ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 175

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

63e jaargang
25 mei 2020


Inhoud

Bladzijde

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Hof van Justitie van de Europese Unie

2020/C 175/01

Laatste publicaties van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese Unie

1

 

Hof van Justitie

2020/C 175/02

Eedaflegging door een nieuw lid van het Hof

2


 

V   Bekendmakingen

 

GERECHTELIJKE PROCEDURES

 

Hof van Justitie

2020/C 175/03

Zaak C-87/20: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Bundesfinanzhof (Duitsland) op 19 februari 2020 — Hauptzollamt B / XY

3

2020/C 175/04

Zaak C-95/20: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administrativen sad Varna (Bulgarije) op 25 februari 2020 — VARCHEV FINANS EOOD/Komisia za finansov nadzor

4

2020/C 175/05

Zaak C-105/20: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal du travail de Nivelles (arbeidsrechtbank Nijvel) (België) op 27 februari 2020 — UF / Landsbond van Onafhankelijke Ziekenfondsen (Partenamut) (LOZ)

5

2020/C 175/06

Zaak C-122/20 P: Hogere voorziening ingesteld op 21 februari 2020 door Bruno Gollnisch tegen de beschikking van het Gerecht (Vijfde kamer) van 10 december 2019 in zaak T-319/19, Bruno Gollnisch/Europees Parlement

6

2020/C 175/07

Zaak C-125/20: Beroep ingesteld op 4 maart 2020 — Europese Commissie / Koninkrijk Spanje

6

 

Gerecht

2020/C 175/08

Zaak T-732/16: Arrest van het Gerecht van 12 maart 2020 — Valencia Club de Fútbol / Commissie (Staatssteun – Steun van Spanje ten gunste van bepaalde professionele voetbalclubs – Garantie – Besluit waarbij de steun onverenigbaar met de interne markt wordt verklaard – Voordeel – Onderneming in moeilijkheden – Criterium van de particuliere investeerder – Richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun voor ondernemingen in moeilijkheden – Steunbedrag – Begunstigde van de steun – Beginsel van non-discriminatie – Motiveringsplicht)

8

2020/C 175/09

Zaak T-901/16: Arrest van het Gerecht van 12 maart 2020 — Elche Club de Fútbol / Commissie (Staatssteun – Steun van Spanje ten gunste van bepaalde professionele voetbalclubs – Garantie – Besluit waarbij de steun onverenigbaar met de interne markt wordt verklaard – Indirecte begunstigde – Toerekenbaarheid aan de staat – Voordeel – Criterium van de particuliere investeerder)

9

2020/C 175/10

Zaak T-383/17: Arrest van het Gerecht van 2 april 2020 — Hansol Paper/Commissie (Dumping – Invoer van bepaald licht thermisch papier van oorsprong uit de Republiek Korea – Definitief antidumpingrecht – Berekening van de dumpingmarge – Berekening van de schademarge – Vaststelling van de schade)

9

2020/C 175/11

Zaak T-571/17: Arrest van het Gerecht van 2 april 2020 — UG / Commissie [Openbare dienst – Arbeidscontractanten – Overeenkomst voor onbepaalde tijd – Artikel 47, onder c), i), RAP – Beëindiging met inachtneming van de opzegtermijn – Gronden voor de beëindiging – Gedrag in de dienst en werkhouding die niet verenigbaar zijn met het belang van de dienst – Kennelijk onjuiste beoordeling – Toezicht op de materiële juistheid van de feiten – Ontbreken van bewijs – Aansprakelijkheid – Materiële schade – Betaling van de verschuldigde salarissen]

10

2020/C 175/12

Zaak T-734/17: Arrest van het Gerecht van 26 maart 2020 — ViaSat/Commissie [Toegang tot documenten – Verordening (EG) nr. 1049/2001 – Exploitant van mobiele satellietsystemen – Documenten die aan de Commissie zijn overgelegd door een in het kader van een aanbesteding geselecteerde kandidaat – Impliciete en expliciete weigering van toegang – Uitzondering betreffende de bescherming van de commerciële belangen van een derde – Hoger openbaar belang – Gedeeltelijke weigering van toegang]

11

2020/C 175/13

Zaak T-385/17: Arrest van het Gerecht van 12 maart 2020 — Eurofer / Commissie [Dumping – Invoer van warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Brazilië, Iran, Rusland en Oekraïne – Beëindiging van de procedure met betrekking tot de invoer uit Servië – Vaststelling van schade – Cumulatieve beoordeling van de gevolgen van de invoer uit meer dan één land – Artikel 3, lid 4, van verordening (EU) 2016/1036 – Beëindiging van de procedure zonder maatregelen – Artikel 9, lid 2, van verordening 2016/1036 – Definitieve mededeling van de essentiële feiten en overwegingen op grond waarvan wordt overwogen de instelling van definitieve maatregelen of de beëindiging van een onderzoek of procedure zonder maatregelen aan te bevelen – Artikel 20, lid 2, van verordening 2016/1036]

12

2020/C 175/14

Zaak T-81/18: Arrest van het Gerecht van 2 april 2020 — Barata / Parlement (Openbare dienst – Ambtenaren – Bevordering – Certificeringsprocedure – Bevorderingsronde 2016 – Uitsluiting van de definitieve lijst van ambtenaren die het opleidingsprogramma mogen volgen – Artikel 45 bis van het Statuut – Motiveringsplicht – Kennelijk onjuiste beoordeling – Gelijke behandeling – Rechten van de verdediging)

13

2020/C 175/15

Zaak T-215/18: Arrest van het Gerecht van 12 maart 2020 — QB / ECB (Openbare dienst – Personeel van de ECB – Beoordeling – Beoordelingsrapport 2016 – Opsteller van het beoordelingsrapport – Kennelijk onjuiste beoordeling – Ziekteverlof – Nieuwe tewerkstelling – Besluit houdende weigering van een salarisverhoging – Bevoegdheid van degene die het bestreden besluit heeft vastgesteld – Aansprakelijkheid)

14

2020/C 175/16

Zaak T-474/18: Arrest van het Gerecht van 2 april 2020 — Veit / ECB (Openbare dienst – Personeel van de ECB – Bezoldiging – Vergelijkend onderzoek – Gelijke behandeling van interne en externe kandidaten – Indeling in salaristrap)

14

2020/C 175/17

Zaak T-484/18: Arrest van het Gerecht van 12 maart 2020 — XB / ECB (Openbare dienst – Personeel van de ECB – Bezoldiging – Kostwinnerstoelage – Toelage voor een kind ten laste – Schooltoelage en toelage voor kinderopvang – Voorwaarden – Afwijzing van verzoeken om in aanmerking te komen voor die toelagen – Aanstellingsvoorwaarden van personeel met een overeenkomst voor beperkte tijd – Voorwaarden en regels voor arbeidsovereenkomsten van beperkte tijd)

15

2020/C 175/18

Zaak T-531/18: Arrest van het Gerecht van 12 maart 2020 — LL-Carpenter/Commissie [Mededinging – Mededingingsregelingen – Tsjechische markt voor motorvoertuigen – Besluit tot afwijzing van een klacht – Artikel 7 van verordening (EG) nr. 773/2004 – Artikel 13, lid 2, van verordening (EG) nr. 1/2003 – Motiveringsplicht]

16

2020/C 175/19

Zaak T-547/18: Arrest van het Gerecht van 26 maart 2020 — Teeäär / ECB (Openbare dienst – ECB-Personeel – Programma voor ondersteuning bij de overstap naar een loopbaan buiten de ECB – Afwijzing van het verzoek om deelname – Voorwaarden voor deelname – Verschillende anciënniteit vereist naargelang een personeelslid in een enkelvoudige dan wel dubbele salarisschaal is ingedeeld – Indeling in een salarisschaal naar gelang van het type functie – Gelijke behandeling – Evenredigheid – Kennelijke beoordelingsfout)

16

2020/C 175/20

Zaak T-646/18: Arrest van het Gerecht van 26 maart 2020 — Bonnafous/Commissie [Toegang tot documenten – Verordening (EG) nr. 1049/2001 – Auditverslag van het HR-management bij EACEA – Weigering van toegang – Uitzondering betreffende de bescherming van het doel van inspecties, onderzoeken en audits]

17

2020/C 175/21

Zaak T-77/19: Arrest van het Gerecht van 26 maart 2020 — Alcar Aktiebolag/EUIPO — Alcar Holding (alcar.se) [Uniemerk – Oppositieprocedure – Aanvraag voor Uniebeeldmerk alcar.se – Ouder Uniewoordmerk ALCAR – Relatieve weigeringsgrond – Verwarringsgevaar – Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001]

17

2020/C 175/22

Zaak T-85/19: Arrest van het Gerecht van 12 maart 2020 — Gwo Chyang Biotech/EUIPO — Norma (KinGirls) [Uniemerk – Oppositieprocedure – Aanvraag voor Uniebeeldmerk KinGirls – Ouder Duits woordmerk King – Relatieve weigeringsgrond – Verwarringsgevaar – Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001]

18

2020/C 175/23

Zaak T-296/19: Arrest van het Gerecht van 12 maart 2020 — Sumol + Compal Marcas/EUIPO — Heretat Mont-Rubi (SUM011) [Uniemerk – Oppositieprocedure – Aanvraag voor Uniewoordmerk SUM011 – Ouder Uniebeeldmerk Sumol en ouder nationaal woordmerk SUMOL – Relatieve weigeringsgrond – Geen verwarringsgevaar – Geen soortgelijke waren en diensten – Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001]

19

2020/C 175/24

Zaak T-312/19: Arrest van het Gerecht van 26 maart 2020 — Wilhelm Sihn jr./EUIPO — Golden Frog (CHAMELEON) [Uniemerk – Oppositieprocedure – Aanvraag voor Uniewoordmerk CHAMELEON – Oudere internationale en nationale woordmerken CHAMELEON – Relatieve weigeringsgrond – Geen verwarringsgevaar – Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001]

19

2020/C 175/25

Zaak T-321/19: Arrest van het Gerecht van 12 maart 2020 — Maternus/EUIPO — adp Gauselmann (Jokers WILD Casino) [Uniemerk – Procedure tot vervallenverklaring – Uniebeeldmerk Jokers WILD Casino – Motiveringsplicht – Artikel 94, lid 1, eerste volzin, van verordening (EU) 2017/1001 – Geen normaal gebruik van het merk – Artikel 58, lid 1, onder a), van verordening 2017/1001]

20

2020/C 175/26

Zaak T-343/19: Arrest van het Gerecht van 26 maart 2020 — Conlance/EUIPO — LG Electronics (SONANCE) [Uniemerk – Oppositieprocedure – Aanvraag voor Uniewoordmerk SONANCE – Ouder nationaal woordmerk conlance – Absolute weigeringsgrond – Geen verwarringsgevaar – Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001]

21

2020/C 175/27

Zaak T-352/19: Arrest van het Gerecht van 12 maart 2020 — Gamma-A/EUIPO — Zivju pārstrādes uzņēmumu serviss (Verpakking van levensmiddelen) [Gemeenschapsmodel – Nietigheidsprocedure – Ingeschreven gemeenschapsmodel dat een verpakking van levensmiddelen weergeeft – Ouder model – Nietigheidsgrond – Geen eigen karakter – Geen andere algemene indruk – Artikel 6, lid 1, onder b), en artikel 25, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 6/2002]

21

2020/C 175/28

Zaak T-353/19: Arrest van het Gerecht van 12 maart 2020 — Gamma-A/EUIPO — Zivju pārstrādes uzņēmumu serviss (Verpakking voor levensmiddelen) [Gemeenschapsmodel – Nietigheidsprocedure – Ingeschreven gemeenschapsmodel dat een verpakking voor levensmiddelen weergeeft – Ouder model – Bewijs van openbaarmaking – Artikel 7 van verordening (EG) nr. 6/2002 – Nietigheidsgrond – Geen eigen karakter – Geen andere algemene indruk – Artikel 6, lid 1, onder b), en artikel 25, lid 1, onder b), van verordening nr. 6/2002]

