ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 348

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

61e jaargang
28 september 2018


Inhoud

Bladzijde

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2018/C 348/01

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en de Europese Rekenkamer — Geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie 2017

1

2018/C 348/02

De aan het Europees Parlement en de Raad voorgelegde betrouwbaarheidsverklaring van de Rekenkamer — Verslag van de onafhankelijke controleur

175


NL

 


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

28.9.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 348/1


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE EUROPESE REKENKAMER

Geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie 2017

(2018/C 348/01)

INHOUD

VOORWOORD 2
POLITIEK KADER VAN DE EUROPESE UNIE, GOVERNANCE EN REKENING EN VERANTWOORDING 4
NOTA BIJ DE GECONSOLIDEERDE REKENINGEN 9
MARKANTE FEITEN BETREFFENDE HET BEGROTINGSJAAR 2017 10
GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN EN TOELICHTINGEN DAARBIJ 12
BALANS 13
STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN 14
KASSTROOMOVERZICHT 15
MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA 16
TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN 17
FINANCIËLE STATEN — BESPREKING EN ANALYSE 92
VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING EN TOELICHTINGEN DAARBIJ 109
VERKLARENDE BEGRIPPENLIJST 166
LIJST VAN AFKORTINGEN 170

VOORWOORD

Het is mij een genoegen de jaarrekening 2017 van de Europese Unie voor te stellen. Deze rekening geeft een compleet overzicht van de financiën van de EU en van de uitvoering van de EU-begroting voor het afgelopen jaar, inclusief informatie over de voorwaardelijke verplichtingen, de financiële vastleggingen en andere verplichtingen die de Unie is aangegaan. Conform het meerjarige karakter van de activiteiten van de Unie, worden toelichtingen verstrekt bij de financiële kerngegevens en de ontwikkeling ervan. De geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie maakt deel uit van het geïntegreerde pakket financiële verslaglegging van de Commissie en is een essentieel onderdeel van het sterk ontwikkelde systeem van financiële verantwoording.

Terwijl 2016 een jaar van twijfel was voor het Europese project, vooral vanwege het besluit van het Verenigd Koninkrijk om de Unie te verlaten, was 2017 een jaar van nieuwe hoop en perspectieven.

Tegen de achtergrond van de zestigste verjaardag van het Verdrag van Rome werd een periode van grondige bezinning over de toekomst van Europa ingelast. Wij hebben onze gehechtheid aan de waarden van de Unie herbevestigd en de prioriteiten gesteld voor de Unie van 27 lidstaten.

In 2017 legde de Europese Unie zich toe op het duurzaam maken van het economisch herstel. De groeipercentages voor de EU en de eurozone vielen hoger uit dan verwacht en bereikten een tienjarige piek van 2,4 %. Desondanks diende de EU het hoofd te bieden aan diverse uitdagingen in verband met het concurrentievermogen, migratie en veiligheid, en had zij te kampen met enkele grote natuurrampen.

De Unie beschikt met de begroting over een unieke troef waarmee zij aan haar ambities concreet gestalte kan geven. Zij vormt een aanvulling op de nationale begrotingen door Europese meerwaarde te leveren op gebieden waar een gecoördineerde respons de meest doeltreffende en effectieve manier is om onze prioriteiten te verwezenlijken.

2017 was het vierde jaar van het lopende meerjarig financieel kader (MFK); alle financieringsprogramma’s zijn nu volledig operationeel. Vanwege de vele onverwachte uitdagingen is andermaal ook het belang van een flexibele benadering van de begrotingsuitvoering gebleken. De tussentijdse evaluatie van het MFK heeft gezorgd voor extra middelen om op onvoorziene omstandigheden te reageren.

De klemtoon lag in de goedgekeurde begroting voor 2017 op twee grote beleidsprioriteiten voor Europa: het herstel van de Europese economie ondersteunen en de migratie- en vluchtelingencrisis aanpakken. De begroting maakte enerzijds de uitvoering van de lopende programma’s mogelijk en voorzag anderzijds de nodige financiële middelen voor het aanpakken van de nieuwe uitdagingen.

Ongeveer de helft van de middelen — 83,2 miljard EUR aan vastleggingen — ging naar het stimuleren van groei, werkgelegenheid en concurrentievermogen. Dit omvatte financiering van onderzoek en innovatie via Horizon 2020, onderwijs via Erasmus+, kleine en middelgrote ondernemingen via het Cosme-programma en infrastructuur via de Connecting Europe Facility (CEF). Daarnaast werd het Investeringsplan voor Europa ten uitvoer gelegd via het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI)en werd de convergentie van de lidstaten en de regio’s bevorderd door middel van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF).

Het Europees Fonds voor strategische investeringen heeft reeds meer dan 287 miljard EUR aan nieuwe investeringen gemobiliseerd en bijgedragen tot de creatie van ruim 300 000 arbeidsplaatsen. In december 2017 hebben het Europees Parlement en de Raad besloten het fonds uit te breiden en te verlengen om tegen 2020 tot 500 miljard EUR aan investeringen vrij te maken. Het EFSI-garantiefonds, door de Commissie opgezet als liquiditeitsbuffer voor het geval de EIB-groep garanties op zijn investeringen aanspreekt, bereikte eind 2017 een omvang van 3,5 miljard EUR.

54 miljard EUR werd uitgetrokken voor programma’s ter versterking van de economische, sociale en territoriale samenhang; dit omvat het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Cohesiefonds en het Europees Sociaal Fonds. Het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief, waarvan de uitvoering in 2017 werd geïntensiveerd, focust op het terugdringen van de werkloosheid onder jongeren overal in de Unie. Eind 2017 bereikten de totale voor subsidiëring in aanmerking komende kosten van geselecteerde steunmaatregelen bijna 7 miljard EUR. Volgens de declaraties van de lidstaten hebben reeds 1,7 miljoen jongeren in het kader van het initiatief steun ontvangen.

De EU-begroting fungeerde daarnaast als instrument van solidariteit, waarbij bv. na de aardbevingen van 2016 en 2017 in de Italiaanse regio’s Abruzzo, Lazio, Marche en Umbria 1,2 miljard EUR uit het Solidariteitsfonds van de EU werd vrijgemaakt, het hoogste bedrag ooit dat in één keer ter beschikking werd gesteld.

58,6 miljard EUR werd besteed aan het bevorderen van duurzame groei en de instandhouding van de natuurlijke rijkdommen van Europa. Dit gebeurde via de programma’s betreffende beide pijlers van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) — marktondersteuningsmaatregelen en plattelandsontwikkeling — en het LIFE-programma voor het milieu en klimaatactie.

Voorts bleef de EU-begroting voor de nodige ondersteuning zorgen van het krachtige Europese antwoord op de migratiecrisis en het beheer van de Europese buitengrenzen. Het Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF) heeft het doeltreffend beheer van migratiestromen en de ontwikkeling van een gemeenschappelijke aanpak van asiel en migratie bevorderd. De betalingen in 2017 bedroegen in totaal 576,2 miljoen EUR, bijna het dubbele van 2016. Met de nodige financiering uit de EU-begroting zag het Europees Grens- en kustwachtagentschap zijn opdracht verruimd worden en heeft het zijn aanwezigheid aan de buitengrenzen van de EU aanzienlijk versterkt om de lidstaten bij te staan in hun grensbeheeractiviteiten en gezamenlijk een geïntegreerd grensbeheer op EU-niveau uit te voeren.

De EU-begroting stelde de Unie tevens in staat om buiten de grenzen een krachtige rol te spelen in een turbulente periode in de nabuurschap van Europa. En, last but not least, heeft zij bijgedragen tot het beantwoorden van wereldwijde uitdagingen zoals de klimaatverandering door acties gericht op klimaatmitigatie en -adaptatie te ïntegreren in alle belangrijke uitgavenprogramma's van de EU: voor 2017 wordt de totale bijdrage uit de begroting voor zogeheten „klimaatmainstreaming” geraamd op 20,3 %.

Het optimaal functioneren van de begroting van de Unie is vanaf dag 1 een prioriteit geweest voor de Commissie-Juncker. Dat het Europees Parlement, de lidstaten en de Europese Rekenkamer steeds meer oog ervoor hebben, niet alleen hoe de programma’s worden beheerd, maar ook of zij de resultaten opleveren die door de Europese burgers belangrijk worden bevonden, juichen wij sterk toe.

De Commissie zal samen met de begrotingsautoriteit haar rol blijven spelen om het potentieel van de EU-begroting te benutten, teneinde te investeren in groei, banen te scheppen en onze gemeenschappelijke uitdagingen aan te pakken.

Günther H. Oettinger

Commissaris voor Begroting en Personeelszaken, Europese Commissie

POLITIEK KADER VAN DE EUROPESE UNIE, GOVERNANCE EN REKENING EN VERANTWOORDING

De Europese Unie (EU) is een Unie waaraan de 28 (1) deelnemende Europese landen (de lidstaten) bevoegdheden verlenen om hun gemeenschappelijke doelstellingen te verwezenlijken. De waarden waarop de Unie berust, zijn eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Deze waarden hebben de lidstaten gemeen in een samenleving die wordt gekenmerkt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen.

1.   POLITIEK KADER

EU-Verdragen

De overkoepelende doelstellingen en beginselen van de Unie en de Europese instellingen zijn vastgelegd in de Verdragen. De Unie en de EU-instellingen mogen alleen optreden binnen de grenzen van de bevoegdheden die door de Verdragen zijn toegekend om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken en moeten dit doen in overeenstemming met de beginselen (2) van subsidiariteit en evenredigheid. Om haar doelstellingen te verwezenlijken en haar beleid uit te voeren, voorziet de Unie zich van de nodige financiële middelen. De Commissie is verantwoordelijk voor de uitvoering van de doelstellingen in samenwerking met de lidstaten en in overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer.

De EU streeft de doelstellingen die worden genoemd in het Verdrag na met behulp van een aantal instrumenten, waaronder de begroting van de EU. Andere zijn bijvoorbeeld het voorstellen van wetgevingshandelingen of het uitvoeren van beleidsstrategieën.

Europa 2020-strategie

De Europa 2020-strategie, in 2010 overeengekomen door de staatshoofden en regeringsleiders van de EU-lidstaten, is een strategisch tienjarenplan voor groei en werkgelegenheid op EU-niveau voor de EU (3). De strategie omvat drie elkaar versterkende prioriteiten — slimme, duurzame en inclusieve groei — en vijf kerndoelen voor de EU. Het succes ervan hangt af van het gezamenlijke optreden van alle actoren van de Unie.

De EU-begroting is slechts een van de hefbomen van de EU die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van Europa 2020. Een breed scala aan acties wordt ondernomen op nationaal, EU- en internationaal niveau om tastbare resultaten in samenhang met de Europa 2020-strategie voort te brengen.

Politieke prioriteiten van de Commissie

De politieke prioriteiten van de Commissie zijn vastgelegd in de politieke richtsnoeren van de voorzitter van de Commissie, die een routekaart vormen voor het optreden van de Commissie en volledig consistent en verenigbaar zijn met Europa 2020 als groeistrategie van de EU voor de lange termijn.

10 PRIORITEITEN

Een nieuwe impuls voor banen, groei en investeringen

Een redelijke en evenwichtige vrijhandelsovereenkomst met de Verenigde Staten

Een connectieve digitale eengemaakte markt

Een op wederzijds vertrouwen gebaseerde ruimte van recht en grondrechten

Een veerkrachtige energie-unie en een toekomstgericht klimaatbeleid

Naar een nieuw beleid op het gebied van migratie

Een diepere, billijkere interne markt met een versterkte industriële basis

Een krachtiger rol op het wereldtoneel

Een diepere en billijkere economische en monetaire unie

Een Unie van democratische verandering

Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling (4)

Duurzame ontwikkeling is van oudsher een centraal thema van het Europese project. In de EU-verdragen wordt de economische, maatschappelijke en milieudimensie hiervan erkend en deze dimensies moeten als één geheel worden aangepakt. De EU hecht zeer aan een ontwikkeling die in de huidige behoeften voorziet zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen. De EU-begroting speelt een wezenlijke rol bij heel wat duurzaamheidsuitdagingen, zoals de jeugdwerkloosheid, de vergrijzing, de klimaatverandering, vervuiling, de energieproblematiek en migratie. De huidige Commissie heeft duurzame ontwikkeling geïntegreerd in belangrijke horizontale projecten en ook in sectorale beleidslijnen en initiatieven.

Meerjarig financieel kader en uitgavenprogramma’s

Het door de EU-begroting ondersteunde beleid wordt ten uitvoer gelegd in overeenstemming met het meerjarig financieel kader (MFK) en sectorale wetgeving waarbij de uitgavenprogramma’s worden vastgesteld.

Het meerjarig financieel kader zet de politieke prioriteiten van de EU om in financiële middelen, en dit over een periode die lang genoeg is om effectief te zijn en een coherente langetermijnvisie te bieden aan de begunstigden van EU-middelen en de medefinancierende nationale autoriteiten. Het bepaalt de jaarlijkse maximumbedragen (plafonds) voor de EU-uitgaven in hun totaliteit en voor de belangrijkste uitgavencategorieën (rubrieken). De som van de maxima van alle rubrieken vormt het totale maximum van de vastleggingskredieten. Het meerjarig financieel kader wordt unaniem aangenomen, om aan te geven dat alle lidstaten het eens zijn met de doelstellingen en de hoogte van de uitgaven (maxima van vastleggings- en betalingskredieten), en met instemming van het Europees Parlement. De Commissie is verantwoordelijk voor het beheer en de uitvoering van de EU-begroting en de programma's die door het Parlement en de Raad zijn goedgekeurd. Het grootste deel van de uitvoering en de uitgaven (circa 75 %) wordt gedaan door de nationale en lokale overheden, maar de Commissie is verantwoordelijk voor het toezicht hierop. De Commissie voert de begroting uit onder het wakend oog van de Europese Rekenkamer. Beide instellingen streven naar een goed financieel beheer.

Interinstitutioneel Akkoord

Het MFK wordt aangevuld door het Interinstitutioneel Akkoord (5); het betreft een politiek akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. Het doel van dit akkoord, dat in 2013 is aangenomen in overeenstemming met artikel 295 van het VWEU, is de begrotingsdiscipline toe te passen en het verloop van de jaarlijkse begrotingsprocedure en de interinstitutionele samenwerking op begrotingsgebied te verbeteren en goed financieel beheer te waarborgen.

Jaarlijkse begroting

De jaarlijkse begroting wordt door de Commissie voorbereid en normaal gezien midden december aangenomen door het Europees Parlement en de Raad volgens de procedure van artikel 314 VWEU. Overeenkomstig het evenwichtsbeginsel moeten de totale ontvangsten gelijk zijn aan de totale uitgaven (betalingskredieten) voor een bepaald begrotingsjaar.

De belangrijkste financieringsbron van de EU zijn ontvangsten uit eigen middelen, die worden aangevuld door andere inkomsten. Er zijn drie soorten eigen middelen: de traditionele eigen middelen (o.a. douanerechten en suikerheffingen), de eigen middelen gebaseerd op de belasting op de toegevoegde waarde (btw) en de middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (bni). De diverse ontvangsten als gevolg van de activiteiten van de EU (bv. mededingingsgeldboeten) bedragen gewoonlijk minder dan 10 % van de totale ontvangsten. Het totale bedrag van de vereiste eigen middelen om de begroting te financieren wordt bepaald door de totale uitgaven min de overige ontvangsten. Het totale bedrag aan eigen middelen mag niet meer bedragen dan 1,20 % van het totale bruto nationaal inkomen (bni) van de lidstaten.

De beleidsuitgaven van de EU strekken zich uit over de verschillende rubrieken van het meerjarig financieel kader en nemen verschillende vormen aan, afhankelijk van de wijze waarop de financiële middelen worden uitgekeerd en beheerd. De EU-begroting wordt uitgevoerd volgens een van de volgende drie beheersvormen:

Gedeeld beheer: bij deze methode worden bepaalde taken tot uitvoering van de begroting aan de lidstaten gedelegeerd. Ongeveer 75 % van de uitgaven valt onder deze beheersvorm, bv. op gebieden als landbouwuitgaven en structurele maatregelen.

Direct beheer: in dit geval valt de begrotingsuitvoering rechtstreeks onder de verantwoordelijkheid van de diensten van de Commissie.

Indirect beheer: in dit geval vertrouwt de Commissie taken tot uitvoering van de begroting toe aan derde partijen, zoals de EU-agentschappen, of aan internationale organisaties.

Financieel reglement

Het Financieel Reglement (FR) van toepassing op de algemene begroting is een cruciaal onderdeel van het regelgevingskader voor de EU-financiën waarin de financiële spelregels voor de EU zijn vastgelegd.

2.   GOVERNANCE EN REKENING EN VERANTWOORDING IN DE EU

2.1.   INSTITUTIONELE STRUCTUUR

De organisatiestructuur van de EU bestaat uit de instellingen, agentschappen en andere instanties van de EU die vermeld staan in toelichting 9 van de toelichtingen bij de geconsolideerde financiële staten. De Europese Investeringsbank (EIB) en het Europees Investeringsfonds (EIF) vallen niet onder het toepassingsgebied van het Financieel Reglement. De belangrijkste instellingen op het vlak van verantwoordelijkheid voor het uitstippelen van beleid en het nemen van besluiten, zijn het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad en de Commissie.

De Commissie is het uitvoerende orgaan van de Europese Unie en waakt over het algemeen belang. Zij doet dit door wetgeving voor te stellen, het beleid van de EU ten uitvoer te leggen, erop toe te zien dat de Verdragen en de Europese wetgeving correct worden toegepast, de EU-begroting te beheren en de Unie naar buiten toe te vertegenwoordigen.

De interne werking van de Commissie is gebaseerd op een aantal hoofdbeginselen van goed bestuur: duidelijke taken en verantwoordelijkheden, een sterke inzet voor resultaten en naleving van het wettelijke kader, duidelijke verantwoordingsmechanismen, een hoogwaardig en inclusief regelgevingskader, openheid en transparantie, en hoge ethische normen.

2.2.   DE GOVERNANCESTRUCTUUR VAN DE COMMISSIE

De Europese Commissie heeft een uniek governancesysteem, met een duidelijk onderscheid tussen politieke en administratieve toezichtsstructuren en duidelijk afgebakende verantwoordelijkheden en verplichtingen inzake financiële verantwoording (6). Het systeem is gebaseerd op de Verdragen en de structuur heeft zich aangepast aan een veranderende omgeving en om in overeenstemming te blijven met de goede werkmethoden zoals die zijn neergelegd in de relevante internationale normen (7).

Het College van commissarissen draagt collegiale politieke verantwoordelijkheid voor de werkzaamheden van de Commissie. De operationele uitvoering van de begroting wordt gedelegeerd aan de directeuren-generaal en diensthoofden, die bovenaan de administratieve structuur van de Commissie staan (8).

Het college delegeert taken van financieel beheer aan de directeuren-generaal of diensthoofden, die daardoor gedelegeerde ordonnateurs worden. Deze taken kunnen verder worden gedelegeerd aan directeuren, eenheidshoofden en anderen, die zodoende gesubdelegeerd ordonnateur worden. De verantwoordelijkheid van de ordonnateurs omvat het hele beheersproces, vanaf het vaststellen wat er moet worden gedaan om de beleidsdoelstellingen te realiseren die door de instelling zijn vastgelegd tot het beheren van de activiteiten die gestart zijn, zowel vanuit operationeel als budgettair standpunt.

Binnen de Commissie heerst er derhalve duidelijkheid omtrent de afbakening en de uitvoering van de taken en verantwoordelijkheden op het gebied van financieel beheer. Deze gedecentraliseerde werkwijze met een duidelijke opzet heeft tot doel een bestuurscultuur te creëren die ambtenaren stimuleert verantwoordelijkheid te nemen voor activiteiten waarover zij de leiding hebben en hen de controle geeft over de activiteiten waarvoor zij verantwoordelijk zijn.

In het kader van de cyclus van strategische planning en programmering van de Commissie dient elke ordonnateur een „jaarlijks activiteitenverslag” over de activiteiten en de beleidsverwezenlijkingen en -resultaten van het jaar op te stellen waarin hij/zij verklaart dat de middelen zijn gebruikt overeenkomstig de beginselen van goed financieel beheer en dat hij/zij controleprocedures heeft ingesteld die de nodige garanties bieden betreffende de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. Op Commissieniveau worden deze resultaten goedgekeurd en in geaggregeerde vorm gepubliceerd in het jaarlijks beheer- en prestatieverslag over de EU-begroting, dat aan het Europees Parlement en de Raad wordt toegezonden. Dit is het belangrijkste instrument waarmee het College van commissarissen de politieke verantwoordelijkheid op zich neemt voor het begrotingsbeheer.

De rekenplichtige van de Commissie is op centraal niveau verantwoordelijk voor het beheer van de kasmiddelen en de terugvorderingsprocedures, stelt de boekhoudregels vast op basis van internationaal aanvaarde boekhoudnormen en -methodes voor de overheidssector, valideert de boekhoudsystemen en stelt de rekeningen van de Commissie en de geconsolideerde jaarrekening van de EU op. Daarnaast dient de rekenplichtige de jaarrekening af te tekenen en daarbij te verklaren dat die in alle materiële aspecten een getrouw beeld van de vermogenspositie, de resultaten van de verrichtingen en de kasstroom geeft. De jaarrekening wordt vastgesteld door het College van commissarissen. De rekenplichtige oefent zijn taak op onafhankelijke wijze uit en draagt een grote verantwoordelijkheid voor de financiële verslaglegging door de Commissie. De intern controleur van de Commissie bekleedt eveneens een onafhankelijke functie op centraal niveau en verstrekt onafhankelijke raadgevingen, adviezen en aanbevelingen over de kwaliteit en de werking van de internecontrolesystemen van de Commissie, de agentschappen van de EU en andere autonome organen.

Het Comité follow-up interne audit gaat na welk gevolg wordt gegeven aan audits, met name van de dienst Interne Audit, maar ook naar aanleiding van audits van de Europese Rekenkamer, en beoordeelt de kwaliteit van de interneauditwerkzaamheden om zich een alomvattender beeld te verschaffen van de controlesystemen van de Commissie.

De rol van de bestuursraad in de corporate governance van de Commissie bestaat uit het uitoefenen van toezicht op en het verstrekken van strategische oriëntaties inzake belangrijke bestuurlijke aangelegenheden, zoals het beheer van de financiële en personele middelen. De raad wordt voorgezeten door de secretaris-generaal en brengt op gezette tijden de directeuren-generaal en de kabinetten bijeen die verantwoordelijk zijn voor begroting, personeelsbeheer en IT, om ervoor te zorgen dat de nodige organisatorische en technische structuren in de Commissie aanwezig zijn om de politieke prioriteiten van de voorzitter op efficiënte en effectieve manier te realiseren.

2.3.   PRESTATIEKADER

De inachtneming van solide prestatiekaders is van essentieel belang voor een krachtige focus op resultaten, een EU-meerwaarde en goed beheer van de EU-programma’s. Het prestatiekader van de EU-begroting is zeer sterk gespecificeerd en scoort hoger dan dat van eender welk OESO-land in de gestandaardiseerde index voor kaders voor prestatiegerichte budgettering. Het prestatiekader van de EU-begroting omvat rapportering over verschillende soorten en niveaus van strategische doelen, waaronder de Europa 2020-strategie en andere politieke prioriteiten. Het moet eveneens rekening houden met de complementariteit en mainstreaming van beleid en programma’s en met de cruciale rol van de lidstaten bij de uitvoering van de EU-begroting.

De doelstellingen en indicatoren hebben een prominente plaats in de rechtsgrondslagen van de programma’s en de Commissie brengt er jaarlijks verslag over uit in de programmaverklaringen die de ontwerpbegroting vergezellen. Deze bevatten alle essentiële informatie voor het nauwkeurig volgen van de programma's en het meten van de prestaties: de financiële vastleggingen voor zeven jaar; de vertrekniveaus voor de programmaprestaties (de beginsituatie bij beleidsmaatregelen); de einddoelen (te bereiken op het einde van de meerjarige programmeringsperiode) en de tussentijdse ijkpunten.

Om ervoor te zorgen dat de middelen worden toegewezen aan prioriteiten en dat elke actie uitstekende resultaten en een hoge toegevoegde waarde oplevert, voert de Commissie haar initiatief „Resultaatgerichte EU-begroting” uit. Dit initiatief, dat voortbouwt op het prestatiekader van 2014-2020, bevordert een beter evenwicht tussen naleving en prestaties.

Het jaarlijks beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting geeft een uitgebreid overzicht van de uitvoering, het beheer en de bescherming van de EU-begroting. Daarin wordt toegelicht hoe de politieke prioriteiten van de Europese Unie door de EU-begroting zijn ondersteund, welke resultaten met de EU-begroting zijn behaald en op welke wijze de Commissie de hoogste normen op het gebied van budgettair en financieel beheer heeft aangehouden.

De Europese Rekenkamer beoordeelt op een systematische en grondige manier de kwaliteitsaspecten van de begrotingsuitvoering, met inbegrip van het prestatieaspect, in het kader van haar gewone jaarlijkse verslaggeving en in speciale verslagen.

Met al deze elementen beschikt de begrotingsautoriteit over een solide basis om terdege met de geleverde prestaties rekening te houden bij de vaststelling van de volgende jaarlijkse begroting.

2.4.   FINANCIËLE VERSLAGLEGGING

Het belangrijkste element van de financiële verslaglegging is het geïntegreerde pakket inzake financiële verslaglegging van de EU, bestaande uit de geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie, het jaarlijks beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting en het verslag over de follow-up van de kwijting. Dit pakket verschaft het publiek jaarlijks een alomvattend beeld van de financiële en operationele situatie van de EU.

De geconsolideerde jaarrekening van de EU verstrekt financiële informatie over de activiteiten van de instellingen, agentschappen en andere organen van de EU gezien zowel vanuit het oogpunt van de boekhouding op transactiebasis als vanuit begrotingsoogpunt. Deze rekening omvat niet de jaarrekeningen van de lidstaten.

De geconsolideerde jaarrekening van de EU bestaat uit twee afzonderlijke, maar aan elkaar gekoppelde delen:

a)

de geconsolideerde financiële staten, en

b)

verslagen over de uitvoering van de begroting, waarin die begrotingsuitvoering in haar totaliteit wordt beschreven.

De geconsolideerde jaarrekening van de EU gaat bovendien vergezeld van een sectie „Financiële staten — bespreking en analyse”, waarin belangrijke veranderingen en trends in de financiële staten beknopt worden beschreven en aanzienlijke risico’s en onzekerheden waarmee de EU is geconfronteerd en die zij in de toekomst moet aanpakken, worden toegelicht.

Verslaglegging en verantwoording in de Commissie:

Geïntegreerd pakket inzake financiële verslaglegging

Geconsolideerde jaarrekening van de EU

Jaarlijks beheers- en prestatieverslag over de begroting

Verslag over de follow-up van de kwijting

Andere verslagen

Algemeen verslag over de werkzaamheden van de EU

De jaarlijkse activiteitenverslagen van de directoraten-generaal

Verslag over het begrotings- en financieel beheer

2.5.   EXTERNE CONTROLE EN KWIJTINGSPROCEDURE

Externe controle

De Europese Rekenkamer („de Rekenkamer”) is de externe controleur van de Europese instellingen (en organen). De Rekenkamer heeft als opdracht bij te dragen tot de verbetering van het financieel beheer van de EU, het afleggen van rekenschap en verantwoording en de transparantie te bevorderen, en op te treden als onafhankelijk hoedster van de financiële belangen van de burgers van de EU. De rol van de Rekenkamer als onafhankelijk extern controleur van de EU is na te gaan of de EU-middelen naar behoren zijn geboekt, of ze zijn geïnd en besteed in overeenstemming met de geldende regels en of ze kosteneffectief besteed zijn.

De jaarrekening en het goed beheer van de middelen van de EU worden gecontroleerd door de Rekenkamer, die als onderdeel van haar activiteiten het volgende opstelt voor het Europees Parlement en de Raad:

1)

een jaarverslag over de activiteiten die gefinancierd zijn uit de algemene begroting, met gedetailleerde opmerkingen bij de jaarrekening en de onderliggende verrichtingen;

2)

een oordeel, dat gebaseerd is op haar controles en in het jaarverslag gegeven wordt in de vorm van een betrouwbaarheidsverklaring over i) de betrouwbaarheid van de rekening en ii) de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen voor wat betreft de geïnde ontvangsten en de betalingen aan eindbegunstigden, en

3)

speciale verslagen over specifieke domeinen.

Kwijting

De laatste stap van een begrotingscyclus is de kwijtingsprocedure voor een bepaald begrotingsjaar. De kwijting vormt het politieke aspect van de externe controle van de uitvoering van de begroting. Het is het besluit waarmee de „kwijtingverlenende autoriteit” (het Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad), de Commissie (en andere EU-organen) „ontslaat” van haar verantwoordelijkheid voor het beheer van een bepaalde begroting. Dit besluit stoelt op een onderzoek van de geconsolideerde jaarrekening van de EU en een pakket verslagen van de Commissie (het jaarlijks beheers- en prestatieverslag, het follow-upverslag inzake de kwijting van het vorige jaar en het jaarverslag aan de kwijtingsautoriteit over de uitgevoerde interne controles), alsmede op het jaarverslag, het auditoordeel (de betrouwbaarheidsverklaring („DAS”)) en speciale verslagen van de Europese Rekenkamer. Daarbij wordt ook rekening gehouden met schriftelijke antwoorden van de Commissie op vragen en verzoeken om nadere informatie, en met hoorzittingen met de begrotingscommissaris en de bevoegde commissarissen voor de grote uitgavengebieden in de commissie Begrotingscontrole (CONT) van het Europees Parlement.

De uitkomst van de kwijtingsprocedure kan drieërlei zijn: het verlenen, het uitstellen of het weigeren van de kwijting. Het definitieve kwijtingsverslag bevat ook specifieke verzoeken van het Europees Parlement en de Raad. Deze verzoeken geven aanleiding tot een follow-upverslag waarin de Commissie uiteenzet welke concrete maatregelen zij heeft genomen of voornemens is te nemen.

NOTA BIJ DE GECONSOLIDEERDE REKENINGEN

De geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie voor het jaar 2017 is opgesteld op basis van de inlichtingen die de instellingen en organen overeenkomstig artikel 148, lid 2, van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Unie hebben verstrekt. Ik verklaar dat de jaarrekening is opgesteld overeenkomstig titel IX van dit Financieel Reglement en de in de toelichtingen bij de financiële staten beschreven boekhoudbeginselen, -regels en -methoden.

Ik heb van de rekenplichtigen van deze instellingen en organen, die voor de betrouwbaarheid instaan, alle inlichtingen verkregen die nodig zijn voor het opstellen van de jaarrekening die een beeld van de activa en de passiva van de Europese Unie en de uitvoering van de begroting geeft.

Ik verklaar dat ik op basis van deze inlichtingen en op basis van de controles die ik noodzakelijk achtte om de jaarrekening van de Europese Commissie te kunnen aftekenen, redelijke zekerheid heb dat de jaarrekening in alle materiële opzichten een getrouw beeld van de vermogenspositie, de resultaten van de verrichtingen en de kasstromen van de Europese Unie geeft.

(getekend)

Rosa ALDEA BUSQUETS

Rekenplichtige van de Commissie

22 juni 2018

MARKANTE FEITEN BETREFFENDE HET BEGROTINGSJAAR 2017

Uitvoering van de Uniebegroting 2017

De klemtoon lag in de goedgekeurde begroting voor 2017 op twee grote beleidsprioriteiten voor Europa: het lopende herstel van de Europese economie ondersteunen en de veiligheids- en humanitaire uitdagingen in onze nabuurschap aanpakken. Er werd meer geld uitgetrokken om te investeren in groei, banen en concurrentiekracht in de Europese Unie, om te zorgen voor de nodige middelen om de buitengrenzen van de EU te beschermen, de veiligheid in de Unie en daarbuiten te verbeteren, steun te verlenen voor de opvang en integratie van vluchtelingen, en om de diepere oorzaken van migratie aan te pakken in de landen van herkomst en doorreis.

Met de uitvoering van de EU-begroting in 2017 was een bedrag gemoeid van in totaal 171,1 miljard EUR aan vastleggingskredieten en 137,4 miljard EUR aan betalingskredieten.

Ongeveer de helft van de middelen — 83,3 miljard EUR aan vastleggingen — ging naar het stimuleren van groei, werkgelegenheid en concurrentievermogen. Dit omvatte financiering van onderzoek en innovatie (Horizon 2020), onderwijs (Erasmus+), kleine en middelgrote ondernemingen (Cosme-programma), de Connecting Europe Facility (CEF), het garantiefonds voor het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) — het instrument achter het Investeringsplan voor Europa, en de bevordering van de convergentie tussen lidstaten en regio’s via de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF). De steun aan de Europese landbouw uit de EU-begroting beliep 44,7 miljard EUR aan betalingen.

Voorts werd de begroting gebruikt om de buitengrenzen van de Unie te versterken en de vluchtelingencrisis en de irreguliere migratie aan te pakken, via financiering van krachtiger instrumenten om mensensmokkel tegen te gaan en te werken aan de onderliggende oorzaken van migratie in samenwerking met de landen van herkomst en doorreis; van een effectiever beleid voor legale migratie, met inbegrip van hervestiging van personen die bescherming nodig hebben, en van instrumenten ter ondersteuning van de lidstaten inzake de integratie van vluchtelingen binnen de EU.

De terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie

Achtergrond

Op 23 juni 2016 heeft een meerderheid van de burgers van het Verenigd Koninkrijk die hun stem hebben uitgebracht, er in een referendum voor gekozen de EU te verlaten. Op 29 maart 2017 heeft het Verenigd Koninkrijk de Europese Raad formeel in kennis gesteld van zijn voornemen de EU en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) te verlaten. Hierdoor is artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie in werking getreden, het artikel dat de procedure voor terugtrekking van een lidstaat uit de Unie regelt.

Het onderhandelingsproces

Tijdens een bijzondere bijeenkomst van de Europese Raad op 29 april 2017 keurden de leiders van de 27 andere lidstaten politieke richtsnoeren over de ordelijke terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de EU goed. Deze bevatten het onderhandelingskader en de algemene standpunten en principes van de EU. Vier dagen later deed de Commissie de Raad een aanbeveling, met daarin ontwerponderhandelingsrichtsnoeren, om de artikel 50-onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk op te starten.

Op 22 mei keurde de Raad een besluit goed om onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk te beginnen en benoemde hij de Commissie tot EU-onderhandelaar. De Raad keurde ook de eerste reeks onderhandelingsrichtsnoeren goed. Deze zorgden voor een duidelijke structuur en een gezamenlijke EU-aanpak tijdens de onderhandelingen.

De EU wordt vertegenwoordigd door Michel Barnier, die door de Europese Commissie is aangewezen als hoofdonderhandelaar. Onder zijn leiding coördineert een taskforce bij de Europese Commissie alle strategische, operationele, juridische en financiële aangelegenheden in het kader van de onderhandelingen. De Commissie brengt tijdens de onderhandelingen voortdurend verslag uit aan de Raad, en houdt ook het Europees Parlement nauwgezet en regelmatig op de hoogte.

De eerste fase van de onderhandelingen

De eerste fase van de onderhandelingen ging van start op 19 juni 2017. In deze fase werd ernaar gestreefd zo veel mogelijk duidelijkheid en rechtszekerheid te bieden, en regelingen te treffen om het Verenigd Koninkrijk los te maken van de EU.

In 2017 vonden zes onderhandelingsrondes plaats. De onderhandelingen spitsten zich toe op drie prioritaire kwesties: de bescherming van de rechten van de burgers; het kader voor de aanpak van de unieke situatie in Ierland en Noord-Ierland, en de regeling om ervoor te zorgen dat de EU en het Verenigd Koninkrijk zich houden aan alle financiële verplichtingen die zij vóór de terugtrekking zijn aangegaan. Additioneel werden andere uittredingskwesties besproken.

Op 8 december 2017 gaf de Europese Commissie aan de Europese Raad de aanbeveling te concluderen dat voldoende vooruitgang was geboekt in de eerste fase van de artikel 50-onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk. Het oordeel van de Commissie was gebaseerd op een gezamenlijk verslag dat was goedgekeurd door de onderhandelaars van de Commissie en de Britse regering. In dit gezamenlijk verslag stemde het Verenigd Koninkrijk in met de nakoming van alle verplichtingen uit hoofde van het huidige meerjarig financieel kader (MFK) en vroegere financiële vooruitzichten alsof het nog een lidstaat was, met inbegrip van zijn aandeel in de verplichtingen en voorwaardelijke verplichtingen van de Unie.

Op 15 december bevestigde de Europese Raad dat er voldoende vooruitgang was geboekt, en keurden de leiders richtsnoeren goed om over te gaan tot de tweede fase van de onderhandelingen, waarin zal worden gesproken over mogelijke overgangsregelingen en de toekomstige betrekkingen tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk.

De volgende fase van de onderhandelingen

Op 20 december 2017 deed de Europese Commissie de Raad een aanbeveling, met daarin ontwerponderhandelingsrichtsnoeren, om de tweede fase van de onderhandelingen op te starten. Deze richtsnoeren vormen een aanvulling op de onderhandelingsrichtsnoeren van mei 2017 en bevatten extra details over mogelijke overgangsregelingen.

De aanbeveling wijst er voorts op dat de in de eerste fase van de onderhandelingen bereikte resultaten, zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie en het gezamenlijk verslag, in een juridische vorm moeten worden gegoten. Overeenkomstig de richtsnoeren van de Europese Raad van 15 december werden de aanvullende onderhandelingsrichtsnoeren over de overgangsregelingen op 29 januari 2018 goedgekeurd.

Op 19 maart 2018 publiceerde de Commissie een ontwerp van terugtrekkingsakkoord waarin de vooruitgang werd geschetst die was geboekt in de onderhandelingsronde met het Verenigd Koninkrijk van 16-19 maart 2018. In het deel van het terugtrekkingsakkoord over de financiële regeling legden de EU en het Verenigd Koninkrijk de in de eerste fase van de onderhandelingen bereikte vooruitgang (neergelegd in het gezamenlijk verslag) in een juridische tekst vast.

Na de publicatie van het ontwerp van terugtrekkingsakkoord gaf de Europese Raad op 23 maart 2018 nieuwe richtsnoeren met het oog op het openen van onderhandelingen over een algeheel begrip van het kader voor de toekomstige betrekkingen tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk. De onderhandelingen moeten in het najaar van 2018 worden afgerond zodat de Raad, na instemming van het Europees Parlement, voldoende tijd heeft om het terugtrekkingsakkoord vóór 29 maart 2019 te sluiten en ook het Verenigd Koninkrijk het binnen die termijn volgens zijn eigen procedures kan goedkeuren.

De financiële regeling en de EU-jaarrekening 2017

Wat de financiële regeling betreft, werd in het gezamenlijk verslag, zoals bevestigd door de publicatie van het ontwerp van terugtrekkingsakkoord op 19 maart, verklaard dat het Verenigd Koninkrijk al zijn verplichtingen uit hoofde van het huidige MFK en eerdere financiële vooruitzichten zou nakomen alsof het nog een lidstaat was. Het ontwerp van terugtrekkingsakkoord bepaalt met name dat het Verenigd Koninkrijk aan de Unie in het bijzonder zijn aandeel verschuldigd is van:

de op 31 december 2020 nog betaalbaar te stellen vastleggingen in de Uniebegroting en in de begrotingen van de gedecentraliseerde agentschappen van de Unie (artikel 133 van het terugtrekkingsakkoord);

de financiering van de tot en met 31 december 2020 aangegane verplichtingen van de Unie, met bepaalde uitzonderingen (artikel 135);

de voorwaardelijke financiële verplichtingen van de Unie voortvloeiend uit financiële verrichtingen waarvoor het besluit is genomen/de goedkeuring is gegeven vóór de terugtrekkingsdatum (artikel 136), en

de ter voldoening van de voorwaardelijke verplichtingen van de Unie te verrichten betalingen die verschuldigd zijn in verband met rechtszaken betreffende de financiële belangen van de Unie (voor zover de feiten die het voorwerp van dergelijke zaken uitmaken, zich uiterlijk 31 december 2020 voordoen) (artikel 140).

Dit is de meest recente beschikbare informatie op het tijdstip van opstelling van deze jaarrekening. Rekening houdende met de actuele situatie, heeft het terugtrekkingsproces geen gevolgen voor de geconsolideerde EU-jaarrekening op 31 december 2017.

Te vermelden is tevens dat de Commissie op 2 mei 2018 haar voorstel heeft ingediend voor het volgende MFK beginnende in 2021, waarbij ervan is uitgegaan dat het Verenigd Koninkrijk geen lidstaat meer zal zijn.

GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN EN TOELICHTINGEN DAARBIJ (1)

INHOUD

BALANS 13
STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN 14
KASSTROOMOVERZICHT 15
MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA 16
TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN 17

1.

BELANGRIJKSTE GEHANTEERDE GRONDSLAGEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGLEGGING 17

2.

TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS 29

3.

TOELICHTINGEN BIJ DE STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN 58

4.

VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN EN ACTIVA 66

5.

VASTLEGGINGEN IN DE BEGROTING EN JURIDISCHE VERBINTENISSEN 70

6.

FINANCIEEL RISICOBEHEER 74

7.

INFORMATIEVERSCHAFFING OVER VERBONDEN PARTIJEN 86

8.

GEBEURTENISSEN NA DE BALANSDATUM 88

9.

CONSOLIDATIEBEREIK 88

BALANS

in miljoen EUR

 

Toelichting

31.12.2017

31.12.2016

VASTE ACTIVA

 

 

 

Immateriële activa

2.1

405

381

Materiële vaste activa

2.2

10 745

10 068

Beleggingen die worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode

2.3

581

528

Financiële activa

2.4

59 980

62 247

Voorfinanciering

2.5

25 022

21 901

Vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie

2.6

611

717

 

 

97 344

95 842

VLOTTENDE ACTIVA

 

 

 

Financiële activa

2.4

8 655

3 673

Voorfinanciering

2.5

24 005

23 569

Vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie

2.6

11 755

10 905

Voorraden

2.7

295

165

Geldmiddelen en kasequivalenten

2.8

24 111

28 585

 

 

68 821

66 897

TOTAAL ACTIVA

 

166 165

162 739

LANGLOPENDE VERPLICHTINGEN

 

 

 

Pensioenen en andere personeelsbeloningen

2.9

(73 122 )

(67 231 )

Voorzieningen

2.10

(2 880 )

(1 936 )

Financiële verplichtingen

2.11

(50 063 )

(55 067 )

 

 

(126 065 )

(124 234 )

KORTLOPENDE VERPLICHTINGEN

 

 

 

Voorzieningen

2.10

(659)

(675)

Financiële verplichtingen

2.11

(6 850 )

(2 284 )

Verschuldigde bedragen

2.12

(39 048 )

(40 005 )

Overlopende posten

2.13

(63 902 )

(67 580 )

 

 

(110 459 )

(110 544 )

TOTAAL PASSIVA

 

(236 524 )

(234 778 )

NETTOACTIVA

 

(70 359 )

(72 040 )

Reserves

2.14

4 876

4 841

Bij de lidstaten op te vragen bedragen  (2)

2.15

(75 234 )

(76 881 )

NETTOACTIVA

 

(70 359 )

(72 040 )

STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN

in miljoen EUR

 

Toelichting

2017

2016

ONTVANGSTEN

 

 

 

Ontvangsten uit niet-ruiltransacties

 

 

 

Bni-middelen

3.1

78 620

95 578

Traditionele eigen middelen

3.2

20 520

20 439

Btw-middelen

3.3

16 947

15 859

Geldboeten

3.4

4 664

3 858

Terugvordering van uitgaven

3.5

1 879

1 947

Overige

3.6

10 376

5 740

 

 

133 006

143 422

 

 

 

 

Ontvangsten uit ruiltransacties

 

 

 

Financiële baten

3.7

1 845

1 769

Overige

3.8

1 332

998

 

 

3 177

2 767

Totale ontvangsten

 

136 183

146 189

UITGAVEN

 

 

 

Uitgevoerd door de lidstaten

3.9

 

 

Europees Landbouwgarantiefonds

 

(44 289 )

(44 152 )

Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

 

(11 359 )

(12 604 )

Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds

 

(17 650 )

(35 045 )

Europees Sociaal Fonds

 

(7 353 )

(9 366 )

Overige

 

(1 253 )

(1 606 )

Uitgevoerd door de Commissie, de uitvoerende agentschappen en trustfondsen

3.10

(15 738 )

(15 610 )

Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en -organen

3.11

(2 667 )

(2 547 )

Uitgevoerd door derde landen en internationale organisaties

3.11

(4 115 )

(3 258 )

Uitgevoerd door andere entiteiten

3.11

(1 478 )

(2 035 )

Personeels- en pensioenkosten

3.12

(10 002 )

(9 776 )

Wijzigingen in actuariële veronderstellingen personeelsbeloningen

3.13

(3 544 )

(1 068 )

Financieringskosten

3.14

(1 896 )

(1 904 )

Overige uitgaven

3.15

(6 756 )

(5 486 )

Totale uitgaven

 

(128 101 )

(144 456 )

ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET JAAR

 

8 082

1 733

KASSTROOMOVERZICHT

in miljoen EUR

 

2017

2016

Economisch resultaat voor het jaar

8 082

1 733

Operationele activiteiten

 

 

Afschrijving

99

88

Waardevermindering

888

575

(Toename)/afname leningen

497

1 774

(Toename)/afname voorfinanciering

(3 557 )

(314)

(Toename)/afname van vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie

(745)

(1 297 )

(Toename)/afname voorraden

(130)

(26)

Toename/(afname) verplichting pensioenen en andere personeelsbeloningen

5 891

3 417

Toename/(afname) voorzieningen

928

581

Toename/(afname) financiële verplichtingen

(438)

(2 351 )

Toename/(afname) crediteuren

(957)

7 813

Toename/(afname) in overlopende posten

(3 678 )

(821)

Begrotingsoverschot van vorig jaar opgevoerd als non-cash ontvangsten

(6 405 )

(1 349 )

Overige non-cash mutaties

3

18

Investeringsactiviteiten

 

 

(Toename)/afname immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen

(1 687 )

(2 073 )

(Toename)/afname beleggingen die worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode

(53)

(31)

(Toename)/afname voor verkoop beschikbare financiële activa

(3 190 )

(822)

(Toename)/afname financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

(22)

(0)

NETTOKASSTROOM

(4 474 )

6 914

Netto toename/(afname) geldmiddelen en kasequivalenten

(4 474 )

6 914

Geldmiddelen en kasequivalenten aan het begin van het jaar

28 585

21 671

Geldmiddelen en kasequivalenten aan het einde van het jaar

24 111

28 585

MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA

in miljoen EUR

 

Bij de lidstaten op te vragen bedragen

Cumulatief overschot/(tekort)

Overige reserves

Reëlewaarde-

reserve

Nettoactiva

SALDO OP 31.12.2015

(77 124 )

4 390

292

(72 442 )

Mutatie in de reserve Garantiefonds

(82)

82

Mutaties reële waarde

33

33

Overige

(59)

44

(15)

Begrotingsresultaat 2015 gecrediteerd aan de lidstaten

(1 349 )

(1 349 )

Economisch resultaat voor het jaar

1 733

1 733

SALDO OP 31.12.2016

(76 881 )

4 516

325

(72 040 )

Mutatie in de reserve Garantiefonds

(20)

20

Mutaties reële waarde

(2)

(2)

Overige

(11)

62

(46)

5

Begrotingsresultaat 2016 gecrediteerd aan de lidstaten

(6 405 )

(6 405 )

Economisch resultaat voor het jaar

8 082

8 082

SALDO OP 31.12.2017

(75 234 )

4 598

278

(70 359 )

TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN

1.   BELANGRIJKSTE GEHANTEERDE GRONDSLAGEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGLEGGING

1.1.   RECHTSGRONDSLAG EN BOEKHOUDREGELS

De boekhouding van de EU wordt gevoerd overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 houdende vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1) (hierna „het Financieel Reglement” genoemd) en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften van dat Financieel Reglement (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1).

Overeenkomstig artikel 143 van het Financieel Reglement stelt de EU haar financiële staten op op grond van boekhoudregels op transactiebasis die zijn afgeleid van de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector (IPSAS). De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels moeten worden toegepast in alle Europese instellingen en organen die binnen het consolidatiebereik vallen en moeten uitgroeien tot een uniform kader voor het opstellen en presenteren van de rekeningen om tot een geharmoniseerde financiële verslaglegging en consolidatie te komen.

Toepassing van nieuwe en gewijzigde boekhoudregels van de Europese Unie (EAR)

Wijzigingen in EAR van kracht voor jaarperioden die op of na 1 januari 2017 aanvangen

Door de rekenplichtige van de Commissie zijn de volgende wijzigingen vastgesteld:

wijzigingen in EAR 1 „Financial Statements”, en

wijzigingen in EAR 14 „Accounting Policies, Changes in Accounting Estimates and Errors”.

Deze wijzigingen zijn het gevolg van recente aanpassingen van IPSAS 1 „Presentation of Financial Statements” en IPSAS 3 „Accounting Policies, Changes in Accounting Estimates and Errors”, waarbij verbeteringen zijn voorgesteld om ervoor te zorgen dat de IPSAS-normen onderling consequent zijn. De overeenkomstige EAR’s zijn bijgewerkt; de voornaamste veranderingen betreffen de beschrijving van kwalitatieve kenmerken van de financiële verslaggeving en de hiërarchie van bronnen voor de keuze en toepassing van grondslagen voor financiële verslaggeving.

Deze wijzigingen zijn niet van invloed geweest op de EU-jaarrekening voor 2017.

Nieuwe en herziene EAR’s vastgesteld maar nog niet van kracht op 31 december 2017

De volgende nieuwe en herziene EAR’s, die door de rekenplichtige van de Commissie zijn vastgesteld maar die nog niet van kracht zijn, zijn niet toegepast door de EU:

Herziening van EAR 12 „Employee Benefits” (van kracht voor jaarperioden die op of na 1 januari 2018 aanvangen): EAR 12 is herzien overeenkomstig de nieuwe IPSAS 39 „Employee Benefits”. De voornaamste verandering is dat alle winsten of verliezen als gevolg van veranderingen in de actuariële veronderstellingen direct moeten worden opgenomen in de balans onder de nettoactiva, terwijl de huidige regel is dat zij moeten worden verwerkt als overschot of tekort.

De EU onderzoekt momenteel de impact en de praktische gevolgen van de toepassing van deze herziene EAR. Er wordt evenwel geen significante impact op de geconsolideerde jaarrekening verwacht, tenzij dat de actuariële veronderstellingen in de nettoactiva worden verwerkt in plaats van in de staat van de financiële resultaten.

Nieuwe EAR 20 „Public Sector Combinations” (van kracht voor jaarperioden die op of na 1 januari 2019 aanvangen): EAR 20, die gebaseerd is op IPSAS 40 „Public Sector Combinations”, betreft de indeling van publiekrechtelijke combinaties in twee categorieën, afhankelijk van de vraag of er bij de transactie sprake is van gezamenlijke zeggenschap of niet: i) een samenvoeging, waarbij de transactie plaatsvindt op basis van de boekwaarde van de entiteit die met de EU wordt samengevoegd, en ii) een overname, waarbij de transactie plaatsvindt op basis van de reële waarde op de overnamedatum van de entiteit die door de EU wordt verworven. Voor beide gelden verschillende vereisten en informatieverplichtingen die de gebruikers van de financiële staten van de EU meer inzicht moeten verschaffen in de gevolgen ervan.

De impact op de financiële staten van de EU in het eerste jaar van toepassing zal afhangen van eventuele transacties inzake publiekrechtelijke combinaties waarbij de EU in die periode betrokken is.

1.2.   BOEKHOUDBEGINSELEN

De financiële staten zijn bedoeld om een breed scala aan gebruikers nuttige informatie te verschaffen over de vermogenspositie, de resultaten en de kasstromen van een bepaalde organisatie. Voor de EU als een organisatie in de openbare sector moeten deze staten meer in het bijzonder informatie verschaffen die nuttig is voor de besluitvorming en getuigen van de controleerbaarheid van de organisatie met betrekking tot de middelen die aan haar zijn toevertrouwd. Het spreekt voor zich dat dit document in deze geest is opgesteld.

De globale overwegingen (of boekhoudbeginselen) die bij de voorbereiding van de financiële staten moeten worden gevolgd, zijn vastgesteld in EU-boekhoudregel 1 over de financiële staten en zijn dezelfde als die welke in IPSAS 1 zijn beschreven, namelijk: juiste weergave, transactiebasis, continuïteit, consistentie van de presentatie, materialiteit, hergroepering, verrekening en vergelijkende informatie. De kwalitatieve kenmerken van de financiële verslaggeving zijn relevantie, betrouwbaarheid, begrijpelijkheid, tijdigheid, vergelijkbaarheid en verifieerbaarheid.

1.3.   CONSOLIDATIE

Consolidatiebereik

De geconsolideerde financiële staten van de EU omvatten alle betekenisvolle entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend (d.w.z. de EU-instellingen (met inbegrip van de Commissie) en de EU-agentschappen), geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen. De volledige lijst van geconsolideerde entiteiten kan worden gevonden in toelichting 9 bij de financiële staten van de EU. Zij telt thans 52 entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend en één geassocieerde deelneming. Entiteiten die onder de consolidatie vallen maar niet materieel zijn voor de geconsolideerde financiële EU-staten als geheel, moeten niet worden geconsolideerd of verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode indien dit disproportioneel veel tijd of middelen van de EU zou vergen. Deze entiteiten worden aangeduid als „kleine entiteiten” en afzonderlijk vermeld in toelichting 9. In 2017 zijn 7 entiteiten ingedeeld als kleine entiteiten.

Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend

Het besluit een entiteit in het consolidatiebereik op te nemen, is gebaseerd op het concept „zeggenschap”. Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, omvatten alle entiteiten waarop de EU een blootstelling heeft of het recht op veranderlijke voordelen die uit haar betrokkenheid voortvloeien, en het vermogen om de aard en het bedrag van die voordelen te beïnvloeden vanwege haar zeggenschap over de andere entiteit. Deze macht moet actueel uitoefenbaar zijn en betrekking hebben op de activiteiten van de entiteit. Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn volledig geconsolideerd. De consolidatie begint op de eerste datum waarop de zeggenschap bestaat, en eindigt wanneer die zeggenschap niet langer bestaat.

De meest gebruikelijke indicatoren van zeggenschap binnen de EU zijn de volgende: oprichting van de entiteit bij de oprichtingsverdragen of afgeleide wetgeving, financiering van de entiteit uit de algemene begroting, het bestaan van stemrechten in de bestuursorganen, controle door de Europese Rekenkamer en kwijting door het Europees Parlement. Voor elke entiteit apart wordt nagegaan of één of alle van de bovengenoemde criteria voldoende zijn om tot zeggenschap te leiden.

Vanuit deze optiek worden de EU-instellingen (met uitzondering van de Europese Centrale Bank) en -agentschappen (met uitsluiting van de agentschappen van de vroegere tweede pijler) geacht onder de uitsluitende zeggenschap van de EU te staan. Daarom zijn zij in het consolidatiebereik opgenomen. Ook de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) wordt beschouwd als een entiteit waarover zeggenschap wordt uitgeoefend.

Alle materiële verrichtingen en posities tussen entiteiten waarover door de EU zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn buiten beschouwing gelaten. Niet-gerealiseerde baten en verliezen op dergelijke verrichtingen zijn niet materieel en zijn daarom niet buiten beschouwing gelaten.

Gezamenlijke overeenkomsten

Een gezamenlijke overeenkomst is een overeenkomst waarover de EU en een of meer partijen gezamenlijke zeggenschap uitoefenen. Gezamenlijke zeggenschap is het contractueel afgesproken delen van de zeggenschap over een overeenkomst, waarvan slechts sprake is wanneer besluiten over de relevante activiteiten unanieme instemming vereisen van de partijen die de zeggenschap delen. Gezamenlijke overeenkomsten kunnen gezamenlijke bedrijfsactiviteiten of gemeenschappelijke ondernemingen zijn. Indien een gezamenlijke overeenkomst in een afzonderlijk vehikel is gestructureerd en de partijen bij de gezamenlijke overeenkomst rechten hebben op de nettoactiva van de overeenkomst, kan de gezamenlijke overeenkomst als een gemeenschappelijke onderneming worden bestempeld. Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode (zie toelichting 1.5.4). Wanneer de partijen rechten hebben op de activa en aansprakelijk zijn voor de verplichtingen die verband houden met de overeenkomst, wordt de gezamenlijke overeenkomst als een gezamenlijke bedrijfsactiviteit bestempeld. Met betrekking tot haar belang in gezamenlijke bedrijfsactiviteiten neemt de EU in haar financiële staten op: de activa en passiva, de inkomsten en uitgaven, evenals haar aandeel in de gezamenlijke activa, passiva, baten en lasten.

Geassocieerde deelnemingen

Geassocieerde deelnemingen zijn entiteiten waarover de EU geen zeggenschap uitoefent, maar waarin zij direct of indirect betekenisvolle invloed uitoefent. Er wordt aangenomen dat er sprake is van betekenisvolle invloed wanneer de EU direct of indirect 20 % of meer van de stemrechten bezit. Belangen in geassocieerde deelnemingen worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode (zie toelichting 1.5.4).

Niet-geconsolideerde entiteiten waarvan de Commissie de middelen beheert

De middelen van het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering voor personeelsleden van de EU, het Europees Ontwikkelingsfonds en het Garantiefonds voor deelnemers worden namens hen door de Commissie beheerd. Maar omdat deze entiteiten niet onder zeggenschap van de EU staan, worden zij niet in haar jaarrekening geconsolideerd.

1.4.   OPSTELLINGSGRONDSLAG

De financiële staten zijn per jaar. Het boekjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december.

1.4.1.    Munteenheid en omrekeningsbeginselen

Functionele en rapporteringsvaluta

De financiële staten worden opgemaakt in miljoen euro, tenzij anders bepaald, aangezien de euro de functionele en rapporteringsvaluta van de EU is.

Verrichtingen en saldi

Verrichtingen in vreemde valuta worden omgerekend in euro tegen de op de transactiedatum geldende wisselkoers. Wisselkoersbaten en -verliezen die voortvloeien uit de afwikkeling van verrichtingen in vreemde valuta's en uit de omrekening per jaareinde van in vreemde valuta's luidende monetaire activa en passiva worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen. Omrekeningsverschillen betreffende niet-monetaire financiële instrumenten die als voor verkoop beschikbare financiële activa staan aangemerkt, worden opgenomen in de reëlewaardereserve.

Er worden verschillende omrekeningsmethoden toegepast voor de vaste bedrijfsmiddelen en de immateriële activa, die hun waarde in euro behouden tegen de bij de aankoop geldende koers.

De saldi aan het einde van het jaar van in vreemde valuta's luidende monetaire activa en passiva worden omgerekend in euro tegen de op 31 december geldende wisselkoersen van de Europese Centrale Bank (ECB).

Wisselkoersen met de euro

Valuta

31.12.2017

31.12.2016

Valuta

31.12.2017

31.12.2016

BGN

1,9558

1,9558

PLN

4,177

4,4103

CZK

25,5350

27,0210

RON

4,6585

4,5390

DKK

7,4449

7,4344

SEK

9,8438

9,5525

GBP

0,8872

0,8562

CHF

1,1702

1,0739

HRK

7,4400

7,5597

JPY

135,01

123,4000

HUF

310,3300

309,8300

USD

1,1993

1,0541

1.4.2.    Gebruik van ramingen

Overeenkomstig de IPSAS en algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen bevatten de financiële staten onvermijdelijk bedragen die steunen op ramingen en veronderstellingen die op basis van de meest betrouwbare beschikbare informatie door het management zijn gedaan. Belangrijke ramingen betreffen onder andere, maar niet uitsluitend: de bedragen voor verplichtingen inzake personeelsbeloningen, voorzieningen, financiële risico's verbonden aan voorraden en vorderingen, toegerekende baten en lasten, voorwaardelijke activa en verplichtingen, waardeverminderingen van immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen en bedragen die in de toelichting over de financiële instrumenten zijn opgenomen. De werkelijke bedragen kunnen van deze ramingen afwijken. Veranderingen in ramingen worden weergegeven in de periode waarin zij bekend worden.

