ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 195

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

61e jaargang
7 juni 2018


Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

AANBEVELINGEN

 

Raad

2018/C 195/01

Aanbeveling van de Raad van 22 mei 2018 inzake de bevordering van gemeenschappelijke waarden, inclusief onderwijs en de Europese dimensie in lesgeven

1


 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2018/C 195/02

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.8887 — Platinum Equity/LifeScan) ( 1)

6

2018/C 195/03

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.8771 — Total/Engie (Part of Liquefied Natural Gas Business)) ( 1)

6


 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Raad

2018/C 195/04

Conclusies van de Raad over toewerken naar een visie op een Europese onderwijsruimte

7

2018/C 195/05

Conclusies van de Raad over de rol van jongeren bij de opbouw van een veilige, hechte en harmonieuze samenleving in Europa

13

 

Europese Commissie

2018/C 195/06

Wisselkoersen van de euro

19

2018/C 195/07

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 6 juni 2018 tot vaststelling van een werkprogramma voor de beoordeling van aanvragen voor de verlenging van goedkeuringen van werkzame stoffen die verstrijken in 2022, 2023 en 2024, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad ( 1)

20

 

Rekenkamer

2018/C 195/08

Speciaal verslag nr. 12/2018 — Breedband in de EU-lidstaten: hoewel er vooruitgang is geboekt, zullen niet alle Europa 2020-streefdoelen worden gehaald

23

 

INFORMATIE OVER DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

 

Permanent Comité van de EVA-staten

2018/C 195/09

Gevaarlijke stoffen — Lijst van vergunningsbesluiten van de EER/EVA-staten overeenkomstig artikel 64, lid 8, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (REACH) in de eerste helft van 2016

24

2018/C 195/10

Gevaarlijke stoffen — Lijst van vergunningsbesluiten van de EER/EVA-staten overeenkomstig artikel 64, lid 8, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (REACH) in de tweede helft van 2016

25

2018/C 195/11

Geneesmiddelen — Lijst van door de EER-EVA-staten voor de tweede helft van 2016 afgegeven vergunningen om een geneesmiddel in de handel te brengen

26


 

V   Bekendmakingen

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2018/C 195/12

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.8954 — BPEA/PAI/WFC) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1)

44

2018/C 195/13

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.8928 — Francisco Partners/VeriFone) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1)

46

 

ANDERE HANDELINGEN

 

Europese Commissie

2018/C 195/14

Bekendmaking van een wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

47


 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

AANBEVELINGEN

Raad

7.6.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 195/1


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 22 mei 2018

inzake de bevordering van gemeenschappelijke waarden, inclusief onderwijs en de Europese dimensie in lesgeven

(2018/C 195/01)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 165 en 166,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Unie berust op de in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde gemeenschappelijke waarden en algemene beginselen inzake eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Overeenkomstig artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie streeft de Unie ernaar haar waarden te handhaven en zich ervoor in te zetten.

(2)

Geïnspireerd door deze waarden is de Unie erin geslaagd om mensen, gemeenschappen en landen samen te brengen in een uniek politiek project dat heeft geleid tot de langste periode van vrede in Europa, wat op zijn beurt heeft geleid tot sociale stabiliteit en economische welvaart. Doordat alle lidstaten de in het Verdrag vastgelegde waarden hebben aangenomen, is er een gemeenschappelijke basis die de Europese manier van leven en de Europese identiteit typeert en de Unie haar eigen plaats geeft op het wereldtoneel.

(3)

De Unie en haar lidstaten worden geconfronteerd met uiteenlopende uitdagingen zoals populisme, xenofobie, polariserend nationalisme, discriminatie, de verspreiding van nepnieuws en desinformatie, evenals radicalisering die tot gewelddadig extremisme leidt. Deze verschijnselen kunnen niet alleen een ernstige bedreiging vormen voor de fundamenten van onze democratieën, maar ook het vertrouwen in de rechtsstaat en de democratische instellingen ondermijnen en het gevoel van samenhorigheid in en tussen onze Europese samenlevingen schaden.

(4)

Als burgers daarentegen niet beseffen hoe en waarom de EU tot stand is gekomen en hoe zij in de basis functioneert, staat de deur open voor desinformatie en kunnen zij geen geïnformeerde mening vormen over de activiteiten van de Unie. Kennis van de diversiteit van de Unie en haar lidstaten versterkt wederzijds respect, begrip en samenwerking binnen en tussen de lidstaten.

(5)

Onderwijs in al zijn vormen en op alle niveaus en van jongs af aan speelt een cruciale rol bij het bevorderen van gemeenschappelijke waarden. Het draagt bij tot sociale inclusie doordat elk kind reële en gelijke kansen krijgt om te slagen. Het biedt mogelijkheden om actieve en kritische burgers te worden en vergroot de kennis van de Europese identiteit.

(6)

Tijdens de bijeenkomst over de Leidersagenda in november 2017 in Göteborg hebben de Europese leiders gesproken over het belang van onderwijs en cultuur voor de toekomst van Europa. Met het oog op deze besprekingen heeft de Commissie haar visie op een Europese onderwijsruimte uiteengezet en een aantal initiatieven voorgesteld in haar mededeling over „De Europese identiteit versterken via onderwijs en cultuur” (1), waarin staat dat „het versterken van onze Europese identiteit essentieel [blijft]; dat kan het best via onderwijs en cultuur”.

(7)

Na de bijeenkomst van de leiders in Göteborg heeft de Europese Raad in zijn conclusies van 14 december 2017 benadrukt dat onderwijs en cultuur een sleutelrol vervullen bij het opbouwen van inclusieve, hechte samenlevingen, en bij het op peil houden van ons concurrentievermogen (2).

(8)

Een van de doelstellingen van het ET 2020-kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (3), namelijk het bevorderen van kansengelijkheid, sociale cohesie en actief burgerschap, houdt in dat onderwijs interculturele competenties, democratische waarden en respect voor grondrechten moet bijbrengen, alle vormen van discriminatie en racisme moet voorkomen en bestrijden, en kinderen, jongeren en volwassenen in staat moet stellen positief met leeftijdgenoten met een andere achtergrond om te gaan.

(9)

De Verklaring van Parijs, die op 17 maart 2015 is goedgekeurd door de Europese ministers van Onderwijs, getuigt van het streven van de lidstaten om gemeenschappelijke waarden, kritisch denken en mediageletterdheid, en inclusief onderwijs en interculturele dialoog te bevorderen. Uit de reacties op een EU-brede openbare raadpleging (4) blijkt duidelijk dat inclusief onderwijs moet worden bevorderd. Slechts 16 % van de respondenten meent dat het onderwijs momenteel dit doel bereikt; 95 % van de respondenten vindt dat het onderwijs jongeren moet helpen inzicht te krijgen in het belang van gemeenschappelijke waarden en dat de Unie de lidstaten moet helpen bij de verwezenlijking van die taak (98 %).

(10)

Uit het Eurydice-verslag 2017 over burgerschapsvorming op school in Europa blijkt dat burgerschapsonderwijs momenteel veel aandacht krijgt in een aantal Europese landen. Toch beschikt bijna de helft van de landen nog altijd niet over een beleid om burgerschapsvorming op te nemen in de initiële lerarenopleiding. Daarom moeten leerkrachten door middel van maatregelen worden ondersteund en in staat gesteld om een open leercultuur en -omgeving te ontwikkelen en om te gaan met diversiteit met het oog op de ontwikkeling van burgerschapscompetenties, de overdracht van het gedeelde Europese erfgoed en het uitdragen van gemeenschappelijke waarden, en als rolmodel te kunnen dienen voor hun leerlingen.

(11)

Radicalisering die tot gewelddadig extremisme leidt, is nog altijd een acuut probleem in verschillende lidstaten. Het bevorderen van gemeenschappelijke waarden als katalysator voor sociale cohesie en integratie, onder meer via beleidsmaatregelen op het gebied van onderwijs, draagt in belangrijke mate bij tot de oplossing hiervan. Om de lidstaten te ondersteunen bij hun inspanningen heeft de Europese Commissie in juli 2017 een deskundigengroep op hoog niveau inzake radicalisering opgericht (5), die zal bepalen welke ondersteunende maatregelen kunnen worden genomen, onder meer op het gebied van onderwijs.

(12)

De meest recente resultaten van het PISA-onderzoek 2017 en de Onderwijs- en opleidingsmonitor 2017 tonen een duidelijk verband tussen ongelijkheden op onderwijsgebied en de sociaal-economische achtergrond van studenten. Uit de gegevens van PISA blijkt dat studenten uit armere gezinnen drie keer meer kans lopen om slechter te presteren dan hun meer bemiddelde tegenhangers en dat studenten met een migrantenachtergrond tweemaal zoveel kans lopen om laag te scoren als andere studenten. Om de marginalisering van jongeren te voorkomen, is het van essentieel belang dat de onderwijsstelsels inclusief en rechtvaardig zijn, zodat zij hechte samenlevingen bevorderen en de fundamenten leggen voor actief burgerschap en inzetbaarheid op de arbeidsmarkt.

(13)

De International Civic and Citizenship Education Study 2016 van de International Association for the Evaluation of Educational Achievement geeft aan dat nationale en Europese identiteiten positief naast elkaar kunnen bestaan en niet met elkaar in tegenspraak zijn. De studie toont ook aan dat studenten met hogere niveaus van maatschappelijke kennis zich in het algemeen toleranter opstellen.

(14)

Uit Eurobarometer-enquêtes blijkt dat mensen maar weinig weten over de Unie. Volgens een opiniepeiling uit 2014 heeft 44 % van de mensen het gevoel dat ze niet goed weten hoe de Unie werkt, terwijl uit een enquête van 2011 blijkt dat een relatieve meerderheid vindt dat zij niet veel weet over de Europese Unie. In dezelfde studie wordt ook aangetoond dat een derde van de respondenten niet precies weet hoeveel landen deel uitmaken van de Unie. Uit de Eurobarometer-enquête van 2017 blijkt dat 89 % van de jonge Europeanen het erover eens is dat de nationale regeringen het onderwijs over hun rechten en plichten als burgers van de Unie moeten versterken. Tot slot blijkt uit de meest recente Eurobarometer-enquête dat volgens 35 % van de ondervraagden vergelijkbare onderwijsnormen heel nuttig zouden zijn voor de toekomst van Europa.

(15)

Tegen deze achtergrond is het van essentieel belang dat de lidstaten hun inspanningen opvoeren om alle doelstellingen van de Verklaring van Parijs van 2015 te verwezenlijken. Het is vooral ook belangrijk om gemeenschappelijke waarden te blijven bevorderen als katalysator voor samenhang en inclusie, alsook de ontwikkeling van participatieve leeromgevingen op alle niveaus van onderwijs aan te moedigen, de opleiding van leerkrachten inzake burgerschap en diversiteit te verbeteren en de mediageletterdheid en het kritisch denkvermogen van alle leerlingen te stimuleren.

(16)

Ervoor zorgen dat alle lerenden, ook lerenden met een migratieachtergrond, uit sociaal-economisch achtergestelde milieus, met bijzondere behoeften of met een handicap — in lijn met het Gehandicaptenverdrag — effectieve gelijke toegang hebben tot hoogwaardig inclusief onderwijs, is absoluut noodzakelijk om te komen tot hechtere samenlevingen. In dit verband kunnen de lidstaten profiteren van bestaande instrumenten van de Unie, met name Erasmus+, de Europese structuur- en investeringsfondsen, Creatief Europa, Europa voor de burger, het programma „Rechten, gelijkheid en burgerschap”, het Europees Solidariteitskorps en Horizon 2020, evenals de hulp en de deskundigheid van het Europees Agentschap voor bijzondere onderwijsbehoeften en inclusief onderwijs.

(17)

Het Erasmus+-programma illustreert dat mobiliteit en grensoverschrijdende contacten een efficiënte manier zijn om zich bewust te worden van de Europese identiteit. Het is van essentieel belang dat alle categorieën lerenden in Europa in gelijke mate gebruikmaken van de mogelijkheden die worden geboden door het programma, met name via schooluitwisselingen tussen de lidstaten. Virtuele mobiliteit, bijvoorbeeld via e-twinning, is een uitstekend instrument om directe contacten te leggen tussen leerlingen, en zal in de komende jaren op grotere schaal worden ontwikkeld, samen met fysieke mobiliteit.

(18)

Door toevoeging van een Europese dimensie aan lesgeven worden lerenden geholpen om de Europese identiteit in al haar diversiteit te ervaren en naast hun lokale, regionale en nationale identiteiten en tradities ook een sterkere positieve en inclusieve Europese betrokkenheid te voelen. Bovendien is dit belangrijk om een betere kennis van de Unie en van de lidstaten te bevorderen.

(19)

Deze aanbeveling is volledig in overeenstemming met de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid. De inhoud van deze aanbeveling laat de bestaande nationale initiatieven op deze gebieden, met name inzake nationale burgerschapsvorming, onverlet.

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

De lidstaten zouden het volgende moeten doen:

Bevordering van gemeenschappelijke waarden

1.

ervoor zorgen dat de gemeenschappelijke waarden die zijn vastgelegd in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, van jongs af aan en op alle onderwijsniveaus en in alle onderwijsvormen, vanuit het oogpunt van een leven lang leren, meer worden gedeeld met het oog op meer sociale cohesie en een sterker positief en inclusief gevoel van samenhorigheid op lokaal, regionaal, nationaal en Unieniveau;

2.

verder uitvoeren van de voornemens in de Verklaring van Parijs, met name door:

a)

het bevorderen van actieve burgerschaps- en ethische vorming en een open klasklimaat met het oog op de ontwikkeling van tolerante en democratische opvattingen en sociale, interculturele en burgerschapscompetenties;

b)

het stimuleren van kritisch denkvermogen en mediageletterdheid, met name bij het gebruik van internet en sociale media, om de burgers bewuster te maken van de risico’s inzake betrouwbaarheid van informatiebronnen en hen te helpen hun gezond verstand te gebruiken;

c)

het gebruiken van bestaande of, waar nodig, ontwikkelen van nieuwe structuren die de actieve deelname van leerkrachten, ouders, studenten en de bredere gemeenschap aan scholen bevorderen, en

d)

het ondersteunen van mogelijkheden voor jongeren tot democratische participatie en actieve, kritische en verantwoordelijke betrokkenheid bij de gemeenschap;

3.

doeltreffend gebruikmaken van bestaande instrumenten om burgerschapsvorming te bevorderen, zoals het door de Raad van Europa ontwikkelde kader voor competenties voor een democratische cultuur.

Verstrekking van inclusief onderwijs

4.

Inclusief onderwijs voor alle leerlingen bevorderen, met name door:

a)

alle lerenden van jongs af aan en gedurende het hele leven hoogwaardig onderwijs te bieden;

b)

alle leerlingen, onder wie leerlingen uit sociaal-economisch achtergestelde milieus, met een migratieachtergrond, met speciale behoeften of met uitzonderlijke talenten, de nodige steun te bieden in overeenstemming met hun bijzondere behoeften;

c)

de overgang tussen de verschillende onderwijstrajecten en -niveaus te vergemakkelijken en adequate onderwijs- en loopbaanbegeleiding te bevorderen;

5.

op vrijwillige basis doeltreffend gebruikmaken van het Europees Agentschap voor bijzondere onderwijsbehoeften en inclusief onderwijs om succesvolle inclusieve benaderingen in hun onderwijsstelsels te implementeren en te monitoren.

Bevordering van een Europese dimensie in lesgeven

6.

een Europese dimensie in lesgeven bevorderen, met name door het stimuleren van:

a)

kennis van de Europese context en gemeenschappelijk erfgoed en waarden en een besef van de eenheid en verscheidenheid, op sociaal, cultureel en historisch gebied, van de Unie en de lidstaten van de Unie;

b)

kennis van het ontstaan, de waarden en de werking van de Unie;

c)

de deelname van studenten en leerkrachten aan het e-twinning-netwerk, grensoverschrijdende mobiliteit en transnationale projecten, met name voor scholen;

d)

kleinschalige projecten om mensen in leeromgevingen bewust te maken van en meer inzicht te geven in de Europese Unie, met name via rechtstreekse contacten met jongeren, zoals een jaarlijkse viering, op vrijwillige basis, van een „Dag van de Europese Unie” in leeromgevingen.

Ondersteuning van onderwijzend personeel en lesgeven

7.

Onderwijzend personeel helpen om gemeenschappelijke waarden te bevorderen en inclusief onderwijs aan te bieden, door:

a)

maatregelen om onderwijzend personeel in staat te stellen om niet alleen gemeenschappelijke waarden over te brengen en actief burgerschap te bevorderen, maar ook een gevoel van samenhorigheid uit te dragen en in te spelen op de uiteenlopende behoeften van lerenden, en

b)

het bevorderen van initiële en voortgezette opleiding, uitwisselingen en intercollegiaal leren en intercollegiaal advies en begeleiding en mentoring voor onderwijzend personeel.

Uitvoeringsmaatregelen

8.

evalueren van de bestaande beleidsmaatregelen en praktijken op het gebied van onderwijs, opleiding en niet-formeel leren en, waar nodig, verbeteren teneinde gevolg te geven aan deze aanbevelingen;

9.

bepalen van behoeften en vergroten van de publieke betrokkenheid, met gebruikmaking van bestaande gegevens of, indien nodig, verzameling van nieuwe gegevens met het oog op een betere empirisch onderbouwde beleidsvorming met betrekking tot de sociale en maatschappelijke aspecten van onderwijs en opleiding;

10.

blijven samenwerken op EU-niveau in strategische kaders voor samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding, jeugd, sport en cultuur door middel van intercollegiaal leren, intercollegiaal advies en de uitwisseling van goede praktijken met het oog op de bevordering van gemeenschappelijke waarden;

11.

met het oog op de uitvoering van deze aanbevelingen doeltreffend gebruikmaken van de financieringsinstrumenten van de EU, met name Erasmus+, de Europese structuur- en investeringsfondsen, Creatief Europa, Europa voor de burger, het programma „Rechten, gelijkheid en burgerschap” en Horizon 2020.

WAARDEERT HET VOORNEMEN VAN DE COMMISSIE OM

12.

de lidstaten bij de uitvoering van de bepalingen van deze aanbeveling te ondersteunen via de beschikbare financierings- en andere instrumenten, zoals het Erasmus+-programma, met name via leermobiliteit op alle onderwijsniveaus, met de nadruk op scholen, transnationale projecten, het e-twinning-netwerk en de Jean Monnet-activiteiten;

13.

nationale en regionale beleidshervormingen en praktijkverbeteringen te ondersteunen in het kader van ET 2020 voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding of een eventueel vervolgkader;

14.

waar nodig, praktische referentie-instrumenten en richtsnoeren voor beleidsmakers en praktijkmensen te ontwikkelen en deze regelmatig te evalueren en onderzoek en betrokkenheid van belanghebbenden te ondersteunen om aan kennisbehoeften te voldoen;

15.

de maatregelen die ingevolge deze aanbeveling zijn genomen te evalueren en te beoordelen, met name in het kader van ET 2020, met inbegrip van de Onderwijs- en opleidingsmonitor.

Gedaan te Brussel, 22 mei 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

K. VALTSJEV


(1)  COM(2017) 673 final.

(2)  EUCO 19/1/17 REV 1.

(3)  Gezamenlijk verslag 2015 van de Raad en de Commissie over de uitvoering van het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (ET 2020) — Nieuwe prioriteiten voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (PB C 417 van 15.12.2015, blz. 25).

(4)  SWD (2018) 13 final.

(5)  Besluit van de Commissie van 27 juli 2017 tot oprichting van een deskundigengroep op hoog niveau van de Commissie inzake radicalisering. (PB C 252 van 3.8.2017, blz. 3).


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

7.6.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 195/6


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.8887 — Platinum Equity/LifeScan)

(Voor de EER relevante tekst)

(2018/C 195/02)

Op 4 juni 2018 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32018M8887. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


7.6.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 195/6


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.8771 — Total/Engie (Part of Liquefied Natural Gas Business))

(Voor de EER relevante tekst)

(2018/C 195/03)

Op 11 april 2018 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32018M8771. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Raad

7.6.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 195/7


Conclusies van de Raad over toewerken naar een visie op een Europese onderwijsruimte

(2018/C 195/04)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

onder verwijzing naar de politieke achtergrond van dit vraagstuk, die in de bijlage bij deze conclusies wordt toegelicht;

HERINNEREND AAN hetgeen volgt:

1.

de sociale dimensie van onderwijs komt tot uiting in het eerste beginsel van de Europese pijler van sociale rechten, dat luidt dat iedereen recht heeft op hoogwaardige en inclusieve voorzieningen voor onderwijs, opleiding en een leven lang leren om de vaardigheden te verwerven en te onderhouden die nodig zijn om ten volle aan het maatschappelijk leven te kunnen deelnemen en overgangen op de arbeidsmarkt met succes te kunnen opvangen.