22

2020/C 175/29

Zaak T-570/19: Arrest van het Gerecht van 26 maart 2020 — Muratbey Gida/EUIPO (Vorm van een gevlochten kaas) [Uniemerk – Aanvraag voor een driedimensionaal Uniemerk – Vorm van een gevlochten kaas – Absolute weigeringsgrond – Geen onderscheidend vermogen – Artikel 7, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001]

23

2020/C 175/30

Zaak T-571/19: Arrest van het Gerecht van 26 maart 2020 — Muratbey Gida/EUIPO (Vorm van een gevlochten kaas) [Uniemerk – Aanvraag voor een driedimensionaal Uniemerk – Vorm van een gevlochten kaas – Absolute weigeringsgrond – Geen onderscheidend vermogen – Artikel 7, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001]

23

2020/C 175/31

Zaak T-572/19: Arrest van het Gerecht van 26 maart 2020 — Muratbey Gida/EUIPO (Vorm van een gevlochten kaas) [Uniemerk – Aanvraag voor een driedimensionaal Uniemerk – Vorm van een gevlochten kaas – Absolute weigeringsgrond – Geen onderscheidend vermogen – Artikel 7, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001]

24

2020/C 175/32

Zaak T-129/19: Beschikking van het Gerecht van 25 maart 2020 — Necci / Commissie (Beroep tot nietigverklaring – Openbare dienst – Arbeidscontractanten – Sociale zekerheid – GSZV – Afwijzing van het verzoek om aansluiting – Tardiviteit – Nieuw en wezenlijk feit – Niet-ontvankelijkheid)

24

2020/C 175/33

Zaak T-183/19: Beschikking van het Gerecht van 13 maart 2020 — Jalkh/Parlement [Beroep tot nietigverklaring – Institutioneel recht – Wijzigingen van het Reglement van het Parlement – Uitgebreide interpellaties – Niet-inachtneming van de vormvoorschriften – Artikel 76, onder d), van het Reglement voor de procesvoering – Procesbevoegdheid – Niet rechtstreeks geraakt – Niet individueel geraakt – Regelgevingshandeling – Uitvoeringsmaatregelen – Niet-ontvankelijkheid]

25

2020/C 175/34

Zaak T-236/19: Beschikking van het Gerecht van 12 maart 2020 — Comité de Douzelage de Houffalize / Commissie en EACEA [Beroep tot nietigverklaring – Programma Europa voor de burger (2014-2020) – Oproep tot het indienen van voorstellen, Stedenbanden 2017 tweede termijn (Eacea 36/2014) – Besluit van Eacea tot afwijzing van verzoeksters kandidatuur wegens niet-naleving van een toelatingscriterium – Besluit van de Commissie waarbij het administratieve beroep betreffende het besluit van Eacea wordt verworpen – Kandidatuur van een feitelijke vereniging – Bekwaamheid om in rechte op te treden – Geen bewijs van het bestaan rechtens – Niet-ontvankelijkheid]

26

2020/C 175/35

Zaak T-507/19: Beschikking van het Gerecht van 25 maart 2020 — Lucaccioni / Commissie (Beroep tot nietigverklaring – Openbare dienst – Voorbereidende handeling – Beroep tot schadevergoeding – Beroep nauw verbonden met het beroep tot nietigverklaring – Niet-eerbiediging van de precontentieuze procedure – Niet-ontvankelijkheid)

26

2020/C 175/36

Zaak T-603/19 R: Beschikking van de president van het Gerecht van 13 maart 2020 — Helsingin Bussiliikenne / Commissie (Kort geding – Staatssteun – Besluit waarbij de steun onverenigbaar met de interne markt wordt verklaard en de terugvordering ervan wordt gelast – Verzoek tot opschorting van tenuitvoerlegging – Geen spoedeisendheid)

27

2020/C 175/37

Zaak T-612/19 R: Beschikking van de president van het Gerecht van 11 maart 2020 — Aceto Agricultural Chemicals / Commissie (Kort geding – Gewasbeschermingsmiddelen – Niet-verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof chloorprofam – Verzoek tot opschorting van tenuitvoerlegging – Geen spoedeisendheid)

28

2020/C 175/38

Zaak T-20/20 R: Beschikking van de president van het Gerecht van 13 maart 2020 — Intertranslations (Intertransleïsions) Metafraseis/Parlement (Kort geding – Overheidsopdrachten voor dienstverlening – Verzoek om voorlopige maatregelen – Geen spoedeisendheid)

28

2020/C 175/39

Zaak T-130/20: Beroep ingesteld op 27 februari 2020 — Philip Morris Products/EUIPO (SIENNA SELECTION)

29

2020/C 175/40

Zaak T-148/20: Beroep ingesteld op 9 maart 2020 — FC / EASO

29

2020/C 175/41

Zaak T-150/20: Beroep ingesteld op 24 maart 2020 — Tartu Agro / Commissie

30

2020/C 175/42

Zaak T-151/20: Beroep ingesteld op 16 maart 2020 — Tsjechië/Commissie

32

2020/C 175/43

Zaak T-161/20: Beroep ingesteld op 27 maart 2020 — Ighoga Region 10 / Commissie

33

2020/C 175/44

Zaak T-167/20: Beroep ingesteld op 20 maart 2020 — Tornado Boats International/EUIPO — Haygreen (TORNADO)

33

2020/C 175/45

Zaak T-174/20: Beroep ingesteld op 4 april 2020 — Comune di Stintino / Commissie

34

2020/C 175/46

Zaak T-175/20: Beroep ingesteld op 31 maart 2020 — Laboratorios Ern/EUIPO — Sanolie (SANOLIE)

35

2020/C 175/47

Zaak T-548/19: Beschikking van het Gerecht van 12 maart 2020 — Riginos Emporiki kai Mesitiki/EUIPO — Honda Motor (ONDA 1962)

36


NL

 


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Hof van Justitie van de Europese Unie

25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/1


Laatste publicaties van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese Unie

(2020/C 175/01)

Laatste publicatie

PB C 161 van 11.5.2020

PB C 162 van 11.5.2020

Historisch overzicht van de vroegere publicaties

PB C 137 van 27.4.2020

PB C 129 van 20.4.2020

PB C 114 van 6.4.2020

PB C 103 van 30.3.2020

PB C 95 van 23.3.2020

PB C 87 van 16.3.2020

Deze teksten zijn beschikbaar in

EUR-Lex: http://eur-lex.europa.eu


Hof van Justitie

25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/2


Eedaflegging door een nieuw lid van het Hof

(2020/C 175/02)

Na zijn benoeming tot advocaat-generaal bij het Hof van Justitie bij besluit van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie van 11 maart 2020 (1), voor de periode van 23 maart 2020 tot en met 6 oktober 2024, heeft de heer Richard de la Tour voor het Hof de eed afgelegd op 23 maart 2020.


(1)  PB L 79 van 16.3.2020, blz. 1.


V Bekendmakingen

GERECHTELIJKE PROCEDURES

Hof van Justitie

25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/3


Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Bundesfinanzhof (Duitsland) op 19 februari 2020 — Hauptzollamt B / XY

(Zaak C-87/20)

(2020/C 175/03)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesfinanzhof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Hauptzollamt B

Verwerende partij: XY

Prejudiciële vragen

1)

Dient artikel 57, lid 5, onder a), van verordening nr. 865/2006 (1), zoals gewijzigd bij verordening nr. 2015/870, aldus te worden uitgelegd dat een importeur die een totale hoeveelheid van meer dan 125 gram (g) kaviaar van steursoorten (Acipenseriformes spp.) in individueel gemerkte recipiënten bij zich heeft en daarvoor noch een (weder)uitvoerdocument noch een invoervergunning overlegt, een hoeveelheid van maximaal 125 g kaviaar mag houden voor zover de invoer niet een van de in artikel 57, lid 1, eerste alinea, van verordening nr. 865/2006 genoemde doelen dient?

Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord:

2)

Behoren in het douanegebied van de Unie binnengebrachte specimens ook tot de persoonlijke bezittingen en huisraad in de zin van artikel 7, punt 3, van verordening nr. 338/97 (2) wanneer de importeur op het moment van het binnenbrengen van die specimens verklaart dat hij ze na invoer aan andere personen cadeau wenst te doen?


(1)  Verordening (EG) nr. 865/2006 van de Commissie van 4 mei 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PB 2006, L 166, blz. 1).

(2)  Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PB 1997, L 61, blz. 1).


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/4


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administrativen sad Varna (Bulgarije) op 25 februari 2020 — “VARCHEV FINANS” EOOD/Komisia za finansov nadzor

(Zaak C-95/20)

(2020/C 175/04)

Procestaal: Bulgaars

Verwijzende rechter

Administrativen sad Varna

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij tot cassatie:“VARCHEV FINANS” EOOD

Verwerende partij in cassatie: Komisia za finansov nadzor

Prejudiciële vragen

1.

Vereist artikel 56, lid 2, gelezen in samenhang met artikel 72, lid 2, van, en bijlage I bij gedelegeerde verordening (EU) 2017/565 (1) van de Commissie houdende aanvulling van richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn, dat:

beleggingsondernemingen een afzonderlijk uniform register (als databank) met gegevens over de voor elke individuele cliënt uitgevoerde beoordelingen van de geschiktheid en adequaatheid, met de in artikel 25, leden 2 en 3, van richtlijn 2014/65/EU en artikel [56] van gedelegeerde verordening 2017/565 van de Commissie van 25 april 2016 bedoelde inhoud, bijhouden (actueel houden)?

Of volstaat het dat de beleggingsonderneming over bovengenoemde gegevens beschikt en deze aan het dossier (in het Bulgaars letterlijk: akte, dossier) van de betreffende cliënt overeenkomstig artikel 25, lid 5, van richtlijn 2014/65 worden toegevoegd en zodanig worden opgeslagen dat de bevoegde autoriteit deze later kan raadplegen, en [tevens in zodanige vorm en op zodanige wijze, (aanvulling in de officiële Bulgaarse, Franse en Engelse versie)] dat aan de voorwaarden van artikel 72, lid 1, van de gedelegeerde verordening wordt voldaan?

2.

Vereist artikel 72, lid 2, van, in samenhang met bijlage I bij gedelegeerde verordening (EU) 2017/565 van de Commissie houdende aanvulling van richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn, dat:

beleggingsondernemingen een afzonderlijk uniform register (als databank) met gegevens over de aan elke cliënt verstrekte informatie over de kosten en bijbehorende lasten, met de in artikel [50] van gedelegeerde verordening 2017/565 van de Commissie van 25 april 2016 bedoelde inhoud, bijhouden (actueel houden)?

Of volstaat het dat de beleggingsonderneming over bovengenoemde gegevens beschikt en deze aan het dossier (in het Bulgaars woordelijk: akte, dossier) van de betreffende cliënt overeenkomstig artikel 25, lid 5, van richtlijn 2014/65 worden toegevoegd en zodanig worden opgeslagen dat de bevoegde autoriteit deze later kan raadplegen, en [tevens in zodanige vorm en op zodanige wijze, (aanvulling in de officiële Bulgaarse, Franse en Engelse versie)] dat aan de voorwaarden van artikel 72, lid 1, van de gedelegeerde verordening wordt voldaan?


(1)  PB 2017, L 87, blz. 1, gerectificeerd door PB 2017, L 246, blz. 12-28.


