ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 37

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

62e jaargang
30 januari 2019


Inhoud

Bladzijde

 

III   Voorbereidende handelingen

 

Europese Centrale Bank

2019/C 37/01 CON/2018/55

Advies van de Europese Centrale Bank van 7 december 2018 inzake een gewijzigd voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) en verband houdende rechtshandelingen (CON/2018/55)

1


 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2019/C 37/02

Wisselkoersen van de euro

5

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

2019/C 37/03

Lijst van de erkende installaties voor de behandeling van voedsel en voedselingrediënten met ioniserende straling in de lidstaten (Overeenkomstig artikel 7, lid 4, van Richtlijn 1999/2/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de behandeling van voedsel en voedselingrediënten met ioniserende straling) (Deze tekst annuleert en vervangt de tekst die is bekendgemaakt in het PB C 405 van 4.11.2016, blz. 6 )

6

2019/C 37/04

Kennisgeving van de regering van het Verenigd Koninkrijk ingevolge Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruikmaken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen ( 1 )

11


 

V   Bekendmakingen

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2019/C 37/05

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.9224 — Brookfield Asset Management/Johnson Controls Power Solutions Business) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

14

2019/C 37/06

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.9269 — Engie/BPCE/Engie PV Curbans) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

16

2019/C 37/07

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.9246 — Daikin Industries/Cool International Holding) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

17


 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

 


III Voorbereidende handelingen

Europese Centrale Bank

30.1.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 37/1


ADVIES VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 7 december 2018

inzake een gewijzigd voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) en verband houdende rechtshandelingen

(CON/2018/55)

(2019/C 37/01)

Inleiding en rechtsgrondslag

Op 11 oktober en 14 november 2018 ontving de Europese Centrale Bank (ECB) verzoeken van respectievelijk het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie om een advies inzake een gewijzigd voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit); Verordening (EU) nr. 1094/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen); Verordening (EU) nr. 1095/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten); Verordening (EU) nr. 345/2013 betreffende Europese durfkapitaalfondsen; Verordening (EU) nr. 346/2013 betreffende Europese sociaalondernemerschapsfondsen; Verordening (EU) nr. 600/2014 betreffende markten in financiële instrumenten; Verordening (EU) 2015/760 betreffende Europese langetermijnbeleggingsinstellingen; Verordening (EU) 2016/1011 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten; Verordening (EU) 2017/1129 betreffende het prospectus dat moet worden gepubliceerd wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel op een gereglementeerde markt worden toegelaten; en Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering (1) (hierna het „gewijzigde voorstel” genoemd).

Op 23 november 2017 hebben de Raad van de Europese Unie en het Europees Parlement de ECB geraadpleegd inzake het initiële wetgevingsvoorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) en verband houdende rechtshandelingen (2) en op 11 april 2018 hebben zij een advies van de ECB ontvangen (3). Het gewijzigde voorstel bevat nieuwe elementen waarvoor het Europees Parlement de ECB opnieuw heeft geraadpleegd.

De ECB-adviesbevoegdheid is gebaseerd op artikel 127, lid 4 en artikel 282, lid 5 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aangezien het voorstel bepalingen bevat betreffende de bijdrage van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) tot een goede beleidsvoering ten aanzien van het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen en de stabiliteit van het financiële stelsel, zoals bedoeld in artikel 127, lid 5 van het Verdrag, en de aan de ECB opgedragen specifieke taken inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, zulks overeenkomstig artikel 127, lid 6 van het Verdrag. Overeenkomstig de eerste zin van artikel 17.5 van het reglement van orde van de Europese Centrale Bank heeft de Raad van bestuur dit advies goedgekeurd.

1.   Algemene opmerkingen

1.1.

Het gewijzigde voorstel is erop gericht het mandaat van de Europese Bankautoriteit (EBA) te versterken bij de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld (money laundering — ML) en de financiering van terrorisme (terrorism financing — TF) om het vertrouwen in de bankenunie en de kapitaalmarktenunie te versterken. De ECB onderschrijft ten volle deze doelstelling. Het gewijzigde voorstel zal ertoe bijdragen dat de risico’s van ML/TF op Unieniveau beter geïdentificeerd worden, waardoor toezichthoudende praktijken binnen de Unie worden verbeterd en geharmoniseerd.

1.2.

De taak van toezicht op kredietinstellingen in verband met de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor doeleinden van ML of TF (toezicht inzake bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering (AML/CFT)) werd niet aan de ECB opgedragen. De resultaten van AML/CFT-toezicht zijn echter belangrijk voor de kwijting van de taken van de ECB betreffende het prudentiële toezicht op kredietinstellingen krachtens artikel 127, lid 6 van het Verdrag en Verordening van de Raad (EU) nr. 1024/2013 (4). In het bijzonder is het risico van het gebruik van het financiële stelsel voor ML of TF relevant voor de toezichthoudende besluiten van de ECB inzake de verwervingen van gekwalificeerde deelnemingen in onder toezicht staande entiteiten (inclusief inzake de procedure van verlening van vergunningen aan kredietinstellingen) en voor de beoordeling van de betrouwbaarheid en deskundigheid van de bestaande en toekomstige bestuurders van onder toezicht staande entiteiten, alsook voor de dagelijkse monitoring in de context van het proces van toetsing en evaluatie door de toezichthouder. Ernstige schendingen van AML/CFT-vereisten kunnen een negatieve invloed hebben op de reputatie van een kredietinstelling en resulteren in belangrijke administratieve of strafrechtelijke sancties, opgelegd aan onder toezicht staande entiteiten of hun personeel, wat een risico kan vormen voor de levensvatbaarheid van onder toezicht staande entiteiten. In bepaalde gevallen kunnen ernstige schendingen van AML/CFT-vereisten rechtstreeks erin resulteren dat de vergunning van een kredietinstelling moet worden ingetrokken. Daarom is het van het hoogste belang dat de ECB en andere prudentiële toezichthouders tijdige en betrouwbare informatie over risico’s inzake ML/TF en schendingen van AML/CFT-vereisten door onder toezicht staande entiteiten ontvangen van AML/CFT-toezichthouders.