2.

in het kader van de sociale top in Göteborg van 17 november 2017 was de Leidersagenda aan onderwijs en cultuur gewijd. Voor een aantal specifieke werkgebieden werd politieke steun gevonden, voornamelijk op basis van de mededeling van de Commissie „De Europese identiteit versterken via onderwijs en cultuur”, waarin het idee naar voren werd gebracht om, met volledige inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, samen toe te werken naar een gedeelde visie op een Europese onderwijsruimte die, op basis van vertrouwen, wederzijdse erkenning, samenwerking en uitwisseling van beste praktijken, mobiliteit en groei, uiterlijk in 2025 tot stand moet zijn gebracht.

3.

ten vervolge op de top van Göteborg werd in de conclusies van de Europese Raad van 14 december 2017 onderwijs hoog op de Europese politieke agenda geplaatst en werd een momentum gecreëerd om op dit gebied wezenlijke vooruitgang te boeken.

IS het volgende VAN OORDEEL:

4.

onderwijs en cultuur zijn cruciaal om de Europeanen dichter tot elkaar te brengen en om de toekomst van zowel iedereen afzonderlijk als de Unie in haar geheel vorm te geven. Alle Europeanen moeten kunnen profiteren van het diverse erfgoed op cultureel en onderwijsgebied.

5.

een Europese onderwijsruimte moet worden geschraagd door het continuüm van een leven lang leren, van voor- en vroegschoolse educatie en opvang via school- en beroepsonderwijs en -opleiding tot hoger onderwijs en volwassenenonderwijs.

6.

een Europese onderwijsruimte moet mobiliteit en samenwerking in onderwijs en opleiding bevorderen en stimuleren, en moet steun bieden aan de lidstaten bij het moderniseren van hun onderwijs- en opleidingsstelsels.

7.

BENADRUKT dat het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (ET 2020) de lidstaten een waardevolle basis biedt om gemeenschappelijke prioriteiten te stellen en de lidstaten te steunen bij het moderniseren van hun onderwijs- en opleidingsstelsels.

8.

VERZOEKT de lidstaten te blijven reflecteren over een gedeelde visie op een Europese onderwijsruimte, mede over de mogelijke doelstellingen en reikwijdte ervan, evenals over de verbanden met het strategisch EU-kader voor samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding na 2020. Het vervolg op ET 2020 moet, via nauwere samenwerking tussen de lidstaten en met de steun van de Commissie, wederzijds leren bevorderen en ondersteuning bieden voor verdere inspanningen en stappen om de visie op een Europese onderwijsruimte te realiseren. Om vooruitgang te boeken met de visie op een Europese onderwijsruimte, moet bijzondere aandacht worden geschonken aan de volgende onderwerpen:

9.

ERASMUS+

9.1.

ONDERSTREEPT dat het Erasmus+-programma een zeer succesvol vlaggenschipinitiatief van de EU is dat de leermobiliteit in heel Europa en daarbuiten stimuleert en aanzienlijk bijdraagt tot persoonlijke ontwikkeling, interculturele competenties en versterking van de Europese identiteit. Het ligt ten grondslag aan de EU-brede samenwerking tussen onderwijs- en opleidingsinstellingen op alle niveaus, verhoogt het concurrentievermogen van de EU en bevordert het uitdragen van gemeenschappelijke Europese waarden.

9.2.

VERWELKOMT de resultaten van de tussentijdse evaluatie van Erasmus+ en PLEIT voor maatregelen om de deelname te versterken en te verbreden, gericht te blijven op het effect en de kwaliteit van projecten, onderwijs en opleiding van hoge kwaliteit te bevorderen en de toegang tot de volgende generatie van het Erasmus+-programma inclusiever en eerlijker te maken, bijvoorbeeld door gelijke kansen te versterken en de toegang tot het programma voor ondervertegenwoordigde gebieden en groepen, eerste aanvragers en organisaties met een kleinere capaciteit te vergroten in alle onderdelen van het programma. Synergieën met andere financieringsbronnen van de Europese Unie kunnen worden versterkt, terwijl doublures moeten worden vermeden.

9.3.

ROEPT OP tot verdere vereenvoudiging van de regels en de procedures om op alle niveaus de administratieve lasten nog verder te verminderen.

10.

DIGITALE VAARDIGHEDEN EN ONDERWIJS

10.1.

ONDERSTREEPT het belang van het verbeteren van leren en onderwijzen in het digitale tijdperk en van het bevorderen van de ontwikkeling van digitale competentie, een van de sleutelcompetenties voor een leven lang leren, door bijzondere aandacht te schenken aan de oproep van Sofia tot actie in verband met digitale vaardigheden en onderwijs en de mededeling van de Commissie over het actieplan voor digitaal onderwijs.

10.2.

WIJST EROP dat de volgende generatie van het Erasmus +-programma en andere ter zake doende financieringsprogramma’s van de Unie de aanpassing van de onderwijs- en opleidingsstelsels en -infrastructuur aan het digitale tijdperk moeten ondersteunen.

10.3.

ROEPT DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE OP OM BINNEN HUN RESPECTIEVE BEVOEGDHEDEN:

10.3.1.

de modernisering van de onderwijs- en opleidingsstelsels door innovatie te ondersteunen, onder meer door een pedagogisch en innovatief gebruik van digitale technologieën en benaderingen die de kwaliteit en het inclusieve karakter van de onderwijs- en opleidingsstelsels bevorderen, en door een passend gebruik van relevante EU-financieringsprogramma’s en -instrumenten, waaronder het vrijwillige zelfbeoordelingsinstrument Selfie, initiatieven en samenwerking aan te moedigen van alle betrokken belanghebbenden voor het verder ontwikkelen van onderwijs en opleiding teneinde in alle onderwijs- en leerprocessen digitale vaardigheden op te nemen.

10.3.2.

concrete maatregelen te nemen om de digitale competenties en de vaardigheden op het gebied van mediageletterdheid van alle Europeanen te helpen ontwikkelen, opdat zij beter leren omgaan met desinformatie, propaganda en informatiebubbels, en om alle burgers, ook degenen uit kansarme milieus, toe te rusten met de vaardigheden die zij nodig hebben om de digitale technologieën en het internet te benutten voor hun eigen welzijn en voor burgerparticipatie.

10.3.3.

onderwijs te stimuleren dat bevorderlijk is voor creativiteit en ondernemerschap, alsmede, in voorkomend geval en in overeenstemming met bestaande wettelijke bepalingen, de samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld te bevorderen ten behoeve van bijscholing en herscholing van of leerders en leerkrachten, zoals bijvoorbeeld via de ontwikkeling van opleidingsprogramma’s in digitale vaardigheden. Het werk van Het Netwerk intellectuele eigendom in onderwijs, dat wordt beheerd door het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie, wordt erkend.

11.

HOGER ONDERWIJS

11.1.

HERINNERT AAN de specifieke uitdagingen voor de Europese hogeronderwijssector, zoals vermeld in de conclusies van de Raad van november 2017 over een nieuwe EU-agenda voor het hoger onderwijs.

11.2.

ERKENT de bewezen meerwaarde die leermobiliteit en strategische partnerschappen in het kader van Erasmus+ in de hele Unie hebben voor het bevorderen van samenwerking op onderwijsgebied, alsmede initiatieven zoals het Europees Instituut voor innovatie en technologie en de Marie Skłodowska-Curieacties.

11.3.

ERKENT het belang van meer strategische samenwerking tussen instellingen voor hoger onderwijs in Europa, middels een flexibele, onbureaucratische, inclusieve, open en transparante bottom-upaanpak.

11.4.

STEUNT de ontwikkeling van „Europese Universiteiten”, bestaande uit bottom-upnetwerken die geografisch and sociaal inclusief zijn en over grenzen heen naadloos met elkaar samenwerken; deze netwerken zouden als een vlaggenschip kunnen fungeren bij de totstandbrenging van een Europese onderwijsruimte in zijn geheel doordat zij bijdragen tot een sterkere positie van nieuwe generaties Europese burgers en tot een beter internationaal concurrentievermogen van het hoger onderwijs in Europa. IS VAN OORDEEL dat „Europese Universiteiten” het potentieel hebben om de mobiliteit aanzienlijk te verbeteren en een stimulans te zijn voor hoge en zelfs topkwaliteit in onderwijs en onderzoek door het versterken van de link tussen onderwijs, onderzoek en innovatie en kennisoverdracht, door het aantonen van de voordelen van meertalig leren en de erkenning van kwalificaties, en door het ontwikkelen van gezamenlijke onderwijs- en onderzoeksprogramma’s en projecten.

11.5.

VERZOEKT DE COMMISSIE OM MET INACHTNEMING VAN HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL EN IN NAUWE SAMENWERKING MET DE LIDSTATEN de hoofddoelstellingen en het concept van „Europese Universiteiten” uit te werken en te bepalen, alsmede de ontwikkeling ervan te ondersteunen. NEEMT ER NOTA VAN dat de Commissie hiertoe een ad-hocgroep van deskundigen uit de lidstaten heeft opgezet. NEEMT ER NOTA VAN dat de selectiecriteria voor de proeffase van de „Europese Universiteiten” zullen worden uitgewerkt volgens de procedures die zijn vastgelegd in de Erasmus+-ver ordening (1).

11.6.

VERZOEKT de Commissie om regelmatig aan de Raad verslag uit te brengen over de voortgang met het uitwerken van de selectiecriteria voor de proeffase van de „Europese Universiteiten”. ROEPT de Commissie OP om samen met de lidstaten op basis van de resultaten van het proefproject de gedachten te laten gaan over de toekomstige vorm van de „Europese Universiteiten”.

11.7.

BEKLEMTOONT dat samenwerking tussen het hoger onderwijs en het bedrijfsleven essentieel is om het concurrentievermogen en de economische en sociale groei in de EU te stimuleren. ERKENT de bijdrage van het Europees Forum hoger onderwijs en bedrijfsleven. WIJST EROP dat partnerschappen tussen het hoger onderwijs en het bedrijfsleven bij voortduring moeten worden gesteund om het potentieel van deze netwerken op het gebied van innovatie, onderzoek en ontwikkeling van innovatieve pedagogische benaderingen te voeden.

11.8.

VERZOEKT de lidstaten om, met de steun van de Commissie, maatregelen ter verbetering van de innovatieve en ondernemersvermogens van instellingen voor hoger onderwijs te stimuleren, onder meer via het HEInnovate-zelfbeoordelingsinstrument.

11.9.

ROEPT de Commissie OP om in nauwe samenwerking met de lidstaten op basis van de resultaten van het proefproject na te gaan of het mogelijk is een vrijwillige Europese studentenpas tot stand te brengen, die de leermobiliteit zou moeten helpen verbeteren doordat wordt gezorgd voor betere dienstverlening aan studenten en lagere administratieve lasten voor hogeronderwijsinstellingen.

12.

HOOGWAARDIG EN INCLUSIEF ONDERWIJS

12.1.

HERINNERT ERAAN dat volgens de Europese pijler van sociale rechten alle kinderen recht hebben op betaalbare en kwaliteitsvolle voor- en vroegschoolse educatie en opvang. BEKLEMTOONT dat meer inzet nodig is om de prioritaire doelstellingen van de conclusies van de Raad van 2011 over opvang en onderwijs voor jonge kinderen te verwezenlijken, en om alle kinderen, ook uit sociaal-economisch achtergebleven gebieden, en ongeacht de sociaal-economische achtergrond, toegang tot de voor- en vroegschoolse educatie- en opvangstelsels te bieden.

12.2.

BENADRUKT dat hoogwaardig en inclusief onderwijs moet worden gewaarborgd om de ontwikkeling van alle leerders te ondersteunen, onder meer door te focussen op de prioriteiten van de conclusies van de Raad van november 2017 over ontwikkeling van scholen en uitstekend onderwijs.

12.3.

ONDERSTREEPT de noodzaak om de aantrekkelijkheid en het belang van het beroep van leerkracht en dat van ander onderwijspersoneel uit te dragen en hun permanente bijscholing te ondersteunen. Hoewel veel banen van de toekomst nog onbekend zijn, zullen deze beroepen een centrale rol voor de samenleving blijven vervullen in een tijdperk van horizontale technologische innovatie en kunstmatige intelligentie. In dat opzicht moet de mobiliteit van leerkrachten en onderwijspersoneel, alsmede betere communicatie tussen de verantwoordelijke opleidingsorganen worden bevorderd.

12.4.

ONDERSTREEPT dat het zaak is de krachten te bundelen om de schooluitval in Europa terug te dringen en alle kwetsbare groepen meer kansen te bieden op gelijke toegang tot onderwijs en basisvaardigheden, ook de kinderen van werkenden die voor kortere of langere perioden naar een andere lidstaat verhuizen.

12.5.

NEEMT NOTA VAN de problemen die kinderen en leerlingen zouden kunnen ondervinden wanneer zij, na een periode in het buitenland, opnieuw in hun eigen land naar school gaan en er sprake is van gebrekkige communicatie tussen de nationale onderwijsstelsels.

12.6.

VERZOEKT de lidstaten zich er, waar passend met steun van de Commissie, op te beraden hoe de uitwisseling van informatie over de onderwijsstatus van leerlingen bij mobiliteit kan worden verbeterd, met inachtneming van het Unierecht inzake de bescherming van persoonsgegevens.

13.

HET LEREN VAN TALEN

13.1.

BESCHOUWT meertaligheid als een belangrijke bouwsteen van een Europese onderwijsruimte. BENADRUKT dat talen een belangrijke rol spelen bij het bevorderen van begrip en diversiteit, en het uitdragen van de Europese waarden, en dat zij van essentieel belang zijn voor de persoonlijke ontwikkeling, de mobiliteit, de participatie in de samenleving en de inzetbaarheid.

13.2.

HERINNERT AAN de door de Europese Raad in zijn conclusies van december 2017 geuite ambitie in verband met het leren van talen.

13.3.

MEMOREERT de conclusies van de Raad van mei 2014 over meertaligheid en de ontwikkeling van taalcompetenties, waarin de lidstaten wordt verzocht maatregelen aan te nemen en te verbeteren voor het bevorderen van meertaligheid en het verbeteren van de kwaliteit en de efficiëntie van talenstudie en taalonderricht.

14.

ERKENNING VAN KWALIFICATIES (2)

14.1.

BESCHOUWT de erkenning van kwalificaties van het hoger onderwijs en het secundair onderwijs, met inbegrip van beroepsonderwijs- en opleidingskwalificaties, en de erkenning van de resultaten van leerperioden in het buitenland als belangrijke bouwstenen van een Europese onderwijsruimte, omdat zij bijdragen tot de naadloze mobiliteit van leerders in de gehele Unie.

14.2.

BEKLEMTOONT dat samenwerking tussen onderwijs- en opleidingsstelsels, onderwijs- en opleidingsaanbieders en andere belanghebbenden belangrijk is voor het ontwikkelen en uitvoeren van beleid en voor het vergroten van het vertrouwen door kwaliteitsborging en verbeterde evaluatieprocedures.

14.3.

BRENGT IN HERINNERING dat het tweede streepje van artikel 165, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie een oproep aan de Unie bevat om de academische erkenning van diploma’s en studietijdvakken op basis van het Verdrag van Lissabon inzake de erkenning van kwalificaties betreffende hoger onderwijs in de Europese regio en de bijbehorende teksten aan te moedigen teneinde de mobiliteit van studenten en docenten te bevorderen; NEEMT de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de lidstaten op dit gebied VOLLEDIG IN ACHT en BENADRUKT dat de op het niveau van de Unie voorgestelde oplossingen moeten stoelen op transparantie en vertrouwen, en dat daarbij rekening moet worden gehouden met de specifieke kenmerken van de onderwijsstelsels van de lidstaten.

BENADRUKT daarnaast:

15.

dat initiatieven die besloten liggen in het concept en de in de toekomst voor te stellen en uit te voeren acties in het kader van een Europese onderwijsruimte moeten zorgen voor complementariteit en samenhang met de nationale onderwijs- en opleidingsstelsels, en betrekking moeten hebben op alle niveaus en soorten van onderwijs en opleiding, met inbegrip van volwassenenonderwijs en beroepsonderwijs en -opleiding.

(1)  Verordening (EU) nr. 1288/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van „Erasmus+”: het programma van de Unie voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport en tot intrekking van Besluiten nr. 1719/2006/EG, nr. 1720/2006/EG en nr. 1298/2008/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 50).

(2)  Kwalificaties, zoals omschreven in artikel I van het Verdrag van Lissabon inzake de erkenning van kwalificaties betreffende hoger onderwijs in de Europese regio (d.w.z. kwalificatie op het gebied van hoger onderwijs en kwalificatie die toegang verleent tot hoger onderwijs).


BIJLAGE

POLITIEKE ACHTERGROND

1.   

Conclusies van de Raad betreffende het voorbereiden van jongeren op de 21ste eeuw: een agenda voor Europese samenwerking op schoolgebied (21 november 2008).

2.   

Conclusies van de Raad betreffende een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding („ET 2020”) (12 mei 2009).

3.   

Conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over het ontwikkelen van de rol van onderwijs in een ten volle functionerende kennisdriehoek (26 november 2009).

4.   

Conclusies van de Raad over opvang en onderwijs voor jonge kinderen: de beste voorbereiding van al onze kinderen op de wereld van morgen (19 en 20 mei 2011).

5.   

Conclusies van de Raad over de modernisering van het hoger onderwijs (28 en 29 november 2011).

6.   

Conclusies van de Raad over de sociale dimensie van hoger onderwijs (16 en 17 mei 2013).

7.   

Conclusies van de Raad over de globale dimensie van het Europese hoger onderwijs (25 en 26 november 2013).

8.   

Conclusies van de Raad over doeltreffend leiderschap in het onderwijs (25 en 26 november 2013).

9.   

Conclusies van de Raad over meertaligheid en de ontwikkeling van taalcompetenties (20 mei 2014).

10.   

Verklaring over het bevorderen, via het onderwijs, van burgerschap en de gemeenschappelijke waarden vrijheid, tolerantie en non-discriminatie (Parijs, 17 maart 2015).

11.   

Conclusies van de Raad over de rol van voor- en vroegschoolse educatie en primair onderwijs bij het bevorderen van creativiteit, innovatie en digitale competentie (18 en 19 mei 2015).

12.   

Gezamenlijk verslag 2015 van de Raad en de Commissie over de uitvoering van het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (ET 2020) — Nieuwe prioriteiten voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (23 en 24 november 2015).

13.   

Conclusies van de Raad inzake het terugdringen van voortijdig schoolverlaten en het bevorderen van goede schoolresultaten (23-24 november 2015).

14.   

Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, betreffende het bevorderen van sociaal-economische ontwikkeling en inclusiviteit in de EU via het onderwijs: de bijdrage van onderwijs en opleiding aan het Europees Semester 2016 (24 februari 2016).

15.   

Conclusies van de Raad over het ontwikkelen van mediageletterdheid en kritisch denken door onderwijs en opleiding (30 mei 2016).

16.   

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Een nieuwe agenda voor vaardigheden voor Europa: samenwerken ter versterking van het menselijk kapitaal, de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt en het concurrentievermogen (10 juni 2016).

17.   

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Onderwijs verbeteren en moderniseren (7 december 2016).

18.   

Aanbeveling van de Raad tot invoering van bijscholingstrajecten: nieuwe mogelijkheden voor volwassenen (19 december 2016).

19.   

Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over de tussentijdse evaluatie van het programma Erasmus+ (2014-2020) (31 januari 2018).

20.   

Conclusies van de Raad en van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over inclusie in verscheidenheid met het oog op hoogwaardig onderwijs voor iedereen (17 februari 2017).

21.   

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s getiteld: „De Europese identiteit versterken via onderwijs en cultuur”. Bijdrage van de Europese Commissie aan de bijeenkomst van de leiders in Göteborg, 17 november 2017.

22.   

Aanbeveling van de Raad over het volgen van afgestudeerden (20 november 2017).

23.   

