|
ISSN 1977-0995 |
||
|
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 323 |
|
|
||
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Mededelingen en bekendmakingen |
63e jaargang |
|
Inhoud |
Bladzijde |
|
|
|
II Mededelingen |
|
|
|
MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE |
|
|
|
Europese Commissie |
|
|
2020/C 323/01 |
||
|
2020/C 323/02 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.9778 — TUI AG/RCCL/Hapag-Lloyd Cruises) ( 1 ) |
|
|
IV Informatie |
|
|
|
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE |
|
|
|
Europese Commissie |
|
|
2020/C 323/03 |
||
|
|
INFORMATIE OVER DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE |
|
|
|
Toezichthoudende Autoriteit van de EVA |
|
|
2020/C 323/04 |
||
|
2020/C 323/05 |
||
|
2020/C 323/06 |
|
|
V Bekendmakingen |
|
|
|
ANDERE HANDELINGEN |
|
|
|
Europese Commissie |
|
|
2020/C 323/07 |
|
|
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
|
NL |
|
II Mededelingen
MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE
Europese Commissie
|
1.10.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 323/1 |
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE
Richtsnoeren van de Commissie voor de uitvoering van de EU-regels inzake de omschrijving en bestrijding van hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf
(2020/C 323/01)
1. Inleiding
De EU heeft een breed multidisciplinair beleidskader ontwikkeld om migrantensmokkel aan te pakken, onder meer door het opstellen en uitvoeren van het eerste EU-actieplan (2015‐2020) tegen deze criminele activiteit (1). Het actieplan heeft allereerst als doel het bedrijfsmodel te verstoren van criminele organisaties die het leven van migranten in gevaar brengen en de veiligheid van onze samenlevingen bedreigen, maar moet voorkomen dat personen die bijstand verlenen aan migranten in nood strafbaar worden gesteld. Deze doelstelling blijft een belangrijke politieke prioriteit voor de EU.
Het zogeheten “hulpverleningspakket” tegen migrantensmokkel (2) vormt het rechtskader dat de EU in 2002 heeft vastgesteld om het strafbare feit van hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht of illegaal verblijf in de EU te omschrijven en strafrechtelijke sancties daartegen vast te stellen.
Met name verplicht Richtlijn 2002/90/EG — de “richtlijn hulpverlening” — de lidstaten ertoe om passende sancties te nemen tegen eenieder die, op een wijze die in strijd is met de wetgeving, een persoon die geen onderdaan is van een lidstaat opzettelijk helpt om het grondgebied van een EU-lidstaat binnen te komen of zich daarover te verplaatsen, of een persoon die geen onderdaan is van een lidstaat uit winstbejag opzettelijk behulpzaam is bij het verblijven in een lidstaat.
Tegelijkertijd biedt de richtlijn de lidstaten bij de omschrijving van het strafbare feit de mogelijkheid om humanitaire bijstand niet strafbaar te stellen.
In 2017 heeft de Commissie de eerste uitgebreide evaluatie (hierna “de evaluatie” genoemd) van het hulpverleningspakket verricht (3). Rekening houdend met zorgen over de mogelijke strafbaarstelling van humanitaire bijstand, werd in de evaluatie met name gewezen op een mogelijk gebrek aan rechtszekerheid en op een gebrek aan passende communicatie tussen autoriteiten en degenen die in de praktijk actief zijn. De Commissie achtte in dat stadium een herziening van de wetgeving niet noodzakelijk, maar deed wel een voorstel voor een effectievere uitwisseling van kennis en goede praktijken tussen het openbaar ministerie, de rechtshandhavingsinstanties en het maatschappelijk middenveld om de praktische consequenties van deze zwakke punten aan te pakken.
Naar aanleiding van de evaluatie heeft de Commissie in 2018 regelmatig overleg geïnitieerd met het maatschappelijk middenveld en EU-agentschappen, waaronder het Bureau voor de grondrechten en Eurojust, om kennis op te bouwen en gegevens te verzamelen om de problemen in verband met de interpretatie en de toepassing van de richtlijn hulpverlening in kaart te brengen. Het Europees Parlement heeft in juli 2018 een resolutie aangenomen over richtsnoeren voor lidstaten om te voorkomen dat humanitaire bijstand strafbaar wordt gesteld (4). Daarin werd er bij de Commissie op aangedrongen “richtsnoeren voor de lidstaten vast te stellen waarin wordt gespecificeerd welke vormen van hulpverlening niet strafbaar mogen worden gesteld, om te zorgen voor een duidelijke en eenvormige toepassing van het huidige acquis […]”.
Sinds 2018 is in het kader van dit raadplegingsproces en diverse gedachtewisselingen met belanghebbenden duidelijk geworden dat het voor ngo’s en individuen steeds moeilijker wordt om migranten bij te staan, onder meer wanneer zij opsporings- en reddingsoperaties op zee uitvoeren. Uit recent onderzoek dat de Commissie met ngo’s heeft besproken, blijkt dat handelingen die voor humanitaire doeleinden worden verricht, sinds 2015 in toenemende mate strafbaar worden gesteld (5). De verzamelde gegevens bevestigen dat er sinds 2015 in de EU steeds vaker wordt overgegaan tot gerechtelijke vervolging en onderzoek ten aanzien van individuen om redenen die verband houden met hulpverlening als strafbaar feit. Uit het onderzoek is gebleken dat in de periode 2015‐2019 (met een piek in 2018) in tien lidstaten in 60 gevallen onderzoek en vervolging zijn ingesteld, meestal in verband met hulpverlening bij binnenkomst. De bij het onderzoek geanalyseerde zaken betreffen voornamelijk vrijwilligers, mensenrechtenverdedigers, bemanningsleden van vaartuigen die betrokken zijn bij opsporings- en reddingsoperaties op zee, maar ook gewone particulieren, familieleden, journalisten, burgemeesters en religieuze leiders. Zoals in het kader van de evaluatie en in de resolutie van het Europees Parlement is opgemerkt, is het gebrek aan betrouwbare en vergelijkbare nationale strafstatistieken echter nog steeds een probleem, met name wat betreft strafbare feiten met betrekking tot hulpverlening bij irreguliere migratie (6).
Gezien de resolutie van het Europees Parlement en de resultaten van het raadplegingsproces is de Commissie van mening dat er richtsnoeren nodig zijn voor de interpretatie van de richtlijn hulpverlening, om meer duidelijkheid te verschaffen over het toepassingsgebied ervan. Met deze richtsnoeren wordt niet vooruitgelopen op de uitoefening van de bevoegdheden van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dat verantwoordelijk is voor de definitieve uitlegging van het EU-recht.
2. Rechtskader tegen migrantensmokkel op internationaal en Europees niveau
2.1. Internationaal rechtskader: protocol van de Verenigde Naties tegen de smokkel van migranten
Het Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over zee en door de lucht, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad (7) (hierna “het protocol” genoemd) is tot stand gekomen in 2000 en in werking getreden in 2004. Het was het eerste internationale instrument met een gemeenschappelijke definitie van migrantensmokkel. De EU is in 2006 tot het protocol toegetreden (8) en alle EU-lidstaten, met uitzondering van Ierland, hebben het geratificeerd.
“Smokkelen van migranten” wordt in artikel 3 van het protocol gedefinieerd als “het bewerkstelligen, teneinde rechtstreeks of onrechtstreeks, een financieel of ander materieel voordeel te verkrijgen, van de illegale binnenkomst van een persoon in een Staat die partij is waarvan de persoon geen onderdaan […] is”.
