ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 140

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

62e jaargang
16 april 2019


Inhoud

Bladzijde

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2019/C 140/01

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.9278 — LVMH/Belmond) ( 1 )

1


 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Raad

2019/C 140/02

Kennisgeving aan bepaalde personen op wie de beperkende maatregelen van Besluit 2013/255/GBVB van de Raad en van Verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië van toepassing zijn

2

 

Europese Commissie

2019/C 140/03

Wisselkoersen van de euro

3

 

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

2019/C 140/04

Samenvatting van het advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming over twee wetgevingsvoorstellen met betrekking tot de bestrijding van btw-fraude

4

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

2019/C 140/05

Bijwerking van de lijst van de richtbedragen voor het overschrijden van de buitengrenzen bedoeld in artikel 6, punt 4, van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode)

7


 

V   Bekendmakingen

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

 

Europese Commissie

2019/C 140/06

Bericht betreffende de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer in de Unie van melamine van oorsprong uit de Volksrepubliek China: naamswijziging van een onderneming waarop de minimuminvoerprijs voor niet in de steekproef opgenomen medewerkende ondernemingen van toepassing is

9

2019/C 140/07

Bericht van het naderend vervallen van bepaalde antidumpingmaatregelen

10

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2019/C 140/08

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.9351 — DIF/Green Investment Group/Covanta/Dublin Waste-to-energy facility) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

11

2019/C 140/09

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.9279 — EPH/Uniper France) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

13

2019/C 140/10

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.9335 — Triton/Luxinva/IFCO Systems) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

14

2019/C 140/11

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.9358 — Bregal Unternehmerkapital/MEDIA Central) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

16


 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

 


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

16.4.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 140/1


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.9278 — LVMH/Belmond)

(Voor de EER relevante tekst)

(2019/C 140/01)

Op 9 april 2019 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32019M9278. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Raad

16.4.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 140/2


Kennisgeving aan bepaalde personen op wie de beperkende maatregelen van Besluit 2013/255/GBVB van de Raad en van Verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië van toepassing zijn

(2019/C 140/02)

De volgende informatie wordt ter kennis gebracht van de heer Amjad Abbas (nr. 7), brigadegeneraal Mohammed Bilal (nr. 14), generaal-majoor Tawfiq Younes (nr. 31), de heer Nizar al-Asaad (nr. 36), de heer Ali Douba (nr. 41), generaal-majoor Ali Barakat (nr. 78), generaal-majoor Talal Makhluf (nr. 79), de heer Mohamed Heikmat (nr. 104), brigadegeneraal Burhan Qadour (nr. 128), generaal-majoor Hussam Luqa (nr. 139), de heer Ahmed al-Jarroucheh (nr. 144.), Dr. Hazwan Al Wez (nr. 160), de heer Bishr Riyad Yazigi (nr. 188), de heer Hilal Hilal (nr. 211), de heer Ahmad Sheik Abdul-Qader (nr. 214), Dr. Ghassan Omar Khalaf (nr. 215), de heer Khayr al-Din al-Sayyed (nr. 216), de heer Atef Naddaf (nr. 217), de heer Hussein Makhlouf (nr. 218), de heer Ali Ghanem (nr. 220), de heer Mohammed al-Ahmed (nr. 222), de heer Ali Hamoud (nr. 223), de heer Mohammed Zuhair Kharboutli (nr. 224), de heer Maamoun Hamdan (nr. 225), de heer Nabil al-Hasan (nr. 226), de heer Abdullah al-Gharbi (nr. 228), de heer Abdullah Abdullah (nr. 229), mevrouw Salwa Abdullah (nr. 230), de heer Rafe’a Abu Sa’ad (nr. 231), mevrouw Wafiqa Hosni (nr. 232), mevrouw Rima Al-Qadiri (nr. 233), de heer Duraid Durgham (nr. 234), de heer Ali Wanus (nr. 243), de heer Mohamed Mazen Ali Yousef (nr. 258), generaal-majoor Mohammad Khaled al-Rahmoun (nr. 275), de heer Mohammad Rami Radwan Martini (nr. 276), de heer Imad Muwaffaq al-Azab (nr. 277), de heer Bassam Bashir Ibrahim (nr. 278), de heer Suhail Mohammad Abdullatif (nr. 279), de heer Iyad Mohammad al-Khatib (nr. 280) en de heer Mohammad Maen Zein-al-Abidin Jazba (nr. 281), zijnde personen die worden genoemd in bijlage I bij Besluit 2013/255/GBVB (1) van de Raad en in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 36/2012 (2) van de Raad betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië.