Conclusies van de Raad over een nieuwe EU-agenda voor het hoger onderwijs (20 november 2017).

24.   

Conclusies van de Raad over ontwikkeling van scholen en uitstekend onderwijs (20 november 2017).

25.   

Conclusies van de Europese Raad (14 december 2017).

26.   

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over het actieplan voor digitaal onderwijs (17 januari 2018).

27.   

Aanbeveling van de Raad voor een Europees kader voor hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen (15 maart 2018).

28.   

Aanbeveling van de Raad inzake de bevordering van gemeenschappelijke waarden, inclusief onderwijs en de Europese dimensie in lesgeven (22 mei 2018).

29.   

Aanbeveling van de Commissie inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren (22 mei 2018).


7.6.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 195/13


Conclusies van de Raad over de rol van jongeren bij de opbouw van een veilige, hechte en harmonieuze samenleving in Europa

(2018/C 195/05)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

HERINNEREND AAN:

1.

de politieke achtergrond van deze problematiek, die in de bijlage bij deze conclusies nader wordt toegelicht.

NEEMT NOTA VAN:

2.

de agenda voor jongeren, vrede en veiligheid, als vervat in Resolutie 2250 (2015) van de VN-Veiligheidsraad, waarin wordt onderkend dat jongeren een belangrijke en positieve bijdrage leveren tot de inspanningen ter handhaving en bevordering van vrede en veiligheid, en waarin wordt bevestigd dat jongeren een belangrijke rol kunnen spelen bij het voorkomen en oplossen van conflicten;

3.

de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling (Agenda 2030), die door de Verenigde Naties in september 2015 werd aangenomen, en de duurzame-ontwikkelingsdoelen (SDG’s), die in essentie een transformerend politiek kader vormen voor de uitbanning van armoede en de verwezenlijking van duurzame ontwikkeling. Zij kennen een evenwicht tussen de economische, de sociale en de milieudimensie, met inbegrip van de cruciale aspecten bestuur en vreedzame, harmonieuze en inclusieve samenlevingen, en geven blijk van de essentiële onderlinge samenhang tussen de daarin vervatte doelen en subdoelen;

4.

de integrale strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie, die ertoe strekt de maatschappelijke veerkracht te bevorderen door onder meer de werkzaamheden inzake onderwijs, cultuur en jeugdzaken te verdiepen ten behoeve van pluralisme, co-existentie en respect;

5.

de Europese consensus inzake ontwikkeling, waarin wordt gesteld dat jongeren instrumenten van ontwikkeling en verandering zijn en als zodanig op essentiële wijze bijdragen aan de Agenda 2030, onder meer door hun innoverend vermogen, en waarin wordt bevestigd dat de EU en haar lidstaten ook zullen streven naar het versterken van de rechten van jongeren en het verder verbeteren van hun positie bij de behandeling van openbare aangelegenheden, onder andere door hen aan te moedigen met name via jongerenorganisaties in lokale economieën, samenlevingen en het besluitvormingsproces te participeren;

6.

het Witboek over de toekomst van Europa (1), waarin het belang van „Europese waarden” wordt benadrukt;

7.

de regionale Europese overlegvergadering over jongeren, vrede en veiligheid, die op 25, 26 en 27 september 2017 in Brussel (België) plaatsvond en werd georganiseerd door de Europese Dienst voor extern optreden, in samenwerking met het Bevolkingsfonds van de Verenigde Naties, het VN-Bureau voor ondersteuning van vredesopbouw en belangrijke actoren uit het maatschappelijk middenveld.

ONDERKENNEND DAT:

8.

het aantal jongeren in de wereld toeneemt: er zijn thans 1,8 miljard kinderen en jongeren (15-24 jaar) in de wereld, en in [2025] zullen er 72 miljoen meer zijn;

9.

er momenteel 88,9 miljoen jongeren in de Europese Unie (2016) zijn;

10.

onder meer „participatie” en „jongeren en de wereld” als prioritaire actiegebieden zijn opgenomen in het nieuwe kader voor Europese samenwerking inzake jongerenbeleid (2010-2018);

11.

de agenda voor jongeren, vrede en veiligheid (2), zoals vervat in Resolutie 2250 (2015) van de VN-Veiligheidsraad, op zowel mondiaal als Europees niveau van belang is. Europa is een van de veiligste gebieden ter wereld. Toch komt de idee van Europa als veilig en vreedzaam continent onder druk te staan door structurele kwesties, zoals klimaatverandering, natuurrampen, mensenhandel, beperkte arbeidskansen en marginalisering, die gevolgen hebben voor jongeren in de Europese Unie, en als gevolg van de toenemende dreiging van gewelddadige radicalisering;

12.

jongeren essentiële actoren zijn bij het opbouwen van democratie, het vertellen van een verhaal van vrede, het vergroten van de sociale cohesie, en het bevorderen van Europese waarden. Het is belangrijk jongeren en belanghebbenden op het gebied van jeugdzaken als essentiële bondgenoten te erkennen en te betrekken bij het creëren van de weerbaarheid om die kwesties aan te pakken, om vrede te handhaven en geweld te voorkomen, en om te streven naar een inclusieve en vreedzame samenleving. In dit verband kan jeugdwerk een belangrijke rol spelen bij het accentueren van het potentieel van jongeren om een positieve bijdrage te leveren tot de opbouw van een veilige, hechte en vreedzame samenleving.

BENADRUKKEND HETGEEN VOLGT:

13.

Vandaag leven wereldwijd meer dan 600 miljoen jongeren in kwetsbare en conflictsituaties (3). Zij behoren tot degenen die het zwaarst te lijden hebben onder de vele en vaak met elkaar verband houdende vormen van geweld — van kleinere gewelddaden tot georganiseerde misdaad en door gewelddadig extremisme geïnspireerde terroristische aanslagen die hun gemeenschappen teisteren — en zij dragen daar de enorme en langdurige menselijke, sociale en economische gevolgen van. Het is daarom van het grootste belang dat beleidsmaatregelen en programma’s worden ontwikkeld en uitgevoerd die hun mogelijkheden bieden om weerbaarheid te ontwikkelen en hun integratie in de samenleving bevorderen.

14.

Veel Europese landen kregen de afgelopen tijd te maken met hoge jeugdwerkloosheidcijfers en problemen in verband met sociale uitsluiting. Als gevolg daarvan zoeken groepen jongeren steeds meer hun toevlucht in negatieve uitingen van populisme, propaganda, haattaal en vreemdelingenhaat, die tot gewelddadig extremisme kunnen leiden en onze multiculturele identiteit als Europeanen kunnen beschadigen. Het is daarom van cruciaal belang jongeren te steunen wanneer zij nieuwe mogelijkheden aangrijpen, zoals nieuwe technologieën en digitalisering, en nieuwe uitdagingen aangaan, zoals nepnieuws en globalisering.

15.

Voor ogen moet worden gehouden dat „jongeren, vrede en veiligheid” niet uitsluitend op de mondiale maar tevens op de Europese agenda staan. In het algemeen hebben jongeren een holistisch begrip van vredesondersteuning en spelen zij dus een cruciale rol bij het aanpakken van de verschillende vormen van geweld, discriminatie en onrecht die hen raken: huiselijk geweld, gendergeweld, propaganda, alle vormen van intimidatie, vroegtijdige en gedwongen huwelijken, etnische discriminatie en gebrek aan respect, door middel van verschillende instrumenten, zoals de interculturele dialoog, mobiliteit, jeugdwerk, vrijwilligerswerk en niet-formeel en informeel leren.

16.

Jongeren zijn waardevolle vernieuwers en aanjagers van verandering, en hun bijdragen moeten actief worden gesteund, gevraagd en als essentieel beschouwd voor de opbouw van een vreedzame samenleving en de ondersteuning van democratisch bestuur. Bovendien bevordert de participatie van jongeren maatschappelijke betrokkenheid en actief burgerschap. Daarnaast spelen onderwijs in democratisch burgerschap, met inbegrip van digitaal burgerschap, en onderwijs in mensenrechten, met inbegrip van onderwijs voor vrede en kritisch denken, een centrale rol in hun ontwikkeling. In dit verband kan de samenwerking tussen de Europese Unie en de Raad van Europa een waardevolle bijdrage leveren.

BENADRUKKEND DAT:

17.

de mobiliteit van jongeren onontbeerlijk is voor het uitwisselen van ideeën, het verspreiden van innovatie, het aanpakken van werkloosheid en sociale vraagstukken, het smeden van hechte intermenselijke banden, het bevorderen van persoonlijke ontwikkeling, het stimuleren van het verwerven van zachte en transversale vaardigheden, evenals het bevorderen van interculturele competenties en het bestrijden van vooroordelen en discriminatie. Zij moet derhalve worden bevorderd om tot een inclusieve, hechte en veilige samenleving voor iedereen te komen;

18.

jeugdwerk en informeel en niet-formeel leren een wezenlijke rol spelen bij het aanpakken van marginalisering en radicalisering onder jongeren. Daarnaast helpt jeugdwerk bij het bestrijden van radicalisering en marginalisering onder jongeren en stelt het hen in staat de mensenrechten en de democratische waarden in de praktijk beter te begrijpen;

19.

het van groot belang is de internationale samenwerking tussen alle betrokkenen, met inbegrip van jongeren, jeugdwerkers, jeugdleiders en jongerenorganisaties uit de Europese Unie en daarbuiten, verder te ontwikkelen en te bevorderen, aangezien dit bijdraagt tot de opbouw van vertrouwen en de totstandbrenging van toekomstige betrekkingen in Europa en daarbuiten.

WIJZEN OP DE VOLGENDE ACTIEGEBIEDEN:

A.   Sectoroverschrijdende samenwerking op basis van innovatieve communicatiemethoden, het delen van goede praktijken en doeltreffende dialoog

20.

De agenda voor jongeren, vrede en veiligheid beslaat het interne en het externe EU-beleid inzake de bevordering van duurzame ontwikkeling, vrede en veiligheid, en mensenrechten. Optimale synergieën en coherentie in de beleidsrespons op uitdagingen voor het interne en het externe beleid van de Unie kunnen alleen door middel van gezamenlijke inspanningen van verschillende belanghebbenden tot stand worden gebracht.

DE RAAD VERZOEKT IN DIT VERBAND DE LIDSTATEN, DE EUROPESE COMMISSIE EN DE EUROPESE DIENST VOOR EXTERN OPTREDEN IN HET KADER VAN HUN RESPECTIEVE BEVOEGDHEDEN:

21.

de sectoroverschrijdende samenwerking op basis van innovatieve communicatiemethoden, het delen van goede praktijken en doeltreffende dialoog tussen de jeugdsector en verschillende beleidsterreinen en betrokken autoriteiten te bevorderen, zodat zij overwegen jongeren, jongerenorganisaties en organisaties die actief zijn voor jongeren, als waardevolle partners te betrekken bij het vergroten van de weerbaarheid van de samenleving en de staat, en bij de opbouw van een hechte samenleving;

22.

expertise ter beschikking te stellen, innovatie te bevorderen, partnerschappen met meerdere belanghebbenden tussen de EU-instellingen, de lidstaten, het maatschappelijk middenveld, jongeren en belanghebbenden op het gebied van jeugd en daarbuiten te verdiepen door een sterkere rol voor jongeren bij vredesbewaring;

aan te zetten tot dialoog, samenwerking en uitwisseling van goede praktijken in verband met de agenda voor jongeren, vrede, veiligheid tussen de voornaamste belanghebbenden, door het versterken […] van het hoofdstuk over mondiale samenwerking van Erasmus+, en andere mechanismen voor de uitwisseling van goede praktijken. Dit zou tevens jongeren mobiliseren en een koppeling tot stand brengen leggen tussen besluitvormingsorganen, jongerenorganisaties en organisaties voor jongeren die zich inzetten om vrede te handhaven en een hechte en harmonieuze samenleving op te bouwen.

B.   Streven naar hechte en harmonieuze samenlevingen: voortbouwen op de empirisch onderbouwde benadering

23.

Nu Europa tracht haattaal en alle vormen van geweld te bestrijden, moet worden gewerkt aan een vreedzaam discours dat de gemeenschappelijke waarden (4) van de EU van eerbiediging van de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten uitdraagt.

DE RAAD VERZOEKT IN DIT VERBAND DE EUROPESE COMMISSIE EN DE EUROPESE DIENST VOOR EXTERN OPTREDEN IN HET KADER VAN HUN RESPECTIEVE BEVOEGDHEDEN:

24.

goede praktijken in verband met de rol van jongeren bij vredeshandhaving en geweldspreventie te bevorderen, te evalueren en onder de aandacht te brengen als een bron van kennisproductie en waardevol instrument om „negatieve verhalen” voor jongeren te veranderen; in Europa kwalitatieve resultaten en empirisch onderbouwde voorbeelden van bijdragen van jongeren tot duurzame vrede en solidariteit in kaart brengen en op systematische wijze verzamelen, onder meer, in samenwerking met de lidstaten, in de Jongerenwiki.

C.   Zorgen voor een actieve en zinvolle deelname van jongeren aan de opbouw van vreedzame en inclusieve samenlevingen

25.

Actieve en gelijkwaardige participatie (ondersteund door capaciteitsopbouw) van jongeren, in het bijzonder kansarme jongeren, op alle niveaus van het maatschappelijk en politiek leven vormt een essentiële voorwaarde voor de opbouw van vreedzame, hechte en gelijke samenlevingen. Het is tevens belangrijk een einde te maken aan armoede en sociale uitsluiting die tot marginalisering van jongeren leiden.

26.

Er is een groeiend besef dat jongeren aanjagers van verandering zijn bij conflictpreventie, de bevordering van inclusie en sociale rechtvaardigheid, en de vredeshandhaving. Om vrede en stabiliteit te bevorderen is een mondiaal partnerschap tussen alle belanghebbenden nodig; jongeren en organisaties voor jongeren spelen in dit verband een cruciale rol. Jeugdwerk vervult ook een belangrijke rol bij de opbouw van vrede en de bevordering van solidariteit.

DE RAAD VERZOEKT IN DIT VERBAND DE LIDSTATEN, DE EUROPESE COMMISSIE EN DE EUROPESE DIENST VOOR EXTERN OPTREDEN IN HET KADER VAN HUN RESPECTIEVE BEVOEGDHEDEN:

27.

meer kansen te bieden voor de zinvolle deelname van jongeren aan de handhaving en bevordering van vrede en veiligheid op alle niveaus, waar mogelijk door middel van participatiemechanismen;

28.

de toegang tot gegevens en kennis afkomstig van recente studies en onderzoeksresultaten over de deelname van jongeren aan het democratische leven in Europa te vergemakkelijken voor jongeren, jongerenorganisaties en andere belanghebbenden;

29.

de actieve deelname van jongeren, ook kansarme jongeren, aan de samenleving te bevorderen, evenals de grensoverschrijdende mobiliteit en intermenselijke contacten, en zodoende de uitwisseling van ideeën en de verspreiding van innovatie via de huidige en toekomstige programma’s te stimuleren.

IN DIT VERBAND VERZOEKT DE RAAD DE EUROPESE DIENST VOOR EXTERN OPTREDEN:

30.

verdere te werken aan de betrokkenheid van de EU bij de agenda voor jongeren, vrede en veiligheid, en in belangrijke interregionale initiatieven (5), in samenwerking met de Verenigde Naties en andere internationale organisaties, onder meer wat betreft de geleidelijke bepaling van een strategisch partnerschap tussen de EU en de VN inzake jongeren bij vredesopbouw.

D.   Behouden en versterken van de interculturele dialoog tussen jongeren in Europa en daarbuiten

31.

De interculturele dialoog heeft verscheidene functies en kan worden beschouwd als een bijdrage tot vrede en veiligheid in de EU en haar buurlanden. Deelnemen aan een interculturele dialoog biedt jongeren tal van mogelijkheden om leiderschapsposities te bekleden, verzoeningsprocessen te bevorderen, vooroordelen, misvattingen en discriminatie tussen verschillende groepen terug te dringen, en haattaal en gewelddadig extremisme te bestrijden door middel van een op mensenrechten gebaseerde benadering.

DE RAAD VERZOEKT IN DIT VERBAND DE LIDSTATEN, DE EUROPESE COMMISSIE EN DE EUROPESE DIENST VOOR EXTERN OPTREDEN IN HET KADER VAN HUN RESPECTIEVE BEVOEGDHEDEN:

32.

bij te dragen tot internationale samenwerking op het gebied van jeugdzaken, dialoog en wederzijds begrip tussen jongeren, jeugdwerkers, jeugdleiders, jongerenorganisaties en organisaties voor jongeren (6) uit de EU en daarbuiten, als een belangrijke factor in het Europees burgerschap en het democratiseringsproces.

E.   Weerbaarheid en kritisch denkvermogen opbouwen via informeel en niet-formeel leren en de peer-to-peerbenadering

33.

Het bewustzijn en het begrip van jongeren betreffende gemeenschappelijke waarden van de EU (7), zoals eerbiediging van de democratie, gelijkheid, mensenrechten, solidariteit, burgerschap en diversiteit moeten worden ondersteund, evenals als hun media- en informatiegeletterdheid. Zo wordt bijgedragen aan kritisch denkvermogen en aan het besef van en inzicht in hoe informatie door gewelddadige extremistische groeperingen kan worden vertekend en gebruikt om propaganda te verspreiden.

34.

Zoals binnen de Raad van Europa is overeengekomen en aangenomen, zijn „onderwijs op het gebied van democratisch burgerschap en onderwijs op het gebied van mensenrechten” nauw met elkaar verbonden en ondersteunen zij elkaar (8). Deze niet-informele onderwijs- en opleidingsmethode is in de eerste plaats gericht op het bevorderen van democratische rechten en verantwoordelijkheden en actieve participatie in de civiele, politieke, sociale, economische, juridische en culturele geledingen van de samenleving.

DE RAAD VERZOEKT IN DIT VERBAND DE LIDSTATEN, DE EUROPESE COMMISSIE EN DE EUROPESE DIENST VOOR EXTERN OPTREDEN IN HET KADER VAN HUN RESPECTIEVE BEVOEGDHEDEN:

35.

te overwegen het concept „onderwijs op het gebied van democratisch burgerschap en mensenrechten” waar mogelijk uit te dragen en te versterken; dit concept kan gestalte krijgen in formele en niet-formele leeromgevingen en de peer-to-peerbenadering, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel en de vrijheid van onderwijs;

36.

de samenwerking met de Raad van Europa in het kader van de partnerschapsovereenkomst verder te verbeteren.

(1)  Document 6952/17.

(2)  Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties, „UNDP Youth Strategy 2014-2017: Empowered Youth, Sustainable Future” (New York, 2014)

(3)  Handvest van de Raad van Europa inzake onderwijs op het gebied van democratisch burgerschap en mensenrechten.

(4)  Zie artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

(5)  Het jongerenluik („Youth Track”) van de 5e top AU-EU en de initiatieven in verband met de „Young Mediterranean Voice”.

(6)  Onder jongerenorganisaties wordt verstaan maatschappelijke organisaties waarvan de coördinerende instanties voornamelijk uit jongeren bestaan. Onder organisaties voor jongeren wordt verstaan maatschappelijke organisaties die diensten verrichten voor jongeren maar waarvan de coördinerende instanties niet alleen uit jongeren bestaan.

(7)  Zie artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

(8)  Handvest van de Raad van Europa inzake onderwijs op het gebied van democratisch burgerschap en mensenrechten (aangenomen in het kader van Aanbeveling CM/Rec(2010)7 van het Comité van ministers).