In een document uit 2017 van het Bureau van de Verenigde Naties voor drugs- en misdaadbestrijding (UNODC) over de in het protocol gebruikte term “financieel of ander materieel voordeel” (9) wordt dit financieel of andere materieel voordeel beschreven als het eigenlijke doel van migrantensmokkel, ofwel de reden waarom georganiseerde criminele groepen in toenemende mate betrokken zijn bij gedragingen die vaak het leven van kwetsbare migranten in groot gevaar brengen. Het UNODC merkt op dat de financiële of andere materiële voordelen die met de smokkel van migranten worden behaald, tot handel leiden die ten koste van menselijk lijden en menselijke veerkracht in barre omstandigheden enorme, gewetenloos verkregen winsten oplevert (10). In het UNODC-document wordt hulp bij illegale binnenkomst die zonder winstoogmerk wordt verleend, daarentegen omschreven als een handeling die buiten het toepassingsgebied van het protocol valt (11).
Het UNODC concludeert dat, hoewel het protocol staten niet belet feiten strafbaar te stellen die buiten de werkingssfeer ervan vallen (bijvoorbeeld hulpverlening bij illegale binnenkomst of illegaal verblijf), het protocol niet bedoeld is als rechtsgrondslag voor de vervolging van humanitaire actoren en niet als zodanig kan worden gebruikt (12). Het UNODC herinnert eraan dat in de Legislative Guide voor de uitvoering van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad en de protocollen daarbij (13) nader wordt ingegaan op dit punt, en wordt bevestigd dat de verwijzing naar “financieel of ander materieel voordeel” inderdaad bedoeld is om groepen met louter politieke of sociale motieven uit te sluiten. Op deze basis hiervan dringt het UNODC er bij de landen op aan om in waarborgen te voorzien die ervoor zorgen dat confessionele organisaties, maatschappelijke organisaties en personen die handelen zonder enig oogmerk om een financieel of ander materieel voordeel te behalen, worden uitgesloten van de definitie van smokkeldelicten, waarbij erop moet worden toegezien dat deze uitsluiting niet wordt aangewend om zich aan de rechtspleging te onttrekken (14).
2.2. EU-rechtskader: “hulpverleningspakket”
De smokkel van migranten gaat steeds vaker gepaard met ernstige schendingen van de mensenrechten en het verlies van mensenlevens, met name bij smokkel over zee (15). De hulpverlening bij irreguliere migratie kan allerlei verschillende vormen aannemen, zoals:
|
— |
het daadwerkelijk vervoeren of het beheren van het vervoer van een persoon die geen recht heeft op toegang tot of doorreis via een land waarvan de betrokkene geen onderdaan is; |
|
— |
het vervaardigen en/of verstrekken van valse documenten; |
|
— |
het regelen van schijnhuwelijken. |
Deze activiteiten worden uitgevoerd door georganiseerde criminele netwerken of door individuen, die daarmee aanzienlijke winsten behalen. Bovendien betekent een toename van het aantal irreguliere migranten dat de EU bereikt dat er vraag blijft naar activiteiten die de binnenkomst in de EU vergemakkelijken, maar ook naar activiteiten die verband houden met irregulier verblijf. Hulpverlening bij irreguliere binnenkomst, doorreis en (indien dit uit winstbejag gebeurt) verblijf wordt bestraft op grond van het hulpverleningspakket.
De algemene doelstelling van het hulpverleningspakket is bij te dragen aan de bestrijding van zowel irreguliere migratie, door het bestraffen van hulpverlening bij illegale grensoverschrijding, als georganiseerde criminele netwerken die het leven van migranten in gevaar brengen. Artikel 1, lid 1, van de richtlijn hulpverlening bepaalt dat eenieder die een persoon die geen onderdaan is van een lidstaat opzettelijk helpt om de EU in strijd met het immigratierecht binnen te komen, er door te reizen of (indien de hulpverlening uit winstbejag gebeurt) er te verblijven, moet worden bestraft.
Zoals in de evaluatie is uiteengezet, zijn het protocol en het hulpverleningspakket nog steeds onderling in overeenstemming, hoewel er enkele verschillen zijn (16). Bij de evaluatie is erop gewezen dat de EU en haar lidstaten als partijen bij het protocol, het protocol moeten toepassen, ook bij het vaststellen of uitvoeren van wetgeving die onder het toepassingsgebied ervan valt, en dat het protocol de positie van de EU inzake de bestrijding van migrantensmokkel als vorm van georganiseerde criminaliteit heeft versterkt.
De krachtens artikel 1, lid 1, van de richtlijn hulpverlening strafbaar te stellen hulpverlening is inderdaad ruimer gedefinieerd dan in het protocol, aangezien winstbejag geen deel uitmaakt van de definitie van het strafbare feit van hulpverlening bij illegale binnenkomst of doorreis. Winstbejag, in combinatie met deelname aan een criminele organisatie of het in gevaar brengen van het leven van de personen die het slachtoffer zijn van het strafbare feit, is een van de in artikel 1, lid 3, van Kaderbesluit 2002/946/JBZ genoemde verzwarende omstandigheden.
Artikel 1, lid 2, van de richtlijn voorziet echter in de mogelijkheid om hulpverlening bij illegale binnenkomst en illegale doortocht niet strafbaar te stellen, wanneer de hulp wordt verleend met het oog op humanitaire bijstand. Volgens die bepaling kan iedere lidstaat besluiten geen sancties op te leggen in verband met de in lid 1, onder a), omschreven gedragingen door zijn nationale wetgeving en praktijken toe te passen in gevallen waarin het doel van de gedraging is humanitaire bijstand aan de betrokkene te verlenen.
Afgezien van verwijzingen naar algemene strafrechtelijke bepalingen, zoals die betreffende hetgeen moest worden gedaan om een gevaarlijke situatie te voorkomen (17), hebben slechts acht lidstaten in hun nationale recht een vrijstelling van bestraffing opgenomen met betrekking tot hulpverlening bij illegale binnenkomst en/of illegale doortocht met het oog op humanitaire bijstand (18). Uit onderzoek van de wetgeving van die lidstaten blijkt dat die lidstaten, rekening houdend met de nationale juridische context, de richtlijn uiteenlopende nationale interpretaties hebben gegeven.
België en Spanje hebben de in de richtlijn opgenomen formulering over humanitaire hulp als reden om hulpverlening niet strafbaar te stellen, bijna letterlijk overgenomen, terwijl andere lidstaten andere constructies hebben toegepast.
Kroatië voorziet in expliciete uitzonderingen voor:
|
— |
hulpverlening bij binnenkomst om levens te redden, letsel te voorkomen en overeenkomstig bijzondere wetgeving medische noodhulp en humanitaire bijstand te verlenen, en |
|
— |
hulpverlening bij verblijf om humanitaire redenen, zonder de bedoeling om terugkeermaatregelen te voorkomen of uitstel te verkrijgen. |
In Griekenland wordt kapiteins en gezagvoerders van schepen en luchtvaartuigen en bestuurders van vervoermiddelen geen hulpverlening ten laste gelegd wanneer zij iemand op zee redden of iemand vervoeren die overeenkomstig internationaal recht internationale bescherming nodig heeft.
Italië heeft een uitdrukkelijke bepaling aangenomen waarin wordt gewezen op artikel 54 van het Italiaanse wetboek van strafrecht, met toepassing van een algemene bepaling die activiteiten niet strafbaar stelt die erop gericht zijn:
|
— |
te voorkomen dat personen die bij de actie betrokken zijn, ernstig letsel oplopen; |
|
— |
vreemdelingen die zich op Italiaans grondgebied bevinden te redden en/of hun humanitaire bijstand te verlenen. |
Finland houdt rekening met iemands humanitaire motieven of motieven met betrekking tot nauwe familiebanden, alsook met de omstandigheden die verband houden met de veiligheid van de vreemdeling in zijn land van herkomst of het land waar hij woont.
