is Google verdere toegang verleend tot alle documenten in het dossier die de Commissie na de eerste brief met een uiteenzetting van de feiten tot de datum van de tweede brief met een uiteenzetting van de feiten had ontvangen.

(11)

Op 15 januari 2018 heeft Google geantwoord op de tweede brief met een uiteenzetting van de feiten.

Notulen van vergaderingen en andere procedurele opmerkingen

(12)

Na ontvangst van, respectievelijk, de mededeling van punten van bezwaar en de eerste brief met een uiteenzetting van de feiten, alsook na het arrest van het Hof van Justitie in de zaak Intel/Commissie (14), heeft Google ook verzocht om toegang tot notulen van vergaderingen met klagers of andere derden die vollediger waren dan de notulen waartoe zij al toegang had.

(13)

Ik heb het betreffende eerste en tweede verzoek van Google overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Besluit 2011/695/EU aan mij afgewezen, omdat het dossier van de Commissie geen gedetailleerdere notulen bevatte en er dus niets was dat voorwerp van het verzoek om toegang tot het dossier kon zijn.

(14)

Vóór het derde verzoek van Google aan mij om notulen van vergaderingen, had DG Concurrentie in maart 2018 na het hierboven genoemde arrest in de zaak Intel/Commissie een aantal gewijzigde notulen van vergaderingen en notities van telefoongesprekken tussen DG Concurrentie en derden verstrekt met de toelichting dat ze waren opgesteld na contacten van DG Concurrentie met de betrokken derden. Google klaagde bij mij dat dit antwoord onbevredigend was. Voor zover het verzoek van Google neerkwam op een verzoek om verdere toegang tot het dossier overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Besluit 2011/695/EU in verband met de overgebleven aanpassingen in de door DG Concurrentie verstrekte gewijzigde notulen, heb ik geregeld dat DG Concurrentie toegang verleende tot minder geredigeerde versies van twee notities van telefoongesprekken (15). Wat betreft de overgebleven aanpassingen, was ik ervan overtuigd dat deze moesten worden gehandhaafd. Voor zover het verzoek van Google kon worden uitgelegd als een verzoek om verdere toegang tot andere documenten in het bezit van de Commissie, was ik na verificatie bij DG Concurrentie van mening dat dit verzoek zonder voorwerp was (16). Tot slot, wat betreft de vraag of het materiaal dat bij het antwoord van DG Concurrentie was verstrekt, voor zover van toepassing, voldeed aan de eisen van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1/2003 als bedoeld in het arrest van het Hof van Justitie in de zaak Intel/Commissie, was ik niet bevoegd om bij besluit namens de Commissie de beoordeling door DG Concurrentie te vervangen door een andere beoordeling. In elk geval lijkt er, op basis van de beschikbare informatie en de door mij ontvangen opmerkingen met betrekking tot de verstrekking van notulen van vergaderingen, geen sprake te zijn geweest van een schending van het recht van verweer van Google die de rechtmatigheid van het ontwerpbesluit aantastte.

(15)

Google beweerde ook dat de Commissie zijn recht van verweer had geschonden door Google te verhinderen de berekeningen met betrekking tot de marktdekking in de tweede brief met een uiteenzetting van de feiten te verifiëren, door na te laten een aanvullende mededeling van punten van bezwaar vast te stellen en na te laten goede argumenten te geven waarom de Commissie in 2014 had teruggegrepen op de procedure van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1/2003, na eerdere pogingen om overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1/2003 een beschikking over de toezeggingen te geven. Deze beweringen worden in het ontwerpbesluit verworpen. Ik heb van Google geen rechtstreekse klachten ontvangen met betrekking tot deze aangelegenheden en ik heb geen aanwijzingen dat het recht van verweer van Google in dit verband is geschonden.

Het ontwerpbesluit

(16)

Overeenkomstig artikel 16, lid 1, van Besluit 2011/695/EU heb ik het ontwerpbesluit onderzocht om te beoordelen of het ontwerpbesluit alleen punten van bezwaar behandelt ten aanzien waarvan de partijen hun standpunten kenbaar hebben kunnen maken. Naar mijn mening is dat het geval.

(17)

Naar mijn mening is de daadwerkelijke uitoefening van procedurele rechten gedurende de gehele procedure geëerbiedigd.

Brussel, 19 maart 2019.

Joos STRAGIER


(1)  Opgesteld overeenkomstig de artikelen 16 en 17 van Besluit 2011/695/EU van de voorzitter van de Europese Commissie van 13 oktober 2011 betreffende de functie en het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures (PB L 275 van 20.10.2011, blz. 29) (“Besluit 2011/695/EU”).

(2)  In september 2017 heeft Google Inc. zijn rechtsvorm gewijzigd en werd het Google LLC.

(3)  Een holding die werd opgericht in het kader van een herstructurering van de onderneming en die sinds 2 oktober 2015 de volledige eigenaar is van Google LLC (het vroegere Google Inc.).

(4)  Een volledige lijst van de relevante klagers is te vinden in punt (6) hieronder.

(5)  Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1).

(6)  Op 30 november 2010 had de Commissie al een procedure tegen Google Inc. ingeleid op grond van artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie van 7 april 2004 betreffende procedures van de Commissie op grond van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 18) (“Verordening (EG) nr. 773/2004”), in verband met een aantal praktijken in zaak AT.39740, waarvan de onderhavige zaak is afgesplitst.

(7)  De Commissie heeft gelijktijdig ook een procedure tegen Alphabet Inc. ingeleid.

(8)  Toegang tot het dossier in zaak AT.39740 was al eerder verleend.