De Raad is voornemens vast te houden aan de beperkende maatregelen tegen bovengenoemde personen, met een nieuwe motivering. Deze personen worden hierbij op de hoogte gebracht van het feit dat zij bij de Raad een verzoek kunnen indienen om kennis te nemen van de motivering betreffende hun aanwijzing. Het verzoek dient vóór 24 april 2019 naar het volgende adres te worden gestuurd:

Raad van de Europese Unie

Secretariaat-generaal

RELEX.1.C

Wetstraat 175

1048 Brussel

BELGIË

E-mail: sanctions@consilium.europa.eu

De betrokken personen kunnen te allen tijde, onder overlegging van eventuele bewijsstukken, de Raad verzoeken het besluit om hen op bovengenoemde lijst te plaatsen, te heroverwegen; deze verzoeken dienen aan bovengenoemd adres te worden gericht. Dergelijke verzoeken zullen na ontvangst worden behandeld. De betrokken personen en entiteiten worden er in dit verband op gewezen dat de lijst regelmatig door de Raad wordt getoetst. Verzoeken dienen uiterlijk op 7 mei 2019 te zijn ingediend om bij de volgende toetsing te kunnen worden behandeld.


(1)  PB L 147 van 1.6.2013, blz. 14.

(2)  PB L 16 van 19.1.2012, blz. 1.


Europese Commissie

16.4.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 140/3


Wisselkoersen van de euro (1)

15 april 2019

(2019/C 140/03)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,1313

JPY

Japanse yen

126,66

DKK

Deense kroon

7,4639

GBP

Pond sterling

0,86305

SEK

Zweedse kroon

10,4608

CHF

Zwitserse frank

1,1345

ISK

IJslandse kroon

135,60

NOK

Noorse kroon

9,6018

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

25,625

HUF

Hongaarse forint

320,25

PLN

Poolse zloty

4,2742

RON

Roemeense leu

4,7618

TRY

Turkse lira

6,5637

AUD

Australische dollar

1,5761

CAD

Canadese dollar

1,5060

HKD

Hongkongse dollar

8,8685

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,6729

SGD

Singaporese dollar

1,5299

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 281,37

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

15,8192

CNY

Chinese yuan renminbi

7,5867

HRK

Kroatische kuna

7,4360

IDR

Indonesische roepia

15 906,08

MYR

Maleisische ringgit

4,6573

PHP

Filipijnse peso

58,476

RUB

Russische roebel

72,7011

THB

Thaise baht

35,936

BRL

Braziliaanse real

4,3985

MXN

Mexicaanse peso

21,2497

INR

Indiase roepie

78,5405


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

16.4.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 140/4


Samenvatting van het advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming over twee wetgevingsvoorstellen met betrekking tot de bestrijding van btw-fraude

(De volledige tekst van dit advies is beschikbaar in het Duits, Engels en Frans op de EDPS-website: www.edps.europa.eu)

(2019/C 140/04)

Samenvatting

Met dit advies, dat werd uitgebracht op grond van artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (1), formuleert de EDPS aanbevelingen voor het beperken van de gevolgen die twee voorstellen van de Commissie voor de bestrijding van btw-fraude in het kader van elektronische handel kunnen meebrengen voor het grondrecht op privacy en de bescherming van persoonsgegevens, om op die manier de naleving te waarborgen van het toepasselijke rechtskader voor gegevensbescherming.

