ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 225

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

61e jaargang
28 juni 2018


Inhoud

Bladzijde

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2018/C 225/01

Mededeling van de Commissie tot wijziging van de bijlage bij de mededeling van de Commissie aan de lidstaten inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op kortlopende exportkredietverzekering

1


 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europees Parlement

2018/C 225/02

Besluit van het Bureau van het Europees Parlement van 28 mei 2018 houdende de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen

4

 

Europese Commissie

2018/C 225/03

Wisselkoersen van de euro

49

 

Rekenkamer

2018/C 225/04

Speciaal verslag nr. 19/2018 — Een Europees hogesnelheidsnet: geen realiteit, maar een ondoeltreffende lappendeken

50

 

INFORMATIE OVER DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

 

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

2018/C 225/05

Mededeling van Noorwegen in verband met Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruikmaken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen — Bekendmaking van een uitnodiging tot het indienen van aanvragen voor vergunningen voor oliewinning op het Noors continentaal plat — Vergunningsronde in tevoren afgebakende gebieden (Awards in Predefined Areas) 2018

51


 

V   Bekendmakingen

 

BESTUURLIJKE PROCEDURES

 

Europese Commissie

2018/C 225/06

Uitnodigingen tot het indienen van voorstellen met betrekking tot het werkprogramma voor subsidies op het gebied van trans-Europese telecommunicatienetwerken in het kader van de Connecting Europe Facility voor de periode 2014-2020 (Uitvoeringsbesluit C(2018) 568 van de Commissie)

53

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

 

Europese Commissie

2018/C 225/07

Bericht tot wijziging van het bericht van opening van een vrijwaringsonderzoek betreffende de invoer van staalproducten

54


 

Rectificaties

2018/C 225/08

Rectificatie van Mededeling van de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 17, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap — Uitnodiging tot het indienen van offertes voor de exploitatie van geregelde luchtdiensten overeenkomstig openbaredienstverplichtingen ( PB C 216 van 20.6.2018 )

57


NL

 


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

28.6.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 225/1


Mededeling van de Commissie tot wijziging van de bijlage bij de mededeling van de Commissie aan de lidstaten inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op kortlopende exportkredietverzekering

(2018/C 225/01)

I.   INLEIDING

(1)

In de mededeling van de Commissie aan de lidstaten inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op kortlopende exportkredietverzekering (1) (hierna „de mededeling” genoemd) is in punt 13 bepaald dat publieke verzekeraars (2) geen kortlopende exportkredietverzekeringen kunnen afgeven voor verhandelbare risico’s. Verhandelbare risico’s worden in punt 9 van de mededeling omschreven als commerciële en politieke risico’s, met een maximale risicoduur van minder dan twee jaar, op overheids- en niet-overheidsafnemers in de in de bijlage bij die mededeling genoemde landen.

(2)

Als gevolg van de moeilijke situatie in Griekenland viel er vanaf 2012 een tekort aan verzekerings- of herverzekeringscapaciteit vast te stellen voor het dekken van de uitvoer naar Griekenland. Die situatie heeft de Commissie ertoe gebracht om de mededeling te wijzigen door Griekenland in 2013 (3), in 2014 (4), tijdens de eerste zes maanden van 2015 (5), in juni 2015 (6), in juni 2016 (7) en in juni 2017 (8) tijdelijk te schrappen van de lijst van landen met verhandelbare risico’s. De meest recente verlenging van deze wijziging loopt af op 30 juni 2018. Daardoor zou Griekenland vanaf 1 juli 2018 in beginsel opnieuw worden beschouwd als een land met verhandelbare risico’s, aangezien alle EU-lidstaten zijn opgenomen in de lijst van landen met verhandelbare risico’s in de bijlage bij de mededeling.

(3)

Evenwel is de Commissie, overeenkomstig punt 36 van de mededeling, verscheidene maanden voordat de tijdelijke schrapping van Griekenland afliep, de situatie beginnen te onderzoeken, om na te gaan of de huidige marktsituatie rechtvaardigt dat de schrapping van Griekenland van de lijst van landen met verhandelbare risico’s vanaf 1 juli 2018 niet wordt verlengd, dan wel of de marktcapaciteit nog steeds ontoereikend is om alle economisch verantwoorde risico’s te dekken, zodat de schrapping moet worden verlengd.

II.   BEOORDELING

(4)

Op grond van deel 5.2 van de mededeling zal de Commissie haar beoordeling uitvoeren op basis van de criteria die zijn vastgesteld in punt 33: particuliere kredietverzekeringscapaciteit, ratings voor overheden en prestaties van de zakelijke sector (insolventies).

(5)

Bij het bepalen of het gebrek aan voldoende particuliere capaciteit om alle economisch verantwoorde risico’s af te dekken de verlenging rechtvaardigt van de tijdelijke schrapping van Griekenland van de lijst van landen met verhandelbare risico’s, heeft de Commissie de lidstaten, particuliere kredietverzekeraars en andere belanghebbenden geraadpleegd en om informatie verzocht. De Commissie heeft op 15 maart 2018 een oproep gepubliceerd om informatie te verschaffen met betrekking tot de beschikbaarheid van kortlopende exportkredietverzekeringen voor de uitvoer naar Griekenland (9). De antwoordtermijn daarvoor liep af op 16 april 2018. De Commissie heeft 27 antwoorden ontvangen van lidstaten en particuliere verzekeraars.

(6)

Uit de informatie die bij de Commissie werd ingediend in het kader van haar openbare verzoek om informatie, blijkt dat de particuliere exportkredietverzekeraars nog steeds terughoudend zijn om verzekeringsdekking te verschaffen voor de uitvoer naar Griekenland in alle handelssectoren. Tegelijk blijven publieke verzekeraars te maken hebben met een aanzienlijke vraag naar kredietverzekeringen voor de uitvoer naar Griekenland, hetgeen de beperkte beschikbaarheid van particuliere verzekeringsdekking bevestigt. Negen lidstaten hebben uitdrukkelijk verzocht de huidige uitsluiting van Griekenland uit de lijst van landen met verhandelbare risico’s te verlengen en geen enkele lidstaat heeft verzocht de uitsluiting te beëindigen. Vele respondenten hebben de vraag naar publieke exportkredieten opgemerkt, evenals de terughoudendheid van particuliere verzekeraars voor exportkredieten wat Griekenland betreft. Geen van de partijen die normaal exportkredieten verstrekken heeft in zijn antwoord verzocht de status quo met betrekking tot Griekenland te beëindigen.

(7)

De cijfers voor niet-renderende leningen blijven hoog, hoewel er een lichte daling is, en verklaren waarom de particuliere kortlopende exportkredietverzekering zich tot op heden niet heeft hersteld, aangezien deze cijfers een weerspiegeling zijn van het risico dat ondernemingen in Griekenland hun facturen niet zouden kunnen betalen. Met een dergelijk hoog niveau van niet-renderende leningen wordt particuliere verzekering als te riskant beschouwd. In Griekenland vertegenwoordigen niet-renderende leningen in de particuliere sector (10) effectief de helft van de totale leningen in de particuliere sector. Voor de bankensector (11) vertegenwoordigen ze ongeveer 45 % van de totale leningen, terwijl dit cijfer voor dezelfde periode in de EU gemiddeld 4,4 % bedraagt (in 2017-Q3). Deze statistieken verbeteren geleidelijk naarmate het afwikkelingskader voor niet-renderende leningen verbetert, maar er bestaat nog geen particuliere markt voor kortlopende exportkredietverzekering voor Griekenland.

(8)

De ratings van de Griekse overheid bedragen momenteel B3 (Moody’s), B (Standard & Poor’s) en B- (Fitch). Al deze ratings delen Griekenland telkens in bij de categorie „niet-investeringswaardig” en wijzen op aanzienlijke risico’s voor schuldeisers. Sinds juni 2016 worden Griekse overheidsobligaties door de Europese Centrale Bank (ECB) in het kader van haar ontheffing voor programmalanden als zekerheid aanvaard (12), maar er moet een aanzienlijke korting worden toegepast op de nominale waarde ervan. Bovendien neemt de ECB ze niet op in het aankoopprogramma voor obligaties.

(9)

Momenteel (13) worden Griekse overheidsobligaties op tien jaar verhandeld tegen een rendement van ongeveer 4,5 %. Hoewel dit rendement aanzienlijk lager is dan een jaar geleden, blijft het toch hoog in vergelijking met dat in de andere EU-lidstaten (14).

(10)

De Griekse economie kende 2017 opnieuw een lichte groei. Uit de gegevens die het Griekse nationale bureau voor de statistiek in april 2018 heeft gepubliceerd, bleek dat het reële bbp in 2017 met 1,4 % is gestegen (15). De groei van het reële bbp zal in 2018 en 2019 naar verwachting verder stijgen, uitgaande van een ordelijke afronding van de vierde en laatste evaluatie van het programma en van de succesvolle afsluiting van het stabiliteitssteunprogramma van het Europees stabiliteitsmechanisme (ESM) alsmede de uitvoering van de schuldmaatregelen tegen augustus 2018. De beperkingen van het financiële stelsel om investeringen te financieren, zullen naar verwachting geleidelijk afnemen.

(11)

Onder die omstandigheden verwacht de Commissie dat particuliere exportkredietverzekeraars zich erg terughoudend zullen blijven opstellen bij het verstrekken van verzekeringsdekking voor de uitvoer naar Griekenland. Particuliere verzekeraars zullen hun blootstelling wellicht pas weer verhogen als er een beter zicht komt op en meer duidelijkheid over het economische beleid in Griekenland en als de economische situatie aanzienlijk verbetert.

(12)

Om die redenen is de Commissie van oordeel dat er onvoldoende particuliere capaciteit is om alle economisch verantwoorde risico’s te dekken en heeft zij besloten om de schrapping van Griekenland van de lijst van landen met verhandelbare risico’s te verlengen tot en met 31 december 2018 (16). De dekkingsvoorwaarden waarvan sprake is in deel 4.3 van de mededeling, zijn in dit geval van toepassing.

III.   WIJZIGING VAN DE MEDEDELING

(13)

De volgende wijziging van de mededeling van de Commissie aan de lidstaten inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op kortlopende exportkredietverzekering zal gelden van 1 juli 2018 tot en met 31 december 2018:

De bijlage wordt vervangen door:

BIJLAGE

Lijst van landen met verhandelbare risico’s

Alle lidstaten met uitzondering van Griekenland

Australië

Canada

IJsland

Japan

Nieuw-Zeeland

Noorwegen

Zwitserland

Verenigde Staten van Amerika

”.

(1)  PB C 392 van 19.12.2012, blz. 1.

(2)  Een „publieke verzekeraar” wordt in de mededeling omschreven als een onderneming of andere organisatie die met de steun van of namens een lidstaat exportkredietverzekering aanbiedt, of een lidstaat die zelf exportkredietverzekering aanbiedt.

(3)  PB C 398 van 22.12.2012, blz. 6.

(4)  PB C 372 van 19.12.2013, blz. 1.

(5)  PB C 28 van 28.1.2015, blz. 1.

(6)  PB C 215 van 1.7.2015, blz. 1.

(7)  PB C 244 van 5.7.2016, blz. 1.

(8)  PB C 206 van 30.6.2017, blz. 1.

(9)  http://ec.europa.eu/competition/consultations/2017_export_greece/index_en.html

(10)  Bron: https://ec.europa.eu/info/publications/180314-non-performing-loans-progress-report_en

(11)  Bron: http://www.eba.europa.eu/documents/10180/2085616/EBA+Dashboard+-+Q3+2017.pdf

(12)  https://www.ecb.europa.eu/ecb/legal/pdf/celex_32016d0018_nl_txt.pdf

(13)  Begin juni 2018.

(14)  Dit komt overeen met een spread van meer dan 3 % ten opzichte van het rendement van tienjaars Duitse bunds.

(15)  http://www.statistics.gr/en/home/

(16)  Datum tot wanneer de mededeling geldt.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europees Parlement

28.6.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 225/4


BESLUIT VAN HET BUREAU VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 28 mei 2018

houdende de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen

(2018/C 225/02)

HET BUREAU VAN HET EUROPEES PARLEMENT,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 10, lid 4,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 224,

Gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen (1), en met name artikel 25, lid 1,

Gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (2) („Financieel Reglement”),

Gezien Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (3) („uitvoeringsvoorschriften van het Financieel Reglement”),

Gezien Gedelegeerde Verordening (EU, Euratom) 2015/2401 van de Commissie van 2 oktober 2015 betreffende de inhoud en de werking van het register van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen (4),

Gezien het Reglement van het Europees Parlement („Reglement”), en met name artikel 25, lid 11, en artikel 223 bis,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Er is behoefte aan de vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014.

(2)

Om redenen van goed financieel beheer en transparantie wordt over elke subsidieaanvraag een besluit genomen door het Bureau, waarvan de aanvrager in kennis wordt gesteld en dat een motivering bevat indien de maatregel negatieve gevolgen voor de aanvrager heeft,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Dit besluit legt de toepasselijke procedures vast voor de uitvoering van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014.

Tenzij anders is vermeld, geldt dit besluit zowel voor Europese politieke partijen als voor Europese politieke stichtingen.

De bijlagen bij dit besluit maken er integraal deel van uit.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van dit besluit gelden de volgende definities:

1.

„aanvrager”: de partij of de stichting die overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 ofwel na een oproep tot het indienen van verzoeken om bijdragen ofwel na een oproep tot het indienen van voorstellen een verzoek om financiering indient;

2.

„gedelegeerd ordonnateur”: het personeelslid aan wie de bevoegdheden van de ordonnateur zijn gedelegeerd overeenkomstig het besluit van het Bureau van 16 juni 2014 (5) en het besluit van de secretaris-generaal betreffende de delegatie van de taken van de ordonnateur;

3.

„autoriteit”: autoriteit voor Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen in artikel 6 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014;

4.

„begunstigde”: de partij waaraan overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 een bijdrage is toegekend of de stichting waaraan een subsidie is toegekend;

5.

„definitief financieringsbedrag”: ofwel het definitieve bedrag van de bijdrage (voor partijen) ofwel het definitieve bedrag van de subsidie (voor stichtingen) dat het Bureau na zijn besluit over het jaarverslag vaststelt;

6.

„stichting”: Europese politieke stichting in artikel 2, punt 4, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014;

7.

„financiering”: ofwel een bijdrage in de zin van deel 2, titel VIII, van het Financieel Reglement (voor partijen) ofwel een exploitatiesubsidie in de zin van deel 1, titel VI, van het Financieel Reglement (voor stichtingen);

8.

„financieringsbesluit”: ofwel het besluit over de toekenning van een bijdrage (voor partijen) ofwel een subsidie (voor stichtingen) volgens de in de oproep vermelde voorwaarden;

9.

„financieringsprocedure”: de procedure die loopt van de indiening van verzoeken tot de goedkeuring van het jaarverslag en de goedkeuring van het besluit betreffende het definitieve financieringsbedrag;

10.

„partij”: Europese politieke partij in artikel 2, punt 3, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014.

Artikel 3

Oproepen

1.   Na de goedkeuring van het Bureau zorgt de gedelegeerd ordonnateur voor de publicatie van een oproep aan de partijen tot het indienen van verzoeken om bijdragen en een oproep aan de stichtingen tot het indienen van voorstellen („oproepen”).

2.   In de oproepen wordt de uiterste termijn vermeld die voor partijen en stichtingen geldt voor de indiening van hun schriftelijke verzoeken om financiering bij het Europees Parlement.

3.   In de oproepen wordt het volgende vermeld:

a)

de doelstellingen,

b)

het rechtskader,

c)

het tijdpad van de procedure voor de financiering,

d)

de wijze van financiering door de Unie,

e)

de subsidiabiliteits- en uitsluitingscriteria,

f)

(uitsluitend voor stichtingen) de selectiecriteria,

g)

de toekenningscriteria, zoals omschreven in artikel 19 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014,

h)

een aanvraagformulier en de structuur van de geraamde begroting die de aanvrager met zijn aanvraag moet verstrekken,

i)

indien van toepassing, en lijst van de vereiste bewijsstukken,

j)

de bijzondere en algemene voorwaarden voor de toekenning van bijdragen en subsidies die door het Bureau zijn goedgekeurd.

4.   In de oproep tot het indienen van verzoeken om bijdragen of de oproep tot het indienen van voorstellen wordt gespecificeerd dat elke aanvrager zich schriftelijk uitdrukkelijk verplicht tot het naleven van de relevante voorwaarden, hetgeen een voorwaarde is voor de ontvankelijkheid van zijn verzoek.

Artikel 4

Verzoek om financiering

1.   Overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 dient een aanvrager die financiering uit de algemene begroting van de Unie wenst te ontvangen, een schriftelijk verzoek in bij de voorzitter van het Europees Parlement.

2.   De aanvrager kan door de gedelegeerd ordonnateur worden verzocht binnen een redelijke termijn nadere bewijsstukken of toelichtingen met betrekking tot het verzoek te verstrekken.

Artikel 5

Besluit over het verzoek om financiering

1.   Op basis van een voorstel van de secretaris-generaal besluit het Bureau binnen drie maanden na sluiting van de oproep in kwestie over de verzoeken om financiering, na te hebben nagegaan of de criteria die zijn vastgesteld in de artikelen 17 en 18 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 en in artikel 3, lid 3, van dit besluit, zijn nageleefd. Het Bureau houdt rekening met veranderingen in de situatie van een aanvrager die na de indiening van het verzoek om financiering hebben plaatsgevonden.

2.   Indien de aanvraag wordt goedgekeurd, stelt het Bureau het volgens het model in bijlage 1a (voor partijen) of bijlage 1b (voor stichtingen) een financieringsbesluit vast waarin het aan de aanvrager toegekende bedrag wordt bepaald.

3.   Wanneer een aanvraag wordt afgewezen, worden in het besluit de redenen hiervoor vermeld.

4.   Het financieringsbedrag wordt overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 bepaald en is in dit stadium slechts voorlopig. Het definitieve financieringsbedrag wordt volgens de in artikel 8 van dit besluit vermelde procedure bepaald.

5.   Indien de bedragen per aanvrager aanzienlijk verschillen van de bedragen die op het moment van publicatie van de in artikel 3 van dit besluit bedoelde oproepen werden verwacht, kan het Bureau de voorzitter van het Europees Parlement verzoeken aan de bevoegde commissie een verzoek tot aanpassing van de beschikbare kredieten voor te leggen.

Artikel 6

Betalingen

1.   De financiering wordt aan de begunstigden uitbetaald in de vorm van voorfinanciering, als nader gespecificeerd in de bijzondere voorwaarden die zijn vastgesteld in bijlage 1a (voor partijen) en bijlage 1b (voor stichtingen). Tenzij het Bureau anders beslist, in naar behoren gemotiveerde gevallen, wordt de financiering uitbetaald in één tranche van 100 % van het maximale financieringsbedrag.

2.   Per geval en na een risicoanalyse kan het Bureau besluiten van een begunstigde een zekerheid voor voorfinancieringen als bedoeld in het Financieel Reglement te verlangen.

3.   De bepalingen over betalingen en de desbetreffende termijnen worden in het financieringsbesluit vermeld.

Artikel 7

Externe audit

1.   Het Europees Parlement ontvangt rechtstreeks van de onafhankelijke instanties of deskundigen die zijn aangewezen uit hoofde van artikel 23, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014, het externeauditverslag zoals omschreven in artikel 23, lid 1, onder b), van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014.

2.   De inhoud van de externe audit wordt in artikel 23, lid 1, onder b), van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 omschreven. Het doel van de externe audit wordt nader gespecificeerd in de toepasselijke bepalingen van deel B van de algemene voorwaarden die zijn vastgesteld in bijlage 1a (voor partijen) en de toepasselijke bepalingen van deel B van de algemene voorwaarden die zijn vastgesteld in bijlage 1b (voor stichtingen).

Artikel 8

Besluit over het jaarverslag en definitief financieringsbedrag

1.   Op basis van een voorstel van de secretaris-generaal keurt het Bureau het jaarverslag uiterlijk op 30 september van het jaar volgend op het begrotingsjaar waarop het jaarverslag betrekking heeft, goed of verwerpt het.

2.   Het Bureau of de gedelegeerd ordonnateur kan de begunstigde verzoeken aanvullende informatie te verstrekken om te kunnen nagaan of de ter zake geldende voorschriften zijn nageleefd.

3.   Indien door het Bureau of de gedelegeerd ordonnateur om dergelijke aanvullende informatie wordt verzocht, wordt de termijn voor het besluit over het jaarverslag verlengd tot de aanvullende informatie is ontvangen en beoordeeld.

4.   Voor partijen bepaalt het Bureau jaarlijks aan de hand van het jaarverslag het bedrag aan te vergoeden uitgaven. In het geval van overheveling van niet-uitgegeven subsidies naar het volgende begrotingsjaar wordt het definitieve financieringsbedrag vastgesteld overeenkomstig deel B van de algemene voorwaarden in bijlage 1a.

5.   Voor stichtingen wordt het definitieve subsidiebedrag bepaald aan de hand van het jaarverslag.

6.   Het definitieve financieringsbedrag is niet hoger dan:

a)

het maximale financieringsbedrag dat in het financieringsbesluit is vastgelegd;

b)

90 % van de jaarlijkse vergoedbare kosten die in de begroting van een Europese politieke partij zijn opgenomen en niet meer dan 90 % van de subsidiabele kosten die een Europese politieke stichting heeft gemaakt.

7.   Op basis van het overeenkomstig leden 4 t/m 6 vastgestelde definitieve financieringsbedrag en de vooraf uit hoofde van het financieringsbesluit gedane betalingen bepaalt de gedelegeerd ordonnateur welk bedrag aan de begunstigde of het Europees Parlement verschuldigd is.

8.   De vaststelling van het definitieve financieringsbedrag laat het recht van het Europees Parlement onverlet om controles achteraf uit te voeren overeenkomstig deel B van de algemene voorwaarden in bijlage 1a (voor partijen) en deel B van de algemene voorwaarden in bijlage 1b (voor stichtingen) en laat de mogelijkheid intact om het definitieve financieringsbedrag met terugwerkende kracht aan te passen.

9.   De uit hoofde van dit artikel vastgestelde besluiten worden overeenkomstig artikel 223 bis, lid 1, van het Reglement als uniform besluit ter kennis van de begunstigde gebracht.

10.   De toepasselijke procedure voor de goedkeuring van het jaarverslag en de goedkeuring van het besluit betreffende het definitieve financieringsbedrag wordt nader gespecificeerd in deel B van de algemene voorwaarden in bijlage 1a (voor partijen) en deel B van de algemene voorwaarden in bijlage 1b (voor stichtingen).