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/5


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal du travail de Nivelles (arbeidsrechtbank Nijvel) (België) op 27 februari 2020 — UF / Landsbond van Onafhankelijke Ziekenfondsen (Partenamut) (LOZ)

(Zaak C-105/20)

(2020/C 175/05)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Tribunal du travail de Nivelles (arbeidsrechtbank Nijvel, België)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: UF

Verwerende partij: Landsbond van Onafhankelijke Ziekenfondsen (Partenamut) (LOZ)

Prejudiciële vragen

1)

Is het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten in strijd met de artikelen 21 en 23 van het Handvest van de grondrechten, richtlijn 92/85/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie (1), richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep (herschikking) (2), richtlijn 86/613/EEG van 11 december 1986 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen, de landbouwsector daarbij inbegrepen en betreffende de bescherming van het moederschap (3), en de kaderovereenkomst inzake deeltijdarbeid, ten uitvoer gelegd in richtlijn 97/81/EG van de Raad van 15 december 1997 betreffende deeltijdarbeid (4), doordat het voor een deeltijds werkende zelfstandige in bijberoep — die bijdragen betaalt als een zelfstandige in hoofdberoep — niet voorziet in een adequate uitkering voor moederschapsverlof, terwijl een deeltijds werkende zelfstandige in hoofdberoep het gehele bedrag van de moederschapsuitkering ontvangt?

2)

Is het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten in strijd met de artikelen 21 en 23 van het Handvest van de grondrechten, richtlijn 92/85/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie, richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep (herschikking), richtlijn 86/613/EEG van 11 december 1986 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen, de landbouwsector daarbij inbegrepen en betreffende de bescherming van het moederschap, en de kaderovereenkomst inzake deeltijdarbeid, ten uitvoer gelegd in richtlijn 97/81/EG van de Raad van 15 december 1997 betreffende deeltijdarbeid, doordat het voor een werkneemster die voltijds een activiteit in loondienst en een zelfstandige activiteit combineert, niet voorziet in een adequate uitkering voor moederschapsverlof, terwijl een voltijds werkende zelfstandige het gehele bedrag van de moederschapsuitkering ontvangt?


(1)  PB 1992, L 348, blz. 1.

(2)  PB 2006, L 204, blz. 23.

(3)  PB 1986, L 359, blz. 56.

(4)  Richtlijn 97/81/EG van de Raad van 15 december 1997 betreffende de door de Unice, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid (PB 1998, L 14, blz. 9).


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/6


Hogere voorziening ingesteld op 21 februari 2020 door Bruno Gollnisch tegen de beschikking van het Gerecht (Vijfde kamer) van 10 december 2019 in zaak T-319/19, Bruno Gollnisch/Europees Parlement

(Zaak C-122/20 P)

(2020/C 175/06)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirant: Bruno Gollnisch (vertegenwoordiger: B. Bonnefoy-Claudet, avocat)

Andere partij in de procedure: Europees Parlement

Conclusies

De beschikking van het Gerecht van 10 december 2019 in zaak T-319/19 vernietigen;

de zaak terugverwijzen naar het Gerecht voor een nieuwe uitspraak;

rekwirant het bedrag van 5 000 EUR toewijzen voor de in de onderhavige hogere voorziening gemaakte kosten;

het Europees Parlement verwijzen in de kosten.

Indien het Hof zich voldoende voorgelicht acht:

het geding ten gronde afdoen;

het besluit van het Bureau van het Europees Parlement van 10 december 2018 tot wijziging van de uitvoeringsbepalingen van het Statuut van de leden van het Europees Parlement nietig verklaren;

de conclusies van rekwirant in eerste aanleg toewijzen, onverminderd de conclusies ten aanzien van de beschikking waartegen de hogere voorziening is gericht;

het Europees Parlement verwijzen in alle kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

In de beschikking is ten onrechte geoordeeld dat het litigieuze besluit rekwirant niet individueel raakte, dat dientengevolge zijn bezwaar van 27 februari 2019 geen precontentieuze procedure vormde, en dat aangezien die bezwaarprocedure niet in aanmerking werd genomen, de termijnen voor een beroep in rechte waren verstreken.


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/6


Beroep ingesteld op 4 maart 2020 — Europese Commissie / Koninkrijk Spanje

(Zaak C-125/20)

(2020/C 175/07)

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: A. C. Becker, M. Jauregui Gomez en M. Noll-Ehlers, gemachtigden)

Verwerende partij: Koninkrijk Spanje

Conclusies

vaststellen dat het Koninkrijk Spanje artikel 13, lid 1, juncto bijlage XI, van richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (1) heeft geschonden, voor zover de jaargrenswaarde voor stikstofdioxide NO2 sinds 2010 systematisch en voortdurend werd overschreden in de zones ES0901 Área de Barcelona, ES0902 Vallès — Baix Llobregat en ES1301 Madrid;

vaststellen dat het Koninkrijk Spanje artikel 13, lid 1, juncto bijlage XI, van richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa heeft geschonden, voor zover de uurgrenswaarde voor stikstofdioxide NO2 sinds 2010 systematisch en voortdurend werd overschreden in de zone ES1301 Madrid;

vaststellen dat het Koninkrijk Spanje sinds 11 juni 2010 de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 23, lid 1, van voornoemde richtlijn, juncto bijlage XV bij die richtlijn, in het bijzonder de verplichting krachtens artikel 23, lid 1, tweede alinea, om ervoor te zorgen dat de periode van overschrijding zo kort mogelijk wordt gehouden, door niet de passende maatregelen te hebben vastgesteld om de periode van overschrijding van de grenswaarden in de zones ES0901 Área de Barcelona, ES0902 Vallès — Baix Llobregat en ES1301 Madrid zo kort mogelijk te houden.

het Koninkrijk Spanje verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Artikel 13, lid 1, van richtlijn 2008/50/EG legt de lidstaten de verplichting op om ervoor te zorgen dat in al hun luchtkwaliteitszones, die zijn aangewezen overeenkomstig artikel 4 ervan, de niveaus van stikstofdioxide de in bijlage XI bij de richtlijn vastgestelde grenswaarden niet overschrijden. Deze bijlage stelt voor stikstofdioxide twee grenswaarden vast, die beide van toepassing zijn sinds 1 januari 2010. De eerste grenswaarde betreft een referentieperiode op jaarbasis: de lidstaten mogen 40 mg/m3 per kalenderjaar niet overschrijden. De tweede grenswaarde betreft een referentieperiode op uurbasis: de lidstaten mogen 200 mg/m3 niet vaker dan 18 keer per kalenderjaar overschrijden.

Die grenswaarden voor NO2 waren reeds vastgesteld bij richtlijn 1999/30/EG van de Raad van 22 april 1999 betreffende grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes en lood in de lucht. Artikel 4 van deze richtlijn verplichtte de lidstaten immers om de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de concentraties in de lucht van stikstofdioxide die waarden niet overschrijden, waarbij volgens bijlage II bij deze richtlijn geleidelijk volgens een tijdschema aan de waarden moest worden voldaan, met 1 januari 2010 als uiterste datum.

Het Koninkrijk Spanje heeft in de jaarlijkse verslagen als bedoeld in artikel 27 van de richtlijn aan de Commissie de jaarlijkse gemiddelde waarden van NO2 meegedeeld voor de jaren 2010, 2011, 2012, 2013, 2014, 2015, 2016, 2017 en 2018. Volgens die gegevens heeft het Koninkrijk Spanje systematisch en voortdurend de jaargrenswaarden in de zones ES0901 Área de Barcelona, ES0902 Vallès — Baix Llobregat en ES1301 Madrid overschreden.

Artikel 23, lid 1, van de richtlijn verplicht de lidstaten om luchtkwaliteitsplannen vast te stellen wanneer de grenswaarden worden overschreden; die plannen moeten voorzien in passende maatregelen om ervoor zorgen dat de periode van overschrijding zo kort mogelijk wordt gehouden.

Het Koninkrijk Spanje heeft in de luchtkwaliteitsplannen die sinds de inwerkingtreding van richtlijn 2008/50/EG zijn vastgesteld, niet voorzien in passende en toereikende maatregelen om ervoor te zorgen dat de periode van overschrijding van die grenswaarden in de drie getroffen zones zo kort mogelijk wordt gehouden.


(1)  PB 2008, L 152, blz. 1.


Gerecht

25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/8


Arrest van het Gerecht van 12 maart 2020 — Valencia Club de Fútbol / Commissie

(Zaak T-732/16) (1)

(“Staatssteun - Steun van Spanje ten gunste van bepaalde professionele voetbalclubs - Garantie - Besluit waarbij de steun onverenigbaar met de interne markt wordt verklaard - Voordeel - Onderneming in moeilijkheden - Criterium van de particuliere investeerder - Richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun voor ondernemingen in moeilijkheden - Steunbedrag - Begunstigde van de steun - Beginsel van non-discriminatie - Motiveringsplicht”)

(2020/C 175/08)

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Valencia Club de Fútbol, SAD (Valencia, Spanje) (vertegenwoordigers: J. García-Gallardo Gil-Fournier, G. Cabrera López en D. López Rus, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: G. Luengo, B. Stromsky en P. Němečková, gemachtigden)

Interveniënt aan de zijde van verzoekende partij: Koninkrijk Spanje (vertegenwoordigers: M. J. García-Valdecasas Dorrego en M. J. Ruiz Sánchez, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 263 VWEU tot nietigverklaring van besluit (EU) 2017/365 van de Commissie van 4 juli 2016 betreffende de staatssteun SA.36387 (2013/C) (ex 2013/NN) (ex 2013/CP) van Spanje ten gunste van Valencia Club de Fútbol Sociedad Anónima Deportiva, Hércules Club de Fútbol Sociedad Anónima Deportiva en Elche Club de Fútbol Sociedad Anónima Deportiva (PB 2017, L 55, blz. 12).

Dictum

1)

Besluit (EU) 2017/365 van de Commissie van 4 juli 2016 betreffende de staatssteun SA.36387 (2013/C) (ex 2013/NN) (ex 2013/CP) van Spanje ten gunste van Valencia Club de Fútbol Sociedad Anónima Deportiva, Hércules Club de Fútbol Sociedad Anónima Deportiva en Elche Club de Fútbol Sociedad Anónima Deportiva wordt nietig verklaard voor zover het Valencia Club de Fútbol, SAD betreft.

2)

De Europese Commissie zal haar eigen kosten dragen, alsmede de kosten van Valencia Club de Fútbol, met inbegrip van de kosten van de procedure in kort geding bij het Gerecht.

3)

Het Koninkrijk Spanje zal zijn eigen kosten dragen.


(1)  PB C 454 van 5.12.2016.


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/9


Arrest van het Gerecht van 12 maart 2020 — Elche Club de Fútbol / Commissie

(Zaak T-901/16) (1)

(“Staatssteun - Steun van Spanje ten gunste van bepaalde professionele voetbalclubs - Garantie - Besluit waarbij de steun onverenigbaar met de interne markt wordt verklaard - Indirecte begunstigde - Toerekenbaarheid aan de staat - Voordeel - Criterium van de particuliere investeerder”)

(2020/C 175/09)

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Elche Club de Fútbol, SAD (Elche, Spanje) (vertegenwoordigers: M. Segura Catalán, M. Clayton en J. Morant Vidal, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: G. Luengo, B. Stromsky en P. Němečková, gemachtigden)

Interveniënt aan de zijde van verzoekende partij: Koninkrijk Spanje (vertegenwoordiger: M. García-Valdecasas Dorrego, gemachtigde)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 263 VWEU tot nietigverklaring van besluit (EU) 2017/365 van de Commissie van 4 juli 2016 betreffende de staatssteun SA.36387 (2013/C) (ex 2013/NN) (ex 2013/CP) van Spanje ten gunste van Valencia Club de Fútbol Sociedad Anónima Deportiva, Hércules Club de Fútbol Sociedad Anónima Deportiva en Elche Club de Fútbol Sociedad Anónima Deportiva (PB 2017, L 55, blz. 12).

Dictum

1)

Besluit (EU) 2017/365 van de Commissie van 4 juli 2016 betreffende de staatssteun SA.36387 (2013/C) (ex 2013/NN) (ex 2013/CP) van Spanje ten gunste van Valencia Club de Fútbol Sociedad Anónima Deportiva, Hércules Club de Fútbol Sociedad Anónima Deportiva en Elche Club de Fútbol Sociedad Anónima Deportiva wordt nietig verklaard voor zover het Elche Club de Fútbol, SAD betreft.

