|
ISSN 1977-0995 |
||
|
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 232 |
|
|
||
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Mededelingen en bekendmakingen |
61e jaargang |
|
Inhoud |
Bladzijde |
|
|
|
IV Informatie |
|
|
|
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE |
|
|
|
Raad |
|
|
2018/C 232/01 |
Conclusies van de Raad — Gezonde voeding voor kinderen: de gezonde toekomst van Europa |
|
|
|
Europese Commissie |
|
|
2018/C 232/02 |
||
|
2018/C 232/03 |
||
|
|
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN |
|
|
2018/C 232/04 |
Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij |
|
|
V Bekendmakingen |
|
|
|
PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID |
|
|
|
Europese Commissie |
|
|
2018/C 232/05 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.8832 — Knauf/Armstrong) ( 1) |
|
|
2018/C 232/06 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.8980 — Partners Group/Techem) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1) |
|
|
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
|
NL |
|
IV Informatie
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE
Raad
|
3.7.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 232/1 |
Conclusies van de Raad
Gezonde voeding voor kinderen: de gezonde toekomst van Europa
(2018/C 232/01)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
1.
HERINNERT ERAAN dat het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) een nieuwe etappe markeert in het proces van totstandbrenging van een steeds hechter verbond tussen de volkeren van Europa waarin de besluiten zo dicht mogelijk bij de burger worden genomen, en dat de Unie als doel heeft het welzijn van haar volkeren te bevorderen (1). Het beleid van de Unie moet in de eerste plaats inspelen op de behoeften en belangen van burgers.
2.
HERINNERT ERAAN dat gezondheidszorg van fundamenteel belang is voor de Unie en dat krachtens het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie eenieder recht heeft op toegang tot preventieve gezondheidszorg onder de door de nationale wetgevingen en praktijken gestelde voorwaarden (2).
3.
HERINNERT ERAAN dat bij de bepaling en de uitvoering van elk beleid en elk optreden van de Unie een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid dient te worden verzekerd (3).
4.
HERINNERT ERAAN dat, zoals onder meer in het Europees Handvest inzake Milieu en Volksgezondheid is bepaald (4), de gezondheid van individuele personen en gemeenschappen voorrang moet krijgen boven overwegingen van economie en handel.
5.
HERINNERT ERAAN dat de eerbiediging van de culturen en tradities van de lidstaten een van de in de Verdragen erkende kernwaarden van de Unie is (5).
6.
HERINNERT AAN de belangrijke rol van het optreden van de Europese Unie, dat een aanvulling vormt op het nationale beleid, bij het bieden van toegevoegde waarde voor de inspanningen van de lidstaten, met eerbiediging van de verantwoordelijkheden van de lidstaten voor de bepaling van hun gezondheidsbeleid en voor de organisatie en verstrekking van gezondheidsdiensten en geneeskundige verzorging, overeenkomstig artikel 168, lid 7, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).
7.
HERINNERT ERAAN dat in overeenstemming met het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind (6), de staten die partij zijn in de ruimst mogelijke mate de mogelijkheden tot overleven en de ontwikkeling van het kind dienen te waarborgen en het recht van het kind op het genot van de grootst mogelijke mate van gezondheid dienen te erkennen.
8.
HERINNERT AAN het vaste voornemen van alle instellingen van de Unie en de lidstaten om de rechten van het kind in al het relevante beleid van de Unie te bevorderen, te beschermen en na te leven (7). Bij alle maatregelen die kinderen betreffen, ongeacht of deze worden uitgevoerd door openbare of particuliere instellingen, moeten de belangen van het kind de belangrijkste overweging zijn. De inzet van de Unie voor de rechten van het kind vereist een coherente aanpak in alle relevante maatregelen en initiatieven van de EU, gebaseerd op de Verdragen, het Handvest van de grondrechten van de EU en het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind, die een gemeenschappelijke basis vormen voor alle maatregelen van de Unie met betrekking tot kinderen.
9.
BENADRUKT dat de jonge generatie de toekomst van Europa is en dat gezondheid en welzijn werkelijk centraal moeten staan in alle beleidsmaatregelen van de Unie, waarbij het effect van alle initiatieven en maatregelen op de menselijke gezondheid moet worden beoordeeld, om de juiste omstandigheden voor een gezonde levensstijl te scheppen. De kindertijd is een unieke kans om de levenslange effecten op de gezondheid, de levenskwaliteit en de preventie van niet-overdraagbare chronische ziekten te beïnvloeden (8).
10.
ERKENT dat preventiemaatregelen die gericht zijn op sleutelfactoren zoals gezonde voeding en regelmatige lichaamsbeweging behoren tot de beste investeringen in het persoonlijke welzijn van een jonge en gezonde Europese generatie. Het behoud en de bescherming van het persoonlijke welzijn en de lichamelijke en geestelijke gezondheid van kinderen komt alle individuele personen, de samenleving als geheel en de economie ten goede. Dat het belangrijk is de lichamelijke en geestelijke gezondheid in stand te houden en een gezondheidsbewust en toekomstgericht leven te leiden, wordt ook erkend in de aanbeveling van de Raad inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren (9).
11.
MERKT OP dat een dergelijke investering op haar beurt de groei van de Europese economie en duurzame stelsels van gezondheidszorg en sociale bescherming bevordert, in lijn met de doelstellingen van de Europa 2020-strategie (10).
12.
HERINNERT AAN het belang van de gezonde groei en ontwikkeling van kinderen. MERKT OP dat voedingsgerelateerde aandoeningen zoals overgewicht en obesitas tot de factoren behoren die de gezondheid van een kind direct kunnen beïnvloeden en verband houden met opleidingsniveau en levenskwaliteit. De kans dat kinderen met obesitas als volwassenen obees blijven is groot, en daarmee lopen zij een groter risico op chronische ziekten.
13.
MERKT OP dat obesitas bij kinderen een gezondheidsprobleem is dat ook moet worden bezien in de bredere context van sociaaleconomische determinanten als gezondheids- en sociale ongelijkheden.