11.   Het Bureau of de gedelegeerd ordonnateur kan de autoriteit raadplegen, overeenkomstig artikel 6, lid 9, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014, om te verzoeken om aanvullende informatie die het relevant acht voor de goedkeuring van het jaarverslag of de goedkeuring van het besluit betreffende het definitieve financieringsbedrag.

Artikel 9

Opschortingsprocedure

1.   Overeenkomstig de toepasselijke voorschriften van het Financieel Reglement en de toepasselijke bepalingen van deel A van de algemene voorwaarden in bijlage 1a (voor partijen) en deel A van de algemene voorwaarden in bijlage 1b (voor stichtingen) kan het Bureau op basis van een voorstel van de secretaris-generaal besluiten de betaling van de financiering van een politieke partij of stichting op te schorten en te besluiten over hervatting van de betaling als de redenen voor de opschorting niet meer gelden. De gedelegeerd ordonnateur is bevoegd de procedure hiervoor te initiëren en alle nodige stappen te ondernemen, overeenkomstig deel A van de algemene voorwaarden in bijlage 1a (voor partijen) en deel A van de algemene voorwaarden in bijlage 1b (voor stichtingen), vóór het Bureau dit besluit neemt.

2.   Artikel 223 bis, lid 1, derde alinea, van het Reglement is van toepassing op de op grond van dit artikel door het Bureau genomen besluiten.

Artikel 10

Intrekking van het financieringsbesluit

1.   Overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014, met name artikel 30, de toepasselijke voorschriften van het Financieel Reglement en deel A van de algemene voorwaarden in bijlage 1a (voor partijen) en deel A van de algemene voorwaarden in bijlage 1b (voor stichtingen) kan het Bureau op basis van een voorstel van de secretaris-generaal besluiten het financieringsbesluit in te trekken. De gedelegeerd ordonnateur is bevoegd de procedure hiervoor te initiëren en alle nodige stappen te ondernemen, overeenkomstig deel A van de algemene voorwaarden in bijlage 1a (voor partijen) en deel A van de algemene voorwaarden in bijlage 1b (voor stichtingen), vóór het Bureau dit besluit neemt.

2.   Artikel 223 bis, lid 1, derde alinea, van het Reglement is van toepassing op de op grond van dit artikel door het Bureau genomen besluiten.

3.   De gedelegeerd ordonnateur is bevoegd voor het toezenden van de nodige terugvorderingsopdrachten.

Artikel 11

Beëindiging van het financieringsbesluit

1.   Overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014, met name de artikelen 27 en 30, de toepasselijke voorschriften van het Financieel Reglement en deel A van de algemene voorwaarden in bijlage 1a (voor partijen) en deel A van de algemene voorwaarden in bijlage 1b (voor stichtingen) kan het Bureau op basis van een voorstel van de secretaris-generaal besluiten het financieringsbesluit te beëindigen. De gedelegeerd ordonnateur is bevoegd de procedure hiervoor te initiëren en alle nodige stappen te ondernemen, overeenkomstig deel A van de algemene voorwaarden in bijlage 1a (voor partijen) en deel A van de algemene voorwaarden in bijlage 1b (voor stichtingen), vóór het Bureau dit besluit neemt.

2.   Artikel 223 bis, lid 1, derde alinea, van het Reglement is van toepassing op de op grond van dit artikel door het Bureau genomen besluiten.

3.   De gedelegeerd ordonnateur is bevoegd voor het toezenden van de nodige terugvorderingsopdrachten.

Artikel 12

Controle

In het financieringsbesluit wordt er uitdrukkelijk in voorzien dat het Europees Parlement en andere bevoegde instanties het recht hebben de in de artikelen 24 en 25 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 bedoelde controlebevoegdheden met betrekking tot de begunstigde uit te oefenen.

Artikel 13

Technische ondersteuning

Op grond van artikel 26 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 kunnen begunstigden overeenkomstig het gewijzigde besluit van het Bureau van 14 maart 2000 inzake het gebruik van de gebouwen van het Europees Parlement door externe gebruikers technische ondersteuning aanvragen, alsmede elke andere vorm van technische ondersteuning die in sindsdien door het Bureau vastgestelde voorschriften is geregeld. Het Bureau kan de beslissingsbevoegdheid over de technische ondersteuning aan de secretaris-generaal delegeren.

Artikel 14

Recht te worden gehoord

Als de begunstigde of een natuurlijke persoon zoals bedoeld in artikel 27 bis van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 overeenkomstig het toepasselijke financieringsbesluit, inclusief de bijzondere en algemene voorwaarden ervan, het recht heeft om, vóór een besluit wordt goedgekeurd door het Parlement, opmerkingen te maken, krijgt deze begunstigde of natuurlijke persoon een periode van 10 werkdagen, tenzij anderszins bepaald in de toepasselijke regels, om schriftelijke opmerkingen te doen toekomen. Deze periode kan, op basis van een met redenen omkleed verzoek van de betrokken begunstigde of natuurlijke persoon, eenmalig met nog eens 10 werkdagen worden verlengd.

Artikel 15

Intrekking en inwerkingtreding

1.   Het besluit van het Bureau van het Europees Parlement van 12 juni 2017 (6) wordt op de datum van inwerkingtreding van dit besluit ingetrokken. Het blijft echter van toepassing op rechtshandelingen en vastleggingen met betrekking tot de financiering van politieke partijen en politieke stichtingen op Europees niveau voor het begrotingsjaar 2018.

2.   Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 16

Bekendmaking

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en op de website van het Europees Parlement.

Bijlagen — modellen van financieringsbesluiten:

 

Bijlage 1a — model van besluit tot toekenning van een bijdrage — partij

 

Bijlage 1b — model van besluit tot toekenning van een subsidie — stichting


(1)  PB L 317 van 4.11.2014, blz. 1.

(2)  PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.

(3)  PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1.

(4)  PB L 333 van 19.12.2015, blz. 50.

(5)  Besluit van het Bureau van 16 juni 2014 met de interne voorschriften voor de uitvoering van de begroting van het Europees Parlement.

(6)  PB C 205 van 29.6.2017, blz. 2.


BIJLAGE 1a

[MODEL] BIJDRAGEBESLUIT — PARTIJ

NUMMER: …[INVOEGEN]…


Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 10, lid 4,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 224,

Gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen (1), en met name artikel 25, lid 1,

Gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (2) („Financieel Reglement”),

Gezien Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (3) („uitvoeringsvoorschriften van het Financieel Reglement”),

Gezien Gedelegeerde Verordening (EU, Euratom) 2015/2401 van de Commissie van 2 oktober 2015 betreffende de inhoud en de werking van het register van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen (4),

Gezien het Reglement van het Europees Parlement, en met name artikel 25, lid 11,

Gezien het besluit van het Bureau van het Europees Parlement van 28 mei 2018 houdende de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen (5),

Gezien de door het Europees Parlement in de oproep tot het indienen van verzoeken om bijdragen met het oog op het toekennen van financiering aan politieke partijen op Europees niveau vastgestelde voorwaarden,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 10, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie bepaalt dat de politieke partijen op Europees niveau moeten bijdragen tot de vorming van een Europees politiek bewustzijn en tot de uiting van de wil van de burgers van de Unie.

(2)

Dit besluit is het resultaat van een oproep tot het indienen van verzoeken om bijdragen waarin de aanvragers werden geïnformeerd over het model-financieringsbesluit, met inbegrip van de voorwaarden.

(3)

[de begunstigde] heeft op [datum van ontvangst door het Europees Parlement] een verzoek om financiering ingediend en heeft expliciet ingestemd met de voorwaarden van het financieringsbesluit,

HET BUREAU VAN HET EUROPEES PARLEMENT HEEFT het verzoek ONDERZOCHT op zijn vergadering van [datum] en HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Er worden rechtstreekse financiële bijdragen in de zin van artikel 204 bis van het Financieel Reglement („financiering”) toegekend aan:

[volledige officiële benaming van de begunstigde]

[officiële rechtsvorm]

[wettelijk registratienummer]

[volledig officieel adres]

[btw-nummer],

(„de begunstigde”),

voor dit financieringsbesluit vertegenwoordigd door:

…[vertegenwoordiger die gemachtigd is juridische verplichtingen aan te gaan]…,

om de statutaire activiteiten en doelstellingen van de begunstigde te steunen,

onder de in de oproep tot het indienen van verzoeken om bijdragen en onderhavig bijdragebesluit („het financieringsbesluit”) vastgestelde voorwaarden, met inbegrip van de bijzondere voorwaarden, de algemene voorwaarden en de geraamde begroting in de bijlage die integraal deel uitmaken van dit financieringsbesluit.

Het bepaalde in de bijzondere voorwaarden heeft voorrang boven het bepaalde in de andere delen van dit besluit. Het bepaalde in de algemene voorwaarden heeft voorrang boven het bepaalde in de bijlage.

Inhoudsopgave

I.

BIJZONDERE VOORWAARDEN 12

ARTIKEL I.1 —

INHOUD VAN HET BESLUIT 12

ARTIKEL I.2 —

PERIODE WAARIN DE UITGAVEN SUBSIDIABEL ZIJN 13

ARTIKEL I.3 —

VORMEN VAN FINANCIERING 13

ARTIKEL I.4 —

(MAXIMAAL) FORFAITAIR SUBSIDIEBEDRAG 13

ARTIKEL I.5 —

BETALINGEN EN BETALINGSREGELINGEN 13

I.5.1

Voorfinanciering 13

I.5.2

Betaling van het restbedrag of terugvordering van ten onrechte betaalde voorfinanciering 13

I.5.3

Valuta 13

ARTIKEL I.6 —

BANKREKENING 13

ARTIKEL I.7 —

ALGEMENE ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN 14

ARTIKEL I.8 —

INWERKINGTREDING VAN HET BESLUIT 14

II.

ALGEMENE VOORWAARDEN 14

DEEL A:

JURIDISCHE EN ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN 14

ARTIKEL II.1 —

DEFINITIES 14

ARTIKEL II.2 —

ALGEMENE VERPLICHTINGEN VAN DE BEGUNSTIGDE 15

ARTIKEL II.3 —

VERPLICHTINGEN IN VERBAND MET DE BANKREKENING 15

ARTIKEL II.4 —

AANSPRAKELIJKHEID 15

ARTIKEL II.5 —

VERTROUWELIJKHEID 16

ARTIKEL II.6 —

VERWERKING VAN PERSOONSGEGEVENS 16

ARTIKEL II.7 —

REGISTRATIE 16

ARTIKEL II.8 —

ZICHTBAARHEID VAN SUBSIDIE VAN DE UNIE 16

II.8.1

Informatie over subsidie van de Unie 16

II.8.2

Afwijzing van aansprakelijkheid van het Europees Parlement 16

II.8.3

Bekendmaking van informatie door het Europees Parlement 16

ARTIKEL II.9 —

GUNNING VAN OVEREENKOMSTEN DOOR DE BEGUNSTIGDE 16

II.9.1

Beginselen 16

II.9.2

Bewaren van gegevens 17

II.9.3

Controle 17

II.9.4

Aansprakelijkheid 17

ARTIKEL II.10 —

OVERMACHT 17

ARTIKEL II.11 —

OPSCHORTING VAN DE BETALING VAN DE FINANCIERING 17

II.11.1

Gronden voor opschorting 17

II.11.2

Procedure voor opschorting 17

II.11.3

Gevolgen van de opschorting 17

II.11.4

Hervatting van de betaling 18

ARTIKEL II.12 —

INTREKKING VAN HET FINANCIERINGSBESLUIT DOOR HET EUROPEES PARLEMENT 18

II.12.1

Gronden voor intrekking 18

II.12.2

Procedure voor intrekking 18

II.12.3

Gevolgen van intrekking 18

ARTIKEL II.13 —

BEËINDIGING VAN HET FINANCIERINGSBESLUIT 18

II.13.1

Beëindiging op verzoek van de begunstigde 18

II.13.2

Beëindiging door het Europees Parlement 18

II.13.3

Gevolgen van de beëindiging 19

ARTIKEL II.14 —

TOEWIJZING 19

ARTIKEL II.15 —

ACHTERSTANDSRENTE 19

ARTIKEL II.16 —

TOEPASSELIJK RECHT 19

ARTIKEL II.17 —

RECHT TE WORDEN GEHOORD 19

DEEL B:

FINANCIËLE BEPALINGEN 19

ARTIKEL II.18 —

VOOR VERGOEDING IN AANMERKING KOMENDE UITGAVEN 19

II.18.1

Voorwaarden 19

II.18.2

Voorbeelden van voor vergoeding in aanmerking komende uitgaven 20

ARTIKEL II.19 —

NIET VOOR VERGOEDING IN AANMERKING KOMENDE UITGAVEN 20

ARTIKEL II.20 —

BIJDRAGEN IN NATURA 21

ARTIKEL II.21 —

BEGROTINGSOVERSCHRIJVINGEN 21

ARTIKEL II.22 —

RAPPORTAGEVERPLICHTINGEN 21

II.22.1

Jaarverslag 21

II.22.2

Externeauditverslag 22

ARTIKEL II.23 —

BESLUIT INZAKE HET JAARVERSLAG 22

ARTIKEL II.24 —

BESLUIT INZAKE HET DEFINITIEVE FINANCIERINGSBEDRAG 23

II.24.1

Impact van het jaarverslag 23

II.24.2

Drempel 23

II.24.3

Overdracht van ongebruikte financiering 23

II.24.4

Besluit inzake het definitieve financieringsbedrag 23

II.24.5

Invordering van niet-uitgegeven subsidies 23

II.24.6

Financieringsbalans 23

II.24.7

Overschot van eigen middelen 23

ARTIKEL II.25 —

RENTEOPBRENGSTEN UIT VOORFINANCIERING 24

ARTIKEL II.26 —

TERUGVORDERING 24

II.26.1

Achterstandsrente 24

II.26.2

Compensatie 24

II.26.3

Bankkosten 24

ARTIKEL II.27 —

FINANCIËLE GARANTIE 25

ARTIKEL II.28 —

CONTROLE 25

II.28.1

Algemene bepalingen 25

II.28.2

Verplichting tot het bewaren van documenten 25

II.28.3

Verplichting tot het verstrekken van documenten en/of informatie 25

II.28.4

Bezoeken ter plaatse 25

II.28.5

Auditprocedure van hoor en wederhoor 25

II.28.6

Gevolgen van de bevindingen van de audit 26

II.28.7

Rechten van OLAF om controle uit te oefenen 26

II.28.8

Rechten van de Europese Rekenkamer om controle uit te oefenen 26

II.28.9

Niet-naleving van deze verplichtingen uit hoofde van artikel II.28.1 t/m 26

BIJLAGE —

GERAAMDE BEGROTING 27

I.   BIJZONDERE VOORWAARDEN

Artikel I.1

Inhoud van het besluit

Het Europees Parlement verleent financiering voor de tenuitvoerlegging van de statutaire activiteiten en doelstellingen van de begunstigde in het begrotingsjaar [invoegen], overeenkomstig de voorwaarden die zijn neergelegd in de bijzondere voorwaarden en de algemene voorwaarden („voorwaarden”) alsmede overeenkomstig de bijlage bij het financieringsbesluit. Dit is de uitvoering van het financieringsbesluit door het Europees Parlement.

De begunstigde gebruikt de financiering voor de tenuitvoerlegging van zijn statutaire activiteiten en doelstellingen en handelt onder eigen verantwoordelijkheid en overeenkomstig de voorwaarden van en de bijlage bij het financieringsbesluit. Dit is de uitvoering van het financieringsbesluit door de begunstigde.

Artikel I.2

Periode waarin de uitgaven subsidiabel zijn

De periode waarin uitgaven in aanmerking komen voor financiering door de Unie loopt van [DD/MM/JJ invoegen] tot [DD/MM/JJ invoegen].

Artikel I.3

Vormen van financiering

De aan begunstigde overeenkomstig deel 2, titel VIII, van het Financieel Reglement toegekende bijdragen worden verstrekt in de vorm van een vergoeding van een percentage van de werkelijk gemaakte voor vergoeding in aanmerking komende uitgaven.

Artikel I.4

(maximaal) forfaitair subsidiebedrag

Het Europees Parlement neemt maximaal een bedrag van [bedrag invoegen] EUR voor zijn rekening, tot maximaal 90 % van het totaal geraamde bedrag aan voor vergoeding in aanmerking komende uitgaven.

Het geraamde bedrag aan voor vergoeding in aanmerking komende uitgaven van de begunstigde is opgenomen in de bijlage („geraamde begroting”). De geraamde begroting is evenwichtig en bevat een gedetailleerd overzicht van de uitgaven en inkomsten van de begunstigde voor de periode waarin de uitgaven subsidiabel zijn. De voor vergoeding in aanmerking komende kosten worden gescheiden van de niet voor vergoeding in aanmerking komende kosten, overeenkomstig artikel II.18.

Artikel I.5

Betalingen en betalingsregelingen

De subsidie wordt uitbetaald overeenkomstig het volgende tijdschema en de volgende regelingen.

I.5.1   Voorfinanciering

Een voorfinanciering ten bedrage van [bedrag invoegen] EUR, zijnde [normaliter 100 %, anders het door het Europees Parlement bepaald percentage invoegen] van het in artikel I.4, van dit financieringsbesluit vastgestelde maximumbedrag, wordt aan de begunstigde uitbetaald binnen 30 dagen vanaf de datum van inwerkingtreding van het financieringsbesluit of, waar van toepassing, vanaf de datum waarop het Europees Parlement de financiële garantie ten belope van [… EUR… bedrag invoegen] heeft ontvangen, indien die later is.

I.5.2   Betaling van het restbedrag of terugvordering van ten onrechte betaalde voorfinanciering

De betaling van het restbedrag aan de begunstigde of de terugvordering van ten onrechte betaalde voorfinanciering vindt plaats binnen 30 dagen na het besluit van het Europees Parlement over het jaarverslag en de vaststelling van het definitieve financieringsbedrag zoals bedoeld in artikel II.24.

I.5.3   Valuta

Betalingen worden door het Europees Parlement verricht in EUR. Betalingen worden door het Europees Parlement verricht in EUR. De eventuele omrekening van de werkelijke kosten in EUR geschiedt aan de hand van de dagkoers die in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie wordt gepubliceerd of, bij gebreke daarvan, volgens de maandkoers die door het Europees Parlement wordt vastgesteld en op zijn website gepubliceerd, op de dag waarop de betalingsopdracht door het Europees Parlement wordt uitgeschreven, behalve wanneer uitdrukkelijk anders is bepaald in de bijzondere voorwaarden.

De betalingen door het Europees Parlement worden geacht te hebben plaatsgevonden op de dag waarop zij van de rekening van het Europees Parlement worden afgeschreven.

Artikel I.6

Bankrekening

Betalingen vinden plaats op een bankrekening of een subrekening van de begunstigde bij een bank die in een lidstaat van de Europese Unie gevestigd is, in EUR, met opgave van de volgende gegevens:

Naam van de bank: […]

Adres van het bankfiliaal: […]

Precieze benaming van de rekeninghouder: […]

Volledig rekeningnummer (met de bankcodes): […]

IBAN-code: […]

BIC/SWIFT-code: […]

Artikel I.7

Algemene administratieve bepalingen

Alle correspondentie met het Europees Parlement in verband met het financieringsbesluit dient schriftelijk plaats te vinden, onder vermelding van het nummer van het financieringsbesluit, en dient te worden gericht aan het volgende adres:

Europees Parlement

De voorzitter

t.a.v. de directeur-generaal Financiën

Kantoor SCH 05B031

L-2929 Luxemburg

De gewone post wordt door het Europees Parlement geacht te zijn ontvangen op de datum van formele registratie in de postkamer van het Europees Parlement.

Het financieringsbesluit wordt tot de begunstigde gericht op het volgende adres:

De heer/mevrouw […]

[Titel]

[Officiële benaming van de begunstigde organisatie]

[Volledig officieel adres]

Elke adreswijziging moet onmiddellijk door de begunstigde schriftelijk aan het Europees Parlement worden meegedeeld.

Artikel I.8

Inwerkingtreding van het besluit

Het financieringsbesluit treedt in werking op de dag van de ondertekening namens het Europees Parlement.

II.   ALGEMENE VOORWAARDEN

DEEL A: JURIDISCHE EN ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN

Artikel II.1

Definities

Voor de toepassing van dit financieringsbesluit:

1.

„activiteitenverslag”: schriftelijke onderbouwing van de gedurende de periode waarin de uitgaven subsidiabel zijn gemaakte kosten. Bijvoorbeeld uitleg over activiteiten, administratieve kosten enz. Het activiteitenverslag maakt deel uit van het jaarverslag;

2.

„jaarverslag”: het verslag dat moet worden ingediend binnen zes maanden na het einde van het begrotingsjaar, overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 en artikel 204 terdecies van het Financieel Reglement;

3.

„verrekening van voorfinanciering”: de situatie waarin het definitieve financieringsbedrag door de ordonnateur wordt vastgesteld en het bedrag dat aan de begunstigde wordt uitbetaald niet langer eigendom van de Unie is;

4.

„verrekening van voorfinanciering”: de situatie waarin het definitieve financieringsbedrag door de ordonnateur wordt vastgesteld en het bedrag dat aan de begunstigde wordt uitbetaald niet langer eigendom van de Unie is;

5.

„belangenconflict”: de situatie waarin de onpartijdige en objectieve uitvoering van het financieringsbesluit door de begunstigde in het gedrang komt als gevolg van familie- of emotionele banden, nationale affiniteit, economische belangen of enig ander gedeeld belang met een derde die gelieerd is aan de inhoud van het financieringsbesluit; Politieke affiniteit vormt in principe geen grond voor een belangenconflict wanneer een overeenkomst wordt gesloten tussen de politieke partij en organisaties die dezelfde politieke waarden delen. Niettemin dient in het geval van een dergelijke overeenkomst artikel 22 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 te worden nageleefd;

6.

„bijdragen in natura” of „giften in natura”: niet-financiële middelen die derden kosteloos ter beschikking van de begunstigde stellen overeenkomstig artikel 2, leden 7 en 8, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014;

7.

„begrotingsjaar n” of „periode waarin de uitgaven subsidiabel zijn”: de periode van tenuitvoerlegging van de activiteiten waarvoor de financiering is toegekend krachtens het financieringsbesluit, zoals aangegeven in artikel I.2;

8.

overmacht: elke onvoorziene en uitzonderlijke situatie of gebeurtenis die plaatsvindt buiten de wil van de begunstigde of het Europees Parlement om, waardoor een van de partijen haar contractuele verplichtingen krachtens het financieringsbesluit niet kan nakomen, die niet te wijten is aan een fout of nalatigheid van een van de partijen of van de subcontractanten, verbonden entiteiten of derden die financiële steun ontvangen en die ondanks alle geleverde inspanningen onvermijdelijk blijkt. Niet als gevallen van overmacht worden beschouwd: arbeidsconflicten, stakingen, financiële problemen van of wanbetaling door een dienst, defecten aan uitrusting of materiaal dan wel vertraging bij het ter beschikking stellen daarvan, tenzij zij rechtstreeks het gevolg zijn van een vastgesteld geval van overmacht;

9.