Naar aanleiding van een arrest van de Franse Conseil constitutionnel (19) en een daaropvolgende wijziging van de desbetreffende bepalingen zijn familieleden en personen die juridisch, taalkundig of sociaal advies verstrekken of enige vorm van bijstand voor louter humanitaire doeleinden, vrijgesteld van strafbaarstelling wegens hulpverlening bij doortocht of verblijf, maar niet wegens hulpverlening bij binnenkomst.
Wanneer een persoon in Malta iemand in onmiddellijk gevaar hulp verleent bij de binnenkomst op of doortocht over Maltees grondgebied, is het mogelijk om geen procedure in te leiden indien de betrokken handelingen zijn verricht om humanitaire bijstand te verlenen (20).
De bevoegdheid om in het licht van de omstandigheden van een zaak te beoordelen of een handeling onder een in het nationale recht neergelegde vrijstelling valt, berust bij de rechterlijke instanties, die het juiste evenwicht moeten vinden tussen verschillende belangen en waarden (21).
3. Toepassingsgebied van artikel 1 van de richtlijn hulpverlening
Gezien de algemene geest en de doelstelling van de richtlijn hulpverlening is het duidelijk dat deze niet aldus kan worden uitgelegd dat humanitaire activiteiten die wettelijk verplicht zijn, zoals opsporings- en reddingsoperaties op zee, strafbaar moeten worden gesteld, ongeacht hoe de richtlijn hulpverlening in het nationale recht wordt toegepast.
Volgens het internationaal zeerecht moeten staten kapiteins van schepen die onder hun vlag varen verplichten om bijstand te verlenen aan personen of schepen die op zee in nood verkeren, voor zover zij dat kunnen doen zonder ernstig gevaar voor het schip, de bemanning of de passagiers. Dit beginsel is vastgelegd in:
|
— |
het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (22); |
|
— |
het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (SOLAS) (23), en |
|
— |
het Internationaal Verdrag inzake opsporing en redding op zee (SAR) (24). |
Voorts omvat het toepasselijke rechtskader verdragen inzake zeevervoer en resoluties van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) (25).
Bovendien wordt het als een beginsel van internationaal gewoonterecht erkend dat landen aan kapiteins de verplichting moeten opleggen om personen, vaartuigen of luchtvaartuigen die op zee in nood verkeren, bijstand te verlenen. Die verplichting is daarom bindend voor alle landen.
Iedereen die betrokken is bij opsporings- en reddingsactiviteiten, moet zich houden aan de instructies van de coördinerende instantie bij de deelname aan opsporings- en reddingsacties, overeenkomstig de algemene beginselen en toepasselijke regels van het internationaal zeerecht en het internationaal recht inzake mensenrechten. Het is een inbreuk op het internationale recht en daarom op grond van het EU-recht niet toegestaan, om door niet-gouvernementele organisaties of andere niet-overheidsactoren met inachtneming van het toepasselijke rechtskader uitgevoerde opsporings- en reddingsoperaties strafbaar te stellen.
De conclusie is dat met het feit dat artikel 1 van de richtlijn hulpverlening het verlenen van hulp bij illegale binnenkomst en illegale doortocht strafbaar stelt, en tegelijkertijd de lidstaten de mogelijkheid biedt om geen sancties op te leggen wanneer de activiteit tot doel heeft humanitaire bijstand te verlenen, niet wordt verwezen naar bij wet voorgeschreven humanitaire bijstand, aangezien die niet strafbaar kan worden gesteld.
4. Richtsnoeren
Gelet op het voorgaande moet artikel 1 van de richtlijn hulpverlening volgens de Commissie als volgt worden uitgelegd:
|
i) |
wettelijk voorgeschreven humanitaire bijstand kan en mag niet strafbaar worden gesteld; |
|
ii) |
met name de strafbaarstelling van met inachtneming van het toepasselijke rechtskader door ngo’s of andere niet-overheidsactoren uitgevoerde opsporings- en reddingsoperaties op zee vormt een inbreuk op het internationaal recht en is derhalve niet toegestaan op grond van het EU-recht; |
|
iii) |
waar nodig moet per geval worden beoordeeld, met inachtneming van alle relevante omstandigheden, of een handeling onder het begrip “humanitaire bijstand” van artikel 1, lid 2, van de richtlijn valt, een begrip dat niet zodanig mag worden uitgelegd dat een wettelijk voorgeschreven handeling strafbaar kan worden gesteld. |
5. Beleidsaanbeveling
Ngo’s en particulieren in de EU die humanitaire bijstand verlenen aan migranten hebben de afgelopen jaren in toenemende mate hun bezorgdheid geuit (26). Reddingsoperaties op zee en steun die wordt verleend aan migranten die onderweg zijn, hetzij aan de grenzen, hetzij op het grondgebied van een lidstaat, worden naar verluidt verricht in omstandigheden waarin sprake is van spanning in de verhouding met nationale of lokale autoriteiten, waarbij redders en vrijwilligers vrezen voor ongepaste administratieve pressie en sancties (27).
In zijn resolutie (28) over deze kwestie riep het Europees Parlement de lidstaten op “de in de richtlijn hulpverlening opgenomen uitzondering voor humanitaire hulp in nationaal recht om te zetten”.
De Commissie herinnert eraan dat het EU-recht niet bedoeld is om humanitaire bijstand strafbaar te stellen en heeft de balans opgemaakt van de situatie sinds de evaluatie van het hulpverleningspakket. In het licht hiervan verzoekt de Commissie de lidstaten die dat nog niet hebben gedaan, gebruik te maken van de mogelijkheid waarin artikel 1, lid 2, van de richtlijn hulpverlening voorziet. Op grond daarvan kunnen zij een onderscheid maken tussen activiteiten die worden uitgevoerd met het oog op humanitaire bijstand en activiteiten die gericht zijn op hulpverlening bij irreguliere binnenkomst of doorreis, en de eerstgenoemde activiteiten van de strafbaarstelling uitsluiten.
.
(1) COM(2015) 285 final van 27.5.2015.
(2) Richtlijn 2002/90/EG van de Raad van 28 november 2002 tot omschrijving van hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf (PB L 328 van 5.12.2002, blz. 17) en Kaderbesluit 2002/946/JBZ van 28 november 2002 tot versterking van het strafrechtelijk kader voor de bestrijding van hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf (PB L 328 van 5.12.2002, blz. 1). Deze instrumenten zijn tegelijkertijd vastgesteld en worden samen ook wel als het “hulpverleningspakket” aangeduid.
(3) REFIT Evaluation of the EU legal framework against facilitation of unauthorised entry, transit and residence: The Facilitators Package (Directive 2002/90/EC and Framework Decision 2002/946/JHA), SWD(2017) 117 final.
(4) 2018/2769(RSP).
(5) Lina Vosyliūtė en Carmine Conte, Crackdown on NGOs and volunteers helping refugees and other migrants, Research Social Platform on Migration and Asylum (ReSOMA), samenvattend eindverslag, juni 2019, blz. 32. De monitoring is uitgevoerd door de Migration Policy Group, via het samenwerkings- en participatieproces van ReSOMA, met medewerking van deskundigen van ngo’s, onderzoekers en andere belanghebbenden. Deze monitoringexercitie was gebaseerd op de specifieke monitoring van de richtlijn hulpverlening door Open Democracy en het Institute of Race Relations en op de bijgewerkte studie van 2018 van het Centre for European Policy Studies. Het ReSOMA-project heeft financiering gekregen via het EU-programma voor onderzoek en innovatie Horizon 2020.