1.5.   BALANS

1.5.1.    Immateriële activa

Aangekochte licenties voor computersoftware worden geboekt tegen kostprijs verminderd met de cumulatieve afschrijvingen en waardeverminderingsverliezen. De activa worden lineair afgeschreven over hun geraamde nuttige levensduur (3-11 jaar). De geraamde nuttige levensduur van immateriële activa hangt af van hun specifieke economische levensduur of van hun juridische levensduur op grond van een overeenkomst. Intern geproduceerde immateriële activa worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen als zij aan de relevante criteria van de EU-boekhoudregels voldoen en de kosten uitsluitend betrekking hebben op de ontwikkelingsfase van het actief. De opneembare kosten omvatten alle direct toerekenbare kosten die nodig zijn om het actief te creëren, te produceren en voor te bereiden zodat het kan worden gebruikt op de manier die het management beoogt. De kosten voor onderzoeksactiviteiten en de niet-opneembare kosten voor ontwikkeling en onderhoud worden als uitgaven geboekt wanneer zij zich voordoen.

1.5.2.    Materiële vaste activa

Alle materiële vaste activa worden geboekt tegen historische kostprijs verminderd met de cumulatieve afschrijvingen en waardeverminderingsverliezen. De historische kostprijs omvat uitgaven die direct aan de aanschaf, bouw of overdracht van het actief kunnen worden toegerekend.

De daarna gemaakte kosten worden, naargelang het geval, slechts in de boekwaarde van het actief opgenomen of als afzonderlijk actief geboekt wanneer het waarschijnlijk is dat de daaruit in de toekomst voortkomende economische baten of het daaruit voortkomende dienstenpotentieel aan de EU zullen toevloeien en de kosten op betrouwbare wijze kunnen worden gemeten. De herstel- en onderhoudskosten worden in de staat van de financiële resultaten geboekt tijdens de begrotingsperiode waarin ze zich voordoen.

Op terreinen en kunstwerken worden geen afschrijvingen toegepast, aangezien ervan wordt uitgegaan dat zij een onbeperkte levensduur hebben. Activa in aanbouw worden niet afgeschreven, aangezien deze activa nog niet beschikbaar zijn voor gebruik. De afschrijvingen op andere activa worden voor de toerekening van de kosten aan de restwaarde over hun geraamde levensduur als volgt berekend volgens de lineaire methode:

Soort activa

Lineair afschrijvingspercentage

Gebouwen

4 % tot 10 %

Ruimteobjecten

8 % tot 25 %

Materieel en apparatuur

10 % tot 25 %

Meubilair en wagenpark

10 % tot 25 %

Computerhardware

25 % tot 33 %

Overige

10 % tot 33 %

Baten en verliezen van vervreemdingen worden bepaald door de opbrengsten verminderd met de verkoopkosten te vergelijken met de boekwaarde van het verkochte actief. Zij worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

Leaseovereenkomsten

Leases van materiële activa waarbij de EU in wezen alle aan eigendom verbonden risico's en voordelen heeft, worden ingedeeld als financiële leases. Financiële leases worden gekapitaliseerd bij het begin van de leaseovereenkomst tegen de reële waarde van het geleasede actief of de huidige waarde van de minimale leasebetalingen, afhankelijk van welke waarde de laagste is. Het rentebestanddeel van de leasebetalingen wordt gespreid over de leaseperiode ten laste van de uitgaven gebracht volgens een constant periodiek percentage in verhouding tot het uitstaande saldo. De huurverplichtingen, zonder financieringslasten, worden opgenomen onder financiële verplichtingen (vlottend en niet-vlottend). Het rentebestanddeel van de financieringslasten wordt gespreid over de leaseperiode in de staat van de financiële resultaten opgenomen, zodat voor elke periode een constante periodieke rente over het resterende saldo van de verplichting wordt verkregen. De via financiële lease verkregen activa worden afgeschreven over de levensduur van het actief of de leaseperiode, afhankelijk van welke periode het kortst is.

Leases waarbij de leasegever een significant deel van de aan eigendom verbonden risico's en voordelen behoudt, worden als operationele leases ingedeeld. Operationele-leasebetalingen worden als last opgenomen in de staat van de financiële resultaten, lineair gespreid over de leaseperiode.

1.5.3.    Waardevermindering van niet-financiële activa

Op activa zonder beperkte levensduur worden geen afschrijvingen/waardeverminderingen toegepast; ze worden jaarlijks op waardevermindering beoordeeld. Activa waarop afschrijvingen/waardeverminderingen worden toegepast, worden op waardevermindering gecontroleerd telkens als er op grond van gebeurtenissen of veranderde omstandigheden aanleiding is om te veronderstellen dat de boekwaarde niet realiseerbaar is. Een waardeverminderingsverlies is het bedrag waarmee de boekwaarde van een actief zijn realiseerbare (dienst)waarde overtreft. De realiseerbare (dienst)waarde is de reële waarde van een actief verminderd met de verkoopkosten of de gebruikswaarde ervan, afhankelijk van welke waarde het hoogst is.

De restwaarde en de nuttige levensduur van de immateriële activa en de vaste bedrijfsmiddelen worden ten minste éénmaal per jaar beoordeeld en zo nodig aangepast. De boekwaarde van een actief wordt onmiddellijk verminderd tot de realiseerbare waarde indien de boekwaarde groter is dan de geraamde realiseerbare (dienst)waarde. Indien de gronden voor waardeverminderingen waarmee tijdens de vorige jaren rekening is gehouden, niet langer gelden, worden de waardeverminderingsverliezen dienovereenkomstig teruggeboekt.

1.5.4.    Beleggingen die worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode

Participaties in geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen

Beleggingen verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode, worden de eerste maal tegen kostprijs opgenomen. Het belang van de EU in die beleggingen wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten, en haar aandeel in mutaties van de reserves in de reëlewaardereserves onder de nettoactiva. De boekwaarde van de belegging in de financiële staten op balansdatum wordt bepaald door de oorspronkelijke kostprijs plus alle mutaties (verdere bijdragen, aandeel in de economische resultaten en mutaties van de reserves, waardeverminderingen en dividenden). Uitkeringen die op een belegging worden ontvangen, verlagen de boekwaarde van het actief.

Indien het aandeel van de EU in de tekorten van een belegging verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode gelijk is aan of groter is dan haar belang in de belegging, neemt de EU haar aandeel in verdere verliezen niet langer op („verborgen verliezen”). Nadat het belang van de EU tot nul is afgeboekt, worden additionele verliezen voorzien en wordt er een verplichting opgenomen, uitsluitend voor zover de EU wettelijke of feitelijke verplichtingen is aangegaan of betalingen heeft gedaan namens de entiteit.

Indien er aanwijzingen van waardeverminderingen bestaan, moet worden afgeschreven tot de laagst mogelijke realiseerbare waarde. De realiseerbare waarde wordt bepaald zoals beschreven in toelichting 1.5.3. Indien de grond voor waardevermindering later niet meer geldt, wordt het waardeverminderingsverlies teruggeboekt tot de boekwaarde die zou zijn bepaald als er geen waardeverminderingsverlies was geboekt.

Bij participaties van 20 % of meer in een durfkapitaalfonds streeft de EU er niet naar betekenisvolle invloed uit te oefenen. Dergelijke fondsen worden daarom als financiële instrumenten behandeld en als voor verkoop beschikbare financiële activa ingedeeld.

Geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen ingedeeld als kleine entiteiten worden niet verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode. EU-bijdragen aan deze entiteiten worden geboekt als uitgave van de periode.

1.5.5.    Financiële activa

Indeling

De EU deelt haar financiële activa in de volgende categorieën in: financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort; leningen en vorderingen; tot einde looptijd aangehouden beleggingen, en voor verkoop beschikbare financiële activa. De indeling van de financiële instrumenten wordt bepaald bij de eerste opname en op elke balansdatum herbekeken.

i)   Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

Financiële activa worden in deze categorie ingedeeld als zij hoofdzakelijk zijn verworven om op korte termijn te worden verkocht. Derivaten worden ook in deze categorie ingedeeld. Activa in deze categorie worden ingedeeld als vlottende activa indien verwacht wordt dat zij binnen de twaalf maanden na de balansdatum zullen worden gerealiseerd.

ii)   Leningen en vorderingen

Leningen en vorderingen zijn niet-afgeleide financiële activa met vaste of voorzienbare betalingen die niet op een actieve markt zijn genoteerd. Zij ontstaan wanneer de EU geld, goederen of diensten rechtstreeks aan een debiteur verstrekt zonder de bedoeling de vordering te verhandelen, of indien de EU is gesubrogeerd in de rechten van de oorspronkelijke kredietverstrekker na een betaling door de EU in het kader van een garantieovereenkomst. Betalingen die verschuldigd zijn binnen 12 maanden na de balansdatum worden ingedeeld als vlottende activa. Betalingen die verschuldigd zijn binnen meer dan 12 maanden na de balansdatum worden ingedeeld als niet-vlottende (vaste) activa. Leningen en kortlopende vorderingen omvatten termijndeposito’s met een oorspronkelijke looptijd van meer dan drie maanden.

iii)   Tot het einde van de looptijd aangehouden beleggingen

Tot einde looptijd aangehouden beleggingen zijn niet-afgeleide financiële activa met vaste of te verwachten betalingen en vaste vervaldagen, die de EU voornemens en bij machte is om tot het einde van de looptijd aan te houden. De EU had in dit begrotingsjaar geen beleggingen van deze categorie.

iv)   Voor verkoop beschikbare financiële activa

Voor verkoop beschikbare financiële activa zijn niet-afgeleide instrumenten die in deze categorie zijn ingedeeld of die niet in een van de andere categorieën zijn ingedeeld. Ze worden opgenomen onder de vlottende of niet-vlottende activa, naargelang de termijn waarbinnen de EU verwacht om ze van de hand te doen. Investeringen in entiteiten die noch geconsolideerd, noch verwerkt worden volgens de vermogensmutatiemethode en andere investeringen van het type eigen vermogen (bv. durfkapitaalverrichtingen), worden ook ingedeeld als voor verkoop beschikbare financiële activa.

Eerste opname en waardering

Aan- en verkopen van financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort, tot einde looptijd aangehouden beleggingen en voor verkoop beschikbare financiële activa worden opgenomen op de transactiedag, de dag waarop de EU tot de aankoop of de verkoop van het actief overgaat. Kasequivalenten en leningen worden opgenomen wanneer geld wordt uitbetaald aan de ontlener. Financiële instrumenten worden voor het eerst opgenomen tegen reële waarde. In het geval van financiële activa die niet worden gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort, wordt de reële waarde bij de eerste opname met de transactiekosten vermeerderd. Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort worden voor het eerst opgenomen tegen reële waarde en de transactiekosten worden onder de uitgaven opgenomen in de staat van de financiële resultaten.

De reële waarde van een financieel actief bij de eerste opname is gewoonlijk de transactieprijs (d.w.z. de reële waarde van de ontvangen vergoeding), tenzij de reële waarde van dat instrument wordt gestaafd door een vergelijking met andere waarneembare actuele markttransacties in hetzelfde instrument, of op basis van een waarderingstechniek waarvan de variabelen alleen uit gegevens van waarneembare markten bestaan (bijvoorbeeld in het geval van sommige derivatencontracten). Wanneer een langlopende lening echter renteloos of tegen een rentevoet beneden de marktvoorwaarden wordt verstrekt, kan de reële waarde worden geraamd als de contante waarde van alle toekomstige ontvangsten van kasmiddelen, verdisconteerd met de geldende marktrentevoet voor een vergelijkbaar instrument met een vergelijkbare kredietrating.

Leningen die worden verstrekt, worden gewaardeerd tegen hun nominale bedrag, dat geacht wordt de reële waarde van de lening te zijn. De redenen hiervoor zijn de volgende:

De „marktomgeving” waarin de EU leningen opneemt, is zeer specifiek en verschilt van de kapitaalmarkt die wordt gebruikt om bedrijfs- of staatsobligaties uit te geven. Omdat de leners op deze markten uit verschillende beleggingen kunnen kiezen, wordt de opportuniteitskost in de marktprijzen verrekend. De EU kan echter niet uit verschillende beleggingen kiezen, omdat zij geen geld mag beleggen op de kapitaalmarkten. Zij neemt alleen leningen op om leningen te verstrekken tegen hetzelfde tarief. Dit betekent dat de EU voor de geleende bedragen niet over alternatieve leningen of beleggingen beschikt. Er is dus geen opportuniteitskost en daarom geen grondslag voor vergelijking met de markttarieven. De leningsoperatie van de EU vormt in feite op zichzelf de markt. Omdat de „optie” van de opportuniteitskost niet van toepassing is, weerspiegelt de marktprijs niet correct het wezen van de leningstransacties van de EU. Daarom is het niet aangewezen om de reële waarde van de door de EU opgenomen leningen te bepalen door naar bedrijfs- of staatsobligaties te verwijzen.

Aangezien er geen actieve markt of soortgelijke transacties zijn om mee te vergelijken, moet de rentevoet die de EU moet gebruiken om de reële waarde van haar leningsoperaties in het kader van het Europees financieel stabilisatiemechanisme of betalingsbalans of van soortgelijke leningen te bepalen, de aangerekende rentevoet zijn.

Daarnaast is er voor deze leningen het effect van compensatie tussen de opgenomen en de verstrekte leningen, omdat het om back-to-backverrichtingen gaat. De werkelijke rentevoet van de verstrekte lening is gelijk aan de rentevoet waartegen de lening wordt opgenomen. De transactiekosten van de EU die aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht, worden direct in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

Financiële instrumenten worden uitgeboekt wanneer de rechten op kasstromen uit de beleggingen zijn vervallen en de EU in wezen alle aan eigendom verbonden risico's en voordelen aan een andere partij heeft overgedragen.

Waardering na eerste opname

a)

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd. Baten en verliezen als gevolg van veranderingen in de reële waarde van de categorie „financiële instrumenten gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort” worden opgenomen in de economische resultatenrekening van de periode waarin zij zich voordoen.

b)

Leningen en kortlopende vorderingen worden opgenomen tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieverentemethode. In het geval van leningen die verstrekt worden uit geleende middelen, wordt dezelfde effectieverentemethode op beide leningen toegepast, aangezien deze leningen de kenmerken hebben van back-to-backverrichtingen en de verschillen tussen de voorwaarden van beide leningen niet materieel zijn. De transactiekosten van de EU die aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht, worden direct in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

c)

Tot einde looptijd aangehouden activa worden opgenomen tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieverentemethode. De EU heeft momenteel geen tot einde looptijd aangehouden beleggingen.

d)

Voor verkoop beschikbare financiële activa worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd. Baten en verliezen als gevolg van veranderingen in de reële waarde van voor verkoop beschikbare activa worden opgenomen in de reëlewaardereserve, behalve voor omrekeningsverschillen op monetaire activa die worden opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Wanneer activa die als voor verkoop beschikbare financiële activa zijn ingedeeld, worden uitgeboekt of in waarde worden verminderd, worden de voordien in de reëlewaardereserve opgenomen gecumuleerde waardeaanpassingen opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Rente over voor verkoop beschikbare financiële activa die volgens de effectieverentemethode is berekend, wordt in de staat van de financiële resultaten opgenomen. Dividenden op voor verkoop beschikbare vermogensinstrumenten worden opgenomen wanneer het recht van de EU om de betaling te ontvangen is vastgesteld.

De reële waarden van op actieve markten genoteerde beleggingen is gebaseerd op de actuele biedkoers. Indien de markt voor een financieel actief niet actief is (en voor niet-genoteerde effecten en OTC-derivaten), stelt de EU een reële waarde vast met gebruikmaking van waarderingstechnieken. Daarbij gaat het onder meer om het gebruik van recente, vergelijkbare zakelijke verrichtingen als vergelijkingsbasis, vergelijking met de actuele marktwaarde van een ander instrument dat in wezen hetzelfde is, contantewaardeberekeningen en optiewaarderingsmodellen en andere courant door marktdeelnemers gebruikte waarderingstechnieken.

Investeringen in durfkapitaalfondsen, ingedeeld als voor verkoop beschikbare financiële activa, die geen genoteerde marktprijs op een actieve markt hebben, worden gewaardeerd tegen de toerekenbare intrinsieke waarde, die moet worden beschouwd als een equivalent van hun reële waarde.

Wanneer de reële waarde van beleggingen in vermogensinstrumenten die niet op een actieve markt zijn genoteerd niet op betrouwbare wijze kan worden vastgesteld, worden de betrokken beleggingen gewaardeerd tegen kostprijs verminderd met waardeverminderingsverliezen.

Bijzondere waardevermindering van financiële activa

De EU gaat op elke balansdatum na of er objectief bewijs voorhanden is om te besluiten dat de waarde van een financieel actief verminderd is. De waarde van een financieel actief is verminderd en er worden waardeverminderingsverliezen geleden als, en alleen dan, er objectief bewijs voorhanden is van een waardevermindering als gevolg van gebeurtenissen na de eerste opname van het actief die een weerslag hebben op de op betrouwbare wijze geraamde toekomstige kasstromen van dat financieel actief.

a)   Activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs

Indien er objectief bewijs voorhanden is dat een waardeverminderingsverlies is geleden op leningen, vorderingen of tot einde looptijd aangehouden beleggingen die tegen geamortiseerde kostprijs zijn gewaardeerd, is het bedrag van dat verlies het verschil tussen de boekwaarde van het actief en de contante waarde van geraamde toekomstige kasstromen (exclusief toekomstige kredietverliezen), verdisconteerd met de oorspronkelijke effectieve rentevoet van het financiële instrument (realiseerbare waarde). De boekwaarde van het actief wordt verlaagd en het bedrag van het verlies wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Indien een lening of tot einde looptijd aangehouden belegging een variabele rente draagt, is de disconteringsvoet voor het bepalen van een eventueel waardeverminderingsverlies de actuele effectieve rentevoet bepaald op basis van het contract. In de berekening van de contante waarde van geschatte toekomstige kasstromen van een financieel actief tegen onderpand wordt rekening gehouden met de kasstromen die uit executie kunnen voortvloeien, verminderd met de kosten van het verwerven en verkopen van het onderpand, ongeacht of executie waarschijnlijk is. Indien in een volgende periode het bedrag van de bijzondere waardeverminderingen afneemt en de daling objectief in verband kan worden gebracht met een gebeurtenis die plaatsvond na de afboeking, wordt de afboeking van het financieel actief teruggeboekt via de staat van de financiële resultaten.

b)   Activa geboekt tegen reële waarde

In het geval van als voor verkoop beschikbare financiële activa ingedeelde beleggingen in eigenvermogensinstrumenten wordt rekening gehouden met een significante of blijvende (aanhoudende) afname van de reële waarde van het instrument beneden de kostprijs om te bepalen of er sprake is van een waardevermindering. Indien dergelijk bewijs aanwezig is met betrekking tot voor verkoop beschikbare financiële activa wordt het cumulatieve verlies — gewaardeerd als het verschil tussen de verwervingsprijs en de actuele reële waarde verminderd met eventuele eerder in de staat van de financiële resultaten opgenomen waardeverminderingsverliezen op die activa — uit de reserves verwijderd en in de staat van de financiële resultaten opgenomen. In de staat van de financiële resultaten opgenomen waardeverminderingsverliezen worden niet teruggeboekt via de staat van de financiële resultaten. Indien in een latere periode de reële waarde van een schuldinstrument dat als voor verkoop beschikbaar financieel actief is ingedeeld, toeneemt en de toename objectief in verband kan worden gebracht met een gebeurtenis die plaatsvond na opname van het verlies, dient het verlies te worden teruggeboekt via de staat van de financiële resultaten.

1.5.6.    Voorraden

Voorraden worden gewaardeerd tegen kostprijs of de realiseerbare nettowaarde, afhankelijk van welke waarde het laagst is. De kostprijs wordt bepaald aan de hand van de FIFO-methode (first in, first out). De kosten van afgewerkte goederen en werk in uitvoering omvatten de grondstoffen, directe arbeidskosten, andere directe kosten en gerelateerde indirecte productiekosten (gebaseerd op de normale bedrijfscapaciteit). De realiseerbare nettowaarde is de geraamde verkoopprijs in het gewone zakelijke verkeer, verminderd met de afwerkings- en verkoopkosten. Wanneer de voorraden worden aangehouden voor distributie zonder kosten of tegen een nominaal bedrag, worden ze gewaardeerd tegen kostprijs of tegen de actuele vervangingswaarde. De actuele vervangingswaarde is wat de EU zou moeten betalen om het actief op de verslagdatum aan te schaffen.

1.5.7.    Voorfinanciering

Voorfinanciering heeft ten doel de begunstigde te voorzien van een voorschot, dus van contante middelen. Zij kan worden opgesplitst in een aantal betalingen gedurende een periode die in het desbetreffende contract, besluit, overeenkomst of basisrechtshandeling is vastgesteld. Het voorschot wordt gebruikt voor het doel waarvoor het gedurende de in de overeenkomst vastgestelde periode is verstrekt of terugbetaald. Indien de begunstigde geen subsidiabele uitgaven doet, moet hij de voorfinanciering aan de EU terugbetalen. Het voorfinancieringsbedrag kan (geheel of gedeeltelijk) worden verminderd naarmate subsidiabele kosten worden aanvaard (die als uitgaven worden opgenomen).

Voorfinanciering wordt op latere balansdata gewaardeerd tegen het bedrag dat oorspronkelijk is opgenomen op de balans min subsidiabele uitgaven (inclusief geschatte bedragen waar nodig) gedurende de periode.

Rente op voorfinancieringen wordt opgenomen wanneer ze verworven is volgens de bepalingen van de desbetreffende overeenkomst. Aan het einde van het jaar wordt op basis van de meest betrouwbare informatie een raming van de aan de periode toerekenbare renteopbrengsten gemaakt, die in de balans wordt opgenomen.

Andere voorschotten aan lidstaten die afkomstig zijn van terugbetaling door de EU van de door de lidstaten als voorschot aan hun begunstigden betaalde bedragen (met inbegrip van „financieringsinstrumenten onder gedeeld beheer”) worden opgenomen als activa en in de rubriek voorfinanciering opgenomen. Andere voorschotten aan de lidstaten worden vervolgens gewaardeerd tegen het bedrag dat oorspronkelijk is opgenomen op de balans, verminderd met een beste raming van de subsidiabele uitgaven die door de eindbegunstigden zijn gedaan, berekend op basis van redelijke en gefundeerde hypothesen.

De EU-bijdragen aan de trustfondsen van het Europees Ontwikkelingsfonds of andere niet-geconsolideerde entiteiten worden ook ingedeeld als voorfinanciering, aangezien zij tot doel hebben contante middelen te geven aan het trustfonds om specifieke acties te financieren in het kader van de doelstellingen van het trustfonds. De EU-bijdragen aan de trustfondsen worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke bedrag van de EU-bijdrage min subsidiabele uitgaven, waar nodig inclusief geschatte bedragen, door het trustfonds gedaan tijdens de verslagperiode en toegerekend aan de EU-bijdrage in overeenstemming met de onderliggende overeenkomst.

1.5.8.    Vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie

Omdat de boekhoudregels van de EU vereisen dat ruil- en niet-ruiltransacties afzonderlijk worden weergegeven, worden vorderingen voor het opstellen van de rekening omschreven als afkomstig van ruiltransacties en verhaalbare bedragen als afkomstig van niet-ruiltransacties (waarbij de EU waarde van een andere entiteit ontvangt zonder onmiddellijk een gelijkwaardige tegenprestatie te leveren) die niet voortvloeien uit een contract (bv. op de lidstaten verhaalbare bedragen betreffende de eigen middelen).

Vorderingen uit ruiltransacties voldoen aan de definitie van financiële instrumenten en worden dus beschouwd als leningen en vorderingen en worden dienovereenkomstig gemeten (zie toelichting 1.5.5). De in de toelichting op de financiële instrumenten vermelde informatie over vorderingen op ruiltransacties bevat overlopende posten van ruiltransacties omdat zij niet materieel zijn.

Verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke bedrag (gecorrigeerd voor rente en boeten) minus waardeverminderingen. Er wordt een waardevermindering op verhaalbare bedragen op niet-ruiltransacties geboekt wanneer er objectief bewijs bestaat dat de EU niet alle volgens de oorspronkelijke voorwaarden verschuldigde bedragen zal kunnen innen. De waardevermindering is het verschil tussen de boekwaarde van het actief en het realiseerbare bedrag. De waardevermindering wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Daarnaast wordt op basis van vroegere ervaringen een algemene waardevermindering opgenomen voor uitstaande invorderingsopdrachten waarvoor nog geen specifieke waardevermindering is toegepast. Zie toelichting 1.5.14 betreffende de behandeling van aan de periode toerekenbare ontvangsten aan het einde van het jaar. Bedragen weergegeven en opgevoerd als vorderingen op niet-ruiltransacties zijn geen financiële instrumenten omdat zij niet voortvloeien uit een contract waaruit een financiële verplichting of eigenvermogensinstrument ontstaat. In de toelichting bij de financiële staten worden vorderingen op niet-ruiltransacties echter in voorkomend geval samen met vorderingen op ruiltransacties opgevoerd.

1.5.9.    Geldmiddelen en kasequivalenten

Geldmiddelen en kasequivalenten zijn financiële instrumenten en omvatten liquide middelen, bij banken onmiddellijk of op korte termijn opvraagbare deposito’s en andere kortlopende, zeer liquide beleggingen met een oorspronkelijke looptijd van ten hoogste drie maanden.

1.5.10.    Pensioenen en andere personeelsbeloningen

Pensioenverplichtingen

Bij de EU worden toegezegd-pensioenregelingen gebruikt. Hoewel de personeelsleden uit hun salaris een derde van de verwachte kosten van deze beloningen betalen, is er geen kapitaaldekking van de verplichting. De in de balans opgenomen verplichting in verband met de toegezegd-pensioenregeling is de contante waarde van de toegezegde pensioenen op de balansdatum minus de reële waarde van de activa van de regeling. De pensioenverplichtingen worden berekend door actuarissen volgens de methode op basis van opgebouwde rechten (projected unit credit method). De contante waarde van de pensioenverplichtingen wordt bepaald door verrekening van de geraamde toekomstige betalingen met de rente op staatsobligaties luidend in de valuta waarin het pensioen zal worden uitbetaald en met een looptijd die vergelijkbaar is met die van de overeenkomstige pensioenverplichting.

Actuariële winsten en verliezen uit ervaringsaanpassingen en veranderingen in actuariële veronderstellingen worden onmiddellijk in de staat van de financiële resultaten opgenomen. Kosten na pensionering worden onmiddellijk in de staat van de financiële resultaten opgenomen, tenzij werknemers gedurende een bepaalde periode (de wachtperiode) in dienst moeten blijven voordat veranderingen in de pensioenregeling effectief worden. In dat geval worden de kosten na pensionering lineair afgeschreven gedurende de wachtperiode.

Ziektekosten na tewerkstelling

De EU biedt haar personeelsleden verstrekkingen in verband met de gezondheid aan via de terugbetaling van medische uitgaven. Voor de dagelijkse administratie daarvan is een afzonderlijk fonds opgericht. Zowel personeelsleden als gepensioneerden, weduwen en weduwnaars en hun verwanten komen voor het stelsel in aanmerking. De voordelen die aan „inactieven” worden toegekend (gepensioneerden, wezen enz.) worden als „personeelsbeloningen na tewerkstelling” ingedeeld. Gelet op de aard van deze voordelen is een actuariële berekening aangewezen. De verplichting in de balans is bepaald op een soortgelijke grondslag als die voor de pensioenverplichtingen (zie hierboven).

1.5.11.    Voorzieningen

Voorzieningen worden opgenomen wanneer de EU een bestaande in rechte afdwingbare of feitelijke verplichting tegenover derden heeft als gevolg van gebeurtenissen in het verleden, het zeer waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen nodig zal zijn om de verbintenis af te wikkelen en het bedrag op betrouwbare wijze kan worden geraamd. Voor toekomstige exploitatieverliezen moeten geen voorzieningen worden opgenomen. Het bedrag van de voorziening is de beste raming van de uitgaven die naar verwachting nodig zullen zijn om de huidige verbintenis op de verslagdatum af te wikkelen. Indien de te waarderen voorziening een groot aantal posten omvat, wordt de verbintenis geraamd door alle mogelijke resultaten af te wegen volgens de waarschijnlijkheid dat ze zich zullen voordoen.

1.5.12.    Financiële verplichtingen

Financiële verplichtingen worden ingedeeld als financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeverminderingen in overschot of tekort, als financiële verplichtingen die tegen geamortiseerde kostprijs gewaardeerd zijn of als financiële verplichtingen in verband met garanties.

Opgenomen leningen omvatten leningen van kredietinstellingen en in een waardepapier belichaamde schulden. Zij worden de eerste maal opgenomen tegen reële waarde, zijnde de opbrengsten van de emissie (reële waarde van de ontvangen vergoeding), verminderd met de transactiekosten, en vervolgens gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs aan de hand van de effectieverentemethode; verschillen tussen de opbrengsten verminderd met de transactiekosten en de aflossingswaarde worden gedurende de looptijd van de leningen opgenomen in de staat van de financiële resultaten met gebruikmaking van de effectieverentemethode. In het geval van leningen die uit geleende middelen worden verstrekt, mag de effectieverentemethode om materialiteitsoverwegingen niet afzonderlijk voor opgenomen en verstrekte leningen worden toegepast. De transactiekosten van de EU die aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht, worden direct in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

Financiële verplichtingen die zijn ingedeeld tegen reële waarde met verwerking van waardeverminderingen in overschot of tekort omvatten derivaten wanneer de reële waarde negatief is. Zij worden boekhoudkundig op dezelfde manier verwerkt als financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort (zie toelichting 1.5.5).

Financiële verplichtingen in verband met garanties worden een eerste keer opgenomen tegen de reële waarde, zijnde de waarde van de ontvangen premie. Op latere balansdata worden de financiële verplichtingen in verband met garanties geherwaardeerd tegen de verwachte verliezen of het bedrag dat oorspronkelijk is opgenomen, afhankelijk van wat het hoogste is, in voorkomend geval verminderd met de cumulatieve afschrijvingen. De EU neemt een financiële verplichting in verband met een garantie op wanneer het een tegenprestatie tegen marktvoorwaarden ontvangt voor het verstrekken van de garantie of de reële waarde van de garantie op betrouwbare wijze kan worden gemeten. Wanneer er geen actieve markt voor gelijkwaardige garantieovereenkomsten bestaat, vermeldt de EU de verstrekte garantie als voorwaardelijke verplichting (zie toelichting 1.7.2) of — wanneer het zeer waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen nodig zal zijn om de verbintenis af te wikkelen — neemt de EU een voorziening op (zie toelichting 1.5.11).

Financiële verplichtingen worden onder de vaste activa opgenomen, tenzij de looptijd binnen de twaalf maanden na de balansdatum verstrijkt.

EU-trustfondsen beschouwd als deel uitmakend van de operationele activiteiten van de Commissie worden opgenomen in de boeken van de Commissie en vervolgens geconsolideerd in de jaarrekening van de EU. Bijdragen van andere donoren aan de EU-trustfondsen voldoen derhalve aan de criteria van ontvangsten uit niet-ruiltransacties onder bepaalde voorwaarden en worden vermeld als financiële passiva totdat aan de voorwaarden voor de bijdragen is voldaan d.w.z. de subsidiabele uitgaven door het trustfonds zijn gedaan. Trustfondsen zijn opgericht om specifieke projecten te financieren en moeten resterende middelen terugstorten op het moment van afwikkeling. Op de balansdatum worden de uitstaande bijdrageverplichtingen gewaardeerd als de ontvangen bijdragen minus de door het trustfonds gedane uitgaven, inclusief waar nodig geschatte bedragen. Voor verslagleggingsdoeleinden worden de netto-uitgaven toegerekend aan de bijdragen van andere donors in verhouding tot de nettobijdragen per 31 december. Deze toerekening van bijdragen is louter indicatief. Bij de afwikkeling van het trustfonds wordt over de precieze verdeling van de resterende middelen beslist door de raad van beheer van het trustfonds.

1.5.13.    Crediteuren

Een aanzienlijk bedrag van de post crediteuren van de EU betreft onvereffende kostendeclaraties van begunstigden van subsidies of andere vormen van EU-financiering (niet-ruiltransacties). Zij worden geregistreerd als crediteuren voor het gevraagde bedrag wanneer de kostendeclaratie wordt ontvangen. Na verificatie en aanvaarding van de subsidiabele kosten, worden de crediteuren gewaardeerd tegen het aanvaarde en subsidiabele bedrag.

Te betalen posten die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden bij ontvangst van de factuur opgenomen voor het oorspronkelijke bedrag en de overeenkomstige uitgaven worden in de boeken opgenomen wanneer de goederen of diensten worden geleverd en door de EU worden aanvaard.

1.5.14.    Overlopende posten

Transacties en gebeurtenissen worden in de financiële staten opgenomen in de periode waarop zij betrekking hebben. Wanneer er aan het einde van het jaar geen factuur is opgesteld en de dienst is verstrekt of de goederen zijn geleverd door de EU of er een contractuele overeenkomst bestaat (bv. op grond van een verdrag) worden de aan de periode toerekenbare inkomsten in de financiële staten opgenomen. Wanneer er bovendien aan het einde van het jaar een factuur is opgesteld, maar de dienst nog niet is verstrekt of de goederen nog niet zijn geleverd, worden de ontvangsten uitgesteld en in de volgende boekhoudkundige periode geboekt.

Ook uitgaven worden geboekt in de periode waarop zij betrekking hebben. Aan het einde van de boekhoudkundige periode worden de toegerekende uitgaven opgenomen tegen het geraamde bedrag van de voor de periode verschuldigde overdracht. De berekening van toegerekende uitgaven gebeurt volgens gedetailleerde operationele en praktische richtsnoeren die zijn gepubliceerd door de Commissie en die tot doel hebben te waarborgen dat de financiële staten een getrouw beeld geven van de economische en andere bijzonderheden die zij willen weergeven. Naar analogie zal voor vooruitbetaling van goederen en diensten die nog niet zijn ontvangen, de uitgave worden uitgesteld en in de volgende boekhoudkundige periode worden geboekt.

1.6.   STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN

1.6.1.    Ontvangsten

ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES

De overgrote meerderheid van de ontvangsten van de EU heeft betrekking op niet-ruiltransacties:

Bni- en btw-middelen

De ontvangsten worden opgenomen voor de periode waarvoor de Commissie de door de lidstaten bij te dragen bedragen opvraagt. Ze worden gewaardeerd tegen het „afgeroepen” bedrag. Omdat de btw- en bni-middelen op ramingen van de gegevens voor het betrokken begrotingsjaar gebaseerd zijn, zijn zij — totdat de lidstaten de definitieve gegevens verstrekken — voor herziening vatbaar naarmate veranderingen optreden. Het effect van een verandering in de raming wordt opgenomen wanneer het netto-overschot of -tekort voor de periode waarin de verandering is opgetreden, wordt bepaald.

Traditionele eigen middelen

De vorderingen op niet-ruiltransacties en de daarmee samenhangende ontvangsten worden opgenomen wanneer de desbetreffende maandelijkse A-boekhouding (met de geïnde rechten en verschuldigde bedragen die gewaarborgd en niet betwist zijn) van de lidstaten wordt ontvangen. Op de verslagdatum worden de voor de periode door de lidstaten geïnde ontvangsten die nog niet aan de Commissie zijn gestort, geraamd en opgenomen als toegerekende baten. De driemaandelijkse B-boekhouding (met de rechten die niet geïnd noch gewaarborgd zijn, en de gewaarborgde bedragen die door de schuldenaar worden betwist) die van de lidstaten is ontvangen, wordt als ontvangsten opgenomen verminderd met de inningskosten waarop de lidstaten recht hebben. Bovendien wordt een waardevermindering opgenomen ten bedrage van het geraamde oninbare gedeelte.

Geldboeten

Ontvangsten uit geldboeten worden opgenomen wanneer het besluit van de EU om een geldboete op te leggen is genomen en officieel ter kennis is gebracht van de betrokkene. Wanneer er twijfel bestaat omtrent de solvabiliteit van de onderneming, wordt een waardevermindering op het recht opgenomen. Na de kennisgeving van het besluit waarbij een geldboete is opgelegd, heeft de debiteur twee maanden de tijd om:

a)

hetzij het besluit te aanvaarden, waarna hij de geldboete binnen de gestelde termijn moet betalen en het bedrag definitief wordt geïnd door de EU;

b)

hetzij het besluit niet te aanvaarden, hetgeen betekent dat hij beroep instelt op grond van de EU-wetgeving.

Zelfs indien er beroep is ingesteld, moet de hoofdsom van de geldboete binnen de gestelde termijn van drie maanden worden betaald, want het beroep heeft geen schorsende werking (artikel 278 van het EU-Verdrag). Onder bepaalde omstandigheden kan de onderneming met instemming van de rekenplichtige van de Commissie een bankgarantie voor het bedrag geven.

Indien de onderneming tegen het besluit beroep instelt en de geldboete al voorlopig heeft betaald, wordt het bedrag als een voorwaardelijk passief opgenomen. Aangezien een beroep tegen een besluit van de EU echter geen schorsende werking heeft, wordt het ontvangen geld wel gebruikt om de vordering af te wikkelen. Indien in plaats van betaling een bankgarantie is gegeven, blijft de geldboete een vordering. Indien de kans bestaat dat het Gerecht van eerste aanleg zich ten nadele van de EU uitspreekt, wordt een voorziening opgenomen die dit risico dekt. Indien een bankgarantie is gegeven, wordt de uitstaande vordering afgeschreven zoals vereist. De cumulatieve rente die de Commissie ontvangt op de bankrekeningen waarop de ontvangen betalingen worden gestort, wordt als ontvangsten opgenomen en eventuele voorwaardelijke verplichtingen worden evenredig verhoogd.

Sedert 2010 worden alle voorlopig geïnde geldboeten door de Commissie beheerd in een speciaal daartoe opgericht fonds, BUFI genoemd, en belegd in financiële instrumenten.

ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES

Ontvangsten uit de verkoop van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de beduidende risico's en voordelen verbonden aan de eigendom van de goederen op de koper zijn overgegaan. Baten uit een verrichting die de levering van diensten behelst, worden opgenomen in verhouding tot de mate van voltooiing van de verrichting op de verslagdatum.

Rentebaten en -lasten

Rentebaten en -lasten worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen volgens de effectieverentemethode. Dit is een methode om de geamortiseerde kostprijs van een financieel actief of een financiële verplichting te berekenen en om de rentebaten of -lasten toe te rekenen aan de periode waarop ze betrekking hebben. Bij de berekening van de effectieve rente raamt de EU de kasstromen waarbij rekening wordt gehouden met alle contractvoorwaarden van het financieel instrument (bv. vooruitbetalingsopties), maar laat zij toekomstige kredietverliezen buiten beschouwing. Alle vergoedingen betaald of ontvangen door de partijen bij het contract die integraal deel uitmaken van de effectieve rente, transactiekosten en alle andere premies of kortingen, worden in de berekening opgenomen.

Wanneer de boekwaarde van een financieel actief of een groep verwante financiële activa is verlaagd als gevolg van een waardeverminderingsverlies, worden rentebaten opgenomen, vastgesteld aan de hand van de rentevoet waarmee de toekomstige kasstromen zijn verdisconteerd om het waardeverminderingsverlies te bepalen.

Dividendinkomsten

Inkomsten uit dividenden worden opgenomen wanneer het recht om betaling te ontvangen is vastgesteld.

1.6.2.    Uitgaven

De kosten van niet-ruiltransacties maken het merendeel van de uitgaven van de EU uit. Het gaat om overdrachten aan begunstigden, die van drieërlei aard kunnen zijn: rechten, overdrachten bij overeenkomst en subsidies, bijdragen en giften.

Overdrachten worden als uitgaven opgenomen in de periode waarin de gebeurtenissen die aanleiding geven tot de overdracht zich voordoen, mits de overdracht bij besluit (Financieel Reglement, Statuut of ander besluit) is toegestaan of een overeenkomst is ondertekend waarbij de overdracht wordt toegestaan, de begunstigde heeft voldaan aan eventuele subsidiabiliteitscriteria en van het bedrag een redelijke raming kan worden gemaakt.

Betalingsverzoeken of kostendeclaraties die aan de voorwaarden voor erkenning voldoen, worden als uitgaven opgenomen voor het in aanmerking komende bedrag. Aan het einde van het jaar worden in aanmerking komende bedragen die aan de begunstigden verschuldigd zijn, maar waarvoor nog geen declaratie heeft plaatsgevonden, geraamd en geboekt als toegerekende uitgaven.

De kosten van ruiltransacties die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de goederen zijn geleverd en door de EU zijn aanvaard. Ze worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke factuurbedrag. Voorts worden op de balansdatum de uitgaven voor dienstprestaties gedurende de periode waarvoor nog geen factuur is ontvangen of aanvaard, geraamd en opgenomen in de staat van de financiële resultaten.

1.7.   VOORWAARDELIJKE ACTIVA EN VERPLICHTINGEN

1.7.1.    Voorwaardelijke activa

Een voorwaardelijk actief is een mogelijk actief dat voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de EU niet de volledige controle heeft. Een voorwaardelijk actief wordt vermeld wanneer een instroom van economische voordelen of dienstenpotentieel waarschijnlijk is geworden.

1.7.2.    Voorwaardelijke verplichtingen

Een voorwaardelijke verplichting is een mogelijke verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen zal worden bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de EU niet de volledige controle heeft, of een bestaande verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden, maar die niet is opgenomen omdat: het niet waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel in zich bergen vereist zal zijn om de verplichting af te wikkelen of, in zeldzame omstandigheden, omdat het bedrag van de verplichting onvoldoende betrouwbaar kan worden bepaald.

1.8.   KASSTROOMOVERZICHT

Informatie over de kasstroom wordt gebruikt om een basis te verschaffen voor het beoordelen van het vermogen van de EU om geldmiddelen en kasequivalenten te genereren, en van haar behoeften om deze kasstromen te gebruiken.

Voor het opstellen van het kasstroomoverzicht is gebruikgemaakt van de indirecte methode. Dat betekent dat het economisch resultaat voor het begrotingsjaar wordt aangepast om rekening te houden met de gevolgen van transacties van niet-contante aard, latenties of voorzieningen voor reeds of nog te ontvangen of betalen kasstromen uit de beleidsactiviteiten, en baten of lasten die verband houden met beleggings- of financieringskasstromen.

Kasstromen die voortkomen uit transacties in vreemde valuta moeten worden gepresenteerd in de rapporteringsvaluta van de EU (de euro) door op het bedrag in de vreemde valuta de wisselkoers toe te passen die op de datum van de kasstroom geldt tussen de euro en de vreemde valuta.

Het kasstroomoverzicht geeft een overzicht van de kasstromen tijdens de periode, ingedeeld volgens beleidsactiviteiten en beleggingsactiviteiten (de EU heeft geen financieringsactiviteiten).

Operationele activiteiten zijn de activiteiten van de EU die geen beleggingsactiviteiten zijn. Het betreft het grootste deel van de activiteiten. Aan begunstigden verstrekte leningen (en de daarmee samenhangende opgenomen leningen, indien van toepassing) worden niet beschouwd als beleggings- (of financierings)activiteiten, aangezien zij deel uitmaken van de algemene doelstellingen en daarom van de dagelijkse activiteiten van de EU.

Investeringsactiviteiten zijn de verwerving en vervreemding van immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen en van andere beleggingen die niet in kasequivalenten zijn vervat. Aan begunstigden verstrekte leningen vallen niet onder de investeringsactiviteiten. Het doel is een overzicht te geven van de echte investeringen van de EU.

2.   TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS

ACTIVA

2.1.   IMMATERIËLE ACTIVA

in miljoen EUR

Brutoboekwaarde op 31.12.2016

820

Toevoegingen

105

Vervreemding

(1)

Overdrachten tussen categorieën van activa

4

Overige mutaties

12

Brutoboekwaarde op 31.12.2017

940

Cumulatieve afschrijving op 31.12.2016

(439)

Afschrijvingskosten voor het jaar

(96)

Teruggeboekte afschrijving

(3)

Vervreemding

4

Overdrachten tussen categorieën van activa

(2)

Overige mutaties

0

Cumulatieve afschrijving op 31.12.2017

(535)

Nettoboekwaarde op 31.12.2017

405

Nettoboekwaarde op 31.12.2016

381

Deze bedragen hebben hoofdzakelijk te maken met computersoftware.

2.2.   MATERIËLE VASTE ACTIVA

De categorie ruimteobjecten omvat operationele vaste activa met betrekking tot de twee ruimteprogramma’s van de EU: de wereldwijde satellietnavigatiesystemen (GNSS) — Galileo en Egnos, en Copernicus, het Europees programma voor aardobservatie. Activa van de ruimtesystemen die nog niet operationeel zijn, zijn opgenomen onder de activa in aanbouw.

Voor Galileo zijn in 2017 vier nieuwe satellieten aan de operationele constellatie toegevoegd, wat het totaal op 18 brengt. De operationele vaste activa van Galileo werden op 31 december 2017 gewaardeerd op 2 276 miljoen EUR na afschrijvingen (2016: 2 146 miljoen EUR). De resterende activa in aanbouw van in totaal 1 026 miljoen EUR (2016: 756 miljoen EUR) omvatten de vier in december 2017 gelanceerde satellieten waarvan de tests in de omloopbaan op de balansdatum nog niet waren voltooid. De ontwikkeling van het Galileosysteem gaat door totdat het systeem zijn volledige operationele capaciteit heeft bereikt. De voltooide Galileoconstellatie zal 24 operationele satellieten en 6 reservesatellieten tellen.

Voor Copernicus werd in 2017 een nieuwe satelliet (Sentinel 2B) in bedrijf genomen, naast de vier andere reeds operationele satellieten, waardoor de totale waarde van de operationele vaste activa van Copernicus toenam tot 1 140 miljoen EUR na afschrijvingen (2016: 1 073 miljoen EUR). Nog eens 1 443 miljoen EUR in verband met Copernicus-satellieten is geboekt als activa in aanbouw (2016: 1 133 miljoen EUR).

Vaste activa in verband met grondinfrastructuur van het European Geostationary Navigation Overlay System (Egnos) zijn voor 67 miljoen EUR (2016: 83 miljoen EUR) eveneens onder de rubriek ruimteobjecten geboekt. De Egnos-activa in aanbouw bedragen 52 miljoen EUR (2016: 21 miljoen EUR).

De activa in verband met de ruimteprogramma’s van de EU worden gebouwd met assistentie van het Europees Ruimteagentschap (ESA).

Materiële vaste activa

in miljoen EUR

 

Terreinen en gebouwen

Ruimte-objecten

Installaties en uitrusting

Meubilair en wagenpark

Computer-hardware

Overige

Financiële leases

Activa in aanbouw

Totaal

Brutoboekwaarde op 31.12.2016

5 297

3 603

583

269

658

298

2 783

2 292

15 783

Toevoegingen

84

0

27

14

62

17

9

1 417

1 630

Vervreemding

(24)

(1)

(17)

(19)

(49)

(8)

(0)

(119)

Overdrachten tussen categorieën van activa

98

641

2

1

1

1

(5)

(743)

(5)

Overige mutaties

1

21

1

1

3

2

(44)

(14)

Brutoboekwaarde op 31.12.2017

5 456

4 264

597

266

675

309

2 787

2 920

17 273

Cumulatieve afschrijving op 31.12.2016

(2 865 )

(301)

(474)

(186)

(535)

(203)

(1 150 )

 

(5 715 )

Afschrijvingskosten voor het jaar

(182)

(480)

(44)

(20)

(64)

(30)

(97)

 

(917)

Teruggeboekte afschrijving

9

2

18

1

 

29

Vervreemding

13

1

8

16

32

7

 

78

Overdrachten tussen categorieën van activa

0

0

(0)

(0)

(1)

(0)

3

 

2

Overige mutaties

(1)

(1)

(1)

(1)

(2)

(0)

 

(6)

Cumulatieve afschrijving op 31.12.2017

(3 035 )

(780)

(502)

(188)

(553)

(226)

(1 244 )

 

(6 528 )

NETTOBOEKWAARDE OP 31.12.2017

2 422

3 484

95

78

122

83

1 543

2 920

10 745

NETTOBOEKWAARDE OP 31.12.2016

2 432

3 302

109

83

122

95

1 633

2 292

10 068

2.3.   BELEGGINGEN DIE WORDEN VERWERKT VOLGENS DE VERMOGENSMUTATIEMETHODE

Het belang van de EU, vertegenwoordigd door de Commissie, in het Europees Investeringsfonds (EIF) wordt aangemerkt als een geassocieerde deelneming volgens de vermogensmutatiemethode. Het EIF is de financiële instelling van de EU die gespecialiseerd is in het verstrekken van durfkapitaal en garanties aan kleine en middelgrote ondernemingen. Het EIF is gevestigd in Luxemburg en werkt als publiek-privaat partnerschap, met de Europese Investeringsbank (EIB), de EU en een groep van financiële instellingen als partners. Op 31 december 2017 had de EU een belang van 29,7 % in het EIF (2016: 28,1 %) en 29,7 % van de stemrechten (2016: 28,1 %). Overeenkomstig de statuten moet het EIF ten minste 20 % van zijn jaarlijks nettoresultaat in een verplichte reserve storten totdat de reserve in totaal 10 % van het geplaatste kapitaal bedraagt. Deze reserve is niet uitkeerbaar.

in miljoen EUR

 

Europees Investeringsfonds

Belang op 31.12.2016

528

Bijdragen

44

Ontvangen dividenden

(7)

Aandeel van het nettoresultaat

21

Aandeel in de nettoactiva

(6)

Belang op 31.12.2017

581

De volgende bedragen kunnen aan de EU worden toegerekend op basis van het percentage van haar participatie:

in miljoen EUR

 

31.12.2017

31.12.2016

 

Totaal EIF

Totaal EIF

Activa

2 488

2 301

Verplichtingen

(532)

(423)

Ontvangsten

263

240

Uitgaven

(153)

(118)

Overschot/(tekort)

110

122

De aansluiting van de hierboven samengevatte financiële informatie met de boekwaarde van het belang in het EIF is als volgt:

in miljoen EUR

 

31.12.2017

31.12.2016

Nettoactiva van de geassocieerde deelnemingen

1 956

1 878

Belang EC in EIF

29.7 %

28.1 %

Boekwaarde

581

528

De EU, vertegenwoordigd door de Commissie, heeft op 31 december 2017 20 % van haar belang in het EIF-kapitaal gestort en het niet-opgevraagde saldo bedroeg:

in miljoen EUR

 

Totaal kapitaal EIF

EU-inschrijving

Totaal aandelenkapitaal

4 500

1 337

Volgestort

(900)

(267)

Niet-opgevraagd

3 600

1 070

2.4.   FINANCIËLE ACTIVA

in miljoen EUR

 

Toelichting

31.12.2017

31.12.2016

Niet-vlottende financiële activa

 

 

 

Voor verkoop beschikbare financiële activa

2.4.1

11 758

9 131

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

2.4.2

16

Leningen

2.4.3

48 205

53 116

 

 

59 980

62 247

Vlottende financiële activa

 

 

 

Voor verkoop beschikbare financiële activa

2.4.1

1 873

1 311

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

2.4.2

6

0

Leningen

2.4.3

6 776

2 361

 

 

8 655

3 673

Totaal

 

68 635

65 920

2.4.1.    Voor verkoop beschikbare financiële activa

in miljoen EUR

 

31.12.2017

31.12.2016

BUFI-beleggingen

2 158

2 013

EGKS in liquidatie

1 658

1 685

Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling

188

188

 

4 004

3 886

Garantiefondsen voor garanties uit de begroting:

 

 

EFSI-garantiefonds

3 414

948

Garantiefonds voor externe acties

2 199

2 069

 

5 613

3 017

Financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd:

 

 

Horizon 2020

1 730

1 213

Financieringsfaciliteit met risicodeling

665

719

ETF-startersregeling

483

476

Connecting Europe Facility

482

483

Europees Fonds voor Zuidoost-Europa

119

118

Verrichtingen met risicodragend kapitaal

113

132

Overige

422

398

 

4 014

3 539

Totaal

13 632

10 442

Langlopend

11 758

9 131

Kortlopend

1 873

1 311

Op een totaal van 13 632 miljoen EUR heeft de EU voor verkoop beschikbare financiële activa in de vorm van schuldtitels (zoals obligaties) ten belope van 12 048 miljoen EUR, vermogensinstrumenten van 1 333 miljoen EUR en beleggingen in het EIB Unitary Fund (een geldmarktfonds) van 251 miljoen EUR. De schuldtitels en de eenheden in het EIB Unitary Fund worden voornamelijk gebruikt om aan de EU-garantie- en -risicodelingsinstrumenten toegewezen bedragen tijdelijk te beleggen zolang zij niet worden gebruikt om de aanspraken op garanties te voldoen.

BUFI-beleggingen

Voorlopig geïnde geldboeten in mededingingszaken worden in een speciaal fonds (BUFI — „Budget Fines”) gestort en door de Commissie belegd in schuldinstrumenten die als voor verkoop beschikbare financiële activa worden ingedeeld.

EGKS in liquidatie

Alle voor verkoop beschikbare financiële activa betreffende de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal in liquidatie zijn schuldtitels in euro die genoteerd zijn op actieve markten.

Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling

De EU heeft een financiële participatie in het kapitaal van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) die op 31 december 2017 bestond uit 90 044 aandelen (2016: 90 044) oftewel 3 % van het totaal geplaatste aandelenkapitaal. De EU heeft ingeschreven voor een totaal bedrag van 900 miljoen EUR, waarvan tot op heden 713 miljoen EUR niet opgevraagd is. Overeenkomstig de oprichtingsovereenkomst van de EBWO gelden voor de aandeelhouders enkele contractuele beperkingen: zo zijn de aandelen niet overdraagbaar en is de terugbetaling beperkt tot de oorspronkelijke aanschaffingskosten.

De EU waardeert het belang in de EBWO tegen de reële waarde. De oorspronkelijke aanschaffingskosten worden beschouwd als de beste raming van de reële waarde, met name gelet op de contractuele beperkingen waarnaar hierboven is verwezen. Hoewel de EBWO-aandelen op geen enkele aandelenbeurs genoteerd zijn, zijn er recentelijk transacties geweest (uitgifte van aandelen a pari) die aantonen dat de aanschaffingskosten de beste raming van de reële waarde opleveren in deze omstandigheden.

GARANTIEFONDSEN VOOR BEGROTINGSGARANTIES

EFSI-garantiefonds

Volgens de EFSI-verordening moet het EFSI-garantiefonds voor een liquiditeitsbuffer zorgen tegen mogelijke verliezen van de EIB op haar financierings- en investeringsverrichtingen die op grond van de EFSI-overeenkomst in aanmerking komen voor de EU-EFSI-garantie (zie toelichting 4.1.1). Het EFSI-garantiefonds wordt gefinancierd met bijdragen uit de EU-begroting. Het wordt ook gevuld met de opbrengsten van belegde middelen van het garantiefonds, inkomsten die de EU op grond van de EFSI-overeenkomst als vergoeding voor de garantie ontvangt, alsook door de EIB uit hoofde van eerdere garantie-aanspraken van in gebreke blijvende debiteuren gevorderde bedragen. Het fonds wordt beheerd door de Commissie, die gemachtigd is tot het investeren van de activa van het EFSI-garantiefonds op de financiële markten in overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer en met inachtneming van adequate prudentiële regels. Het EFSI-garantiefonds is in april 2016 operationeel geworden. Overeenkomstig de EFSI-verordening, zoals gewijzigd in december 2017 (Verordening (EU) 2017/2396), zal het fonds progressief worden voorzien van middelen tot een bedrag van 9,1 miljard EUR, zijnde 35 % van het totale bedrag van de EU-EFSI-garantieverplichtingen.

Garantiefonds voor externe acties

Het Garantiefonds voor externe acties dekt de door de EU-begroting gegarandeerde leningen, met name leningsoperaties van de EIB buiten de EU, gefinancierd uit de eigen middelen van de EIB, alsmede leningen in het kader van macrofinanciële bijstand (MFB-leningen) en leningen van Euratom buiten de EU (zie toelichting 4.1.1). Het is een langlopend instrument (vast deel: 2 078 miljoen EUR), beheerd door de EIB en bedoeld om de door de EU gegarandeerde leningen waarvoor van wanbetaling sprake is, te dekken. Het fonds wordt gevoed met betalingen uit de EU-begroting, met de rente op de belegging van de beschikbare middelen van het fonds en met de bij de in gebreke gebleven debiteuren teruggevorderde bedragen voor wie het fonds tot uitbetaling heeft moeten overgaan in verband met een afgegeven garantie. Het streefdoel is een fonds van 9 % van de per jaareinde uitstaande gegarandeerde leningen. Het verschil tussen het streefbedrag en de waarde van de activa van het fonds aan het einde van het jaar wordt gedekt uit de EU-begroting in jaar n+2; eventuele overschotten worden teruggestort aan de EU-begroting.

FINANCIERINGSINSTRUMENTEN DIE UIT DE EU-BEGROTING WORDEN GEFINANCIERD

Voor een overzicht van alle financieringsinstrumenten die uit de begroting worden gefinancierd, zie de bespreking en analyse van de financiële staten.

Horizon 2020

Bij de EU-verordening tot vaststelling van Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020), zijn nieuwe financieringsinstrumenten ingesteld om de toegang tot financiering te verbeteren voor entiteiten die aan onderzoek en innovatie (O&I) doen. Deze instrumenten zijn: de InnovFin Leningen- en garantiedienst voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie waarmee de Commissie een deel van de financiële risico’s die verbonden zijn aan een portefeuille nieuwe, door de EIB aangegane financieringsoperaties op zich neemt; de InnovFin-garantieregeling voor kmo’s, met inbegrip van het instrument voor onbeperkte garantie in het kader van het kmo-initiatief (SIUGI) — door het EIF beheerde faciliteiten voor het verstrekken van garanties en tegengaranties aan financiële intermediairs voor nieuwe portefeuilles leningen (via SIUGI deelt de Commissie het financiële risico verbonden aan de garantie met de lidstaten, het EIF en de EIB), en de InnovFin eigenvermogensfaciliteit voor onderzoek en innovatie, die belegt in risicokapitaalfondsen en beheerd wordt door het EIF.

Risicodelende financieringsfaciliteit

De financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF) wordt door de EIB beheerd en de beleggingsportefeuille van de Commissie wordt gebruikt om voorzieningen aan te leggen voor financiële risico's in verband met leningen en garanties die door de EIB worden gegeven aan onderzoeksprojecten die daarvoor in aanmerking komen. In totaal heeft de EU in het kader van het MFK 2007-2013 maximaal 1 miljard EUR toegewezen aan de RSFF. In het kader van het MFK 2014-2020 zijn er geen nieuwe bijdragen uit de begroting aan de RSFF gepland. Het globale risico voor de EU is beperkt tot haar inbreng in de faciliteit.

ETF-startersregeling

Dit betreft eigenvermogensinstrumenten die werden gefinancierd door het programma voor groei en werkgelegenheid, het meerjarenprogramma, het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie en het proefproject technologieoverdracht, administratief beheerd door het EIF, ter ondersteuning van de oprichting en financiering van beginnende kleine en middelgrote ondernemingen door middel van investeringen in geschikte gespecialiseerde durfkapitaalfondsen.