14.
HERINNERT AAN de VN-doelstellingen voor duurzame ontwikkeling (SDG’s), waaronder de doelstellingen om de voeding te verbeteren en de vroegtijdige sterfte door niet-overdraagbare ziekten via preventie en behandeling tegen 2030 met een derde te verminderen (11), en aan het mondiale actieplan ter voorkoming en beheersing van niet-overdraagbare ziekten 2013-2020 van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), dat gericht is op de vermindering van het risico van vroegtijdige sterfte door hart- en vaatziekten, kanker, diabetes en chronische ademhalingsziekten (12).
15.
HERINNERT ERAAN dat er vier belangrijke risicofactoren voor niet-overdraagbare ziekten zijn (tabaksgebruik, gebrek aan lichaamsbeweging, ongezonde voeding en schadelijk alcoholgebruik) en dat er daarom meer actie moet worden ondernomen op het gebied van gezondheidsbevordering en ziektepreventie.
16.
NEEMT ER MET BEZORGDHEID NOTA VAN dat de zorgwekkende toename van niet-overdraagbare chronische ziekten op EU- en internationaal niveau gevolgen heeft voor de persoonlijke en sociale levenskwaliteit van EU-burgers, en dat die gevolgen in economische termen kunnen worden gemeten: grotere druk op de nationale gezondheidszorgstelsels, gevolgen voor de overheidsbegrotingen en verminderde capaciteit, met productiviteitsverlies tot gevolg (13).
17.
MEMOREERT het belang van voeding en voedsel voor het verbeteren van de gezondheid van de burgers, zoals uitdrukkelijk wordt onderkend in conclusies die de Raad heeft aangenomen, het meest recentelijk over de onderwerpen voeding en lichaamsbeweging, verbetering van voedingsmiddelen en overgewicht en obesitas bij kinderen (14), waarin onder meer de vraagstukken herformulering van voedingsmiddelen, openbare aanbesteding en marketing worden aangepakt. MEMOREERT dat de nauwe relatie tussen voeding en niet-overdraagbare ziekten ook wordt onderkend in de Verklaring van Wenen van 5 juli 2013 (15) en het daarop volgende Actieplan voor levensmiddelen en voeding voor Europa 2015-2020 van het Regionaal Bureau voor Europa van de WHO (16).
18.
VERWELKOMT de nationale beleidsmaatregelen en actieplannen van de lidstaten ter bestrijding van niet-overdraagbare ziekten, bedoeld om het voor consumenten tegen 2020 eenvoudiger te maken tot een gezonde keuze te komen (17), onder meer door het stimuleren van de herformulering van voedingsmiddelen en van openbare aanbestedingen voor gezonde voeding, het opleggen van beperkingen aan marketing die voedingsmiddelen met een hoog vet-, zout- en suikergehalte aantrekkelijk maakt voor kinderen, en andere inspanningen die gericht zijn op de preventie van overgewicht en obesitas bij kinderen. In het algemeen moet herformulering leiden tot gezondere voeding en mag het niet leiden tot een toename van de calorische waarde.
19.
HERINNERT ERAAN dat de kern van het rechtskader van de Unie erin bestaat consumenten in staat te stellen bewuste keuzes te maken over passende voeding (18).
20.
STELT dat vanaf de bevruchting, en tijdens de zwangerschap en de eerste levensdagen, de ontwikkeling van gezonde gewoonten één van de doorslaggevende factoren is voor een langere levensverwachting in goede gezondheid, waartoe ook de reproductieve gezondheid en intellectuele ontwikkeling behoren. Voedingspatronen die in de eerste drie levensjaren worden aangeleerd kunnen leiden tot veranderingen in metabole reacties die onomkeerbaar kunnen worden als gevolg van metabole programmering en epigenetische mechanismen (19). Derhalve moeten preventieve maatregelen die erop gericht zijn voedingsgewoontes te sturen, de consumptie van levensmiddelen met een goede voedingskwaliteit vanaf een zo jong mogelijke leeftijd bevorderen (20), en dat moet worden voortgezet via een levensloopbenadering.
21.
ONDERKENT dat essentiële, gezondheidsrelevante gedragspatronen die iemand in zijn kindertijd en jeugd ontwikkelt, zijn hele leven meegaan.
22.
ONDERSTREEPT dat de sociale en economische omgeving een belangrijke rol speelt bij het vorm geven aan keuzes. Daarom moeten beleidsmaatregelen en initiatieven die op die omgeving betrekking hebben, het aannemen van gezonde eetgewoontes bevorderen en ondersteunen, zonder dat de verantwoordelijkheid teveel op het individu wordt afgewenteld.
23.
ERKENT dat de vermindering van ongelijkheden op gezondheidsgebied niet alleen maar kan worden gebaseerd op individuele keuzes, maar dat het ook van belang is dat alle relevante beleidsmaatregelen gezonde omgevingen steunen.
24.
BRENGT IN HERINNERING dat het welslagen van een effectief en ambitieus preventiebeleid afhangt van de daadwerkelijke uitvoering van een aanpak waarbij in al het beleid aandacht uitgaat naar gezondheid.. Samenwerking tussen alle sectoren is essentieel voor de totstandbrenging van een omgeving die bevorderlijk is voor de gezondheid, en moet tevens een evenwicht zoeken tussen strijdige prioriteiten en versnippering voorkomen. Dit zorgt voor een aanpak die de gehele overheid en de gehele samenleving omspant.
25.
IS VAN OORDEEL dat het Uniebeleid op andere terreinen, zoals het gemeenschappelijk landbouwbeleid, moet bijdragen aan de doelstelling om de consumenten in staat te stellen gezonde keuzes te maken, zoals ook wordt opgemerkt in de conclusies over „De toekomst van voeding en landbouw”, die onlangs, op 19 maart 2018, door het voorzitterschap zijn aangenomen, met de steun van 23 delegaties (21). WAARDEERT de bijdrage van de schoolregelingen voor fruit, groente en melk en andere mechanismen die het GLB in de lidstaten steunt ter verbetering van de gezondheidsresultaten in de EU (22).
