ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 316

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

63e jaargang
24 september 2020


Inhoud

Bladzijde

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2020/C 316/01

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.9879 — APG/NPS/JMI/Brisa) ( 1 )

1


 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2020/C 316/02

Wisselkoersen van de euro — 23 september 2020

2

2020/C 316/03

Samenvatting van de besluiten van de Europese Commissie betreffende autorisaties voor het in de handel brengen voor gebruik en/of het gebruik van stoffen die zijn opgenomen in bijlage XIV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach) (Bekendgemaakt overeenkomstig artikel 64, lid 9, van Verordening (EG) nr. 1907/2006)  ( 1 )

3

 

INFORMATIE OVER DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

 

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

2020/C 316/04

Staatssteun — Besluit om geen bezwaar te maken

4

2020/C 316/05

Staatssteun — Besluit om geen bezwaar te maken

5

2020/C 316/06

Staatssteun — Besluit om geen bezwaar te maken

6


 

V   Bekendmakingen

 

GERECHTELIJKE PROCEDURES

 

EVA-Hof

2020/C 316/07

Verzoek om een advies van het EVA-Hof van Fürstlicher Oberster Gerichtshof van 8 mei 2020 in de zaak SMA SA en Société Mutuelle d'Assurance du Batiment et des Travaux Publics/Finanzmarktaufsicht (Zaak E-5/20)

7

2020/C 316/08

Verzoek van Beschwerdekommission der Finanzmarktaufsicht van 28 mei 2020 om advies van het EVA-Hof in de zaak Pintail AG/Finanzmarktaufsicht (Zaak E-6/20)

9

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

 

Europese Commissie

2020/C 316/09

Bericht van inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van optischevezelkabels van oorsprong uit de Volksrepubliek China

10

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2020/C 316/10

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.9955 — PSP/Aviva/20 Station Road) Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

23


 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

 


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

24.9.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 316/1


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.9879 — APG/NPS/JMI/Brisa)

(Voor de EER relevante tekst)

(2020/C 316/01)

Op 18 september 2020 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32020M9879. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

24.9.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 316/2


Wisselkoersen van de euro (1)

23 september 2020

(2020/C 316/02)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,1692

JPY

Japanse yen

122,91

DKK

Deense kroon

7,4429

GBP

Pond sterling

0,91885

SEK

Zweedse kroon

10,4388

CHF

Zwitserse frank

1,0773

ISK

IJslandse kroon

161,40

NOK

Noorse kroon

10,9938

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

26,965

HUF

Hongaarse forint

365,01

PLN

Poolse zloty

4,5001

RON

Roemeense leu

4,8686

TRY

Turkse lira

8,9920

AUD

Australische dollar

1,6439

CAD

Canadese dollar

1,5594

HKD

Hongkongse dollar

9,0614

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,7756

SGD

Singaporese dollar

1,5989

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 362,80

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

19,9607

CNY

Chinese yuan renminbi

7,9433

HRK

Kroatische kuna

7,5505

IDR

Indonesische roepia

17 375,00

MYR

Maleisische ringgit

4,8574

PHP

Filipijnse peso

56,778

RUB

Russische roebel

89,7875

THB

Thaise baht

36,841

BRL

Braziliaanse real

6,4498

MXN

Mexicaanse peso

25,8339

INR

Indiase roepie

85,9845


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


24.9.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 316/3


Samenvatting van de besluiten van de Europese Commissie betreffende autorisaties voor het in de handel brengen voor gebruik en/of het gebruik van stoffen die zijn opgenomen in bijlage XIV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach)

(Bekendgemaakt overeenkomstig artikel 64, lid 9, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (1))

(Voor de EER relevante tekst)

(2020/C 316/03)

Besluiten tot verlening van een autorisatie

Referentie van het besluit  (2)

Datum van het besluit

Naam van de stof

Houder van de autorisatie

Nummer van de autorisatie

Toegestaan gebruik

Datum van verstrijken van de herbeoordelingstermijn

Gronden voor het besluit

C(2020) 6231

17 september 2020

Strontiumchromaat

EG-nr. 232-142-6, CAS-nr. 7789-06-2

Wesco Aircraft EMEA Limited, Lawrence House, Riverside drive, BD19 4DH Cleckheaton, West Yorkshire, Verenigd Koninkrijk

REACH/20/12/0

Gebruik in primers in de lucht- en ruimtevaartsector en de defensiesector, waarbij een of meerdere van de volgende essentiële functies of eigenschappen noodzakelijk is/zijn voor het beoogde gebruik: corrosiebestendigheid, actieve corrosiewering, vergroting van de hechtkracht, temperatuurwisselbestendigheid en chemische bestendigheid

22 januari 2026

Overeenkomstig artikel 60, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 wegen bij het gebruik van de stof de sociaaleconomische voordelen zwaarder dan het risico voor de gezondheid van de mens en zijn er geen geschikte alternatieve stoffen of technieken.

PPG Europe B.V., Amsterdamseweg 14, 1422 AD Uithoorn, Nederland

REACH/20/12/1

Cytec Engineered Materials Ltd., Abenbury Way, Wrexham Industrial Estate, LL13 9UZ Wrexham, United Kingdom

REACH/20/12/2


(1)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

(2)  Het besluit is te vinden op de website van de Europese Commissie: http://ec.europa.eu/growth/sectors/chemicals/reach/about/index_nl.htm


INFORMATIE OVER DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

24.9.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 316/4


Staatssteun — Besluit om geen bezwaar te maken

(2020/C 316/04)

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA maakt geen bezwaar tegen de volgende steunmaatregel:

Datum van vaststelling van het besluit

15 juni 2020

Zaaknummer

85 217

Nummer van het besluit

057/20/COL

EVA-staat

IJsland

Regio

IJsland

Benaming (en/of naam van de begunstigde)

COVID‐19-regeling voor digitale cadeauvouchers

Rechtsgrondslag

Wet inzake digitale vouchers (i. lög um ferðagjöf)

Soort maatregel

Steunregeling

Doel

Toename van binnenlandse toeristische vraag ten voordele van de toeristische sector

Aard van de steun

Subsidies (indirecte steun)

Begrotingsmiddelen

1,5 miljard ISK

Looptijd

15 juni 2020-31 december 2020

Economische sectoren

Toerisme

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Ministerie van Financiën en Economische zaken

Arnarhvoli við Lindargötu

101 Reykjavík

IJSLAND

De tekst van het besluit in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, kan worden geraadpleegd op de website van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA:

http://www.eftasurv.int/state-aid/state-aid-register/decisions/


24.9.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 316/5


Staatssteun — Besluit om geen bezwaar te maken

(2020/C 316/05)

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA maakt geen bezwaar tegen de volgende steunmaatregel:

Datum van vaststelling van het besluit

23 juni 2020

Zaaknummer

85 207

Nummer van het besluit

061/20/COL

EVA-staat

Noorwegen

Benaming (en/of naam van de begunstigde)

COVID-19-compensatieregeling voor taxibedrijven in Viken

Rechtsgrondslag

De regels die gelden voor deze maatregel zijn te vinden in de “Regler for tilskuddsordning til taxinæringen”.

Soort maatregel

Steunregeling

Doel

Door de COVID-19-uitbraak veroorzaakte schade compenseren voor taxibedrijven die voor het leerlingenvervoer contracten hebben afgesloten met openbaar-vervoerautoriteiten in Viken.