Connecting Europe Facility

Zoals in Verordening (EU) nr. 1316/2013 is bepaald, heeft de Connecting Europe Facility (CEF) tot doel het vinden van financiering voor infrastructuurprojecten in de sectoren vervoer, telecommunicatie en energie te vergemakkelijken. De faciliteit wordt beheerd door de EIB op grond van een overeenkomst met de EU. Het CEF-financieel schuldinstrument is de voortzetting van het leninggarantie-instrument voor TEN-T-projecten (LGTT) en van de proeffase van het initiatief inzake projectobligaties (PBI). De LGTT- en PBI-portefeuilles zijn met ingang van 1 januari 2016 samengevoegd in het CEF-financieringsinstrument. Het biedt risicodeling voor schuldfinanciering aan in de vorm van niet-achtergestelde en achtergestelde schulden of garanties, evenals ondersteuning van projectobligaties.

2.4.2.    Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

in miljoen EUR

Soort derivaat

31.12.2017

31.12.2016

Notionele waarde

Reële waarde

Notionele waarde

Reële waarde

Termijncontracten in vreemde valuta

634

6

50

0

EFSI-garantie op de aandelenportefeuille

258

16

Totaal

892

23

50

0

Langlopend

258

16

Kortlopend

634

6

50

0

De EU sluit valutatermijncontracten af ter afdekking van het valutarisico verbonden aan schuldtitels in USD in het EFSI-garantiefonds. Overeenkomstig de valutatermijncontracten levert de EU het contractueel overeengekomen notionele bedrag in vreemde valuta („pay leg”), zoals weergegeven in de bovenstaande tabel, en ontvangt zij het notionele bedrag in EUR („receive leg”) op de vervaldatum. Deze derivatencontracten worden gewaardeerd tegen reële waarde op de balansdatum en ingedeeld als financiële activa of financiële verplichtingen tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort al naargelang hun reële waarde positief of negatief uitvalt. Op 31 december 2017 was er één valutatermijncontract actief, met een positieve reële waarde van 6 miljoen EUR (Reëlewaardehiërarchie niveau 2), geboekt onder de financiële activa tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort.

De EFSI-garantie van de EU aan de EIB-groep in verband met de portefeuilles eigenvermogensinvesteringen is ingedeeld als afgeleid financieel instrument en geboekt als financieel actief of financiële verplichting tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort (Reëlewaardehiërarchie niveau 3)(zie toelichting 4.1.1). Op 31 december 2017 vertegenwoordigden de onderliggende eigenvermogensinvesteringen door de EIB en het EIF een bedrag van 258 miljoen EUR en de reële waarde van de EU-EFSI-garantie op de EFSI-eigenvermogensportefeuilles in totaal 16 miljoen EUR.

Reëlewaardehiërarchie van financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde

in miljoen EUR

 

31.12.2017

31.12.2016

Niveau 1: prijsnoteringen op actieve markten

11 983

8 910

Niveau 2: waarneembare input, anders dan prijsnoteringen

510

231

Niveau 3: waarderingstechnieken met niet op waarneembare marktgegevens gebaseerde input

1 161

1 302

Totaal

13 654

10 442

Er hebben in de verslagperiode geen overdrachten tussen niveau 1 en niveau 2 plaatsgevonden.

Aansluiting van financiële activa, gewaardeerd aan de hand van waarderingstechnieken met niet op waarneembare marktgegevens gebaseerde input (niveau 3)

in miljoen EUR

Beginsaldo op 31.12.2016

1 302

Aan- en verkopen

39

Winsten of verliezen over de periode in financiële inkomsten of financieringskosten

(21)

Baten en verliezen die in de nettoactiva zijn opgenomen

30

Overdrachten naar niveau 3

Overdrachten vanuit niveau 3

(188)

Overige

Eindsaldo op 31.12.2017

1 161

2.4.3.    Verstrekte leningen

in miljoen EUR

 

Toelichting

31.12.2017

31.12.2016

Leningen voor financiële bijstand

2.4.3.1

54 844

55 134

Overige leningen

2.4.3.2

137

343

Totaal

 

54 981

55 477

Langlopend

 

48 205

53 116

Kortlopend

 

6 776

2 361

2.4.3.1.   Leningen voor financiële bijstand

in miljoen EUR

 

EFSM

Betalings-balans

Macro-financiële bijstand

Euratom

EGKS in liquidatie

Totaal

Totaal op 31.12.2016

47 456

4 272

2 964

252

191

55 134

Nieuwe leningen

1 013

50

1 063

Aflossingen

(1 150 )

(58)

(51)

(76)

(1 335 )

Wisselkoersverschillen

(1)

(7)

(8)

Veranderingen in boekwaarde

0

(8)

5

0

(8)

(11)

Afwaardering

Totaal op 31.12.2017

47 456

3 114

3 924

250

100

54 844

Langlopend

42 300

1 700

3 846

203

96

48 144

Kortlopend

5 156

1 414

78

47

5

6 700

De totale nominale waarde van de leningen voor financiële bijstand, inclusief de leningen EGKS in liquidatie, op 31 december 2017 is 54 093 miljoen EUR (2016: 54 373 miljoen EUR). De veranderingen in boekwaarde stemmen overeen met de veranderingen in de vervallen rente.

Het EFSM maakt het mogelijk financiële bijstand te verlenen aan een lidstaat in geval van moeilijkheden of ernstige dreiging van grote moeilijkheden veroorzaakt door buitengewone gebeurtenissen die deze lidstaat niet kan beheersen. De bijstand kan de vorm aannemen van een lening of een kredietlijn. Volgens de conclusies van de Raad (Ecofin) van 9 mei 2010 bedragen de middelen van de faciliteit ten hoogste 60 miljard EUR, maar bij wettelijke bepaling wordt het uitstaande bedrag aan leningen of kredietlijnen beperkt tot de marge die beschikbaar is onder het plafond van de eigen middelen. De leningen die worden opgenomen om in het kader van het EFSM leningen te verstrekken, worden door de EU-begroting gewaarborgd. Er zijn geen plannen waarbij het EFSM nieuwe financieringsprogramma's zou aangaan of nieuwe leningfaciliteitsovereenkomsten zou sluiten.

De betalingsbalansfaciliteit, een financieel beleidsinstrument, biedt de lidstaten van de EU die niet voor de euro hebben gekozen financiële bijstand op middellange termijn. Er kunnen leningen worden verstrekt aan lidstaten die zich voor feitelijke of ernstig dreigende moeilijkheden met betrekking tot hun betalingsbalans of kapitaalverkeer gesteld zien. Het maximale uitstaande bedrag van in het kader van het instrument toegekende leningen is beperkt tot 50 miljard EUR. De leningen die worden opgenomen ten behoeve van het betalingsbalansmechanisme, worden door de EU-begroting gewaarborgd.

Macrofinanciële bijstand (MFB) is een financieel beleidsinstrument voor niet-gebonden en niet-specifieke betalingsbalans- en/of begrotingssteun aan partnerlanden die momenteel een IMF-programma uitvoeren. Macrofinanciële bijstand wordt verstrekt in de vorm van middellange- of langetermijnleningen of subsidies, of een combinatie daarvan, en dient in het algemeen ter aanvulling van de financiering in het kader van een door het IMF gesteund aanpassings- en hervormingsprogramma. Die leningen zijn gewaarborgd door het Garantiefonds voor externe maatregelen. In 2017 beliepen de nieuwe MFB-uitbetalingen in totaal 1 013 miljoen EUR, waarvan 600 miljoen EUR aan Oekraïne, 300 miljoen EUR aan Tunesië, 100 miljoen EUR aan Jordanië en 13 miljoen EUR aan Georgië. Op 31 december 2017 was voorts 460 miljoen EUR betreffende een leningfaciliteitovereenkomst in het kader van macrofinanciële bijstand aan Tunesië (300 miljoen EUR), Jordanië (100 miljoen EUR) en Moldavië (60 miljoen EUR) toegekend, maar nog niet uitbetaald (zie toelichting 4.1.2). De resterende, voor Oekraïne in het kader van de overeenkomst inzake de MFB-leningfaciliteit beschikbare 600 miljoen EUR is door Oekraïne niet opgevraagd binnen de termijn, die in januari 2018 verstreek.

De Europese Gemeenschap voor atoomenergie (Euratom, vertegenwoordigd door de Commissie) verstrekt leningen aan lidstaten en niet-lidstaten, alsook aan entiteiten van beide, voor de financiering van projecten in verband met energie-installaties. Op 31 december 2017 was 250 miljoen EUR aan leningen voor projecten in Oekraïne toegekend, maar nog niet uitbetaald (zie toelichting 4.1.2). Voor de dekking van Euratom-leningen zijn garanties van derden ten belope van 250 miljoen EUR (2016: 252 miljoen EUR) ontvangen.

De leningen EGKS in liquidatie zijn geen leningen voor financiële bijstand, maar promessen om de kasstromen gelijk te houden met de opgenomen leningen. Naar analogie van de leningen voor financiële bijstand zijn zij overeenkomstig de artikelen 54 en 56 van het EGKS-Verdrag uit geleende middelen verstrekt voor projectfinanciering.

Effectieve rentevoeten van leningen (uitgedrukt als een rente-interval)

 

31.12.2017

31.12.2016

Macrofinanciële bijstand (MFB)

0 % — 4,54  %

0 % — 4,54  %

Euratom

0,08  % — 5,76  %

0 % — 5,76  %

Betalingsbalans

2,88  % — 3,38  %

2,37  % — 3,37  %

Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM)

0,62  % — 3,75  %

0,62  % — 3,75  %

EGKS in liquidatie

5,23  % — 5,81  %

5,23  % — 5,81  %

2.4.3.2.   Overige leningen

in miljoen EUR

 

31.12.2017

31.12.2016

Leningen met bijzondere voorwaarden

78

93

Door de EGKS in liquidatie verstrekte woningleningen

4

5

Termijndeposito’s op 3 tot 12 maanden

55

245

Totaal

137

343

Langlopend

61

77

Kortlopend

76

266

De totale nominale waarde van overige leningen bedroeg op 31 december 2017 561 miljoen EUR (2016: 673 miljoen EUR).

Leningen met bijzondere voorwaarden omvatten voornamelijk leningen met een speciale rentevoet die in het kader van de samenwerking met niet-lidstaten zijn verstrekt.

Waardevermindering op andere leningen

in miljoen EUR

 

31.12.2016

Toevoegingen

Terugnemingen

Afschrijving

Overige

31.12.2017

Leningen met bijzondere voorwaarden

7

0

8

Gesubrogeerde leningen

332

100

(0)

432

Totaal

339

101

(0)

440

Gesubrogeerde leningen zijn oninbare leningen die werden verstrekt door de EIB en waarvoor alle rechten zijn gesubrogeerd aan de EU na betaling uit het Garantiefonds voor externe acties. Deze leningen zijn volledig afgeschreven voor een bedrag van 432 miljoen EUR (2016: 332 miljoen EUR). De garantieclaims in 2017 waren gedeeltelijk gedekt door in eerdere jaren aangelegde financiële voorzieningen. Bij overeenkomst tussen de EU en de EIB stelt deze laatste namens de EU de procedures in om alle verschuldigde sommen terug te vorderen.

2.5.   VOORFINANCIERING

in miljoen EUR

 

Toelichting

31.12.2017

31.12.2016

Langlopende voorfinanciering

 

 

 

Voorfinanciering

2.5.1

21 939

20 219

Overige voorschotten voor de lidstaten

2.5.2

3 018

1 651

Bijdragen aan trustfondsen

 

64

31

 

 

25 022

21 901

Kortlopende voorfinanciering

 

 

 

Voorfinanciering

2.5.1

22 361

21 386

Overige voorschotten voor de lidstaten

2.5.2

1 645

2 183

 

 

24 005

23 569

Totaal

 

49 027

45 470

Het niveau van de voorfinancieringen in de verschillende programma’s moet toereikend zijn om de begunstigden te kunnen voorzien van de middelen die zij nodig hebben om hun projecten te kunnen opstarten, maar tegelijkertijd moeten de financiële belangen van de EU worden gevrijwaard en moet er rekening worden gehouden met juridische en operationele beperkingen en overwegingen in verband met kosteneffectiviteit. De Commissie heeft met al deze elementen rekening gehouden om de follow-up van voorfinanciering te proberen te verbeteren.

2.5.1.    Voorfinanciering

in miljoen EUR

 

Bruto-bedrag

Afgewikkeld in het kader van afsluiting

Netto-bedrag op 31.12.2017

Bruto-bedrag

Afgewikkeld in het kader van afsluiting

Netto-bedrag op 31.12.2016

Gedeeld beheer

 

 

 

 

 

 

Elfpo en andere instrumenten voor plattelands-ontwikkeling

3 735

3 735

3 955

3 955

EFRO & CF

20 561

(5 678 )

14 883

19 858

(4 727 )

15 131

ESF

6 792

(1 182 )

5 610

6 477

(617)

5 860

Overige

5 037

(2 267 )

2 770

4 219

(2 393 )

1 826

 

36 125

(9 127 )

26 998

34 509

(7 737 )

26 772

Direct beheer

 

 

 

 

 

 

Uitgevoerd door:

 

 

 

 

 

 

Commissie

12 165

(8 331 )

3 834

12 424

(8 843 )

3 581

uitvoerende EU-agentschappen

13 843

(8 749 )

5 094

13 136

(8 348 )

4 788

trustfondsen

440

(212)

228

142

(82)

60

 

26 447

(17 292 )

9 155

25 701

(17 273 )

8 429

Indirect beheer

 

 

 

 

 

 

Uitgevoerd door:

 

 

 

 

 

 

andere EU-agentschappen & -organen

723

(148)

575

616

(157)

459

derde landen

1 586

(956)

630

1 861

(1 135 )

726

internationale organisaties

9 000

(5 879 )

3 121

7 230

(4 432 )

2 797

andere entiteiten

7 753

(3 933 )

3 820

6 498

(4 077 )

2 422

 

19 062

(10 916 )

8 146

16 206

(9 801 )

6 404

Totaal

81 635

(37 335 )

44 300

76 416

(34 811 )

41 605

Langlopend

21 939

21 939

20 219

20 219

Kortlopend

59 696

(37 335 )

22 361

56 197

(34 811 )

21 386

Bij voorfinanciering wordt geld uitbetaald, wat betekent dat er betalingskredieten worden gebruikt. Zoals wordt verduidelijkt in toelichting 1.5.7, betreft het voorschotten die nog niet als uitgave worden geboekt. Voorfinancieringen verminderen dus de nog betaalbaar te stellen vastleggingen (RAL — zie toelichting 5.1), maar vertegenwoordigen in de staat van de financiële resultaten nog te erkennen uitgaven.

De bedragen op de balans zijn sterk bepaald door de afsluiting van programmeringsperiode 2007-2013 en de geleidelijke invoering van programma’s in het kader van de periode 2014-2020: de voorfinanciering betreffende de oude programma's neemt af naarmate deze worden afgesloten en kosten worden aanvaard, en voor de nieuwe programmeringsperiode is er nieuwe voorfinanciering uitbetaald.

Wat het gedeeld beheer betreft, verklaart deze overgang van de ene naar de andere programmeringsperiode ook de mutatie tussen kortlopende en langlopende posities. Wat de programmeringsperiode 2014-2020 betreft, wordt de initieel uitbetaalde voorfinanciering geboekt als langlopend, terwijl de jaarlijkse voorfinanciering wordt geboekt als kortlopend.

De toename van de post „Overige” onder gedeeld beheer met 0,9 miljard EUR betreft het SFEU (Solidariteitsfonds van de Europese Unie), voornamelijk in verband met steun voor wederopbouw na de aardbevingen in de Italiaanse regio’s Abruzzo, Lazio, Marche en Umbria.

Onder direct beheer houden de voorfinancieringsbedragen voornamelijk verband met Horizon 2020 en de Connecting Europe Facility.

De voorfinanciering onder indirect beheer betreft voornamelijk programma’s van intern beleid zoals Erasmus, Galileo en Egnos, naast instrumenten van het extern beleid zoals het ENI (Europees nabuurschapsinstrument), DCI (Instrument voor ontwikkelingssamenwerking) en humanitaire hulp.

Ontvangen garanties op voorfinanciering

Dit zijn garanties die de Commissie in bepaalde gevallen verlangt bij de betaling van voorschotten (voorfinanciering) aan begunstigden die geen lidstaten zijn. Voor dit soort garantie moeten twee waarden worden opgenomen: de „nominale waarde” en de „lopende waarde”. Voor de „nominale” waarde hangt het ontstaansfeit samen met het bestaan van de waarborg. Voor de „lopende” waarde is het ontstaansfeit voor de waarborg de betaling van voorfinanciering en/of latere verrekeningen. Op 31 december 2017 beliep de „nominale waarde” van de ontvangen garanties in verband met voorfinanciering 620 miljoen EUR en de „lopende waarde” van die garanties 462 miljoen EUR (in 2016: respectievelijk 683 miljoen EUR en 496 miljoen EUR).

Bepaalde voorfinancieringen die in het kader van het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (KP7) en in het kader van Horizon 2020 worden betaald, worden daadwerkelijk gedekt door het Garantiefonds voor deelnemers. Het Garantiefonds voor deelnemers is een instrument voor onderlinge verzekering, dat is opgezet om de risico's te dekken met betrekking tot bedragen die niet worden betaald door deelnemers tijdens de uitvoering van indirecte maatregelen van KP7 en Horizon 2020. Alle deelnemers aan indirecte maatregelen die een subsidie van de EU ontvangen, dragen 5 % van de totale ontvangen som bij aan het kapitaal van het Garantiefonds voor deelnemers.

Op 31 december 2017 bedroegen de door het Garantiefonds voor de deelnemers gedekte voorfinancieringen in totaal 1,9 miljard EUR (2016: 1,8 miljard EUR). De EU (vertegenwoordigd door de Commissie) treedt op als uitvoerend orgaan van de deelnemers van het Garantiefonds voor de deelnemers, maar het Fonds is eigendom van de deelnemers.

Per jaareinde bedroegen de activa van het Garantiefonds in totaal 1 997 miljoen EUR (2016: 1 951 miljoen EUR). De activa van het Garantiefonds voor de deelnemers bevatten ook financiële activa die door het directoraat-generaal Economische en Financiële Zaken van de Commissie worden beheerd. Omdat het Garantiefonds voor de deelnemers een aparte entiteit is, worden de activa van het fonds niet in deze EU-jaarrekening geconsolideerd.

2.5.2.    Overige voorschotten voor de lidstaten

in miljoen EUR

 

31.12.2017

31.12.2016

Voorschotten aan de lidstaten voor financieringsinstrumenten onder gedeeld beheer

2 768

2 534

Steunregelingen

1 895

1 300

Totaal

4 663

3 834

Langlopend

3 018

1 651

Kortlopend

1 645

2 183

Voorschotten aan de lidstaten voor financieringsinstrumenten onder gedeeld beheer

In het kader van de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESIF) is het mogelijk om uit de EU-begroting voorschotten te betalen aan de lidstaten om hen in staat te stellen bij te dragen aan financieringsinstrumenten (d.w.z. leningen, eigen vermogen of garanties). Deze financieringsinstrumenten worden opgezet en beheerd onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten, niet van de Commissie. Bedragen die aan het einde van het jaar niet door deze instrumenten zijn gebruikt, zijn evenwel eigendom van de EU (zoals bij alle voorfinanciering) en worden daarom als actief in de balans van de EU opgenomen.

Periode 2014-2020:

De lidstaten hebben in het kader van het cohesiebeleid 3 714 miljoen EUR bijgedragen, waarvan naar schatting nog 2 760 miljoen EUR moest worden geïmplementeerd op 31 december 2017. Dit omvat de bijdrage van de lidstaten aan het initiatief voor kleine en middelgrote ondernemingen, dat is opgezet om de kredietverstrekking door de banksector aan het mkb aan te zwengelen (966 miljoen EUR betaald, waarvan naar schatting 315 miljoen EUR nog niet is geïmplementeerd).

Voor plattelandsontwikkeling was per jaareinde 8 miljoen EUR nog ongebruikt.

Periode 2007-2013:

Alle bedragen betreffende het cohesiebeleid worden geacht te zijn geïmplementeerd of herschikt ten behoeve van andere maatregelen, zodat op 31 december 2017 geen activa op de balans overblijven. Er zij vermeld dat de daadwerkelijke implementatie via de verschillende instrumenten zal worden onderzocht in het kader van het afsluitingsproces van de programma’s.

Steunregelingen

Net als de bedragen hierboven worden de door de lidstaten voor de diverse steunregelingen (staatssteun, marktmaatregelen van het ELGF of investeringsmaatregelen van het Elfpo) betaalde voorschotten die aan het einde van het jaar niet zijn gebruikt, als activa opgenomen in de balans van de Commissie. De Commissie heeft de waarde van die voorschotten gebaseerd op informatie die door de lidstaten is verstrekt: de daaruit voortvloeiende bedragen zijn opgenomen onder de subrubrieken steunregelingen hierboven.

Periode 2014-2020:

De op het einde van het jaar ongebruikte bedragen werden geraamd op 680 miljoen EUR voor het cohesiebeleid en 904 miljoen EUR voor het landbouwbeleid.

Periode 2007-2013:

Geraamd wordt dat 311 miljoen EUR voor voorschotten in het kader van het landbouwbeleid einde 2017 ongebruikt is gebleven (2016: 461 miljoen EUR).

2.6.   VORDERINGEN MET TEGENPRESTATIE EN VERHAALBARE BEDRAGEN ZONDER TEGENPRESTATIE

in miljoen EUR

 

Toelichting

31.12.2017

31.12.2016

Langlopend

 

 

 

Op niet-ruiltransacties verhaalbare bedragen

2.6.1

594

700

Vorderingen op ruiltransacties

2.6.2

17

16

 

 

611

717

Kortlopend

 

 

 

Op niet-ruiltransacties verhaalbare bedragen

2.6.1

11 065

10 347

Vorderingen op ruiltransacties

2.6.2

689

558

 

 

11 755

10 905

Totaal

 

12 366

11 621

2.6.1.    Op niet-ruiltransacties verhaalbare bedragen

in miljoen EUR

 

Toelichting

31.12.2017

31.12.2016

Langlopend

 

 

 

Lidstaten

2.6.1.1

594

700

 

 

594

700

Kortlopend

 

 

 

Lidstaten

2.6.1.1

6 190

8 162

Mededingingsboeten

2.6.1.2

4 225

1 808

Overlopende posten

2.6.1.3

570

329

Andere verhaalbare bedragen

 

81

47

 

 

11 065

10 347

Totaal

 

11 659

11 047

2.6.1.1.   Op de lidstaten verhaalbare bedragen

in miljoen EUR

 

31.12.2017

31.12.2016

TEM vastgesteld in de A-boekhouding

3 113

3 261

TEM vastgesteld in de specifieke boekhouding

1 617

1 437

Te ontvangen eigen middelen

46

1 764

Afwaardering

(997)

(753)

Overige

56

36

Verhaalbare bedragen eigen middelen

3 836

5 745

Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)

2 280

2 606

Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo)

955

924

Tijdelijk instrument voor plattelandsontwikkeling

16

30

Speciaal toetredingsprogramma op het gebied van landbouw en plattelandstonwikkeling (Sapard)

136

167

Afwaardering

(804)

(999)

Verhaalbare bedragen ELGF en plattelandsontwikkeling

2 583

2 729

Verwachte terugvordering van voorfinanciering

182

293

Betaalde en terugvorderbare btw

64

41

Overige op de lidstaten verhaalbare bedragen

120

55

Totaal

6 784

8 863

Langlopend

594

700

Kortlopend

6 190

8 162

De door de lidstaten verschuldigde niet-vlottende bedragen houden verband met niet-uitgevoerde besluiten tot goedkeuring van de rekeningen voor het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) die in jaarlijkse tranches en/of latenties moeten worden uitgevoerd. Andere verhaalbare bedragen omvat ook geldboeten die aan lidstaten zijn opgelegd wegens inbreuken op de EU-wetgeving (24 miljoen EUR).

Verhaalbare bedragen eigen middelen

Traditionele eigen middelen (TEM), bestaande uit douanerechten en suikerheffingen, worden geïnd door de lidstaten in naam van de Commissie. De lidstaten stellen de TEM vast en delen de bedragen van de vastgestelde rechten aan de Commissie mee door middel van maandelijkse overzichten van de A-boekhouding. Vastgestelde rechten die niet in de „A-boekhouding” zijn opgenomen, omdat zij nog niet zijn ingevorderd door lidstaten en er geen zekerheid voor is gesteld (of die, als er wel zekerheid voor is gesteld, worden betwist), worden opgenomen in de „specifieke boekhouding”. Op deze rechten wordt een afwaardering toegepast op basis van informatie die jaarlijks door de lidstaten wordt verstrekt.

Op 31 december 2016 waren er geratificeerde aanpassingen van de eigen middelen in verband met de nieuwe bepalingen van het eigenmiddelenbesluit (EMB) 2014 voor 2014, 2015 en 2016, opvraagbaar op 1 januari 2017. De overige bedragen houden verband met de gewijzigde begroting nr. 6/2017, die op 30 november 2017 werd goedgekeurd. De bedragen waren opvraagbaar op de eerste werkdag in januari 2018.

Op 8 maart 2018 zond de Europese Commissie het Verenigd Koninkrijk een ingebrekestelling (Inbreuk nr. 2018/2008) omdat het weigert douanerechten af te dragen aan de EU-begroting, zoals het EU-recht voorschrijft. In een verslag van OLAF uit 2017 werd vastgesteld dat importeurs in het Verenigd Koninkrijk een groot bedrag aan douanerechten ontdoken met behulp van fictieve en valse facturen en onjuiste aangiften inzake de douanewaarde bij invoer. Volgens berekeningen van de Commissie is de EU-begroting als gevolg van de inbreuk op de EU-wetgeving door het Verenigd Koninkrijk in de periode van november 2011 tot december 2017 2,2 miljard EUR aan inkomsten misgelopen (netto, d.w.z. na aftrek van inningskosten die het VK mag inhouden op het brutobedrag van 2,7 miljard EUR). Op dit bedrag zal tevens achterstandsrente verschuldigd zijn. De betrokken bedragen zijn in deze jaarrekening 2017 niet opgenomen, aangezien zij pas geboekt zullen worden zodra aan de criteria voor het boeken van ontvangsten is voldaan, overeenkomstig de boekhoudregels van de EU.

Verhaalbare bedragen ELGF en plattelandsontwikkeling

Deze post betreft voornamelijk de bedragen die op 31 december 2017 verschuldigd zijn door de lidstaten, zoals die op 15 oktober 2017 door de lidstaten zijn ingediend en gecertificeerd. Er werd een raming gemaakt voor de te ontvangen bedragen die in de periode gaande van de indiening tot 31 december 2017 ontstonden. De Commissie raamt ook een afschrijving van de bedragen die begunstigden verschuldigd zijn en die zij waarschijnlijk niet zal kunnen innen. Dat een dergelijke aanpassing wordt gedaan, betekent niet dat de Commissie afziet van een toekomstige inning van de betrokken bedragen. In de aanpassing is ook een vermindering van 20 % opgenomen, die overeenstemt met het bedrag dat de lidstaten mogen inhouden om de administratieve kosten te dekken.

2.6.1.2.   Verhaalbare bedragen in verband met mededingingsboeten

in miljoen EUR

 

31.12.2017

31.12.2016

Verhaalbaar brutobedrag uit geldboeten

7 679

6 510

minus geïnde bedragen

(3 282 )

(4 524 )

minus afgeschreven bedragen

(172)

(178)

Totaal

4 225

1 808

Langlopend

Kortlopend

4 225

1 808

De verhaalbare bedragen ten belope van 4 225 EUR betreffen mededingingsboeten die per jaareinde niet waren geïnd (4 397 miljoen EUR) minus afgeschreven bedragen (172 miljoen EUR). De geïnde bedragen betreffen voornamelijk ontvangsten van ondernemingen die niettemin bezwaar hebben aangetekend of nog de mogelijkheid hebben in beroep te gaan tegen het boetebesluit bij het gerecht van de EU. Er is een voorwaardelijke verplichting opgenomen om de betrokken bedragen aan de ondernemingen te kunnen terugbetalen (zie toelichting 4.1.4).

Beboete ondernemingen die bezwaar hebben aangetekend of voornemens zijn dat te doen, kunnen ofwel een voorlopige betaling doen, ofwel een bankgarantie aan de Commissie verstrekken.

Opgemerkt zij dat 942 miljoen EUR van deze per jaareinde niet-geïnde boeten betaalbaar was na 31 december 2017. Voor sommige van de per jaareinde niet-geïnde boeten heeft de Commissie garanties aanvaard van in totaal 3 124 miljoen EUR (2016: 1 012 miljoen EUR). Na 31 december 2017 heeft de Commissie nog eens 880 miljoen EUR aan garanties aanvaard.

De afgeschreven bedragen weerspiegelen het oordeel van de Commissie over elke niet-geïnde of niet door een garantie gedekte boete die zij als oninbaar beschouwt.

De toename van de verhaalbare bedragen voor mededingingsboeten is toe te schrijven aan één aanzienlijke boete (van 2 424 miljoen EUR) waarbij de betrokken ondernemingen de boete hebben afgedekt met door de Commissie aanvaarde bankgaranties en de boete dus niet zal worden geïnd totdat een definitieve rechterlijke uitspraak is gedaan.

2.6.1.3.   Overlopende posten

in miljoen EUR

 

31.12.2017

31.12.2016

Financiële correcties

1

9

Overige toegerekende baten

327

64

Uitgestelde lasten in verband met niet-ruiltransacties

241

256

Totaal

570

329

Langlopend

Kortlopend

570

329

Overige toegerekende baten omvat 271 miljoen EUR die de Commissie verwacht te zullen terugvorderen van de lidstaten op het gebied van het cohesiebeleid. De terugvordering zal plaatsvinden naar aanleiding van het onderzoek en de goedkeuring van de jaarrekeningen die de lidstaten tegen 15 februari 2018 indienen. Deze procedure voor de goedkeuring van de jaarrekeningen van de lidstaten is op het gebied van het cohesiebeleid geïntroduceerd voor de programmeringsperiode 2014-2020.

2.6.2.    Vorderingen op ruiltransacties

in miljoen EUR

 

31.12.2017

31.12.2016

Langlopend

 

 

Andere vorderingen

17

16

 

17

16

Kortlopend

 

 

Afnemers

241

246

Waardevermindering van vorderingen op afnemers

(141)

(128)

Uitgestelde lasten in verband met ruiltransacties

259

250

Overige

331

191

 

689

558

Totaal

707

574

De hierboven vermelde waardevermindering van vorderingen op afnemers omvat een afwaardering van 68 miljoen EUR vastgesteld op individuele basis.

2.7.   VOORRADEN

in miljoen EUR

 

31.12.2017

31.12.2016

Wetenschappelijk materieel

45

54

Overige

250

111

Totaal

295

165

2.8.   GELDMIDDELEN EN KASEQUIVALENTEN

in miljoen EUR

 

Toelichting

31.12.2017

31.12.2016

Rekeningen bij schatkisten en centrale banken

 

20 078

24 566

Rekeningen-courant

 

152

127

Gelden ter goede rekening

 

5

5

Transfers (geld in omloop)

 

0

Bankrekeningen voor de begrotingsuitvoering

2.8.1

20 236

24 698

Geldmiddelen van financieringsinstrumenten

2.8.2

1 608

1 390

Geldmiddelen met betrekking tot geldboeten

2.8.3

1 234

1 325

Geldmiddelen met betrekking tot andere instellingen, agentschappen en organen

 

999

1 006

Geldmiddelen van trustfondsen

 

34

167

Totaal

 

24 111

28 585

2.8.1.    Bankrekeningen voor de begrotingsuitvoering en andere termijndeposito's

Deze rubriek omvat de middelen van de Commissie op haar rekeningen in de lidstaten en de EVA-landen (bij de schatkist of de centrale bank), op zichtrekeningen bij commerciële banken, haar gelden ter goede rekening en kleine kassen. Het kassaldo per jaareinde 2017 is hoofdzakelijk te wijten aan de volgende factoren:

wat de eigen middelen betreft, bevat het kassaldo per jaareinde een totaal nettobedrag van 8,9 miljard EUR, begin 2018 aan de lidstaten terug te storten wegens een gewijzigde begroting die aan het einde van 2017 werd goedgekeurd;

een aanzienlijk bedrag aan door de Commissie wegens schending van de mededingingsregels opgelegde geldboeten van 0,5 miljard EUR is definitief geïnd eind 2017 en maakt deel uit van het kassaldo per jaareinde;

het kassaldo omvat ook bestemmingsontvangsten en betalingskredieten ten belope van 8,4 miljard EUR.

2.8.2.    Geldmiddelen van financieringsinstrumenten

De bedragen in deze rubriek betreffen voornamelijk kasequivalenten die namens de Commissie door fiduciaires worden beheerd voor de uitvoering van bepaalde programma's met financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd (zie toelichting 2.4.1). De tot financiële instrumenten behorende geldmiddelen kunnen alleen worden gebruikt voor het betrokken programma.

2.8.3.    Geldmiddelen met betrekking tot geldboeten

Dit zijn geldmiddelen die worden ontvangen uit door de Commissie opgelegde geldboeten in nog niet afgesloten zaken. Deze bedragen staan op speciaal daarvoor bestemde rekeningen die niet voor andere activiteiten worden gebruikt. Wanneer beroep is aangetekend of wanneer het niet bekend is of door de andere partij beroep zal worden aangetekend, wordt het onderliggende bedrag getoond als voorwaardelijke verplichting in toelichting 4.1.4.

Sinds 2010 worden alle voorlopig geïnde geldboeten door de Commissie beheerd in het BUFI-fonds en belegd in financiële instrumenten die als voor verkoop beschikbare activa worden ingedeeld (zie toelichting 2.4.1).

VERPLICHTINGEN

2.9.   PENSIOENEN EN ANDERE PERSONEELSBELONINGEN

Nettoverplichtingen voor personeelsbeloningen

in miljoen EUR

 

Pensioen-regeling van de Europese ambtenaren

Andere pensioen-stelsels

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekosten-verzekering

Totaal op 31.12.2017

Totaal op 31.12.2016

Verplichtingen uit hoofde van op vaste toezeggingen gebaseerde regelingen

63 951

1 854

7 756

73 560

67 664

Fondsbeleggingen

n.b.

(137)

(301)

(438)

(432)

Netto-verplichtingen

63 951

1 717

7 455

73 122

67 231

De toename van de totale verplichtingen voor personeelsbeloningen is vooral toe te schrijven aan de stijging van de nettoverplichtingen voor de pensioenregeling van de Europese ambtenaren. De stijging is het gevolg van het feit dat aanvullende rechten verworven door deelnemers aan het stelsel groter waren dan de uitbetalingen, van geactualiseerde actuariële veronderstellingen en een evaluatie van de kwaliteit van gegevens, gedeeltelijk geneutraliseerd door de stijging van de disconteringsvoet.

2.9.1.    Pensioenregeling van de Europese ambtenaren

Deze verplichting uit hoofde van toegezegde pensioenrechten is de contante waarde van verwachte toekomstige betalingen die vereist zijn om de verplichting af te wikkelen die resulteert uit werknemersprestaties in de lopende periode en in voorgaande perioden. Omdat de regeling doorlopend is, worden alle uit hoofde ervan in een gegeven jaar te verrichten betalingen in de EU-jaarbegroting opgenomen.

Zoals artikel 83 van het ambtenarenstatuut bepaalt, komen de uitkeringen krachtens de pensioenregeling ten laste van de begroting van de EU. Er is voor deze regeling geen kapitaaldekking, maar de lidstaten waarborgen gezamenlijk de betaling. Op het basissalaris van actieve personeelsleden wordt een verplichte pensioenbijdrage ingehouden die momenteel 9,8 % bedraagt. Deze bijdragen worden behandeld als begrotingsontvangsten van het jaar en dragen bij aan de financiering van de EU-uitgaven in het algemeen (zie ook toelichting 3.6).

De verplichtingen van de pensioenregeling werden geëvalueerd op basis van het aantal personeelsleden en gepensioneerden op 31 december 2017 en de regels van het op die datum van toepassing zijnde statuut. Deze waardering werd uitgevoerd volgens de methodiek van IPSAS 25 (en daarom ook boekhoudregel 12 van de EU). Zoals in de jaarrekening 2016 reeds werd vermeld, hebben de bevoegde diensten van de Commissie in 2017 de werkzaamheden voortgezet om de gegevensverzamelingsmethoden en dus de kwaliteit van de onderliggende gegevens te verbeteren. De gerealiseerde verbeteringen zijn weerspiegeld in het totale bedrag van de verplichtingen voor personeelsbeloningen. De werkzaamheden worden voortgezet.

In 2018 zal de geactualiseerde EU-boekhoudregel nr. 12, gebaseerd op IPSAS 39, van toepassing zijn. Het effect van eventuele veranderingen zal bijgevolg in de rekening over 2018 worden weerspiegeld.

2.9.2.    Andere pensioenstelsels

Dit betreft de verplichting opgenomen betreffende de pensioenverplichtingen voor de leden en gewezen leden van de Commissie, het Hof van Justitie (en het Gerecht van eerste aanleg), de Rekenkamer, de secretarissen-generaal van de Raad, de Ombudsman, de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie. In deze rubriek is ook een verplichting opgenomen betreffende de pensioenen van bepaalde Parlementsleden.

2.9.3.    Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

Niet alleen voor de pensioenstelsels, maar voor het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering wordt een waardering gemaakt van de geraamde verplichting van de EU met betrekking tot de medische kosten van personeelsleden die niet meer in actieve dienst zijn (na aftrek van hun bijdragen). Voor de berekening van deze verplichting volgens EU-boekhoudregel (EAR) nr. 12 wordt de volledige periode in actieve dienst in aanmerking genomen. De actualisering van EAR 12 vanaf 2018 overeenkomstig IPSAS 39 kan ertoe leiden dat deze methode wordt herzien.

Mutatie in contante waarde van de brutoverplichting personeelsbeloningen

De contante waarde van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten is de verdisconteerde waarde, zonder aftrek van fondsbeleggingen, van verwachte toekomstige betalingen die vereist zijn om de verplichting af te wikkelen die resulteert uit werknemersprestaties in de lopende periode en in voorgaande perioden.

De mutatie voor het lopende jaar van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten is als volgt:

in miljoen EUR

 

Pensioen-regeling van de Europese ambtenaren

Andere pensioen-stelsels

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekosten-verzekering

Totaal

Actuele waarde op 31.12.2016

58 746

1 882

7 036

67 664

Aan het dienstjaar toegerekende kosten

2 637

87

266

2 990

Rentekosten

1 148

29

134

1 311

Netto actuariële (winsten) en verliezen

3 616

(86)

394

3 924

Bijdragen van leden

21

21

Betaalde uitkeringen

(1 417 )

(61)

(94)

(1 572 )

Toename/(afname) van de verplichting als gevolg van belastingen op pensioenen

(778)

1

(777)

Actuele waarde op 31.12.2017

63 951

1 854

7 756

73 560

De aan het dienstjaar toegerekende kosten vertegenwoordigen de toename van de contante waarde van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten van de huidige leden in de lopende periode.

Rentekosten verwijst naar de toename van de contante waarde van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten omdat de vergoedingen één periode dichter bij de afwikkeling liggen.

Netto actuariële winsten en verliezen omvatten:

ervaringsaanpassingen (de gevolgen van verschillen tussen de voorgaande actuariële veronderstellingen voor 2017 en wat er daadwerkelijk heeft plaatsgevonden in 2017), en

de gevolgen van wijzigingen in actuariële hypothesen, financiële (zoals bijvoorbeeld verwachte salarisverhogingen) of demografische (zoals de sterftecijfers). Deze hypothesen worden regelmatig bijgewerkt om veranderingen in de onderliggende situatie te weerspiegelen.

Uitkeringen (bv. pensioenen of vergoeding van medische kosten) vinden plaats gedurende het jaar volgens de regels van het stelsel. Deze betaalde uitkeringen leiden tot een afname van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten aangezien zij niet langer in de toekomst te betalen zijn.

Actuariële veronderstellingen — personeelsbeloningen

De belangrijkste actuariële veronderstellingen die zijn gebruikt bij de waardering van de twee belangrijkste regelingen van de EU, worden in de tabel hierna weergegeven:

 

Pensioen-regeling van de Europese ambtenaren

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

2017

 

 

Nominale disconteringsvoet

1,9  %

2,0  %

Verwacht inflatiepercentage

1,5  %

1,6  %

Reële disconteringsvoet

0,4  %

0,4  %

Verwacht percentage van loonsverhogingen

1,8  %

1,7  %

Trend van de medische kosten

n.b.

3,0  %

Pensioengerechtigde leeftijd

63/64/66

63/64/66

2016

 

 

Nominale disconteringsvoet

1,7  %

1,9  %

Verwacht inflatiepercentage

1,4  %

1,5  %

Reële disconteringsvoet

0,3  %

0,4  %

Verwacht percentage van loonsverhogingen

1,2  %

1,1  %

Trend van de medische kosten

n.b.

3,0  %

Pensioengerechtigde leeftijd

63/64/66

63/64/66

Sterftecijfers gebaseerd op de EU Civil Servants Life Table — EULT 2018 (2016: International Civil Servants Life Table — ICSLT 2013).

De nominale disconteringsvoet wordt bepaald aan de hand van de waarde van de nulcouponobligaties in euro (met een looptijd van 20 jaar, in december 2017, voor het pensioenstelsel van de Europese ambtenaren en een looptijd van 25 jaar voor het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering). De inflatie is de verwachte inflatie in de overeenkomstige periode. Zij moet empirisch worden vastgesteld, gebaseerd op de voorspelde waarde zoals deze tot uiting komt in aan een index gekoppelde obligaties op de Europese financiële markten. De reële disconteringsvoet wordt berekend aan de hand van de nominale disconteringsvoet en het verwachte inflatiepercentage op lange termijn.

Mutatie in contante waarde van fondsbeleggingen

in miljoen EUR

 

Andere pensioen-stelsels

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

Totaal

Actuele waarde op 31.12.2016

139

293

432

Nettomutatie van fondsbeleggingen

(2)

8

6

Actuele waarde op 31.12.2017

137

301

438

5-jarige trend

in miljoen EUR

 

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichting personeelsbeloningen

46 818

58 616

63 814

67 231

73 122

De aanzienlijke toename van de verplichting voor werknemersbeloningen over een periode van vijf jaar kan grotendeels worden verklaard door een verlaging van de reële disconteringsvoet voor de toekomstige kasstromen. Deze verlaging houdt verband met de onderliggende economische omstandigheden, met name de lage rente. Voor de belangrijkste pensioenregeling voor de Europese ambtenaren bijvoorbeeld, is de reële disconteringsvoet gedaald van 1,8 % eind 2013 tot 0,4 % eind 2017.

In de staat van de financiële resultaten opgenomen bedragen

in miljoen EUR

 

Pensioen-regeling van de Europese ambtenaren

Andere pensioen-stelsels

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekosten-verzekering

Totaal

2017

 

 

 

 

Aan het dienstjaar toegerekende pensioenkosten

2 360

89

266

2 715

Rentekosten

1 027

29

134

1 190

Pensioenkosten van verstreken diensttijd

Verandering in de fondsbeleggingen

(15)

(81)

(96)

Personeels- en pensioenkosten

3 387

103

318

3 808

Actuariële winsten en verliezen

3 236

(86)

394

3 544

Opgenomen totaal

6 623

17

712

7 353

Gevoeligheid van het Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

Een verandering van één procentpunt in de veronderstelde procentuele ontwikkeling van de kosten voor medische verzorging zou het volgende effect hebben:

in miljoen EUR

 

Toename met één procentpunt

Vermindering met één procentpunt

Het totaal van de componenten 'aan het dienstjaar toegerekende pensioenkosten' en 'rentekosten' van de nettoperiodekosten voor medische verzorging na uitdiensttreding

166

(141)

De cumulatieve brutoverplichting uit hoofde van de vergoeding na uitdiensttreding van kosten voor medische verzorging.

2 538

(1 867 )

2.10.   VOORZIENINGEN

in miljoen EUR

 

Bedrag per 31.12.2016

Aanvullende voorzieningen

Terug-geboekte ongebruikte bedragen

Gebruikte bedragen

Overdrachten tussen categorieën van activa

Wijziging in raming

Bedrag per 31.12.2017

Rechtszaken:

 

 

 

 

 

 

 

Landbouw

149

49

(26)

(122)

49

Cohesie

217

2

(198)

20

Overige

102

21

(3)

(2)

3

120

Ontmanteling kerninstallaties

1 113

(32)

853

1 934

Financiële voorzieningen

880

378

(46)

(94)

(3)

1 115

Geldboeten

23

7

(4)

27

Overige

127

191

(39)

(8)

1

272

Totaal

2 611

648

(118)

(456)

853

3 538

Langlopend

1 936

440

(30)

(128)

(194)

856

2 880

Kortlopend

675

208

(88)

(328)

194

(3)

659

Voorzieningen zijn bedragen die voortvloeien uit gebeurtenissen in het verleden en die waarschijnlijk in de toekomst uit de EU-begroting zullen moeten worden betaald.

Rechtszaken

Dit is de raming van de bedragen die waarschijnlijk aan het einde van het jaar moeten worden betaald in verband met een aantal lopende rechtszaken.

Ontmanteling kerninstallaties

In 2017 is dit uitgangspunt voor de voorziening geactualiseerd in de in de loop van 2017 bijgewerkte JRC-strategie inzake ontmanteling en afvalbeheer („D&WMP”). De herziening van de strategie, alsmede van de budgettaire en personele behoeften, is uitgevoerd in samenwerking met de onafhankelijke D&WMP-groep van deskundigen. Dit vormt de follow-up van de opmerkingen die zijn gemaakt door externe deskundigen bij de herziening van het JRC-programma inzake ontmanteling en afvalbeheer, en van de aanbevelingen geformuleerd naar aanleiding van de interne JRC-audit van de ontmanteling van 2015. Het is de best beschikbare raming van de budgettaire en personele behoeften voor de voltooiing van de ontmanteling van de JRC-sites van Ispra, Geel, Karlsruhe en Petten.

In overeenstemming met de boekhoudregels van de EU is deze voorziening voor inflatie geïndexeerd en vervolgens omgerekend naar de netto contante waarde ervan (met behulp van de swapcurve van de euro). Op 31 december 2017 resulteerde dat in een voorziening van 1 934 miljoen EUR, gesplitst in het bedrag dat naar verwachting in 2018 zal worden betaald (30 miljoen EUR) en het bedrag dat daarna zal worden betaald (1 904 miljoen EUR). De toename met 821 miljoen EUR vergeleken met 31 december 2016 is voornamelijk het gevolg van het verlengde tijdschema (van 20 jaar naar 40 jaar).

Er zij op gewezen dat belangrijke onzekere factoren die inherent zijn aan de langetermijnplanning van de ontmanteling van kerninstallaties een effect kunnen hebben op deze raming, die in de toekomst aanzienlijk zou kunnen toenemen. De belangrijkste bronnen van onzekerheid betreffen de eindtoestand van de ontmantelde site, de nucleaire materialen, de aspecten afvalbeheer en -verwijdering, de onvolledigheid van de nationale regelgevingskaders, de complexe en tijdrovende vergunningsprocedures en de toekomstige ontwikkeling van de markt voor ontmanteling van nucleaire installaties.

Financiële voorzieningen

Dit zijn voornamelijk voorzieningen voor de geraamde verliezen die zullen worden opgelopen in verband met de voor diverse financieringsinstrumenten verstrekte garanties, waarbij de met de uitvoering belaste entiteiten bevoegd zijn om in eigen naam, maar namens en voor rekening van de EU, garanties te verstrekken. Het financiële risico van de EU in verband met de garanties is begrensd en worden geleidelijk voorzieningen aangelegd om toekomstige garantieclaims af te dekken. Deze post omvat ook voorzieningen voor uitstaande leningen die door de EIB aan Syrië zijn verstrekt conform haar mandaat voor externe leningen en die bijgevolg gewaarborgd zijn door de EU via het Garantiefonds voor extern optreden. Langlopende financiële voorzieningen worden omgerekend naar hun netto contante waarde.

De toename van de financiële voorzieningen houdt verband met de toename van het volume gegarandeerde verrichtingen in het kader van financieringsinstrumenten van H2020 en Cosme.

2.11.   FINANCIËLE VERPLICHTINGEN

in miljoen EUR

 

Toelichting

31.12.2017

31.12.2016

Langlopende financiële verplichtingen

 

 

 

Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs

2.11.1

50 061

55 067

Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde via veranderingen in overschot/tekort

2.11.2

2

 

 

50 063

55 067

Kortlopende financiële verplichtingen

 

 

 

Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs

2.11.1

6 850

2 283

Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde via veranderingen in overschot/tekort

2.11.2

1

 

 

6 850

2 284

Totaal

 

56 913

57 351

2.11.1.    Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs

in miljoen EUR

 

Toelichting

31.12.2017

31.12.2016

Opgenomen leningen voor financiële bijstand

2.11.1.1

54 841

55 128

Overige financiële verplichtingen

2.11.1.2

2 070

2 222

Totaal

 

56 911

57 350

Langlopend

 

50 061

55 067

Kortlopend

 

6 850

2 283

2.11.1.1.   Opgenomen leningen voor financiële bijstand

in miljoen EUR

 

EFSM

Betalings-balans

Macro-financiële bijstand

Euratom

EGKS in liquidatie

Totaal

Totaal op 31.12.2016

47 456

4 272

2 964

252

184

55 128

Nieuwe opgenomen leningen

1 013

50

1 063

Aflossingen

(1 150 )

(58)

(52)

(76)

(1 336 )

Wisselkoersverschillen

(1)

(7)

(8)

Veranderingen in boekwaarden

0

(8)

5

(4)

(7)

Totaal op 31.12.2017

47 456

3 114

3 924

250

97

54 841

Langlopend

42 300

1 700

3 846

203

93

48 141

Kortlopend

5 156

1 414

78

47

5

6 700

De leningen omvatten ook de in een waardepapier belichaamde schulden, die 54 674 miljoen EUR belopen (2016: 54 951 miljoen EUR). De veranderingen in boekwaarde stemmen overeen met de veranderingen in de vervallen rente.

Afgezien van de EGKS in liquidatie, wordt de terugbetaling van de leningen in laatste instantie gegarandeerd door de EU-begroting (zie toelichting 4.1.2), en bij uitbreiding door elke lidstaat.

Effectieve rentevoeten leningen (uitgedrukt als een rente-interval)

 

31.12.2017

31.12.2016

Macrofinanciële bijstand

0 % — 4,54  %

0 % — 4,54  %

Euratom

0 % — 5,68  %

0 % — 5,68  %

Betalingsbalans

2,88  % — 3,38  %

2,37  % — 3,37  %

Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM)

0,62  % — 3,75  %

0,62  % — 3,75  %

EGKS in liquidatie

6,91  % — 8,97  %

6,92  % — 9,78  %

2.11.1.2.   Overige financiële verplichtingen

in miljoen EUR

 

31.12.2017

31.12.2016

Langlopend

 

 

Financiëleleaseschulden

1 456

1 545

Gebouwen betaald in termijnen

305

329

Overige

159

160

 

1 920

2 034

Kortlopend

 

 

Financiëleleaseschulden

89

84

Gebouwen betaald in termijnen

24

22

Terug te betalen geldboeten

13

25

Overige

24

58

 

150

189

Totaal

2 070

2 222

Financiëleleaseschulden

in miljoen EUR

Omschrijving

In de toekomst te betalen bedragen

< 1 jaar

1-5 jaar

> 5 jaar

Totaal verplichtingen

Grond en gebouwen

85

424

1 023

1 532

Overige materiële activa

4

9

13

Totaal op 31.12.2017

89

433

1 023

1 545

Rentebestanddeel

69

249

247

565

Totale toekomstige minimale leasebetalingen op 31.12.2017

158

682

1 271

2 111

Totale toekomstige minimale leasebetalingen op 31.12.2016

156

678

1 439

2 274

De bovenstaande bedragen voor leasing en gebouwen zijn te financieren uit toekomstige begrotingen.

2.11.2.    Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde via veranderingen in overschot/tekort

in miljoen EUR

Soort derivaat

31.12.2017

31.12.2016

Notionele waarde

Reële waarde

Notionele waarde

Reële waarde

Termijncontracten in vreemde valuta

101

1

FX-optie (put spread)

9

2

Totaal

9

2

101

1

Langlopend

9

2

Kortlopend

101

1

Per 31 december 2017 heeft de EU een afgeleid financieel instrument (een valutaoptie van het type „put spread”) waarmee het zich indekt tegen devaluatie van de vreemde munt (UHA) in verband met leningen verstrekt door financiële instellingen aan kmo’s in Oekraïne om hun toegang tot financiering te verbeteren en de kredietvoorwaarden in Oekraïne aantrekkelijker te maken. Overeenkomstig het contract geeft de EU voor elke in aanmerking komende lening haar partners een call-optie tot maximaal 30 % voor een EU-bijdrage in geval van een devaluatie van de UHA tegenover de euro.

Op 31 december 2017 zijn alle financiële verplichtingen tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort ingedeeld in niveau 2 van de reëlewaardehiërarchie (waardering op basis van waarneembare input, anders dan prijsnoteringen).

2.11.3.    Financiële verplichtingen in verband met garanties

De EFSI-garantie op de schuldportefeuille verstrekt door de EIB voor het innovatie- en infrastructuurgedeelte (IIW) van het EFSI, is opgenomen als financiële verplichting in verband met garanties. Op 31 december 2017 bedraagt deze verplichting voor het EFSI nul, aangezien de uit hoofde van de garantie te ontvangen inkomsten groter zijn dan de verwachte verliezen (zie toelichting 4.1.1).

2.12.   CREDITEUREN

in miljoen EUR

 

Brutobedrag

Aan- passingen

Nettobedrag op 31.12.2017

Brutobedrag

Aan- passingen

Nettobedrag op 31.12.2016

Kosten-declaraties & facturen ontvangen van:

 

 

 

 

 

 

Lidstaten:

 

 

 

 

 

 

Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

481

481

500

(34)

467

EFRO & CF

12 602

(883)

11 719

10 663

(793)

9 871

ESF

4 183

(264)

3 919

4 145

(95)

4 050

Overige

746

(280)

466

793

(47)

747

Particuliere ondernemingen en publiekrechtelijke entiteiten

1 563

(144)

1 419

1 677

(169)

1 507

Totaal aan ontvangen kosten-declaraties en facturen

19 574

(1 571 )

18 004

17 779

(1 138 )

16 641

ELGF

11 534

n.b.

11 534

12 193

n.b.

12 193

Schulden uit eigen middelen

8 836

n.b.

8 836

10 441

n.b.

10 441

Diverse crediteuren

341

n.b.

341

364

n.b.

364

Overige

333

n.b.

333

364

n.b.

364

Totaal

40 618

(1 571 )

39 048

41 142

(1 138 )

40 005

De post Crediteuren omvat per jaareinde ontvangen, maar nog niet betaalde kostendeclaraties en facturen. Zij worden voor het eerst opgenomen voor de gevraagde bedragen wanneer de facturen/kostendeclaraties worden ontvangen. De post wordt vervolgens aangepast om enkel de bedragen weer te geven die zijn aanvaard na een onderzoek van de kosten en de geraamde, subsidiabele bedragen na de afsluitingsprocedure. De niet-subsidiabel geachte bedragen worden opgenomen in de kolom „Aanpassingen”. De grootste bedragen betreffen de structurele maatregelen.

Voor de programmeringsperiode 2014-2020 voorziet de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen (VGB) die van toepassing zijn op de structuurfondsen (EFRO en ESF), het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) in bescherming van de EU-begroting door middel van een systematische inhouding van 10 % op de tussentijdse betalingen. Tegen februari volgend op het einde van het VGB-boekjaar (1 juli-30 juni) is de controlecyclus voltooid, zowel via beheersverificaties door de beheersautoriteiten als audits door de controle-autoriteiten. De Commissie onderzoekt de zekerheidsverklaringen en de rekeningen die door de bevoegde autoriteiten in de lidstaten worden verstrekt. De betaling/invordering van het eindsaldo wordt pas verricht nadat deze beoordeling is afgerond en de rekeningen zijn aanvaard. Het volgens de regels ingehouden bedrag bedroeg per jaareinde 2017 3,1 miljard EUR. Een deel van dit bedrag (0,6 miljard EUR) is niet-subsidiabel geoordeeld op basis van informatie afkomstig van rekeningen van de lidstaten en eveneens opgenomen in de kolom „Aanpassingen”.

Het laatste onderdeel van de „Aanpassingen” bestaat uit bedragen in verband met andere per jaareinde nog te betalen voorschotten aan lidstaten (0,3 miljard EUR)(zie toelichting 2.5.2).

Bij het cohesiebeleid (EFRO, CF en ESF) blijven de declaraties voor de periode 2007-2013 op een aanzienlijke 10 miljard EUR omdat de Commissie de finale kostendeclaraties van de lidstaten aan het onderzoeken is. Tegelijkertijd namen de declaraties voor de periode 2014-2020 toe tot 5 miljard EUR als gevolg van de vooruitgang bij de uitvoering van de programma’s.

Verzoeken om voorfinanciering

In aanvulling op de bovenstaande bedragen, is voor 0,5 miljard EUR aan verzoeken om voorfinanciering ontvangen en deze zijn nog niet betaald aan het einde van het jaar. Overeenkomstig de boekhoudregels van de EU zijn deze bedragen niet als schulden geboekt.

Schulden uit eigen middelen

Schulden uit eigen middelen hebben betrekking op de bijdrage van de lidstaten aan de EU-begroting die aan het einde van het jaar na de gewijzigde begroting van 6/2017 moet worden terugbetaald. Gewijzigde begrotingen worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 10, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014. Het aanzienlijke bedrag per 31 december 2017 is het gevolg van de goedkeuring van gewijzigde begroting 6/2017 op 30 november 2017. Overeenkomstig de bovenvermelde bepaling zijn de betrokken bedragen aan de lidstaten teruggestort op de eerste werkdag van januari 2018.

2.13.   OVERLOPENDE POSTEN

in miljoen EUR

 

31.12.2017

31.12.2016

Toegerekende lasten

63 588

66 800

Uitgestelde baten

111

638

Overige

203

143

Totaal

63 902

67 580

De toegerekende lasten zijn als volgt uitgesplitst:

in miljoen EUR

 

31.12.2017

31.12.2016

ELGF

33 303

33 033

Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

17 464

17 024

EFRO en CF

4 249

7 157

ESF

2 870

3 473

Overige

5 702

6 112

Totaal

63 588

66 800

De grootste mutatie betreft het cohesiebeleid: een afname met 2,9 miljard EUR voor EFRO en CF en 0,6 miljard EUR voor ESF. Dit is het gevolg van de afnemende toerekeningen voor de vorige programmeringsperiode 2007-2013 doordat de programma’s in de afsluitende fase zitten.

NETTOACTIVA

2.14.   RESERVES

in miljoen EUR

 

Toelichting

31.12.2017

31.12.2016

Reëlewaardereserve

2.14.1

278

325

Reserve Garantiefonds

2.14.2

2 663

2 643

Overige reserves

2.14.3

1 935

1 873

Totaal

 

4 876

4 841

2.14.1.    Reëlewaardereserve

Overeenkomstig de boekhoudregels van de EU wordt de aanpassing aan de reële waarde van voor verkoop beschikbare financiële activa geboekt door middel van de reëlewaardereserve.

Mutaties in de reëlewaardereserve tijdens de verslagperiode

in miljoen EUR

 

2017

2016

Opgenomen in de reëlewaardereserve

(8)

34

Opgenomen in de staat van de financiële resultaten

6

Totaal

(2)

34

2.14.2.    Reserve Garantiefonds

Deze reserve komt overeen met het doel van 9 % van de uitstaande bedragen gewaarborgd door de EU-begroting in het kader van het EIB-mandaat voor leningen in derde landen, als activa in het Garantiefonds voor extern optreden aan te houden (zie toelichting 2.4.1).