„formeel kennisgeven”: schriftelijk per post of elektronische post meedelen, met bewijs van ontvangst;

10.

„fraude”: elke opzettelijke handeling of elk opzettelijk nalaten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad en waarbij valse, onjuiste of onvolledige verklaringen of documenten worden gebruikt of overgelegd of waarbij in strijd met een specifieke verplichting informatie wordt achtergehouden;

11.

„financiering”: „rechtstreekse financiële bijdragen” in de zin van Deel 2, titel VIII, van het Financieel Reglement en van hoofdstuk IV van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014;

12.

„onregelmatigheid”: elke inbreuk op een bepaling van het Unierecht die voortvloeit uit een handeling of een nalaten van een begunstigde waardoor de begroting van de Unie wordt of zou kunnen worden benadeeld;

13.

„eigen middelen”: externe financieringsbronnen andere dan financiering door de Unie. Bijvoorbeeld: donaties, bijdragen van leden (zoals gedefinieerd in artikel 2, punten 7 en 8, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014) enz.;

14.

„gelieerd persoon”: elke persoon die gemachtigd is de begunstigde te vertegenwoordigen of namens de begunstigde beslissingen te nemen;

15.

„wezenlijke fout”: elke inbreuk op een bepaling van het financieringsbesluit die voortvloeit uit een handeling of een nalaten waardoor de begroting van de Europese Unie wordt of zou kunnen worden benadeeld.

Artikel II.2

Algemene verplichtingen van de begunstigde

De begunstigde:

a)

is als enige verantwoordelijk voor de naleving van alle op hem van toepassing zijnde wettelijke verplichtingen en draagt daarvoor de bewijslast;

b)

is gehouden alle schade te vergoeden die aan het Europees Parlement wordt toegebracht als gevolg van de uitvoering, met inbegrip van de gebrekkige uitvoering, van het financieringsbesluit, behalve indien sprake is van overmacht;

c)

is als enige aansprakelijk jegens derden, ook voor alle schade van welke aard ook die aan derden wordt toegebracht bij de uitvoering van het financieringsbesluit;

d)

stelt het Europees Parlement onmiddellijk in kennis van elke wijziging van zijn wettelijke, financiële, technische, organisatorische of eigendomssituatie en van elke wijziging van zijn naam, adres of wettelijk vertegenwoordiger;

e)

treft alle noodzakelijke maatregelen om te voorkomen dat er belangenconflicten ontstaan.

Artikel II.3

Verplichtingen in verband met de bankrekening

De in artikel I.6 bedoelde bankrekening of subrekening moet het mogelijk maken om de door het Europees Parlement betaalde bedragen te identificeren en moet uitsluitend gereserveerd zijn voor de ontvangst van de in artikel I.5 bedoelde, door het Europees Parlement betaalde bedragen.

Indien de bedragen die via voorfinanciering op deze rekening zijn gestort, rente of vergelijkbare voordelen opleveren volgens het recht van de lidstaat op wiens grondgebied de rekening geopend is, worden deze rente of voordelen door het Europees Parlement teruggevorderd onder de voorwaarden die vermeld worden in artikel II.25, overeenkomstig artikel 204 duodecies, lid 5, van het Financieel Reglement.

In geen geval mogen de door het Europees Parlement betaalde bedragen worden gebruikt voor speculatieve doeleinden.

De voorfinanciering blijft eigendom van de Unie totdat zij is verrekend met het definitieve financieringsbedrag.

Artikel II.4

Aansprakelijkheid

Het Europees Parlement is niet aansprakelijk voor schade van welke aard ook die door de begunstigde wordt veroorzaakt of geleden, met inbegrip van schade die aan derden wordt toegebracht bij of als gevolg van de uitvoering van dit financieringsbesluit.

Behalve in gevallen van overmacht vergoedt de begunstigde of de aan hem gelieerde persoon alle schade die aan het Europees Parlement wordt toegebracht als gevolg van de uitvoering van het financieringsbesluit of omdat het financieringsbesluit niet volledig overeenkomstig de bepalingen ervan is uitgevoerd.

Artikel II.5

Vertrouwelijkheid

Tenzij anders is bepaald in dit financieringsbesluit, in artikel 32 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 en in andere toepasselijke rechtshandelingen van de Unie, verbinden het Europees Parlement en de begunstigde zich tot vertrouwelijke behandeling van alle documenten, informatie en andere gegevens die direct in verband staan met het voorwerp van dit financieringsbesluit.

Artikel II.6

Verwerking van persoonsgegevens

In het kader van dit financieringsbesluit verzamelde persoonsgegevens worden overeenkomstig artikel 33 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 en Verordening (EG) nr. 45/2001 verwerkt (6).

Dergelijke gegevens worden uitsluitend verwerkt ten behoeve van de uitvoering van en voortgangscontrole op het financieringsbesluit, behoudens de mogelijkheid dat zij worden meegedeeld aan de organen die volgens het Unierecht verantwoordelijk zijn voor controle en auditing.

Artikel II.7

Registratie

Overeenkomstig artikel 204 sexdecies van het Financieel Reglement bewaart de begunstigde alle gegevens en bewijsstukken met betrekking tot de tenuitvoerlegging van het financieringsbesluit tot vijf jaar na het indienen van het jaarverslag met inbegrip van de jaarrekeningen zoals bedoeld in artikel 204 terdecies, lid 1, van het Financieel Reglement.

Gegevens met betrekking tot audits, beroepsprocedures, geschillen of de afwikkeling van claims die voortvloeien uit het gebruik van de financiering, worden bewaard tot deze audits, beroepsprocedures, geschillen of afwikkelingen van claims tot een einde zijn gebracht.

Artikel II.8

Zichtbaarheid van subsidie van de Unie

II.8.1   Informatie over subsidie van de Unie

Behoudens andersluidend verzoek of akkoord van het Europees Parlement wordt in elke mededeling of publicatie door de begunstigde welke betrekking heeft op het financieringsbesluit, ook op conferenties of seminars dan wel in voorlichtings- of reclamemateriaal (zoals brochures, flyers, posters, presentaties, in elektronische vorm enz.), aangegeven dat het programma financiële steun van het Europees Parlement ontvangen heeft.

II.8.2   Afwijzing van aansprakelijkheid van het Europees Parlement

In elke mededeling of publicatie van begunstigde, in ongeacht welke vorm of medium, moet worden vermeld dat deze alleen de auteur bindt en dat het Europees Parlement niet aansprakelijk is voor het gebruik dat zou kunnen worden gemaakt van de in deze mededeling of publicatie vermelde gegevens.

II.8.3   Bekendmaking van informatie door het Europees Parlement

Het Europees Parlement maakt alle informatie overeenkomstig artikel 32 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 bekend op een website.

Artikel II.9

Gunning van overeenkomsten door de begunstigde

II.9.1   Beginselen

Overeenkomstig artikel 204 ter, lid 2, van het Financieel Reglement mag financiering worden gebruikt voor het vergoeden van uitgaven met betrekking tot door de begunstigde gesloten overeenkomsten, op voorwaarde dat er geen belangenconflicten waren toen de overeenkomsten werden gegund.

Voor overeenkomsten met een waarde van meer dan 60 000 EUR per leverancier en per goed of dienst vergelijkt de begunstigde ten minste drie offertes die zijn ontvangen naar aanleiding van een schriftelijke uitnodiging tot het indienen van offertes waarin de vereisten van de aanbesteding uitvoerig worden beschreven. De looptijd van de overeenkomsten mag niet meer bedragen dan vijf jaar.

Indien na de schriftelijke uitnodiging tot het indienen van offertes minder dan drie offertes worden ontvangen, dient de begunstigde te bewijzen dat het onmogelijk was voor de opdracht in kwestie meer offertes te verkrijgen.

II.9.2   Bewaren van gegevens

De begunstigde documenteert de evaluatie van de offertes en staaft de keuze van de uiteindelijke leverancier met een schriftelijke motivering.

II.9.3   Controle

De begunstigde zorgt ervoor dat het Europees Parlement, de Autoriteit voor Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen, de Europese Rekenkamer en het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) hun controlerende bevoegdheden krachtens hoofdstuk V van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 en artikel 204 quindecies van het Financieel Reglement kunnen uitoefenen. De begunstigde zorgt ervoor dat overeenkomsten die gesloten worden met derden voorzien in de mogelijkheid dat die controlerende bevoegdheden ook mogen worden uitgeoefend jegens die derden.

II.9.4   Aansprakelijkheid

De begunstigde is als enige verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van het financieringsbesluit en de naleving van de bepalingen van het financieringsbesluit. De begunstigde verbindt zich ertoe alle nodige regelingen te treffen om ervoor te zorgen dat de uitvoerder van de opdracht afstand doet van alle rechten jegens het Europees Parlement uit hoofde van het financieringsbesluit.

Artikel II.10

Overmacht

Indien het Europees Parlement of de begunstigde wordt geconfronteerd met een situatie van overmacht, stelt betrokkene onverwijld de ander op de hoogte per aangetekende brief met bewijs van ontvangst of op gelijkwaardige wijze, met vermelding van de aard, de vermoedelijke duur en de te verwachten effecten van die situatie.

Het Europees Parlement en de begunstigde stellen alles in het werk om eventuele schade als gevolg van een situatie van overmacht tot een minimum te beperken.

Noch het Europees Parlement noch de begunstigde wordt geacht in gebreke te zijn gebleven bij de nakoming van een verplichting uit hoofde van het financieringsbesluit, wanneer de oorzaak gelegen is in overmacht.

Artikel II.11

Opschorting van de betaling van de financiering

II.11.1   Gronden voor opschorting

Het Europees Parlement is gemachtigd de betaling van de financiering overeenkomstig de toepasselijke regels van het Financieel Reglement op te schorten in de volgende gevallen:

i)

indien het vermoedt dat de begunstigde de verplichtingen met betrekking tot het gebruik van de bijdragen zoals vastgelegd in artikel 204 duodecies van het Financieel Reglement, niet heeft nageleefd, en wel totdat dit vermoeden is geverifieerd, of

ii)

indien aan de begunstigde financiële sancties zijn opgelegd als bepaald in artikel 27, lid 4, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014, en wel totdat de financiële sancties zijn betaald.

II.11.2   Procedure voor opschorting

Stap 1 — Alvorens de betaling op te schorten stuurt het Europees Parlement de begunstigde een formele kennisgeving van zijn voornemen om de betaling op te schorten, waarin het de redenen hiervoor vermeldt en de begunstigde verzoekt binnen 30 kalenderdagen na ontvangst van die kennisgeving opmerkingen in te dienen.

Stap 2 — Indien het Europees Parlement, nadat de termijn om opmerkingen in te dienen is verstreken, besluit de opschortingsprocedure niet voort te zetten, stelt het de begunstigde in kennis van dat besluit.

Indien het Europees Parlement, nadat de termijn om opmerkingen in te dienen is verstreken, besluit de opschortingsprocedure voort te zetten, geeft het de begunstigde formeel kennis hiervan middels een met redenen omkleed besluit tot opschorting dat de volgende informatie bevat:

i)

de vermoedelijke datum van voltooiing van de noodzakelijke controle in het in artikel II.11.1, onder i), bedoelde geval, en

ii)

eventuele rechtsmiddelen.

II.11.3   Gevolgen van de opschorting

De opschorting van de betaling heeft tot gevolg dat de begunstigde geen betalingen van het Europees Parlement mag ontvangen totdat de in artikel II.11.2, onder stap 2, onder i), bedoelde controle is verricht of de grond voor opschorting komt te vervallen. Dit geldt onverminderd het recht van het Europees Parlement om de financiering te beëindigen of het financieringsbesluit in te trekken.

II.11.4   Hervatting van de betaling

Zodra de grond voor opschorting van de betaling is komen te vervallen, worden alle desbetreffende betalingen hervat en stuurt het Europees Parlement een kennisgeving daarvan aan de begunstigde.

Artikel II.12

Intrekking van het financieringsbesluit door het Europees Parlement

II.12.1   Gronden voor intrekking

Het Europees Parlement is gemachtigd het financieringsbesluit in te trekken op basis van een besluit van de Autoriteit tot schrapping uit het register van de begunstigde, behalve in gevallen als bedoeld in artikel 30, lid 2, onder c), van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014.

II.12.2   Procedure voor intrekking

Stap 1 — Alvorens het financieringsbesluit in te trekken stuurt het Europees Parlement de begunstigde een formele kennisgeving van zijn voornemen om het financieringsbesluit in te trekken, waarin het de redenen hiervoor vermeldt en de begunstigde verzoekt binnen 30 kalenderdagen na ontvangst van die kennisgeving opmerkingen in te dienen.

Stap 2 — Indien het Europees Parlement, na het verstrijken van de termijn om opmerkingen in te dienen, besluit het financieringsbesluit niet in te trekken, stelt het de begunstigde in kennis van dat besluit.

Indien het Europees Parlement, nadat de termijn om opmerkingen in te dienen is verstreken, besluit het financieringsbesluit in te trekken, geeft het de begunstigde formeel kennis hiervan middels een met redenen omkleed besluit tot intrekking.

Onterecht aan de begunstigde betaalde bedragen dienen te worden teruggevorderd overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het Financieel Reglement.

II.12.3   Gevolgen van intrekking

Het besluit tot intrekking van het financieringsbesluit geldt met terugwerkende kracht vanaf de datum waarop het financieringsbesluit is vastgesteld.

Artikel II.13

Beëindiging van het financieringsbesluit

II.13.1   Beëindiging op verzoek van de begunstigde

De begunstigde kan verzoeken om beëindiging van het financieringsbesluit.

De begunstigde stelt het Europees Parlement formeel in kennis van de beëindiging, met vermelding van:

a)

de gronden voor de beëindiging; en

b)

de datum waarop de beëindiging van kracht wordt, die niet vroeger mag zijn dan de datum van de formele kennisgeving.

De beëindiging treedt in werking op de dag die in het besluit tot beëindiging wordt genoemd.

II.13.2   Beëindiging door het Europees Parlement

a)   Gronden voor beëindiging

Het Europees Parlement heeft de bevoegdheid het financieringsbesluit te beëindigen in elk van de volgende gevallen:

a)

op basis van een besluit van de Autoriteit tot schrapping uit het register van de begunstigde, in de gevallen als bedoeld in artikel 30, lid 2, onder c), van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014;

b)

indien de begunstigde niet langer voldoet aan artikel 18, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014;

c)

indien het Europees Parlement vaststelt dat de begunstigde de verplichtingen met betrekking tot het gebruik van de bijdrage zoals vastgelegd in artikel 204 duodecies van het Financieel Reglement, niet heeft nageleefd;

d)

indien de begunstigde failliet is verklaard of in een vereffeningsprocedure of enige andere vergelijkbare procedure is verwikkeld.

b)   Procedure voor beëindiging

Stap 1 — Alvorens het financieringsbesluit te beëindigen stuurt het Europees Parlement de begunstigde een formele kennisgeving van zijn voornemen om het financieringsbesluit te beëindigen, waarin het de redenen hiervoor vermeldt en de begunstigde verzoekt binnen 30 kalenderdagen na ontvangst van deze kennisgeving opmerkingen in te dienen.

Stap 2 — Indien het Europees Parlement, na het verstrijken van de termijn om opmerkingen in te dienen, besluit het financieringsbesluit niet te beëindigen stelt het de begunstigde in kennis van dit besluit.

Indien het Europees Parlement, nadat de termijn om opmerkingen in te dienen is verstreken, besluit het financieringsbesluit te beëindigen, stelt het de begunstigde hiervan formeel in kennis middels een met redenen omkleed besluit tot beëindiging.

De beëindiging treedt in werking op de dag die in het besluit tot beëindiging wordt genoemd.

II.13.3   Gevolgen van de beëindiging

Het besluit tot beëindiging van het financieringsbesluit treedt ex nunc in werking. De kosten die door de begunstigde daadwerkelijk zijn gemaakt vanaf de dag van inwerkingtreding van het besluit tot beëindiging, worden als niet voor vergoeding in aanmerking komende uitgaven beschouwd.

Artikel II.14

Toewijzing

De begunstigde mag geen enkele van zijn vorderingen ten aanzien van het Europees Parlement toewijzen aan een derde, behalve indien het Europees Parlement dit vooraf heeft goedgekeurd op basis van een gemotiveerd, schriftelijk verzoek van de begunstigde.

Indien de toewijzing niet schriftelijk wordt aanvaard door het Europees Parlement of indien de voorwaarden van de aanvaarding niet zijn nageleefd, heeft de toewijzing geen rechtsgevolgen.

In geen geval kan een toewijzing de begunstigde ontslaan van zijn verplichtingen jegens het Europees Parlement.

Artikel II.15

Achterstandsrente

Indien het Europees Parlement de betaling niet binnen de betalingstermijn verricht, heeft de begunstigde recht op achterstandsrente tegen de rentevoet die de Europese Centrale Bank hanteert voor haar basisherfinancieringsoperaties in EUR („de referentievoet”), plus 3,5 %. De referentievoet is de rentevoet die geldt op de eerste dag van de maand waarin de betalingstermijn verstrijkt, zoals bekendgemaakt in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie.

Indien het Europees Parlement de betaling opschort zoals bedoeld in artikel II.11, mogen deze handelingen niet worden beschouwd als gevallen van laattijdige betaling.

De achterstandsrente geldt voor de periode vanaf de dag na afloop van de betalingstermijn tot en met de datum van daadwerkelijke uitbetaling.

Als uitzondering op de eerste alinea geldt dat, wanneer het berekende rentebedrag lager of gelijk is aan 200 EUR, het Europees Parlement alleen verplicht is dit bedrag aan de begunstigde te betalen indien de begunstigde hierom verzoekt binnen twee maanden na de ontvangst van de te late betaling.

Artikel II.16

Toepasselijk recht

Dit financieringsbesluit valt onder het toepasselijk recht van de Unie, en met name Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 en de toepasselijke bepalingen van het Financieel Reglement, die ten volle gelden. Zij worden in voorkomend geval aangevuld door het nationaal recht van de lidstaat waar de begunstigde is gevestigd.

Artikel II.17

Recht te worden gehoord

In gevallen waarin uit hoofde van dit financieringsbesluit de begunstigde of een natuurlijke persoon, zoals bedoeld in artikel 27 bis van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014, het recht heeft opmerkingen te maken, krijgt de begunstigde of de natuurlijke persoon een periode van 10 werkdagen om schriftelijke opmerkingen te maken, behalve wanneer uitdrukkelijk anders is bepaald. Deze periode kan, op basis van een met redenen omkleed verzoek van de begunstigde of de rechtspersoon, eenmalig met nog eens tien werkdagen worden verlengd.

DEEL B: FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel II.18

Voor vergoeding in aanmerking komende uitgaven

II.18.1   Voorwaarden

Om in aanmerking te komen voor vergoeding uit Uniemiddelen, en in overeenstemming met artikel 204 duodecies van het Financieel Reglement, moeten de kosten voldoen aan de volgende criteria:

a)

zij moeten direct verband houden met het voorwerp van het financieringsbesluit en opgevoerd zijn in de geraamde begroting die als bijlage bij het financieringsbesluit is gevoegd;

b)

zij moeten noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het financieringsbesluit;

c)

zij moeten redelijk en gerechtvaardigd zijn en voldoen aan het beginsel van goed financieel beheer, met name wat zuinigheid en efficiëntie betreft;

d)

zij moeten worden gemaakt gedurende de periode waarin de uitgaven subsidiabel zijn zoals omschreven in artikel I.2, met uitzondering van kosten die verband houden met jaarverslagen en certificaten over de afrekening en de daaraan ten grondslag liggende rekeningen;

e)

zij moeten effectief gemaakt zijn door de begunstigde;

f)

zij moeten identificeerbaar en verifieerbaar zijn en vermeld zijn in de rekeningen van de begunstigde overeenkomstig de daarop toepasselijke standaarden voor jaarrekeningen;

g)

zij moeten voldoen aan de bepalingen van de toepasselijke fiscale en socialezekerheidswetgeving;

h)

zij moeten voldoen aan de bepalingen van de eerste alinea van artikel II.9.1 en, als algemene regel, aan de bepalingen van de tweede alinea van artikel II.9.1.

De boekhoudkundige en interne-controleprocedures van de begunstigde moeten het mogelijk maken de in het jaarverslag opgegeven kosten en ontvangsten rechtstreeks te vergelijken met de accountantsverklaringen en de overeenkomstige bewijsstukken.

II.18.2   Voorbeelden van voor vergoeding in aanmerking komende uitgaven

Voor vergoeding in aanmerking komende uitgaven zijn met name de volgende operationele kosten voor zover zij beantwoorden aan de in artikel II.18.1 genoemde criteria en onverminderd artikel 204 duodecies van het Financieel Reglement:

a)

administratieve kosten, kosten in verband met technische assistentie, vergaderingen, onderzoek, grensoverschrijdende manifestaties, studies, informatie en publicaties;

b)

personeelskosten met inbegrip van de reële salarissen, de socialezekerheidsbijdragen en de andere wettelijke kosten die tot de verloning behoren, voor zover deze het gemiddelde niveau van het gebruikelijke beleid van de begunstigde op het gebied van verloning niet overstijgen;

c)

reis- en verblijfskosten van het personeel, voor zover zij overeenkomen met de gebruikelijke praktijk van de begunstigde op het gebied van reiskosten;

d)

de afschrijvingskosten van materieel en andere activa (nieuw of tweedehands) zoals vermeld in de boekhoudkundige staat van de begunstigde, mits het actief

i)

is afgeschreven overeenkomstig de internationale standaarden voor jaarrekeningen en de gebruikelijke boekhoudkundige methoden van de begunstigde; en

ii)

is aangekocht overeenkomstig de eerste alinea van artikel II.9.1 en, als algemene regel, overeenkomstig de tweede alinea van artikel II.9.1, indien de aankoop heeft plaatsgehad binnen de subsidialiteitsperiode;

e)

kosten van verbruiksartikelen en benodigdheden en andere contracten, mits deze

i)

zijn aangekocht overeenkomstig de bepalingen van de eerste alinea van artikel II.9.1 en, als algemene regel, overeenkomstig de bepalingen van de tweede alinea van artikel II.9.1, en

ii)

direct zijn toegewezen aan het voorwerp van het financieringsbesluit;

f)

kosten die rechtstreeks voortvloeien uit de door het financieringsbesluit opgelegde vereisten, met inbegrip van, in voorkomend geval, de kosten van financiële diensten (met name de kosten van financiële garanties) mits de desbetreffende diensten zijn aangekocht overeenkomstig de eerste alinea van artikel II.9.1 en, als algemene regel, de tweede alinea van artikel II.9.1.

g)

financiële steun aan de volgende verbonden entiteiten van de begunstigde: [de namen van de verbonden entiteiten invullen, bijvoorbeeld jongeren- en vrouwenorganisaties, zoals doorgegeven bij de financieringsaanvraag] op voorwaarde dat de financiële steun aan elk van de organisaties maximaal 100 000 EUR bedraagt, dat de verbonden entiteit de steun gebruikt voor uitgaven die voor vergoeding in aanmerking komen, dat het forfaitaire bedrag dat aan de verbonden entiteit wordt betaald niet meer bedraagt dan een kwart van de totale financiële steun aan deze entiteit en dat de begunstigde de eventuele terugbetaling van dergelijke financiële steun waarborgt.