BIJLAGE

Bij het aannemen van deze conclusies MEMOREERT de Raad met name het volgende:

1.

de integrale strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie, met bijzondere nadruk op weerbaarheid;

2.

de Europese consensus inzake ontwikkeling/de conclusies van de Raad over duurzame ontwikkeling (2016);

3.

de alomvattende aanpak van de EU inzake genderzaken, vrede en veiligheid;

4.

de herziene richtsnoeren bij de EU-strategie ter bestrijding van radicalisering en rekrutering van terroristen (doc. 9640/16 en 14276/16);

5.

de conclusies van de Raad over de rol van jeugdwerk bij het bevorderen van de ontwikkeling bij jongeren van essentiële levensvaardigheden die hun geslaagde overgang naar volwassenheid, actief burgerschap en beroepsleven versoepelen (doc. 9624/17);

6.

de conclusies van de Raad over de rol van de jeugdsector binnen een integrale sectoroverschrijdende aanpak ter voorkoming en bestrijding van gewelddadige radicalisering van jongeren (doc. 9640/16);

7.

het EU-actieplan inzake mensenrechten en democratie 2015-2019 (2015);

8.

de informele bijeenkomst van de staatshoofden en regeringsleiders van 12 februari 2015, tijdens welke de leden van de Europese Raad opriepen tot een alomvattende aanpak met onder meer initiatieven op het gebied van maatschappelijke integratie, die van groot belang zijn bij de preventie van gewelddadige radicalisering;

9.

de verklaring van de EU-ministers van onderwijs, aangenomen tijdens hun informele bijeenkomst van 17 maart 2015 te Parijs, waarin zij richtsnoeren geven over de manier van samenwerken op Europees niveau; Daarbij werd het belang benadrukt van inspanningen ter voorkoming en bestrijding van marginalisering, intolerantie, racisme en radicalisering, ter bevordering van het burgerschap van jongeren en tot behoud van een kader van gelijke kansen voor iedereen;

10.

de conclusies van de Raad over de vernieuwde interneveiligheidsstrategie van 17 juni 2015, waarin voor het optreden in de komende jaren prioriteit wordt gegeven aan de specifieke problemen van afstandneming, rehabilitatie en de- of antiradicalisering (9416/15);

11.

het EU-werkplan voor jeugdzaken voor 2016-2018, dat gericht is op een sterkere sociale inclusie van alle jongeren, daarbij rekening houdend met onderliggende Europese waarden, en de rol van jeugdwerk in de digitale en niet-digitale wereld;

12.

het gezamenlijke EU-jeugdzakenverslag 2015 van de Raad en de Commissie over de uitvoering van het nieuwe kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (2010-2018), waarin wordt benadrukt dat jongeren moeten kunnen opgroeien in inclusieve en pluralistische gemeenschappen die op de Europese democratische waarden zijn gebaseerd; Het gezamenlijke EU-jeugdzakenverslag illustreert ook de noodzaak om de empowerment van jongeren met uiteenlopende achtergronden — en vooral jongeren die uitgesloten dreigen te raken — nog meer centraal te stellen;

13.

de samenwerking tussen de Europese Commissie en de Raad van Europa in het kader van de partnerschapsovereenkomst;

14.

de Europese veiligheidsagenda van 28 april 2015, waarin de Commissie jongerenparticipatie aanmerkt als een belangrijke factor bij het voorkomen van radicalisering, doordat de Europese waarden worden gepropageerd en sociale integratie wordt gestimuleerd, en waarin tevens melding wordt gemaakt van het netwerk voor voorlichting over radicalisering (RAN), een EU-brede overkoepelende structuur voor het uitwisselen van ervaringen en praktijken waarmee radicalisering vroegtijdig kan worden opgespoord en op lokaal niveau strategieën voor preventie en afstandneming kunnen worden geformuleerd;

15.

de resolutie van het Europees Parlement van 25 november 2015 over het voorkomen van de radicalisering en werving van Europese burgers door terroristische organisaties;

16.

Resolutie 2250 (2015) van de VN-Veiligheidsraad over jongeren, vrede en veiligheid;

17.

125e zitting van het Comité van ministers — het actieplan van het Comité van ministers ter bestrijding van gewelddadig extremisme en radicalisering die tot terrorisme leiden (Brussel, 19 mei 2015; COM(2015)74 final), en het actieplan van de Verenigde Naties ter voorkoming van gewelddadig extremisme, en

18.

de leidende beginselen voor de deelname van jongeren aan vredesopbouw, opgesteld door de overkoepelende werkgroep van de VN voor jongeren en vredesopbouw.


Europese Commissie

7.6.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 195/19


Wisselkoersen van de euro (1)

6 juni 2018

(2018/C 195/06)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,1765

JPY

Japanse yen

129,57

DKK

Deense kroon

7,4436

GBP

Pond sterling

0,87683

SEK

Zweedse kroon

10,2760

CHF

Zwitserse frank

1,1629

ISK

IJslandse kroon

123,70

NOK

Noorse kroon

9,5238

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

25,648

HUF

Hongaarse forint

318,64

PLN

Poolse zloty

4,2753

RON

Roemeense leu

4,6534

TRY

Turkse lira

5,4078

AUD

Australische dollar

1,5365

CAD

Canadese dollar

1,5150

HKD

Hongkongse dollar

9,2328

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,6702

SGD

Singaporese dollar

1,5685

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 255,45

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

15,0421

CNY

Chinese yuan renminbi

7,5230

HRK

Kroatische kuna

7,3878

IDR

Indonesische roepia

16 300,41

MYR

Maleisische ringgit

4,6704

PHP

Filipijnse peso

61,697

RUB

Russische roebel

72,9345

THB

Thaise baht

37,530

BRL

Braziliaanse real

4,4924

MXN

Mexicaanse peso

23,9686

INR

Indiase roepie

78,7310


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


7.6.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 195/20


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 6 juni 2018

tot vaststelling van een werkprogramma voor de beoordeling van aanvragen voor de verlenging van goedkeuringen van werkzame stoffen die verstrijken in 2022, 2023 en 2024, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

(2018/C 195/07)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 18,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Voor een groot aantal werkzame stoffen die zijn goedgekeurd krachtens Verordening (EG) nr. 1107/2009 en in delen B en E van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EG) nr. 540/2011 van de Commissie (2) zijn vermeld, ligt de datum van verstrijken tussen 1 januari 2022 en 31 december 2024. In deel C van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 686/2012 van de Commissie (3) zijn die werkzame stoffen opgenomen en wordt de beoordeling van die werkzame stoffen aan de lidstaten toevertrouwd, waarbij voor elke werkzame stof in het kader van de verlengingsprocedure een lidstaat-rapporteur en een lidstaat-corapporteur zijn aangewezen.

(2)

Gezien de tijd en de middelen die de lidstaten en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) nodig hebben om de beoordeling van de aanvragen voor de verlenging van de goedkeuring van werkzame stoffen te voltooien, is het noodzakelijk een werkprogramma op te stellen waarin soortgelijke werkzame stoffen worden gegroepeerd en prioriteiten worden gesteld op basis van veiligheidsrisico’s voor de gezondheid van mens en dier of het milieu, zoals in artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is bepaald.

(3)

Het is passend te voorzien in de identificatie van stoffen waarvan wordt verwacht dat zij, gezien hun eigenschappen niet aan de goedkeuringscriteria van bijlage II, punten 3.6.2 tot en met 3.6.5 en punt 3.7, bij Verordening (EG) nr. 1107/2009 voldoen en voorrang te geven aan de beoordeling ervan.

(4)

Onder de in deel C van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 686/2012 opgenomen werkzame stoffen moeten de stoffen worden geïdentificeerd die in deel E van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EG) nr. 540/2011 zijn opgenomen als stoffen die in aanmerking komen om te worden vervangen en waarvoor de goedkeuringsperioden, gezien hun eigenschappen, niet langer zijn dan zeven jaar. Daarnaast is het passend om de stoffen te identificeren die in de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/408 van de Commissie (4) zijn opgenomen als stoffen die in aanmerking komen om te worden vervangen. In het programma moet voorrang worden gegeven aan de beoordeling ervan.

(5)

De werkzame stoffen fluxapyroxad, bixafen, sedaxaan, penflufen en penthiopyrad beschikken over vergelijkbare eigenschappen. De werkzame stoffen dinatriumfosfonaten en kaliumfosfonaten beschikken over vergelijkbare eigenschappen. De werkzame stoffen eugenol, geraniol en thymol beschikken over vergelijkbare eigenschappen. De werkzame stoffen Trichoderma atroviride stam I-1237 en Trichoderma asperellum (stam T34) beschikken over vergelijkbare eigenschappen. De werkzame stoffen benzovindiflupyr en isopyrazam beschikken eveneens over vergelijkbare eigenschappen. Aangezien het passend is de timing van de beoordeling en het proces van collegiale toetsing door de EFSA van stoffen met vergelijkbare eigenschappen onderling af te stemmen, moeten de dossiers voor deze stoffen binnen hetzelfde tijdsbestek worden ingediend bij de respectieve als rapporteur optredende lidstaten.

(6)

Gezien de beschikbare middelen van de autoriteiten die de beoordeling van aanvragen voor de verlenging van goedkeuringen uitvoeren, kan niet worden uitgesloten dat, als gevolg van de in dit besluit vastgestelde prioritering van de beoordeling van stoffen, de goedkeuring van sommige andere werkzame stoffen mogelijk verstrijkt alvorens over de verlenging van de goedkeuring van dergelijke stoffen een beslissing is genomen. In dergelijke gevallen moet de goedkeuringsperiode voor dergelijke werkzame stoffen tijdig worden verlengd overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1107/2009.

(7)

Naast de bepaling dat soortgelijke werkzame stoffen moeten worden gegroepeerd op basis van de prioriteiten voor de beoordeling ervan, bevat artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 de bepaling dat het werkprogramma specifieke elementen moet bevatten. De Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 844/2012 en (EU) nr. 686/2012 bevatten de tenuitvoerlegging van respectievelijk artikel 18, tweede alinea, onder a) tot en met e), en artikel 18, tweede alinea, onder f), van Verordening (EG) nr. 1107/2009,

BESLUIT:

Enig artikel

Het werkprogramma zoals uiteengezet in de bijlage bij dit besluit wordt hierbij vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 6 juni 2018.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 686/2012 van de Commissie van 26 juli 2012 waarbij de beoordeling van de werkzame stoffen waarvan de goedkeuring uiterlijk op 31 december 2018 vervalt, in het kader van de verlengingsprocedure aan de lidstaten wordt toevertrouwd (PB L 200 van 27.7.2012, blz. 5).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/408 van de Commissie van 11 maart 2015 inzake uitvoering van artikel 80, lid 7, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot opstelling van een lijst met het oog op eventuele vervanging (PB L 67 van 12.3.2015, blz. 18).


BIJLAGE

1)   

Het werkprogramma betreft werkzame stoffen die zijn goedgekeurd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 en zijn opgenomen in deel C van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 686/2012.

2)   

De prioriteiten voor de beoordeling van de aanvragen voor de verlenging van goedkeuringen van de werkzame stoffen en de groepering van soortgelijke werkzame stoffen, zoals bepaald in artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1107/2009, zijn als volgt:

a)

Er wordt prioriteit gegeven aan de beoordeling van aanvragen voor de verlenging van de goedkeuring van werkzame stoffen waarvan op basis van hun eigenschappen wordt verwacht dat zij mogelijk niet aan de in de punten 3.6.2 tot en met 3.6.5 en in punt 3.7 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1107/2009 opgenomen goedkeuringscriteria voldoen. Daarom worden dergelijke beoordelingen onverwijld of met zo weinig mogelijk vertraging uitgevoerd.

b)

Er wordt prioriteit gegeven aan de beoordeling van aanvragen voor de verlenging van de goedkeuringen van werkzame stoffen die in deel E van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 540/2011 zijn opgenomen met het oog op eventuele vervanging en die gezien hun eigenschappen voor niet meer dan zeven jaar worden goedgekeurd. Er wordt eveneens prioriteit gegeven aan de beoordeling van aanvragen voor de verlenging van de goedkeuring van werkzame stoffen die zijn opgenomen in de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/408. Daarom worden dergelijke beoordelingen onverwijld of met zo weinig mogelijk vertraging uitgevoerd.

c)

Rekening houdend met de overeenkomsten tussen hun respectieve eigenschappen, wordt de termijn voor goedkeuring voor de volgende stoffen, wanneer de data van de indiening van de dossiers verschillend zijn, in voorkomend geval tijdig verlengd overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 teneinde het tijdstip van hun beoordeling af te stemmen op het proces van collegiale toetsing door de EFSA:

i)

fluxapyroxad, bixafen, sedaxaan, penflufen en penthiopyrad;

ii)

dinatriumfosfonaten en kaliumfosfonaten;

iii)

eugenol, geraniol en thymol;

iv)

Trichoderma atroviride stam I-1237 en Trichoderma asperellum (stam T34);

v)

benzovindiflupyr en isopyrazam.

d)

Wanneer de goedkeuring van sommige werkzame stoffen die onder a) en b) vallen, waarschijnlijk zal verstrijken alvorens over de verlenging van de goedkeuring van dergelijke stoffen om redenen buiten de wil van de aanvrager een beslissing is genomen, wordt de goedkeuringsperiode van deze werkzame stoffen tijdig verlengd overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1107/2009.


Rekenkamer

7.6.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 195/23


Speciaal verslag nr. 12/2018

„Breedband in de EU-lidstaten: hoewel er vooruitgang is geboekt, zullen niet alle Europa 2020-streefdoelen worden gehaald”

(2018/C 195/08)

De Europese Rekenkamer deelt u mee dat Speciaal verslag nr. 12/2018 „Breedband in de EU-lidstaten: hoewel er vooruitgang is geboekt, zullen niet alle Europa 2020-streefdoelen worden gehaald” zojuist gepubliceerd is.

Het verslag kan worden ingezien op of gedownload van de website van de Europese Rekenkamer: http://eca.europa.eu


INFORMATIE OVER DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

Permanent Comité van de EVA-staten

7.6.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 195/24


Gevaarlijke stoffen — Lijst van vergunningsbesluiten van de EER/EVA-staten overeenkomstig artikel 64, lid 8, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (REACH) in de eerste helft van 2016

(2018/C 195/09)

Subcomité I betreffende het vrije verkeer van goederen

Te noteren door het Gemengd Comité van de EER

Met verwijzing naar Besluit nr. 25/2008 van het Gemengd Comité van de EER van 14 maart 2008 wordt het Gemengd Comité van de EER uitgenodigd om op zijn bijeenkomst van 2 december 2016 de navolgende lijst betreffende vergunningsbesluiten te noteren die vastgesteld zijn overeenkomstig artikel 64, lid 8, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (REACH) voor de periode 1 januari - 30 juni 2016.


BIJLAGE

Lijst van vergunningsbesluiten

Overeenkomstig artikel 64, lid 8, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (REACH) werden in de EER/EVA-staten de volgende vergunningsbesluiten vastgesteld gedurende de periode 1 januari - 30 juni 2016:

Naam van de stof

Besluit van de Commissie overeenkomstig artikel 64, lid 8, van Verordening (EG) nr. 1907/2006

Land

Datum van besluit

Trichloorethyleen

C(2015) 8093

IJsland

14 januari 2016

Hexabroomcyclododecaan (HBCDD)

C(2015) 9812

Liechtenstein

19 januari 2016

Hexabroomcyclododecaan (HBCDD)

C(2015) 9812

Noorwegen

2 februari 2016

Dibutylftalaat (DBP)

C(2016) 2003

Liechtenstein

18 april 2016

Dibutylftalaat (DBP)

C(2016) 2003

Noorwegen

26 april 2016


7.6.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 195/25


Gevaarlijke stoffen — Lijst van vergunningsbesluiten van de EER/EVA-staten overeenkomstig artikel 64, lid 8, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (REACH) in de tweede helft van 2016

(2018/C 195/10)

Subcomité I betreffende het vrije verkeer van goederen

Te noteren door het Gemengd Comité van de EER

Met verwijzing naar Besluit nr. 25/2008 van het Gemengd Comité van de EER van 14 maart 2008 wordt het Gemengd Comité van de EER uitgenodigd om op zijn bijeenkomst van 17 maart 2017 de navolgende lijst betreffende vergunningsbesluiten te noteren die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 64, lid 8, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (REACH) voor de periode 1 juli-31 december 2016.


BIJLAGE

Lijst van vergunningsbesluiten

Overeenkomstig artikel 64, lid 8, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (REACH) zijn in de EER/EVA-staten de volgende vergunningsbesluiten vastgesteld gedurende de periode 1 juli-31 december 2016:

Naam van de stof

Besluit van de Commissie overeenkomstig artikel 64, lid 8, van Verordening (EG) nr. 1907/2006

Land

Datum van besluit

Hexabroomcyclododecaan

C(2015) 9812

IJsland

29 augustus 2016

Dibutylftalaat (DBP)

C(2016) 2003

IJsland

29 augustus 2016

Bis(2-ethylhexyl)ftalaat (DEHP)

C(2016) 3549

IJsland

29 augustus 2016

Bis(2-ethylhexyl)ftalaat (DEHP)

C(2016) 3549

Liechtenstein

11 juli 2016

Bis(2-ethylhexyl)ftalaat (DEHP)

C(2016) 3549

Noorwegen

5 juli 2016

Loodsulfochromaat geel & loodchromaat molybdaat sulfaat rood

C(2016) 5644

Liechtenstein

3 oktober 2016

Loodsulfochromaat geel & loodchromaat molybdaat sulfaat rood

C(2016) 5644

Noorwegen

4 oktober 2016

Trichloorethyleen

C(2016) 7581

IJsland

29 december 2016

Trichloorethyleen

C(2016) 7581

Liechtenstein

14 december 2016

Trichloorethyleen

C(2016) 7581

Noorwegen

16 december 2016

Trichloorethyleen

C(2016) 7607

IJsland

29 december 2016

Trichloorethyleen

C(2016) 7607

Liechtenstein

14 december 2016

Trichloorethyleen

C(2016) 7607

Noorwegen

16 december 2016

Trichloorethyleen

C(2016) 7609

IJsland

29 december 2016

Trichloorethyleen

C(2016) 7609

Liechtenstein

14 december 2016

Trichloorethyleen

C(2016) 7609

Noorwegen

16 december 2016


7.6.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 195/26


Geneesmiddelen — Lijst van door de EER-EVA-staten voor de tweede helft van 2016 afgegeven vergunningen om een geneesmiddel in de handel te brengen

(2018/C 195/11)

Subcomité I betreffende het vrije verkeer van goederen

Te noteren door het Gemengd Comité van de EER

Met verwijzing naar Besluit nr. 74/1999 van het Gemengd Comité van de EER van 28 mei 1999 wordt het Gemengd Comité van de EER uitgenodigd om op zijn bijeenkomst van 17 maart 2017 de navolgende lijsten te noteren betreffende vergunningen om een geneesmiddel in de handel te brengen voor de periode 1 juli-31 december 2016:

Bijlage I

Lijst van nieuwe vergunningen om een geneesmiddel in de handel te brengen

Bijlage II

Lijst van hernieuwde vergunningen om een geneesmiddel in de handel te brengen

Bijlage III

Lijst van verlengde vergunningen om een geneesmiddel in de handel te brengen

Bijlage IV

Lijst van ingetrokken vergunningen om een geneesmiddel in de handel te brengen

Bijlage V

Lijst van opgeschorte vergunningen om een geneesmiddel in de handel te brengen


BIJLAGE I

Lijst van nieuwe vergunningen om een geneesmiddel in de handel te brengen

In de EER-EVA-staten zijn in de periode 1 juli — 31 december 2016 de volgende vergunningen om een geneesmiddel in de handel te brengen, afgegeven:

EU-nummer

Product

Land

Datum afgifte vergunning

EU/1/12/793

Xalkori (Switch to non-conditional)

Liechtenstein

31.12.2016

EU/1/13/848

Erivedge (Switch to non-conditional)