2.14.3.    Overige reserves

Het bedrag heeft in hoofdzaak betrekking op de reserve van de EGKS in liquidatie (1 515 miljoen EUR) voor de activa van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal. Die reserve werd gecreëerd in de context van de opheffing van de EGKS.

2.15.   BIJ DE LIDSTATEN OP TE VRAGEN BEDRAGEN

in miljoen EUR

Bij de lidstaten op te vragen bedragen op 31.12.2016

76 881

Terugbetaling van het begrotingsoverschot van 2016 aan de lidstaten

6 405

Mutatie in de reserve Garantiefonds

20

Overige mutaties in reserves

11

Economisch resultaat voor het jaar

(8 082 )

Totaal bij de lidstaten op te vragen bedragen op 31.12.2017

75 234

Dit bedrag vertegenwoordigt dat deel van de uitgaven dat de EU op 31 december heeft opgelopen en dat ten laste komt van toekomstige begrotingen. Heel wat uitgaven worden volgens de boekhoudregels op transactiebasis aan jaar n toegerekend, hoewel zij maar effectief in jaar n+1 (of later) zullen worden betaald en daarom met de begroting van jaar n+1 (of later) zullen worden betaald. De boeking van de betrokken uitgaven bij deze passiva heeft, in combinatie met het feit dat de overeenkomstige bedragen uit toekomstige begrotingen worden gefinancierd, tot gevolg dat de passiva aan het einde van het jaar veel groter zijn dan de activa. De meest significante bedragen waarop moet worden gewezen, hebben betrekking op de activiteiten van het ELGF en de verplichtingen inzake personeelsbeloningen.

Opgemerkt zij dat het voorgaande geen effect heeft op het begrotingsresultaat. De begrotingsontvangsten moeten altijd gelijk zijn aan of groter zijn dan de begrotingsuitgaven, aangezien elk overschot op de ontvangsten aan de lidstaten wordt terugbetaald.

3.   TOELICHTINGEN BIJ DE STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN

ONTVANGSTEN

ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES: EIGEN MIDDELEN

3.1.   BNI-MIDDELEN

De ontvangsten uit eigen middelen vormen het hoofdonderdeel van de beleidsontvangsten van de EU. Van de drie categorieën eigen middelen zijn de bni-middelen met 78 620 miljoen EUR in 2017 (2016: 95 578 miljoen EUR) de belangrijkste. Een uniform percentage wordt geheven op het bni van elke lidstaat. De bni-middelen worden gebruikt om de ontvangsten en uitgaven van de begroting in evenwicht te brengen, d.w.z. om dat deel van de begroting te financieren dat niet gedekt wordt door andere bronnen van ontvangsten. De daling van de bni-ontvangsten is voornamelijk te verklaren met de substantiële verlaging van de betalingskredieten en het relatief grote begrotingsoverschot van het vorige begrotingsjaar (6 405 miljoen EUR). Beide elementen drukten de van de lidstaten gevraagde bni-bijdrage in 2017, aangezien deze bijdrage een sluitpost is.

3.2.   TRADITIONELE EIGEN MIDDELEN

in miljoen EUR

 

2017

2016

Douanerechten

20 475

20 301

Suikerheffingen

45

138

Totaal

20 520

20 439

De traditionele eigen middelen omvatten douanerechten en suikerheffingen. De lidstaten houden als inningskosten 20 % van de traditionele eigen middelen in. De bovenvermelde bedragen zijn nettobedragen.

3.3.   BTW-MIDDELEN

De btw-middelen worden geheven op basis van de voor dit doel hypothetisch geharmoniseerde btw-grondslagen van de lidstaten. De btw-bijdrage wordt berekend aan de hand van een uniform afroepingspercentage van 0,3 % van de grondslag van elke lidstaat. Voor de periode 2014-2020 is bij Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad een verlaagd percentage (0,15 %) vastgesteld voor Duitsland, Nederland en Zweden.

ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES: TRANSFERS

3.4.   GELDBOETEN

Deze ontvangsten van 4 664 miljoen EUR (2016: 3 858 miljoen EUR) hebben betrekking op geldboeten die aan ondernemingen zijn opgelegd door de Commissie voor inbreuken op de EU-mededingingsregels. Ontvangsten uit geldboeten worden door de Commissie opgenomen wanneer zij het besluit om een geldboete op te leggen neemt en officieel ter kennis brengt van de betrokkene. De geldboeten in 2017 zijn voornamelijk boeten in mededingingszaken (4 568 miljoen EUR). De grootste zaken betreffen inbreuken op de antitrustregels van de EU, namelijk een boete voor Alphabet Inc. en Google Inc. wegens misbruik van marktmacht als zoekmachine (2 424 miljoen EUR), een boete voor Scania wegens deelname aan een kartel in de vrachtwagensector (881 miljoen EUR) en boeten voor 11 luchtvrachtvervoerders wegens een prijskartel (776 miljoen EUR).

3.5.   TERUGGEVORDERDE UITGAVEN

in miljoen EUR

 

2017

2016

Gedeeld beheer

1 775

1 876

Direct beheer

81

56

Indirect beheer

23

15

Totaal

1 879

1 947

Deze rubriek omvat voornamelijk de door de Commissie opgestelde invorderingsopdrachten, geïnd of verrekend met (d.w.z. afgetrokken van) de volgende betalingen, die in het boekhoudsysteem van de Commissie zijn opgenomen en die ertoe strekken eerder uit de algemene begroting betaalde uitgaven terug te vorderen. De terugvorderingen zijn het resultaat van controles, audits en subsidiabiliteitsonderzoeken en vormen een belangrijke overweging bij de uitvoering van de EU-begroting. Zij beschermen de EU-begroting tegen onwettige uitgaven en bekleden een bijzonder belang omdat de Europese Rekenkamer bij controles een materieel foutenniveau heeft aangetroffen in betalingen uit de EU-begroting (zie het jaarverslag van de Rekenkamer, dat de betrouwbaarheidsverklaring over de wettigheid en de rechtmatigheid van de onderliggende verrichtingen bevat).

De invorderingsopdrachten die door lidstaten zijn afgegeven tegen begunstigden van uitgaven van het ELGF, evenals de wijziging van de ramingen van de toegerekende baten vanaf het einde van vorig jaar tot nu, zijn ook meegenomen.

De bedragen in de bovenstaande tabel vertegenwoordigen ontvangsten die voortvloeien uit de afgifte van invorderingsopdrachten. Om deze reden tonen deze cijfers niet de volledige omvang van maatregelen die zijn genomen om de EU-begroting te beschermen, en kunnen zij die ook niet tonen, met name voor het cohesiebeleid waarin specifieke mechanismen van kracht zijn die ervoor zorgen dat niet-subsidiabele uitgaven worden gecorrigeerd, doorgaans zonder dat een invorderingsopdracht hoeft te worden opgesteld. Niet inbegrepen zijn bedragen die zijn teruggevorderd via verrekening met uitgaven, bedragen die zijn teruggevorderd door middel van inhouding en terugvorderingen van voorfinancieringen.

Terugvorderingen onder gedeeld beheer vormen het grootste deel van het totaal:

Landbouw: ELGF en plattelandsontwikkeling

In het kader van het ELGF en het Elfpo zijn de bedragen die in deze rubriek als ontvangsten van het jaar zijn geboekt, financiële correcties van het jaar en terugbetalingen die de lidstaten gedeclareerd hebben en tijdens het jaar geïnd hebben, evenals de nettostijging van de uitstaande bedragen betreffende fraude en onregelmatigheden die aan het einde van het jaar voor terugvordering door de lidstaten zijn gedeclareerd.

Cohesiebeleid

De voornaamste bedragen onder de rubriek cohesiebeleid omvatten invorderingsopdrachten die door de Commissie zijn afgegeven om onverschuldigde uitgaven in de vorige jaren terug te vorderen en inhoudingen op uitgaven; de afname van de toegerekende ontvangsten aan het einde van het jaar is in mindering gebracht.

3.6.   OVERIGE ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES

in miljoen EUR

 

2017

2016

Budgettaire aanpassingen

5 806

1 956

Bijdragen van derde landen

1 269

953

Belastingen en bijdragen personeel

1 218

1 189

Bijdragen van de lidstaten voor externe hulp

988

732

Overdracht van activa

208

147

Aanpassing van voorzieningen

29

14

Landbouwheffingen

4

5

Overige

854

744

Totaal

10 376

5 740

De budgettaire aanpassingen omvatten het begrotingsoverschot uit 2016 (6 405 miljoen EUR), dat wordt overgedragen naar het volgende jaar en dus ontvangsten voor 2017 vormt.

Bijdragen van derde landen betreffen bijdragen van EVA-landen en toetredingslanden.

De ontvangsten uit belastingen en bijdragen van het personeel vloeien met name voort uit inhoudingen op de salarissen van het personeel en bestaan uit twee significante bedragen: pensioenbijdragen en belastingen op inkomen.

Bijdragen van de lidstaten voor externe hulp zijn hoofdzakelijk ontvangen bedragen voor de oprichting van de faciliteit voor vluchtelingen in Turkije.

De overdracht van opbrengsten uit activa heeft voornamelijk betrekking op de overdracht van satellieten in het kader van het Copernicus-programma (voormalige GMES-programma) van het Europees Ruimteagentschap (ESA) naar de Commissie (zie toelichting 2.2). Deze overdracht is overeenkomstig de boekhoudregels van de EU een niet-ruiltransactie en zal in toekomstige perioden plaatsvinden voor de resterende Copernicus-satellieten die momenteel in aanbouw zijn.

Landbouwheffingen betreffen melkheffingen die een instrument zijn om de markt te beheren en waarmee melkproducenten die hun referentiehoeveelheden overschrijden, kunnen worden gestraft. Aangezien zij niet samenhangen met eerdere betalingen door de Commissie, worden zij in de praktijk beschouwd als ontvangsten voor een specifiek doeleinde.

In het bedrag aan overige ontvangsten uit niet-ruiltransacties is 300 miljoen EUR opgenomen die is opgevraagd van het EOF als bijdrage aan het EFDO-garantiefonds dat in 2018 zal worden aangelegd krachtens Verordening (EU) 2017/1601.

ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES

3.7.   FINANCIËLE BATEN

in miljoen EUR

 

2017

2016

Rentebaten uit:

 

 

Verstrekte leningen

1 379

1 446

Te late betalingen

217

108

Overige

41

38

Premie op verplichtingen in verband met financiële garanties

61

16

Financiële baten van financiële activa of passiva tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

57

0

Gerealiseerde winst op voor verkoop beschikbare financiële activa

38

35

Dividenden

23

13

Overige

28

112

Totaal

1 845

1 769

Rentebaten uit verstrekte leningen hebben hoofdzakelijk betrekking op leningen voor financiële bijstand (zie toelichting 2.4.3).

Rentebaten uit te late betalingen betreffen voornamelijk verschuldigde geldboeten en eigenmiddelenbijdragen die niet op tijd betaald zijn.

3.8.   OVERIGE ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES

in miljoen EUR

 

2017

2016

Ontvangen vergoedingen voor verstrekte diensten (agentschappen)

557

267

Wisselkoerswinsten

281

331

Ontvangen vergoedingen en premies i.v.m. financieringsinstrumenten

51

48

Ontvangsten uit vaste bedrijfsmiddelen

43

17

Verkoop van goederen

42

46

Aandeel in het nettoresultaat van het EIF

21

2

Overige

338

288

Totaal

1 332

998

Ontvangen vergoedingen voor verstrekte diensten omvatten voornamelijk vergoedingen voor het verkrijgen van vergunningen voor het in de handel brengen die door het Europees Geneesmiddelenagentschap worden aangerekend en merktaksen van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie.

UITGAVEN

3.9.   GEDEELD BEHEER

in miljoen EUR

Uitgevoerd door de lidstaten

2017

2016

Europees Landbouwgarantiefonds

44 289

44 152

Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

11 359

12 604

Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds

17 650

35 045

Europees Sociaal Fonds

7 353

9 366

Overige

1 253

1 606

Totaal

81 905

102 772

De vermindering van de uitgaven voor cohesie met 17,4 miljard EUR kan worden verklaard door de overgang van de vorige programmeringsperiode 2007-2013 naar de huidige programmeringsperiode: de voor de periode 2007-2013 gedeclareerde kosten liepen aanzienlijk terug (28,6 miljard EUR) omdat de uitvoering is beëindigd en de programma’s in de afsluitende fase zitten. Tegelijkertijd stegen de gedeclareerde kosten voor de periode 2014-2020, maar slechts met 11,2 miljard EUR naarmate de uitvoering van de programma’s vordert.

De overige uitgaven betreffen voornamelijk Asiel en migratie (485 miljoen EUR), het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (378 miljoen EUR) en Interne veiligheid (226 miljoen EUR).

3.10.   DIRECT BEHEER

in miljoen EUR

 

2017

2016

Uitgevoerd door de Commissie

8 831

9 254

Uitgevoerd door uitvoerende EU-agentschappen

6 699

6 259

Uitgevoerd door trustfondsen

208

97

Totaal

15 738

15 610

Deze bedragen hebben voornamelijk betrekking op de uitvoering van onderzoeksbeleid (7,2 miljard EUR) en programma's voor netwerken (1,3 miljard EUR), instrumenten voor ontwikkelingssamenwerking (1,2 miljard EUR), Europees nabuurschapsbeleid (1,3 miljard EUR) en humanitaire hulp (0,7 miljard EUR).

3.11.   INDIRECT BEHEER

in miljoen EUR

 

2017

2016

Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en -organen

2 667

2 547

Uitgevoerd door derde landen

1 101

876

Uitgevoerd door internationale organisaties

3 014

2 382

Uitgevoerd door andere entiteiten

1 478

2 035

Totaal

8 260

7 840

Van de uitgaven onder indirect beheer heeft 4,2 miljard EUR betrekking op extern beleid (voornamelijk pretoetreding, humanitaire hulp, internationale samenwerking en nabuurschap). Nog eens 3,6 miljard EUR betreft het versterken van het Europese concurrentievermogen (bv. op het gebied van onderzoek, satellietnavigatiesystemen en onderwijs).

3.12.   PERSONEELS- EN PENSIOENKOSTEN

in miljoen EUR

 

2017

2016

Personeelskosten

6 193

6 074

Pensioenkosten

3 808

3 702

Totaal

10 002

9 776

De pensioenkosten zijn onderdelen van de met de actuariële waardering van de verplichtingen voor personeelsbeloningen samenhangende mutaties, andere dan actuariële veronderstellingen. Het gaat niet om de werkelijke pensioenbetalingen van het jaar, die beduidend kleiner zijn.

3.13.   WIJZIGINGEN IN ACTUARIËLE VERONDERSTELLINGEN PERSONEELSBELONINGEN

Het actuariële verlies van 3 544 miljoen EUR netto onder deze rubriek houdt verband met de in de balans opgenomen personeelsbeloningen (zie toelichting 2.9).

3.14.   FINANCIERINGSKOSTEN

in miljoen EUR

 

2017

2016

Rentelasten:

 

 

Opgenomen leningen

1 373

1 440

Overige

22

57

Afwaarderingsverliezen op leningen en vorderingen

324

184

Financiële leasing

81

67

Afwaarderingsverliezen op voor verkoop beschikbare financiële activa

39

40

Verlies op financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

12

1

Gerealiseerde verliezen op voor verkoop beschikbare financiële activa

2

0

Overige

42

116

Totaal

1 896

1 904

Het bedrag aan rentelasten op opgenomen leningen komt grosso modo overeen met de rente-inkomsten uit leningen voor financiële bijstand (back-to-backtransacties).

De afwaarderingsverliezen op leningen en vorderingen omvatten een bedrag van 243 miljoen EUR in verband met de traditionale eigen middelen (zie toelichting 2.6.1.1).

3.15.   OVERIGE UITGAVEN

in miljoen EUR

 

2017

2016

Administratieve en IT-uitgaven

2 521

2 455

Uitgaven in verband met materiële vaste activa

1 423

1 021

Aanpassing van voorzieningen

1 377

685

Wisselkoersverliezen

446

505

Vastleggingen voor operationele leases

414

383

Vermindering van geldboeten door het Hof van Justitie

67

18

Overige

509

419

Totaal

6 756

5 486

De stijging van de uitgaven voor voorzieningen is voornamelijk te wijten aan een aanpassing van de raming van de voorziening voor de ontmanteling van nucleaire installaties (zie toelichting 2.10).

De uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling zijn opgenomen in administratieve en IT-uitgaven en deze zijn als volgt:

in miljoen EUR

 

2017

2016

Kosten voor onderzoek

376

344

Niet-gekapitaliseerde kosten voor ontwikkeling

81

88

Totaal

456

431

3.16.   GESEGMENTEERDE INFORMATIE PER RUBRIEK VAN HET MEERJARIG FINANCIEEL KADER (MFK)

in miljoen EUR

 

Slimme en inclusieve groei

Duurzame groei

Veiligheid en burgerschap

Europa als wereldspeler

Administratie

Niet toegewezen aan een MFK-rubriek (9)

Totaal

Bni-middelen

78 620

78 620

Traditionele eigen middelen

20 520

20 520

Btw

16 947

16 947

Geldboeten

4 664

4 664

Terugvordering van uitgaven

357

1 488

5

28

0

0

1 879

Overige

1 172

244

43

414

4 827

3 676

10 376

Ontvangsten uit niet-ruiltransacties

1 529

1 732

48

443

4 827

124 428

133 006

Financiële baten

147

(4)

0

17

1

1 684

1 845

Overige

196

(12)

(6)

10

338

805

1 332

Ontvangsten uit ruiltransacties

343

(15)

(6)

27

338

2 489

3 177

Totaal ontvangsten

1 873

1 716

42

470

5 166

126 917

136 183

Door de lidstaten uitgevoerde uitgaven:

 

 

 

 

 

 

 

ELGF

(44 289 )

(44 289 )

Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

(11 359 )

(11 359 )

EFRO & CF

(17 650 )

(17 650 )

ESF

(7 353 )

(7 353 )

Overige

(439)

74

(897)

9

0

(1 253 )

Uitgevoerd door de EC, uitvoerende agentschappen en trustfondsen

(9 809 )

(525)

(1 080 )

(4 337 )

(12)

25

(15 738 )

Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en -organen

(2 530 )

(121)

(754)

(24)

762

(2 667 )

Uitgevoerd door derde landen en internationale organisaties

(434)

0

(177)

(3 504 )

(4 115 )

Uitgevoerd door andere entiteiten

(819)

15

1

(675)

(0)

(1 478 )

Personeels- en pensioenkosten

(1 638 )

(360)

(426)

(615)

(5 977 )

(986)

(10 002 )

Wijzigingen in actuariële veronderstellingen personeelsbeloningen

(3 544 )

(3 544 )

Financieringskosten

(88)

(16)

(0)

(18)

(106)

(1 668 )

(1 896 )

Overige uitgaven

(2 453 )

(88)

(196)

(113)

(3 386 )

(521)

(6 756 )

Totaal uitgaven

(43 213 )

(56 669 )

(3 528 )

(9 277 )

(13 025 )

(2 389 )

(128 101 )

Economisch resultaat voor het jaar

(41 341 )

(54 953 )

(3 486 )

(8 807 )

(7 859 )

124 528

8 082

De weergave van de ontvangsten en uitgaven per MFK-rubriek is gebaseerd op een schatting omdat niet alle vastleggingen aan een MFK-rubriek zijn gekoppeld.

4.   VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN EN ACTIVA

4.1.   VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN

Voorwaardelijke verplichtingen zijn mogelijke toekomstige betalingsverplichtingen voor de EU die voortvloeien uit gebeurtenissen in het verleden of uit aangegane juridische verbintenissen waarvan de realisatie afhangt van toekomstige gebeurtenissen waarover de EU niet de volledige controle heeft. Het betreft voornamelijk financiële garanties (op leningen en programma’s voor financiële bijstand) en juridische risico’s. Alle voorwaardelijke verplichtingen, met uitzondering van die betreffende boetes en garanties die gedekt zijn door fondsen (zie toelichting 2.4.1), zouden indien ze zich zouden realiseren, worden gedekt door de EU-begroting (en dus door de lidstaten van de EU) in de komende jaren.

4.1.1.    Begrotingsgaranties

in miljoen EUR

 

31.12.2017

31.12.2016

Maximum

Ondertekend

Uitbetaald

Maximum

Ondertekend

Uitbetaald

Garanties EIB-mandaat leningen in derde landen

37 479

28 950

19 972

40 645

30 161

21 145

EFSI-garantie

16 000

13 473

10 128

16 000

11 245

4 392

Totaal

53 479

42 423

30 100

56 645

41 406

25 537

De bovenstaande tabel toont de omvang van de blootstelling van de EU-begroting aan mogelijke toekomstige betalingen in verband met door de EIB-groep afgegeven garanties. Uitbetaalde bedragen zijn de bedragen die effectief reeds aan eindbegunstigden zijn uitgekeerd, terwijl de ondertekende bedragen de reeds uitbetaalde sommen en de met begunstigden gesloten overeenkomsten waarvoor nog geen sommen zijn uitbetaald omvatten. Het maximumbedrag vertegenwoordigt de totale dekking waartoe de EU-begroting, en dus de lidstaten, zich heeft verbonden.

Garanties EIB-mandaat leningen in derde landen

De EU-begroting staat borg voor leningen die door de EIB uit eigen middelen aan derde landen worden verstrekt. Op 31 december 2017 stond in totaal 19 972 miljoen EUR aan door een EU-garantie gedekte leningen uit (2016: 21 145 miljoen EUR). De EU-begroting staat borg voor:

18 583 miljoen EUR (2016: 19 481 miljoen EUR) via het Garantiefonds voor extern optreden (zie toelichting 2.4.1) en

rechtstreeks 1 389 miljoen EUR (2016: 1 664 miljoen EUR) voor leningen verstrekt aan lidstaten voorafgaand aan de toetreding.

Naast de hierboven opgenomen 19 972 miljoen EUR waarborgt de EU nog eens 258 miljoen EUR aan uitstaande leningen aan Syrië waarvoor voorzieningen zijn getroffen.

De EU-garantie in het kader van het mandaat voor externe leningen is voor leningen van de EIB begrensd tot 65 % van de uitstaande saldi voor overeenkomsten die na 2007 zijn ondertekend (mandaten 2007-2013 en 2014-2020). Voor overeenkomsten van vóór 2007 is de EU-garantie begrensd tot een percentage van het maximum van de toegestane kredietlijnen, in de meeste gevallen 65 %, maar ook 70 %, 75 % of 100 %. Indien het maximum niet is bereikt, geldt de EU-garantie voor het hele uitstaande bedrag.

Om het maximumrisico dat de EU loopt per 31 december 2017 weer te geven, moeten ook de leningen worden meegerekend waarvoor goedkeuring is gegeven maar die nog niet effectief ondertekend zijn (529 miljoen EUR) en leningen die ondertekend zijn, maar nog niet uitbetaald (978 miljoen EUR).

In maart 2018 hebben het Europees Parlement en de Raad Besluit (EU) 2018/412 goedgekeurd waarbij een verhoging van het maximum voor EIB-financieringsoperaties onder EU-garantie is toegestaan. Dit zal worden vertaald in een aanpassing van de garantieovereenkomst met de EIB, waardoor de maximale blootstelling van de EU zou toenemen met 3,4 miljard EUR.

Garantie van het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI)

Het EFSI is een initiatief ter vergroting van de risicodragende capaciteit van de EIB-groep waardoor de EIB haar investeringen in de EU kan opvoeren. Het doel van het EFSI is extra investeringen in de EU en de toegang tot financiering voor kleine ondernemingen te ondersteunen. Het EFSI is geen afzonderlijke rechtspersoon of een investeringsfonds in de strikte zin van het woord. De EFSI-risicoreserve biedt bescherming aan de EIB tegen mogelijke verliezen op de onderliggende verrichtingen. Het bestaat uit een inbreng van 5 miljard EUR uit het eigen kapitaal van de EIB en een begrotingsgarantie van de EU ten belope van 16 miljard EUR („EFSI-EU-garantie”). De EFSI-EU-garantie wordt aan de EIB verstrekt op grond van een overeenkomst tussen de EU en de EIB, hierna de „EFSI-overeenkomst” genoemd.

De bedragen in verband met de voorwaardelijke EFSI-verplichtingen, inclusief het maximum van de garanties, zoals vermeld in deze toelichting zijn gebaseerd op de EFSI-overeenkomst die op 31 december 2017 van kracht was. Er zij op gewezen dat bij de gewijzigde EFSI-verordening (Verordening (EU) 2017/2396, zoals vastgesteld in december 2017, een verhoging van de EFSI-EU-garantie tot 26 miljard EUR is toegestaan. De EFSI-overeenkomst is dienovereenkomstig aangepast in maart 2018.

Het EFSI opereert in twee „vensters”: het venster „infrastructuur en innovatie” (IIW), uitgevoerd door de EIB (EFSI-EU-garantie van 13 miljard EUR) en het mkb-venster, uitgevoerd door het EIF (EFSI-EU-garantie van 3 miljard EUR); beide vensters hebben een schuldportefeuille en een aandelenportefeuille. Het EIF opereert op grond van een overeenkomst met de EIB en op basis van een garantie van de EIB, die op haar beurt weer wordt gegarandeerd door de EFSI-EU-garantie op basis van de EFSI-overeenkomst.

Met het oog op het gebruik van de EFSI-EU-garantie wordt op de implementatie van het EFSI toezicht uitgeoefend door een stuurgroep, die bij consensus optreedt en vier leden telt, waarvan drie benoemd door de Commissie en een door de EIB. Overeenkomstig de gewijzigde EFSI-verordening zal de EFSI-stuurgroep vijf leden tellen, onder wie één niet-stemgerechtigd lid dat door het Europees Parlement wordt aangewezen, en zullen besluiten bij consensus worden genomen of, indien geen consensus kan worden bereikt, bij eenparigheid van de leden die een stem uitbrengen. De EFSI-stuurgroep neemt geen investeringsbeslissingen.

De EU en de EIB hebben binnen het EFSI elk een andere rol. Het EFSI is opgericht in de schoot van de EIB, die de operaties (leningen en eigenvermogensinstrumenten) financiert met op de kapitaalmarkten geleende middelen. Wat het IIW betreft, neemt de EIB de investeringsbesluiten onafhankelijk en beheert zij de operaties overeenkomstig haar regels en procedures. Hetzelfde geldt voor de SMEW-operaties die door het EIF worden beheerd.

Om erop toe te zien dat de investeringen in het kader van het EFSI gericht blijven op de specifieke doelstelling het marktfalen te verhelpen dat investeringen in de EU belemmert en dat zij in aanmerking komen voor de bescherming van de EU-garantie, is een specifieke governancestructuur opgezet. Het Investeringscomité van onafhankelijke deskundigen beoordeelt of elk IIW-project dat door de EIB wordt voorgesteld voldoet aan de voorwaarden voor dekking door de EU-garantie. Indien dat bevestigd wordt en de operatie de garantie van het EFSI krijgt; worden de voortzetting van het project en het beheer ervan onderworpen aan de normale projectcyclus en het governanceproces van de EIB. Wat het SMEW betreft, is de rol van het Investeringscomité beperkt tot raadpleging van de beschrijving van de SMEW-producten, die goedgekeurd worden door de EFSI-stuurgroep en de algemeen directeur van het EFSI.

De rol van de EU behelst het verstrekken van de EU-begrotingsgarantie voor een deel van de potentiële verliezen die de EIB zou kunnen lijden op haar investeringen (leningen en eigenvermogensinstrumenten). De EU bemoeit zich met andere woorden niet met de selectie en het beheer van de EFSI-operaties, investeert geen geld in die operaties en is niet direct contractpartij bij de onderliggende instrumenten. Omdat de controlecriteria en de boekhoudkundige vereisten voor consolidatie overeenkomstig de boekhoudregels van de EU (en de IPSAS) niet zijn vervuld, worden de daarmee verband houdende activa niet opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van de EU.

De EFSI-EU-garantie aan de EIB-Groep wordt overeenkomstig de EU-boekhoudregels geboekt als verplichting in verband met financiële garanties wat betreft de IIW-schuldportefeuille, als financiële voorziening voor de SMEW-schuldportefeuille en als derivaat (financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort) voor beide aandelenportefeuilles. Daarnaast wordt een voorwaardelijke verplichting in verband met de verstrekte EFSI-garantie in deze toelichting vermeld.

De EU-garantie voor de EFSI-IIW-schuldportefeuille dekt de eersteverliestranche van een portefeuille financieringsoperaties van de EIB, die voornamelijk bestaat uit traditionele leningen en garanties. Deze garantie wordt aangesproken wanneer de debiteur in gebreke blijft of bij schuldherschikking. De EU-garantie wordt vergoed in verhouding tot het risico dat de EU draagt, in de vorm van een verdeling tussen de EIB en de EU van de uit hoofde van het risico aan de EIB toevallende ontvangsten uit de gegarandeerde verrichtingen. De ontvangsten van de EU dekken in eerste instantie de verliezen op de gegarandeerde verrichtingen. De EU-garantie wordt aldus in aanmerking genomen als verplichting uit hoofde van financiële garanties en bij de eerste opname gewaardeerd tegen reële waarde, zijnde de netto contante waarde van de te ontvangen premies (de ontvangsten van de EU). Op latere balansdata wordt de verplichting uit hoofde van financiële garanties geherwaardeerd tegen de verwachte verliezen of het bedrag dat oorspronkelijk is opgenomen, afhankelijk van wat het hoogste is, in voorkomend geval verminderd met de geaccumuleerde afschrijvingen van de inkomsten. De weergegeven verplichting uit hoofde van financiële garanties is na aftrek van de nog te ontvangen inkomsten van de EU — nul per 31 december 2017 (zie toelichting 2.11.3).

In het kader van de EFSI-IIW-portefeuille eigenvermogensinstrumenten, die eigenvermogens- of quasi-eigenvermogensdeelnemingen of achtergestelde leningen omvat, investeert de EIB op pari passu-basis voor eigen risico en voor risico van de EU. Bijgevolg dekt de EU-garantie — voor het gedeelte van de eigenvermogensinvesteringen die door de EU worden gegarandeerd — de negatieve waardeaanpassingen (niet-gerealiseerde verliezen) op elke balansdatum, de gerealiseerde verliezen op desinvesteringen en de financieringskosten van de EIB. In gevallen waarin de waarde van een investering waarop eerder een negatieve waardeaanpassing werd toegepast, op daaropvolgende verslagdatums vermeerdert, wordt het bedrag tot de oorspronkelijke kostprijs van de investering door de EIB aan de EU terugbetaald. Wanneer de investering van de hand wordt gedaan, heeft de EU ook recht op investeringswinsten op de oorspronkelijke kostprijs. De EU-garantie wordt vergoed uit inkomsten die de EIB ontvangt voor de gegarandeerde verrichtingen, inclusief rente, dividenden en gerealiseerde winsten. De vereffening tussen de EU en de EIB gebeurt jaarlijks, na verrekening van verliezen en inkomsten.

In de EFSI-SMEW-aandelenportefeuille waarborgt de EU investeringen in durfkapitaal- en private-equityfondsen die door de EIB zijn gefinancierd en afkomstig zijn van en beheerd worden door het EIF. De EU-garantie wordt op portefeuillebasis verstrekt voor twee portefeuilles: subvenster 1 en subvenster 2. De EFSI-garantie wordt aangesproken om waardeverminderingen en gerealiseerde verliezen op de gewaarborgde investeringen en de financieringskosten van de EIB te dekken. De EU heeft recht op een vergoeding voor het gelopen risico, in de vorm van dividenden en gerealiseerde winsten op de gewaarborgde vermogenstransacties. Onder subvenster 2 investeert het Horizon 2020-programma van de EU eveneens voor een stuk in dezelfde aandelensportefeuille (de H2020-investering met EU-geld wordt in de EU-rekening geboekt als voor verkoop beschikbaar financieel actief) en draagt het het eerste verlies op de investeringen, terwijl verdere verliezen gedekt worden door de EU-garantie en het EIF.

De EFSI-garantie op de EFSI-aandelenportefeuille is ingedeeld als afgeleid financieel instrument en geboekt als financieel actief of financiële verplichting tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort. Per 31 december 2017 bedroeg de reële waarde van de EFSI-EU-garantie op de EFSI-aandelenportefeuille 16 miljoen EUR (zie toelichting 2.4.2).

Deze voorwaardelijke verplichting omvat verrichtingen van de programma’s Cosme, H2020 en EaSI voor het gedeelte dat is gedekt door de EFSI-EU-garantie op de SMEW-schuldportefeuille.

Garantie-uitkeringen door de EU worden gedaan door het EFSI-garantiefonds (zie toelichting 2.4.1). Per jaareinde 2017 bedroegen de activa van het garantiefonds in totaal 3,5 miljard EUR (2016: 1 miljard EUR), terwijl nog eens 2,6 miljard EUR (2016: 2,4 miljard EUR) toegezegd maar nog niet betaald is en in het gerapporteerde bedrag is opgenomen als „RAL” in toelichting 5.1.

4.1.2.    Garanties in verband met financiële bijstand (opgenomen en verstrekte leningen)

in miljoen EUR

 

31.12.2017

31.12.2016

Aangesproken

Niet aangesproken

Totaal

Aangesproken

Niet aangesproken

Totaal

EFSM

47 456

47 456

47 456

47 456

Betalingsbalans-steun (BB)

3 114

3 114

4 272

4 272

Macrofinanciële bijstand (MFB)

3 924

460

4 384

2 964

1 313

4 277

Euratom

250

250

500

252

300

552

Totaal

54 744

710

55 454

54 944

1 613

56 557

De EU-begroting staat borg voor de leningen die de Commissie in het kader van back-to-backverrichtingen opneemt om leningen aan lidstaten en niet-lidstaten te financieren). Deze opgenomen leningen zijn reeds als verplichting opgenomen op de balans van de EU (zie toelichting 2.11.1). In geval van wanprestatie voor de met deze ontleende middelen verstrekte back-to-backleningen zou de EU-begroting overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad het volledige verlies dragen:

de leningen die worden opgenomen om in het kader van het EFSM leningen te verstrekken, worden uitsluitend door de EU-begroting gewaarborgd;

de leningen die worden opgenomen ten behoeve van het betalingsbalansmechanisme, worden uitsluitend door de EU-begroting gewaarborgd;

MFB-leningen worden in eerste instantie gewaarborgd door het Garantiefonds voor extern optreden (zie toelichting 2.4.1) en vervolgens door de EU-begroting, en

garanties van derden dekken eerst het volledige bedrag van de uitstaande Euratomleningen. Het Garantiefonds dekt de externe leningen indien deze niet door de garanties van derden worden gedekt.

Door de EGKS in liquidatie uit ontleende middelen verstrekte leningen worden niet gedekt door een EU-begrotingsgarantie. Zij zijn gedekt door financiële activa van de EGKS in liquidatie (zie toelichting 2.4.1).

4.1.3.    Garanties voor financieringsinstrumenten van de EU

in miljoen EUR

 

31.12.2017

31.12.2016

Horizon 2020

1 297

921

Financieringsfaciliteit met risicodeling

654

711

Connecting Europe Facility

490

465

Overige

32

3

Totaal

2 473

2 101

Overeenkomstig artikel 140, lid 3, FR overschrijden de begrotingsuitgaven voor een financieringsinstrument en de financiële aansprakelijkheid van de Unie in geen geval het bedrag van de vastlegging die daarvoor in de begroting is gedaan, ten einde voorwaardelijke verplichtingen voor de begroting uit te sluiten. In de praktijk betekent dit dat deze verplichtingen een tegenhanger hebben aan de actiefzijde van de balans of worden gedekt door uitstaande begrotingsvastleggingen die nog niet als uitgave zijn geboekt. De voorwaardelijke verplichtingen hierboven zijn na aftrek van financiële voorzieningen voor de desbetreffende instrumenten (zie toelichting 2.10).

4.1.4.    Rechtszaken

in miljoen EUR

 

31.12.2017

31.12.2016

Geldboeten

3 242

1 834

Landbouw

1 737

1 711

Cohesie

3

3

Overige

481

600

Totaal

5 463

4 148

Geldboeten

Deze bedragen betreffen voornamelijk door de Commissie opgelegde geldboeten voor inbreuken op de mededingingsregels die voorlopig zijn betaald door de beboete ondernemingen en waartegen ofwel beroep is aangetekend of waarvan niet bekend is of er beroep tegen zal worden aangetekend. De voorwaardelijke verplichting wordt gehandhaafd totdat in de zaak definitief uitspraak is gedaan door het Hof van Justitie of tot het einde van de beroepstermijn. De rente op voorlopige betalingen wordt opgenomen in het economisch resultaat van het jaar en tevens als een voorwaardelijk passief vanwege de onzekerheid of de Commissie recht heeft op deze bedragen.

Mocht de EU in een of meerdere van deze zaken in het ongelijk worden gesteld, dan zou dit de EU-begroting niets kosten aangezien de geldboeten voorlopig zijn betaald en deze sommen hetzij op specifieke bankrekeningen zijn aangehouden (zie toelichting 2.8) of in het voor dit doel opgerichte BUFI-fonds (zie toelichting 2.4.1). De boetebedragen worden alleen in de begroting opgenomen als begrotingsontvangsten wanneer zij definitief zijn (artikel 83 FR).

Landbouw

Dit zijn voorwaardelijke passiva tegenover de lidstaten in verband met de ELGF-conformiteitsbesluiten en de financiële correcties voor plattelandsontwikkeling en pretoetreding, waarover het Hof van Justitie nog geen uitspraak heeft gedaan. De vaststelling van het definitieve bedrag van het passief alsook het jaar waarin het effect van een succesvol beroep ten laste van de begroting zal komen, zijn afhankelijk van de duur van de procedure voor het Hof van Justitie.

Cohesie

Dit zijn voorwaardelijke verplichtingen tegenover de lidstaten in verband met acties in het kader van het cohesiebeleid, waarover het Hof van Justitie nog geen uitspraak heeft gedaan of waarvoor het nog een hoorzitting moet vaststellen.

Andere rechtszaken

Deze rubriek heeft betrekking op twee schadevergoedingszaken die momenteel tegen de EU zijn ingeleid, op andere rechtsgeschillen en de geraamde gerechtskosten. Opgemerkt zij dat de eiser in een schadevordering krachtens artikel 288 van het EG-Verdrag moet aantonen dat de instelling een rechtsregel waarbij aan particulieren rechten worden verleend, op voldoende ernstige wijze heeft geschonden dat hij zelf reële schade heeft geleden en dat er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen de onwettige handeling en de schade.

4.2.   VOORWAARDELIJKE ACTIVA

in miljoen EUR

 

31.12.2017

31.12.2016

Ontvangen garanties:

 

 

Uitvoeringsgaranties

352

369

Overige garanties

22

28

Overige voorwaardelijke activa

34

34

Totaal

409

431

Uitvoeringsgaranties worden verlangd om ervoor te zorgen dat de begunstigden van middelen van de EU voldoen aan de verplichtingen van hun contract met de EU.

5.   VASTLEGGINGEN IN DE BEGROTING EN JURIDISCHE VERBINTENISSEN

Deze toelichting verschaft informatie over de begrotingsprocedure en de toekomstige financieringsbehoeften, niet over de verplichtingen per 31 december 2017.

Het door de lidstaten goedgekeurd meerjarig financieel kader (MFK) stelt de programma’s vast en de maximumbedragen („plafonds”) per rubriek voor vastleggingskredieten en de totale betalingskredieten waarvoor de EU vastleggingen in de begroting kan doen en juridische verbintenissen kan aangaan, en uiteindelijk betalingen kan verrichten, voor een periode van 7 jaar (zie tabel 1.1 van de toelichtingen bij de verslagen over de uitvoering van de begroting).

De MFK-plafonds zijn vastgesteld door de Raad (de lidstaten), met instemming van het Europees Parlement, en artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 betreffende de financiering van het GLB legt een rechtstreeks verband tussen het jaarlijkse maximum voor de uitgaven uit het ELGF en de MFK-verordening. Het Europees Parlement en de Raad hebben eveneens de respectieve basisbesluiten voor de ELGF-uitgaven vastgesteld waarin de uitgaven per lidstaat voor de gehele periode 2014-2020 zijn bepaald.

Juridische verbintenissen hebben betrekking op programma’s, projecten, overeenkomsten of ondertekende contracten die juridisch bindend zijn voor de EU. Het aangaan van een juridische verbintenis is de handeling waarbij de ordonnateur een verplichting (voor de EU) doet ontstaan of constateert die tot een last leidt (artikel 85 FR).

De vastlegging in de begroting vindt in beginsel plaats vóór de juridische verbintenis, maar voor bepaalde meerjarige programma’s/projecten is het andersom en worden de desbetreffende vastleggingen in jaartranches gedaan, gespreid over meerdere jaren, wanneer het basisbesluit daarin voorziet. Voor cohesie bijvoorbeeld, bepaalt artikel 76 van de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen (VGB — Verordening (EU) nr. 1303/2013) dat het besluit van de Commissie tot vaststelling van een programma een juridische verbintenis vormt in de zin van het Financieel Reglement, maar dat de vastleggingen in de begroting van de Unie voor elk programma gedurende de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2020 geschieden in jaarlijkse tranches voor elk fonds. Andere rechtsgrondslagen kunnen soortgelijke bepalingen bevatten. Om deze reden kan er sprake zijn van bedragen die de EU wettelijk verplicht is te betalen, maar ook wanneer het budgettair nog niet zijn vastgelegd (zie toelichtingen 5.2 en 5.3).

Verbintenissen waarvoor de vastlegging in de begroting is gedaan maar die vervolgens nog niet betaalbaar zijn gesteld, worden de „reste à liquider” (RAL) genoemd. Het kan gaan om, vaak meerjarige, programma’s of projecten waarvoor een verbintenis is aangegaan, maar die nog niet (volledig) zijn uitgevoerd. Deze vormen betalingsverplichtingen voor de volgende jaren. Omdat de financiële staten op transactiebasis worden opgesteld en de begrotingsuitvoeringsverslagen op kasbasis, is een deel van de totale nog betaalbaar te stellen vastleggingen (RAL) reeds geboekt als uitgave en als verplichting op de balans opgenomen (zie toelichtingen 2.12 en 2.13). De berekening van deze uitgaven is gebeurd hetzij op basis van ontvangen kostendeclaraties/facturen, hetzij van de geraamde stand van uitvoering van een programma of project wanneer nog geen declaraties bij de EU zijn ingediend (zie toelichting 5.1). Zodra de betalingen in verband met de RAL na 31 december 2017 worden gedaan, wordt de verplichting van de balans verwijderd. Het deel van de RAL dat nog niet als uitgave is opgenomen, is niet onder de verplichtingen opgenomen, maar wordt hieronder vermeld.

De onderstaande vermeldingen betreffen dus bedragen per 31 december 2017 tot de betaling waarvan de EU zich heeft verbonden mits aan de contractuele voorwaarden wordt voldaan en die worden gefinancierd uit toekomstige begrotingen van de EU.

in miljoen EUR

 

Toelichting

31.12.2017

31.12.2016

Nog betaalbaar te stellen begrotingsvastleggingen

5.1

221 391

189 881

Juridische verbintenissen van het huidige MFK, onder gedeeld beheer, in afwachting van uitvoering

5.2

211 688

276 351

Significante juridische verbintenissen in andere gebieden

5.3

20 030

22 275

Totaal

 

453 109

488 507

5.1.   NOG BETAALBAAR TE STELLEN BEGROTINGSVASTLEGGINGEN

in miljoen EUR

 

31.12.2017

31.12.2016

Nog betaalbaar te stellen begrotingsvastleggingen

221 391

189 881

Dit bedrag bestaat uit de budgettaire RAL („reste à liquider”) van 267 258 miljoen EUR (zie tabel 4.4 van de toelichtingen bij de verslagen over de uitvoering van de begroting), min de daarmee verband houdende bedragen die op de balans als verplichtingen en in de staat van de financiële resultaten als uitgaven zijn opgenomen. De budgettaire RAL is een bedrag dat de openstaande vastleggingen vertegenwoordigt waarvoor nog geen betalingen en/of vrijmakingen zijn gedaan. Zoals hierboven gezegd, is dit het normale gevolg van het bestaan van meerjarenprogramma’s.

Per 31 december 2017 bedroegen de uitstaande voorschotten in het kader van voorfinanciering in totaal 49 miljard EUR (zie toelichting 2.5). Het gaat om vastleggingen in de begroting waarvoor betalingen zijn gedaan, die de RAL dus verminderen, maar waarbij de uitbetaalde bedragen worden geacht nog steeds aan de EU toe te behoren en niet aan de begunstigde, totdat de contractuele verplichtingen zijn vervuld. Zij zijn dus zoals de hierboven vermelde RAL nog niet als uitgave geboekt.

5.2.   JURIDISCHE VERBINTENISSEN VAN HET HUIDIGE MFK, ONDER GEDEELD BEHEER, IN AFWACHTING VAN UITVOERING

in miljoen EUR

Fonds

Financieel kader 2014-2020 (A)

Gesloten juridische verbintenissen (B)

In de begroting opgenomen vastleggingen (C)

Vrijmakingen (D)

Beschikbare begroting van het MFK (= A–C)

Juridische verbintenissen minus vastleggingen in de begroting (=B–C+D)

Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds

262 058

262 058

140 302

121 756

121 756

Europees Sociaal Fonds

91 991

91 991

51 813

40 178

40 178

Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD)

3 814

3 814

2 114

1 699

1 699

RUBRIEK 1B: MIDDELEN VOOR HET COHESIEBELEID

357 862

357 862

194 229

163 633

163 633

Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling

99 343

99 343

56 401

42 942

42 942

Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij

5 749

5 749

3 210

2 539

2 539

RUBRIEK 2: NATUURLIJKE HULPBRONNEN

105 093

105 093

59 611

45 482

45 482

Fonds voor asiel en migratie

5 391

4 233

2 794

2 597

1 439

Fonds voor interne veiligheid

2 812

2 635

1 500

1 311

1 134

RUBRIEK 3: VEILIGHEID EN BURGERSCHAP

8 202

6 868

4 294

3 908

2 573

Totaal

471 157

469 822

258 134

213 023

211 688

Dit zijn juridische verplichtingen tot betaling waartoe de EU zich heeft verbonden bij de vaststelling van de operationele programma’s onder gedeeld beheer. Het besluit van de Commissie tot vaststelling van een operationeel programma vormt een financieringsbesluit in de zin van artikel 84 FR en vormt na kennisgeving aan de betrokken lidstaat een juridische verbintenis in de zin van dat reglement.

Artikel 76 van de VGB voor de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF) luidt als volgt:

„De vastleggingen van de Unie voor elk programma geschieden in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 in jaarlijkse tranches voor elk Fonds. De vastleggingen in verband met de prestatiereserve in elk programma geschieden afzonderlijk van de rest van de toewijzing aan het programma.”

De tabel hierboven begint met het totale MFK (kolom A) en toont de juridische verbintenissen waarvoor nog geen bedragen in de begroting zijn vastgelegd en, ter informatie, de maximale vastleggingen voor de plafonds van de rubrieken 1B, 2 en 3 van het MFK 2014-2020. Deze juridische verbintenissen zijn de uitstaande bedragen waarvoor de EU een vastlegging in de begroting zal doen en betaalbaar zal stellen na 31 december 2017. Kolom B bevat de door de Commissie aangegane juridische verbintenissen per jaareinde en kolom C de begrotingsvastleggingen met betrekking tot deze juridische verbintenissen per jaareinde. Per 31 december 2017 waren geen vrijmakingen (kolom D) verricht.

5.3.   SIGNIFICANTE JURIDISCHE VERBINTENISSEN IN ANDERE GEBIEDEN

in miljoen EUR

 

31.12.2017

31.12.2016

Connecting Europe Facility

12 676

13 799

Copernicus

1 841

2 393

ITER

1 496

1 891

Galileo

253

523

Visserijovereenkomsten

133

247

Vastleggingen voor operationele leases

2 577

2 419

Overige contractuele verbintenissen

1 054

1 003

Totaal

20 030

22 275

Deze bedragen omvatten de juridische verbintenissen op lange termijn waarvoor nog geen vastleggingen in de begroting waren gedaan per jaareinde. Deze bindende verplichtingen zullen in jaarlijkse tranches worden gebudgetteerd de komende jaren en betaalbaar gesteld.

Sommige belangrijke programma’s (zie hieronder) kunnen worden uitgevoerd door middel van jaarlijkse tranches, overeenkomstig artikel 85, lid 4, FR. Zo kan de EU juridische verbintenissen aangaan (subsidieovereenkomsten, delegatieovereenkomsten en contracten voor opdrachten afsluiten) voor meer dan de beschikbare vastleggingskredieten van een bepaald jaar. Bijgevolg kan het zijn dat een aanzienlijk deel van de totale toewijzing voor het huidige MFK reeds is vastgelegd. Dit geldt met name voor de volgende programma’s:

Connecting Europe Facility (CEF)

De CEF verstrekt financiële steun aan trans-Europese netwerken voor projecten van gemeenschappelijk belang in de sectoren vervoer, telecommunicatie en energie-infrastructuur. De juridische verbintenissen voor het CEF-programma bestrijken de periode van 2014 tot 2020 voor CEF-Vervoer en tot 2021 voor de CEF-Energie. De rechtsgrondslag is Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010 — Voor de EER relevante tekst (PB L 348 van 20 december 2013), die in artikel 19 voorziet in het gebruik van jaarlijkse tranches.

Copernicus

Copernicus is het Europese programma voor aardobservatie (zie ook toelichting 2.2). De vastleggingen gelden voor de periode tot en met 2020. Op grond van Verordening (EU) nr. 377/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3. aprili 2014 (PB L 122/44 van 24. aprili 2014) ondertekende de Commissie delegatieovereenkomsten met het Europees Ruimteagentschap (ESA), Eumetsat en het Europees Centrum voor weersvoorspellingen op middellange termijn. Artikel 8 van Verordening (EU) nr. 377/2014 staat het gebruik van jaarlijkse tranches toe.

Internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER)

De vastleggingen dienen ter dekking van de toekomstige financieringsbehoeften van de ITER-faciliteiten tot 2021. De bijdrage van de EU (Euratom) aan ITER International wordt gegeven via de Gemeenschappelijke Onderneming Fusion for Energy, en omvat ook de bijdragen van de lidstaten en van Zwitserland. De verbintenissen zijn aangegaan op grond van Besluit 2013/791/Euratom van de Raad van 13 december 2013 houdende wijziging van Besluit 2007/198/Euratom tot oprichting van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie, waarin toestemming wordt gegeven voor het gebruik van jaarlijkse tranches. ITER werd opgericht om de ITER-faciliteiten te beheren, de exploitatie van de ITER-faciliteiten aan te moedigen, om de kennis over fusie-energie van het grote publiek alsook de aanvaarding ervan te bevorderen, en om alle andere activiteiten te verrichten die nodig zijn om het doel van ITER te bereiken. Bij ITER zijn de EU, China, India, Rusland, Zuid-Korea, Japan en de VS betrokken.

Galileo

Dit zijn bedragen die zijn vastgelegd voor het Galileo-programma voor de ontwikkeling van een Europees wereldwijd systeem voor nagivatie per satelliet (zie ook toelichting 2.2). De vastleggingen gelden voor de periode tot en met 2020. Op grond van Verordening (EU) nr. 1285/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 (PB L 347/1 van 20 december 2013) heeft de Commissie een delegatieovereenkomst met ESA ondertekend. Artikel 9 van Verordening (EU) nr. 1285/2013 staat het gebruik van jaarlijkse tranches toe.

Visserijovereenkomsten

Dit zijn verbintenissen tot 2020 met derde landen uit hoofde van internationale visserijovereenkomsten. Zij zijn aangegaan op grond van besluiten van de Raad voor elk derde land (bv. Besluit (EU) 2015/1894 van de Raad van 5 oktober 2015 betreffende de sluiting van het Protocol tussen de Europese Unie en de Republiek Kaapverdië tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië; PB L 277 van 22 oktober 2015). Het gaat hier om specifieke internationale verdragen waarbij meerjarige rechten en verplichtingen zijn vastgesteld.

Vastleggingen voor operationele leases

De volgende minimumbedragen zijn vastgelegd voor betaling overeenkomstig de onderliggende contracten tijdens de verdere looptijd van deze leasecontracten:

in miljoen EUR

 

Minimale leasebetalingen

 

< 1 jaar

1-5 jaar

> 5 jaar

Totaal

Gebouwen

374

1 106

1 078

2 558

IT-materiaal en overige uitrusting

7

13

0

21

Totaal

380

1 120

1 078

2 577

Overige contractuele verbintenissen

De opgegeven bedragen stemmen overeen met bedragen waarvoor verbintenissen zijn aangegaan die nog in de loop van de contracten moeten worden betaald. Het belangrijkste hier vermelde bedrag heeft betrekking op bouwcontracten van het Europees Parlement (175 miljoen EUR).

6.   FINANCIEEL RISICOBEHEER

De hieronder verschafte informatie met betrekking tot het beheer van de financiële risico's van de EU heeft betrekking op:

Opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand van de Commissie via: het EFSM, de BB, de MFB en Euratom-acties en leningen uit geleende middelen van de EGKS in liquidatie;

de kasverrichtingen die door de Commissie zijn verricht om de EU-begroting uit te voeren, met inbegrip van het ontvangen van geldboeten;

Activa aangehouden in fondsen voor begrotingsgaranties: Het Garantiefonds voor externe acties en het garantiefonds van het EFSI, en

Financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd.

6.1.   TYPES RISICO

Marktrisico is het risico dat de reële waarde of toekomstige kasstromen van een financieel instrument zullen schommelen als gevolg van variaties in de marktprijzen. Marktrisico bestaat niet alleen uit potentieel verlies, maar ook uit potentiële baten. Het omvat het valutarisico, het renterisico en overige prijsrisico's (de EU heeft geen materiële overige prijsrisico's).

Valutarisico is het risico dat de verrichtingen van de EU of de waarde van haar investeringen beïnvloed zullen worden door veranderingen in de wisselkoers. Dit risico vloeit voort uit de verandering van de koers van de ene valuta tegenover een andere.

Renterisico is de mogelijkheid dat de waarde van een effect, en dan vooral een obligatie, vermindert door een stijging van de rentevoet. Over het algemeen leiden hogere rentevoeten tot lagere prijzen van obligaties met vaste rentevoet en omgekeerd.

Kredietrisico is het risico van verlies doordat een schuldenaar/leningnemer een lening of een andere kredietlijn (hoofdsom of rente (coupon) of beide) niet betaalt of op een andere manier zijn contractuele verplichtingen niet nakomt. Het kan gaan om laattijdige terugbetalingen, herstructurering van de terugbetalingen van de leningnemer en faillissement.

Liquiditeitsrisico is het risico dat een actief moeilijk te gelde kan worden gemaakt; bv. het risico dat een bepaald effect of actief niet snel genoeg kan worden verhandeld op de markt om een verlies te voorkomen of een verplichting na te komen.

6.2.   BELEID INZAKE RISICOBEHEER

De uitvoering van de EU-begroting berust steeds meer op het gebruik van financieringsinstrumenten bij operationele programma’s. In tegenstelling tot de traditionele begrotingsuitvoeringsmethode van subsidieverstrekking is de grondgedachte achter deze aanpak dat voor elke via de financiële instrumenten uitgegeven euro de eindbegunstigde meer dan 1 euro aan financiële steun ontvangt als gevolg van het hefboomeffect. Dit gebruik van de EU-begroting maximaliseert het effect van de beschikbare middelen. Zie toelichting 2.4.1 voor meer informatie over de betrokken bedragen.

Voor de meeste financieringsinstrumenten geldt dat de uitvoering ofwel aan de EIB-groep (inclusief het EIF), ofwel aan andere financiële instellingen wordt gedelegeerd op basis van een overeenkomst tussen de Europese Commissie en de financiële instelling. De met deze financiële instellingen ondertekende overeenkomsten bevatten strikte voorwaarden en verplichtingen voor de intermediairs om te garanderen dat EU-geld goed wordt beheerd en er goed verslag over wordt uitgebracht. Als eenmaal een financiële bijdrage aan een van de instrumenten is toegewezen, worden de middelen naar een speciaal hiervoor geopende bankrekening (d.w.z. een fiduciaire rekening) van de financiële instelling overgedragen. De financiële instelling kan, afhankelijk van het instrument in kwestie, de middelen op deze fiduciaire rekening gebruiken om leningen te verstrekken, schuldinstrumenten uit te geven, te beleggen in vermogensinstrumenten of aanspraken op garanties te honoreren. De opbrengsten van financieringsinstrumenten moeten, als algemene regel, aan de EU-begroting worden teruggestort.

Het risico ten aanzien van deze financieringsinstrumenten is doorgaans begrensd tot een maximum dat in de onderliggende overeenkomsten is vastgesteld en dat overeenkomt met het in de begroting opgenomen bedrag dat voor het instrument is voorzien. Omdat de Commissie vaak het eerste verlies draagt, en omdat de instrumenten bedoeld zijn om risicovollere begunstigen te financieren (die moeilijkheden ondervinden om middelen van commerciële kredietverstrekkers te verkrijgen), ligt het in de lijn der verwachtingen dat de EU-begroting met een aantal verliezen te maken zal krijgen.

Waardering van financiële instrumenten

De volgende categorieën van financiële activa en verplichtingen worden niet gewaardeerd tegen reële waarde: geldmiddelen en kasequivalenten, verstrekte leningen, vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie, opgenomen leningen en andere financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs. De boekwaarde van die financiële activa en passiva wordt beschouwd als een redelijke schatting van de reële waarde ervan.

Opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand

De leningtransacties alsmede het daarmee samenhangende beheer van de kasmiddelen worden door de EU verricht overeenkomstig de respectieve verordeningen van de Raad en het EP, besluiten van de Raad en, indien van toepassing, op basis van interne richtsnoeren. Er zijn schriftelijke procedurehandleidingen opgesteld die betrekking hebben op specifieke terreinen, zoals opgenomen leningen, verstrekte leningen en het beheer van kasmiddelen, die door de betrokken operationele eenheden worden gebruikt. In de regel worden geen afdekkingsactiviteiten („hedging”) verricht om rente- of valutaschommelingen te compenseren, aangezien verstrekte leningen doorgaans door middel van opgenomen back-to-backleningen worden gefinancierd en er dus geen open rente- of valutaposities ontstaan. De toepassing van het back-to-backbeginsel wordt op gezette tijden gecontroleerd.

Kasverrichtingen

De voorschriften en beginselen voor het beheer van de kasverrichtingen van de Commissie zijn vastgelegd in Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad (gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) 2016/804 van de Raad) en in het Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften daarvan.

Als gevolg van de bovenvermelde regelgeving zijn de volgende hoofdprincipes van toepassing:

de eigen middelen worden door de lidstaten betaald op rekeningen die daartoe op naam van de Commissie werden geopend bij de schatkist van elke lidstaat of bij de centrale bank van de lidstaat. De Commissie mag slechts geld van de bovenvermelde rekeningen afhalen om aan haar behoeften aan kasmiddelen te voldoen;

de eigen middelen worden door de lidstaten betaald in hun eigen nationale munt, terwijl de betalingen door de Commissie meestal in euro luiden;

bankrekeningen die zijn geopend in naam van de Commissie mogen niet worden overschreden. Deze beperking geldt niet voor de eigenmiddelenrekening van de Commissie in geval van wanbetaling met betrekking tot leningen die overeenkomstig de verordeningen en besluiten van de Raad van de EU zijn gesloten of gewaarborgd en, onder bepaalde voorwaarden, wanneer de kasmiddelenbehoeften de rekeningactiva overtreffen;

het saldo van rekeningen die luiden in andere munten dan de euro, wordt ofwel gebruikt voor betalingen in dezelfde munt, ofwel periodiek omgezet in euro.

Naast de eigenmiddelenrekeningen heeft de Commissie nog andere bankrekeningen geopend bij centrale banken en commerciële banken om andere betalingen te verrichten en te ontvangen dan de bijdragen van de lidstaten aan de begroting.