1.3.

Het Uniekader voor de voorkoming van het gebruik van het financieel stelsel voor doeleinden van ML of TF werd de laatste jaren geactualiseerd in meerdere wetgevingshandelingen (5) waaromtrent de ECB haar advies heeft uitgebracht. De ECB is een sterk voorstander van een Unieregime dat ervoor zorgt dat lidstaten en in de Unie gevestigde instellingen beschikken over doeltreffende instrumenten in de strijd tegen ML en TF, in het bijzonder tegen misbruik van het financiële stelsel door witwassers en financiers van terrorisme en hun medeplichtigen (6).

1.4.

Gelet erop dat de ECB in Advies CON/2018/19 reeds een advies heeft gegeven inzake het initiële wetgevingsvoorstel, zal de ECB uitsluitend aandacht besteden aan de nieuwe elementen in het gewijzigde voorstel.

2.   Specifieke opmerkingen

2.1.   Door de EBA te verzamelen informatie

2.1.1.

Krachtens het gewijzigde voorstel zou de EBA ermee belast zijn bij bevoegde autoriteiten informatie te verzamelen met betrekking tot zwakke punten die zijn geconstateerd in de processen en procedures, de governanceregelingen, deskundigheids- en betrouwbaarheidsbeoordelingen, bedrijfsmodellen en activiteiten van partijen uit de financiële sector om ML en TF te voorkomen, alsmede maatregelen genomen door bevoegde autoriteiten (7). Het is echter niet duidelijk welke informatie precies moet worden gerapporteerd. Bijvoorbeeld is het niet duidelijk hoe een zwak punt in een bedrijfsmodel ter voorkoming van ML en TF moet worden opgevat. Voorts bevat het gewijzigde voorstel geen kwalificatie van de zwakke punten die gerapporteerd moeten worden, wat inhoudt dat zelfs geringe zwakke punten zouden moeten gerapporteerd worden. Gesuggereerd wordt dat de verordening: a) verduidelijkt dat deze nieuwe rapportageverplichting slaat op belangrijke zwakke punten die het risico dat het financiële stelsel wordt gebruikt voor ML of TF verhogen; en b) vereist dat de EBA richtsnoeren ontwikkelt voor de bevoegde autoriteiten over de vraag wat dergelijke belangrijke zwakke punten uitmaken. Voorts zou de verordening bijkomende elementen of processen moeten specificeren die noodzakelijk kunnen zijn voor de efficiënte werking van de informatie-uitwisselingsprocedure. Bovendien kunnen risico’s inzake ML/TF die relevant zijn voor de nieuwe taak van de EBA in andere dan de reeds in het gewijzigde voorstel opgesomde toezichtprocedures worden geïdentificeerd, zoals bij het verlenen van toestemmingen of bij beoordelingen van verwervingen van gekwalificeerde deelnemingen in financiële marktdeelnemers. Gesuggereerd wordt om de door de EBA verzamelde informatie uit te breiden tot dit soort informatie.

2.1.2.

Voorts zou het gewijzigde voorstel moeten verduidelijken dat rapportage aan de EBA en de daaropvolgende verspreiding van informatie door de EBA niet de rechtstreekse informatie-uitwisseling tussen bevoegde autoriteiten vervangt. De invoering van de EBA als een tussenpersoon voor alle informatie-uitwisselingen zou een zware belasting zijn voor de middelen van de EBA, terwijl de efficiëntie van de informatie-uitwisseling niet noodzakelijkerwijze beter wordt.

2.1.3.

Bij het delen van informatie of documenten inzake belangrijke zwakke punten tussen meerdere bevoegde autoriteiten, moet worden vermeden dat dezelfde belangrijke zwakke punten meerdere keren worden gerapporteerd door alle bevoegde autoriteiten. Bijgevolg zou het gewijzigde voorstel moeten bepalen dat uitsluitend de bevoegde autoriteit die initieel de informatie heeft verzameld of het document heeft opgesteld, moet rapporteren aan de EBA.

2.1.4.