(6) Na de evaluatie heeft Eurostat bij de lidstaten gegevens over strafbare feiten in verband met migrantensmokkel verzameld als onderdeel van een pilot waarbij gegevens werden verzameld voor de referentiejaren 2015, 2016 en 2017. Voor het referentiejaar 2018 werden gegevens verzameld via de jaarlijkse vragenlijst over strafstatistieken die de lidstaten van Eurostat krijgen toegezonden.
(7) https://www.unodc.org/documents/middleeastandnorthafrica/smuggling-migrants/SoM_Protocol_English.pdf (vertaling https://verdragenbank.overheid.nl/nl/Verdrag/Details/009350)
(8) Zie: i) Besluit 2006/616/EG van de Raad van 24 juli 2006 betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap, van het Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over zee en door de lucht, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad, met betrekking tot de bepalingen van het protocol voor zover deze onder de artikelen 179 en 181 A van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vallen (PB L 262 van 22.9.2006, blz. 24), en ii) Besluit 2006/617/EG van de Raad van 24 juli 2006 betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap, van het Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over zee en door de lucht, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad, met betrekking tot de bepalingen van het protocol voor zover deze onder deel III, titel IV, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vallen (PB L 262 van 22.9.2006, blz. 34).
(9) https://www.unodc.org/documents/human-trafficking/Migrant-Smuggling/Issue-Papers/UNODC_Issue_Paper_The_Profit_Element_in_the_Smuggling_of_Migrants_Protocol.pdf
(10) Preface (Voorwoord), blz. iii.
(11) Zie voetnoot 9.
(12) Zie voetnoot 9, blz. 14. Het UNODC herinnert er ook aan dat het volgens de Travaux Préparatoires de bedoeling van de opstellers was om de activiteiten van personen die om humanitaire redenen of op grond van nauwe familiebanden steun aan migranten verlenen, uit te sluiten. Volgens de formulering die is opgenomen in de aan de bepaling gehechte interpretatienota was het niet de bedoeling van het protocol om de activiteiten van familieleden of steungroepen zoals religieuze of niet-gouvernementele organisaties strafbaar te stellen.
(13) UNODC, Legislative Guides for the Implementation of the United Nations Convention against Transnational Organized Crime and the Protocols thereto. UN Sales No. E.05.V.2 (2004), blz. 13, punt 26.
(14) Zie voetnoot 13, blz. 71.
(15) REFIT Evaluation of the EU legal framework against facilitation of unauthorised entry, transit and residence (reeds geciteerd), blz. 4.
(16) Zie voetnoot 15, blz. 31.
(17) Zie Criminalisation of migrants in an irregular situation and of persons engaging with them, FRA, 2014, blz. 10.
(18) België, Griekenland, Spanje, Finland, Frankrijk, Kroatië, Italië en Malta. Zie REFIT Evaluation of the EU legal framework against facilitation of unauthorised entry, transit and residence, blz. 15, alsmede artikel L622‐4 van de Franse vreemdelingenwet, zoals gewijzigd bij wet nr. 2018‐778 van 10 september 2018, en artikel 43, lid 2, punt 2, van de Kroatische vreemdelingenwet, zoals vastgesteld in 2017.
(19) De Conseil constitutionnel oordeelde in zijn besluit nr. 2018‐717/718 QPC van 6 juli 2018 dat de mogelijkheid om mensen bij te staan voor humanitaire doeleinden voortvloeit uit het grondwettelijk beginsel van broederschap, ongeacht de juridische status van de betrokken personen in het land. Bovendien was de Conseil constitutionnel van mening dat de nationale bepaling die bepaalde soorten gedragingen vrijstelde, alleen aldus kon worden uitgelegd dat zij ook van toepassing is op alle andere vormen van bijstand die voor humanitaire doeleinden worden verleend. De uitspraak had echter geen betrekking op hulpverlening bij binnenkomst, hetgeen “noodzakelijkerwijs een onwettige situatie” inhoudt, in tegenstelling tot hulpverlening bij doortocht.
(20) REFIT Evaluation of the EU legal framework against facilitation of unauthorised entry, transit and residence (reeds geciteerd), blz. 14‐15.
(21) Wat betreft het juiste evenwicht tussen de noodzaak om enerzijds de openbare orde te beschermen en misdrijven te voorkomen en anderzijds rekening te houden met het humanitaire doel van de handeling, zie bijvoorbeeld het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 10 november 2011, nr. 29681/08, Mallah/Frankrijk, waarin wordt verwezen naar artikel L. 622‐1 van het Franse vreemdelingen- en asielwetboek en artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens.
(22) https://www.un.org/Depts/los/convention_agreements/texts/unclos/unclos_e.pdf (vertaling https://verdragenbank.overheid.nl/nl/Verdrag/Details/000493).
(23) http://www.imo.org/en/About/Conventions/ListOfConventions/Pages/International-Convention-for-the-Safety-of-Life-at-Sea-(SOLAS),-1974.aspx (vertaling https://verdragenbank.overheid.nl/nl/Verdrag/Details/002225).
Het Solas-verdrag (hoofdstuk V van de bijlage: Veiligheid van de navigatie) verplicht de kapitein van een schip op zee dat zich in een positie bevindt die hulpverlening mogelijk maakt, om wanneer hij informatie, uit welke bron ook, ontvangt dat mensen op zee in nood verkeren, met de meeste spoed deze mensen te hulp te komen. Deze verplichting tot het bieden van bijstand is van toepassing ongeacht de nationaliteit of status van deze personen of de omstandigheden waaronder zij worden gevonden. Indien het schip dat het noodsignaal ontvangt niet in staat is of het, in de bijzondere omstandigheden van het geval, onredelijk of onnodig acht hen te hulp te komen, moet de kapitein in het logboek vermelden om welke reden hij de in nood verkerende personen niet te hulp is gekomen en, met inachtneming van de aanbeveling van de organisatie, de betreffende opsporings- en reddingsdienst hiervan op de hoogte brengen. Het verdrag verplicht de verdragsluitende regeringen tot coördinatie en samenwerking om de kapitein te helpen de geredde personen naar een veilig onderkomen te brengen. De eigenaar, bevrachter of maatschappij die het schip exploiteert noch enige andere persoon mag de kapitein van het schip verboden of beperkingen opleggen bij het nemen of uitvoeren van de besluiten die, naar het professionele oordeel van de kapitein, nodig zijn voor de veiligheid van mensenlevens op zee.
(24) http://www.imo.org/en/About/Conventions/ListOfConventions/Pages/International-Convention-on-Maritime-Search-and-Rescue-(SAR).aspx (vertaling https://verdragenbank.overheid.nl/nl/Verdrag/Details/000845).
Het SAR-verdrag verplicht de partijen ertoe de kapitein bijstand te verlenen bij het overbrengen van de geredde personen naar een veilige plaats; reddingscoördinatiecentra moeten over passende operationele procedures beschikken voor het identificeren van de meest geschikte plaatsen waar personen die op zee in nood verkeerden, van boord kunnen gaan.
(25) Tijdens de 78e zitting van de Maritieme Veiligheidscommissie (MSC 78 van 2004) van de IMO zijn belangrijke wijzigingen van hoofdstuk V van de bijlage bij het Solas-verdrag en van de hoofdstukken 2, 3 en 4 van de bijlage bij het SAR-verdrag aangenomen. Deze wijzigingen zijn op 1 juli 2006 in werking getreden. Tijdens dezelfde zitting heeft het MSC een reeks operationele richtsnoeren vastgesteld. Het doel van deze wijzigingen en van de huidige richtsnoeren is ervoor te zorgen dat mensen in nood worden bijgestaan, waarbij het ongemak voor de schepen die bijstand verlenen tot een minimum wordt beperkt en de blijvende integriteit van opsporings- en reddingsdiensten wordt gewaarborgd.