De kasverrichtingen en de betalingen zijn sterk geautomatiseerd en maken gebruik van moderne informaticasystemen. Er worden specifieke procedures toegepast om de veiligheid van het systeem te waarborgen en om te garanderen dat de taken gescheiden worden conform het Financieel Reglement, de interne controlenormen van de Commissie en de controleprincipes.

Een op schrift gestelde reeks richtsnoeren en procedures regelt het beheer van de kasverrichtingen en betalingen van de Commissie met als doel het operationele en financiële risico te beperken en een gepast controleniveau te waarborgen. Zij betreffen de verschillende werkingsgebieden (bijvoorbeeld: uitvoering van betalingen en beheer van de liquide middelen, prognoses van de kasmiddelen, bedrijfscontinuïteit enz.) en de naleving van de richtsnoeren en procedures wordt periodiek gecontroleerd. Daarnaast vindt gegevensuitwisseling plaats tussen het directoraat-generaal Begroting en het directoraat-generaal Economische en Financiële Zaken over risicobeheer en beste werkmethoden.

Geldboeten

Voorlopig geïnde geldboeten: deposito's

Vóór 2010 ontvangen bedragen blijven op bankrekeningen staan bij banken die specifiek geselecteerd zijn voor het deponeren van voorlopig geïnde geldboeten. De selectie van banken vindt plaats volgens de aanbestedingsprocedures die in het Financieel Reglement zijn vastgesteld. De plaatsing van middelen bij specifieke banken wordt bepaald op grond van het intern risicobeheerbeleid waarin bepaalde eisen zijn vastgesteld qua kredietrating en het bedrag van de middelen die in verhouding tot het vermogen van de tegenpartij kunnen worden geplaatst. Financiële en operationele risico's worden vastgesteld en beoordeeld en de naleving van het interne beleid en de interne procedures wordt periodiek gecontroleerd.

Voorlopig geïnde geldboeten: BUFI-portefeuille

Met ingang van 2010 worden voorlopig geïnde geldboeten gestort in een speciaal daartoe gecreëerde portefeuille, BUFI genoemd. De belangrijkste doelstellingen van de portefeuille zijn de vermindering van de risico's die met de financiële markten gepaard gaan, en de gelijke behandeling van alle entiteiten waaraan een geldboete is opgelegd door een gewaarborgd rendement aan te bieden dat op dezelfde grondslag is berekend. De Commissie verricht het activabeheer voor voorlopig geïnde geldboeten overeenkomstig interne richtsnoeren inzake activabeheer. Er zijn procedurehandleidingen opgesteld die betrekking hebben op specifieke terreinen, zoals het beheer van kasmiddelen, die door de betrokken operationele eenheden worden gebruikt. Financiële en operationele risico's worden vastgesteld en beoordeeld en de naleving van de interne richtsnoeren en procedures wordt periodiek gecontroleerd.

Het activabeheer is erop gericht de aan de Commissie voorlopig betaalde boeten op zodanige wijze te beleggen dat:

gemakkelijk over het geld kan worden beschikt wanneer dat nodig is, en

het in normale omstandigheden een rendement oplevert dat gemiddeld gelijk is aan het rendement van de BUFI-referentiebelegging minus gemaakte kosten, waarbij het nominale bedrag van de boeten dient te worden beschermd.

Beleggingen blijven in beginsel beperkt tot de volgende categorieën: termijndeposito's bij de centrale banken van de lidstaten, de agentschappen voor de schuld van de landen van de eurozone, banken die volledig in handen van de overheid zijn of onder staatswaarborg werken, of supranationale instellingen, en obligaties, depositocertificaten en ander papier uitgegeven door ofwel nationale ofwel supranationale instellingen.

Financiële garanties

Er zijn voor aanzienlijke bedragen garanties van financiële instellingen verstrekt aan de Commissie in verband met de geldboeten die zij oplegt aan bedrijven die de EU-mededingingsregels niet naleven (zie toelichting 2.6.1.2). De bedrijven die een geldboete moeten betalen, verstrekken deze garanties als een alternatief voor voorlopige betalingen. De garanties worden beheerd overeenkomstig het interne risicobeheerbeleid. Financiële en operationele risico's worden vastgesteld en beoordeeld en de naleving van het interne beleid en de interne procedures wordt periodiek gecontroleerd.

Garantiefonds voor externe acties

De regels en beginselen voor het beheer van de activa van het Garantiefonds zijn vastgelegd in de overeenkomst tussen de Commissie en de EIB van 25 november 1994 en de latere wijzigingen daarvan van 17/23 september 1996, 8 mei 2002, 25 februari 2008 en 9 november 2010. Dit garantiefonds werkt enkel met de euro als valuta. Het belegt uitsluitend in deze valuta teneinde wisselkoersrisico's te vermijden. Het beheer van de activa is gebaseerd op de traditionele regels inzake behoedzaamheid die worden gehanteerd voor financiële activiteiten. Er wordt bijzondere aandacht besteed aan de vermindering van de risico's en er wordt voor gezorgd dat de beheerde activa een voldoende mate van liquiditeit en overdraagbaarheid hebben, gelet op de gedekte verplichtingen.

EFSI-garantiefonds

Het EFSI garantiefonds werd opgericht bij Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2015 (gewijzigd bij Verordening (EU) 2017/2396 van 13 december 2017). De regels en beginselen voor het beheer van de activa van het fonds zijn vastgelegd in Besluit van de Commissie C(2016) 165 van 21 januari 2016. De beheerde activa moeten voorzien in voldoende liquiditeit met betrekking tot de potentiële garantieverzoeken maar moeten zij gericht blijven op een niveau van rendement en risico dat verenigbaar is met het behoud van een hoge graad van zekerheid en stabiliteit.

6.3.   VALUTARISICO

Valutarisico voor de financiële instrumenten van de EU aan het einde van het jaar — nettopositie

in miljoen EUR

 

31.12.2017

USD

GBP

DKK

SEK

EUR

Overige

Totaal

Financiële activa

 

 

 

 

 

 

 

Voor verkoop beschikbare financiële activa

680

57

17

56

12 806

16

13 632

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

(632)

655

23

Leningen  (10)

6

0

123

7

137

Vorderingen en verhaalbare bedragen

15

549

63

86

11 591

62

12 366

Geldmiddelen en kasequivalenten

49

3 180

27

693

18 468

1 694

24 111

 

118

3 787

107

835

43 642

1 779

50 268

Financiële verplichtingen

 

 

 

 

 

 

 

Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde via veranderingen in overschot/tekort

(2)

(2)

Crediteuren

(4)

(2)

(0)

(1)

(39 029 )

(12)

(39 048 )

 

(4)

(2)

(0)

(1)

(39 029 )

(14)

(39 050 )

Totaal

114

3 785

107

834

4 613

1 765

11 218


in miljoen EUR

 

31.12.2016

USD

GBP

DKK

SEK

EUR

Overige

Totaal

Financiële activa

 

 

 

 

 

 

 

Voor verkoop beschikbare financiële activa

228

58

14

42

10 080

21

10 442

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

(49)

50

0

Leningen  (10)

4

0

329

10

343

Vorderingen en verhaalbare bedragen

1

593

51

81

10 888

8

11 622

Geldmiddelen en kasequivalenten

39

2 394

428

1 220

22 387

2 117

28 585

 

222

3 045

493

1 342

43 734

2 156

50 993

Financiële verplichtingen

 

 

 

 

 

 

 

Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde via veranderingen in overschot/tekort

(100)

100

(1)

Crediteuren

(1)

(5)

(0)

(0)

(39 983 )

(16)

(40 005 )

 

(101)

(5)

(0)

(0)

(39 883 )

(16)

(40 005 )

Totaal

121

3 040

493

1 342

3 851

2 140

10 987

Indien de euro ten opzichte van andere munteenheden met 10 % zou zijn toegenomen, zou dit het volgende effect hebben:

in miljoen EUR

 

Economisch resultaat

USD

GBP

DKK

SEK

2017

(5)

(339)

(8)

(71)

2016

(4)

(272)

(43)

(118)


in miljoen EUR

 

Nettoactiva

USD

GBP

DKK

SEK

31.12.2017

(5)

(5)

(2)

(5)

31.12.2016

(7)

(5)

(1)

(4)

Indien de EUR 10 % zwakker was geworden ten opzichte van deze munteenheden, zou dit het volgende effect hebben gehad:

in miljoen EUR

 

Economisch resultaat

USD

GBP

DKK

SEK

2017

6

414

10

87

2016

5

332

53

145


in miljoen EUR

 

Nettoactiva

USD

GBP

DKK

SEK

31.12.2017

7

6

2

6

31.12.2016

9

6

2

5

Opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand

De meeste financiële activa en verplichtingen zijn in euro uitgedrukt, dus in die gevallen wordt de EU niet blootgesteld aan een valutarisico. Via het financiële instrument Euratom verstrekt de EU echter leningen die in Amerikaanse dollar (USD) zijn uitgedrukt en die gefinancierd zijn met leningen van hetzelfde bedrag in USD (back-to-back-verrichtingen). Op de balansdatum wordt de EU niet blootgesteld aan een valutarisico in verband met Euratom.

Kasverrichtingen

De eigen middelen die door de lidstaten in andere valuta's dan de euro worden betaald, worden overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad (gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) 2016/804 van de Raad) aangehouden op de eigenmiddelenrekeningen. Zij worden in euro omgezet wanneer dat nodig is om betalingen uit te voeren. De procedures die voor het beheer van deze middelen moeten worden gevolgd, zijn in bovengenoemde verordening vastgesteld. Af en toe worden zij onmiddellijk gebruikt voor betalingen die in dezelfde valuta worden uitgevoerd.

De Commissie houdt bij commerciële banken een aantal rekeningen aan in andere Europese munten dan in euro en in Amerikaanse dollar en Zwitserse frank, om betalingen in deze valuta's te verrichten. Deze rekeningen worden aangevuld naargelang het bedrag van de te verrichten betalingen, zodat er geen blootstelling van het saldo aan valutarisico's aanwezig is.

Wanneer diverse bedragen (behalve eigen middelen) in andere munten dan de euro worden ontvangen, worden zij ofwel overgeschreven naar andere rekeningen van de Commissie in dezelfde valuta wanneer dat nodig is om de uitvoering van betalingen te dekken, ofwel omgezet in euro en overgeschreven naar andere rekeningen in euro. Gelden ter goede rekening in andere munten dan de euro worden aangevuld naargelang de verwachte behoefte aan plaatselijke betalingen op korte termijn in dezelfde munten. De saldi op deze rekeningen worden onder hun respectieve bovengrenzen gehouden.

Geldboeten

Voorlopig geïnde geldboeten (deposito’s en BUFI-portefeuille) en bankgaranties

Aangezien alle opgelegde boeten in euro worden betaald, is er geen valutarisico.

Garantiefonds voor externe acties

De financiële activa van dit fonds zijn in euro uitgedrukt en daarom is er geen valutarisico. De leningen waarvoor subrogatie door de EU heeft plaatsgevonden door een beroep te doen op het fonds na wanbetalingen door de ontvanger van een lening, worden in de oorspronkelijke munteenheid verricht en daarom wordt de EU aan valutarisico blootgesteld. Er zijn geen afdekkingsactiviteiten („hedging”) om valutaschommelingen te compenseren door de onzekerheid over de timing van de terugbetaling van leningen.

EFSI-garantiefonds

Het EFSI-garantiefonds is momenteel actief in zowel de euro als de US-dollar. In december 2016 vonden de eerste beleggingen in vastrentende schuldbewijzen in USD (VS-schatkistpapier) plaats om de rendementen te verbeteren en het marktrisico te diversifiëren door middel van posities op de Amerikaanse markt. Het valutarisico wordt beheerst door het aangaan van derivaatcontracten (valutatermijncontracten) ter afdekking van de marktwaarde van de beleggingsportefeuille in USD. De limiet voor niet-afgedekte valutarisico’s is vastgesteld op 1 % van de totale waarde van de portefeuille, binnen de benchmark en de toewijzingen van de strategie voor het jaar. Bijgevolg zouden opwaartse of neerwaartse bewegingen van de marktwaarde van de beleggingen in USD boven of onder de limiet van 1 % leiden tot een herbalanceringstransactie (een nieuw termijncontract in dezelfde of in tegenovergestelde richting) om de afgedekte positie te corrigeren of om te keren. Een correctie van de afdekking kan ook in gang worden gezet door schommelingen van de EUR/USD-wisselkoers.

6.4.   RENTERISICO

De onderstaande tabel toont de rentegevoeligheid van voor verkoop beschikbare financiële activa bij een mogelijke wijziging in de rentevoet van +/- 100 basispunten (1 %).

in miljoen EUR

 

Stijging (+)/daling (-) in basispunten

Effect op de nettoactiva

31.12.2017 Voor verkoop beschikbare financiële activa

+100

(359)

-100

382

31.12.2016 Voor verkoop beschikbare financiële activa

+100

(291)

-100

313

Opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand

Gezien de aard van de verstrekte en opgenomen leningen heeft de EU aanzienlijke rentedragende activa en passiva. De renterisico's die voortvloeien uit opgenomen leningen worden echter gecompenseerd door verstrekte leningen waarvan de termijnen en voorwaarden vergelijkbaar zijn (back-to-backverrichtingen).

Kasverrichtingen

Voor de thesaurie van de Commissie worden geen leningen opgenomen. Daarom is zij niet blootgesteld aan een renterisico. De rente wordt echter berekend op saldi die op verschillende bankrekeningen worden aangehouden. De Commissie heeft daarom maatregelen getroffen om ervoor te zorgen dat de verkregen rente overeenstemt met de marktrente en de mogelijke schommelingen daarvan.

Rekeningen geopend bij schatkisten van lidstaten leveren geen rente op en zijn vrij van kosten. Voor rekeningen bij nationale centrale banken kan een vergoeding worden ontvangen volgens de door elke instantie gehanteerde officiële tarieven. Aangezien sommige van de vergoedingen voor deze rekeningen momenteel negatief kunnen zijn, worden procedures voor kasmiddelenbeheer toegepast om de op deze rekeningen aangehouden saldi zo klein mogelijk te houden.

Bovendien worden de eigenmiddelenrekeningen beschermd tegen de gevolgen van negatieve rente overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad, gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) 2016/804 van de Raad.

Overnightsaldi op rekeningen die bij commerciële banken worden aangehouden, leveren dagelijks rente op. Deze is gebaseerd op de variabele marktrente waarop een contractuele marge (positief of negatief) wordt toegepast. De tarieven die door commerciële banken worden toegepast kennen over het algemeen contractueel een bodemrente van nul. De Commissie loopt dus geen risico dat zij een rente ontvangt die lager ligt dan de geldende markttarieven.

Geldboeten

Voorlopig geïnde geldboeten (deposito’s en BUFI-portefeuille) en bankgaranties

De voorlopig geïnde geldboeten worden belegd in een portefeuille van geldmarktinstrumenten en langlopende obligaties met een gemiddelde looptijd van 2,6 jaar.

Garantiefonds voor externe acties

De middelen van het Garantiefonds worden belegd in een portefeuille van geldmarktinstrumenten en langlopende obligaties met een gemiddelde totale portefeuilleduur van 2,93 jaar

EFSI-garantiefonds

De middelen van het EFSI-garantiefonds worden belegd in een portefeuille van geldmarktinstrumenten en langlopende obligaties met een gemiddelde totale portefeuilleduur van 3,5 jaar.

6.5.   KREDIETRISICO

De bedragen die de blootstelling van de EU aan kredietrisico aan het eind van de verslagperiode weerspiegelen, zijn de boekwaarden van de financiële instrumenten als vermeld in toelichting 2.

Leeftijdsanalyse van de financiële activa die niet zijn afgewaardeerd

in miljoen EUR

 

Totaal

Noch vervallen, noch afgewaardeerd

Vervallen maar niet afgewaardeerd

< 1 jaar

1-5 jaar

> 5 jaar

Verstrekte leningen

54 981

54 980

0

Vorderingen en verhaalbare bedragen

12 366

8 905

2 894

359

208

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

23

23

Totaal op 31.12.2017

67 369

63 908

2 894

359

208

Verstrekte leningen

55 477

55 476

1

Vorderingen en verhaalbare bedragen

11 622

10 310

130

909

273

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

0

0

Totaal op 31.12.2016

67 099

65 786

131

909

273

Vorderingen en verhaalbare bedragen op 1 tot 5 jaar omvatten verhaalbare bedragen in verband met boeten in mededingingszaken ten belope van 278 miljoen EUR (2016: 870 miljoen EUR) die in belangrijke mate gezekerd zijn met bankgaranties, waardoor de Commissie weinig kredietrisico loopt. De bedrijven die een geldboete moeten betalen, verstrekken deze garanties als een alternatief voor voorlopige betalingen.

Kredietkwaliteit van financiële activa die noch vervallen, noch afgewaardeerd zijn

in miljoen EUR

 

31.12.2017

VVB (11)

Financiële activa RWOT (12)

Leningen en vorderingen (13)

Contanten

Totaal

Tegenpartijen met externe rating

 

 

 

 

 

Beste en uitstekende rating

8 068

16

3 132

19 261

30 477

Rating hoge middenklasse

1 794

23 879

3 977

29 650

Rating lage middenklasse

2 186

28 041

463

30 691

Niet-investeringswaardig

4 087

389

4 476

 

12 048

16

59 139

24 090

95 293

Tegenpartijen zonder externe rating

 

 

 

 

 

Groep 1

6

4 745

21

4 772

Groep 2

1

1

 

6

4 746

21

4 773

Totaal

12 048

23

63 885

24 111

100 067


in miljoen EUR

 

31.12.2016

 

VVB (11)

Financiële activa RWOT (12)

Leningen en vorderingen (13)

Contanten

Totaal

Tegenpartijen met externe rating

 

 

 

 

 

Beste en uitstekende rating

6 451

3 386

21 990

31 828

Rating hoge middenklasse

1 412

23 826

5 325

30 563

Rating lage middenklasse

1 056

4 532

492

6 081

Niet-investeringswaardig

27 724

744

28 468

 

8 920

59 469

28 552

96 941

Tegenpartijen zonder externe rating

 

 

 

 

 

Groep 1

0

6 238

33

6 272

Groep 2

79

79

 

0

6 317

33

6 351

Totaal

8 920

0

65 786

28 585

103 292

In bovenstaande tabel zijn voor verkoop beschikbare financiële activa in de vorm van eigenvermogensinstrumenten zonder externe kredietrating niet meegenomen. De vier hierboven vermelde risicocategorieën zijn in beginsel gebaseerd op de ratingcategorieën van externe ratingagentschappen en hebben betrekking op:

Beste en uitstekende rating: Moody P-1, Aaa — Aa3; S&P A-1+, A-1, AAA — AA -; Fitch F1+, F1, AAA — AA- en gelijkwaardig

Rating hoge middenklasse: Moody P-2, A1 — A3; S&P A-2, A+ — A-; Fitch F2, A+ — A- en gelijkwaardig

Rating lage middenklasse: Moody P-3, Baa1 — Baa3, S&P A-3, BBB+ — BBB-; Fitch F-3, BBBB+ — BBB- en gelijkwaardig

Niet-investeringswaardig: Moody not prime, Ba1 — C; S&P B, C, BB+ — D; Fitch B, C, BB+ — D en gelijkwaardig

De EU gebruikt deze ratingcategorieën van externe agentschappen voornamelijk als referentie voor financiële instrumenten en commerciële banken, maar kan de bedragen na haar eigen analyse van individuele gevallen ook in een van de bovengenoemde risicocategorieën houden, ook al heeft een van de bovengenoemde ratingagentschappen de rating van de desbetreffende tegenpartij verlaagd. Wat de tegenpartijen zonder rating betreft, heeft groep 1 betrekking op debiteuren zonder wanbetalingen in het verleden en groep 2 op debiteuren met wanbetalingen in het verleden.

De hierboven weergegeven bedragen onder „leningen en vorderingen”, ingedeeld in „non-investment grade”, hebben voornamelijk betrekking op financieel steunkrediet van de Commissie aan lidstaten in financiële moeilijkheden en vorderingen op bepaalde lidstaten op basis van het eigenmiddelenbesluit of een andere rechtsgrondslag. Het bedrag onder „Contanten” heeft betrekking op bij de schatkist of in de centrale banken van de lidstaten geopende eigenmiddelenrekeningen om de eigenmiddelenbijdragen aan te houden zoals voorzien in de bovenvermelde verordening. De Commissie mag slechts geld van deze rekeningen afhalen om aan haar behoeften aan kasmiddelen als gevolg van de uitvoering van de begroting te voldoen.

Opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand

De blootstelling aan kredietrisico wordt in de eerste plaats beheerd door garanties van landen te krijgen in het geval van Euratom, dan via het Garantiefonds voor externe maatregelen (MFB en Euratom), dan via de mogelijkheid de nodige middelen te onttrekken uit de eigenmiddelenrekeningen van de Commissie bij de lidstaten en uiteindelijk via de begroting van de EU.

In de eigenmiddelenwetgeving is het plafond voor betalingen van eigen middelen vastgesteld op 1,20 % van het bni van de lidstaten en in 2017 werd 0,76 % daadwerkelijk gebruikt om betalingskredieten te dekken. Dit betekent dat er op 31 december 2017 een beschikbare marge van 0,44 % bestond om die garanties te dekken. Hiervoor mag de EU een beroep doen op alle lidstaten om ervoor te zorgen dat de juridische verbintenis van de EU ten opzichte van haar leners kan worden nageleefd.

Kasverrichtingen

De meeste kasmiddelen van de Commissie worden conform Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad (gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom 2016/804) aangehouden op rekeningen die geopend zijn door de lidstaten voor de betaling van hun bijdragen (eigen middelen). Al deze rekeningen worden aangehouden bij de schatkist of de nationale centrale banken van de lidstaten. Deze instellingen houden voor de Commissie zo goed als geen krediet- of tegenpartijrisico in, aangezien het risico bij de lidstaten ligt. Voor het deel van de kasmiddelen van de Commissie dat wordt aangehouden bij commerciële banken ter dekking van betalingen, worden de rekeningen precies op tijd aangevuld. Dit gebeurt automatisch door het kasmiddelenbeheersysteem van de afdeling thesaurie. Op elke rekening wordt het laagst mogelijk saldo aangehouden, rekening houdende met het gemiddelde bedrag van de betalingen die dagelijks vanaf die rekening worden verricht. Daarom is het totale bedrag dat overnight op deze rekeningen staat, voortdurend zeer laag (gemiddeld om en bij de 80 miljoen EUR, gespreid over 21 rekeningen). Hierdoor wordt de Commissie hier slechts in beperkte mate blootgesteld aan kredietrisico. Deze bedragen moeten worden gezien in het licht van het dagelijkse totaal van de kasmiddelensaldi, dat in 2017 schommelde tussen 4 miljard EUR en 40 miljard EUR, en in het licht van het totale bedrag van de in 2017 verrichte betalingen (ruim 134 miljard EUR).

Bovendien worden specifieke richtsnoeren toegepast voor de selectie van de commerciële banken om het kredietrisico waaraan de Commissie is blootgesteld, nog verder te minimaliseren:

alle commerciële banken worden via openbare aanbestedingen geselecteerd. Om toegelaten te worden tot de aanbestedingsprocedures, moeten de banken minimaal over een kortetermijnrating beschikken van Moody's P-1 of gelijkwaardig. In bepaalde, naar behoren gerechtvaardigde, omstandigheden volstaat een lagere rating;

de kredietrating van de commerciële banken waarbij de Commissie rekeningen heeft, wordt dagelijks bekeken.

in delegaties buiten de EU worden gelden ter goede rekening aangehouden bij lokale banken die geselecteerd worden met behulp van een vereenvoudigde aanbestedingsprocedure. De vereiste ratings zijn afhankelijk van de plaatselijke situatie en kunnen aanzienlijk verschillen van land tot land. Om de blootstelling aan kredietrisico te beperken worden de saldi op deze rekeningen zo laag mogelijk gehouden (waarbij rekening wordt gehouden met de operationele behoeften), worden deze rekeningen periodiek aangevuld en worden de toegepaste bovengrenzen jaarlijks herzien.

Geldboeten

Voorlopig geïnde geldboeten: deposito's

De banken die deposito’s houden voor de vóór 2010 ontvangen voorlopig geïnde geldboeten worden geselecteerd in een aanbestedingsprocedure volgens het risicobeheerbeleid waarin bepaalde eisen zijn vastgesteld qua kredietrating en het bedrag van de middelen die in verhouding tot het vermogen van de tegenpartij kunnen worden geplaatst.

Voor commerciële banken die specifiek zijn geselecteerd voor het deponeren van voorlopig geïnde geldboeten geldt als algemene regel een minimale langetermijnrating A (S&P of gelijkwaardig) en een minimale kortetermijnrating A-1 (S&P of gelijkwaardig). Er gelden specifieke maatregelen ingeval de rating van de banken in die groep wordt verlaagd. Daarnaast is het bedrag dat bij elke bank wordt gedeponeerd beperkt tot een bepaald percentage van haar eigen middelen, dat varieert volgens het ratingniveau van elke instelling. Bij de berekening van die limieten wordt ook rekening gehouden met de uitstaande garanties die diezelfde instelling aan de Commissie heeft verstrekt. Op gezette tijden wordt nagegaan of de uitstaande garanties voldoen aan de geldende eisen van het beleid.

Voorlopig geïnde geldboeten: BUFI-portefeuille

Voor de beleggingen in staatsschuldinstrumenten uit voorlopig geïnde boeten vanaf 2010 neemt de Commissie het kredietrisico over. De blootstelling is het grootst op Frankrijk, dat 26 % van de totale portefeuille uitmaakt. De vijf landen waarop de blootstelling het grootst is (Frankrijk, Italië, Spanje, Duitsland en België) vertegenwoordigen in totaal 72 % van de beleggingsportefeuille. De gewogen gemiddelde rating van de portefeuille is A (S&P, of gelijkwaardig).

Financiële garanties

Het risicobeheersingsbeleid voor het aanvaarden van dergelijke garanties staat borg voor een hoge kredietkwaliteit voor de Commissie. Op gezette tijden wordt nagegaan of de uitstaande garanties voldoen aan de geldende eisen van het beleid.

Garantiefonds voor externe acties

De overeengekomen richtsnoeren voor het beheer van de activa van de thesaurieportefeuille en/of de beleggingsstrategie stellen bepaalde limieten en restricties in om de blootstelling van de portefeuille aan het kredietrisico te beperken. Die limieten en restricties omvatten beleggingsscriteria, absolute kredietlimieten in nominale termen volgens de categorie uitgever, relatieve concentratielimieten volgens de categorie uitgever en concentratielimieten per uitgifte. Alle beleggingen moeten ten minste de rating investeringswaardig hebben.

EFSI-garantiefonds

De overeengekomen richtsnoeren voor het beheer van de activa en de beleggingsstrategieën stellen bepaalde limieten en restricties in om de blootstelling van de portefeuille aan het kredietrisico, dat doorgaans minstens de rating investeringswaardig moet hebben, te beperken. De gewogen gemiddelde rating van de portefeuille is A (S&P, of gelijkwaardig).

Omdat de Bank voor Internationale Betalingen (BIS) per 31 december 2017 de enige tegenpartij is voor alle uitstaande valutatermijncontracten, zijn er op die datum geen kredietverbeteringen, zoals onderpand, schuldvergelijkingsovereenkomsten of garanties. De maximale blootstelling aan kredietrisico voor valutaderivaten met een positieve reële waarde aan het einde van de verslagperiode is gelijk aan de boekwaarde op de balans.

6.6.   LIQUIDITEITSRISICO

Looptijdanalyse van de financiële verplichtingen per resterende contractuele looptijd

in miljoen EUR

 

< 1 jaar

1-5 jaar

> 5 jaar

Totaal

Opgenomen leningen

(6 700 )

(14 862 )

(33 279 )

(54 841 )

Crediteuren

(39 048 )

(39 048 )

Overige

(150)

(665)

(1 255 )

(2 070 )

Totaal op 31.12.2017

(45 898 )

(15 527 )

(34 534 )

(95 959 )

Opgenomen leningen

(2 094 )

(18 084 )

(34 950 )

(55 128 )

Crediteuren

(40 005 )

(40 005 )

Overige

(189)

(637)

(1 397 )

(2 222 )

Totaal op 31.12.2016

(42 288 )

(18 721 )

(36 346 )

(97 355 )

Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde via veranderingen in overschot/tekort

in miljoen EUR

 

< 1 jaar

1-5 jaar

> 5 jaar

Totaal

Te betalen bedragen uit derivaten

(634)

(2)

(635)

Te ontvangen bedragen uit derivaten

638

638

Nettokasstromen op 31.12.2017

5

(2)

3

Te betalen bedragen uit derivaten

(150)

(150)

Te ontvangen bedragen uit derivaten

149

149

Nettokasstromen op 31.12.2016

(1)

(1)

Opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand

Het liquiditeitsrisico dat voortvloeit uit leningactiviteiten wordt meestal geneutraliseerd door leningen tegen soortgelijke voorwaarden (back-to-backverrichtingen). Voor MFB en Euratom dient het Garantiefonds voor externe maatregelen als liquiditeitsreserve (of vangnet) ingeval de leners niet of laattijdig betalen. Voor het betalingsbalansmechanisme voorziet Verordening (EG) nr. 431/2009 in een procedure die voldoende tijd laat om middelen uit de eigenmiddelenrekeningen van de Commissie bij de lidstaten te mobiliseren. Voor het EFSM voorziet Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad in een soortgelijke procedure.

Kasverrichtingen

De begrotingsbeginselen van de EU garanderen dat de totale kasmiddelen voor het jaar volstaan om alle betalingen uit te voeren. De totale bijdragen van de lidstaten zijn in feite gelijk aan het bedrag van de betalingskredieten van het begrotingsjaar. De bijdragen van de lidstaten worden echter in de loop van het jaar ontvangen in twaalf maandelijkse tranches, terwijl de betalingen tot op zekere hoogte seizoensgebonden zijn. Verder worden de bijdragen van de lidstaten in verband met (gewijzigde) begrotingen die na de 16e van een bepaalde maand (N) zijn goedgekeurd, overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad, gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) 2016/804 van de Raad (betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de eigen middelen) pas in maand N+2 ter beschikking gesteld, terwijl de daarmee verband houdende betalingskredieten onmiddellijk beschikbaar zijn. Om ervoor te zorgen dat in elke maand de beschikbare kasmiddelen altijd toereikend zijn om de uit te voeren betalingen te dekken, worden procedures gevolgd om periodiek een prognose van de kasmiddelen te maken. Onder bepaalde voorwaarden en tot op zekere hoogte kunnen eigen middelen of aanvullende financiering vroegtijdig bij de lidstaten worden afgeroepen. Omdat de uitgaven seizoensgebonden zijn en er de voorbije jaren globale budgettaire beperkingen zijn, moet het tempo van de betalingen in de loop van het jaar meer van nabij worden gevolgd. Daarnaast zorgen automatische instrumenten voor kasmiddelenbeheer ervoor dat er dagelijks op elke bankrekening van de Commissie voldoende liquiditeit is om de dagelijkse verrichtingen te kunnen doen.

Geldboeten

Voorlopig geïnde geldboeten: BUFI-portefeuille

Het fonds wordt beheerd volgens het beginsel dat de activa voldoende liquide moeten zijn om voor de betrokken verbintenissen te kunnen worden gemobiliseerd. De portefeuille bestaat hoofdzakelijk uit zeer liquide effecten die te gelde kunnen worden gemaakt om een onverwachte uitstroom van kasmiddelen op te vangen. Daarnaast maken deposito’s, effecten met een looptijd tot 1 jaar en papier met variabele rente 38 % uit.

Garantiefonds voor externe acties

Het fonds wordt beheerd volgens het beginsel dat de activa voldoende liquide moeten zijn om voor de betrokken verbintenissen te kunnen worden gemobiliseerd. Het fonds moet minstens 100 miljoen EUR aanhouden in een kortlopende portefeuille met een looptijd van minder dan 12 maanden, die in monetaire instrumenten moeten worden belegd. Per 31 december 2017 beliepen deze beleggingen inclusief kasmiddelen 244 miljoen EUR. Voorts moet minstens 20 % van de nominale waarde van het fonds bestaan uit monetaire instrumenten, obligaties met vaste rentevoet met een resterende looptijd van minder dan een jaar en obligaties met variabele rentevoet. Op 31 december 2017 bedroeg dit aandeel 23 %.

EFSI-garantiefonds

Het garantiefonds wordt beheerd volgens het beginsel dat de activa voldoende liquide moeten zijn om voor de betrokken verbintenissen te kunnen worden gemobiliseerd. De portefeuille bestaat uit zeer liquide activa die te gelde kunnen worden gemaakt om een onverwachte uitstroom van kasmiddelen op te vangen, onder andere de meest liquide effecten in USD — VS-schatkistpapier, die 16 % van de totale beleggingsportefeuille op de verslagdatum uitmaken.

De afwikkeling van derivatencontracten gebeurt bruto en op basis van de contractuele looptijd. Verplichtingen worden nagekomen via verkoop van activa in USD en/of een swap, wat aanleiding kan geven tot een uitstroom van kasmiddelen als gevolg van wisselkoersverschillen.

Er is geen liquiditeitenbeheer nodig wat betreft onderpand/marginvereisten aangezien de afdekkende tegenpartij aanvaardt om met de Commissie samen te werken zonder eisen inzake zekerheden/margestortingen.

Overige financiële instrumenten — valutaoptie

In het jaar dat eindigde op 31 december 2017 heeft de EU een derivatencontract afgesloten (een valutaoptie) waarmee het zich indekt tegen de devaluatie van een valuta in verband met leningen verstrekt door financiële instellingen (zie toelichting 2.11.2). Zoals voor de andere financiële instrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd, kan het bedrag waarvoor de EU uit hoofde van deze optie aansprakelijk is, ten hoogste het bedrag zijn waarvoor een vastlegging is gedaan, waardoor het liquiditeitsrisico beperkt is.

7.   INFORMATIEVERSCHAFFING OVER VERBONDEN PARTIJEN

7.1.   VERBONDEN PARTIJEN

De verbonden partijen van de EU zijn de andere geconsolideerde EU-entiteiten, de geassocieeerde deelnemingen en de leidinggevenden van die entiteiten. Verrichtingen tussen deze entiteiten maken deel uit van de normale verrichtingen van de EU en daarom gelden er overeenkomstig de boekhoudregels van de EU geen specifieke verplichtingen tot informatieverschaffing voor deze verrichtingen.

7.2.   RECHTEN VAN LEIDINGGEVENDEN

Voor de informatieverschaffing over verrichtingen met verbonden partijen met betrekking tot de leidinggevenden van de EU, werden deze in vijf categorieën onderverdeeld:

Categorie 1: de voorzitter van de Europese Raad, de voorzitter van de Commissie en de voorzitter van het Hof van Justitie.

Categorie 2: de vicevoorzitter van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de EU voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de andere vicevoorzitters van de Commissie.

Categorie 3: de secretaris-generaal van de Raad, de leden van de Commissie, de rechters en de advocaten-generaal van het Hof van Justitie, de voorzitter en de leden van het Gerecht van eerste aanleg, de voorzitter en de leden van het Gerecht voor ambtenarenzaken, de Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.

Categorie 4: de voorzitter en de leden van de Rekenkamer.

Categorie 5: de topambtenaren van de instellingen en agentschappen. Hieronder wordt een overzicht van hun rechten gegeven.

Overige informatie kan ook worden gevonden in het Statuut dat bekendgemaakt is op de Europa-website. Het Statuut is het officiële document waarin de rechten en plichten van alle ambtenaren van de EU zijn beschreven. Leidinggevenden hebben geen preferentiële leningen van de EU ontvangen.

GELDELIJKE RECHTEN VAN LEIDINGGEVENDEN

EUR

Rechten (per personeelslid)

Categorie 1

Categorie 2

Categorie 3

Categorie 4

Categorie 5

Basissalaris (per maand)

27 436,90

24 852,26 -

19 881,81 -

21 472,36 -

12 641,93 -

 

 

25 846,36

22 367,04

22 864,09

19 881,81

 

 

 

 

 

 

Verblijfstoelage/Ontheemdingstoelage

15 %

15 %

15 %

15 %

0-4 % — - 16 %

 

 

 

 

 

 

Gezinstoelagen:

 

 

 

 

 

Kostwinnerstoelage (% salaris)

2 % +

184,55

2 % +

184,55

2 % +

184,55

2 % +

184,55

2 % +

184,55

Kindertoelage

403,25

403,25

403,25

403,25

403,25

Voorschoolse toelage

98,51

98,51

98,51

98,51

98,51

Schooltoelage of

273,6

273,6

273,6

273,6

273,6

Schooltoelage buiten standplaats

547,2

547,2

547,2

547,2

547,2

Voorzitterstoelage

n.v.t.

n.v.t.

627,76

n.v.t.

n.v.t.

 

 

 

 

 

 

Representatietoelage

1 486,84

955,58

627,76

n.v.t.

n.v.t.

 

 

 

 

 

 

Jaarlijkse reiskosten

n.b.

n.b.

n.b.

n.b.

n.b.

 

 

 

 

 

 

Overdrachten naar lidstaten:

 

 

 

 

 

Schooltoelage (14)

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

% salaris (14)

5 %

5 %

5 %

5 %

5 %

% salaris zonder correctiecoëfficiënt

max. 25 %

max. 25 %

max. 25 %

max. 25 %

max. 25 %

Representatie

vergoed

vergoed

vergoed

n.b.

n.b.

 

 

 

 

 

 

Ambtsaanvaarding:

 

 

 

 

 

Inrichtingskosten

54 873,80

48 969,98 -

39 763,62 -

42 944,71 -

vergoed

 

 

50 928,78

44 734,07

45 728,19

 

Reiskosten familie

vergoed

vergoed

vergoed

vergoed

vergoed

Verhuiskosten

vergoed

vergoed

vergoed

vergoed

vergoed

Ambtsneerlegging:

 

 

 

 

 

Inrichtingskosten

27 436,90

24 852,26 -

19 881,81 -

21 472,36 -

vergoed

 

 

25 846,36

22 367,04

22 864,09

 

Reiskosten familie

vergoed

vergoed

vergoed

vergoed

vergoed

Verhuiskosten

vergoed

vergoed

vergoed

vergoed

vergoed

Overbrugging (% salaris) (15)

40 % — 65 %

40 % — 65 %

40 % — 65 %

40 % — 65 %

n.b.

Ziektekostenverzekering

Gedekt

Gedekt

Gedekt

Gedekt

Gedekt

Pensioen (% salaris, vóór belastingen)

max. 70 %

max. 70 %

max. 70 %

max. 70 %

max. 70 %

 

 

 

 

 

 

Inhoudingen en heffingen:

 

 

 

 

 

Belasting op salaris

8 % — 45 %

8 % — 45 %

8 % — 45 %

8 % — 45 %

8 % — 45 %

Ziektekostenverzekering (% salaris)

1,7  %

1,7  %

1,7  %

1,7  %

1,7  %

Speciale heffing op salaris

7 %

7 %

7 %

7 %

6-7 %

Pensioenbijdrage

n.b.

n.b.

n.b.

n.b.

9,8  %

Aantal personen per jaareinde

3

6

93

28

112

8.   GEBEURTENISSEN NA DE BALANSDATUM

Op de datum van aftekening van deze jaarrekening zijn er geen relevante punten onder de aandacht gekomen van de rekenplichtige van de Commissie die een afzonderlijke vermelding in deze rubriek zouden vereisen. Evenmin waren dergelijke punten bij hem gemeld. Zoals vermeld in toelichting 4.1.1, is de EFSI-overeenkomst in maart 2018 aangepast in verband met de gewijzigde Verordening (EU) 2017/2396.

Bij het opstellen van de rekeningen en de bijbehorende toelichtingen werd gebruikgemaakt van de recentste beschikbare gegevens en dit komt tot uiting in de hierboven opgenomen informatie.

9.   CONSOLIDATIEBEREIK

A.   ENTITEITEN WAAROVER ZEGGENSCHAP WORDT UITGEOEFEND (52)

1.   Instellingen en raadgevende organen (11)

Europees Parlement

Europese Raad

Europese Commissie

Europese Rekenkamer

Hof van Justitie van de Europese Unie

Europese Dienst voor extern optreden

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

Europees Economisch en Sociaal Comité

Europese Ombudsman

Comité van de Regio's

Raad van de Europese Unie

2.   EU-agentschappen (39)

2.1.    Uitvoerende agentschappen (6)

Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur

Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding

Uitvoerend Agentschap Onderzoek (REA)

Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen

Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken

Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad

2.2.    Gedecentraliseerde agentschappen (33)

Europees Agentschap voor maritieme veiligheid

Europees Geneesmiddelenbureau (European Medicines Agency)

Europees GNSS-Agentschap

European Chemicals Agency (Europees Agentschap voor chemische stoffen)

Fusion for Energy (Europese Gemeenschappelijke Onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie)

Eurojust

Europees Instituut voor gendergelijkheid

Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk

Europees Centrum voor ziektepreventie en —bestrijding

Europees Milieuagentschap

Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding

Europees Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators

Europese Bankautoriteit

Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken

Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie

Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex)

eu-LISA (Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht)

Europese Autoriteit voor voedselveiligheid

Europees Spoorwegbureau

Communautair Bureau voor plantenrassen

Europees Bureau voor visserijcontrole

Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving

Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

Europese Politiedienst (Europol)

Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart

Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging

Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten

Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen

Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie

Europese Autoriteit voor effecten en markten

Europese Stichting voor opleiding

Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden

Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking en opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Cepol)

3.   Overige entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend (2)

Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (in liquidatie)

Europees Instituut voor innovatie en technologie.

B.   GEASSOCIEERDE DEELNEMINGEN (1)

Europees Investeringsfonds

KLEINE ENTITEITEN

De volgende entiteiten zijn niet geconsolideerd volgens de vermogensmutatiemethode in de geconsolideerde jaarrekening 2017 van de EU wegens de immaterialiteit:

Gemeenschappelijke Onderneming Biogebaseerde industrieën

Biogebaseerde industrieën is een publiek-privaat partnerschap (PPP) tussen de Europese Unie en het Bio-Based Industries Consortium (BIC). De GO BBI heeft tot doel het potentieel van de Europese bio-economie te ontsluiten, biologische residuen en afval om te zetten in groenere alledaagse producten door middel van innovatieve technologieën en bioraffinaderijen, die de kern vormen van de bio-economie.

Gemeenschappelijke onderneming Clean Sky

Clean Sky is het grootste Europese onderzoeksprogramma voor de ontwikkeling van innovatieve, geavanceerde technologie ter vermindering van de CO2-uitstoot en de geluidsoverlast door vliegtuigen. Clean Sky, dat wordt gefinancierd uit het EU-programma Horizon 2020,draagt bij tot het versterken van de samenwerking, het mondiaal leiderschap en het concurrentievermogen van de Europese luchtvaartindustrie.

Gemeenschappelijke Onderneming voor het initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen (IMI)

IMI is het grootste publiek-private initiatief in Europa en is in het leven geroepen om de ontwikkeling van betere en veiligere geneesmiddelen voor patiënten te versnellen. Het is een joint venture van de Europese Unie met een groepering van de farmaceutische industrie.

Gemeenschappelijke Onderneming Elektronische Componenten en Systemen voor Europees Leiderschap (Ecsel) (samensmelting van de voormalige GO’s Artemis en Eniac)

Ecsel is een PPP op het gebied van elektronische componenten en systemen die de kloof tussen onderzoek en commercialisering dicht, strategieën op elkaar afstemt om Europese en nationale investeringen aan te zwengelen en een geavanceerd ecosysteem op te bouwen.

Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof (FCH)

FCH is een PPP ter ondersteuning van onderzoeks-, technologische ontwikkelings- en demonstratieactiviteiten (RTD) op het gebied van brandstofcel- en waterstofenergie in Europa. Het doel is het versnellen van de marktintroductie van deze technologieën en het ontsluiten van hun potentieel als middel om een koolstofarm energiesysteem tot stand te brengen.

Gemeenschappelijke Onderneming Single European Sky ATM Research (Sesar)

Sesar is een PPP voor de modernisering van het Europese luchtverkeersbeheer (ATM) door middel van coördinatie en concentratie van alle onderzoeks- en innovatie-initiatieven op het gebied van ATM in de EU.

Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail

Shift2Rail is het eerste Europese gezamenlijke initiatief voor spoorwegtechnologie, specifiek gericht op onderzoek en innovatie (O&I) en marktgerichte oplossingen, ter bespoediging van de integratie van nieuwe en geavanceerde technologieën in innovatieve oplossingen.

De jaarrekening van de bovengenoemde entiteiten is voor het publiek toegankelijk op de respectieve websites.

FINANCIËLE STATEN — BESPREKING EN ANALYSE

BEGROTINGSJAAR 2017 (16)

INHOUD

1.

DE GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN VAN DE EU: DE FINANCIËLE SITUATIE IN 2017

93

1.1.

ONTVANGSTEN 93

1.2.

UITGAVEN 93

1.3.

ACTIVA 94

1.4.

PASSIVA 102

2.

BESCHERMING VAN DE EU-BEGROTING 103

3.

BEHEER VAN RISICO’S EN ONZEKERHEDEN TEN AANZIEN VAN DE UITVOERING VAN DE EU-BEGROTING 105

3.1.

MACRO-ECONOMISCH KLIMAAT 105

3.2.

VOORWAARDELIJKE BEGROTINGSVERPLICHTINGEN VOOR FINANCIËLE BIJSTAND 106

3.3.

VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN IN VERBAND MET BEGROTINGSGARANTIES 107

3.4.

EEN IMPULS VOOR BANEN, GROEI EN INVESTERINGEN 107

3.5.

NIEUWKOMERSRESERVE (NEW ENTRANTS' RESERVE — NER 300) 108

Het doel van deze bespreking en analyse van de financiële staten (FSDA) is lezers te helpen inzicht te krijgen in de financiële situatie, de financiële resultaten en de kasstromen zoals deze in de geconsolideerde jaarrekening van de EU worden gepresenteerd. De hier verstrekte informatie is niet door een accountant gecontroleerd.

1.   DE GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN VAN DE EU: DE FINANCIËLE SITUATIE IN 2017

1.1.   ONTVANGSTEN

De geconsolideerde ontvangsten van de EU omvatten bedragen in verband met ruiltransacties en niet-ruiltransacties, waarvan de laatste het meest significant zijn.

De onderstaande tabel geeft een overzicht van de voornaamste categorieën niet-ruiltransacties.

Vijfjarige trend van de ontvangsten uit niet-ruiltransacties (in miljoen EUR)

Image

In 2017 namen de geconsolideerde ontvangsten ten opzichte van het vorige jaar met 7 % af tot 136,2 miljard EUR, voornamelijk als gevolg van:

een afname van de bni-middelen met 17 miljard EUR, of 18 %, ten opzichte van het vorige jaar. Deze ontwikkeling wordt in de bovenstaande grafiek getoond en weerspiegelt voornamelijk het effect van de vermindering van de betalingskredieten op de begroting 2017. De bni-middelen dienen om het deel van de begroting te financieren dat niet door andere bronnen van ontvangsten wordt gedekt, en

de hiervoor bedoelde afname werd gedeeltelijk gecompenseerd door „andere ontvangsten” uit niet-ruiltransacties, die het begrotingsoverschot van 2016 omvatten (opgenomen onder „budgettaire aanpassingen”) ten belope van 6,4 miljard EUR. Dit begrotingsoverschot was grotendeels afkomstig van de onderbesteding voor programma’s in 2016, zoals vermeld in toelichting 2.2 bij het verslag over de uitvoering van de begroting van 2016. Via dit mechanisme krijgen de lidstaten een indirecte terugbetaling doordat het bedrag in mindering wordt gebracht op de eigen middelen van het volgende jaar (in casu het begrotingsjaar 2017); daarom worden begrotingsoverschotten geboekt als ontvangsten.

1.2.   UITGAVEN

De belangrijkste uitgavencomponent in de geconsolideerde financiële staten wordt gevormd door overdrachten onder gedeeld beheer, die de volgende fondsen omvatten: i) het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF); ii) het Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling; iii) het EFRO en CF, en iv) het Europees Sociaal Fonds (ESF).

In het jaar dat eindigde op 31 december 2017 waren deze fondsen goed voor bijna 63 % van de totale uitgaven (zie de grafiek hierna voor een uitsplitsing).

Relatief gewicht van de belangrijkste uitgaven, uitgevoerd door de lidstaten, voor het begrotingsjaar 2017

Image

Uitgaven onder direct beheer betreffen het door de Commissie, de uitvoerende agentschappen en trustfondsen uitgevoerde deel van de begroting. De begrotingsuitvoering onder indirect beheer wordt gedaan door agentschappen en organen van de EU, derde landen, internationale organisaties en andere entiteiten.

De uitgaven onder direct en indirect beheer maakten tezamen ongeveer 19 % (24 miljard EUR) van de totale uitgaven uit en bleven daarmee op hetzelfde niveau als vorig begrotingsjaar.

De EU beschouwt toekomstige betalingsverplichtingen als uitgaven, ook als die nog niet in de begrotingsboekhouding op kasbasis zijn opgenomen. Deze belangrijke bedragen worden opgevoerd onder crediteuren en toegerekende lasten voor landbouw- en plattelandsontwikkeling en onder pensioenen en personeelsbeloningen voor pensioenrechten die door commissarissen, leden van het EP en personeelsleden zijn verworven.

De geconsolideerde uitgaven namen ten opzichte van 2016 af met 11 % tot 128,1 miljard EUR, voornamelijk als gevolg van de volgende ontwikkelingen:

een daling van de uitgaven voor het EFRO en CF met circa 50 %, oftewel 17,4 miljard EUR, te wijten aan minder uitgaven voor de vorige programmeringsperiode (2007-2013), en

om dezelfde reden lagen ook de uitgaven van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling 1,2 miljard EUR lager.

1.3.   ACTIVA

De belangrijkste posten aan de actiefzijde van de balans zijn financiële activa (leningen, voor verkoop beschikbare financiële activa en geldmiddelen) en voorfinancieringsbedragen, die alles bij elkaar goed zijn voor bijna 85 % van de activa van de EU.

Samenstelling van de geconsolideerde activa van de EU

Image

Per 31 december 2017 bedroegen de totale activa 166,2 miljard EUR, wat een toename met bijna 2 % betekent. De belangrijkste veranderingen zijn:

een toename van de voorfinancieringen met 3,6 miljard EUR als gevolg van kleine verhogingen op de meeste beleidsterreinen;

een toename van de financiële instrumenten in verband met de inbreng in het garantiefonds voor EFSI-operaties met 2,5 miljard EUR. Het EFSI-garantiefonds is opgericht met het doel om voor een liquiditeitsbuffer zorgen tegen mogelijke verliezen van de EIB op haar financierings- en investeringsverrichtingen die op grond van de EFSI-overeenkomst in aanmerking komen voor de EU-EFSI-garantie. Het fonds zal progressief worden gevoed tot een bedrag van 9,1 miljard EUR, teneinde 35 % te dekken van de totale toekomstige EU-EFSI-garantieverplichtingen, en

een toename van de materiële vaste activa voor de verdere ontwikkeling van de ruimteactiva (Galileo en Copernicus).

De EU-instellingen en -organen streven er in het algemeen naar de geldmiddelen en kasequivalenten zo laag mogelijk te houden. Het kassaldo van 24,1 miljard EUR per jaareinde ligt lager dan in 2016 en bestaat uit de volgende grote onderdelen:

Eigen middelen: het saldo per jaareinde omvat een totaal nettobedrag van 8,9 miljard EUR, begin 2018 aan de lidstaten terug te storten wegens gewijzigde begrotingen van eind 2017;

Door de Commissie wegens schending van de mededingingsregels opgelegde geldboeten van 0,5 miljard EUR, definitief geïnd eind 2017, maken eveneens deel uit van het kassaldo per jaareinde, en

Het kassaldo omvat ook bestemmingsontvangsten en betalingskredieten ten belope van 8,4 miljard EUR.

Voorfinanciering

Er zij op gewezen dat het niveau van de voorfinanciering sterk wordt beïnvloed door de MFK-cyclus: aan het begin van een MFK-periode kan men verwachten dat er omvangrijke voorschotten worden betaald aan lidstaten in het kader van het cohesiebeleid. De Commissie stelt alles in het werk om ervoor te zorgen dat de niveaus van voorfinanciering op een passend niveau worden gehouden. Er moet een evenwicht worden gevonden tussen het waarborgen van toereikende financiering voor projecten en de tijdige erkenning van de uitgaven.

De totale voorfinanciering (exclusief andere voorschotten aan de lidstaten en bijdragen aan de trustfondsen Bekou en Afrika) op de balans van de EU bedraagt 44,3 miljard EUR (2016: 40 miljard EUR), die nagenoeg volledig betrekking hebben op activiteiten van de Commissie. Ongeveer 61 % van de voorfinanciering door de Commissie betreft gedeeld beheer, wat wil zeggen dat de uitvoering van de begroting aan de lidstaten wordt gedelegeerd (waarbij de Commissie haar rol van toezichthouder behoudt).

Voorfinanciering door de Commissie volgens beheersvorm

Image

Het grootste deel van de voorfinanciering onder gedeeld beheer betreft het EFRO en Cohesiefonds (14,9 miljard EUR).

FINANCIERINGSINSTRUMENTEN

De volgende items worden in boekhoudkundige termen opgevoerd als financieringsinstrumenten in de geconsolideerde financiële staten van de EU:

Financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd: bij dit type begrotingsuitvoering zijn de middelen hetzij reeds gestort op de fiduciaire rekeningen die worden beheerd door de entiteiten waaraan de uitvoering is toevertrouwd en blijven zij beschikbaar (als geldmiddelen en kasequivalenten en schuldtitels) om toekomstige garantieclaims te dekken, hetzij belegd in aandelen;

Financiële activa aangehouden in waarborgfondsen voor begrotingsgaranties: bij dit type begrotingsuitvoering verstrekt de EU aan entiteiten waaraan de uitvoering is toevertrouwd garanties waarvoor slechts gedeeltelijke voorzieningen zijn aangelegd via door de Commissie opgerichte garantiefondsen en die bijgevolgd voorwaardelijke verplichtingen voor de EU-begroting vormen (zie toelichting 3.3), en

Verstrekte leningen en daarmee samenhangende opgenomen middelen voor financiële bijstandsprogramma’s.

Financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd

Het belang en de omvang van de financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd onder direct en indirect beheer nemen van jaar tot jaar toe. In tegenstelling tot de traditionele begrotingsuitvoeringsmethode van subsidieverstrekking is de grondgedachte achter deze aanpak dat voor elke via de financieringsinstrumenten uitgegeven euro de eindbegunstigde meer dan 1 euro aan financiële steun ontvangt als gevolg van het hefboomeffect. Dit gebruik van de EU-begroting is gericht op het maximaliseren van het effect van de beschikbare middelen. Financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd, kunnen de vorm aannemen van garantie-instrumenten, eigenvermogensinstrumenten en schuldinstrumenten (zie onderstaand overzicht per MFK). Activa van deze instrumenten worden ofwel aangehouden in geldmiddelen en kasequivalenten of belegd in eigenvermogensinstrumenten en schuldtitels die als voor verkoop beschikbare financiële activa in de geconsolideerde jaarrekening van de EU worden opgevoerd.

Voor verkoop beschikbare financiële activa van financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd (waarde per jaareinde)

Image

De volgende tabellen geven een overzicht van de financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd, per MFK, en hun waarde per 31 december 2017:

in miljoen EUR

Meer dan één MFK betreffend

Activa (17)

Passiva (18)

Garanties (19)

Garanties en instrumenten voor risicodeling:

 

 

 

Garantiefaciliteit in het kader van de Westelijke Balkan (EDIF)

28

(26)

 

28

(26)

Eigenvermogensinstrumenten:

 

 

 

Europees Fonds voor Zuidoost-Europa (EFSE)

119

Green for Growth Fund voor de landen van het Oostelijk Nabuurschap

70

0

Fonds voor bedrijfsinnovatie (ENIF)

18

MENA-fonds voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (SANAD)

18

Fonds voor bedrijfsuitbreiding (ENEF)

10

Microfinancieringsfonds voor Azië (MIFA)

8

 

245

0

Totaal

273

(26)


MFK 2014-2020

Activa

Passiva

Garanties

Garanties en instrumenten voor risicodeling:

 

 

 

Horizon 2020 — InnovFin Loan & Guarantee Service for R&I

941

(30)

(813)

Horizon 2020 — InnovFin SME Guarantee

694

(205)

(484)

Schuldinstrument van de Connecting Europe Facility (CEF DI)

524

(3)

(490)

Cosme-leninggarantiefaciliteit

224

(331)

(2)

Garantiefaciliteit voor Werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI)

56

(25)

Instrument voor particuliere financiering van energie-efficiëntie (PF4EE)

31

(1)

(2)

Garantiefaciliteit voor de culturele en creatieve sectoren

17

(4)

Garantiefaciliteit voor studentenleningen

14

(1)

SEMED MSME Financial Inclusion Programme

14

(6)

Faciliteit voor de financiering van natuurlijk kapitaal

12

(1)

Mkb-financieringsfaciliteit voor het Oostelijk Partnerschap

5

(5)

Programma „Women in Business” in het Oostelijk Partnerschap

4

(4)

Steun voor de economische diversificatie van Mongolië

2

 

2 538

(604)

(1 802 )

Eigenvermogensinstrumenten:

 

 

 

Horizon 2020 InnovFin Equity Facility for R&I

312

(9)

Eigenvermogensfaciliteit voor groei (Cosme)

45

(2)

Risicokapitaalfaciliteit voor de landen van het zuidelijke nabuurschap

20

Climate Investor One

16

Investeringsfaciliteit voor Latijns-Amerika

13

Africa Agriculture Trade and Investment Fund

10

 

416

(12)

Gemengde instrumenten:

 

 

 

Faciliteit voor een diepe en brede EU-vrijhandelsruimte

70

(18)

ElectriFI

32

0

 

102

0

(18)

Totaal

3 056

(615)

(1 820 )


MFK vóór 2014

Activa

Passiva

Garanties

Garanties en instrumenten voor risicodeling:

 

 

 

Financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF)

763

(70)

(654)

Mkb-garantiefaciliteit in het kader van het CIP

90

(167)

Meerjarenprogramma (MAP) voor ondernemingen

32

(32)

Garantiefaciliteit voor kleine en middelgrote ondernemingen

12

(5)

Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit

6

(5)

 

904

(279)

(654)

Eigenvermogensinstrumenten:

 

 

 

Faciliteit voor snelgroeiende, innovatieve kmo’s in het kader van het CIP

428

(4)

Meerjarig kaderprogramma (MAP) eigenvermogensfaciliteit

217

Europees Fonds voor energie-efficiëntie

100

Margueritefonds

79

Wereldfonds voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energie

72

Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit (PMF) voor EaSI

67

Europese technologie-startersregeling 1998 (ETF)

10

Proefprojecten technologieoverdracht

1

 

974

(4)

Gemengde instrumenten:

 

 

 

Instrument voor economische en financiële samenwerking MEDA

179

(2)

Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI)

125

(3)

Steunkrediet voor kleine en middelgrote ondernemingen

16

 

320

(5)

Totaal

2 198

(288)

(654)

Totaal generaal

5 526

(930)

(2 473 )

Financiële activa aangehouden in waarborgfondsen voor begrotingsgaranties

De Commissie heeft waarborgfondsen gecreëerd ter dekking van begrotingsgaranties (zie toelichting 4.1.1 bij de geconsolideerde financiële staten) die aan de EIB-groep zijn gegeven. Deze waarborgfondsen worden geprovisioneerd uit de EU-begroting en moeten een liquiditeitsbuffer verschaffen tegen potentiële verliezen op gegarandeerde verrichtingen. De middelen van de fondsen worden belegd in financiële instrumenten zoals schuldtitels, contanten en termijndeposito’s. De financiële activa aangehouden door de Commissie per 31 december 2017 bedragen:

2,4 miljard EUR in het Garantiefonds voor externe acties en en

3,5 miljard EUR voor het EFSI-garantiefonds.