Hierdoor beklemtoont de EDPS de noodzaak om de door de voorstellen beoogde verwerkingsactiviteiten strikt te beperken tot het doel van bestrijding van belastingfraude en om de verzameling en het gebruik van persoonsgegevens te beperken tot wat noodzakelijk en evenredig is voor dit doel. In het kader van deze voorstellen wijzen we er met name op dat de gegevens die worden verwerkt geen betrekking mogen hebben op de consumenten (de betalers) maar enkel op de onlineondernemingen (de begunstigden). Dit beperkt het risico dat de informatie voor andere doeleinden wordt gebruikt, zoals het controleren van de koopgewoonten van de consumenten. Wij waarderen het feit dat de Commissie deze benadering heeft gevolgd en wij raden ten stelligste aan deze benadering te handhaven bij de onderhandelingen met de medewetgevers die tot de definitieve goedkeuring van de voorstellen leiden.

De EDPS wenst bovendien te benadrukken dat hij overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 verwacht te worden geraadpleegd over de uitvoeringshandeling waarmee in de toekomst het standaardformaat voor de overdracht van informatie van de betalingsdienstaanbieders aan de nationale belastingdienst zal worden vastgelegd, vóór de goedkeuring ervan door de Commissie.

Aangezien de voorstellen zorgen voor de oprichting, naast de nationale databanken, van een centrale elektronische databank (Cesop — central electronic system of payment information) die door de Commissie moet worden ontwikkeld, onderhouden, gehost en beheerd, brengt de EDPS zijn richtsnoer inzake IT-governance en -beheer in herinnering. Als bevoegde toezichthoudende autoriteit krachtens Verordening (EU) 2018/1725 zal de EDPS de oprichting van dit informatiesysteem volgen.

Tot slot biedt het onderhavige advies richtsnoeren inzake de voorwaarden en beperkingen voor rechtmatige en passende beperkingen van de rechten van betrokkenen in overeenstemming met de AVG en Verordening (EU) 2018/1725.

I.   INLEIDING EN ACHTERGROND

1.1.   Achtergrond van de voorstellen

1.

Op 10 september 2018 werd de EDPS door de Commissie informeel geraadpleegd over de volgende ontwerpvoorstellen: ontwerpvoorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de invoering van bepaalde voorschriften voor betalingsdienstaanbieders; ontwerpvoorstel voor een uitvoeringsverordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 282/2011 met betrekking tot bepaalde btw-verplichtingen voor bepaalde belastingplichtigen; ontwerpvoorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 904/2010 wat betreft maatregelen ter versterking van de administratieve samenwerking om btw-fraude te bestrijden op het gebied van elektronische handel. Op 18 september 2018 formuleerde de EDPS informele opmerkingen. De EDPS bevestigt in dat verband dat hij ingenomen is met de mogelijkheid om in een vroeg stadium van het beleidsvormingsproces met de Commissie van gedachten te wisselen om de gevolgen van de voorstellen voor het recht op privacy en gegevensbescherming tot een minimum te beperken (2).

2.

Op 12 december 2018 publiceerde de Europese Commissie een voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de invoering van bepaalde voorschriften voor betalingsdienstaanbieders (hierna "de voorgestelde richtlijn van de Raad") (3) en een voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 904/2010 wat betreft maatregelen ter versterking van de administratieve samenwerking om btw-fraude te bestrijden (hierna "de voorgestelde verordening van de Raad") (4), hierna gezamenlijk "de voorstellen" genoemd.

3.

Op 14 januari 2019 raadpleegde de Commissie de EDPS op grond van artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725.

4.

De EDPS wijst ook op het feit dat, zoals verder in het onderhavige advies wordt beklemtoond, de voorgestelde verordening en richtlijn gegevensverwerkingsactiviteiten vaststellen waarvoor de Commissie de verwerkingsverantwoordelijke is op grond van Verordening (EU) 2018/1725. We herinneren er daarom aan dat de EDPS de bevoegde toezichthoudende autoriteit is met betrekking tot dergelijke verwerkingen.

1.2.   Inhoud van de voorstellen

5.

De EDPS merkt op dat de voorstellen, die vergezeld gaan van een effectbeoordeling (5), erop gericht zijn het probleem van btw-fraude met betrekking tot elektronische handel aan te pakken door de samenwerking tussen belastingautoriteiten en de betalingsdienstaanbieders te versterken.

6.

Volgens de voorgestelde richtlijn van de Raad moeten lidstaten met name wetgeving aannemen die waarborgt dat betalingsdienstaanbieders grensoverschrijdende betalingstransacties registreren teneinde belastingautoriteiten in staat te stellen btw-fraude op te sporen.