(9)  Google heeft daarna zijn verzoeken voor ongeveer een kwart van de betreffende documenten ingetrokken.

(10)  Google verklaarde in de begeleidende brief bij haar antwoord dat het zich het recht voorbehield om dit antwoord aan te vullen na de oplossing van de hangende (en toekomstige) verzoeken aan mij uit hoofde van artikel 7, lid 1, van Besluit 2011/695/EU. Google heeft haar antwoord bij brief van 6 maart 2017 aangevuld.

(11)  De klacht van Ciao werd door het Bundeskartellamt (Duitsland) naar de Commissie overgeheveld overeenkomstig de mededeling van de Commissie betreffende de samenwerking binnen het netwerk van mededingingsautoriteiten (PB C 101 van 27.4.2004, blz. 43).

(12)  De klachten van Microsoft en Ciao zijn op 21 april 2016 ingetrokken.

(13)  DG Concurrentie heeft de belanghebbende derden in zaak AT.39740 schriftelijk meegedeeld dat zij niet automatisch tot de procedure in deze zaak zouden worden toegelaten en dat zij, als zij toegelaten wilden worden, daartoe een verzoek moesten indienen en een voldoende belang moesten aantonen. Eén aanvrager is niet toegelaten wegens het uitblijven van een antwoord op een uitnodiging om voldoende duidelijkheid over zijn belang in de zaak te geven, opdat ik zijn aanvraag kon beoordelen.

(14)  Arrest van 6 september 2017, C-413/14 P, EU:C:2017:632.

(15)  Google heeft in een e-mail aan DG Concurrentie bevestigd dat het niet voornemens was om verdere verzoeken in te dienen met betrekking tot de ontvangen materialen, aangezien de relevante aangelegenheden al werden bestreken door eerdere opmerkingen van Google.

(16)  DG Concurrentie had tegenover mij bevestigd dat de Commissie geen andere (niet-vertrouwelijke versies van) documenten bezat die een verslag van vergaderingen of telefoongesprekken bevatten die hadden plaatsgehad om informatie te verzamelen over het voorwerp van het onderzoek in deze zaak.


3.11.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 369/6


Samenvatting van het besluit van de Commissie

van 20 maart 2019

inzake een procedure op grond van artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 54 van de EER-overeenkomst

(Zaak AT.40411 — Google Search (AdSense))

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 2173)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(2020/C 369/04)

Op 20 maart 2019 heeft de Commissie een besluit vastgesteld inzake een procedure op grond van artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 54 van de EER-overeenkomst. Overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad (1) publiceert de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van het besluit, waaronder de opgelegde sancties, rekening houdende met het rechtmatige belang van de ondernemingen dat hun zakengeheimen niet aan de openbaarheid worden prijsgegeven.

1.   INLEIDING

(1)

In het besluit wordt vastgesteld dat met de opneming van de exclusiviteitsclausule (Exclusivity Clause), de clausule inzake de premium plaatsing en minimumaantal Google-advertenties (Premium Placement and Minimum Google Ads Clause) en de clausule inzake toestemming voor gelijkaardige advertenties (Authorising Equivalent Ads Clause) door Google Inc. (“Google”) in de dienstenovereenkomsten (“GSA’s”, Google Services Agreements) die Google heeft afgesloten met grote klanten van intermediatiediensten voor onlinezoekadvertenties (“rechtstreekse partners”), inbreuk is gemaakt op artikel 102 VWEU en artikel 54 van de EER-overeenkomst.

(2)

Google werd bij dit besluit opgedragen de toepassing van de hierboven genoemde clausules te beëindigen, voor zover zij dit nog niet had gedaan, en af te zien van het uitvoeren van maatregelen die een vergelijkbaar doel of effect hebben. In het kader van het besluit wordt een geldboete wegens misbruik van een machtspositie opgelegd aan Google Inc. met betrekking tot de periode van 1 januari 2006 tot 6 september 2016 en aan Alphabet Inc. (“Alphabet”) met betrekking tot de periode van 2 oktober 2015 tot 6 september 2016.

2.   AFBAKENING VAN DE MARKT EN MACHTSPOSITIE

(3)

In het besluit wordt geconcludeerd dat de relevante productmarkten in deze zaak de markt voor onlinezoekadvertenties en de markt voor intermediatie bij onlinezoekadvertenties zijn.

(4)

In het besluit wordt geconcludeerd dat het verstrekken van onlinezoekadvertenties een aparte relevante productmarkt is, omdat deze niet kan worden vervangen door: i) offlineadvertenties; ii) andere onlineadvertenties dan zoekadvertenties, en iii) betaalde gespecialiseerde zoekresultaten. In het besluit wordt geconcludeerd dat deze geografische markt, gezien de taal- en cultuurkenmerken waarop ondernemers in deze markt hun gedrag baseren, een nationaal bereik heeft.

(5)

In het besluit wordt geconcludeerd dat de markt voor intermediatie bij onlinezoekadvertenties een aparte relevante productmarkt is, omdat deze slechts in beperkte mate kan worden vervangen door: i) directe onlineverkoop en ii) intermediatiediensten voor andere onlineadvertenties dan zoekadvertenties. In het besluit wordt geconcludeerd dat de markt voor intermediatie bij onlinezoekadvertenties EER-breed is, aangezien ondernemers in deze markt hun diensten kunnen aanpassen aan de taal- en cultuurkenmerken van de EU-lidstaat of de partij in de EER-overeenkomst waarin zij actief zijn.

