ISSN 1977-0995 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 259 |
|
![]() |
||
Uitgave in de Nederlandse taal |
Mededelingen en bekendmakingen |
63e jaargang |
Inhoud |
Bladzijde |
|
|
IV Informatie |
|
|
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE |
|
|
Europese Commissie |
|
2020/C 259/01 |
||
2020/C 259/02 |
Richtsnoer van de Commissie voor de deskundigenpanels inzake medische hulpmiddelen over de consequente interpretatie van de beslissingscriteria in de procedure inzake raadpleging over de klinische evaluatie ( 1 ) |
|
2020/C 259/03 |
Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels — Besluit nr. H9 van 17 juni 2020 betreffende het uitstel van de in de artikelen 67 en 70 van Verordening (EG) nr. 987/2009 evenals van de in Besluit nr. S9 genoemde termijnen vanwege de COVID‐19-pandemie ( 1 ) |
|
|
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN |
|
2020/C 259/04 |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
NL |
|
IV Informatie
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE
Europese Commissie
7.8.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 259/1 |
Wisselkoersen van de euro (1)
6 augustus 2020
(2020/C 259/01)
1 euro =
|
Munteenheid |
Koers |
USD |
US-dollar |
1,1843 |
JPY |
Japanse yen |
124,96 |
DKK |
Deense kroon |
7,4500 |
GBP |
Pond sterling |
0,90033 |
SEK |
Zweedse kroon |
10,3165 |
CHF |
Zwitserse frank |
1,0759 |
ISK |
IJslandse kroon |
160,20 |
NOK |
Noorse kroon |
10,6538 |
BGN |
Bulgaarse lev |
1,9558 |
CZK |
Tsjechische koruna |
26,202 |
HUF |
Hongaarse forint |
346,23 |
PLN |
Poolse zloty |
4,4073 |
RON |
Roemeense leu |
4,8360 |
TRY |
Turkse lira |
8,5853 |
AUD |
Australische dollar |
1,6492 |
CAD |
Canadese dollar |
1,5748 |
HKD |
Hongkongse dollar |
9,1786 |
NZD |
Nieuw-Zeelandse dollar |
1,7828 |
SGD |
Singaporese dollar |
1,6236 |
KRW |
Zuid-Koreaanse won |
1 404,99 |
ZAR |
Zuid-Afrikaanse rand |
20,7655 |
CNY |
Chinese yuan renminbi |
8,2325 |
HRK |
Kroatische kuna |
7,4680 |
IDR |
Indonesische roepia |
17 304,00 |
MYR |
Maleisische ringgit |
4,9604 |
PHP |
Filipijnse peso |
58,136 |
RUB |
Russische roebel |
86,9321 |
THB |
Thaise baht |
36,832 |
BRL |
Braziliaanse real |
6,3340 |
MXN |
Mexicaanse peso |
26,6150 |
INR |
Indiase roepie |
88,7650 |
(1) Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.
7.8.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 259/2 |
Richtsnoer van de Commissie voor de deskundigenpanels inzake medische hulpmiddelen over de consequente interpretatie van de beslissingscriteria in de procedure inzake raadpleging over de klinische evaluatie
(Voor de EER relevante tekst)
(2020/C 259/02)
Inhoud
1. |
Inleiding | 3 |
2. |
Criterium 1: vernieuwend karakter en klinisch of gezondheidseffect | 3 |
2.1. |
Beoordeling van dimensies van het vernieuwende karakter | 4 |
2.2. |
Beoordeling van zeer significant klinisch of gezondheidseffect | 4 |
2.3. |
Onzekerheden | 6 |
3. |
Criterium 2: wetenschappelijk gefundeerde bezorgdheid over de gezondheid | 6 |
3.1. |
Indicaties voor bezorgdheid over de gezondheid op basis van de kennis en expertise van het deskundigenpanel | 7 |
3.2. |
Indicaties voor bezorgdheid over de gezondheid op basis van informatie die is verstrekt door het secretariaat van de Commissie | 7 |
4. |
Criterium 3: significant verhoogd percentage van ernstige incidenten | 8 |
5. |
Herzieningsclausule | 8 |
1 Inleiding
Dit document is bedoeld als richtsnoer van de Commissie voor deskundigenpanels opgericht krachtens artikel 106 van Verordening (EU) 2017/745 (1) van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2017 betreffende medische hulpmiddelen (hierna: de verordening betreffende medische hulpmiddelen). Dit richtsnoer beoogt een consequente interpretatie van de criteria die moeten worden toegepast wanneer wordt beslist om al dan niet een wetenschappelijk advies uit te brengen overeenkomstig punt 5.1, onder c) “Beoordelingsprocedure voor bepaalde hulpmiddelen van klasse III en klasse IIb” van bijlage IX en punt 6 van bijlage X bij die verordening.