De voorgestelde verordening van de Raad vult het pakket van fraudebestrijdingsmaatregelen aan:

a)

door te eisen dat de bevoegde autoriteiten van lidstaten de informatie met betrekking tot betalingstransacties die is uiteengezet in de voorgestelde richtlijn van de Raad verzamelen, uitwisselen en analyseren,

b)

door de oprichting van een centraal elektronisch informatiesysteem ("Cesop") waar lidstaten de op nationaal niveau opgeslagen informatie overdragen. Het Cesop is voor verbindingsambtenaren van Eurofisc toegankelijk om de erin opgeslagen informatie te analyseren teneinde belastingfraude te onderzoeken.

7.

De EDPS erkent de doelstellingen van de voorstellen en met name de noodzaak aan regulering met betrekking tot dit onderwerp door fraudebestrijdingsmaatregelen vast te stellen die gericht zijn op e-handelsactiviteiten. Het onderhavige advies beoogt pragmatisch advies te verstrekken over de wijze waarop de gevolgen van de door de voorstellen meegebrachte verwerking van persoonsgegevens tot een minimum kunnen worden beperkt om zo naleving van de toepasselijke gegevensbeschermingswetgeving te waarborgen.

IV.   CONCLUSIES

17.

In het licht van het voorgaande formuleert de EDPS de volgende aanbevelingen:

overweging 11 van de voorgestelde richtlijn van de Raad en overweging 17 van de voorgestelde verordening van de Raad inzake de toepasselijke gegevensbeschermingswetgeving moeten worden gewijzigd zoals vermeld in punt 2.1 van onderhavig advies;

opname van de doelbepaling, zoals vermeld in overweging 11 van de richtlijn van de Raad en overweging 17 van de verordening van de Raad, in het dispositief van de wetgevingshandeling van zowel de richtlijn van de Raad als de verordening van de Raad;

wat betreft de centrale databank "Cesop" moet de Commissie de naleving van de bepalingen inzake beveiliging van verwerkingen waarborgen krachtens Verordening (EU) 2018/1725, en daarbij in het bijzonder de EDPS-"richtsnoeren voor de bescherming van persoonsgegevens in IT-governance en -beheer van EU-instellingen" in acht nemen;

met betrekking tot mogelijke beperkingen van de rechten van betrokkenen:

i.

de formulering van Verordening (EU) nr. 904/2010 zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2018/1541 van de Raad, wijzigen overeenkomstig artikel 23 van de AVG, hetzij om lidstaten de mogelijkheid te laten beperkingen op te leggen (door het woord "beperken" te vervangen door "kunnen … beperken"), hetzij om, voor zover beperkingen noodzakelijk zijn, deze rechtstreeks op te nemen in Verordening (EU) nr. 904/2010;

ii.

in artikel 24, onder e), van de verordening van de Raad, bij de elementen die door de Commissie verder moeten worden vastgesteld in een toekomstige uitvoeringshandeling, de mogelijke beperkingen van de rechten van betrokkenen invoegen overeenkomstig artikel 25 van Verordening (EU) 2018/1725 en het richtsnoer van de EDPS ter zake ("richtsnoer inzake artikel 25 van de nieuwe verordening en interne regels");

de Commissie moet overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 de EDPS raadplegen over de uitvoeringshandeling inzake het elektronische standaardformaat voor de overdracht van informatie van de betalingsdienstaanbieders aan de nationale belastingdienst van de lidstaat waar de betalingsdienstaanbieder is gevestigd, vóór de goedkeuring ervan door de Commissie.

Brussel, 14 maart 2019.

Wojciech Rafał WIEWIÓROWSKI

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming


(1)  PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39.