Begrotingsmiddelen

27,9 miljoen NOK

Looptijd

23 juni-31 augustus 2020

Economische sectoren

Vervoer

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Østfold kollektivtrafikk

PO Box 220

1702 Sarpsborg

NOORWEGEN

Ruter AS

PO Box 1030

0104 Oslo

NOORWEGEN

Brakar AS

Bragernes torg 1

3017 Drammen

NOORWEGEN

De tekst van het besluit in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, kan worden geraadpleegd op de website van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA:

http://www.eftasurv.int/state-aid/state-aid-register/decisions/


24.9.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 316/6


Staatssteun — Besluit om geen bezwaar te maken

(2020/C 316/06)

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA maakt geen bezwaar tegen de volgende steunmaatregel:

Datum van vaststelling van het besluit

18 juni 2020

Zaaknummer

85 090

Nummer van het besluit

060/20/COL

EVA-staat

Noorwegen

Regio

Het gehele grondgebied van Noorwegen

Benaming

COVID-19-portefeuillegarantie voor kredietverzekeringen

Rechtsgrondslag

Parlementair besluit (“stortingsvedtak”) tot vaststelling van een algemeen kader voor de garantieregeling (nog niet aangenomen)

Soort maatregel

Steunregeling

Doel

Waarborgen dat de markt voor kredietverzekeringen blijft functioneren tijdens de COVID-19-pandemie

Aard van de steun

Garanties

Begrotingsmiddelen

19,820 miljard NOK in garanties

Looptijd

Tot en met 31 december 2020

Economische sectoren

Kredietverzekeringen

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

GIEK

Postboks 1763 Vika

0122 Oslo

NOORWEGEN

De tekst van het besluit in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, kan worden geraadpleegd op de website van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA:

http://www.eftasurv.int/state-aid/state-aid-register/decisions/


V Bekendmakingen

GERECHTELIJKE PROCEDURES

EVA-Hof

24.9.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 316/7


Verzoek om een advies van het EVA-Hof van Fürstlicher Oberster Gerichtshof van 8 mei 2020 in de zaak SMA SA en Société Mutuelle d'Assurance du Batiment et des Travaux Publics/Finanzmarktaufsicht

(Zaak E-5/20)

(2020/C 316/07)

Op 8 mei 2020 is bij het EVA-Hof door de Fürstlicher Oberster Gerichtshof (hoogste rechterlijke instantie in Liechtenstein) een verzoek ingediend, dat op 20 mei 2020 ter griffie van het Hof is ontvangen, om een advies in de zaak SMA SA en Société Mutuelle d'Assurance du Batiment et des Travaux Publics/Finanzmarktaufsicht over de volgende vragen:

1.

Moeten Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (Verzameling EER-recht: Bijlage IX, punt 1.01) en met name de artikelen 27 en 28, en

Richtlijn 92/49/EEG van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en houdende wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG en 88/357/EEG (derde richtlijn schadeverzekering), en de

Tweede Richtlijn van de Raad van 22 juni 1988 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, tot vaststelling van bepalingen ter bevordering van de daadwerkelijke uitoefening van het vrij verrichten van diensten en houdende wijziging van Richtlijn 73/239/EEG (88/357/EEG), en met name artikel 1, onder b), artikel 7, lid 1, onder a) tot en met c), artikel 10, artikel 11, lid 7, en artikel 21, en de

Eerste Richtlijn 73/239/EEG van de Raad van 24 juli 1973 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan, en met name de artikelen 13 en 14,

aldus worden uitgelegd dat deze rechten verlenen aan schuldeisers van een onder toezicht staande directe verzekeringsonderneming die geen verzekeringnemers, verzekerden of begunstigden van deze verzekeringsonderneming of andere partij bij een met deze verzekeringsonderneming gesloten verzekeringsovereenkomst zijn en aan wie als benadeelde derden ook anderszins op grond van een verzekeringsrechtelijke band geen rechtstreekse vordering tegen die verzekeringsonderneming is toegekend, en wier aanspraken niet voortvloeien uit een verzekeringsovereenkomst of een andere activiteit waarop deze rechtsgronden in het kader van een directe verzekering van toepassing zijn, maar wier aanspraken, zoals die van verzoeksters, als verzekeraars van derde verzekeringnemers, als regresvorderingen in de ruimste zin van het woord rechtstreeks worden uitgeoefend tegen de onder toezicht staande directe verzekeringsonderneming, in die zin dat de bevoegde autoriteit, zoals in casu verweerster, toezichtsmaatregelen moet opleggen, hetgeen zij overeenkomstig de genoemde richtlijnen ook in het belang van deze schuldeisers moet doen en waarbij zij bij schending van de overeenkomstige verplichtingen jegens de schuldeisers aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende verliezen.

2.

Voldoet de nationale uitvoering van de in vraag 1 genoemde bepalingen van het EER-recht [gecorrigeerd ten opzichte van het origineel: Vraag 4] op grond van de nationale bepalingen van artikel 1 van de Wet van 6 december 1995 betreffende het toezicht op verzekeringsondernemingen (Wet toezicht verzekeringsondernemingen 1995 (Versicherungsaufsichtsgesetz; VersAG alt)), artikel 1, lid 2, van de wet van 12 juni 2015 betreffende het toezicht op verzekeringsondernemingen (Wet toezicht verzekeringsondernemingen 2015 (Versicherungsaufsichtsgesetz; VersAG neu)) en artikel 4 van de wet van 18 juni 2004 betreffende de Autoriteit Financiële Markten (Wet Autoriteit Financiële Markten (Finanzmarktaufsichtsgesetz; FMAG)) aan de voorwaarden voor uitvoering, en dus voor toepassing en uitlegging door de nationale rechterlijke instanties in de zin van de in de rechtspraak van het EVA-Hof genoemde rechtsgronden, zoals die welke onder meer zijn vereist in zaak E-3/15, Liechtensteinische Gesellschaft für Umweltschutz, punten 33 e.v. en 74?


24.9.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 316/9


Verzoek van Beschwerdekommission der Finanzmarktaufsicht van 28 mei 2020 om advies van het EVA-Hof in de zaak Pintail AG/Finanzmarktaufsicht

(Zaak E-6/20)

(2020/C 316/08)

Op 28 mei 2020 is bij het EVA-Hof door de Beschwerdekommission der Finanzmarktaufsicht (Autoriteit Financiële Markten) een verzoek ingediend, dat op 2 juni 2020 ter griffie van het Hof is ontvangen, om een advies in de zaak Pintail AG/Finanzmarktaufsicht over de volgende vragen:

1.

Moeten de termen “activiteit”, “werkzaamheden” en “bedrijfsactiviteit”, “bedrijfswerkzaamheden”, zoals gebruikt in de Richtlijnen 2009/110/EG en 2007/64/EG (respectievelijk (EU) 2015/2366), als synoniemen worden begrepen; zo niet, wat is het verschil?

2.

Moeten de “activiteiten”, “werkzaamheden”, “bedrijfsactiviteit” of “bedrijfswerkzaamheden” van een vergunninghoudende instelling voor elektronisch geld in de zin van Richtlijn 2009/110/EG worden begrepen als de uitgifte van elektronisch geld, het aanbieden van uitgifte van elektronisch geld, of ten minste de activiteiten van een instelling voor elektronisch geld die vergunningplichtig zijn (strikte interpretatie), of volstaat ook een voldoende tastbare bedrijfsactiviteit, bijvoorbeeld het uitoefenen van andere bedrijfswerkzaamheden, zoals bepaald in artikel 6, lid 1, onder e), van Richtlijn 2009/110/EG, voor zover deze activiteit op basis van objectieve criteria en daadwerkelijk gericht is op de uitgifte van elektronisch geld en niet volledig onbeduidend is (ruime uitlegging)? In geval van ruime uitlegging: Wat is het verschil tussen een dergelijke bedrijfsactiviteit en zuiver voorbereidende handelingen?

3.

Aan de hand van welke criteria moet het staken van de werkzaamheden, zoals bepaald in artikel 12, lid 1, onder a), van Richtlijn 2007/64/EG (respectievelijk artikel 13, lid 1, onder a), van Richtlijn (EU) 2015/2366), worden uitgelegd?

4.

Maakt het bij de interpretatie verschil of de lidstaat artikel 12, lid 1, onder a), van Richtlijn 2007/64/EG (respectievelijk artikel 13, lid 1, onder a), van Richtlijn (EU) 2015/2366) aldus heeft omgezet dat de vergunning na zes maanden van inactiviteit wordt ingetrokken door een actieve gedraging van de overheid of op een zodanige wijze dat het verval van rechtswege (ex lege) optreedt en de autoriteit dit achteraf alleen maar vaststelt?


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

Europese Commissie

24.9.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 316/10


Bericht van inleiding

van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van optischevezelkabels van oorsprong uit de Volksrepubliek China

(2020/C 316/09)

De Europese Commissie (“de Commissie”) heeft een klacht ontvangen op grond van artikel 5 van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) (“de basisverordening”), volgens welke de bedrijfstak van de Unie schade (2) lijdt door de invoer met dumping van optischevezelkabels van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

1.   Klacht

De klacht werd op 10 augustus 2020 ingediend door Europacable (“de klager”), namens producenten die meer dan 25 % van de totale productie van optischevezelkabel in de Unie vertegenwoordigen.

