ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 253

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

61e jaargang
19 juli 2018


Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

AANBEVELINGEN

 

Europese Commissie

2018/C 253/01

Aanbeveling van de Commissie van 18 juli 2018 betreffende richtsnoeren voor de geharmoniseerde implementatie van ERTMS in de Unie ( 1)

1


 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Raad

2018/C 253/02

Besluit van de Raad van 16 juli 2018 tot benoeming van een lid van de raad van bestuur van het Europees Agentschap voor chemische stoffen

7

2018/C 253/03

Besluit van de Raad van 16 juli 2018 houdende nieuwe samenstelling van de raad van bestuur van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding

9

 

Europese Commissie

2018/C 253/04

Wisselkoersen van de euro

13

2018/C 253/05

Gedragscode voor een goed verloop van de staatssteunprocedures

14

2018/C 253/06

Kennisgeving van de stopzetting van de stappen ten aanzien van een derde land dat op 12 december 2014 in kennis is gesteld van de mogelijkheid dat het als niet-meewerkend derde land wordt geïdentificeerd op grond van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen

28

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

2018/C 253/07

Mededeling van de Commissie overeenkomstig artikel 17, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap — Aanbesteding met betrekking tot de exploitatie van geregelde luchtdiensten overeenkomstig openbaredienstverplichtingen ( 1)

29

2018/C 253/08

Mededeling van de Commissie overeenkomstig artikel 17, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap — Aanbesteding met betrekking tot de exploitatie van geregelde luchtdiensten overeenkomstig openbaredienstverplichtingen ( 1)

29


 

V   Bekendmakingen

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

 

Europese Commissie

2018/C 253/09

Bericht van opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van strijkplanken van oorsprong uit de Volksrepubliek China

30

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2018/C 253/10

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.9033 — Clearlake Capital Group/Vista/Eagleview Technology Corporation) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1)

44

2018/C 253/11

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.9041 — Hutchison/Wind Tre) ( 1)

46


 

Rectificaties

2018/C 253/12

Rectificatie van de persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) — Lijst van lidstaten die hebben besloten de PNR-richtlijn toe te passen op vluchten binnen de EU, overeenkomstig artikel 2 van Richtlijn (EU) 2016/681 van het Europees Parlement en de Raad over het gebruik van persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit (Indien een lidstaat het besluit neemt deze richtlijn toe te passen op vluchten binnen de EU, brengt hij dit schriftelijk ter kennis van de Commissie. Een lidstaat kan een dergelijke kennisgeving te allen tijde doen of intrekken. De Commissie maakt deze kennisgeving of een eventuele intrekking ervan bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie) ( PB C 196 van 8.6.2018 )

47


 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

AANBEVELINGEN

Europese Commissie

19.7.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 253/1


AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

van 18 juli 2018

betreffende richtsnoeren voor de geharmoniseerde implementatie van ERTMS in de Unie

(Voor de EER relevante tekst)

(2018/C 253/01)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 292,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad (1) waarborgt het Spoorwegbureau van de Europese Unie („het Bureau”) de geharmoniseerde invoering en interoperabiliteit van het European Rail Traffic Management System (ERTMS) in de Unie. Daartoe controleert het Bureau of de voorgestelde technische oplossingen conform zijn met de toepasselijke technische specificaties inzake interoperabiliteit (TSI’s) en neemt het een beslissing over de goedkeuring van die oplossingen.

(2)

De goedkeuringsprocedure die door het Bureau en aanvragers moet worden gevolgd, is echter niet volledig beschreven.

(3)

Om tegemoet te komen aan de legitieme verwachtingen van de aanvragers met betrekking tot de bij artikel 19 van Richtlijn (EU) 2016/797 vastgestelde goedkeuringsprocedure en om de geharmoniseerde implementatie van ERTMS in de Unie te faciliteren, dienen de aanvrager en het Bureau de in deze aanbeveling uiteengezette richtsnoeren te volgen.

(4)

Om te kunnen anticiperen op eventuele technische problemen en met het oog op een vlot verloop van de bij artikel 18 van Richtlijn (EU) 2016/797 vastgestelde procedure voor de afgifte van vergunningen voor het in dienst stellen van vaste installaties moeten de nationale veiligheidsinstanties (hierna „NVI’s” genoemd) vanaf het begin bij de goedkeuringsprocedure worden betrokken en toegang krijgen tot de door de aanvrager ingediende stukken.

(5)

Gezien de diversiteit van de soorten contracten en aanbestedingsmodellen voor ERTMS-baansubsystemen, moeten het Bureau en aanvragers een procedure volgen die alle soorten contracten bestrijkt en tegelijk waarborgt dat de voorgestelde technische oplossingen volledig conform zijn met de toepasselijke TSI’s en derhalve volledig interoperabel zijn.

(6)

Een door het Bureau opgezet knelpuntenregister moet door het Bureau en aanvragers worden gebruikt als monitoringinstrument voor een zo vroeg mogelijke inventarisatie en follow-up van alle potentiële knelpunten die de interoperabiliteit in het gedrang kunnen brengen. De aanvrager moet bewijs leveren dat hij de interoperabiliteitsproblemen heeft opgelost.

(7)

Het Bureau moet tevens een anonieme knelpuntenlijst gebruiken als instrument voor het uitwisselen van ervaringen en om de geharmoniseerde implementatie van ERTMS te faciliteren.

(8)

De in deze aanbeveling geformuleerde richtsnoeren betreffende de goedkeuringsprocedure mogen niet overlappen met de door de beoordelingsinstanties uitgevoerde conformiteitsbeoordeling als beschreven in Richtlijn (EU) 2016/797 en de toepasselijke TSI’s. Het Bureau dient ervoor te zorgen dat de informatie over de verificatie van de baancomponent van ETCS (European Train Control System) en GSM-R (draadloos telecommunicatienet voor het spoor) als beschreven in artikel 5 en punt 6.1.2.3 van de bijlage van Verordening (EU) 2016/919 (2) van de Commissie overeenkomstig die verordening beschikbaar wordt gesteld. Het Bureau dient die informatie in een zo vroeg mogelijk stadium te beoordelen om op alle mogelijke problemen te anticiperen, de kosten zo veel mogelijk te drukken, ervoor te zorgen dat de goedkeuringsprocedure sneller verloopt en te waarborgen dat de voorgestelde technische oplossing interoperabel is.

(9)

Om bij te dragen tot een vlot verloop van de goedkeuringsprocedure dient de aanvrager voor de indiening van het formele verzoek overleg te plegen met het Bureau. Tijdens dit „voorafgaand overleg” dienen de aanvrager en het Bureau afspraken te maken over het tijdsschema voor de goedkeuringsprocedure en termijnen vast te stellen in het licht van de aard van de aankoop- en vergunningsprocedure. De nationale veiligheidsinstanties kunnen samenwerken en advies uitbrengen over de mogelijke resultaten van het voorafgaand overleg.

(10)

De na het voorafgaand overleg aan het Bureau te betalen vergoedingen moeten worden vastgesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/764 (3) van de Commissie.

(11)

Het reglement voor de procesvoering van de kamers van beroep moet worden vastgesteld in de uitvoeringsverordening (EU) 2018/867 van de Commissie (4).

(12)

De in deze aanbeveling geformuleerde richtsnoeren zijn ter bespreking voorgesteld aan het bij artikel 51 van Verordening (EG) nr. 2016/797 instelde comité,

BEVEELT AAN:

Deel A: Algemene bepalingen

1.

De aanvrager neemt contact op met het Bureau zodra hij voornemens is een aanbesteding uit te schrijven voor ERTMS-baanuitrusting die door het Bureau moet worden goedgekeurd.

2.

De aanvrager dient voldoende gedetailleerde technische documenten in zodat het Bureau kan nagaan of de technische oplossingen die de aanvrager wenst toe te passen volledig interoperabel zijn.

3.

Het Bureau en de betrokken NVI werken samen en wisselen informatie uit om op eventuele technische problemen te anticiperen en deze aan te pakken en vergemakkelijken derhalve de taak van de nationale veiligheidsinstantie voor de afgifte van een vergunning voor het in dienst stellen van het subsysteem. De NVI kan in elk stadium van de procedure, m.i.v. het voorafgaand overleg, advies uitbrengen via het éénloketsysteem als bedoeld in artikel 12 van Verordening (EU) 2016/796 (hierna „het loket”) over de technische aspecten en het tijdsschema.

4.

De NVI krijgt toegang tot de tijdens de goedkeuringsprocedure verstrekte informatie.

5.

De aanvrager en het Bureau volgen de goedkeuringsprocedure, die bestaat uit de drie volgende stappen:

a)

voorafgaand overleg;

b)

indiening en controle van de volledigheid van het dossier;

c)

beoordeling en beslissing.

6.

De aanvrager dient via het loket in een zo vroeg mogelijk stadium het volgende voor de goedkeuring vereiste aanvraagdossier in, m.i.v. de beschrijving van de voorgestelde technische oplossing en de bewijsstukken die aantonen dat die oplossing in overeenstemming is met de toepasselijke TSI besturing en seingeving, als genoemd in artikel 19 van Richtlijn (EU) 2016/797:

a)

het ontwerpbestek of de beschrijving van de voorgestelde technische oplossing met:

een beschrijving van het project, met vermelding van de lijn, groep van lijnen of het netwerk waarop het project of de combinatie van projecten wordt uitgevoerd: geografische ligging, aantal kilometer enkel- en dubbelspoor, ERTMS-niveau, -baseline en -versie, interoperabiliteitsonderdelen en stations;

bewijsstukken waaruit blijkt dat in de aanbesteding en/of het contract wordt verwezen naar de toepasselijke TSI besturing en seingeving, met vermelding van de baseline en versie;

een projectplan met opgave van de te leveren resultaten, stappen en termijnen;

de lijst van de in te voeren ERTMS-functies;

de ontwerpvoorschriften en operationele testscenario’s als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EU) 2016/919 en punt 6.1.2.3 van de bijlage bij die verordening;

de teststrategie en -plannen;

b)

bewijsstukken van de voorwaarden voor de technische en operationele compatibiliteit van het subsysteem met de voertuigen die men op het betrokken netwerk wil laten rijden;

c)

bewijsstukken waaruit blijkt dat de voorgestelde technische oplossing in overeenstemming is met de toepasselijke TSI besturing en seingeving en alle andere relevante documenten, zoals adviezen van nationale veiligheidsinstanties, keuringsverklaringen of conformiteitscertificaten:

indien beschikbaar, een vorige vergunning van de nationale veiligheidsinstantie voor ERTMS-baanuitrusting die relevant is voor de door de aanvrager voorgestelde technische oplossingen;

indien beschikbaar, zowel het EG-certificaat van conformiteit als de EG-verklaring van conformiteit van de interoperabiliteitsonderdelen, m.i.v. het model van het Bureau voor de certificering en afwijkingen als gedefinieerd in de richtsnoeren van het Bureau;

indien beschikbaar, keuringscertificaten van het subsysteem en, indien van toepassing, tussentijdse keuringsverklaringen van het ontwerp en de EG-keuringsverklaring van het subsysteem, m.i.v. het model voor de certificering en afwijkingen als gedefinieerd in de relevante richtsnoeren van het Bureau;

voor elk knelpunt in het knelpuntenregister bewijsstukken van de manier waarop de risico’s voor de interoperabiliteit zijn aangepakt;

de nationale voorschriften in verband met ERTMS die op het project van toepassing zijn;

indien de aanvrager een afwijking geniet voor de toepassing van één of meer TSI’s of delen daarvan, een document van de lidstaat waarin die afwijking wordt toegestaan overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn (EU) 2016/797;

7.

Alle knelpunten in het knelpuntenregister worden ingedeeld in één van de volgende categorieën:

a)

op te lossen;

b)

opgelost;

c)

oplossing aanvaard onder voorwaarden;

d)

gesloten, maar oplossing verworpen.

8.

Het Bureau stelt, via het loket, een lijst voor van knelpunten die in het register zijn aangemerkt als „op te lossen”.

9.

De aanvrager legt overeenkomstig het afgesproken tijdsschema als bedoeld in punt 17, onder b), en vóór de beslissingsfase, de nodige bewijsstukken over om aan te tonen dat alle in het register genoemde knelpunten zijn opgelost.

10.

Het Bureau verandert de status van de knelpunten in het register op basis van de door de aanvrager ingediende bewijsstukken in „opgelost”, „oplossing aanvaard onder voorwaarden” of „gesloten, maar oplossing verworpen”.

11.

De aanvrager en de nationale veiligheidsinstantie moeten kunnen voorstellen aanvullende knelpunten toe te voegen aan het knelpuntenregister.

12.

Teneinde de procedure te versnellen en overbodige administratie te voorkomen, verstrekt het Bureau de aanvrager richtsnoeren over de manier waarop moet worden aangetoond dat de knelpunten zijn opgelost.

13.

Het Bureau publiceert een geanonimiseerde lijst van knelpunten als instrument om ervaringen uit te wisselen en de geharmoniseerde implementatie van ERTMS-baanprojecten te faciliteren.

Deel B: Fase 1 — Voorafgaand overleg

14.

Alvorens de aanvrager een formele aanvraag indient, vindt een voorafgaand overleg met het Bureau plaats met het oog op een vlot verloop van de goedkeuringsprocedure.

15.

Het voorafgaand overleg vangt aan vóór de aanbesteding voor ERTMS-baanuitrusting wordt gepubliceerd en wanneer de aanvrager het Bureau in kennis stelt van zijn voornemen om een verzoek om goedkeuring in te dienen.

16.

Het voorafgaand overleg blijft beperkt tot een beperkt aantal overlegmomenten tijdens welke de aanvrager het geplande project en de voorgestelde technische oplossingen voorstelt, m.i.v. de in punt 6 genoemde documenten, indien beschikbaar.

17.

Het voorafgaand overleg wordt afgesloten met de ondertekening van een overeenkomst tussen het Bureau en de aanvrager, waarin de volgende elementen worden vermeld:

a)

de reikwijdte van de aanvraag;

b)

het tijdschema, m.i.v. de data voor:

i)

de indiening van de verschillende in punt 6 genoemde documenten;

ii)

de bijwerkingen van het knelpuntenregister;

iii)

de beslissingstermijn;

c)

het knelpuntenregister;

18.

De NVI neemt deel aan het voorafgaand overleg en brengt advies uit over de voorgestelde afspraken als bedoeld in punt 17.

19.

De aanvrager dient de in punt 6 genoemde documenten in via het loket.

Deel C: Fase 2 — Indiening en verificatie dat het dossier compleet is

20.

Na het voorafgaand overleg, wanneer de aanvrager bij het loket een aanvraag tot goedkeuring indient, wordt geverifieerd of het ingediende dossier compleet is.

21.

De aanvrager dient alle in punt 6 genoemde documenten in. Indien bepaalde documenten in het verleden reeds via het éénloketsysteem werden ingediend, kan de aanvrager naar die documenten verwijzen en verklaren dat die stukken zonder wijzigingen of aanvullingen van toepassing blijven op het project. In geval van eventuele wijzigingen van of aanvullingen op die documenten, dient de aanvrager een geactualiseerde versie in.

22.

Het Bureau controleert of het ingediende dossier compleet is, of het bestand dat via het loket is geüpload alle in punt 6 genoemde documenten bevat en of geen enkel van de in het knelpuntenregister genoemde knelpunten aangemerkt staat als „op te lossen”.

23.

Het Bureau beoordeelt de relevantie en samenhang van het dossier in het licht van de in punt 6 genoemde documenten en de tijdens het voorafgaand overleg gemaakte afspraken als bedoeld in punt 17;

24.

Indien de verstrekte informatie niet compleet is, stelt het Bureau de aanvrager daar binnen één maand na de formele ontvangst van het dossier van in kennis via het loket, gestaafd door bewijsstukken en met een overzicht van de relevante aanvullende documenten die nog moeten worden ingediend tegen de tijdens het voorafgaand overleg afgesproken termijn.

25.

Wanneer het Bureau oordeelt dat het dossier compleet, relevant en samenhangend is, stelt het de aanvrager daar via het loket van in kennis.

Deel D: Fase 3 — Beoordeling en beslissing

26.

De beoordelings- en beslissingsfase volgt op de indiening en verificatie van de volledigheid van het dossier.

27.

Over dat deel van de technische oplossingen die in het verleden nog niet door het Bureau werden goedgekeurd, neemt het Bureau een positieve of negatieve beslissing binnen twee maanden na de aanvang van de beoordelings- en beslissingsfase.

28.

Het Bureau houdt rekening met de adviezen van de nationale veiligheidsinstantie over de aanvraag tot goedkeuring.

29.

Het Bureau neemt een positieve beslissing indien fase 2 met succes is afgerond en alle knelpunten in het knelpuntenregister zijn aangemerkt als „opgelost”.

30.

Het Bureau neemt een negatieve beslissing indien één of meer in het knelpuntenregister genoemde punten zijn aangemerkt als „gesloten, maar oplossing verworpen” of indien de beoordeling van fase 2 is afgerond, maar het dossier niet compleet, relevant en/of samenhangend wordt bevonden.

31.

Het Bureau neemt een voorwaardelijke positieve beslissing in de volgende gevallen:

a)

één of meer van de in het knelpuntenregister genoemde punten zijn aangemerkt als „oplossing aanvaard onder voorwaarden”; en

b)

er zijn geen knelpunten aangemerkt als „gesloten, maar oplossing verworpen”;

32.

Het Bureau licht toe welke voorwaarden de aanvrager in een latere fase moet vervullen en door de nationale veiligheidsinstantie moeten worden bekeken, aangevuld met een overzicht van de uiteindelijke punten die in verband met het knelpunt zijn geregistreerd.

33.