Artikel II.19

Niet voor vergoeding in aanmerking komende uitgaven

Onverminderd artikel II.18.1 van onderhavig besluit en artikel 204 duodecies van het Financieel Reglement, worden de volgende kosten beschouwd als niet voor vergoeding in aanmerking komende uitgaven:

a)

rendement op kapitaal en door de begunstigde uitgekeerde dividenden;

b)

schulden en schuldenlasten;

c)

voorzieningen voor verliezen of schulden;

d)

debetrente;

e)

dubieuze schuldvorderingen;

f)

koersverliezen;

g)

kosten van transfers van het Europees Parlement die door de bank van de begunstigde in rekening zijn gebracht;

h)

kosten die door de begunstigde worden gedeclareerd in het kader van een andere uit de begroting van de Unie gesubsidieerde actie;

i)

bijdragen in natura;

j)

buitensporige of ondoordachte kosten;

k)

aftrekbare btw;

l)

verboden financiering van bepaalde derden overeenkomstig artikel 22 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 en artikel 204 ter, lid 3, van het Financieel Reglement.

Artikel II.20

Bijdragen in natura

Het Europees Parlement staat toe dat de begunstigde bijdragen in natura ontvangt tijdens de uitvoering van het financieringsbesluit, op voorwaarde dat de waarde van deze bijdragen niet hoger is dan:

a)

de daadwerkelijk gedragen kosten die naar behoren worden gestaafd door boekhoudkundige documenten van derden die deze bijdragen aan begunstigde gratis hebben geleverd, maar de kosten ervan op zich nemen;

b)

indien dergelijke stukken ontbreken, de kosten die overeenstemmen met de op de desbetreffende markt algemeen aanvaarde kosten;

c)

hun in de geraamde begroting aanvaarde waarde;

d)

50 % van de in de geraamde begroting aanvaarde eigen middelen.

Bijdragen in natura:

a)

worden in de begrotingsraming afzonderlijk vermeld om een beeld te geven van de totale middelen;

b)

voldoen aan de bepalingen van artikel 20 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014, alsook aan de nationale bepalingen inzake belastingen en sociale zekerheid;

c)

worden alleen op voorlopige basis aanvaard en zijn onderworpen aan certificatie door een externe controleur en aan aanvaarding in het besluit inzake het definitieve financieringsbedrag;

d)

worden niet gegeven in de vorm van onroerende goederen.

Artikel II.21

Begrotingsoverschrijvingen

De begunstigde wordt toegestaan de in bijlage genoemde geraamde begroting aan te passen door middel van overschrijvingen tussen verschillende begrotingscategorieën. Voor deze aanpassing is een wijziging van het financieringsbesluit niet vereist. Deze overschrijvingen worden gerechtvaardigd in het jaarverslag.

Artikel II.22

Rapportageverplichtingen

II.22.1   Jaarverslag

Bij voorkeur tegen 15 mei en niet later dan 30 juni na afloop van begrotingsjaar n dient de begunstigde een jaarverslag in dat als volgt is samengesteld:

a)

de jaarrekeningen en begeleidende nota’s met betrekking tot ontvangsten en kosten, activa en passiva bij aanvang en bij afsluiting van het begrotingsjaar, overeenkomstig de toepasselijke wetgeving in de lidstaat waar de zetel van de begunstigde is gevestigd;

b)

de jaarrekeningen op basis van de internationale standaarden voor jaarrekeningen als omschreven in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad (7);

c)

de overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 overgelegde lijst van donateurs en contribuanten en hun respectieve donaties of bijdragen;

d)

het activiteitenverslag;

e)

het financieel memorandum op basis van de structuur van de geraamde begroting;

f)

de gedetailleerde rekeningen van de ontvangsten, kosten, activa en passiva;

g)

de overeenstemming van het in punt e) genoemde financieel memorandum met de in punt f) genoemde gedetailleerde rekeningen;

h)

de lijst van leveranciers die in het betreffende begrotingsjaar meer dan 10 000 EUR in rekening hebben gebracht aan de begunstigde, met vermelding van de naam en het adres van de leveranciers, alsook een beschrijving van de geleverde goederen of diensten.

Het jaarverslag moet voldoende informatie bevatten om het definitieve financieringsbedrag te kunnen vaststellen.

II.22.2   Externeauditverslag

Het Europees Parlement ontvangt rechtstreeks van de onafhankelijke instanties of deskundigen die zijn aangewezen uit hoofde van artikel 23, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014, het externeauditverslag zoals omschreven in artikel 23, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014.

De externe audit heeft tot doel de betrouwbaarheid van de financiële memoranda en de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven te certificeren, en met name te certificeren dat:

a)

de financiële verslagen zijn opgesteld overeenkomstig de op begunstigde toepasselijke nationale regelgeving, dat zij vrij zijn feitelijke onjuistheden en dat hierin een juist en eerlijk beeld wordt gegeven van de financiële positie en de operationele resultaten;

b)

de financiële verslagen zijn opgesteld overeenkomstig de internationale standaarden voor jaarrekeningen als omschreven in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1606/2002;

c)

de gedeclareerde kosten daadwerkelijk zijn gemaakt;

d)

alle ontvangsten zijn opgevoerd;

e)

de door de begunstigde bij het Parlement ingediende financiële stukken conform de financiële bepalingen van het financieringsbesluit zijn;

f)

voldaan is aan de verplichtingen die voortvloeien uit Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014, en met name artikel 20;

g)

aan de uit het financieringsbesluit en met name de uit artikel II.9 en artikel II.18 voortvloeiende verplichtingen is voldaan;

h)

de bijdragen in natura daadwerkelijk aan de begunstigde zijn bezorgd en overeenkomstig de toepasselijke regelgeving zijn getaxeerd;

i)

het ongebruikte deel van de Uniemiddelen is overgedragen naar het volgende begrotingsjaar;

j)

het ongebruikte deel van de Uniemiddelen is gebruikt overeenkomstig artikel 204 duodecies, lid 2, van het Financieel Reglement;

k)

een eventueel overschot aan eigen middelen is overgeschreven naar de reserve.

Artikel II.23

Besluit inzake het jaarverslag

Uiterlijk op 30 september van het jaar volgend op begrotingsjaar n, wordt het jaarverslag door het Europees Parlement goedgekeurd of verworpen zoals omschreven in artikel II.22.1.

Bij uitblijven van een schriftelijke reactie van het Europees Parlement gedurende een periode van zes maanden na ontvangst van het jaarverslag, wordt het jaarverslag geacht te zijn goedgekeurd.

De goedkeuring van het jaarverslag doet geen afbreuk aan de vaststelling van het definitieve financieringsbedrag overeenkomstig artikel II.24 waarbij het Europees Parlement een definitief besluit neemt over de subsidiabiliteit van de kosten.

Het Europees Parlement kan de begunstigde om aanvullende informatie verzoeken om een besluit over het jaarverslag te kunnen nemen. In geval van een dergelijk verzoek wordt de termijn voor het besluit over het jaarverslag verlengd tot de gevraagde informatie is ontvangen en beoordeeld door het Europees Parlement.

Indien het jaarverslag grote tekortkomingen vertoont, kan het Europees Parlement dit verwerpen zonder de begunstigde om aanvullende informatie te verzoeken en kan het de begunstigde verzoeken een nieuw verslag in te dienen binnen een termijn van 15 werkdagen.

Verzoeken om aanvullende inlichtingen of een nieuw verslag worden schriftelijk aan de begunstigde gericht.

Indien het jaarverslag dat aanvankelijk was ingediend, wordt verworpen en om een nieuw verslag wordt verzocht is de in dit artikel beschreven goedkeuringsprocedure van toepassing op het nieuwe verslag.

Artikel II.24

Besluit inzake het definitieve financieringsbedrag

II.24.1   Impact van het jaarverslag

Het besluit van het Europees Parlement tot vaststelling van het definitieve financieringsbedrag wordt gebaseerd op het overeenkomstig artikel II.23 goedgekeurde jaarverslag. Indien het Europees Parlement het jaarverslag definitief verwerpt of indien de begunstigde geen jaarverslag indient binnen de toepasselijke termijnen, kunnen geen voor vergoeding in aanmerking komende kosten worden vastgesteld bij het besluit inzake het definitieve financieringsbedrag.

II.24.2   Drempel

Het definitieve financieringsbedrag is beperkt tot het in artikel I.4 genoemde bedrag. Het bedraagt niet meer dan 90 % van de jaarlijkse voor vergoeding in aanmerking komende uitgaven die in de geraamde begroting zijn aangegeven en niet meer dan 90 % van de voor vergoeding in aanmerking komende uitgaven die daadwerkelijk zijn gemaakt.

II.24.3   Overdracht van ongebruikte financiering

Het gedeelte van de bijdrage dat niet is gebruikt binnen begrotingsjaar n waarvoor deze bijdrage was toegekend, wordt overgedragen naar begrotingsjaar n+1 en wordt vóór 31 december van jaar n+1 gebruikt voor voor vergoeding in aanmerking komende uitgaven. De resterende bedragen van de bijdragen uit het voorgaande jaar worden niet gebruikt voor het gedeelte van de uitgaven dat de Europese politieke partijen met hun eigen middelen moeten financieren.

De begunstigde gebruikt eerst het gedeelte van de bijdrage dat niet is gebruikt binnen het begrotingsjaar waarvoor deze bijdrage was toegekend, en pas dan bijdragen die na dat jaar zijn toegekend.

II.24.4   Besluit inzake het definitieve financieringsbedrag

Het Europees Parlement controleert jaarlijks of de uitgaven in overeenstemming zijn met de bepalingen van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014, het Financieel Reglement en het financieringsbesluit. Het Parlement neemt elk jaar een besluit over het definitieve financieringsbedrag, dat naar behoren gemeld wordt aan de begunstigde.

Indien het in artikel I.4 vastgestelde bedrag volledig gebruikt is in jaar n, wordt het definitieve financieringsbedrag vastgesteld na de afsluiting van dit jaar in jaar n+1.

In geval van een overdracht van ongebruikte financiering naar begrotingsjaar n+1 overeenkomstig artikel II.24.3, wordt het definitieve financieringsbedrag van jaar n als volgt vastgesteld:

Stap 1 : In jaar n+1 neemt het Europees Parlement een besluit over de voor vergoeding in aanmerking komende kosten van begrotingsjaar n en het eerste deel van het definitieve financieringsbedrag van jaar n, dat overeenkomt met deze kosten. Daarnaast stelt het Europees Parlement het bedrag van de ongebruikte voor jaar n toegekende financiering vast dat moet worden overgedragen naar begrotingsjaar n+1.

Stap 2 : In jaar n+2 neemt het Europees Parlement een besluit over de voor vergoeding in aanmerking komende kosten van begrotingsjaar n+1 en bepaalt het welke van deze kosten zullen worden gedekt door de ongebruikte financiering die is overgedragen naar begrotingsjaar n+1 (tweede deel van het definitieve financieringsbedrag).

Het definitieve financieringsbedrag van jaar n is de som van de in stap 1 en stap 2 vastgestelde bedragen.

Op het moment waarop het definitieve financieringsbedrag wordt vastgesteld heeft de verrekening van voorfinanciering plaats. In geval van een overdracht heeft een gedeeltelijke verrekening van voorfinanciering plaats bij elk van de hoger genoemde stappen.

II.24.5   Invordering van niet-uitgegeven subsidies

Het resterende gedeelte van de voor het jaar n toegekende bijdrage dat niet is gebruikt tegen het eind van het jaar n+1, wordt teruggevorderd overeenkomstig titel IV, hoofdstuk 5, van Deel I van het Financieel Reglement.

II.24.6   Financieringsbalans

Indien de uitbetaalde voorfinanciering hoger is dan het definitieve financieringsbedrag, vordert het Europees Parlement de ten onrechte betaalde voorfinanciering terug.

Indien het definitieve financieringsbedrag hoger is dan de uitbetaalde voorfinanciering, betaalt het Europees Parlement het verschil.

II.24.7   Overschot van eigen middelen

a)   Opbouw van een bijzondere reserve

De begunstigde kan een bijzondere reserve opbouwen van het overschot van eigen middelen.

Het overschot van eigen middelen dat moet worden overgedragen naar de bijzondere reserverekening is het bedrag aan eigen middelen dat hoger ligt dan het bedrag aan eigen middelen dat nodig is voor het dekken van 10 % van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten die daadwerkelijk zijn gemaakt in begrotingsjaar n. De begunstigde moet eerder de niet voor vergoeding in aanmerking komende kosten van begrotingsjaar n uitsluitend met zijn eigen middelen hebben gedekt.

De reserve wordt uitsluitend gebruikt voor de medefinanciering van voor vergoeding in aanmerking komende en niet voor vergoeding in aanmerking komende kosten die tijdens de uitvoering van eventuele toekomstige financieringsbesluiten door eigen middelen moeten worden gedekt.

b)   Winst

Winst wordt gedefinieerd als een overschot aan inkomsten over uitgaven.

Inkomsten zijn onder meer de financiering uit de begroting van de Unie en de eigen middelen van de begunstigde.

Bijdragen van derden aan gezamenlijke evenementen worden niet beschouwd als een deel van de eigen middelen van de begunstigde. Bovendien mag de begunstigde geen andere financiering uit de begroting van de Unie ontvangen, rechtstreeks noch onrechtstreeks. In het bijzonder zijn donaties uit de begrotingen van fracties in het Europees Parlement verboden.

Het naar de bijzondere reserve overgedragen overschot wordt niet in aanmerking genomen voor de berekening van de winst.

c)   Terugvordering

De financiering mag de begunstigde geen winst opleveren. Het Europees Parlement heeft het recht het percentage van de winst terug te vorderen dat overeenkomt met de bijdrage van de Unie aan de voor vergoeding in aanmerking komende kosten.

Artikel II.25

Renteopbrengsten uit voorfinanciering

De begunstigde stelt het Europees Parlement in kennis van het bedrag aan rente of vergelijkbare voordelen die de van het Europees Parlement ontvangen voorfinanciering heeft opgeleverd.

Het Europees Parlement brengt bij de berekening van het definitieve financieringsbedrag de rente uit voorfinanciering in mindering. De rente wordt niet opgenomen in de eigen middelen.

Artikel II.26

Terugvordering

Indien aan begunstigde ten onrechte bedragen zijn uitbetaald of indien een terugvorderingsprocedure gerechtvaardigd is uit hoofde van de voorwaarden van het financieringsbesluit, Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 of het Financieel Regelement, betaalt de begunstigde of natuurlijke persoon, als bedoeld in artikel 30, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014, de betreffende bedragen aan het Europees Parlement terug, overeenkomstig de voorwaarden en binnen de termijn die het Europees Parlement heeft vastgesteld.

II.26.1   Achterstandsrente

Indien de begunstigde binnen de door het Europees Parlement vastgestelde termijn niet heeft betaald, verhoogt het Europees Parlement de verschuldigde bedragen met achterstandsrente tegen de in artikel II.15 vermelde rentevoet. De achterstandsrente heeft betrekking op de periode die loopt van de dag na het verstrijken van de termijn voor betaling tot en met de dag waarop de betaling van het volledige verschuldigde bedrag door het Europees Parlement is ontvangen.

Gedeeltelijke betaling wordt eerst aangerekend op de kosten en de achterstandsrente, en pas daarna op de hoofdsom.

II.26.2   Compensatie

Indien niet binnen de vastgestelde termijn is betaald, kan terugvordering van de aan het Europees Parlement verschuldigde bedragen geschieden door compensatie met bedragen die uit welken hoofde ook aan de begunstigde verschuldigd zijn overeenkomstig artikel 80 van het Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften ervan. In uitzonderlijke gevallen, die door het vrijwaren van de financiële belangen van de Unie worden gemotiveerd, kan het Europees Parlement middels compensatie terugvorderen vóór de geplande betalingsdatum. Voorafgaande instemming van de begunstigde is niet vereist.

II.26.3   Bankkosten

De bankkosten in verband met de terugvordering van aan het Europees Parlement verschuldigde bedragen komen volledig ten laste van de begunstigde.

Artikel II.27

Financiële garantie

Indien het Europees Parlement in overeenstemming met artikel 204 undecies van het Financieel Reglement om een financiële garantie verzoekt, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

a)

de financiële garantie wordt verstrekt door een bank of een erkende financiële instelling of, op verzoek van de begunstigde en met instemming van het Europees Parlement, door een derde;

b)

de garant is op eerste vordering hoofdelijk aansprakelijk en verlangt niet van het Europees Parlement dat het zich eerst tot de hoofdschuldenaar (de begunstigde) wendt; en

c)

de financiële garantie blijft uitdrukkelijk van kracht tot de voorfinanciering is verrekend met de tussentijdse betalingen of de betaling van het restbedrag door het Europees Parlement; indien de betaling van het restbedrag de vorm aanneemt van een terugvordering, blijft de financiële garantie van kracht tot de schuld als volledig vereffend is beschouwd; en het Europees Parlement geeft de garantie vrij in de loop van de daaropvolgende maand.

Artikel II.28

Controle

II.28.1   Algemene bepalingen

Binnen de grenzen van hun bevoegdheden en in overeenstemming met hoofdstuk V van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 en artikel 204 quindecies, lid 1, van het Financieel Reglement, kunnen het Europees Parlement en de Autoriteit voor Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen op elk moment hun respectieve controlerende bevoegdheden uitoefenen om na te gaan of de begunstigde de in het financieringsbesluit, in Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 en in het Financieel Reglement vastgelegde verplichtingen volledig nakomt.

De begunstigde werkt naar behoren samen met de bevoegde autoriteiten en verstrekt alle noodzakelijke ondersteuning voor het uitvoeren van de controle.

Het Europees Parlement en de Autoriteit voor Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen kunnen deze controle delegeren aan externe instanties die naar behoren gemachtigd zijn om namens hen op te treden („de gemachtigde instanties”).

II.28.2   Verplichting tot het bewaren van documenten

Gedurende een periode van vijf jaar die ingaat op de datum van indiening van het jaarverslag, bewaart de begunstigde op een geschikt medium alle originele documenten, en met name boekhoudkundige en fiscale stukken, met inbegrip van gedigitaliseerde originelen wanneer dat door het desbetreffende nationaal recht en onder de daarin vastgestelde voorwaarden is toegestaan.

De in de eerste alinea genoemde periode van vijf jaar geldt niet indien er audits, beroepsprocedures, geschillen of claims lopen met betrekking tot de financiering. In deze gevallen bewaart de begunstigde de documenten tot deze audits, beroepsprocedures, geschillen of claims zijn afgehandeld.

II.28.3   Verplichting tot het verstrekken van documenten en/of informatie

De begunstigde verstrekt alle documenten en/of gegevens, ook gegevens in elektronisch formaat, waarom het Europees Parlement, de Autoriteit voor Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen of de gemachtigde instantie („de bevoegde autoriteit”) verzoeken.

Alle door de begunstigde verstrekte documenten of gegevens worden overeenkomstig artikel II.6 verwerkt.

II.28.4   Bezoeken ter plaatse

De bevoegde autoriteit kan bezoeken ter plaatse uitvoeren in de gebouwen van de begunstigde. Daartoe kan zij schriftelijk verzoeken dat de begunstigde een passende regeling voor dit bezoek treft, binnen een passende termijn die door de bevoegde autoriteit wordt bepaald.

Tijdens bezoeken ter plaatse verleent de begunstigde de bevoegde autoriteit toegang tot de terreinen en gebouwen waar de operatie wordt of werd uitgevoerd alsook tot alle noodzakelijke informatie, ook informatie in elektronisch formaat.

De begunstigde zorgt ervoor dat de gegevens op het moment van het bezoek ter plaatse vlot beschikbaar zijn en dat de gevraagde gegevens in een passend formaat worden overhandigd.

II.28.5   Auditprocedure van hoor en wederhoor

Op basis van de bevindingen van de controle stelt het Europees Parlement een voorlopig auditverslag op dat aan de begunstigde wordt bezorgd. De begunstigde kan zijn opmerkingen indienen binnen 30 kalenderdagen vanaf de datum van ontvangst van het voorlopige auditverslag.

Op basis van de bevindingen in het voorlopige auditverslag en de mogelijke opmerkingen van de begunstigde, stelt het Europees Parlement zijn definitieve auditbevindingen vast in een definitief auditverslag. Het definitieve auditverslag wordt naar de begunstigde gestuurd binnen de 60 kalenderdagen na het verstrijken van de uiterste termijn voor de indiening van opmerkingen over het voorlopige auditverslag.

II.28.6   Gevolgen van de bevindingen van de audit

Onverminderd het recht van het Parlement om maatregelen te treffen overeenkomstig artikel II.11 tot artikel II.13, worden de definitieve auditbevindingen terdege in overweging genomen door het Europees Parlement bij het vaststellen van het definitieve financieringsbedrag.

Gevallen van mogelijke fraude of ernstige overtreding van de toepasselijke regels die in de definitieve auditbevindingen aan het licht zijn gekomen, worden aan de bevoegde nationale of Unieautoriteiten gemeld met het oog op verdere maatregelen.

Het Europees Parlement kan het besluit inzake het definitieve financieringsbedrag met terugwerkende kracht aanpassen op basis van de definitieve auditbevindingen.

II.28.7   Rechten van OLAF om controle uit te oefenen

Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) oefent zijn rechten om controle uit te oefenen ten aanzien van de begunstigde, uit overeenkomstig de toepasselijke regels, en met name overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 (8), Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van 11 september 2013 (9), artikel 204 quindecies, lid 1, van het Financieel Reglement en artikel 24, lid 4, en artikel 25, lid 7, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014.