Ter beperking van extra belasting voor bevoegde autoriteiten op grond van deze nieuwe rapportage aan de EBA, zouden bevoegde autoriteiten uitsluitend informatie dienen te rapporteren die zij niet via andere kanalen met de EBA gedeeld hebben. Bijvoorbeeld, wanneer de EBA deelneemt aan colleges van toezichthouders en via deze colleges informatie ontvangt over een relevant belangrijk zwak punt, zouden de bevoegde autoriteiten niet moeten verplicht worden om deze informatie opnieuw te rapporteren aan de EBA. De EBA zou dus voor zover mogelijk gebruik moeten maken van reeds bestaande informatiekanalen. Dienaangaande zal de overeenkomst over de praktische regelingen voor de uitwisseling van informatie die krachtens artikel 57 bis, lid 2 van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad (8) uiterlijk op 10 januari 2019 moet worden gesloten tussen de ECB en de AML/CFT-toezichthouders van alle lidstaten een belangrijk kanaal vormen voor de informatie-uitwisseling over belangrijke schendingen van AML/CFT-vereisten en prudentiële vereisten. De EBA zou rechtstreekse toegang tot deze krachtens de overeenkomst uitgewisselde informatie moeten krijgen. Rechtstreekse toegang zou de meest efficiënte manier zijn om te verzekeren dat de relevante informatie tijdig wordt gedeeld met de EBA. Via een dergelijke structuur zou de EBA informatie kunnen ontvangen zonder bijkomende vertragingen, terwijl de bevoegde autoriteiten die partijen zijn bij deze overeenkomst deze informatie niet behoeven te rapporteren aan de EBA.

2.1.5.

Voor situaties waarbij specifieke verslagen aan de EBA noodzakelijk zullen zijn, wordt gesuggereerd dat de EBA richtsnoeren zou moeten ontwikkelen en modellen opstellen om de rapportage te vereenvoudigen.

2.1.6.

Het is niet duidelijk wat de EBA zou moeten coördineren met de financiële-inlichtingeneenheden (FIU’s) op grond van de laatste zin van het nieuwe voorgestelde artikel 9 bis, lid 1, onder a in verband met de informatieverstrekking aan de EBA. Het is evenmin duidelijk of en hoe deze coördinatie verband houdt met de verzameling van informatie die gereguleerd wordt in deze ontwerpbepaling. Het gewijzigde voorstel dient dienaangaande verduidelijkt worden. Als de coördinatie met FIU’s betrekking heeft op de verzameling van informatie bij prudentiële toezichthouders, inclusief de ECB, zou het gewijzigde voorstel de regels betreffende de toegang van de FIU’s tot door de bevoegde autoriteiten aan de EBA verstrekte informatie moeten specificeren. Als de coördinatie met FIU’s niet verband houdt met de verzameling van informatie, zou het vereiste van samenwerking tussen de EBA en de FIU’s naar een andere bepaling moeten verplaatst worden.

2.1.7.

Op basis van de praktische ervaringen met de nieuw voorgestelde hoger omschreven procedure voor gegevensverzameling en -verspreiding, lijkt het passend om deze procedure te controleren in het kader van het algemene verslag dat door de Commissie wordt voorbereid krachtens artikel 81 van Verordening (EU) nr. 1093/2010. Een dergelijke controle zou de efficiëntie van de procedure nagaan en beoordelen of wijzigingen noodzakelijk zijn.

2.2.   Bevordering van convergentie van toezichtprocessen en risicobeoordelingen op bevoegde autoriteiten

2.2.1.

Krachtens het gewijzigde voorstel zou de EBA ermee belast zijn de convergentie van toezichtprocessen bedoeld in Richtlijn (EU) 2015/849 te bevorderen, onder meer door periodieke evaluaties uit te voeren (9). De ECB begrijpt dat deze toezichtprocessen uitsluitend slaan op AML/CFT-toezichthouders en niet op prudentiële toezichthouders. Dit zou uitdrukkelijk moeten verduidelijkt worden in het gewijzigde voorstel.

2.2.2.

Krachtens het gewijzigde voorstel zou de EBA ermee belast zijn risicobeoordelingen uit te voeren voor bevoegde autoriteiten, waarbij de klemtoon zou liggen op, maar niet beperkt zijn tot, AML/CFT-toezichthouders (10). Het is niet duidelijk wat het verschil zou zijn tussen deze risicobeoordelingen en de bovengenoemde periodieke evaluaties. Zowel de periodieke evaluaties als de risicobeoordelingen lijken te slaan op de identificatie van en de aanpak van risico’s inzake ML/TF, waarbij de ontwerpbepaling inzake periodieke evaluaties verwijst naar risico’s inzake ML/TF in het algemeen, en de ontwerpbepaling inzake risicobeoordelingen uitsluitend verwijst naar de „belangrijkste risico’s die zich voordoen”. De risicobeoordelingen lijken dus reeds vervat te zijn in de periodieke evaluaties. De tekst zou daarom geherformuleerd moeten worden om een duidelijker onderscheid te maken tussen risicobeoordelingen en periodieke evaluaties. Tegelijkertijd zou het begrip „belangrijkste risico’s die zich voordoen” verder verduidelijkt moeten worden.