Verstrekte leningen en daarmee samenhangende opgenomen middelen voor financiële bijstandsprogramma’s

De Commissie verstrekt op grond van een besluit van het Europees Parlement en de Raad financiële bijstand aan lidstaten en derde landen in de vorm van bilaterale leningen die op de kapitaalmarkten worden gefinancierd met een garantie van de EU-begroting.

De Commissie beheert momenteel drie belangrijke programma’s namens de EU:

het Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM);

de betalingsbalanssteun (BB), en

macrofinanciële bijstand (MFB), in het kader waarvan zij leningen kan toekennen.

Het kapitaal dat nodig is om de leningsactiviteiten van de EU uit te voeren, wordt op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen opgenomen.

Per 31 december 2017 bedroegen de voor financiële bijstand in het kader van het EFSM en de BB verstrekte leningen nominaal:

miljard EUR

 

BB

EFSM  (20)

TOTAAL

 

Letland

Roemenië

Totaal

Ierland

Portugal

Totaal

Totaal toegestaan

3,1

5,0  (21)

8,1

22,5

26,0

48,5

56,6

Totaal uitbetaald op 31.12.2017

2,9

5,0

7,9

22,5

24,3

46,8

54,7

Totaal terugbetaald op 31.12.2017

(2,2 )

(2,7 )

(4,9 )

(4,9 )

Uitstaand bedrag op 31.12.2017

0,7

2,3

3,0

22,5

24,3

46,8

49,8

EFSM

Het EFSM is opgericht om financiële bijstand te verlenen aan alle lidstaten die worden geconfronteerd met of bedreigd door ernstige financieel-economische ontregeling, veroorzaakt door buitengewone gebeurtenissen die zij niet kunnen beheersen. Het EFSM is aangesproken om financiële bijstand te verstrekken aan Ierland en Portugal tussen 2011 en 2014 mits zij hervormingen doorvoerden.

Dit programma is afgelopen en er kunnen geen leningen meer worden opgenomen, maar het blijft van kracht voor specifieke taken zoals het verlengen van de looptijd van leningen aan Ierland en Portugal en het verstrekken van overbruggingsleningen.

De hoofdpunten van het EFSM-programma zijn als volgt:

Ierland

Ierland vroeg in december 2010 het volledige door het EFSM toegestane bedrag van 22,5 miljard EUR op. Dit bedrag werd tussen januari 2011 en maart 2014 in acht tranches uitbetaald;

Ierland heeft de mogelijkheid om de looptijd van de EFSM-leningen te verlengen op grond van een verlenging van de maximale gewogen gemiddelde looptijd, en

De eerste terugbetaling van 3,4 miljard EUR was gepland voor april 2018. Ierland heeft evenwel een langere looptijd gevraagd, die werd goedgekeurd en met succes gefinancierd op de markt in het eerste kwartaal van 2018; de terugbetaling is herschikt in twee tranches van 2,4 miljard en 1 miljard EUR in 2025 en 2033 respectievelijk. De tweede terugbetaling van 0,5 miljard EUR is gepland voor oktober 2018, maar ook in dit geval met mogelijkheid tot verlenging.

Portugal

Portugal heeft in mei 2011 24,3 miljard EUR van het volledige door het EFSM toegestane bedrag van 26 miljard EUR opgevraagd. Dit bedrag werd tussen mei 2011 en november 2014 in zeven tranches uitbetaald, en

De eerste terugbetaling van 0,6 miljard EUR is gepland voor oktober 2018, maar zoals voor Ierland het geval was, met mogelijkheid tot verlenging.

Betalingsbalanssteun (BB)

Het BB-mechanisme is een bijstandsprogramma voor landen buiten de eurozone die geconfronteerd worden met feitelijke of dreigende betalingsbalansmoeilijkheden. De betalingsbalanssteun wordt verstrekt in de vorm van leningen op middellange termijn waaraan de voorwaarde is gekoppeld dat beleidsmaatregelen worden genomen om de onderliggende economische problemen aan te pakken. Betalingsbalanssteun van de EU wordt doorgaans aangeboden in samenwerking met het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en andere internationale instellingen/landen.

Het betalingsbalansmechanisme voor de verlening van financiële bijstand op middellange termijn door de EU is geactiveerd, eerst in november 2008 om Hongarije, en vervolgens in januari en mei 2009 om respectievelijk Letland en Roemenië te helpen het marktvertrouwen te herstellen. Daarvoor is in totaal 14,6 miljard EUR vastgelegd. Het programma van betalingsbalanssteun voor Hongarije liep in november 2010 af en is in 2016 volledig terugbetaald. De twee programma’s voor Letland en Roemenië liepen in 2012 af, waardoor geen nieuwe tranches meer kunnen worden uitgekeerd.

Bovendien zijn de twee programma’s van anticiperende bijstand voor Roemenië respectievelijk in 2013 en 2015 afgelopen, zonder opvragingen.

De belangrijkste punten zijn de volgende:

In de loop van 2017 hebben de BB-ontvangende lidstaten tijdig en volledig een totaal bedrag van 1,3 miljard EUR terugbetaald, waarvan 1,2 miljard EUR terugbetaling van de hoofdsom door Roemenië; de rest had betrekking op rente, en

In april 2018 betaalde Roemenië 1,2 miljard EUR van de hoofdsom terug; de verwachting is dat het land in oktober 2018 nog eens 0,1 miljard EUR van de hoofdsom zal terugbetalen.

Macrofinanciële bijstand (MFB)

MFB is een vorm van financiële bijstand van de EU aan partnerlanden buiten de EU die een crisis inzake de betalingsbalans doormaken. De bijstand wordt verstrekt in de vorm van leningen op (middel)lange termijn of giften, of een combinatie van beide, en is enkel beschikbaar voor landen met een IMF-uitkeringsprogramma.

De per 31 december 2017 uitstaande leningen onder het MFB-programma bedroegen nominaal 3,9 miljard EUR.

1.4.   PASSIVA

De passiefzijde van de balans bestaat voornamelijk uit de volgende vier posten: i) verplichtingen voor pensioenen en andere personeelsbeloningen, ii) opgenomen leningen, iii) crediteuren en iv) toegerekende lasten.

Samenstelling van de passiva op de geconsolideerde balans van de EU

Image

Per 31 december 2017 bedroegen de totale activa 236,5 miljard EUR, wat een toename met bijna 1 % ten opzichte van het vorige jaar betekent.

De belangrijkste mutaties hadden betrekking op het volgende:

De toename van de totale verplichtingen voor personeelsbeloningen van 5,9 miljard EUR is vooral toe te schrijven aan de stijging van de nettoverplichtingen voor de pensioenregeling van de Europese ambtenaren;

De voorzieningen namen toe met 1 miljard EUR als gevolg van een geactualiseerde studie over de voorziening voor de JRC-ontmanteling, die tot een hogere raming van de verplichtingen leidde. De bijwerking houdt verband met de belangrijkste input voor de berekening, nl. de termijn, die eerder was berekend op circa 20 jaar en nu is herzien tot 40 jaar, en

De toegerekende lasten namen met 3,7 miljard EUR af, wat de bovenvermelde effecten gedeeltelijk compenseerde. De daling van de toegerekende lasten was het gevolg van het feit dat de cohesieprogramma’s van het vorige MFK thans ver in de afsluitende fase zitten.

Alle andere posten aan de passiefzijde bleven grosso modo stabiel. Te vermelden is dat de financiële verplichtingen op langere termijn teruglopen als gevolg van de geringere opgenomen leningen in combinatie met een toename van het gedeelte op korte termijn; deze ontwikkeling heeft te maken met de op de verslagdatum verwachte BB- en EFSM-terugbetalingen in 2018 van Roemenië (1,35 miljard EUR), Ierland (3,9 miljard EUR) en Portugal (0,6 miljard EUR).

Totaal ontvangen kostendeclaraties en facturen geboekt onder de balanspost Crediteuren

Image

Nettoactiva

Het feit dat de passiva de activa overschrijden, betekent niet dat de EU-instellingen en -organen zich in financiële moeilijkheden bevinden, maar eerder dat bepaalde passiva ten laste komen van toekomstige jaarlijkse begrotingen. Heel wat uitgaven worden volgens de boekhoudregels op transactiebasis aan 2017 toegerekend, hoewel zij effectief pas in 2018 (of later) uit de begroting van latere jaren zullen worden betaald en de overeenkomstige ontvangsten slechts in de toekomst zullen worden geboekt. De meest significante te vermelden bedragen, zijn die betreffende de activiteiten van het ELGF (betaalbaar in 2018) en personeelsbeloningen (te betalen in de komende 30 jaar of meer).

2.   BESCHERMING VAN DE EU-BEGROTING

Overzicht van financiële correcties en terugvorderingen voor 2017

Bij de uitvoering van de EU-begroting is het zeer belangrijk dat tekortkomingen in systemen die leiden tot fouten, onregelmatigheden en fraude worden voorkomen, ontdekt en vervolgens gecorrigeerd. De Rekenkamer verstrekt in haar jaarverslag een betrouwbaarheidsverklaring over de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen die aan de rekeningen ten grondslag liggen, evenals het percentage materiële fouten in de betalingen. De bekendmaking van de EU-jaarrekening in het Publicatieblad gaat vergezeld van deze betrouwbaarheidsverklaring.

De impact van deze fouten wordt door de Commissie getemperd door middel van twee mechanismen:

1)

met preventiemechanismen (bv. voorafgaande controle, onderbreking en schorsing van betalingen), en

2)

correctiemechanismen (voornamelijk financiële correcties die aan de lidstaten worden opgelegd of met hen zijn overeengekomen en terugvorderingen van ontvangers van EU-betalingen).

Onder gedeeld beheer (uitgaven op het gebied van landbouw en structuurmaatregelen) is het in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de lidstaten om via de uitgavencyclus ervoor te zorgen dat de uit de EU-begroting betaalde uitgaven wettig en regelmatig zijn.

De beschermingsmaatregelen vinden hun oorsprong in controles en verificaties van de Commissie en, in het geval van uitgaven onder gedeeld beheer, ook van de lidstaten met betrekking tot de subsidiabiliteit van uitgaven die uit de EU-begroting worden gefinancierd. De Commissie houdt bij het besluit over het bedrag van een financiële correctie of terugvordering rekening met de aard en de ernst van de inbreuk op het toepasselijk recht en de financiële gevolgen voor de begroting, ook in geval van tekortkomingen in de beheers- en controlesystemen.

Procedure voor correctiemechanismen:

Image

Financiële correcties en terugvorderingen worden voorgesteld in twee procedurestadia. Beide stadia kunnen in hetzelfde jaar of in verschillende jaren plaatsvinden:

(1)

Financiële correcties en terugvorderingen in het stadium van bevestiging: deze bedragen zijn ofwel goedgekeurd door de betrokken lidstaat of bij besluit van de Commissie vastgesteld. In 2017 beliepen de totale bevestigde financiële correcties en terugvorderingen 2 662 miljoen EUR (2016: EUR 3 777 miljoen), waarvan 1 826 miljoen EUR als gevolg van correctiemaatregelen.

In 2017 bevestigde financiële correcties en terugvorderingen (*1) — uitsplitsing per beleidsterrein

Image

(2)

Financiële correcties en terugvorderingen in het stadium van tenuitvoerlegging: die bedragen vormen de laatste stap in het proces waarbij de waargenomen situatie van onterechte uitgaven definitief wordt gecorrigeerd. De sectorale regelgevingskaders voorzien in verschillende uitvoeringsmechanismen. In 2017 beliepen de totale ten uitvoer gelegde financiële correcties en terugvorderingen 2 845 miljoen EUR (2016: 3 389 miljoen EUR), waarvan 1 949 miljoen EUR als gevolg van correctiemaatregelen. De tenuitvoerlegging van financiële correcties en terugvorderingen kan een aantal jaar in beslag nemen, voornamelijk omdat in het landbouwbeleid aan de lidstaten kan worden toegestaan om in tranches of met uitstel te betalen. Het rechtskader van het cohesiebeleid voorziet in tenuitvoerlegging bij of na de afsluiting van de programmeringsperiode.

In 2017 ten uitvoer gelegde financiële correcties en terugvorderingen (*1) — uitsplitsing per beleidsterrein

Image

3.   BEHEER VAN RISICO’S EN ONZEKERHEDEN TEN AANZIEN VAN DE UITVOERING VAN DE EU-BEGROTING

3.1.   MACRO-ECONOMISCH KLIMAAT

Het macro-economisch klimaat in de EU (22) beïnvloedt het vermogen van de lidstaten om te voldoen aan hun financiële verplichtingen jegens de instellingen en organen van de EU en bijgevolg het vermogen van de EU om het EU-beleid te blijven uitvoeren.

Terwijl de eurozone profiteerde van de breed gedragen versnelling van de wereldwijde economische bedrijvigheid en de handel gedurende het voorbije jaar, trok ook de binnenlandse vraag aan, ondersteund door een bovengemiddeld ondernemers- en consumentenvertrouwen, het beleid en een verbeterende arbeidsmarkt. Het vooruitzicht is daarom dat de Europese economie in een goed tempo zal blijven groeien. Een forse banengroei zal naar verwachting brandstof blijven leveren voor de groei van de consumptieve uitgaven. Tegelijkertijd zal het investeringsklimaat gunstig blijven en is de verwachting dat zowel de binnenlandse als de buitenlandse vraag zal aantrekken en de financieringsvoorwaarden soepel zullen blijven. De resterende rek in de economie zou gedurende de gehele prognoseperiode bbp-groeicijfers mogelijk moeten maken die hoger liggen dan de geraamde potentiële groei (van circa 1,5 %). De prognose is evenwel dat de conjunctuurdynamiek in de eurozone in de loop van 2018 enigszins zal worden getemperd wanneer de forse banengroei vaart begint te minderen.

De groei van het bbp in de eurozone en de EU wordt voor 2017 geraamd op 2,4 % en voor 2018 wordt een groei van 2,3 % voorspeld, licht teruglopend tot 2,0 % in 2019.

Terwijl de situatie op de arbeidsmarkt in alle lidstaten is verbeterd, blijven er wat de werkloosheid betreft significante verschillen. Desondanks zijn de prognoses inzake bbp-groei opwaarts herzien voor een grote meerderheid van de eurozonelanden voor elk van de prognosejaren en de verwachting is dat de groeipercentages verder naar elkaar toe zullen evolueren. Vanwege de nog aanwezige rek op de arbeidsmarkt zullen de loondruk en de kerninflatie naar verwachting maar mondjesmaat toenemen. Tijdelijke factoren die verband houden met de energieprijzen zullen daarom een grote rol blijven spelen in de ontwikkeling van de inflatie en de nominale HICP-inflatie (gebaseerd op de geharmoniseerde consumentenprijsindex) gedurende een groot deel van 2018 boven de kerninflatie houden. De prognose is dat de HICP-inflatie, die in 2017 1,5 % bedroeg, over 2018 gemiddeld op 1,5 % zal uitkomen en in 2019 op 1,6 %.

De risico’s voor de bbp- en inflatievooruitzichten blijven over het algemeen gematigd. De ruimte voor een sterker dan verwachte groei in de eerstvolgende kwartalen zou kunnen leiden tot groeiremmende kraptes aan de aanbodzijde die zich eerder dan verwacht openbaren. Tegelijkertijd lijken de positieve verwachtingen van de markt met betrekking tot de prijswaardering van activa kwetsbaar voor een ommekeer van de stemming en de „fundamentals”. Neerwaartse risico’s blijven verbonden aan het besluit van het VK om de EU te verlaten, alsook aan de geopolitieke spanningen en de toenemende trend van isolationistisch en protectionistisch beleid.

De dynamiek van de wereldeconomie blijft sterk door de aanhoudend breed gedragen gunstige conjunctuur, die wordt geschraagd door de opleving van de investeringen en de handel, nog steeds gunstige financiële voorwaarden en een ondersteunende beleidsmix. De hogere grondstoffenprijzen zijn dan weer gunstig voor de betrokken exporteurs. De vooruitzichten op korte termijn zijn enigszins beter dan voorspeld in het najaar van 2017: de verwachte mondiale bbp-groei buiten de EU bedraagt thans 4,1 % voor zowel 2018 als 2019, vergeleken met 3,8 % in 2017.

3.2.   VOORWAARDELIJKE BEGROTINGSVERPLICHTINGEN VOOR FINANCIËLE BIJSTAND

De leningsactiviteiten van de EU voor financiële bijstandsprogramma’s zijn operaties buiten de begroting. De aangetrokken middelen worden back-to-back, d.w.z. met dezelfde coupon en looptijd en voor hetzelfde bedrag, uitgeleend aan het begunstigde land. Wel blijft de schuldendienst van de financieringsinstrumenten een juridische verbintenis voor de EU, die ervoor moet zorgen dat alle betalingen volledig en op tijd geschieden. De Commissie heeft procedures ingesteld om ook in geval van wanbetaling, de terugbetaling van leningen te verzekeren.

Opgenomen leningen van de EU zijn directe en onvoorwaardelijke verbintenissen van de EU en worden gegarandeerd door de EU-lidstaten (voorwaardelijke begrotingsverplichtingen). Leningen die zijn opgenomen voor de financiering van leningen aan landen buiten de EU zijn gedekt door het Garantiefonds. Mocht een begunstigde lidstaat in gebreke blijven, dan zal de schuldendienst indien mogelijk worden onttrokken uit het beschikbare kassaldo van de Commissie. Mocht dat niet mogelijk zijn, dan zal de Commissie de nodige middelen bij de lidstaten ophalen. De EU-lidstaten zijn op grond van de EU-wetgeving inzake eigen middelen (artikel 14 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad) wettelijk verplicht om voldoende middelen ter beschikking te stellen om te voldoen aan de verplichtingen van de EU. De investeerders zijn dus alleen blootgesteld aan het kredietrisico van de EU, en niet aan dat van de begunstigde van de gefinancierde leningen. Met back-to-backleningen loopt de EU-begroting geen rente- of wisselkoersrisico's.

Voor elk landprogramma worden het globale toegekende bedrag, het aantal te betalen termijnen en de maximale (gemiddelde) looptijd van het leningpakket bij besluiten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie vastgesteld. Vervolgens moeten de Commissie en de begunstigde lidstaat overeenstemming bereiken over de lening-/financieringsparameters, in het bijzonder de duur van de termijnen. Daarnaast zijn alle termijnen van de lening (met uitzondering van de eerste) bij gezamenlijke financiële EU/IMF-bijstand afhankelijk van de naleving van de contractvoorwaarden, een factor die eveneens de timing van financieringsoperaties beïnvloedt. De timing en looptijden van emissies hangen dus af van de desbetreffende EU-leningactiviteit. De financiering geschiedt uitsluitend in euro en de looptijden variëren van 3 tot 30 jaar.

In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van het geplande terugbetalingsschema in nominale waarde voor uitstaande EFSM- en betalingsbalansleningen op 31 december 2017:

miljard EUR

 

BB

EFSM

TOTAAL

 

Letland

Roemenië

Totaal

Ierland

Portugal

Totaal

2018

1,3  (23)

1,3

3,9  (24)

0,6

4,5

5,8

2019

0,5

1,0

1,5

1,5

2021

3,0

6,8

9,8

9,8

2022

2,7

2,7

2,7

2023

2,0

1,5

3,5

3,5

2024

0,8

1,8

2,6

2,6

2025

0,2

0,2

0,2

2026

2,0

2,0

4,0

4,0

2027

1,0

2,0

3,0

3,0

2028

2,3

2,3

2,3

2029

1,0

0,4

1,4

1,4

2031

2,2

2,2

2,2

2032

3,0

3,0

3,0

2035

2,0

2,0

2,0

2036

1,0

1,0

1,0

2038

1,8

1,8

1,8

2042

1,5

1,5

3,0

3,0

Totaal

0,7

2,3

3,0

22,5

24,3

46,8

49,8

De intergouvernementele mechanismen voor financiële stabiliteit Europese faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF) en het Europees stabiliteitsmechanisme (ESM) vallen buiten het kader van het EU-Verdrag en zijn dus niet opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van de EU.

3.3.   VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN IN VERBAND MET BEGROTINGSGARANTIES

De EU heeft garanties verstrekt aan de EIB-groep voor leningen buiten de EU en voor lening- en eigenvermogensoperaties die door de EFSI-garantie zijn gedekt. Op 31 december 2017 vermeldt de EU in de toelichtingen bij haar geconsolideerde financiële staten (zie toelichting 4.1.1) de voorwaardelijke verplichtingen voor beide garanties. Om het risico van het aanspreken van garanties door de EIB-groep voor de EU-begroting te matigen, heeft de Commissie afzonderlijke waarborgfondsen opgericht, nl. het Garantiefonds voor externe acties en het EFSI-garantiefonds.

Het Garantiefonds voor externe acties wordt geprovisioneerd uit de EU-begroting; het moet 9 % dekken van de per jaareinde uitstaande gewaarborgde leningen aan derde landen in het kader van het externe leningsmandaat van de EIB. Per 31 december 2017 dekken de totale activa van 2,2 miljard EUR een blootstelling van 20 miljard EUR aan uitbetaalde sommen en van 28,9 miljard EUR aan onderschreven sommen, bij een maximum van 37,5 miljard EUR.

Het EFSI-garantiefonds is in 2016 met zijn activiteiten begonnen en het was oorspronkelijk de bedoeling het te financieren tot in totaal 50 % van de maximale blootstelling van 16 miljard EUR, zodat het geleidelijk (tegen 2022) 8 miljard EUR zou moeten bedragen. In december 2017 is de EFSI-verordening gewijzigd: de maximale EU-EFSI-garantie is opgetrokken tot 26 miljard EUR en de buffer is verlaagd tot 35 %. Dit heeft tot gevolg dat het totale fondsbedrag nu naar verwachting zal uitkomen op 9,1 miljard EUR.

De totale activa van het EFSI-garantiefonds bedragen per 31 december 20173,5 miljard EUR, waarmee een blootstelling van 10,1 miljard EUR aan uitbetaalde sommen en van 13,5 miljard EUR aan onderschreven sommen (inclusief de uitbetaalde) is gedekt. Het EFSI-garantiefonds is momenteel actief in zowel de euro als de US-dollar.

3.4.   EEN IMPULS VOOR BANEN, GROEI EN INVESTERINGEN

Het Investeringsplan voor Europa

In 2015 lanceerde de Commissie samen met de EIB het Investeringsplan voor Europa, waarvan het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) een onderdeel is, opgericht met een beginkapitaal van 21 miljard EUR uit EU-middelen en met als hoofddoel particuliere investeringen aan te trekken. De prognoses zijn dat de in 2015 en 2016 goedgekeurde investeringen 700 000 extra banen en 0,7 % extra bbp-groei in de EU zullen opleveren tegen 2020. Dit toont aan dat, zelfs in sectoren en regio’s die een decennium geleden hard werden getroffen door de crisis, strategisch gerichte investeringen de werkgelegenheid en de groei overal in de EU kunnen aanzwengelen. Nadat in september een principeakkoord werd bereikt door het Europees Parlement en de lidstaten, keurde het Parlement in december een verordening goed waarbij het Europees Fonds voor strategische investeringen werd verlengd en uitgebreid. De looptijd van het nieuwe, verbeterde EFSI 2.0 werd verlengd van medio 2018 tot eind 2020 en het beoogde bedrag aan investeringen verhoogd van 315 miljard tot minstens 500 miljard EUR.

In 2017 bleef het fonds stevig op koers om tegen medio-2018 minstens 315 miljard euro aan extra investeringen in de reële economie te mobiliseren. Het was in alle 28 lidstaten actief en zou naar verwachting tegen eind 2017 in totaal 256 miljard EUR aan investeringen vrijmaken.

Per jaareinde waren in totaal 357 infrastructuur- en innovatieprojecten, voor een gefinancierd bedrag van 39,2 miljard EUR, goedgekeurd in het kader van het fonds. Daarnaast waren 347 financieringsovereenkomsten voor kleine en middelgrote ondernemingen goedgekeurd, met een waarde van 11,9 miljard EUR. Naar schatting circa 539 000 van dergelijke ondernemingen zouden daarvan profiteren.

Voorts werd de verstrekking van advies en ondersteuning voor projectontwikkeling en -voorbereiding geïntensiveerd via de Europese investeringsadvieshub en werd aan projecten op zoek naar financiering de nodige zichtbaarheid gegeven op het Europees investeringsprojectenportaal.

Het Europees Fonds voor strategische investeringen steunt investeringen in sectoren die voor de economie van de EU van strategisch belang zijn, zoals energie, vervoer, digitale technologie, onderzoek, ontwikkeling en innovatie, milieu en efficiënt gebruik van hulpbronnen, sociale infrastructuur en kleine ondernemingen. Dit omvat ook investeringen in sociaal verantwoord ondernemen, projecten met een maatschappelijke impact en sociale innovatie.

Blijvende steun voor de lidstaten van de EU

Het steunprogramma voor structurele hervormingen (SRSP) is opgericht in mei 2017 en beschikt over een budget van 142,8 miljoen EUR voor de periode 2017-2020. Het financiert op verzoek van de lidstaten technische bijstand op maat voor hervormingsinspanningen op vitale gebieden. Via het programma verleent de Commissie doelgerichte bijstand ter versterking van de capaciteit van de lidstaten om hervormingen uit te werken en door te voeren die zij noodzakelijk achten om hun economie concurrerender en investeringsvriendelijker te maken. Deze technische bijstand omvat hervormingen op het gebied van bestuur en overheidsdiensten, beheer van overheidsfinanciën, ondernemingsklimaat, arbeidsmarkten, onderwijs, gezondheid en sociale voorzieningen, de financiële sector en toegang tot financiering. Elke EU-lidstaat kan, op aanvraag, die bijstand krijgen. Er is geen eigen bijdrage vereist.

Het programma wordt uitgevoerd door de Ondersteuningsdienst voor structurele hervormingen, in samenwerking met andere diensten van de Commissie. De dienst werkt tot op heden met 15 lidstaten samen aan de verwezenlijking van ruim 150 projecten. Voor de projectcyclus 2018 heeft de dienst meer dan 400 verzoeken van een twintigtal lidstaten ontvangen, waardoor de vraag het voor het jaar vastgestelde programmabudget van 30,5 miljoen EUR beduidend overtreft.

De EU heeft verdere steun „post-programma” verleend aan Ierland, Spanje, Cyprus, Portugal en Roemenië. In de loop van het jaar is andermaal goede vooruitgang geboekt bij de uitvoering van het Griekse programma, dat tot doel had de voorwaarden te scheppen voor het herstel van vertrouwen en de fundamenten te leggen voor een duurzaam economisch herstel in Griekenland. De tweede evaluatie werd in juli voltooid, waardoor de derde tranche van het Europees stabilisatiemechanisme — goed voor een bedrag van 8,5 miljard EUR — kon worden goedgekeurd. De derde evaluatie liep nog in december en begin die maand werd een akkoord op technisch niveau bereikt. Griekenland bleef ook economische steun ontvangen via het Investeringsplan voor Europa.

De Ondersteuningsdienst voor structurele hervormingen heeft ook bijzondere opdrachten aangenomen om bij te dragen tot de coördinatie van de respons op de vluchtelingencrisis in Griekenland en de uitvoering van het hulpprogramma voor de Turks-Cypriotische gemeenschap.

3.5.   NIEUWKOMERSRESERVE (NEW ENTRANTS' RESERVE — NER 300)

Het NER 300-fonds komt voort uit de verkoop van emissierechten in het kader van de Unieregeling en behoort toe aan de lidstaten, die het geld gebruiken om innovatieve, koolstofarme energiedemonstratieprojecten te financieren. De Commissie beheert het programma namens de lidstaten; de EIB is verantwoordelijk voor het beheer van de activa van het NER 300-fonds en treedt op als technisch adviseur overeenkomstig het samenwerkingsakkoord met de Commissie. Omdat noch de inkomsten uit de rechtenverkoop, noch de uitgaven voor gefinancierde projecten deel uitmaken van de EU-begroting, worden de betrokken bedragen niet in de EU-jaarrekening opgenomen.

VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING EN TOELICHTINGEN DAARBIJ (25)

INHOUD

EU-BEGROTINGSRESULTAAT 111
VERGELIJKENDE STATEN VAN DE BEGROTING EN DE WERKELIJKE BEDRAGEN 112
TOELICHTING BIJ DE VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING 115

1.

HET EU-BEGROTINGSKADER 115

1.1.

MEERJARIG FINANCIEEL KADER 2014-2020 115

1.2.

GEDETAILLEERDE MFK-RUBRIEKEN (PROGRAMMA’S) 117

1.3.

JAARLIJKSE BEGROTING 117

1.4.

ONTVANGSTEN 117

1.5.

BEREKENING VAN HET BEGROTINGSRESULTAAT 119

1.6.

AANSLUITING VAN HET ECONOMISCH RESULTAAT MET HET BEGROTINGSRESULTAAT 119

2.

UITVOERING VAN DE EU-BEGROTING 2017 — BESPREKING 121

2.1.

ONTVANGSTEN 121

2.2.

UITGAVEN 121

3.

UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING 123

3.1.

OVERZICHT VAN DE UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING 123

4.

UITVOERING VAN DE UITGAVENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING 124

4.1.

MFK: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN 124

4.2.

MFK: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN 125

4.3.

MFK: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN 127

4.4.

MFK: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL) 128

4.5.

MFK: RAL NAAR JAAR VAN OORSPRONG 129

4.6.

MFK IN DETAIL: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN 130

4.7.

MFK IN DETAIL: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN 136

4.8.

MFK IN DETAIL: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN 143

4.9.

MFK IN DETAIL: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL) 149

4.10.

MFK IN DETAIL: RAL NAAR JAAR VAN OORSPRONG 154

5.

UITVOERING VAN DE BEGROTING PER INSTELLING 159

5.1.

UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE BEGROTING 159

5.2.

BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN 160

5.3.

BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN 161

6.

UITVOERING VAN DE BEGROTING VAN DE AGENTSCHAPPEN 162

6.1.

BEGROTINGSONTVANGSTEN 162

6.2.

VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN PER AGENTSCHAP 164

EU-BEGROTINGSRESULTAAT

in miljoen EUR

 

2017

2016

Ontvangsten van het begrotingsjaar

139 691

144 717

Betalingen uit de kredieten van het lopende jaar

(135 764 )

(135 180 )

Naar jaar n+1 overgedragen betalingskredieten

(1 796 )

(1 655 )

Annulering niet-bestede kredieten overgedragen uit jaar n-1

40

63

Ontwikkeling van bestemmingsontvangsten

(1 450 )

(1 367 )

Wisselkoersverschillen voor het jaar

(166)

(173)

Begrotingsresultaat

555

6 405

VERGELIJKENDE STATEN VAN DE BEGROTING EN DE WERKELIJKE BEDRAGEN

BEGROTINGSONTVANGSTEN

in miljoen EUR

 

Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

Definitief goed-gekeurde begroting

Vastgestelde rechten

Ontvangsten

1

Eigen middelen

131 718

115 484

115 455

115 416

 

11 — Suikerheffingen

133

133

134

134

 

12 — Douanerechten

21 334

20 374

20 364

20 325

 

13 — Btw

16 599

16 620

16 584

16 584

 

14 — Bni

93 652

78 356

78 279

78 279

 

15 — Correctie van begrotingsonevenwichtigheden

94

94

 

16 — Vermindering bijdrage op basis van het bni van Nederland en Zweden

(0)

(0)

3

Overschotten, saldi en aanpassingen

6 405

6 416

6 416

4

Ontvangsten afkomstig van personen die verbonden zijn aan de instellingen en andere organen van de Unie

1 490

1 490

1 495

1 484

5

Ontvangsten voortvloeiend uit de administratieve werking van de instelling

70

70

611

587

6

Bijdragen en terugbetalingen in het kader van overeenkomsten en programma’s van de Unie

60

60

12 504

12 179

7

Achterstandsrente en boeten

1 120

3 230

11 387

3 573

8

Transacties voor het aangaan en verstrekken van leningen

7

7

43

28

9

Diverse ontvangsten

25

25

15

8

Totaal

134 490

126 771

147 926

139 691

BEGROTINGSUITGAVEN: VASTLEGGINGEN PER RUBRIEK VAN HET MEERJARIG FINANCIEEL KADER (MFK)

in miljoen EUR

MFK-rubriek

Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

Definitief goed-gekeurde begroting

Totaal beschikbare kredieten

Gedane vastleggingen

1

Slimme en inclusieve groei

74 899

75 399

85 181

83 268

 

1a: Concurrentievermogen voor groei en banen

21 312

21 312

24 508

22 654

 

1b: Economische, sociale en territoriale samenhang

53 587

54 087

60 673

60 614

2

Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

58 584

58 569

62 806

60 859

 

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

42 613

42 611

45 830

44 759

3

Veiligheid en burgerschap

4 284

4 284

4 472

4 124

4

Europa als wereldspeler

10 162

10 713

12 382

11 814

5

Administratie

9 395

9 395

10 190

9 794

 

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

3 921

3 921

4 344

4 142

6

Compensaties

8

Negatieve reserve en van het vorige begrotingsjaar overgedragen tekort

9

Speciale instrumenten

534

1 472

1 544

1 291

Totaal

157 858

159 831

176 576

171 150

BEGROTINGSUITGAVEN: BETALINGEN PER RUBRIEK VAN HET MEERJARIG FINANCIEEL KADER (MFK)

in miljoen EUR

MFK-rubriek

Oor-spronkelijk goedgekeurde begroting

Definitief goed-gekeurde begroting

Totaal beschikbare kredieten

Gedane betalingen

1

Slimme en inclusieve groei

56 522

49 840

61 168

57 030

 

1a: Concurrentievermogen voor groei en banen

19 321

20 065

24 370

21 376

 

1b: Economische, sociale en territoriale samenhang

37 201

29 775

36 797

35 654

2

Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

54 914

54 467

58 575

56 743

 

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

42 563

42 558

45 975

44 695

3

Veiligheid en burgerschap

3 787

2 793

2 994

2 867

4

Europa als wereldspeler

9 483

8 938

10 944

9 793

5

Administratie

9 395

9 392

10 977

9 656

 

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

3 921

3 921

4 841

4 085

6

Compensaties

8

Negatieve reserve en van het vorige begrotingsjaar overgedragen tekort

9

Speciale instrumenten

390

1 341

1 414

1 291

Totaal

134 490

126 771

146 071

137 379

TOELICHTING BIJ DE VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING

1.   HET EU-BEGROTINGSKADER

De begrotingsboekhouding wordt gevoerd overeenkomstig het Financieel Reglement (FR) en de uitvoeringsvoorschriften daarvan. De algemene begroting is het besluit waarbij de ontvangsten en uitgaven van de Unie elk jaar binnen de grenzen van de maxima en andere bepalingen die in het meerjarig financieel kader zijn in overeenstemming met de wetgevingsbesluiten betreffende meerjarenprogramma’s die volgens dit kader.

1.1.   MEERJARIG FINANCIEEL KADER 2014-2020

in miljoen EUR

 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Totaal

1.

Slimme en inclusieve groei

52 756

77 986

69 304

73 512

76 420

79 924

83 661

513 563

1.a

Concurrentievermogen voor groei en banen

16 560

17 666

18 467

19 925

21 239

23 082

25 191

142 130

1.b

Economische, sociale en territoriale samenhang

36 196

60 320

50 837

53 587

55 181

56 842

58 470

371 433

2.

Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

49 857

64 692

64 262

60 191

60 267

60 344

60 421

420 034

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

43 779

44 190

43 951

44 146

44 163

44 241

44 264

308 734

3.

Veiligheid en burgerschap

1 737

2 456

2 546

2 578

2 656

2 801

2 951

17 725

4.

Europa als wereldspeler

8 335

8 749

9 143

9 432

9 825

10 268

10 510

66 262

5.

Administratie

8 721

9 076

9 483

9 918

10 346

10 786

11 254

69 584

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

7 056

7 351

7 679

8 007

8 360

8 700

9 071

56 224

6.

Compensaties

29

29

8.

Negatieve reserve

9.

Speciale instrumenten

Vastleggingskredieten

121 435

162 959

154 738

155 631

159 514

164 123

168 797

1 087 197

Totaal betalingskredieten

135 762

140 719

130 694

142 906

154 565

159 235

162 406

1 026 287

In de bovenstaande tabel worden de maxima van het meerjarig financieel kader tegen lopende prijzen getoond. 2017 was het vierde begrotingsjaar van het MFK 2014-2020. Het totale maximum voor de vastleggingskredieten voor 2017 bedroeg 155 631 miljoen EUR, hetgeen overeenkomt met 1,04 % van het bni van de EU, en het overeenkomstige maximum voor betalingskredieten bedroeg 142 906 miljoen EUR, oftewel 0,95 % van het bni van de EU voor het begrotingsjaar 2017.

Voor het MFK 2014-2020 zijn nieuwe flexibiliteitsbepalingen afgesproken. Een van de nieuwe bepalingen maakt het mogelijk onbenutte marges onder de maxima voor de betalingskredieten over de dragen naar volgende jaren, via de globale marge voor betalingen in het kader van de technische aanpassing van het MFK voor het volgende jaar. Het ongebruikte bedrag van 2015 (1 288 miljoen euro in lopende prijzen) en 2016 (13 991 miljoen EUR in lopende prijzen) werd overgeschreven naar de jaren 2018-2020 en de maxima voor 2015, 2016 en 2018-2020 werden dienovereenkomstig aangepast (zie de bovengenoemde technische aanpassing van het MFK voor 2017 en de technische aanpassing voor 2018 (COM(2017) 220 van 24 mei 2017).

Op 24 mei 2017 nam de Commissie een mededeling aan betreffende de technische aanpassing van het financieel kader voor 2018 in overeenstemming met de ontwikkeling van het bni (ESR 2010)(COM(2017) 220 van 24 mei 2017). Na de inwerkingtreding van Verordening (EU, Euratom) 2017/1123 van de Raad tot wijziging van de MFK-Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 (PB L 163 van 24.6.2017) in verband met de tussentijdse evaluatie/herziening zijn de cijfers zoals vermeld in de Mededeling van 24 mei 2017 voor het reserve voor noodhulp en het flexibiliteitsinstrument bijgewerkt en vervangen in de Mededeling van 15 september 2017 (COM(2017) 473 final). De bijwerking van de cijfers in deze mededeling is het directe gevolg van de wijziging van de MFK-verordening door Verordening (EU, Euratom) 2017/1123 en was geheel in overeenstemming met artikel 6, lid 4, van de MFK-verordening, volgens hetwelk er geen andere technische aanpassingen dan de in artikel 6, lid 1, bedoelde worden verricht, noch in de loop van het begrotingsjaar, noch achteraf. De nieuwe technische aanpassing voor het flexibiliteitsinstrument overeenkomstig artikel 6, lid 1, onder f), is voor het eerst toegepast.

Hieronder wordt uitleg gegeven over de verschillende rubrieken van het MFK:

Rubriek 1 — Slimme en inclusieve groei

Deze rubriek is onderverdeeld in twee afzonderlijke, maar onderling afhankelijke componenten:

1a

Concurrentievermogen voor groei en banen, die uitgaven bevat voor onderzoek en innovatie, onderwijs en opleiding, Connecting Europe Facility, sociaal beleid, de interne markt en bijbehorende beleidslijnen;

1b

economische, sociale en territoriale samenhang, bedoeld om de convergentie van de minst ontwikkelde lidstaten en regio's te verhogen, om de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling buiten de minder welvarende regio's aan te vullen en om de interregionale samenwerking te steunen.

Rubriek 2 — Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

Rubriek 2 omvat het gemeenschappelijk beleid inzake landbouw en visserij, en milieumaatregelen, in het bijzonder het Life+-programma.

Rubriek 3 — Veiligheid en burgerschap

Rubriek 3 (veiligheid en burgerschap) weerspiegelt het groeiend belang dat wordt gehecht aan bepaalde domeinen waarin de EU nieuwe opdrachten heeft gekregen, meer bepaald justitie en binnenlandse zaken, bescherming van de grenzen, immigratie- en asielbeleid, gezondheidszorg en consumentenbescherming, cultuur, jeugd, informatie en de dialoog met de burgers.

Rubriek 4 — Europa als wereldspeler

Rubriek 4 heeft betrekking op alle externe maatregelen, inclusief ontwikkelingssamenwerking, humanitaire hulp, pretoetredings- en nabuurschapsinstrumenten. Het EOF maakt geen deel uit van de EU-begroting en evenmin van het MFK.

Rubriek 5 — Administratie

Deze rubriek heeft betrekking op de administratieve uitgaven van alle instellingen, de pensioenen en de Europese Scholen. Voor de andere instellingen dan de Commissie vormen de administratieve uitgaven al hun uitgaven.

Rubriek 6 — Compensaties

Overeenkomstig het politieke akkoord dat nieuwe lidstaten helemaal aan het begin van hun lidmaatschap geen nettobetalers aan de begroting zouden worden, is hiervoor in deze rubriek voorzien in een compensatie. Dit bedrag zal beschikbaar worden gesteld via overschrijvingen om hun begrotingsontvangsten en -bijdragen in evenwicht te brengen.

Rubriek 9 — Speciale instrumenten

Flexibiliteitmechanismen stellen de EU in staat de nodige middelen vrij te maken om te reageren op onvoorziene gebeurtenissen, zoals crisis- en noodsituaties. De reikwijdte ervan, de financiële middelen en de procedures zijn geregeld in de MFK-verordening en het Interinstitutioneel Akkoord. In de huidige context van besparing op de uitgaven, zorgen zij er ook voor dat de budgettaire middelen kunnen worden afgestemd op veranderende prioriteiten, zodat iedere euro wordt ingezet waar die het hardst nodig is. De meeste flexibiliteitsmechanismen worden derhalve buiten het MFK gehouden en de financiële middelen kunnen worden ingezet boven de uitgavenplafonds.

1.2.   GEDETAILLEERDE MFK-RUBRIEKEN (PROGRAMMA’S)

De MFK-rubrieken worden verder onderverdeeld in meer gedetailleerde subrubrieken die overeenkomen met de grote uitgavenprogramma’s (zoals Horizon 2020, Erasmus+, enz.). De rechtsgrondslagen voor de uitvoering van de begroting worden vastgesteld op programmaniveau. De rapportering over de begrotingsuitvoering en de resultaten vindt doorgaans ook plaats op het niveau van het programma. Om die reden zijn in deze verslagen over de uitvoering van de begroting tevens tabellen per programma opgenomen (zie tabellen 4.6-4.10 hierna).

1.3.   JAARLIJKSE BEGROTING

Elk jaar maakt de Commissie voor het komende jaar een raming op van de ontvangsten en uitgaven van alle instellingen en stelt zij een ontwerpbegroting op die zij bij de begrotingsautoriteit indient. Op basis van deze ontwerpbegroting stelt de Raad zijn standpunt vast, waarover de twee takken van de begrotingsautoriteit vervolgens onderhandelen. De vaststelling van het gemeenschappelijk ontwerp wordt geconstateerd door de voorzitter van het EP, die daarmee de begroting uitvoerbaar maakt. De gewijzigde begrotingen worden in de loop van het jaar in kwestie goedgekeurd. De uitvoering van de begroting is een opdracht die vooral toevalt aan de Commissie.

De begrotingsstructuur voor de Commissie bestaat uit administratieve en beleidskredieten. De overige instellingen hebben alleen administratieve kredieten. De begroting onderscheidt nog twee soorten kredieten: niet-gesplitste en gesplitste. Niet-gesplitste kredieten zijn bestemd voor de financiering van verrichtingen die beperkt zijn tot het jaar (en voldoen aan het jaarperiodiciteitsbeginsel). Gesplitste kredieten worden gebruikt om het jaarperiodiciteitsbeginsel te verzoenen met de financiering van meerjarenacties. De gesplitste kredieten bestaan uit vastleggingskredieten en betalingskredieten:

vastleggingskredieten: dekken de totale kosten van de juridische verbintenissen die in het begrotingsjaar zijn aangegaan voor maatregelen waarvan de tenuitvoerlegging zich over verschillende begrotingsjaren uitstrekt. De begrotingsvastleggingen voor acties die zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekken, mogen echter door middel van jaartranches over verschillende jaren worden gespreid wanneer het basisbesluit daarin voorziet;

betalingskredieten: dekken de uitgaven die voortvloeien uit de nakoming van de verplichtingen die in het begrotingsjaar en/of in vorige begrotingsjaren zijn aangegaan.

In de jaarrekening worden de financieringsbronnen ingedeeld in twee grote categorieën:

definitief goedgekeurde begrotingskredieten en

aanvullende kredieten uit:

overdrachten van het voorgaande jaar (het Financieel Reglement staat in een beperkt aantal gevallen toe dat niet-bestede bedragen van het vorige jaar naar het lopende jaar worden overgedragen), en

bestemmingsontvangsten uit terugbetalingen, bijdragen van derde partijen/landen aan EU-programma’s en vergoedingen van werkzaamheden verricht voor derden worden rechtstreeks toegewezen aan de betrokken op de begroting voorziene uitgaven en vormen de derde financieringspijler.

Alle soorten van financiering vormen samen de beschikbare kredieten.

1.4.   ONTVANGSTEN

1.4.1.    Ontvangsten uit eigen middelen

De overgrote meerderheid van de ontvangsten bestaat uit eigen middelen, die in de volgende categorieën kunnen worden ingedeeld:

1)

Traditionele eigen middelen (TEM): zijn gewoonlijk goed voor circa 15 % van de totale ontvangsten uit eigen middelen.

2)

Middelen op basis van de belasting over de toegevoegde waarde (btw): zijn gewoonlijk goed voor circa 13 % van de totale ontvangsten uit eigen middelen.

3)

Middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (bni): zijn gewoonlijk goed voor circa 72 % van de totale ontvangsten uit eigen middelen.

De toewijzing van eigen middelen gebeurt overeenkomstig de regels die zijn vastgesteld in Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad van 26 mei 2014 betreffende het stelsel van eigen middelen van de EU (EMB 2014). Dit besluit is op 1 oktober 2016 in werking getreden en geldt met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2014. De gevolgen voor 2014 en 2015 zijn in aanmerking genomen in het begrotingsjaar 2016.

Het totale bedrag van de aan de Unie ter dekking van de jaarlijkse betalingskredieten toegewezen eigen middelen is niet hoger dan 1,20 % van de som van de bni's van alle lidstaten.

1.4.2.    Traditionele eigen middelen (TEM)

Traditionele eigen middelen (TEM) zijn douanerechten (geheven op invoer uit derde landen) en suikerheffingen (door de suikerproducenten betaald ter financiering van uitgaven voor de gemeenschappelijke ordening der markten) verschuldigd door marktdeelnemers en geïnd door de lidstaten namens de EU. Toch behouden de lidstaten 20 % als vergoeding voor hun inningskosten. Elk vastgesteld bedrag aan traditionele eigen middelen moet in één van beide door de bevoegde autoriteiten gevoerde boekhoudingen worden opgenomen:

in de „normale” boekhouding als bedoeld in artikel 6, lid 3, onder a), van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014: elk geïnd of gewaarborgd bedrag;

In de specifieke boekhouding bedoeld in bovengenoemd artikel: elk nog niet geïnd en/of niet gegarandeerd bedrag; de gegarandeerde, maar betwiste bedragen kunnen ook in deze boekhouding worden opgenomen.

Traditionele eigen middelen moeten uiterlijk op de eerste werkdag na de 19e van de tweede maand die volgt op de maand waarin het recht is vastgesteld (of geïnd in het geval van de specifieke boekhouding), door de lidstaat worden geboekt op de rekening van de Commissie bij de schatkist of de centrale bank van het land.

1.4.3.    Belasting over de toegevoegde waarde (btw)

De eigen middelen gebaseerd op de btw worden geheven op basis van de btw-grondslagen van de lidstaten, die voor dit doel geharmoniseerd worden volgens de regels van de EU. De btw-grondslag wordt echter afgetopt op 50 % van het bni van elke lidstaat. Het uniforme btw-afroeppercentage is 0,30 %, met uitzondering van de periode 2014-2020, waarin het percentage voor Duitsland, Nederland en Zweden op 0,15 % is vastgesteld.

1.4.4.    Bruto nationaal inkomen (bni)

De middelen op basis van het bni dienen om dat deel van de begroting te financieren dat niet gedekt wordt door andere bronnen van ontvangsten. Op het bni van elke lidstaat wordt hetzelfde percentage geheven, dat wordt vastgesteld volgens de regels van de EU.

De btw- en bni-middelen worden vastgesteld op basis van ramingen van de respectieve grondslagen bij de opstelling van de ontwerpbegroting. Deze ramingen worden vervolgens tijdens het betrokken begrotingsjaar herzien en bijgewerkt via een gewijzigde begroting. De positieve of negatieve verschillen tussen de bedragen die de lidstaten verschuldigd zijn op grond van de werkelijke grondslagen en de bedragen die zij daadwerkelijk hebben betaald op grond van de (herziene) ramingen, worden door de Commissie bij de lidstaten opgevraagd voor de eerste werkdag in juni van het tweede jaar dat volgt op het betrokken begrotingsjaar. Gedurende de volgende vier jaar kunnen nog correcties worden aangebracht op de werkelijke btw- en bni-grondslagen, tenzij er voorbehoud is gemaakt. Die punten van voorbehoud moeten worden beschouwd als mogelijke vorderingen op de lidstaten voor onzekere bedragen, aangezien de financiële impact niet precies kan worden geraamd. Wanneer het precieze bedrag kan worden vastgesteld, worden de overeenstemmende btw- en bni-middelen afgeroepen, hetzij in het kader van btw- en bni-saldoaanzuiveringen of via afzonderlijke afroepingen van middelen.

1.4.5.    Correctie voor het Verenigd Koninkrijk

Door de Europese Raad van Fontainebleau (in juni 1984) is een mechanisme ten behoeve van het Verenigd Koninkrijk geïntroduceerd om begrotingsonevenwichtigheden te corrigeren (verlaging van de eigenmiddelenbijdrage en verhoging van die van andere lidstaten). Duitsland, Oostenrijk, Zweden en Nederland dragen in mindere mate aan die correctie bij (beperkt tot een vierde van hun normale aandeel).

1.4.6.    Brutovermindering

De Europese Raad van 7-8 februari 2013 heeft besloten dat Denemarken, Nederland en Zweden uitsluitend voor de periode 2014-2020 in aanmerking komen voor een brutovermindering van hun jaarlijkse bijdragen op basis van het bni en Oostenrijk uitsluitend voor de jaren 2014-2016. De jaarlijkse verminderingen zijn als volgt: Denemarken 130 miljoen EUR, Nederland 695 miljoen EUR en in Zweden 185 miljoen EUR.

1.5.   BEREKENING VAN HET BEGROTINGSRESULTAAT

Het begrotingsresultaat van de EU wordt in de loop van het volgende jaar terugbetaald aan de lidstaten door een vermindering van de bedragen die zij voor dat jaar zijn verschuldigd.

De eigen middelen worden geboekt op basis van de bedragen waarmee de door de lidstaten voor de Commissie geopende rekeningen in de loop van het jaar worden gecrediteerd. In het geval van een overschot omvatten de ontvangsten ook het begrotingsresultaat van het vorige begrotingsjaar. De overige ontvangsten worden geboekt op basis van de in de loop van het jaar werkelijk geïnde bedragen.

Voor de berekening van het begrotingsresultaat van het jaar worden onder uitgaven verstaan de betalingen uit de kredieten van het jaar, vermeerderd met de kredieten van hetzelfde jaar die naar het volgende jaar zijn overgedragen. De betalingen uit de kredieten van het jaar zijn die welke uiterlijk op 31 december van dat begrotingsjaar door de rekenplichtige worden verricht. Voor het ELGF worden als betalingen die betalingen geboekt die de lidstaten tussen 16 oktober n–1 en 15 oktober n hebben verricht, voor zover de vastlegging en de betalingsopdracht uiterlijk op 31 januari n+1 door de rekenplichtige zijn ontvangen. Ten aanzien van de uitgaven van het ELGF kan een later conformiteitsbesluit worden genomen, nadat in de lidstaten controles zijn verricht.

Het begrotingsresultaat bestaat uit twee delen: het resultaat van de EU en het resultaat van de deelneming van de EVA-landen die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER). Overeenkomstig artikel 1, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014 betreffende de eigen middelen weerspiegelt dit resultaat het verschil tussen:

de totale begrotingsontvangsten van het begrotingsjaar en en

het bedrag van de betalingen uit de kredieten van het begrotingsjaar, vermeerderd met de kredieten van hetzelfde jaar die naar het volgende jaar zijn overgedragen.

Dit verschil wordt vermeerderd of verminderd met:

het nettobedrag dat voortvloeit uit de annulering van uit vorige jaren overgedragen betalingskredieten en de bij de betalingen door veranderingen van de wisselkoersen van de euro opgetreden overschrijdingen van de niet-gesplitste kredieten die van het vorige jaar zijn overgedragen;

de ontwikkeling van bestemmingsontvangsten, en

de gedurende het jaar geboekte netto wisselkoerswinsten en -verliezen.

Van het vorige begrotingsjaar overgedragen kredieten die betrekking hebben op bijdragen van en werkzaamheden voor derden worden uiteraard nooit geannuleerd en worden opgenomen als aanvullende kredieten voor het begrotingsjaar. Dit verklaart het verschil tussen de van het voorafgaande jaar overgedragen kredieten in de verslagen over de uitvoering van de begroting N en de naar het volgende jaar overgedragen kredieten in de verslagen over de uitvoering van de begroting N-1. Wederopgevoerde kredieten na terugstorting van vooruitbetalingen maken geen deel uit van het resultaat van het begrotingsjaar.

De overgedragen betalingskredieten omvatten: overdrachten van rechtswege en overdrachten bij besluit. De annulering van niet-bestede betalingskredieten die van het vorige jaar zijn overgedragen toont de annuleringen van kredieten die van rechtswege zijn overgedragen en kredieten die bij besluit zijn overgedragen.

1.6.   AANSLUITING VAN HET ECONOMISCH RESULTAAT MET HET BEGROTINGSRESULTAAT

in miljoen EUR

 

2017

2016

ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET JAAR

8 082

1 733

Ontvangsten

 

 

Rechten die in het lopende jaar zijn vastgesteld, maar nog niet zijn geïnd

(4 408 )

(1 969 )

Rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld en in het lopende jaar zijn geïnd

10 739

3 363

Toegerekende baten (netto)

(257)

611

Uitgaven

 

 

Toegerekende uitgaven (netto)

3 725

10 678

Uitgaven van een vorig jaar betaald in het lopende jaar

(3 574 )

(7 656 )

Netto-effect voorfinanciering

(12 059 )

(468)

Betalingskredieten overgedragen naar volgend jaar

(3 373 )

(3 102 )

Betalingen gedaan uit overdrachten en annulering van niet-bestede betalingskredieten

1 784

1 379

Mutaties in voorzieningen

6 752

3 962

Overige

(6 676 )

(2 142 )

Economisch resultaat agentschappen en EGKS

(179)

16

BEGROTINGSRESULTAAT VAN HET JAAR

555

6 405

In overeenstemming met het Financieel Reglement wordt het economisch resultaat van het jaar berekend op transactiebasis, terwijl het begrotingsresultaat op het gewijzigdekasbeginsel wordt gebaseerd. Aangezien het economisch resultaat en het begrotingsresultaat het gevolg zijn van dezelfde onderliggende verrichtingen, is het nuttig om na te gaan of ze op elkaar kunnen worden afgestemd.

Afstemmingsposten — Ontvangsten

De werkelijke begrotingsontvangsten van een begrotingsjaar zijn gelijk aan de bedragen die worden geïnd van in de loop van het jaar vastgestelde rechten en de bedragen die worden geïnd van rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld. Daarom moeten de rechten die in het lopende jaar zijn vastgesteld maar nog niet geïnd zijn ten behoeve van de afstemming van het economisch resultaat worden afgetrokken, aangezien ze geen deel uitmaken van de begrotingsontvangsten. Daarentegen moeten de rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld en in het lopende jaar geïnd zijn, ten behoeve van de afstemming bij het economisch resultaat worden opgeteld.

De toegerekende baten bestaan hoofdzakelijk uit toegerekende baten voor de landbouw, eigen middelen, en rente en dividenden. Alleen het netto-effect, d.w.z. de toegerekende baten voor het lopende jaar verminderd met de teruggeboekte toegerekende baten van vorig jaar, wordt in aanmerking genomen.

Afstemmingsposten — Uitgaven

De toegerekende uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit uitgaven die toegerekend zijn met het oog op afsluiting aan het einde van het jaar, d.w.z. subsidiabele uitgaven die begunstigden van EU-middelen hebben gedaan, maar nog niet aan de Commissie hebben gedeclareerd. Alleen het netto-effect, d.w.z. de toegerekende uitgaven voor het lopende jaar verminderd met de teruggeboekte toegerekende baten van vorig jaar, wordt in aanmerking genomen. Betalingen tijdens het lopende jaar betreffende in voorgaande jaren ingeschreven facturen maken deel uit van de uitgaven van het lopende begrotingsjaar en moeten derhalve met het oog op de aansluiting bij het economisch resultaat worden opgeteld.

Het netto-effect van voorfinanciering is de combinatie van 1) de nieuwe voorfinancieringsbedragen die in het lopende jaar zijn betaald en als begrotingsuitgaven van het jaar geboekt zijn, en 2) de verrekening van voorfinanciering via de aanvaarding van subsidiabele kosten in het lopende jaar. De laatste zijn wel toegerekende uitgaven, maar geen uitgaven in de begrotingsboekhouding, aangezien de initiële voorfinanciering reeds als een begrotingsuitgave werd beschouwd op het ogenblik van de betaling.

Naast de betalingen die verricht zijn uit de kredieten van het jaar, dienen de kredieten voor dat jaar die naar het volgende jaar worden overgedragen ook in aanmerking te worden genomen voor de berekening van het begrotingsresultaat van het jaar (overeenkomstig artikel 1, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014). Hetzelfde geldt voor begrotingsbetalingen die in het lopende jaar zijn gedaan uit van voorgaande jaren overgedragen kredieten en de annulering van niet-bestede betalingskredieten.

De mutatie in de voorzieningen heeft betrekking op ramingen die aan het einde van het jaar in de financiële staten zijn gedaan (hoofdzakelijk personeelsbeloningen) die geen invloed hebben op de begrotingsboekhouding. Andere afstemmingsbedragen omvatten verschillende elementen zoals de afschrijving/waardevermindering van activa, de verwerving van activa, financiëleleaseverplichtingen en financiële participaties, waarvan de behandeling in de begrotingsboekhouding en in de boekhouding op transactiebasis verschilt.

2.   UITVOERING VAN DE EU-BEGROTING 2017 — BESPREKING

2.1.   ONTVANGSTEN

Het bedrag van de vastleggingskredieten in de oorspronkelijk goedgekeurde EU-begroting, die op 1 december 2016 door de voorzitter van het Europees Parlement werd ondertekend, werd vastgelegd op 134 490 miljoen EUR, voor 131 718 miljoen EUR uit eigen middelen te financieren. De geraamde ontvangsten en uitgaven in de oorspronkelijke begroting worden doorgaans in de loop van het begrotingsjaar aangepast en die wijzigingen worden in gewijzigde begrotingen opgenomen. Wijzigingen in de eigenmiddelenbetalingen op basis van het bni garanderen dat de begrote ontvangsten precies overeenstemmen met de begrote uitgaven. In overeenstemming met het evenwichtsbeginsel moeten de ontvangsten en de uitgaven van de begroting (betalingskredieten) in evenwicht zijn.

In 2017 werden zes gewijzigde begrotingen goedgekeurd. Als hiermee rekening wordt gehouden, bedroegen de definitieve goedgekeurde ontvangsten voor 2016 126 771 miljoen EUR. Het overschot van het vorige begrotingsjaar, de substantiële verlaging van de betalingskredieten, een aanzienlijk bedrag aan geïnde geldboeten en andere bijdragen zorgden voor een lagere bni-bijdrage van de lidstaten in 2017 (115 484 miljoen EUR).