Machtspositie van Google op de nationale markten voor onlinezoekadvertenties

(6)

In het besluit wordt geconcludeerd dat Google ten minste op de volgende nationale markten voor onlinezoekadvertenties in de EER en tijdens ten minste de volgende perioden een machtspositie had:

tussen 2006 en 2016 in België, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, IJsland, Italië, Letland, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Spanje en het Verenigd Koninkrijk;

tussen 2007 en 2016 in Noorwegen en Polen;

tussen 2008 en 2016 in Hongarije, Roemenië en Zweden;

tussen 2009 en 2016 in Finland en Slovenië;

tussen 2010 en 2016 in Bulgarije en Slowakije;

tussen 2011 en 2016 in Tsjechië, en

tussen 1 juli 2013 en 2016 in Kroatië.

(7)

Deze conclusie is gebaseerd op de marktaandelen van Google en concurrerende aanbieders van onlinezoekadvertenties en op bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de nationale markten voor onlinezoekadvertenties in de EER worden gekenmerkt door aanzienlijke belemmeringen voor toetreding en uitbreiding. Bij deze belemmeringen voor toetreding en uitbreiding gaat het onder meer om hoge investeringen die nodig zijn om de markt te betreden, het bestaan van netwerkeffecten en het ontbreken van compenserende tegenmacht van de kopers.

Machtspositie van Google op de EER-brede markt voor intermediatie bij onlinezoekadvertenties

(8)

In het besluit wordt geconcludeerd dat Google tussen ten minste 2006 en 2016 een machtspositie had op de EER-brede markt voor intermediatie bij onlinezoekadvertenties.

(9)

Deze conclusie is gebaseerd op de marktaandelen van Google en concurrerende intermediairs voor onlinezoekadvertenties en op bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de EER-brede markt voor intermediatie bij onlinezoekadvertenties wordt gekenmerkt door aanzienlijke belemmeringen voor toetreding en uitbreiding. Bij deze belemmeringen voor toetreding en uitbreiding gaat het onder meer om hoge investeringen die nodig zijn om de markt te betreden, het bestaan van netwerkeffecten en het ontbreken van compenserende tegenmacht van de kopers.

3.   MISBRUIK VAN EEN MACHTSPOSITIE

(10)

In het besluit wordt geconcludeerd dat Google van 1 januari 2006 tot 6 september 2016 inbreuk heeft gemaakt op artikel 102 VWEU en artikel 54 van de EER-overeenkomst door zich schuldig te maken aan drie verschillende typen gedragingen, die tezamen één enkele en voortdurende inbreuk vormen.

(11)

In de eerste plaats wordt in het besluit geconcludeerd dat Google zijn machtspositie op de EER-brede markt voor intermediatie bij onlinezoekadvertenties heeft misbruikt door in zijn GSA’s met rechtstreekse partners van wie alle advertentieruimte onder de GSA viel, de exclusiviteitsclausule op te nemen. Deze clausule bepaalde dat deze rechtstreekse partners (bijna) al hun zoekadvertenties moesten betrekken van Google.

(12)

In de tweede plaats wordt in het besluit geconcludeerd dat Google zijn machtspositie op de EER-brede markt voor intermediatie bij onlinezoekadvertenties heeft misbruikt door in zijn GSA’s met rechtstreekse partners de clausule inzake de premium plaatsing en minimumaantal Google-advertenties op te nemen. Deze clausule bepaalde dat rechtstreekse partners de prominentste ruimte op hun pagina’s met zoekresultaten waarop de betreffende GSA van toepassing was, moesten reserveren voor een minimumaantal zoekadvertenties van Google.

(13)

In de derde plaats wordt in het besluit geconcludeerd dat Google zijn machtspositie op de EER-brede markt voor intermediatie bij onlinezoekadvertenties heeft misbruikt door in zijn GSA’s met rechtstreekse partners de clausule inzake toestemming voor gelijkaardige advertenties op te nemen. Deze clausule bepaalde dat rechtstreekse partners Google om toestemming moesten vragen voordat zij op websites waarop de relevante GSA van toepassing was, veranderingen mochten aanbrengen in de weergave van concurrerende zoekadvertenties.

Misbruik van machtspositie door Google: de exclusiviteitsclausule

(14)

In het besluit wordt geconcludeerd dat de opneming van de exclusiviteitsclausule in GSA’s met rechtstreekse partners van wie alle advertentieruimte onder de GSA viel, tussen 1 januari 2006 en 31 maart 2016 misbruik van de machtspositie van Google op de EER-brede markt voor intermediatie bij onlinezoekadvertenties vormde.

(15)

In de eerste plaats wordt in het besluit geconcludeerd dat de opneming van de exclusiviteitsclausule in GSA’s met rechtstreekse partners van wie alle advertentieruimte onder de GSA viel, een exclusieve leveringsverplichting vormde. In het besluit wordt uitgelegd dat de exclusiviteitsclausule rechtstreekse partners verplichtte om al hun zoekadvertenties voor de websites waarop de GSA’s van toepassing waren, te betrekken van Google en dat rechtstreekse partners websites niet zonder toestemming van Google uit het toepassingsgebied van een GSA mochten verwijderen.

(16)

In de tweede plaats wordt in het besluit geconcludeerd dat de opneming van de exclusiviteitsclausule in GSA’s met rechtstreekse partners van wie alle advertentieruimte onder de GSA viel, de mededinging kon beperken, omdat zij: i) deze rechtstreekse partners ervan weerhield concurrerende zoekadvertenties te gebruiken; ii) de toegang van concurrerende aanbieders van intermediatiediensten bij onlinezoekadvertenties tot een aanzienlijk deel van de EER-brede markt voor intermediatie bij onlinezoekadvertenties heeft belet; iii) innovatie mogelijk heeft ontmoedigd; iv) Google hielp om zijn machtspositie op elke nationale markt voor onlinezoekadvertenties in de EER, uitgezonderd Portugal, te behouden en te versterken, en v) mogelijk schadelijk was voor consumenten.