Liechtenstein

31.12.2016

EU/1/15/1066

Ongentys

IJsland

13.7.2016

EU/1/15/1066

Ongentys

Noorwegen

4.7.2016

EU/1/16/1091

Atazanavir Mylan

IJsland

29.8.2016

EU/1/16/1091

Atazanavir Mylan

Noorwegen

2.9.2016

EU/1/16/1091

Atazanavir Mylan

Liechtenstein

31.8.2016

EU/1/16/1094

Ninlaro

Liechtenstein

31.12.2016

EU/1/16/1094

Ninlaro

IJsland

7.12.2016

EU/1/16/1094

Ninlaro

Noorwegen

28.11.2016

EU/1/16/1102

Bortezomib SUN

IJsland

11.8.2016

EU/1/16/1102

Bortezomib SUN

Noorwegen

12.8.2016

EU/1/16/1102

Bortezomib SUN

Liechtenstein

31.8.2016

EU/1/16/1103

Neparvis

IJsland

4.7.2016

EU/1/16/1105

EndolucinBeta

IJsland

25.7.2016

EU/1/16/1105

EndolucinBeta

Noorwegen

27.7.2016

EU/1/16/1105

EndolucinBeta

Liechtenstein

31.8.2016

EU/1/16/1107

ZINBRYTA

IJsland

14.7.2016

EU/1/16/1107

Zinbryta

Noorwegen

7.7.2016

EU/1/16/1107

Zinbryta

Liechtenstein

31.8.2016

EU/1/16/1108

Qtern

IJsland

25.7.2016

EU/1/16/1108

Qtern

Noorwegen

4.8.2016

EU/1/16/1108

Qtern

Liechtenstein

31.8.2016

EU/1/16/1109

ZAVICEFTA

IJsland

12.7.2016

EU/1/16/1109

Zavicefta

Noorwegen

1.7.2016

EU/1/16/1112

Odefsey

IJsland

12.7.2016

EU/1/16/1113

Enzepi

IJsland

14.7.2016

EU/1/16/1113

Enzepi

Noorwegen

26.7.2016

EU/1/16/1113

Enzepi

Liechtenstein

31.8.2016

EU/1/16/1114

Bortezomib Hospira

IJsland

10.8.2016

EU/1/16/1114

Bortezomib Hospira

Noorwegen

12.8.2016

EU/1/16/1114

Bortezomib Hospira

Liechtenstein

31.8.2016

EU/1/16/1115

Pemetrexed Fresenius Kabi

IJsland

16.8.2016

EU/1/16/1115

Pemetrexed Fresenius Kabi

Noorwegen

11.8.2016

EU/1/16/1116

Epclusa

IJsland

12.7.2016

EU/1/16/1116

Epclusa

Noorwegen

11.7.2016

EU/1/16/1116

Epclusa

Liechtenstein

31.8.2016

EU/1/16/1119

Zepatier

IJsland

11.8.2016

EU/1/16/1119

Zepatier

Noorwegen

4.8.2016

EU/1/16/1119

Zepatier

Liechtenstein

31.8.2016

EU/1/16/1121

Zalmoxis

IJsland

7.9.2016

EU/1/16/1121

Zalmoxis

Noorwegen

16.9.2016

EU/1/16/1121

Zalmoxis

Liechtenstein

31.10.2016

EU/1/16/1122

Aerivio Spiromax

IJsland

2.9.2016

EU/1/16/1122

Aerivio Spiromax

Noorwegen

8.9.2016

EU/1/16/1122

Aerivio Spiromax

Liechtenstein

31.10.2016

EU/1/16/1123

Airexar Spiromax

IJsland

2.9.2016

EU/1/16/1123

Airexar Spiromax

Noorwegen

13.9.2016

EU/1/16/1123

Airexar Spiromax

Liechtenstein

31.10.2016

EU/1/16/1124

Nordimet

IJsland

7.9.2016

EU/1/16/1124

Nordimet

Noorwegen

30.8.2016

EU/1/16/1124

Nordimet

Liechtenstein

31.8.2016

EU/1/16/1125

Cinqaero

IJsland

7.9.2016

EU/1/16/1125

Cinqaero

Noorwegen

31.8.2016

EU/1/16/1125

Cinqaero

Liechtenstein

31.8.2016

EU/1/16/1126

Truberzi

IJsland

7.10.2016

EU/1/16/1126

Truberzi

Noorwegen

6.10.2016

EU/1/16/1126

Truberzi

Liechtenstein

31.10.2016

EU/1/16/1127

Tenofovir disoproxil Zentiva

IJsland

6.10.2016

EU/1/16/1127

Tenofovir disoproxil Zentiva

Liechtenstein

31.10.2016

EU/1/16/1127

Tenofovir disoproxil Zentiva

Noorwegen

13.10.2016

EU/1/16/1128

Kisplyx

IJsland

7.9.2016

EU/1/16/1128

Kisplyx

Noorwegen

31.8.2016

EU/1/16/1128

Kisplyx

Liechtenstein

31.8.2016

EU/1/16/1129

Tenofovir disoproxil Mylan

IJsland

16.12.2016

EU/1/16/1129

Tenofovir disoproxil Mylan

Noorwegen

21.12.2016

EU/1/16/1130

Onivyde

IJsland

1.11.2016

EU/1/16/1130

Onivyde

Noorwegen

4.11.2016

EU/1/16/1130

Onivyde

Liechtenstein

31.10.2016

EU/1/16/1131

Thorinane

IJsland

6.10.2016

EU/1/16/1131

Thorinane

Noorwegen

23.9.2016

EU/1/16/1131

Thorinane

Liechtenstein

31.10.2016

EU/1/16/1132

Inhixa

IJsland

7.10.2016

EU/1/16/1132

Inhixa

Noorwegen

5.10.2016

EU/1/16/1132

Inhixa

Liechtenstein

31.10.2016

EU/1/16/1134

Mysildecard

IJsland

6.10.2016

EU/1/16/1134

Mysildecard

Noorwegen

29.9.2016

EU/1/16/1134

Mysildecard

Liechtenstein

31.10.2016

EU/1/16/1135

Sialanar

IJsland

7.10.2016

EU/1/16/1135

Sialanar

Noorwegen

14.10.2016

EU/1/16/1135

Sialanar

Liechtenstein

31.10.2016

EU/1/16/1136

Cabometyx

IJsland

6.10.2016

EU/1/16/1136

CABOMETYX

Noorwegen

20.9.2016

EU/1/16/1136

CABOMETYX

Liechtenstein

31.10.2016

EU/1/16/1137

Granpidam

Liechtenstein

31.12.2016

EU/1/16/1137

Granpidam

IJsland

6.12.2016

EU/1/16/1137

Granpidam

Noorwegen

28.11.2016

EU/1/16/1138

Venclyxto

IJsland

8.12.2016

EU/1/16/1138

Venclyxto

Noorwegen

13.12.2016

EU/1/16/1139

Ocaliva

IJsland

19.12.2016

EU/1/16/1139

OCALIVA

Noorwegen

12.12.2016

EU/1/16/1141

SomaKit TOC

IJsland

15.12.2016

EU/1/16/1141

SomaKit TOC

Noorwegen

15.12.2016

EU/1/16/1142

Parsabiv

Liechtenstein

31.12.2016

EU/1/16/1142

Parsabiv

IJsland

1.12.2016

EU/1/16/1142

Parsabiv

Noorwegen

22.11.2016

EU/1/16/1143

Lartruvo

Liechtenstein

31.12.2016

EU/1/16/1143

Lartruvo

IJsland

1.12.2016

EU/1/16/1143

Lartruvo

Noorwegen

18.11.2016

EU/1/16/1144

Ivabradine Zentiva

Liechtenstein

31.12.2016

EU/1/16/1144

Ivabradine Zentiva

IJsland

2.12.2016

EU/1/16/1144

Ivabradine Zentiva

Noorwegen

28.11.2016

EU/1/16/1145

Ivabradine JensonR

Liechtenstein

31.12.2016

EU/1/16/1145

Ivabradine JensonR

IJsland

2.12.2016

EU/1/16/1145

Ivabradine JensonR

Noorwegen

5.12.2016

EU/1/16/1146

Glyxambi

Liechtenstein

31.12.2016

EU/1/16/1146

Glyxambi

IJsland

5.12.2016

EU/1/16/1146

Glyxambi

Noorwegen

9.12.2016

EU/1/16/1147

IBRANCE

Liechtenstein

31.12.2016

EU/1/16/1147

Ibrance

IJsland

1.12.2016

EU/1/16/1147

IBRANCE

Noorwegen

15.11.2016

EU/1/16/1148

Emtricitabin/Tenofovir disoproxil Zentiva

Liechtenstein

31.12.2016

EU/1/16/1148

Emtricitabine/Tenofovir disoproxil Zentiva

IJsland

1.12.2016

EU/1/16/1148

Emtricitabine/Tenofovir disoproxil Zentvia

Noorwegen

15.11.2016

EU/1/16/1151

Emtricitabine/Tenofovir disproxil Krka

Noorwegen

21.12.2016

EU/1/16/1151

Emtricitabine/Tenofovir disoproxil Krka

IJsland

14.12.2016

EU/2/16/196

Sevocalm

Noorwegen

11.7.2016

EU/2/16/196

Sevocalm

Liechtenstein

31.8.2016

EU/2/16/196

Sevocalm

IJsland

12.7.2016

EU/2/16/198

Sedadex

IJsland

22.8.2016

EU/2/16/198

Sedadex

Noorwegen

30.8.2016

EU/2/16/198

Sedadex

Liechtenstein

31.8.2016

EU/2/16/199

Eravac

IJsland

10.10.2016

EU/2/16/199

ERAVAC

Noorwegen

5.10.2016

EU/2/16/199

ERAVAC

Liechtenstein

31.10.2016

EU/2/16/200

Cepedex

IJsland

19.12.2016


BIJLAGE II

Lijst van hernieuwde vergunningen om een geneesmiddel in de handel te brengen

In de EER-EVA-staten zijn in de periode 1 juli-31 december 2016 de volgende hernieuwde vergunningen om een geneesmiddel in de handel te brengen, afgegeven:

EU-nummer

Product

Land

Datum afgifte vergunning

EU/1/06/347

Sutent

Liechtenstein

31.12.2016

EU/1/06/347

Sutent

IJsland

1.12.2016

EU/1/06/347

Sutent

Noorwegen

15.11.2016

EU/1/06/355

ATryn

IJsland

26.7.2016

EU/1/06/355

ATryn

Noorwegen

10.8.2016

EU/1/06/355

ATryn

Liechtenstein

31.8.2016

EU/1/06/360

Champix

IJsland

13.7.2016

EU/1/06/360

Champix

Noorwegen

7.7.2016

EU/1/06/360

Champix

Liechtenstein

31.8.2016

EU/1/06/361

Luminity

IJsland

26.7.2016

EU/1/06/361

Luminity

Noorwegen

6.8.2016

EU/1/06/361

Luminity

Liechtenstein

31.8.2016

EU/1/06/362

Byetta

IJsland

18.8.2016

EU/1/06/363

Sprycel

IJsland

18.8.2016

EU/1/06/363

Sprycel

Noorwegen

12.8.2016

EU/1/06/363

Sprycel

Liechtenstein

31.8.2016

EU/1/06/364

Adrovance

IJsland

16.10.2016

EU/1/06/365

Elaprase

IJsland

16.10.2016

EU/1/06/366

Tandemact

IJsland

16.10.2016

EU/1/06/374

Lucentis

Liechtenstein

31.12.2016

EU/1/06/374

Lucentis

IJsland

2.12.2016

EU/1/06/374

Lucentis

Noorwegen

22.11.2016

EU/1/06/379

Cystadane

IJsland

7.12.2016

EU/1/06/379

Cystadane

Noorwegen

29.11.2016

EU/1/11/699

Fampyra

Noorwegen

8.7.2016

EU/1/11/701

Levatiracetam Teva

Noorwegen

4.8.2016

EU/1/11/701

Levetiracetam Teva

IJsland

26.7.2016

EU/1/11/701

Levetiracetam Teva

Liechtenstein

31.8.2016

EU/1/11/706

Levodopa/Carbidopa/Entacapone Orion

Noorwegen

15.9.2016

EU/1/11/711

Matever

IJsland

14.7.2016

EU/1/11/711

Matever

Noorwegen

7.7.2016

EU/1/11/711

Matever

Liechtenstein

31.8.2016

EU/1/11/712

Levetiracetam Accord

IJsland

10.8.2016

EU/1/11/712

Levetiracetam Accord

Noorwegen

11.8.2016

EU/1/11/712

Levetiracetam Accord

Liechtenstein

31.8.2016

EU/1/11/713

Levetiracetam Actavis

IJsland

5.10.2016

EU/1/11/713

Levetiracetam Actavis

Noorwegen

30.9.2016

EU/1/11/713

Levetiracetam Actavis

Liechtenstein

31.10.2016

EU/1/11/715

Plenadren

IJsland

15.8.2016

EU/1/11/715

Plenadren

Noorwegen

15.8.2016

EU/1/11/715

Plenadren

Liechtenstein

31.8.2016

EU/1/11/716

Eurartesim

IJsland

15.9.2016

EU/1/11/716

Eurartesim

Noorwegen

15.9.2016

EU/1/11/716

Eurartesim

Liechtenstein

31.10.2016

EU/1/11/717

Vyndaqel

IJsland

10.8.2016

EU/1/11/717

Vyndaqel

Noorwegen

11.8.2016

EU/1/11/717

Vyndaqel

Liechtenstein

31.8.2016

EU/1/11/719

Telmisartan Teva Pharma

IJsland

12.7.2016

EU/1/11/722

Pioglitazone Accord

IJsland

13.12.2016

EU/1/11/722

Pioglitazone Accord

Noorwegen

21.12.2016

EU/1/11/727

Xaluprine

Liechtenstein

31.12.2016

EU/1/11/727

Xaluprine

IJsland

6.12.2016

EU/1/11/727

Xaluprine

Noorwegen

5.12.2016

EU/1/11/728

Pramipexole Accord

IJsland

26.7.2016

EU/1/11/728

Pramipexole Accord

Noorwegen

4.8.2016

EU/1/11/728

Pramipexole Accord

Liechtenstein

31.8.2016

EU/1/11/731

Komboglyze

IJsland

26.7.2016

EU/1/11/731

Komboglyze

Noorwegen

11.8.2016

EU/1/11/731

Komboglyze

Liechtenstein

31.8.2016

EU/1/11/732

Desloratadine Teva

IJsland

15.8.2016

EU/1/11/732

Desloratadine Teva

Noorwegen

22.8.2016

EU/1/11/733

Dificlir

IJsland

29.8.2016

EU/1/11/733

Dificlir

Noorwegen

30.8.2016

EU/1/11/733

Dificlir

Liechtenstein

31.8.2016

EU/1/11/734

Edarbi

Liechtenstein

31.12.2016

EU/1/11/734

Edarbi

IJsland

2.12.2016

EU/1/11/734

Edarbi

Noorwegen

22.11.2016

EU/1/11/736

EDURANT

IJsland

10.8.2016

EU/1/11/736

EDURANT

Noorwegen

11.8.2016

EU/1/11/736

EDURANT

Liechtenstein

31.8.2016

EU/1/11/737

Eviplera

IJsland

10.8.2016

EU/1/11/737

Eviplera

Noorwegen

11.8.2016

EU/1/11/737

Eviplera

Liechtenstein

31.8.2016

EU/1/11/738

Levetiracetam Actavis Group

IJsland

15.8.2016

EU/1/11/738

Levetiracetam Actavis Group

Noorwegen

2.9.2016

EU/1/11/738

Levetiracetam Actavis Group

Liechtenstein

31.8.2016

EU/1/11/739

Dasselta

IJsland

22.8.2016

EU/1/11/739

Dasselta

Noorwegen

5.9.2016

EU/1/11/739

Dasselta

Liechtenstein

31.8.2016

EU/1/11/740

Ameluz

Liechtenstein

31.12.2016

EU/1/11/740

Ameluz

IJsland

7.12.2016

EU/1/11/740

Ameluz

Noorwegen

5.12.2016

EU/1/11/741

Levetiracetam SUN

Liechtenstein

31.12.2016

EU/1/11/741

Levetiracetam Sun

IJsland

5.12.2016

EU/1/11/741

Levetiracetam SUN

Noorwegen

23.11.2016

EU/1/11/742

Efavirenz Teva

IJsland

16.10.2016

EU/1/11/742

Efavirenz Teva

Noorwegen

21.10.2016

EU/1/11/743

Repaglinide Accord

IJsland

14.10.2016

EU/1/11/743

Repaglinide Accord

Noorwegen

21.10.2016

EU/1/11/745

Desloratadin Actavis

Liechtenstein

31.12.2016

EU/1/11/745

Desloratadine Actavis

IJsland

2.12.2016

EU/1/11/745

Desloratadine Actavis

Noorwegen

25.11.2016

EU/1/11/746

Desloratadine ratiopharm

IJsland

15.8.2016

EU/1/11/746

Desloratadine ratiopharm

Noorwegen

22.8.2016

EU/1/11/746

Desloratadine ratiopharm

Liechtenstein

31.8.2016

EU/1/11/747

Colobreathe

IJsland

10.10.2016

EU/1/11/747

Colobreathe

Noorwegen

13.10.2016

EU/1/11/747

Colobreathe

Liechtenstein

31.10.2016

EU/1/12/750

Esmya

Liechtenstein

31.12.2016

EU/1/12/750

Esmya

IJsland

5.12.2016

EU/1/12/750

Esmya

Noorwegen

29.11.2016

EU/1/12/751

Zelboraf

Noorwegen

6.10.2016

EU/1/12/751

Zelboraf

IJsland

10.10.2016

EU/1/12/751

Zelboraf

Liechtenstein

31.10.2016

EU/1/12/753

Signifor

Liechtenstein

31.12.2016

EU/1/12/753

Signifor

IJsland

6.12.2016

EU/1/12/753

Signifor

Noorwegen

24.11.2016

EU/1/12/755

Pioglitazone Actavis

Liechtenstein

31.12.2016

EU/1/12/755

Pioglitazone Actavis

Noorwegen

9.12.2016

EU/1/12/755

Pioglitazone Actavis

IJsland

2.12.2016

EU/1/12/756

Glidipion

Noorwegen

9.12.2016

EU/1/12/756

Glidipion

Liechtenstein

31.12.2016

EU/1/12/756

Glidipion

IJsland

2.12.2016

EU/1/12/763

Ecansya

Noorwegen

23.12.2016

EU/1/12/793

XALKORI

IJsland

10.8.2016

EU/1/12/793

XALKORI

Noorwegen

12.8.2016

EU/1/12/793

XALKORI

Liechtenstein

31.8.2016

EU/1/12/794

ADCETRIS

Liechtenstein

31.10.2016

EU/1/12/794

ADCETRIS

IJsland

2.11.2016

EU/1/12/794

ADCETRIS

Noorwegen

8.11.2016

EU/1/15/1047

Blincyto

IJsland

10.10.2016

EU/1/15/1047

Blincyto

Noorwegen

29.9.2016

EU/1/15/1047

Blincyto

Liechtenstein

31.10.2016

EU/1/16/1086

Tagrisso

IJsland

19.12.2016

EU/2/06/061

Nobilis Influenza H5N2

IJsland

13.7.2016

EU/2/11/128

Emdocam

IJsland

13.7.2016

EU/2/11/132

Nobivac Myxo-RHD

IJsland

25.8.2016

EU/2/11/132

Nobivac Myxo-RHD

Noorwegen

30.8.2016

EU/2/11/132

Nobivac Myxo-RHD

Liechtenstein

31.10.2016

EU/2/11/133

Recocam

IJsland

17.8.2016

EU/2/11/133

Recocam

Noorwegen

25.8.2016

EU/2/11/133

Recocam

Liechtenstein

31.8.2016

EU/2/11/134

Inflacam

Liechtenstein

31.12.2016

EU/2/11/134

Inflacam

IJsland

2.12.2016

EU/2/11/134

Inflacam

Noorwegen

25.11.2016

EU/2/11/135

Panacur AquaSol

Liechtenstein

31.8.2016

EU/2/11/135

Panacur AquaSol

IJsland

2.9.2016

EU/2/11/135

Panacur AquaSol

Noorwegen

5.9.2016

EU/2/11/137

Activyl Tick Plus

Noorwegen

23.12.2016

EU/2/12/139

Zulvac 1 + 8 Bovis

IJsland

19.12.2016


BIJLAGE III

Lijst van verlengde vergunningen om een geneesmiddel in de handel te brengen

In de EER-EVA-staten zijn in de periode 1 juli-31 december 2016 de volgende vergunningen om een geneesmiddel in de handel te brengen, verlengd:

EU-nummer

Product

Land

Datum afgifte vergunning

EU/1/03/267/012

Reyataz

IJsland

13.7.2016

EU/1/08/494/005

Stelara

Noorwegen

24.11.2016

EU/1/08/494/005

Stelara

IJsland

5.12.2016

EU/1/11/714/002-003

Zytiga

IJsland

1.12.2016

EU/1/11/714/003

Zytiga

Noorwegen

25.11.2016

EU/1/12/776/024

Fycompa

IJsland

11.10.2016

EU/1/12/776/024

Fycompa

Noorwegen

10.10.2016

EU/1/14/939/005-006

Daklinza

IJsland

13.7.2016

EU/1/14/939/005-006

Daklinza

Noorwegen

4.7.2016

EU/1/15/1024/002

KEYTRUDA

IJsland

24.8.2016

EU/1/15/1024/002

KEYTRUDA

Noorwegen

26.8.2016

EU/2/97/004/050-053

Metacam

Noorwegen

29.8.2016


BIJLAGE IV

Lijst van ingetrokken vergunningen om een geneesmiddel in de handel te brengen

In de EER-EVA-staten zijn in de periode 1 juli-31 december 2016 de volgende vergunningen om een geneesmiddel in de handel te brengen, ingetrokken:

EU-nummer

Product

Land

Datum van intrekking

EU/1/00/137

Avandia

IJsland

12.8.2016

EU/1/03/258

Avandamet

IJsland

12.8.2016

EU/1/07/385

Focetria

IJsland

12.8.2016

EU/1/08/489

Opgenra

IJsland

14.7.2016

EU/1/08/489

Opgenra

Noorwegen

11.8.2016

EU/1/08/489

Opgenra

Liechtenstein

31.8.2016

EU/1/08/500

Fablyn

IJsland

12.8.2016

EU/1/08/506

Celvapan

IJsland

7.12.2016

EU/1/08/506

Celvapan

Liechtenstein

31.12.2016

EU/1/08/506

Celvapan

Noorwegen

21.12.2016

EU/1/09/518

PANTECTA Control

IJsland

7.10.2016

EU/1/09/518

PANTECTA Control

Noorwegen

20.10.2016

EU/1/09/518

PANTECTA Control

Liechtenstein

31.10.2016

EU/1/09/563

ChondroCelect

Liechtenstein

31.8.2016

EU/1/09/563

ChondroCelect

IJsland

15.8.2016

EU/1/09/563

ChondroCelect

Noorwegen

11.8.2016

EU/1/10/657

Prepandemic Influenza vaccine (H5N1) (surface antigen, inactivated, adjuvanted) Novartis Vaccines and Dia

IJsland

12.8.2016

EU/1/11/721

Paglitaz

IJsland

12.8.2016

EU/1/12/810

Krystexxa

IJsland

14.7.2016

EU/1/12/810

Krystexxa

Noorwegen

6.7.2016

EU/1/12/810

Krystexxa

Liechtenstein

31.8.2016

EU/1/13/831

Capecitabine SUN

IJsland

13.7.2016

EU/1/13/831

Capecitabine SUN

Noorwegen

6.7.2016

EU/1/13/883

Vitekta

IJsland

10.11.2016

EU/1/13/883

Vitekta

Liechtenstein

31.12.2016

EU/1/13/883

Vitekta

Noorwegen

15.12.2016

EU/1/14/942

Clopidogrel/Acetylsalicylic acid Teva

IJsland

26.7.2016


BIJLAGE V

Lijst van opgeschorte vergunningen om een geneesmiddel in de handel te brengen

In de EER-EVA-staten zijn in de periode 1 juli-31 december 2016 de volgende vergunningen om een geneesmiddel in de handel te brengen, opgeschort:

EU-nummer

Product

Land

Datum van opschorting

EU/2/15/192

Velactis

IJsland

30.8.2016

EU/2/15/192

Velactis

Noorwegen

29.8.2016

EU/2/15/192

Velactis

Liechtenstein

31.8.2016


V Bekendmakingen

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

7.6.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 195/44


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.8954 — BPEA/PAI/WFC)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2018/C 195/12)

1.   