Volgens artikel 54, lid 1, van de verordening betreffende medische hulpmiddelen geldt de vereiste voor de raadpleging voor de klinische evaluatie van de deskundigenpanels voor de conformiteitsbeoordeling van:
— |
implanteerbare hulpmiddelen van klasse III; |
— |
actieve hulpmiddelen van klasse IIb die zijn bestemd voor het toedienen en/of onttrekken van een geneesmiddel. |
Zoals bepaald in artikel 54, lid 2, van de verordening betreffende medische hulpmiddelen kunnen die hulpmiddelen echter vrijgesteld zijn van de procedure inzake raadpleging over de klinische evaluatie onder de volgende specifieke omstandigheden:
a) |
indien een uit hoofde van de verordening betreffende medische hulpmiddelen afgegeven certificaat wordt verlengd; |
b) |
indien het hulpmiddel is ontworpen door een reeds door dezelfde fabrikant met hetzelfde beoogde doel in de handel gebracht hulpmiddel te wijzigen, mits de fabrikant tot tevredenheid van de aangemelde instantie heeft aangetoond dat de wijzigingen geen negatieve invloed hebben op de baten-risicoverhouding van het hulpmiddel (2); |
c) |
indien de beginselen voor de klinische evaluatie van het hulpmiddelentype of de hulpmiddelencategorie zijn behandeld in gemeenschappelijke specificaties (GS), en de aangemelde instantie bevestigt dat de door de fabrikant voor dit hulpmiddel verrichte klinische evaluatie in overeenstemming is met de toepasselijke GS voor klinische evaluaties van dit soort hulpmiddelen. |
Overeenkomstig bijlage IX, punt 5.1, onder c) en d), bij de verordening betreffende medische hulpmiddelen beslissen de deskundigenpanels binnen 21 dagen, onder toezicht van de Commissie, om al dan niet een wetenschappelijk advies uit te brengen over het beoordelingsverslag van de aangemelde instantie over klinische evaluatie op basis van het door de fabrikant geleverde klinische bewijs, met name betreffende de vaststelling van de baten-risicoverhouding, de mate van overeenstemming van dat bewijs met de medische indicatie of indicaties en het PMCF-plan. De beslissing wordt genomen op basis van de volgende criteria:
i) |
het vernieuwende karakter van het hulpmiddel of van de daarmee verband houdende klinische procedure alsmede het mogelijkerwijs zeer significante klinische of gezondheidseffect ervan; |
ii) |
een aanzienlijk nadelige verandering in het baten-risicoprofiel van een specifieke categorie of groep hulpmiddelen als gevolg van wetenschappelijk gefundeerde bezorgdheid over de gezondheid in verband met bestanddelen of bronmateriaal, of in verband met het effect op de gezondheid bij een defect van het hulpmiddel; |
iii) |
een aanzienlijk toegenomen aantal ernstige incidenten, gerapporteerd overeenkomstig artikel 87 van de verordening betreffende medische hulpmiddelen in verband met een specifieke categorie of groep hulpmiddelen. |
2. Criterium 1: vernieuwend karakter en klinisch of gezondheidseffect
Deze rubriek bevat richtsnoeren over hoe het vernieuwende karakter van een hulpmiddel of de daarmee gepaard gaande klinische procedure kan worden beoordeeld en hoe het mogelijkerwijs zeer significante klinische of gezondheidseffect ervan moet worden ingeschat.
Het criterium “vernieuwend karakter” houdt rechtstreeks verband met het hulpmiddel of de daarmee verband houdende klinische procedure die wordt beoordeeld en kan dus worden geëvalueerd op basis van de beschikbare documenten, d.w.z. het beoordelingsverslag van de aangemelde instantie over klinische evaluatie evenals de begeleidende documenten, in het bijzonder het verslag over de klinische evaluatie van de fabrikant.