26.
ONDERKENT dat er bijzondere aandacht dient uit te gaan naar kinderen in kansarme gemeenschappen. WIJST EROP dat kansen om gezond op te groeien nauw verbonden zijn met maatschappelijke determinanten. De ziektelast van vandaag de dag is geworteld in de manier waarop deze maatschappelijke factoren worden aangepakt en in de wijze waarop onze middelen worden verspreid en benut (23).
27.
Neemt ER MET BEZORGDHEID NOTA VAN dat de huidige voedingskeuzes kunnen bijdragen tot steeds slechtere eetgewoonten, overgewicht en obesitas en daaraan gerelateerde risicofactoren inzake niet-overdraagbare ziekten. Bereide en verwerkte voedingsmiddelen zijn gemakkelijk beschikbaar en toegankelijk en maken, in het algemeen, in toenemende mate deel uit van de dagelijkse voeding. In het bijzonder onder jongeren bestaat de tendens om vaker buitenshuis te eten en gemakkelijk toegankelijke fastfood te consumeren met een hoog gehalte aan vet, zout en suikers, evenals met suiker gezoete dranken en energiedranken.
28.
ONDERKENT dat de instandhouding van voedseldiversiteit, van traditionele gezonde voeding zoals het mediterrane dieet, het Noordse dieet of andere regionale diëten en van gezonde eetgewoonten en levensstijlen van wezenlijk belang is voor het keren van de tendens van voedingsgerelateerde chronische ziekten en tegelijkertijd zowel verse als seizoensproducten, evenals levensmiddelen met een laag gehalte aan vet, suiker en zout, betaalbaarder en aantrekkelijker maakt.
29.
Neemt ER MET BEZORGDHEID NOTA VAN dat kinderen een kwetsbare groep consumenten vormen die bijzonder ontvankelijk zijn voor marketing via moderne middelen zoals sponsoring, productplaatsing (point-of-purchase displays), verkoopbevordering, cross-promotie met beroemdheden, merkmascottes of populaire personages, websites, verpakking, etikettering, e-mails en sms-en, maatschappelijk verantwoord ondernemen en liefdadigheidsactiviteiten gekoppeld aan brandingmogelijkheden, evenals communicatie via mond-tot-mondreclame en „virale marketing” (24). Uit gegevens blijkt dat reclame invloed heeft op de voorkeur van kinderen voor voeding, op hun aankoopaanvragen en op hun consumptiepatronen (25). Ook blijkt dat daadwerkelijk ouderlijk toezicht in verschillende contexten moeilijk, zo niet virtueel onmogelijk is.
30.
HERINNERT ERAAN dat aanbieders van mediadiensten overeenkomstig Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (26) worden aangemoedigd gedragscodes op te stellen over ongeschikte audiovisuele commerciële communicatie rond of tijdens kinderprogramma’s met betrekking tot voedingsmiddelen en dranken die voedingsstoffen en andere stoffen met een nutritioneel of fysiologisch effect bevatten, met name vetten, transvetzuren, zout/natrium en suikers, waarvan een overmatig gebruik in het algehele voedingspatroon niet aanbevolen is. Merkt op dat de praktijk in sommige lidstaten aantoont dat de gedragscodes in overeenstemming kunnen zijn met de aanbevelingen inzake gezonde voeding.
31.
HERINNERT AAN de noodzaak om de gemiddelde inname van transvetzuren door consumenten in de EU te verminderen, zoals ook wordt erkend in de resolutie die het Europees Parlement op 26 oktober 2016 heeft aangenomen (27).
32.
STELT MET BEZORGDHEID VAST dat de verschillende op lokaal, regionaal of nationaal niveau bestaande benaderingen van marketingregulering wellicht niet zo effectief zijn als de regulering van grensoverschrijdende marketing voor de hele EU, mede gezien de grensoverschrijdende dimensie van het probleem, met name in de digitale media.
33.
NEEMT NOTA van de voordelen van een dialoog tussen de verschillende belanghebbenden waarin alle exploitanten van levensmiddelenbedrijven, zoals landbouwers en vissers, producenten, detailhandelaren, cateraars en restaurants, op de sociale en ethische verantwoordelijkheid wordt gewezen. ERKENT de intentie en een aantal van de stappen die sommige belanghebbenden tot dusver hebben gezet via vrijwillige toezeggingen in het kader van het EU-actieplatform op het gebied van voeding, lichaamsbeweging en gezondheid, onder meer op het gebied van marketing (28). Door meer interactie en ambitie op EU-niveau tot stand te brengen, kunnen belanghebbenden worden gestimuleerd om meer effectieve en ethisch verantwoorde gemeenschappelijke praktijken vast te stellen voor de op kinderen gerichte (digitale) marketing van levensmiddelen met een hoog vet-, zout- en suikergehalte, en om ambitieuzere toezeggingen te doen die daadwerkelijk tot een verbetering van de eetgewoonten van kinderen bijdragen. WIJST EROP dat wanneer zelfregulering alleen niet volstaat, wetgevende maatregelen nodig kunnen zijn.
34.
SPOORT AAN tot meer vooruitgang bij de uitvoering van de aanbevelingen van de WHO inzake de op kinderen gerichte marketing van levensmiddelen en niet-alcoholische dranken, overeenkomstig het beginsel inzake de belangen van het kind en de verplichting van de EU om bij de ontwikkeling en uitvoering van al haar beleid en activiteiten een hoog niveau van bescherming van de volksgezondheid te verzekeren.