Op 31 mei 2018 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

Baring Asia Private Equity Fund VI („BPEA”, Kaaimaneilanden), die onder zeggenschap staat van Baring Asia (Hongkong);

PAI Partners SAS („PAI”, Frankrijk);

GB WFC International S.à.r.l („WFC”, Luxemburg).

BPEA en PAI verkrijgen de gezamenlijke zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening over het geheel van WFC.

De concentratie komt tot stand door de verwerving van aandelen.

2.   

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

—   BPEA: private-equityfonds dat zich toelegt op investeringen met het oog op kapitaalbehoud en waardecreatie in de Aziatische landen. BPEA staat samen met andere private equityfondsen onder de gezamenlijke zeggenschap van Baring Asia;

—   PAI: private-equityonderneming die een aantal fondsen beheert en adviseert die ondernemingen in verschillende bedrijfssectoren bezitten, zoals zakelijke diensten, levensmiddelen en consumentenzaken, algemene industrieën, gezondheidszorg en detailhandel en distributie;

—   WFC: algemene verkoop- en dienstenagent die zich bezighoudt met de uitbesteding van luchtvrachtvervoer voor luchtvaartmaatschappijen.

3.   

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.   

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:

M.8954 — BPEA/PAI/WFC

Opmerkingen kunnen aan de Commissie worden toegezonden per e-mail, per fax of per post. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Fax +32 22964301

Postadres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


7.6.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 195/46


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.8928 — Francisco Partners/VeriFone)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2018/C 195/13)

1.   

Op 30 mei heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

Francisco Partners Management LP („Francisco Partners”, Verenigde Staten);

VeriFone Systems, Inc. („VeriFone”, Verenigde Staten).

Francisco Partners verkrijgt de uitsluitende zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening over het geheel van VeriFone.

De concentratie komt tot stand door de verwerving van aandelen.

2.   

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

—   Francisco Partners: private equity-onderneming die uitsluitend gericht is op investeringen in software en technologiegerichte ondernemingen;

—   VeriFone: voornamelijk actief in het ontwerpen, vervaardigen en leveren van verkooppuntterminals (POS-terminals) en daaraan verbonden diensten.

3.   

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.   

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:

M.8928 — Francisco Partners/VeriFone

Opmerkingen kunnen aan de Commissie worden toegezonden per e-mail, per fax of per post. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Fax +32 22964301

Postadres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


ANDERE HANDELINGEN

Europese Commissie

7.6.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 195/47


Bekendmaking van een wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

(2018/C 195/14)

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag van het Europees Parlement en de Raad (1).

AANVRAAG TOT GOEDKEURING VAN EEN NIET-MINIMALE WIJZIGING VAN HET PRODUCTDOSSIER INZAKE BESCHERMDE OORSPRONGSBENAMINGEN/BESCHERMDE GEOGRAFISCHE AANDUIDINGEN

Aanvraag tot goedkeuring van een wijziging overeenkomstig artikel 53, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012

GAILTALER SPECK

EU-nr.: PGI-AT-0192-AM01 — 05-04-2017

BOB ( ) BGA ( X )

1.   Aanvragende vereniging en rechtmatig belang

Gailtaler Speck — Naturarena Kärnten

c/o Albert Jank

Götzing 4

9624 Egg

OOSTENRIJK

Tel. +43 6504282000

E-mail: Albert.jank@gailtalerspeck.at

De aanvraagster komt overeen met de oorspronkelijke aanvragende groepering en vertegenwoordigt alle huidige producenten van Gailtaler Speck BGA.

2.   Lidstaat of derde land

Oostenrijk

3.   Rubriek van het productdossier waarop de wijziging/en betrekking heeft/hebben

naam van het product

beschrijving van het product

geografisch gebied

bewijs van oorsprong

werkwijze voor het verkrijgen van het product

verband met het geografische gebied

etikettering

overige (contactgegevens van de bevoegde autoriteit en de aanvragende groepering, productiecategorie, controlestructuur, nationale eisen, bibliografie en bronvermelding)

4.   Aard van de wijziging(en)

Wijziging van een productdossier van een geregistreerde BOB of BGA die overeenkomstig artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 niet als minimaal kan worden beschouwd.

Wijziging van een productdossier van een geregistreerde BOB of BGA waarvoor geen enig document (of gelijkwaardig document) is bekendgemaakt, die overeenkomstig artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 niet als minimaal kan worden beschouwd.

5.   Wijziging(en)

Het vorige productdossier, dat uit verschillende afzonderlijke documenten (samenvatting, productdossier) bestond, is voor de duidelijkheid samengevoegd tot één document en bijgewerkt om tevens vooral de eisen voor de werkwijze voor het verkrijgen van het product en het bewijs van oorsprong te actualiseren. Bovendien zijn de richtlijnen voor de productie (bijv. de „Gailtaler Speckrichtlinien”) met betrekking tot het materiaalaandeel waarnaar tot nu toe in het productdossier werd verwezen, nu rechtstreeks opgenomen in het productdossier en dus onderworpen aan de wijzigingsregeling die in de communautaire wetgeving is vastgesteld. De informatie die voorheen betrekking had op de interne kwaliteitsbeheersings- en controlestructuur van de vereniging, is niet meer vereist. Ook zijn algemeen geldende voorschriften voor de veehouderij (bijv. het verbod op het gebruik van veevoer als diermeel of keukenafval van commerciële oorsprong) of voor de productie van spek niet opnieuw opgenomen in het productdossier. Daardoor dienen de resterende bijlagen bij het productdossier enkel ter documentatie.

Meer bepaald:

Productbeschrijving:

Punt 4.2 van de samenvatting

„Voor de bereiding van „Gailtaler Speck” wordt gebruikgemaakt van de volgende rassen: landvarkens, veredelde landvarkens („Edelschwein”), kruisingen van landvarkens en veredelde landvarkens, Duroc-varkens en kruisingen uit erkende Karinthische fokprogramma’s.

De varkens moeten volgens de richtlijnen voor de productie van „Gailtaler Speck” worden gemest.

Voor de bereiding van „Gailtaler Speck” wordt vers varkensvlees met een pH-waarde van ten hoogste 5,8 gebruikt. De zijden spek worden in hun geheel gebruikt, maar desnoods worden ook de afzonderlijke delen van een zij — buik, korte rib, ribkarbonade, stomp of schouder gebruikt.

„Gailtaler Speck” wordt gemarineerd, koud gerookt en rijpt in speciaal daartoe bestemde ruimten. Aan de buitenkant is het spek goudgeel, terwijl het snijvlak een krachtig rode kleur heeft met een witte rand. Het spek heeft een uitgesproken pekel-, rook- en vleessmaak, die enigszins kruidig en licht zoutig is. Hoewel consistent, is het spek toch zacht en smelt het op de tong.”

en punt 4.2 van het productdossier (beschrijving van het product en productiecategorie):

„„Gailtaler Speck” is rauw pekelvlees van varkens. Hoofdstuk 3 van de „Gailtaler Speck-Richtlinien” bevat de kwaliteitskenmerken van „Gailtaler Speck”. Het heeft de volgende kenmerken (zie de bijlage bij punt 4.2 van Verein Gailtaler Speck — Naturarena Kärnten, 1999b):

Grondstoffen: „Gailtaler Speck” wordt bereid van varkensvlees van de volgende varkensrassen: landvarkens, veredelde landvarkens („Edelschwein”), kruisingen van landvarkens en veredelde landvarkens, Duroc-varkens en kruisingen uit erkende Karinthische fokprogramma’s.

Onderdelen, receptuur en ingrediënten: voor de bereiding van „Gailtaler Speck” wordt vers varkensvlees met een pH-waarde van ten hoogste 5,8 gebruikt. „Gailtaler Speck” wordt geproduceerd van de volgende stukken vlees: hele zijden spek, maar desnoods ook de afzonderlijke delen daarvan: buik, korte rib, ribkarbonade, stomp of schouder. De stukken vlees worden in hun natuurlijke vorm verwerkt — ze worden nooit geperst. Voor het zouten worden keukenzout of pekelzout, peper, knoflook en traditionele kruidenmengsels gebruikt. Bij voorkeur bestaat dit mengsel uit de kruiden gember, koriander, komijn, laurier, piment, paprikapoeder, rozemarijn, jeneverbes en suiker. Het roken vindt plaats in de vorm van „koud roken” (rooktemperatuur van maximaal 22 °C).

Uiterlijk: aan de buitenkant is „Gailtaler Speck” goudgeel, het vet is wit en het vlees heeft een krachtig rode kleur. „Gailtaler Speck” is vrij van uitwendige gebreken en gebreken in het snijvlak.

Smaak: „Gailtaler Speck” heeft een uitgesproken pekel-, rook- en vleessmaak, die enigszins kruidig en licht zoutig is. „Gailtaler Speck” is vrij van smaakafwijkingen.

Consistentie: hoewel „Gailtaler Speck” consistent is, is het spek toch zacht en smelt het op de tong.

Speciale kenmerken: de methode van het „koud roken”, de verwerking waarbij zijden spek bij voorkeur in hun geheel worden gebruikt en de verwerking van ongeperst vlees zijn allemaal productkenmerken die typisch zijn voor het Gailtal.”

en wel door de volgende tekst:

„4.2.   Productbeschrijving

Bij Gailtaler Speck gaat het om rauw pekelvlees van ongeperst varkensvlees, met de volgende kenmerken:

Grondstoffen: „Gailtaler Speck” wordt uitsluitend bereid van vlees van de volgende varkensrassen: landvarkens, veredelde landvarkens („Edelschwein”), Duroc-varkens, Zwabisch-Hallse zadelvarkens en kruisingen tussen deze rassen. Bovendien mogen deze rassen worden gekruist met piétrainvarken (als vaderdieren).

Onderdelen, receptuur en verwerkingsproces: voor de bereiding van „Gailtaler Speck” wordt uitsluitend vers varkensvlees zonder been gebruikt, dat in zijn natuurlijke vorm, zonder te worden geperst, gebruikt wordt voor verdere verwerking. „Gailtaler Speck” kan uit alle stukken vlees worden bereid, ook uit hele zijden spek. De voorkeur gaat echter uit naar buik, korte rib, ribkarbonade, stomp of schouder. Vóór het uitsnijden worden de halve varkenskarkassen door de veterinaire dienst op geschiktheid voor menselijke consumptie getest en vervolgens worden de stukken gemarineerd met een traditioneel mengsel van zout en kruiden, gerookt en gerijpt (gedroogd), zoals beschreven in punt 4.5.2.

Uiterlijk: aan de buitenkant is „Gailtaler Speck” goudgeel, het deel vet is helder wit en duidelijk herkenbaar, het vlees heeft een krachtig rode kleur.

Smaak en consistentie: „Gailtaler Speck” is enigszins kruidig (zonder dat de smaak van jeneverbes overheerst) en licht zoutig en wordt gekenmerkt door een uitgesproken pekel-, rook- en vleessmaak; hoewel het vet relatief steviger is dan dat van andere soorten spek, smelt het spek op de tong en is het zacht. „Gailtaler Speck” is vrij van uitwendige gebreken en gebreken in het snijvlak, alsmede vrij van smaakafwijkingen.

Commerciële toepassing: „Gailtaler Speck” kan onverpakt of verpakt, in zijn geheel, in stukken of in plakken worden verkocht.”

Motivering:

De lijst van varkensrassen die voor de bereiding van „Gailtaler Speck” zijn toegestaan is verduidelijkt en met name de verwijzing naar „erkende Karinthische fokprogramma’s” is geschrapt. Aangezien de oorsprong van de biggen niet langer beperkt is tot Karinthië (zie punt geografisch gebied), worden de rassen en de kruisingsmogelijkheden specifiek in het onderhavige productdossier vermeld. Het Zwabisch-Hallse zadelvarken is aan de lijst toegestane varkensrassen toegevoegd, omdat dit ras een goede vlees- en vetkwaliteit heeft en vanwege zijn weerbestendigheid zeer geschikt is voor de vrije uitloop, wat essentieel is voor een eventuele biologische productie. Zoals vroeger volgens de Karinthische fokprogramma’s al het geval was, zijn kruisingen tussen alle erkende rassen en met het piétrainvarken als vaderdier toegestaan. Kruising met zuivere vleesrassen garandeert echter niet het gewenste duidelijk zichtbare vetgehalte.

De maximale pH-waarde van 5,8 uit het vorige productdossier kon worden weggelaten omdat de geschiktheid voor menselijke consumptie gegarandeerd moet zijn en door de veterinaire dienst (inspectiearts) gecontroleerd en bevestigd moet worden. Ook weet de spekverwerker uit ervaring of het vlees geschikt is om tot spek te worden verwerkt.

Vroeger werden regelmatig zijden spek in hun geheel gebruikt voor de spekbereiding en afzonderlijke delen alleen desnoods, maar deze verhouding is tegenwoordig omgekeerd als gevolg van de wensen van de klant en de verschillende aanbiedingsvormen op de markt. Deze zijn ter verduidelijking opgenomen in het productdossier.

De beschrijving van het uiterlijk en de consistentie van het spek zijn ietwat nauwkeuriger omschreven; er is vastgelegd dat het Gailtaler Speck een „duidelijk herkenbaar” vetgehalte moet hebben. Voor een natuurproduct kan dit niet nauwkeuriger worden bepaald, temeer daar het vetgehalte van castraten en zeugen en per stuk vlees verschilt. Door de langere levensduur van de varkens die voor de productie van Gailtaler Speck worden gebruikt en het hogere minimale levend gewicht bij de slacht (dit is 120 kg in plaats van de 85 kg die in Europa gemiddeld voor de reguliere spekproductie gebruikelijk is), heeft Gailtaler Speck een aanzienlijk hoger vetgehalte dan vergelijkbare producten. De bijzondere stevigheid van het vet in Gailtaler Speck is toe te schrijven aan het speciale varkensvoer met een zeer laag maïsgehalte (max. 10 % in plaats van het in heel Europa gebruikelijke maximum van 70 %), waarnaar nu in de tekst wordt verwezen.

Ter verduidelijking zijn de toegestane aanbiedingsvormen overeenkomstig het normale handelsverkeer aangevuld met toelichtingen, die bepalen dat Gailtaler Speck onverpakt of verpakt mag worden verkocht, in zijn geheel (d.w.z. als ongesneden spekzijde of ongesneden deel), als deel van de buik, korte rib, ribkarbonade, stomp of schouder, alsmede in plakken, blokjes enz.

De eerdere toelichtingen op „koud roken” en de lijst specerijen die nodig zijn voor het traditionele karakter van het product, zijn verplaatst naar het punt „Werkwijze voor het verkrijgen van het product”.

Geografisch gebied:

—   Punt 4.3 van de samenvatting, eerste zin:

„Het productiegebied omvat de gemeenten Kötschach-Mauthen, Dellach, Kirchbach, Gitschtal, Hermagor, St. Stefan im Gailtal, Nötsch im Gailtal, Feistritz an der Gail en Hohenthurn.”

net als punt 4.3.1 van het productdossier („aanduiding van het productiegebied”):

„In het Gailtal is er zowel door natuurlijke omstandigheden (zie punt 4.6.) als door historische ontwikkelingen (zie punt 4.4.) een bijzondere cultuur voor de bereiding van spek ontstaan. Op basis van historische documenten en bronnen die de historische ontwikkeling van de spekproductie staven, wordt hieronder een gebied afgebakend waarin de bereiding van „Gailtaler Speck” kan plaatsvinden.

Aan de hand van bijvoorbeeld een lijst uit 1830 van de kostprijzen van bedienden, wordt duidelijk hoe belangrijk „Gailtaler Speck” in het dieet van de bevolking van het Gailtal was (zie het Kärntner Landesarchiv, Stabiler Kataster, bijlage A bij punt 4.3.1).

Hoe belangrijk spek in de voeding van de bevolking van het Gailtal was vergeleken met andere gebieden in Karinthië, blijkt duidelijk uit andere historische documenten (zie het Kärntner Landesarchiv, Stabiler Kataster, bijlage B bij punt 4.3.1). De reden hiervoor ligt in de bijzondere natuurlijke omstandigheden in het Gailtal, die het gebied bijzonder geschikt maken voor de productie van hoogwaardig rauw pekelvlees (zie punt 4.6.).

Volgens de heersende opvattingen wordt het gebied in het noorden en het zuiden begrensd door de bergketens die zich ten noorden en ten zuiden van het Gailtal uitstrekken, aan de zuidelijke landsgrens met Italië de Karnische Alpen, die tot de zuidelijke Kalkalpen behoren en de Gailtaler Alpen in het noorden, waar tevens de grenzen van de gemeenten van het Gailtal lopen. De afbakening van het gebied in het oosten en westen wordt bepaald door natuurlijke omstandigheden, met name klimatologische omstandigheden, die van doorslaggevend belang zijn voor de productie van spek.

In het volgende deel volgt, met verwijzing naar de betrokken bijlagen, een nadere beschrijving van de territoriale afbakening voor de locatie van de productievestigingen waarop de aanvraag tot goedkeuring voor de productie van „Gailtaler Speck” BGA betrekking heeft. De locatie van het Gailtal binnen Europa op NUTS-2-niveau en binnen de republiek Oostenrijk is aangegeven in bijlage C bij punt 4.3.1. (zie ZT-Kanzlei Blechl & Piechl, 1999a, bijlage C bij punt 4.3.1.). De afbakening van het gebied is dus het resultaat van een overzicht van gemeenten waarin de productievestigingen die „Gailtaler Speck” produceren, gevestigd zijn en van de topografische en klimatologische situatie. Het betreft hier de gemeenten Kötschach-Mauthen, Dellach, Kirchbach, Gitschtal, Hermagor, St. Stefan im Gailtal, Nötsch im Gailtal, Feistritz an der Gail en Hohenthurn (zie ZT-Kanzlei Blechl & Piechl, 1999b, bijlage D bij punt 4.3.1.).”

worden als volgt geherformuleerd:

„4.3.   Geografisch gebied

4.3.1.   Afbakening

Het geografische gebied ligt in de Oostenrijkse deelstaat Karinthië.