Indien de aanvrager niet kan voldoen aan een in een positieve beslissing van het Bureau geformuleerde voorwaarde beveelt de nationale veiligheidsinstantie de aanvrager aan:

a)

een nieuwe aanvraag tot goedkeuring in te dienen bij het Bureau. In het onderhavige geval gaat de aanvrager na welke documenten uit een eerdere aanvraag tot goedkeuring bij het Bureau nog steeds geldig zijn en beoordeelt het die documenten niet opnieuw;

b)

artikel 30, lid 2, van Verordening (EU) 2016/796 toe te passen. In dit geval stelt het Bureau voor het knelpuntenregister in het centraal loket bij te werken.

34.

Wanneer het Bureau een negatieve beslissing neemt, heeft de aanvrager het recht om het ontwerp van het project te herzien, een nieuwe aanvraag in te dienen en aan te geven welke delen van het project niet zijn gewijzigd en welke documenten en bewijsstukken geldig blijven.

35.

Wanneer de aanvrager bij het Bureau een met redenen omkleed verzoek tot herziening van zijn beslissing indient overeenkomstig artikel 19, lid 5, van Richtlijn (EU) 2016/797, dient hij dit verzoek in via het loket en rechtvaardigt hij in dat verzoek nauwkeurig welke aspecten het Bureau naar zijn oordeel niet correct heeft beoordeeld. Het Bureau bevestigt of herroept zijn beslissing in het licht van de in die rechtvaardiging genoemde elementen. De bevindingen van de herziening moeten binnen twee maanden vanaf de datum van het verzoek via het éénloketsysteem aan de aanvrager worden meegedeeld.

36.

Indien Het Bureau zijn aanvankelijke negatieve beslissing bevestigt, deelt het de aanvrager mee welke motivering aan die beslissing ten grondslag ligt.

37.

Wanneer het Bureau zijn aanvankelijke negatieve beslissing bevestigt, heeft de aanvrager het recht beroep aan te tekenen bij de op grond van artikel 55 van Verordening (EU) 2016/796 ingestelde kamer van beroep.

Gedaan te Brussel, 18 juli 2018.

Voor de Commissie

Violeta BULC

Lid van de Commissie


(1)  Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 44).

(2)  Verordening (EU) 2016/919 van de Commissie van 27 mei 2016 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van de subsystemen besturing en seingeving van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PB L 158 van 15.6.2016, blz. 1).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/764 van de Commissie van 2 mei 2018 inzake de aan het Spoorwegbureau van de Europese Unie te betalen vergoedingen en kosten en de betalingsvoorwaarden verwijzing toevoegen naar het uitvoeringsbesluit inzake de vergoedingen en kosten (PB L 129 van 25.5.2018, blz. 68).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/867 van de Commissie van 13 juni 2018 tot vaststelling van het reglement voor de procesvoering van de kamer(s) van beroep van het Spoorwegbureau van de Europese Unie (PB L 149 van 14.6.2018, blz. 3).


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Raad

19.7.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 253/7


BESLUIT VAN DE RAAD

van 16 juli 2018

tot benoeming van een lid van de raad van bestuur van het Europees Agentschap voor chemische stoffen

(2018/C 253/02)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach) en tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (1), en met name artikel 79,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 79 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 is bepaald dat de Raad een vertegenwoordiger uit elke lidstaat tot lid van de raad van bestuur van het Europees Agentschap voor chemische stoffen („de raad van bestuur”) moet benoemen.

(2)

Bij besluit van 11 mei 2015 (2) heeft de Raad 15 leden van de raad van bestuur benoemd.

(3)

De regering van Malta heeft de Raad in kennis gesteld van haar voornemen de vertegenwoordiger van Malta in de raad van bestuur te vervangen en heeft een voordracht ingediend voor een nieuwe vertegenwoordiger, die moet worden benoemd voor de periode tot en met 31 mei 2019,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Ter vervanging van de heer Edward XUEREB wordt mevrouw Ingrid BORG, van Maltese nationaliteit, geboren op 8 april 1981, benoemd tot lid van de raad van bestuur voor de periode van 16 juli 2018 tot en met 31 mei 2019.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 16 juli 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

J. BOGNER-STRAUSS


(1)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

(2)  Besluit van de Raad van 11 mei 2015 houdende benoeming van vijftien leden van de raad van bestuur van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (PB C 161 van 14.5.2015, blz. 2).


19.7.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 253/9


BESLUIT VAN DE RAAD

van 16 juli 2018

houdende nieuwe samenstelling van de raad van bestuur van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding

(2018/C 253/03)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien Verordening (EEG) nr. 337/75 van de Raad van 10 februari 1975 houdende oprichting van een Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (1), en met name artikel 4,

Gezien de voordrachten die bij de Raad zijn ingediend door de regeringen van de lidstaten voor hun vertegenwoordigers, alsmede door de Commissie voor de vertegenwoordigers van de werkgevers en de werknemers,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij de besluiten van 14 juli 2015 (2) en 14 september 2015 (3) heeft de Raad de leden van de raad van bestuur van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (het „centrum”) benoemd voor het tijdvak van 18 september 2015 tot en met 17 september 2018.

(2)

De leden van de raad van bestuur van het centrum moeten worden benoemd voor een periode van drie jaar,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Tot leden van de raad van bestuur van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding worden voor het tijdvak van 18 september 2018 tot en met 17 september 2021 benoemd:

I.   REGERINGSVERTEGENWOORDIGERS

België (toerbeurtsysteem)

Vlaamse Gemeenschap: mevrouw Nathalie VERSTRAETE

Franse Gemeenschap: de heer Guibert DEBROUX

Tsjechië

mevrouw Marta STARÁ

Denemarken

mevrouw Lise Lotte TOFT

Duitsland

de heer Peter THIELE

Estland

mevrouw Rita SIILIVASK

Ierland

mevrouw Selen GUERIN

Griekenland

de heer Pafsanias-Andreas PAPAGEORGIOU

Frankrijk

mevrouw Nadine NERGUISIAN

Kroatië

mevrouw Vesna HRVOJ-ŠIC

Cyprus

de heer George PANAYIDES

Letland

mevrouw Rūta GINTAUTE-MARIHINA

Litouwen

de heer Saulius ZYBARTAS

Hongarije

mevrouw Krisztina TOMORNÉ VUJKOV

Malta

de heer Vince MAIONE

Nederland

de heer Peter van IJSSELMUIDEN

Oostenrijk

de heer Eduard STAUDECKER

Polen

de heer Piotr BARTOSIAK

Roemenië

mevrouw Felicia Ioana SĂNDULESCU

Slovenië

mevrouw Slavica ČERNOŠA

Finland

de heer Kari NYYSSÖLÄ

Zweden

mevrouw Carina LINDÉN

Verenigd Koninkrijk

mevrouw Ann MILLER


II.   VERTEGENWOORDIGERS VAN DE WERKNEMERSORGANISATIES

België

mevrouw Françoise WIBRIN

Bulgarije

mevrouw Yuliya SIMEONOVA

Tsjechië

de heer Petr PEČENKA

Denemarken

de heer Erik SCHMIDT

Duitsland

de heer Mario PATUZZI

Estland

mevrouw Kaja TOOMSALU

Ierland

de heer Frank VAUGHAN

Griekenland

de heer Georgios CHRISTOPOULOS

Spanje

de heer Juan-Carlos MORALES

Frankrijk

mevrouw Christine SAVANTRE

Kroatië

mevrouw Katarina RUMORA

Italië

mevrouw Milena MICHELETTI

de heer Fabrizio DACREMA (vanaf november 2018)

Letland

mevrouw Linda ROMELE

Luxemburg

de heer Jean-Claude REDING

Malta

mevrouw Elaine GERMANI

Nederland

mevrouw Isabel COENEN

Oostenrijk

mevrouw Isabelle OURNY

Polen

mevrouw Dagmara IWANCIW

Portugal

de heer José CORDEIRO

Slovenië

mevrouw Sanja LEBAN TROJAR

Slowakije

mevrouw Petronela KURAJOVÁ

Finland

mevrouw Kirsi RASINAHO

Zweden

mevrouw Ann-Sofi SJÖBERG

Verenigd Koninkrijk

mevrouw Kirsi-Marja KEKKI


III.   VERTEGENWOORDIGERS VAN DE WERKGEVERSORGANISATIES

België

mevrouw Anneleen BETTENS

Tsjechië

de heer Miloš RATHOUSKÝ

Denemarken

de heer Alex HOOSHIAR

Duitsland

mevrouw Barbara DORN

Estland

mevrouw Anneli ENTSON

Ierland

de heer Tony DONOHOE

Griekenland

de heer Christos IOANNOU

Frankrijk

mevrouw Siham SAIDI

Cyprus

mevrouw Maria STYLIANOU THEODORU

Letland

mevrouw Ilona KIUKUCANE

Hongarije

mevrouw Adrienn BÁLINT

Malta

de heer Joe FARRUGIA

Oostenrijk

de heer Gerhard RIEMER

Polen

de heer Andrzej STĘPNIKOWSKI

Portugal

mevrouw Ana Maria SANTOS GOUVEIA LOPES

Roemenië

de heer Julian GROPOSILA

Slovenië

de heer Simon OGRIZEK

Slowakije

de heer Martin HOŠTÁK

Finland

mevrouw Mirja HANNULA

Zweden

de heer Pär LUNDSTRÖM

Verenigd Koninkrijk

de heer Graham LANE

Artikel 2

De Raad benoemt de nog niet voorgedragen leden op een later tijdstip.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Artikel 4

Dit besluit wordt ter kennisgeving in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

Gedaan te Brussel, 16 juli 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

J. BOGNER-STRAUSS


(1)  PB L 39 van 13.2.1975, blz. 1.

(2)  Besluit van de Raad van 14 juli 2015 houdende nieuwe samenstelling van de raad van bestuur van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (PB C 232 van 16.7.2015, blz. 2).

(3)  Besluit van de Raad van 14 september 2015 houdende nieuwe samenstelling van de raad van bestuur van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (PB C 305 van 16.9.2015, blz. 2).


Europese Commissie

19.7.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 253/13


Wisselkoersen van de euro (1)

18 juli 2018

(2018/C 253/04)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,1611

JPY

Japanse yen

130,92

DKK

Deense kroon

7,4544

GBP

Pond sterling

0,89118

SEK

Zweedse kroon

10,3120

CHF

Zwitserse frank

1,1611

ISK

IJslandse kroon

124,40

NOK

Noorse kroon

9,5023

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

25,853

HUF

Hongaarse forint

323,94

PLN

Poolse zloty

4,3103

RON

Roemeense leu

4,6560

TRY

Turkse lira

5,6121

AUD

Australische dollar

1,5794

CAD

Canadese dollar

1,5389

HKD

Hongkongse dollar

9,1141

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,7175

SGD

Singaporese dollar

1,5883

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 316,94

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

15,5060

CNY

Chinese yuan renminbi

7,8042

HRK

Kroatische kuna

7,3928

IDR

Indonesische roepia

16 725,65

MYR

Maleisische ringgit

4,7071

PHP

Filipijnse peso

62,163

RUB

Russische roebel

73,3067

THB

Thaise baht

38,734

BRL

Braziliaanse real

4,4804

MXN

Mexicaanse peso

22,0778

INR

Indiase roepie

79,6840


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


19.7.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 253/14


Gedragscode voor een goed verloop van de staatssteunprocedures

(2018/C 253/05)

Inhoudsopgave

1.

Doel en toepassingsgebied van de code 15

2.

Verhouding tot het EU-recht 16

3.

Prenotificatie 16

3.1.

Doelstellingen 16

3.2.

Toepassingsgebied 17

3.3.

Tijdschema 17

3.4.

Inhoud 17

4.

Portefeuillebenadering en tijdschema in onderling overleg 18

4.1.

Portefeuillebenadering 18

4.2.

Planning in onderling overleg 18

4.2.1.

Doel en inhoud 18

4.2.2.

Toepassingsgebied en tijdschema 18

5.

Eerste onderzoek van aangemelde maatregelen 19

5.1.

Verzoeken om informatie 19

5.2.

Overeengekomen opschorting van het eerste onderzoek 19

5.3.

Contacten over de stand van zaken en contacten met de begunstigde van de steun 19

6.

Gestroomlijnde procedure in eenvoudige zaken 19

6.1.

Zaken die in aanmerking komen voor de gestroomlijnde procedure 19

6.2.

Prenotificatiecontacten over het gebruik van de gestroomlijnde procedure 20

6.3.

Aanmelding en publicatie van de korte samenvatting 20

6.4.

Verkort besluit 20

7.

Formele onderzoeksprocedure 21

7.1.

Bekendmaking van besluiten en relevante samenvattingen 21

7.2.

Opmerkingen van belanghebbenden 21

7.3.

Opmerkingen van de lidstaten 21

7.4.

Verzoeken om aanvullende informatie van de betrokken lidstaat 22

7.5.

Verzoeken om informatie aan andere bronnen 22

7.6.

Gerechtvaardigde opschorting van een formeel onderzoek 22

7.7.

Vaststelling van het eindbesluit en gerechtvaardigde verlenging van het formele onderzoek 22

8.

Onderzoeken naar bepaalde sectoren van de economie en naar bepaalde steuninstrumenten 23

9.

Formele klachten 23

9.1.

Klachtenformulier en verplichting om geschade belangen aan te tonen 23

9.2.

Indicatieve termijn en uitkomst van het onderzoek van een formele klacht 23

10.

Evaluatieontwerpen 24

11.

Monitoring 24

12.

Betere coördinatie en partnerschap met lidstaten 25

13.

Toekomstige herziening 25

1.   DOEL EN TOEPASSINGSGEBIED VAN DE CODE

1.

In de afgelopen jaren heeft de Commissie een agenda uitgevoerd voor de modernisering van het staatssteunbeleid (State Aid Modernisation agenda, hierna „de SAM” genoemd), om haar staatssteuntoezicht toe te spitsen op maatregelen die reële gevolgen hebben voor de mededinging op de interne markt, en om tegelijk de regels en de procedures te vereenvoudigen en te stroomlijnen. Doordat de lidstaten zonder voorafgaand onderzoek door de Commissie overheidssteun kunnen verstrekken en door een snellere besluitvorming bij staatssteunprocedures heeft dit de overheidsinvesteringen vergemakkelijkt.

2.

De Commissie heeft met name de volgende documenten goedgekeurd:

een mededeling betreffende het begrip staatssteun (1), waarin wordt toegelicht welke overheidssteun geen staatssteun is. Dit geldt bijvoorbeeld voor de financiering van economische activiteiten tegen marktvoorwaarden, investeringen in infrastructuur zoals spoorwegen, snelwegen, binnenlandse waterwegen en waterdistributiesystemen die geen concurrentie vormen voor gelijkaardige infrastructuren, investeringen in kleinschalige infrastructuur en financiering van hoofdzakelijk lokale diensten.

een algemene groepsvrijstellingsverordening (AGVV) (2) die de lidstaten de mogelijkheid biedt een breed scala staatssteunmaatregelen uit te voeren waarbij verstoring van de mededinging weinig waarschijnlijk is, zonder voorafgaande goedkeuring van de Commissie. Meer dan 97 % van de recentelijk uitgevoerde staatssteunmaatregelen vallen onder de AGVV en worden dus uitgevoerd zonder voorafgaande goedkeuring van de Commissie (3).

een herziene procedureverordening inzake staatssteun, met inbegrip van regels over de behandeling van klachten en over instrumenten voor marktinformatie om het staatssteuntoezicht te richten op zaken die de mededinging op de interne markt het meest kunnen verstoren (4).

een reeks besluiten in specifieke zaken waarbij wordt bevestigd dat lidstaten zonder staatssteuntoezicht talrijke kleinschalige projecten kunnen ondersteunen wegens hun lokale aard en hun beperkte invloed op de interne markt (5).

3.

De inspanningen om de staatssteunregels van de EU gerichter en gestroomlijnder te maken, worden voortgezet. In het kader van het meerjarig financieel kader 2021-2027 heeft de Commissie een herziening van de machtigingsverordening van de EU inzake staatssteun voorgesteld om i) EU-financiering in de vorm van financiële instrumenten met financiering van de lidstaten gemakkelijker te kunnen combineren en ii) de voorwaarden voor steunverlening door de lidstaten voor bepaalde projecten in het kader van de structuur- en investeringsfondsen beter te kunnen stroomlijnen (6).

4.

Om optimaal gebruik te maken van deze gemoderniseerde staatssteunregels, worden in deze mededeling („de gedragscode”) aan lidstaten, begunstigden van de steun en andere belanghebbenden richtsnoeren geboden over de praktische werking van staatssteunprocedures (7). Doel is de staatssteunprocedures zo transparant, eenvoudig, duidelijk, voorspelbaar en vlot mogelijk te maken. Deze mededeling vervangt de gedragscode van 2009 (8) en integreert de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure van 2009 (9).

5.

Met het oog op de doelstellingen van deze mededeling en om een correcte en efficiënte toepassing van de staatssteunregels te waarborgen, moeten de lidstaten en de Commissie nauw samenwerken als partners. In dit verband zullen de diensten van de Commissie nog steeds prenotificatiecontacten aanbieden voor potentiële staatssteunmaatregelen die de lidstaten overwegen uit te voeren. Zij zullen samenwerken met de lidstaten om prioriteiten voor de procedurele behandeling van zaken vast te stellen. Voorts zullen zij via een netwerk van landcoördinatoren ondersteuning bieden aan lidstaten in de vorm van begeleiding en opleiding op het gebied van de toepassing van de staatssteunregels. In het kader van de verhoogde inspanningen van de diensten van de Commissie om de samenwerking en het partnerschap met de lidstaten te versterken, zullen de diensten van de Commissie de lidstaten aanmoedigen ervaringen op het gebied van goede praktijken en problemen bij de toepassing van de staatssteunregels met hen en met elkaar te delen.

6.

De gedragscode heeft ook tot doel de procedure voor de behandeling van klachten op het gebied van staatssteun te verbeteren. Ze verduidelijkt de voorwaarden waaronder de diensten van de Commissie een zaak als een formele klacht aanmerken en voorziet in indicatieve termijnen voor de behandeling van formele klachten.

7.