(2)  Zie overweging 60 van Verordening (EU) 2018/1725: "Met het oog op de samenhang van de voorschriften inzake gegevensbescherming in de Unie dient de Commissie bij het opstellen van voorstellen of aanbevelingen ernaar te streven de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming te raadplegen. Raadpleging door de Commissie dient verplicht te zijn na de vaststelling van wetgevingshandelingen of bij het opstellen van gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen, als bedoeld in de artikelen 289, 290 en 291 VWEU, alsmede na de vaststelling van aanbevelingen en voorstellen in verband met overeenkomsten met derde landen en internationale organisaties, als bedoeld in artikel 218 VWEU, wanneer deze gevolgen hebben voor het recht op de bescherming van persoonsgegevens. In dergelijke gevallen dient de Commissie verplicht te zijn de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming te raadplegen, behalve in de gevallen waarvoor Verordening (EU) 2016/679 verplichte raadpleging van het Europees Comité voor gegevensbescherming voorschrijft, bijvoorbeeld bij adequaatheidsbesluiten of gedelegeerde handelingen betreffende gestandaardiseerde iconen en eisen voor certificeringsmechanismen."

(3)  Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de invoering van bepaalde voorschriften voor betalingsdienstaanbieders, COM(2018) 812 final, proc. 2018/0412 (CNS).

(4)  Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 904/2010 wat betreft maatregelen ter versterking van de administratieve samenwerking om btw-fraude te bestrijden, COM(2018) 813 final, proc. 2018/0413 (CNS).

(5)  Werkdocument van de diensten van de Commissie: "Effectbeoordeling, gevoegd bij het document Voorstellen voor een richtlijn van de Raad, een uitvoeringsverordening van de Raad en een verordening van de Raad betreffende de verplichte doorgifte en uitwisseling van voor de btw relevante betalingsgegevens".


INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

16.4.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 140/7


Bijwerking van de lijst van de richtbedragen voor het overschrijden van de buitengrenzen bedoeld in artikel 6, punt 4, van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (1)

(2019/C 140/05)

De publicatie van de richtbedragen voor het overschrijden van de buitengrenzen bedoeld in artikel 6, punt 4, van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (codificatie) (2) is gebaseerd op de informatie die door de lidstaten aan de Commissie wordt verstrekt overeenkomstig artikel 39 van de Schengengrenscode.

Naast de publicatie in het Publicatieblad wordt de lijst regelmatig bijgewerkt op de website van het directoraat-generaal Binnenlandse Zaken.

SPANJE

Vervanging van de informatie die is bekendgemaakt in PB C 186 van 31.5.2018

Bij besluit van het ministerie van Regeringszaken (Orden del Ministerio de la Presidencia) PRE/1282/2007 van 10 mei 2007 betreffende de middelen van bestaan waarover vreemdelingen vóór hun inreis in Spanje moeten kunnen bewijzen te beschikken, worden de middelen van bestaan vastgesteld waarover vreemdelingen moeten beschikken alvorens in Spanje binnen te reizen.

a)

Voor zijn levensonderhoud tijdens zijn verblijf in Spanje moet de vreemdeling kunnen bewijzen te beschikken over middelen van bestaan waarvan de som minstens 10 % bedraagt van het wettelijke brutominimumloon, berekend in euro (90 EUR), of een wettelijk gelijkwaardig bedrag in buitenlandse munt, vermenigvuldigd met het aantal dagen van het geplande verblijf in Spanje en vermenigvuldigd met het aantal personen dat te zijnen laste meereist. Ongeacht de voorziene verblijfsduur moet deze totale som per persoon in elk geval overeenstemmen met minstens 90 % van het op dat ogenblik geldige wettelijke brutominimumloon (810 EUR) of een wettelijk gelijkwaardig bedrag in buitenlandse munt.

b)

Voor terugkeer naar zijn land van herkomst of voor doorreis via derde landen moet de vreemdeling bewijzen te beschikken over een of meer op naam gestelde, onoverdraagbare en niet-verhandelbare reisbiljetten voor het vervoermiddel dat hij voornemens is te gebruiken.

De vreemdeling moet bewijzen over de bedoelde middelen van bestaan te beschikken door deze te tonen, voor zover hij deze bij zich draagt, of door overlegging van gewaarmerkte cheques, reischeques, betaalkaarten of kredietkaarten, die vergezeld dienen te gaan van een bankafschrift of een geactualiseerd bankrekeningboekje (bankeffecten of bankafschriften uit het internet worden niet aanvaard) of enig ander middel waarmee het beschikbare krediet van de genoemde kaart of bankrekening duidelijk kan worden aangetoond.

Lijst van eerdere publicaties

 

PB C 247 van 13.10.2006, blz. 19.