VERZOEKT DE LIDSTATEN OM
|
35. |
Door te gaan met de ontwikkeling en uitvoering van doelgericht beleid met betrekking tot niet-overdraagbare ziekten, gebaseerd op sectoroverschrijdende samenwerking en een holistische benadering waarbij gezondheid in alle beleidsterreinen wordt geïntegreerd, overeenkomstig het mondiale actieplan ter voorkoming en beheersing van niet-overdraagbare ziekten 2013-2020 en rekening houdend met het feit dat voeding een belangrijke factor is naast andere, met name door:
|
VERZOEKT DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE OM
|
36. |
Overeenkomstig het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel en rekening houdend met specifieke lokale, regionale en nationale kenmerken, culturen en tradities, onder leiding van de volksgezondheids- en voedselautoriteiten:
|
VERZOEKT DE COMMISSIE
|
37. |
de volksgezondheid te blijven prioriteren, met name door kwesties van grensoverschrijdend belang aan te pakken, zoals de op kinderen gerichte marketing van levensmiddelen, de verbetering van levensmiddelen, de etikettering, de marktconcentratie in de voedselketen en onderzoeksprojecten die beantwoorden aan de behoeften van de volksgezondheid, met als uiteindelijk doel de gezondheidsresultaten in de EU te verbeteren. |
|
38. |
de lidstaten te ondersteunen bij de uitwisseling, verspreiding en overdracht van beste praktijken op het gebied van voeding en lichaamsbeweging om de gezondheidsbevordering, de ziektepreventie en het beheer van niet-overdraagbare ziekten te verbeteren, en met name initiatieven te ondersteunen die gericht zijn op alomvattende, geïntegreerde en multisectorale samenwerking en op de succesvolle uitvoering van een benadering waarbij gezondheid in alle beleidsterreinen wordt geïntegreerd. |
|
39. |
voort te bouwen op de vooruitgang die is geboekt door de Groep op hoog niveau inzake voeding en lichaamsbeweging (32), en de lidstaten te blijven ondersteunen met betrekking tot richtsnoeren voor openbare aanbestedingen voor levensmiddelen. |
|
40. |
te blijven werken aan meer inzet van belanghebbenden op EU-niveau om eerlijk en verantwoord marketingbeleid tot stand te brengen, voortbouwend op de geleerde lessen en succesvolle voorbeelden zoals het EU-Actieplatform voor voeding, lichaamsbeweging en gezondheid. |
|
41. |
rekening houdend met het feit dat het reguleren van op kinderen gerichte marketing in al zijn vormen een mondiale uitdaging is die op EU-niveau moet worden aangepakt, onderzoek te doen naar mogelijkheden om het EU-kader te versterken, onder meer door criteria vast te stellen, informatieve richtsnoeren uit te vaardigen, campagnes te ondersteunen en voortdurend toezicht te houden, teneinde de negatieve gevolgen van grensoverschrijdende levensmiddelenmarketing voor de gezondheid van kinderen te verminderen. |
|
42. |
de synergieën tussen alle relevante sectoren in Horizon 2020-projecten te versterken. |
|
43. |
alle mogelijkheden te onderzoeken voor de verdere ondersteuning van het beleid en de initiatieven van de lidstaten in het kader van bestaande instrumenten op EU-niveau, zoals het derde actieprogramma op het gebied van gezondheid (33), het gemeenschappelijk landbouwbeleid, de Europese structuur- en investeringsfondsen en Horizon 2020, en ervoor te zorgen dat in de toekomst duurzame mechanismen voorhanden zijn die gericht zijn op de noodzaak om in mensen te investeren. |
(1) Zie artikel 1, tweede alinea, en artikel 3, lid 1, VEU.
(2) PB C 326 van 26.10.2012, blz. 391. Zie met name artikel 35.
(3) Zie bijvoorbeeld artikel 12, artikel 114, lid 3, en artikel 168, lid 1, VWEU en artikel 35 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
(4) Europees Handvest inzake Milieu en Volksgezondheid, op 8 december 1989 aangenomen door de ministers van Milieu en Volksgezondheid van de lidstaten van het Regionaal Bureau voor Europa van de WHO.
(5) Zie bijvoorbeeld de zesde alinea van de preambule van het VEU: „VERLANGEND de solidariteit tussen hun volkeren te verdiepen met inachtneming van hun geschiedenis, cultuur en tradities”, en artikel 167, lid 1, VWEU: „De Unie draagt bij tot de ontplooiing van de culturen van de lidstaten onder eerbiediging van de nationale en regionale verscheidenheid van die culturen, maar tegelijk ook de nadruk leggend op het gemeenschappelijk cultureel erfgoed.”
(6) Goedgekeurd en opengesteld voor ondertekening, ratificatie en toetreding bij Resolutie 44/25 van de Algemene Vergadering van 20 november 1989; overeenkomstig artikel 49 op 2 september 1990 in werking getreden.
(7) Zie met name artikel 3, lid 3, tweede alinea, VEU en artikel 6, punt a, VWEU en artikel 24, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
(8) Farpour-Lambert (2015): „Childhood Obesity Is a Chronic Disease Demanding Specific Health Care” — een standpuntverklaring van de taskforce obesitas bij kinderen van de Europese Associatie voor de Studie van Obesitas.
(9) Op 22 mei 2018 goedgekeurd door de Raad (9009/2018), bekend te maken in PB L […].
(10) Een Europese strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei, Mededeling van de Commissie van 2010.
(11) In de VN-resolutie als aangenomen door de Algemene Vergadering in september 2015. Zie met name SDG 3, subdoelstelling 3.4.
(12) Zie “Follow-up to the Political Declaration of the High-level Meeting of the General Assembly on the Prevention and Control of Non-communicable Diseases”.
(13) Zie bijvoorbeeld “Obesity and the Economics of Prevention Fit not Fat”, OESO 2010; “Obesity update”, OESO 2017; Werkpakket WP 4: “Evidence (the economic rationale for action on childhood obesity)”, JANPA 2016; de Health Promotion and Disease Prevention Knowledge Gateway — Europese Commissie, 2017.