In het Gailtal is zowel door de natuurlijke omstandigheden als door de historische ontwikkelingen een bijzondere cultuur voor de bereiding van spek ontstaan. Op basis van historische documenten en bronnen die de historische ontwikkeling van de spekproductie staven, wordt hieronder het gebied afgebakend waarin de bereiding van „Gailtaler Speck” kan plaatsvinden

Volgens de heersende opvattingen wordt het gebied in het zuiden aan de landsgrens met Italië begrensd door de Karnische Alpen en in het noorden door de Gailtaler Alpen, waar tevens de grenzen van de gemeenten van het Gailtal lopen. De afbakening van het gebied wordt in het oosten en westen bepaald door natuurlijke omstandigheden, met name klimatologische omstandigheden, die van doorslaggevend belang zijn voor de productie van spek (zie Steinhauser 1958). Dit productiegebied is historisch ontstaan (zie Kärntner Landesarchiv, Katastralschätzungselaborat, 1832).

De geografisch afgebakende regio (hierna „afgebakende regio” of „regio”) bestaat uit de volgende gemeenten: Dellach, Feistritz an der Gail, Gitschtal, Hermagor, Hohenthurn, Kirchbach, Kötschach-Mauthen, Nötsch im Gailtal en St. Stefan im Gailtal.

Voor visualisatie en exacte gebiedsafbakening is de afgebakende regio op de volgende afbeeldingen rood gemarkeerd.

Image

Image

Motivering:

De toelichtingen zijn samengevat en de tekst is gestroomlijnd; de afbakening van het gebied door de gemeenten te noemen bleef echter ongewijzigd, evenals de informatie over de afbakening van het gebied op basis van natuurlijke omstandigheden. Ter verduidelijking zijn er nieuwe, overzichtelijkere kaarten toegevoegd.

—   Punt 4.3 van de samenvatting, tweede zin:

„De voor de bereiding van het spek gebruikte varkens komen uit het Gailtal en desnoods uit andere gebieden van de deelstaat Karinthië.”

net als punt 4.3.2 van het productdossier („Aanduiding van het gebied van oorsprong van de grondstoffen”):

„Voor de bereiding van „Gailtaler Speck” moet overeenkomstig paragraaf 1.2. en 1.3. van de „Gailtaler Speck-Richtlinien” vlees gebruikt worden van varkens, die uit het Gailtal komen. Indien er in het Gailtal niet aan de vraag naar biggen of mestvarkens kan worden voldaan, mag er gebruik worden gemaakt van varkens uit andere regio’s van Karinthië, die in bijlage A onder punt 4.3.2 zijn opgenomen (zie Verein Gailtaler Speck — Naturarena Kärnten, 1999b, bijlage bij punt 4.2. en ZT-Kanzlei Blechl & Piechl, 1999c, bijlage bij punt 4.3.2.). Conform de punten 1.2. en 1.3. van de „Gailtaler Speck-Richtlinien” komen alleen grondstoffen in aanmerking die zijn geproduceerd volgens de productie-, kwaliteits- en controlenormen zoals vastgelegd in de „Gailtaler Speck-Richtlinien” of in gelijkwaardige richtlijnen. Grondstoffen die bijvoorbeeld geproduceerd worden door de bedrijven die lid zijn van de ARGE Kärntner Schweineproduktion zijn geschikt.”

zijn door de volgende tekst vervangen:

„4.3.2.   Herkomst van de grondstoffen

Voor de productie van „Gailtaler Speck” mag alleen vlees worden gebruikt van varkens die uit het afgebakende gebied komen, d.w.z. die daar geboren, gehouden en vetgemest zijn, er mogen echter biggen van een andere herkomst met een maximumgewicht van 31 kg worden aangekocht mits ze tot de in dit productdossier vermelde rassen behoren.”

Motivering:

De eerdere beperking dat, indien nodig, alleen varkens aangekocht mochten worden van dieren die in de provincie Karinthië volgens de vastgestelde voedervoorschriften zijn geproduceerd, is in lijn met de ontwikkeling van de EU-wetgeving geschrapt. Ook stuitte de controle op de naleving van de voedervoorschriften buiten het Gailtal op organisatorische problemen.

In plaats daarvan is bepaald dat er alleen biggen (d.w.z. geen oudere dieren) van de toegestane rassen of kruisingen daarvan met een maximumgewicht van 31 kg mogen worden aangekocht, die vervolgens verplicht en gecontroleerd in productieproces binnen het afgebakende gebied mogen worden opgenomen. Boven dit gewicht, dat overeenkomt met een leeftijd van ongeveer tien weken, worden varkens niet langer als „biggen” beschouwd

—   Het volgende punt wordt extra toegevoegd:

„4.3.3.   Stappen die in het afgebakende gebied moeten plaatsvinden

Het mesten van de biggen, het uitsnijden van het vlees en de bereiding van het spek als zodanig (zouten, roken en rijpen) moeten plaatsvinden in geregistreerde bedrijven in het afgebakende gebied.”

Motivering:

In dit punt wordt verduidelijkt welke stappen in ieder geval in het afgebakende gebied moeten plaatsvinden. De term „geregistreerde bedrijven” verwijst hierbij naar bedrijven die door de „centrale registratieautoriteit” van de aanvragende groepering (zie punt „Bewijs van oorsprong) geregistreerd zijn.

Bewijs van de oorsprong:

Eerdere toelichtingen op dit punt (hoofdzakelijk een presentatie van de historische ontwikkeling van het product en het economische belang ervan voor de regio) worden verplaatst naar het punt „Verband met het geografische gebied”, waar ze in herziene vorm zijn opgenomen. In plaats daarvan zijn nu bepalingen opgenomen om de traceerbaarheid te waarborgen:

„4.4.   Bewijs van oorsprong

Om de authenticiteit en traceerbaarheid van Gailtaler Speck BGA te waarborgen, gelden naast de algemeen relevante documentatieverplichtingen de volgende maatregelen:

—   centrale registratieautoriteit

De aanvragende groepering houdt een registratieautoriteit aan, waarbij alle bedrijven die in het kader van het productdossier betrokken zijn bij het fokken/mesten, verwerken, produceren en handelen zich moeten laten registreren, ongeacht of ze formeel lid zijn of niet. Verkooppunten van voorverpakte goederen zijn niet inbegrepen, mits er geen verdere verwerking plaatsvindt. Dit register bevat de adres- en contactgegevens van de geregistreerde bedrijven en hun werkgebied. Elk bedrijf krijgt een registratienummer, waarmee het bedrijf en zijn geëtiketteerde producten geïdentificeerd kunnen worden. De registratie moet schriftelijk (e-mail, fax, brief) worden aangemeld bij de registratieautoriteit voordat er met het mesten, de verwerking en dergelijke mag worden begonnen.

—   een speciaal systeem van vleesverzegeling

De (nog verse) stukken vlees uit de slacht worden tijdens het uitsnijden voorzien van een groen of rood doordrukzegel, dat uitsluitend door de aanvragende vereniging wordt afgegeven — ook aan bedrijven die geen lid zijn. Op deze zegels staat een volgnummer van acht cijfers dat in een zegelregister wordt opgenomen dat door de aanvragende vereniging wordt bijgehouden en aan de desbetreffende zegelontvanger wordt toegewezen. Alleen stukken vlees met zegel mogen voor de bereiding van het spek worden gebruikt.

Er mogen enkel voor eenmalig gebruik bestemde veiligheidsdoordrukzegels (2 mm dik en 10 mm breed) die manipulaties zichtbaar maken, worden aangebracht. Ze bevatten behalve een afbeelding van een lachende varkenskop ook het opschrift „Gailtaler Speck”.

Image

Met de verschillende kleuren zegels worden verschillende productieketens aangeduid:

groen geeft aan dat het mesten en uitsnijden van de dieren en de verdere verwerking op hetzelfde bedrijf plaatsvinden.

rood geeft daarentegen aan dat door de spekproducent (landbouwer of uitsnijderij) aangekochte grondstoffen (d.w.z. niet op het eigen bedrijf gemeste dieren), die aan het productdossier voldoen, verwerkt worden.

—   verplichte kennisgeving van de aankoop van biggen

Elk geregistreerd bedrijf dat biggen koopt moet dit binnen 5 werkdagen aan de registratieautoriteit melden, met vermelding van het aantal, de herkomst van de biggen (LFBIS-nummer en naam van de producent) en het gewicht van de afzonderlijke dieren.

De volgende documenten/bewijsstukken zijn in het kader van de herkomstaanduiding relevant voor de controle:

registratieautoriteit:

register van landbouwbedrijven

zegelregister: bevat de namen van de spekproducenten, het aantal en de nummers van de zegels die aan hen zijn afgegeven

kennisgevingen over de aankoop van biggen.

In geval van inconsistenties tussen kennisgevingen en het daadwerkelijke bestand moet de registratieautoriteit toegang krijgen tot het veterinair informatiesysteem (VIS-databank).

Producent (fokken/mesten):

oormerken

protocol voor de veehouderij (model wordt door de registratieautoriteit opgesteld): naam van de veehouder, mestperiode, volgnummer, bedrijfsnummer van het bedrijf van herkomst volgens oormerk, bedrijf van herkomst, aanvang van mestperiode, slachtplaats, slachtdatum, registratienummer van uitsnijderij (spek), spekproducent of koper

veevervoerdocument (voor gekochte biggen): bevat naam en adres van leverancier en koper, LFBIS-nummer van de fokkerij, identiteit van de varkens, aantal mestvarkens, bedrijfsnummer van het bedrijf van herkomst volgens oormerk, handtekening van beide partijen, datum.

Verwerkingsbedrijf:

doordrukzegel: zegelnummer, kleur

etiket op het verpakte product

registratienummer van de spekproducent

slachtprotocol of andere autorisatie door dierenarts (bijv. het veevervoerdocument): het aantal geïnspecteerde en gecontroleerde slachtingen, de datum, het stempel en de handtekening van de officiële dierenarts

veevervoerdocument: zie hierboven

uitsnijderij- of spekprotocol: bevat volgnummer, spekproducent, slachtdatum, slachtplaats, aantal stuks, mesterij, veehouder, protocolnummer voor de veehouderij, bedrijfsnummer van het bedrijf van herkomst volgens oormerk, lijst van stukken uitgesneden vlees en de daarbij behorende zegelnummers

Verkoper:

doordruknummer bij onverpakte goederen

etiket op het verpakte product

leveringsbon: verwijzing naar de beschermde geografische aanduiding (BGA) van Gailtaler Speck, aanduiding van het product, stuks/hoeveelheid, datum, naam van de verwerker en van de koper

factuur: verwijzing naar de beschermde geografische aanduiding (BGA) van Gailtaler Speck, hoeveelheid, datum, naam van de verwerker en van de koper

registratienummer van de spekproducent.”

Motivering:

De nieuwe voorschriften, die bedoeld zijn om de traceerbaarheid van het product te garanderen, voorzien in een centrale registratieautoriteit, die door de aanvragende vereniging wordt beheerd, voor alle bedrijven die zich bezighouden met het fokken/mesten, verwerken, produceren en verhandelen van spek, in een speciaal systeem van vleesverzegeling en in een verplichte kennisgeving van de aankoop van biggen voor bedrijven die varkens aankopen. Voorts wordt er een overzicht gegeven van het documentatie- en bewijsmateriaal dat specifiek door de afzonderlijke groepen van actoren bewaard dient te worden.

Om elk stuk vlees dat voor verwerking wordt gebruikt van een zegel te voorzien, worden verschillende gekleurde doordrukzegels voorgeschreven. Deze geven aan of — telkens met uitzondering van het slachtproces — het hele productieproces van het mesten tot het eindproduct in een en hetzelfde bedrijf (groene zegel) heeft plaatsgevonden of dat door de spekproducent dieren elders gemeste dieren (rode zegel) zijn verwerkt. Zo kan er een onderscheid worden gemaakt tussen traditionele boerenproductie en meer geïndustrialiseerde productie. De zegels worden in een centraal zegelregister opgenomen en kunnen via een daarop vermeld nummer aan de zegelontvanger worden toegewezen.

Werkwijze voor het verkrijgen van het product en presentatie:

Punt 4.5 van de samenvatting (werkwijze voor het verkrijgen van het product):

„De bereidingswijze is in de „Gailtaler Speck-Richtlinien” vastgelegd. In deze richtlijnen zijn de oorsprong en kwaliteit van de basisproducten en de werkwijze voor het verkrijgen van het product geregeld; de kenmerken van het product zijn erin omschreven en ze bevatten voorschriften ter waarborging van de kwaliteit van het product, waarbij erop gelet moet worden dat bij alle producenten van „Gailtaler Speck” waterdichte controles in de zin van deze richtlijn kunnen worden uitgevoerd.

De stukken vlees, die een pH-waarde van hoogstens 5,8 mogen hebben, worden ongeperst droog gepekeld met een volgens traditioneel recept bereid mengsel van keuken- of pekelzout, peper, knoflook en andere kruiden.

Daardoor wordt water aan het vlees onttrokken en wordt de ontwikkeling van schadelijke parasieten afgeremd. Deze behandeling vindt voornamelijk op traditionele houten tafels of in pekelbakken van kunststof of roestvrij staal plaats bij een temperatuur van 4 tot 10 °C en bij ca. 70 % luchtvochtigheid en neemt 1 tot vier weken in beslag. Daarna wordt het pekelspek opgehangen tot het volledig gedroogd is.

Na droging gaat het spek naar de rookkamer. Hier wordt het bij een temperatuur van maximaal 22 °C gerookt. Bij het roken wordt uitsluitend beukenhout gebruikt, waaraan voor het typische aroma jeneverbestwijgen worden toegevoegd. Het drogen wordt meermaals onderbroken. Bij deze onderbrekingen wordt verse lucht toegevoerd. Daardoor krijgt het spek zijn bijzondere aroma. Het juiste tijdstip voor de toevoer van verse lucht en de juiste duur van de afzonderlijke rookintervallen worden door de praktijkervaring van de betrokken spekproducent bepaald. Na het roken wordt het spek in het rijpingslokaal opgeslagen bij een temperatuur van 8 tot 16 °C en een relatieve luchtvochtigheid van 60 tot 80 %. Naar gelang van de gebruikte deelstukken moet het spek daar minstens 4 tot twaalf weken rijpen.

Het gewichtsverlies als gevolg van indroging bedraagt voor het verse vlees bij een vetgehalte van 25 procent 30 tot 40 procent.”

en de punten 4.5 tot en met 4.5.4. van het productdossier:

„Punt 4.5. Werkwijze voor het verkrijgen van het product:

punten 4.5.1 tot en met 4.5.4 die in de „Gailtaler Speck-Richtlinien” nader worden beschreven en gedetailleerd zijn vastgelegd, zijn door de vereniging „Gailtaler Speck — Naturarena Kärnten”, met medewerking van deskundigen en de bevoegde ambtenaren van de nationale inspectiedienst voor levensmiddelen en de nationale veterinaire dienst (zie Verein Gailtaler Speck — Naturarena Kärnten, 1999b, bijlage bij punt 4.3) uitgewerkt en goedgekeurd.

De „Gailtaler Speck — Richtlinie” beperkt zich niet tot het bereidingsproces van „Gailtaler Speck” in engere zin, maar omvat ook de herkomst en de kwaliteit van de grondstoffen, een gedetailleerde productbeschrijving, kwaliteitsborgingsmaatregelen met een geïmplementeerd controlesysteem alsmede sancties en etiketteringsregels.

Punt 4.5.1 Bereiding van de grondstoffen

De veehouders zijn verplicht een register bij te houden en de dieren te identificeren om de herkomst van elke afzonderlijke partij spek te kunnen traceren. Bovendien zijn de veehouders verplicht om de dieren uitsluitend kwalitatief hoogwaardig voer te geven, met name voer dat goed is voor de langzame groei van de dieren, en om af te zien van het gebruik van middelen ter vetmesting, anabole stoffen, hormonen, chemische en antibiotische groeibevorderaars. Bovendien zijn zij verplicht een „Protocol voor veehouders — Protocol voor varkens” overeenkomstig bijlage 2 van de „Gailtaler Speck-Richtlinien” of een gelijkwaardig protocol na te leven.

De spekproducenten mogen alleen varkens met een minimumleeftijd van zes maanden, een minimumgewicht voor de slacht van 120 kg en een maximale gemiddelde stijging van het levend gewicht per dag van 750 gram kopen en gebruiken, aangezien alleen het vlees van langzaam gegroeide varkens de vleeskwaliteit heeft die voor de bereiding van het spek noodzakelijk is.

De slachthuisexploitanten zijn verplicht erop toe te zien dat de slachthuizen en het slachtgereedschap in goede en onberispelijke staat zijn, en ze moeten ervoor zorgen dat de hygiëne van personeel en bedrijf in acht wordt genomen. De slachthuisexploitanten of spekproducenten verplichten zich ertoe het karkas adequaat op te slaan totdat het verder wordt verwerkt.

4.5.2.   Verwerkingsproces

Hieronder wordt het verwerkingsproces van varkensvlees tot „Gailtaler Speck” beschreven. De spekzijde wordt droog gepekeld. Hiervoor worden keuken- of pekelzout, peper, knoflook en een aantal andere specerijen en kruiden volgens traditionele receptuur aan het vlees toegevoegd (zie punt 4.2.). Door inwerking van het zout wordt water aan het vlees onttrokken en wordt de ontwikkeling van schadelijke micro-organismen afgeremd. Deze behandeling vindt voornamelijk op traditionele houten tafels of in pekelbakken van kunststof of roestvrij staal plaats bij een temperatuur van 4 tot 10 °C en bij een relatieve luchtvochtigheid van ca. 70 %. Afhankelijk van de sterkte van de gebruikte pekel duurt dit proces één tot vier weken.

Na het zouten wordt het overtollige zout ervan afgeklopt en wordt het pekelspek opgehangen tot het volledig is gedroogd. Eenmaal droog worden de stukken vlees in de rookkamer op voldoende afstand van elkaar gehangen om een gelijkmatig rookeffect te verkrijgen. Er wordt een methode van koud roken toegepast, waarbij de temperatuur niet boven 22 °C mag uitkomen. Voor het roken wordt uitsluitend beukenhout gebruikt, waaraan voor het typische aroma van „Gailtaler Speck” jeneverbestwijgen worden toegevoegd. Het roken wordt meermaals onderbroken. Bij deze onderbrekingen wordt verse lucht toegevoerd. Daardoor verkrijgt het spek zijn bijzondere aroma. Het juiste tijdstip voor de toevoer van verse lucht en de juiste duur van de afzonderlijke rookintervallen worden bepaald door de praktijkervaring van de betrokken spekproducent.

Na het roken wordt het spek in een goed geventileerd rijpingslokaal met een temperatuur tussen 8 en 16 °C en een relatieve luchtvochtigheid van 60 tot 80 procent gelegd. Naar gelang de gebruikte deelstukken moet het spek minstens 4 tot twaalf weken in het rijpingslokaal rijpen. Het gewichtsverlies als gevolg van indroging bedraagt voor het verse vlees bij een vetgehalte van 25 procent 30 tot 40 procent.

4.5.3.   Procedures voor kwaliteitsborging en kwaliteitscontrole

De spekproducenten verplichten zich tot kwaliteitsborging en zelfcontrole bij de productie van spek. Hiervoor gelden in het bijzonder de volgende bepalingen:

Vers vlees met een pH van meer dan 5,8 wordt niet verder verwerkt tot „Gailtaler Speck” omdat dit de waterafgifte- en zoutabsorptiecapaciteit van het vlees en de houdbaarheid van het eindproduct zou verminderen.

De pekelruimte moet schoon en geventileerd zijn, voorzien zijn van apparatuur om de temperatuur en vochtigheid te meten en in perfecte bedrijfshygiënische staat verkeren.