2)

De Europese Commissie zal haar eigen kosten dragen, alsmede de kosten van Elche Club de Fútbol, met inbegrip van die van de procedure in kort geding.

3)

Het Koninkrijk Spanje zal zijn eigen kosten dragen.


(1)  PB C 53 van 20.2.2017.


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/9


Arrest van het Gerecht van 2 april 2020 — Hansol Paper/Commissie

(Zaak T-383/17) (1)

(“Dumping - Invoer van bepaald licht thermisch papier van oorsprong uit de Republiek Korea - Definitief antidumpingrecht - Berekening van de dumpingmarge - Berekening van de schademarge - Vaststelling van de schade”)

(2020/C 175/10)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Hansol Paper Co. Ltd (Seoul, Zuid-Korea) (vertegenwoordigers: J.-F. Bellis en B. Servais, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: A. Demeneix, M. França en N. Kuplewatzky, gemachtigden)

Interveniënte aan de zijde van verwerende partij: European Thermal Paper Association (ETPA) (Zürich, Zwitserland) (vertegenwoordigers: H. Hobbelen, J. Rivas Andrés en B. Vleeshouwers, advocaten)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 263 VWEU strekkende tot nietigverklaring van uitvoeringsverordening (EU) 2017/763 van de Commissie van 2 mei 2017 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaald licht thermisch papier van oorsprong uit de Republiek Korea (PB 2017, L 114, blz. 3), voor zover zij betrekking heeft op verzoekster

Dictum

1)

Het in bijlage A.32 van het verzoekschrift opgenomen document wordt uit het dossier verwijderd.

2)

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/763 van de Commissie van 2 mei 2017 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaald licht thermisch papier van oorsprong uit de Republiek Korea wordt nietig verklaard voor zover zij betrekking heeft op Hansol Paper Co. Ltd.

3)

De Europese Commissie zal haar eigen kosten en die van Hansol Paper dragen.

4)

De European Thermal Paper Association (ETPA) zal haar eigen kosten dragen.


(1)  PB C 269 van 14.8.2017.


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/10


Arrest van het Gerecht van 2 april 2020 — UG / Commissie

(Zaak T-571/17) (1)

(“Openbare dienst - Arbeidscontractanten - Overeenkomst voor onbepaalde tijd - Artikel 47, onder c), i), RAP - Beëindiging met inachtneming van de opzegtermijn - Gronden voor de beëindiging - Gedrag in de dienst en werkhouding die niet verenigbaar zijn met het belang van de dienst - Kennelijk onjuiste beoordeling - Toezicht op de materiële juistheid van de feiten - Ontbreken van bewijs - Aansprakelijkheid - Materiële schade - Betaling van de verschuldigde salarissen”)

(2020/C 175/11)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: UG (vertegenwoordigers: M. Richard en P. Junqueira de Oliveira, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: G. Berscheid, L. Radu Bouyon en B. Mongin, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 270 VWEU, ten eerste tot nietigverklaring van het besluit van 17 oktober 2016 waarbij het Bureau voor infrastructuur en logistiek te Luxemburg (OIL) van de Commissie met ingang van 20 augustus 2017 verzoeksters aanstellingsovereenkomst heeft beëindigd op basis van artikel 47, onder c), i), van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, en ten tweede tot verkrijging van een vergoeding voor de materiële schade die verzoekster door dat besluit zou hebben geleden en van de immateriële schade die zij geleden zou hebben als gevolg van de vernederende behandeling die zij zou hebben ondergaan wegens haar vakbondsactiviteit en het opnemen van ouderschapsverlof

Dictum

1)

Het besluit van de Europese Commissie van 17 oktober 2016 tot beëindiging van de overeenkomst voor onbepaalde tijd van UG wordt nietig verklaard.

2)

Partijen zenden het Gerecht binnen drie maanden na de uitspraak van dit interlocutoir arrest het in onderlinge overeenstemming vastgestelde bedrag van de financiële vergoeding die is verbonden aan de onrechtmatigheid van het besluit van 17 oktober 2016, of, bij gebreke van overeenstemming, hun gekwantificeerde conclusies over dit bedrag.

3)

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

4)

De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.


(1)  PB C 357 van 23.10.2017.


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/11


Arrest van het Gerecht van 26 maart 2020 — ViaSat/Commissie

(Zaak T-734/17) (1)

(“Toegang tot documenten - Verordening (EG) nr. 1049/2001 - Exploitant van mobiele satellietsystemen - Documenten die aan de Commissie zijn overgelegd door een in het kader van een aanbesteding geselecteerde kandidaat - Impliciete en expliciete weigering van toegang - Uitzondering betreffende de bescherming van de commerciële belangen van een derde - Hoger openbaar belang - Gedeeltelijke weigering van toegang”)

(2020/C 175/12)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: ViaSat Inc. (Carlsbad, Californië, Verenigde Staten) (vertegenwoordigers: J. Ruiz Calzado, L. Marco Perpiñà, P. de Bandt en M. Gherghinaru, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: S. Delaude en C. Ehrbar, gemachtigden)

Interveniënte aan de zijde van verwerende partij: Inmarsat Ventures Ltd (Londen, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordigers: C. Spontoni, B. Amory, É. Barbier de La Serre, advocaten, en A. Howard, barrister)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 263 VWEU tot nietigverklaring van het impliciete besluit van de Commissie houdende afwijzing van verzoeksters confirmatieve verzoek van 10 juli 2017 om toegang tot alle gegevens die Inmarsat plc, Inmarsat Ventures of haar dochterondernemingen hebben verstrekt naar aanleiding van hun deelname aan de aanbesteding van de Europese Unie die heeft geleid tot de vaststelling van beschikking 2009/449/EG van de Commissie van 13 mei 2009 inzake de selectie van exploitanten van pan-Europese systemen die mobiele satellietdiensten (MSS) aanbieden (PB 2009, L 149, blz. 65), en tot alle informatie-uitwisseling dienaangaande tussen Inmarsat en de Commissie, alsook tot nietigverklaring van besluit C(2018) 180 final van de Commissie van 11 januari 2018, waarbij de toegang tot deze informatie werd geweigerd.

Dictum

1)

Er hoeft geen uitspraak meer te worden gedaan over de rechtmatigheid van het impliciete besluit van de Europese Commissie houdende afwijzing van verzoeksters confirmatieve verzoek van 10 juli 2017 om toegang tot alle gegevens die Inmarsat plc, Inmarsat Ventures of haar dochterondernemingen hebben verstrekt naar aanleiding van hun deelname aan de aanbesteding van de Europese Unie die heeft geleid tot de vaststelling van beschikking 2009/449/EG van de Commissie van 13 mei 2009 inzake de selectie van exploitanten van pan-Europese systemen die mobiele satellietdiensten (MSS) aanbieden, en tot alle informatie-uitwisseling dienaangaande tussen Inmarsat en de Commissie.

2)

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

3)

ViaSat, Inc. wordt verwezen in drie vierde van haar eigen kosten en in drie vierde van de kosten van de Commissie en van Inmarsat Ventures.

4)

De Commissie wordt verwezen in één vierde van haar eigen kosten en in één vierde van de kosten van ViaSat en van Inmarsat Ventures.


(1)  PB C 22 van 22.1.2018.


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/12


Arrest van het Gerecht van 12 maart 2020 — Eurofer / Commissie

(Zaak T-385/17) (1)

(“Dumping - Invoer van warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Brazilië, Iran, Rusland en Oekraïne - Beëindiging van de procedure met betrekking tot de invoer uit Servië - Vaststelling van schade - Cumulatieve beoordeling van de gevolgen van de invoer uit meer dan één land - Artikel 3, lid 4, van verordening (EU) 2016/1036 - Beëindiging van de procedure zonder maatregelen - Artikel 9, lid 2, van verordening 2016/1036 - Definitieve mededeling van de essentiële feiten en overwegingen op grond waarvan wordt overwogen de instelling van definitieve maatregelen of de beëindiging van een onderzoek of procedure zonder maatregelen aan te bevelen - Artikel 20, lid 2, van verordening 2016/1036”)

(2020/C 175/13)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Eurofer, Association Européenne de l’Acier, AISBL (Brussel, België) (vertegenwoordigers: J. Killick en G. Forwood, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: T. Maxian Rusche, N. Kuplewatzky en A. Demeneix, gemachtigden)

Interveniënte aan de zijde van verwerende partij: HBIS Group Serbia Iron & Steel LLC Belgrade (vertegenwoordiger: R. Luff, advocaat)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 263 VWEU tot gedeeltelijke nietigverklaring van uitvoeringsverordening (EU) 2017/1795 van de Commissie van 5 oktober 2017 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Brazilië, Iran, Rusland en Oekraïne, en tot beëindiging van het onderzoek naar de invoer van bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Servië (PB 2017, L 258, blz. 24)

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Eurofer, Association Européenne de l’Acier, AISBL, zal haar eigen kosten dragen, alsook die van de Europese Commissie en HBIS Group Serbia Iron & Steel LLC Belgrade.


(1)  PB C 72 van 26.2.2018.


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/13


Arrest van het Gerecht van 2 april 2020 — Barata / Parlement

(Zaak T-81/18) (1)

(“Openbare dienst - Ambtenaren - Bevordering - Certificeringsprocedure - Bevorderingsronde 2016 - Uitsluiting van de definitieve lijst van ambtenaren die het opleidingsprogramma mogen volgen - Artikel 45 bis van het Statuut - Motiveringsplicht - Kennelijk onjuiste beoordeling - Gelijke behandeling - Rechten van de verdediging”)

(2020/C 175/14)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: João Miguel Barata (Evere, België) (vertegenwoordigers: G. Pandey, D. Rovetta en V. Villante, advocaten)

Verwerende partij: Europees Parlement (vertegenwoordigers: J. Steele en I. Terwinghe, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 270 VWEU, strekkende tot nietigverklaring van, ten eerste, het besluit van het Parlement van 30 oktober 2017 tot afwijzing van verzoekers klacht, ten tweede de brief van 20 maart 2017 waarin het advies is opgenomen van het paritair comité voor de certificeringsprocedure waarbij het tot aanstelling bevoegd gezag wordt aangeraden om verzoekers bezwaar af te wijzen, ten derde de brief van 14 februari 2017 waarbij hem zijn resultaten zijn meegedeeld en hij ervan op de hoogte is gesteld dat een ontwerplijst was opgesteld van zeven ambtenaren die waren uitgekozen om deel te nemen aan het opleidingsprogramma, ten vierde de brief van 8 december 2016 waarbij verzoeker op de hoogte is gesteld van zijn resultaten na de eerste fase van de certificeringsprocedure 2016, ten vijfde de brief van 21 december 2016 waarbij verzoeker op de hoogte is gesteld van het gevolg dat aan zijn verzoek om een heronderzoek was gegeven en, ten zesde, de aankondiging van intern vergelijkend onderzoek 2016/014 van 7 oktober 2016, aan het personeel meegedeeld op 20 oktober 2016, en van de daaruit volgende volledige ontwerplijst van ambtenaren die in aanmerking kwamen om deel te nemen aan het opleidingsprogramma

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

João Miguel Barata wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 142 van 23.4.2018.