2.3.   Bevordering van de samenwerking met relevante autoriteiten in derde landen

Krachtens het gewijzigde voorstel zou de EBA in belangrijke gevallen van ML of TF met een grensoverschrijdende dimensie waarbij derde landen betrokken zijn, een leidende rol hebben bij het faciliteren van samenwerking tussen bevoegde autoriteiten in de Unie en de betrokken autoriteiten in derde landen (11). De ECB verwelkomt ondersteuning door de EBA die de bevoegde autoriteiten erbij helpt op een efficiëntere manier te communiceren met relevante autoriteiten in derde landen. De ECB meent echter dat de coördinatie door de EBA de rechtstreekse contacten die bevoegde autoriteiten kunnen nodig hebben met relevante autoriteiten in derde landen niet zouden mogen vervangen. Wanneer de rechtstreekse samenwerking tussen deze autoriteiten goed kan functioneren, lijkt het niet efficiënt om een bijkomend coördinatieniveau toe te voegen via de EBA. De EBA invoeren als bijkomende autoriteit wanneer er rechtstreekse samenwerking bestaat tussen een bevoegde autoriteit en een relevante autoriteit van een derde land, zou eveneens vanuit juridisch oogpunt problematisch kunnen zijn wanneer de bevoegde autoriteit en de relevante autoriteit van een derde land samenwerken op basis van een memorandum van overeenstemming waarbij de EBA geen partij is. Bijgevolg zou het gewijzigde voorstel de EBA de bevoegdheid moeten verlenen om de bevoegde autoriteiten bij te staan bij de samenwerking met de relevante autoriteiten in derde landen, wanneer relevant. Het gewijzigde voorstel hoeft echter niet te vereisen dat de EBA een leidende rol heeft bij de bevordering van dergelijke samenwerking. Voorts zou het concept „belangrijke schendingen” verder gespecificeerd moeten worden, zodat het duidelijk is in welke situaties het vereiste van EBA-ondersteuning geactiveerd zou moeten worden. Daartoe lijkt het noodzakelijk de door de EBA of de nationale bevoegde autoriteiten te volgen criteria bij de identificatie van dergelijke gevallen te specificeren. Bovendien zouden de procedures voor de interactie tussen de EBA en de nationaal bevoegde autoriteiten bij de identificatie, rapportage en behandeling van deze gevallen moeten uiteengezet worden. Daarom wordt gesuggereerd dat de EBA richtsnoeren zou moeten uitgeven waarin alle noodzakelijke elementen en processen voor de efficiënte werking van deze procedure gespecificeerd worden.

Indien de ECB wijzigingen van het voorstel aanbeveelt, worden daartoe in een apart technisch werkdocument specifiek onderbouwde formuleringsvoorstellen opgenomen. Het technische werkdocument is in de Engelse taal beschikbaar op de ECB-website.

Gedaan te Frankfurt am Main, 7 december 2018.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  COM(2018) 646 final.

(2)  COM(2017) 536 final.

(3)  Advies CON/2018/19 van de Europese Centrale Bank van 11 april 2018 inzake een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) en verband houdende rechtshandelingen (PB C 255 van 20.7.2018, blz. 2). Alle ECB-Adviezen worden op de ECB-website bekendgemaakt onder www.ecb.europa.eu

(4)  Verordening (EU) nr. 1024/2013 van 15 oktober 2013 van de Raad waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63).

(5)  Zie Richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/138/EG en 2013/36/EU (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 43); Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73); Verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1781/2006 (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 1).

(6)  Zie ECB Advies CON/2013/32.

(7)  Voorgesteld nieuw artikel 9 bis, lid 1, onder a, van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

(8)  Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).

(9)  Voorgesteld nieuw artikel 9 bis, lid 3 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

(10)  Voorgesteld nieuw artikel 9 bis, lid 4 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

(11)  Voorgesteld nieuw artikel 9 bis, lid 5 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

30.1.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 37/5


Wisselkoersen van de euro (1)

29 januari 2019

(2019/C 37/02)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,1422

JPY

Japanse yen

125,03

DKK

Deense kroon

7,4650

GBP

Pond sterling

0,86735

SEK

Zweedse kroon

10,3508

CHF

Zwitserse frank

1,1352

ISK

IJslandse kroon

136,80

NOK

Noorse kroon

9,7035

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

25,747

HUF

Hongaarse forint

317,21

PLN

Poolse zloty

4,2976

RON

Roemeense leu

4,7562

TRY

Turkse lira

6,0665

AUD

Australische dollar

1,5954

CAD

Canadese dollar

1,5142

HKD

Hongkongse dollar

8,9620

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,6694

SGD

Singaporese dollar

1,5444

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 277,32

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

15,5560

CNY

Chinese yuan renminbi

7,6927

HRK

Kroatische kuna

7,4233

IDR

Indonesische roepia

16 093,60

MYR

Maleisische ringgit

4,6931

PHP

Filipijnse peso

59,947

RUB

Russische roebel

75,6887

THB

Thaise baht

35,991

BRL

Braziliaanse real

4,2735

MXN

Mexicaanse peso

21,7153

INR

Indiase roepie

81,3060


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

30.1.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 37/6


Lijst van de erkende installaties voor de behandeling van voedsel en voedselingrediënten met ioniserende straling in de lidstaten

(Overeenkomstig artikel 7, lid 4, van Richtlijn 1999/2/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de behandeling van voedsel en voedselingrediënten met ioniserende straling (1) )

(Deze tekst annuleert en vervangt de tekst die is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie C 405 van 4 november 2016, blz. 6)

(2019/C 37/03)

Lidstaat

Erkende doorstralingsinstallaties

Bron, referentienummer, naam, adres

Nadere inlichtingen betreffende de erkenning

AT

Geen

 

BE

Bron: 60Co-gammadoorstraling

Referentienr.: 2110/91/0004

Sterigenics SA.