(17)

In de derde plaats wordt in het besluit geconcludeerd dat Google niet heeft aangetoond dat de opneming van de exclusiviteitsclausule in GSA’s met rechtstreekse partners van wie alle advertentieruimte onder de GSA viel, objectief gerechtvaardigd was of dat het uitsluitingseffect ervan werd gecompenseerd, of zelfs geneutraliseerd, door voordelen in de vorm van efficiëntiewinsten die ook ten goede komen aan consumenten. In het besluit wordt in het bijzonder geconcludeerd dat Google onvoldoende bewijs heeft verstrekt dat de opneming van de exclusiviteitsclausule noodzakelijk was om zijn klantspecifieke investeringen in deze rechtstreekse partners te steunen en om de investeringen te rechtvaardigen die noodzakelijk zijn om zijn intermediatieplatform voor onlinezoekadvertenties operationeel te houden, te onderhouden en de kwaliteit ervan te verbeteren.

Misbruik van machtspositie door Google: de clausule inzake de premium plaatsing en minimumaantal Google-advertenties

(18)

In het besluit wordt geconcludeerd dat de opneming van de clausule inzake de premium plaatsing en minimumaantal Google-advertenties in GSA’s van rechtstreekse partners tussen 31 maart 2009 en 6 september 2016 misbruik van de machtspositie van Google op de EER-brede markt voor intermediatie bij onlinezoekadvertenties vormde.

(19)

In de eerste plaats wordt in het besluit geconcludeerd dat de opneming van de clausule inzake de premium plaatsing en minimumaantal Google-advertenties in GSA’s met rechtstreekse partners de rechtstreekse partners verplichtte om de prominentste en daardoor meest winstgevende ruimte op hun pagina’s met zoekresultaten te reserveren voor zoekadvertenties van Google en om geen concurrerende zoekadvertenties te plaatsen op een plaats die onmiddellijk grenst aan of hoger staat dan zoekadvertenties van Google. In het besluit wordt uitgelegd dat de winstgevendheid van een zoekadvertentie afhangt van haar plaats op een pagina met zoekresultaten, waarbij de ruimte boven de organische resultaten de meest winstgevende plaats is, omdat consumenten eerder geneigd zijn te klikken op advertenties die boven de organische resultaten staan.

(20)

In de tweede plaats wordt in het besluit geconcludeerd dat de opneming van de clausule inzake de premium plaatsing en minimumaantal Google-advertenties in GSA’s met rechtstreekse partners de rechtstreekse partners verplichtte om de prominentste ruimte op hun pagina’s met zoekresultaten te vullen met een minimumaantal zoekadvertenties van Google. Rechtstreekse partners die slechts een beperkt aantal zoekadvertenties wilden gebruiken, werden hierdoor verplicht deze allemaal van Google te betrekken.

(21)

In de derde plaats wordt in het besluit geconcludeerd dat de opneming van de clausule inzake de premium plaatsing en minimumaantal Google-advertenties in GSA’s met rechtstreekse partners de mededinging kon beperken, omdat zij: i) rechtstreekse partners ervan weerhield concurrerende zoekadvertenties te gebruiken; ii) de toegang van concurrerende aanbieders van intermediatiediensten bij onlinezoekadvertenties tot een aanzienlijk deel van de EER-brede markt voor intermediatie bij onlinezoekadvertenties heeft belet; iii) innovatie mogelijk heeft ontmoedigd; iv) Google hielp om zijn machtspositie op elke nationale markt voor onlinezoekadvertenties in de EER, uitgezonderd Portugal, te behouden en te versterken, en v) mogelijk schadelijk was voor consumenten.

(22)

In de vierde plaats wordt in het besluit geconcludeerd dat Google niet heeft aangetoond dat de opneming van de clausule inzake de premium plaatsing en minimumaantal Google-advertenties in GSA’s met rechtstreekse partners objectief gerechtvaardigd was of dat het uitsluitingseffect ervan werd gecompenseerd, of zelfs geneutraliseerd, door voordelen in de vorm van efficiëntiewinsten die ook ten goede komen aan consumenten. In het besluit wordt in het bijzonder geconcludeerd dat Google onvoldoende bewijs heeft verstrekt dat de opneming van de clausule inzake de premium plaatsing en minimumaantal Google-advertenties in GSA’s met rechtstreekse partners noodzakelijk was om zijn klantspecifieke investeringen in deze rechtstreekse partners te steunen en om de relevantie van de zoekadvertenties van Google in stand te houden.

Misbruik van machtspositie door Google: de clausule inzake toestemming voor gelijkaardige advertenties

(23)

In het besluit wordt geconcludeerd dat de opneming van de clausule inzake toestemming voor gelijkaardige advertenties in GSA’s met rechtstreekse partners tussen 31 maart 2009 en 6 september 2016 misbruik van de machtspositie van Google op de EER-brede markt voor intermediatie bij onlinezoekadvertenties vormde.

(24)

In de eerste plaats wordt in het besluit geconcludeerd dat de opneming van de clausule inzake toestemming voor gelijkaardige advertenties in GSA’s met rechtstreekse partners deze rechtstreekse partners verplichtte om Google om toestemming te vragen voordat zij veranderingen mochten aanbrengen in de weergave van concurrerende zoekadvertenties.