Wat het resultaat van de eigen middelen betreft, lag de inning van traditionele eigen middelen zeer dicht bij de geraamde bedragen. Dit komt in de eerste plaats doordat de begrotingsramingen werden gewijzigd toen gewijzigde begroting 6/2017 werd opgesteld (volgens de nieuwe prognoses van het voorjaar 2017).

De definitieve btw- en bni-betalingen van de lidstaten lagen ook dicht bij de laatste begrotingsraming. De verschillen tussen de geraamde bedragen en de werkelijk betaalde bedragen worden veroorzaakt door de verschillen tussen de eurokoersen die voor begrotingsdoeleinden zijn gebruikt en de koersen die golden op het ogenblik waarop de lidstaten die geen deel uitmaken van de EMU, hun betalingen daadwerkelijk hebben verricht.

Voor de btw- en bni-saldi geldt een nieuwe procedure. De regels daarvoor zijn opgenomen in artikel 10 ter van de verordening inzake de terbeschikkingstelling (Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014). De nieuwe procedure leidt niet tot een gewijzigde begroting; de Commissie roep de nettobedragen rechtstreeks bij de lidstaten af. De gevolgen voor de EU-begroting waren ongeveer nihil als gevolg van het nieuwe verrekeningssysteem.

De post „Bijdragen en terugbetalingen in het kader van overeenkomsten en programma's van de EU” betreft voornamelijk ontvangsten van financiële correcties (ESIF, ELFG en Elfpo), de deelname van derde landen aan onderzoeksprogramma's en andere bijdragen en terugbetalingen aan programma's/activiteiten van de EU. Een aanzienlijk deel van dit totaal bestaat uit bestemmingsontvangsten, wat doorgaans aanleiding geeft tot de opname van aanvullende kredieten op de uitgavenzijde. In 2017 waren deze bijdragen en terugbetalingen voornamelijk afkomstig van terugbetalingen van middelen uit de structuurfondsen (6,7 miljard EUR), de goedkeuring van de rekeningen voor de landbouwfondsen (1,9 miljard EUR), de bijdrage van de lidstaten of derden aan specifieke overeenkomsten (1,6 miljard EUR) en bijdragen aan EU-programma’s (1 miljard EUR).

De ontvangsten uit boeten betreft met name geldboeten in verband met mededingingszaken.

2.2.   UITGAVEN

In de begroting 2017 werd gestreefd naar een juist evenwicht tussen de uitvoering van de lopende programma's en de aanpak van nieuwe uitdagingen. Derhalve werd in de begroting voortgebouwd op in de vorige jaren gedane vastleggingen en wordt gebruik gemaakt van de bestaande ruimte voor flexibiliteit om te reageren op uitdagingen overeenkomstig het meerjarig financieel kader 2014-2020 (MFK).

In lijn met de in het MFK voorziene jaarlijkse ontwikkeling bedroegen de in de ontwerpbegroting voorgestelde kredieten 157,7 miljard EUR (1,7 % meer dan de begroting 2016) voor vastleggingen en 134,9 miljard EUR (-6,2 %) voor betalingen, oftewel 1,05 % en 0,90 % respectievelijk van het bni van de EU. De toename van de vastleggingskredieten bedroeg 4,8 % na het „neutraliseren” van de impact van de herprogrammering van de jaarlijkse tranche 2014 van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, het Fonds voor asiel, migratie en integratie, en het Fonds voor interne veiligheid. De aanzienlijke vermindering van het totaalbedrag aan betalingskredieten is in wezen toe te schrijven aan de voltooiing van de uitvoering van de programma's van het MFK 2007-2013 en de langzame uitvoering van de nieuwe generatie programma's in sommige beleidsterreinen.

Tijdens het jaar werden de vastleggingskredieten verhoogd met 500 miljoen EUR bij gewijzigde begroting 3/2017 voor het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief en bij gewijzigde begroting 5/2017 om het EFDO te voorzien van een eerste toewijzing van 275 miljoen EUR.

Na de moeilijke situatie in 2016, waarin de betalingskredieten de behoeften overtroffen en het jaar werd afgesloten met een groot overschot, stelde de Commissie aanvankelijk een even traag verloop van de verzoeken om betalingen in 2017 vast en paste zij de begroting dienovereenkomstig aan. Daartoe werd op 9 oktober 2017 het ontwerp van gewijzigde begroting 6/2017 voorgesteld om de betalingskredieten met 7,7 miljard EUR te verminderen, waarvan 5,9 miljard EUR op begrotingsonderdelen van subrubriek 1b Economische, sociale en territoriale samenhang, en de rest op rubriek 2 Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen, rubriek 3 Veiligheid en burgerschap en rubriek 4 Europa als wereldspeler, alsook bij het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU).

Uitvoering van de beschikbare kredieten in 2017

De uitvoering voor alle soorten kredieten (begrotingskredieten, overdrachten 2017 en bestemmingsontvangsten) bedroeg in 2017 97 % wat de vastleggingen en 93,9 % wat de betalingen betreft. De uitvoering van begrotingskredieten was in 2017 volledig (98,35 % voor de betalingen), wat een goed resultaat was gezien de onzekerheden die 2016 en een groot deel van 2017 kenmerkten. De uitvoering loopt op tot 99,9 % voor de vastleggingskredieten en 99,8 % voor de betalingskredieten als wordt aangenomen dat de naar 2018 overgedragen bedragen volledig zullen worden besteed.

In subrubriek 1b Economische, sociale en territoriale samenhang was er qua financiële uitvoering van de programma’s van 2014-2020 een significante progressie ten opzichte van 2016, terwijl anderzijds de eerste afsluitende betalingen voor de programma’s van 2007-2013 werden verricht. De vermindering van de betalingskredieten bij gewijzigde begroting 6/2017 werd volledig gecompenseerd door het gebruik van bestemmingsontvangsten afkomstig van de procedure van goedkeuring van de rekeningen, en het uiteindelijk voor betalingen bestede bedrag was bijna gelijk aan het oorspronkelijk vooropgestelde budget.

In rubriek 2 Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen lag de financiële uitvoering van de nieuwe Elfpo-programma’s ook hoger dan in 2016.

Nog betaalbaar te stellen vastleggingen

De nog betaalbaar te stellen vastleggingen (de zogeheten „RAL”) bedroegen per jaareinde 267 miljard EUR. De toename met ruim 28 miljard EUR ten opzichte van eind 2016 is groter dan verwacht doordat er als gevolg van de verlaging van de betalingskredieten bij gewijzigde begroting 6/2017 een breder dan eerst voorspelde kloof tussen vastleggingen en betalingen ontstond. Een toename van de RAL is echter een normale ontwikkeling omdat de vastleggingskredieten overeenkomstig het meerjarig financieel kader elk jaar stijgen. In 2018 wordt een verdere toename van de RAL verwacht omdat de in de begroting opgenomen vastleggings- en betalingskredieten niet gelijk zijn. De stijging zou echter aanzienlijk minder bedragen dan in 2017 doordat in de goedgekeurde begroting 2018 het verschil tussen vastleggingskredieten en betalingskredieten kleiner is. Voorts wordt verwacht dat er in rubriek 1b Economische, sociale en territoriale samenhang meer betalingsaanvragen zullen worden gedaan als gevolg van de „n+3”-regel waardoor vastleggingen automatisch worden geannuleerd.

In het verslag over het begrotings- en financieel beheer — Begrotingsjaar 2017 van de Commissie, deel A (overzicht op begrotingsniveau) en deel B (over elke rubriek van het meerjarig financieel kader (MFK) afzonderlijk), is een gedetailleerdere analyse opgenomen van de begrotingsaanpassingen, hun specifieke context, hun motivering en hun effect.

Begrotingsresultaat

Het begrotingsresultaat van 2017 was een historisch lage 0,56 miljard EUR en heeft voornamelijk te maken met de ontvangstenzijde, waar de ontvangsten uit bijdragen en terugbetalingen in 2017 materieel waren (12,2 miljard EUR) en afkomstig van terugbetalingen van middelen uit de structuurfondsen (6,7 miljard EUR), de goedkeuring van de rekeningen van de landbouwfondsen (1,9 miljard EUR), de bijdrage van lidstaten of derden aan specifieke overeenkomsten (1,6 miljard EUR) en bijdragen aan EU-programma’s (1 miljard EUR). Voor de betalingskredieten was er volledige besteding (98,35 %), de niet-bestede bedragen werden overgedragen naar 2018 en het ongebruikte deel is niet significant.

3.   UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING

3.1.   OVERZICHT VAN DE UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING

in miljoen EUR

 

Begrotingskredieten

Vastgestelde rechten

Ontvangsten

Ontvangsten als % van de begroting

Nog te ontvangen

Omschrijving

Oor-spronkelijk goedgekeurde begroting

Definitief goed-gekeurde begroting

Lopend jaar

Overgedragen

Totaal

Op rechten van lopend jaar

Op overgedragen rechten

Totaal

 

1

Eigen middelen

131 718

115 484

115 429

26

115 455

115 414

2

115 416

100 %

39

3

Overschotten, saldi en aanpassingen

6 405

6 416

6 416

6 416

6 416

100 %

4

Ontvangsten afkomstig van personen die verbonden zijn aan de instellingen en andere organen van de Unie

1 490

1 490

1 488

7

1 495

1 478

7

1 484

100 %

11

5

Ontvangsten voortvloeiend uit de administratieve werking van de instelling

70

70

590

21

611

572

15

587

836 %

24

6

Bijdragen en terugbetalingen in het kader van overeenkomsten en programma’s van de Unie

60

60

12 228

275

12 504

12 061

118

12 179

20 299  %

324

7

Achterstandsrente en boeten

1 120

3 230

4 823

6 564

11 387

541

3 032

3 573

111 %

7 814

8

Transacties voor het opnemen en verstrekken van leningen

7

7

39

5

43

24

5

28

410 %

15

9

Diverse ontvangsten

25

25

6

9

15

4

4

8

30 %

7

Totaal

134 490

126 771

141 020

6 906

147 926

136 509

3 182

139 691

110 %

8 235

4.   UITVOERING VAN DE UITGAVENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING

4.1.   MFK: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN

in miljoen EUR

MFK-rubriek

Vastleggingskredieten

Betalingskredieten

Begrotingsmiddelen

Aanvullende kredieten

Totaal beschik-bare kredieten

Begrotingsmiddelen

Aanvullende kredieten

Totaal beschikbare kredieten

Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

Gewijzigde begrotingen en overschrij-vingen

Definitief goed-gekeurde begroting

Overdrachten

Bestemmings-ontvangsten

 

Oor-spronkelijk goedge-keurde begroting

Gewijzigde begrotingen en overschrij-vingen

Definitief goed-gekeurde begroting

Overdrachten

Bestemmings-ontvangsten

 

1

2

3=1+2

4

5

6=3+4+5

7

8

9=7+8

10

11

12=9+10+11

1

Slimme en inclusieve groei

74 899

500

75 399

0

9 782

85 181

56 522

(6 682 )

49 840

130

11 198

61 168

 

1a: Concurrentievermogen voor groei en banen

21 312

21 312

0

3 195

24 508

19 321

744

20 065

117

4 188

24 370

 

1b: Economische, sociale en territoriale samenhang

53 587

500

54 087

6 586

60 673

37 201

(7 426 )

29 775

13

7 009

36 797

2

Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

58 584

(15)

58 569

433

3 804

62 806

54 914

(447)

54 467

635

3 473

58 575

 

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

42 613

(2)

42 611

433

2 786

45 830

42 563

(5)

42 558

630

2 786

45 975

3

Veiligheid en burgerschap

4 284

4 284

188

4 472

3 787

(994)

2 793

11

189

2 994

4

Europa als wereldspeler

10 162

551

10 713

109

1 560

12 382

9 483

(545)

8 938

120

1 887

10 944

5

Administratie

9 395

0

9 395

2

794

10 190

9 395

(2)

9 392

786

798

10 977

 

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

3 921

3 921

0

423

4 344

3 921

3 921

494

426

4 841

6

Compensaties

8

Negatieve reserve en van het vorige begrotingsjaar overgedragen tekort

9

Speciale instrumenten

534

938

1 472

31

41

1 544

390

951

1 341

32

41

1 414

Totaal

157 858

1 974

159 831

575

16 169

176 576

134 490

(7 720 )

126 771

1 714

17 585

146 071

4.2.   MFK: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN

in miljoen EUR

MFK-rubriek

 

Gedane vastleggingen

Naar 2018 overgedragen vastleggingen

Vervallen kredieten

Totaal beschikbare kredieten

Van definitief goedgekeurde begroting

Van overdrachten

Van bestemmings-ontvangsten

Totaal

%

Bestemmings-ontvangsten

Over-drachten bij besluit

Totaal

Van definitief goed-gekeurde begroting

Van over-drachten

Van bestem-mings-ontvangsten

Totaal

1

2

3

4

5=2+3+4

6=5/1

7

8

9=7+8

10

11

12

13=10+11+12

1

Slimme en inclusieve groei

85 181

75 356

0

7 912

83 268

98 %

1 870

27

1 897

16

0

16

 

1a: Concurrentievermogen voor groei en banen

24 508

21 301

0

1 353

22 654

92 %

1 842

4

1 846

8

0

8

 

1b: Economische, sociale en territoriale samenhang

60 673

54 056

6 559

60 614

100 %

28

23

51

8

8

2

Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

62 806

58 100

426

2 334

60 859

97 %

1 470

451

1 920

19

8

27

 

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

45 830

42 150

426

2 183

44 759

98 %

603

451

1 054

10

8

18

3

Veiligheid en burgerschap

4 472

4 035

89

4 124

92 %

99

247

345

2

0

2

4

Europa als wereldspeler

12 382

10 710

108

997

11 814

95 %

563

2

565

1

1

0

3

5

Administratie

10 190

9 270

2

522

9 794

96 %

272

272

125

0

125

 

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

4 344

3 838

0

303

4 142

95 %

120

0

120

83

0

0

83

6

Compensaties

0 %

8

Negatieve reserve en van het vorige begrotingsjaar overgedragen tekort

0 %

9

Speciale instrumenten

1 544

1 259

31

1 291

84 %

41

62

103

151

151

Totaal

176 576

158 730

567

11 854

171 150

97 %

4 315

788

5 103

314

9

0

323

4.3.   MFK: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN

in miljoen EUR

MFK-rubriek

 

Gedane betalingen

Naar 2018 overgedragen kredieten

Vervallen kredieten

Totaal beschik-bare kredieten

Van definitief goedge-keurde begroting

Van over-drachten

Van bestem-mings-ontvang-sten

Totaal

%

Auto-matische over-drachten

Over-drachten bij besluit

Bestem-mings-ontvang-sten

Totaal

Van definitief goedge-keurde begroting

Van over-drachten

Van bestem-mings-ontvang-sten

Totaal

1

2

3

4

5=2+3+4

6=5/1

7

8

9

10=7+8+9

11

12

13

14=11+12+13

1

Slimme en inclusieve groei

61 168

49 698

111

7 220

57 030

93 %

121

3 977

4 098

21

19

0

40

 

1a: Concurrentievermogen voor groei en banen

24 370

19 945

101

1 330

21 376

88 %

108

2 858

2 966

12

16

0

28

 

1b: Economische, sociale en territoriale samenhang

36 797

29 754

11

5 890

35 654

97 %

13

1 119

1 132

9

3

11

2

Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

58 575

53 889

626

2 228

56 743

97 %

111

451

1 245

1 806

17

9

26

 

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

45 975

41 992

621

2 081

44 695

97 %

103

451

705

1 259

12

8

21

3

Veiligheid en burgerschap

2 994

2 767

10

90

2 867

96 %

11

5

99

115

11

1

0

12

4

Europa als wereldspeler

10 944

8 610

116

1 067

9 793

89 %

314

2

820

1 136

12

4

16

5

Administratie

10 977

8 486

720

451

9 656

88 %

781

1

348

1 129

125

67

191

 

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

4 841

3 363

448

274

4 085

84 %

475

0

152

627

83

46

128

6

Compensaties

0 %

8

Negatieve reserve en van het vorige begrotingsjaar overgedragen tekort

0 %

0

9

Speciale instrumenten

1 414

1 241

32

18

1 291

91 %

0

23

24

99

0

99

Totaal

146 071

124 691

1 615

11 073

137 379

94 %

1 338

458

6 512

8 308

284

99

0

384

4.4.   MFK: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL)

in miljoen EUR

MFK-rubriek

RAL eind vorig jaar

Vastleggingen van het jaar

Totale aan het eind van het begrotingsjaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen

Van vorig jaar overgedragen vastleggingen

Vrijmakingen/ herwaarderingen/ annuleringen

Betalingen

Aan het einde van het jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen

Vastleggingen tijdens het jaar

Betalingen

Annulering van niet-overdraagbare vastleggingen

Aan het einde van het jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen

 

1

Slimme en inclusieve groei

174 938

(4 337 )

(49 231 )

121 370

83 268

(7 799 )

(3)

75 467

196 837

 

1a: Concurrentievermogen voor groei en banen

35 622

(1 321 )

(13 887 )

20 414

22 654

(7 489 )

(3)

15 162

35 576

 

1b: Economische, sociale en territoriale samenhang

139 316

(3 015 )

(35 345 )

100 956

60 614

(310)

(0)

60 304

161 260

2

Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

33 947

(180)

(11 860 )

21 907

60 859

(44 882 )

(0)

15 977

37 883

 

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

247

(2)

(211)

33

44 759

(44 484 )

275

309

3

Veiligheid en burgerschap

4 167

(231)

(1 650 )

2 286

4 124

(1 217 )

2 908

5 194

4

Europa als wereldspeler

24 974

(517)

(6 662 )

17 795

11 814

(3 131 )

(1)

8 682

26 478

5

Administratie

732

(2)

(726)

4

9 794

(8 931 )

(0)

863

867

 

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

431

20

(448)

3

4 142

(3 637 )

0

505

507

6

Compensaties

8

Negatieve reserve en van het vorige begrotingsjaar overgedragen tekort

9

Speciale instrumenten

0

(0)

(0)

1 291

(1 290 )

0

0

Totaal

238 759

(5 268 )

(70 129 )

163 362

171 150

(67 250 )

(4)

103 896

267 258

4.5.   MFK: RAL NAAR JAAR VAN OORSPRONG

in miljoen EUR

MFK-rubriek

< 2011

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Totaal

1

Slimme en inclusieve groei

1 575

532

1 464

13 556

6 680

41 805

55 759

75 467

196 837

 

1a: Concurrentievermogen voor groei en banen

741

294

829

2 754

3 620

4 893

7 283

15 162

35 576

 

1b: Economische, sociale en territoriale samenhang

834

238

635

10 802

3 060

36 912

48 475

60 304

161 260

2

Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

227

58

76

992

496

5 470

14 588

15 977

37 883

 

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

0

12

22

275

309

3

Veiligheid en burgerschap

40

34

74

114

77

278

1 669

2 908

5 194

4

Europa als wereldspeler

1 036

543

1 054

2 232

2 675

4 226

6 030

8 682

26 478

5

Administratie

0

0

0

4

863

867

 

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

0

0

0

0

0

0

3

505

507

9

Speciale instrumenten

0

0

Totaal

2 878

1 166

2 668

16 893

9 928

51 779

78 050

103 896

267 258

4.6.   MFK IN DETAIL: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN

in miljoen EUR

Programma

Vastleggingskredieten

Betalingskredieten

Begrotingsmiddelen

Extra Kredieten

Totaal beschikbare kredieten

Begrotingsmiddelen

Extra Kredieten

Totaal beschikbare kredieten

Oorspronke-lijk goedge-keurde begroting

Gewijzigde begrotingen & overschrij-vingen

Definitief goedge-keurde begroting

Over- drachten

Bestem-mings- ontvangsten

 

Oorspronke-lijk goedge-keurde begroting

Gewijzigde begrotingen & overschrij-vingen

Definitief goedge-keurde begroting

Over-drachten

Bestem-mings-ontvangsten

 

1

2

3=1+2

4

5

6=3+4+5

7

8

9=7+8

10

11

12=9+10+11

1.1

Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI)

2 661

0

2 661

39

2 700

2 317

150

2 467

39

2 506

 

Europese satellietnavigatie (Egnos/Galileo)

897

897

148

1 045

688

162

850

3

255

1 108

 

Internationale thermonucleaire reactor (ITER)

323

(0)

322

19

341

426

298

724

0

19

743

 

Europees programma voor aardobservatie (Copernicus)

607

607

17

625

697

(60)

637

2

19

658

 

Nucleaire veiligheid en ontmanteling

138

138

138

150

204

354

354

 

Horizon 2020

10 346

78

10 424

1 828

12 251

10 196

(97)

10 100

71

2 689

12 860

 

Euratom-programma voor onderzoek en opleiding

341

(0)

341

112

452

348

(1)

347

20

152

518

 

Concurrentievermogen van ondernemingen en kmo’s (Cosme)

349

0

349

32

381

369

(119)

250

2

71

324

 

Onderwijs, opleiding en sport (Erasmus+)

2 064

6

2 070

388

2 458

1 887

40

1 927

7

441

2 375

 

Werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI)

136

136

10

146

97

(7)

90

2

10

102

 

Douane, Fiscalis en fraudebestrijding

137

7

144

5

149

117

(0)

117

5

5

127

 

CEF — Energie

700

(77)

622

1

623

123

(40)

83

2

0

85

 

CEF — Vervoer

1 723

(1)

1 723

120

1 843

971

279

1 249

2

103

1 354

 

CEF — Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

124

1

125

3

128

118

(54)

63

0

3

67

 

Energieprojecten voor economisch herstel (EERP)

16

16

110

32

142

16

157

 

Gedecentraliseerde agentschappen

344

(7)

338

18

356

336

(16)

319

18

337

 

Andere acties en programma’s

220

(2)

218

435

653

196

2

198

1

344

543

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

56

(0)

56

1

57

44

(15)

29

0

30

 

Specifieke bevoegdheden van de Commissie

144

(5)

139

0

5

143

131

(13)

118

4

123

Totaal MFK-rubriek 1.1

21 312

(0)

21 312

0

3 195

24 508

19 321

744

20 065

117

4 188

24 370

1.2

Regionale convergentie (regio’s met een ontwikkelingsachterstand)

26 122

(30)

26 092

3 405

29 496

19 315

(4 613 )

14 702

3 375

18 078

 

Overgangsregio's

5 627

(15)

5 613

677

6 289

3 314

(1 247 )

2 067

542

2 609

 

Concurrentievermogen (meer ontwikkelde regio’s)

8 251

45

8 296

1 095

9 391

5 853

(1 441 )

4 413

1 259

5 672

 

Ultraperifere en dunbevolkte regio's

222

222

29

251

140

(14)

126

35

161

 

Cohesiefonds

9 056

9 056

1 133

10 189

5 981

1 107

7 088

1 260

8 348

 

Europese territoriale samenwerking

1 940

1 940

185

2 124

969

(392)

577

53

630

 

Technische bijstand

216

(0)

216

1

217

190

(23)

167

13

1

180

 

Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD)

546

546

6

553

441

(150)

291

0

6

298

 

Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief

500

500

56

556

600

(551)

49

476

525

 

Connecting Europe Facility (CEF)

1 593

1 593

1 593

383

(93)

290

2

292

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

13

13

0

13

14

(9)

5

0

5

Totaal MFK-rubriek 1.2

53 587

500

54 087

6 586

60 673

37 201

(7 426 )

29 775

13

7 009

36 797

Totaal MFK-rubriek 1

74 899

500

75 399

0

9 782

85 181

56 522

(6 682 )

49 840

130

11 198

61 168

2

Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)

42 613

(2)

42 611

433

2 786

45 830

42 563

(5)

42 558

630

2 786

45 975

 

Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo)

14 366

(2)

14 364

862

15 226

11 208

(215)

10 994

1

532

11 527

 

Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV).

912

912

133

1 045

577

(192)

385

0

133

519

 

Visserijpartnerschapsovereenkomsten en organisaties voor visserijbeheer

138

(11)

127

2

129

133

3

136

2

139

 

Milieu- en klimaatactie (LIFE)

494

494

10

504

364

(33)

331

4

8

343

 

Gedecentraliseerde agentschappen

55

(1)

54

10

65

55

(1)

54

10

65

 

Andere acties en maatregelen

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

8

8

0

8

13

(6)

8

0

8

 

Specifieke acties

0

0

Totaal MFK-rubriek 2

58 584

(15)

58 569

433

3 804

62 806

54 914

(447)

54 467

635

3 473

58 575

3

Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF)

1 620

(6)

1 614

46

1 661

1 182

(559)

623

2

45

671

 

Consumenten

27

27

1

28

21

(0)

21

1

1

22

 

Creatief Europa

208

1

209

13

222

177

10

187

2

15

204

 

Noodhulp binnen de Unie (IES)

200

(1)

199

199

219

(1)

218

0

218

 

Fonds voor interne veiligheid

739

(4)

735

61

796

748

(350)

398

2

60

460

 

IT-systemen

20

16

35

3

38

17

12

28

3

31

 

Justitie

54

(0)

54

3

56

41

(4)

37

1

3

41

 

Rechten, gelijkheid en burgerschap

63

1

64

2

65

47

6

53

1

2

55

 

Uniemechanisme voor civiele bescherming

31

(2)

30

2

31

31

(3)

28

2

30

 

Europa voor de burger

26

26

1

27

26

26

0

1

27

 

Levensmiddelen en diervoeders

256

3

259

3

262

234

6

241

1

4

246

 

Gezondheid

65

65

2

67

58

1

59

1

2

62

 

Gedecentraliseerde agentschappen

863

(6)

858

51

909

864

(99)

765

51

816

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

12

(2)

10

0

10

19

(6)

14

1

14

 

Specifieke acties

101

101

1

102

102

(7)

96

1

0

97

Totaal MFK-rubriek 3

4 284

(0)

4 284

188

4 472

3 787

(994)

2 793

11

189

2 994

4

Pretoetredingssteun (IPA II)

2 115

4

2 118

76

2 195

1 716

(330)

1 386

4

414

1 805

 

Macrofinanciële bijstand (MFB)

46

(6)

40

40

46

(35)

10

10

 

Garantiefonds voor extern optreden

241

241

110

351

241

241

110

351

 

Uniemechanisme voor civiele bescherming

21

(9)

11

1

13

20

(10)

10

2

11

 

Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening (EUAV)

22

(5)

17

17

24

(7)

17

17

 

Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO)

275

275

300

575

275

275

300

575

 

Europees nabuurschapsinstrument (ENI)

2 440

40

2 481

54

2 535

2 358

(374)

1 984

5

59

2 048

 

Instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI)

3 168

(17)

3 151

47

3 198

2 769

(140)

2 629

13

74

2 716

 

Partnerschapsinstrument (PI)

134

5

138

2

140

136

(39)

97

1

2

99

 

Europees Initiatief voor democratie en mensenrechten (EIDHR)

189

(5)

184

4

188

168

(9)

159

3

3

166

 

Stabiliteit en vrede (IcSP)

273

(13)

260

11

272

294

(36)

258

3

10

271

 

Humanitaire hulp

945

335

1 280

99

769

2 148

1 146

247

1 393

91

728

2 211

 

Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)

327

(41)

287

9

55

351

294

(35)

259

0

55

313

 

Samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid (INSC)

62

(11)

51

3

54

81

(11)

71

0

3

74

 

Gedecentraliseerde agentschappen

20

20

0

20

20

20

0

20

 

Andere acties en programma’s

84

(1)

83

126

209

93

(27)

66

0

127

193

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

9

(1)

8

1

0

9

11

(3)

9

0

9

 

Specifieke acties

66

(0)

66

0

66

67

(12)

56

0

56

Totaal MFK-rubriek 4

10 162

551

10 713

109

1 560

12 382

9 483

(545)

8 938

120

1 887

10 944

5

Pensioenen

1 790

12

1 802

0

1 802

1 790

12

1 802

0

1 802

 

Europese Scholen

185

(1)

184

14

198

185

(1)

184

1

14

199

 

Gedecentraliseerde agentschappen

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

5

5

5

5

(3)

2

2

 

Administratieve uitgaven van de Commissie

3 494

(11)

3 483

1

357

3 841

3 494

(10)

3 484

292

358

4 134

 

Administratieve uitgaven van andere instellingen

3 921

3 921

0

423

4 344

3 921

3 921

494

426

4 841

Totaal MFK-rubriek 5

9 395

0

9 395

2

794

10 190

9 395

(2)

9 392

786

798

10 977

6

Compensaties

Totaal MFK-rubriek 6

8

Negatieve reserve

 

Overgedragen tekort

Totaal MFK-rubriek 8

9

Reserve voor noodhulp (EAR)

315

(253)

62

62

315

(216)

99

99

 

Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EGF)

169

169

41

210

25

(25)

0

0

41

42

 

Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU)

50

1 191

1 241

31

1 273

50

1 191

1 241

31

1 273

Totaal MFK-rubriek 9

534

938

1 472

31

41

1 544

390

951

1 341

32

41

1 414

Totaal

157 858

1 974

159 831

575

16 169

176 576

134 490

(7 720 )

126 771

1 714

17 585

146 071

4.7.   MFK IN DETAIL: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN

in miljoen EUR

Programma

 

Gedane vastleggingen

Naar 2018 overgedragen kredieten

Vervallen kredieten

Totaal beschikbare kredieten

van definitief goedge-keurde begroting

van over-drachten

van bestem-mings-ontvangsten

Totaal

%

Bestem-mings-ontvangsten

over-drachten bij besluit

Totaal

van definitief goed-gekeurde begroting

van over-drachten

van bestem-mings-ontvangsten

Totaal

1

2

3

4

5=2+3+4

6=5/1

7

8

9=7+8

10

11

12

13=10+11+12

1.1

Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI)

2 700

2 661

39

2 700

100 %

0

0

0

0

 

Europese satellietnavigatie (Egnos/Galileo)

1 045

897

32

929

89 %

116

116

 

Internationale thermonucleaire reactor (ITER)

341

322

1

323

95 %

18

18

0

0

 

Europees programma voor aardobservatie (Copernicus)

625

607

17

624

100 %

0

0

 

Nucleaire veiligheid en ontmanteling

138

138

138

100 %

0

0

 

Horizon 2020

12 251

10 422

882

11 304

92 %

946

946

1

0

2

 

Euratom-programma voor onderzoek en opleiding

452

341

17

357

79 %

95

95

0

0

 

Concurrentievermogen van ondernemingen en kmo’s (Cosme)

381

349

27

376

99 %

5

5

0

0

 

Onderwijs, opleiding en sport (Erasmus+)

2 458

2 070

192

2 263

92 %

195

195

0

0

 

Werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI)

146

135

3

138

94 %

7

7

1

0

1

 

Douane, Fiscalis en fraudebestrijding

149

144

1

145

97 %

4

4

0

0

 

CEF — Energie

623

621

1

622

100 %

0

0

1

1

 

CEF — Vervoer

1 843

1 722

31

1 753

95 %

89

89

0

0

 

CEF — Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

128

120

3

124

97 %

0

4

4

0

0

0

 

Energieprojecten voor economisch herstel (EERP)

16

0 %

16

16

 

Gedecentraliseerde agentschappen

356

338

13

351

99 %

5

5

0

0

 

Andere acties en programma’s

653

218

92

309

47 %

343

343

1

1

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

57

55

1

56

97 %

1

1

1

1

 

Specifieke bevoegdheden van de Commissie

143

137

0

3

140

98 %

1

1

2

2

Totaal MFK-rubriek 1.1

24 508

21 301

0

1 353

22 654

92 %

1 842

4

1 846

8

0

8

1.2

Regionale convergentie (regio’s met een ontwikkelingsachterstand)

29 496

26 092

3 378

29 470

100 %

27

27

 

Overgangsregio's

6 289

5 613

677

6 289

100 %

 

Concurrentievermogen (meer ontwikkelde regio’s)

9 391

8 296

1 095

9 391

100 %

 

Ultraperifere en dunbevolkte regio's

251

222

29

251

100 %

 

Cohesiefonds

10 189

9 056

1 133

10 189

100 %

 

Europese territoriale samenwerking

2 124

1 917

185

2 101

99 %

0

23

23

 

Technische bijstand

217

209

209

96 %

1

1

7

7

 

Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD)

553

546

6

552

100 %

1

1

 

Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief

556

500

56

556

100 %

 

Connecting Europe Facility (CEF)

1 593

1 593

1 593

100 %

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

13

13

13

100 %

0

0

0

0

Totaal MFK-rubriek 1.2

60 673

54 056

6 559

60 614

100 %

28

23

51

8

8

Totaal MFK-rubriek 1

85 181

75 356

0

7 912

83 268

97 %

1 870

27

1 897

16

0

16

2

Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)

45 830

42 150

426

2 183

44 759

98 %

603

451

1 054

10

8

18

 

Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo)

15 226

14 360

0

14 360

94 %

861

861

4

4

 

Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV).

1 045

909

133

1 042

100 %

0

0

3

3

 

Visserijpartnerschapsovereenkomsten en organisaties voor visserijbeheer

129

125

2

128

99 %

2

2

 

Milieu- en klimaatactie (LIFE)

504

494

6

500

99 %

4

4

0

0

 

Gedecentraliseerde agentschappen

65

54

10

64

99 %

1

1

 

Andere acties en maatregelen

0 %

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

8

7

7

90 %

0

0

1

1

 

Specifieke acties

0 %

Totaal MFK-rubriek 2

62 806

58 100

426

2 334

60 859

97 %

1 470

451

1 920

19

8

27

3

Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF)

1 661

1 408

14

1 422

86 %

32

207

239

0

0

 

Consumenten

28

27

1

28

100 %

0

0

0

0

 

Creatief Europa

222

209

9

218

98 %

5

5

0

0

 

Noodhulp binnen de Unie (IES)

199

199

199

100 %

0

0

 

Fonds voor interne veiligheid

796

695

35

730

92 %

26

40

66

0

0

 

IT-systemen

38

35

0

36

94 %

2

2

0

0

 

Justitie

56

53

0

54

95 %

3

3

0

0

 

Rechten, gelijkheid en burgerschap

65

64

0

64

97 %

2

2

0

0

 

Uniemechanisme voor civiele bescherming

31

29

1

30

96 %

1

1

1

0

1

 

Europa voor de burger

27

26

0

27

98 %

0

0

0

0

 

Levensmiddelen en diervoeders

262

259

2

261

100 %

1

1

0

0

 

Gezondheid

67

65

2

66

99 %

1

1

 

Gedecentraliseerde agentschappen

909

858

25

882

97 %

27

27

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

10

9

9

97 %

0

0

0

0

 

Specifieke acties

102

101

0

101

100 %

0

0

0

0

Totaal MFK-rubriek 3

4 472

4 035

89

4 124

92 %

99

247

345

2

0

2

4

Pretoetredingssteun (IPA II)

2 195

2 117

34

2 151

98 %

43

1

44

0

0

 

Macrofinanciële bijstand (MFB)

40

40

40

100 %

0

0

 

Garantiefonds voor extern optreden

351

241

241

69 %

110

110

 

Uniemechanisme voor civiele bescherming

13

11

1

12

92 %

1

1

0

0

0

 

Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening (EUAV)

17

17

17

100 %

0

0

 

Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO)

575

275

275

48 %

300

300

 

Europees nabuurschapsinstrument (ENI)

2 535

2 481

34

2 515

99 %

20

20

0

0

 

Instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI)

3 198

3 151

24

3 175

99 %

23

23

0

0

 

Partnerschapsinstrument (PI)

140

138

2

140

100 %

0

0

0

0

 

Europees Initiatief voor democratie en mensenrechten (EIDHR)

188

184

3

187

99 %

1

1

0

0

 

Stabiliteit en vrede (IcSP)

272

260

8

268

99 %

3

3

0

0

 

Humanitaire hulp

2 148

1 280

99

722

2 101

98 %

47

47

 

Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)

351

287

8

45

340

97 %

9

9

0

1

1

 

Samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid (INSC)

54

51

3

54

100 %

0

0

0

0

 

Gedecentraliseerde agentschappen

20

20

0

20

100 %

0

0

 

Andere acties en programma’s

209

83

121

204

97 %

6

6

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

9

8

1

9

94 %

0

1

1

 

Specifieke acties

66

66

0

66

99 %

0

0

0

0

Totaal MFK-rubriek 4

12 382

10 710

108

997

11 814

95 %

563

2

565

1

1

0

3

5

Pensioenen

1 802

1 797

0

1 797

100 %

0

0

5

5

 

Europese Scholen

198

184

12

196

99 %

2

2

0

0

 

Gedecentraliseerde agentschappen

0 %

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

5

5

5

100 %

0

0

 

Administratieve uitgaven van de Commissie

3 841

3 446

1

207

3 654

95 %

150

150

37

37

 

Administratieve uitgaven van andere instellingen

4 344

3 838

0

303

4 142

95 %

120

0

120

83

0

0

83

Totaal MFK-rubriek 5

10 190

9 270

2

522

9 794

96 %

272

272

125

0

125

6

Compensaties

0 %

Totaal MFK-rubriek 6

0 %

8

Negatieve reserve

0 %

 

Overgedragen tekort

0 %

Totaal MFK-rubriek 8

0 %

9

Reserve voor noodhulp (EAR)

62

0 %

62

62

 

Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EGF)

210

18

18

9 %

41

41

151

151

 

Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU)

1 273

1 241

31

1 273

100 %

Totaal MFK-rubriek 9

1 544

1 259

31

1 291

84 %

41

62

103

151

151

Totaal

176 576

158 730

567

11 854

171 150

97 %

4 315

788

5 103

314

9

0

323

4.8.   MFK IN DETAIL: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN

in miljoen EUR

Programma

 

Gedane betalingen

Naar 2018 overgedragen kredieten

Vervallen kredieten

Totaal beschik-bare kredieten

van definitief goedgekeurde begroting

van over- drachten

van bestem-mings- ontvangsten

Totaal

%

automatische overdrachten

over- drachten bij besluit

Bestem-mings- ontvangsten

Totaal

van definitief goedge-keurde begroting

Van over-drachten

van bestem-mings- ontvangsten

Totaal

1

2

3

4

5=2+3+4

6=5/1

7

8

9

10=7+8+9

11

12

13

14=11+12+13

1.1

Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI)

2 506

2 467

39

2 506

100 %

0

0

0

0

0

 

Europese satellietnavigatie (Egnos/Galileo)

1 108

848

3

45

895

81 %

2

210

212

0

0

0

 

Internationale thermonucleaire reactor (ITER)

743

723

0

1

724

97 %

1

18

19

0

0

0

 

Europees programma voor aardobservatie (Copernicus)

658

635

2

19

655

100 %

2

1

3

(0)

0

0

 

Nucleaire veiligheid en ontmanteling

354

354

354

100 %

0

0

 

Horizon 2020

12 860

10 025

63

775

10 863

84 %

68

1 914

1 982

7

8

0

15

 

Euratom-programma voor onderzoek en opleiding

518

327

18

27

371

72 %

20

125

145

0

2

2

 

Concurrentievermogen van ondernemingen en kmo’s (Cosme)

324

248

2

18

268

83 %

2

53

55

0

0

0

0

 

Onderwijs, opleiding en sport (Erasmus+)

2 375

1 920

6

226

2 153

91 %

7

215

222

0

0

(0)

0

 

Werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI)

102

87

1

3

92

90 %

2

6

8

1

1

0

2

 

Douane, Fiscalis en fraudebestrijding

127

116

2

1

119

94 %

0

4

4

1

3

4

 

CEF — Energie

85

81

1

0

83

97 %

1

0

1

1

0

2

 

CEF — Vervoer

1 354

1 248

1

62

1 311

97 %

2

41

43

0

0

0

0

 

CEF — Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

67

63

0

3

66

99 %

0

0

1

(0)

0

0

 

Energieprojecten voor economisch herstel (EERP)

157

142

7

149

94 %

0

9

9

0

 

Gedecentraliseerde agentschappen

337

319

13

333

99 %

0

5

5

0

0

 

Andere acties en programma’s

543

197

1

87

285

52 %

1

257

258

0

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

30

29

0

29

99 %

0

0

0

0

0

 

Specifieke bevoegdheden van de Commissie

123

117

3

120

98 %

0

1

1

1

1

Totaal MFK-rubriek 1.1

24 370

19 945

101

1 330

21 376

88 %

108

2 858

2 966

12

16

0

28

1.2

Regionale convergentie (regio’s met een ontwikkelingsachterstand)

18 078

14 702

2 622

17 325

96 %

0

753

753

0

 

Overgangsregio's

2 609

2 067

453

2 520

97 %

0

89

89

0

 

Concurrentievermogen (meer ontwikkelde regio’s)

5 672

4 413

991

5 403

95 %

0

269

269

0

 

Ultraperifere en dunbevolkte regio's

161

126

35

161

100 %

0

 

Cohesiefonds

8 348

7 088

1 260

8 348

100 %

0

 

Europese territoriale samenwerking

630

576

53

629

100 %

0

1

1

 

Technische bijstand

180

147

11

0

158

88 %

12

1

13

7

2

9

 

Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD)

298

291

0

291

98 %

0

6

7

0

0

0

 

Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief

525

49

475

524

100 %

0

1

1

 

Connecting Europe Facility (CEF)

292

290

2

291

100 %

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

5

5

5

96 %

0

0

0

0

0

Totaal MFK-rubriek 1.2

36 797

29 754

11

5 890

35 654

97 %

13

1 119

1 132

9

3

11

Totaal MFK-rubriek 1

61 168

49 698

111

7 220

57 030

94 %

121

3 977

4 098

21

19

0

40

2

Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)

45 975

41 992

621

2 081

44 695

97 %

103

451

705

1 259

12

8

21

 

Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo)

11 527

10 990

1

122

11 113

96 %

2

410

412

2

0

2

 

Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV).

519

384

0

4

389

75 %

1

129

130

0

0

0

 

Visserijpartnerschapsovereenkomsten en organisaties voor visserijbeheer

139

135

2

137

99 %

0

1

1

 

Milieu- en klimaatactie (LIFE)

343

326

4

8

337

98 %

4

1

5

1

0

1

 

Gedecentraliseerde agentschappen

65

54

10

64

99 %

0

1

1

0

0

 

Andere acties en maatregelen

0 %

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

8

7

0

7

96 %

0

0

0

0

0

 

Specifieke acties

0

0 %

0

0

0

Totaal MFK-rubriek 2

58 575

53 889

626

2 228

56 743

97 %

111

451

1 245

1 806

17

9

26

3

Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF)

671

616

2

13

631

94 %

2

32

34

5

0

5

 

Consumenten

22

20

0

1

21

95 %

1

0

1

0

0

0

 

Creatief Europa

204

185

2

7

194

95 %

2

8

10

0

0

0

 

Noodhulp binnen de Unie (IES)

218

217

0

217

100 %

0

0

0

0

0

 

Fonds voor interne veiligheid

460

395

2

37

433

94 %

2

24

26

1

0

1

 

IT-systemen

31

28

1

29

92 %

0

2

2

0

0

 

Justitie

41

36

1

2

39

95 %

1

1

1

0

0

0

1

 

Rechten, gelijkheid en burgerschap

55

52

0

1

53

96 %

0

1

2

0

0

1

 

Uniemechanisme voor civiele bescherming

30

23

1

24

79 %

0

5

1

5

1

1

 

Europa voor de burger

27

26

0

0

27

97 %

0

0

0

1

0

0

 

Levensmiddelen en diervoeders

246

239

1

2

241

98 %

1

2

3

1

0

1

 

Gezondheid

62

58

1

1

60

97 %

1

0

1

0

0

0

0

 

Gedecentraliseerde agentschappen

816

764

25

789

97 %

0

26

26

1

1

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

14

14

14

95 %

0

1

1

0

0

 

Specifieke acties

97

95

1

0

96

99 %

1

0

1

0

0

0

Totaal MFK-rubriek 3

2 994

2 767

10

90

2 867

96 %

11

5

99

115

11

1

0

12

4

Pretoetredingssteun (IPA II)

1 805

1 376

4

216

1 596

88 %

7

199

205

3

1

4

 

Macrofinanciële bijstand (MFB)

10

10

10

99 %

0

0

0

 

Garantiefonds voor extern optreden

351

241

241

69 %

110

110

 

Uniemechanisme voor civiele bescherming

11

7

1

8

73 %

0

2

0

2

1

1

 

Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening (EUAV)

17

17

17

97 %

0

0

0

0

 

Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO)

575

0 %

275

300

575

 

Europees nabuurschapsinstrument (ENI)

2 048

1 978

5

31

2 014

98 %

5

28

33

0

0

0

 

Instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI)

2 716

2 614

12

16

2 642

97 %

14

58

72

1

2

2

 

Partnerschapsinstrument (PI)

99

95

1

1

96

97 %

1

1

1

1

0

2

 

Europees Initiatief voor democratie en mensenrechten (EIDHR)

166

156

3

2

161

97 %

3

1

4

0

1

1

 

Stabiliteit en vrede (IcSP)

271

253

2

4

259

96 %

3

7

10

2

0

2

 

Humanitaire hulp

2 211

1 388

90

644

2 123

96 %

5

83

88

0

0

0

 

Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)

313

258

0

32

290

93 %

0

23

23

0

0

0

 

Samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid (INSC)

74

70

0

2

72

98 %

1

1

1

0

0

0

 

Gedecentraliseerde agentschappen

20

20

0

20

100 %

0

0

0

0

 

Andere acties en programma’s

193

64

0

117

181

94 %

0

10

10

2

2

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

9

8

0

8

95 %

0

0

0

0

0

 

Specifieke acties

56

55

0

55

98 %

0

0

0

1

1

Totaal MFK-rubriek 4

10 944

8 610

116

1 067

9 793

89 %

314

2

820

1 136

12

4

16

5

Pensioenen

1 802

1 797

0

1 797

100 %

0

0

5

5

 

Europese Scholen

199

184

1

12

197

99 %

0

2

2

0

0

0

 

Gedecentraliseerde agentschappen

0 %

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

2

1

1

53 %

0

1

1

0

0

 

Administratieve uitgaven van de Commissie

4 134

3 141

271

165

3 577

87 %

305

193

499

37

21

58

 

Administratieve uitgaven van andere instellingen

4 841

3 363

448

274

4 085

84 %

475

0

152

627

83

46

128

Totaal MFK-rubriek 5

10 977

8 486

720

451

9 656

88 %

781

1

348

1 129

125

67

191

6

Compensaties

0 %

Totaal MFK-rubriek 6

0 %

8

Negatieve reserve

0 %

0

 

Overgedragen tekort

0 %

0

Totaal MFK-rubriek 8

0 %

0

9

Reserve voor noodhulp (EAR)

99

0 %

0

99

99

 

Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EGF)

42

0

0

18

18

43 %

0

23

24

0

0

0

 

Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU)

1 273

1 241

31

1 273

100 %

0

Totaal MFK-rubriek 9

1 414

1 241

32

18

1 291

91 %

0

23

24

99

0

99

Totaal

146 071

124 691

1 615

11 073

137 379

94 %

1 338

458

6 512

8 308

284

99

0

384

4.9.   MFK IN DETAIL: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL)

in miljoen EUR

Programma

RAL eind vorig jaar

Vastleggingen van het jaar

Totale RAL per jaareinde

Van vorig jaar overgedragen vastleggingen

Vrijmakingen/ herwaarderingen/ annuleringen

Betalingen

RAL per jaareinde

Vastleggingen tijdens het jaar

Betalingen

Annulering van niet-overdraagbare vastleggingen

RAL per jaareinde

 

1.1

Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI)

2 460

(0)

(2 451 )

9

2 700

(55)

2 645

2 654

 

Europese satellietnavigatie (Egnos/Galileo)

1 267

(1)

(738)

528

929

(157)

772

1 300

 

Internationale thermonucleaire reactor (ITER)

2 128

(0)

(668)

1 460

323

(56)

(0)

267

1 727

 

Europees programma voor aardobservatie (Copernicus)

205

(0)

(192)

13

624

(464)

161

174

 

Nucleaire veiligheid en ontmanteling

867

(0)

(353)

514

138

(1)

137

651

 

Horizon 2020

19 940

(458)

(7 173 )

12 309

11 304

(3 689 )

(3)

7 612

19 921

 

Euratom-programma voor onderzoek en opleiding

226

(14)

(106)

106

357

(265)

(0)

92

198

 

Concurrentievermogen van ondernemingen en kmo’s (Cosme)

874

(74)

(209)

591

376

(59)

317

908

 

Onderwijs, opleiding en sport (Erasmus+)

652

(59)

(258)

336

2 263

(1 895 )

368

704

 

Werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI)

187

(10)

(61)

115

138

(30)

107

222

 

Douane, Fiscalis en fraudebestrijding

141

(8)

(82)

52

145

(38)

107

159

 

CEF — Energie

1 140

(1)

(77)

1 062

622

(6)

616

1 678

 

CEF — Vervoer

3 892

(661)

(1 022 )

2 210

1 753

(289)

1 464

3 673

 

CEF — Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

304

(1)

(65)

237

124

(1)

123

360

 

Energieprojecten voor economisch herstel (EERP)

694

(0)

(149)

545

545

 

Gedecentraliseerde agentschappen

31

(0)

(25)

6

351

(308)

44

49

 

Andere acties en programma’s

411

(23)

(166)

221

309

(119)

191

412

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

41

(2)

(15)

25

56

(15)

41

66

 

Specifieke bevoegdheden van de Commissie

162

(9)

(78)

75

140

(42)

99

174

Totaal MFK-rubriek 1.1

35 622

(1 321 )

(13 887 )

20 414

22 654

(7 489 )

(3)

15 162

35 576

1.2

Regionale convergentie (regio’s met een ontwikkelingsachterstand)

71 813

(1 537 )

(17 260 )

53 015

29 470

(64)

29 406

82 421

 

Overgangsregio's

12 382

(2 494 )

9 888

6 289

(26)

6 263

16 151

 

Concurrentievermogen (meer ontwikkelde regio’s)

22 235

(352)

(5 340 )

16 542

9 391

(64)

9 327

25 870

 

Ultraperifere en dunbevolkte regio's

523

(152)

371

251

(9)

242

613

 

Cohesiefonds

23 497

(940)

(8 341 )

14 216

10 189

(7)

10 182

24 398

 

Europese territoriale samenwerking

2 218

(176)

(620)

1 421

2 101

(9)

2 092

3 514

 

Technische bijstand

176

(8)

(57)

111

209

(101)

(0)

107

218

 

Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD)

840

(0)

(267)

573

552

(24)

528

1 101

 

Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief

2 215

(523)

1 692

556

(0)

556

2 248

 

Connecting Europe Facility (CEF)

3 402

(0)

(286)

3 117

1 593

(5)

1 588

4 704

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

15

(1)

(5)

9

13

(0)

13

22

Totaal MFK-rubriek 1.2

139 316

(3 015 )

(35 345 )

100 956

60 614

(310)

(0)

60 304

161 260

Totaal MFK-rubriek 1

174 938

(4 337 )

(49 231 )

121 370

83 268

(7 799 )

(3)

75 467

196 837

2

Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)

247

(2)

(211)

33

44 759

(44 484 )

275

309

 

Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo)

29 641

(145)

(10 928 )

18 567

14 360

(185)

14 175

32 742

 

Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV).

2 595

(30)

(374)

2 191

1 042

(14)

(0)

1 028

3 218

 

Visserijpartnerschapsovereenkomsten en organisaties voor visserijbeheer

31

(0)

(22)

9

128

(115)

12

21

 

Milieu- en klimaatactie (LIFE)

1 404

(2)

(315)

1 087

500

(23)

477

1 564

 

Gedecentraliseerde agentschappen

3

(3)

64

(61)

3

3

 

Andere acties en maatregelen

6

6

6

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

21

(1)

(7)

13

7

7

20

 

Specifieke acties

0

0

0

Totaal MFK-rubriek 2

33 947

(180)

(11 860 )

21 907

60 859

(44 882 )

(0)

15 977

37 883

3

Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF)

1 734

(77)

(582)

1 075

1 422

(49)

1 373

2 447

 

Consumenten

35

(0)

(16)

19

28

(5)

22

41

 

Creatief Europa

177

(8)

(82)

87

218

(112)

105

193

 

Noodhulp binnen de Unie (IES)

109

(0)

(78)

31

199

(140)

59

90

 

Fonds voor interne veiligheid

1 191

(68)

(421)

703

730

(12)

718

1 420

 

IT-systemen

43

(3)

(25)

15

36

(4)

32

47

 

Justitie

93

(18)

(31)

44

54

(7)

46

90

 

Rechten, gelijkheid en burgerschap

117

(12)

(52)

53

64

(1)

63

115

 

Uniemechanisme voor civiele bescherming

49

(11)

(16)

22

30

(8)

22

44

 

Europa voor de burger

23

(1)

(14)

9

27

(13)

13

22

 

Levensmiddelen en diervoeders

323

(27)

(189)

108

261

(53)

208

316

 

Gezondheid

127

(0)

(48)

78

66

(12)

54

133

 

Gedecentraliseerde agentschappen

41

(3)

(24)

15

882

(765)

117

132

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

31

(2)

(12)

16

9

(1)

8

24

 

Specifieke acties

74

(2)

(61)

11

101

(35)

66

77

Totaal MFK-rubriek 3

4 167

(231)

(1 650 )

2 286

4 124

(1 217 )

2 908

5 194

4

Pretoetredingssteun (IPA II)

6 400

(56)

(1 408 )

4 936

2 151

(187)

(0)

1 963

6 899

 

Macrofinanciële bijstand (MFB)

10

(0)

(10)

0

40

(0)

40

40

 

Garantiefonds voor extern optreden

241

(241)

 

Uniemechanisme voor civiele bescherming

15

(0)

(7)

8

12

(2)

10

18

 

Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening (EUAV)

17

(4)

13

17

(12)

5

18

 

Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO)

275

275

275

 

Europees nabuurschapsinstrument (ENI)

7 344

(182)

(1 678 )

5 484

2 515

(336)

(0)

2 178

7 662

 

Instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI)

8 282

(173)

(2 377 )

5 732

3 175

(264)

2 911

8 643

 

Partnerschapsinstrument (PI)

340

(7)

(83)

250

140

(14)

(0)

126

376

 

Europees Initiatief voor democratie en mensenrechten (EIDHR)

346

(2)

(113)

230

187

(47)

140

370

 

Stabiliteit en vrede (IcSP)

626

(12)

(224)

390

268

(35)

(0)

233

623

 

Humanitaire hulp

964

(43)

(575)

346

2 101

(1 548 )

(0)

553

899

 

Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)

204

(10)

(65)

129

340

(225)

115

243

 

Samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid (INSC)

145

(5)

(46)

93

54

(26)

29

122

 

Gedecentraliseerde agentschappen

20

(20)

 

Andere acties en programma’s

148

(16)

(23)

109

204

(158)

45

154

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

23

(2)

(8)

14

9

(1)

8

22

 

Specifieke acties

111

(9)

(40)

62

66

(15)

51

113

Totaal MFK-rubriek 4

24 974

(517)

(6 662 )

17 795

11 814

(3 131 )

(1)

8 682

26 478

5

Pensioenen

1 797

(1 797 )

 

Europese Scholen

1

(0)

(1)

196

(196)

0

0

 

Gedecentraliseerde agentschappen

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

2

(0)

(1)

1

5

(0)

4

6

 

Administratieve uitgaven van de Commissie

299

(22)

(276)

1

3 654

(3 301 )

(0)

353

354

 

Administratieve uitgaven van andere instellingen

431

20

(448)

3

4 142

(3 637 )

0

505

507

Totaal MFK-rubriek 5

732

(2)

(726)

4

9 794

(8 931 )

(0)

863

867

6

Compensaties

Totaal MFK-rubriek 6

8

Negatieve reserve

 

Overgedragen tekort

Totaal MFK-rubriek 8

9

Reserve voor noodhulp (EAR)

 

Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EGF)

0

(0)

(0)

18

(18)

0

0

 

Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU)

1 273

(1 273 )

Totaal MFK-rubriek 9

0

(0)

(0)

1 291

(1 290 )

0

0

Totaal

238 759

(5 268 )

(70 129 )

163 362

171 150

(67 250 )

(4)

103 896

267 258

4.10.   MFK IN DETAIL: RAL NAAR JAAR VAN OORSPRONG

in miljoen EUR

Programma

< 2011

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Totaal

1.1

Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI)

2

7

2 645

2 654

 

Europese satellietnavigatie (Egnos/Galileo)

0

3

4

0

58

463

772

1 300

 

Internationale thermonucleaire reactor (ITER)

796

98

260

306

267

1 727

 

Europees programma voor aardobservatie (Copernicus)

0

2

11

161

174

 

Nucleaire veiligheid en ontmanteling

16

193

90

80

134

137

651

 

Horizon 2020

165

222

601

1 374

2 479

3 364

4 103

7 612

19 921

 

Euratom-programma voor onderzoek en opleiding

0

8

1

4

12

30

51

92

198

 

Concurrentievermogen van ondernemingen en kmo’s (Cosme)

2

2

32

254

10

77

213

317

908

 

Onderwijs, opleiding en sport (Erasmus+)

0

0

1

5

46

99

185

368

704

 

Werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI)

1

1

4

8

13

33

56

107

222

 

Douane, Fiscalis en fraudebestrijding

0

3

13

36

107

159

 

CEF — Energie

6

2

5

3

330

314

401

616

1 678

 

CEF — Vervoer

29

17

157

82

467

447

1 009

1 464

3 673

 

CEF — Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

0

0

30

49

158

123

360

 

Energieprojecten voor economisch herstel (EERP)

515

30

(0)

545

 

Gedecentraliseerde agentschappen

0

5

44

49

 

Andere acties en programma’s

22

8

7

23

30

39

92

191

412

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

2

1

2

1

6

12

41

66

 

Specifieke bevoegdheden van de Commissie

0

0

1

6

11

17

41

99

174

Totaal MFK-rubriek 1.1

741

294

829

2 754

3 620

4 893

7 283

15 162

35 576

1.2

Regionale convergentie (regio’s met een ontwikkelingsachterstand)

519

229

509

7 711

1 079

19 224

23 744

29 406

82 421

 

Overgangsregio's

38

305

4 671

4 874

6 263

16 151

 

Concurrentievermogen (meer ontwikkelde regio’s)

58

9

58

1 663

611

6 621

7 523

9 327

25 870

 

Ultraperifere en dunbevolkte regio's

23

142

206

242

613

 

Cohesiefonds

178

58

1 257

436

3 870

8 418

10 182

24 398

 

Europese territoriale samenwerking

41

9

170

284

917

2 092

3 514

 

Technische bijstand

1

1

1

8

42

59

107

218

 

Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD)

2

181

391

528

1 101

 

Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief

123

1 148

420

556

2 248

 

Connecting Europe Facility (CEF)

472

728

1 917

1 588

4 704

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

1

1

7

13

22

Totaal MFK-rubriek 1.2

834

238

635

10 802

3 060

36 912

48 475

60 304

161 260

Totaal MFK-rubriek 1

1 575

532

1 464

13 556

6 680

41 805

55 759

75 467

196 837

2

Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)

0

12

22

275

309

 

Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo)

34

1

623

303

4 228

13 378

14 175

32 742

 

Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV).

