ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 362

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

63e jaargang
28 oktober 2020


Inhoud

Bladzijde

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2020/C 362/01

Intrekking van aanmelding van een concentratie (Zaak M.9748 — KKR/Dentix Health Corporation) ( 1 )

1


 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2020/C 362/02

Wisselkoersen van de euro — 27 oktober 2020

2

2020/C 362/03

Samenvatting van de besluiten van de Europese Commissie betreffende autorisaties voor het in de handel brengen voor gebruik en/of het gebruik van stoffen die zijn opgenomen in bijlage XIV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach) (Bekendgemaakt overeenkomstig artikel 64, lid 9, van Verordening (EG) nr. 1907/2006)  ( 1 )

3


 

V   Bekendmakingen

 

BESTUURLIJKE PROCEDURES

 

Europese Commissie

2020/C 362/04

Oproep tot het indienen van voorstellen Steun voor voorlichtingsacties met betrekking tot het cohesiebeleid van de EU

4

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2020/C 362/05

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.9911 — Voith/PCSH/TSA) Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

24

 

ANDERE HANDELINGEN

 

Europese Commissie

2020/C 362/06

Bekendmaking van een mededeling van de goedkeuring van een standaardwijziging van een productdossier voor een naam in de wijnsector als bedoeld in artikel 17, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie

26


 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

 


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

28.10.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 362/1


Intrekking van aanmelding van een concentratie

(Zaak M.9748 — KKR/Dentix Health Corporation)

(Voor de EER relevante tekst)

(2020/C 362/01)

Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad

Op 4 februari 2020 heeft de Commissie een aanmelding (1) van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2) ontvangen.

Op 14 februari 2020 heeft de aanmeldende partij de Commissie gemeld dat zij haar aanmelding introk.


(1)  PB C 48 van 12.2.2020, blz. 22.

(2)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

28.10.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 362/2


Wisselkoersen van de euro (1)

27 oktober 2020

(2020/C 362/02)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,1832

JPY

Japanse yen

123,74

DKK

Deense kroon

7,4406

GBP

Pond sterling

0,90718

SEK

Zweedse kroon

10,3060

CHF

Zwitserse frank

1,0732

ISK

IJslandse kroon

165,30

NOK

Noorse kroon

10,8398

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

27,337

HUF

Hongaarse forint

365,41

PLN

Poolse zloty

4,5842

RON

Roemeense leu

4,8765

TRY

Turkse lira

9,6466

AUD

Australische dollar

1,6585

CAD

Canadese dollar

1,5589

HKD

Hongkongse dollar

9,1699

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,7639

SGD

Singaporese dollar

1,6078

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 332,89

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

19,0620

CNY

Chinese yuan renminbi

7,9345

HRK

Kroatische kuna

7,5745

IDR

Indonesische roepia

17 344,17

MYR

Maleisische ringgit

4,9274

PHP

Filipijnse peso

57,157

RUB

Russische roebel

90,5710

THB

Thaise baht

36,940

BRL

Braziliaanse real

6,6711

MXN

Mexicaanse peso

24,6622

INR

Indiase roepie

87,1635


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


28.10.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 362/3


Samenvatting van de besluiten van de Europese Commissie betreffende autorisaties voor het in de handel brengen voor gebruik en/of het gebruik van stoffen die zijn opgenomen in bijlage XIV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach)

(Bekendgemaakt overeenkomstig artikel 64, lid 9, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (1))

(Voor de EER relevante tekst)

(2020/C 362/03)

Besluit tot verlening van een autorisatie

Referentie van het besluit  (2)

Datum van het besluit

Naam van de stof

Houder van de autorisatie

Nummer van de autorisatie

Toegestaan gebruik

Datum van verstrijken van de herbeoordelingstermijn

Gronden voor het besluit

C(2020) 7104

21 oktober 2020

Chroomtrioxide

EG-nr. 215‐607‐8, CAS-nr. 1333‐82‐0

ThyssenKrupp Rasselstein GmbH, Koblenzer Str. 141, 56626 Andernach, Duitsland

REACH/20/15/0

Passivering van vertind staal

7 jaar na de datum van vaststelling van het besluit

Overeenkomstig artikel 60, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 wegen bij het gebruik van de stof de sociaaleconomische voordelen zwaarder dan het risico voor de gezondheid van de mens en zijn er geen geschikte alternatieve stoffen of technieken.

REACH/20/15/1

Elektrolytisch verchromen van staal

31 december 2028


(1)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

(2)  Het besluit is te vinden op de website van de Europese Commissie: http://ec.europa.eu/growth/sectors/chemicals/reach/about/index_nl.htm


V Bekendmakingen

BESTUURLIJKE PROCEDURES

Europese Commissie

28.10.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 362/4


OPROEP TOT HET INDIENEN VAN VOORSTELLEN

„Steun voor voorlichtingsacties met betrekking tot het cohesiebeleid van de EU”

(2020/C 362/04)

Inhoud

1.

INLEIDING — Achtergrond 6

2.

Doelstelling(en) — Thema(’s) — Prioriteiten 4

3.

Tijdschema 8

4.

Beschikbare begrotingsmiddelen 6

5.

Ontvankelijkheidsvereisten 6

6.

Criteria voor subsidiabiliteit 6

6.1.

Subsidiabele aanvragers 8

6.2.

Subsidiabele activiteiten 9

6.3.

Uitvoeringstermijn 9

7.

Uitsluitingscriteria 10

7.1.

Uitsluiting 10

7.2.

Corrigerende maatregelen 11

7.3.

Verwerping van het voorstel 11

7.4.

Bewijsstukken 11

8.

Selectiecriteria 12

8.1.

Financiële draagkracht 12

8.2.

Operationele capaciteit 12

9.

Toekenningscriteria 13

10.

Juridische verbintenissen 14

11.

Financiële bepalingen 14

11.1.

Vorm van de subsidie 14

11.2.

Subsidiabele kosten 14

11.3.

Niet-subsidiabele kosten 16

11.4.

Sluitende begroting 17

11.5.

Berekening van het definitieve subsidiebedrag 17

11.6.

Regels inzake verslaglegging en wijze van betaling 18

11.7.

Andere financiële voorwaarden 18

12.

Publiciteit 19

12.1.

Door de begunstigden 19

12.2.

Door de Commissie 20

13.

Verwerking van persoonsgegevens 20

14.

PROCEDURE VOOR HET INDIENEN VAN VOORSTELLEN 21

1.   INLEIDING — ACHTERGROND

In deze oproep wordt verzocht om voorstellen ter financiering van voorlichtingsacties zoals bedoeld in artikel 58, onder f), van Verordening (EU) nr. 1303/2013 met middelen uit de begroting voor 2020, zoals aangekondigd in Uitvoeringsbesluit C(2020) 305 van de Commissie van 27 januari 2020 (1).

De politieke agenda van de Europese Unie voor de komende jaren omvat besluiten die van groot belang zijn voor de toekomst van de EU: er vindt een breed debat plaats over de prioriteiten waarop de EU zich moet richten. Tegelijkertijd zal binnenkort een nieuw meerjarig financieel kader voor de periode na 2020 worden vastgesteld en zullen nieuwe programma’s en financieringsmechanismen om deze uit te voeren worden opgezet.

In dit verband is het belangrijk dat in toekomstige besluiten over de prioriteiten voor de EU naar behoren rekening wordt gehouden met de wijze waarop het cohesiebeleid (2) kan bijdragen aan de verwezenlijking van de prioriteiten van de EU en de EU weer dichter bij de burger kan brengen.

Het cohesiebeleid voorziet in investeringen in alle regio’s van de EU om het scheppen van banen, het concurrentievermogen van het bedrijfsleven, de economische groei en duurzame ontwikkeling te ondersteunen en de levenskwaliteit van de burgers in alle 276 regio’s van de EU te verbeteren. Deze investeringen — die een derde van de totale EU-begroting uitmaken — helpen de politieke prioriteiten van de EU te verwezenlijken. Zij vormen het meest tastbare en concrete bewijs van de impact van de EU op het dagelijks leven van miljoenen burgers.

De burgers zijn echter nog steeds onvoldoende op de hoogte van de resultaten van het cohesiebeleid en hoe deze hun leven beïnvloeden. Voor een geïnformeerde discussie over de toekomstige prioriteiten van de EU en meer transparantie over de manier waarop de EU‐middelen worden ingezet en met welk resultaat, moeten de burgers beter op de hoogte worden gebracht van de investeringen in hun land, regio of stad.

De Europese Commissie, het Europees Parlement en de Raad van de EU hebben herhaaldelijk benadrukt dat de zichtbaarheid van het cohesiebeleid van de EU moet verbeteren, zoals blijkt uit de conclusies van de Raad Algemene Zaken (3), “Het cohesiebeleid dichter bij onze burgers brengen”, de resolutie van het Europees Parlement (4) over het vergroten van de betrokkenheid van de partners en de zichtbaarheid van de resultaten van de Europese structuur- en investeringsfondsen en de door de Europese Commissie ingediende voorstellen uit de gemeenschappelijke communicatieacties (5) over het cohesiebeleid.

Binnen het huidige rechtskader voor de uitvoering van de investerings- en structuurfondsen van de EU (6) is deze oproep tot het indienen van voorstellen gericht op steunverlening voor de productie en verspreiding van informatie en inhoud in verband met het cohesiebeleid van de EU, waarbij de redactionele onafhankelijkheid van de betrokken actoren volledig wordt gerespecteerd.

2.   DOELSTELLING(EN) — THEMA(’S) — PRIORITEITEN

Met de huidige oproep tot het indienen van voorstellen wil de Europese Commissie mogelijke begunstigden selecteren voor de uitvoering van een aantal door de EU medegefinancierde voorlichtingsacties (7). Het hoofddoel is de productie en verspreiding te ondersteunen van informatie en inhoud met betrekking tot het cohesiebeleid van de EU (8), waaronder het Fonds voor een rechtvaardige transitie (9) en het herstelplan voor Europa (10), waarbij de redactionele onafhankelijkheid van de betrokken actoren volledig zal worden gerespecteerd.

De precieze inhoud van de voorgestelde voorlichtingsacties hangt af van de redactionele keuze van de aanvragers. De redactionele onafhankelijkheid zal worden gewaarborgd door een onafhankelijkheidshandvest dat deel uitmaakt van de overeenkomst tussen de Europese Commissie en de begunstigden van de subsidies.

De specifieke doelstellingen van deze oproep tot het indienen van voorstellen zijn:

het inzicht bevorderen in de rol van het cohesiebeleid bij de ondersteuning van alle EU-regio’s;

meer bekendheid geven aan door de EU — in het bijzonder via het cohesiebeleid — gefinancierde projecten en aan de invloed ervan op het leven van mensen;

informatie verspreiden en een open dialoog stimuleren over het cohesiebeleid, de resultaten ervan, de rol ervan met betrekking tot de politieke prioriteiten van de EU en de toekomst ervan;

de burgerparticipatie stimuleren in aangelegenheden die verband houden met het cohesiebeleid en bij de vaststelling van de prioriteiten voor de toekomst van dit beleid.

De voorstellen moeten de rol illustreren en beoordelen die het cohesiebeleid speelt met betrekking tot de politieke prioriteiten van de Europese Commissie en ten aanzien van de huidige en toekomstige uitdagingen voor de EU, de lidstaten, de regio’s en op lokaal niveau. Meer in het bijzonder moeten zij verband houden met de bijdrage van het cohesiebeleid aan:

het stimuleren van werkgelegenheid, groei en investeringen op regionaal en nationaal niveau en het verbeteren van de levenskwaliteit van de burgers;

de uitvoering van de belangrijkste prioriteiten van de EU en de lidstaten, zoals (naast het stimuleren van werkgelegenheid en groei) het aanpakken van klimaatverandering, het beschermen van het milieu en het stimuleren van onderzoek en ontwikkeling;

het stimuleren van de economische, sociale en territoriale cohesie in de EU, waarbij de ongelijkheden tussen en binnen de EU‐landen en ‐regio’s worden verminderd;

de ondersteuning van regio’s om een niche in de wereldeconomie te vinden en zo de kansen van de globalisering te benutten;

het versterken van het Europese project aangezien het cohesiebeleid de EU‐burgers rechtstreeks ten goede komt.