(25)

In de tweede plaats wordt in het besluit geconcludeerd dat de opneming van de clausule inzake toestemming voor gelijkaardige advertenties in GSA’s met rechtstreekse partners de mededinging kon beperken, omdat zij: i) rechtstreekse partners ervan weerhield concurrerende zoekadvertenties te gebruiken; ii) de toegang van de concurrenten van Google tot een aanzienlijk deel van de EER-brede markt voor intermediatie bij onlinezoekadvertenties heeft belet; iii) innovatie mogelijk heeft ontmoedigd; iv) Google hielp om zijn machtspositie te behouden, en v) mogelijk schadelijk was voor consumenten.

(26)

In de derde plaats wordt in het besluit geconcludeerd dat Google niet heeft aangetoond dat de opneming van de clausule inzake toestemming voor gelijkaardige advertenties in GSA’s met rechtstreekse partners objectief gerechtvaardigd was of dat het uitsluitingseffect ervan werd gecompenseerd, of zelfs geneutraliseerd, door voordelen in de vorm van efficiëntiewinsten die ook ten goede komen aan consumenten. In het besluit wordt in het bijzonder geconcludeerd dat Google onvoldoende bewijs heeft verstrekt dat in de eerste plaats de rechtstreekse partners ervoor verantwoordelijk zouden moeten zijn dat concurrerende advertenties in overeenstemming zijn met de kwaliteitsnormen van Google, en onvoldoende bewijs heeft verstrekt dat de clausule inzake toestemming voor gelijkaardige advertenties noodzakelijk was om bedrieglijke praktijken op websites die ook zoekadvertenties van Google toonden, te voorkomen.

Beïnvloeding van het handelsverkeer

(27)

In het besluit wordt geconcludeerd dat het gedrag van Google het handelsverkeer tussen de lidstaten en tussen de overeenkomstsluitende partijen bij de EER-overeenkomst aanzienlijk heeft beïnvloed.

Duur

(28)

In het besluit wordt geconcludeerd dat de duur van de enkele en voortdurende inbreuk tien jaar, acht maanden en zes dagen bedroeg. Wat betreft Google, was 1 januari 2006 de begindatum en 6 september 2016 de einddatum van de enkele en voortdurende inbreuk. Wat betreft Alphabet, was 2 oktober 2015 de begindatum en 6 september 2016 de einddatum van de enkele en voortdurende inbreuk.

Corrigerende maatregelen

(29)

In het besluit wordt geconcludeerd dat Google en Alphabet een einde moeten maken aan de gedragingen, voor zover zij dit nog niet hebben gedaan, en moeten afzien van elke handeling of gedraging die hetzelfde of een vergelijkbaar doel of effect heeft.

(30)

Google en Alphabet mogen derhalve niet: i) het betrekken van zoekadvertenties van Google afhankelijk stellen van geschreven of ongeschreven eisen die rechtstreekse partners verplichten om de prominentste ruimte op hun pagina’s met zoekresultaten waarop de betreffende GSA van toepassing is, te reserveren voor zoekadvertenties van Google; ii) het betrekken van zoekadvertenties van Google afhankelijk stellen van geschreven of ongeschreven eisen die rechtstreekse partners verplichten om de prominentste ruimte op hun pagina’s met zoekresultaten waarop de betreffende GSA van toepassing is, te vullen met een minimumaantal zoekadvertenties van Google; iii) aan het ondertekenen van een GSA de voorwaarde verbinden dat een rechtstreekse partner geschreven of ongeschreven voorwaarden accepteert die rechtstreekse partners verplichten om Google om toestemming te vragen voordat zij veranderingen mogen aanbrengen in de weergave van concurrerende zoekadvertenties, en iv) rechtstreekse partners die besluiten concurrerende zoekadvertenties te gebruiken, straffen of bedreigen.

4.   GELDBOETE

(31)

De aan Alphabet Inc. en Google Inc. wegens het misbruik van een machtspositie opgelegde geldboete is berekend volgens de richtsnoeren van 2006 voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 23, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1/2003 worden opgelegd. In het besluit wordt geconcludeerd dat het definitieve bedrag van de aan Alphabet Inc. en Google Inc. opgelegde geldboete 1 494 459 000 EUR bedraagt, waarvan 130 135 475 EUR hoofdelijk met Alphabet Inc.

(1)  Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1).


3.11.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 369/11


Wisselkoersen van de euro (1)

30 oktober 2020

(2020/C 369/05)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,1698

JPY

Japanse yen

122,36

DKK

Deense kroon

7,4466

GBP

Pond sterling

0,90208

SEK

Zweedse kroon

10,3650

CHF

Zwitserse frank

1,0698

ISK

IJslandse kroon

164,40

NOK

Noorse kroon

11,0940

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

27,251

HUF

Hongaarse forint

367,45

PLN

Poolse zloty

4,6222

RON

Roemeense leu

4,8725

TRY

Turkse lira

9,7940

AUD

Australische dollar

1,6563

CAD

Canadese dollar

1,5556

HKD

Hongkongse dollar

9,0706

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,7565

SGD

Singaporese dollar

1,5952

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 324,20

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

19,0359

CNY

Chinese yuan renminbi

7,8158

HRK

Kroatische kuna

7,5748

IDR

Indonesische roepia

17 108,33

MYR

Maleisische ringgit

4,8588

PHP

Filipijnse peso

56,635

RUB

Russische roebel

92,4606

THB

Thaise baht

36,439

BRL

Braziliaanse real

6,7607

MXN

Mexicaanse peso

24,8416

INR

Indiase roepie

87,1115


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


3.11.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 369/12


Wisselkoersen van de euro (1)