Vernieuwend karakter betekent doorgaans dat er een gebrek aan ervaring is met betrekking tot de veiligheid en prestaties van het hulpmiddel of specifieke eigenschappen van het hulpmiddel of de daarmee verband houdende klinische procedure, en dat er geen soortgelijke hulpmiddelen zijn of er onvoldoende ervaring is met soortgelijke hulpmiddelen om een duidelijke waardering van de toekomstige reële veiligheid en prestaties mogelijk te maken. In geval van innovatie op basis van wijzigingen van vorige varianten van het hulpmiddel kan relevante informatie die afkomstig is van het toezicht na het in de handel brengen echter wel beschikbaar zijn en moet daar rekening mee worden gehouden. Hiertoe moet het deskundigenpanel het klinische of gezondheidseffect in combinatie met het vernieuwende karakter inschatten. Een vernieuwend karakter alleen is niet voldoende aanleiding om te besluiten een wetenschappelijk advies uit te brengen. Het panel moet eerder rekening houden met eventuele significante klinische en/of gezondheidseffecten die uit dat vernieuwende karakter voortvloeien.
Omgekeerd zullen potentiële klinische of gezondheidseffecten die geen verband houden met een vernieuwend hulpmiddel (of met vernieuwende eigenschappen van een hulpmiddel) of een vernieuwende klinische procedure, geen aanleiding vormen voor een nieuw wetenschappelijk advies.
2.1. Beoordeling van dimensies van het vernieuwende karakter
Bij het beoordelen van het vernieuwende karakter omvatten relevante dimensies van een hulpmiddel waarin het vernieuwende karakter en de innovatie overduidelijk kunnen zijn, mogelijk de hieronder opgesomde dimensies, maar zijn ze er niet toe beperkt. Om consistentie te verzekeren, moeten de deskundigen terdege en systematisch rekening houden met deze dimensies wanneer ze het mogelijk vernieuwende karakter van een hulpmiddel beoordelen:
A)
— |
Vernieuwende klinische procedure of chirurgische procedure die verband houdt met onder meer een vernieuwing of verandering in:
|
B)
— |
Vernieuwend medisch doel, waaronder een nieuw beoogd doel van het hulpmiddel met betrekking tot de klinische setting, de ernst en het stadium van ziekte, de plaats in het lichaam, de doelpopulatie (leeftijd, anatomie, fysiologie, geslacht), met bijzondere aandacht voor hulpmiddelen die worden gebruikt in de kindergeneeskunde. Vernieuwende hulpmiddelen kunnen bijvoorbeeld tot doel hebben tegemoet te komen aan voordien onvervulde medische noden, hetzij voor een ziekte als geheel of voor specifieke aanduidingen of patiëntenpopulaties, binnen een ruimer beoogd doel; |
— |
Vernieuwend ontwerp, waaronder nieuwe/gewijzigde specificaties en kenmerken zoals fysisch-chemische kenmerken (bv. mechanische kenmerken, viscositeit, oppervlaktekenmerken, golflengte, soort en energie-intensiteit), vorm, grootte en softwarealgoritmes indien deze zaken integraal deel uitmaken van de werking van het hulpmiddel; |
— |
Vernieuwend werkingsmechanisme, waaronder als gevolg van nieuwe/gewijzigde fysische of chemische kenmerken. In geval van een combinatieproduct dient er rekening te worden gehouden met nieuwe farmacologische, immunologische en metabole kenmerken van de geneeskrachtige substantie; |
— |
Vernieuwende materialen, waaronder met name nieuwe/gewijzigde materialen of stoffen die in contact komen met menselijke weefsels of lichaamsvloeistoffen, veranderingen in duur van het contact, of in de vrijgavekenmerken van substanties, waaronder afbraakproducten en uit het materiaal lekkende stoffen. Materialen omvatten ook de eigenschappen van het oppervlak van het hulpmiddel, zoals specifieke bekledingen en oppervlaktebehandelingen; |
— |
Vernieuwende plaats van de toediening voor een gevestigd materiaal, wat leidt tot nieuw/gewijzigd contact met en/of mechanische belasting van dezelfde of andere weefsels; |
— |
Vernieuwende componenten, waaronder onderdelen, stukken software die een integraal onderdeel vormen dat is vereist voor de werking van het hulpmiddel; |
— |
Vernieuwend vervaardigingsproces, waaronder bijvoorbeeld de vervaardiging van additieven, bioprinting, sterilisatieprocessen in verband met de stand van de techniek. |
Verwacht wordt dat de informatie die door de aangemelde instantie wordt overgemaakt aan de deskundigenpanels, in sommige gevallen in de eerste plaats de inschatting van dimensies van het vernieuwende karakter mogelijk maakt in verband met het medische doel en de daarmee gepaard gaande klinische procedure.