De verwachte resultaten en outputs zijn:

meer media-aandacht voor het cohesiebeleid, met name regionaal;

meer bekendheid met de resultaten van het cohesiebeleid en de invloed ervan op het leven van de burgers;

concrete outputs en resultaten met een breed bereik binnen de looptijd van de actie — bv. televisie- en radio-uitzendingen, online- of gedrukte verslaggeving, andere soorten voorlichtingsacties en verspreiding — waarbij rekening wordt gehouden met meertaligheid;

een efficiënte en doeltreffende samenwerking tussen de Europese Commissie en de begunstigden van de subsidies.

De voorlichtingsacties waartoe deze oproep moet leiden, zijn bedoeld voor het grote publiek en/of de desbetreffende belanghebbenden. Meer in het bijzonder is het doel:

voor het grote publiek: om Europeanen die niet op de hoogte zijn van de EU en het optreden van de EU in hun regio, beter bekend te maken met de resultaten van het cohesiebeleid en de invloed daarvan op het leven van de burgers. De informatie moet vooral gericht zijn op het creëren van een beter begrip van de bijdrage die het cohesiebeleid levert aan het stimuleren van banen en groei in Europa en het verminderen van de ongelijkheden tussen de lidstaten en de regio’s;

voor belanghebbenden: om samen met de belanghebbenden (waaronder nationale, regionale en lokale overheden, begunstigden, bedrijven en de academische wereld) meer bekendheid te geven aan de invloed van het cohesiebeleid in hun regio en bij te dragen aan de discussie over de toekomst van het cohesiebeleid en meer in het algemeen over de toekomst van Europa.

3.   TIJDSCHEMA

 

Stappen

Datum en tijd of indicatieve periode

a)

Bekendmaking van de oproep

13.10.2020

b)

Uiterste datum voor het indienen van aanvragen

12.1.2021

c)

Beoordelingsperiode

Februari tot en met april 2021

d)

Kennisgeving aan de aanvragers

Mei 2021

e)

Ondertekening van de subsidieovereenkomsten

Juni-augustus 2021

4.   BESCHIKBARE BEGROTINGSMIDDELEN

De totale begroting voor de medefinanciering van projecten in het kader van deze oproep tot het indienen van voorstellen wordt geraamd op 5 000 000 EUR.

Het subsidiebedrag bedraagt maximaal 300 000 EUR.

De Commissie behoudt zich het recht voor niet alle beschikbare middelen toe te wijzen.

5.   ONTVANKELIJKHEIDSVEREISTEN

Aanvragen zijn alleen ontvankelijk als zij:

uiterlijk op de in punt 3 genoemde uiterste datum voor het indienen van aanvragen zijn verstuurd;

schriftelijk worden ingediend (zie punt 14) via het aanvraagformulier op https://ec.europa.eu/regional_policy/en/newsroom/funding-opportunities/calls-for-proposal/ en

opgesteld zijn in een van de officiële talen van de EU.

Aanvragen die niet aan deze vereisten voldoen, worden afgewezen.

6.   CRITERIA VOOR SUBSIDIABILITEIT

6.1.   Subsidiabele aanvragers

De volgende aanvragers mogen een voorstel indienen (11):

mediaorganisaties/nieuwsagentschappen (televisie, radio, geschreven pers, onlinemedia, nieuwe media, combinatie van verschillende media);

non-profitorganisaties;

universiteiten en onderwijsinstellingen;

onderzoekscentra en denktanks;

verenigingen van Europees belang;

particuliere entiteiten;

(nationale, regionale en lokale) overheden (12), met uitzondering van de autoriteiten die belast zijn met de uitvoering van het cohesiebeleid overeenkomstig artikel 123 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013.

Natuurlijke personen en entiteiten die worden opgericht met als enig doel de uitvoering van de projecten in het kader van deze oproep tot het indienen van voorstellen, komen niet in aanmerking.

Aanvragers die hebben deelgenomen aan de door de Europese Commissie in 2017, 2018 en 2019 gelanceerde oproepen (Oproep tot het indienen van de voorstellen 2017CE16BAT063, 2018CE16BAT042, en 2019CE16BAT117, respectievelijk, voor “Steun voor voorlichtingsacties met betrekking tot het cohesiebeleid van de EU”) komen in aanmerking ongeacht de uitkomst van hun eerdere aanvragen.

Na de inwerkingtreding, op 1 februari 2020, van het terugtrekkingsakkoord tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk (13), en met name artikel 127, lid 6, en de artikelen 137 en 138, worden onder verwijzingen naar natuurlijke of rechtspersonen die in een lidstaat van de Europese Unie verblijven of gevestigd zijn, ook natuurlijke of rechtspersonen die zich in het Verenigd Koninkrijk bevinden of daar gevestigd zijn, verstaan. Ingezetenen en entiteiten van het Verenigd Koninkrijk komen bijgevolg in aanmerking voor deelname aan deze oproep.

Land van vestiging

Alleen juridische entiteiten die in de volgende landen zijn gevestigd, kunnen een aanvraag indienen:

EU‐lidstaten;

Bewijsstukken

Om de subsidiabiliteit van de aanvrager te kunnen beoordelen, zijn de volgende bewijsstukken vereist:

privaatrechtelijke entiteit: uittreksel uit het staatsblad, kopie van de statuten, uittreksel uit het handels- of verenigingenregister, bewijs van btw-plicht (indien het nummer in het handelsregister en het btw-nummer identiek zijn, zoals in sommige landen het geval is, is slechts een van die documenten vereist);

publiekrechtelijke entiteit: kopie van het besluit of een ander officieel document tot oprichting van de publiekrechtelijke entiteit;

natuurlijke personen: kopie van identiteitskaart en/of paspoort; bewijs van btw-plichtigheid, indien van toepassing (bv. sommige zelfstandigen);

entiteit zonder rechtspersoonlijkheid: documenten die aantonen dat de vertegenwoordiger(s) van de entiteit bevoegd is (zijn) namens de entiteit juridische verbintenissen aan te gaan.

In de loop van de procedure kan de aanvragers worden gevraagd zich in te schrijven en een Participant Identification Code (de negencijferige PIC‐code) op te geven, een unieke identificatiecode voor hun organisatie in het deelnemersregister. Aanvragers ontvangen te zijner tijd instructies voor het aanmaken van een PIC.

Nadat de PIC‐code aan de aanvrager is verzonden, zullen de EU‐valideringsdiensten (de valideringsdiensten van het Uitvoerend Agentschap onderzoek) de aanvrager via het berichtensysteem in het deelnemersregister om bewijsstukken vragen over het juridische bestaan en de rechtsvorm van de organisatie. Alle benodigde gegevens en instructies worden in deze afzonderlijke kennisgeving verstrekt.

6.2.   Subsidiabele activiteiten

Activiteiten zijn subsidiabel als zij noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de voorlichtingsactie en voor het verwezenlijken van de beoogde outputs/resultaten in overeenstemming met de doelstellingen, thema’s en de doelgroep als vermeld in punt 2 van deze oproep.

A.

De acties moeten binnen de EU worden uitgevoerd op lokaal, regionaal, multiregionaal of nationaal niveau of op het niveau van verschillende lidstaten.

B.

De voorstellen moeten een of meer activiteiten en instrumenten omvatten met een innovatief karakter die erop gericht zijn de doelstellingen te verwezenlijken, betrekking hebben op de thema’s en de doelgroep bereiken.

C.

Acties die wettelijk of in het kader van de specifieke overheidsopdrachten voor diensten (in het geval van overheidsinstanties) verplicht zijn, zijn niet subsidiabel.

6.3.   Uitvoeringstermijn

De aanvragers wordt verzocht voorstellen in te dienen voor projecten met een maximale looptijd van twaalf maanden.

7.   UITSLUITINGSCRITERIA

7.1.   Uitsluiting

In de volgende gevallen sluit de ordonnateur een aanvrager uit van deelname aan procedures voor oproepen tot het indienen van voorstellen:

a)

de aanvrager is failliet of is onderworpen aan insolventie- of liquidatieprocedures, zijn activa worden beheerd door een curator of een gerecht, hij heeft een regeling met schuldeisers getroffen, zijn werkzaamheden zijn gestaakt of hij verkeert in een vergelijkbare toestand als gevolg van een soortgelijke procedure uit hoofde van Europese of nationale wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen;

b)

in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat de aanvrager zijn verplichtingen, overeenkomstig het toepasselijke recht, tot betaling van belastingen of socialezekerheidsbijdragen niet nakomt;

c)

in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat de aanvrager een ernstige beroepsfout heeft gemaakt doordat hij de toepasselijke wet- of regelgeving of de ethische normen van de beroepsgroep waartoe hij behoort, heeft overtreden of doordat hij bij kwaad opzet is betrokken of een grove nalatigheid heeft begaan, met name:

i)

het op frauduleuze of nalatige wijze afleggen van valse verklaringen over de informatie die wordt verlangd voor de verificatie van de afwezigheid van gronden voor uitsluiting of de vervulling van subsidiabiliteits- of selectiecriteria of bij de uitvoering van een opdracht, een subsidieovereenkomst of een subsidiebesluit;

ii)

het sluiten van een overeenkomst met andere aanvragers met als doel de mededinging te vervalsen;

iii)

het schenden van intellectuele-eigendomsrechten;

iv)

het pogen het besluitvormingsproces van de Commissie tijdens de toekenningsprocedure te beïnvloeden;

v)

het pogen vertrouwelijke informatie te verkrijgen die de persoon onrechtmatige voordelen kan opleveren in de toekenningsprocedure;

d)

in een definitieve rechterlijke beslissing is vastgesteld dat de aanvrager zich schuldig heeft gemaakt aan een van de volgende feiten:

i)

fraude in de zin van artikel 3 van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad en artikel 1 van de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen, vastgesteld bij akte van de Raad van 26 juli 1995;

ii)

corruptie in de zin van artikel 4, lid 2, van Richtlijn (EU) 2017/1371 of artikel 3 van de Overeenkomst ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn, vastgesteld bij akte van de Raad van 26 mei 1997, of gedragingen als bedoeld in artikel 2, lid 1, van Kaderbesluit 2003/568/JBZ van de Raad, of corruptie als omschreven in de toepasselijke wetgeving;

iii)

gedragingen die verband houden met een criminele organisatie als bedoeld in artikel 2 van Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad;

iv)

witwassen van geld of terrorismefinanciering in de zin van artikel 1, leden 3, 4 en 5, van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad;

v)

terroristische misdrijven of strafbare feiten in verband met terroristische activiteiten in de zin van respectievelijk de artikelen 1 en 3 van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad, dan wel uitlokking van, medeplichtigheid aan of poging tot het plegen van zodanig misdrijf of strafbaar feit, als bedoeld in artikel 4 van genoemd besluit;

vi)

kinderarbeid of andere strafbare feiten op het gebied van mensenhandel als bedoeld in artikel 2 van Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad;

e)

de aanvrager is aanzienlijk tekortgeschoten in de nakoming van belangrijke verplichtingen bij de uitvoering van uit de begroting van de Unie gefinancierde opdrachten, subsidieovereenkomsten of subsidiebesluiten, hetgeen tot vroegtijdige beëindiging ervan of tot oplegging van een schadevergoeding of andere contractuele sancties heeft geleid of na toetsen, audits of onderzoek door een ordonnateur, OLAF of de Rekenkamer aan het licht is gekomen;