(26) Zie met name i) de thematische studie “Using criminal law to restrict the work of NGOs supporting refugees and other migrants in Council of Europe member states” van december 2019, die namens de raad van deskundigen inzake ngo-recht van de conferentie van internationale ngo’s van de Raad van Europa is uitgevoerd; ii) Lina Vosyliūtė, en Carmine Conte, “Crackdown on NGOs and volunteers helping refugees and other migrants”, ReSOMA, reeds geciteerd; Sergio Carrera, Lina Vosyliūtė, Stephanie Smialowski, Jennifer Allsopp en Gabriella Sanchez, “Update Study “Fit for purpose?” The Facilitation Directive and the criminalisation of humanitarian assistance to irregular migrants”, studie voor de Commissie verzoekschriften van het Europees Parlement (PETI), Europees Parlement, december 2018; iii) Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA), “Fundamental Rights Considerations: NGO Ships Involved in Search and Rescue in the Mediterranean and Criminal Investigations”, oktober 2018; iv) FRA, “2019 update — NGO ships involved in search and rescue in the Mediterranean and criminal investigations”, juni 2019; v) “Punishing Compassion. Solidarity on trial in fortress Europe”, Amnesty International, maart 2020.
(27) REFIT Evaluation of the EU legal framework against facilitation of unauthorised entry, transit and residence (reeds geciteerd).
(28) 2018/2769(RSP).
|
1.10.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 323/7 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie
(Zaak M.9778 — TUI AG/RCCL/Hapag-Lloyd Cruises)
(Voor de EER relevante tekst)
(2020/C 323/02)
Op 24 juni 2020 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:
|
— |
op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector; |
|
— |
in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32020M9778. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving. |
IV Informatie
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE
Europese Commissie
|
1.10.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 323/8 |
Wisselkoersen van de euro (1)
30 september 2020
(2020/C 323/03)
1 euro =
|
|
Munteenheid |
Koers |
|
USD |
US-dollar |
1,1708 |
|
JPY |
Japanse yen |
123,76 |
|
DKK |
Deense kroon |
7,4462 |
|
GBP |
Pond sterling |
0,91235 |
|
SEK |
Zweedse kroon |
10,5713 |
|
CHF |
Zwitserse frank |
1,0804 |
|
ISK |
IJslandse kroon |
162,20 |
|
NOK |
Noorse kroon |
11,1008 |
|
BGN |
Bulgaarse lev |
1,9558 |
|
CZK |
Tsjechische koruna |
27,233 |
|
HUF |
Hongaarse forint |
365,53 |
|
PLN |
Poolse zloty |
4,5462 |
|
RON |
Roemeense leu |
4,8725 |
|
TRY |
Turkse lira |
9,0990 |
|
AUD |
Australische dollar |
1,6438 |
|
CAD |
Canadese dollar |
1,5676 |
|
HKD |
Hongkongse dollar |
9,0742 |
|
NZD |
Nieuw-Zeelandse dollar |
1,7799 |
|
SGD |
Singaporese dollar |
1,6035 |
|
KRW |
Zuid-Koreaanse won |
1 368,51 |
|
ZAR |
Zuid-Afrikaanse rand |
19,7092 |
|
CNY |
Chinese yuan renminbi |
7,9720 |
|
HRK |
Kroatische kuna |
7,5565 |
|
IDR |
Indonesische roepia |
17 497,84 |
|
MYR |
Maleisische ringgit |
4,8653 |
|
PHP |
Filipijnse peso |
56,774 |
|
RUB |
Russische roebel |
91,7763 |
|
THB |
Thaise baht |
37,079 |
|
BRL |
Braziliaanse real |
6,6308 |
|
MXN |
Mexicaanse peso |
26,1848 |
|
INR |
Indiase roepie |
86,2990 |
(1) Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.
INFORMATIE OVER DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE
Toezichthoudende Autoriteit van de EVA
|
1.10.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 323/9 |
Staatssteun — Besluit om geen bezwaar te maken
(2020/C 323/04)
De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA maakt geen bezwaar tegen de volgende steunmaatregel:
|
Datum van vaststelling van het besluit |
25 juni 2020 |
||||
|
Zaaknummer |
85 254 |
||||
|
Nummer van het besluit |
064/20/COL |
||||
|
EVA-staat |
Noorwegen |
||||
|
Regio |
Alle |
||||
|
Benaming (en/of naam van de begunstigde) |
COVID-19 — Wijzigingen van de belastingregeling voor aandelenopties voor werknemers |
||||
|
Rechtsgrondslag |
Noorse belastingwet, paragraaf 5-14 |
||||
|
Soort maatregel |
Steunregeling |
||||
|
Doel |
Steun voor kleine en micro-ondernemingen |
||||
|
Aard van de steun |
Belastingvrijstelling |
||||
|
Begrotingsmiddelen |
370 miljoen NOK per jaar (totale begroting van de regeling als gewijzigd) |
||||
|
Looptijd |
2020-2029 |
||||
|
Naam en adres van de steunverlenende autoriteit |
|
De tekst van het besluit in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, kan worden geraadpleegd op de website van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA: http://www.eftasurv.int/state-aid/state-aid-register/decisions/
|
1.10.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 323/10 |
Staatssteun — Besluit om geen bezwaar te maken
(2020/C 323/05)
De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA maakt geen bezwaar tegen de volgende steunmaatregel:
|
Datum van vaststelling van het besluit |
26 juni 2020 |
|||||
|
Zaaknummer |
85 318 |
|||||
|
Nummer van het besluit |
065/20/COL |
|||||
|
EVA-staat |
Noorwegen |
|||||
|
Regio |
Het gehele grondgebied van Noorwegen |
|||||
|
Benaming (en/of naam van de begunstigde) |
Wijzigingen en verlenging van COVID‐19-subsidieregeling voor ondernemingen die een aanzienlijk omzetverlies hebben geleden |
|||||
|
Rechtsgrondslag |
Wet inzake een tijdelijke subsidieregeling voor ondernemingen die een aanzienlijk omzetverlies hebben geleden |
|||||
|
Soort maatregel |
Steunregeling |
|||||
|
Doel |
Compensatie voor schade die ondernemingen als gevolg van de COVID‐19-uitbraak hebben geleden, teneinde de werkgelegenheid en een snellere heropleving van de economie te waarborgen |
|||||
|
Aard van de steun |
Subsidies |
|||||
|
Begrotingsmiddelen |
Geraamd op 30 miljard NOK |
|||||
|
Intensiteit |
100 % |
|||||
|
Looptijd |
De regeling is van toepassing voor tussen 1 maart 2020 en 31 augustus 2020 geleden schade |
|||||
|
Economische sectoren |
Alle sectoren, uitgezonderd ondernemingen die zich bezighouden met winning en productie van aardolie en productie, transmissie, distributie en handel in energie, alsook financiële instellingen, private kinderdagverblijven en luchtvaartmaatschappijen |
|||||
|
Naam en adres van de steunverlenende autoriteit |
|
e tekst van het besluit in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, kan worden geraadpleegd op de website van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA: http://www.eftasurv.int/state-aid/state-aid-register/decisions/
|
1.10.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 323/11 |
Staatssteun — Besluit om geen bezwaar te maken
(2020/C 323/06)
De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA maakt geen bezwaar tegen de volgende steunmaatregel:
|
Datum van vaststelling van het besluit |
26 juni 2020 |
||||
|
Zaaknummer |
85 291 |
||||
|
Nummer van het besluit |
066/20/COL |
||||
|
EVA-staat |
Noorwegen |
||||
|
Benaming |
Verlenging (2021) van de regeling productiesubsidies voor nieuws- en actualiteitenmedia |
||||
|
Rechtsgrondslag |
Verordening nr. 332 van 25 maart 2014 inzake productiesubsidies voor nieuws- en actualiteitenmedia |
||||
|
Soort maatregel |
Steunregeling |
||||
|
Doel |
Diversiteit en pluraliteit in de media |
||||
|
Aard van de steun |
Subsidies |
||||
|
Begrotingsmiddelen |
370 miljoen NOK |
||||
|
Looptijd |
1.1.2021-31.12.2021 |
||||
|
Economische sectoren |
Media |
||||
|
Naam en adres van de steunverlenende autoriteit |
|
De tekst van het besluit in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, kan worden geraadpleegd op de website van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA: http://www.eftasurv.int/state-aid/state-aid-register/decisions/
V Bekendmakingen
ANDERE HANDELINGEN
Europese Commissie
|
1.10.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 323/12 |
Bekendmaking van het in artikel 94, lid 1, onder d), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde enig document en van de verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier voor een naam in de wijnsector
(2020/C 323/07)
Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 98 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad (1) uiterlijk twee maanden na deze bekendmaking bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag.