Doorgaans is er geen wetenschappelijk advies vereist wanneer het niveau van vernieuwend karakter niet hoog is en er geen zeer significant potentieel negatief klinisch en/of gezondheidseffect is. Een wetenschappelijk advies is evenwel vereist wanneer er, los van de geschatte mate van vernieuwend karakter, een zeer significant negatief klinisch of gezondheidseffect wordt verwacht.
2.2. Beoordeling van zeer significant klinisch of gezondheidseffect
Zodra het deskundigenpanel het niveau van vernieuwend karakter heeft beoordeeld, moet het mogelijke klinische of gezondheidseffect dat uit dit vernieuwende karakter voortvloeit, worden beoordeeld.
A)
Op basis van de definitie van de term “klinisch voordeel” die uiteengezet wordt in artikel 2, punt 53, van de verordening betreffende medische hulpmiddelen, d.w.z. “de positieve effecten van een hulpmiddel op de gezondheid van een persoon, uitgedrukt als belangrijke, meetbare, voor de patiënt relevante klinische resultaten, met inbegrip van diagnoseresultaten of een positief effect op de patiëntenzorg of de volksgezondheid”, wordt klinisch effect in deze context begrepen als het geheel van voordelen, gevaren en daarmee verband houdende risico’s op individueel niveau. In het geval van volledig nieuwe hulpmiddelen zal informatie die relevant is voor het inschatten van het klinisch effect doorgaans afkomstig zijn van informatie over de klinische evaluatie die is verkregen tijdens de fase vóór het in de handel brengen. Voor wijzigingen van bestaande hulpmiddelen kan de evaluatie van het klinische effect bovendien ook putten uit beschikbare informatie na het op de markt brengen, met name het PMCF-verslag.
Klinisch effect verwijst naar:
— |
klinische resultaten die leiden tot veranderingen in mortaliteit, morbiditeit, met de gezondheid verband houdende kwaliteit van leven, belasting van behandeling, duur van ziekenhuisopname, wijze van toediening, ernst, intensiteit, duur en timing van de effecten, de nood aan een herhaling van de medische of chirurgische interventie, en het rekening houden met voorkeuren, aanvaardbaarheid, bruikbaarheid evenals, indien relevant, de therapietrouw van patiënt; |
— |
klinisch voordeel of zeer significante bijdrage tot de zorg van individuele patiënten of specifieke groepen van patiënten, d.w.z. veranderingen in klinische prestaties en/of veiligheidsprofiel die leiden tot klinische voordelen vergeleken met bestaande, geavanceerde methoden; |
— |
negatieve klinische resultaten, klinische gevaren en daarmee verband houdende risico’s; |
— |
risico’s die verband houden met potentiële ernst, soorten, aantal en percentages van ongewenste voorvallen, incidenten, kans en duur van ernstige ongewenste voorvallen en van ernstige incidenten (artikel 2, punten 57, 58, 64 en 65, van de verordening betreffende medische hulpmiddelen); |
— |
risico’s die verband houden met incompatibiliteit met het gebruik van andere medische hulpmiddelen; |
— |
risico’s die verband houden met specifieke groepen van patiënten, met de nadruk op kwetsbare patiëntengroepen (bv. kinderen, ouderen, zwangere vrouwen enz.); |
— |
risico’s die verband houden met storingen van het medische hulpmiddel als gevolg van redelijk voorzienbare, ongepaste gebruiksomstandigheden en verkeerd gebruik. |
B)
Onder gezondheidseffect wordt in deze context begrepen de netto potentiële voordelen en risico’s die voortvloeien uit de klinische effecten op populatieniveau en hoofdzakelijk in verband met het gebruik van het hulpmiddel in reële omstandigheden na het op de markt brengen. In het bijzonder:
— |
effecten op individueel niveau die cumulatief worden uitgedrukt op populatieniveau, d.w.z. beoordelen van de omvang van de effecten, de potentieel blootgestelde populatie en de duur van de effecten; |
— |
waarschijnlijkheid van ernstige bedreiging voor de volksgezondheid (artikel 2, punt 66, van de verordening betreffende medische hulpmiddelen); |
— |
verwachten van een te rechtvaardigen hoge marktpenetratie als gevolg van innovatie, wat leidt tot een grotere opname van het hulpmiddel en derhalve tot een hoger aantal patiënten die aan het hulpmiddel worden blootgesteld en, als gevolg daarvan, een hogere algemene kans op schade die zich voordoet, wat leidt tot een hoger nettorisico. |
Risico wordt in artikel 2, punt 23, van de verordening betreffende medische hulpmiddelen gedefinieerd als de combinatie van de kans dat er schade optreedt en de ernst van die schade.