De begunstigde werkt naar behoren samen met OLAF en verstrekt OLAF alle noodzakelijke ondersteuning voor het uitvoeren van de controle.

Het Europees Parlement kan te allen tijde het besluit inzake het definitieve financieringsbedrag met terugwerkende kracht aanpassen op basis van de van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) ontvangen bevindingen overeenkomstig artikel 25, lid 7, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014. Voordat het Parlement besluit om het besluit inzake het definitieve financieringsbedrag aan te passen wordt de begunstigde naar behoren in kennis gesteld van de desbetreffende bevindingen en van het voornemen van het Parlement om het besluit inzake het definitieve financieringsbedrag aan te passen, en krijgt de begunstigde de gelegenheid opmerkingen te maken.

II.28.8   Rechten van de Europese Rekenkamer om controle uit te oefenen

De Europese Rekenkamer oefent haar rechten om controle uit te oefenen uit overeenkomstig de toepasselijke regels en met name overeenkomstig artikel 204 quindecies, lid 1, van het Financieel Reglement en artikel 25, lid 6, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014. De artikelen II.28.3 en II.28.4 zijn van toepassing.

De begunstigde werkt naar behoren samen met de Rekenkamer en verstrekt de Rekenkamer alle noodzakelijke ondersteuning voor het uitvoeren van de controle.

II.28.9   Niet-naleving van deze verplichtingen uit hoofde van artikel II.28.1 t/m 4

Indien de begunstigde de in artikel II.28.1 t/m 4 genoemde verplichtingen niet naleeft, kan het Europees Parlement alle kosten die onvoldoende gemotiveerd zijn door de begunstigde beschouwen als niet voor vergoeding in aanmerking komende kosten.

Voor het Europees Parlement

[naam, voornaam]

[handtekening]

Gedaan te [stad: Straatsburg, Luxemburg, Brussel]

Bijlage

Geraamde begroting

Kosten

Voor vergoeding in aanmerking komende kosten

Begroting

Werkelijk

A.1: Personeelskosten

1.

Salarissen

2.

Bijdragen

3.

Beroepsopleiding

4.

Reiskosten voor personeel

5.

Andere personeelskosten

 

 

A.2: Infrastructuur- en exploitatiekosten

1.

Huur, lasten en onderhoudskosten

2.

Kosten van installatie, exploitatie en onderhoud van uitrusting

3.

Afschrijvingskosten van roerende en onroerende goederen

4.

Papier en kantoorbenodigdheden

5.

Abonnement en telecommunicatie

6.

Kosten voor drukken, vertaling, reproductie

7.

Andere infrastructuurkosten

 

 

A.3: Administratieve kosten

1.

Documentatiekosten (kranten, persagentschap, databank)

2.

Studie en onderzoekskosten

3.

Gerechtskosten

4.

Kosten boekhouding en auditing

5.

Diverse huishoudelijke kosten

6.

Steun voor verbonden entiteiten

 

 

A.4: Vergaderingen en representatiekosten

1.

Kosten voor vergaderingen

2.

Deelname aan seminars en conferenties

3.

Representatiekosten

4.

Kosten voor uitnodigingen

5.

Andere vergaderkosten

 

 

A.5: Uitgaven voor informatie en publicaties

1.

Publicatiekosten

2.

Inrichting en beheer van internetsite

3.

Publiciteitskosten

4.

Communicatiemateriaal (gadgets)

5.

Seminars en tentoonstellingen

6.

Verkiezingscampagnes19

7.

Andere informatiekosten

 

 

A. TOTAAL VOOR VERGOEDING IN AANMERKING KOMENDE KOSTEN

 

 

Niet voor vergoeding in aanmerking komende kosten

1.

Voorzieningen

2.

Financiële lasten

3.

Wisselkoersverliezen

4.

Dubieuze vorderingen aan derden

5.

Andere (specificeer)

6.

Bijdragen in natura

 

 

B. TOTAAL NIET VOOR VERGOEDING IN AANMERKING KOMENDE KOSTEN

 

 

C. TOTAAL KOSTEN

 

 


Ontvangsten

 

Begroting

Werkelijk

D.1-1. Van jaar n-1 overgedragen financiering van het Europees Parlement

n.v.t.

 

D.1-2. Voor jaar n toegekende financiering van het Europees Parlement

n.v.t.

 

D.1-3. Naar jaar n+1 overgedragen financiering van het Europees Parlement

n.v.t.

 

D.1. Financiering van het Europees Parlement die gebruikt is ter dekking van 90 % van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten in jaar n

 

 

D.2 Bijdragen van de leden

 

 

2.1

van partijen die lid zijn

2.2

van individuele leden

 

 

D.3 Giften

 

 

 

 

 

D.4 Andere eigen middelen

 

 

(te preciseren)

 

 

D.5 Bijdragen in natura

 

 

D: TOTAAL ONTVANGSTEN

 

 

E. winst/verlies (D-C)

 

 


F. Overmaking van eigen middelen naar reserverekening

 

 

G. Winst/verlies voor verificatie van de naleving van de regel dat subsidie geen winst mag opleveren (E-F)

 

 

 

 

 

H. Renteopbrengsten uit voorfinanciering

 

 

Noot: Dit is slechts een indicatieve structuur. De verplichte structuur van de geraamde begroting wordt jaarlijks gepubliceerd samen met het verzoek om bijdragen.


(1)  PB L 317 van 4.11.2014, blz. 1.

(2)  PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.

(3)  PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1.

(4)  PB L 333 van 19.12.2015, blz. 50.

(5)  PB C 225 van 28.6.2018, blz. 4.

(6)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

(7)  Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1).

(8)  Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).

(9)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).


BIJLAGE 1b

[MODEL] BESLUIT TOT TOEKENNING VAN SUBSIDIE — STICHTING

NUMMER: …[INVOEGEN] …


Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 10, lid 4,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 224,

Gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen (1), en met name artikel 25, lid 1,

Gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (2) („Financieel Reglement”),

Gezien Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (3) („uitvoeringsvoorschriften van het Financieel Reglement”),

Gezien Gedelegeerde Verordening (EU, Euratom) 2015/2401 van de Commissie van 2 oktober 2015 betreffende de inhoud en de werking van het register van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen (4),

Gezien het Reglement van het Europees Parlement, en met name artikel 25, lid 11,

Gezien het besluit van het Bureau van het Europees Parlement van 28 mei 2018 houdende de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen (5),

Gezien de door het Europees Parlement in de oproep tot het indienen van voorstellen met het oog op het toekennen van financiering aan politieke stichtingen op Europees niveau vastgestelde voorwaarden,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 10, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie bepaalt dat de politieke partijen op Europees niveau moeten bijdragen tot de vorming van een Europees politiek bewustzijn en tot de uiting van de wil van de burgers van de Unie.

(2)

Dit besluit is het resultaat van een oproep tot het indienen van voorstellen waarin de aanvragers werden geïnformeerd over het model-financieringsbesluit, met inbegrip van de voorwaarden.

(3)

[de begunstigde] heeft op [datum van ontvangst door het Europees Parlement] een verzoek om financiering ingediend en heeft expliciet ingestemd met de voorwaarden van het financieringsbesluit,

HET BUREAU VAN HET EUROPEES PARLEMENT HEEFT het verzoek ONDERZOCHT op zijn vergadering van [datum] en HEEFT HET BESLUIT AANGENOMEN:

Een exploitatiesubsidie in de zin van artikel 121 van het Financieel Reglement („financiering”) wordt toegekend aan:

[volledige officiële benaming van de begunstigde]

[officiële rechtsvorm]

[wettelijk registratienummer]

[volledig officieel adres]

[btw-nummer],

(„de begunstigde”),

voor dit financieringsbesluit vertegenwoordigd door:

… [vertegenwoordiger die gemachtigd is juridische verplichtingen aan te gaan]…,

om de statutaire activiteiten en doelstellingen van de begunstigde te steunen,

onder de voorwaarden vermeld in de oproep tot het indienen van voorstellen en het onderhavige besluit („het financieringsbesluit”), met inbegrip van daarin opgenomen bijzondere voorwaarden, algemene voorwaarden en bijlagen:

 

Annex 1 Geraamde begroting

 

Annex 2 Werkprogramma

die integraal deel uitmaken van dit financieringsbesluit.

Het bepaalde in de bijzondere voorwaarden heeft voorrang boven het bepaalde in de andere delen van dit besluit. Het bepaalde in de algemene voorwaarden heeft voorrang boven het bepaalde in de andere bijlagen.

Inhoudsopgave

I.

BIJZONDERE VOORWAARDEN 31

ARTIKEL I.1 —

INHOUD VAN HET BESLUIT 31

ARTIKEL I.2 —

PERIODE WAARIN DE UITGAVEN SUBSIDIABEL ZIJN 32

ARTIKEL I.3 —

VORMEN VAN FINANCIERING 32

ARTIKEL I.4 —

(MAXIMAAL) FORFAITAIR SUBSIDIEBEDRAG 32

ARTIKEL I.5 —

BETALINGEN EN BETALINGSREGELINGEN 32

I.5.1

Voorfinanciering 32

I.5.2

Betaling van het restbedrag of terugvordering van ten onrechte betaalde voorfinanciering 32

I.5.3

Valuta 32

ARTIKEL I.6 —

BANKREKENING 32

ARTIKEL I.7 —

ALGEMENE ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN 33

ARTIKEL I.8 —

INWERKINGTREDING VAN HET BESLUIT 33

II.

ALGEMENE VOORWAARDEN 33

DEEL A:

JURIDISCHE EN ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN 33

ARTIKEL II.1 —

DEFINITIES 33

ARTIKEL II.2 —

ALGEMENE VERPLICHTINGEN VAN DE BEGUNSTIGDE 34

ARTIKEL II.3 —

VERPLICHTINGEN IN VERBAND MET DE BANKREKENING 34

ARTIKEL II.4 —

AANSPRAKELIJKHEID 34

ARTIKEL II.5 —

VERTROUWELIJKHEID 34

ARTIKEL II.6 —

VERWERKING VAN PERSOONSGEGEVENS 35

ARTIKEL II.7 —

REGISTRATIE 35

ARTIKEL II.8 —

ZICHTBAARHEID VAN SUBSIDIE VAN DE UNIE 35

II.8.1

Informatie over subsidie van de Unie 35

II.8.2

Afwijzing van aansprakelijkheid van het Europees Parlement 35

II.8.3

Bekendmaking van informatie door het Europees Parlement 35

ARTIKEL II.9 —

GUNNING VAN OVEREENKOMSTEN DOOR DE BEGUNSTIGDE 35

II.9.1

Beginselen 35

II.9.2

Bewaren van gegevens 35

II.9.3

Controle 36

II.9.4

Aansprakelijkheid 36

ARTIKEL II.10 —

FINANCIËLE STEUN AAN DERDEN 36

ARTIKEL II.11 —

OVERMACHT 36

ARTIKEL II.12 —

OPSCHORTING VAN DE BETALING VAN DE FINANCIERING 36

II.12.1

Gronden voor opschorting 36

II.12.2

Procedure voor opschorting 36

II.12.3

Gevolgen van de opschorting 37

II.12.4

Hervatting van de betaling 37

ARTIKEL II.13 —

INTREKKING VAN HET FINANCIERINGSBESLUIT DOOR HET EUROPEES PARLEMENT 37

II.13.1

Gronden voor intrekking 37

II.13.2

Procedure voor intrekking 37

II.13.3

Gevolgen van intrekking 37

ARTIKEL II.14 —

BEËINDIGING VAN HET FINANCIERINGSBESLUIT 37

II.14.1

Beëindiging op verzoek van de begunstigde 37

II.14.2

Beëindiging door het Europees Parlement 37

II.14.3

Gevolgen van de beëindiging 38

ARTIKEL II.15 —

TOEWIJZING 38

ARTIKEL II.16 —

ACHTERSTANDSRENTE 38

ARTIKEL II.17 —

TOEPASSELIJK RECHT 39

ARTIKEL II.18 —

RECHT TE WORDEN GEHOORD 39

DEEL B:

FINANCIËLE BEPALINGEN 39

ARTIKEL II.19 —

SUBSIDIABELE KOSTEN 39

II.19.1

Voorwaarden 39

II.19.2

Voorbeelden van subsidiabele kosten 39

ARTIKEL II.20 —

NIET-SUBSIDIABELE KOSTEN 40

ARTIKEL II.21 —

BIJDRAGEN IN NATURA 40

ARTIKEL II.22 —

BEGROTINGSOVERSCHRIJVINGEN 40

ARTIKEL II.23 —

RAPPORTAGEVERPLICHTINGEN 41

II.23.1

Jaarverslag 41

II.23.2

Externeauditverslag 41

ARTIKEL II.24 —

BESLUIT INZAKE HET JAARVERSLAG 42

ARTIKEL II.25 —

BESLUIT INZAKE HET DEFINITIEVE FINANCIERINGSBEDRAG 42

II.25.1

Impact van het jaarverslag 42

II.25.2

Drempel 42

II.25.3

Overheveling van overschotten 42

II.25.4

Besluit inzake het definitieve financieringsbedrag 43

II.25.5

Financieringsbalans 43

II.25.6

Winst 43

ARTIKEL II.26 —

TERUGVORDERING 43

II.26.1

Achterstandsrente 43

II.26.2

Compensatie 43

II.26.3

Bankkosten 44

ARTIKEL II.27 —

FINANCIËLE GARANTIE 44

ARTIKEL II.28 —

CONTROLE 44

II.28.1

Algemene bepalingen 44

II.28.2

Verplichting tot het bewaren van documenten 44

II.28.3

Verplichting tot het verstrekken van documenten en/of informatie 44

II.28.4

Bezoeken ter plaatse 44

II.28.5

Auditprocedure van hoor en wederhoor 45

II.28.6

Gevolgen van de bevindingen van de audit 45

II.28.7

Rechten van OLAF om controle uit te oefenen 45

II.28.8

Rechten van de Europese Rekenkamer om controle uit te oefenen 45

II.28.9

Niet-naleving van deze verplichtingen uit hoofde van artikel II.28.1 t/m 45

Bijlage 1 —

Geraamde begroting 46

Bijlage 2 —

Werkprogramma 48

I.   BIJZONDERE VOORWAARDEN

Artikel I.1

Inhoud van het besluit

Het Europees Parlement verleent financiering voor de tenuitvoerlegging van de statutaire activiteiten en doelstellingen van de begunstigde in het begrotingsjaar [invoegen], overeenkomstig de voorwaarden die zijn neergelegd in de bijzondere voorwaarden en de algemene voorwaarden („voorwaarden”) alsmede overeenkomstig de bijlagen bij het financieringsbesluit. Dit is de uitvoering van het financieringsbesluit door het Europees Parlement.

De begunstigde zal de financiering gebruiken voor de tenuitvoerlegging van zijn statutaire activiteiten en doelstellingen en handelt onder eigen verantwoordelijkheid en overeenkomstig de voorwaarden van en de bijlagen bij het financieringsbesluit. Dit is de uitvoering van het financieringsbesluit door de begunstigde.

Artikel I.2

Periode waarin de uitgaven subsidiabel zijn

De periode waarin uitgaven in aanmerking komen voor financiering door de Unie loopt van [DD/MM/JJ invoegen] tot [DD/MM/JJ invoegen].

Artikel I.3

Vormen van financiering

De aan begunstigde overeenkomstig deel 1, titel VI, van het Financieel Reglement toegekende subsidie wordt verstrekt in de vorm van een vergoeding van een percentage van de werkelijk gemaakte subsidiabele kosten.

Artikel I.4

(maximaal) forfaitair subsidiebedrag

Het Europees Parlement neemt maximaal een bedrag van [bedrag invoegen] EUR voor zijn rekening, tot maximaal 95 % van het totaal geraamde bedrag aan subsidiabele kosten.

Het geraamde bedrag aan subsidiabele kosten van de begunstigde is opgenomen in bijlage 1 („geraamde begroting”). De geraamde begroting is evenwichtig en bevat een gedetailleerd overzicht van de uitgaven en inkomsten van de begunstigde voor de periode waarin de uitgaven subsidiabel zijn. De subsidiabele kosten worden gescheiden van de niet-subsidiabele kosten opgevoerd, overeenkomstig artikel II.19.

Artikel I.5

Betalingen en betalingsregelingen

De subsidie wordt uitbetaald overeenkomstig het volgende tijdschema en de volgende regelingen.

I.5.1   Voorfinanciering

Een voorfinanciering ten bedrage van [bedrag invoegen] EUR, zijnde [normaliter 100 %, anders het door het Europees Parlement bepaald percentage invoegen] van het in artikel I.4, van dit financieringsbesluit vastgestelde maximumbedrag, wordt aan de begunstigde uitbetaald binnen 30 dagen vanaf de datum van inwerkingtreding van het financieringsbesluit of, waar van toepassing, vanaf de datum waarop het Europees Parlement de financiële garantie ten belope van [bedrag invoegen indien van toepassing] EUR heeft ontvangen, indien die later is.

I.5.2   Betaling van het restbedrag of terugvordering van ten onrechte betaalde voorfinanciering

De betaling van het restbedrag aan de begunstigde c.q. de terugvordering van ten onrechte betaalde voorfinanciering vindt plaats binnen 30 dagen na het besluit van het Europees Parlement over het jaarverslag en de vaststelling van het definitieve financieringsbedrag zoals bedoeld in artikel II.23 en artikel II.25.

I.5.3   Valuta

Betalingen worden door het Europees Parlement verricht in EUR. De eventuele omrekening van de werkelijke kosten in EUR geschiedt aan de hand van de dagkoers die in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie wordt gepubliceerd of, bij gebreke daarvan, volgens de maandkoers die door het Europees Parlement wordt vastgesteld en op zijn website gepubliceerd, op de dag waarop de betalingsopdracht door het Europees Parlement wordt uitgeschreven, behalve wanneer uitdrukkelijk anders is bepaald in de bijzondere voorwaarden.

De betalingen door het Europees Parlement worden geacht te hebben plaatsgevonden op de dag waarop zij van de rekening van het Europees Parlement worden afgeschreven.

Artikel I.6

Bankrekening

Betalingen vinden plaats op een bankrekening of een subrekening van de begunstigde bij een bank die in een lidstaat van de Europese Unie gevestigd is, in EUR, met opgave van de volgende gegevens:

Naam van de bank: […]

Adres van het bankfiliaal: […]

Precieze benaming van de rekeninghouder: […]

Volledig rekeningnummer (met de bankcodes): […]

IBAN-code: […]

BIC/SWIFT-code: […]

Artikel I.7

Algemene administratieve bepalingen

Alle correspondentie met het Europees Parlement in verband met het financieringsbesluit dient schriftelijk plaats te vinden, onder vermelding van het nummer van het financieringsbesluit, en dient te worden gericht aan het volgende adres:

Europees Parlement

De voorzitter

t.a.v. de directeur-generaal Financiën

Bureau SCH 05B031

L-2929 Luxemburg

De gewone post wordt door het Europees Parlement geacht te zijn ontvangen op de datum van formele registratie in de postkamer van het Europees Parlement.

Het financieringsbesluit wordt tot de begunstigde gericht op het volgende adres:

De heer/mevrouw […]

[Titel]

[Officiële benaming van de begunstigde organisatie]

[Volledig officieel adres]

Elke adreswijziging wordt onmiddellijk door de begunstigde schriftelijk aan het Europees Parlement meegedeeld.

Artikel I.8

Inwerkingtreding van het besluit

Het financieringsbesluit treedt in werking op de dag van de ondertekening namens het Europees Parlement.

II.   ALGEMENE VOORWAARDEN

DEEL A: JURIDISCHE EN ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN

Artikel II.1

Definities

Voor de toepassing van dit financieringsbesluit wordt verstaan onder:

1.

„activiteitenverslag”: een schriftelijke onderbouwing van de kosten die zijn gemaakt gedurende de periode waarin de uitgaven subsidiabel. Bijvoorbeeld uitleg over activiteiten, administratieve kosten enz. Het activiteitenverslag maakt deel uit van het jaarverslag;

2.

„jaarverslag”: het verslag dat moet worden ingediend binnen zes maanden na het einde van het begrotingsjaar, overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014;

3.

„financieringsbalans”: het verschil tussen het bedrag van de voorfinanciering overeenkomstig artikel I.5.1 en het definitieve financieringsbedrag dat is vastgesteld overeenkomstig artikel II.25.4;

4.

„verrekening van voorfinanciering”: de situatie waarin het definitieve financieringsbedrag door de ordonnateur wordt vastgesteld en het bedrag dat aan de begunstigde wordt uitbetaald niet langer eigendom van de Unie is;

5.

„belangenconflict”: de situatie waarin de onpartijdige en objectieve uitvoering van het financieringsbesluit door de begunstigde in het gedrang komt als gevolg van familie- of emotionele banden, nationale affiniteit, economische belangen of enig ander gedeeld belang met een derde die gelieerd is aan de inhoud van het financieringsbesluit; Politieke affiniteit vormt in principe geen grond voor een belangenconflict wanneer een overeenkomst wordt gesloten tussen de politieke partij en organisaties die dezelfde politieke waarden delen. Niettemin dient in het geval van een dergelijke overeenkomst artikel 22 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 te worden nageleefd;

6.

„bijdragen in natura” of „giften in natura”: niet-financiële middelen die derden kosteloos ter beschikking van de begunstigde stellen overeenkomstig artikel 2, leden 7 en 8, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014;

7.

„begrotingsjaar n” of „periode waarin de uitgaven subsidiabel zijn”: de periode van tenuitvoerlegging van de activiteiten waarvoor de financiering is toegekend krachtens het financieringsbesluit, zoals aangegeven in artikel I.2;

8.

overmacht: elke onvoorziene en uitzonderlijke situatie of gebeurtenis die plaatsvindt buiten de wil van de begunstigde of het Europees Parlement om, waardoor een van de partijen haar contractuele verplichtingen krachtens het financieringsbesluit niet kan nakomen, die niet te wijten is aan een fout of nalatigheid van een van de partijen of van de subcontractanten, verbonden entiteiten of derden die financiële steun ontvangen en die ondanks alle geleverde inspanningen onvermijdelijk blijkt. Niet als gevallen van overmacht worden beschouwd: arbeidsconflicten, stakingen, financiële problemen van of wanbetaling door een dienst, defecten aan uitrusting of materiaal dan wel vertraging bij het ter beschikking stellen daarvan, tenzij zij rechtstreeks het gevolg zijn van een vastgesteld geval van overmacht;

9.