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/14


Arrest van het Gerecht van 12 maart 2020 — QB / ECB

(Zaak T-215/18) (1)

(“Openbare dienst - Personeel van de ECB - Beoordeling - Beoordelingsrapport 2016 - Opsteller van het beoordelingsrapport - Kennelijk onjuiste beoordeling - Ziekteverlof - Nieuwe tewerkstelling - Besluit houdende weigering van een salarisverhoging - Bevoegdheid van degene die het bestreden besluit heeft vastgesteld - Aansprakelijkheid”)

(2020/C 175/15)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: QB (vertegenwoordiger: L. Levi, advocaat)

Verwerende partij: Europese Centrale Bank (vertegenwoordigers: F. von Lindeiner en M. Rötting, gemachtigden, bijgestaan door B. Wägenbaur, advocaat)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 270 VWEU en artikel 50 bis van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie, ten eerste tot nietigverklaring van verzoeksters beoordelingsrapport over 2016 en van het besluit van de ECB van 23 mei 2017 houdende weigering om haar een salarisverhoging te geven alsmede, voor zover nodig, van het besluit van de ECB van 18 september 2017 en van het stilzwijgend besluit van de ECB tot afwijzing van verzoeksters bezwaar en haar klacht, en ten tweede tot vergoeding van de schade die verzoekster zou hebben geleden

Dictum

1)

Het besluit van de Europese Centrale Bank (ECB) van 23 mei 2017 houdende weigering om QB een salarisverhoging te geven wordt nietig verklaard.

2)

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

3)

QB draagt twee derde van haar eigen kosten.

4)

De ECB draagt haar eigen kosten en een derde van de kosten van QB.


(1)  PB C 211 van 18.6.2018.


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/14


Arrest van het Gerecht van 2 april 2020 — Veit / ECB

(Zaak T-474/18) (1)

(“Openbare dienst - Personeel van de ECB - Bezoldiging - Vergelijkend onderzoek - Gelijke behandeling van interne en externe kandidaten - Indeling in salaristrap”)

(2020/C 175/16)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Sebastian Veit (Frankfurt am Main, Duitsland) (vertegenwoordiger: K. Kujath, advocaat)

Verwerende partij: Europese Centrale Bank (vertegenwoordigers: F. von Lindeiner en M. Rötting, gemachtigden, bijgestaan door B. Wägenbaur, advocaat)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 270 VWEU en artikel 50 bis van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie, ten eerste tot nietigverklaring van het besluit van de ECB van 3 januari 2018, voor zover verzoeker daarbij slechts is ingedeeld in salaristrap 17 van salarisgroep F/G, en ten tweede tot nietigverklaring van het besluit van de ECB van 25 mei 2018 tot afwijzing van verzoekers klacht

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Sebastian Veit wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 352 van 1.10.2018.


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/15


Arrest van het Gerecht van 12 maart 2020 — XB / ECB

(Zaak T-484/18) (1)

(“Openbare dienst - Personeel van de ECB - Bezoldiging - Kostwinnerstoelage - Toelage voor een kind ten laste - Schooltoelage en toelage voor kinderopvang - Voorwaarden - Afwijzing van verzoeken om in aanmerking te komen voor die toelagen - Aanstellingsvoorwaarden van personeel met een overeenkomst voor beperkte tijd - Voorwaarden en regels voor arbeidsovereenkomsten van beperkte tijd”)

(2020/C 175/17)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: XB (vertegenwoordigers: L. Levi en A. Champetier, advocaten)

Verwerende partij: Europese Centrale Bank (vertegenwoordigers: D. Camilleri Podestà en F. von Lindeiner, gemachtigden, bijgestaan door B. Wägenbaur, advocaat)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 270 VWEU en artikel 50 bis van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie, ten eerste tot nietigverklaring van de besluiten van de ECB van 6 november en 4 december 2017 houdende weigering van bepaalde toelagen en, indien nodig, van de besluiten van de ECB van 2 februari 2018 tot afwijzing van een verzoek om administratieve herziening alsmede van 5 juni 2018 tot afwijzing van het verzoek in het kader van de klachtprocedure, en ten tweede tot veroordeling van de ECB tot betaling van de met die toelagen overeenkomende bedragen

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

XB wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 373 van 15.10.2018.


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/16


Arrest van het Gerecht van 12 maart 2020 — LL-Carpenter/Commissie

(Zaak T-531/18) (1)

(“Mededinging - Mededingingsregelingen - Tsjechische markt voor motorvoertuigen - Besluit tot afwijzing van een klacht - Artikel 7 van verordening (EG) nr. 773/2004 - Artikel 13, lid 2, van verordening (EG) nr. 1/2003 - Motiveringsplicht”)

(2020/C 175/18)

Procestaal: Tsjechisch

Partijen

Verzoekende partij: LL-Carpenter s. r. o. (Praag, Tsjechische Republiek) (vertegenwoordiger: M. Nedelka, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: A. Dawes, M. Farley en K. Walkerová, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 263 VWEU tot nietigverklaring van besluit C(2018) 4138 final van de Commissie van 26 juni 2018 houdende afwijzing van de door verzoekster ingediende klacht inzake inbreuken op de artikelen 101 en 102 VWEU die door de ondernemingen van de concern Subaru vermeend zijn gepleegd op het gebied van de distributie van motorvoertuigen (zaak AT.40037 — Carpenter/Subaru)

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

LL-CARPENTER s. r. o. wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 399 van 5.11.2018.


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/16


Arrest van het Gerecht van 26 maart 2020 — Teeäär / ECB

(Zaak T-547/18) (1)

(“Openbare dienst - ECB-Personeel - Programma voor ondersteuning bij de overstap naar een loopbaan buiten de ECB - Afwijzing van het verzoek om deelname - Voorwaarden voor deelname - Verschillende anciënniteit vereist naargelang een personeelslid in een enkelvoudige dan wel dubbele salarisschaal is ingedeeld - Indeling in een salarisschaal naar gelang van het type functie - Gelijke behandeling - Evenredigheid - Kennelijke beoordelingsfout”)

(2020/C 175/19)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Raivo Teeäär (Tallinn, Estland) (vertegenwoordiger: L. Levi, advocaat)

Verwerende partij: Europese Centrale Bank (vertegenwoordigers: D. Camilleri Podestà en F. Malfrère, gemachtigden, bijgestaan door B. Wägenbaur, advocaat)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 270 VWEU en artikel 50 bis van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie strekkend enerzijds tot nietigverklaring van het besluit van de ECB van 27 februari 2018 houdende afwijzing van het verzoek van verzoeker om deelname aan het pilotprogramma voor ondersteuning bij de overstap naar een loopbaan buiten de ECB en, voor zover nodig, van het besluit van de ECB van 3 juli 2018 houdende verwerping van het bijzondere beroep van verzoeker tegen voornoemd besluit van 27 februari 2018, en anderzijds tot vergoeding van de schade die verzoeker als gevolg van dit besluit stelt te hebben geleden

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Raivo Teeäär wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 427 van 26.11.2018.


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/17


Arrest van het Gerecht van 26 maart 2020 — Bonnafous/Commissie

(Zaak T-646/18) (1)

(“Toegang tot documenten - Verordening (EG) nr. 1049/2001 - Auditverslag van het HR-management bij EACEA - Weigering van toegang - Uitzondering betreffende de bescherming van het doel van inspecties, onderzoeken en audits”)

(2020/C 175/20)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Laurence Bonnafous (Brussel, België) (vertegenwoordigers: A. Blot en S. Rodrigues, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: C. Ehrbar en K. Herrmann, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 263 VWEU tot nietigverklaring van besluit C(2018) 6753 final van de Commissie van 9 oktober 2018, waarbij het verzoek om toegang tot het eindverslag van de audit van 2018 betreffende het HR-management bij het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur (EACEA) van 21 januari 2018 is afgewezen

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Laurence Bonnafous wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 25 van 21.1.2019.


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/17


Arrest van het Gerecht van 26 maart 2020 — Alcar Aktiebolag/EUIPO — Alcar Holding (alcar.se)

(Zaak T-77/19) (1)

(“Uniemerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor Uniebeeldmerk alcar.se - Ouder Uniewoordmerk ALCAR - Relatieve weigeringsgrond - Verwarringsgevaar - Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001”)

(2020/C 175/21)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Alcar Aktiebolag (Bromma, Zweden) (vertegenwoordiger: M. Ateva, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: D. Gája, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniërend voor het Gerecht: Alcar Holding GmbH (Wenen, Oostenrijk) (vertegenwoordiger: C. Onken, advocaat)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het EUIPO van 14 november 2018 (zaak R 378/2018-1) inzake een oppositieprocedure tussen Alcar Holding en Alcar Aktiebolag

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Alcar Aktiebolag wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 131 van 8.4.2019.


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/18


Arrest van het Gerecht van 12 maart 2020 — Gwo Chyang Biotech/EUIPO — Norma (KinGirls)

(Zaak T-85/19) (1)

(“Uniemerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor Uniebeeldmerk KinGirls - Ouder Duits woordmerk King - Relatieve weigeringsgrond - Verwarringsgevaar - Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001”)

(2020/C 175/22)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Gwo Chyang Biotech Co. Ltd (Tainan City, Taiwan) (vertegenwoordiger: J. Kakoures, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: W. Schramek, A. Söder en D. Hanf, gemachtigden)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO: Norma Lebensmittelfilialbetrieb Stiftung & Co. KG (Nürnberg, Duitsland)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vierde kamer van beroep van het EUIPO van 12 december 2018 (zaak R 718/2018-4) inzake een oppositieprocedure tussen Norma Lebensmittelfilialbetrieb Stiftung & Co. en Gwo Chyang Biotech

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Gwo Chyang Biotech Co. Ltd wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 122 van 1.4.2019.


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/19


Arrest van het Gerecht van 12 maart 2020 — Sumol + Compal Marcas/EUIPO — Heretat Mont-Rubi (SUM011)

(Zaak T-296/19) (1)

(“Uniemerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor Uniewoordmerk SUM011 - Ouder Uniebeeldmerk Sumol en ouder nationaal woordmerk SUMOL - Relatieve weigeringsgrond - Geen verwarringsgevaar - Geen soortgelijke waren en diensten - Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001”)

(2020/C 175/23)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Sumol + Compal Marcas, SA (Carnaxide, Portugal) (vertegenwoordigers: J. M. Pimenta en A. M. Sebastião, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: L. Lapinskaite, J. Crespo Carrillo en H. O’Neill, gemachtigden)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO: Heretat Mont-Rubi, SA (Font-Rubi, Spanje)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vijfde kamer van beroep van het EUIPO van 12 februari 2019 (zaak R 1662/2018-5) inzake een oppositieprocedure tussen Sumol + Compal Marcas en Heretat Mont-Rubi.

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Sumol + Compal Marcas, SA wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 213 van 24.6.2019.


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/19


Arrest van het Gerecht van 26 maart 2020 — Wilhelm Sihn jr./EUIPO — Golden Frog (CHAMELEON)

(Zaak T-312/19) (1)

(“Uniemerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor Uniewoordmerk CHAMELEON - Oudere internationale en nationale woordmerken CHAMELEON - Relatieve weigeringsgrond - Geen verwarringsgevaar - Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001”)

(2020/C 175/24)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Wilhelm Sihn jr. GmbH & Co. KG (Niefern-Öschelbronn, Duitsland) (vertegenwoordiger: H. Twelmeier, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: P. Sipos, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniërend voor het Gerecht: Golden Frog GmbH (Meggen, Zwitserland) (vertegenwoordiger: G. Messenger, barrister)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vierde kamer van beroep van het EUIPO van 7 maart 2019 (zaak R 1551/2018-4) inzake een oppositieprocedure tussen Wilhelm Sihn jr. en Golden Frog

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Wilhelm Sihn jr. GmbH & Co. KG wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 230 van 8.7.2019.


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/20


Arrest van het Gerecht van 12 maart 2020 — Maternus/EUIPO — adp Gauselmann (Jokers WILD Casino)

(Zaak T-321/19) (1)

(“Uniemerk - Procedure tot vervallenverklaring - Uniebeeldmerk Jokers WILD Casino - Motiveringsplicht - Artikel 94, lid 1, eerste volzin, van verordening (EU) 2017/1001 - Geen normaal gebruik van het merk - Artikel 58, lid 1, onder a), van verordening 2017/1001”)

(2020/C 175/25)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Maternus GmbH (München, Duitsland) (vertegenwoordigers: M. Zöbisch en R. Drozdz, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: J. Schäfer, A. Söder en D. Walicka, gemachtigden)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniërend voor het Gerecht: adp Gauselmann GmbH (Espelkamp, Duitsland) (vertegenwoordigers: K. Mandel en K. Guridi Sedlak, advocaten)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het EUIPO van 27 februari 2019 (zaak R 803/2018-1) inzake een procedure tot vervallenverklaring tussen adp Gauselmann en Maternus

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Maternus GmbH wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 238 van 15.7.2019.