C)
Bij het beoordelen van mogelijkerwijs zeer significante klinische of gezondheidseffecten die het gevolg zijn van het vernieuwende karakter, moet het panel, in de context van bovengenoemde richtsnoeren, rekening houden met de volgende zaken:
— |
Nadruk op gevaren, schade en risico’s: De term “effect” is a priori neutraal en kan positieve effecten (voordelen) en negatieve effecten (gevaren en daarmee verband houdende risico’s) omvatten. De focus van de beoordeling van het effect moet dan ook liggen op de evaluatie en inschatting van negatieve effecten of resultaten, waaronder de kans dat er schade optreedt en de ernst van die schade. Het beoordelingsverslag van de aangemelde instantie over klinische evaluatie moet voldoende informatie bevatten met betrekking tot klinische risico’s, anders kan de aangemelde instantie worden verzocht haar conclusies betreffende de vaststelling van de baten-risicoverhouding voor te stellen; |
— |
In overweging nemen van mogelijke effecten: Overeenkomstig bijlage IX, punt 5.1, onder c), bij de verordening betreffende medische hulpmiddelen moet de beoordeling van het klinisch of gezondheidseffect ook rekening houden met mogelijke resultaten, d.w.z. effecten waarvoor er geen rechtstreeks bewijs is (bv. van klinische data) maar die zich misschien en realistisch gezien met een voldoende hoge frequentie in reële omstandigheden kunnen voordoen om te leiden tot een zeer significant klinisch en gezondheidseffect. Het concept “risico” omvat ook de kans dat zich een (negatief) resultaat voordoet en daarom moet er met deze kans rekening worden gehouden. Ten slotte moeten de deskundigen zorgvuldig rekening houden met onzekerheden met betrekking tot inschattingen van de ernst van schade en de omvang van risico’s; |
— |
Raming van de ernst van effecten: bijlage IX, punt 5.1, onder c), bij de verordening betreffende medische hulpmiddelen vereist dat er rekening wordt gehouden met mogelijkerwijs zeer significante klinische of gezondheidseffecten. De deskundigenpanels moeten de ernst van de effecten dus inschatten op basis van hun klinische ervaring en hun kennis van de gepubliceerde literatuur betreffende vergelijkbare gevallen. Daarnaast moet er, indien nuttig en beschikbaar, rekening worden gehouden met informatie die wordt verstrekt in het kader van de criteria die uiteengezet zijn onder ii) en iii) in verband met bezorgdheid over de gezondheid en verhoogde percentages van ernstige incidenten van relevante groepen of categorieën van hulpmiddelen. |
Voor een inschatting van de ernst dient er rekening te worden gehouden met de volgende aspecten:
— |
is er een mogelijk significant risico voor de volksgezondheid dat verband houdt met morbiditeit en mortaliteit? |
— |
wat is de geschatte ernst van mogelijke ongewenste bijwerkingen en het effect daarvan op de mortaliteit, morbiditeit en gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven? |
— |
zijn er effecten die mogelijk levensbedreigende ziektes en aandoeningen kunnen veroorzaken? |
— |
in hoeverre hebben de effecten gevolgen voor de veiligheid of verstrekking van volksgezondheid of patiëntenzorg? |
2.3. Onzekerheden
De beoordeling van het vernieuwende karakter en de daaruit voortvloeiende klinische of gezondheidseffecten kunnen ruimte laten voor onzekerheden. Hoewel alle medische hulpmiddelen een klinisch bewijs van voldoende kwantiteit en kwaliteit moeten hebben om een positieve baten-risicoconclusie te ondersteunen, kan het zijn dat vernieuwende hulpmiddelen beperkte reële gegevens hebben. Dit kan leiden tot een verandering van de baten-risicoconclusie zodra de hulpmiddelen ter beschikking zijn gesteld van een bredere patiëntenpopulatie.