f)

in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat de aanvrager een onregelmatigheid in de zin van artikel 1, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad heeft begaan;

g)

in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat de aanvrager in een andere jurisdictie een entiteit heeft opgericht met de bedoeling om fiscale, sociale of enige andere wettelijke verplichtingen te omzeilen die in de jurisdictie waar de statutaire zetel, het hoofdbestuur of de hoofdvestiging is gevestigd, verplicht van toepassing zijn;

h)

in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat er een entiteit is opgericht met de bedoeling als vermeld onder g);

i)

voor de onder c) tot en met h) bedoelde situaties is de aanvrager onderworpen aan:

i)

feiten die zijn vastgesteld in het kader van audits of onderzoek door het Europees Openbaar Ministerie (zodra het is opgericht), de Rekenkamer, het Europees Bureau voor fraudebestrijding of de interne auditeur, of enige andere toets, audit of controle uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van een ordonnateur van een EU‐instelling, een Europees bureau of een EU‐agentschap of ‐orgaan;

ii)

nog niet in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissingen of niet definitieve administratieve besluiten die tuchtmaatregelen kunnen omvatten welke zijn genomen door het bevoegde toezichthoudende orgaan dat verantwoordelijk is voor de verificatie van de toepassing van normen inzake beroepsethiek;

iii)

feiten waarnaar wordt verwezen in besluiten van personen of entiteiten die belast zijn met de uitvoering van de begroting van de EU;

iv)

informatie doorgegeven door lidstaten die uitvoering geven aan middelen van de Unie;

v)

besluiten van de Commissie betreffende schending van het mededingingsrecht van de Unie of van een nationale bevoegde instantie betreffende de schending van het mededingingsrecht van de Unie of van het nationale mededingingsrecht, of

vi)

besluiten houdende uitsluiting genomen door een ordonnateur van een EU‐instelling, een Europees bureau of een EU‐agentschap of ‐orgaan.

7.2.   Corrigerende maatregelen

Indien een aanvrager verklaart dat hij zich in een van de bovengenoemde uitsluitingssituaties bevindt (zie punt 7.1), moet hij zijn betrouwbaarheid aantonen door aan te geven welke maatregelen hij heeft genomen om de uitsluitingssituatie te corrigeren. Het kan bijvoorbeeld gaan om technische, organisatorische en personeelsgerelateerde maatregelen om gedragingen te corrigeren en herhaling te voorkomen, de vergoeding van schade of de betaling van boeten, belastingen of socialezekerheidsbijdragen. Relevante bewijsstukken betreffende de genomen corrigerende maatregelen moeten worden opgenomen in een bijlage bij de verklaring. Dit geldt niet voor de in punt 7.1, onder d), bedoelde gevallen.

7.3.   Verwerping van het voorstel

De ordonnateur mag geen subsidie toekennen aan een aanvrager die:

a)

in een uitsluitingssituatie verkeert overeenkomstig punt 7.1, of

b)

valse verklaringen heeft afgelegd in de informatie die wordt verlangd als voorwaarde voor deelname aan de procedure of die informatie niet heeft verstrekt, of

c)

voorheen betrokken was bij het opstellen van in de toekenningsprocedure gebruikte documenten, indien zulks een schending van het beginsel van gelijke behandeling inhoudt, met inbegrip van vervalsing van de mededinging, die niet op een andere wijze kan worden verholpen.

Dezelfde uitsluitingscriteria zijn van toepassing op met de aanvrager verbonden entiteiten.

Aanvragers of, waar van toepassing, met hen verbonden entiteiten kunnen administratieve sancties (uitsluiting) worden opgelegd wanneer de verklaringen of inlichtingen die worden verlangd als voorwaarde voor deelname aan deze procedure, vals of onjuist blijken te zijn.

7.4.   Bewijsstukken

Aanvragers en met hen verbonden entiteiten moeten een verklaring op erewoord afleggen waarin zij bevestigen niet in een van de in artikel 136, lid 1, en artikel 141 van het Financieel Reglement (14) bedoelde situaties te verkeren, en moeten daartoe gebruikmaken van het desbetreffende formulier dat bij het aanvraagformulier voor deze oproep is gevoegd en beschikbaar is op https://ec.europa.eu/regional_policy/en/newsroom/funding-opportunities/calls-for-proposal/

Aan deze verplichting kan op een van de volgende wijzen worden voldaan:

Voor subsidies met één begunstigde:

i)

de aanvrager ondertekent een verklaring op eigen naam en voor rekening van de met hem verbonden entiteiten, of

ii)

de aanvrager en de met hem verbonden entiteiten ondertekenen elk een afzonderlijke aangifte op eigen naam.

Voor subsidies met meerdere begunstigden:

i)

de coördinator van een consortium ondertekent een verklaring namens alle aanvragers en hun verbonden entiteiten, of

ii)

elke aanvrager in het consortium ondertekent een verklaring op eigen naam en voor rekening van de met hem verbonden entiteiten, of

iii)

elke aanvrager in het consortium en de met hem verbonden entiteiten ondertekenen elk een afzonderlijke aangifte op eigen naam.

8.   SELECTIECRITERIA

8.1.   Financiële draagkracht

Aanvragers moeten over stabiele en toereikende financieringsbronnen beschikken om hun activiteiten gedurende de hele duur van de subsidie te kunnen uitvoeren en het project mee te kunnen financieren. De financiële draagkracht van de aanvragers wordt beoordeeld aan de hand van de volgende bewijsstukken die zij bij hun aanvraag moeten voegen:

een verklaring op erewoord, en

HETZIJ

de winst- en verliesrekening en de balans voor de laatste twee afgesloten begrotingsjaren;

voor pas opgerichte entiteiten: het bedrijfsplan kan voorgenoemde documenten vervangen;

OF

de tabel in het aanvraagformulier met de relevante wettelijk vereiste boekhoudkundige gegevens om de in het formulier vermelde ratio’s te berekenen.

Indien de Commissie op basis van de ingediende documenten concludeert dat de financiële draagkracht zwak is, kan zij:

om aanvullende informatie verzoeken;

besluiten om geen voorfinanciering toe te kennen;

besluiten om de voorfinanciering in termijnen uit te betalen;

besluiten om een door een bankgarantie gedekte voorfinanciering toe te kennen (zie punt 11.6.2 hieronder);

indien van toepassing, de hoofdelijke en gezamenlijke financiële aansprakelijkheid van alle begunstigden vereisen.

Indien de bevoegde ordonnateur concludeert dat de financiële draagkracht niet volstaat, zal hij de aanvraag afwijzen.

8.2.   Operationele capaciteit

Aanvragers moeten de vereiste beroepsbekwaamheden en de juiste kwalificaties hebben om de voorgestelde actie tot een goed einde te brengen. In dit verband moeten de aanvragers een verklaring op erewoord en de volgende bewijsstukken indienen:

een lijst van eerder uitgevoerde projecten/activiteiten die verband houden met de oproep of een lijst van activiteiten die in de afgelopen twee jaar zijn uitgevoerd (maximaal vier projecten/activiteiten).

Er kunnen aanvullende bewijsstukken worden opgevraagd om de operationele capaciteit te bevestigen.

9.   TOEKENNINGSCRITERIA

Subsidiabele aanvragen/projecten worden beoordeeld op grond van de volgende criteria:

 

Criterium

In aanmerking te nemen elementen

Weging (punten)

1.

Relevantie van de actie en bijdrage tot de doelstellingen van de oproep tot het indienen van voorstellen

Relevantie van de doelstellingen van het voorstel voor de doelstellingen en prioriteiten van de oproep tot het indienen van voorstellen

Relevantie van de verschillende soorten voorlichtingsacties voor de regio(‘s)

Meerwaarde voor bestaande initiatieven in de regio’s van Europa

Innoverend karakter van het project in het licht van de ontwikkeling van het communicatielandschap

30 punten; (minimumdrempel 50 %)

2.

Bereik en doeltreffendheid van de actie

Specifieke, meetbare, haalbare en relevante doelstellingen op het vlak van bereik en verspreiding

Capaciteit van het plan (waaronder bijvoorbeeld een uitzendschema, distributiekana(a)l(en) en aantal gegarandeerde contacten op basis van eerdere gegevens) om het bereik per doelgroep op lokaal, regionaal, multiregionaal en nationaal niveau te maximaliseren (multiplicatoreffect), bijvoorbeeld via samenwerking van aanvragers met netwerken en/of regionale actoren/media

Doeltreffendheid van de voorgestelde methoden om de doelstellingen van deze oproep te bereiken, waaronder methoden om: inhoud te produceren, toezicht te houden op de voortgang, de redactionele onafhankelijkheid te waarborgen, technische oplossingen te ontwikkelen en de resultaten van het project te evalueren

Geplande publiciteit voor de activiteiten en de gebruikte methoden voor de verspreiding van de resultaten

Mogelijkheden om het project na afloop van de EU-steun voort te zetten

40 punten; (minimumdrempel 50 %)

3.

Effectiviteit van de actie

Kosteneffectiviteit uit het oogpunt van de voorgestelde middelen, rekening houdend met zowel kosten als verwachte resultaten

20 punten; (minimumdrempel 50 %)

4.

Organisatie van het projectteam en kwaliteit van het projectbeheer

Kwaliteit van de voorgestelde coördinatiemechanismen, kwaliteitscontrole en risicobeheersing

Kwaliteit van de taakverdeling bij de uitvoering van de activiteiten in het kader van de voorgestelde actie

10 punten; (minimumdrempel 50 %)

Voor de kwaliteit van het voorstel worden maximaal 100 punten toegekend. Het voorstel moet in totaal minimaal 60 van 100 punten halen, met een score van ten minste 50 % per criterium. Alleen voorstellen die de bovengenoemde kwaliteitsdrempels halen, komen op de ranglijst. Het halen van de drempel biedt geen garantie op toekenning van de subsidie.

10.   JURIDISCHE VERBINTENISSEN

Indien de Commissie een subsidie toekent, wordt aan de aanvrager een subsidieovereenkomst (met opgave van de bedragen in euro’s) toegezonden met daarin de voorwaarden, het niveau van de financiering en informatie over de procedure voor het formaliseren van de overeenkomst tussen de partijen.

Eerst moet de begunstigde of de coördinator namens het consortium twee exemplaren van de originele overeenkomst ondertekenen, die vervolgens onmiddellijk aan de Commissie moeten worden teruggestuurd. De Commissie zal de overeenkomst als laatste ondertekenen.

De aanvragers begrijpen dat zij door een subsidieaanvraag in te dienen instemmen met de algemene voorwaarden van deze oproep tot het indienen van voorstellen. Deze algemene voorwaarden zijn bindend voor de begunstigde aan wie de subsidie wordt toegekend en vormen een bijlage bij het subsidiebesluit.

11.   FINANCIËLE BEPALINGEN

11.1.   Vorm van de subsidie

11.1.1.   Terugbetaling van de werkelijk gemaakte kosten

De hoogte van de subsidie wordt bepaald door toepassing van een maximaal medefinancieringspercentage van 80 % op de subsidiabele kosten die daadwerkelijk zijn gemaakt en door de begunstigde en de met hem verbonden entiteiten zijn gedeclareerd.

Zie punt 11.2 voor meer informatie over de subsidiabiliteit van de kosten.