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/21


Arrest van het Gerecht van 26 maart 2020 — Conlance/EUIPO — LG Electronics (SONANCE)

(Zaak T-343/19) (1)

(“Uniemerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor Uniewoordmerk SONANCE - Ouder nationaal woordmerk conlance - Absolute weigeringsgrond - Geen verwarringsgevaar - Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001”)

(2020/C 175/26)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Conlance GmbH (Augsburg, Duitsland) (vertegenwoordiger: A. Hayn, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: D. Walicka, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO: LG Electronics, Inc. (Seoul, Zuid-Korea)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het EUIPO van 5 april 2019 (zaak R 1085/2018-1), inzake een oppositieprocedure tussen Conlance en LG Electronics.

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Conlance GmbH wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 246 van 22.7.2019.


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/21


Arrest van het Gerecht van 12 maart 2020 — Gamma-A/EUIPO — Zivju pārstrādes uzņēmumu serviss (Verpakking van levensmiddelen)

(Zaak T-352/19) (1)

(“Gemeenschapsmodel - Nietigheidsprocedure - Ingeschreven gemeenschapsmodel dat een verpakking van levensmiddelen weergeeft - Ouder model - Nietigheidsgrond - Geen eigen karakter - Geen andere algemene indruk - Artikel 6, lid 1, onder b), en artikel 25, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 6/2002”)

(2020/C 175/27)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Gamma-A SIA (Riga, Letland) (vertegenwoordigers: M. Liguts, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: S. Hanne, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniërend voor het Gerecht: Zivju pārstrādes uzņēmumu serviss SIA (Riga) (vertegenwoordiger: J. Alfejeva, advocaat)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de derde kamer van beroep van het EUIPO van 25 maart 2019 (zaak R 2516/2017-3) inzake een nietigheidsprocedure tussen Piejūra SIA en Gamma-A.

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Gamma-A SIA wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 255 van 29.7.2019.


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/22


Arrest van het Gerecht van 12 maart 2020 — Gamma-A/EUIPO — Zivju pārstrādes uzņēmumu serviss (Verpakking voor levensmiddelen)

(Zaak T-353/19) (1)

(“Gemeenschapsmodel - Nietigheidsprocedure - Ingeschreven gemeenschapsmodel dat een verpakking voor levensmiddelen weergeeft - Ouder model - Bewijs van openbaarmaking - Artikel 7 van verordening (EG) nr. 6/2002 - Nietigheidsgrond - Geen eigen karakter - Geen andere algemene indruk - Artikel 6, lid 1, onder b), en artikel 25, lid 1, onder b), van verordening nr. 6/2002”)

(2020/C 175/28)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Gamma-A SIA (Riga, Letland) (vertegenwoordiger: M. Liguts, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: S. Hanne, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniërend voor het Gerecht: Zivju pārstrādes uzņēmumu serviss SIA (Riga) (vertegenwoordiger: J. Alfejeva, advocaat)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de derde kamer van beroep van het EUIPO van 12 februari 2019 (zaak R 2543/2017-3) inzake een nietigheidsprocedure tussen Piejūra SIA en Gamma-A

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Gamma-A SIA wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 255 van 29.7.2019.


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/23


Arrest van het Gerecht van 26 maart 2020 — Muratbey Gida/EUIPO (Vorm van een gevlochten kaas)

(Zaak T-570/19) (1)

(“Uniemerk - Aanvraag voor een driedimensionaal Uniemerk - Vorm van een gevlochten kaas - Absolute weigeringsgrond - Geen onderscheidend vermogen - Artikel 7, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001”)

(2020/C 175/29)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Muratbey Gida Sanayi ve Ticaret AŞ (Istanbul, Turkije) (vertegenwoordiger: M. Schork, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: A. Söder, gemachtigde)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vierde kamer van beroep van het EUIPO van 13 juni 2019 (zaak R 106/2019-4) inzake een aanvraag tot inschrijving van een driedimensionaal teken in de vorm van een gevlochten kaas als Uniemerk

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Muratbey Gida Sanayi ve Ticaret AŞ wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 328 van 30.9.2019.


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/23


Arrest van het Gerecht van 26 maart 2020 — Muratbey Gida/EUIPO (Vorm van een gevlochten kaas)

(Zaak T-571/19) (1)

(“Uniemerk - Aanvraag voor een driedimensionaal Uniemerk - Vorm van een gevlochten kaas - Absolute weigeringsgrond - Geen onderscheidend vermogen - Artikel 7, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001”)

(2020/C 175/30)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Muratbey Gida Sanayi ve Ticaret AŞ (Istanbul, Turkije) (vertegenwoordiger: M. Schork, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: A. Söder, gemachtigde)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vierde kamer van beroep van het EUIPO van 13 juni 2019 (zaak R 107/2019-4) inzake een aanvraag tot inschrijving van een driedimensionaal teken in de vorm van een gevlochten kaas als Uniemerk

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Muratbey Gida Sanayi ve Ticaret AŞ wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 328 van 30.9.2019.


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/24


Arrest van het Gerecht van 26 maart 2020 — Muratbey Gida/EUIPO (Vorm van een gevlochten kaas)

(Zaak T-572/19) (1)

(“Uniemerk - Aanvraag voor een driedimensionaal Uniemerk - Vorm van een gevlochten kaas - Absolute weigeringsgrond - Geen onderscheidend vermogen - Artikel 7, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001”)

(2020/C 175/31)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Muratbey Gida Sanayi ve Ticaret AŞ (Istanbul, Turkije) (vertegenwoordiger: M. Schork, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: A. Söder, gemachtigde)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vierde kamer van beroep van het EUIPO van 13 juni 2019 (zaak R 108/2019-4) inzake een aanvraag tot inschrijving van een driedimensionaal teken in de vorm van een gevlochten kaas als Uniemerk

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Muratbey Gida Sanayi ve Ticaret AŞ wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 328 van 30.9.2019.


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/24


Beschikking van het Gerecht van 25 maart 2020 — Necci / Commissie

(Zaak T-129/19) (1)

(“Beroep tot nietigverklaring - Openbare dienst - Arbeidscontractanten - Sociale zekerheid - GSZV - Afwijzing van het verzoek om aansluiting - Tardiviteit - Nieuw en wezenlijk feit - Niet-ontvankelijkheid”)

(2020/C 175/32)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Claudio Necci (Brussel, België) (vertegenwoordigers: S. Orlandi en T. Martin, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: B. Mongin en T. Bohr, gemachtigden)

Interveniënten aan de zijde van verwerende partij: Europees Parlement (vertegenwoordigers: J. Van Pottelberge en I. Terwinghe, gemachtigden), Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: R. Meyer en M. Alver, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 270 VWEU, strekkende tot nietigverklaring van het besluit van de Commissie van 18 april 2018 tot stilzwijgende afwijzing van verzoekers verzoek om aansluiting bij het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering van de instelling van de Europese Gemeenschappen (GSZV) van 18 december 2017

Dictum

1)

Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.

2)

Claudio Necci draagt zijn eigen kosten en de kosten van de Europese Commissie.

3)

Het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie dragen hun eigen kosten.


(1)  PB C 155 van 6.5.2019.


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/25


Beschikking van het Gerecht van 13 maart 2020 — Jalkh/Parlement

(Zaak T-183/19) (1)

(“Beroep tot nietigverklaring - Institutioneel recht - Wijzigingen van het Reglement van het Parlement - Uitgebreide interpellaties - Niet-inachtneming van de vormvoorschriften - Artikel 76, onder d), van het Reglement voor de procesvoering - Procesbevoegdheid - Niet rechtstreeks geraakt - Niet individueel geraakt - Regelgevingshandeling - Uitvoeringsmaatregelen - Niet-ontvankelijkheid”)

(2020/C 175/33)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Jean-François Jalkh (Gretz-Armainvilliers, Frankrijk) (vertegenwoordiger: F. Wagner, advocaat)

Verwerende partij: Europees Parlement (vertegenwoordigers: S. Alonso de León en T. Lukácsi, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 263 VWEU tot nietigverklaring van besluit P8_TA(2019)0046 van het Europees Parlement van 31 januari 2019 tot wijziging van het Reglement van het Europees Parlement met betrekking tot titel I, hoofdstukken 1 en 4; titel V, hoofdstuk 3; titel VII, hoofdstukken 4 en 5; titel VIII, hoofdstuk 1; titel XII; titel XIV en bijlage II [2018/2170(REG)].

Dictum

1)

Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.

2)

Jean-François Jalkh wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 182 van 27.5.2019.


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/26


Beschikking van het Gerecht van 12 maart 2020 — Comité de Douzelage de Houffalize / Commissie en EACEA

(Zaak T-236/19) (1)

(“Beroep tot nietigverklaring - Programma “Europa voor de burger” (2014-2020) - Oproep tot het indienen van voorstellen, Stedenbanden 2017 “tweede termijn” (Eacea 36/2014) - Besluit van Eacea tot afwijzing van verzoeksters kandidatuur wegens niet-naleving van een toelatingscriterium - Besluit van de Commissie waarbij het administratieve beroep betreffende het besluit van Eacea wordt verworpen - Kandidatuur van een feitelijke vereniging - Bekwaamheid om in rechte op te treden - Geen bewijs van het bestaan rechtens - Niet-ontvankelijkheid”)

(2020/C 175/34)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Comité de Douzelage de Houffalize (België) (vertegenwoordiger: A. Kettels, advocaat)

Verwerende partijen: Europese Commissie (vertegenwoordigers: G. Wils en A. Kyratsou, gemachtigden), Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur (vertegenwoordigers: H. Monet en N. Durand, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 263 VWEU tot nietigverklaring of tot wijziging van, ten eerste, het besluit van Eacea van 25 juni 2018 tot afwijzing van verzoeksters subsidieaanvraag in het kader van de oproep tot het indienen van voorstellen “Stedenbanden 2017, tweede termijn”, en, ten tweede, uitvoeringsbesluit C (2019) 572 final van de Commissie van 4 februari 2019 tot verwerping van het administratieve beroep dat verzoekster heeft ingesteld op grond van artikel 22, lid 1, van verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad van 19 december 2002 tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma’s worden gedelegeerd (PB 2003, L 11, blz. 1)

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Op de door het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur (Eacea) opgeworpen exceptie van niet-ontvankelijkheid hoeft geen uitspraak te worden gedaan.

3)

Op het verzoek om toelating tot interventie van EACEA hoeft geen uitspraak te worden gedaan.

4)

Het Comité du Douzelage de Houffalize zal behalve zijn eigen kosten de kosten van de Europese Commissie en Eacea dragen, met uitzondering van de kosten die verband houden met het verzoek om toelating tot interventie.

5)

Eacea zal zijn eigen kosten dragen die verband houden met het verzoek om toelating tot interventie.


(1)  PB C 270 van 12.8.2019.


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/26


Beschikking van het Gerecht van 25 maart 2020 — Lucaccioni / Commissie

(Zaak T-507/19) (1)

(“Beroep tot nietigverklaring - Openbare dienst - Voorbereidende handeling - Beroep tot schadevergoeding - Beroep nauw verbonden met het beroep tot nietigverklaring - Niet-eerbiediging van de precontentieuze procedure - Niet-ontvankelijkheid”)

(2020/C 175/35)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Arnaldo Lucaccioni (San Benedetto del Tronto, Italië) (vertegenwoordiger: E. Bonanni, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: T. Bohr en L. Vernier, gemachtigden, bijgestaan door A. Dal Ferro, advocaat)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 270 VWEU, ten eerste tot nietigverklaring van het besluit van de Commissie van 13 september 2018 tot afwijzing van het verzoek om wraking van dokter A., de arts die door de Commissie is aangewezen voor de medische commissie die is ingesteld in het kader van een door verzoeker ingediend verzoek om erkenning van de verergering van een beroepsziekte, en ten tweede tot vergoeding van de schade die verzoeker zou hebben geleden

Dictum

1)

Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.