Zoning Industriel

6220 Fleurus

BELGIË

Erkenning voor voedsel overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Richtlijn 1999/2/EG

BG

Bron: 60Co-gammadoorstraling

a)

Referentienr.: 1/23.5.2008

Bulgamma, Sopharma Ltd.

Iliensko Shosse 16

Sofia

BULGARIJE

b)

Referentienr.: 2/26.10.2010

GITAVA Ltd „Kalina”

Stad Stamboliyski

Hristo Botev str.-verlenging

Gemeente Stamboliyski

District Plovdiv

BULGARIJE

Erkenning voor gedroogde aromatische kruiden en specerijen en gedroogde groentekruiderijen overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Richtlijn 1999/2/EG

CY

Geen

 

CZ

Bron: 60Co-gammadoorstraling

Referentienr.: IR-02-CZ

Bioster a.s.

Tejny 621

664 71 Veverská Bítýška

TSJECHIË

Erkenning voor gedroogde aromatische kruiden, specerijen en kruiderijen overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Richtlijn 1999/2/EG

DE

Bron: 60Co-gammadoorstraling

a)

Referentienr.: SN 01

Synergy Health Radeberg GmbH

Juri-Gagarin-Str. 15

01454 Radeberg

DUITSLAND

b)

Referentienr.: BY FS 01/2001

Synergy Health Allershausen GmbH

Kesselbodenstr. 7

85391 Allershausen

DUITSLAND

c)

Referentienr.: NRW-GM 01

BGS Beta-Gamma-Service GmbH & Co. KG

Fritz-Kotz-Str. 16

51674 Wiehl

DUITSLAND

Bron: doorstraling met versnelde elektronen

a)

Referentienr.: D-BW-X-01

Beta-Gamma-Service GmbH & Co. KG

John-Deere-Str. 3

76646 Bruchsal

DUITSLAND

b)

Referentienr.: NRW-GM 02

BGS Beta-Gamma-Service GmbH & Co. KG

Fritz-Kotz-Str. 16

51674 Wiehl

DUITSLAND

Erkenning voor gedroogde aromatische kruiden, specerijen en kruiderijen overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Richtlijn 1999/2/EG

DK

Geen

 

EE

Bron: 60Co-gammadoorstraling

Referentienr.: 2835

Scandinavian Clinics Estonia OÜ

Kurvi tee 406a, Alliku küla

76403 Saue vald, Harjumaa

ESTLAND

Erkenning voor gedroogde aromatische kruiden, specerijen en kruiderijen overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Richtlijn 1999/2/EG

ES

Bron: doorstraling met versnelde elektronen

Referentienr.: 5.00001/CU

Ionmed Esterilización, S.A.

C/Rocinante, Parc.50

(Polg. Ind. Tarancón)

16400 Tarancón (Cuenca)

SPANJE

Bron: 60Co-gammadoorstraling

Referentienr.: 5.00002/B

ARAGOGAMMA S.L.

Carretera Granollers a Cardedeu, km 3,5

08520 Les Franqueses del Vallès (Barcelona)

SPANJE

Erkenning voor gedroogde aromatische kruiden, specerijen en kruiderijen overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Richtlijn 1999/2/EG

FI

Geen

 

FR

Bron: 60Co-gammadoorstraling

a)

Referentienr.: 13 055 F

Synergy Health

Rue Jean Queillau, Marché des Arnavaux

13014 Marseille Cedex 14

FRANKRIJK

b)

Referentienr.: 72 264 F

Ionisos SA.

Zone industrielle de l’Aubrée

72300 Sablé-sur-Sarthe

FRANKRIJK

c)

Referentienr.: 85 182 F

Ionisos SA.

Zone industrielle Montifaud

85700 Pouzauges

FRANKRIJK

d)

Referentienr.: 01 142 F

Ionisos SA.

Zone industrielle les Chartinières

01120 Dagneux

FRANKRIJK

Bron: doorstraling met versnelde elektronen

a)

Referentienr.: 10 093 F

Ionisos SA.

Zone Industrielle

10500 Chaumesnil

FRANKRIJK

Erkenning voor voedsel overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Richtlijn 1999/2/EG

GR

Geen

 

HR

Bron: 60Co-gammadoorstraling

Referentienr.: 541-02/03-IRB16-1

Institut Ruđer Bošković

Bijenička 54

HR-10000 Zagreb

KROATIË

Erkenning voor: aromatische kruiden, specerijen en plantaardige kruiderijen overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Richtlijn 1999/2/EG

HU

Bron: 60Co-gammadoorstraling

Referentienr.: EU-AIF 04-2002

AGROSTER Besugárzó

Zártkörűen Működő Részvénytársaság

Boedapest

Jászberényi út 5

1106

HONGARIJE

Erkenning overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Richtlijn 1999/2/EG

IE

Geen

 

IT

Bron: 60Co-gammadoorstraling

Referentienr.: RAD 1/04 IT

Gammarad Italia SPA

Via Marzabotto 4

Minerbio (BO)

ITALIË

Erkenning overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Richtlijn 1999/2/EG

LU

Geen

 

LT

Geen

 

LV

Geen

 

MT

Geen

 

NL

Bron: 60Co-gammadoorstraling

a)

Referentienr.: GZB/VVB-991393 Ede, VWS dossier 368959

Synergy Health

Morsestraat 3

6716 AH Ede

NEDERLAND

b)