De specifieke kenmerken van individuele gevallen kunnen evenwel een aanpassing of afwijking van deze gedragscode vereisen. De specifieke kenmerken van de visserij- en aquacultuursector en van de activiteiten op het gebied van de primaire productie, de verwerking of de afzet van landbouwproducten kunnen eveneens een afwijking van deze gedragscode rechtvaardigen.

2.   VERHOUDING TOT HET EU-RECHT

8.

De gedragscode bevat een beschrijving en een toelichting van de procedures die de diensten van de Commissie volgen bij de beoordeling van staatssteunzaken. Ze bevat geen uitgebreid overzicht van de EU-staatssteunregels, maar moet veeleer worden gelezen in samenhang met alle andere documenten waarin die regels zijn vastgelegd. Met de gedragscode worden geen nieuwe rechten gecreëerd bovenop die welke zijn vervat in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna „het Verdrag” genoemd), de procedureverordening (10) en de uitvoeringsverordening (11) en de uitlegging daarvan door de EU-rechter. Deze rechten worden ook in geen enkel opzicht gewijzigd.

3.   PRENOTIFICATIE

3.1.   Doelstellingen

9.

De diensten van de Commissie verzoeken de lidstaten contacten met hen te leggen alvorens potentiële staatssteunmaatregelen formeel aan te melden bij de Commissie (hierna „prenotificatiecontacten” genoemd). Deze prenotificatiecontacten hebben meerdere doelstellingen.

10.

In de eerste plaats kunnen de diensten van de Commissie en de lidstaat tijdens deze prenotificatiecontacten bespreken welke informatie nodig is opdat de aanmelding van de betrokken staatssteunmaatregel als volledig wordt beschouwd. Prenotificatiecontacten leiden daardoor doorgaans tot betere en volledigere aanmeldingen. Dit zorgt op zijn beurt voor een snellere behandeling van dergelijke aanmeldingen, waardoor de Commissie doorgaans binnen twee maanden na de aanmeldingsdatum een besluit kan vaststellen (12).

11.

In de tweede plaats kunnen de diensten van de Commissie en de lidstaat tijdens de prenotificatiecontacten de juridische en economische aspecten van een voorgenomen maatregel op informele en vertrouwelijke wijze (13) bespreken voordat die formeel wordt aangemeld. Met name biedt de prenotificatiefase de mogelijkheid om bepaalde aspecten van een voorgenomen maatregel aan te pakken die wellicht niet volledig in overeenstemming zijn met de staatssteunregels, zelfs wanneer aanzienlijke wijzigingen aan de maatregel moeten worden aangebracht.

12.

Ten derde verrichten de diensten van de Commissie tijdens de prenotificatiefase een eerste beoordeling om na te gaan of een zaak in aanmerking komt voor de gestroomlijnde procedure (zie punt 6).

3.2.   Toepassingsgebied

13.

De diensten van de Commissie voorzien in prenotificatiecontacten wanneer een lidstaat hen daarom verzoekt. De diensten van de Commissie bevelen dergelijke contacten ten sterkste aan voor zaken met nieuwe aspecten, kenmerken of met een complexiteit waardoor informeel overleg vooraf met de diensten van de Commissie gerechtvaardigd is. Prenotificatiecontacten kunnen ook nuttig zijn voor projecten van gemeenschappelijk belang met een hoge EU-relevantie, zoals projecten op het kernnetwerk van het trans-Europees vervoersnetwerk (TEN-T), aangezien financiering daarvan staatssteun kan vormen.

3.3.   Tijdschema

14.

Om ervoor te zorgen dat de prenotificatiecontacten efficiënt verlopen, moeten de lidstaten de Commissie alle informatie verstrekken die nodig is voor de beoordeling van een voorgenomen steunmaatregel in de vorm van een ontwerpaanmelding. Vervolgens vinden prenotificatiecontacten plaats, doorgaans per e-mail, telefoon of videoconferentie om het proces te bespoedigen. Zo nodig, of op verzoek van de lidstaat, kunnen ook bijeenkomsten tussen de diensten van de Commissie en de lidstaten worden gehouden.

15.

Voor bijzonder complexe zaken (zoals herstructureringssteun, of grote of complexe individuele steunmaatregelen) bevelen de diensten van de Commissie aan dat de lidstaten zo vroeg mogelijk prenotificatiecontacten aanknopen zodat een vruchtbare discussie kan plaatsvinden. Dergelijke contacten kunnen ook nuttig zijn in ogenschijnlijk minder problematische gevallen, om bijvoorbeeld de eerste beoordeling van de lidstaten zelf te valideren en te bepalen welke informatie de diensten van de Commissie nodig hebben om de zaak te beoordelen.

16.

Het tijdschema en de vorm van de prenotificatiecontacten hangen in grote mate af van de complexiteit van de zaak. Hoewel dergelijke contacten over meerdere maanden kunnen lopen, mogen ze in de regel niet langer dan zes maanden duren.

17.

Na afloop van de prenotificatiecontacten moeten de lidstaten in staat zijn een volledige aanmelding in te dienen. Wanneer de diensten van de Commissie van oordeel zijn dat de prenotificatiecontacten geen bevredigende resultaten opleveren, kunnen zij de prenotificatiefase beëindigen. Dit belet de lidstaat niet een vergelijkbare maatregel opnieuw vooraf aan te melden of aan te melden.

3.4.   Inhoud

18.

Op basis van hun ervaring, met name in zaken met aanzienlijke technische, financiële en projectgerelateerde implicaties, beveelt de Commissie aan de begunstigden van individuele maatregelen bij de prenotificatiecontacten te betrekken. De beslissing om de begunstigde al dan niet te betrekken bij dergelijke contacten, ligt evenwel bij de lidstaat.

19.

Voor maatregelen waarbij meerdere lidstaten zijn betrokken (bijvoorbeeld belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang) worden de deelnemende lidstaten doorgaans aangemoedigd onderling overleg te plegen vóór de prenotificatiecontacten om te zorgen voor een consistente aanpak van de maatregel en om een realistisch tijdschema vast te leggen.

20.

De diensten van de Commissie trachten de lidstaat aan het eind van de prenotificatiefase een informele eerste beoordeling van de maatregel te verschaffen. Die eerste beoordeling omvat niet-bindende richtsnoeren van de diensten van de Commissie met het oog op de volledigheid van de ontwerpaanmelding en een informele en niet-bindende beoordeling (14) of de maatregel staatssteun vormt en of hij al dan niet verenigbaar is met de interne markt.

21.

Met name in het geval van nieuwe of complexe zaken kan het zijn dat de diensten van de Commissie aan het eind van de prenotificatiefase geen informele eerste beoordeling geven. In dergelijke gevallen kunnen zij op verzoek van de lidstaat schriftelijk aangeven welke informatie nog moet worden verstrekt om de maatregel te kunnen beoordelen.

22.

Prenotificatiecontacten zijn vrijwillig en vertrouwelijk. Zij zijn niet van invloed op de beoordeling van de zaak na de formele aanmelding ervan. Met name betekent het feit dat prenotificatiecontacten hebben plaatsgevonden niet dat de diensten van de Commissie de lidstaten niet kunnen verzoeken nadere informatie te verstrekken na de formele aanmelding.

4.   PORTEFEUILLEBENADERING EN TIJDSCHEMA IN ONDERLING OVERLEG

4.1.   Portefeuillebenadering

23.

De lidstaten kunnen de diensten van de Commissie verzoeken om voor zaken die zij als prioritair beschouwen, een voorspelbaarder tijdschema aan te houden. Met het oog hierop kunnen zij deelnemen aan de „portefeuille-exercitie” waarin de diensten van de Commissie voorzien. Tweemaal per jaar (15) verzoeken de diensten van de Commissie de lidstaten hen mee te delen welke aangemelde zaken in hun portefeuille volgens hen een hoge dan wel lage prioriteit hebben. Als lidstaten willen deelnemen aan de exercitie, moeten zij binnen de gestelde termijn antwoorden op het verzoek. Vervolgens kunnen de diensten van de Commissie voor deze zaken een onderling overeengekomen tijdschema voorstellen opdat ze onverwijld en op voorspelbare wijze worden behandeld, waarbij zij naar behoren rekening houden met de beschikbare middelen en andere lopende zaken waarbij de lidstaat die het verzoek heeft gedaan, betrokken is.

4.2.   Planning in onderling overleg

4.2.1.   Doel en inhoud

24.

Planning in onderling overleg kan een nuttig instrument zijn om de transparantie en de voorspelbaarheid van de vermoedelijke duur van een staatssteunonderzoek te vergroten. Met dit instrument kunnen de diensten van de Commissie en de lidstaat het eens worden over het verwachte tijdschema van een onderzoek in een specifieke zaak, en in sommige gevallen ook over de vermoedelijke duur van het onderzoek. Dit kan met name nuttig zijn in gevallen die nieuwe aspecten inhouden, die verband houden met projecten op het TEN-T-kernnetwerk of die technisch complex, dringend of gevoelig zijn.

25.

De diensten van de Commissie en de lidstaat kunnen met name het volgende overeenkomen:

prioritaire behandeling van de zaak in het kader van de portefeuille-exercitie: Wanneer de planning of de middelen zulks vereisen (16), kan een prioritaire behandeling worden verleend mits de lidstaat de schorsing of de verlenging van de termijn van het onderzoek (17) van andere zaken in zijn portefeuille formeel aanvaardt.

Welke informatie (18) de lidstaat en/of de beoogde begunstigde van de steun aan de diensten van de Commissie moet verstrekken, en welk soort eenzijdige informatieverzameling de diensten van de Commissie willen hanteren in de zaak.

De vermoedelijke vorm en duur van de beoordeling van de zaak door de diensten van de Commissie na de aanmelding ervan.

26.

Als de lidstaat onverwijld alle overeengekomen informatie verstrekt, trachten de diensten van de Commissie het onderling overeengekomen tijdschema voor het onderzoek van de zaak in acht te nemen. In het geval van zaken waarbij de door de lidstaat of door derden verstrekte informatie bijkomende vragen doet rijzen, kan het zijn dat het tijdschema niet kan worden aangehouden.

4.2.2.   Toepassingsgebied en tijdschema

27.

Planning in onderling overleg gebeurt met name voor zaken die zeer nieuwe aspecten inhouden of technisch moeilijk of gevoelig zijn. In dergelijke gevallen vindt aan het einde van de prenotificatiefase planning in onderling overleg plaats, gevolgd door de formele aanmelding.

28.

Planning in onderling overleg kan ook plaatsvinden aan het begin van de formele onderzoeksprocedure. In dat geval moet de lidstaat verzoeken om planning in onderling overleg voor de verdere behandeling van de zaak.

5.   EERSTE ONDERZOEK VAN AANGEMELDE MAATREGELEN

5.1.   Verzoeken om informatie

29.

De diensten van de Commissie beginnen met hun eerste onderzoek van de aangemelde maatregel wanneer ze de aanmelding ontvangen. Als zij na de aanmelding van een steunmaatregel nog nadere informatie nodig hebben, zenden zij de lidstaat een verzoek om informatie toe. Aangezien de diensten van de Commissie verzoeken om informatie trachten te groeperen en prenotificatiecontacten ervoor zorgen dat de lidstaten volledige aanmeldingen indienen (19), is een algeheel verzoek om informatie doorgaans voldoende. Het verzoek, waarin is aangegeven welke informatie nodig is, wordt normaal gesproken binnen vier weken na de formele aanmelding toegezonden.

30.

Na ontvangst van het antwoord van de lidstaat kunnen de diensten van de Commissie bijkomende vragen hebben afhankelijk van de inhoud van de antwoorden en de aard van de zaak. Dit betekent niet noodzakelijk dat de Commissie op ernstige problemen stuit bij de beoordeling van de zaak.

31.

Als de lidstaat de verlangde informatie niet binnen de gestelde termijn verstrekt, sturen de diensten van de Commissie een herinnering. Als de lidstaat na één herinnering de informatie nog steeds niet heeft toegezonden, laten de diensten van de Commissie de lidstaat weten dat de aanmelding wordt geacht te zijn ingetrokken (20), behalve in uitzonderlijke omstandigheden. Als een aanmelding wordt geacht te zijn ingetrokken, kan de lidstaat de maatregel vervolgens opnieuw aanmelden met de ontbrekende informatie.

32.

Wanneer is voldaan aan de voorwaarden voor de inleiding van de formele onderzoeksprocedure, leidt de Commissie die doorgaans in na ten hoogste twee vragenronden. In sommige gevallen kunnen evenwel meer verzoeken om informatie worden toegezonden voordat de formele onderzoeksprocedure wordt geopend, afhankelijk van de aard van de zaak en de volledigheid en de complexiteit van de door de lidstaat verstrekte informatie.

5.2.   Overeengekomen opschorting van het eerste onderzoek

33.

De diensten van de Commissie kunnen het eerste onderzoek opschorten, bijvoorbeeld wanneer een lidstaat hierom verzoekt om de steunmaatregel te wijzigen en hem in overeenstemming te brengen met de staatssteunregels, of in onderlinge overeenstemming.

34.

De opschortingstermijn wordt vooraf overeengekomen. Als de lidstaat aan het eind van die periode geen volledige aanmelding heeft ingediend die voldoet aan de staatssteunregels, zetten de diensten van de Commissie de procedure voort vanaf het punt waarop ze was opgeschort. De diensten van de Commissie laten de lidstaat doorgaans weten dat de aanmelding wordt geacht te zijn ingetrokken, of leiden de formele onderzoeksprocedure onverwijld in bij ernstige twijfel over de verenigbaarheid van de steunmaatregel met de staatssteunregels en bijgevolg ook met de interne markt.

5.3.   Contacten over de stand van zaken en contacten met de begunstigde van de steun

35.

Op verzoek stellen de diensten van de Commissie de lidstaat in kennis van de stand van zaken van het eerste onderzoek van de aanmelding.

36.

De lidstaten kunnen besluiten de begunstigde van een potentiële (individuele) staatssteunmaatregel te betrekken bij de contacten met de Commissie over de stand van zaken, met name in zaken met aanzienlijke technische, financiële en projectgerelateerde implicaties. De diensten van de Commissie bevelen aan dat de begunstigde bij dergelijke contacten worden betrokken. De beslissing om de begunstigde al dan niet te betrekken bij dergelijke contacten, ligt evenwel bij de lidstaat.

6.   GESTROOMLIJNDE PROCEDURE IN EENVOUDIGE ZAKEN

6.1.   Zaken die in aanmerking komen voor de gestroomlijnde procedure

37.

Als het een eenvoudige zaak betreft en aan bepaalde voorwaarden is voldaan, kan de Commissie de zaak in het kader van een gestroomlijnde procedure behandelen. In dergelijke gevallen streeft de Commissie ernaar om binnen 25 dagen na de datum van aanmelding hetzij een verkort besluit vast te stellen waarin zij oordeelt dat de aangemelde maatregel geen steun vormt, hetzij een besluit te nemen om geen bezwaar te maken (21).

38.

Wanneer een lidstaat verzoekt om toepassing van de gestroomlijnde procedure, beslissen de diensten van de Commissie of de zaak in aanmerking komt voor deze procedurele behandeling. Dit kan met name het geval zijn wanneer een maatregel voldoende vergelijkbaar is met andere maatregelen die zijn goedgekeurd bij ten minste drie besluiten van de Commissie in de tien jaar voorafgaand aan de datum van prenotificatie („precedentbesluiten”). Om te vast te stellen of de maatregel voldoende vergelijkbaar is met de in de precedentbesluiten beoordeelde maatregelen, kijken de diensten van de Commissie naar alle geldende inhoudelijke en procedurele voorwaarden, en met name naar de doelstellingen en de algemene opzet van de maatregel, de soorten begunstigden, de in aanmerking komende kosten, individuele aanmeldingsplafonds, steunintensiteiten en eventuele toepasselijke bonussen, cumuleringsbepalingen, stimulerend effect en transparantievereisten.

39.

Wanneer er minstens drie precedentbesluiten zijn, is het doorgaans duidelijk dat de maatregel geen steun vormt of dat de steunmaatregel verenigbaar is met de interne markt. In bepaalde omstandigheden kan dit echter ook niet het geval zijn, bijvoorbeeld wanneer de Commissie de precedentbesluiten opnieuw beoordeelt in het licht van recente jurisprudentie. Aangezien dergelijke zaken nauwgezet moeten worden onderzocht, weigeren de diensten van de Commissie doorgaans de gestroomlijnde procedure toe te passen.

40.

De diensten van de Commissie kunnen de gestroomlijnde procedure ook weigeren toe te passen als de steunmaatregel ten goede zou kunnen komen aan een onderneming die staatssteun moet terugbetalen die door de Commissie als onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is aangemerkt (22).

6.2.   Prenotificatiecontacten over het gebruik van de gestroomlijnde procedure

41.

De diensten van de Commissie willen de gestroomlijnde procedure slechts toepassen als prenotificatiecontacten over de betrokken maatregel hebben plaatsgevonden. De lidstaat dient hiertoe een ontwerpaanmeldingsformulier in met alle relevante gegevens, inclusief verwijzingen naar precedentbesluiten, en een ontwerpsamenvatting van de aanmelding (23), die bestemd is voor publicatie op de website van DG Concurrentie.

42.

De diensten van de Commissie passen de gestroomlijnde procedure slechts toe als zij van oordeel zijn dat het aanmeldingsformulier in principe volledig is. Dit betekent dat de diensten van de Commissie in principe voldoende informatie zouden hebben om de maatregel goed te keuren, als de lidstaat zijn aanmelding baseert op het ontwerpaanmeldingsformulier met de uitkomsten van de prenotificatiecontacten.

6.3.   Aanmelding en publicatie van de korte samenvatting

43.

De termijn van 25 dagen voor de vaststelling van een verkort besluit (zie punt 38) gaat in wanneer de lidstaat de aanmelding indient. Bij de gestroomlijnde procedure wordt gebruikgemaakt van de standaardaanmeldingsformulieren (24).

44.