ENIG DOCUMENT
“PONIKVE”
PDO-HR-02087
Datum van aanvraag: 3.8.2015
1. Naam waarvoor de registratie wordt aangevraagd
Ponikve
2. Type geografische aanduiding
BOB — beschermde oorsprongsbenaming
3. Categorieën wijnbouwproducten
|
1. |
Wijn |
|
15. |
Wijn uit ingedroogde druiven |
4. Beschrijving van de wijn(en)
Wijn — witte wijnen
Wijnen van de rassen rukatac en pošip bijeli, die kristalhelder, groengeel tot geel van kleur zijn, met een gematigd hoog tot hoog alcoholgehalte, een hoog extractgehalte, een lage zuurgraad, een volle en evenwichtige smaak en een typisch fruitig aroma.
Het maximaal toegestane zwaveldioxidegehalte bedraagt 200 mg/l voor wijnen met een suikerresidugehalte van maximaal 5 g/l en 250 mg/l voor wijnen met een suikerresidugehalte van meer dan 5 g/l.
De overige analytische eigenschappen zijn in overeenstemming met de toepasselijke definities in de EU-verordeningen en de Kroatische wetgeving.
|
Algemene analytische kenmerken |
|
|
Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent) |
12 |
|
Minimale totale zuurgraad |
4,5 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur |
|
Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter) |
18 |
|
Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter) |
250 |
Wijn — roséwijnen
Deze wijnen worden geproduceerd uit het ras plavac mali crni. Roséwijnen hebben een matige tot zeer intense roze kleur. Hun aroma wordt gedomineerd door fruitige toetsen die doen denken aan citrusvruchten en rozenbottels, en minerale en kruidige toetsen. Ze hebben een volle, harmonieuze en fruitige smaak.
Het maximaal toegestane zwaveldioxidegehalte bedraagt 200 mg/l voor wijnen met een suikerresidugehalte van maximaal 5 g/l en 250 mg/l voor wijnen met een suikerresidugehalte van meer dan 5 g/l.
De overige analytische eigenschappen zijn in overeenstemming met de toepasselijke definities in de EU-verordeningen en de Kroatische wetgeving.
|
Algemene analytische kenmerken |
|
|
Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent) |
12 |
|
Minimale totale zuurgraad |
4,5 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur |
|
Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter) |
18 |
|
Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter) |
250 |
Wijn — rode wijnen
Deze wijnen worden geproduceerd uit het ras plavac mali crni. De wijnen hebben een paarsachtige donkerrode kleur met een sterke glans wanneer ze jong zijn. Naarmate de wijnen rijpen, verandert de kleur en worden ze donker robijnrood met donkerbruine en rode tinten in de oudere wijnen. Ze hebben een complex aroma van donker fruit (kersen, zure kersen, pruimen) met kruidige toetsen. Smaak: vol, gelaagd, met een matig tot hoog alcoholgehalte, een zeer hoog extractgehalte, uitgesproken tannines, van zacht tot zeer scherp.
Het maximaal toegestane zwaveldioxidegehalte bedraagt 150 mg/l voor wijnen met een suikerresidugehalte van maximaal 5 g/l en 200 mg/l voor wijnen met een suikerresidugehalte van meer dan 5 g/l.
De overige analytische eigenschappen zijn in overeenstemming met de toepasselijke definities in de EU-verordeningen en de Kroatische wetgeving.
|
Algemene analytische kenmerken |
|
|
Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent) |
13 |
|
Minimale totale zuurgraad |
4,5 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur |
|
Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter) |
20 |
|
Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter) |
200 |
Wijn uit ingedroogde druiven
De wijnen kunnen wit of rood zijn. Ze hebben intensere tinten geel (of een zwarte tot donkere koperkleur), een hoog alcoholgehalte en een zeer complexe geur van overrijpe druiven en bessen. Ze hebben een volle, fruitige smaak.
Het maximaal toegestane zwaveldioxidegehalte bedraagt 200 mg/l voor wijnen met een suikerresidugehalte van maximaal 50 g/l en 300 g/l voor wijnen met een suikerresidugehalte van meer dan 50 g/l. De overige analytische eigenschappen zijn in overeenstemming met de toepasselijke definities in de EU-verordeningen en de Kroatische wetgeving.
|
Algemene analytische kenmerken |
|
|
Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent) |
9 |
|
Minimale totale zuurgraad |
4,5 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur |
|
Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter) |
30 |
|
Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter) |
300 |
5. Wijnbereidingsprocedés
a. Essentiële oenologische procedés
Het leiden van wijnstokken
Teeltwijze
In het hele gebied van de BOB “Ponikve” worden de wijnstokken uitsluitend geleid met behulp van de struikentechniek, zonder latwerk.
Verzorging van de wijngaard
Teeltwijze
De druiven worden handmatig geoogst en in kisten geplaatst.
Wijn
Toepasselijke beperkingen op de wijnbereiding
De wijn mag niet worden versterkt of gezoet, aangezuurd of ontzuurd.
Wijn uit ingedroogde druiven
Toepasselijke beperkingen op de wijnbereiding
De druiven die worden gebruikt om dit type wijn te maken, worden verkregen door ze op natuurlijke wijze te drogen in de zon, op de wijnstokken of door ze te plukken en te schikken op droge stenen muren of stapels stenen, op zolders, op rieten paletten of in houten kratten, bij kamertemperatuur. De druiven die worden gebruikt om deze wijn te maken, moeten een suikergehalte hebben van ten minste 130° op de Oechsle-schaal, en er is geen bovengrens.
b. Maximumopbrengsten
11 000 kilogram druiven per hectare
6. Afgebakend geografisch gebied
De beschermde oorsprongsbenaming “Ponikve” heeft betrekking op het wijnbouwgebied van Ponikve, gelegen in de kadastrale gemeente Boljenovići op het schiereiland Pelješac, in de nabijheid van de stad Ston. De locatie is gelegen in het wijnbouwgebied Pelješac in de subregio Srednja i Južna Dalmacija [centraal en zuidelijk Dalmatië]. Het gebied van de BOB “Ponikve” strekt zich uit van de baai van Prapratno in het zuidoosten tot de plaats Sparagovići in het noordwesten. De noordelijke grens van het Ponikve-gebied wordt gevormd door de natuurlijke grens van de berg Ilija, terwijl de zuidelijke grens wordt gevormd door de weg D414 tussen Ston en Orebić.