Referentienr.: GZB/VVB-991393 Etten-Leur, VWS dossier 368959

Synergy Health

Soevereinstraat 2

4879 NN Etten-Leur

NEDERLAND

Erkenning voor behandeling van gedroogd fruit, peulen, gedehydrateerde groenten, graanproducten in vlokken, kruiden, specerijen, garnalen, pluimvee, kikkerbillen, Arabische gom en eiproducten overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Richtlijn 1999/2/EG

PL

Bron: doorstraling met versnelde elektronen

Referentienr.: GIS-BŻ-PR-022-279/16/3-1

Instytut Chemii I Techniki Jądrowej

ul. Dorodna 16

03-195 Warschau

POLEN

Erkenning voor de behandeling van aardappelen, uien, knoflook, paddenstoelen, gedroogde specerijen (met inbegrip van gedroogde aromatische kruiden, specerijen en plantaardige kruiderijen), gedroogde paddenstoelen, gedroogde groenten

PT

Geen

 

RO

Bron: 60Co-gammadoorstraling

Instalaţie de iradieri cu scopuri multiple

Departamentul de iraderi tehnologice IRASM

Institutul naţional de cercetare-dezvoltare pentru fizică şi inginerie nucleară — Horia Hulubei

Str. Atomiştilor nr. 407

Căsuţa poştală MG-6

Măgurele, judeţul Ilfov

ROEMENIË

Erkenning overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Richtlijn 1999/2/EG

SE

Geen

 

SI

Geen

 

SK

Geen

 

UK

Bron: 60Co-gammadoorstraling

Referentienr.: EW/04

Synergy Health

Moray Road

Elgin Industrial Estate

Swindon

Wiltshire

SN2 8XS

VERENIGD KONINKRIJK

Erkenning voor bepaalde kruiden en specerijen overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Richtlijn 1999/2/EG


(1)  PB L 66 van 13.3.1999, blz. 16.


30.1.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 37/11


Kennisgeving van de regering van het Verenigd Koninkrijk ingevolge Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruikmaken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen

(Voor de EER relevante tekst)

(2019/C 37/04)

Aankondiging van de 31e aanvullende vergunningsronde voor offshore olie- en gaswinning

OIL AND GAS AUTHORITY (olie- en gasautoriteit)

Petroleum Act 1998

Offshore-vergunningsronde

1.

De Oil and Gas Authority (hierna „de OGA” genoemd) nodigt belangstellenden uit om een aanvraag in te dienen voor vergunningen voor winning op zee in bepaalde gebieden van het continentaal plat van het Verenigd Koninkrijk.

2.

Alle details over deze aanbesteding, met inbegrip van een lijst van de aangeboden blokken en kaarten van de desbetreffende gebieden, alsook richtsnoeren met betrekking tot de vergunningen, de vergunningsvoorwaarden en de wijze waarop een aanvraag moet worden ingediend, zijn beschikbaar op de website van de OGA (zie hieronder).

3.

Alle aanvragen zullen, in voorkomend geval, worden beoordeeld in overeenstemming met de bepalingen van de Hydrocarbons Licensing Directive Regulations 1995 (S.I. 1995 No. 1434), de Petroleum Licensing (Applications) Regulations 2015 (SI 2015 No. 766) en de Offshore Petroleum Licensing (Offshore Safety Directive) Regulations 2015 (SI 2015 No. 385). De minister heeft zijn taken wat dit betreft op 1 oktober 2016 overgedragen aan de OGA op grond van de energieverordeningen 2016 (The Energy (Transfer of Functions, Consequential Amendments and Revocation) Regulations 2016 — http://www.legislation.gov.uk/uksi/2016/912/pdfs/uksi_20160912_en.pdf), waarin is bepaald dat alle handelingen die zijn verricht (of die de werking hebben als waren zij verricht) door of namens de minister ten aanzien van dergelijke overgedragen taken, nu van kracht zijn, voor zover dat noodzakelijk is voor de voortzetting van de werking ervan na 1 oktober 2016, als waren zij verricht door of in verband met de olie- en gasautoriteit. Alle beoordelingen worden gedaan in het licht van de permanente behoefte aan snelle, grondige, efficiënte en veilige exploratie om de olie- en gasvoorraden van het Verenigd Koninkrijk vast te stellen, rekening houdend met de milieuaspecten.

Innoverend kader

4.

De vergunningsaanvragen worden beoordeeld in het licht van een innovatieve benadering voor de werkprogramma’s voor de eerste periode (hierna „werkprogramma’s” genoemd) voor vergunningen. Deze werkprogramma’s bevatten een flexibele combinatie van maximaal drie fasen (A, B en C) in de eerste periode. Dit zal ertoe bijdragen dat de werkprogramma’s voor blok(ken) waarvoor aanvragen worden gedaan, geschikt zijn voor de geotechnische en andere problemen die in een gebied moeten worden aangepakt, terwijl de in punt 3 genoemde factoren worden geoptimaliseerd. De flexibiliteit die wordt geboden door de combinatie van maximaal drie fasen stelt de aanvragers ook in staat een werkprogramma te ontwikkelen dat geschikt is voor hun eigen plannen en eisen.

5.