Een openbare versie van de klacht en de analyse van de mate van steun van de producenten in de Unie voor de klacht zijn beschikbaar in het dossier dat door de belanghebbenden ingezien kan worden. Punt 5.6 van dit bericht bevat informatie over de toegang tot het dossier voor belanghebbenden.

2.   Onderzocht product

Dit onderzoek heeft betrekking op monomodus optischevezelkabels, bestaande uit een of meer individueel omhulde vezels, met beschermende behuizing, al dan niet voorzien van elektrische geleiders (“het onderzochte product”).

De volgende producten blijven buiten beschouwing:

i)

kabels waarin alle optische vezels afzonderlijk zijn voorzien van werkende connectoren aan een of beide uiteinden, en

ii)

kabels voor onderzees gebruik. Kabels voor onderzees gebruik zijn met kunststof geïsoleerde optischevezelkabels die een koperen of aluminium geleider bevatten en waarin de vezels in een of meer metalen modules ingesloten zijn.

Belanghebbenden die informatie willen verstrekken over de productomschrijving, moeten dit uiterlijk 10 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht doen (3).

3.   Bewering dat er sprake is van dumping

Het product dat met dumping zou worden ingevoerd, is het onderzochte product, momenteel ingedeeld onder de GN-code ex 8544 70 00 (Taric-code 8544 70 00 10), van oorsprong uit de Volksrepubliek China (“de VRC” of “het betrokken land”).

De GN-codes en de Taric code worden slechts ter informatie vermeld.

Volgens de klager is het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening in de VRC niet passend gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in dat land. Om het bestaan van de vermeende verstoringen van betekenis te onderbouwen, baseerde de klager zich op de informatie in het “Commission Staff Working Document on Significant Distortions in the Economy of the PRC” van 20 december 2017 (“het verslag van de Commissie”) (4), waarin de specifieke marktomstandigheden in de VRC worden beschreven.

De klager verwees met name naar de specifieke afdelingen die wijzen op verstoringen in de telecommunicatiesector, naar de afdeling over grondstoffen (die worden gebruikt bij de vervaardiging van optischevezelkabels, nl. hoogwaardige vezels en aramidevezels), en naar de hoofdstukken over directe of indirecte eigendom van de Chinese overheid in Chinese ondernemingen en het algemene hoofdstuk over verstoringen inzake lonen en elektriciteit.

Naast het verslag van de Commissie baseerde de klager zich ook op openbaar beschikbare informatie — waaronder het 13e vijfjarenplan, het “Internet Plus”-plan en halfjaarlijkse verslagen van Chinese producenten van optischevezelkabels — over het bestaan van staatsinmenging en ingrijpen op de markt voor optischevezelkabels in China, waaruit blijkt dat er maatregelen zijn genomen ten gunste van binnenlandse leveranciers en er subsidies zijn verstrekt aan Chinese producenten voor technologische ontwikkeling, transformatie en industrialisering en ter promotie van de telecommunicatiesector, met inbegrip van optischevezelkabels.

Tot slot baseerde de klager zich op de bevindingen en conclusies in antidumpingverordening (EU) 2020/492 (5) met betrekking tot stoffen van glasvezels uit China, aangezien glasvezels als grondstof bij de vervaardiging van optischevezelkabels worden gebruikt.

Daarom is, gelet op artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening, de bewering van dumping gebaseerd op een vergelijking van de normale waarde die is berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen, met de prijs (af fabriek) van het onderzochte product bij uitvoer naar de Unie. De aldus berekende dumpingmarges blijken voor het betrokken land aanzienlijk te zijn.

In het licht van de beschikbare informatie is de Commissie van oordeel dat er voldoende bewijsmateriaal in de zin van artikel 5, lid 9, van de basisverordening is dat erop wijst dat het wegens verstoringen van betekenis die van invloed zijn op de prijzen en kosten niet passend is gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in het betrokken land, zodat de opening van een onderzoek op grond van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening gerechtvaardigd is.

Het verslag van de Commissie is beschikbaar in het dossier voor inzage door belanghebbenden en op de website van DG Handel. Al het bewijsmateriaal ter ondersteuning van staatsinmenging en verstoringen in de sector optischevezelkabels is opgenomen in de openbare versie van de klacht en is beschikbaar in het dossier voor inzage door belanghebbenden.

4.   Bewering dat er sprake is van schade en oorzakelijk verband

De klager heeft bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat de invoer van het onderzochte product uit het betrokken land zowel absoluut als qua marktaandeel is gestegen.

Volgens het door hem verstrekte bewijsmateriaal hebben de hoeveelheden waarin en de prijzen waartegen het onderzochte product wordt ingevoerd, onder meer een ongunstige invloed gehad op de verkochte hoeveelheden, de in rekening gebrachte prijzen en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie, waardoor de financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk is verslechterd.

De klager heeft daarnaast bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat er in de VRC voldoende vrij beschikbare capaciteit is, wat erop wijst dat de invoer waarschijnlijk aanzienlijk zal toenemen.

Ook wordt aangevoerd dat de invoer met dumping waarschijnlijk aanzienlijk zal toenemen als gevolg van de recente instelling van rechten op het onderzochte product in de Verenigde Staten van Amerika. Hieruit volgt een waarschijnlijke verlegging van die uitvoer naar de Unie, wat zal leiden tot een aanzienlijke toename van de invoer met dumping. De klager betoogt dat deze veranderingen in de omstandigheden duidelijk te voorzien en ophanden zijn.

De klager voert ook aan dat de toename van de oneerlijke invoer de belangrijkste oorzaak van de schade is en dat er geen andere factoren zijn die het oorzakelijk verband lijken te verzwakken.

Volgens de Commissie is er voldoende bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de hoeveelheden waarin en de prijzen waartegen het onderzochte product wordt ingevoerd, onder meer een ongunstige invloed hebben gehad op de verkochte hoeveelheden en de in rekening gebrachte prijzen, waardoor de algemene prestaties van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk zijn verslechterd.

5.   Procedure

Daar de Commissie na kennisgeving aan de lidstaten heeft vastgesteld dat de klacht is ingediend door of namens de bedrijfstak van de Unie en dat er voldoende bewijsmateriaal is om de inleiding van een procedure te rechtvaardigen, opent zij hierbij een onderzoek op grond van artikel 5 van de basisverordening.

Bij het onderzoek zal worden vastgesteld of het onderzochte product van oorsprong uit het betrokken land met dumping wordt ingevoerd en of hierdoor schade voor de bedrijfstak van de Unie is ontstaan.

Als de conclusies bevestigend zijn, zal bij het onderzoek worden nagegaan of het instellen van maatregelen niet in strijd zou zijn met het belang van de Unie in de zin van artikel 21 van de basisverordening. In geval van toepassing van artikel 7, lid 2 bis, zal bij het onderzoek de in artikel 7, lid 2 ter, van de basisverordening bedoelde toets van het belang van de Unie worden verricht.

Bij Verordening (EU) 2018/825 van het Europees Parlement en de Raad (6), die op 8 juni 2018 in werking is getreden (het moderniseringspakket voor de handelsbeschermingsinstrumenten), zijn de tevoren in het kader van antidumpingprocedures geldende tijdschema’s en uiterste termijn ingrijpend gewijzigd. De termijnen waarbinnen belanghebbenden, met name in een vroeg stadium van het onderzoek, contact kunnen opnemen, zijn ingekort.

De Commissie wijst de partijen er ook op dat na de uitbraak van COVID‐19 een mededeling (7) is bekendgemaakt over de mogelijke gevolgen voor antidumping- en antisubsidieonderzoeken.

5.1.    Onderzoektijdvak en beoordelingsperiode

Het onderzoek naar dumping en schade heeft betrekking op de periode van 1 juli 2019 tot en met 30 juni 2020 (“het onderzoektijdvak”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de schade heeft betrekking op de periode van 1 januari 2017 tot het einde van het onderzoektijdvak (“de beoordelingsperiode”).