7. Voornaamste wijndruivenras(sen)
Maraština — Rukatac, Maraškin, Mareština, Krizol, Višana, Malvasia del Chianti, Malvasia lunga, Pavlos
Plavac mali crni — Plavac mali, Plavac veliki, Crljenak mali, Crljenac, Pagadebit crni, Zelenka
Pošip bijeli — Pošip, Pošipak, Pošipica
8. Beschrijving van het (de) verband(en)
Natuurlijke factoren
Bodem, reliëf, klimaat
Het gebied van de BOB “Ponikve” heeft milde, vochtige winters en hete, droge zomers die typisch zijn voor een mediterraan klimaat. Het gefragmenteerde reliëf en de steile hellingen voorkomen dat vochtige lucht stagneert en dat er zich vorst vormt. Een berggordel (de berg Ilija) strekt zich uit aan de noordkant, waardoor de directe instroom van koude, noordelijke winden wordt voorkomen. De gemiddelde jaarlijkse temperatuur is ongeveer 16 °C. De minimale luchttemperatuur ligt enkele graden onder het vriespunt. De laagste geregistreerde temperatuur was in februari 1985 (– 5,8 °C) en de hoogste geregistreerde temperatuur was in augustus 2000 (36,7 °C). De nabijheid van de zee matigt de temperatuurschommelingen. De jaarlijkse hoeveelheid neerslag is ongeveer 1 050 mm (30 jaar aan gegevens voor Dubrovnik). Het hoogste neerslagniveau is in het najaar en de winter en het laagste is in de zomer. Er zijn twee veel voorkomende winden: i) de Sirocco, of “Jugo”, die warm en vochtig is, ii) de Bora, die een zeer sterke, koude noordenwind is. De constante bries draagt bij aan de lage luchtvochtigheid rond de bladeren en druiventrossen, wat de impact van schimmelziekten op deze locatie helpt te verminderen.
Het gebied van de BOB “Ponikve” ligt in een bergachtig en heuvelachtig gebied met relatief kleine smalle valleien en depressies van het type polje. Het reliëf is typisch karstisch. De wijngaarden liggen voornamelijk op hellingen met verschillende hellingsgraden en een verschillende mate van blootstelling aan de zon. De bodemspecificiteit in het gebied van de BOB “Ponikve” wordt gevormd door dolomitische kalksteen of magnesiumcalciet, dat het basissubstraat vormt. Dat moedersubstraat bestaat op sommige locaties ook uit gewone kalksteen. Er hebben zich verschillende bodemsoorten ontwikkeld op die substraten, maar ze zijn voornamelijk licht, zanderig en doorlatend, met fysieke kenmerken die zeer bevorderlijk zijn voor de teelt van wijnstokrassen. Het carbonaatgehalte is op sommige plaatsen zeer hoog. Het terrein is gevormd voor de wijnbouw door de aanleg van terrassen, vandaar dat de bodems bekend staan als antropomorfe terrasbodems. De terra rossa of bruine bodems van dit gebied verschillen van de typische bodems van terra rossa door hun relatief hoge zandgehalte (ongeveer 10 %) en hun iets lagere gehalte aan kleideeltjes. De watercapaciteit van de bodems is matig, maar de stijging van de vochtigheidsgraad in de bodems en de ondiepe bewerking ervan maken het mogelijk om een bepaald vochtigheidsniveau te behouden, waardoor de waterstress tijdens de maanden van droogte wordt gematigd. De bodems zijn ondiep op plaatsen in het beginstadium van de ontwikkeling. Het aandeel van het vast gesteente kan vrij hoog zijn (ongeveer 10-40 %). Oudere bodems zijn meer ontwikkeld en dieper. Ze bestaan voornamelijk uit leemachtige tot zanderige kleigrond met een hoger watervasthoudend vermogen en dus een hogere droogtetolerantie dan jongere bodems. De minerale samenstelling van de bodem heeft een iets hoger magnesium- en calciumgehalte. Het hoge kaliumgehalte van de bodem is een belangrijke factor in de lage totale zuurgraad van de druiven.
Menselijke factoren
Terrassen en droge stenen muren
De meeste wijngaarden in het BOB-gebied “Ponikve” zijn ontstaan door de aanleg van terrassen op de steile hellingen, waardoor de gevolgen van bodemerosie worden beperkt. Het enige doel van de aanleg van terrassen in het BOB-gebied “Ponikve” is het verminderen van de helling van de grond om de bewerking van de wijngaarden te vergemakkelijken en vooral om bodemerosie tegen te gaan. De terrasvormige wijngaarden bestaan uit verschillende kleine terrasvormige gebieden van verschillende afmetingen, configuraties en hellingen. De terrassen worden gevormd door de bouw van stenen muren (stapelmuren). De stapelmuren kunnen verschillen in breedte en hoogte, afhankelijk van de hoeveelheid steen in de grond. Door de aanleg van wijngaarden in het gebied van de BOB “Ponikve” wordt de bodem vrijgemaakt van steen, wordt een toereikende hoeveelheid grond verkregen voor de toekomstige wijngaard en wordt steen een zeer gewaardeerd bouwmateriaal dat nooit overbodig is.
Het gebied van de BOB “Ponikve” bevat ook wijngaarden die worden begrensd door stapelmuren die op terrassen lijken. Dergelijke wijngaarden worden aangelegd op vlakke terreinen, waarbij het enige doel van de stapelmuren is om de grenzen van de wijngaard aan te geven of om overtollige stenen op te slaan. Naast een specifieke architectuur vormen de stapelmuren ook een bijzondere habitat voor veel mediterrane planten en dieren.
De wijngaarden in het gebied van de BOB “Ponikve” worden niet geïrrigeerd, omdat ze dankzij de specifieke structuur van de bodem zeer goed bestand zijn tegen droge periodes. In de eerste fase van het vrijmaken en voorbereiden van de grond voor de aanleg van wijngaarden wordt gebruik gemaakt van mechanisering, maar daarna worden de stapelmuren met de hand gebouwd op de traditionele manier, zonder gebruik te maken van cement. De terrasvormige wijngaarden in het gebied van de BOB “Ponikve” vormen een specifiek erfgoedlandschap dat vermoedelijk teruggaat tot de Romeinse tijd (elfde eeuw). Ze zijn een uitstekend voorbeeld van de interactie tussen mensen en hun omgeving om een gerenommeerde, hoogwaardige wijn te produceren en het gebied zo goed mogelijk te gebruiken en te beschermen voor de productie van druiven. Alle jonge wijngaarden in dit gebied volgen het model van de wijnbouw op terrassen of in wijngaarden omgeven door stapelmuren. Daarom willen de producenten van de BOB “Ponikve” ook dat de toekomstige wijngaarden in dit gebied deze methode van wijnbouw volgen, vooral om het landschap met zijn wijngaardterrassen op hellingen of vlakke ondergrond te behouden en om te voorkomen dat de wijngaarden zich aaneensluiten tot grote gebieden met een hoge mate van mechanisering.
Alle wijngaarden in het gebied van de BOB “Ponikve” worden gevormd door de aanleg van terrassen op het terrein of door de wijngaarden door middel van stapelmuren in te sluiten. Dit zorgt voor een bruikbaar bodemoppervlak voor de teelt van wijnstokrassen en vermindert de impact van bodemerosie. De wijngaarden in het gebied van de BOB “Ponikve” worden niet geïrrigeerd, omdat ze dankzij de specifieke structuur van de bodem zeer goed bestand zijn tegen droge periodes.