2)

Arnaldo Lucaccioni wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 295 van 2.9.2019.


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/27


Beschikking van de president van het Gerecht van 13 maart 2020 — Helsingin Bussiliikenne / Commissie

(Zaak T-603/19 R)

(“Kort geding - Staatssteun - Besluit waarbij de steun onverenigbaar met de interne markt wordt verklaard en de terugvordering ervan wordt gelast - Verzoek tot opschorting van tenuitvoerlegging - Geen spoedeisendheid”)

(2020/C 175/36)

Procestaal: Fins

Partijen

Verzoekende partij: Helsingin Bussiliikenne Oy (Helsinki, Finland) (vertegenwoordigers: O. Hyvönen en N. Rosenlund, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: M. Huttunen en F. Tomat, gemachtigden)

Interveniënte aan de zijde van verzoekende partij: Republiek Finland (vertegenwoordiger: J. Heliskoski, gemachtigde)

Voorwerp

Verzoek krachtens de artikelen 278 en 279 VWEU tot opschorting van de tenuitvoerlegging van besluit C(2019) 3152 final van de Commissie van 28 juni 2019 betreffende staatssteun SA.33846 (2015/C) (ex 2014/NN) (ex 2011/CP) van de Republiek Finland ten gunste van verzoekster

Dictum

1)

Het verzoek in kort geding wordt afgewezen.

2)

Op het verzoek om toelating tot interventie van Nobina Oy en Nobina AB alsmede op het verzoek tot vertrouwelijke behandeling van de Europese Commissie hoeft niet te worden beslist.

3)

De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden, behalve wat betreft de kosten van Nobina Oy en Nobina AB. Laatstgenoemden zullen hun eigen kosten dragen die verband houden met hun verzoek om toelating tot interventie in de procedure in kort geding.


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/28


Beschikking van de president van het Gerecht van 11 maart 2020 — Aceto Agricultural Chemicals / Commissie

(Zaak T-612/19 R)

(“Kort geding - Gewasbeschermingsmiddelen - Niet-verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof chloorprofam - Verzoek tot opschorting van tenuitvoerlegging - Geen spoedeisendheid”)

(2020/C 175/37)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Aceto Agricultural Chemicals Corp. Ltd (Chester, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordigers: C. Mereu en P. Sellar, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: F. Castilla Contreras, A. Dawes en I. Naglis, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek krachtens de artikelen 278 en 279 VWEU tot opschorting van de tenuitvoerlegging van uitvoeringsverordening (EU) 2019/989 van de Commissie van 17 juni 2019 tot niet-verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof chloorprofam overeenkomstig verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot wijziging van de bijlage bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (PB 2019, L 160, blz. 11)

Dictum

1)

Het verzoek in kort geding wordt afgewezen.

2)

De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/28


Beschikking van de president van het Gerecht van 13 maart 2020 — Intertranslations (Intertransleïsions) Metafraseis/Parlement

(Zaak T-20/20 R)

(“Kort geding - Overheidsopdrachten voor dienstverlening - Verzoek om voorlopige maatregelen - Geen spoedeisendheid”)

(2020/C 175/38)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Intertranslations (Intertransleïsions) Metafraseis AE (Kallithéa, Griekenland) (vertegenwoordiger: N. Korogiannakis, advocaat)

Verwerende partij: Europees Parlement (vertegenwoordigers: S. Toliušis en E. Taneva, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek krachtens de artikelen 278 en 279 VWEU om voorlopige maatregelen ertoe strekkende, ten eerste, dat de tenuitvoerlegging wordt opgeschort van de besluiten van 4 december 2019 van het Parlement om de inschrijving van verzoekster als tweede te plaatsen voor de gunning van de cascadeopdracht van perceel 5 van de opdracht betreffende vertaaldiensten naar het Engels in het kader van aanbesteding TRA/EU19/2019 en om de eerste overeenkomst van die aanbesteding aan een andere inschrijver toe te kennen, ten tweede, dat de met die andere inschrijver gesloten overeenkomst wordt opgeschort en, ten derde, dat het Parlement wordt gelast om aan verzoekster de ontbrekende passages van de motivering van het beoordelingscomité mee te delen

Dictum

1)

Het verzoek in kort geding wordt afgewezen.

2)

De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/29


Beroep ingesteld op 27 februari 2020 — Philip Morris Products/EUIPO (SIENNA SELECTION)

(Zaak T-130/20)

(2020/C 175/39)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Philip Morris Products SA (Neuchâtel, Zwitzerland) (vertegenwoordiger: L. Alonso Domingo, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Betrokken merk: verzoek tot inschrijving van Uniewoordmerk SIENNA SELECTION — inschrijvingsaanvraag nr. 17 954 903

Bestreden beslissing: beslissing van de vijfde kamer van beroep van het EUIPO van 18 december 2019 in zaak R 1675/2019-5

Conclusies

de bestreden beslissing vernietigen;

het EUIPO verwijzen in zijn eigen kosten en in die van verzoekster.

Aangevoerde middelen

schending van artikel 7, lid 1, onder c), van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad;

schending van artikel 7, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad.


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/29


Beroep ingesteld op 9 maart 2020 — FC / EASO

(Zaak T-148/20)

(2020/C 175/40)

Procestaal: Grieks

Partijen

Verzoekende partij: FC (vertegenwoordiger: Β. Christianós, advocaat)

Verwerende partij: Europees Bureau voor asielondersteuning (EASO)

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

besluit EASO/ED/2019/509 van 18 december 2019 tot afwijzing van de klacht die zij op 5 september 2019 uit hoofde van artikel 90, lid 2, van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie (hierna: “Statuut”) heeft ingediend, nietig te verklaren;

het besluit van het EASO van 7 juni 2019 tot afwijzing van de op 23 mei 2019 gedateerde intrekking van haar ontslag van 1 maart 2019 nietig te verklaren;

het EASO te veroordelen tot betaling, met rente, van het bedrag van de bezoldiging die zij zou hebben ontvangen indien zij bij het EASO in dienst was gebleven, dat wil zeggen vanaf 1 juni 2019 tot de hervatting van haar functie bij het EASO, dan wel tot de afloop van haar overeenkomst met het EASO of haar aanwerving in een andere functie met een overeenstemmend salaris, dat wil zeggen 7 534,03 EUR per maand (tot 15 juli 2019) en 7 777,25 EUR per maand (vanaf 16 juli 2019);

het EASO te veroordelen tot betaling van het bedrag van 250 000 EUR aan haar ter vergoeding van de immateriële en de gezondheidsschade die zij tot heden heeft geleden;

het EASO te verwijzen in alle kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij twee middelen aan.

1.

Eerste middel, ontleend aan het feit dat het bestreden besluit EASO/ED/2019/509 om de volgende redenen ongeldig is:

schending van verzoeksters recht op behoorlijk bestuur (artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie; hierna: “Handvest”), gelet op het beginsel van onpartijdigheid, de zorgplicht, het beginsel van objectiviteit en het vermoeden van onschuld (eerste grond voor nietigverklaring);

schending van verzoeksters recht, door de administratie, om rekening te houden met haar belangen, zoals dat voortvloeit uit het recht op behoorlijk bestuur (artikel 41 van het Handvest) en uit de zorgplicht (artikel 24 van het Statuut) (tweede grond voor nietigverklaring);

deze onwettige praktijken en verzuimen van het EPSO zijn ongeldig door een kennelijk onjuiste beoordeling, een onjuiste rechtsopvatting en een ontoereikende motivering (derde grond voor nietigverklaring).

2.

Tweede middel, ontleend aan het feit dat besluit EASO/ED/2019/509 ongeldig is om de volgende redenen:

het wordt aangetast door een kennelijk onjuiste beoordeling, een onjuiste rechtsopvatting en een ontoereikende motivering met name met betrekking tot de indiening van ontslag krachtens artikel 47, onder b), ii), van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden en de mogelijke intrekking daarvan (eerste grond voor nietigverklaring);

schending van verzoeksters recht op behoorlijk bestuur (artikel 41 van het Handvest) en niet-nakoming van de zorgplicht (artikel 24 van het Statuut dat van overeenkomstige toepassing is), met name gelet op haar recht op inaanmerkingneming van haar belangen door de administratie (tweede grond voor nietigverklaring).


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/30


Beroep ingesteld op 24 maart 2020 — Tartu Agro / Commissie

(Zaak T-150/20)

(2020/C 175/41)

Procestaal: Ests

Partijen

Verzoekende partij: AS Tartu Agro (vertegenwoordigers: T. Järviste, T. Kaurov, M. Peetsalu en M. A. R. Valberg, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

het beroep ontvankelijk verklaren;

het besluit van de Commissie van 24 januari 2020 betreffende steunmaatregel SA.39182 (2017/C), die betrekking heeft op de verlening van vermeend onrechtmatige staatssteun aan Tartu Agro, nietig verklaren;

de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij acht middelen aan.

1.

Het beroep is ontvankelijk.

Het beroep is ontvankelijk aangezien verzoekster volgens het bestreden besluit de ontvangster van de vermeende steun is. Dientengevolge raakt dat besluit haar rechtstreeks en individueel.

2.

De Commissie heeft een ernstige schending van materiële en procedurele voorschriften begaan door bij de beoordeling of de middels de aanbestedingsprocedure verrichte transactie marktconform was, de regels inzake de bewijslast te schenden en de feiten onjuist uit te leggen.

De Commissie had rekening moeten houden met de context ten tijde van de sluiting van de pachtovereenkomst, de destijds gemaakte economische overwegingen en de op dat tijdstip geldende uitleggingsnormen.

De Commissie heeft ten onrechte geconcludeerd dat de aanbestedingsprocedure niet voldeed aan de vereisten om in overeenstemming met de marktvoorwaarden te worden geacht, daar de voorwaarden ervan in hun geheel het mogelijk maakten om de winst voor de Staat te maximaliseren.

3.

De Commissie heeft bij haar onderzoek of de in de pachtovereenkomst afgesproken pachtprijs conform de marktvoorwaarden was, een ernstige schending van materiële en procedurele voorschriften begaan door bij haar beoordeling of er sprake was van staatssteun de regels inzake de bewijslast niet in acht te nemen en de feiten onjuist uit te leggen

De Commissie heeft op basis van irrelevante en gebrekkige gegevens vastgesteld dat er sprake was van staatssteun. Zij had moeten vaststellen dat de investeringen ten behoeve van de verbetering van de bodem en de kosten voor de instandhouding van de bodem en de verbetering van de bodemkwaliteit ten volle deel uitmaakten van de pacht.

De Commissie heeft er ten onrechte geen rekening mee gehouden dat het uit de pachtovereenkomst voortvloeiende vermeende voordeel in ieder geval ten laatste in 2002 was geneutraliseerd ten gevolge van de privatisering van verzoekster en de fusie van verzoekster met haar aandeelhouder.

4.

Bij de vaststelling van de hoogte van het voordeel heeft de Commissie wettelijke bepalingen kennelijk geschonden en de feiten onjuist opgevat

Bij haar beoordeling heeft de Commissie ten onrechte rekenkundige gemiddelden en statistische pachtprijzen in aanmerking genomen en haar motiveringsplicht niet nageleefd.

5.

Door de feiten als nieuwe steun aan te merken, heeft de Commissie een ernstige schending begaan van wettelijke bepalingen en de feiten onjuist opgevat

Alle vermeende verleende steun dateerde van vóór de toetreding van Estland tot de Unie en werd bij de toetreding volledig beëindigd, aangezien de onderneming in 2001 is geprivatiseerd en de fusie van verzoekster met haar aandeelhouder heeft plaatsgevonden in 2002.