5.2.    Opmerkingen over de klacht en de opening van het onderzoek

Alle belanghebbenden wordt verzocht hun standpunt over de productiefactoren/basisproducten en de codes van het geharmoniseerd systeem (GS) als verstrekt in de klacht uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht kenbaar te maken.

Belanghebbenden die opmerkingen wensen te maken over de klacht (onder meer in verband met schade en oorzakelijk verband) of over aspecten in verband met de opening van het onderzoek (onder meer over de mate van steun voor de klacht), moeten dit uiterlijk 37 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht doen.

Verzoeken om te worden gehoord met betrekking tot de opening van het onderzoek, moeten uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht worden ingediend.

5.3.    Procedure voor het vaststellen van dumping

Producenten-exporteurs (8) van het onderzochte product wordt verzocht aan het onderzoek van de Commissie mee te werken.

5.3.1.   Onderzoek van producenten-exporteurs

Procedure voor de selectie van te onderzoeken producenten-exporteurs in de VRC

a)   Steekproef

Gezien het mogelijk grote aantal bij deze procedure betrokken producenten-exporteurs in het betrokken land kan de Commissie, om het onderzoek binnen de wettelijke termijn te kunnen afronden, haar onderzoek tot een redelijk aantal producenten-exporteurs beperken door een steekproef samen te stellen. De steekproef zal overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening worden samengesteld.

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, wordt alle producenten-exporteurs of hun vertegenwoordigers verzocht de Commissie uiterlijk 7 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht informatie over hun onderneming of ondernemingen te verstrekken.

Deze informatie moet worden verstrekt via het platform TRON.tdi (https://tron.trade.ec.europa.eu/tron/tdi/form/de52f09e-7127-370d-51ea-23d2f1646b4a).

In de punten 5.6 en 5.8 vindt u informatie over de toegang tot het platform TRON.tdi.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van producenten-exporteurs nodig acht, heeft de Commissie bovendien contact opgenomen met de autoriteiten van de VRC en neemt zij eventueel ook contact op met de haar bekende verenigingen van producenten-exporteurs.

Indien een steekproef noodzakelijk is, kunnen de producenten-exporteurs worden geselecteerd op basis van het grootste representatieve volume van de uitvoer naar de Unie dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kan worden onderzocht. De Commissie zal alle haar bekende producenten-exporteurs, de autoriteiten van de VRC en de verenigingen van producenten-exporteurs — indien nodig via de autoriteiten van de VRC — meedelen welke ondernemingen voor de steekproef zijn geselecteerd.

Zodra de Commissie de noodzakelijke informatie heeft ontvangen om een steekproef van producenten-exporteurs samen te stellen, deelt zij de betrokken partijen mee of zij in de steekproef zijn opgenomen. De in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs moeten, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 30 dagen na de datum van kennisgeving van het besluit over hun opname in de steekproef een ingevulde vragenlijst indienen.

De Commissie zal een mededeling inzake de samenstelling van de steekproef toevoegen aan het dossier voor inzage door belanghebbenden. Opmerkingen over de samenstelling van de steekproef moeten uiterlijk 3 dagen na de datum van kennisgeving van het besluit over de steekproef worden ingediend.

Een exemplaar van de vragenlijst voor producenten-exporteurs is beschikbaar in het dossier voor inzage door belanghebbenden en op de website van DG Handel (https://trade.ec.europa.eu/tdi/case_details.cfm?id=2479).

Producenten-exporteurs die hebben ingestemd met opname in de steekproef maar uiteindelijk niet worden geselecteerd, worden onverminderd de mogelijke toepassing van artikel 18 van de basisverordening geacht mee te werken (“niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs”). Onverminderd punt 5.3.1, onder b), zal het antidumpingrecht dat wordt toegepast op de invoer van de niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs niet hoger zijn dan de gewogen gemiddelde dumpingmarge die is vastgesteld voor de producenten-exporteurs in de steekproef (9).

b)   Individuele dumpingmarge voor niet in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs

Overeenkomstig artikel 17, lid 3, van de basisverordening kunnen niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs de Commissie verzoeken voor hen een individuele dumpingmarge vast te stellen. Producenten-exporteurs die in aanmerking willen komen voor een individuele dumpingmarge, moeten de vragenlijst invullen en deze, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 30 dagen na de datum van kennisgeving van de samenstelling van de steekproef naar behoren ingevuld terugzenden. Een exemplaar van de vragenlijst voor producenten-exporteurs is beschikbaar in het dossier voor inzage door belanghebbenden en op de website van DG Handel (https://trade.ec.europa.eu/tdi/case_details.cfm?id=2479).

De Commissie zal onderzoeken of aan niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs een individueel recht overeenkomstig artikel 9, lid 5, van de basisverordening kan worden toegekend.

Niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs die een individuele dumpingmarge aanvragen, moeten zich er echter van bewust zijn dat de Commissie kan besluiten geen individuele dumpingmarge vast te stellen, bijvoorbeeld als het aantal niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs zo groot is dat individuele onderzoeken te belastend zijn en aan een tijdige afsluiting van het onderzoek in de weg staan.

5.3.2.   Aanvullende procedure met betrekking tot het betrokken land waar verstoringen van betekenis bestaan

Alle belanghebbenden wordt verzocht om onder de voorwaarden van dit bericht hun standpunt kenbaar te maken en informatie en bewijsmateriaal in te dienen met betrekking tot de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. Tenzij anders aangegeven, moeten deze informatie en dit bewijsmateriaal uiterlijk 37 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het bezit van de Commissie zijn.

Overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder e), van de basisverordening zal de Commissie de bij het onderzoek betrokken partijen kort na de opening van het onderzoek door middel van een mededeling in het dossier dat door hen kan worden ingezien, meedelen welke relevante bronnen, en in voorkomend geval ook welk geschikt representatief derde land, zij voornemens is te gebruiken voor de vaststelling van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis. Overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder e), hebben de bij het onderzoek betrokken partijen 10 dagen de tijd om opmerkingen te maken over de mededeling.

Volgens de informatie waarover de Commissie beschikt, is Turkije een mogelijk geschikt representatief derde land. Om uiteindelijk het geschikte representatieve derde land te selecteren, zal de Commissie nagaan of er een derde land is/derde landen zijn met een niveau van economische ontwikkeling dat vergelijkbaar is met dat van de VRC, of het onderzochte product in die derde landen wordt geproduceerd en verkocht, en of de desbetreffende gegevens onmiddellijk beschikbaar zijn. Wanneer er meer representatieve derde landen zijn, zal de voorkeur in voorkomend geval worden gegeven aan landen met een toereikend niveau van sociale en milieubescherming.

In dit kader verzoekt de Commissie alle producenten-exporteurs in de VRC de Commissie binnen 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht informatie te verstrekken over de materialen (grondstoffen en verwerkte materialen) en energie die bij de productie van het onderzochte product worden gebruikt. Deze informatie moet worden verstrekt via het platform TRON.tdi (https://tron.trade.ec.europa.eu/tron/tdi/form/0492f690-67d2-954a-a833-52d656e76568).

Bovendien moet feitelijke informatie voor de berekening van kosten en prijzen overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening uiterlijk 65 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht worden ingediend. Dergelijke feitelijke informatie mag uitsluitend afkomstig zijn uit openbaar beschikbare bronnen.

5.3.3.   Onderzoek van niet-verbonden importeurs (10) (11)

Niet-verbonden importeurs die het onderzochte product uit de VRC in de Unie invoeren, wordt verzocht aan dit onderzoek mee te werken.

Gezien het mogelijk grote aantal bij deze procedure betrokken niet-verbonden importeurs kan de Commissie, om het onderzoek binnen de wettelijke termijn te kunnen afronden, haar onderzoek tot een redelijk aantal niet-verbonden importeurs beperken door een steekproef samen te stellen. De steekproef zal overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening worden samengesteld.

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, wordt alle niet-verbonden importeurs of hun vertegenwoordigers verzocht de Commissie uiterlijk 7 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht de in de bijlage bij dit bericht verlangde informatie over hun onderneming of ondernemingen te verstrekken.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van niet-verbonden importeurs nodig acht, kan de Commissie bovendien contact opnemen met de haar bekende verenigingen van importeurs.