Het panel wordt aangemoedigd om mogelijke onzekerheden op te tekenen met het oog op het nemen van de definitieve beslissing betreffende de nood aan een wetenschappelijk advies.
Als er veel onzekerheden zijn in verband met het vernieuwende karakter of het klinische of gezondheidseffect, moet de nood aan een wetenschappelijk advies geval per geval worden aangepakt. Een hoge mate van onzekerheid kan bijvoorbeeld de beslissing rechtvaardigen om een wetenschappelijk advies in te winnen, zelfs wanneer het vernieuwende karakter en het daaruit voortvloeiende negatieve klinische of gezondheidseffect niet als zeer significant worden beschouwd. In geval het deskundigenpanel het als gevolg van een hoge mate van onzekerheid noodzakelijk acht een wetenschappelijk advies uit te brengen, moet het een beknopte uitleg verstrekken en daarbij in het bijzonder wijzen op de resterende onzekerheden en de reden waarom zij worden beschouwd als verband houdend met risico’s.
Terwijl het deskundigenpanel zijn deskundige kennis ten volle gebruikt, wordt er niet van verwacht dat het een risicobeoordeling van het hulpmiddel uitvoert, maar dat het zijn beslissing baseert op de informatie die is verstrekt door de aangemelde instantie.
3. Criterium 2: wetenschappelijk gefundeerde bezorgdheid over de gezondheid
Medische hulpmiddelen kunnen om veel verschillende redenen in verband worden gebracht met bezorgdheid over de gezondheid. In het kader daarvan vermeldt de verordening betreffende medische hulpmiddelen, in de context van bijlage IX, punt 5.1, onder c), een aanzienlijk nadelige verandering in het baten-risicoprofiel van een specifieke categorie of groep hulpmiddelen als gevolg van wetenschappelijk gefundeerde bezorgdheid over de gezondheid in verband met bestanddelen of bronmateriaal, of in verband met het effect op de gezondheid bij een defect van het hulpmiddel.
Bezorgdheid over gezondheid komt vaak pas aan het licht zodra hulpmiddelen op de markt zijn en in reële omstandigheden worden gebruikt. Informatie over een dergelijke bezorgdheid kan relevant zijn voor het te beoordelen hulpmiddel, in het bijzonder wanneer het hulpmiddel gebruikmaakt van componenten of bronmaterialen die in verband worden gebracht met onaanvaardbare niveaus van ongewenste bijwerkingen of die mogelijk zijn getroffen door dezelfde defecttoestand als hulpmiddelen waarvan bekend is dat ze onaanvaardbare niveaus van ongewenste bijwerkingen hebben. Informatie in verband met één specifiek hulpmiddel door één enkele fabrikant, van verscheidene fabrikanten die ook dezelfde componenten en bronmaterialen van één enkel geval gebruiken, is meestal onvoldoende als basis om een wetenschappelijk advies uit te lokken. De beschikbare informatie moet voldoende betrouwbaar en gefundeerd zijn om een wetenschappelijk advies uit te lokken.
3.1. Indicaties voor bezorgdheid over de gezondheid op basis van de kennis en expertise van het deskundigenpanel
In specifieke gevallen kunnen deskundigen in de panels informatie hebben over bezorgdheid over de gezondheid in verband met groepen of categorieën van hulpmiddelen als gevolg van het feit dat die bezorgdheid bekend is en/of wordt besproken in de relevante wetenschappelijke en klinische literatuur, waaronder observationele studies en informatie van relevante registers. Zowel het verslag over de klinische evaluatie als het beoordelingsverslag van de aangemelde instantie over klinische evaluatie, die de basis van de beoordeling zullen verstrekken, kunnen ook verwijzingen naar relevante publicaties omvatten.