11.1.2.   Vergoeding van subsidiabele kosten die gedeclareerd zijn op basis van een forfaitair bedrag

De hoogte van de subsidie zal worden bepaald door een maximaal medefinancieringspercentage van 80 % toe te passen op de subsidiabele kosten die door de begunstigde en de met hem verbonden entiteiten zijn gedeclareerd op basis van:

a)

een forfaitair bedrag van 7 % van de subsidiabele directe kosten (“terugbetaling van forfaitaire kosten”) voor de volgende categorieën kosten: indirecte kosten.

Het forfaitaire bedrag zal worden betaald na aanvaarding van de kosten waarop het forfaitaire bedrag moet worden toegepast.

11.2.   Subsidiabele kosten

Om subsidiabel te zijn, moeten de kosten voldoen aan de volgende criteria:

zij worden gemaakt door de begunstigde;

zij worden gemaakt tijdens de looptijd van de actie, met uitzondering van de kosten die betrekking hebben op de eindverslagen en controlecertificaten;

de periode waarbinnen gemaakte kosten subsidiabel zijn, gaat in op de datum die in de subsidieovereenkomst is aangegeven;

als een begunstigde kan aantonen dat de actie van start moet gaan voordat de overeenkomst is ondertekend, kan de subsidiabiliteitsperiode vóór het moment van ondertekening aanvangen. De periode waarbinnen gemaakte kosten subsidiabel zijn, mag in geen geval ingaan vóór de datum waarop de subsidieaanvraag is ingediend;

de kosten worden aangegeven in de geraamde begroting voor de actie;

zij zijn noodzakelijk voor de uitvoering van de gesubsidieerde actie;

zij zijn aanwijsbaar en verifieerbaar, zijn met name opgenomen in de boekhouding van de begunstigde en zijn vastgesteld overeenkomstig de boekhoudkundige normen die van toepassing zijn in het land waar de begunstigde is gevestigd en overeenkomstig de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van de begunstigde;

zij voldoen aan de bepalingen van de toepasselijke fiscale en sociale wetgeving;

zij zijn redelijk en gerechtvaardigd en voldoen aan het beginsel van goed financieel beheer, met name wat zuinigheid en efficiëntie betreft.

De interne boekhoud- en auditprocedures van de begunstigde moeten het mogelijk maken een rechtstreekse overeenstemming te vinden tussen de voor de actie/het project gedeclareerde kosten en ontvangsten en de overeenkomstige boekhoudrekeningen en verantwoordingsstukken.

Deze criteria gelden tevens voor de kosten die zijn gemaakt door met de aanvrager verbonden entiteiten.

De subsidiabele kosten kunnen direct of indirect zijn.

11.2.1.   Subsidiabele directe kosten

De subsidiabele directe kosten van de actie zijn de kosten die:

met inachtneming van de hierboven vermelde subsidiabiliteitsvoorwaarden kunnen worden aangemerkt als specifieke kosten die direct verband houden met de uitvoering van de actie en daarom direct daarvoor kunnen worden geboekt, zoals:

a)

de kosten van personeel dat op grond van een arbeidsovereenkomst of een soortgelijk aanstellingsdocument voor de begunstigde werkt en ten behoeve van de actie wordt ingezet, voor zover deze kosten vergelijkbaar zijn met hetgeen de begunstigde normaliter gemiddeld betaalt.

Deze kosten omvatten de feitelijke salarissen plus socialezekerheidsbijdragen en andere wettelijke loonkosten. Zij kunnen ook aanvullende bezoldigingen omvatten, met inbegrip van betalingen op basis van aanvullende contracten, ongeacht de aard van die contracten, mits deze bezoldigingen consequent en ongeacht de gebruikte financieringsbron worden betaald telkens wanneer soortgelijk werk of soortgelijke expertise vereist is.

De kosten van natuurlijke personen die op grond van een andere overeenkomst dan een arbeidsovereenkomst met de begunstigde werken of die tegen betaling door een derde bij de begunstigde zijn gedetacheerd, kunnen ook onder dergelijke personeelskosten worden opgenomen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

i)

de persoon werkt onder voorwaarden die vergelijkbaar zijn met die van een werknemer (met name wat betreft de wijze waarop het werk wordt georganiseerd, de taken die worden uitgevoerd en de plaats waar zij worden verricht);

ii)

het resultaat van de werkzaamheden is eigendom van de begunstigde (tenzij bij wijze van uitzondering anders is overeengekomen), en

iii)

de kosten verschillen niet wezenlijk van de kosten van personeel dat soortgelijke werkzaamheden in het kader van een arbeidsovereenkomst voor de begunstigde verricht.

De aanbevolen methoden voor het berekenen van de directe personeelskosten zijn in het aanhangsel opgenomen;

b)

de reiskosten en de bijbehorende verblijfkosten, mits deze kosten overeenkomen met hetgeen de begunstigde normaliter als reiskosten betaalt;

c)

de afschrijvingskosten van materieel of andere activa (nieuw of tweedehands), zoals opgenomen in de boekhouding van de begunstigde, mits de activa:

i)

worden afgeschreven overeenkomstig de internationale boekhoudkundige normen en de gebruikelijke boekhoudpraktijken van de begunstigde, en

ii)

zijn aangekocht overeenkomstig de regels inzake uitvoeringsopdrachten die in de subsidieovereenkomst zijn vastgesteld, indien de aankoop binnen de uitvoeringsperiode plaatsvindt.

De kosten van de lease of huur van materieel of overige activa zijn eveneens subsidiabel, mits deze kosten niet hoger zijn dan de afschrijvingskosten van soortgelijk materieel of activa en er daarin geen financieringsvergoeding is begrepen.

Alleen het gedeelte van de afschrijvings-, huur- of leasingkosten dat betrekking heeft op de uitvoeringsperiode en overeenstemt met het eigenlijke gebruik voor de actie mag in aanmerking worden genomen wanneer de subsidiabele kosten worden vastgesteld. Bij wijze van uitzondering kunnen conform de bijzondere voorwaarden alle kosten van de aankoop van materieel subsidiabel zijn, mits dat gerechtvaardigd is door de aard van de actie en de omstandigheden van het gebruik van het materieel of de activa;

d)

de kosten van verbruiksgoederen en benodigdheden, mits die:

i)

zijn aangekocht overeenkomstig de regels inzake uitvoeringsopdrachten die in de subsidieovereenkomst zijn vastgesteld, en

ii)

direct bestemd zijn voor de actie;

e)

de kosten die direct voortvloeien uit de vereisten van de overeenkomst (verspreiding van informatie, specifieke evaluatie van de actie, audits, vertalingen, reproducties), inclusief de kosten van de verlangde financiële garanties, mits de desbetreffende diensten zijn aangekocht overeenkomstig de regels inzake uitvoeringsopdrachten die in de subsidieovereenkomst zijn vastgesteld;

f)

de kosten van uitbesteding, mits is voldaan aan de specifieke voorwaarden inzake uitbesteding die in de subsidieovereenkomst zijn vastgesteld;

g)

de kosten van financiële steun aan derden, voor zover aan de voorwaarden in de subsidieovereenkomst is voldaan;

h)

door de begunstigde betaalde belastingen, heffingen en rechten, met name de belasting over de toegevoegde waarde (btw), mits deze onder de subsidiabele directe kosten zijn begrepen en behoudens andersluidende bepaling in de subsidieovereenkomst.

11.2.2.   Subsidiabele indirecte kosten (algemene kosten)

Indirecte kosten zijn kosten die niet direct samenhangen met de uitvoering van de actie en derhalve niet direct aan de actie zijn toe te wijzen.

Een forfaitair bedrag ter hoogte van 7 % van de totale directe subsidiabele kosten van de actie komt voor financiering in aanmerking in het kader van de indirecte kosten die de algemene administratieve onkosten van de begunstigde vertegenwoordigen en die aan de actie/het project kunnen worden toegerekend.

Indirecte kosten mogen geen kosten omvatten die onder een ander begrotingsonderdeel zijn opgenomen.

De aandacht van de aanvragers wordt erop gevestigd dat indien zij een door de EU- of Euratombegroting gefinancierde exploitatiesubsidie ontvangen, zij geen indirecte kosten kunnen declareren die in de door de exploitatiesubsidie gedekte periode(n) vallen, tenzij zij kunnen aantonen dat de exploitatiesubsidie helemaal geen kosten van de actie dekt.

Om dit aan te tonen, moet de begunstigde in principe:

a.

gebruikmaken van een analytisch systeem voor kostenberekening waarin een onderscheid kan worden gemaakt tussen alle kosten (met inbegrip van de algemene kosten) die kunnen worden toegerekend aan de exploitatiesubsidie en de actiesubsidie. Daartoe moet de begunstigde gebruikmaken van betrouwbare boekhoudkundige codes en verdeelsleutels die ervoor zorgen dat de toewijzing van de kosten op een eerlijke, objectieve en realistische wijze geschiedt;

b.

zorgen voor een aparte registratie van:

alle kosten die verband houden met de exploitatiesubsidies (d.w.z. personeel, algemene beheerskosten en andere exploitatiekosten in verband met dit deel van zijn gebruikelijke jaarlijkse activiteiten), en

alle kosten voor de actiesubsidies (inclusief de daadwerkelijk gemaakte indirecte kosten in verband met de actie).

Als de exploitatiesubsidie alle gebruikelijke jaarlijkse activiteiten en de volledige begroting van de begunstigde dekt, mag deze laatste in het kader van de actiesubsidie geen indirecte kosten inbrengen.

11.3.   Niet-subsidiabele kosten

De volgende zaken worden niet als subsidiabele kosten beschouwd:

a)

door de begunstigde betaald rendement op kapitaal en dividenden;

b)

schulden en schuldendienstlasten;

c)

voorzieningen voor verliezen of schulden;

d)

debetrente;

e)

dubieuze schuldvorderingen;

f)

wisselkoersverliezen;

g)

kosten van overmakingen door de Commissie die in rekening worden gebracht door de bank van de begunstigde;

h)

kosten die door de begunstigde zijn gedeclareerd in het kader van een andere actie die een subsidie uit de begroting van de Unie ontvangt. Dergelijke subsidies omvatten subsidies toegekend door een lidstaat en gefinancierd uit de begroting van de Unie, en subsidies toegekend door andere instanties dan de Commissie met het oog op de uitvoering van de begroting van de Unie. Als de begunstigde een door de EU- of Euratombegroting gefinancierde exploitatiesubsidie ontvangt, kan hij met name geen indirecte kosten declareren voor de periode(n) die door de exploitatiesubsidie wordt (worden) gedekt, tenzij hij kan aantonen dat de exploitatiesubsidie in het geheel geen kosten van de actie dekt;

i)

bijdragen in natura van derden;

j)

buitensporige of ondoordachte kosten;

k)

aftrekbare btw.

Btw (15) is niet subsidiabel wanneer de met de subsidie te ondersteunen activiteiten belaste/vrijgestelde activiteiten met recht op aftrek zijn of door publiekrechtelijke lichamen als overheid van een lidstaat verrichte werkzaamheden zijn (d.w.z. activiteiten die voortvloeien uit de uitoefening van soevereine bevoegdheden of prerogatieven door de lidstaten in het kader van de specifiek voor hen geldende juridische regeling in overeenstemming met artikel 13, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad (16): bv. politie, justitie, vaststelling en handhaving van overheidsbeleid enz.).

11.4.   Sluitende begroting

De geraamde begroting voor de actie moet bij het aanvraagformulier worden gevoegd. Inkomsten en uitgaven moeten in evenwicht zijn.

De begroting moet in euro’s zijn opgesteld.

Aanvragers die hun uitgaven niet in euro’s zullen doen, moeten de wisselkoers toepassen die wordt bekendgemaakt op de Infor-euro-website:

https://ec.europa.eu/info/funding-tenders/how-eu-funding-works/information-contractors-and-beneficiaries/exchange-rate-inforeuro_nl

De aanvrager moet ervoor zorgen dat voor de uitvoering van de actie niet alleen de EU‐subsidie maar ook andere financiële middelen worden benut.