Indien een steekproef noodzakelijk is, kunnen de importeurs worden geselecteerd op basis van het grootste representatieve volume van hun verkoop van het onderzochte product in de Unie dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kan worden onderzocht.

Zodra de Commissie de noodzakelijke informatie heeft ontvangen om een steekproef samen te stellen, stelt zij de betrokken partijen in kennis van haar besluit met betrekking tot de steekproef van importeurs. De Commissie zal tevens een mededeling inzake de samenstelling van de steekproef toevoegen aan het dossier voor inzage door belanghebbenden. Opmerkingen over de samenstelling van de steekproef moeten uiterlijk 3 dagen na de datum van kennisgeving van het besluit over de steekproef worden ingediend.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig acht, zal de Commissie een vragenlijst ter beschikking stellen van de in de steekproef opgenomen niet-verbonden importeurs. Die partijen moeten de ingevulde vragenlijst, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 30 dagen na de datum van kennisgeving van het besluit over de steekproef indienen.

Een exemplaar van de vragenlijst voor importeurs is beschikbaar in het dossier voor inzage door belanghebbenden en op de website van DG Handel (https://trade.ec.europa.eu/tdi/case_details.cfm?id=2479).

5.4.    Procedure voor het vaststellen van schade en onderzoek van producenten in de Unie

De vaststelling van de schade is gebaseerd op positief bewijsmateriaal en houdt een objectief onderzoek in van de omvang van de invoer met dumping, de gevolgen daarvan voor de prijzen in de Unie en de gevolgen van deze invoer voor de bedrijfstak van de Unie. Teneinde vast te stellen of de bedrijfstak van de Unie schade heeft geleden, wordt de producenten van het onderzochte product in de Unie verzocht aan het onderzoek van de Commissie mee te werken.

Gezien het grote aantal betrokken producenten in de Unie heeft de Commissie, om het onderzoek binnen de wettelijke termijn te kunnen afronden, besloten haar onderzoek tot een redelijk aantal producenten in de Unie te beperken door een steekproef samen te stellen. De steekproef wordt overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening samengesteld.

De Commissie heeft een voorlopige steekproef van producenten in de Unie samengesteld. Belanghebbenden vinden nadere details in het dossier. De belanghebbenden wordt verzocht om opmerkingen over de voorlopige steekproef. Daarnaast moeten andere producenten in de Unie of hun vertegenwoordigers, die vinden dat er redenen zijn waarom zij in de steekproef zouden moeten worden opgenomen, uiterlijk 7 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht contact met de Commissie opnemen. Alle opmerkingen over de voorlopige steekproef moeten, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 7 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht worden ingediend.

De Commissie zal alle haar bekende producenten in de Unie en/of verenigingen van producenten in de Unie meedelen welke ondernemingen uiteindelijk voor de steekproef zijn geselecteerd.

De in de steekproef opgenomen producenten in de Unie moeten, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 30 dagen na de datum van kennisgeving van het besluit over hun opname in de steekproef een ingevulde vragenlijst indienen.

Een exemplaar van de vragenlijst voor producenten in de Unie is beschikbaar in het dossier voor inzage door belanghebbenden en op de website van DG Handel (https://trade.ec.europa.eu/tdi/case_details.cfm?id=2479).

5.5.    Procedure voor het beoordelen van het belang van de Unie

Indien wordt vastgesteld dat er inderdaad invoer met dumping plaatsvindt en dat daardoor schade wordt veroorzaakt, zal uit hoofde van artikel 21 van de basisverordening een beslissing worden genomen over de vraag of de instelling van antidumpingmaatregelen niet in strijd zou zijn met het belang van de Unie. Producenten in de Unie, importeurs en hun representatieve verenigingen, gebruikers en hun representatieve verenigingen, vakbonden en representatieve consumentenorganisaties wordt verzocht de Commissie informatie te verstrekken over het belang van de Unie. Om aan het onderzoek mee te werken, moeten de representatieve consumentenorganisaties aantonen dat er een objectieve band is tussen hun activiteiten en het onderzochte product.

Informatie over de beoordeling van het belang van de Unie moet, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht worden ingediend. Deze informatie kan vormvrij worden opgesteld of er kan een vragenlijst van de Commissie worden ingevuld. De vragenlijsten, waaronder die voor gebruikers van het onderzochte product, zijn beschikbaar op de website van DG Handel (https://trade.ec.europa.eu/tdi/case_details.cfm?id=2479). Met informatie die op grond van artikel 21 is verstrekt, wordt alleen rekening gehouden als daarbij tegelijkertijd het nodige bewijsmateriaal is gevoegd.

5.6.    Belanghebbenden

Om aan het onderzoek mee te werken, moeten belanghebbenden zoals producenten-exporteurs, producenten in de Unie, importeurs en hun representatieve verenigingen, gebruikers en hun representatieve verenigingen, vakbonden en representatieve consumentenorganisaties eerst aantonen dat er een objectieve band is tussen hun activiteiten en het onderzochte product.

Producenten-exporteurs, producenten in de Unie alsmede importeurs en representatieve verenigingen die informatie hebben verstrekt in overeenstemming met de procedures als beschreven in de punten 5.3.1, 5.3.2 en 5.3.3, worden als belanghebbenden beschouwd indien er een objectieve band is tussen hun activiteiten en het onderzochte product.

Andere partijen kunnen alleen als belanghebbende meewerken aan het onderzoek vanaf het moment waarop zij contact opnemen met de Commissie, en op voorwaarde dat er een objectieve band is tussen hun activiteiten en het onderzochte product. Beschouwd worden als een belanghebbende laat de toepassing van artikel 18 van de basisverordening onverlet.

Het dossier voor inzage door belanghebbenden is toegankelijk via het platform TRON.tdi (https://tron.trade.ec.europa.eu/tron/TDI). Volg de instructies op die pagina om toegang te krijgen.

5.7.    Mogelijkheid om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord

Alle belanghebbenden kunnen een verzoek indienen om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord.

Het verzoek om te worden gehoord moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed, alsook een samenvatting bevatten van wat de belanghebbende tijdens de hoorzitting wenst te bespreken. De hoorzitting zal worden beperkt tot de punten die vooraf schriftelijk door de belanghebbenden zijn aangedragen.

Het tijdschema voor de hoorzittingen is als volgt:

i.

voor hoorzittingen die moeten plaatsvinden vóór het verstrijken van de termijn voor de instelling van voorlopige maatregelen, moet het verzoek uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht worden ingediend, en de hoorzitting zal normaliter uiterlijk 60 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht plaatsvinden;

ii.

na het stadium van de voorlopige bevindingen moet het verzoek uiterlijk 5 dagen na de datum van de mededeling van de voorlopige bevindingen of van het informatiedocument worden ingediend, en de hoorzitting zal normaliter uiterlijk 15 dagen na de datum van kennisgeving van de mededeling van de voorlopige bevindingen of de datum van het informatiedocument plaatsvinden;

iii.

in het stadium van de definitieve bevindingen moet het verzoek uiterlijk 3 dagen na de datum van de mededeling van de definitieve bevindingen worden ingediend, en de hoorzitting zal normaliter plaatsvinden binnen de termijn die is toegekend voor het indienen van opmerkingen over de mededeling van de definitieve bevindingen. In geval van een aanvullende mededeling van de definitieve bevindingen moet het verzoek onmiddellijk na ontvangst hiervan worden ingediend, en de hoorzitting zal normaliter plaatsvinden binnen de termijn voor het indienen van opmerkingen over deze mededeling.

Bovenbedoeld tijdschema geldt onverminderd het recht van de diensten van de Commissie om in naar behoren gemotiveerde gevallen akkoord te gaan met hoorzittingen buiten dit tijdschema alsmede het recht van de Commissie om in naar behoren gemotiveerde gevallen hoorzittingen te weigeren. Wanneer de diensten van de Commissie een verzoek om te worden gehoord afwijzen, zal de betrokken partij in kennis worden gesteld van de redenen daarvoor.