„formeel kennisgeven”: schriftelijk per post of elektronische post meedelen, met bewijs van ontvangst;

10.

„fraude”: elke opzettelijke handeling of elk opzettelijk nalaten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad en waarbij valse, onjuiste of onvolledige verklaringen of documenten worden gebruikt of overgelegd of waarbij in strijd met een specifieke verplichting informatie wordt achtergehouden;

11.

„financiering”: heeft dezelfde betekenis als „subsidies” in de zin van Deel 1, titel VI, van het Financieel Reglement en van hoofdstuk IV van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014;

12.

„onregelmatigheid”: elke inbreuk op een bepaling van het Unierecht die voortvloeit uit een handeling of een nalaten van een begunstigde waardoor de begroting van de Unie wordt of zou kunnen worden benadeeld;

13.

„eigen middelen”: externe financieringsbronnen andere dan financiering door de Unie. Bijvoorbeeld: donaties, bijdragen van leden (zoals gedefinieerd in artikel 2, punten 7 en 8, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014)) enz.;

14.

„gelieerd persoon”: elke persoon die gemachtigd is de begunstigde te vertegenwoordigen of namens de begunstigde beslissingen te nemen;

15.

„wezenlijke fout”: elke inbreuk op een bepaling van het financieringsbesluit die voortvloeit uit een handeling of een nalaten waardoor de begroting van de Europese Unie wordt of zou kunnen worden benadeeld.

Artikel II.2

Algemene verplichtingen van de begunstigde

De begunstigde:

a)

is als enige verantwoordelijk voor de naleving van alle op hem van toepassing zijnde wettelijke verplichtingen en draagt daarvoor de bewijslast;

b)

is gehouden alle schade te vergoeden die aan het Europees Parlement wordt toegebracht als gevolg van de uitvoering, met inbegrip van de gebrekkige uitvoering, van het financieringsbesluit, behalve indien sprake is van overmacht;

c)

is als enige aansprakelijk jegens derden, ook voor alle schade van welke aard ook die aan derden wordt toegebracht bij de uitvoering van het financieringsbesluit;

d)

stelt het Europees Parlement onmiddellijk in kennis van elke wijziging van zijn wettelijke, financiële, technische, organisatorische of eigendomssituatie en van elke wijziging van zijn naam, adres of wettelijk vertegenwoordiger;

e)

treft alle noodzakelijke maatregelen om te voorkomen dat er belangenconflicten ontstaan.

Artikel II.3

Verplichtingen in verband met de bankrekening

De in artikel I.6, bedoelde rekening of subrekening moet identificatie van de door het Europees Parlement overgemaakte middelen en de rente op deze middelen of soortgelijke voordelen mogelijk maken.

Wanneer de op deze rekening overgemaakte bedragen rentedragend zijn of gelijksoortige voordelen brengen volgens het recht van de lidstaat op wiens grondgebied de rekening is geopend, mag de begunstigde deze rente of voordelen behouden overeenkomstig artikel 8, lid 4, van het Financieel Reglement.

In geen geval mogen de door het Europees Parlement betaalde bedragen worden gebruikt voor speculatieve doeleinden.

De voorfinanciering blijft eigendom van de Unie totdat zij is verrekend met het definitieve financieringsbedrag.

Artikel II.4

Aansprakelijkheid

Het Europees Parlement is niet aansprakelijk voor schade van welke aard ook die door de begunstigde wordt veroorzaakt of geleden, met inbegrip van schade die aan derden wordt toegebracht bij of als gevolg van de uitvoering van dit financieringsbesluit.

Behalve in gevallen van overmacht vergoedt de begunstigde of de aan hem gelieerde persoon alle schade die aan het Europees Parlement wordt toegebracht als gevolg van de uitvoering van het financieringsbesluit of omdat het financieringsbesluit niet volledig overeenkomstig de bepalingen ervan is uitgevoerd.

Artikel II.5

Vertrouwelijkheid

Tenzij anders is bepaald in dit financieringsbesluit, in artikel 32 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 en in andere toepasselijke rechtshandelingen van de Unie, verbinden het Europees Parlement en de begunstigde zich tot vertrouwelijke behandeling van alle documenten, informatie en andere gegevens die direct in verband staan met het voorwerp van dit financieringsbesluit.

Artikel II.6

Verwerking van persoonsgegevens

In het kader van dit financieringsbesluit verzamelde persoonsgegevens worden overeenkomstig artikel 33 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 en Verordening (EG) nr. 45/2001 (6) verwerkt.

Dergelijke gegevens worden uitsluitend verwerkt ten behoeve van de uitvoering van en voortgangscontrole op het financieringsbesluit, behoudens de mogelijkheid dat zij worden meegedeeld aan de organen die volgens het Unierecht verantwoordelijk zijn voor controle en auditing.

Artikel II.7

Registratie

Overeenkomstig artikel 136 van het Financieel Reglement bewaren de begunstigde en het Europees Parlement alle gegevens, bewijsstukken, statistische gegevens en andere gegevens betreffende de uitvoering van het financieringsbesluit gedurende vijf jaar na de betaling van het restbedrag of terugvordering van ten onrechte betaalde voorfinanciering.

Gegevens met betrekking tot audits, beroepsprocedures, geschillen of de afwikkeling van claims die voortvloeien uit het gebruik van financiering, worden bewaard tot deze audits, beroepsprocedures, geschillen of afwikkelingen van claims tot een einde zijn gebracht.

Artikel II.8

Zichtbaarheid van subsidie van de Unie

II.8.1   Informatie over subsidie van de Unie

Behoudens andersluidend verzoek of akkoord van het Europees Parlement wordt in elke mededeling of publicatie door de begunstigde welke betrekking heeft op het financieringsbesluit, ook op conferenties of seminars dan wel in voorlichtings- of reclamemateriaal (zoals brochures, flyers, posters, presentaties, in elektronische vorm enz.), aangegeven dat het programma financiële steun van het Europees Parlement ontvangen heeft.

II.8.2   Afwijzing van aansprakelijkheid van het Europees Parlement

In elke mededeling of publicatie van begunstigde, in ongeacht welke vorm of medium, moet worden vermeld dat deze alleen de auteur bindt en dat het Europees Parlement niet aansprakelijk is voor het gebruik dat zou kunnen worden gemaakt van de in deze mededeling of publicatie vermelde gegevens.

II.8.3   Bekendmaking van informatie door het Europees Parlement

Het Europees Parlement maakt alle informatie overeenkomstig artikel 32 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 bekend op een website.

Artikel II.9

Gunning van overeenkomsten door de begunstigde

II.9.1   Beginselen

Indien de begunstigde aanbestedingsovereenkomsten sluit ter uitvoering van het financieringsbesluit, is de begunstigde gehouden op zoek te gaan naar concurrerende inschrijvers en de opdracht te gunnen aan de inschrijver met de offerte die de beste prijs-kwaliteitverhouding biedt, of, naargelang, aan de inschrijver die de economisch voordeligste offerte uitbrengt. De begunstigde voorkomt belangenconflicten.

Voor overeenkomsten met een waarde van meer dan 60 000 EUR per leverancier en per goed of dienst vergelijkt de begunstigde ten minste drie offertes die zijn ontvangen naar aanleiding van een schriftelijke uitnodiging tot het indienen van offertes waarin de vereisten van de aanbesteding uitvoerig worden beschreven. De looptijd van de overeenkomsten mag niet meer bedragen dan vijf jaar.

Indien na de schriftelijke uitnodiging tot het indienen van offertes minder dan drie offertes worden ontvangen, dient de begunstigde te bewijzen dat het onmogelijk was voor de opdracht in kwestie meer offertes te verkrijgen.

II.9.2   Bewaren van gegevens

De begunstigde documenteert de evaluatie van de offertes en staaft de keuze van de uiteindelijke leverancier met een schriftelijke motivering.

II.9.3   Controle

De begunstigde zorgt ervoor dat het Europees Parlement, de Autoriteit voor Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen, de Europese Rekenkamer en het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) hun controlerende bevoegdheden krachtens hoofdstuk V van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 kunnen uitoefenen. De begunstigde zorgt ervoor dat overeenkomsten die gesloten worden met derden voorzien in de mogelijkheid dat die controlerende bevoegdheden ook mogen worden uitgeoefend jegens die derden.

II.9.4   Aansprakelijkheid

De begunstigde is als enige verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van het financieringsbesluit en de naleving van de bepalingen van het financieringsbesluit. De begunstigde verbindt zich ertoe alle nodige regelingen te treffen om ervoor te zorgen dat de uitvoerder van de opdracht afstand doet van alle rechten jegens het Europees Parlement uit hoofde van het financieringsbesluit.

Artikel II.10

Financiële steun aan derden

Financiële steun van de begunstigde aan derden, in de zin van artikel 137 van het Financieel Reglement, kan onder de volgende voorwaarden tot de subsidiabele kosten worden gerekend:

a)

de financiële steun wordt door de begunstigde aan de volgende derden verstrekt: … [de namen van potentiële begunstigden zoals vermeld in het aanvraagformulier invoegen];

b)

de financiële steun bedraagt per derde niet meer dan 60 000 EUR;

c)

de financiële steun wordt door derden gebruikt voor subsidiabele kosten;

d)

de begunstigde waarborgt de eventuele terugbetaling van dergelijke financiële steun.

Een nationale of Europese politieke partij en een nationale of Europese politieke stichting worden voor de toepassing van dit artikel niet als een derde beschouwd.

In overeenstemming met artikel 137, lid 2, van het Financieel Reglement zorgt de begunstigde ervoor dat het Europees Parlement en de Europese Rekenkamer hun controlerende bevoegdheden kunnen uitoefenen over alle derden die middelen van de Unie hebben ontvangen; dit behelst onder meer controles op stukken, controles ter plaatse en controles op informatie, inclusief informatie die is opgeslagen op elektronische media.

Artikel II.11

Overmacht

Indien het Europees Parlement of de begunstigde wordt geconfronteerd met een situatie van overmacht, stelt betrokkene onverwijld de ander op de hoogte per aangetekende brief met bewijs van ontvangst of op gelijkwaardige wijze, met vermelding van de aard, de vermoedelijke duur en de te verwachten effecten van die situatie.

Het Europees Parlement en de begunstigde stellen alles in het werk om eventuele schade als gevolg van een situatie van overmacht tot een minimum te beperken.

Noch het Europees Parlement noch de begunstigde wordt geacht in gebreke te zijn gebleven bij de nakoming van een verplichting uit hoofde van het financieringsbesluit, wanneer de oorzaak gelegen is in overmacht.

Artikel II.12

Opschorting van de betaling van de financiering

II.12.1   Gronden voor opschorting

Onverminderd artikel 135 van het Financieel Reglement en artikel 208 van de uitvoeringsvoorschriften van het Financieel Reglement, heeft het Europees Parlement het recht de betaling van de financiering op te schorten:

i)

indien het Europees Parlement vermoedt dat de begunstigde zich schuldig heeft gemaakt aan wezenlijke fouten, onregelmatigheden, fraude of schending van de verplichtingen bij de toekenningsprocedure of bij de uitvoering van het financieringsbesluit en moet controleren of hiervan inderdaad sprake is;

ii)

indien aan de begunstigde financiële sancties zijn opgelegd als bepaald in artikel 27, lid 4, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014, en wel totdat de financiële sancties zijn betaald.

II.12.2   Procedure voor opschorting

Stap 1 — Alvorens de betaling op te schorten stuurt het Europees Parlement de begunstigde een formele kennisgeving van zijn voornemen om de betaling op te schorten, waarin het de redenen hiervoor vermeldt en de begunstigde verzoekt binnen 30 kalenderdagen na ontvangst van die kennisgeving opmerkingen in te dienen.

Stap 2 — Indien het Europees Parlement, nadat de termijn om opmerkingen in te dienen is verstreken, besluit de opschortingsprocedure niet voort te zetten, stelt het de begunstigde in kennis van dat besluit.

Indien het Europees Parlement, nadat de termijn om opmerkingen in te dienen is verstreken, besluit de opschortingsprocedure voort te zetten, geeft het de begunstigde formeel kennis hiervan middels een met redenen omkleed besluit tot opschorting dat de volgende informatie bevat:

i)

de vermoedelijke datum van voltooiing van de noodzakelijke controle in het in artikel II.12.1, onder i), bedoelde geval, en

ii)

eventuele rechtsmiddelen.

II.12.3   Gevolgen van de opschorting

De opschorting van de betaling heeft tot gevolg dat de begunstigde geen betalingen van het Europees Parlement mag ontvangen totdat de in artikel II.12.2, onder stap 2, onder i), bedoelde controle is verricht of de grond voor opschorting komt te vervallen. Dit geldt onverminderd het recht van het Europees Parlement om de financiering te beëindigen of het financieringsbesluit in te trekken.

II.12.4   Hervatting van de betaling

Zodra de grond voor opschorting van de betaling is komen te vervallen, worden alle desbetreffende betalingen hervat en stuurt het Europees Parlement een kennisgeving daarvan aan de begunstigde.

Artikel II.13

Intrekking van het financieringsbesluit door het Europees Parlement

II.13.1   Gronden voor intrekking

Het Europees Parlement is gemachtigd het financieringsbesluit in te trekken op basis van een besluit van de Autoriteit tot schrapping uit het register van de begunstigde, behalve in gevallen als bedoeld in artikel 30, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014.

II.13.2   Procedure voor intrekking

Stap 1 — Alvorens het financieringsbesluit in te trekken stuurt het Europees Parlement de begunstigde een formele kennisgeving van zijn voornemen om het financieringsbesluit in te trekken, waarin het de redenen hiervoor vermeldt en de begunstigde verzoekt binnen 30 kalenderdagen na ontvangst van die kennisgeving opmerkingen in te dienen.

Stap 2 — Indien het Europees Parlement, na het verstrijken van de termijn om opmerkingen in te dienen, besluit het financieringsbesluit niet in te trekken, stelt het de begunstigde in kennis van dat besluit.

Indien het Europees Parlement, nadat de termijn om opmerkingen in te dienen is verstreken, besluit het financieringsbesluit in te trekken, geeft het de begunstigde formeel kennis hiervan middels een met redenen omkleed besluit tot intrekking.

Onterecht aan de begunstigde betaalde bedragen dienen te worden teruggevorderd overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het Financieel Reglement.

II.13.3   Gevolgen van intrekking

Het besluit tot intrekking van het financieringsbesluit geldt met terugwerkende kracht vanaf de datum waarop het financieringsbesluit is vastgesteld.

Artikel II.14

Beëindiging van het financieringsbesluit

II.14.1   Beëindiging op verzoek van de begunstigde

De begunstigde kan verzoeken om beëindiging van het financieringsbesluit.

De begunstigde stelt het Europees Parlement formeel in kennis van de beëindiging, met vermelding van:

a)

de gronden voor de beëindiging, en

b)

de datum waarop de beëindiging van kracht wordt, die niet vroeger mag zijn dan de datum van de formele kennisgeving.

De beëindiging treedt in werking op de dag die in het besluit tot beëindiging wordt genoemd.

II.14.2   Beëindiging door het Europees Parlement

Gronden voor beëindiging

Het Europees Parlement heeft de bevoegdheid het financieringsbesluit te beëindigen in elk van de volgende gevallen:

a)

op basis van een besluit van de Autoriteit tot schrapping uit het register van de begunstigde, in de gevallen als bedoeld in artikel 30, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014;

b)

indien de begunstigde niet langer voldoet aan artikel 18, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014;

c)

in de in artikel 135, leden 3 en 5, van het Financieel Reglement bedoelde gevallen;

d)

indien de begunstigde of een aan hem gelieerde persoon of een persoon die onbeperkt aansprakelijk is voor de schulden van de begunstigde zich in een van de in artikel 106, lid 1, onder a) of b), van het Financieel Reglement bedoelde situaties bevindt;

e)

indien de begunstigde of een aan hem gelieerde persoon zich in een van de in artikel 106, lid 1, onder c), d), e) of f), van het Financieel Reglement bedoelde situaties bevindt, of onder het toepassingsgebied van artikel 106, lid 2, van het Financieel Reglement valt, of

f)

indien de begunstigde zijn status als begunstigde verliest overeenkomstig artikel 10, lid 6, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014.

Procedure voor beëindiging

Stap 1 — Alvorens het financieringsbesluit te beëindigen stuurt het Europees Parlement de begunstigde een formele kennisgeving van zijn voornemen tot beëindiging, waarin het de redenen hiervoor vermeldt en de begunstigde verzoekt binnen 30 kalenderdagen na ontvangst van die kennisgeving opmerkingen in te dienen.

Stap 2 — Indien het Europees Parlement, na het verstrijken van de termijn om opmerkingen in te dienen, besluit het financieringsbesluit niet te beëindigen stelt het de begunstigde in kennis van dit besluit.

Indien het Europees Parlement, nadat de termijn om opmerkingen in te dienen is verstreken, besluit het financieringsbesluit te beëindigen, stelt het de begunstigde hiervan formeel in kennis middels een met redenen omkleed besluit tot beëindiging.

De beëindiging van het financieringsbesluit treedt in werking op de dag van de kennisgeving van dat besluit aan de begunstigde.

II.14.3   Gevolgen van de beëindiging

Het besluit tot beëindiging van het financieringsbesluit treedt ex nunc in werking. De kosten die door de begunstigde daadwerkelijk zijn gemaakt vanaf de dag van inwerkingtreding van het besluit tot beëindiging, worden als niet-subsidiabele kosten aangemerkt.

Artikel II.15

Toewijzing

De begunstigde mag geen enkele van zijn vorderingen ten aanzien van het Europees Parlement toewijzen aan een derde, behalve indien het Europees Parlement dit vooraf heeft goedgekeurd op basis van een gemotiveerd, schriftelijk verzoek van de begunstigde.

Indien de toewijzing niet schriftelijk wordt aanvaard door het Europees Parlement of indien de voorwaarden van de aanvaarding niet zijn nageleefd, heeft de toewijzing geen rechtsgevolgen.

In geen geval kan een toewijzing de begunstigde ontslaan van zijn verplichtingen jegens het Europees Parlement.

Artikel II.16

Achterstandsrente

Indien het Europees Parlement de betaling niet binnen de betalingstermijn verricht, heeft de begunstigde recht op achterstandsrente tegen de rentevoet die de Europese Centrale Bank hanteert voor haar basisherfinancieringsoperaties in EUR („de referentievoet”), plus 3,5 %. De referentievoet is de rentevoet die geldt op de eerste dag van de maand waarin de betalingstermijn verstrijkt, zoals bekendgemaakt in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie.

Indien het Europees Parlement de betaling opschort zoals bedoeld in artikel II.12, mogen deze handelingen niet worden beschouwd als gevallen van laattijdige betaling.

De achterstandsrente geldt voor de periode vanaf de dag na afloop van de betalingstermijn tot en met de datum van daadwerkelijke uitbetaling.

Als uitzondering op de eerste alinea geldt dat, wanneer het berekende rentebedrag lager of gelijk is aan 200 EUR, het Europees Parlement alleen verplicht is dit bedrag aan de begunstigde te betalen indien de begunstigde hierom verzoekt binnen twee maanden na de ontvangst van de te late betaling.

Artikel II.17

Toepasselijk recht

Dit financieringsbesluit valt onder het toepasselijk recht van de Unie, en met name Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 en de toepasselijke bepalingen van het Financieel Reglement, die ten volle gelden. Zij worden in voorkomend geval aangevuld door het nationaal recht van de lidstaat waar de begunstigde is gevestigd.

Artikel II.18

Recht te worden gehoord

In gevallen waarin uit hoofde van dit financieringsbesluit de begunstigde of een natuurlijke persoon, zoals bedoeld in artikel 27 bis van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014, het recht heeft opmerkingen te maken, krijgt de begunstigde of de natuurlijke persoon een periode van 10 werkdagen om schriftelijke opmerkingen te maken, behalve wanneer uitdrukkelijk anders is bepaald. Deze periode kan, op basis van een met redenen omkleed verzoek van de begunstigde of de rechtspersoon, eenmalig met nog eens tien werkdagen worden verlengd.

DEEL B: FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel II.19

Subsidiabele kosten

II.19.1   Voorwaarden

Om in aanmerking te komen voor financiering door de Unie, en in overeenstemming met artikel 126 van het Financieel Reglement, moeten de kosten voldoen aan de volgende criteria:

a)

zij moeten direct verband houden met het voorwerp van het financieringsbesluit en opgevoerd zijn in de geraamde begroting die als bijlage bij het financieringsbesluit is gevoegd;

b)

zij moeten noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het financieringsbesluit;

c)

zij moeten redelijk en gerechtvaardigd zijn en voldoen aan het beginsel van goed financieel beheer, met name wat zuinigheid en efficiëntie betreft;

d)

zij moeten worden gemaakt gedurende de periode waarin de uitgaven subsidiabel zijn zoals omschreven in artikel I.2, met uitzondering van kosten die verband houden met jaarverslagen en certificaten over de afrekening en de daaraan ten grondslag liggende rekeningen;

e)

zij moeten effectief gemaakt zijn door de begunstigde;

f)

zij moeten identificeerbaar en verifieerbaar zijn en vermeld zijn in de rekeningen van de begunstigde overeenkomstig de daarop toepasselijke standaarden voor jaarrekeningen;

g)

zij moeten voldoen aan de bepalingen van de toepasselijke fiscale en socialezekerheidswetgeving;

h)

zij moeten voldoen aan de bepalingen van de eerste alinea van artikel II.9.1 en, als algemene regel, aan de bepalingen van de tweede alinea van artikel II.9.1.

De boekhoudkundige en interne-controleprocedures van de begunstigde moeten het mogelijk maken de in het jaarverslag opgegeven kosten en ontvangsten rechtstreeks te vergelijken met de accountantsverklaringen en de overeenkomstige bewijsstukken.