 

PB C 153 van 6.7.2007, blz. 22.

 

PB C 182 van 4.8.2007, blz. 18.

 

PB C 57 van 1.3.2008, blz. 38.

 

PB C 134 van 31.5.2008, blz. 19.

 

PB C 37 van 14.2.2009, blz. 8.

 

PB C 35 van 12.2.2010, blz. 7.

 

PB C 304 van 10.11.2010, blz. 5.

 

PB C 24 van 26.1.2011, blz. 6.

 

PB C 157 van 27.5.2011, blz. 8.

 

PB C 203 van 9.7.2011, blz. 16.

 

PB C 11 van 13.1.2012, blz. 13.

 

PB C 72 van 10.3.2012, blz. 44.

 

PB C 199 van 7.7.2012, blz. 8.

 

PB C 298 van 4.10.2012, blz. 3.

 

PB C 56 van 26.2.2013, blz. 13.

 

PB C 98 van 5.4.2013, blz. 3.

 

PB C 269 van 18.9.2013, blz. 2.

 

PB C 57 van 28.2.2014, blz. 1.

 

PB C 152 van 20.5.2014, blz. 25.

 

PB C 224 van 15.7.2014, blz. 31.

 

PB C 434 van 4.12.2014, blz. 3.

 

PB C 447 van 13.12.2014, blz. 32.

 

PB C 38 van 4.2.2015, blz. 20.

 

PB C 96 van 11.3.2016, blz. 7.

 

PB C 146 van 26.4.2016, blz. 12.

 

PB C 248 van 8.7.2016, blz. 12.

 

PB C 111 van 8.4.2017, blz. 11.

 

PB C 21 van 20.1.2018, blz. 3.

 

PB C 93 van 12.3.2018, blz. 4.

 

PB C 153 van 2.5.2018, blz. 8.

 

PB C 186 van 31.5.2018, blz. 10.

 

PB C 264 van 26.07.2018, blz. 6.

 

PB C 366 van 10.10.2018, blz. 12.

 

PB C 459 van 20.12.2018, blz. 38.


(1)  Zie de lijst van eerdere publicaties aan het eind van deze bijwerking.

(2)  PB L 77 van 23.3.2016, blz. 1.


V Bekendmakingen

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

Europese Commissie

16.4.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 140/9


Bericht betreffende de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer in de Unie van melamine van oorsprong uit de Volksrepubliek China: naamswijziging van een onderneming waarop de minimuminvoerprijs voor niet in de steekproef opgenomen medewerkende ondernemingen van toepassing is

(2019/C 140/06)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1171 van de Commissie (1) werd op melamine van oorsprong uit de Volksrepubliek China een definitief antidumpingrecht ingesteld.

Een in de Volksrepubliek China gevestigde onderneming, aanvullende Taric (2)-code A987, waarvan de uitvoer van melamine naar de Unie aan de minimuminvoerprijs van 1 153 EUR/ton is onderworpen, heeft de Commissie meegedeeld dat zij haar naam heeft gewijzigd zoals hieronder aangegeven.

De onderneming heeft de Commissie verzocht te bevestigen dat de naamswijziging niet van invloed is op haar aanspraak op de minimuminvoerprijs die op haar van toepassing was onder haar vroegere naam.

De Commissie heeft de verstrekte informatie onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat de naamswijziging niet van invloed is op de bevindingen van Verordening (EU) 2017/1171.

Daarom moet in artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) 2017/1171:

Holitech Technology Co. Ltd

1 153

A987

worden gelezen als:

Shandong Holitech Chemical Industry Co., Ltd

1 153

A987

De aanvullende Taric-code A987 die eerder aan Holitech Technology Co. Ltd was toegekend, is van toepassing op Shandong Holitech Chemical Industry Co., Ltd.


(1)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1171 van de Commissie van 30 juni 2017 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op melamine van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 170 van 1.7.2017, blz. 62).

(2)  Het geïntegreerde tarief van de Europese Unie.


16.4.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 140/10


Bericht van het naderend vervallen van bepaalde antidumpingmaatregelen

(2019/C 140/07)

1.   Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) maakt de Europese Commissie bekend dat de hieronder vermelde antidumpingmaatregelen op de in onderstaande tabel vermelde datum zullen vervallen, tenzij een nieuw onderzoek wordt geopend overeenkomstig de volgende procedure.