(14) Respectievelijk: PB C 213 van 8.7.2014, blz. 1; PB C 269 van 23.7.2016, blz. 21; PB C 205 van 29.6.2017, blz. 46.
(15) Verklaring van 5 juli 2013 van de ministers voor Volksgezondheid en vertegenwoordigers van de lidstaten van de Wereldgezondheidsorganisatie in de regio Europa.
(16) Zie EUR/RC64/14.
(17) Zie Conclusies over verbetering van voedingsmiddelen, punt 27.
(18) Zie onder meer Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen (PB L 404 van 30.12.2006, blz. 9), Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 18) en Verordening (EU) nr. 609/2013 van het Europees Parlement en de Raad inzake voor zuigelingen en peuters bedoelde levensmiddelen, voeding voor medisch gebruik en de dagelijkse voeding volledig vervangende producten voor gewichtsbeheersing (PB L 181 van 29.6.2013, blz. 35).
(19) Global nutrition targets 2025: childhood overweight. Policy brief. Genève: Wereldgezondheidsorganisatie, 2014; Hancox, R. J., Stewart, A. W., Braithwaite, I., Beasley, R., Murphy, R., Mitchell, E. A., et al., „Association between breastfeeding and body mass index at age 6-7 years in an international survey”, Pediatric Obesity, Vol. 10, No 4, 2015, blz. 283-287. Gunnell, L., Neher, J., Safranek, S., „Clinical inquiries: Does breastfeeding affect the risk of childhood obesity?”, Journal of Family Practice, Vol. 65, 2016, blz. 931-932. Watson, R. R., Grimble, G., Preedy, V. R., Zibadi, S., editors, Nutrition in infancy, Springer, Berlin, 2013.
(20) „In the first 2 years of a child’s life, optimal nutrition fosters healthy growth and improves cognitive development. It also reduces the risk of becoming overweight or obese and developing NCDs later in life.” (Geen Nederlandse vertaling beschikbaar). Healthy diet, WHO, Factsheet No 394.
„The risks presented by unhealthy diets start in childhood and build up throughout life. In order to reduce future risk of non-communicable diseases children should maintain a healthy weight and consume foods that are low in saturated fat, trans-fatty acids, free sugars, and salt”. (Geen Nederlandse vertaling beschikbaar). WHO - Marketing of foods and non-alcoholic beverages to children, blz.7.
(21) Hoewel het GLB diverse doelstellingen heeft, blijkt uit de recente openbare raadpleging dat er rekening moet worden gehouden met de voorkeuren van de consumenten, zoals de voorkeur voor een betere toegang tot gevarieerde, verse en biologische productie. Een en ander wordt ook weerspiegeld in punt 10 van de Conclusies van het voorzitterschap (7324/18), gesteund door België, Bulgarije, Tsjechië, Denemarken, Duitsland, Ierland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Kroatië, Italië, Cyprus, Luxemburg, Hongarije, Malta, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Roemenië, Slovenië, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk.
(22) Zie in het bijzonder het Advies van de Groep op hoog niveau Voeding en Lichaamsbeweging.
(23) Obesity and inequities. Guidance for addressing inequities in overweight and obesity, WHO, Regionaal Bureau voor Europa, 2014.
(24) Zie WHO - Marketing of foods and non-alcoholic beverages to children, p.7.
(25) WHO Final Report on Ending Childhood Obesity.
(26) PB L 95 van 15.4.2010, blz. 1.
(27) P8_TA(2016)0417.
(28) Vrijwillige toezeggingen van de leden van het EU-actieplatform op het gebied van voeding, lichaamsbeweging en gezondheid.
(29) Zie Global Strategy for Infant and Young Child Feeding, WHO and UNICEF, 2003.
(30) Raadsconclusies van 30 november 2006 (16167/06).
(31) https://ec.europa.eu/health/non_communicable_diseases/steeringgroup_promotionprevention_nl
(32) Groep op hoog niveau inzake voeding en lichaamsbeweging, opgericht om de rol van de Europese (en EVA-) overheden bij de bestrijding van overgewicht en obesitas te versterken.
(33) Zie Verordening (EU) nr. 282/2014.
Europese Commissie
|
3.7.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 232/9 |
Door de Europese Centrale Bank toegepaste rentevoet voor de basisherfinancieringstransacties (1):
0,00 % per 1 juli 2018
Wisselkoersen van de euro (2)
2 juli 2018
(2018/C 232/02)
1 euro =
|
|
Munteenheid |
Koers |
|
USD |
US-dollar |
1,1639 |
|
JPY |
Japanse yen |
128,86 |
|
DKK |
Deense kroon |
7,4504 |
|
GBP |
Pond sterling |
0,88650 |
|
SEK |
Zweedse kroon |
10,4490 |
|
CHF |
Zwitserse frank |
1,1563 |
|
ISK |
IJslandse kroon |
124,00 |
|
NOK |
Noorse kroon |
9,5015 |
|
BGN |
Bulgaarse lev |
1,9558 |
|
CZK |
Tsjechische koruna |
25,998 |
|
HUF |
Hongaarse forint |
329,81 |
|
PLN |
Poolse zloty |
4,3893 |
|
RON |
Roemeense leu |
4,6578 |
|
TRY |
Turkse lira |
5,3743 |
|
AUD |
Australische dollar |
1,5825 |
|
CAD |
Canadese dollar |
1,5342 |
|
HKD |
Hongkongse dollar |
9,1325 |
|
NZD |
Nieuw-Zeelandse dollar |
1,7315 |
|
SGD |
Singaporese dollar |
1,5925 |
|
KRW |
Zuid-Koreaanse won |
1 303,87 |
|
ZAR |
Zuid-Afrikaanse rand |
16,0710 |
|
CNY |
Chinese yuan renminbi |
7,7586 |
|
HRK |
Kroatische kuna |
7,3846 |
|
IDR |
Indonesische roepia |
16 760,16 |
|
MYR |
Maleisische ringgit |
4,7093 |
|
PHP |
Filipijnse peso |
62,137 |
|
RUB |
Russische roebel |
73,4691 |
|
THB |
Thaise baht |
38,589 |
|
BRL |
Braziliaanse real |
4,5227 |
|
MXN |
Mexicaanse peso |
23,3320 |
|
INR |
Indiase roepie |
80,0705 |
(1) Rentevoet die is toegepast op de laatst uitgevoerde transactie voor de opgegeven dag. In geval van een tender met variabele rente, verwijst deze rentevoet naar de marginale interestvoet.