Medefinanciering voor de actie kan afkomstig zijn uit:

de eigen middelen van de begunstigde;

door de actie of het werkprogramma gegenereerde inkomsten;

financiële bijdragen van derden.

11.5.   Berekening van het definitieve subsidiebedrag

Het definitieve subsidiebedrag wordt door de Commissie berekend op het moment van de betaling van het saldo. Bij de berekening moeten de volgende stappen worden gevolgd:

Stap 1 — Toepassing van het terugbetalingspercentage op de subsidiabele kosten en toevoeging van het forfaitaire bedrag

Het bedrag uit stap 1 wordt verkregen door het in punt 11.1.1 vastgestelde terugbetalingspercentage toe te passen op de daadwerkelijk gemaakte subsidiabele kosten die door de Commissie zijn aanvaard, met inbegrip van de kosten die zijn gedeclareerd op basis van forfaitaire bedragen waarop overeenkomstig punt 11.1.2 het medefinancieringspercentage van toepassing is.

Stap 2 — Beperking tot het maximumbedrag van de subsidie

In geen geval mag het door de Commissie aan de begunstigden betaalde totaalbedrag méér bedragen dan het in de subsidieovereenkomst aangegeven maximumbedrag van de subsidie. Als het bedrag dat na stap 1 wordt verkregen hoger is dan het maximumbedrag van de subsidie, wordt het definitieve bedrag van de subsidie begrensd tot het maximumbedrag.

Als vrijwilligerswerk wordt gedeclareerd als onderdeel van de directe subsidiabele kosten, is het definitieve subsidiebedrag begrensd tot het bedrag van de totale subsidiabele kosten die door de Commissie zijn goedgekeurd, verminderd met het bedrag van het vrijwilligerswerk dat door de Commissie is goedgekeurd.

Stap 3 — Verlaging in verband met het non-profitbeginsel

“Winst” (profit) betekent het overschot van de ontvangsten ten opzichte van de totale subsidiabele kosten. De ontvangsten vormen het bedrag dat is verkregen na de stappen 1 en 2 plus de inkomsten uit de actie voor begunstigden en met hen verbonden entiteiten die geen non-profitorganisatie zijn.

Bijdragen in natura en financiële bijdragen van derden worden niet als ontvangsten beschouwd.

De totale subsidiabele kosten van de actie zijn de geconsolideerde totale subsidiabele kosten die door de Commissie zijn goedgekeurd. De door de actie gegenereerde inkomsten zijn de geconsolideerde inkomsten die zijn vastgesteld, gegenereerd of bevestigd voor begunstigden en met hen verbonden entiteiten die geen non-profitorganisatie zijn op de dag waarop het verzoek om betaling van het saldo is opgesteld.

Indien er winst is gemaakt, wordt de winst in mindering gebracht naar evenredigheid van het definitieve percentage van terugbetaling van de werkelijke subsidiabele kosten van de actie die door de Commissie zijn goedgekeurd.

Stap 4 — Verlaging in verband met onjuiste uitvoering of schending van andere verplichtingen

De Commissie kan het maximumbedrag van de subsidie verlagen indien de actie niet naar behoren is uitgevoerd (d.w.z. indien de actie niet, slecht, onvolledig of niet tijdig is uitgevoerd) of indien een andere verplichting uit hoofde van de overeenkomst niet is nagekomen.

Het bedrag van de verlaging staat in verhouding tot de mate waarin de actie onjuist is uitgevoerd of de ernst van de schending.

11.6.   Regels inzake verslaglegging en wijze van betaling

11.6.1.   Wijze van betaling

De begunstigde mag verzoeken om de volgende betalingen, mits aan de voorwaarden van de subsidieovereenkomst is voldaan (bv. betalingstermijnen, maxima enz.). De betalingsverzoeken moeten vergezeld gaan van de hierna genoemde en in de subsidieovereenkomst toegelichte stukken:

Betalingsverzoek

Begeleidende documenten

Een voorfinanciering die overeenkomt met 40 % van het maximale subsidiebedrag

Financiële garantie (zie punt 11.6.2)

Eén tussentijdse betaling:

Voor de bepaling van het als tussentijdse betaling verschuldigde bedrag bedraagt het op de door de Commissie goedgekeurde subsidiabele kosten toe te passen terugbetalingspercentage 80 %.

De tussentijdse betaling mag niet meer bedragen dan 40 % van het maximale subsidiebedrag.

Het totale bedrag van de voorfinanciering en de tussentijdse betalingen mag niet meer bedragen dan 80 % van het maximale subsidiebedrag.

a)

Tussentijds technisch verslag

b)

Tussentijdse financiële afrekening

Betaling van het saldo

De Commissie zal het te betalen saldo vaststellen op basis van de berekening van het definitieve subsidiebedrag (zie punt 11.5). Als de som van de eerder verrichte betalingen groter is dan het definitieve subsidiebedrag, moet de begunstigde het door de Commissie te veel betaalde bedrag terugbetalen op grond van een invorderingsopdracht.

a)

Technisch eindverslag

b)

Financieel eindverslag

c)

Financieel overzicht door samenvoeging van de eerder ingediende financiële staten en met vermelding van de ontvangsten

In het geval van een zwakke financiële draagkracht is punt 8.1 van toepassing.

11.6.2.   Garanties voor voorfinanciering

Om de aan de voorfinanciering verbonden financiële risico’s te beperken, kan een garantie voor voorfinancieringen worden gevraagd die maximaal even hoog kan zijn als de voorfinanciering.

Die financiële garantie, uitgedrukt in euro, moet worden gesteld door een erkende bank of financiële instelling die in een EU-lidstaat gevestigd is. Als een begunstigde in een derde land gevestigd is, kan de Commissie aanvaarden dat een in dit derde land gevestigde bank of financiële instelling deze garantie verstrekt, indien zij van oordeel is dat deze bank of financiële instelling dezelfde waarborgen biedt en kenmerken heeft als een in een lidstaat gevestigde bank of financiële instelling. Op bankrekeningen geblokkeerde bedragen worden niet als financiële garantie aanvaard.

De garantie kan worden vervangen door:

een gezamenlijke en hoofdelijke garantie van een derde, of

een gezamenlijke garantie van de begunstigden van een actie die partij zijn bij dezelfde subsidieovereenkomst.

De garantie wordt vrijgegeven naarmate de voorfinanciering door aanrekening op tussentijdse betalingen of de saldobetaling wordt vereffend, overeenkomstig de bepalingen van de subsidieovereenkomst.

Als alternatief voor een garantie voor voorfinanciering kan de Commissie besluiten de betaling van voorfinanciering in verschillende tranches op te splitsen.

11.7.   Andere financiële voorwaarden

a)    Niet-cumuleerbaarheid

Een actie komt slechts in aanmerking voor één subsidie uit de EU‐begroting.

b)    Verbod op terugwerkende kracht

Subsidies mogen niet met terugwerkende kracht voor reeds voltooide acties worden toegekend.

Subsidiëring van reeds begonnen acties kan slechts worden toegestaan indien de aanvrager in de subsidieaanvraag kan aantonen dat het noodzakelijk was met de actie te beginnen vóór de ondertekening van de subsidieovereenkomst.

In dat geval mogen de voor financiering in aanmerking komende uitgaven evenwel niet vóór de datum van indiening van de subsidieaanvraag zijn gedaan.

c)    Uitvoeringsopdrachten/uitbesteding

Wanneer voor de uitvoering van de actie overheidsopdrachten (uitvoeringsopdrachten) moeten worden toegekend, mag de begunstigde de opdracht overeenkomstig zijn gebruikelijke aankooppraktijken toekennen, mits de opdracht wordt toegekend aan de economisch voordeligste of de goedkoopste offerte (naargelang van het geval) en belangenconflicten worden vermeden.

De begunstigden moeten de aanbestedingsprocedure duidelijk documenteren en de documenten met het oog op een eventuele audit bewaren.

Entiteiten die optreden als aanbestedende dienst in de zin van Richtlijn 2014/24/EU (17) of als aanbestedende instantie in de zin van Richtlijn 2014/25/EU (18), moeten de geldende nationale voorschriften inzake overheidsopdrachten toepassen.

De begunstigden mogen taken die deel uitmaken van de actie uitbesteden. Indien zij dat doen, moeten zij ervoor zorgen dat, naast de bovengenoemde voorwaarden van de beste prijs-kwaliteitsverhouding en de afwezigheid van belangenconflicten, ook de volgende voorwaarden zijn vervuld:

a)

de uitbesteding heeft geen betrekking op de kerntaken van de actie;

b)

de uitbesteding is te verantwoorden gezien de aard van de actie en de eisen die de uitvoering ervan stelt;

c)

de geraamde kosten van de uitbesteding zijn duidelijk aanwijsbaar in de geraamde begroting;

d)

elke uitbesteding die niet in de beschrijving van de actie is gespecificeerd, wordt meegedeeld door de begunstigde en goedgekeurd door de Commissie. De Commissie kan haar goedkeuring verlenen:

i)

vóór de uitbesteding, indien de begunstigden verzoeken om een wijziging;

ii)

na de uitbesteding, indien de uitbesteding:

specifiek wordt verantwoord in het tussentijdse technische verslag of het technische eindverslag, en

geen wijzigingen in de subsidieovereenkomst met zich meebrengt die het besluit tot toekenning van de subsidie op losse schroeven zouden kunnen zetten of inbreuk zouden kunnen maken op de gelijke behandeling van aanvragers;

e)

de begunstigden garanderen dat bepaalde in de subsidieovereenkomst vermelde voorwaarden die aan begunstigden worden gesteld (bv. zichtbaarheid, vertrouwelijkheid enz.), ook gelden voor de subcontractanten.

d)    Financiële steun aan derden

De voorstellen mogen niet voorzien in financiële steun aan derden.

12.   PUBLICITEIT

12.1.   Door de begunstigden

In alle publicaties of in samenhang met activiteiten waarvoor de subsidie is toegekend, moeten de begunstigden duidelijk aangeven dat de Europese Unie heeft bijgedragen.

De begunstigden moeten derhalve de naam en het logo van de Europese Commissie duidelijk vermelden op al hun publicaties, posters, programma’s en andere producten alsmede gedurende gerelateerde activiteiten (conferenties of seminars e.d.) die in het kader van het medefinancieringsproject tot stand zijn gekomen.

Zij moeten hiervoor gebruikmaken van:

de tekst: “Met financiële steun van de Europese Unie”;

het logo dat beschikbaar is op https://europa.eu/european-union/about-eu/symbols/flag_nl

de volgende disclaimers:

Voor gedrukte of elektronische publicaties:

“Deze publicatie is geproduceerd met financiële steun van de Europese Unie. De inhoud valt uitsluitend onder de verantwoordelijkheid van <naam van de auteur/partner> en geeft niet noodzakelijkerwijs de standpunten van de Europese Unie weer.”

Voor websites en socialemedia-accounts:

“Deze <website/account> is gecreëerd en wordt onderhouden met financiële steun van de Europese Unie. De inhoud valt uitsluitend onder de verantwoordelijkheid van <naam van de auteur/partner> en geeft niet noodzakelijkerwijs de standpunten van de Europese Unie weer.”

Voor video’s en ander audiovisueel materiaal:

“Deze <video/film/uitzending/opname> is geproduceerd met financiële steun van de Europese Unie. De inhoud valt uitsluitend onder de verantwoordelijkheid van <naam van de auteur/partner> en geeft niet noodzakelijkerwijs de standpunten van de Europese Unie weer.”

Indien niet volledig aan deze eis wordt voldaan, kan de subsidie voor de begunstigde worden verlaagd overeenkomstig de bepalingen in de subsidieovereenkomst.