2.   Procedure

De producenten in de Unie kunnen een schriftelijk verzoek om een nieuw onderzoek indienen. Dit verzoek moet voldoende bewijsmateriaal bevatten om aan te tonen dat bij het vervallen van de maatregelen voortzetting of herhaling van dumping en schade waarschijnlijk is. Indien de Commissie besluit een nieuw onderzoek naar de betrokken maatregelen te openen, zullen de importeurs, de exporteurs, de vertegenwoordigers van het land van uitvoer en de producenten in de Unie in de gelegenheid worden gesteld de in het verzoek om een nieuw onderzoek verstrekte informatie aan te vullen, te weerleggen of daarover opmerkingen te maken.

3.   Termijn

De producenten in de Unie kunnen een schriftelijk verzoek om een nieuw onderzoek indienen, dat uiterlijk drie maanden voor de in onderstaande tabel vermelde datum moet zijn ontvangen door de Europese Commissie, directoraat-generaal Handel (Eenheid H-1), CHAR 4/39, 1049 Brussel, België (2).

4.   Dit bericht wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie.

Product

Land(en) van oorsprong of van uitvoer

Maatregelen

Referentie

Vervaldatum (3)

Sulfanilzuur

Volksrepubliek China

Antidumpingrecht

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1346/2014 van de Commissie tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van sulfanilzuur uit de Volksrepubliek China en tot intrekking van het definitief antidumpingrecht op de invoer van sulfanilzuur uit India naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad

(PB L 363 van 18.12.2014, blz. 82)

19.12.2019


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  TRADE-Defence-Complaints@ec.europa.eu

(3)  De maatregel vervalt om middernacht op de in deze kolom vermelde datum.


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

16.4.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 140/11


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.9351 — DIF/Green Investment Group/Covanta/Dublin Waste-to-energy facility)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2019/C 140/08)

1.   

Op 9 april 2019 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

DIF Infra 5 UK Limited („DIF”), die onder zeggenschap staat van DIF Management Holding BV (Nederland);

Green Investment Group Investments Limited („GIG”, Verenigd Koninkrijk), die onder zeggenschap staat van Macquarie Group Limited (Australië);

Covanta Holding 3 UK Limited („Covanta”), die onder zeggenschap staat van Covanta Holding Corporation (Verenigde Staten);

Covanta Europe Assets Limited („afvalverwerkingscentrale Dublin”, Ierland).

DIF, GIG en Covanta verkrijgen gezamenlijke zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening over de afvalverwerkingscentrale Dublin. De afvalverwerkingscentrale Dublin staat momenteel onder gezamenlijke zeggenschap van Covanta en GIG.

De concentratie komt tot stand door de verwerving van aandelen.

2.   

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

DIF: een in infrastructuur investerend fonds;

GIG: gespecialiseerd in principal investment in groene energie, projectuitvoering, portefeuillebeheer en aanverwante diensten;

Covanta: houdt zich hoofzakelijk bezig met afvalverwerking en energiesectoren;

de afvalverwerkingscentrale Dublin: afvalverwerking en opwekking van elektriciteit.

3.   

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.   

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:

M.9351 — DIF/Green Investment Group/Covanta/Dublin Waste-to-energy facility

Opmerkingen kunnen per e-mail, per fax of per post aan de Commissie worden toegezonden. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Fax +32 22964301

Postadres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


16.4.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 140/13


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.9279 — EPH/Uniper France)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2019/C 140/09)

1.   

Op 9 april 2019 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

Energetický a průmyslový holding („EPH”, Tsjechië);

Uniper France SAS („Uniper France”, Frankrijk), die onder zeggenschap staat van Uniper SE.

EPH verkrijgt uitsluitende zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening over het geheel van Uniper France.

De concentratie komt tot stand door de verwerving van aandelen.

2.   

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

—   EPH: nutsonderneming die zich bezighoudt met verschillende activiteiten, waaronder bruinkoolwinning, opwekking, distributie en levering van elektriciteit en warmte, alsook transmissie, distributie en opslag van gas;

—   Uniper France: opwekking van elektriciteit uit zowel hernieuwbare als niet-hernieuwbare bronnen, kleinhandel in gas en elektriciteit en de verwerking van as in Frankrijk.