6.

Door te oordelen dat slechts een deel van de steun werd beëindigd, heeft de Commissie een ernstige schending begaan van wettelijke bepalingen en de feiten onjuist uitgelegd

De Commissie had tot de conclusie moeten komen dat de uit de pachtovereenkomst voortvloeiende vermeende staatssteun uiterlijk bij de fusie van verzoekster met haar aandeelhouder in 2002 volledig was beëindigd en dat er dus helemaal geen sprake meer was van staatssteun.

7.

De Commissie heeft wettelijke bepalingen geschonden door de Republiek Estland in strijd met het vertrouwensbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel te verplichten de steun terug te vorderen van Tartu Agro

Er was sprake van bijzondere omstandigheden waaruit bleek dat de terugvordering jegens verzoekster uiterst onbillijk was — verzoekster had niet hoeven begrijpen dat er sprake was van staatssteun.

8.

De Commissie heeft een ernstige schending begaan van wettelijke bepalingen en de feiten onjuist uitgelegd door de steun onverenigbaar met de interne markt te verklaren

De betrokkenen hebben concreet aangetoond hoe de pachtovereenkomst heeft bijgedragen tot de bevordering van de economische ontwikkeling, maar de Commissie is daar niet ten gronde op ingegaan.


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/32


Beroep ingesteld op 16 maart 2020 — Tsjechië/Commissie

(Zaak T-151/20)

(2020/C 175/42)

Procestaal: Tsjechisch

Partijen

Verzoekende partij: Tsjechische Republiek (vertegenwoordigers: M. Smolek, J. Vláčil en O. Serdula, gemachtigden)

Verwerende partij: Europese Unie, vertegenwoordigd door de Europese Commissie

Conclusies

de Europese Unie, vertegenwoordigd door de Europese Commissie, gelasten Tsjechië een onverschuldigde betaling te restitueren ten belope van 40 482 255 Tsjechische kroon (CZK), die op 17 maart 2015 ten onrechte en voorwaardelijk op de rekening van de Europese Commissie is gestort;

de Europese Unie, vertegenwoordigd door de Europese Commissie, gelasten Tsjechië een onverschuldigde betaling te restitueren ten belope van 2 698 817 CZK, die op 22 december 2016 ten onrechte en voorwaardelijk op de rekening van de Europese Commissie is gestort;

de Europese Unie, vertegenwoordigd door de Europese Commissie, verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij een middel aan.

Verzoekster stelt dat het bij het litigieuze bedrag gaat om niet-geïnde douaneschulden uit hoofde van de invoer van aanstekers met vuursteentje uit Laos ten belope van 53 976 340 CZK (na aftrek van de inningskosten). Op 17 maart 2015 is naar aanleiding van een verzoek van de Commissie van 21 januari 2015 voorwaardelijk een bedrag van 40 482 255 CZK (75 % van de niet-geïnde douaneschulden) op de rekening van de Commissie gestort. Op 22 december 2016 is een bedrag van 2 698 817 CZK (5 % van de niet-geïnde douaneschulden) op de rekening van de Commissie gestort, in overeenstemming met de vordering van de Commissie het verschil in verband met de verhoging van het aan de Unie af te dragen aandeel tot 80 % bij te betalen.

De storting van dat bedrag op de rekening van de Commissie was onverschuldigd, want deze douanerechten konden niet worden geïnd om redenen die niet aan Tsjechië kunnen worden toegeschreven. Overeenkomstig artikel 17, lid 2, onder b), van verordening nr. 1150/2000 van 22 mei 2000 (1) was Tsjechië derhalve niet gehouden de Commissie het litigieuze bedrag ter beschikking te stellen.


(1)  Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 van de Raad van 22 mei 2000 houdende toepassing van besluit 94/728/EG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (PB 2000, L 130, blz. 1).


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/33


Beroep ingesteld op 27 maart 2020 — Ighoga Region 10 / Commissie

(Zaak T-161/20)

(2020/C 175/43)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Ighoga Region 10 eV (Ingolstadt, Duitsland) (vertegenwoordiger: Rechtsanwalt A. Bartosch)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

Verzoekster verzoekt het Gerecht vast te stellen dat verweerster haar verplichtingen uit hoofde van het VWEU niet heeft nageleefd doordat zij het bezwaar van verzoekster bijna twee en driekwart jaar na de indiening ervan en na te zijn aangemaand om een definitieve beslissing tot beëindiging van de procedure te nemen, nog steeds niet formeel heeft afgedaan door één van de besluiten te nemen die zijn genoemd in artikel 4 van de zogenoemde procedureregeling in steunzaken, maar veeleer heeft stilgezeten.

Middelen en voornaamste argumenten

Het beroep is gericht tegen het verzuim van de Commissie om te beslissen op het bezwaar inzake Unierechtelijke steunregels dat op 4 juli 2017 door verzoekster is ingediend in de zaak SA.48582 — vermeende staatssteun voor de Maritim-groep en KHI Immobilien GmbH.


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/33


Beroep ingesteld op 20 maart 2020 — Tornado Boats International/EUIPO — Haygreen (TORNADO)

(Zaak T-167/20)

(2020/C 175/44)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Tornado Boats International ApS (Lystrup, Denemarken) (vertegenwoordiger: M. Hoffgaard Rasmussen, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: David Haygreen (Colwyn Bay, Verenigd Koninkrijk)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Houder van het betrokken merk: verzoekster voor het Gerecht

Betrokken merk: Uniebeeldmerk TORNADO — Uniemerk nr. 10 097 368

Procedure voor het EUIPO: nietigheidsprocedure

Bestreden beslissing: beslissing van de eerste kamer van beroep van het EUIPO van 17 januari 2020 in zaak R 1169/2018-1

Conclusies

de bestreden beslissing vernietigen;

de vordering tot nietigverklaring afwijzen.

Aangevoerde middelen

schending van artikel 59, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad.


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/34


Beroep ingesteld op 4 april 2020 — Comune di Stintino / Commissie

(Zaak T-174/20)

(2020/C 175/45)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Comune di Stintino (vertegenwoordiger: G. Machiavelli, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietigverklaring van de maatregel als bedoeld in de nota met referentie Ares(2020)734033 van 5 februari 2020 van de Europese Commissie, Directoraat-Generaal Milieu, Directoraat ENV. A — Beleid, Coördinatie, LIFE, Governance en Middelen, ENV. A.4. — LIFE Governance, Beheer, IT en Ondersteunende diensten van het diensthoofd, waarbij is vastgesteld dat de gemeente Stintino minder financiering zou ontvangen voor het programma “LIFE10 NAT/IT/000244 — ST.e.R.N.A.” en de terugvordering van de te veel betaalde bedragen wordt gelast;

nietigverklaring van debetnota nr. 3242002652 van de Europese Commissie van 24 februari 2020, waarmee de gemeente Stintino is verzocht om 447 078,63 EUR terug te betalen aangezien dit bedrag ten gevolge van eerdergenoemde maatregel onverschuldigd is geworden;

nietigverklaring van de maatregel als bedoeld in de nota met referentie Ares(2019)6551262 van 23 oktober 2019 van de Europese Commissie, Directoraat-Generaal Milieu, Directoraat ENV. A. — Beleid, Coördinatie, LIFE, Governance en Middelen, ENV. A.4. — LIFE Governance, Beheer, IT en Ondersteunende diensten van het diensthoofd, waarbij is vastgesteld welk deel van de uitgaven niet in aanmerking komt voor eerdergenoemde financiering en de gemeente Stintino 30 dagen heeft gekregen om bezwaar te maken (doc. nr. 3);

nietigverklaring van elke andere daaraan voorafgaande, erop volgende en/of ermee samenhangende handeling of maatregel.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij volgende middelen aan.

1.

Algemeen actieplan: schending van wezenlijke vormvoorschriften, van de artikelen 15 en 296 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, alsmede van artikel 41, lid 2, onder c), van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: ontoereikende motivering, omdat niet duidelijk is aangegeven hoe het toegepaste verlagingspercentage is vastgesteld;

2.

Algemeen actieplan: schending van wezenlijke vormvoorschriften, van het evenredigheidsbeginsel en van artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, omdat de vermindering niet in verhouding staat tot de voltooide acties;

3.

Algemeen actieplan: schending van wezenlijke vormvoorschriften, van het evenredigheidsbeginsel en van artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, omdat de voortgang van het project verhoudingsgewijs groter is dan de toegepaste vermindering;

4.

Aankoop van land en verbetering van het milieu van de lagune, het kanaal en de mondingen: schending van wezenlijke vormvoorschriften, van het evenredigheidsbeginsel, van artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en van artikel 35, lid 1, van de Gemeenschappelijke Bepalingen over de financiering, alsmede schending van het gewettigd vertrouwen, omdat de bestreden handelingen in strijd zijn met bovengenoemde rechtsregels en niet wordt betwist dat de actie volledig is uitgevoerd;

5.

Monitoring van het gebied, natuureducatie en toegankelijk ecologisch netwerk: schending van wezenlijke vormvoorschriften, van het evenredigheidsbeginsel, van artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, van artikel 18 van de Gemeenschappelijke Bepalingen over de financiering, alsmede schending van het gewettigd vertrouwen, omdat de actie volledig is uitgevoerd en de verweten vertragingen de verspreidingsactiviteit op de lange termijn niet in gevaar brengen. De actie zou immers volledig zijn uitgevoerd voor zover dat mogelijk was gelet op de beperkingen inzake het milieu;

6.

Coördinatie van het project: schending van het gewettigd vertrouwen, van wezenlijke vormvoorschriften, van de artikelen 15 en 296 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, alsmede schending van artikel 41, lid 2, onder c), van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, ontoereikende motivering, schending van het evenredigheidsbeginsel, van artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en van artikel 18 van de Gemeenschappelijke Bepalingen over de financiering, omdat niet zou kunnen worden opgemaakt hoe het verlagingspercentage is vastgesteld en het toegepaste verlagingspercentage in ieder geval niet in verhouding staat tot de uitgevoerde acties.


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/35


Beroep ingesteld op 31 maart 2020 — Laboratorios Ern/EUIPO — Sanolie (SANOLIE)

(Zaak T-175/20)

(2020/C 175/46)

Taal van het verzoekschrift: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Laboratorios Ern, SA (Barcelona, Spanje) (vertegenwoordiger: R. Guerras Mazón, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Sanolie (Istanbul, Turkije)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Aanvrager van het betrokken merk: andere partij in de procedure voor de kamer van beroep

Betrokken merk: aanvraag voor Uniewoordmerk SANOLIE — inschrijvingsaanvraag nr. 17 042 292

Procedure voor het EUIPO: oppositieprocedure

Bestreden beslissing: beslissing van de vierde kamer van beroep van het EUIPO van 22 januari 2020 in zaak R 2405/2018-4

Conclusies

de bestreden beslissing vernietigen wat de toewijzing betreft voor de aangevraagde waren “crème voor het lichaam; gezichtscrèmes voor cosmetisch gebruik; lichaamsoliën [voor cosmetisch gebruik]; gezichtsoliën; oliën voor cosmetisch gebruik” van klasse 3;

de aanvraag tot inschrijving van het teken “SANOLIE” als Uniemerk (nr. 17 042 292) afwijzen voor de reeds vermelde waren “crème voor het lichaam; gezichtscrèmes voor cosmetisch gebruik; lichaamsoliën [voor cosmetisch gebruik]; gezichtsoliën; oliën voor cosmetisch gebruik” van klasse 3;

verweerder en, in voorkomend geval, interveniënte verwijzen in de kosten.

Aangevoerd middel

schending van artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad.


25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/36


Beschikking van het Gerecht van 12 maart 2020 — Riginos Emporiki kai Mesitiki/EUIPO — Honda Motor (ONDA 1962)

(Zaak T-548/19) (1)

(2020/C 175/47)

Procestaal: Engels

De president van de Zesde kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 337 van 7.10.2019.