In beginsel worden hoorzittingen niet gebruikt om feitelijke informatie te presenteren die nog niet in het dossier is opgenomen. Desalniettemin kan de belanghebbenden, uit het oogpunt van behoorlijk bestuur en om de diensten van de Commissie in staat te stellen vooruitgang in het onderzoek te boeken, na een hoorzitting worden opgedragen nieuwe feitelijke informatie te verstrekken.

5.8.    Instructies voor schriftelijke opmerkingen en de verzending van ingevulde vragenlijsten en correspondentie

Informatie die aan de Commissie wordt verstrekt in het kader van handelsbeschermingsonderzoeken, moet vrij zijn van auteursrechten. Alvorens aan de Commissie informatie en/of gegevens te verstrekken die onderworpen zijn aan het auteursrecht van derden, moeten belanghebbenden de houder van het auteursrecht specifiek verzoeken de Commissie uitdrukkelijk toestemming te verlenen om a) voor deze handelsbeschermingsprocedure gebruik te maken van de informatie en gegevens, en b) de informatie en/of gegevens te verstrekken aan belanghebbenden in dit onderzoek, in een vorm die hun de mogelijkheid biedt hun recht van verweer uit te oefenen.

Alle schriftelijke opmerkingen (met inbegrip van de in dit bericht gevraagde informatie), ingevulde vragenlijsten en correspondentie die door de belanghebbenden worden verstrekt en waarvoor om een vertrouwelijke behandeling wordt verzocht, moeten zijn voorzien van de vermelding “Sensitive” (12). Belanghebbenden die in de loop van dit onderzoek informatie indienen, wordt verzocht hun verzoek om vertrouwelijke behandeling met redenen te omkleden.

Belanghebbenden die informatie met de vermelding “Sensitive” verstrekken, moeten hiervan krachtens artikel 19, lid 2, van de basisverordening een niet-vertrouwelijke samenvatting indienen, voorzien van de vermelding “For inspection by interested parties”. Deze samenvatting moet gedetailleerd genoeg zijn om een redelijk inzicht te verschaffen in de wezenlijke inhoud van de als vertrouwelijk verstrekte informatie.

Als een belanghebbende die vertrouwelijke informatie verstrekt, geen geldige redenen voor het verzoek om een vertrouwelijke behandeling aanvoert of geen niet-vertrouwelijke samenvatting daarvan indient met de vereiste vorm en inhoud, kan de Commissie deze informatie buiten beschouwing laten, tenzij aan de hand van geëigende bronnen aannemelijk wordt gemaakt dat de informatie juist is.

Belanghebbenden wordt verzocht alle opmerkingen en verzoeken, met inbegrip van gescande volmachten en certificaten, via het platform TRON.tdi (https://tron.trade.ec.europa.eu/tron/TDI) in te dienen. Door het platform TRON.tdi of e‐mail te gebruiken, stemmen belanghebbenden in met de geldende voorschriften inzake elektronisch ingediende opmerkingen, die zijn vervat in het document “Correspondentie met de Europese Commissie in handelsbeschermingszaken” op de website van het directoraat-generaal Handel (https://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2014/june/tradoc_152578.pdf).

Belanghebbenden moeten hun naam, adres, telefoonnummer en een geldig e‐mailadres vermelden en ervoor zorgen dat het verstrekte e‐mailadres een actief, officieel en zakelijk e‐mailadres is dat elke dag wordt gecontroleerd. Zodra contactgegevens zijn verstrekt, verloopt de communicatie van de Commissie met belanghebbenden uitsluitend via het platform TRON.tdi of per e‐mail, tenzij zij uitdrukkelijk verzoeken alle documenten van de Commissie via een ander communicatiemiddel te ontvangen of het document wegens de aard ervan per aangetekend schrijven moet worden verzonden.

Voor nadere voorschriften en informatie over de correspondentie met de Commissie, met inbegrip van de beginselen die van toepassing zijn op via het platform TRON.tdi of per e‐mail verzonden opmerkingen, moeten belanghebbenden de hierboven genoemde instructies voor de communicatie met belanghebbenden raadplegen.

Correspondentieadres van de Commissie:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat G

Kamer CHAR 04/039

1049 Brussel

BELGIË

E-mail:

Voor dumpingaangelegenheden:

TRADE-AD669-OFC-DUMPING@ec.europa.eu

Voor schadeaangelegenheden en aangelegenheden met betrekking tot het belang van de Unie:

TRADE-AD669-OFC-INJURY@ec.europa.eu

6.   Tijdschema voor het onderzoek

Overeenkomstig artikel 6, lid 9, van de basisverordening zal het onderzoek normaliter binnen 13 maanden, maar niet later dan 14 maanden na de datum van bekendmaking van dit bericht worden afgesloten. Overeenkomstig artikel 7, lid 1, van de basisverordening kunnen voorlopige maatregelen normaliter uiterlijk 7 maanden en in ieder geval uiterlijk 8 maanden na bekendmaking van dit bericht worden ingesteld.

Overeenkomstig artikel 19 bis van de basisverordening zal de Commissie informatie over de beoogde instelling van voorlopige rechten 4 weken vóór de instelling daarvan ter beschikking stellen. Belanghebbenden hebben dan 3 werkdagen de tijd om hun schriftelijke opmerkingen over de juistheid van de berekeningen kenbaar te maken.

Wanneer de Commissie besluit het onderzoek voort te zetten zonder voorlopige rechten in te stellen, worden de belanghebbenden door middel van een informatiedocument 4 weken vóór het verstrijken van de in artikel 7, lid 1, van de basisverordening genoemde termijn ervan in kennis gesteld dat geen voorlopige rechten worden ingesteld.

Zij hebben dan, tenzij anders aangegeven, 15 dagen de tijd om schriftelijke opmerkingen over de voorlopige bevindingen of het informatiedocument kenbaar te maken, en 10 dagen de tijd om schriftelijke opmerkingen over de definitieve bevindingen kenbaar te maken. In voorkomend geval zal in aanvullende mededelingen van de definitieve bevindingen worden gespecificeerd binnen welke termijn de belanghebbenden schriftelijke opmerkingen kunnen indienen.

7.   Indiening van informatie

In de regel kunnen belanghebbenden alleen binnen de in de punten 5 en 6 van dit bericht vermelde termijnen informatie indienen. Voor de indiening van alle overige informatie die niet onder die punten valt, geldt het volgende tijdschema:

i.

tenzij anders aangegeven, moet alle informatie met betrekking tot het stadium van de voorlopige bevindingen binnen 70 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht worden ingediend;

ii.

tenzij anders aangegeven, mogen belanghebbenden geen nieuwe feitelijke informatie indienen na het verstrijken van de termijn voor het maken van opmerkingen over de mededeling van de voorlopige bevindingen of het informatiedocument in het stadium van voorlopige bevindingen. Na het verstrijken van deze termijn kunnen zij uitsluitend nieuwe feitelijke informatie indienen als zij kunnen aantonen dat deze nieuwe feitelijke informatie noodzakelijk is ter weerlegging van de door andere belanghebbenden gestelde feiten en dat deze nieuwe feitelijke informatie kan worden geverifieerd binnen de tijd die beschikbaar is om het onderzoek tijdig af te ronden;

iii.

teneinde het onderzoek binnen de voorgeschreven termijnen af te ronden, zal de Commissie geen opmerkingen van belanghebbenden meer aanvaarden na het verstrijken van de termijn voor het indienen van opmerkingen over de mededeling van de definitieve bevindingen of, in voorkomend geval, na het verstrijken van de termijn voor het indienen van opmerkingen over de aanvullende mededeling van de definitieve bevindingen.

8.   Mogelijkheid om opmerkingen te maken over door andere belanghebbenden ingediende informatie

Om het recht van verweer te waarborgen, moeten belanghebbenden de mogelijkheid hebben om opmerkingen te maken over de door andere belanghebbenden ingediende informatie. Daarbij mogen zij alleen ingaan op kwesties die in de door andere belanghebbenden ingediende informatie worden vermeld en mogen zij geen nieuwe kwesties aan de orde stellen.