2 november 2020

(2020/C 369/06)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,1652

JPY

Japanse yen

121,93

DKK

Deense kroon

7,4455

GBP

Pond sterling

0,90053

SEK

Zweedse kroon

10,3625

CHF

Zwitserse frank

1,0695

ISK

IJslandse kroon

163,50

NOK

Noorse kroon

11,1128

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

27,131

HUF

Hongaarse forint

366,24

PLN

Poolse zloty

4,6018

RON

Roemeense leu

4,8674

TRY

Turkse lira

9,8332

AUD

Australische dollar

1,6533

CAD

Canadese dollar

1,5466

HKD

Hongkongse dollar

9,0327

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,7565

SGD

Singaporese dollar

1,5903

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 320,61

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

18,8972

CNY

Chinese yuan renminbi

7,7962

HRK

Kroatische kuna

7,5695

IDR

Indonesische roepia

17 064,82

MYR

Maleisische ringgit

4,8443

PHP

Filipijnse peso

56,407

RUB

Russische roebel

93,7450

THB

Thaise baht

36,249

BRL

Braziliaanse real

6,6916

MXN

Mexicaanse peso

24,7327

INR

Indiase roepie

86,7555


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


Rekenkamer

3.11.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 369/13


Speciaal verslag nr. 23/2020

“Het Europees Bureau voor personeelsselectie: het is tijd om het selectieproces aan te passen aan de veranderende aanwervingsbehoeften”

(2020/C 369/07)

De Europese Rekenkamer deelt u mede dat Speciaal verslag nr. 23/2020 “Het Europees Bureau voor personeelsselectie: het is tijd om het selectieproces aan te passen aan de veranderende aanwervingsbehoeften” zojuist is gepubliceerd.

Het verslag kan worden ingezien op of gedownload van de website van de Europese Rekenkamer: http://eca.europa.eu.


INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

3.11.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 369/14


Kennisgeving van de regering van de Republiek Polen in verband met Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruikmaken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen

(2020/C 369/08)

KENNISGEVING VAN EEN CONCESSIEAANVRAAG VOOR DE PROSPECTIE EN EXPLORATIE VAN AARDOLIE- EN AARDGASBRONNEN EN DE WINNING VAN AARDOLIE EN AARDGAS

AFDELING I: RECHTSGRONDSLAG

1.

Artikel 49ec(2) van de Wet Mijnbouw en Geologisch Onderzoek van 9 juni 2011 (Pools Wettenblad (Dziennik Ustaw) 2020, punt 1064, als gewijzigd)

2.

Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruik maken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen (PB L 164 van 30.6.1994, blz. 3; speciale editie in het Pools: hoofdstuk 6, deel 2, blz. 262)

AFDELING II: EENHEID OPENBARE AANBESTEDINGEN

Naam: Ministerie van Milieu

Postadres:

ul. Wawelska 52/54

00-922 Warschau

POLEN

Tel. +48 223692449

Fax +48 223692460

Website: www.gov.pl/web/srodowisko

AFDELING III: ONDERWERP VAN DE PROCEDURE

1)   Informatie over de indiening van concessieaanvragen

Bij de uitbestedende autoriteit is een concessieaanvraag voor de prospectie en de exploratie van aardolie- en aardgasbronnen en de winning van aardolie en aardgas in het gebied “Żarówka”, ingediend.

2)   Soort activiteiten waarvoor de concessie zal worden verleend

Concessie voor de prospectie en de exploratie van aardolie- en aardgasbronnen en de winning van aardolie en aardgas in het gebied “Żarówka”, delen van concessieblokken 374, 375, 394, 395 en 415.

3)   Gebied waarbinnen de activiteiten moeten worden uitgevoerd

Het gebied wordt begrensd door de lijnen die door de punten met de volgende coördinaten in het PL-1992-coördinatenstelsel lopen:

Nr.

X [PL-1992]

Y [PL-1992]

1

270 540,043

672 311,742

2

249 443,453

672 878,103

3

245 290,899

669 473,151

4

240 958,636

665 921,830

5

237 577,757

665 495,763

6

237 410,575

650 413,455

7

239 417,422

650 357,023

8

238 508,655

648 788,837

9

243 613,841

646 403,423

10

249 610,064

642 378,845

11

272 901,839

642 324,883

12

275 644,856

655 439,420

13

281 714,994

660 677,582

14

281 732,174

663 835,806

15

277 531,651

670 376,646

16

271 201,938

670 339,108

met uitzondering van de gebieden met nr. 1-3, die worden begrensd door lijnen die de volgende coördinaten met elkaar verbinden:

 

gebied nr. 1:

Nr.

X [PL-1992]

Y [PL-1992]

1

253 717,84

659 764,02

2

251 939,39

662 811,64

3

250 457,41

663 851,33

4

249 458,27

663 878,05

5

249 431,37

662 878,69

6

250 913,54

661 839,11

7

252 329,78

659 091,17

 

gebied nr. 2:

Nr.

X [PL-1992]

Y [PL-1992]

1

243 841,27

652 408,86

2

243 704,28

652 859,09

3

242 160,78

653 402,84

4

241 942,54

652 079,84

5

242 104,56

650 665,63

6

242 538,42

650 063,90

7

242 988,25

650 051,86

 

gebied nr. 3:

Nr.

X [PL-1992]

Y [PL-1992]

1

239 836

658 121

2

239 517

658 892

3

240 337

660 407

4

240 349

661 365

5

239 838

661 533

6

239 595

660 944

7

238 995

661 013

8

238 365

660 292

9

238 360

660 175

10

238 425

659 983

11

239 673

660 009

12

239 103

658 799

13

239 277

658 137

De oppervlakte van de verticale projectie van het bovengenoemde gebied is 1 072,40 km2.