3.   

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.   

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:

M.9279 — EPH/Uniper France

Opmerkingen kunnen per e-mail, per fax of per post aan de Commissie worden toegezonden. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Fax +32 22964301

Postadres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


16.4.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 140/14


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.9335 — Triton/Luxinva/IFCO Systems)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2019/C 140/10)

1.   

Op 9 april 2019 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

Triton Managers V Limited (Jersey), Triton Fund V GP S.à r.l. (Luxemburg), Triton Fund V F&F No. 3 General Partner Limited (Jersey) en TFF V Limited (Jersey) (tezamen „Triton Fund V”);

Luxinva SA („Luxinva”, Luxemburg);

IFCO Systems B.V. („IFCO Group”, Nederland).

Triton Fund V en Luxinva verkrijgen gezamenlijke zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening over IFCO Group. De concentratie komt tot stand door de verwerving van aandelen.

2.   

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

—   Triton Fund V: maakt deel uit van een groep onafhankelijke Europese private-equityfondsen die worden beheerd en geadviseerd door de groep Triton (tezamen „Triton”, Kanaaleilanden). De private-equityfondsen die worden beheerd door de groep Triton, waaronder Triton Fund V, investeren hoofdzakelijk in middelgrote ondernemingen met hoofdkantoor in Noord-Europa, waarbij de nadruk ligt op ondernemingen die actief zijn in drie kernsectoren: zakelijke dienstverlening, industrie en consumenten/gezondheid;

—   Luxinva: indirecte volle dochteronderneming van Abu Dhabi Investment Authority („ADIA”) en eigenaar van private-equitybeleggingen. ADIA is een overheidsinstantie die in handen is van het Emiraat Abu Dhabi. Zij belegt fondsen die haar zijn toegewezen door de overheid van Abu Dhabi, en beheert een wereldwijde investeringsportefeuille die is gediversifieerd in meerdere activaklassen;

—   IFCO Group: actief in de verpakkingssector voor het vervoer van levensmiddelen. Zij verhuurt herbruikbare kunststofcontainers („RPC”) die hoofdzakelijk worden gebruikt voor het vervoer van verse levensmiddelen (waaronder fruit, groenten, vlees en gevogelte, zeevruchten, eieren en bakproducten) van telers of producenten tot supermarkten. IFCO Group biedt ook beheerdiensten aan met betrekking tot haar herbruikbare kunststofcontainers, variërend van het leveren van schone verpakkingen aan fabrikanten, het inzamelen bij de detailhandelaars tot het reinigen en het desinfecteren voor hergebruik.

3.   

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.   

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:

M.9335 — Triton/Luxinva/IFCO Systems

Opmerkingen kunnen per e-mail, per fax of per post aan de Commissie worden toegezonden. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Fax +32 22964301

Postadres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


16.4.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 140/16


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.9358 — Bregal Unternehmerkapital/MEDIA Central)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2019/C 140/11)

1.   

Op 9 april 2019 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

Bregal Unternehmerkapital II LP, Bregal Unternehmerkapital II Feeder LP, Bregal Unternehmerkapital II-A SCSp (tezamen „Bregal Unternehmerkapital”, Jersey en Luxemburg), die onder zeggenschap staan van Cofra Holding AG (Zwitserland),

MEDIA Central Gesellschaft für Handelskommunikation und Marketing mbH („MEDIA Central”, Duitsland).

Bregal Unternehmerkapital verkrijgt uitsluitende zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening over het geheel van MEDIA Central.

De concentratie komt tot stand door de verwerving van aandelen.

2.   

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

—   Bregal Unternehmerkapital: investeringsfonds;

—   Cofra Holding AG: houdstermaatschappij;

—   MEDIA Central: aanbieder van reclame- en marketingdiensten voor handelsondernemingen.

3.   

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.   

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:

M.9358 — Bregal Unternehmerkapital/MEDIA Central

Opmerkingen kunnen per e-mail, per fax of per post aan de Commissie worden toegezonden. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Fax +32 22964301

Postadres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.