II.19.2   Voorbeelden van subsidiabele kosten

Subsidiabele kosten zijn onder meer de volgende operationele kosten voor zover zij beantwoorden aan de in lid 1 van dit artikel genoemde criteria, onverminderd artikel 126 van het Financieel Reglement:

a)

administratieve kosten, kosten in verband met technische assistentie, vergaderingen, onderzoek, grensoverschrijdende manifestaties, studies, informatie en publicaties;

b)

personeelskosten met inbegrip van de reële salarissen, de socialezekerheidsbijdragen en de andere wettelijke kosten die tot de verloning behoren, voor zover deze het gemiddelde niveau van het gebruikelijke beleid van de begunstigde op het gebied van verloning niet overstijgen;

c)

reis- en verblijfskosten van het personeel, voor zover zij overeenkomen met de gebruikelijke praktijk van de begunstigde op het gebied van reiskosten;

d)

de afschrijvingskosten van materieel en andere activa (nieuw of tweedehands) zoals vermeld in de boekhoudkundige staat van de begunstigde, mits het actief

i)

is afgeschreven overeenkomstig de internationale standaarden voor jaarrekeningen en de gebruikelijke boekhoudkundige methoden van de begunstigde, en

ii)

is aangekocht overeenkomstig de eerste alinea van artikel II.9.1 en, als algemene regel, de tweede alinea van artikel II.9.1, indien de aankoop heeft plaatsgehad binnen de subsidiabiliteitsperiode;

e)

kosten van verbruiksartikelen en benodigdheden en andere contracten, mits deze:

i)

zijn aangekocht overeenkomstig de eerste alinea van artikel II.9.1 en, als algemene regel, de tweede alinea van artikel II.9.1, en

ii)

direct zijn toegewezen aan de inhoud van het financieringsbesluit;

f)

kosten die rechtstreeks voortvloeien uit de door het financieringsbesluit opgelegde vereisten, met inbegrip van, in voorkomend geval, de kosten van financiële diensten (met name de kosten van financiële garanties) mits de desbetreffende diensten zijn aangekocht overeenkomstig de eerste alinea van artikel II.9.1 en, als algemene regel, de tweede alinea van artikel II.9.1.

Artikel II.20

Niet-subsidiabele kosten

Onverminderd artikel II.19.1 van dit besluit en artikel 126 van het Financieel Reglement, worden de volgende kosten als niet-subsidiabel beschouwd:

a)

rendement op kapitaal en door de begunstigde uitgekeerde dividenden;

b)

schulden en schuldenlasten;

c)

voorzieningen voor verliezen of schulden;

d)

debetrente;

e)

dubieuze schuldvorderingen;

f)

koersverliezen;

g)

kosten van transfers van het Europees Parlement die door de bank van de begunstigde in rekening zijn gebracht;

h)

kosten die door de begunstigde worden gedeclareerd in het kader van een andere uit de begroting van de Unie gesubsidieerde actie;

i)

bijdragen in natura;

j)

buitensporige of ondoordachte kosten;

k)

aftrekbare btw;

l)

verboden financiering van bepaalde derden overeenkomstig artikel 22 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014.

Artikel II.21

Bijdragen in natura

Het Europees Parlement staat toe dat de begunstigde bijdragen in natura ontvangt tijdens de uitvoering van het financieringsbesluit, op voorwaarde dat de waarde van deze bijdragen niet hoger is dan:

a)

de daadwerkelijk gedragen kosten die naar behoren worden gestaafd door boekhoudkundige documenten van derden die deze bijdragen aan begunstigde gratis hebben geleverd, maar de kosten ervan op zich nemen;

b)

indien dergelijke stukken ontbreken, de kosten die overeenstemmen met de op de desbetreffende markt algemeen aanvaarde kosten;

c)

hun in de geraamde begroting aanvaarde waarde;

d)

50 % van de in de geraamde begroting aanvaarde eigen middelen.

Bijdragen in natura:

a)

worden in de begrotingsraming afzonderlijk vermeld om een beeld te geven van de totale middelen;

b)

voldoen aan de bepalingen van artikel 20 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014, alsook aan de nationale bepalingen inzake belastingen en sociale zekerheid;

c)

worden alleen op voorlopige basis aanvaard en zijn onderworpen aan certificatie door een externe controleur en aan aanvaarding in het besluit inzake het definitieve financieringsbedrag;

d)

worden niet gegeven in de vorm van onroerende goederen.

Artikel II.22

Begrotingsoverschrijvingen

De begunstigde wordt toegestaan de in bijlage I genoemde geraamde begroting aan te passen door middel van overschrijvingen tussen verschillende begrotingscategorieën. Voor deze aanpassing is een wijziging van het financieringsbesluit niet vereist. Deze overschrijvingen worden gerechtvaardigd in het jaarverslag.

Artikel II.23

Rapportageverplichtingen

II.23.1   Jaarverslag

Bij voorkeur tegen 15 mei en niet later dan 30 juni na afloop van begrotingsjaar n dient de begunstigde een jaarverslag in dat de volgende elementen moet omvatten:

a)

de jaarrekeningen en begeleidende nota’s met betrekking tot ontvangsten en kosten, activa en passiva bij aanvang en bij afsluiting van het begrotingsjaar, overeenkomstig de toepasselijke wetgeving in de lidstaat waar de zetel van de begunstigde is gevestigd;

b)

de jaarrekeningen op basis van de internationale standaarden voor jaarrekeningen als omschreven in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad (7);

c)

de overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 overgelegde lijst van donateurs en contribuanten en hun respectieve donaties of bijdragen;

d)

het activiteitenverslag;

e)

het financieel memorandum op basis van de structuur van de geraamde begroting;

f)

de gedetailleerde rekeningen van de ontvangsten, kosten, activa en passiva;

g)

de overeenstemming van het in punt e) genoemde financieel memorandum met de in punt f) genoemde gedetailleerde rekeningen;

h)

de lijst van leveranciers die in het betreffende begrotingsjaar meer dan 10 000 EUR in rekening hebben gebracht aan de begunstigde, met vermelding van de naam en het adres van de leveranciers, alsook een beschrijving van de geleverde goederen of diensten.

In geval van een in artikel II.25.3 gespecificeerde overheveling moet het jaarverslag de in punten d), e), f) en g) vermelde documenten bevatten met betrekking tot het eerste kwartaal van het jaar na het begrotingsjaar in kwestie.

Het jaarverslag moet voldoende informatie bevatten om het definitieve financieringsbedrag te kunnen vaststellen.

II.23.2   Externeauditverslag

Het Europees Parlement ontvangt rechtstreeks van de onafhankelijke instanties of deskundigen die zijn aangewezen uit hoofde van artikel 23, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014, het externeauditverslag zoals omschreven in artikel 23, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014.

De externe audit heeft tot doel de betrouwbaarheid van de financiële memoranda en de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven te certificeren, en met name te certificeren dat:

a)

de financiële verslagen zijn opgesteld overeenkomstig de op begunstigde toepasselijke nationale regelgeving, dat zij vrij zijn feitelijke onjuistheden en dat hierin een juist en eerlijk beeld wordt gegeven van de financiële positie en de operationele resultaten;

b)

de financiële verslagen zijn opgesteld overeenkomstig de internationale standaarden voor jaarrekeningen als omschreven in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1606/2002;

c)

de gedeclareerde kosten daadwerkelijk zijn gemaakt;

d)

alle ontvangsten zijn opgevoerd;

e)

de door de begunstigde bij het Parlement ingediende financiële stukken conform de financiële bepalingen van het financieringsbesluit zijn;

f)

voldaan is aan de verplichtingen die voortvloeien uit Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014, en met name artikel 20;

g)

aan de uit het financieringsbesluit en met name de uit artikel II.9 en artikel II.19 voortvloeiende verplichtingen is voldaan;

h)

de bijdragen in natura daadwerkelijk aan de begunstigde zijn bezorgd en overeenkomstig de toepasselijke regelgeving zijn getaxeerd;

i)

een eventueel overschot aan EU-financiering overeenkomstig artikel 125, lid 6, van het Financieel Reglement naar het volgende begrotingsjaar is overgedragen en in het eerste kwartaal van dat begrotingsjaar is opgebruikt;

j)

een eventueel overschot aan eigen middelen is overgeschreven naar de reserve.

Artikel II.24

Besluit inzake het jaarverslag

Uiterlijk op 30 september van het jaar volgend op begrotingsjaar n, wordt het jaarverslag door het Europees Parlement goedgekeurd of verworpen zoals omschreven in artikel II.23.1.

Bij uitblijven van een schriftelijke reactie van het Europees Parlement gedurende een periode van zes maanden na ontvangst van het jaarverslag, wordt het jaarverslag geacht te zijn goedgekeurd.

De goedkeuring van het jaarverslag doet geen afbreuk aan de vaststelling van het definitieve financieringsbedrag overeenkomstig artikel II.25 waarbij het Europees Parlement een definitief besluit neemt over de subsidiabiliteit van de kosten.

Het Europees Parlement kan de begunstigde om aanvullende informatie verzoeken om een besluit over het jaarverslag te kunnen nemen. In geval van een dergelijk verzoek wordt de termijn voor het besluit over het jaarverslag verlengd tot de gevraagde informatie is ontvangen en beoordeeld door het Europees Parlement.

Indien het jaarverslag grote tekortkomingen vertoont, kan het Europees Parlement dit verwerpen zonder de begunstigde om aanvullende informatie te verzoeken en kan het de begunstigde verzoeken een nieuw verslag in te dienen binnen een termijn van 15 werkdagen.

Verzoeken om aanvullende inlichtingen of een nieuw verslag worden schriftelijk aan de begunstigde gericht.

Indien het jaarverslag dat aanvankelijk was ingediend, wordt verworpen en om een nieuw verslag wordt verzocht is de in dit artikel beschreven goedkeuringsprocedure van toepassing op het nieuwe verslag.

Artikel II.25

Besluit inzake het definitieve financieringsbedrag

II.25.1   Impact van het jaarverslag

Het besluit van het Europees Parlement tot vaststelling van het definitieve financieringsbedrag wordt gebaseerd op het overeenkomstig artikel II.24 goedgekeurde jaarverslag. Indien het Europees Parlement het jaarverslag definitief verwerpt of indien de begunstigde geen jaarverslag indient binnen de toepasselijke termijnen, kunnen geen voor vergoeding in aanmerking komende kosten worden vastgesteld bij het besluit inzake het definitieve financieringsbedrag.

II.25.2   Drempel

Het definitieve financieringsbedrag is beperkt tot het in artikel I.4 genoemde bedrag en bedraagt niet meer dan 95 % van de daadwerkelijk gemaakte subsidiabele kosten.

II.25.3   Overheveling van overschotten

Indien de begunstigde aan het einde van het begrotingsjaar n meer inkomsten dan uitgaven telt, mag hij een gedeelte van het overschot overhevelen naar het volgende begrotingsjaar n+1, overeenkomstig artikel 125, lid 6, van het Financieel Reglement.

a)   Definitie van overschot

Het overschot van het begrotingsjaar n is het verschil tussen de totale subsidiabele kosten en de som van:

i)

het (maximaal) forfaitair subsidiebedrag krachtens artikel I.4,

ii)

de eigen middelen van de begunstigde ter dekking van subsidiabele kosten, ingeval de begunstigde voordien gemaakte niet-subsidiabele kosten uitsluitend met eigen middelen heeft betaald, en

iii)

eventuele overgedragen overschotten van het begrotingsjaar n-1.

Het overschot dat naar het begrotingsjaar n +1 mag worden overgedragen, mag niet meer bedragen dan 25 % van de totale inkomsten als bedoeld onder i) en ii) van het bovenstaande.

b)   Boekhouding van de voorziening ter dekking van subsidiabele kosten

Het daadwerkelijk overgehevelde bedrag wordt in de balans voor het begrotingsjaar n opgenomen als een „voorziening ter dekking van subsidiabele kosten van het eerste kwartaal van jaar n+1”. De voorziening vormt een subsidiabele kost van het begrotingsjaar n.

Bovendien bepaalt een tussentijdse afsluiting van de rekeningen op uiterlijk 31 maart van het jaar n+1 de omvang van de subsidiabele kosten die op die datum daadwerkelijk zijn gemaakt. De voorziening is niet hoger dan deze kosten.

In het jaar n+1 neemt de voorziening een einde en genereert ze inkomsten die worden gebruikt om subsidiabele kosten van het eerste kwartaal van het jaar n+1 te dekken.

II.25.4   Besluit inzake het definitieve financieringsbedrag

Het Europees Parlement controleert jaarlijks of de uitgaven in overeenstemming zijn met de bepalingen van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014, het Financieel Reglement en het financieringsbesluit. Het Parlement neemt elk jaar een besluit over het definitieve financieringsbedrag, dat naar behoren gemeld wordt aan de begunstigde.

Het definitieve subsidiebedrag van begrotingsjaar n wordt vastgesteld in begrotingsjaar n+1.

Wanneer het definitieve financieringsbedrag wordt vastgesteld, wordt de voorfinanciering verrekend.

II.25.5   Financieringsbalans

Indien de uitbetaalde voorfinanciering hoger is dan het definitieve financieringsbedrag, vordert het Europees Parlement de ten onrechte betaalde voorfinanciering terug.

Indien het definitieve financieringsbedrag hoger is dan de uitbetaalde voorfinanciering betaalt het Europees Parlement het verschil.

II.25.6   Winst

a)   Definitie

Winst wordt gedefinieerd overeenkomstig artikel 125, lid 5, van het Financieel Reglement.

b)   Reserveopbouw

Overeenkomstig artikel 125, lid 5, van het Financieel Reglement kan de begunstigde reserves opbouwen uit het overschot aan eigen middelen zoals omschreven in artikel II.1.

Het overschot dat moet worden overgedragen naar de reserverekening, is, indien van toepassing, het bedrag aan eigen middelen dat hoger ligt dan het bedrag aan eigen middelen dat nodig is voor het dekken van 5 % van de subsidiabele kosten die daadwerkelijk zijn gemaakt in het begrotingsjaar n en 5 % van de kosten in de voorziening die moet worden overgedragen naar het begrotingsjaar n+1. De begunstigde moet voordien gemaakte niet-subsidiabele kosten uitsluitend met eigen middelen hebben betaald.

Het naar de reserve overgedragen overschot wordt niet in aanmerking genomen voor de berekening van de winst.

De reserve wordt alleen gebruikt om de werkingskosten van de begunstigde te dekken.

c)   Terugvordering

De financiering mag de begunstigde geen winst opleveren. Overeenkomstig artikel 125, lid 4, van het Financieel Reglement heeft het Europees Parlement het recht het percentage van de winst terug te vorderen dat overeenkomt met de bijdrage van de Unie aan de subsidiabele kosten.

Artikel II.26

Terugvordering

Indien aan begunstigde ten onrechte bedragen zijn uitbetaald of indien een terugvorderingsprocedure gerechtvaardigd is uit hoofde van de voorwaarden van het financieringsbesluit, Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 of het Financieel Regelement, betaalt de begunstigde of natuurlijke persoon, als bedoeld in artikel 30, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014, de betreffende bedragen aan het Europees Parlement terug, overeenkomstig de voorwaarden en binnen de termijn die het Europees Parlement heeft vastgesteld.

II.26.1   Achterstandsrente

Indien de begunstigde binnen de door het Europees Parlement vastgestelde termijn niet heeft betaald, verhoogt het Europees Parlement de verschuldigde bedragen met achterstandsrente tegen de in artikel II.16 vermelde rentevoet. De achterstandsrente heeft betrekking op de periode die loopt van de dag na het verstrijken van de termijn voor betaling tot en met de dag waarop de betaling van het volledige verschuldigde bedrag door het Europees Parlement is ontvangen.

Gedeeltelijke betaling wordt eerst aangerekend op de kosten en de achterstandsrente, en pas daarna op de hoofdsom.

II.26.2   Compensatie

Indien niet binnen de vastgestelde termijn is betaald, kan terugvordering van de aan het Europees Parlement verschuldigde bedragen geschieden door compensatie met bedragen die uit welken hoofde ook aan de begunstigde verschuldigd zijn overeenkomstig artikel 80 van het Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften ervan. In uitzonderlijke gevallen, die door het vrijwaren van de financiële belangen van de Unie worden gemotiveerd, kan het Europees Parlement middels compensatie terugvorderen vóór de geplande betalingsdatum. Voorafgaande instemming van de begunstigde is niet vereist.

II.26.3   Bankkosten

De bankkosten in verband met de terugvordering van aan het Europees Parlement verschuldigde bedragen komen volledig ten laste van de begunstigde.

Artikel II.27

Financiële garantie

Indien het Europees Parlement in overeenstemming met artikel 134 van het Financieel Reglement om een financiële garantie verzoekt, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

a)

de financiële garantie wordt verstrekt door een bank of een erkende financiële instelling of, op verzoek van de begunstigde en met instemming van het Europees Parlement, door een derde;

b)

de garant is op eerste vordering hoofdelijk aansprakelijk en verlangt niet van het Europees Parlement dat het zich eerst tot de hoofdschuldenaar (de begunstigde) wendt, en

c)

de financiële garantie blijft uitdrukkelijk van kracht tot de voorfinanciering is verrekend met de tussentijdse betalingen of de betaling van het restbedrag door het Europees Parlement; indien de betaling van het restbedrag de vorm aanneemt van een terugvordering, moet de financiële garantie van kracht blijven tot de schuld volledig is vereffend, en het Europees Parlement geeft de garantie vrij in de loop van de daaropvolgende maand.

Artikel II.28

Controle

II.28.1   Algemene bepalingen

Binnen de grenzen van hun bevoegdheden en in overeenstemming met hoofdstuk V van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014, kunnen het Europees Parlement en de Autoriteit voor Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen op elk moment hun respectieve controlerende bevoegdheden uitoefenen om na te gaan of de begunstigde de in het financieringsbesluit, in Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 en in het Financieel Reglement vastgelegde verplichtingen volledig nakomt.

De begunstigde werkt naar behoren samen met de bevoegde autoriteiten en verstrekt alle noodzakelijke ondersteuning voor het uitvoeren van de controle.

Het Europees Parlement en de Autoriteit voor Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen kunnen deze controle delegeren aan externe instanties die naar behoren gemachtigd zijn om namens hen op te treden („de gemachtigde instanties”).

II.28.2   Verplichting tot het bewaren van documenten

Gedurende een periode van vijf jaar die ingaat op de datum van indiening van het jaarverslag, bewaart de begunstigde op een geschikt medium alle originele documenten, en met name boekhoudkundige en fiscale stukken, met inbegrip van gedigitaliseerde originelen wanneer dat door het desbetreffende nationaal recht en onder de daarin vastgestelde voorwaarden is toegestaan.

De in de eerste alinea genoemde periode van vijf jaar geldt niet indien er audits, beroepsprocedures, geschillen of claims lopen met betrekking tot de financiering. In deze gevallen bewaart de begunstigde de documenten tot deze audits, beroepsprocedures, geschillen of claims zijn afgehandeld.

II.28.3   Verplichting tot het verstrekken van documenten en/of informatie

De begunstigde verstrekt alle documenten en/of gegevens, ook gegevens in elektronisch formaat, waarom het Europees Parlement, de Autoriteit voor Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen of de gemachtigde instantie („de bevoegde autoriteit”) verzoeken.

Alle door de begunstigde verstrekte documenten of gegevens worden overeenkomstig artikel II.6 verwerkt.

II.28.4   Bezoeken ter plaatse

De bevoegde autoriteit kan bezoeken ter plaatse uitvoeren in de gebouwen van de begunstigde. Daartoe kan zij schriftelijk verzoeken dat de begunstigde een passende regeling voor dit bezoek treft, binnen een passende termijn die door de bevoegde autoriteit wordt bepaald.

Tijdens bezoeken ter plaatse verleent de begunstigde de bevoegde autoriteit toegang tot de terreinen en gebouwen waar de operatie wordt of werd uitgevoerd alsook tot alle noodzakelijke informatie, ook informatie in elektronisch formaat.

De begunstigde zorgt ervoor dat de gegevens op het moment van het bezoek ter plaatse vlot beschikbaar zijn en dat de gevraagde gegevens in een passend formaat worden overhandigd.

II.28.5   Auditprocedure van hoor en wederhoor

Op basis van de bevindingen van de controle stelt het Europees Parlement een voorlopig auditverslag op dat aan de begunstigde wordt bezorgd. De begunstigde kan zijn opmerkingen indienen binnen 30 kalenderdagen vanaf de datum van ontvangst van het voorlopige auditverslag.

Op basis van de bevindingen in het voorlopige auditverslag en de mogelijke opmerkingen van de begunstigde, stelt het Europees Parlement zijn definitieve auditbevindingen vast in een definitief auditverslag. Het definitieve auditverslag wordt naar de begunstigde gestuurd binnen de 60 kalenderdagen na het verstrijken van de uiterste termijn voor de indiening van opmerkingen over het voorlopige auditverslag.

II.28.6   Gevolgen van de bevindingen van de audit

Onverminderd het recht van het Parlement om maatregelen te treffen overeenkomstig artikel II.12 tot artikel II.14, worden de definitieve auditbevindingen terdege in overweging genomen door het Europees Parlement bij het vaststellen van het definitieve financieringsbedrag.

Gevallen van mogelijke fraude of ernstige overtreding van de toepasselijke regels die in de definitieve auditbevindingen aan het licht zijn gekomen, worden aan de bevoegde nationale of Unieautoriteiten gemeld met het oog op verdere maatregelen.

Het Europees Parlement kan het besluit inzake het definitieve financieringsbedrag met terugwerkende kracht aanpassen op basis van de definitieve auditbevindingen.

II.28.7   Rechten van OLAF om controle uit te oefenen

Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) oefent zijn rechten om controle uit te oefenen ten aanzien van de begunstigde uit overeenkomstig de toepasselijke regels en met name overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 (8), Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van 11 september 2013 (9), en artikel 24, lid 4, en artikel 25, lid 7, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014.

De begunstigde werkt naar behoren samen met OLAF en verstrekt OLAF alle noodzakelijke ondersteuning voor het uitvoeren van de controle.

Het Europees Parlement kan te allen tijde het besluit inzake het definitieve financieringsbedrag met terugwerkende kracht aanpassen op basis van de van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) ontvangen bevindingen overeenkomstig artikel 25, lid 7, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014. Voordat het Parlement besluit om het besluit inzake het definitieve financieringsbedrag aan te passen wordt de begunstigde naar behoren in kennis gesteld van de desbetreffende bevindingen en van het voornemen van het Parlement om het besluit inzake het definitieve financieringsbedrag aan te passen, en krijgt de begunstigde de gelegenheid opmerkingen te maken.

II.28.8   Rechten van de Europese Rekenkamer om controle uit te oefenen

De Europese Rekenkamer oefent haar rechten om controle uit te oefenen uit overeenkomstig de toepasselijke regels en met name overeenkomstig artikel 137, lid 2, van het Financieel Reglement en artikel 25, lid 6, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014. De artikelen II.28.3 en II.28.4 zijn van toepassing.

De begunstigde werkt naar behoren samen met de Rekenkamer en verstrekt de Rekenkamer alle noodzakelijke ondersteuning voor het uitvoeren van de controle.

II.28.9   Niet-naleving van deze verplichtingen uit hoofde van artikel II.28.1 t/m 4

Indien de begunstigde de in artikel II.28.1 t/m 4 genoemde verplichtingen niet naleeft, kan het Europees Parlement alle kosten die onvoldoende gemotiveerd zijn door de begunstigde beschouwen als niet voor vergoeding in aanmerking komende kosten.