Fase A van het werkprogramma omvat een periode waarin de geotechnische studies en de herverwerking van de geofysische gegevens zullen worden uitgevoerd; Fase B van het werkprogramma is een periode waarin nieuwe seismische gegevens worden „geschoten”; Fase C van het werkprogramma wordt gebruikt voor onderzoeks- en/of proefboringen. Aanvragers kunnen besluiten over de combinatie van fasen: hetzij alle drie de fasen, hetzij meteen door naar fase B gevolgd door fase C, hetzij meteen door naar fase C, hetzij fase A, onmiddellijk gevolgd door fase C.

6.

Fase A en fase B zijn niet verplicht en zijn in bepaalde omstandigheden wellicht niet passend, maar elke aanvraag moet een voorstel betreffende fase C bevatten, behalve indien de aanvrager van mening is dat geen enkele exploratie vereist is en voorstelt om direct over te gaan tot de ontwikkelingsfase (d.w.z. „meteen door naar de tweede periode”). Wanneer dat het geval is, moeten de aanvragen worden ingediend in overeenstemming met de richtsnoeren die beschikbaar zijn op de website van de OGA.

7.

De in deze ronde verleende vergunningen kunnen een eerste periode van maximaal 9 jaar hebben. De duur van de vergunning moet in het kader van het voorgestelde werkprogramma worden onderbouwd en wordt bij de aanvraag besproken.

8.

Aanvragen waarbij de eerste fase fase A of B is, worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

a)

de financiële levensvatbaarheid van de aanvrager;

b)

de technische capaciteit van de aanvrager, die deels wordt beoordeeld aan de hand van de kwaliteit van de analyse van het blok;

c)

de wijze waarop de aanvrager voorstelt de krachtens de vergunning toegestane werkzaamheden uit te voeren, met inbegrip van de kwaliteit van het ingediende werkprogramma voor de evaluatie van het volledige potentieel van het gebied waarvoor de vergunning is aangevraagd;

d)

capaciteit op het gebied van veiligheid en milieu. In het kader van de Offshore Petroleum Licensing (Offshore Safety Directive) Regulations 2015 moeten alle toekomstige offshore-licentienemers, d.w.z. met inbegrip van alle partners binnen een aanvragende groepering, ter ondersteuning van de vergunningsaanvraag informatie verstrekken over hun capaciteit op het gebied van veiligheid en milieu. Nadere richtsnoeren met betrekking tot alle veiligheids- en milieueisen zijn te vinden op http://www.hse.gov.uk/osdr/assets/docs/appendix-c.pdf; en

e)

eventueel gebrek aan efficiëntie of verantwoordelijkheidsgevoel waarvan de aanvrager blijk heeft gegeven in het kader van een andere vergunning die is afgegeven ingevolge de Petroleum Act 1998.

9.

In vergunningen met een fase B wordt een periode gespecificeerd, zodat de vergunning aan het eind van deze fase verstrijkt als de vergunninghouder de OGA er niet van heeft kunnen overtuigen dat hij over voldoende technische en financiële capaciteit beschikt om het werkprogramma te voltooien. In vergunningen met een fase A, maar zonder fase B, wordt ook een periode gespecificeerd, zodat de vergunning aan het eind van deze fase verstrijkt als de vergunninghouder de OGA er niet van heeft kunnen overtuigen dat hij over voldoende technische en financiële capaciteit beschikt om de werkzaamheden te voltooien.

10.

Aanvragen waarbij de eerste fase fase C is, worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

a)

de financiële levensvatbaarheid van de aanvrager en zijn financiële capaciteit voor de uitvoering van de activiteiten die krachtens de vergunning gedurende de eerste periode mogen worden opgezet, inclusief het werkprogramma voor de evaluatie van het volledige potentieel van het gebied binnen het blok;

b)

de technische capaciteit van de voorgestelde exploitant om de activiteiten te superviseren, en met name de boorwerkzaamheden;

c)

de wijze waarop de aanvrager voorstelt de krachtens de vergunning toegestane werkzaamheden uit te voeren, met inbegrip van de kwaliteit van het ingediende werkprogramma voor de evaluatie van het volledige potentieel van het gebied waarvoor de vergunning is aangevraagd;

d)

capaciteit op het gebied van veiligheid en milieu. In het kader van de Offshore Petroleum Licensing (Offshore Safety Directive) Regulations 2015 moeten alle toekomstige offshore-licentienemers, d.w.z. met inbegrip van alle partners binnen een aanvragende groepering, ter ondersteuning van de vergunningsaanvraag informatie verstrekken over hun capaciteit op het gebied van veiligheid en milieu. Nadere richtsnoeren met betrekking tot alle veiligheids- en milieueisen zijn te vinden op http://www.hse.gov.uk/osdr/assets/docs/appendix-c.pdf, en

e)

eventueel gebrek aan efficiëntie of verantwoordelijkheidsgevoel waarvan de aanvrager blijk heeft gegeven in het kader van een andere vergunning die is afgegeven ingevolge de Petroleum Act 1998.

Richtsnoeren

11.

Verdere richtsnoeren kunnen worden geraadpleegd op de OGA-website: https://www.ogauthority.co.uk/licensing-consents/licensing-rounds/

Vergunningen

12.

Tenzij een passende milieuevaluatie met betrekking tot een specifiek blok vereist is (zie verder onder punt 15), zal de olie- en gasautoriteit, wanneer zij overeenkomstig deze uitnodiging een vergunning aanbiedt, dit binnen een termijn van achttien maanden na deze kennisgeving doen.