84

0

11

268

8

971

847

1 028

3 218

 

Visserijpartnerschapsovereenkomsten en organisaties voor visserijbeheer

9

12

21

 

Milieu- en klimaatactie (LIFE)

108

57

63

100

180

258

321

477

1 564

 

Gedecentraliseerde agentschappen

3

3

 

Andere acties en maatregelen

6

6

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

1

1

5

1

6

7

20

 

Specifieke acties

0

0

0

Totaal MFK-rubriek 2

227

58

76

992

496

5 470

14 588

15 977

37 883

3

Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF)

14

10

19

64

6

67

896

1 373

2 447

 

Consumenten

0

0

1

4

13

22

41

 

Creatief Europa

0

1

1

4

8

17

56

105

193

 

Noodhulp binnen de Unie (IES)

31

59

90

 

Fonds voor interne veiligheid

9

14

43

28

14

109

485

718

1 420

 

IT-systemen

0

1

0

0

6

2

6

32

47

 

Justitie

0

1

2

4

7

9

21

46

90

 

Rechten, gelijkheid en burgerschap

0

3

4

3

7

9

26

63

115

 

Uniemechanisme voor civiele bescherming

0

0

3

6

13

22

44

 

Europa voor de burger

0

0

0

0

1

6

13

22

 

Levensmiddelen en diervoeders

15

0

0

3

11

23

55

208

316

 

Gezondheid

1

3

3

6

11

23

32

54

133

 

Gedecentraliseerde agentschappen

1

14

117

132

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

1

1

3

5

5

8

24

 

Specifieke acties

0

0

0

0

0

10

66

77

Totaal MFK-rubriek 3

40

34

74

114

77

278

1 669

2 908

5 194

4

Pretoetredingssteun (IPA II)

356

119

154

622

686

1 225

1 773

1 963

6 899

 

Macrofinanciële bijstand (MFB)

0

40

40

 

Garantiefonds voor extern optreden

 

Uniemechanisme voor civiele bescherming

2

3

3

10

18

 

Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening (EUAV)

7

4

2

5

18

 

Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO)

275

275

 

Europees nabuurschapsinstrument (ENI)

381

215

441

735

794

1 252

1 666

2 178

7 662

 

Instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI)

229

168

359

756

943

1 397

1 879

2 911

8 643

 

Partnerschapsinstrument (PI)

0

0

20

17

59

66

87

126

376

 

Europees Initiatief voor democratie en mensenrechten (EIDHR)

4

4

6

12

34

61

108

140

370

 

Stabiliteit en vrede (IcSP)

10

11

24

41

64

103

138

233

623

 

Humanitaire hulp

26

13

13

14

8

19

253

553

899

 

Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)

4

1

17

14

34

32

27

115

243

 

Samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid (INSC)

9

6

10

11

16

17

24

29

122

 

Gedecentraliseerde agentschappen

 

Andere acties en programma’s

11

4

7

9

20

27

32

45

154

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

4

0

2

0

1

5

1

8

22

 

Specifieke acties

0

0

2

1

5

16

37

51

113

Totaal MFK-rubriek 4

1 036

543

1 054

2 232

2 675

4 226

6 030

8 682

26 478

5

Pensioenen

 

Europese Scholen

0

0

 

Gedecentraliseerde agentschappen

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

1

4

6

 

Administratieve uitgaven van de Commissie

0

0

0

1

353

354

 

Administratieve uitgaven van andere instellingen

0

0

0

0

0

0

3

505

507

Totaal MFK-rubriek 5

0

0

0

4

863

867

6

Compensaties

Totaal MFK-rubriek 6

8

Negatieve reserve

 

Overgedragen tekort

Totaal MFK-rubriek 8

9

Reserve voor noodhulp (EAR)

 

Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EGF)

0

0

 

Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU)

Totaal MFK-rubriek 9

0

0

Totaal

2 878

1 166

2 668

16 893

9 928

51 779

78 050

103 896

267 258

5.   UITVOERING VAN DE BEGROTING PER INSTELLING

5.1.   UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE BEGROTING

in miljoen EUR

Instelling

Begrotingskredieten

Vastgestelde rechten

Ontvangsten

Ontvang-sten als % van de begroting

Nog te ontvangen

Oor-spronkelijk goedge-keurde begroting

Definitief goed-gekeurde begroting

Lopend jaar

Over-gedragen

Totaal

Op rechten van lopend jaar

Op over-gedragen rechten

Totaal

Europees Parlement

159

159

207

21

227

204

3

207

130 %

20

Europese Raad en Raad

52

52

79

1

80

77

1

78

149 %

2

Commissie

134 139

126 419

140 350

6 883

147 234

135 846

3 177

139 023

110 %

8 210

Hof van Justitie

54

54

52

0

52

52

0

52

96 %

0

Europese Rekenkamer

20

20

21

0

21

21

0

21

103 %

0

Europees Economisch en Sociaal Comité

11

11

16

0

16

16

0

16

140 %

Comité van de Regio's

9

9

12

0

12

12

0

12

137 %

Europese Ombudsman

1

1

1

0

1

1

0

1

82 %

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

1

1

1

0

1

1

0

1

74 %

Europese Dienst voor extern optreden

44

44

282

1

282

280

1

281

643 %

2

Totaal

134 490

126 771

141 020

6 906

147 926

136 509

3 182

139 691

110 %

8 235

Net als in de voorbije jaren is de uitvoering van de begroting van alle instellingen opgenomen in de geconsolideerde verslagen over de uitvoering van de algemene begroting van de EU, aangezien binnen de EU-begroting een afzonderlijke begroting voor iedere instelling is vastgesteld. Agentschappen hebben geen afzonderlijke begroting binnen de EU-begroting en zij worden gedeeltelijk gefinancierd met een begrotingssubsidie van de Commissie.

Wat de EDEO betreft, zij opgemerkt dat deze dienst naast zijn eigen begroting ook bijdragen van de Commissie ten belope van 144 miljoen EUR (2016: 140 miljoen EUR) en van het EOF ten belope van 72 miljoen EUR (2016: 44 miljoen EUR) ontvangt. Deze begrotingskredieten worden ter beschikking gesteld van de EDEO (als bestemmingsontvangsten), in de eerste plaats ter dekking van de kosten van de personeelsleden van de Commissie die in de EU-delegaties werken. Deze delegaties worden administratief beheerd door de EDEO.

5.2.   BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN

in miljoen EUR

Instelling

Totaal beschikbare kredieten

Gedane vastleggingen

Naar 2018 overgedragen kredieten

Vervallen kredieten

Van definitief goedgekeurde begroting

Van over-drachten

Van bestem-mings-ontvang-sten

Totaal

%

Van bestem-mings-ontvangsten

Over-drachten bij besluit

Totaal

Van definitief goed-gekeurde begroting

Van over-drachten

Van bestem-mings-ontvang-sten

Totaal

1

2

3

4

5=2+3+4

6=5/1

7

8

9=7+8

10

11

12

13=10+ 11+12

Europees Parlement

1 999

1 890

0

49

1 938

97 %

41

0

41

20

0

0

20

Europese Raad en Raad

609

518

0

24

542

89 %

23

0

23

44

0

0

44

Commissie

172 231

154 892

566

11 551

167 009

97 %

4 195

788

4 983

231

9

0

240

Hof van Justitie

401

394

0

1

395

98 %

1

0

1

5

0

0

5

Europese Rekenkamer

141

138

0

0

138

98 %

0

0

0

3

0

0

3

Europees Economisch en Sociaal Comité

138

129

0

4

133

96 %

0

0

0

5

0

0

5

Comité van de Regio’s

97

91

0

4

95

98 %

0

0

0

2

0

0

2

Europese Ombudsman

11

10

0

0

10

94 %

0

0

0

1

0

0

1

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

11

10

0

0

10

89 %

0

0

0

1

0

0

1

Europese Dienst voor extern optreden

937

658

0

221

880

94 %

55

0

55

2

0

0

2

Totaal

176 576

158 730

567

11 854

171 150

97 %

4 315

788

5 103

314

9

0

323

5.3.   BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN

in miljoen EUR

Instelling

Totaal beschikbare kredieten

Gedane betalingen

Naar 2018 overgedragen kredieten

Vervallen kredieten

Van definitief goed-gekeurde begroting

Van over-drachten

Van bestem-mings-ontvang-sten

Totaal

%

Auto-matische over-drachten

Over-drachten bij besluit

Van bestem-mings-ontvang-sten

Totaal

Van definitief goed-gekeurde begroting

Van over-drachten

Van bestem-mings-ontvang-sten

Totaal

1

2

3

4

5=2+3+4

6=5/1

7

8

9

10=7+8+9

11

12

13

14

Europees Parlement

2 285

1 600

263

41

1 904

83 %

290

0

48

338

20

22

0

42

Europese Raad en Raad

671

466

57

23

547

81 %

52

0

24

75

44

6

0

50

Commissie

141 230

121 328

1 167

10 800

133 294

94 %

862

458

6 359

7 680

201

54

0

255

Hof van Justitie

423

373

19

1

393

93 %

21

0

1

22

5

3

0

8

Europese Rekenkamer

151

130

8

0

138

92 %

8

0

0

8

3

1

0

4

Europees Economisch en Sociaal Comité

147

120

7

3

131

89 %

9

0

1

10

5

1

0

6

Comité van de Regio’s

105

84

7

2

93

88 %

8

0

2

9

2

1

0

3

Europese Ombudsman

12

9

1

0

10

87 %

1

0

0

1

1

0

0

1

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

12

9

1

0

9

77 %

1

0

0

1

1

0

0

1

Europese Dienst voor extern optreden

1 035

572

85

203

859

83 %

86

0

77

163

2

11

13

Totaal

146 071

124 691

1 615

11 073

137 379

94 %

1 338

458

6 512

8 308

284

99

0

384

6.   UITVOERING VAN DE BEGROTING VAN DE AGENTSCHAPPEN

6.1.   BEGROTINGSONTVANGSTEN

in miljoen EUR

Agentschap

Financiering van de Commissie (beleidsterrein)

Definitief goed-gekeurde begroting

Ontvangen bedragen

Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators — ACER

6

13

13

Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie — Berec

9

4

4

Communautair Bureau voor plantenrassen — CPVO

17

16

16

Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding — Chafea

17

10

10

Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur — EACEA

15

50

50

Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk — EU-OSHA

4

15

15

Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht — eu-LISA

18

68

70

Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken — EASO

18

79

80

Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart — EASA

6

192

153

Europese Bankautoriteit — EBA

12

38

39

Europees Grens- en kustwachtagentschap — Frontex

18

281

294

Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding — ECDC

17

58

59

Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding — Cedefop

15

18

18

Europees Agentschap voor chemische stoffen — ECHA

2

112

114

Europees Milieuagentschap — EEA

7

70

68

Europees Bureau voor visserijcontrole —EFCA

11

17

17

Europese Autoriteit voor voedselveiligheid — EFSA

17

81

81

Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden — Eurofound

4

20

20

Agentschap voor het Europees wereldwijd satellietnavigatiesysteem (GNSS)

6

28

704

Europees Instituut voor gendergelijkheid — EIGE

4

8

8

Europees Instituut voor innovatie en technologie — EIT

15

303

304

Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen — Eiopa

12

24

24

Europees Agentschap voor maritieme veiligheid — EMSA

6

79

78

Europees Geneesmiddelenbureau — EMA

2

331

317

Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving — EWDD

18

16

16

Europese Politiedienst (Europol)

18

118

120

Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad — ERCEA

8

47

47

Europese Autoriteit voor effecten en markten — ESMA

12

42

42

Europese Stichting voor opleiding — ETF

15

20

20

Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten — FRA

18

23

23

Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving — Cepol

18

9

10

Agentschap van de Europese Unie voor netwerk- en informatiebeveiliging — Enisa

9

11

11

Europees Spoorwegbureau

6

31

32

Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie — EUIPO

12

401

245

Eenheid van de Europese Unie voor justitiële samenwerking — Eurojust

33

48

49

Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen — Easme

6

43

43

Fusion for Energy — F4E

8

848

860

Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken — INEA

6

24

24

Uitvoerend Agentschap onderzoek — REA

8

67

67

Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie

15

49

44

Totaal

 

3 714

4 212


in miljoen EUR

Soort ontvangsten

Definitief goed-gekeurde begroting

Ontvangen bedragen

Subsidie van de Commissie

2 429

2 429

Inkomsten uit heffingen

677

664

Overige inkomsten

608

1 118

Totaal

3 714

4 212

6.2.   VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN PER AGENTSCHAP

in miljoen EUR

Agentschap

Vastleggingskredieten

Betalingskredieten

Totaal beschikbare kredieten

Vastleggingen

Totaal beschikbare kredieten

Gedane betalingen

Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators — ACER

13

13

19

16

Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie — Berec

4

4

5

4

Communautair Bureau voor plantenrassen — CPVO

19

17

17

15

Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding — Chafea

10

9

11

8

Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur — EACEA

50

49

55

48

Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk — EU-OSHA

16

15

20

15

Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht — eu-LISA

158

155

78

67

Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken — EASO

91

86

87

75

Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart — EASA

227

160

236

147

Europese Bankautoriteit — EBA

38

37

41

36

Europees Grens- en kustwachtagentschap — Frontex

310

297

384

264

Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding — ECDC

59

58

70

58

Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding — Cedefop

18

18

19

17

Europees Agentschap voor chemische stoffen — ECHA

112

109

126

110

Europees Milieuagentschap — EEA

90

74

95

56

Europees Bureau voor visserijcontrole — EFCA

18

17

19

14

Europese Autoriteit voor voedselveiligheid — EFSA

80

80

90

83

Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden — Eurofound

21

20

24

20

Agentschap voor het Europees wereldwijd satellietnavigatiesysteem (GNSS)

3 744

1 895

1 192

668

Europees Instituut voor gendergelijkheid — EIGE

8

8

10

8

Europees Instituut voor innovatie en technologie — EIT

317

289

308

306

Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen — Eiopa

24

24

26

23

Europees Agentschap voor maritieme veiligheid — EMSA

101

91

94

72

Europees Geneesmiddelenbureau — EMA

331

302

374

292

Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving — EWDD

17

16

17

16

Europol

129

125

139

119

Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad — ERCEA

47

47

50

47

Europese Autoriteit voor effecten en markten — ESMA

46

45

50

44

Europese Stichting voor opleiding — ETF

20

20

21

20

Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten — FRA

23

23

29

22

Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving — Cepol

11

10

12

10

Agentschap van de Europese Unie voor netwerk- en informatiebeveiliging — Enisa

11

11

12

11

Europees Spoorwegbureau

32

31

34

29

Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie — EUIPO

417

236

437

230

Eenheid van de Europese Unie voor justitiële samenwerking — Eurojust

50

49

58

49

Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen — Easme

43

42

47

40

Fusion for Energy — F4E

879

879

869

835

Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken — INEA

24

24

25

24

Uitvoerend Agentschap onderzoek — REA

67

67

70

66

Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie

49

46

53

46

Totaal

7 726

5 501

5 323

4 033


in miljoen EUR

Soort

Vastleggingskredieten

Betalingskredieten

Totaal beschikbare kredieten

Vastleggingen

Totaal beschikbare kredieten

Gedane betalingen

Administratieve uitgaven

364

350

436

339

Operationele uitgaven

6 227

4 045

3 737

2 593

Operationele uitgaven voor specifieke projecten

3

2

3

2

Personeel

1 133

1 104

1 148

1 099

Totaal

7 726

5 501

5 323

4 033

VERKLARENDE BEGRIPPENLIJST

Aan het dienstjaar toegerekende pensioenkosten

De toename van de verplichtingen die voortvloeien uit de regeling in het lopende begrotingsjaar.

Actuariële veronderstellingen

Hypothesen gebruikt voor de berekening van de kosten van toekomstige gebeurtenissen die van invloed zijn op de pensioenverplichtingen.

Actuariële winsten en verliezen

Voor pensioenregelingen op basis van toegezegde uitkeringen, de wijzigingen in actuariële tekorten of overschotten. Zij ontstaan als gevolg van verschillen tussen de eerdere actuariële veronderstellingen en daadwerkelijke gebeurtenissen en als gevolg van de effecten van wijzigingen in actuariële veronderstellingen.

Administratieve kredieten

Administratieve kredieten dienen ter dekking van de huishoudelijke uitgaven van de instellingen en entiteiten (personeel, gebouwen, kantoorapparatuur).

Annulering van kredieten

Ongebruikte kredieten die niet meer mogen worden gebruikt.

Begrotingsonderdeel

De begroting is gestructureerd in ontvangsten en uitgaven die worden weergegeven overeenkomstig een bindende nomenclatuur die de door de begrotingsautoriteit vastgestelde aard en het doel van elk onderdeel weerspiegelt. De afzonderlijke rubrieken (titel, hoofdstuk, artikel of post) vormen een formele beschrijving van de nomenclatuur.

Bestemmingsontvangsten

Specifieke ontvangsten bestemd voor de financiering van welbepaalde uitgaven. De belangrijkste externe bestemmingsontvangsten zijn de financiële bijdragen van derde landen aan programma’s die door de Unie worden gefinancierd. De belangrijkste interne bestemmingsontvangsten zijn de van derden ontvangen betalingen voor goederen, diensten en werkzaamheden die op hun verzoek zijn geleverd; ontvangsten uit de terugbetaling van onverschuldigd betaalde bedragen en de opbrengsten van de verkoop van publicaties en films, inclusief die op elektronische drager.

Betalingskredieten

Betalingskredieten dekken uitgaven die in het lopende jaar moeten worden gedaan uit hoofde van juridische verplichtingen van het lopende en/of eerdere jaren.

Bij de lidstaten op te vragen bedragen

Tijdens de verslagperiode gedane uitgaven die moeten worden gefinancierd uit toekomstige begrotingen, d.w.z. door de EU-lidstaten. Dit is een gevolg van het naast elkaar bestaan van een boekhouding op transactiebasis en een begroting op kasbasis.

Derivaat

Financieel instrument waarvan de waarde gekoppeld is aan de ontwikkeling van de waarde van een ander financieel instrument, een index of een goed. In tegenstelling tot de houder van een primair financieel instrument (bijvoorbeeld een overheidsobligatie), die een onvoorwaardelijk recht heeft om geldmiddelen (of andere economische voordelen) te ontvangen in de toekomst, heeft de houder van een derivaat slechts een beperkt recht op een dergelijk voordeel. Een voorbeeld van een derivaat is een valutatermijncontract.

Direct beheer

Wijze van uitvoering van de begroting. Bij direct beheer geschiedt de uitvoering van de begroting rechtstreeks door de diensten van de Commissie, uitvoerende agentschappen of trustfondsen.

Disconteringsvoet

Percentage toegepast om rekening te houden met de tijdswaarde van geld. Discontering is een techniek die wordt gebruikt om kosten en baten te vergelijken die zich in verschillende perioden voordoen.

Effectieve rentevoet

De rentevoet waarmee de geraamde toekomstige contante ontvangsten of betalingen tijdens de verwachte looptijd van het financiële actief of de financiële verplichting wordt verdisconteerd tot de nettoboekwaarde van het actief of de verplichting.

Eigen middelen

De belangrijkste financieringsbron voor de instellingen en organen van de EU, zoals omschreven in de eigenmiddelenverordening (EU, Euratom) nr. 609/2014. De eigen middelen bestaan uit op het bni gebaseerde middelen, btw-middelen en de traditionele eigen middelen.

Financiële activa of passiva gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

Alle financiële activa (met uitzondering van derivaten) die volgens de internationale boekhoudnormen voor de overheidssector tegen reële waarde worden gewaardeerd en waarvan de veranderingen in reële waarde in een reserve onder de nettoactiva moeten worden opgenomen tot de verwijdering (of afwaardering).

Financiële correctie

Financiële correcties dienen om de EU-begroting te beschermen tegen onterechte of onregelmatige uitgaven. Voor uitgaven onder gedeeld beheer ligt de verantwoordelijkheid voor het terugvorderen van ten onrechte verrichte betalingen in de eerste plaats bij de lidstaat.

Een „bevestigde” financiële correctie is een correctie die door de betrokken lidstaat is aanvaard. Een „vastgestelde” financiële correctie is bij besluit van de Commissie goedgekeurd en is altijd een nettocorrectie, d.w.z. dat de lidstaat verplicht is de onregelmatige sommen aan de EU-begroting terug te storten en de aan de betrokken lidstaat toegewezen middelen definitief worden gekort. Bevestigde en vastgestelde financiële correcties worden in dit verslag als één categorie beschouwd.

De financiële correctie is „uitgevoerd” wanneer de vastgestelde onregelmatigheid is rechtgezet.

Gedeeld beheer

Wijze van uitvoering van de begroting. Bij gedeeld beheer worden bepaalde taken tot uitvoering van de begroting aan de lidstaten gedelegeerd. Ongeveer 80 % van de EU-uitgaven valt onder deze wijze van uitvoering.

Gewijzigde begroting

Tijdens het begrotingsjaar genomen besluit tot wijziging (verhoging, verlaging, overschrijving) van onderdelen van de goedgekeurde begroting van dat jaar.

Goedgekeurde begroting

De ontwerpbegroting wordt de goedgekeurde begroting zodra de begrotingsautoriteit ermee heeft ingestemd.

Indirect beheer

Wijze van uitvoering van de begroting. Bij indirect beheer vertrouwt de Commissie taken tot uitvoering van de begroting toe aan organen van EU- of nationaal recht.

Jaarlijks activiteitenverslag (AAR)

De jaarlijkse activiteitenverslagen bevatten onder andere de met de activiteiten bereikte resultaten in het licht van de gestelde doelen, de daaraan verbonden risico’s en de vorm van de interne controle. Met ingang van het begrotingsjaar 2001 wat de Europese Commissie betreft en vanaf 2003 voor alle andere EU-instellingen moet de „gedelegeerd ordonnateur” aan zijn instelling verantwoording afleggen over de uitoefening van zijn taken in de vorm van een jaarlijks activiteitenverslag met gegevens over de financiën en het beheer.

Kredieten

De begrotingsmiddelen. De begroting is een prognose van zowel vastleggingen als betalingen (contante of girale betalingen aan de begunstigden). Er is vaak een verschil tussen de kredieten voor vastleggingen en die voor betalingen (de „gesplitste” kredieten) omdat de middelen voor meerjarige programma’s en projecten gewoonlijk volledig worden vastgelegd in het jaar waarin de desbetreffende besluiten worden genomen en de betalingen worden gespreid over een aantal jaren, in het tempo waarin programma’s en projecten worden uitgevoerd. Niet-gesplitste kredieten betreffen administratieve uitgaven, ondersteuning van de landbouwmarkten en rechtstreekse betalingen; vastleggingskredieten en betalingskredieten zijn in dat geval gelijk.

Onderbrekingen en opschortingen

Indien de Commissie op basis van haar eigen werkzaamheden of van door de controle-autoriteiten verstrekte informatie constateert dat een lidstaat naliet ernstige gebreken van de beheers- en controlesystemen te verhelpen en/of onregelmatige maar gedeclareerde en gecertificeerde uitgaven te corrigeren, kan zij de betalingen onderbreken of opschorten.

Onregelmatigheid

Onder onregelmatigheid wordt verstaan, iedere handeling die niet in overeenstemming is met de EU-regels en de financiële belangen van de EU kan schaden, voortkomend uit vergissingen begaan door begunstigden die geldmiddelen aanvragen of door de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de betalingen. Is de onregelmatigheid opzettelijk, dan is er sprake van fraude.

Overdracht van kredieten

Uitzondering op het beginsel van jaarperiodiciteit, waarbij kredieten die in een bepaald begrotingsjaar niet konden worden gebruikt, bij wijze van uitzondering en onder strikte voorwaarden worden overgedragen voor gebruik in het volgende jaar.

Overschrijvingen (tussen begrotingsonderdelen)

Overschrijvingen houden de verplaatsing in van kredieten van het ene begrotingsonderdeel naar het andere in de loop van het begrotingsjaar en vormen dus een uitzondering op het begrotingsspecialiteitsbeginsel. Zij zijn echter uitdrukkelijk toegestaan bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgelegd in het Financieel Reglement (FR). Het FR kent verschillende soorten overschrijvingen, al naargelang zij tussen of binnen begrotingstitels, -hoofdstukken, -artikelen en -posten plaatsvinden en het vereiste niveau van goedkeuring.

Preventieve maatregel

Preventieve maatregelen, die ter beschikking van de Commissie staan ter bescherming van de EU-begroting wanneer zij weet heeft van mogelijke tekortkomingen, omvatten opschortingen en onderbrekingen van betalingen uit de EU-begroting aan operationele programma’s.

Regeling met toegezegde uitkeringen

Een pensioen- of andere uittredingsregeling waarbij de pensioenuitkering in het kader van regeling wordt toegezegd onafhankelijk van de te betalen premies en de uitkeringen niet rechtstreeks gekoppeld zijn aan de beleggingen van de regeling. De regeling kan met of zonder kapitaaldekking zijn.

Reste à liquider (RAL — nog betaalbaar te stellen vastleggingen)

De bedragen waarvoor een vastlegging in de begroting is gedaan, maar vervolgens nog geen betaling is verricht. Zij vormen betalingsverplichtingen voor de EU voor de komende jaren en zijn het directe gevolg van de spreiding van programma’s over meerdere jaren en de splitsing in vastleggings- en betalingskredieten.

Traditionele eigen middelen

Inkomsten van de EU die deel uitmaken van de „eigen middelen” waarmee de activiteiten van de EU worden gefinancierd. De traditionele eigen middelen zijn gedefinieerd in Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 en omvatten douanerechten en suikerheffingen.

Vastlegging

Juridische verbintenissen om financiële middelen te verstrekken mits bepaalde voorwaarden worden nageleefd. De EU verbindt zich ertoe haar aandeel in de kosten van een door de EU gefinancierd project te dragen. De vastleggingen van vandaag geven aanleiding tot de betalingen van morgen. De betalingen van vandaag vinden hun oorsprong in vastleggingen uit het verleden.

Vastleggingskredieten

Vastleggingskredieten dekken de totale kosten van juridische verplichtingen (contracten, subsidieovereenkomsten en -besluiten) die kunnen worden aangegaan in het lopende begrotingsjaar.

Voorfinanciering

Voorfinanciering heeft ten doel de begunstigde te voorzien van een kasvoorschot, dus van contante middelen. Zij kan worden opgesplitst in een aantal betalingen gedurende een periode die in het desbetreffende contract, besluit, overeenkomst of basisrechtshandeling is vastgesteld. Het voorschot wordt gebruikt voor het doel waarvoor het gedurende de in de overeenkomst vastgestelde periode is verstrekt of wordt teruggestort.

Vervallen kredieten

Ongebruikte kredieten die op het einde van het begrotingsjaar worden geannuleerd. Vervallen betekent de volledige of gedeeltelijke intrekking van de autorisatie om uitgaven te doen en/of verplichtingen aan te gaan, belichaamd door een krediet. Enkel voor gemeenschappelijke ondernemingen (GO’s) kunnen ongebruikte kredieten overeenkomstig hun financiële regels worden opgenomen in de raming van ontvangsten en uitgaven van de volgende drie begrotingsjaren (de zogeheten „n+3”-regel). Vervallen kredieten voor GO’s kunnen met andere woorden tot begrotingsjaar „n+3” opnieuw worden opgevoerd.

Voor verkoop beschikbare financiële activa

Alle financiële activa of passiva die volgens de internationale boekhoudnormen voor de overheidssector tegen reële waarde worden gewaardeerd en waarvan de veranderingen in reële waarde als overschot of tekort voor de periode moeten worden geboekt (bv. derivaten).

Vrijmaking

Een handeling waarbij een eerdere vastlegging (of een deel daarvan) wordt geschrapt.

LIJST VAN AFKORTINGEN

AAR

Jaarlijks activiteitenverslag

ABB

Activity Based Budgeting

ABM

Activity Based Management

ACER

Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators

AMIF

Fonds voor asiel, migratie en integratie

AOD

Gedelegeerd ordonnateur

Artemis

Advanced Research & Technology for EMbedded Intelligent Systems

ATM

Luchtverkeersbeheer

BB

Betalingsbalans

BBI

Gemeenschappelijke Onderneming Biogebaseerde industrieën

Bbp

Bruto binnenlands product

Berec

Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie

BIC

Bio-based Industries Consortium

BIS

Bank voor Internationale Betalingen

Bni

Bruto nationaal inkomen

Btw

Belasting over de toegevoegde waarde

BUFI-fonds

Fonds voor geldboeten

CBP

Communautair Bureau voor plantenrassen

CCS LGF

Garantiefaciliteit voor de culturele en creatieve sectoren

Cedefop

Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding

CEF

Connecting Europe Facility

CEF DI

Schuldinstrument van de Connecting Europe Facility

Cepol

Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving

CF

Cohesiefonds

Chafea

Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding

CIP

Kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie

COM

Commissie

Cosme

Programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en voor kleine en middelgrote ondernemingen

COSO

Committee of Sponsoring Organizations of the Treadway Commission

EACEA

Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur

EASA

Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart

EaSI

Werkgelegenheid en sociale innovatie

Easme

Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen

EASO

Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken

EBA

Europese Bankautoriteit

EBWO

Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling

ECB

Europese Centrale Bank

ECDC

Europees Centrum voor ziektepreventie en —bestrijding

ECHA

Europees Agentschap voor chemische stoffen

Ecofin

Raad Economische en Financiële Zaken

Ecsel

Gemeenschappelijke Onderneming elektronische componenten en systemen voor Europees leiderschap

EDEO

Europese Dienst voor extern optreden

EDIF

Garantiefaciliteit in het kader van de Westelijke Balkan

EEA

Europees Milieuagentschap

EER

Europese Economische Ruimte

EFCA

Europees Bureau voor visserijcontrole

EFDO

Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling

EFMZV

Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij

EFRO

Europees Fonds voor regionale ontwikkeling

EFSA

Europese Autoriteit voor voedselveiligheid

EFSE

Europees Fonds voor Zuidoost-Europa

EFSF

Europese faciliteit voor financiële stabiliteit

EFSI

Europees Fonds voor strategische investeringen

EFSM

Europees financieel stabilisatiemechanisme

EGKS

Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal

Egnos

Europees overlaysysteem voor geostationaire navigatie

EIB

Europese Investeringsbank

EIF

Europees Investeringsfonds

EIGE

Europees Instituut voor gendergelijkheid

Eiopa

Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen

EIT

Europees Instituut voor innovatie en technologie

ElectriFI

Elektrificatiefinancieringsinitiatief

Elfpo

Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling

ELGF

Europees Landbouwgarantiefonds

EMA

Europees Geneesmiddelenbureau

EMB

Eigenmiddelenbesluit

EMSA

Europees Agentschap voor maritieme veiligheid

EMU

Economische en monetaire unie

ENEF

Fonds voor bedrijfsuitbreiding

Eniac

Adviesraad voor het Europese nano-elektronica-initiatief

ENIF

Fonds voor bedrijfsinnovatie

Enisa

Agentschap van de Europese Unie voor netwerk- en informatiebeveiliging

ENPI

Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument

EOF

Europees Ontwikkelingsfonds

EOGFL

Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw.

EP

Europees Parlement

ERCEA

Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad

ERK

Europese Rekenkamer

ESA

Europees Ruimte-Agentschap

ESF

Europees Sociaal Fonds

ESIF

Europese structuur- en investeringsfondsen

ESM

Europees stabiliteitsmechanisme

ESMA

Europese Autoriteit voor effecten en markten

ETF

Europese technologie-startersregeling 1998

ETF

Europese Stichting voor opleiding

EU

Europese Unie

EUIPO

Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

eu-LISA

Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht

Eumetsat

Europese Organisatie voor de Exploitatie van Meteorologische Satellieten

EU-OSHA

Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk

Euratom

Europese Gemeenschap voor Atoomenergie

Eurofound

Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden

Eurojust

Europese Eenheid voor justitiële samenwerking

Europol

Europol

EVA

Europese Vrijhandelsassociatie

EVF

Europees Visserijfonds

EWDD

Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving

F4E

Fusion for Energy

FCH

Gemeenschappelijke onderneming brandstofcellen en waterstof

FIFO

First-in, First-out

FIOV

Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij

FR

Financieel reglement

FRA

Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten

Frontex

Europees Grens- en kustwachtagentschap

FSDA

Financiële staten — Bespreking en analyse

GLB

Gemeenschappelijk landbouwbeleid

GMES

Wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid

GNSS

Global Navigation Satellite Systems (wereldwijde satellietnavigatiesystemen)

GO

Gemeenschappelijke onderneming

H2020

Horizon 2020

ICSLT

International Civil Servants Life Table

IFRP

Geïntegreerd pakket inzake financiële verslaglegging

IIW

Venster infrastructuur en innovatie

IMF

Internationaal Monetair Fonds

IMI

Gemeenschappelijke Onderneming voor de uitvoering van het initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen

INEA

Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken

IPA II

Instrument voor pretoetredingssteun

IPSAS

International Public Sector Accounting Standards (internationale boekhoudnormen voor de overheid)

ISF

Fonds voor interne veiligheid

IT

Informatietechnologie

ITER

Internationale Thermonucleaire Experimentele Reactor

JRC

Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek

JWI

Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief

KMO

Kleine en middelgrote onderneming

KP7

Zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling

LGTT

Garantie-instrument voor leningen voor TEN-T-projecten

MAP

Meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap

MEP

Lid van het Europees Parlement

MFB

Macrofinanciële bijstand

MFK

Meerjarig financieel kader

MKMO

Micro-, kleine of middelgrote onderneming

NEET’s

Jongeren die geen werk hebben en geen onderwijs of opleiding volgen

O&BKA

Ontmanteling en Beheer van kernafval

O&I

Onderzoek en Innovatie

OIPO

Tijdelijk plattelandsontwikkelingsinstrument (TRDI)

OTO

Onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie

PBI

Projectobligatie-initiatief

PF4EE

Instrumenten voor particuliere financiering van energie-efficiëntie

PGF

Deelnemersgarantiefonds

PMF

Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit

PPP

Publiek-privaat partnerschap

PSEO

Pensioenregeling voor Europese ambtenaren

RAL

Nog betaalbaar te stellen vastleggingen

REA

Uitvoerend Agentschap Onderzoek

RSFF

Financieringsfaciliteit met risicodeling

S&P

Standard & Poor's Financial Services LLC

SANAD

MENA-fonds voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen

Sapard

Speciaal toetredingsprogramma voor landbouw en plattelandsontwikkeling

SEMED

Southern and Eastern Mediterranean Micro, Small and Middle sized Enterprises Financial Inclusion Programme

Sesar

Gemeenschappelijke Onderneming Single European Sky ATM Research

SIUGI

Instrument voor onbeperkte garantie in het kader van het KMO-initiatief

SMEW

Kmo-venster

GAP

Gezamenlijk actieplan

TEM

Traditionele eigen middelen

VGB

Verordening gemeenschappelijke bepalingen

VWEU

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie


(1)  Op 29 maart 2017 heeft het Verenigd Koninkrijk formeel kennis gegeven van zijn voornemen zich uit de EU terug te trekken en daarmee het terugtrekkingsproces overeenkomstig artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie in werking gesteld. Het Verenigd Koninkrijk zal de EU verlaten op 29 maart 2019.

(2)  Krachtens het subsidiariteitsbeginsel treedt de Unie slechts op indien en voor zover de doelstellingen van het overwogen optreden onvoldoende door de lidstaten, maar vanwege de schaal of de impact beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt. Krachtens het evenredigheidsbeginsel gaan de inhoud en de vorm van het optreden van de Unie niet verder dan wat nodig is om de doelstellingen van de Verdragen te verwezenlijken. Zie artikel 5 VWEU.

(3)  Zie de Mededeling van de Commissie „Europa 2020, een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei”, COM(2010) 2020 van 3 maart 2010.

(4)  Mededeling van de Commissie „Next steps for a sustainable European future European action for sustainability”, SWD(2016) 390 final van 22 november 2016.

(5)  Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (2013/C 373/01).

(6)  Zie voor nadere informatie de mededeling aan de Commissie van voorzitter Juncker en eerste vice-voorzitter Timmermans: Governance in the European Commission, C(2017) 6915 final van 11 oktober 2017, URL: https://ec.europa.eu/info/sites/info/files/c_2017_6915_final_en.pdf

(7)  De interne controlenormen bijvoorbeeld zijn gebaseerd op de internecontrolebeginselen van COSO 2013.

(8)  De term „de Europese Commissie” wordt daarom zowel gebruikt ter aanduiding van de instelling gevormd door de leden van de Commissie — het College, als van de administratie geleid door de directeuren-generaal van de diensten (en de hoofden van andere administratieve structuren zoals diensten, bureaus en uitvoerende agentschappen).

(1)  Doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.

(2)  Het Europees Parlement heeft op 18 november 2017 een begroting goedgekeurd waarin is bepaald dat de verplichtingen op korte termijn van de Unie worden betaald uit eigen middelen die in 2018 bij de lidstaten worden geïnd of opgevraagd. Daarnaast waarborgen de lidstaten overeenkomstig artikel 83 van het Statuut (Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968, zoals gewijzigd) gezamenlijk de uitbetaling van de pensioenen.

(9)  „Niet toegewezen aan een MFK-rubriek” omvat de begrotingsuitvoering van geconsolideerde entiteiten en consolidatie-uitsluitingen, niet-budgettaire verrichtingen en niet-toegewezen programma's met immateriële bedragen.

(10)  Met uitzondering van back-to-backleningen voor financiële bijstand.

(11)  Voor verkoop beschikbare financiële activa (m.u.v. eigenvermogensinstrumenten en Unitary Fund).

(12)  Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort.

(13)  Leningen en vorderingen omvatten de verhaalbare bedragen.

(14)  Met toepassing van de correctiecoëfficiënt.

(15)  Betaald gedurende de eerste drie jaar na vertrek.

(16)  Doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.

(17)  De activa in deze tabel omvatten diverse posten van de financiële staten (Voor verkoop beschikbare activa van 4 014 miljoen EUR, waarvan 1 145 miljoen EUR eigenvermogensinstrumenten); Geldmiddelen en kasequivalenten van 1 325 miljoen EUR; Verstrekte leningen van 93 miljoen EUR en andere posten voor 94 miljoen EUR).

(18)  De passiva in deze tabel omvatten diverse posten van de financiële staten (Voorzieningen van 857 miljoen EUR; Crediteuren van 66 miljoen EUR en andere posten voor 7 miljoen EUR).

(19)  Voor sommige garanties is het door de EU gedragen risico volledig gedekt door voorzieningen.

(20)  Zonder herfinancieringsverrichtingen.

(21)  Exclusief anticiperende bijstand.

(*1)  De bedragen hierboven weerspiegelen het financiële effect van zowel preventie- als correctiemaatregelen. Voor meer gedetailleerde informatie, zie het Jaarlijks beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting voor 2017, afdeling 2.

(22)  Zie voor meer informatie: Europese Commissie, European Economic Forecast, najaar 2018: https://ec.europa.eu/info/publications/economic-and-financial-affairs-publications_en.

(23)  Roemenië heeft in april 2018 1,2 miljard EUR van de hoofdsom terugbetaald en zal in oktober 2018 naar verwachting nog 0,1 miljard EUR terugbetalen.

(24)  Ierland heeft evenwel een langere looptijd gevraagd voor een terugbetalingstranche van 3,4 miljard EUR, die werd goedgekeurd en met succes gefinancierd op de markt in het eerste kwartaal van 2018; de terugbetaling is herschikt in twee tranches van 2,4 miljard en 1 miljard EUR in 2025 en 2033 respectievelijk.

(25)  Doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.


28.9.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 348/175


DE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VOORGELEGDE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING VAN DE REKENKAMER — VERSLAG VAN DE ONAFHANKELIJKE CONTROLEUR

(2018/C 348/02)

Oordeel

I.

Wij hebben het volgende gecontroleerd:

a)

de geconsolideerde rekeningen van de Europese Unie, die de geconsolideerde financiële staten (1) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (2) voor het op 31 december 2017 afgesloten begrotingsjaar bevatten, zoals goedgekeurd door de Commissie op 27 juni 2018, en

b)

de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening, zoals voorgeschreven door artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Betrouwbaarheid van de rekeningen

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

II.

Naar ons oordeel geven de geconsolideerde rekeningen van de Europese Unie (EU) over het op 31 december 2017 afgesloten jaar op alle materiële punten een getrouw beeld van de financiële situatie van de EU per 31 december 2017, van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen en van de veranderingen van haar nettoactiva in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig het Financieel Reglement en de boekhoudregels die berusten op internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector.

Wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

Ontvangsten

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende ontvangsten bij de rekeningen

III.

Naar ons oordeel zijn de onderliggende ontvangsten bij de rekeningen betreffende het per 31 december 2017 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

Betalingen

Oordeel met beperking over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende betalingen bij de rekeningen

IV.

Naar ons oordeel zijn de onderliggende betalingen bij de rekeningen betreffende het per 31 december 2017 afgesloten begrotingsjaar, behoudens de gevolgen van de aangelegenheid die is beschreven in de paragraaf Grondslag voor een oordeel met beperking over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende betalingen bij de rekeningen, op alle materiële punten wettig en regelmatig.

Grondslag voor het oordeel

V.

Wij verrichtten onze controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden (ISA) en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties (ISSAI) van INTOSAI. Onze verantwoordelijkheden volgens die standaarden worden nader beschreven in het onderdeel van ons verslag over de verantwoordelijkheden van de controleur. We zijn onafhankelijk, zoals voorgeschreven in de Ethische gedragscode voor professionele accountants (Code of Ethics for Professional Accountants) van de International Ethics Standards Board for Accountants („IESBA Code”), en we hebben ons van onze andere ethische verantwoordelijkheden gekweten in overeenstemming met deze standaarden en vereisten en met de IESBA Code. Wij achten de verkregen controle-informatie toereikend en geschikt als grondslag voor ons oordeel.

Grondslag voor een oordeel met beperking over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende betalingen bij de rekeningen

VI.

De in 2017 geboekte uitgaven die betrekking hebben op bestedingen op basis van een vergoedingsregeling (3) vertonen fouten van materieel belang. Het door ons geschatte foutenpercentage voor betalingen in het kader van een vergoedingsregeling is 3,7 %. Het door ons geschatte totale foutenpercentage (2,4 %) ligt nog steeds boven onze materialiteitsdrempel maar is niet van diepgaande invloed. De betalingen op basis van rechten vertonen geen materieel foutenpercentage (4).

Essentiële controleaangelegenheden

VII.

Essentiële controleaangelegenheden zijn aangelegenheden die naar ons professionele oordeel het belangrijkst waren bij onze controle van de geconsolideerde rekeningen van de Europese Unie van de huidige periode. Deze aangelegenheden werden behandeld in het kader van onze controle van de financiële staten als geheel en bij het vormen van ons oordeel daarover, maar we geven geen afzonderlijk oordeel af over deze aangelegenheden.

Wij hebben de boekhoudkundige verwerking van de garantieactiviteiten voor de eigenvermogenportefeuilles van het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) beoordeeld

VIII.

Het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) is een gezamenlijk door de EU en de EIB-groep in 2015 (5) gelanceerd initiatief om investeringen in de hele EU aan te moedigen door het risicodragend vermogen van de EIB-groep te vergroten. In het kader van dit initiatief verschaft de EU-begroting een garantie van maximaal 16 miljard EUR (6) ter dekking van potentiële verliezen op EFSI-activiteiten voor het venster „infrastructuur en innovatie” (IWW, Infrastructure and Innovation Window) en investeringen in het kader van het venster „kleine en middelgrote ondernemingen” (kmo-venster) (7).

IX.

Wij hebben ons de afgelopen jaren op dit gebied gericht omdat de opzet van het EFSI heeft geleid tot een aantal complexe boekhoudkundige kwesties die voortkomen uit de regelingen tussen de EU en de EIB. In november 2017 raadpleegde de rekenplichtige van de Commissie de adviesgroep van deskundigen over de passende boekhoudkundige verwerking van door de EU gegarandeerde eigenvermogensverrichtingen in het kader van het kmo-venster. Overeenkomstig het ontvangen advies en op grond van zijn professioneel oordeel besloot de rekenplichtige van de Commissie dat de Commissie geen controle uitoefent over het EFSI of die controle deelt met de EIB (8). Voor de geconsolideerde jaarrekening 2017 van de EU houdt dit in dat de aan de EIB-groep toegekende EU-garantie als volgt wordt behandeld:

a)

als financiële garantieverplichting voor de IWW-schuldenportefeuille;

b)

als financiële voorziening voor de schuldenportefeuille van het kmo-venster;

c)

als derivaat (financieel actief of passief tegen reële waarde door een overschot of een tekort) voor beide eigenvermogensportefeuilles.

X.

Wij hebben de boekhoudkundige verwerking van de garantieactiviteiten voor de eigenvermogensportefeuilles van het EFSI beoordeeld. Wij zijn van oordeel dat dit niet van invloed is op het feit dat de geconsolideerde jaarrekening 2017 van de EU een getrouw beeld geeft.

We beoordeelden de verplichting voor pensioenen en andere personeelsbeloningen

XI.

De EU-balans omvatte eind 2017 een verplichting voor pensioenen en andere personeelsbeloningen ten bedrage van 73,1 miljard EUR. Dit is een van de belangrijkste verplichtingen in de balans, goed voor bijna een derde van de totale verplichtingen ad 236,5 miljard EUR in 2017.

XII.

Het grootste deel van deze verplichting voor pensioenen en andere personeelsbeloningen (64,0 miljard EUR) houdt verband met de pensioenregeling van de ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Unie (de „pensioenregeling”). Deze pensioenverplichting dekt de „toegezegde uitkering” die in artikel 83 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen (het „Statuut”) wordt gegarandeerd, evenals in artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (het „VEU”). De in de rekeningen opgenomen verplichting weerspiegelt het bedrag dat in een pensioenfonds zou zijn opgenomen als er één zou zijn opgezet om te betalen voor de bestaande ouderdomspensioenverplichtingen (9). Naast ouderdomspensioenen dekt het bedrag invaliditeitspensioenen en pensioenen die worden betaald aan weduwen/weduwnaars/wezen van EU-personeel. Op grond van artikel 83 van het Statuut komen de in het kader van de pensioenregeling betaalde uitkeringen ten laste van de EU-begroting. Lidstaten garanderen gezamenlijk de uitbetaling van de uitkeringen en ambtenaren dragen voor een derde bij in de kosten van de regeling.

XIII.

De pensioenregeling is een verplichte bedrijfspensioenregeling voor EU-ambtenaren in het kader waarvan bijdragen van personeelsleden en van de instellingen en organen waarbij zij in dienst zijn, worden gebruikt om toekomstige pensioenen te financieren. De regeling is zo opgezet dat het actuariële evenwicht automatisch wordt gewaarborgd door aanpassing van het pensioenbijdragepercentage en de pensioengerechtigde leeftijd. Door het aantal en de diversiteit van de parameters die worden gebruikt voor een projectie van de pensioenkosten op de lange termijn komt het actuariële karakter van deze berekening, die jaarlijks door Eurostat wordt uitgevoerd, duidelijk naar voren.

XIV.

In het kader van onze controle hebben we de actuariële veronderstellingen en de daarmee samenhangende waardering van de pensioenverplichting geëvalueerd. We controleerden de numerieke gegevens, de actuariële parameters en de berekening van de verplichting alsmede de presentatie in de geconsolideerde balans en de toelichtingen bij de geconsolideerde financiële staten. Zoals opgemerkt in toelichting 2.9 bij de geconsolideerde financiële staten, zal de Commissie blijven werken aan het versterken van haar processen voor de berekening van de verplichting voor personeelsbeloningen, en wij zullen deze in het oog blijven houden.

Wij hebben de in de rekeningen opgenomen te betalen lasten beoordeeld

XV.

Eind 2017 schatte de Commissie de gemaakte subsidiabele kosten die aan de begunstigden verschuldigd waren maar die nog niet waren gerapporteerd, op 101 miljard EUR (eind 2016: 102 miljard EUR). Deze bedragen werden als te betalen kosten geboekt (10).

XVI.

Wij onderzochten de methodologieën en controlesystemen die in de belangrijkste directoraten-generaal werden toegepast voor de schattingen aan het einde van het jaar. Wij namen steekproeven van facturen en voorfinancieringsbetalingen en onderzochten deze elementen om het risico van onjuiste vermelding van de te betalen lasten te onderzoeken. Wij vroegen de boekhoudkundige diensten van de Commissie om verdere verduidelijking van de algemene methodologie.

XVII.

We kunnen concluderen dat de schatting van het totaalbedrag aan te betalen lasten in de geconsolideerde balans reëel is.

We zijn de potentiële impact van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie op de rekeningen van 2017 nagegaan

XVIII.

Op 29 maart 2017 heeft het Verenigd Koninkrijk (VK) de Europese Raad formeel in kennis gesteld van zijn voornemen om de Europese Unie te verlaten (EU). Op 22 mei 2017 gingen de onderhandelingen voor het terugtrekkingsakkoord tussen de EU en het VK van start.

XIX.

In deel vijf (financiële bepalingen) van het ontwerpterugtrekkingsakkoord van 19 maart 2018 betreffende de financiële afwikkeling staat dat het VK al zijn financiële verplichtingen binnen het huidige en de vorige meerjarige financiële kaders zal nakomen alsof het nog een lidstaat was.

XX.

Op grond daarvan concluderen we dat de rekeningen per 31 december 2017 het terugtrekkingsproces juist weergeven.

Andere aangelegenheden

XXI.

De leiding is verantwoordelijk voor het verstrekken van „andere informatie”, een term die de toelichting „Financiële staten — bespreking en analyse” omvat, maar niet de geconsolideerde rekeningen of ons verslag daarover. Ons oordeel over de geconsolideerde rekeningen heeft geen betrekking op deze andere informatie en we formuleren geen enkele conclusie over de betrouwbaarheid daarvan. In het kader van onze controle van de geconsolideerde rekeningen is het onze verantwoordelijkheid de andere informatie te lezen en na te gaan of die in materieel opzicht inconsistent is met de geconsolideerde rekeningen of de kennis die we in de loop van de controle hebben opgedaan, of anderszins afwijkingen van materieel belang lijkt te bevatten. Wanneer wij concluderen dat er sprake is van een afwijking van materieel belang in de overige informatie, moeten we dat feit dienovereenkomstig melden. Wij hebben in dit verband niets te melden.

Verantwoordelijkheden van de leiding

XXII.

Overeenkomstig de artikelen 310 tot en met 325 van het VWEU en het Financieel Reglement is de leiding verantwoordelijk voor het opstellen en weergeven van de geconsolideerde rekeningen van de EU op basis van de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. Deze verantwoordelijkheid omvat het ontwerpen, invoeren en in stand houden van internebeheersingsmaatregelen die relevant zijn voor de opstelling en weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten. De leiding dient er ook voor te zorgen dat de in de financiële staten weergegeven activiteiten, financiële verrichtingen en informatie in overeenstemming zijn met de voorschriften waar ze onder vallen. De Commissie draagt uiteindelijk de verantwoordelijkheid voor de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen die ten grondslag liggen aan de rekeningen van de EU (artikel 317 van het VWEU).

XXIII.

Bij het voorbereiden van de geconsolideerde rekeningen is de leiding verantwoordelijk voor het beoordelen van het vermogen van de EU om de activiteiten voort te zetten, voor het melden van alle relevante kwesties en voor het hanteren van het continuïteitsbeginsel tenzij zij voornemens is om de entiteit te liquideren of om haar activiteiten stop te zetten, of als er geen realistisch alternatief bestaat.

XXIV.

De Commissie is verantwoordelijk voor de supervisie van het proces van financiële verslaglegging over de EU.

XXV.

Volgens het Financieel Reglement (titel IX) moet de rekenplichtige van de Commissie de geconsolideerde rekeningen van de EU uiterlijk 31 maart van het volgende jaar eerst als voorlopige rekeningen en uiterlijk 31 juli als definitieve rekeningen ter controle indienen. De voorlopige rekeningen moeten al een getrouw beeld geven van de financiële situatie. Het is daarom absoluut noodzakelijk dat alle posten in de voorlopige rekeningen als definitieve berekeningen worden gepresenteerd zodat wij onze opdracht binnen de gegeven termijnen kunnen uitvoeren overeenkomstig titel X van het Financieel Reglement. Verschillen tussen voorlopige en definitieve rekeningen zouden normaliter alleen voortvloeien uit onze opmerkingen.

Verantwoordelijkheden van de controleur voor de controle van de geconsolideerde rekeningen en onderliggende verrichtingen

XXVI.

Onze doelstellingen bestaan erin redelijke zekerheid te verkrijgen over de vraag of de geconsolideerde rekeningen van de EU geen afwijkingen van materieel belang vertonen en of de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn, alsmede op basis van onze controle het Europees Parlement en de Raad een betrouwbaarheidsverklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. Redelijke zekerheid is een hoge mate van zekerheid, maar geen garantie dat bij de controle alle gevallen waarin sprake is van een materiële afwijking of van niet-conformiteit noodzakelijkerwijs zullen worden opgespoord. Deze kunnen voortkomen uit fraude of fouten en worden van materieel belang geacht indien hiervan, afzonderlijk of geaggregeerd, redelijkerwijs zou kunnen worden verwacht dat ze van invloed zijn op de economische beslissingen die gebruikers op basis van deze geconsolideerde rekeningen nemen.

XXVII.

Ten aanzien van de ontvangsten nemen wij bij ons onderzoek van de eigen middelen op basis van de btw en het bni de macro-economische aggregaten die de basis vormen voor de berekening daarvan als uitgangspunt, en beoordelen wij de systemen van de Commissie voor de verwerking van de gegevens totdat de bijdragen van de lidstaten zijn ontvangen en opgenomen in de geconsolideerde rekeningen. Bij de traditionele eigen middelen onderzoeken wij de rekeningen van de douaneautoriteiten en analyseren wij de stroom van douanerechten totdat de bedragen zijn ontvangen door de Commissie en opgenomen in de rekeningen.

XXVIII.

Ten aanzien van de uitgaven onderzoeken wij betalingsverrichtingen nadat de uitgaven zijn gedaan, geboekt en aanvaard. Dit onderzoek betreft alle soorten betalingen (inclusief die voor de verwerving van activa) behalve voorschotten op het moment dat deze worden betaald. Voorschotbetalingen worden onderzocht nadat de ontvanger van de middelen het passende gebruik ervan heeft aangetoond en de instelling of het orgaan dit bewijs heeft aanvaard door het afwikkelen van de voorschotbetaling, wat wellicht pas in het volgende jaar plaatsvindt.

XXIX.

Als onderdeel van een controle in overeenstemming met de ISA's en ISSAI's passen wij professionele oordeelsvorming toe en houden wij gedurende de hele controle een professioneel-kritische instelling. Daarnaast:

a)

identificeren en beoordelen we de risico's op afwijkingen van materieel belang in de geconsolideerde rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten van de EU-wetgeving, hetzij door fraude, hetzij door fouten. We ontwerpen in het licht van die risico's controleprocedures en voeren die uit en we verkrijgen controle-informatie die toereikend en geschikt is als grondslag voor ons controleoordeel. Gevallen waarin sprake is van een afwijking of niet-conformiteit van materieel belang als gevolg van fraude zijn moeilijker te ontdekken dan die als gevolg van fouten, aangezien er bij fraude sprake kan zijn van collusie, vervalsing, opzettelijke omissies, verkeerde voorstellingen van zaken of het terzijde stellen van de interne beheersing. Bijgevolg is het risico groter dat dergelijke gevallen niet worden ontdekt;

b)

verkrijgen we inzicht in de internebeheersingsmaatregelen die relevant zijn voor de controle teneinde adequate controleprocedures op te zetten, maar niet om een oordeel uit te spreken over de doeltreffendheid van de internebeheersingsmaatregelen;

c)

beoordelen we de geschiktheid van de door de leiding gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en van de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen en de daarmee samenhangende informatieverschaffing door de leiding;

d)

trekken we conclusies over de geschiktheid van de wijze waarop de leiding het continuïteitsbeginsel hanteert en, op basis van de verkregen controle-informatie, over het al dan niet bestaan van materiële onzekerheden die het gevolg zijn van gebeurtenissen of omstandigheden die mogelijk aanzienlijke twijfel doen rijzen over het vermogen van de entiteit om de bedrijfsactiviteiten voort te zetten. Als we tot de conclusie komen dat een dergelijke materiële onzekerheid bestaat, zijn we verplicht in ons verslag de aandacht te vestigen op de gerelateerde informatie in de geconsolideerde rekeningen of, indien deze informatie ontoereikend is, ons oordeel aan te passen. Onze conclusies zijn gebaseerd op de controle-informatie die we hebben verkregen tot de datum van vaststelling van ons verslag. Toekomstige gebeurtenissen of omstandigheden kunnen er echter toe leiden dat de entiteit haar bedrijfsactiviteiten niet langer kan voortzetten;

e)

evalueren we de algemene presentatie, structuur en inhoud van de geconsolideerde rekeningen, met inbegrip van alle vermelde informatie, en beoordelen we of de geconsolideerde rekeningen een getrouw beeld geven van de onderliggende verrichtingen en gebeurtenissen;

f)

verkrijgen we voldoende passende controle-informatie met betrekking tot de financiële informatie over de entiteiten waarop de geconsolideerde rekeningen van de EU betrekking hebben om een oordeel te formuleren over de geconsolideerde rekeningen en de onderliggende verrichtingen. We zijn verantwoordelijk voor het aansturen van, toezicht houden op en uitvoeren van de controle, en dragen als enige de verantwoordelijkheid voor ons controleoordeel.

XXX.

Wij communiceren met de leiding onder meer over de geplande reikwijdte en timing van de controle en over significante controlebevindingen, waaronder bevindingen over significante tekortkomingen in de interne beheersing.

XXXI.

We bepalen welke van de punten die we met de Commissie en andere gecontroleerde entiteiten hebben besproken, het belangrijkst waren bij de controle van de geconsolideerde rekeningen en dus de essentiële controleaangelegenheden voor de huidige periode vormen. Wij beschrijven deze aangelegenheden in ons verslag, tenzij openbaarmaking ervan verboden is op grond van de wet- en regelgeving of, zoals zeer zelden gebeurt, wij besluiten dat een aangelegenheid niet in ons verslag moet worden opgenomen omdat redelijkerwijs te verwachten is dat de negatieve gevolgen daarvan zwaarder wegen dan de voordelen ervan voor het algemeen belang.

12 juli 2018

Klaus-Heiner LEHNE

President

Europese Rekenkamer

12, rue Alcide De Gasperi, Luxemburg, LUXEMBURG


(1)  De geconsolideerde financiële staten omvatten de balans en de staat van de financiële resultaten, het kasstroomoverzicht en het mutatieoverzicht van de nettoactiva, alsook een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen (met verslaglegging per begrotingsterrein).

(2)  De verslagen over de uitvoering van de begroting omvatten ook de toelichtingen.

(3)  Zij bedroegen 46,7 miljard EUR. In de paragrafen 1.19-1.21 van ons Jaarverslag 2017 verstrekken wij nadere informatie.

(4)  Zij bedroegen 53,5 miljard EUR. In paragraaf 1.18 van ons Jaarverslag 2017 verstrekken wij nadere informatie.

(5)  Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2015 betreffende het Europees Fonds voor strategische investeringen, de Europese investeringsadvieshub en het Europese investeringsprojectenportaal en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1291/2013 en (EU) nr. 1316/2013 — het Europees Fonds voor strategische investeringen (PB L 169 van 1.7.2015, blz. 1) (de „EFSI-verordening”).

(6)  De garantie werd tot 26 miljard EUR verhoogd overeenkomstig de gewijzigde EFSI-verordening van december 2017 (Verordening (EU) 2017/2396 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2017 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1316/2013 en Verordening (EU) 2015/1017 (PB L 345 van 27.12.2017, blz. 34)) en de in maart 2018 gewijzigde EFSI-overeenkomst.

(7)  Zie de paragrafen 1.12-1.16 van ons Jaarverslag 2015.

(8)  De governancestructuur van de EFSI-faciliteit kan als aanwijzing worden gezien dat deze onder gemeenschappelijke controle staat, evenals het gebruik en de toewijzing van de EU-garantie. Volgens de Commissie is echter geen unanieme goedkeuring nodig voor besluiten over de meest relevante activiteiten met betrekking tot het eigenvermogensproduct van het kmo-venster of het EFSI-initiatief als geheel, en dus heeft de rekenplichtige van de Commissie geconcludeerd dat er geen sprake kan zijn van gemeenschappelijke controle.

(9)  Zie International Public Sector Accounting Standard (IPSAS) nr. 25 — personeelsbeloningen. Voor de pensioenregeling geeft de verplichting op basis van toegezegde uitkeringen de huidige waarde weer van de verwachte toekomstige betalingen die de EU moet verrichten om aan de pensioenverplichtingen te voldoen die voortvloeien uit werknemersprestaties in de huidige periode en in voorgaande perioden.

(10)  Deze omvatten te betalen lasten aan de passiefzijde van de balans ad 64 miljard EUR en 37 miljard EUR aan de actiefzijde van de balans, die de waarde van de voorfinanciering vermindert.