In gevallen waarin deskundigen ervan overtuigd zijn dat er bewijs is dat wijst in de richting van een gefundeerde bezorgdheid over de gezondheid, moet er rekening worden gehouden met de betrouwbaarheid van dat bewijs en met de relevantie voor het te beoordelen hulpmiddel:
|
met betrekking tot betrouwbaarheid moet dit de volgende zaken omvatten:
|
|
met betrekking tot relevantie moet dit de volgende zaken omvatten:
|
In geval het panel ervan overtuigd is dat de beschikbare informatie voldoende betrouwbaar en relevant is om een wetenschappelijk advies uit te lokken, moet het panel zijn beslissing indien nodig rechtvaardigen.
3.2. Indicaties voor bezorgdheid over de gezondheid op basis van informatie die is verstrekt door het secretariaat van de Commissie
Relevante informatie kan ook aan het panel worden verstrekt door het secretariaat van de Commissie van de deskundigenpanels. Deze informatie zou meestal afkomstig zijn van de volgende bronnen:
a) |
Toezicht na het in de handel brengen en bewakingsactiviteiten van fabrikanten, met name de melding van ernstige incidenten individueel of door middel van periodiek samenvattende verslagen evenals corrigerende acties in verband met de veiligheid in het veld. Beide moeten worden gemeld in de databank voor medische hulpmiddelen (EUDAMED) van de EU zodra ze operationeel zijn en zijn toegankelijk voor lidstaten en de Commissie (artikel 87 van de verordening betreffende medische hulpmiddelen). Mogelijk kan het deskundigenpanel aan de hand van die informatie conclusies trekken over relevante bezorgdheid over de gezondheid, in het bijzonder als die beschikbaar is voor groepen of categorieën van hulpmiddelen en op een wijze dat plausibele oorzakelijke verbanden kunnen worden geïdentificeerd. |
b) |
Afhankelijk van de klasse moeten fabrikanten periodieke veiligheidsverslagen voor hulpmiddelen indienen. Periodieke veiligheidsverslagen bevatten de conclusies van gegevens over toezicht na het in de handel brengen gedurende de hele levenscyclus van het hulpmiddel. Ze moeten updates omvatten van de vaststelling van de baten-risicoverhouding, de voornaamste bevindingen van PMCF-studies en aanduidingen van verkoopvolumes, die inter alia de overweging van specifieke risico’s op populatieniveau mogelijk maken. Voor implanteerbare hulpmiddelen van klasse III kunnen ze dus een bron van informatie vormen die relevant is voor de deskundigenpanels. |
c) |
Trendverslagen (artikel 88 van de verordening betreffende medische hulpmiddelen) vormen een andere bron van informatie. Fabrikanten moeten trendverslagen verstrekken in geval van statistisch significante toenames in de frequentie of ernst van niet-ernstige incidenten of van verwachte ongewenste bijwerkingen die:
|
d) |
Fabrikanten moeten een samenvatting maken van de veiligheids- en klinische prestaties voor implanteerbare hulpmiddelen en hulpmiddelen van klasse III. In de samenvatting van de veiligheids- en klinische prestaties moeten de klinische evaluatie en de PMCF-studies worden uiteengezet, en deze moet informatie bevatten over vorige generaties en varianten van het hulpmiddel. Deze informatie kan relevant zijn voor mogelijke bezorgdheid over de gezondheid in verband met implanteerbare hulpmiddelen van klasse III (zie artikel 54, lid 2, onder b) van de verordening betreffende medische hulpmiddelen). |
4. Criterium 3: significant verhoogd percentage van ernstige incidenten
Informatie over de melding van significante stijgingen van ernstige incidenten volgens de wettelijke verplichtingen voor fabrikanten (artikel 87 van de verordening betreffende medische hulpmiddelen) kan worden verstrekt door het secretariaat van de Commissie, indien beschikbaar en ingeval die informatie als relevant wordt beschouwd voor de activiteiten van de deskundigenpanels.
Het deskundigenpanel moet geval per geval bepalen of een bepaalde reeks informatie in verband met ernstige incidenten relevant is voor het te beoordelen hulpmiddel. Het panel moet zijn redenering rechtvaardigen ingeval de door het secretariaat verstrekte gegevensset voor incidenten als voldoende wordt beschouwd om een wetenschappelijk advies uit te lokken.
5. Herzieningsclausule
Op basis van de ervaring die is opgedaan tijdens de eerste ambtstermijn van de deskundigenpanels, kan de Commissie overwegen dit richtsnoer te herzien.
(1) PB L 117, 5.5.2017, blz. 1.