(2) Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.
|
3.7.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 232/10 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 29 juni 2018
tot oprichting van het EU-veiligheidsplatform voor treinreizigers
(2018/C 232/03)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Volgens artikel 91, lid 1, onder a), van het Verdrag moeten de Unie en de lidstaten gemeenschappelijke regels vaststellen voor internationaal vervoer naar of vanuit het grondgebied van een lidstaat of over het grondgebied van een of meer lidstaten. Bovendien is de Unie volgens artikel 91, lid 1, onder d), bevoegd om „alle overige dienstige bepalingen” voor een gemeenschappelijk vervoersbeleid vast te stellen. |
|
(2) |
Volgens artikel 26 van Verordening (EG) nr. 1371/2007 betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer moeten spoorwegondernemingen, infrastructuurbeheerders en stationsbeheerders, evenals de lidstaten, waarborgen dat treinreizigers die het spoorwegsysteem van de Europese Unie gebruiken, worden vervoerd met aandacht voor hun persoonlijke veiligheid. Zij moeten ook samenwerken en informatie uitwisselen over goede praktijken voor de preventie van handelingen die het veiligheidsniveau kunnen verminderen. |
|
(3) |
Om de veiligheid van treinreizigers te verbeteren en overeenkomstig de raadpleging van de Commissie (1) moet de samenwerking met en tussen de lidstaten worden versterkt, vooral op het vlak van grensoverschrijdende veiligheid, in treinstations en aan boord van treinen. Daartoe moet de Commissie een beroep doen op een adviesorgaan van deskundigen. Bijgevolg moet een deskundigengroep van de Commissie worden opgericht en moeten de taken en structuur daarvan worden bepaald. De groep moet helpen om aanbevelingen op te stellen waarmee de lidstaten hun veiligheidsmaatregelen voor het spoor efficiënt kunnen coördineren en aldus de risico’s beperken, om technische expertise en steun te verlenen voor de actualisering en toepassing van een risicobeoordelingsmethode en om richtsnoeren voor risicobeheersplannen op te stellen. |
|
(4) |
De groep moet bestaan uit instanties van de lidstaten die bevoegd zijn op het vlak van de veiligheid van treinreizigers. |
|
(5) |
Voor sommige activiteiten moet de groep een beroep kunnen doen op de ervaring en kennis van belanghebbenden uit de spoorwegsector. Die kunnen na een oproep tot het indienen van sollicitaties worden aangesteld als leden van specifieke subgroepen. |
|
(6) |
Gezien de specifieke aard van de spoorwegveiligheid, die in aanzienlijke mate kan bijdragen tot een betere spoorwegbeveiliging, moet het Spoorwegbureau van de Europese Unie de status van waarnemer krijgen. |
|
(7) |
Er moeten voorschriften worden vastgesteld voor de openbaarmaking van informatie door de leden van de groep. |
|
(8) |
Persoonsgegevens moeten worden verwerkt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (2). |
|
(9) |
Er moet een periode van drie jaar worden vastgesteld tijdens welke dit besluit van toepassing is. De Commissie zal te zijner tijd onderzoeken of een verlenging wenselijk is, |
BESLUIT:
Artikel 1
Onderwerp
Er wordt een EU-veiligheidsplatform voor treinreizigers (hierna „de groep” genoemd) opgericht.
Artikel 2
Taken
De groep heeft als taak de Commissie van advies en deskundigheid te voorzien over aangelegenheden met betrekking tot de veiligheid van treinreizigers in stations en aan boord van treinen in de Europese Unie, en de coördinatie en samenwerking met en tussen de lidstaten in dat verband te bevorderen.
De taken van de groep omvatten met name:
|
1. |
de Commissie bijstaan en de uitwisseling van informatie en ervaring op het gebied van spoorwegveiligheid op gang brengen, waarbij wordt nagedacht over de optimalisering van de veiligheid van grensoverschrijdende spoorwegdiensten en over het ontwerp van een coördinatiemechanisme voor de regelmatige uitwisseling van informatie, zodat ongecoördineerde beslissingen op nationaal niveau worden vermeden; |
|
2. |
goede praktijen en technisch advies opstellen en verstrekken over:
|
|
3. |
advies verlenen over het ontwerp van een mechanisme waarmee op korte termijn nieuwe bedreigingen en veiligheidsincidenten snel kunnen worden beoordeeld, en tot een gemeenschappelijke visie en overeenkomst komen over de reactie die nodig is om nieuwe of verhoogde risico’s die tijdens dat proces zijn vastgesteld, te beperken; |
|
4. |
bijdragen tot de ontwikkeling en actualisering van een gemeenschappelijke methode om het risico op terrorisme voor treinreizigers en spoorwegpersoneel te beoordelen, en verslag over de toepassing van die methode uitbrengen; |
|
5. |
richtsnoeren voor risicobeheerprogramma’s inzake spoorwegveiligheid opstellen met beveiligingsmaatregelen en operationele herstelmaatregelen voor het spoor die kunnen worden aangepast aan gewijzigde nationale dreigingsniveaus; |
|
6. |
samenwerking met en tussen de lidstaten tot stand brengen over vraagstukken in verband met spoorwegveiligheidsmaatregelen. |
Artikel 3
Raadpleging
De Commissie kan de groep raadplegen over alle aangelegenheden in verband met de veiligheid van treinreizigers en spoorwegpersoneel.