Voor het Europees Parlement

[naam, voornaam]

[handtekening]

Gedaan te [stad: Straatsburg, Luxemburg, Brussel]

Bijlage 1

Geraamde begroting

Kosten

Subsidiabele kosten

Begroting

Werkelijk

A.1: Personeelskosten

1.

Salarissen

2.

Bijdragen

3.

Beroepsopleiding

4.

Reiskosten voor personeel

5.

Andere personeelskosten

 

 

A.2: Infrastructuur- en exploitatiekosten

1.

Huur, lasten en onderhoudskosten

2.

Kosten van installatie, exploitatie en onderhoud van uitrusting

3.

Afschrijvingskosten van roerende en onroerende goederen

4.

Papier en kantoorbenodigdheden

5.

Abonnement en telecommunicatie

6.

Kosten voor drukken, vertaling, reproductie

7.

Andere infrastructuurkosten

 

 

A.3: Administratieve kosten

1.

Documentatiekosten (kranten, persagentschap, databank)

2.

Studie en onderzoekskosten

3.

Gerechtskosten

4.

Kosten boekhouding en auditing

5.

Steun aan derden

6.

Diverse huishoudelijke kosten

 

 

A.4: Vergaderingen en representatiekosten

1.

Kosten voor vergaderingen

2.

Deelname aan seminars en conferenties

3.

Representatiekosten

4.

Kosten voor uitnodigingen

5.

Andere vergaderkosten

 

 

A.5: Uitgaven voor informatie en publicaties

1.

Publicatiekosten

2.

Inrichting en beheer van internetsite

3.

Publiciteitskosten

4.

Communicatiemateriaal (gadgets)

5.

Seminars en tentoonstellingen

6.

Andere informatiekosten

 

 

A.6: Toewijzing aan de „voorziening ter dekking van subsidiabele uitgaven van het eerste kwartaal van het jaar n+1”

 

 

A. TOTALE SUBSIDIABELE KOSTEN

 

 

Niet-subsidiabele kosten

1.

Voorzieningen

2.

Wisselkoersverliezen

3.

Dubieuze vorderingen aan derden

4.

Bijdragen in natura

5.

Andere (specificeer)

 

 

B. TOTALE NIET-SUBSIDIABELE KOSTEN

 

 

C. TOTAAL KOSTEN

 

 


Ontvangsten

 

Begroting

Werkelijk

D.1 Opneming van de „voorziening ter dekking van subsidiabele uitgaven van het eerste kwartaal van het jaar n”

n.v.t.

 

D.2 Financiering van het Europees Parlement

 

 

D.3 Bijdragen van de leden

 

 

3.1

van organisaties die lid zijn

3.2

van individuele leden

 

 

D.4 Giften

 

 

 

 

 

D.5 Andere eigen middelen

 

 

(te vermelden)

 

 

D.6. Renteopbrengsten uit voorfinanciering

 

 

D.7. Bijdragen in natura

 

 

D. TOTAAL ONTVANGSTEN

 

 

E. winst/verlies (D-C)

 

 


F. Overmaking van eigen middelen naar reserverekening

 

 

G. Winst/verlies voor verificatie van de naleving van de regel dat subsidie geen winst mag opleveren (E-F)

 

 

Noot: Dit is slechts een indicatieve structuur. De verplichte structuur van de geraamde begroting wordt jaarlijks gepubliceerd samen met de oproep tot het indienen van voorstellen.

Bijlage 2

Werkprogramma

[per verzoek om financiering invoegen]

 


(1)  PB L 317 van 4.11.2014, blz. 1.

(2)  PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.

(3)  PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1.

(4)  PB L 333 van 19.12.2015, blz. 50.

(5)  PB C 225 van 28.6.2018, blz. 4.

(6)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

(7)  Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1).

(8)  Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).

(9)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).


Europese Commissie

28.6.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 225/49


Wisselkoersen van de euro (1)

27 juni 2018

(2018/C 225/03)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,1616

JPY

Japanse yen

128,08

DKK

Deense kroon

7,4507

GBP

Pond sterling

0,88173

SEK

Zweedse kroon

10,3503

CHF

Zwitserse frank

1,1536

ISK

IJslandse kroon

124,40

NOK

Noorse kroon

9,4785

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

25,777

HUF

Hongaarse forint

326,80

PLN

Poolse zloty

4,3363

RON

Roemeense leu

4,6553

TRY

Turkse lira

5,3700

AUD

Australische dollar

1,5725

CAD

Canadese dollar

1,5443

HKD

Hongkongse dollar

9,1158

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,7046

SGD

Singaporese dollar

1,5834

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 298,88

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

15,8948

CNY

Chinese yuan renminbi

7,6649

HRK

Kroatische kuna

7,3806

IDR

Indonesische roepia

16 484,27

MYR

Maleisische ringgit

4,6795

PHP

Filipijnse peso

62,157

RUB

Russische roebel

73,3590

THB

Thaise baht

38,333

BRL

Braziliaanse real

4,4152

MXN

Mexicaanse peso

23,1817

INR

Indiase roepie

79,6940


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


Rekenkamer

28.6.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 225/50


Speciaal verslag nr. 19/2018

„Een Europees hogesnelheidsnet: geen realiteit, maar een ondoeltreffende lappendeken”

(2018/C 225/04)

De Europese Rekenkamer deelt u mede dat Speciaal verslag nr. 19/2018 „Een Europees hogesnelheidsnet: geen realiteit, maar een ondoeltreffende lappendeken” zojuist gepubliceerd is.

Het verslag kan worden ingezien op of gedownload van de website van de Europese Rekenkamer: http://eca.europa.eu


INFORMATIE OVER DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

28.6.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 225/51


Mededeling van Noorwegen in verband met Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruikmaken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen

Bekendmaking van een uitnodiging tot het indienen van aanvragen voor vergunningen voor oliewinning op het Noors continentaal plat — Vergunningsronde in tevoren afgebakende gebieden (Awards in Predefined Areas) 2018

(2018/C 225/05)

Het Noors Ministerie van Olie en Energie gaat hierbij over tot bekendmaking van een uitnodiging tot het indienen van aanvragen voor vergunningen voor oliewinning overeenkomstig artikel 3, lid 2, onder a), van Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruikmaken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen.

Vergunningen voor oliewinning worden uitsluitend toegewezen aan naamloze vennootschappen die zijn geregistreerd in Noorwegen of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (de EER-overeenkomst), of aan natuurlijke personen die ingezetenen zijn van een staat die partij is bij de EER-overeenkomst.

Ondernemingen die geen vergunninghouders zijn op het continentaal plat van Noorwegen, kunnen winningsvergunningen toegewezen krijgen indien zij vooraf als geschikte vergunninghouders op het Noors continentaal plat zijn erkend.

Ondernemingen die individuele aanvragen indienen en ondernemingen die als onderdeel van een groep hun aanvragen indienen, zullen door het ministerie op gelijke voet worden behandeld. Aanvragers die een individuele aanvraag indienen of aanvragers die onderdeel zijn van een groep die een gezamenlijke aanvraag indient, zullen allen worden aangemerkt als aanvragers voor een winningsvergunning. Het ministerie kan aan de hand van door groepen of door individuele aanvragers ingediende aanvragen de samenstelling van de vergunninghoudende groepen bepalen, onder meer door aanvragers in een gezamenlijke aanvraag te schrappen en individuele aanvragers toe te voegen, en de exploitant voor deze groepen aanstellen.

Voor de toekenning van een participatie in een winningsvergunning is vereist dat de vergunninghouders een overeenkomst voor aardoliewinningsactiviteiten aangaan, daarbij inbegrepen een gezamenlijke exploitatieovereenkomst en een financiële overeenkomst. Indien de winningsvergunning stratigrafisch wordt verdeeld, dienen de vergunninghouders van de twee stratigrafisch verdeelde vergunningen tevens een specifieke gezamenlijke exploitatie-overeenkomst te sluiten waarin de onderlinge betrekkingen rond de verdeelsleutel worden geregeld.

De vergunninghouders vormen na de ondertekening van deze overeenkomsten een gemeenschappelijke onderneming waarin de omvang van hun participatie te allen tijde identiek is aan hun participatie in de winningsvergunning.

De vergunningsdocumenten zijn hoofdzakelijk gebaseerd op relevante stukken van de gunningsronde in van te voren afgebakende gebieden 2017. Het doel hiervan is de voornaamste elementen van aanpassingen aan het kader beschikbaar te stellen voor de bedrijfstak, voordat de aanvragen moeten worden ingediend.

Criteria voor de toekenning van een winningsvergunning

Voor het bevorderen van een verstandig beheer van de grondstoffen en een snelle en efficiënte exploratie naar en winning van aardolie op het Noors continentaal plat, met inbegrip van de samenstelling van groepen vergunninghouders om dit te bereiken, gelden de volgende criteria bij de toekenning van participaties in winningsvergunningen en voor de aanstelling van een exploitant:

a)

het inzicht van de aanvrager in de geologie van het betrokken geografische gebied, en hoe de vergunninghouders voorstellen een efficiënte exploratie naar olie uit te voeren;

b)

de relevante technische expertise van de aanvrager en hoe deze expertise actief de kosteneffectieve exploratie en, eventueel, de winning van olie in het betrokken geografische gebied kan bevorderen;

c)

de opgedane ervaring van de aanvrager op het Noors continentaal plat dan wel gelijkwaardige relevante ervaring in andere gebieden;

d)

dat de aanvrager over voldoende financiële middelen beschikt om de exploratie naar en, eventueel, de winning van olie in het desbetreffende geografische gebied uit te voeren;

e)

indien de aanvrager een vergunninghouder is of is geweest, kan het ministerie rekening houden met elke blijk van inefficiëntie of gebrek aan verantwoordingsplicht van de aanvrager als vergunninghouder;

f)

winningsvergunningen worden hoofdzakelijk toegekend aan een gemeenschappelijke onderneming waarvan ten minste één vergunninghouder als exploitant ten minste één boring op het Noors continentaal plat heeft uitgevoerd, dan wel buiten het Noors continentaal plat gelijkwaardige relevante operationele ervaring heeft opgedaan;

g)

winningsvergunningen worden hoofdzakelijk toegekend aan twee of meer vergunninghouders wanneer ten minste één dezer over de onder f) genoemde ervaring beschikt;

h)

de voor winningsvergunningen in de Barentszzee aangestelde exploitant dient als exploitant ten minste één boring op het Noors continentaal plat te hebben verricht, dan wel buiten het Noors continentaal plat gelijkwaardige relevante operationele ervaring te hebben opgedaan;

i)

voor winningsvergunningen in diepe wateren dient zowel de aangestelde exploitant als ten minste één andere vergunninghouder als exploitant minstens één boring op het Noors continentaal plat te hebben verricht, dan wel buiten het Noors continentaal plat gelijkwaardige relevante operationele ervaring te hebben opgedaan. Ten minste één van houders van de winningsvergunning dient als exploitant boringen in diepe wateren te hebben verricht;

j)

in geval van winningsvergunningen waarbij het verrichten van proefboringen naar verwachting gepaard zal gaan met hoge druk en/of hoge temperaturen (HPHT), dienen de aangestelde exploitant en ten minste één andere vergunninghouder als exploitant op het Noors continentaal plat ten minste één boring te hebben verricht, dan wel buiten het Noors continentaal plat gelijkwaardige relevante operationele ervaring te hebben opgedaan. Ten minste één van houders van de winningsvergunning dient als exploitant een HPHT-boring te hebben verricht.

Blokken waarvoor aanvragen kunnen worden ingediend

Aanvragen voor participaties in winningsvergunningen kunnen worden ingediend voor blokken waarvoor binnen het van tevoren afgebakende gebied nog geen vergunning is verleend, zoals getoond op de door het NPD (Noors Directoraat voor Aardolie) gepubliceerde kaarten. Het is ook mogelijk een aanvraag in te dienen voor blokken waarvoor na publicatie van deze mededeling binnen het afgebakende gebied nog geen vergunningen zijn afgegeven overeenkomstig de geactualiseerde kaarten op interactieve Factmaps van het NPD, die te vinden zijn op de webpagina van het NPD.

Elke winningsvergunning kan één of meerdere blokken of delen van blokken omvatten. Aanvragers wordt verzocht om hun aanvraag te beperken tot de gebieden waarvan zij het productiepotentieel in kaart hebben gebracht.

Zie voor de volledige tekst van de mededeling en gedetailleerde kaarten van de beschikbare gebieden de website van het Noors Directoraat voor Aardolie: www.npd.no/apa2018.

Aanvragen voor vergunningen voor oliewinning moeten worden ingediend bij het:

Ministerie van Olie en Energie

Postbus 8148

0033 Oslo

NOORWEGEN

Twee kopieën moeten worden ingediend bij het:

Noors Directoraat voor Aardolie

Postbus 600

4003 Stavanger

NOORWEGEN

Uiterste termijn: 4 september 2018 om 12.00 uur.

De toewijzing van vergunningen voor oliewinning in het kader van de vergunningsronde 2018 voor van te voren afgebakende gebieden op het Noors continentaal plat zal naar planning plaatsvinden in het eerste kwartaal van 2019.


V Bekendmakingen

BESTUURLIJKE PROCEDURES

Europese Commissie

28.6.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 225/53


Uitnodigingen tot het indienen van voorstellen met betrekking tot het werkprogramma voor subsidies op het gebied van trans-Europese telecommunicatienetwerken in het kader van de Connecting Europe Facility voor de periode 2014-2020

(Uitvoeringsbesluit C(2018) 568 van de Commissie)

(2018/C 225/06)

Het directoraat-generaal Communicatienetwerken, inhoud en technologie van de Europese Commissie lanceert de volgende vier uitnodigingen tot het indienen van voorstellen met het oog op het verlenen van subsidies voor projecten in overeenstemming met de prioriteiten en doelstellingen die zijn vastgelegd in het werkprogramma voor 2018 op het gebied van trans-Europese telecommunicatienetwerken in het kader van de Connecting Europe Facility voor de periode 2014-2020.

Er worden voorstellen ingewacht voor de volgende vier uitnodigingen:

 

CEF-TC-2018-4: E-gezondheidszorg

 

CEF-TC-2018-4: E-aanbesteding

 

CEF-TC-2018-4: Europees e-justitieportaal

 

CEF-TC-2018-4: Onlinegeschillenbeslechting (ODR)

Het gecombineerde indicatieve budget dat beschikbaar is voor voorstellen die op grond van deze vier uitnodigingen worden geselecteerd, bedraagt 12,4 miljoen EUR.

De uiterste datum voor het indienen van de voorstellen in het kader van deze vier uitnodigingen is 22 november 2018.

De documentatie bij deze uitnodigingen is beschikbaar op de website van CEF Telecom:

https://ec.europa.eu/inea/en/connecting-europe-facility/cef-telecom/apply-funding/2018-cef-telecom-calls-proposals


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

Europese Commissie

28.6.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 225/54


Bericht tot wijziging van het bericht van opening van een vrijwaringsonderzoek betreffende de invoer van staalproducten

(2018/C 225/07)

De Commissie heeft op 26 maart 2018 een vrijwaringsonderzoek betreffende de invoer van staalproducten geopend (1) („het bericht van 26 maart 2018”). Zij is vervolgens geattendeerd op het feit dat twee categorieën staalproducten niet waren opgenomen in de lijst van producten die voorwerp van dat onderzoek zijn.

De opname van die twee categorieën staalproducten lijkt noodzakelijk aangezien daarvoor momenteel toezichtmaatregelen betreffende staalproducten (2) gelden, net zoals voor de 26 productcategorieën waarop het bericht van 26 maart 2018 betrekking heeft. De Commissie heeft voor die twee productcategorieën voldoende bewijsmateriaal ontvangen dat de opname daarvan in het toepassingsgebied van het lopende onderzoek zou rechtvaardigen, zodat wijziging van het bericht van 26 maart 2018 noodzakelijk wordt geacht. Belanghebbenden vinden nadere informatie in een mededeling in het dossier.

Uit de informatie waarover de Commissie momenteel beschikt blijkt dat, wanneer de twee productcategorieën in de lijst worden opgenomen, het totale volume van de invoer van de staalproducten waarop het lopende vrijwaringsonderzoek betrekking heeft in de periode 2013-2017 toeneemt van 18,8 miljoen ton tot 30,6 miljoen ton. Ook relatief gezien is er sprake van een toename van die invoer ten opzichte van de binnenlandse productie.

De twee aanvullende productcategorieën moeten dan ook worden opgenomen in het toepassingsgebied van het lopende vrijwaringsonderzoek.

1.   AANVULLENDE ONDERZOCHTE PRODUCTEN

Bij de aanvullende productcategorieën gaat het om door koud nabewerken verkregen staven van niet-gelegeerd of ander gelegeerd staal alsmede om draad van niet-gelegeerd staal. Die productcategorieën moeten worden toegevoegd aan de lijst van producten die voorwerp van het lopende vrijwaringsonderzoek zijn. De GN-codes waaronder die productcategorieën momenteel worden ingedeeld, luiden als volgt:

Productnummer

Productcategorie

GN-codes

27

Staven van niet-gelegeerd of ander gelegeerd staal, door koud nabewerken verkregen

7215 10 00 , 7215 50 11 , 7215 50 19 , 7215 50 80 , 7228 10 90 , 7228 20 99 , 7228 50 20 , 7228 50 40 , 7228 50 61 , 7228 50 69 , 7228 50 80

28

Draad van niet-gelegeerd staal

7217 10 10 , 7217 10 31 , 7217 10 39 , 7217 10 50 , 7217 10 90 , 7217 20 10 , 7217 20 30 , 7217 20 50 , 7217 20 90 , 7217 30 41 , 7217 30 49 , 7217 30 50 , 7217 30 90 , 7217 90 20 , 7217 90 50 , 7217 90 90

Die GN-codes worden slechts ter informatie vermeld.

2.   VERDUIDELIJKING BETREFFENDE BEPAALDE PRODUCTCATEGORIEËN EN GN-CODES

Het bericht van 26 maart 2018 vermeldt weliswaar dat de GN-codes slechts ter informatie worden vermeld, maar in de loop van het onderzoek is gebleken dat bepaalde GN-codes niet of verkeerd zijn toegewezen. Derhalve moet de bijlage bij dat bericht als volgt luiden:

Productnummer

Productcategorie

GN-codes

1

Bladen en strippen van niet-gelegeerd of ander gelegeerd staal, warm gewalst

7208 10 00 , 7208 25 00 , 7208 26 00 , 7208 27 00 , 7208 36 00 , 7208 37 00 , 7208 38 00 , 7208 39 00 , 7208 40 00 , 7208 52 10 , 7208 52 99 , 7208 53 10 , 7208 53 90 , 7208 54 00 , 7211 13 00 , 7211 14 00 , 7211 19 00 , 7212 60 00 , 7225 19 10 , 7225 30 10 , 7225 30 30 , 7225 30 90 , 7225 40 15 , 7225 40 90 , 7226 19 10 , 7226 91 20 , 7226 91 91 , 7226 91 99

4

Metallisch beklede bladen

7210 20 00 , 7210 30 00 , 7210 41 00 , 7210 49 00 , 7210 61 00 , 7210 69 00 , 7210 90 80 , 7212 20 00 , 7212 30 00 , 7212 50 20 , 7212 50 30 , 7212 50 40 , 7212 50 61 , 7212 50 69 , 7212 50 90 , 7225 91 00 , 7225 92 00 , 7225 99 00 , 7226 99 10 , 7226 99 30 , 7226 99 70

7

Kwartoplaten van niet-gelegeerd of ander gelegeerd staal

7208 51 20 , 7208 51 91 , 7208 51 98 , 7208 52 91 , 7208 90 20 , 7208 90 80 , 7210 90 30 , 7225 40 12 , 7225 40 40 , 7225 40 60

3.   PROCEDURELE ASPECTEN

3.1.   Schriftelijke opmerkingen, antwoorden op de vragenlijst en correspondentie

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig acht, zal de Commissie een vragenlijst toezenden aan de haar bekende producenten van de soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten en aan alle haar bekende verenigingen van producenten van deze twee productcategorieën in de Unie. De ingevulde vragenlijsten moeten uiterlijk 21 dagen te rekenen vanaf de datum van verzending in het bezit van de Commissie zijn.

Alle andere belanghebbenden, met inbegrip van producenten-exporteurs, importeurs en gebruikers van de twee betrokken productcategorieën en hun verenigingen, worden verzocht hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en informatie en bewijsmateriaal met betrekking tot deze twee productcategorieën in te dienen. Opmerkingen over de opname van de twee productcategorieën in het lopende vrijwaringsonderzoek moeten uiterlijk zeven dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie in het bezit van de Commissie zijn. Andere vormvrij opgestelde opmerkingen moeten uiterlijk 21 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie worden ingediend. Belanghebbenden kunnen onmiddellijk, maar in elk geval binnen 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie bij voorkeur per e-mail contact met de Commissie opnemen en een vragenlijst opvragen. De ingevulde vragenlijst moet uiterlijk 21 dagen te rekenen vanaf de datum van verzending worden ingediend.

Na het verstrijken van de bovenvermelde termijnen ingediende standpunten en informatie kunnen buiten beschouwing worden gelaten.

3.2.   Hoorzittingen

Overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) 2015/478 van het Europees Parlement en de Raad (3) en artikel 3 van Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad (4) kunnen alle belanghebbenden binnen 21 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie ook vragen om door de Commissie te worden gehoord.

3.3.   Overige procedurele aspecten

De in de punten 3.2, 4, 5, 6 en 7 van het bericht van 26 maart 2018 vermelde overige procedurele aspecten blijven op dit onderzoek van toepassing.


(1)  PB C 111 van 26.3.2018, blz. 29.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/670 van de Commissie van 28 april 2016 tot instelling van voorafgaand Unietoezicht op de invoer van bepaalde ijzer- en staalproducten uit bepaalde derde landen (PB L 115 van 29.4.2016, blz. 37).

(3)  Verordening (EU) 2015/478 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer (PB L 83 van 27.3.2015, blz. 16).

(4)  Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 33).


Rectificaties

28.6.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 225/57


Rectificatie van Mededeling van de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 17, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap — Uitnodiging tot het indienen van offertes voor de exploitatie van geregelde luchtdiensten overeenkomstig openbaredienstverplichtingen

( Publicatieblad van de Europese Unie C 216 van 20 juni 2018 )

(2018/C 225/08)

Bladzijde 3, rij „Looptijd van het contract”:

in plaats van:

„18 februari 2019-18 februari 2022”,

lezen:

„18 februari 2019-17 februari 2023”.