De terrassen op steile hellingen en de stapelmuren op een vlakke ondergrond zijn een uitstekend voorbeeld van de interactie tussen mensen en hun omgeving om hoogwaardige wijnen te produceren en het gebied zo goed mogelijk te gebruiken en te beschermen voor de productie van druiven, en vooral om het landschap met zijn herkenbare gelijkenis met “stenen kantwerk” in stand te houden, waarbij de aaneensluiting van de wijngaarden tot grote gebieden met een hoge mate van mechanisering wordt vermeden.
Het gefragmenteerde reliëf en de steile hellingen voorkomen dat vochtige lucht stagneert en dat er zich vorst vormt. Een berggordel (de berg Ilija) strekt zich uit aan de noordkant, waardoor de directe instroom van koude, noordelijke winden wordt voorkomen, terwijl de constante bries bijdraagt aan de lage luchtvochtigheid rond de bladeren en druiventrossen, wat de impact van schimmelziekten op deze locatie helpt te verminderen.
Wijndruivenrassen
De wijnen die in het gebied van de BOB “Ponikve” worden geproduceerd zijn voornamelijk rode wijnen van het ras plavac mali crni, plus een kleine hoeveelheid witte wijnen van de rassen maraština en pošip bijeli. Economisch gezien is het ras plavac mali crni de belangrijkste rode druivensoort in Kroatië. Het is ontstaan door de spontane bevruchting van de inheemse rassen Crljenak kaštelanski en Dobričić. Het is een typisch ras van zuidelijke wijngaarden en is verspreid over een klein gebied. De bevruchting van het ras is regelmatig en levert betrouwbare opbrengsten op, hoewel de druiven vaak niet gelijkmatig rijpen. Het behoort tot de groep van zeer laat rijpende rassen en behoeft daarom de zonnigste locatie, vaak aan zee gelegen, die door haar ligging en helling voor een grote hoeveelheid licht zorgt, wat wijnen met een intense kleur en sterk karakter oplevert. Het is zeer goed bestand tegen biotische en abiotische stressfactoren.
Het ras maraština is op grote schaal aanwezig in heel Dalmatië. Het heeft kleine tot middelgrote druiven met een goudgele kleur en kleine, bruine vlekken, een lage sapopbrengst en dikke schil, en de druiven zijn dicht opeengepakt in trossen die op een lichaam met armen lijken, vandaar de naam. Het ras rijpt laat in het derde kwartaal. Omdat het zeer gevoelig is voor echte meeldauw, gedijt het in warme, droge en goed geventileerde gebieden. Het ras pošip bijeli komt in mindere mate ook voor in het gebied van de BOB “Ponikve”. Pošip bijeli is een ras dat regelmatig hoge opbrengsten oplevert. De trossen zijn middelgroot met los tot matig opeengepakte druiven. De druiven zijn ovaal van vorm, zeer zoet en hebben een specifiek fruitig aroma.
Interactie tussen natuurlijke en menselijke factoren
De specifieke impact van omgevingsfactoren (reliëf, bodem en klimaat), die samen helpen om dit gebied te beschermen tegen de sterke noordelijke winden en om een goede ventilatie van de bladeren van de aanplantingen te bevorderen — wat het optreden van ziekten vermindert en de wijnstokken beschermt tegen vorst — draagt ertoe bij dat de wijnstokken goed worden voorzien van water zonder dat ze hoeven te worden geïrrigeerd. Samen met de impact van menselijke factoren — aangezien mensen rechtstreeks hebben bijgedragen aan de vormgeving van het terrein, het duurzame gebruik ervan en de vermindering van de impact van erosie door de aanleg van terrassen — heeft dit een onlosmakelijk verband gecreëerd tussen de warme, terrasvormige stukken grond en de rassen die typisch zijn voor dit gebied, waardoor een uitstekende mate van compatibiliteit wordt gegarandeerd voor de productie van identificeerbare wijnen van hoge kwaliteit.
Interacties tussen natuurlijke en menselijke factoren en de kenmerken van het product
De typische kenmerken en de kwaliteit van de wijnen uit de Ponikve-streek zijn het resultaat van het gunstige mediterrane klimaat en het specifieke type bruine bodem en terra rossa. De temperatuursom van meer dan 2 000 °C maakt het mogelijk om rassen met verschillende rijpingsperioden, maar vooral laatrijpe rassen (perioden IV en V), zoals plavac mali, te laten rijpen. De zonnige terrassen, omzoomd door stapelmuren, vormen een bijzonder wijngaardlandschap en bieden uitzonderlijke omstandigheden voor de teelt van inheemse rassen, zoals plavac mali, rukatac en pošip. Vanwege de constante bries komt het uiterst zelden voor dat vochtige lucht in de wijngaarden blijft hangen. Dit helpt de impact van schimmelziekten te verminderen en bevordert de ontwikkeling van specifieke microflora op de druiven die bijdragen aan de alcoholische vergisting. De totale zuurgraad van de druiven, vooral die van het ras plavac mali, is vrij laag, wat het directe gevolg is van het warme mediterrane klimaat en de minerale samenstelling van de bodem. Het hoge kaliumgehalte van de bodem is een bijzonder belangrijke factor voor de lage totale zuurgraad van de druiven. Het specifieke aroma van de wijnen uit de Ponikve-streek, met overheersende toetsen van bessen en milde kruidige toetsen in de rode wijnen en discrete fruitige aroma’s in de witte wijnen, houdt rechtstreeks verband met de minerale samenstelling van de bodem, met name het hoge calcium- en magnesiumgehalte. De volle en evenwichtige smaak van de wijnen uit de Ponikve-streek hangt samen met het hoge gehalte aan micro-elementen in de bodem, zoals ijzer, mangaan of zink, die een essentiële rol spelen bij de synthese van talrijke biochemische verbindingen in de druiven. Het goede evenwicht van de micro-elementen in de bodem maakt de wijnen voller en stelt ze in staat om vele jaren te rijpen, wat zorgt voor een lange levensduur. De wijnen van Ponikve zijn rijk aan extracten, hebben een hoog alcoholgehalte en zijn zeer geschikt voor houtrijping. Het warme en droge najaar in Ponikve zorgt voor gunstige omstandigheden voor de rijping van de druiven, waarbij de druiven een uitstekende fenolische rijpheid bereiken. De druiven kunnen laat worden geoogst en de wijnen kunnen worden geproduceerd uit ingedroogde druiven.
De druiven die worden gebruikt om dit type wijn te maken, worden verkregen door ze op natuurlijke wijze te drogen in de zon, op de wijnstokken of door ze te plukken en te schikken op droge stenen muren of stapels stenen, op zolders, op rieten paletten of in houten kratten, bij kamertemperatuur.
Het belangrijkste onderdeel van het productieproces van wijn uit ingedroogde druiven is ervoor te zorgen dat de druiven op de juiste wijze met behulp van natuurlijke methoden worden gedroogd, wat mogelijk wordt gemaakt door de gunstige klimatologische omstandigheden, met een warm en droog najaar en gunstige winden, zoals de Bora. Een eerste selectie wordt gemaakt in de wijngaard, waar het van belang is om de delen van de wijngaard of de druiventrossen te kiezen die het meest geschikt zijn om te drogen. De goede locaties voor wijngaarden, een geschikte bodem, een gunstig klimaat, een correcte verzorging van de wijngaard en de selectie van de juiste druiventrossen voor het indrogen, zorgen voor een succesvolle natuurlijke droging van de druiven. De wijnen die uit deze druiven worden geproduceerd hebben aroma’s van gedroogd, donker fruit en een goed evenwicht tussen alcohol, extract, zuurgraad en suikerresidu.
9. Andere essentiële voorwaarden
—
Link naar het productdossier
https://poljoprivreda.gov.hr/UserDocsImages/dokumenti/hrana/zastita_oznaka_izvrsnosti_vina/Specifikacija-proizvoda-Ponikve.pdf