Artikel 4
Samenstelling
1. De leden zijn de nationale autoriteiten van de lidstaten die bevoegd zijn op het vlak van spoorwegveiligheid.
2. Elk lid benoemt één vertegenwoordiger en één plaatsvervanger. Elke vertegenwoordiger of plaatsvervanger mag worden vergezeld van een deskundige op het vlak van de veiligheid van treinreizigers om een hoog niveau van technische deskundigheid te verzekeren.
3. Leden die niet langer een doeltreffende bijdrage aan het overleg van de deskundigengroep kunnen leveren en die naar het oordeel van de betrokken diensten van de Commissie niet aan de voorwaarden van artikel 339 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie voldoen of die ontslag nemen, worden niet langer uitgenodigd om aan vergaderingen van de groep deel te nemen en kunnen voor de rest van hun ambtstermijn worden vervangen.
Artikel 5
Voorzitter
De groep wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van het directoraat-generaal Mobiliteit en Vervoer van de Commissie (DG MOVE), in nauw overleg met het directoraat-generaal Migratie en Binnenlandse Zaken van de Commissie (DG HOME).
Artikel 6
Werkwijze
1. De groep handelt op verzoek van DG MOVE, in overleg met DG HOME, en in overeenstemming met de horizontale voorschriften voor deskundigengroepen van de Commissie (hierna „de horizontale voorschriften” genoemd) (3).
2. De vergaderingen van de groep worden in beginsel in de gebouwen van de Commissie gehouden.
3. Het secretariaat wordt verzorgd door DG MOVE. Betrokken ambtenaren van andere afdelingen van de Commissie kunnen de vergaderingen van de groep en haar subgroepen bijwonen.
4. In overleg met DG MOVE kan de groep bij gewone meerderheid van haar leden besluiten haar beraadslagingen voor het publiek open te stellen.
5. De notulen van de besprekingen over elk agendapunt en over de door de groep verleende adviezen zijn relevant en volledig. De notulen worden onder verantwoordelijkheid van de voorzitter opgesteld door het secretariaat.
6. De groep neemt haar adviezen, aanbevelingen en verslagen met eenparigheid van stemmen aan. Wanneer er wordt gestemd, gebeurt dit bij gewone meerderheid van de leden. Leden die hebben tegengestemd, hebben het recht een document met een samenvatting van de redenen voor hun standpunt aan de adviezen, aanbevelingen en verslagen te laten hechten.
Artikel 7
Subgroepen
1. DG MOVE kan, in overleg met DG HOME, subgroepen oprichten om specifieke kwesties te onderzoeken op grond van de door DG MOVE bepaalde bevoegdheden, waarbij overlappingen met andere groepen op dat terrein worden vermeden. De subgroepen handelen overeenkomstig de horizontale regels en brengen verslag uit aan de groep. Zij worden opgeheven zodra hun opdracht is vervuld.
2. DG MOVE kan, in overleg met DG HOME, betrokken belanghebbenden aanstellen als leden van de subgroepen, na een openbare oproep tot het indienen van sollicitaties.
Artikel 8
Uitgenodigde deskundigen
DG MOVE kan, in overleg met DG HOME, deskundigen met een specifieke kennis over een agendapunt verzoeken om op ad-hocbasis aan de werkzaamheden van de groep of de subgroepen deel te nemen.
Artikel 9
Waarnemers
1. Het Spoorwegbureau van de Europese Unie krijgt de status van waarnemer. Overeenkomstig de horizontale regels kan, via een rechtstreekse uitnodiging of als uitkomst van een oproep tot het indienen van sollicitaties, aan personen, organisaties en andere overheidsinstanties dan autoriteiten van de lidstaten de status van waarnemer worden toegekend.
2. De tot waarnemer benoemde organisaties en overheidsinstanties wijzen hun vertegenwoordigers aan.
3. Waarnemers en hun vertegenwoordigers kunnen toestemming van de voorzitter krijgen om deel te nemen aan de besprekingen van de groep en hun deskundigheid in te brengen. Zij hebben echter geen stemrecht en nemen niet deel aan het formuleren van de aanbevelingen of adviezen van de groep.
Artikel 10
Reglement van orde
Op voorstel van en in overeenstemming met DG MOVE stelt de groep haar reglement van orde vast bij gewone meerderheid van haar leden. Dat gebeurt op grond van het standaardreglement van orde voor deskundigengroepen en overeenkomstig de horizontale voorschriften (4).
Artikel 11
Geheimhouding en behandeling van gerubriceerde informatie
De leden van de groep en hun vertegenwoordigers zijn evenals uitgenodigde deskundigen en waarnemers gebonden aan:
|
1. |
het beroepsgeheim, dat op grond van de Verdragen en de uitvoeringsregels ervan geldt voor alle leden van de instellingen en hun personeelsleden; |
|
2. |
de veiligheidsvoorschriften van de Commissie betreffende de bescherming van gerubriceerde informatie van de Unie, die zijn neergelegd in de Besluiten (EU, Euratom) 2015/443 (5) en (EU, Euratom) 2015/444 (6) van de Commissie. |
Bij niet-nakoming van die verplichtingen kan de Commissie alle passende maatregelen nemen.
Artikel 12
Transparantie
1. De groep en haar subgroepen worden geregistreerd in het register van deskundigengroepen en andere soortgelijke entiteiten van de Commissie (hierna „het register van deskundigengroepen” genoemd).
2. Wat de samenstelling van de groep betreft, worden de volgende gegevens in het register van deskundigengroepen bekendgemaakt:
|
a) |
de namen van de autoriteiten van de lidstaten; |
|
b) |
de namen van waarnemers; |
|
c) |
de namen van de leden van subgroepen. |
3. Alle relevante documenten, inclusief de agenda’s, de notulen en de bijdragen van deelnemers, worden ter beschikking gesteld in het register van deskundigengroepen of via een link in dat register naar een speciale website waar die informatie beschikbaar is. De toegang tot de speciale websites wordt niet onderworpen aan gebruikersregistratie of enige andere beperking. Met name de agenda en andere relevante achtergronddocumenten worden tijdig vóór aanvang van de vergadering bekendgemaakt, gevolgd door de tijdige bekendmaking van de notulen. Op de bekendmakingsplicht wordt uitsluitend een uitzondering gemaakt wanneer wordt geoordeeld dat de openbaarmaking van een document de bescherming van een openbaar of particulier belang zou ondermijnen als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad.