Naast de bovengenoemde verplichtingen wordt de begunstigden verzocht (facultatief) een kaart op de Inforegio-website bij te werken (door een inzending in te dienen met voorbeelden van hun acties).

12.2.   Door de Commissie

Alle informatie over subsidies die in de loop van een begrotingsjaar zijn toegekend (met uitzondering van beurzen voor natuurlijke personen en andere directe steun aan natuurlijke personen in grote nood), wordt uiterlijk op 30 juni van het jaar na het begrotingsjaar waarin de subsidies zijn toegekend op een internetsite van de instellingen van de Europese Unie bekendgemaakt.

De Commissie zal de volgende informatie publiceren:

de naam van de begunstigde;

het adres van de begunstigde (wanneer de begunstigde een rechtspersoon is) en de regio (wanneer de begunstigde een natuurlijke persoon is), zoals gedefinieerd op NUTS 2-niveau (19) indien hij/zij is gedomicilieerd in de EU of gelijkwaardig indien gedomicilieerd buiten de EU;

het voorwerp van de subsidie;

het toegekende bedrag.

Indien de begunstigde daartoe een gemotiveerd en naar behoren gestaafd verzoek indient, wordt afgezien van bekendmaking wanneer deze bekendmaking afbreuk zou doen aan de bij het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie beschermde rechten en vrijheden van personen of wanneer deze bekendmaking de commerciële belangen van de begunstigden zou schaden.

13.   VERWERKING VAN PERSOONSGEGEVENS

Naar aanleiding van reacties op een oproep tot het indienen van voorstellen moeten persoonsgegevens (zoals naam, adres en cv) worden geregistreerd en verwerkt. Deze gegevens worden verwerkt volgens Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG. Tenzij anders vermeld, worden de vragen en de gevraagde persoonsgegevens die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag overeenkomstig de oproep tot het indienen van voorstellen, uitsluitend voor dat doel verwerkt door DG REGIO — Begroting en Financieel Beheer.

Persoonsgegevens mogen door de Commissie worden opgeslagen in het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting (EDES) als de begunstigde in een van de situaties verkeert die vermeld zijn in de artikelen 136 en 141 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 (20). Zie voor meer informatie de privacyverklaring op:

https://ec.europa.eu/info/funding-tenders/rules-public-procurement/data-protection-public-procurement-procedures_nl

14.   PROCEDURE VOOR HET INDIENEN VAN VOORSTELLEN

De voorstellen moeten uiterlijk op de in punt 3 bepaalde datum worden ingediend.

Na de uiterste datum voor indiening mag de aanvraag niet meer worden gewijzigd. Indien er echter bepaalde aspecten moeten worden verduidelijkt of schrijffouten, moeten worden gecorrigeerd, kan de Commissie tijdens de beoordelingsprocedure contact opnemen met de aanvrager.

De aanvragers worden schriftelijk op de hoogte gebracht van de resultaten van de selectieprocedure.

Gelieve de aanvraag per e‐mail in PDF-formaat in te dienen op het volgende e‐mailadres:

REGIO-CALL-FOR-MEDIA@ec.europa.eu

De datum en het tijdstip van ontvangst van de e‐mail met de bijgevoegde aanvraag vormen het bewijs van indiening.

Aanvragen die per post of per fax zijn verzonden, worden niet aanvaard.

Contact

Vragen over deze oproep kunnen worden gericht aan REGIO-CONTRACTS@ec.europa.eu. Voor een efficiënte behandeling van vragen gelieve in het onderwerp of in de tekst van de e‐mail duidelijk de referentie van deze oproep tot het indienen van voorstellen te vermelden.

De antwoorden op de ingezonden vragen worden gepubliceerd in de vraag- en antwoordlijst op https://ec.europa.eu/regional_policy/en/newsroom/funding-opportunities/calls-for-proposal/, om te garanderen dat alle potentiële aanvragers gelijk worden behandeld. Aanvragers kunnen eventuele vragen uiterlijk tien dagen voor de uiterste datum voor het indienen van voorstellen naar bovenstaand adres sturen.

Bijlagen:

Aanvraagformulier

Checklist van in te dienen documenten

Modelsubsidieovereenkomst


(1)  https://ec.europa.eu/regional_policy/sources/tender/pdf/official/2020_financing_decision_ta.pdf

(2)  http://ec.europa.eu/regional_policy/nl/policy/what/investment-policy/

(3)  https://www.consilium.europa.eu/nl/meetings/gac/2017/04/25/

(4)  https://www.europarl.europa.eu/doceo/document/A-8-2017-0201_NL.html

(5)  http://ec.europa.eu/regional_policy/sources/informing/events/3005-pamhagen/20170523_joint_communication_actions.pdf

(6)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320), en met name de artikelen 115 tot en met 117 en bijlage XII.

(7)  In het kader van deze oproep tot het indienen van voorstellen is een “voorlichtingsactie” een op zichzelf staand en samenhangend geheel van voorlichtingsactiviteiten die verband houden met het cohesiebeleid van de EU.

(8)  Met deze oproep tot het indienen van voorstellen ondersteunt de Europese Commissie voorlichtingsacties in verband met het cohesiebeleid van de EU, dat via drie grote fondsen wordt gerealiseerd: het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Cohesiefonds en het Europees Sociaal Fonds (ESF). Derhalve komen projecten die betrekking hebben op de impact van een van deze drie fondsen in een regio in aanmerking.

(9)  https://ec.europa.eu/info/strategy/priorities-2019-2024/european-green-deal/actions-being-taken-eu/just-transition-mechanism/just-transition-funding-sources_nl

(10)  https://ec.europa.eu/info/live-work-travel-eu/health/coronavirus-response/recovery-plan-europe_nl

(11)  Deze lijst is niet volledig.

(12)  Publiekrechtelijke organen of privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak.

(13)  Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.

(14)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(15)  Artikel 186, lid 4, onder c), van het Financieel Reglement.

(16)  PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.

(17)  Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).

(18)  Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).

(19)  Verordening (EG) nr. 105/2007 van de Commissie van 1 februari 2007 tot wijziging van de bijlagen bij Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 39 van 10.2.2007, blz. 1).

(20)  https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A32018R1046


Aanhangsel

Specifieke voorwaarden voor directe personeelskosten

1.   Berekening

De onder a) en b) hieronder vastgestelde wijze van berekening van de subsidiabele directe personeelskosten wordt aanbevolen en zal worden aanvaard als waarborg dat de gedeclareerde kosten daadwerkelijk zijn gemaakt.

Wanneer de begunstigde gebruikmaakt van een andere methode voor de berekening van de personeelskosten, kan de Commissie deze aanvaarden als zij van oordeel is dat ook die methode voldoende waarborgt dat de gedeclareerde kosten daadwerkelijk zijn gemaakt.

a)   voor personen die uitsluitend in het kader van de actie werkzaam zijn:

{het maandtarief voor de persoon

vermenigvuldigd met

het daadwerkelijke aantal maanden dat de persoon in het kader van de actie werkzaam is geweest}

De voor deze personen gedeclareerde maanden mogen niet voor andere subsidies van de EU of Euratom worden gedeclareerd.

Het maandtarief wordt als volgt berekend:

{de jaarlijkse personeelskosten voor de persoon

gedeeld door 12}

met gebruikmaking van de personeelskosten voor elk volledig begrotingsjaar van de desbetreffende verslagperiode.

Als een begrotingsjaar aan het einde van de verslagperiode nog niet is afgesloten, moeten de begunstigden het maandtarief gebruiken van het laatste afgesloten begrotingsjaar dat beschikbaar is.

b)   voor personen die deeltijds in het kader van de actie werkzaam zijn

i)

indien de persoon een vast percentage van zijn werktijd aan de actie wijdt:

{het maandtarief van de persoon vermenigvuldigd met het percentage van de werktijd dat aan de actie wordt gewijd

vermenigvuldigd met

het daadwerkelijke aantal maanden dat de persoon in het kader van de actie werkzaam is geweest}

Het percentage werktijd dat voor deze personen wordt gedeclareerd, mag niet voor andere subsidies van de EU of Euratom worden gedeclareerd.

Het maandtarief wordt op de hierboven beschreven manier berekend.

ii)

In andere gevallen:

{het uurtarief van de persoon, vermenigvuldigd met het daadwerkelijk aantal uren dat de persoon voor de actie werkzaam is geweest}

of

{het dagtarief van de persoon, vermenigvuldigd met het daadwerkelijk aantal dagen dat de persoon voor de actie werkzaam is geweest}

(afgerond op de dichtstbijgelegen halve dag)

Het werkelijke aantal voor een persoon gedeclareerde uren/dagen moet identificeerbaar en verifieerbaar zijn.

Het totale aantal gedeclareerde uren/dagen voor EU- of Euratomsubsidies per persoon per jaar kan niet hoger zijn dan het aantal productieve uren/dagen per jaar dat is gebruikt voor de berekeningen van het uur- of dagtarief. Het maximumaantal uren/dagen dat voor de subsidie kan worden gedeclareerd, bedraagt dus:

{het jaarlijkse aantal productieve uren/dagen voor het desbetreffende jaar (zie onder)}

min

het totale aantal uren en dagen dat door de begunstigde voor die persoon en voor dat jaar al voor andere EU- of Euratomsubsidies is gedeclareerd.

Het “uur-/dagtarief” wordt als volgt berekend:

{de jaarlijkse personeelskosten voor de persoon

gedeeld door

het aantal individuele jaarlijkse productieve uren/dagen}

waarbij wordt gebruikgemaakt van de personeelskosten en het aantal jaarlijkse productieve uren/dagen voor elk volledig boekjaar van de desbetreffende verslagperiode.

Als een begrotingsjaar aan het einde van de verslagperiode nog niet is afgesloten, moeten de begunstigden het uur-/dagtarief gebruiken van het laatste afgesloten begrotingsjaar dat beschikbaar is.

Het “individuele aantal productieve uren/dagen per jaar” is het totale aantal uren/dagen dat die persoon in dat jaar daadwerkelijk heeft gewerkt. Daaronder vallen geen vakantiedagen of andere afwezigheden (zoals ziekteverlof, zwangerschapsverlof, bijzonder verlof enz.). De volgende elementen mogen echter wel worden meegerekend: overwerk en tijd die is besteed aan vergaderingen, opleidingen en soortgelijke activiteiten.

2.   Documentatie ter staving van de als daadwerkelijke kosten gedeclareerde personeelskosten

Voor personeel dat uitsluitend in het kader van de actie werkzaam is en waarvan de directe personeelskosten dus overeenkomstig punt a) worden berekend, hoeft geen tijdregistratie te worden bijgehouden als de begunstigde een verklaring ondertekent waarin hij bevestigt dat de desbetreffende personen uitsluitend voor de actie hebben gewerkt.

Voor personeel dat een vast percentage van zijn werktijd in het kader van de actie werkzaam is en waarvan de directe personeelskosten dus overeenkomstig punt b), i), worden berekend, hoeft geen tijdregistratie te worden bijgehouden als de begunstigde een verklaring ondertekent waarin hij bevestigt dat de desbetreffende personen daadwerkelijk het vermelde vaste percentage van hun werktijd voor de actie hebben gewerkt.

Voor personeel dat deeltijds in het kader van de actie werkzaam is en waarvan de directe personeelskosten dus overeenkomstig punt b), ii), worden berekend, moeten de begunstigden een tijdregistratie bijhouden voor het aantal gedeclareerde uren/dagen. De tijden moeten schriftelijk worden bijgehouden en ten minste eenmaal per maand door de personen die in het kader van de actie werkzaam zijn en hun leidinggevenden worden goedgekeurd.