Na ontvangst van de aanmelding publiceren de diensten van de Commissie een samenvatting van de aanmelding (25) op de website van DG Concurrentie en verklaren zij dat de steunmaatregel in aanmerking kan komen voor de gestroomlijnde procedure. Belanghebbenden hebben vervolgens 10 werkdagen de tijd om opmerkingen te maken, met name over omstandigheden die mogelijk een grondiger onderzoek vereisen. Als een belanghebbende bezwaren formuleert die op het eerste gezicht gegrond zijn, passen de diensten van de Commissie de normale procedure toe en stellen zij de lidstaat en de belanghebbenden daarvan in kennis.

6.4.   Verkort besluit

45.

Voor zaken waarin de gestroomlijnde procedure wordt toegepast, stelt de Commissie normaal gesproken een verkort besluit vast. De Commissie streeft ernaar binnen 25 werkdagen na de aanmelding hetzij een besluit vast te stellen waarin zij oordeelt dat de aangemelde maatregel geen steun vormt, hetzij een besluit te nemen om geen bezwaar te maken (26).

46.

Het verkorte besluit bevat de samenvatting die is gepubliceerd op het tijdstip van de aanmelding, alsook een korte toetsing van de maatregel aan artikel 107, lid 1, van het Verdrag en, voor zover van toepassing, een vermelding dat hij in overeenstemming is met de eerdere beslissingspraktijk van de Commissie. De openbare versie van het besluit wordt gepubliceerd op de website van DG Concurrentie.

7.   FORMELE ONDERZOEKSPROCEDURE

47.

De Commissie streeft naar een verbetering van de transparantie, de voorspelbaarheid en de efficiëntie van de behandeling van complexe zaken die in het kader van de formele onderzoeksprocedure worden behandeld. Met het oog hierop maakt zij efficiënt gebruik van alle procedurele middelen waarover zij op basis van de procedureverordening beschikt.

7.1.   Bekendmaking van besluiten en relevante samenvattingen

48.

Wanneer de lidstaat niet verzoekt om weglating van vertrouwelijke informatie, tracht de Commissie haar besluit tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure (hierna „het inleidingsbesluit” genoemd), samen met een relevante samenvatting (27), binnen twee maanden na vaststelling ervan bekend te maken.

49.

Wanneer de diensten van de Commissie en de lidstaat geen overeenstemming bereiken over de weglating van vertrouwelijke informatie uit het inleidingsbesluit, past de Commissie de beginselen van de mededeling over geheimhouding (28) toe en publiceert zij het besluit zo snel mogelijk na vaststelling ervan (29). Deze praktijk geldt voor de bekendmaking van alle definitieve besluiten (30).

7.2.   Opmerkingen van belanghebbenden

50.

Belanghebbenden, inclusief de begunstigde van de steun, kunnen binnen één maand na de bekendmaking van het inleidingsbesluit opmerkingen maken (31). Een verlenging van die termijn of na die termijn ingediende opmerkingen worden in principe niet aanvaard door de diensten van de Commissie (32). Een verlenging kan slechts in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen worden toegestaan, bijvoorbeeld wanneer de belanghebbende voornemens is bijzonder omvangrijk feitenmateriaal in te dienen of wanneer er contact met de belanghebbende is geweest vóór de termijn is verstreken.

51.

In bijzonder complexe zaken kunnen de diensten van de Commissie een kopie van het inleidingsbesluit toezenden aan belanghebbenden, waaronder handelsverenigingen of bedrijfsorganisaties, en hen verzoeken opmerkingen te maken over bepaalde aspecten van de zaak (33). De medewerking van belanghebbenden is vrijwillig. Met het oog op een efficiënte procedure verzoeken de diensten van de Commissie belanghebbenden binnen een maand te reageren. De Commissie zendt de uitnodiging om opmerkingen te maken ook aan de begunstigde van de steun toe.

52.

Om de rechten van verdediging (34) te eerbiedigen, stuurt de Commissie een niet-vertrouwelijke versie van de opmerkingen van belanghebbenden door aan de betrokken lidstaat en verzoekt zij de lidstaat binnen een maand te antwoorden. Wanneer er geen opmerkingen van belanghebbenden zijn, stellen de diensten van de Commissie de lidstaat daarvan in kennis.

53.

De diensten van de Commissie verzoeken de lidstaten opmerkingen van belanghebbenden in hun oorspronkelijke taal te aanvaarden, zodat ze zo snel mogelijk kunnen worden doorgestuurd. De Commissie zorgt evenwel voor een vertaling als de lidstaat hierom verzoekt. Dit kan resulteren in een langere procedure.

7.3.   Opmerkingen van de lidstaten

54.

De diensten van de Commissie streven ernaar de formele onderzoeksprocedure zo snel mogelijk af te sluiten. Bijgevolg passen zij de in de procedureverordening vastgestelde termijnen strikt toe. Als een lidstaat niet binnen een maand opmerkingen over het inleidingsbesluit of over opmerkingen van belanghebbenden indient (35), kunnen de diensten van de Commissie bij een gerechtvaardigd verzoek van de lidstaat de termijn met een maand verlengen en aangeven dat behalve in uitzonderlijke omstandigheden geen verdere verlenging wordt toegestaan. Als de lidstaat geen toereikend en relevant antwoord toezendt, kan de Commissie een besluit nemen op basis van de informatie waarover zij beschikt (36).

55.

Wanneer informatie die voor de Commissie van essentieel belang is om een definitief besluit te nemen, ontbreekt in het geval van onrechtmatige steun (dat wil zeggen nieuwe steun die in strijd met artikel 108, lid 3, van het Verdrag tot uitvoering is gebracht), kan de Commissie een bevel tot het verstrekken van informatie (37) doen uitgaan waarbij de lidstaat wordt gelast de informatie te verstrekken. Als de lidstaat niet binnen de gestelde termijn op het bevel reageert, kan de Commissie een besluit nemen op basis van de informatie waarover zij beschikt.

7.4.   Verzoeken om aanvullende informatie van de betrokken lidstaat

56.

In het geval van bijzonder complexe zaken kan het zijn dat de diensten van de Commissie na ontvangst van de opmerkingen van de lidstaat over het inleidingsbesluit een bijkomend verzoek om informatie moeten sturen. In de regel moet de lidstaat binnen één maand antwoorden.

57.

Als de lidstaat niet binnen de gestelde termijn antwoordt, sturen de diensten van de Commissie een herinnering waarin een definitieve termijn van doorgaans 20 werkdagen wordt vastgesteld. Zij delen de lidstaat ook mee dat de Commissie naargelang de specifieke kenmerken van de zaak meerdere opties heeft als een passend antwoord binnen de gestelde termijn uitblijft. Zij kan opmerken dat de aanmelding is ingetrokken (38). Zij kan een verzoek om informatie aan andere bronnen toezenden (39). In gevallen van onrechtmatige steun kan de Commissie een bevel tot het verstrekken van informatie doen uitgaan. Zij kan ook een besluit nemen op basis van de informatie waarover zij beschikt (40).

7.5.   Verzoeken om informatie aan andere bronnen

58.

Na de inleiding van de formele onderzoeksprocedure in zaken waarbij formeel is besloten dat de lidstaat tijdens het eerste onderzoek geen toereikende informatie heeft verstrekt, kan de Commissie een verzoek om informatie aan andere bronnen dan de lidstaat doen uitgaan (41).

59.

Als de diensten van de Commissie om informatie van de steunbegunstigde willen verzoeken, is de uitdrukkelijke instemming van de lidstaat vereist. In de regel moet de lidstaat binnen een korte termijn reageren op een dergelijk verzoek om instemming.

60.

De diensten van de Commissie nemen het evenredigheidsbeginsel in acht (42) en verzoeken slechts om informatie van andere bronnen als die partijen daarover beschikken. Belanghebbenden beschikken over een redelijke termijn van doorgaans niet meer dan een maand om de informatie te verstrekken.

61.

Daarnaast beschikt de Commissie ook over de bevoegdheid om informatie te onderzoeken en te verzamelen op basis van de rechtspraak van de EU-rechter (43). De specifieke regels voor verzoeken om informatie aan andere bronnen doen geen afbreuk aan deze bevoegdheid.

7.6.   Gerechtvaardigde opschorting van een formeel onderzoek

62.

Een formeel onderzoek wordt door de diensten van de Commissie slechts in uitzonderlijke omstandigheden en in overleg met de lidstaat opgeschort. Dit kan het geval zijn wanneer de lidstaat verzoekt om een opschorting om zijn project in overeenstemming te brengen met de staatssteunregels, of wanneer de uitspraak in een zaak die in behandeling is bij de EU-rechter, vermoedelijk van invloed zal zijn op de beoordeling van de zaak.

63.

Formele opschorting wordt normaliter slechts eenmaal verleend, voor een termijn die vooraf tussen de diensten van de Commissie en de lidstaat wordt overeengekomen.

7.7.   Vaststelling van het eindbesluit en gerechtvaardigde verlenging van het formele onderzoek

64.

De Commissie streeft er steeds naar snel en voor zover mogelijk binnen 18 maanden na de inleiding van de procedure een definitief besluit te nemen (44). Die termijn kan worden verlengd in onderling overleg tussen de diensten van de Commissie en de lidstaat. Een verlenging kan nodig zijn als de zaak betrekking heeft op een nieuwe steunmaatregel of nieuwe juridische vraagstukken opwerpt.

65.

Om ervoor te zorgen dat de termijn van 18 maanden in acht wordt genomen, streeft de Commissie ernaar het definitieve besluit vast te stellen uiterlijk zes maanden nadat de lidstaat de laatste informatie heeft ingediend, of nadat de laatste termijn is verstreken.

8.   ONDERZOEKEN NAAR BEPAALDE SECTOREN VAN DE ECONOMIE EN NAAR BEPAALDE STEUNINSTRUMENTEN

66.

De Commissie heeft de bevoegdheid om sectoronderzoeken te verrichten met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel (45). Aan het eind van een dergelijk onderzoek publiceert de Commissie op de website van DG Concurrentie een verslag over de uitkomsten van haar onderzoek. De Commissie informeert de lidstaten en verzoekt hen en andere betrokken partijen binnen een periode van maximaal één maand opmerkingen te maken over het verslag.

67.

De via het sectoronderzoek verkregen informatie kan worden gebruikt in staatssteunprocedures en kan ertoe leiden dat de Commissie op eigen initiatief een onderzoek start naar staatssteunmaatregelen.

9.   FORMELE KLACHTEN

68.

De diensten van de Commissie streven ernaar klachten van belanghebbenden zo efficiënt en transparant mogelijk te behandelen met behulp van de hieronder beschreven gedragscode.

9.1.   Klachtenformulier en verplichting om geschade belangen aan te tonen

69.

In artikel 1, onder h), van de procedureverordening wordt een belanghebbende gedefinieerd als een lidstaat en een persoon, onderneming of ondernemersvereniging waarvan de belangen door de toekenning van steun kunnen worden geraakt, in het bijzonder de begunstigde van de steun, concurrerende ondernemingen en beroepsverenigingen. Belanghebbenden die een formele klacht bij de Commissie willen indienen, vullen het klachtenformulier (46) in en verstrekken alle gevraagde informatie, samen met een niet-vertrouwelijke versie van de klacht (47). Als het klachtenformulier volledig is en de indienende partij op grond van artikel 1, onder h), van de procedureverordening aantoont dat haar belangen door de toekenning van de steun kunnen worden geraakt (48), registreert de Commissie de zaak als een formele klacht.

70.

Wanneer de indienende partij niet alle in het klachtenformulier gevraagde informatie verstrekt of niet aantoont dat zij een procesbelang heeft, behandelen de diensten van de Commissie de verklaringen als marktinformatie (49). De diensten van de Commissie stellen de indienende partij daarvan in kennis. Marktinformatie kan leiden tot verder onderzoek door de Commissie.

9.2.   Indicatieve termijn en uitkomst van het onderzoek van een formele klacht

71.

De diensten van de Commissie streven ernaar een formele klacht te onderzoeken binnen een niet-bindende termijn van twaalf maanden vanaf het tijdstip waarop ze zijn geregistreerd. Afhankelijk van de omstandigheden van de zaak kan het onderzoek langer duren, bijvoorbeeld wanneer de diensten van de Commissie de klager, de lidstaat of derde partijen om nadere informatie moeten verzoeken.

72.

Bij een ongegronde klacht trachten de diensten van de Commissie de klager binnen twee maanden na registratie van de klacht mee te delen dat er onvoldoende gronden zijn om een standpunt over de zaak in te nemen. Zij verzoeken de klager binnen één maand verdere opmerkingen ten gronde in te dienen. Als de klager binnen de termijn geen verdere opmerkingen indient, wordt de klacht geacht te zijn ingetrokken.

73.

Bij klachten over goedgekeurde steun en/of steunmaatregelen die niet hoeven te worden aangemeld, trachten de diensten van de Commissie eveneens binnen twee maanden na ontvangst van de klacht te antwoorden.

74.

Afhankelijk van hun werklast en krachtens hun recht om prioriteiten voor hun onderzoek vast te stellen (50), trachten de diensten van de Commissie binnen twaalf maanden na registratie van de klacht hetzij:

een besluit vast te stellen (51) en een kopie toe te zenden aan de klager;

een brief toe te zenden aan de klager waarin zij hun voorlopige standpunten over de maatregel kenbaar maken op basis van de beschikbare informatie („brief met een eerste beoordeling”); deze brief vormt geen officieel standpunt van de Commissie.

75.

Indien in de brief met een eerste beoordeling wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van onverenigbare steun, kan de klager binnen één maand opmerkingen maken. Als de klager binnen die termijn geen opmerkingen maakt, wordt de klacht geacht te zijn ingetrokken.

76.

Wanneer een klacht betrekking heeft op onrechtmatige steun, wijzen de diensten van de Commissie de klagers op de mogelijkheid om de zaak voor te leggen aan de nationale rechter, die de opschorting of de terugbetaling van de steun kan gelasten (52). De diensten van de Commissie mogen formele klachten over steunmaatregelen die aan de nationale rechter worden voorgelegd, voor de duur van die procedure als lage prioriteit beschouwen.

77.

De diensten van de Commissie sturen de niet-vertrouwelijke versie van de gegronde klachten doorgaans, maar niet noodzakelijk, voor opmerkingen aan de lidstaat door. Zij verzoeken de betrokken lidstaat de termijnen voor het maken van opmerkingen en het verstrekken van informatie over klachten in acht te nemen. Klachten worden normaliter in hun oorspronkelijke taal aan de lidstaat toegezonden. De Commissie zorgt evenwel voor een vertaling als de lidstaat hierom verzoekt. Dit kan resulteren in een langere procedure.

78.

De diensten van de Commissie houden de lidstaten en klagers systematisch op de hoogte van de verwerking of de afhandeling van klachten.

10.   EVALUATIEONTWERPEN

79.

De positieve gevolgen van staatssteun moeten opwegen tegen de mogelijke negatieve gevolgen ervan voor de mededinging en het handelsverkeer. Om ervoor te zorgen dat dit het geval is, moedigt de Commissie een doeltreffende evaluatie achteraf aan van steunregelingen die tot aanzienlijke concurrentieverstoringen kunnen leiden. Het betreft steunregelingen waarvoor een groot budget is uitgetrokken of die nieuwe kenmerken bevatten, en regelingen die naar verwachting aanzienlijke veranderingen van de markt, de technologie of de regelgeving tot gevolg zullen hebben. De diensten van de Commissie besluiten tijdens de prenotificatiefase of een evaluatie nodig is. Zij informeren de lidstaat zo snel mogelijk, zodat die voldoende tijd heeft om een evaluatieontwerp voor te bereiden.

80.

Voor regelingen die moeten worden beoordeeld op basis van de AGVV (53), moet de lidstaat zijn evaluatieontwerp binnen 20 werkdagen na de inwerkingtreding van de regeling bij de Commissie aanmelden. De Commissie beoordeelt het evaluatieontwerp en als het voldoet aan de voorwaarden, keurt zij het zo snel mogelijk goed. Zij verlengt vervolgens ook de periode waarvoor de regeling kan worden uitgevoerd in het kader van de AGVV.

81.

Voor aangemelde regelingen die moeten worden beoordeeld, moet de lidstaat zijn evaluatieontwerp tegelijk met de aanmelding bij de Commissie indienen. De Commissie beoordeelt het evaluatieontwerp samen met de regeling zelf, en haar besluit heeft betrekking op zowel het ontwerp als de regeling. Alle procedurele vereisten van de procedureverordening zijn volledig van toepassing.

11.   MONITORING

82.

De Commissie onderwerpt alle in de lidstaten bestaande steunregelingen aan een voortdurend onderzoek (54). Het onderzoek gebeurt in samenwerking met de lidstaten, die alle noodzakelijke gegevens aan de Commissie moeten verstrekken (55).

83.

Met de SAM kregen de lidstaten meer mogelijkheden om steun te verlenen zonder die bij de Commissie aan te melden, vooral omdat de AGVV nu op meer maatregelen van toepassing is. Om ervoor te zorgen dat die maatregelen consistent in de hele EU aan de regels voldoen, is het voor de Commissie van toenemend belang om erop toe te zien hoe de lidstaten bestaande of vrijgestelde steunregelingen toepassen. Daarom hebben de diensten van de Commissie een jaarlijkse monitoring ingevoerd gedurende welke zij een steekproef van staatssteunzaken samenstellen voor verder onderzoek.

84.

De diensten van de Commissie controleren zowel of de geselecteerde regelingen in overeenstemming zijn met hun rechtsgrondslag als ook de uitvoering ervan (56).

85.

De diensten van de Commissie verkrijgen de voor de monitoring noodzakelijke informatie via verzoeken om informatie aan de lidstaten. De lidstaten hebben doorgaans 20 werkdagen de tijd om op die verzoeken te antwoorden. In gerechtvaardigde gevallen, bijvoorbeeld wanneer een uitzonderlijk grote hoeveelheid informatie moet worden verstrekt, kan die periode langer zijn.