Deze opmerkingen moeten volgens het volgende tijdschema worden ingediend:

i.

alle opmerkingen over de informatie die door andere belanghebbenden is ingediend vóór het verstrijken van de termijn voor de instelling van voorlopige maatregelen moeten, tenzij anders aangegeven, uiterlijk op de 75e dag na de datum van bekendmaking van dit bericht worden ingediend;

ii.

opmerkingen over de informatie die door andere belanghebbenden is verstrekt naar aanleiding van de mededeling van de voorlopige bevindingen of het informatiedocument moeten, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 7 dagen na het verstrijken van de termijn voor het maken van opmerkingen over de voorlopige bevindingen of het informatiedocument worden ingediend;

iii.

opmerkingen over de informatie die door andere belanghebbenden is verstrekt naar aanleiding van de mededeling van de definitieve bevindingen moeten, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 3 dagen na het verstrijken van de termijn voor het maken van opmerkingen over de definitieve bevindingen worden ingediend. In geval van een aanvullende mededeling van de definitieve bevindingen moeten opmerkingen over de door andere belanghebbenden naar aanleiding van deze mededeling verstrekte informatie, tenzij anders aangegeven, uiterlijk één dag na het verstrijken van de termijn voor het maken van opmerkingen over deze mededeling worden ingediend.

Bovenbedoeld tijdschema geldt onverminderd het recht van de Commissie om de belanghebbenden in naar behoren gemotiveerde gevallen om aanvullende informatie te verzoeken.

9.   Verlenging van de in dit bericht vermelde termijnen

Een verlenging van de in dit bericht vermelde termijnen kan worden verleend op met redenen omkleed verzoek van de belanghebbenden.

Een eventuele verlenging van de in dit bericht vermelde termijnen mag alleen in uitzonderlijke omstandigheden worden aangevraagd en wordt alleen verleend indien dit naar behoren gerechtvaardigd is. In elk geval is de eventuele verlenging van de termijn om de vragenlijsten te beantwoorden normaliter beperkt tot drie dagen, en mag deze in de regel niet meer dan zeven dagen bedragen. Wat de termijnen voor de indiening van andere in het bericht van inleiding genoemde informatie betreft, zijn verlengingen beperkt tot drie dagen, tenzij wordt aangetoond dat er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden.

10.   Niet-medewerking

Wanneer belanghebbenden geen toegang tot de vereiste gegevens verlenen, deze niet binnen de gestelde termijn verstrekken of het onderzoek aanmerkelijk belemmeren, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening voorlopige of definitieve conclusies worden getrokken aan de hand van de beschikbare gegevens, zowel in positieve als in negatieve zin.

Wanneer blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, kunnen deze buiten beschouwing worden gelaten en kan van de beschikbare gegevens gebruik worden gemaakt.

Als een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en de conclusies daarom overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, kunnen de resultaten voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan wanneer hij wel medewerking had verleend.

Als de belanghebbende zijn antwoord niet door middel van systemen voor automatische gegevensverwerking verstrekt, wordt dit niet als niet-medewerking beschouwd, mits deze belanghebbende aantoont dat verstrekking van het antwoord in de gevraagde vorm voor hem een onredelijke extra belasting zou betekenen of onredelijke extra kosten zou meebrengen. De belanghebbende moet onmiddellijk contact opnemen met de Commissie.

11.   Raadadviseur-auditeur

Belanghebbenden kunnen erom vragen dat de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures wordt ingeschakeld. De raadadviseur-auditeur behandelt verzoeken om toegang tot het dossier, geschillen over de vertrouwelijkheid van documenten, verzoeken om termijnverlenging en alle andere verzoeken betreffende het recht van verweer van belanghebbenden en van derden die tijdens de procedure kunnen worden ingediend.

De raadadviseur-auditeur kan een hoorzitting beleggen en bemiddelen tussen de belanghebbende(n) en de diensten van de Commissie om te garanderen dat de belanghebbenden hun recht van verweer ten volle kunnen uitoefenen. Een verzoek om door de raadadviseur-auditeur te worden gehoord, moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. De raadadviseur-auditeur onderzoekt de redenen voor de verzoeken. Deze hoorzittingen mogen enkel plaatsvinden indien de kwesties niet tijdig zijn opgelost met de diensten van de Commissie.

Elk verzoek moet tijdig en snel worden ingediend, zodat het ordelijk verloop van de procedure niet in gevaar wordt gebracht. Daartoe moeten de belanghebbenden om de inschakeling van de raadadviseur-auditeur vragen zo spoedig mogelijk na de gebeurtenis die een dergelijke inschakeling rechtvaardigt. In beginsel gelden de in punt 5.7 vastgestelde termijnen voor verzoeken om door de diensten van de Commissie te worden gehoord, mutatis mutandis voor verzoeken om door de raadadviseur-auditeur te worden gehoord. Wanneer een verzoek om een hoorzitting niet binnen de desbetreffende termijn wordt ingediend, onderzoekt de raadadviseur-auditeur ook de redenen voor het laattijdige verzoek, de aard van de aan de orde gestelde kwesties en de gevolgen van die kwesties voor het recht van verweer, rekening houdend met het belang van behoorlijk bestuur en de tijdige voltooiing van het onderzoek.

Belanghebbenden die contact willen opnemen, vinden de nodige gegevens en nadere informatie op de pagina’s van de raadadviseur-auditeur op de website van DG Handel (http://ec.europa.eu/trade/trade-policy-and-you/contacts/hearing-officer/).

12.   Verwerking van persoonsgegevens

Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (13).

Een privacyverklaring die alle particulieren op de hoogte brengt van de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de handelsbeschermingsactiviteiten van de Commissie is beschikbaar op de website van DG Handel (http://ec.europa.eu/trade/policy/accessing-markets/trade-defence/).


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21, laatstelijk gewijzigd in PB L 143 van 7.6.2018, blz. 1.

(2)  Overeenkomstig artikel 3, lid 1, van de basisverordening wordt onder de algemene term “schade” verstaan aanmerkelijke schade voor een bedrijfstak van de Unie, dreiging van aanmerkelijke schade voor een bedrijfstak van de Unie of aanmerkelijke vertraging bij de vestiging van een dergelijke bedrijfstak.

(3)  Verwijzingen naar de bekendmaking van dit bericht zijn verwijzingen naar de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(4)  http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2017/december/tradoc_156474.pdf. De in het verslag van de Commissie genoemde documenten zijn eveneens verkrijgbaar op met redenen omkleed verzoek.

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/492 van de Commissie van 1 april 2020 tot instelling van definitieve antidumpingrechten op bepaalde geweven en/of gestikte stoffen van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Egypte (PB L 108 van 6.4.2020, blz. 1).

(6)  Verordening (EU) 2018/825 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Verordening (EU) 2016/1036 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie en Verordening (EU) 2016/1037 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (PB L 143 van 7.6.2018, blz. 1).

(7)  Mededeling over de gevolgen van de uitbraak van COVID‐19 voor antidumping- en antisubsidieonderzoeken (PB C 86 van 16.3.2020, blz. 6).

(8)  Onder producent-exporteur wordt verstaan een onderneming uit het betrokken land die het onderzochte product produceert en naar de markt van de Unie uitvoert, hetzij rechtstreeks hetzij via derden, met inbegrip van verbonden ondernemingen die betrokken zijn bij de productie, binnenlandse verkoop of uitvoer van het onderzochte product.

(9)  Ingevolge artikel 9, lid 6, van de basisverordening wordt geen rekening gehouden met nihilmarges, minimale marges of marges die onder de in artikel 18 van de basisverordening bedoelde omstandigheden zijn vastgesteld.