Administratieve locatie:

Provincie Klein-Polen;

District Dąbrowa: de plattelandsgemeenten Mędrzechów, Radgoszcz en Olesno; de stedelijke plattelandsgemeenten Szczucin en Dąbrowa Tarnowska;

District Tarnów: de plattelandsgemeenten Lisia Góra, Tarnów en Skrzyszów;

Provincie Subkarpaten;

District Mielec: de plattelandsgemeenten Borowa, Czermin, Wadowice Górne en Mielec; de stedelijke plattelandsgemeenten Radomyśl Wielki en Przecław;

District Dębica: de plattelandsgemeenten Żyraków en Czarna; de stedelijke plattelandsgemeente Pilzno.

4)   De uiterste datum voor de indiening van concessieaanvragen door andere entiteiten die geïnteresseerd zijn in de activiteit waarvoor de concessie zal worden verleend, is niet minder dan 90 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie

De concessieaanvragen moeten uiterlijk om 12.00 uur ’s middags Midden-Europese tijd (MET/MEZT) worden ingediend bij het ministerie van Milieu, binnen een termijn van 180 dagen te rekenen vanaf de dag na de datum van de bekendmaking van deze mededeling in het Publicatieblad van de Europese Unie.

5)   Beoordelingscriteria voor concessieaanvragen en specificatie van de weging daarvan, vastgesteld overeenkomstig artikel 49k, leden 1, 1bis en 3, van de Wet Mijnbouw en Geologisch Onderzoek

Aanvragen zullen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

 

30 % — toepassingsgebied en planning van de geologische werkzaamheden, met inbegrip van de voorgestelde geologische of mijnbouwoperaties;

 

20 % — toepassingsgebied en planning van de verplichte verzameling van monsters die tijdens de geologische operaties worden verkregen, met inbegrip van boorkernen.

 

20 % — financiële capaciteiten die een adequate garantie bieden dat de activiteiten in verband met, respectievelijk, de prospectie en de exploratie van de koolwaterstofbronnen, enerzijds, en de winning van koolwaterstoffen, anderzijds, zullen worden uitgevoerd, en met name de bronnen en methoden voor de financiering van de geplande activiteiten, met inbegrip van het aandeel eigen middelen en externe financiering;

 

20 % — de voorgestelde technologie voor het uitvoeren van geologische werkzaamheden, waaronder geologische of mijnbouwoperaties;

 

5 % — technische capaciteiten voor, respectievelijk, de prospectie en exploratie van de koolwaterstofbronnen, enerzijds, en de winning van koolwaterstoffen, anderzijds, en met name de beschikbaarheid van het juiste potentieel op technisch, organisatorisch, logistiek en personeelsgebied; (inclusief 2 % voor samenwerking betreffende de ontwikkeling en uitvoering van innovatieve oplossingen voor de prospectie, exploratie en winning van koolwaterstoffen met wetenschappelijke instellingen die actief zijn op het gebied van onderzoek naar de geologie van Polen, en analyse-instrumenten, -technologieën en -methoden voor de prospectie van koolwaterstofbronnen, die rekening houden met de specifieke kenmerken van de Poolse geologische omstandigheden en die kunnen worden toegepast in die omstandigheden, met inbegrip van de lijst van wetenschappelijke instellingen waarnaar wordt verwezen in artikel 49k(1) van de Wet Mijnbouw en Geologisch Onderzoek);

 

5 % — ervaring met de prospectie en exploratie van koolwaterstofbronnen of de winning van koolwaterstoffen, het garanderen van veilig werken, de bescherming van het leven en de gezondheid van mens en dier, en milieubescherming.

Als, na evaluatie van de aanvragen op basis van de bovengenoemde criteria, twee of meer inschrijvingen dezelfde score krijgen, wordt het bedrag van de vergoeding voor de totstandbrenging van het recht van vruchtgebruik voor de mijnbouw dat tijdens de prospectie- en exploratiefase moet worden betaald, gebruikt als aanvullend criterium dat een uiteindelijke keuze tussen de betrokken inschrijvingen mogelijk maakt.

AFDELING IV: AANVULLENDE INFORMATIE

IV.1)   Aanvragen moeten naar het volgende adres worden gestuurd

Ministerstwo Środowiska [Ministerie van Milieu]

Departament Geologii i Koncesji Geologicznych [Departement Geologie en mijnbouwconcessies]

ul. Wawelska 52/54

00-922 Warschau

POLEN

IV.2)   Nadere information verkrijgbaar op

de website van het Ministerie van Milieu: https://www.gov.pl/web/srodowisko

het Departement Geologie en mijnbouwconcessies

Ministerie van Milieu

ul. Wawelska 52/54

00-922 Warschau

POLEN

Tel. +48 225792449

Fax +48 225792460

E-mail: sekretariat.dgk@srodowisko.gov.pl

IV.3)   Besluit over de kwalificatie

Concessieaanvragen kunnen worden ingediend door entiteiten ten aanzien waarvan een besluit is afgegeven waarin wordt bevestigd dat zij de kwalificatieprocedure met positief resultaat hebben doorstaan, zoals bepaald in artikel 49a, lid 17, van de Wet Mijnbouw en Geologisch onderzoek.

IV.4)   Minimumbedrag voor de vaststelling van het recht van vruchtgebruik

Het minimumbedrag van de vergoeding voor de vaststelling van het recht van vruchtgebruik voor het gebied “Żarówka” gedurende de basisperiode van vijf jaar bedraagt 245 740,46 PLN (tweehonderdvijfenveertigduizend zevenhonderdveertig zloty en zesenveertig grosz) per jaar. De jaarlijkse vergoeding voor de vaststelling van het recht van vruchtgebruik met het oog op de prospectie en exploratie van delfstoffen wordt geïndexeerd op grond van gemiddelde consumptieprijsindexen op jaarbasis, cumulatief vastgesteld voor de periode vanaf de sluiting van de overeenkomst tot het jaar voorafgaande aan de datum van betaling van de vergoeding, als aangekondigd door de voorzitter van het Centraal Bureau voor de Statistiek in het Pools Staatsblad (Monitor Polski).