Als een betrouwbare tijdregistratie van de aan de actie bestede uren ontbreekt, kan de Commissie alternatieve bewijzen voor het aantal gedeclareerde uren/dagen accepteren als zij van oordeel is dat deze voldoende zekerheid bieden.


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

28.10.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 362/24


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.9911 — Voith/PCSH/TSA)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2020/C 362/05)

1.   

Op 16 oktober 2020 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

Voith Austria GmbH (“Voith”, Oostenrijk), die deel uitmaakt van Voith GmbH & Co. KGaA (“Voith-Gruppe”, Duitsland);

PCS Holding AG (“PCSH”, Zwitserland);

Traktionssysteme Austria GmbH (“TSA”, Oostenrijk).

Voith en PCSH verkrijgen gezamenlijke zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening over het geheel van TSA.

De concentratie komt tot stand door de verwerving van aandelen.

2.   

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

Voith-Gruppe: vervaardiging en verkoop van papiermachines, waterkrachtcentrales, transmissie- en controletechnologie voor bedrijfsvoertuigen en bussen, landbouwmachines en machines voor de bouwnijverheid, spoorvoertuigen, scheepvaart- en industriële toepassingen, met name voor diverse industriesectoren, zoals de chemische en petrochemische sector, aardolie- en aardgassector en mijnbouw- en staalsector. Daarnaast is Voith-Gruppe actief in de sectoren automatisering en IT voor machine- en installatiebouw;

PCSH: via participaties actief op het gebied van rollend materieel en speciale voertuigen voor gemeenten en de landbouwsector;

TSA: vervaardiging van hoofdzakelijk elektrische tractiemotoren en generatoren.

3.   

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentratie krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.   

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:

M.9911 — Voith/PCSH/TSA

Opmerkingen kunnen per e-mail, per fax of per post aan de Commissie worden toegezonden. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mailadres: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Fax +32 22964301

Postadres:

European Commission

Directorate-General for Competition

Merger Registry

1049 Bruxelles/Brussel

BELGIQUE/BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (“de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


ANDERE HANDELINGEN

Europese Commissie

28.10.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 362/26


Bekendmaking van een mededeling van de goedkeuring van een standaardwijziging van een productdossier voor een naam in de wijnsector als bedoeld in artikel 17, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie

(2020/C 362/06)

Deze mededeling wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 17, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie (1).

MEDEDELING VAN DE GOEDKEURING VAN EEN STANDAARDWIJZIGING

“PROSECCO”

PDO-IT-A0516-AM07

Datum van de mededeling: 14.8.2020

BESCHRIJVING VAN EN REDENEN VOOR DE GOEDGEKEURDE WIJZIGING

1.   Prosecco BOB — Spumante Rosè — Categorie mousserende wijn en mousserende kwaliteitswijn

De variant “spumante rosè” (mousserende roséwijn), een mousserende wijn verkregen van de druivenrassen glera B en pinot noir die een rode vinificatie ondergaat, wordt toegevoegd aan de oorsprongsbenaming.

Deze variant was reeds wijdverspreid in het betrokken gebied, zij het met een andere productbenaming.

De wijziging heeft betrekking op de artikelen 1,2, 4, 5, 8 en 9 van het productdossier en op de punten 4, 5, 8 en 9 van het enig document.

2.   Prosecco BOB — Spumante Rosè — Druivenrassen

De mousserende roséwijn wordt vervaardigd uit de volgende wijnstokrassen: glera B. (ten minste 85 %, ten hoogste 90 %) en pinot noir die een rode vinificatie ondergaat (ten minste 10 %, ten hoogste 15 %). Deze samenstelling maakt het mogelijk de rosékleur te verkrijgen.

Deze wijziging heeft betrekking op artikel 2 van het productdossier, maar brengt geen wijzigingen van het enig document teweeg.

3.   Prosecco DOP — Spumante Rosè — Druivenopbrengst per hectare en minimaal natuurlijk alcoholvolumegehalte

De maximale druivenopbrengst van het ras pinot noir is vastgesteld op 13 500 kg/ha om een hogere concentratie kleurstof en een stabielere kleur mogelijk te maken.

Het minimale natuurlijke alcoholvolumegehalte is vastgesteld op 9 % vol.

De wijziging heeft betrekking op artikel 4 van het productdossier en op de punten 4 en 5b van het enig document.

4.   Prosecco BOB — Spumante Rosè — Wijnbereiding

Deze variant mag uitsluitend worden verkregen door natuurlijke fermentatie met behulp van een autoclaaf met een bereidingsduur van ten minste zestig dagen. Dankzij deze productiemethode komen verbindingen zoals mannoproteïnen vrij uit de gist, die de kleurstof (verbindingen van anthocyanen en tannines met een laag molecuulgewicht) beschermen tegen oxidatie en zwaveldioxide. Bovendien ontstaan op die manier complexere geuren en smaken.

De wijziging heeft betrekking op artikel 5 van het productdossier, maar brengt geen wijzigingen van het enig document teweeg.

5.   Prosecco BOB — Spumante Rosè — Oenologische procedés

Voor het deel van het product dat is bedoeld voor de bereiding van mousserende roséwijn en mousserende kwaliteitsroséwijn, is het toegestaan producten toe te voegen die zijn gemaakt van minstens 10 % en hoogstens 15 % pinot noir-druiven (rode vinificatie). Voorwaarde hierbij is dat de in het wijnbereidingsproces gebruikte druiven van het ras glera B zijn verbouwd in wijngaarden met één ras of in wijngaarden waar, naast de voor dit procedé toegestane druiven, hoogstens 15 % pinot noir-druiven aanwezig zijn. Dit oenologische procedé is in overeenstemming met de geldende bepalingen voor mousserende wijnen die reeds onder de benaming vallen, en met de wetgeving van de Europese Unie.

De wijziging heeft betrekking op artikel 5 van het productdossier en op punt 5a van het enig document.

6.   Prosecco BOB — Spumante Rosè — Kenmerken bij de consumptie

Gezien de toevoeging van de variant mousserende roséwijn worden de fysisch-chemische en organoleptische kenmerken van die variant vermeld.

De wijziging heeft betrekking op artikel 6 van het productdossier en op punt 4 van het enig document.

7.   Prosecco BOB — Spumante Rosè — Term “Millesimato” op de etikettering

Op de etikettering van deze variant moet de term “millesimato” worden vermeld, gevolgd door het jaar van productie van de druiven overeenkomstig artikel 49, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33.

De wijziging heeft betrekking op artikel 7 van het productdossier en op punt 9 van het enig document.

8.   Prosecco BOB — Spumante Rosè — In de handel brengen

Het product wordt in de handel gebracht vanaf 1 januari van het jaar na de oogst zodat het langer kan rijpen.

De wijziging heeft betrekking op artikel 7 van het productdossier, maar brengt geen wijzigingen van het enig document teweeg.

ENIG DOCUMENT

1.   Naam van het product

Prosecco

2.   Type geografische aanduiding

BOB — Beschermde oorsprongsbenaming

3.   Categorieën wijnbouwproducten

1.

Wijn

4.

Mousserende wijn

5.

Mousserende kwaliteitswijn

6.

Aromatische mousserende kwaliteitswijn

8.

Parelwijn

4.   Beschrijving van de wijn(en)

Prosecco — Wijn

Kleur: strogeel.

Geur: elegant, karakteristiek, kenmerkend voor de gebruikte druiven.

Smaak: droog tot halfzoet, fris en karakteristiek.

Minimaal totaal alcoholvolumegehalte: 10,5 % vol.

Minimaal suikervrij extract: 14 gram per liter.

Analytische parameters die niet zijn opgenomen in de onderstaande tabel, voldoen aan de grenswaarden die zijn vastgelegd in nationale en EU-wetgeving.

Algemene analytische kenmerken

Maximaal totaal alcoholvolumegehalte (in volumeprocent)

 

Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent)

 

Minimale totale zuurgraad

4,5 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur

Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter)

 

Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter)

 

Prosecco Spumante — Mousserende wijn, mousserende kwaliteitswijn en aromatische mousserende kwaliteitswijn

Kleur: strogeel van variërende intensiteit, glinsterend, met aanhoudende schuimlaag.

Geur: elegant, karakteristiek, kenmerkend voor de gebruikte druiven.

Smaak: van brut nature tot halfdroog, fris en karakteristiek.

Minimaal totaal alcoholvolumegehalte: 11 % vol.

Minimaal suikervrij extract: 14 gram per liter.

Analytische parameters die niet zijn opgenomen in de onderstaande tabel, voldoen aan de grenswaarden die zijn vastgelegd in nationale en EU-wetgeving.

Algemene analytische kenmerken

Maximaal totaal alcoholvolumegehalte (in volumeprocent)

 

Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent)

 

Minimale totale zuurgraad

4,5 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur

Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter)

 

Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter)

 

Prosecco — Parelwijn

Kleur: strogeel van variërende intensiteit, glinsterend, met zichtbare belletjesvorming.

Geur: elegant, karakteristiek, kenmerkend voor de gebruikte druiven.

Smaak: droog tot halfzoet, fris en karakteristiek.

Minimaal totaal alcoholvolumegehalte: 10,5 % vol.

Minimaal suikervrij extract: 14 gram per liter.

Bij de parelwijn die van oudsher wordt bereid door middel van nagisting in de fles, kunnen de organoleptische kenmerken bij de consumptie verschillen:

kleur: mogelijke aanwezigheid van troebelheid;

geur: aangenaam en karakteristiek, mogelijk met tonen van broodkorst en gist;

smaak: droog, bruisend, fruitig, mogelijk met tonen van broodkorst en gist.

Analytische parameters die niet zijn opgenomen in de onderstaande tabel, voldoen aan de grenswaarden die zijn vastgelegd in nationale en EU-wetgeving.

Algemene analytische kenmerken

Maximaal totaal alcoholvolumegehalte (in volumeprocent)

 

Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent)

 

Minimale totale zuurgraad

4 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur

Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter)

 

Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter)

 

Prosecco Spumante rosé — Mousserende wijn, mousserende kwaliteitswijn

Kleur: zachtroze van variërende intensiteit, glinsterend, met aanhoudende schuimlaag.

Geur: elegant, karakteristiek, kenmerkend voor de gebruikte druiven.

Smaak: van brut nature tot extra dry, fris en karakteristiek.

Minimaal totaal alcoholvolumegehalte: 11 % vol.

Minimaal suikervrij extract: 14 gram per liter.

Analytische parameters die niet zijn opgenomen in de onderstaande tabel, voldoen aan de grenswaarden die zijn vastgelegd in nationale en EU-wetgeving.

Algemene analytische kenmerken

Maximaal totaal alcoholvolumegehalte (in volumeprocent)

 

Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent)

 

Minimale totale zuurgraad

4,5

Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter)

 

Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter)

 

5.   Wijnbereidingsprocedés

a.   Specifieke oenologische procedés

Oenologisch procedé voor het deel van het product dat is bedoeld voor de bereiding van mousserende wijn of mousserende kwaliteitswijn, met inbegrip van roséwijn.

Specifiek oenologisch procedé

Voor het deel van het product dat is bedoeld voor de bereiding van mousserende wijn en mousserende kwaliteitswijn is het toegestaan producten toe te voegen die zijn gemaakt van chardonnay-, pinot blanc-, pinot gris- en pinot noir-druiven (witte vinificatie), alleen of in combinatie, tot een maximum van 15 %. Voorwaarde hierbij is dat de druiven van het ras glera die in het wijnbereidingsproces worden gebruikt, afkomstig zijn uit wijngaarden waar slechts één ras wordt verbouwd of uit wijngaarden waar, naast de voor dit procedé toegestane rassen, hoogstens 15 % secundaire druivenrassen aanwezig zijn.