13.

De olie- en gasautoriteit is niet aansprakelijk voor eventuele kosten met betrekking tot het indienen van een vergunningsaanvraag.

Milieueffectbeoordelingen

14.

De minister heeft voor alle in deze vergunningsronde aangeboden gebieden een strategische milieueffectbeoordeling uitgevoerd overeenkomstig Richtlijn 2001/42/EG betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma’s. Deze beoordeling is te vinden op de offshore energy-website van gov.uk:

https://www.gov.uk/offshore-energy-strategic-environmental-assessment-sea-an-overview-of-the-sea-process

15.

Vergunningen overeenkomstig deze uitnodiging worden uitsluitend verleend indien, overeenkomstig de habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna):

a)

de in het kader van deze vergunning uitgevoerde activiteiten geen belangrijke effecten hebben op het beheer van een speciale beschermingszone of een bijzonder beschermingsgebied, of

b)

uit een passende milieuevaluatie blijkt dat er geen negatieve effecten zijn op de integriteit van dergelijke zones of gebieden, of

c)

de activiteiten overeenkomstig de milieueffectbeoordeling waarschijnlijk dergelijke negatieve effecten hebben, maar

i)

er dwingende redenen van doorslaggevend openbaar belang zijn om de vergunning toch te verlenen,

ii)

er passende compenserende maatregelen worden genomen, en

iii)

er geen alternatieve oplossingen zijn.

16.

Contactpersoon:

Ricki Kiff

Oil and Gas Authority

21 Bloomsbury Street

London WC1B 3HF

UNITED KINGDOM

Tel. +44 3000671637

De website van de olie- en gasautoriteit: https://www.ogauthority.co.uk/licensing-consents/licensing-rounds/


V Bekendmakingen

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

30.1.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 37/14


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.9224 — Brookfield Asset Management/Johnson Controls Power Solutions Business)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2019/C 37/05)

1.   

Op 16 januari 2019 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

Brookfield Asset Management Inc. („Brookfield”, Canada);

Johnson Controls International plc („Johnson Controls”, Ierland).

Brookfield verkrijgt zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening over een deel van Johnson Controls.

De concentratie komt tot stand door de verwerving van aandelen en activa.

2.   

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

Brookfield: alternatieve vermogensbeheerder met de nadruk op beleggingen in vastgoed, hernieuwbare energie, infrastructuur en private equity;

doelonderneming: momenteel een bedrijfsdivisie van Johnson Controls die zich bezighoudt met lood-zuur- en lithium-ion-technologieën voor energieopslagproducten op laagspanning. Deze technologieën worden hoofdzakelijk aangewend in personenwagens, vrachtwagens en andere automobieltoepassingen.

3.   

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.   

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:

M.9224 — Brookfield Asset Management/Johnson Controls Power Solutions Business

Opmerkingen kunnen per e-mail, per fax of per post aan de Commissie worden toegezonden. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Fax +32 22964301

Postadres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


30.1.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 37/16


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.9269 — Engie/BPCE/Engie PV Curbans)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2019/C 37/06)

1.   

Op 24 januari 2019 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad ontvangen (1).

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

Engie S.A. („Engie”, Frankrijk);

Mirova Eurofideme 4 (Frankrijk), die behoort tot de Banque Populaire Caisse d’Epargne Group („BPCE”, Frankrijk);

Engie PV Curbans („de doelonderneming”, Frankrijk).

Engie en BPCE verkrijgen gezamenlijke zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening over de doelonderneming.

De concentratie komt tot stand door de verwerving van aandelen.

2.   

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

Engie is een industriële onderneming die actief is op het gebied van gas, elektriciteit en energiediensten. Zij is actief in de hele energiewaardeketen;

BPCE is een Franse financiële instelling die voornamelijk actief is op het gebied van financiële diensten en bankdiensten;

De doelonderneming is eigenaar van een fotovoltaïsche installatie en is actief op het gebied van de opwekking en groothandelslevering van elektriciteit in Frankrijk.

3.   

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.   

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:

M.9269 — Engie/BPCE/Engie PV Curbans

Opmerkingen kunnen aan de Commissie worden toegezonden per e-mail, per fax of per post. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Fax +32 22964301

Postadres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


30.1.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 37/17


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.9246 — Daikin Industries/Cool International Holding)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2019/C 37/07)

1.   

Op 16 januari 2019 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

Daikin Europe N.V. (België), die onder zeggenschap staat van Daikin Industries, Ltd (Japan);

Cool International Holding GmbH (Oostenrijk).

Daikin Europe N.V. verkrijgt uitsluitende zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening over het geheel van Cool International Holding GmbH.

De concentratie komt tot stand door de verwerving van aandelen.

2.   

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

—   Daikin Europe N.V.: vervaardigt en levert installaties voor verwarming, ventilatie en airconditioning, waaronder warmtepompen en koelinstallaties;

—   Cool International Holding GmbH: vervaardigt, via haar dochterondernemingen die deel uitmaken van AHT Group, plug-in koelvitrines voor producenten en detailhandelaren van levensmiddelen.

3.   

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.   

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:

M.9246 — Daikin Industries/Cool International Holding

Opmerkingen kunnen per e-mail, per fax of per post aan de Commissie worden toegezonden. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Fax +32 22964301

Postadres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.