(10)  Dit punt betreft uitsluitend importeurs die niet verbonden zijn met producenten-exporteurs. Importeurs die verbonden zijn met producenten-exporteurs, moeten bijlage I bij de vragenlijst voor die producenten-exporteurs invullen. Overeenkomstig artikel 127 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie, worden twee personen geacht te zijn verbonden indien: a) zij functionaris of directeur zijn in de onderneming van de andere persoon; b) zij door de wettelijke bepalingen worden erkend als in zaken verbonden; c) zij werkgever en werknemer zijn; d) een derde partij 5 % of meer van het stemgerechtigde uitstaande kapitaal of de aandelen van beiden direct of indirect bezit, houdt of daarover zeggenschap heeft; e) een van hen direct of indirect zeggenschap over de ander heeft; f) een derde persoon direct of indirect zeggenschap over beiden heeft; g) beiden direct of indirect zeggenschap over een derde persoon hebben, of h) zij tot dezelfde familie behoren (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 558). Personen worden slechts geacht leden te zijn van dezelfde familie indien zij op een van de volgende wijzen met elkaar bloed- of aanverwant zijn: i) echtgenoot en echtgenote, ii) ouder en kind, iii) broers en zusters (of halfbroers en halfzusters), iv) grootouder en kleinkind, v) oom of tante en neef of nicht (oomzeggers), vi) schoonouder en schoondochter of schoonzoon, vii) zwagers en schoonzusters. Overeenkomstig artikel 5, punt 4, van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie wordt onder “persoon” verstaan een natuurlijk persoon, een rechtspersoon of een vereniging van personen die geen rechtspersoonlijkheid bezit, maar krachtens het Unierecht of het nationale recht wel als handelingsbekwaam is erkend (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).

(11)  Gegevens die door niet-verbonden importeurs zijn verstrekt, mogen ook worden gebruikt voor andere aspecten van dit onderzoek dan het vaststellen van dumping.

(12)  Een “Sensitive”-document wordt als vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van de basisverordening en artikel 6 van de WTO-overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 (antidumpingovereenkomst) beschouwd. Het is ook een beschermd document krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).

(13)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).


BIJLAGE

“Sensitive”-versie

Versie “For inspection by interested parties”

(vakje aankruisen dat van toepassing is)

ANTIDUMPINGPROCEDURE BETREFFENDE DE INVOER VAN OPTISCHEVEZELKABELS VAN OORSPRONG UIT DE VOLKSREPUBLIEK CHINA

INFORMATIE VOOR DE SAMENSTELLING VAN DE STEEKPROEF VAN NIET-VERBONDEN IMPORTEURS

Dit formulier is bedoeld om niet-verbonden importeurs te helpen bij het verstrekken van de informatie voor de samenstelling van de steekproef als bedoeld in punt 5.3.3 van het bericht van inleiding.

De “Sensitive”-versie en de versie “For inspection by interested parties” moeten beide aan de Commissie worden teruggezonden, zoals aangegeven in het bericht van inleiding.

1.   NAAM EN CONTACTGEGEVENS

Gelieve de volgende gegevens over uw onderneming te verstrekken:

Naam van de onderneming

 

Adres

 

Contactpersoon

 

E‐mailadres

 

Telefoonnummer

 

Website

 

2.   OMZET EN VERKOOPVOLUME

Vermeld voor het onderzoektijdvak (1 juli 2019 tot en met 30 juni 2020) in euro (EUR) de totale omzet van uw onderneming alsmede de omzet die is behaald met de invoer in de Unie en de wederverkoop op de markt van de Unie na invoer uit de Volksrepubliek China van optischevezelkabel zoals omschreven in het bericht van inleiding, alsook de lengte daarvan.

 

Kilometers vezel

Kilometers kabel

Waarde in euro (EUR)

Totale omzet van uw onderneming in EUR

 

 

 

Invoer van het onderzochte product van oorsprong uit de Volksrepubliek China in de Unie

 

 

 

Invoer van het onderzochte product in de Unie (ongeacht de oorsprong)

 

 

 

Wederverkoop van het onderzochte product op de markt van de Unie na invoer uit de Volksrepubliek China

 

 

 

3.   ACTIVITEITEN VAN UW ONDERNEMING EN VAN VERBONDEN ONDERNEMINGEN (1)

Verstrek nadere bijzonderheden over de precieze activiteiten van uw onderneming en van alle verbonden ondernemingen (vermeld die ondernemingen en geef de relatie met uw onderneming aan) die betrokken zijn bij de productie en/of verkoop (uitvoer en/of binnenlandse verkoop) van het onderzochte product. Dergelijke activiteiten kunnen de aankoop van het onderzochte product of de productie daarvan in het kader van uitbestedingsregelingen, alsook de verwerking van of de handel in het onderzochte product omvatten, maar zijn daartoe niet beperkt.

Naam van de onderneming en locatie

Activiteiten

Relatie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4.   ANDERE INFORMATIE

Verstrek alle andere relevante informatie die u nuttig acht om de Commissie bij de samenstelling van de steekproef te helpen.

5.   CERTIFICERING

Door bovengenoemde informatie te verstrekken, stemt uw onderneming ermee in eventueel in de steekproef te worden opgenomen. Selectie voor de steekproef houdt in dat een vragenlijst moet worden ingevuld en dat aanvaard wordt dat de antwoorden bij een bezoek ter plaatse worden gecontroleerd. Ondernemingen die verklaren niet in de steekproef te willen worden opgenomen, worden geacht niet aan het onderzoek te hebben meegewerkt. De bevindingen van de Commissie met betrekking tot niet-medewerkende importeurs worden gebaseerd op de beschikbare gegevens en het resultaat kan voor de desbetreffende onderneming minder gunstig zijn dan wanneer zij wel had meegewerkt.

Handtekening van de gemachtigde:

Naam en titel van de gemachtigde:

Datum:


(1)  Overeenkomstig artikel 127 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie, worden twee personen geacht verbonden te zijn indien: a) zij functionaris of directeur zijn in de onderneming van de andere persoon; b) zij door de wettelijke bepalingen worden erkend als in zaken verbonden; c) zij werkgever en werknemer zijn; d) een derde partij 5 % of meer van het stemgerechtigde uitstaande kapitaal of de aandelen van beiden direct of indirect bezit, houdt of daarover zeggenschap heeft; e) een van hen direct of indirect zeggenschap over de ander heeft; f) een derde persoon direct of indirect zeggenschap over beiden heeft; g) beiden direct of indirect zeggenschap over een derde persoon hebben, of h) zij tot dezelfde familie behoren (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 558). Personen worden slechts geacht leden te zijn van dezelfde familie indien zij op een van de volgende wijzen met elkaar bloed- of aanverwant zijn: i) echtgenoot en echtgenote, ii) ouder en kind, iii) broers en zusters (of halfbroers en halfzusters), iv) grootouder en kleinkind, v) oom of tante en neef of nicht (oomzeggers), vi) schoonouder en schoondochter of schoonzoon, vii) zwagers en schoonzusters. Overeenkomstig artikel 5, punt 4, van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie wordt onder “persoon” verstaan een natuurlijk persoon, een rechtspersoon of een vereniging van personen die geen rechtspersoonlijkheid bezit, maar krachtens het Unierecht of het nationale recht wel als handelingsbekwaam is erkend (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

24.9.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 316/23


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.9955 — PSP/Aviva/20 Station Road)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2020/C 316/10)

1.   

Op 14 september 2020 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

Public Sector Pension Investment Board (“PSP”, Canada);

Aviva Plc Group (“Aviva”, Verenigd Koninkrijk);

20 Station Road (Verenigd Koninkrijk).

PSP en Aviva verkrijgen zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening over het geheel van 20 Station Road.

De concentratie komt tot stand door de verwerving van vermogensbestanddelen.

2.   

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

PSP: beheerder van de pensioenregelingen van de Canadian Federal Public Service, de Canadian Forces, de Royal Canadian Mounted Police en de Reserve Force. PSP beheert een gediversifieerde, wereldwijd gespreide portefeuille bestaande uit aandelen, obligaties en andere vastrentende effecten, alsook uit beleggingen in private-equity, vastgoed, infrastructuur, natuurlijke hulpbronnen en kredietbeleggingen;

Aviva: een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde beursgenoteerde onderneming die actief is in de verzekeringssector. Aviva Plc is genoteerd aan de primaire markt van de London Stock Exchange. De Aviva-groep biedt een breed scala verzekerings-, spaar- en beleggingsproducten aan in 16 landen. Zij is hoofdzakelijk actief in het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Canada, alsook in Europa en Azië;

20 Station Road: zakelijk vastgoedobject gelegen aan 20 Station Road in Cambridge, CB1 (Verenigd Koninkrijk).

3.   

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.   

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:

M.9955 — PSP/Aviva/20 Station Road

Opmerkingen kunnen per e-mail, per fax of per post aan de Commissie worden toegezonden. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Fax +32 22964301

Postadres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (“de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.