86.

Als de verstrekte informatie niet toereikend is om te concluderen of de maatregel naar behoren is opgezet en uitgevoerd, zenden de diensten van de Commissie bijkomende verzoeken om informatie aan de lidstaat toe.

87.

De diensten van de Commissie trachten de monitoring van een staatssteunmaatregel binnen twaalf maanden na het eerste verzoek om informatie af te ronden en stellen de betrokken lidstaat in kennis van het resultaat.

12.   BETERE COÖRDINATIE EN PARTNERSCHAP MET LIDSTATEN

88.

Met de SAM kregen de lidstaten een grotere verantwoordelijkheid op het gebied van staatssteuntoezicht en meer mogelijkheden om steun te verlenen zonder die bij de Commissie aan te melden. Daardoor is samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten op het gebied van de toepassing van nieuwe staatssteunregels belangrijker geworden.

89.

Met het oog op een nauwere samenwerking met de lidstaten hebben de diensten van de Commissie een aantal werkgroepen in het leven geroepen die vertegenwoordigers van zowel de lidstaten als de Commissie samenbrengen. Die werkgroepen komen regelmatig bijeen en zijn bedoeld om informatie over praktische aspecten en bij de toepassing van de staatssteunregels opgedane ervaringen uit te wisselen. De diensten van de Commissie verzorgen het secretariaat voor de werkgroepen.

90.

Bovendien zijn de diensten van de Commissie ook bereid lidstaten te ondersteunen door bijvoorbeeld informele richtsnoeren over de interpretatie van de nieuwe regels te verschaffen. Daarnaast trachten de diensten van de Commissie opleidingssessies over staatssteunonderwerpen voor de lidstaten te verzorgen wanneer die daarom verzoeken.

91.

De diensten van de Commissie hebben voorts een netwerk van landcoördinatoren opgezet om de dagelijkse contacten met de lidstaten te vergemakkelijken. De landcoördinator is een aanspreekpunt voor lidstaten die in contact willen treden met de diensten van de Commissie voor de behandeling van zaken en andere aspecten van de toepassing van de staatssteunregels. De landcoördinatoren moeten in kopie staan in elektronische communicatie over horizontale kwesties, met name over portefeuillebenadering.

13.   TOEKOMSTIGE HERZIENING

92.

De Commissie zal deze gedragscode toepassen voor aangemelde maatregelen en maatregelen die anderszins onder haar aandacht zijn gebracht, dertig dagen na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

93.

De gedragscode kan worden herzien in het licht van:

wijzigingen in maatregelen van wetgevende, interpretatieve en administratieve aard,

de rechtspraak van de EU-rechter, of

bij de toepassing ervan opgedane ervaring.

94.

De Commissie zal regelmatig een dialoog met de lidstaten en andere belanghebbenden aangaan over de toepassing van de procedureverordening in het algemeen, en van deze gedragscode in het bijzonder.

(1)  Mededeling van de Commissie betreffende het begrip „staatssteun” in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PB C 262 van 19.7.2016, blz. 1).

(2)  Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB L 187 van 26.6.2014, blz. 1), vervolgens gewijzigd bij Verordening (EU) 2017/1084 van de Commissie van 14 juni 2017 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 651/2014 wat betreft steun voor haven- en luchthaveninfrastructuur, aanmeldingsdrempels voor steun voor cultuur en instandhouding van het erfgoed en voor steun voor sportinfrastructuur en multifunctionele recreatieve infrastructuur, en regelingen inzake regionale exploitatiesteun voor ultraperifere gebieden, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 702/2014 wat betreft de berekening van de in aanmerking komende kosten (PB L 156 van 20.6.2017, blz. 1).

(3)  Scorebord staatssteun 2017 van de Commissie, „Results, trends and observations regarding EU28 State Aid expenditure reports for 2016”, 29.11.2017, blz. 14.

(4)  Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PB L 248 van 24.9.2015, blz. 9).

(5)  Zie persbericht van de Commissie inzake staatssteun: Commission gives guidance on local public support measures that do not constitute State aid, IP/16/3141 van 21 september 2016; persbericht van de Commissie inzake staatssteun: De Commissie geeft leidraad voor lokale steunmaatregelen van de overheid die zonder voorafgaande goedkeuring van de Commissie kunnen worden toegekend, IP/15/4889 van 29 april 2015.

(6)  Voorstel van de Commissie voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EU) 2015/1588 van de Raad van 13 juli 2015 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op bepaalde soorten van horizontale steunmaatregelen, COM/2018/398 final — 2018/0222 van 6.6.2018.

(7)  Aangezien een aanzienlijk deel van de onder de mededeling betreffende een vereenvoudigde procedure vallende maatregelen inmiddels is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting en het gebruik van die procedure bijgevolg zeer beperkt is, is de mededeling betreffende een vereenvoudigde procedure opgenomen in deze gedragscode.

(8)  Gedragscode van de Commissie voor een goed verloop van de staatssteunprocedures (PB C 136 van 16.6.2009, blz. 13).

(9)  Mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde soorten staatssteun (PB C 136 van 16.6.2009, blz. 3).

(10)  Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PB L 248 van 24.9.2015, blz. 9).

(11)  Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/2282 van de Commissie van 27 november 2015 (PB L 325 van 10.12.2015, blz. 1).

(12)  Zie artikel 4, lid 5, waarin wordt verwezen naar besluiten op grond van artikel 4, lid 2, artikel 4, lid 3, en artikel 4, lid 4, van de procedureverordening. Deze termijn is niet haalbaar wanneer de diensten van de Commissie meerdere verzoeken om informatie moeten toezenden omdat de aanmeldingen onvolledig zijn.

(13)  Op basis van artikel 30 van de procedureverordening is de Commissie in alle staatssteunprocedures gebonden aan het beroepsgeheim. dit wordt ondersteund door de algemene geheimhoudingsplicht die in artikel 339 van het Verdrag is vastgelegd.

(14)  Deze beoordeling vormt geen officieel standpunt van de Commissie en loopt daar evenmin op vooruit.

(15)  Momenteel eind januari en eind september van elk jaar.

(16)  Bijvoorbeeld in gevallen waarin de financiële instellingen van de Europese Unie als holdingfonds fungeren.

(17)  Zie artikel 4, lid 5, van de procedureverordening.

(18)  Bijvoorbeeld studies of een externe expertise.

(19)  Tenzij bij de planning in onderling overleg anders is overeengekomen.

(20)  Op basis van artikel 5, lid 3, van de procedureverordening.

(21)  Overeenkomstig artikel 4, lid 2, of artikel 4, lid 3, van de procedureverordening.

(22)  Op basis van een uitstaand bevel tot terugvordering van de lidstaten, zie arrest van het Hof van Justitie van 9 maart 1994, C-188/92, TWD Textilwerke Deggendorf, ECLI:EU:C:1994:90.

(23)  Bijlage bij deze gedragscode.

(24)  Bijlage I bij de uitvoeringsverordening.

(25)  Deze samenvatting is gebaseerd op het standaardformulier in de bijlage bij deze gedragscode.

(26)  Op basis van artikel 4, lid 2, of artikel 4, lid 3, van de procedureverordening.

(27)  De „relevante samenvatting” is een korte samenvatting van de redenen op basis waarvan de Commissie heeft besloten de procedure in te leiden. De relevante samenvatting wordt vertaald in alle officiële talen van de EU en samen met de volledige tekst van het inleidingsbesluit bekendgemaakt in het Publicatieblad.

(28)  Mededeling van de Commissie over geheimhouding bij beschikkingen inzake staatssteun (PB C 297 van 9.12.2003, blz. 6).

(29)  Overeenkomstig punt 33 van de mededeling over geheimhouding.

(30)  Overeenkomstig punt 34 van de mededeling over geheimhouding.

(31)  Artikel 6 van de procedureverordening.

(32)  Onverminderd artikel 12, lid 1, van de procedureverordening.

(33)  Volgens vaste rechtspraak is de Commissie bevoegd het besluit tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure aan welbepaalde belanghebbenden toe te zenden; zie bijvoorbeeld het arrest van het Gerecht van 8 juli 2004, Technische Glaswerke Ilmenau/Commissie, T-198/01, ECLI:EU:T:2004:222, punt 195; arrest van het Hof van 24 september 2002, Falck Spa e.a./Commissie, gevoegde zaken C-74/00 P en C-75/00 P, ECLI:EU:C:2002:524, punt 83.

(34)  En overeenkomstig artikel 6, lid 2, van de procedureverordening.

(35)  Artikel 6, lid 1, van de procedureverordening.

(36)  Overeenkomstig artikel 9, lid 7, en artikel 15, lid 1, van de procedureverordening.

(37)  Artikel 12 van de procedureverordening.

(38)  Artikel 5, lid 3, van de procedureverordening.

(39)  Artikel 7 van de procedureverordening.

(40)  Artikel 9, lid 7, en artikel 15, lid 1, van de procedureverordening.

(41)  Artikel 7 van de procedureverordening.

(42)  Artikel 7 van de procedureverordening.

(43)  In het arrest van het Gerecht van 8 juli 2004, Technische Glaswerke Ilmenau/Commissie, T-198/01, ECLI:EU:T:2004:222 bijvoorbeeld erkent het Gerecht van eerste aanleg impliciet dat de Commissie bevoegd is vragen te stellen aan een van de ondernemingen die opmerkingen indienden naar aanleiding van het besluit tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure. Ook in het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 12 december 2000, Alitalia/Commissie, T-296/97, ECLI:EU:T:2000:289, accepteert het Gerecht van eerste aanleg impliciet dat de Commissie via haar deskundige adviseurs contact opneemt met institutionele investeerders om de voorwaarden van de investering van de Italiaanse Staat in Alitalia te beoordelen.

(44)  Artikel 9, lid 6, van de procedureverordening. Op grond van artikel 15, lid 2, van die verordening is de Commissie in het geval van onrechtmatige steun niet gebonden aan de termijn.

(45)  Artikel 25 van de procedureverordening.

(46)  Bijlage IV bij de uitvoeringsverordening.

(47)  Zie artikel 24, lid 2, van de procedureverordening.

(48)  Onder „belanghebbende” wordt verstaan een lidstaat en een persoon, onderneming of ondernemersvereniging waarvan de belangen door de toekenning van steun kunnen worden geraakt, in het bijzonder de begunstigde van de steun, concurrerende ondernemingen en beroepsverenigingen.

(49)  Zoals uitgelegd in overweging 32 van de procedureverordening: „Teneinde de kwaliteit te waarborgen van de klachten die bij de Commissie worden ingediend en tegelijk de transparantie en rechtszekerheid te waarborgen, dienen de voorwaarden te worden bepaald waaraan een klacht dient te voldoen om de Commissie informatie over mogelijk onrechtmatige steun ter beschikking te stellen en het eerste onderzoek te kunnen instellen. Klachten die niet aan deze voorwaarden voldoen, dienen te worden behandeld als algemene marktinformatie en dienen niet noodzakelijk tot ambtshalve onderzoeken te leiden.”

(50)  Arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 4 juli 2007, Bouygues SA/Commissie, T-475/04, ECLI:EU:T:2007:196, punten 158 en 159.

(51)  Artikel 4 van de procedureverordening.

(52)  Zie de mededeling van de Commissie over de handhaving van de staatssteunregels door de nationale rechterlijke instanties (PB C 85 van 9.4.2009, blz. 1).

(53)  Op grond van artikel 1, lid 2, onder a), van de AGVV is de verordening niet van toepassing op steunregelingen met een gemiddeld jaarlijks budget van meer dan 150 miljoen EUR, vanaf zes maanden na de inwerkingtreding ervan, tenzij de Commissie die periode heeft verlengd na de goedkeuring van een evaluatieontwerp.

(54)  Op basis van artikel 108, lid 1, van het Verdrag.

(55)  Overeenkomstig artikel 21, lid 1, van de procedureverordening.

(56)  Of de regeling daadwerkelijk is uitgevoerd.


BIJLAGE

Samenvatting van een aanmelding, met het verzoek aan belanghebbenden opmerkingen te maken

Aanmelding van staatssteun

Op … is bij de Commissie een steunmaatregel aangemeld overeenkomstig artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde maatregel in aanmerking kan komen voor de gestroomlijnde procedure van punt 6 van de mededeling van de Commissie betreffende een gedragscode voor een goed verloop van de staatssteunprocedures (PB C … xx.xx.2018, blz. …).

De Commissie verzoekt belanghebbenden hun eventuele opmerkingen ten aanzien van de voorgenomen maatregel aan haar kenbaar te maken.

Belangrijkste kenmerken van de steunmaatregel:

Referentienummer van de steun: SA …

Lidstaat:

Referentienummer lidstaat:

Regio:

Steunverlenende autoriteit:

Benaming steunmaatregel:

Nationale rechtsgrondslag:

Voorgestelde Unierechtelijke grondslag voor de beoordeling: … richtsnoeren of vaste praktijk van de Commissie zoals beschreven in de besluiten (1, 2 en 3) van de Commissie.

Soort maatregel: Steunregeling/Ad-hocsteun

Wijziging van een bestaande steunmaatregel:

Duur (regeling):

Datum toekenning:

Betrokken economische sector(en):

Soort begunstigde: (kmo’s/grote ondernemingen)

Budget:

Steuninstrument (subsidie, rentesubsidie …):

Opmerkingen betreffende mededingingsvraagstukken dienen de Commissie te bereiken binnen 10 werkdagen na de datum van publicatie van deze samenvatting en vergezeld te gaan van een niet-vertrouwelijke versie van die opmerkingen, die aan de betrokken lidstaat en/of andere belanghebbenden kan worden verstrekt. Opmerkingen dienen, onder vermelding van referentienummer SA …, per fax, post of e-mail op het volgende adres aan de Commissie te worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie Staatssteun

1049 Brussel

BELGIË

Fax +32 22961242

E-mail: E-mail: stateaidgreffe@ec.europa.eu


19.7.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 253/28


Kennisgeving van de stopzetting van de stappen ten aanzien van een derde land dat op 12 december 2014 in kennis is gesteld van de mogelijkheid dat het als niet-meewerkend derde land wordt geïdentificeerd op grond van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen

(2018/C 253/06)

De Europese Commissie (de Commissie) heeft de stappen stopgezet die op 12 december 2014 in het kader van de bestrijding van IOO-visserij tegen Tuvalu zijn gezet op grond van Besluit 2014/C 447/11 van de Commissie (1) inzake de kennisgeving aan Tuvalu van de mogelijkheid dat het door de Commissie als niet-meewerkend derde land wordt geïdentificeerd op grond van Verordening (EG) nr. 1005/2008 (2) van de Raad houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (de IOO-verordening).

1.   Rechtskader

Krachtens artikel 32 van de IOO-verordening moet de Commissie derde landen in kennis stellen van de mogelijkheid dat zij als niet-meewerkend land worden geïdentificeerd. Die kennisgeving is voorlopig. De kennisgeving aan derde landen van de mogelijkheid dat zij als niet-meewerkend land worden geïdentificeerd, vindt plaats op grond van de in artikel 31 van de IOO-verordening vastgestelde criteria.

De Commissie moet alle in artikel 32 vastgestelde stappen ten aanzien van deze landen nemen. Met name moet zij in de kennisgeving melding maken van de essentiële feiten en overwegingen die ten grondslag liggen aan die identificatie en van de gelegenheid die aan die landen wordt geboden om een antwoord en andere relevante informatie te bezorgen, bijvoorbeeld bewijsmateriaal dat de identificatie weerlegt, of, indien van toepassing, een actieplan met het oog op verbetering en de maatregelen die zijn genomen om de situatie te verhelpen.

De Commissie moet de betrokken derde landen voldoende tijd geven om op de kennisgeving te antwoorden, alsmede een redelijke termijn om de situatie te verhelpen.

2.   Procedure

Op 12 december 2014 heeft de Commissie Tuvalu in kennis gesteld van de mogelijkheid dat het zou worden geïdentificeerd als een derde land dat niet-meewerkt bij de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij).

De Commissie heeft benadrukt dat Tuvalu kon voorkomen als niet-meewerkend land te worden geïdentificeerd, indien het met de Commissie zou samenwerken op basis van een actieplan om de geconstateerde tekortkomingen te verhelpen.

De Commissie is met Tuvalu een dialoog aangegaan. Dit land heeft schriftelijk opmerkingen gemaakt die de Commissie in overweging heeft genomen en waarmee zij rekening heeft gehouden. De Commissie is doorgegaan met het verzamelen en verifiëren van alle door haar nodig geachte informatie.

Tuvalu heeft de maatregelen doorgevoerd die nodig zijn om de betrokken IOO-activiteiten stop te zetten en dergelijke activiteiten in de toekomst te voorkomen en heeft elk handelen of nalaten gecorrigeerd dat aanleiding heeft gegeven tot de kennisgeving van de mogelijkheid te worden geïdentificeerd als land dat niet meewerkt bij de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij.

3.   Conclusie

In de gegeven omstandigheden besluit de Commissie, na onderzoek van de hierboven uiteengezette overwegingen, tot stopzetting van de stappen die op grond van artikel 32 van de IOO-verordening ten aanzien van Tuvalu zijn gezet in verband met de taken die het krachtens internationaal recht als vlaggen-, haven-, kust- of marktstaat dient te vervullen wat betreft de te ondernemen actie om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen. De Commissie heeft de betrokken bevoegde autoriteiten hiervan officieel in kennis gesteld.

De hierboven bedoelde stopzetting sluit niet uit dat de Commissie of de Raad in de toekomst verdere stappen zet wanneer uit feiten blijkt dat het land zich niet kwijt van de taken die het krachtens internationaal recht als vlaggen-, haven-, kust- of marktstaat dient te vervullen wat betreft de te ondernemen actie om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen.


(1)  PB C 447 van 13.12.2014, blz. 23.

(2)  PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1.


INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

19.7.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 253/29


Mededeling van de Commissie overeenkomstig artikel 17, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap

Aanbesteding met betrekking tot de exploitatie van geregelde luchtdiensten overeenkomstig openbaredienstverplichtingen

(Voor de EER relevante tekst)

(2018/C 253/07)

Lidstaat

Frankrijk

Betrokken route

Limoges — Lyon (Saint-Exupéry)

Looptijd van het contract

Van 1 februari 2019 tot en met 31 januari 2023

Uiterste datum voor de indiening van de inschrijvingen en de offertes

15 oktober 2018 (12.00 uur plaatselijke tijd)

Adres waar de tekst van de aanbesteding en alle relevante informatie en/of documentatie met betrekking tot de openbare aanbesteding en de openbaredienstverplichting kunnen worden verkregen

Syndicat mixte de l’aéroport de Limoges Bellegarde

De heer Fabrice CREON

Directeur

Tel. +33 555433014/+33 642171178

E-mail: direction@smalb-aeroport.fr

Of op het platform van het kopersprofiel van SMALB: https://www.e-marchespublics.com


19.7.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 253/29


Mededeling van de Commissie overeenkomstig artikel 17, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap

Aanbesteding met betrekking tot de exploitatie van geregelde luchtdiensten overeenkomstig openbaredienstverplichtingen

(Voor de EER relevante tekst)

(2018/C 253/08)

Lidstaat

Frankrijk

Betrokken route

Limoges-Parijs (Orly)

Looptijd van het contract

Van 1 februari 2019 tot en met 31 januari 2023

Uiterste datum voor de indiening van de inschrijvingen en de offertes

15 oktober 2018 (12.00 uur plaatselijke tijd)

Adres waar de tekst van de aanbesteding en alle relevante informatie en/of documentatie met betrekking tot de openbare aanbesteding en de openbaredienstverplichting kunnen worden verkregen

Syndicat Mixte de l’Aéroport de Limoges-Bellegarde (SMALB)

De heer Fabrice CREON,

directeur,

Tel. +33 555433014/+33 642171178

E-mail: direction@smalb-aeroport.fr

Of op het platform van het kopersprofiel van SMALB: https://www.e-marchespublics.com


V Bekendmakingen

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

Europese Commissie

19.7.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 253/30


Bericht van opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van strijkplanken van oorsprong uit de Volksrepubliek China

(2018/C 253/09)

Na de bekendmaking van een bericht van het naderend vervallen (1) van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van strijkplanken van oorsprong uit de Volksrepubliek China („de VRC” of „het betrokken land”) heeft de Europese Commissie („de Commissie”) een verzoek ontvangen om een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (2) („de basisverordening”).

1.   Verzoek om een nieuw onderzoek

Het verzoek werd op 20 april 2018 ingediend door drie producenten in de Unie (Colombo New Scal S.p.A, Rörets Polska Sp. z.o.o. en Vale Mill (Rochdale) Ltd) (hierna gezamenlijk „de indieners van het verzoek” genoemd) die meer dan 25 % van de totale productie van strijkplanken in de Unie vertegenwoordigen.

Een openbare versie van het verzoek en de analyse van de mate van steun van de producenten in de Unie voor het verzoek zijn beschikbaar in het dossier dat door de belanghebbenden ingezien kan worden. Punt 5.6 van dit bericht bevat informatie over toegang tot het dossier voor belanghebbenden.

2.   Onderzocht product

Het nieuwe onderzoek heeft betrekking op strijkplanken, al dan niet op poten, al dan niet met een stoomafzuigend, verwarmd en/of blazend werkblad, met inbegrip van mouwplanken, en belangrijke onderdelen daarvan, zoals de poten, het werkblad en de strijkijzersteun (de treeft) („het onderzochte product”), momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 3924 90 00, ex 4421 99 99, ex 7323 93 00, ex 7323 99 00, ex 8516 79 70 en ex 8516 90 00 (Taric-codes 3924900010, 4421999910, 7323930010, 7323990010, 8516797010 en 8516900051) en van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

3.   Bestaande maatregelen

Momenteel is een definitief antidumpingrecht van toepassing dat is ingesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 695/2013 van de Raad (3).

4.   Motivering van het nieuwe onderzoek

Het verzoek is ingediend omdat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting of herhaling van dumping en schade (4) voor de bedrijfstak van de Unie.

4.1.    Bewering dat voortzetting of herhaling van dumping waarschijnlijk is

Volgens de indieners van het verzoek is het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening in het betrokken land niet passend gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in dat land.

Om het bestaan van de vermeende verstoringen van betekenis te onderbouwen, verwezen de indieners van het verzoek naar het werkdocument van de diensten van de Commissie van 20 december 2017 getiteld „Report on Significant Distortions in the Economy of the PRC for the purposes of the trade defence investigations” (5) („Verslag over verstoringen van betekenis in de economie van de Volksrepubliek China met het oog op handelsbeschermingsonderzoeken”), waarin de specifieke marktomstandigheden in het betrokken land worden beschreven. De indieners van het verzoek betoogden met name dat de productie en de verkoop van het onderzochte product mogelijkerwijs is beïnvloed door de genoemde factoren, onder andere in de hoofdstukken „grondstoffen en andere inputs”, en „ijzer- en staalindustrie” van het verslag.

Daarom is, gelet op artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening, de bewering van voortzetting of herhaling van dumping gebaseerd op een vergelijking van de normale waarde die is berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks in een geschikt representatief land tot uitdrukking komen, met de prijs (af fabriek) van het onderzochte product uit het betrokken land bij uitvoer naar de Unie. De aldus berekende dumpingmarges blijken voor het betrokken land aanzienlijk te zijn.

In het licht van de beschikbare informatie is de Commissie van oordeel dat er voldoende bewijsmateriaal in de zin van artikel 5, lid 9, van de basisverordening is dat erop wijst dat het wegens verstoringen van betekenis die van invloed zijn op de prijzen en kosten niet passend is gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in het betrokken land, zodat de opening van een onderzoek op grond van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening, gerechtvaardigd is.

4.2.    Bewering dat voortzetting of herhaling van schade waarschijnlijk is

De indieners van het verzoek hebben voldoende bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat de bedrijfstak van de Unie zich nog steeds in een kwetsbare situatie bevindt. Hun winstmarge is onder andere verslechterd en ligt momenteel lager dan de streefwinst zoals die in het oorspronkelijke onderzoek (6) is vastgesteld.

Volgens de indieners van het verzoek is voortzetting of herhaling van schade bovendien waarschijnlijk. In dit verband hebben de indieners van het verzoek voorlopig bewijsmateriaal overgelegd waaruit blijkt dat de invoer van het onderzochte product uit het betrokken land in de Unie bij het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk in omvang zal toenemen, gezien de onbenutte capaciteit van de productiefaciliteiten van de producenten-exporteurs in het betrokken land en het potentieel van de productiefaciliteiten van de producenten-exporteurs in de VRC om gemakkelijk over te schakelen tussen de productie van metaalproducten, bv. van andere producten naar strijkplanken.

De indieners van het verzoek voeren daarnaast aan dat de bedrijfstak van de Unie, als de maatregelen zouden komen te vervallen, bij een verdere aanzienlijke toename van de invoer tegen dumpingprijzen uit het betrokken land waarschijnlijk nog meer schade zal lijden.

5.   Procedure

Daar de Commissie, na raadpleging van het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening ingestelde comité, tot de conclusie is gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal is om een procedure voor een nieuw onderzoek bij het vervallen van maatregelen in te leiden, opent zij hierbij een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening.

Bij het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen zal worden vastgesteld of voortzetting of herhaling van dumping van het onderzochte product van oorsprong uit het betrokken land en voortzetting of herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie bij het vervallen van de maatregelen al dan niet waarschijnlijk zijn.

5.1.    Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode

Het onderzoek naar de voortzetting of herhaling van dumping zal betrekking hebben op de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017 („het tijdvak van het nieuwe onderzoek”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade zal betrekking hebben op de periode van 1 januari 2014 tot het einde van het onderzoektijdvak („de beoordelingsperiode”).

5.2.    Opmerkingen over het verzoek en de opening van het onderzoek

Alle belanghebbenden wordt verzocht uiterlijk 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie (7) hun standpunt kenbaar te maken over de input en de codes van het geharmoniseerd systeem (GS) die zijn verstrekt in het verzoek (8).

5.3.    Procedure voor het vaststellen van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping

De Commissie stelt in het kader van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen een onderzoek in naar de uitvoer naar de Unie die in het tijdvak van het nieuwe onderzoek heeft plaatsgevonden en gaat, los van de uitvoer naar de Unie, na of de ondernemingen die in het betrokken land het onderzochte product produceren en verkopen zich in een zodanige situatie bevinden dat voortzetting of herhaling van uitvoer met dumping naar de Unie waarschijnlijk is als de maatregelen komen te vervallen.

Alle producenten van het onderzochte product in het betrokken land, ongeacht of zij in het tijdvak van het nieuwe onderzoek het onderzochte product naar de Unie hebben uitgevoerd (9), worden derhalve verzocht aan het onderzoek van de Commissie mee te werken.

5.3.1.   Onderzoek van producenten in het betrokken land

Gezien het mogelijk grote aantal producenten in het betrokken land dat bij dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen betrokken is, kan de Commissie, om het onderzoek binnen de wettelijke termijn te kunnen afronden, haar onderzoek tot een redelijk aantal producenten beperken door een steekproef samen te stellen. De steekproef zal overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening worden uitgevoerd.

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, wordt alle producenten of hun vertegenwoordigers, met inbegrip van degenen die niet hebben meegewerkt aan het onderzoek dat tot de onderzochte maatregelen heeft geleid, verzocht de Commissie uiterlijk zeven dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht de in bijlage I bij dit bericht verlangde informatie over hun onderneming of ondernemingen te verstrekken.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van producenten nodig acht, zal de Commissie bovendien contact opnemen met de autoriteiten van het betrokken land en eventueel ook met haar bekende verenigingen van producenten.

Indien een steekproef noodzakelijk is, zullen de producenten worden geselecteerd op basis van het grootste representatieve volume van de productie, verkoop of uitvoer dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kan worden onderzocht. De Commissie zal alle haar bekende producenten, de autoriteiten van het betrokken land en de verenigingen van producenten, indien nodig via de autoriteiten van het betrokken land, meedelen welke ondernemingen voor de steekproef zijn geselecteerd.

Zodra de Commissie de nodige informatie heeft ontvangen om een steekproef van producenten samen te stellen, stelt zij de betrokken partijen in kennis van haar besluit met betrekking tot hun opname in de steekproef. De in de steekproef opgenomen producenten moeten de ingevulde vragenlijst, tenzij anders aangegeven, uiterlijk dertig dagen na de datum van kennisgeving van het besluit van hun opname in de steekproef indienen.

De Commissie zal een opmerking inzake de selectie van de steekproef toevoegen aan het dossier voor inzage door belanghebbenden. Opmerkingen over de steekproef moeten binnen drie dagen na de datum van kennisgeving van de samenstelling van de steekproef worden ingediend.

Een exemplaar van de vragenlijst voor producenten in het betrokken land is beschikbaar in het dossier voor inzage door belanghebbenden op de website van DG Handel (http://trade.ec.europa.eu/tdi/case_details.cfm?id=2359).

De vragenlijst wordt ook beschikbaar gesteld aan de bekende verenigingen van producenten en aan de autoriteiten van het betrokken land.

Ondernemingen die hebben ingestemd met opname in de steekproef maar uiteindelijk niet worden geselecteerd, worden onverminderd de mogelijke toepassing van artikel 18 van de basisverordening geacht mee te werken („niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten”).

5.3.2.   Aanvullende procedure met betrekking tot het betrokken land waar verstoringen van betekenis bestaan

Alle belanghebbenden wordt verzocht om onder de voorwaarden van dit bericht hun standpunt kenbaar te maken en informatie en bewijsmateriaal in te dienen met betrekking tot de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. Tenzij anders aangegeven, moeten deze informatie en dit bewijsmateriaal uiterlijk 37 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het bezit van de Commissie zijn.

Overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder e), zal de Commissie de bij het onderzoek betrokken partijen kort na de opening van het onderzoek door middel van een mededeling in het dossier dat door hen kan worden ingezien, meedelen welke relevante bronnen, in voorkomend geval ook een geschikt representatief derde land, zij voornemens is te gebruiken voor de vaststelling van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. De bij het onderzoek betrokken partijen hebben vanaf de datum waarop de mededeling wordt opgenomen in het dossier dat door hen kan worden ingezien, tien dagen de tijd om opmerkingen te maken. Volgens de informatie waarover de Commissie beschikt, is Turkije een mogelijk representatief derde land. Om uiteindelijk het geschikte representatieve derde land te selecteren, zal de Commissie onderzoeken of er sprake is van een niveau van economische ontwikkeling dat vergelijkbaar is met dat van het land van uitvoer, of het onderzochte product er wordt geproduceerd en verkocht, en of de desbetreffende gegevens onmiddellijk beschikbaar zijn. Wanneer er meer van dergelijke landen zijn, zal de voorkeur in voorkomend geval worden gegeven aan landen met een toereikend niveau van sociale en milieubescherming.

Wat de relevante bronnen betreft, verzoekt de Commissie alle producenten in het betrokken land de in bijlage III bij dit bericht verlangde informatie uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht te verstrekken.

Bovendien moet feitelijke informatie voor de berekening van kosten en prijzen overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening uiterlijk 65 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht worden ingediend. Dergelijke feitelijke gegevens mogen uitsluitend afkomstig zijn uit openbaar beschikbare bronnen.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek met betrekking tot de gestelde verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening nodig acht, zal de Commissie ook aan de overheid van het betrokken land een vragenlijst toezenden.

5.3.3.   Onderzoek van niet-verbonden importeurs (10) (11)

Niet-verbonden importeurs die het onderzochte product uit het betrokken land in de Unie invoeren, met inbegrip van die welke niet hebben meegewerkt aan het onderzoek dat tot de geldende maatregelen heeft geleid, wordt verzocht aan dit onderzoek mee te werken.

Gezien het mogelijk grote aantal niet-verbonden importeurs dat bij dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen betrokken is, kan de Commissie, om het onderzoek binnen de wettelijke termijn te kunnen afronden, haar onderzoek tot een redelijk aantal niet-verbonden importeurs beperken door een steekproef samen te stellen. De steekproef zal overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening worden uitgevoerd.

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, wordt alle niet-verbonden importeurs of hun vertegenwoordigers, met inbegrip van die welke niet hebben meegewerkt aan het onderzoek dat tot de onderzochte maatregelen heeft geleid, verzocht contact met de Commissie op te nemen. Zij moeten dat uiterlijk zeven dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht doen en de Commissie de in bijlage II verlangde informatie over hun onderneming of ondernemingen verstrekken.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van niet-verbonden importeurs nodig acht, kan de Commissie ook contact opnemen met haar bekende verenigingen van importeurs.

Indien een steekproef noodzakelijk is, kunnen de importeurs worden geselecteerd op basis van het grootste representatieve volume van hun verkoop in de Unie van het onderzochte product uit het betrokken land dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kan worden onderzocht. De Commissie zal alle haar bekende niet verbonden importeurs en verenigingen van importeurs mededelen welke ondernemingen voor de steekproef zijn geselecteerd.

De Commissie zal ook een opmerking inzake de selectie van de steekproef toevoegen aan het dossier voor inzage door belanghebbenden. Opmerkingen over de steekproef moeten binnen drie dagen na de datum van kennisgeving van de samenstelling van de steekproef worden ingediend.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig acht, zal de Commissie een vragenlijst toezenden aan de in de steekproef opgenomen niet-verbonden importeurs. Die partijen moeten de ingevulde vragenlijst, tenzij anders aangegeven, uiterlijk dertig dagen na de datum van kennisgeving van de samenstelling van de steekproef indienen.

Een exemplaar van de vragenlijst voor importeurs is beschikbaar in het dossier voor inzage door belanghebbenden op de website van DG Handel (http://trade.ec.europa.eu/tdi/case_details.cfm?id=2359).

5.4.    Procedure voor het vaststellen van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade

Teneinde vast te stellen of voortzetting of herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk is, worden de producenten van het onderzochte product in de Unie uitgenodigd aan het onderzoek van de Commissie mee te werken.

Onderzoek van producenten in de Unie

Gezien het grote aantal bij dit nieuwe onderzoek betrokken producenten in de Unie heeft de Commissie, om het onderzoek binnen de wettelijke termijn te kunnen afronden, besloten haar onderzoek tot een redelijk aantal producenten in de Unie te beperken door een steekproef samen te stellen. De steekproef wordt overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening uitgevoerd.

De Commissie heeft een voorlopige steekproef van producenten in de Unie samengesteld. Belanghebbenden vinden nadere details in het dossier. Belanghebbenden wordt verzocht het dossier te raadplegen (de contactgegevens van de Commissie zijn opgenomen in punt 5.7). Andere producenten in de Unie of hun vertegenwoordigers, met inbegrip van die welke niet hebben meegewerkt aan het onderzoek dat tot de geldende maatregelen heeft geleid, die vinden dat er redenen zijn waarom zij in de steekproef zouden moeten worden opgenomen, moeten uiterlijk zeven dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht contact met de Commissie opnemen.

Belanghebbenden die nog andere informatie willen verstrekken die voor de samenstelling van de steekproef van nut kan zijn, moeten dit, tenzij anders aangegeven, uiterlijk zeven dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht doen.

De Commissie zal alle haar bekende producenten in de Unie en/of verenigingen van producenten in de Unie mededelen welke ondernemingen uiteindelijk voor de steekproef zijn geselecteerd.

De in de steekproef opgenomen producenten in de Unie moeten de ingevulde vragenlijst, tenzij anders aangegeven, uiterlijk dertig dagen na de datum van kennisgeving van het besluit van hun opname in de steekproef indienen.