IV.5)   Gunning van de concessie en vaststelling van het vruchtgebruik voor de mijnbouw

De uitbestedende autoriteit zal, nadat zij de adviezen of overeenkomsten heeft ontvangen die op grond van de Wet Mijnbouw en Geologisch onderzoek zijn vereist, concessies verlenen voor de prospectie en exploratie van koolwaterstofbronnen en de winning van koolwaterstoffen:

1)

aan de entiteit waarvan de concessieaanvraag de hoogste score heeft gekregen, of

2)

wanneer een concessieaanvraag die door verschillende entiteiten tegelijk is ingediend, de hoogste score krijgt, aan de partijen bij de samenwerkingsovereenkomst — zodra die overeenkomst bij de uitbestedende autoriteit is ingediend

en zij zal tegelijkertijd geen concessies verlenen aan andere entiteiten (artikel 49ee, lid 1, van de Wet Mijnbouw en Geologisch onderzoek).

De uitbestedende autoriteit zal een contract betreffende het vruchtgebruik voor de mijnbouw sluiten met de entiteit waarvan de concessieaanvraag de hoogste score heeft gekregen en, wanneer een concessieaanvraag die door verschillende entiteiten gezamenlijk is ingediend de hoogste score krijgt, met alle entiteiten die de gezamenlijke aanvraag hebben ingediend (artikel 49ee, lid 2, van de Wet Mijnbouw en Geologisch onderzoek). Om activiteiten in verband met de prospectie en exploratie van koolwaterstofbronnen en de winning van koolwaterstoffen in Polen te kunnen uitvoeren, moet een marktdeelnemer over zowel het recht van vruchtgebruik voor de mijnbouw als een concessie beschikken.

IV.6)   Vereisten waaraan concessieaanvragen moeten voldoen en vereiste documenten van aanvragers

In artikel 49eb van de Wet Mijnbouw en Geologisch onderzoek is vastgesteld uit welke delen de concessieaanvraag moet bestaan.

Met het oog op de geologische werkzaamheden (geologisch doel) moet de leeftijd van de geologische formaties waarin de werkzaamheden zullen worden uitgevoerd, worden aangegeven.

IV.7)   Minimumcategorie voor de exploratie van bronnen

Categorie C is de minimale exploratiecategorie voor aardolie- en aardgasbronnen in het gebied “Żarówka”.

Namens de minister

Ministerie van Milieu


V Bekendmakingen

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

3.11.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 369/19


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.9985 — GardaWorld/G4S)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2020/C 369/09)

1.   

Op 23 oktober 2020 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

Garda World Security Corporation (“GardaWorld”) (Canada), die onder de zeggenschap staat van BC Partners LLP (Verenigd Koninkrijk) en van Stéphan Crétier, een Canadees staatsburger;

G4S plc (“G4S”) (Verenigd Koninkrijk).

GardaWorld verkrijgt uitsluitende zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening over het geheel van G4S.

De concentratie komt tot stand door een openbaar bod dat op 30 september 2020 is bekendgemaakt.

2.   

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

GardaWorld: beveiliging en geld- en waardelogistiek, met diensten op het gebied van fysieke beveiliging, end-to-end cash-managementoplossingen en beheer van beveiligingssrisico’s;

G4S: internationaal geïntegreerde beveiligingsactiviteiten, met een breed scala aan beveiligingsdiensten overal ter wereld.

3.   

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.   

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:

M.9985 — GardaWorld/G4S

Opmerkingen kunnen per e-mail, per fax of per post aan de Commissie worden toegezonden. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

Email: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Fax: +32 22964301

Postadres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (“de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


3.11.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 369/21


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.9609 — Mann Mobilia/Tessner Holding/Tejo/Roller)

(Voor de EER relevante tekst)

(2020/C 369/10)

1.   

Op 23 oktober 2020 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

Mann Mobilia Beteiligungs GmbH (“Mann Mobilia”) (Duitsland), die onder de zeggenschap staat van XXXLutz KG;

Tessner Holding KG (“Tessner Holding”) (Duitsland);

Tejo Möbel Management Holding GmbH & Co. KG (“Tejo”) (Duitsland), die thans onder de zeggenschap staat van Tessner Holding;

Roller GmbH & Co. KG (“Roller”) (Duitsland), die thans onder de zeggenschap staat van Tessner Holding.

Mann Mobilia en Tessner Holding verkrijgen gezamenlijke zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), en artikel 3, lid 4, van de concentratieverordening over Tejo en Roller.

De concentratie komt tot stand door de verwerving van aandelen.

2.   

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

Mann Mobilia: dochteronderneming van het XXXLutz-concern, dat in diverse Europese landen actief is in de detailhandel voor meubels, woonaccessoires en keuken- en tafelgerei;

Tessner Holding: moedermaatschappij van het Tessner-concern, dat onder meer via Tejo en Roller in hoofdzaak in Duitsland actief is in de detailhandel voor meubels, woonaccessoires en keuken- en tafelgerei.

3.   

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

4.   

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:

M.9609 — Mann Mobilia/Tessner Holding/Tejo/Roller

Opmerkingen kunnen per e-mail, per fax of per post aan de Commissie worden toegezonden. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Fax +32 22964301

Postadres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (“de concentratieverordening”).