(2) MDCG 2019-3 Interpretatie van artikel 54, lid 2, onder b), herz. 1; beschikbaar op https://ec.europa.eu/docsroom/documents/40661
7.8.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 259/9 |
ADMINISTRATIEVE COMMISSIE VOOR DE COÖRDINATIE VAN DE SOCIALEZEKERHEIDSSTELSELS
BESLUIT nr. H9
van 17 juni 2020
betreffende het uitstel van de in de artikelen 67 en 70 van Verordening (EG) nr. 987/2009 evenals van de in Besluit nr. S9 genoemde termijnen vanwege de COVID‐19-pandemie
(Voor de EER en voor de overeenkomst Europese Gemeenschap/Zwitserland relevante tekst)
(2020/C 259/03)
DE ADMINISTRATIEVE COMMISSIE VOOR DE COÖRDINATIE VAN DE SOCIALEZEKERHEIDSSTELSELS,
Gezien artikel 72, onder a), van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (1), waarin wordt bepaald dat de Administratieve Commissie verantwoordelijk is voor de behandeling van alle vraagstukken van administratieve of interpretatieve aard, voortvloeiende uit de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (2),
Gezien artikel 35 en artikel 65, lid 8, van Verordening (EG) nr. 883/2004 en artikelen 67 en 70 van Verordening (EG) nr. 987/2009,
Gezien de jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie volgens welke een beroep kan worden gedaan op overmacht indien de niet-naleving van de wettelijke verplichtingen is toe te schrijven aan abnormale en onvoorzienbare omstandigheden die niet konden worden voorkomen ondanks alle noodzakelijke maatregelen die zijn genomen (zie het arrest van het Hof van Justitie van 13 juli 1995, Perrotta, C‐391/93, ECLI:EU:C:1995:240),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De lidstaten zijn op een unieke manier getroffen door de gevolgen van de COVID‐19-uitbraak. De crisis belemmert de gebruikelijke werkprocedures bij de betrokken instellingen in de lidstaten aanzienlijk en leidt tot een uitzonderlijke situatie waarin de normale werking van de vergoedingsprocedures niet mogelijk is. |
(2) |
Bij de toepassing van de regels inzake terugbetaling in de artikelen 67 en 70 van Verordening (EG) nr. 987/2009 moet het unieke karakter van de situatie in aanmerking worden genomen. |
(3) |
Aangezien de lidstaten en hun bevoegde instellingen tot nu toe anders zijn getroffen door de COVID‐19-uitbraak en de verdere ontwikkeling van de uitbraak nog niet voorspelbaar is, moet de situatie voortdurend in het oog worden gehouden. Waar en wanneer het nodig is, kan dit besluit dienovereenkomstig worden gewijzigd en kunnen aanvullende overeenkomsten tussen de lidstaten worden gesloten, |
BESLUIT:
1. |
Alle in de artikelen 67 en 70 van Verordening (EG) nr. 987/2009 en in Besluit nr. S9 vermelde termijnen voor indiening en betaling eindigend in de periode van 1 februari 2020 tot en met 31 december 2020 worden voor een periode van zes maanden verlengd. |
2. |
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het is van toepassing met ingang van 18 juni 2020. |
De voorzitter van de Administratieve Commissie
Blaženka KAMENJAŠEVIĆ
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN
7.8.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 259/10 |
Kennisgeving van de regering van Denemarken overeenkomstig Richtlijn 2009/119/EG van de Raad houdende verplichting voor de lidstaten om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden
(2020/C 259/04)
Overeenkomstig artikel 9, lid 4, van Richtlijn 2009/119/EG van de Raad van 14 september 2009 houdende verplichting voor de lidstaten om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden (1), geeft Denemarken hierbij kennis van zijn doelstelling speciale voorraden aan te houden.
1. |
De omvang van de speciale voorraden die Denemarken verklaart in opslag te houden, komt overeen met dertig dagen gemiddeld dagelijks verbruik. |
2. |
Deze opslagdoelstelling geldt voor de periode van 1 juli 2020 tot en met 30 juni 2021. |
3. |
De specifieke voorraden bestaan uit producten van de volgende categorieën:
|
4. |
De voorraden zijn in het bezit van en worden aangehouden door de Deense centrale instantie voor het beheer van de olievoorraad, Foreningen Danske Olieberedskabslagre (FDO). |