Voor het deel van het product dat is bedoeld voor de bereiding van mousserende roséwijn en mousserende kwaliteitsroséwijn is het toegestaan producten toe te voegen die zijn gemaakt van minstens 10 % en hoogstens 15 % pinot noir-druiven (rode vinificatie). Voorwaarde hierbij is dat de in het wijnbereidingsproces gebruikte druiven van het ras glera afkomstig zijn uit wijngaarden waar slechts één ras wordt verbouwd of uit wijngaarden waar, naast de voor dit procedé toegestane druiven, hoogstens 15 % pinot noir-druiven aanwezig zijn.

b.   Maximumopbrengsten

 

Prosecco

 

18 000 kg druiven per hectare

 

Prosecco

 

135 hectoliter per hectare

 

Prosecco — Mousserende roséwijn (glera)

 

18 000 kg druiven per hectare

 

Prosecco — Mousserende roséwijn (glera)

 

135 hectoliter per hectare

 

Prosecco — Mousserende roséwijn (pinot noir)

 

13 500 kg druiven per hectare

 

Prosecco — Mousserende roséwijn (pinot noir)

 

101,25 hectoliter per hectare

6.   Afgebakend geografisch gebied

De druiven die worden gebruikt om wijn te produceren die onder de beschermde oorsprongsbenaming “Prosecco” valt, moeten zijn verbouwd in het gebied dat de volgende provincies bestrijkt: Belluno, Gorizia, Padua, Pordenone, Treviso, Triëst, Udine, Venetië en Vicenza.

7.   Voornaamste wijndruivenras(sen)

Glera B. — Serprino

8.   Beschrijving van het (de) verband(en)

BOB “Prosecco” — Alle wijncategorieën

Natuurlijke factoren die van belang zijn voor het verband

Het gebied van de BOB “Prosecco”, dat in het noordoosten van Italië ligt, wordt gekenmerkt door een vlak landschap met enkele heuvelachtige gebieden. Het klimaat in dit gebied, gelegen in Veneto en Friuli, is gematigd. In het noorden bieden de Alpen bescherming tegen de koude noordelijke winden en in het zuiden vormt de Adriatische Zee de voornaamste route voor de sirocco’s, die vooral in de zomer voor voldoende regenval zorgen, de temperaturen matigen en voor de benodigde hoeveelheid water zorgen tijdens de groeifasen van de scheuten en trossen van de wijnstokken.

Aan het eind van de zomer, met een lager aantal uren zonneschijn en frequente droge borawinden vanuit het oosten, zijn er grote verschillen tussen de dag- en nachttemperatuur en kan een aanzienlijke hoeveelheid aromatische stoffen worden aangetroffen in de druiven, die dan in de laatste rijpingsfase zijn.

Het productiegebied is rijk aan mineralen en sporenelementen. De bodems hebben veelal een alluviale oorsprong met een overheersende slibachtige kleitextuur en een aanzienlijk grindgehalte, veroorzaakt door erosie van de Dolomieten en riviersediment, wat een goede ontwatering mogelijk maakt.

Historische en menselijke factoren

De oudste documenten waarin melding wordt gemaakt van “Prosecco”-wijn, gaan terug tot het einde van de zeventiende eeuw. De beschrijving gaat over een verfijnde witte wijn uit het karstlandschap rondom Triëst, in het bijzonder het “Prosecco”-gebied.

De productie van deze wijn is later verschoven naar met name de heuvelachtige regio’s Veneto en Friuli.

Het succes van “Prosecco” is hoofdzakelijk te danken aan het feit dat vakbekwame wijnbouwers sinds het begin van de twintigste eeuw de beste teelttechnieken hebben ontwikkeld voor het zeer sterke glera-ras, met als doel het beperken van de belasting per wijnstok, zodat de druiven goed konden rijpen en hun aromatische potentieel konden behouden. Ze ontwikkelden ook de beste wijnbereidingstechnieken op basis van een natuurlijke tweede gisting, in eerste instantie in de fles, maar meer recentelijk in een autoclaaf.

In de voorbije eeuw heeft een netwerk van hooggekwalificeerde wetenschappers en technisch specialisten in het productiegebied samengewerkt om de productiemethode van “Prosecco” te perfectioneren. Hierdoor kwamen de kenmerken die de wijn bij zowel binnenlandse als buitenlandse consumenten zo geliefd maken, nog beter naar voren. Een sleutelrol hierbij speelde het vermogen van producenten om te experimenteren met de methoden voor wijnbereiding en voor de productie van mousserende wijn en die te verbeteren, waarbij ook blauwe druiven werden gebruikt, die een rode vinificatie ondergaan. Daardoor kunnen ook bij de mousserende roséwijn dezelfde onderscheidende kwaliteitskenmerken van de oorsprongsbenaming worden gewaarborgd.

Oorzakelijk verband tussen het geografische gebied en de specifieke kenmerken van het product

Het milde klimaat, met neerslag en warme sirocco’s in de zomer, is doorslaggevend voor de juiste ontwikkeling van de wijnstokken tijdens het groeiseizoen.

De verschillen tussen de dag- en nachttemperaturen en de overheersende droge borawinden tijdens de laatste rijpingsfase van de druif stimuleren de bestendigheid van de “zure” stoffen en de productie van een aanzienlijke hoeveelheid aromatische precursoren, die de florale en fruitige tonen bepalen die zo kenmerkend zijn voor “Prosecco”-wijn.

De alluviale bodems hebben een slibachtige kleitextuur en zijn zeer vruchtbaar. Dit zorgt voor kwantitatief uitstekende oogsten, waarbij gematigde accumulatie van suikers wordt gestimuleerd en wordt voorzien in de mineralen en sporenelementen die de druiven nodig hebben voor een evenwichtige chemische en sensorische samenstelling. Hierdoor kan een basiswijn voor parelwijnen en mousserende wijnen worden verkregen met een gematigd alcoholgehalte en het frisse, droge en fruitige sensorische profiel van “Prosecco”.

De verbouwde druivensoort, in het bijzonder het glera-ras, wordt gekenmerkt door een gematigde suikeraccumulatie en een optimaal gehalte aan zure en aromatische stoffen. Dit zorgt voor een aangename aromatische basiswijn met een laag alcoholgehalte.

De mousserende en parelvarianten van “Prosecco”-wijn zijn doorgaans droog, met een sensorisch profiel dat wordt gekenmerkt door een fel strogele of – in het geval van mousserende roséwijn – zachtroze kleur en een goede balans tussen fijne belletjes en een aanhoudende schuimlaag.

De wijn is fijn en elegant in de neus, met uitgesproken florale (witte bloemen en bij de mousserende roséwijn ook rode bloemen) en fruitige (appel, peer, exotisch fruit en citrusvruchten, en bij de mousserende roséwijn ook aardbei en framboos) tonen. In de mond zorgen het evenwicht tussen de zoete en zure componenten en de aangename smaak voor tonen van frisheid, zachtheid en levendigheid.

Om de kenmerken van de mousserende variant van deze bijzondere wijn verder te versterken, wordt de charmatmethode gebruikt, met natuurlijke hergisting van de basiswijn in grote vaten of autoclaven.

Door deze methode kan de “Prosecco” zijn volle, aromatische potentieel en aangenaam frisse en karakteristieke smaak bereiken.

De – weliswaar beperkte – productie van niet-mousserende “Prosecco”-wijn moet ook worden genoemd. Deze wijn heeft een sensorisch profiel dat vergelijkbaar is met dat van de hierboven genoemde varianten, maar heeft uitgesproken fruitige geuraccenten en een vollere, rijkere smaak.

De “Prosecco”-wijnen die onder de BOB vallen, worden dan ook door consumenten in Italië en daarbuiten herkend.

9.   Andere essentiële voorwaarden (verpakking, etikettering, andere vereisten)

BOB “Prosecco”

Rechtskader:

wetgeving van de Unie

Type aanvullende voorwaarde:

afwijking betreffende de productie in het afgebakende geografische gebied

Beschrijving van de voorwaarde:

Bij wijze van afwijking waarin artikel 5, lid 1, onder a), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie voorziet, kunnen activiteiten voor de bereiding van al deze wijnsoorten ook worden verricht in het administratieve gebied van de gemeenten in de provincie Verona, die grenst aan het afgebakende productiegebied, zolang de druiven afkomstig zijn van wijngaarden waar op 30 november 2011 actief werd verbouwd. Bovendien kunnen deze activiteiten ook worden verricht in andere provincies die grenzen aan de afgebakende productiezone als het ministerie daartoe een individuele vergunning heeft verleend.

Mits het ministerie een individuele vergunning heeft verleend en rekening houdend met de traditionele productielocaties, kan tweede gisting van de basiswijn voor de categorieën “parelwijn” en “mousserende wijn” ook plaatsvinden in de directe nabijheid van het afgebakende geografische gebied, overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie.

BOB "Prosecco" — Aanvullende geografische eenheid

Rechtskader:

wetgeving van de Unie

Type aanvullende voorwaarde:

aanvullende bepalingen betreffende etikettering

Beschrijving van de voorwaarde:

Voor de “Prosecco”-benaming is het toegestaan om op het etiket een verwijzing toe te voegen naar de “provincie Treviso” of “Treviso”, naar de “provincie Triëst” of “Triëst” of “Prokrajina Trst” of “Trst” als de respectievelijke partijen exclusief bestaan uit druiven die zijn geoogst in wijngaarden die zich in de desbetreffende provincies bevinden, of als het product is gemaakt en verpakt in dezelfde provincie als die waarin de druiven zijn verbouwd, als bedoeld in artikel 55 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie en artikel 120, lid 1, onder g), van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

BOB “Prosecco”

Rechtskader:

wetgeving van de Unie

Type aanvullende voorwaarde:

botteling in het afgebakende geografische gebied

Beschrijving van de voorwaarde:

De bepalingen betreffende het bottelen in het afgebakende gebied zijn vastgesteld in overeenstemming met het recht van de Unie (artikel 4, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33). Overeenkomstig de bovengenoemde wetgeving moet de botteling plaatsvinden in het afgebakende geografische gebied om de kwaliteit en reputatie van wijn met de BOB “Prosecco” te vrijwaren, en om de oorsprong van de wijn en de doeltreffendheid van de desbetreffende controles te waarborgen. De bijzondere kenmerken en kwaliteiten van de “Prosecco”-wijnen, die samenhangen met het geografische gebied, en de reputatie van de naam, worden immers beter gewaarborgd indien de wijn in het productiegebied wordt gebotteld, aangezien de toepassing en naleving van alle technische regels betreffende vervoer en botteling de verantwoordelijkheid is van plaatselijke bedrijven die over de nodige kennis en kunde beschikken en belang hebben bij het behoud van de reputatie van het product. Bovendien verzekert deze vereiste dat de wijnproducenten onderworpen zijn aan een efficiënt systeem voor de controle op de botteling door de bevoegde instanties, zodat alle potentiële risico’s die gepaard gaan met het vervoer van het product buiten het afgebakende gebied worden vermeden. Deze bepaling komt ten goede aan de wijnproducenten zelf, die zich bewust zijn van en verantwoordelijk zijn voor het waarborgen van de kwaliteit en reputatie van de benaming.

BOB “Prosecco” — Mousserende roséwijn

Rechtskader:

wetgeving van de Unie

Type aanvullende voorwaarde:

aanvullende bepalingen betreffende etikettering

Beschrijving van de voorwaarde:

Voor deze variant moet op het etiket het jaar van productie van de druiven worden vermeld overeenkomstig artikel 49, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33.

Link naar het productdossier

https://www.politicheagricole.it/flex/cm/pages/ServeBLOB.php/L/IT/IDPagina/15890


(1)  PB L 9 van 11.1.2019, blz. 2.