Een exemplaar van de vragenlijst voor producenten in de Unie is beschikbaar in het dossier voor inzage door belanghebbenden op de website van DG Handel (http://trade.ec.europa.eu/tdi/case_details.cfm?id=2359).

5.5.    Procedure voor het beoordelen van het belang van de Unie

Indien wordt vastgesteld dat het waarschijnlijk is dat de dumping zal worden voortgezet of zich opnieuw zal voordoen en dat er opnieuw schade zal worden veroorzaakt, zal uit hoofde van artikel 21 van de basisverordening een beslissing worden genomen over de vraag of het handhaven van de antidumpingmaatregelen niet in strijd is met het belang van de Unie.

Producenten in de Unie, importeurs en hun representatieve verenigingen, gebruikers en hun representatieve verenigingen, en representatieve consumentenorganisaties wordt verzocht de Commissie informatie te verstrekken over het belang van de Unie. Om aan het onderzoek mee te werken, moeten de representatieve consumentenorganisaties aantonen dat er een objectieve band is tussen hun activiteiten en het onderzochte product.

Informatie over de beoordeling van het belang van de Unie moet, tenzij anders is bepaald, uiterlijk 37 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht worden ingediend. Zij kunnen deze informatie vormvrij opstellen of een vragenlijst van de Commissie invullen. Met informatie die op grond van artikel 21 wordt verstrekt, wordt alleen rekening gehouden indien daarbij tegelijkertijd het nodige bewijsmateriaal is gevoegd.

5.6.    Belanghebbenden

Om aan het onderzoek deel te nemen, moeten belanghebbenden, zoals producenten-exporteurs, producenten in de Unie, importeurs en hun representatieve verenigingen, gebruikers, vakbonden en hun representatieve verenigingen en representatieve consumentenorganisaties eerst aantonen dat er een objectieve band is tussen hun activiteiten en het onderzochte product.

Producenten in de Unie, producenten-exporteurs, importeurs en representatieve verenigingen die informatie verstrekken in overeenstemming met de procedures zoals beschreven in de punten 5.2, 5.3 en 5.4, worden als belanghebbenden beschouwd indien er een objectieve band is tussen hun activiteiten en het onderzochte product.

Andere partijen kunnen alleen als belanghebbende deelnemen aan het onderzoek vanaf het moment waarop zij zich aangemeld hebben, en op voorwaarde dat er een objectieve band is tussen hun activiteiten en het onderzochte product. Beschouwd worden als een belanghebbende doet geen afbreuk aan de toepassing van artikel 18 van de basisverordening.

Het dossier voor inzage door belanghebbenden is toegankelijk via het platform TRON.tdi (https://webgate.ec.europa.eu/tron/TDI). Volg de instructies op die pagina om toegang te krijgen.

5.7.    Andere schriftelijke opmerkingen

Alle belanghebbenden wordt hierbij verzocht om onder de voorwaarden van dit bericht hun standpunt kenbaar te maken en informatie en bewijsmateriaal in te dienen. Tenzij anders aangegeven, moeten deze informatie en dit bewijsmateriaal uiterlijk 37 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het bezit van de Commissie zijn.

5.8.    Mogelijkheid om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord

Alle belanghebbenden kunnen een verzoek indienen om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord. Een verzoek om te worden gehoord moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed, alsook een samenvatting bevatten van wat de betrokkene tijdens de hoorzitting wenst te bespreken. De hoorzitting zal worden beperkt tot de punten die vooraf schriftelijk door de belanghebbenden zijn aangedragen.

In beginsel worden hoorzittingen niet gebruikt om feitelijke informatie te presenteren die nog niet in het dossier is opgenomen. Desalniettemin kunnen belanghebbenden, in het belang van een behoorlijk bestuur en om de diensten van de Commissie in staat te stellen vooruitgang te boeken met het onderzoek, worden verzocht nieuwe feitelijke informatie te verstrekken na een hoorzitting.

5.9.    Instructies voor schriftelijke opmerkingen en de verzending van ingevulde vragenlijsten en correspondentie

Informatie die aan de Commissie wordt verstrekt in het kader van handelsbeschermingsonderzoeken is vrij van auteursrechten. Alvorens aan de Commissie informatie en/of gegevens te verstrekken die onderworpen zijn aan het auteursrecht van derden, moeten belanghebbenden de houder van het auteursrecht specifiek verzoeken de Commissie uitdrukkelijk toestemming te verlenen om a) voor deze handelsbeschermingsprocedure gebruik te maken van de informatie en gegevens en b) de informatie en/of gegevens te verstrekken aan belanghebbenden in dit onderzoek, in een vorm die hun de mogelijkheid biedt hun recht van verweer uit te oefenen.

Alle schriftelijke opmerkingen (met inbegrip van de in dit bericht gevraagde informatie), ingevulde vragenlijsten en correspondentie die door de belanghebbenden worden verstrekt en waarvoor om een vertrouwelijke behandeling wordt verzocht, moeten zijn voorzien van de vermelding „Limited” (12). Belanghebbenden die in de loop van dit onderzoek informatie indienen, wordt verzocht hun verzoek om vertrouwelijke behandeling met redenen te omkleden.

Belanghebbenden die informatie met de vermelding „Limited” verstrekken, moeten hiervan krachtens artikel 19, lid 2, van de basisverordening een niet-vertrouwelijke samenvatting indienen, voorzien van de vermelding „For inspection by interested parties”. Deze samenvatting moet gedetailleerd genoeg zijn om een redelijk inzicht te verschaffen in de wezenlijke inhoud van de als vertrouwelijk verstrekte gegevens. Als een belanghebbende die vertrouwelijke informatie verstrekt geen geldige redenen voor het verzoek om vertrouwelijke behandeling aanvoert of geen niet-vertrouwelijke samenvatting daarvan indient met de vereiste vorm en inhoud, kan de Commissie deze informatie buiten beschouwing laten, tenzij aan de hand van geëigende bronnen aannemelijk wordt gemaakt dat de informatie juist is.

Belanghebbenden wordt verzocht alle opmerkingen en verzoeken met inbegrip van gescande volmachten en certificaten per e-mail in te dienen, met uitzondering van uitgebreide antwoorden, die persoonlijk of per aangetekend schrijven worden ingediend op een cd-rom of dvd. Door e-mail te gebruiken, stemmen belanghebbenden in met de geldende voorschriften inzake elektronisch ingediende opmerkingen, zoals bepaald in het document „CORRESPONDENCE WITH THE EUROPEAN COMMISSION IN TRADE DEFENCE CASES” (Correspondentie met de Europese Commissie in handelsbeschermingszaken) op de website van het Directoraat-Generaal Handel (http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2011/june/tradoc_148003.pdf). Belanghebbenden moeten hun naam, adres, telefoon en een geldig e-mailadres vermelden en ervoor zorgen dat het verstrekte e-mailadres een actief, officieel en zakelijk e-mailadres is dat iedere dag wordt gecontroleerd. Zodra contactgegevens zijn verstrekt, verloopt de communicatie van de Commissie met belanghebbenden uitsluitend per e-mail, behalve indien zij er uitdrukkelijk om verzoeken alle documenten van de Commissie via een ander communicatiemiddel te ontvangen, of het document wegens de aard ervan per aangetekend schrijven moet worden verzonden. Voor nadere voorschriften en informatie over de correspondentie met de Commissie, met inbegrip van de beginselen die van toepassing zijn op per e-mail verzonden opmerkingen, moeten belanghebbenden de genoemde instructies over communicatie met belanghebbenden raadplegen.

Correspondentieadres van de Commissie:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat H

Kamer CHAR 04/039

1049 Brussel

BELGIË

E-mail

:

TRADE-R693-IRONING-BOARDS-DUMPING@ec.europa.eu

TRADE-R693-IRONING-BOARDS-INJURY@ec.europa.eu

6.   Tijdschema voor het onderzoek

Het onderzoek wordt gewoonlijk binnen twaalf maanden en uiterlijk 15 maanden na de datum van bekendmaking van dit bericht afgesloten, in overeenstemming met artikel 11, lid 5, van de basisverordening.

7.   Indiening van informatie

In de regel kunnen belanghebbenden alleen binnen de in punt 5 van dit bericht bedoelde termijnen informatie verstrekken.

Teneinde het onderzoek binnen de wettelijke termijnen af te ronden, zal de Commissie geen opmerkingen van belanghebbenden aanvaarden na het verstrijken van de termijn voor het indienen van opmerkingen naar aanleiding van de mededeling van de definitieve bevindingen of, indien van toepassing, na het verstrijken van de termijn voor het indienen van opmerkingen naar aanleiding van de aanvullende mededeling van de definitieve bevindingen.

8.   Gelegenheid om opmerkingen te maken over de informatie die door andere partijen is verstrekt

Om het recht van verweer te waarborgen, moeten belanghebbenden de mogelijkheid hebben om opmerkingen te maken over de door andere belanghebbenden verschafte informatie. Daarbij mogen belanghebbenden alleen ingaan op kwesties die in de opmerkingen van de andere belanghebbenden worden vermeld en kunnen geen nieuwe kwesties aan de orde worden gesteld.

Opmerkingen over de informatie die door andere belanghebbenden is verstrekt naar aanleiding van de mededeling van de definitieve bevindingen moeten, tenzij anders aangegeven, uiterlijk drie dagen na het verstrijken van de termijn om opmerkingen te maken over de definitieve bevindingen, worden ingediend. Indien er sprake is van een aanvullende mededeling van de definitieve bevindingen moeten de opmerkingen die worden ingediend door andere belanghebbenden naar aanleiding van deze aanvullende mededeling, tenzij anders aangegeven, uiterlijk één dag na het verstrijken van de termijn om opmerkingen te maken over deze aanvullende mededeling.

De gestelde termijn doet geen afbreuk aan het recht van de Commissie de belanghebbenden in naar behoren gemotiveerde gevallen om aanvullende informatie te verzoeken.

9.   Verlenging van de in dit bericht vermelde tijdslimieten

Een eventuele verlenging van de in dit bericht vermelde termijnen kan alleen in uitzonderlijke omstandigheden worden aangevraagd en wordt alleen verleend indien dit naar behoren gerechtvaardigd is.

Verlengingen van de termijn om op de vragenlijsten te antwoorden, kunnen worden verleend, indien dit naar behoren gerechtvaardigd is, en zijn normaliter beperkt tot drie dagen. Dergelijke verlengingen zijn in de regel niet langer dan zeven dagen. Wat de termijnen voor de indiening van andere in dit bericht genoemde informatie betreft, worden verlengingen beperkt tot drie dagen, tenzij uitzonderlijke omstandigheden worden aangetoond.

10.   Niet-medewerking

Wanneer belanghebbenden geen toegang tot de nodige gegevens verlenen, deze niet binnen de gestelde termijn verstrekken of het onderzoek aanmerkelijk belemmeren, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening conclusies worden getrokken aan de hand van de beschikbare gegevens, zowel in positieve als in negatieve zin.

Wanneer blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, kunnen deze buiten beschouwing worden gelaten en kan van de beschikbare gegevens gebruik worden gemaakt.

Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en de conclusies daarom overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, kunnen de resultaten voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan wanneer hij wel medewerking had verleend.

Indien de belanghebbende zijn antwoord niet door middel van systemen voor automatische gegevensverwerking verstrekt, wordt dit niet als niet-medewerking beschouwd, mits deze belanghebbende aantoont dat verstrekking van het antwoord in de gevraagde vorm voor hem een onredelijke extra belasting zou betekenen of onredelijke extra kosten met zich zou meebrengen. De belanghebbende moet onmiddellijk contact opnemen met de Commissie.

11.   Raadadviseur-auditeur

Belanghebbenden kunnen erom vragen dat de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures wordt ingeschakeld. Hij behandelt verzoeken om toegang tot het dossier, geschillen over de vertrouwelijkheid van documenten, verzoeken om termijnverlenging en alle andere verzoeken betreffende het recht van verweer van belanghebbenden en van derden die tijdens de procedure kunnen worden ingediend.

De raadadviseur-auditeur kan een hoorzitting beleggen en bemiddelen tussen de belanghebbende(n) en de diensten van de Commissie om te garanderen dat de belanghebbenden hun recht van verweer ten volle kunnen uitoefenen. Een verzoek om door de raadadviseur-auditeur te worden gehoord, moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. De raadadviseur-auditeur onderzoekt de redenen voor de verzoeken. Deze hoorzittingen mogen in beginsel enkel plaatsvinden indien de kwesties niet tijdig worden opgelost met de diensten van de Commissie.

Elk verzoek moet tijdig en snel worden ingediend, zodat het ordelijk verloop van de procedure niet in gevaar wordt gebracht. Daartoe moeten de belanghebbenden om de inschakeling van de raadadviseur-auditeur vragen zo spoedig mogelijk na de gebeurtenis die een dergelijk ingrijpen rechtvaardigt. Wanneer een verzoek om een hoorzitting later wordt ingediend, onderzoekt de raadadviseur-auditeur ook de redenen voor de laattijdige aanvraag, de aard van de aan de orde gestelde kwesties en de gevolgen van die kwesties voor het recht van verweer, rekening houdend met het belang van goed bestuur en de tijdige voltooiing van het onderzoek.

Belanghebbenden die contact willen opnemen, vinden de nodige gegevens en nadere informatie op de pagina’s van de raadadviseur-auditeur op de website van DG Handel: http://ec.europa.eu/trade/trade-policy-and-you/contacts/hearing-officer/

12.   Verzoek om een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening

Aangezien dit nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen wordt geopend overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening, kunnen de bestaande maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 6, van de basisverordening naar aanleiding van de bevindingen van het onderzoek worden ingetrokken of gehandhaafd, maar niet worden gewijzigd.

Belanghebbenden die van oordeel zijn dat de maatregelen opnieuw moeten worden onderzocht zodat deze kunnen worden gewijzigd, kunnen een verzoek om een nieuw onderzoek indienen op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening.

Zij moeten daartoe contact opnemen met de Commissie op het bovenstaande adres. Een dergelijk onderzoek zal onafhankelijk van het in dit bericht aangekondigde onderzoek worden uitgevoerd.

13.   Verwerking van persoonsgegevens

Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (13).


(1)  PB C 362 van 26.10.2017, blz. 30.

(2)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 695/2013 van de Raad van 15 juli 2013 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op strijkplanken van oorsprong uit de Volksrepubliek China en tot intrekking van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van strijkplanken van oorsprong uit Oekraïne naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, en een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (PB L 198 van 23.7.2013, blz. 1).

(4)  De algemene term „schade” omvat aanmerkelijke schade alsmede de dreiging van aanmerkelijke schade of een aanmerkelijke vertraging bij de vestiging van een bedrijfstak als vermeld in artikel 3, lid 1, van de basisverordening.

(5)  Report on Significant Distortions in the Economy of the PRC for the purposes of the trade defence investigations, 20 december 2017, SWD(2017) 483 final/2 (http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2017/december/tradoc_156474.pdf).

(6)  Het oorspronkelijke onderzoek: het onderzoek naar dumping en schade dat betrekking had op de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2005, zoals vermeld in overweging 2 van Verordening (EG) nr. 452/2007 van de Raad.

(7)  Alle verwijzingen naar de bekendmaking van dit bericht zijn verwijzingen naar de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders aangegeven.

(8)  Informatie over GS-codes is ook te vinden in de samenvatting van het verzoek om een nieuw onderzoek, dat beschikbaar is op de website van DG Handel (http://trade.ec.europa.eu/tdi/case_details.cfm?id=2359).

(9)  Onder producent wordt verstaan een onderneming uit het betrokken land die het onderzochte product produceert, met inbegrip van verbonden ondernemingen die betrokken zijn bij de productie, binnenlandse verkoop of uitvoer van het onderzochte product.

(10)  Uitsluitend importeurs die niet verbonden zijn met de producenten-exporteurs mogen in de steekproef worden opgenomen. Importeurs die met producenten-exporteurs verbonden zijn, moeten bijlage I bij de vragenlijst voor deze producenten-exporteurs invullen. Overeenkomstig artikel 127 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie, worden twee personen geacht te zijn verbonden indien: a) zij functionaris of directeur zijn in de onderneming van de andere persoon; b) zij worden door de wettelijke bepalingen erkend als in zaken verbonden; c) zij zijn werkgever en werknemer; d) een derde partij 5 % of meer van het stemgerechtigde uitstaande kapitaal of de aandelen van beiden direct of indirect bezit, houdt of daarover zeggenschap heeft; e) één van hen heeft direct of indirect zeggenschap over de ander; f) een derde persoon heeft direct of indirect zeggenschap over beiden; g) beiden hebben direct of indirect zeggenschap over een derde persoon; of h) zij behoren tot dezelfde familie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 558). Personen worden slechts geacht leden te zijn van dezelfde familie indien zij op een van de volgende wijzen met elkaar bloed- of aanverwant zijn: i) echtgenoot en echtgenote, ii) ouder en kind, iii) broers en zusters (of halfbroers en halfzusters), iv) grootouder en kleinkind, v) oom of tante en neef of nicht (oomzeggers), vi) schoonouder en schoondochter of schoonzoon, vii) zwagers en schoonzusters. Overeenkomstig artikel 5, punt 4, van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie wordt onder „persoon” verstaan een natuurlijk persoon, een rechtspersoon of een vereniging van personen die geen rechtspersoonlijkheid bezit, maar krachtens het Unierecht of het nationale recht wel als handelingsbekwaam is erkend (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).

(11)  Gegevens die door niet-verbonden importeurs zijn verstrekt, mogen ook worden gebruikt voor andere aspecten van dit onderzoek dan het vaststellen van dumping.

(12)  Een „Limited”-document wordt beschouwd als vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van de basisverordening en artikel 6 van de WTO-overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 (antidumpingovereenkomst). Het is ook een beschermd document krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).

(13)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).