Artikel 13
Vergaderkosten
1. Deelnemers aan de werkzaamheden van de groep en de subgroepen ontvangen geen bezoldiging voor de diensten die zij aanbieden.
2. De reis- en verblijfkosten van de deelnemers aan de werkzaamheden van de groep en de subgroepen worden door de Commissie vergoed. De vergoeding gebeurt overeenkomstig de binnen de Commissie geldende bepalingen en binnen de grenzen van de beschikbare kredieten die aan de diensten van de Commissie zijn toegewezen op grond van de jaarlijkse procedure voor de toewijzing van middelen.
Artikel 14
Toepasbaarheid
Dit besluit is van toepassing tot en met 13 juni 2021.
Gedaan te Brussel, 29 juni 2018.
Voor de Commissie
Violeta BULC
Lid van de Commissie
(1) Samenvatting: raadpleging over een verbeterde veiligheid van treinreizigers (SWD(2018) 400.
(2) Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
(3) Besluit C(2016) 3301 van de Commissie van 30 mei 2016 tot vaststelling van horizontale regels voor de oprichting en het functioneren van haar deskundigengroepen.
(4) Zie artikel 17 van de horizontale voorschriften.
(5) Besluit (EU, Euratom) 2015/443 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende veiligheid binnen de Commissie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 41).
(6) Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53).
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN
|
3.7.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 232/14 |
Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij
(2018/C 232/04)
Krachtens artikel 35, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), is besloten de visserij te sluiten overeenkomstig de bepalingen in de onderstaande tabel:
|
Datum en tijdstip van sluiting |
11.5.2018 |
|
Duur |
11.5.2018-31.12.2018 |
|
Lidstaat |
Griekenland |
|
Bestand of groep bestanden |
BFT/AE45WM |
|
Soort |
Blauwvintonijn (Thunnus thynnus) |
|
Gebied |
Atlantische Oceaan, ten oosten van 45° WL, en Middellandse Zee |
|
Vissersvaartuigtype(s) |
— |
|
Referentienummer |
11/TQ120 |
(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.
V Bekendmakingen
PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID
Europese Commissie
|
3.7.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 232/15 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie
(Zaak M.8832 — Knauf/Armstrong)
(Voor de EER relevante tekst)
(2018/C 232/05)
1.
Op 20 juni 2018 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:
|
— |
Knauf International GmbH (Duitsland), |
|
— |
Armstrong World Industries, Inc. (Verenigde Staten). |
Knauf International GmbH („Knauf”) zal de uitsluitende zeggenschap verkrijgen in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening over (i) dochterondernemingen van Armstrong World Industries, Inc. („Armstrong”) in Europa, het Midden-Oosten en Afrika (EMEA) en de regio Azië-Stille Oceaan (APAC), en (ii) bepaalde dochterondernemingen die betrokken worden bij de joint venture van Armstrong met Worthington Industries met activiteiten in EMEA en APAC (samen „de doelonderneming”).
De concentratie komt tot stand door de verwerving van aandelen.
De concentratie is door de Oostenrijkse federale mededingingsautoriteit naar de Commissie verwezen overeenkomstig artikel 22, lid 3, van de concentratieverordening. Vervolgens hebben Duitsland, Litouwen, Spanje en het Verenigd Koninkrijk zich bij de verwijzing aangesloten.
2.
De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:— Knauf: producent van isolatiematerialen, droogbouwsystemen, gipsen en andere producten;
— Armstrong: ontwerpt en vervaardigt plafonds, wanden en ophangsystemen voor commerciële en residentiële toepassingen;
— doelonderneming: vervaardiging en verkoop van modulaire opgehangen plafonds in Europa, het Midden-Oosten en Afrika en de regio Azie-Stille Oceaan en omvat de plafondactiviteiten van Armstrong buiten Amerika.
3.
Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.
4.
De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:
M.8832 — Knauf/Armstrong
Opmerkingen kunnen aan de Commissie worden toegezonden per e-mail, per fax of per post. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:
|
E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu |
|
Fax +32 22964301 |
|
Postadres: |
|
Europese Commissie |
|
Directoraat-generaal Concurrentie |
|
Griffie voor concentraties |
|
1049 Brussel |
|
BELGIË |
(1) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).
|
3.7.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 232/17 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie
(Zaak M.8980 — Partners Group/Techem)
Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak
(Voor de EER relevante tekst)
(2018/C 232/06)
1.
Op 22 juni 2018 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:
|
— |
Partners Group AG („Partners Group”, Zwitserland); |
|
— |
Techem GmbH („Techem”, Duitsland) |
Partners Group verkrijgt uitsluitende zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening over het geheel van Techem.
De concentratie komt tot stand door de verwerving van aandelen.
2.
De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:— Partners Group: wereldwijde onderneming die zich bezighoudt met beleggingsbeheer op private markten;
— Techem: hoofdzakelijk aanbieder van kostentoewijzingsdiensten met name i) levering van bemetering voor energie- en waterkosten in woningen, en ii) aanbieding van bemeteringsdiensten voor energie- en waterkosten in woningen.
3.
Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).
4.
De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:
M.8980 — Partners Group/Techem
Opmerkingen kunnen aan de Commissie worden toegezonden per e-mail, per fax of per post. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:
|
E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu |
|
Fax +32 22964301 |
|
Postadres: |
|
Europese Commissie |
|
Directoraat-generaal Concurrentie |
|
Griffie voor concentraties |
|
1049 Brussel |
|
BELGIË |
(1) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).
(2) PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.