BIJLAGE I

Image

Tekst van het beeld

☐ „Limited-versie” (1)

☐ Versie „For inspection by interested parties”

(vakje aankruisen dat van toepassing is)

ANTIDUMPINGPROCEDURE BETREFFENDE DE INVOER VAN STRIJKPLANKEN VAN OORSPRONG UIT DE VOLKSREPUBLIEK CHINA

INFORMATIE VOOR DE SAMENSTELLING VAN DE STEEKPROEF VAN PRODUCENTEN IN DE VOLKSREPUBLIEK CHINA

Dit formulier is bedoeld om producenten in de Volksrepubliek China te helpen bij het verstrekken van de informatie voor de samenstelling van de steekproef als bedoeld in punt 5.3.1 van het bericht van opening.

De „Limited-versie” en de versie „For inspection by interested parties” moeten beide aan de Commissie worden teruggezonden, zoals aangegeven in het bericht van opening.

1. NAAM EN CONTACTGEGEVENS

Gelieve de volgende gegevens over uw onderneming te verstrekken:

Naam van de onderneming

Adres

Contactpersoon

E-mail:

Telefoon

Fax

2. OMZET, VERKOOPVOLUME, PRODUCTIE EN PRODUCTIECAPACITEIT

Vermeld voor het in punt 5.1. van het bericht van opening gedefinieerde tijdvak van het nieuwe onderzoek, in de rekenvaluta van de onderneming, de productie, de productiecapaciteit, de omzet (de uitvoer naar de Unie voor elk van de 28 lidstaten (2) afzonderlijk en in totaal, de uitvoer naar de rest van de wereld (in totaal en de vijf belangrijkste landen van invoer) en de binnenlandse verkoop) van het onderzochte product, zoals omschreven in het bericht van opening, en van oorsprong uit het betrokken land, alsook het volume daarvan. Vermeld de gebruikte valuta.

Tabel I

Omzet en verkoopvolume

Volume (stuks)

Volume (ton)

Waarde in rekenvaluta

(Vermeld de gebruikte valuta)

Uitvoer naar de Unie van het onderzochte product, vervaardigd door uw onderneming, voor elk van de 28 lidstaten (*) afzonderlijk en in totaal

Totaal:

Vermeld elke lidstaat:

Uitvoer naar de rest van de wereld van het onderzochte product, vervaardigd door uw onderneming

Totaal:

Vermeld de vijf belangrijkste landen van invoer en de respectieve volumes en waarden

(1) Dit document is uitsluitend bestemd voor intern gebruik. Het document is beschermd krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43). Het document is vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 (PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21) en artikel 6 van de WTO-overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 (antidumpingovereenkomst).

(2) De 28 lidstaten van de Europese Unie zijn: België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Kroatië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk en Zweden.

Image

Tekst van het beeld

Volume (stuks)

Volume (ton)

Waarde in rekenvaluta

(Vermeld de gebruikte valuta)

Binnenlandse verkoop van het onderzochte product, vervaardigd door uw onderneming

(*) zo nodig extra rijen toevoegen

Tabel II

Productie en productiecapaciteit

Volume (stuks)

Volume (ton)

Totale productie van het onderzochte product door uw onderneming

Productiecapaciteit voor het onderzochte product van uw onderneming

3. ACTIVITEITEN VAN UW ONDERNEMING EN VAN VERBONDEN ONDERNEMINGEN (1)

Verstrek nadere bijzonderheden over de precieze activiteiten van de onderneming en alle verbonden ondernemingen (vermeld die ondernemingen en geef de relatie met uw onderneming aan) die betrokken zijn bij de productie en/of verkoop (uitvoer en/of binnenlandse verkoop) van het onderzochte product. Dergelijke activiteiten kunnen de aankoop van het onderzochte product of de productie daarvan in het kader van uitbestedingsregelingen omvatten, alsook de verwerking van of de handel in het onderzochte product, maar zijn daartoe niet beperkt.

Naam van de onderneming en locatie

Activiteiten

Relatie

4. ANDERE INFORMATIE

Verstrek alle andere relevante informatie die de onderneming nuttig acht om de Commissie bij de samenstelling van de steekproef te helpen.

5. CERTIFICERING

Door bovengenoemde informatie te verstrekken, stemt de onderneming ermee in eventueel in de steekproef te worden opgenomen. Selectie voor de steekproef houdt in dat een vragenlijst moet worden ingevuld en dat aanvaard wordt dat de antwoorden bij een bezoek ter plaatse worden gecontroleerd. Ondernemingen die verklaren dat zij niet in de steekproef willen worden opgenomen, worden geacht niet aan het onderzoek te hebben meegewerkt. De bevindingen van de Commissie met betrekking tot niet-medewerkende producenten worden gebaseerd op de beschikbare gegevens en het resultaat kan voor de desbetreffende onderneming minder gunstig zijn dan wanneer zij wel had meegewerkt.

Handtekening van de gemachtigde:

Naam en titel van de gemachtigde:

Datum:

(1) Overeenkomstig artikel 127 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie, worden twee personen geacht te zijn verbonden indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan: a) zij zijn functionaris of directeur in de onderneming van de andere persoon; b) zij worden door de wettelijke bepalingen erkend als in zaken verbonden; c) zij zijn werkgever en werknemer; d) een derde partij bezit, heeft zeggenschap over, of houdt direct of indirect 5 % of meer van het stemgerechtigde uitstaande kapitaal of de aandelen van beiden; e) één van hen heeft direct of indirect zeggenschap over de ander; f) een derde persoon heeft direct of indirect zeggenschap over beiden; g) beiden hebben direct of indirect zeggenschap over een derde persoon; of h) zij behoren tot dezelfde familie (PB L 143 van 29.12.2015, blz. 558). Personen worden slechts geacht leden te zijn van dezelfde familie indien zij op een van de volgende wijzen met elkaar bloed- of aanverwant zijn: i) echtgenoot en echtgenote, ii) ouder en kind, iii) broers en zusters (of halfbroers en halfzusters), iv) grootouder en kleinkind, v) oom of tante en neef of nicht (oomzeggers), vi) schoonouder en schoondochter of schoonzoon, vii) zwagers en schoonzusters. Overeenkomstig artikel 5, punt 4, van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie wordt onder „persoon” verstaan een natuurlijk persoon, een rechtspersoon of een vereniging van personen die geen rechtspersoonlijkheid bezit, maar krachtens het Unierecht of het nationale recht wel als handelingsbekwaam is erkend (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).


BIJLAGE II

Image

Tekst van het beeld

☐ „Limited-versie” (1)

☐ Versie „For inspection by interested parties”

(vakje aankruisen dat van toepassing is)

ANTIDUMPINGPROCEDURE BETREFFENDE DE INVOER VAN STRIJKPLANKEN VAN OORSPRONG UIT DE VOLKSREPUBLIEK CHINA

INFORMATIE VOOR DE SAMENSTELLING VAN DE STEEKPROEF VAN NIET-VERBONDEN IMPORTEURS

Dit formulier is bedoeld om niet-verbonden importeurs te helpen bij het verstrekken van de informatie voor de samenstelling van de steekproef, als bedoeld in punt 5.3.3 van het bericht van opening.

De Limited-versie en de versie For inspection by interested parties moeten beide aan de Commissie worden teruggezonden, zoals aangegeven in het bericht van opening.

1. NAAM EN CONTACTGEGEVENS

Gelieve de volgende gegevens over uw onderneming te verstrekken:

Naam van de onderneming

Adres

Contactpersoon

E-mail:

Telefoon

Fax

2. OMZET EN VERKOOPVOLUME

Vermeld voor het tijdvak van het nieuwe onderzoek, zoals gedefinieerd in punt 5.1 van het bericht van opening, de totale omzet van de onderneming in euro (EUR) en de omzet en het volume van de invoer in de Unie (2) en de wederverkoop op de markt van de Unie na invoer uit het betrokken land van het onderzochte product zoals omschreven in het bericht van opening en van oorsprong uit het betrokken land, alsook het volume daarvan. Vermeld het volume (stuks en ton).

Volume (stuks)

Volume (ton)

Waarde in EUR

Totale omzet van uw onderneming in EUR

Invoer van het onderzochte product in de Unie

Wederverkoop van het onderzochte product op de markt van de Unie na invoer uit de Volksrepubliek China

(1) Dit document is uitsluitend bestemd voor intern gebruik. Het document is beschermd krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43). Het document is vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 (PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21) en artikel 6 van de WTO-overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 (antidumpingovereenkomst).

(2) De 28 lidstaten van de Europese Unie zijn: België, Bulgarije, Tsjechië, Denemarken, Duitsland, Estland, Ierland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Kroatië, Italië, Cyprus, Letland, Litouwen, Luxemburg, Hongarije, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk.

Image

Tekst van het beeld

3. ACTIVITEITEN VAN UW ONDERNEMING EN VAN VERBONDEN ONDERNEMINGEN (1)

Verstrek nadere bijzonderheden over de precieze activiteiten van de onderneming en alle verbonden ondernemingen (vermeld die ondernemingen en geef de relatie met uw onderneming aan) die betrokken zijn bij de productie en/of verkoop (uitvoer en/of binnenlandse verkoop) van het onderzochte product. Dergelijke activiteiten kunnen de aankoop van het onderzochte product of de productie daarvan in het kader van uitbestedingsregelingen omvatten, alsook de verwerking van of de handel in het onderzochte product, maar zijn daartoe niet beperkt.

Naam van de onderneming en locatie

Activiteiten

Relatie

4. ANDERE INFORMATIE

Verstrek alle andere relevante informatie die de onderneming nuttig acht om de Commissie bij de samenstelling van de steekproef te helpen.

5. CERTIFICERING

Door bovengenoemde informatie te verstrekken, stemt de onderneming ermee in eventueel in de steekproef te worden opgenomen. Selectie voor de steekproef houdt in dat een vragenlijst moet worden ingevuld en dat aanvaard wordt dat de antwoorden bij een bezoek ter plaatse worden gecontroleerd. Ondernemingen die verklaren dat zij niet in de steekproef willen worden opgenomen, worden geacht niet aan het onderzoek te hebben meegewerkt. De bevindingen van de Commissie met betrekking tot niet-medewerkende importeurs worden gebaseerd op de beschikbare gegevens en het resultaat kan voor de desbetreffende onderneming minder gunstig zijn dan wanneer zij wel had meegewerkt.

Handtekening van de gemachtigde:

Naam en titel van de gemachtigde:

Datum:

(1) Overeenkomstig artikel 127 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie, worden twee personen geacht te zijn verbonden indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan: a) zij zijn functionaris of directeur in de onderneming van de andere persoon; b) zij worden door de wettelijke bepalingen erkend als in zaken verbonden; c) zij zijn werkgever en werknemer; d) een derde partij bezit, heeft zeggenschap over, of houdt direct of indirect 5 % of meer van het stemgerechtigde uitstaande kapitaal of de aandelen van beiden; e) één van hen heeft direct of indirect zeggenschap over de ander; f) een derde persoon heeft direct of indirect zeggenschap over beiden; g) beiden hebben direct of indirect zeggenschap over een derde persoon; of h) zij behoren tot dezelfde familie (PB L 143 van 29.12.2015, blz. 558). Personen worden slechts geacht leden te zijn van dezelfde familie indien zij op een van de volgende wijzen met elkaar bloed- of aanverwant zijn: i) echtgenoot en echtgenote, ii) ouder en kind, iii) broers en zusters (of halfbroers en halfzusters), iv) grootouder en kleinkind, v) oom of tante en neef of nicht (oomzeggers), vi) schoonouder en schoondochter of schoonzoon, vii) zwagers en schoonzusters. Overeenkomstig artikel 5, punt 4, van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie wordt onder „persoon” verstaan een natuurlijk persoon, een rechtspersoon of een vereniging van personen die geen rechtspersoonlijkheid bezit, maar krachtens het Unierecht of het nationale recht wel als handelingsbekwaam is erkend (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).


BIJLAGE III

Image

Tekst van het beeld

☐ „Limited-versie” (1)

☐ Versie „For inspection by interested parties”

(vakje aankruisen dat van toepassing is)

ANTIDUMPINGPROCEDURE BETREFFENDE DE INVOER VAN STRIJKPLANKEN VAN OORSPRONG UIT DE VOLKSREPUBLIEK CHINA

VERZOEK OM INFORMATIE MET BETREKKING TOT DE DOOR DE PRODUCENTEN IN DE VOLKSREPUBLIEK CHINA GEBRUIKTE BASISPRODUCTEN

Dit formulier is bedoeld om producenten in de Volksrepubliek China te helpen bij het verstrekken van de informatie met betrekking tot de basisproducten, als bedoeld in punt 5.3.2 van het bericht van opening.

De Limited-versie en de versie For inspection by interested parties moeten beide aan de Commissie worden teruggezonden, zoals aangegeven in punt 5.3.2 van het bericht van opening.

De gevraagde informatie moet uiterlijk 15 dagen nadat dit bericht van opening is gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie naar de Commissie worden gezonden op het in het bericht vermelde adres.

1. NAAM EN CONTACTGEGEVENS

Gelieve de volgende gegevens over uw onderneming te verstrekken:

Naam van de onderneming

Adres

Contactpersoon

E-mail:

Telefoon

Fax

2. INFORMATIE OVER DE DOOR UW ONDERNEMING EN VERBONDEN ONDERNEMINGEN GEBRUIKTE BASISPRODUCTEN

Geef een korte beschrijving van het productieproces of de productieprocessen van het onderzochte product.

Vermeld alle bij de productie van het onderzochte product gebruikte grondstoffen en bewerkte grondstoffen, de daarbij gebruikte energie en alle bijproducten en afvalstoffen die worden verkocht of (opnieuw) in het productieproces van het onderzochte product worden gebracht. Vermeld in voorkomend geval voor elk van de in de twee tabellen opgenomen items de overeenkomstige code (2) van het geharmoniseerd systeem (GS). Vul voor elk van de verbonden ondernemingen die het onderzochte product produceren een afzonderlijke bijlage in als er sprake is van verschillende productieprocessen.

Grondstoffen/energie

GS-code

(Zo nodig extra rijen toevoegen)

(1) Dit document is uitsluitend bestemd voor intern gebruik. Het document is beschermd krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43). Het document is vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21) en artikel 6 van de WTO-overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 (antidumpingovereenkomst).

(2) Het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen, doorgaans „geharmoniseerd systeem” of „GS” genoemd, is een multifunctionele internationale goederennomenclatuur die is ontwikkeld door de Werelddouaneorganisatie (WDO).

Image

Tekst van het beeld

Bijproducten en afvalstoffen

GS-code

(Zo nodig extra rijen toevoegen)

De onderneming verklaart dat de hierboven verstrekte informatie, voor zover haar bekend, juist is.

Handtekening van de gemachtigde:

Naam en titel van de gemachtigde:

Datum:


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

19.7.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 253/44


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.9033 — Clearlake Capital Group/Vista/Eagleview Technology Corporation)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2018/C 253/10)

1.   

Op 11 juli 2018 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

Clearlake Capital Group („Clearlake”, Verenigde Staten);

Vista Equity Partners Management LLC („Vista”, Verenigde Staten);

Eagleview Technology Corporation („Eagleview”, Verenigde Staten).

Clearlake verkrijgt de gezamenlijke zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening over Eagleview door de verwerving van aandelen. Op de datum van de aanmelding stond Eagleview onder de uitsluitende zeggenschap van Vista. Na de concentratie zal Eagleview onder de gezamenlijke zeggenschap staan van Clearlake en Vista.

2.   

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

—   Clearlake: particulier beleggingsfonds dat zich toelegt op investeringen in software- en technologiegebaseerde diensten en in de sectoren industrie en energie en consumptiegoederen;

—   Vista: private-equityonderneming die zich toelegt op investeringen in software-, data- en technologiegebaseerde ondernemingen;

—   Eagleview: aanbieder van satellietbeelden, 3D-meetsoftware, gegevensanalyse en geografisch informatiesysteem („GIS”) voor een breed scala aan gebruikers, waaronder overheid, eigendoms- en ongevallenverzekeringen en residentiële contractanten.

3.   

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.   

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:

M.9033 — Clearlake Capital Group/Vista/Eagleview Technology Corporation

Opmerkingen kunnen aan de Commissie worden toegezonden per e-mail, per fax of per post. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Fax +32 22964301

Postadres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


19.7.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 253/46


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.9041 — Hutchison/Wind Tre)

(Voor de EER relevante tekst)

(2018/C 253/11)

1.   

Op 12 juli 2018 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

CK Hutchison Holdings Limited („Hutchison”, Hongkong);

Wind Tre S.p.A. („Wind Tre”, Italië).

Hutchison verkrijgt de uitsluitende zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening over het geheel van Wind Tre.

De concentratie komt tot stand door de verwerving van aandelen.

2.   

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

—   Hutchison: havens en aanverwante diensten, detailhandel, infrastructuur, energie en telecommunicatie;

—   Wind Tre: mobiele en vaste telecommunicatie in Italië.

3.   

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

4.   

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:

M.9041 — Hutchison/Wind Tre

Opmerkingen kunnen aan de Commissie worden toegezonden per e-mail, per fax of per post. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Fax +32 22964301

Postadres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).


Rectificaties

19.7.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 253/47


Rectificatie van de persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens)

Lijst van lidstaten die hebben besloten de PNR-richtlijn toe te passen op vluchten binnen de EU, overeenkomstig artikel 2 van Richtlijn (EU) 2016/681 van het Europees Parlement en de Raad over het gebruik van persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit

(Indien een lidstaat het besluit neemt deze richtlijn toe te passen op vluchten binnen de EU, brengt hij dit schriftelijk ter kennis van de Commissie. Een lidstaat kan een dergelijke kennisgeving te allen tijde doen of intrekken. De Commissie maakt deze kennisgeving of een eventuele intrekking ervan bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie)

( Publicatieblad van de Europese Unie C 196 van 8 juni 2018 )

(2018/C 253/12)

Bladzijde 29:

De volgende lidstaat, die de Commissie te kennen heeft gegeven de PNR-richtlijn toe te passen op vluchten binnen de EU, wordt toegevoegd:

Letland