De rookkamer moet schoon en geventileerd zijn, voorzien zijn van apparatuur om de temperatuur te meten en qua bedrijfshygiëne in perfecte staat verkeren.

Het pekelspek moet volledig droog zijn wanneer het in de rookkamer wordt opgehangen, omdat zich anders meer roetdeeltjes kunnen ophopen.

Het rookspek moet zo worden vastgehaakt dat de rookontwikkeling gelijkmatig plaatsvindt.

Het rookspek mag bij het opnieuw ontsteken van het vuur niet met de eerste rook in contact komen.

Het droog- en rijpingslokaal moet schoon en geventileerd zijn, voorzien zijn van apparatuur om de temperatuur en vochtigheid te meten en qua bedrijfshygiëne in perfecte staat verkeren. Met name moet ongewenste schimmelgroei in het rijpingslokaal worden voorkomen of verwijderd.

Bovendien verplichten de spekproducenten zich ertoe een productieprotocol aan te houden dat gelijkwaardig is aan het „spekprotocol”, overeenkomstig bijlage 3 van de „Gailtaler Speck — Richtlinien” (zie Verein Gailtaler Speck — Naturarena Kärnten, 1999b, bijlage bij punt 4.2.).

Punt 4.5.4 Specifieke controlemechanismen

De vereniging „Gailtaler Speck- Karnische Region” heeft in § 11 van haar statuten een controlecommissie opgericht voor de interne controle van de richtlijnen die door de individuele producenten van „Gailtaler Speck” in acht moeten worden genomen (zie Verein Gailtaler Speck — Naturarena Kärnten, 1999a, bijlage bij punt 2). De controlecommissie heeft als taken het regelmatige toezicht op de naleving van de richtlijnen van de vereniging en de controle van de leden die „Gailtaler Speck” produceren. Ter ondersteuning van haar werkzaamheden beschikt de controlecommissie over een „Good-Manufacturing-Practice-Schema” (bijlage 1 bij de „Gailtaler Speck-Richtlinien”) en een controleprocedure (bijlage 4 bij de „Gailtaler Speck-Richtlinien”) (zie de Verein Gailtaler Speck — Naturarena Kärnten, 1999b, bijlage bij punt 4.2.2).

De controlecommissie moet regelmatig aan het bestuur van de vereniging „Gailtaler Speck — Karnische Region” verslag uitbrengen over de resultaten van haar controleactiviteiten. Het bestuur dient de verslagen van de controlecommissie in ontvangst te nemen en bij niet-naleving van de bepalingen in de „Gailtaler Speck-Richtlinien” de betrokken leden de voorgeschreven sancties op te leggen. Bij imminent gevaar kan het bestuur dergelijke besluiten met onmiddellijke ingang van kracht laten worden. De eindbeslissing over de sancties is voorbehouden aan de algemene vergadering van de vereniging „Gailtaler Speck — Naturarena Kärnten”.

Toekomstige producenten van „Gailtaler Speck” BGA die geen lid zijn van de vereniging „Gailtaler Speck — Naturarena Kärnten”, moeten door de toepassing van gelijkwaardige controlemechanismen aan de bovengenoemde controlevoorschriften voldoen.”

worden als volgt geherformuleerd:

„4.5.   Werkwijze voor het verkrijgen van het product en presentatie

4.5.1.   Bereiding van de grondstoffen

„Gailtaler Speck” wordt uitsluitend bereid uit vlees van de in punt 4.2 genoemde rassen.

Het vetmesten van varkens:

Met het oog op een volledige traceerbaarheid mag het hele vetmesten, d.w.z. van big tot de slacht, slechts op één (1) geregistreerd bedrijf in het afgebakende gebied plaatsvinden, d.w.z. geen enkel varken op verschillende bedrijven mag worden gemest.

De dieren mogen uitsluitend voer krijgen dat bevorderlijk is voor hun langzame groei. Vloeibaar voer (bijv. natte maïs, natte soja) is verboden. Maïs en sojabonen zijn slechts toegestaan in geringe hoeveelheden van minder dan 20 % soja en minder dan 10 % maïs op het totale gehalte aan droge substantie. Over de gehele mestperiode mag de dagelijkse gewichtstoename van maximaal 750 gram niet worden overschreden. In geen geval mogen er middelen ter vetmesting, anabole stoffen of hormonen aan de voedermiddelen worden toegevoegd. Ook moet het gebruik van chemische en antibiotische groeibevorderaars vanaf het begin van de mestperiode (d.w.z. vanaf een levend gewicht van 31 kilogram) achterwege te blijven. Pas vanaf een levend gewicht van minimaal 120 kg zijn varkens klaar voor de slacht.

4.5.2.   Verwerkingsproces

Uitsnijden, pekelen, roken en drogen moeten op hetzelfde bedrijf plaatsvinden.

Slachten en uitsnijden:

Dieren mogen enkel geslacht worden in het slachthuis dat het dichtst bij de betrokken mesterij gelegen is, dat over de voor het afzonderlijke geval vereiste capaciteit beschikt en naar behoren uitgerust is om te voldoen aan de wettelijke voorschriften inzake hygiëne, veterinaire aspecten en dierenwelzijn. De halve varkenskarkassen worden door het spek producerende bedrijf versneden, uitgebeend, gereinigd en onmiddellijk voorzien van de voorgeschreven zegels (doordrukzegels). Alleen stukken vlees met een zegel mogen worden gebruikt voor de bereiding van „Gailtaler Speck BGA”.

Pekelen:

De stukken vlees worden ongeperst bij (kamer)temperaturen tot max. 10 °C en droog gepekeld Aan het vlees worden zout (keukenzout, pekel- of zeezout of mengsels daarvan), peper, knoflook en jeneverbes toegevoegd. Als extra specerijen en kruiden mogen gember, koriander, komijn, laurier, piment, paprikapoeder, rozemarijn en suiker worden toegevoegd.

Door de inwerking van het zout wordt water aan het vlees onttrokken en wordt de ontwikkeling van schadelijke micro-organismen afgeremd. Het pekelen vindt plaats in pekelbakken of op kunststof of roestvrijstalen tafels. Het vlees kan zowel koud als warm worden gepekeld en blijft in het zout staan tot het een sterke zoutsmaak heeft, wat afhankelijk van de sterkte van de gebruikte pekel één tot vier weken kan duren. Herkennen wat het juiste moment is maakt deel uit van de traditionele ervaring van de spekproducenten.

Na het zouten wordt het overtollige zout verwijderd en wordt het pekelspek klaargemaakt voor het roken en opgehangen tot het volledig is gedroogd. Het sprayen en inkloppen van pekel en het persen van het pekelspek zijn verboden.

Roken:

„Gailtaler Speck” wordt in principe koud gerookt (8 tot 24 °C). Bij het roken wordt uitsluitend beukenhout of hardhoutsnippers gebruikt, waaraan jeneverbessen worden toegevoegd voor de aromatisering van de rook die ontstaat. De rookkamers, die naar de voorbeelden en de functionering bij boeren zijn gebouwd, worden met tussenpozen voor de rookontwikkeling verwarmd, d.w.z. het rookproces wordt verschillende keren onderbroken om het spek te laten afkoelen en voor ventilatie. Om de vorming van benzopyreen te voorkomen, mag de eerste rook die bij het ontsteken en opnieuw ontsteken van het vuur ontstaat niet in contact komen met het rookspek.

Indien in de rookkamers geen koelinstallatie aanwezig is, moet er bij een buitentemperatuur van meer dan 25 °C herhaaldelijk worden gecontroleerd om ervoor te zorgen dat de kerntemperatuur van de stukken spek tijdens het rookproces niet boven de 24 °C uitkomt. Indien de buitentemperatuur tijdens de rookonderbrekingen niet leidt tot afkoeling, moet het rookspek uit de rookkamer gehaald en gekoeld worden om een resultaat dat vergelijkbaar is met dat van conventioneel koud roken te garanderen. De duur van de rookonderbrekingen dient bij deze bereidingswijze te worden gebaseerd op de kerntemperatuur van de stukken spek.

Tijdens de rookonderbrekingen wordt de rookkamer met frisse lucht geventileerd. Ventilatie bevordert de vorming van aroma’s en dient de vorming van condensaat en verontreiniging van het rookspek met hars te voorkomen. Ventilatie geschiedt door het openen van de kamerdeur, door luchtkleppen of in moderne installaties door automatische ventilatiesystemen.

Het juiste tijdstip voor de toevoer frisse lucht, het aantal en de exacte duur van de afzonderlijke onderbrekingen worden bepaald door de praktijkervaring van de desbetreffende spekproducent en zijn bepalend voor het aroma van „Gailtaler Speck”.

In moderne rookkamers kan ook continu worden gerookt, aangezien de temperatuur door technische middelen constant wordt gehouden en de ventilatie-intervallen automatisch worden toegepast. In deze moderne installaties wordt het roken vanaf het aansteken, via de dosering van de rook en temperatuur tot en met de ventilatie door één programma geregeld. Dit programma is gebaseerd op het roken in traditionele rookkamers. In deze installaties is de vorming van condensaat uitgesloten en zijn er filters geïnstalleerd om verontreiniging met hars te voorkomen.

Rijping:

Na het roken wordt het spek in een goed geventileerd rijpingslokaal met een temperatuur tussen 8 en 16 °C en een relatieve luchtvochtigheid van 60 tot 80 procent opgehangen. Regelmatige controles dient ongewenste schimmelvorming te voorkomen. Zo nodig moet de schimmel worden verwijderd door het spek af te borstelen of moet de vorming van nieuwe schimmel worden tegengegaan door opnieuw te roken. Voor de ideale rijpheid dient het gewichtsverlies door indroging bij een vetgehalte van 25 % 30 tot 40 % van het verse gewicht te bedragen.

Voor de verschillende deelstukken gelden de volgende rijpingstijden (onder meer afhankelijk van de dikte van de stukken spek):

buikspek: ten minste vier weken

spek van de korte rib: ten minste acht weken

Ribkarbonade: ten minste zes weken

Schouderspek: ten minste vier weken

Stompspek of karbonade: ten minste twaalf weken

gehele zijde spek: ten minste twaalf weken.”

Motivering:

De inhoud van de „Gailtaler Speckrichtlinien”, die tot dusver als medebepalend voor het bereidingsproces van Gailtaler Speck werd beschouwd, is — voor zover deze van toepassing dient te blijven — opgenomen in de nieuwe versie van het productdossier (zie eerder de algemene toelichtingen bij het punt „wijzigingen”). Noch deze maatregel noch de andere hieronder beschreven veranderingen in het bereidingsproces leiden tot een vermindering van de kwaliteit van het product:

Duidelijk is dat de volledige mestperiode van een dier slechts op één (1) bedrijf in het afgebakende gebied mag plaatsvinden, d.w.z. dat afzonderlijke varkens niet op verschillende bedrijven mogen worden gemest. Dit dient de volledige traceerbaarheid in het gebied van deze voor de kwaliteit van het eindproduct essentiële fase in de productie te vergemakkelijken. Om dezelfde reden mag de eigenlijke verwerking van een karkas (uitsnijden, pekelen, roken en drogen) alleen in een en hetzelfde bedrijf plaatsvinden.

Terwijl voorheen alleen vloeibaar voer met zuivere maïs verboden was, is nu een algemeen verbod op vloeibaar voer in het productdossier opgenomen omdat vloeibaar voer ertoe leidt dat er meer voer wordt opgenomen wat een ongewenste versnelling van de groei veroorzaakt.

Het gehalte aan droge soja wordt van 10 tot maximaal 20 % verhoogd, wat indien nodig een betere eiwitvoorziening voor de dieren garandeert. In het verleden werd de eiwitbehoefte gedekt door de toevoeging van wei en melk van het eigen boerenbedrijf. Dit is intussen echter niet meer toegestaan.

Om onduidelijkheid tijdens de controle te voorkomen, wordt duidelijk gesteld dat de dagelijks maximaal toelaatbare gewichtstoename van 750 g „over de gehele mestperiode” wordt berekend, d.w.z. dat de totale gewichtstoename door de gehele mestperiode, wordt gedeeld.

De grenswaarde voor het eventuele gebruik van chemische en antibiotische groeibevorderaars wordt verlaagd van 35 kg tot 31 kg levend gewicht van de biggen, dus tot het tijdstip waarop in het Gailtal met mesten wordt begonnen. Tot aan dit gewicht mogen biggen van andere herkomst worden aangekocht, op het fokken waarvan de vereniging die de onderhavige aanvraag doet geen betrouwbare invloed kan uitoefenen.

Het minimum levend gewicht bij de slacht van 120 kg wordt gehandhaafd, maar de tot nu toe aangehouden minimumleeftijd voor de slacht van zes maanden komt te vervallen, aangezien de kwaliteit van het karkas of het vetgehalte van het voor de productie van spek bestemde karkas, niet afhangt van de naleving van een exacte leeftijd voor de slacht, maar van het minimum levend gewicht.

Wat het slachten betreft, is bepaald dat dit moet plaatsvinden in het slachthuis dat het dichtst bij de mesterij is gelegen, dat naar behoren is uitgerust en over voldoende capaciteit beschikt om de transportroutes en de daarmee gepaard gaande stress voor de dieren zo kort mogelijk te houden. De hygiënevoorschriften of voorschriften inzake aan te houden rustperiodes, slacht, slachtapparatuur of slachtruimtes uit punt 4.5.1 van het vorige productdossier zijn niet in het nieuwe productdossier opgenomen, aangezien zij niet verder gaan dan algemeen toepasselijke bepalingen die hoe dan ook moeten worden nageleefd.

De spekproducent moet de halve varkenskarkassen of de delen die het spek producerende bedrijf daaruit heeft gewonnen, voorzien van de voorgeschreven zegels die in het zegelregister van de centrale registratieautoriteit zijn vastgelegd (zie punt „Bewijs van oorsprong”).

Om wettelijke redenen worden de traditionele houten pekeltafels niet meer gebruikt. Er kon niet worden gewaarborgd dat ze gereinigd (gedesinfecteerd) konden worden volgens de voorgeschreven hygiënenormen. Het pekelen vindt nu uitsluitend plaats in pekelbakken en tafels van kunststof of roestvrij staal. Deze wijziging heeft geen aantoonbaar effect op de vleeskwaliteit.

„Keuken- of pekelzout” wordt voortaan „keuken-, pekel- of zeezout of mengsels daarvan” genoemd, aangezien het effect en de smaak hetzelfde zijn en er dus geen beperkingen nodig zijn.

Naast de reeds genoemde specerijen (zie punt 4.5 van de samenvatting en de punten. 4.2. en 4.5.2. van het productdossier), wordt nu ook het gebruik van jenever(bessen) als verplicht voorgeschreven. Samen met de hieronder genoemde toevoeging van jeneverbessen als brandstof voor het rookproces dient dit als compensatie voor het feit er bij het roken niet langer verplicht jeneverbestwijgen toegevoegd hoeven te worden, daar die in de regio steeds moeilijker te verkrijgen zijn.

Het als verplicht voorgeschreven gebruik van jeneverbestwijgen voor het aromatiseren van de rook, dat tot dusver in punt 4.5 van de samenvatting of punt 4.5.2 van het vorige productdossier was voorgeschreven, wordt geschrapt. Voor motivering, zie hierboven. Wanneer er geen jeneverbestwijgen worden gebruikt, moeten er jeneverbessen aan de brandstof worden toegevoegd zodat het Gailtaler Speck toch het aroma van jeneverbessen behoudt.

Terwijl tot nu toe alleen beukenhout als brandstof voor het roken gebruikt mocht worden, zijn uit flexibiliteitsoverwegingen in de toekomst ook andere hardhoutsnippers toegestaan, daar er niet genoeg beukensnippers geleverd kunnen worden, zonder dat er de kwaliteit of smaak in gevaar komen. Zachthoutsnippers zijn daarentegen niet geschikt voor het roken omdat ze te veel warmte produceren.

De minimumtemperatuur van 4 ° in de pekelruimte, die toe nu toe werd voorgeschreven, komt te vervallen omdat de vastlegging van deze grenswaarde niet doorslaggevend is voor de kwaliteit van het spek en daarom in geval van handhaving onnodig relevant zou zijn voor de controle. Eventueel lagere temperaturen zorgen er alleen maar voor dat het zout langzamer in het vlees doordringt. Ook de richtwaarde van 70 % luchtvochtigheid in de pekelruimte komt te vervallen omdat de luchtvochtigheid geen invloed heeft op de werking van de pekel in het vlees.

Gailtaler Speck wordt in principe koud gerookt. De eerder genoemde temperatuur van max. 22 °C wordt vervangen door de bandbreedte van „8 tot 24 °C”, die in de Oostenrijkse levensmiddelenwet voor koud roken is vastgelegd.

Aangezien er vooral in oudere rookkamers over het algemeen geen koeling voorhanden is, mag om aan de vraag te voldoen Gailtaler Speck in de toekomst ook bij een hogere buitentemperatuur (vanaf ong. 25 °C) worden gerookt. De kerntemperatuur van de stukken spek mag echter nooit hoger zijn dan 24 °C, wat door regelmatige controles moet worden gegarandeerd. Indien de buitentemperatuur tijdens de rookonderbrekingen niet aan de afkoeling bijdraagt, moet het rookspek uit de rookkamer gehaald en gekoeld worden om een resultaat dat vergelijkbaar is met dat van conventioneel koud roken te waarborgen. De duur van de rookonderbrekingen dient bij deze bereidingswijze te worden gebaseerd op de kerntemperatuur van de stukken spek.

Voor de duidelijkheid worden de rijpingstijden van Gailtaler Speck nu afzonderlijk en per soort van het stuk vlees vermeld.

De algemene eisen voor de apparatuur en de hygiëne in productieruimten (zie delen van punt 4.5.3 van het vorige productdossier) voor de bereiding van levensmiddelen en vleesproducten zijn niet overgenomen. Dit komt enerzijds de compactheid van het nieuwe productdossier ten goede en voorkomt anderzijds dat het productdossier herzien moet worden als gevolg van wijzigingen in het wettelijk kader waar de producenten van Gailtaler Speck geen controle over hebben.

De informatie met betrekking tot het interne kwaliteitsborgings- en controlesysteem van de vereniging (punt 4.5.4. van het vorige productdossier) is weggelaten. De controle- en kwaliteitsborgingsmaatregelen zijn aan de erkende controlestructuur uitbesteed.

Verband met het geografische gebied:

De tot nu toe in de rubriek „Bewijs van oorsprong” opgenomen hoofdzakelijk historische toelichtingen en informatie over het economisch belang van Gailtaler Speck, namelijk

punt 4.4. van de samenvatting (Bewijs van oorsprong):

„De productie van spek in het Gailtal-gebied wordt reeds vanaf de 15e eeuw gedocumenteerd. Reisverslagen, boedelbeschrijvingen van boerenhoven en lijsten voor de voorziening in het levensonderhoud van huispersoneel getuigen van de belangrijke plaats die het spek in het menu van de inwoners van het Gailtal innam. Dit was vooral te danken aan de lange houdbaarheid van het spek, doordat het gerookt en aan de lucht gedroogd werd.”

en de punten 4.4 tot en met 4.4.2.2.4 van het productdossier:

„Punt 4.4. Bewijs van oorsprong

Punt 4.4.1. Historische ontwikkeling

Punt 4.4.1.1. Historische ontwikkeling in de oudheid

De vroegste bewijzen van het belang van de veeteelt in het Gailtal dateren uit de Keltische periode (200 v. Chr. tot 100 n. Chr.). Runderen en paarden werden het vaakst gehouden, maar er waren ook varkens. Hiervan getuigen de bronzen beelden van een varken en paard, die in de Gurina, een oude mijnbouwnederzetting in het Gailtal ten noordoosten van Dellach bewaard zijn gebleven (zie Dinklage, 1966, bijlage bij punt 4.4.1.1.).

Punt 4.4.1.2. Historische ontwikkeling in de middeleeuwen

De oudste terug te vinden verwijzing naar kennis over de bereiding van spek is een decreet (Capitulare de villis) van Karel de Grote uit 812, dat ook in Karinthië van toepassing was. Het gaat daarbij onder andere over de grootst mogelijke hygiëne bij de omgang met levensmiddelen. Bijzondere nadruk ligt op de bereiding van spek, gerookt vlees, worst en gezouten vlees, gerechten die dus aantoonbaar in het hertogdom Karinthië voorkwamen.

Een keizerlijke akte van keizer Otto II uit 977, waarin hij de Salzburgse boeren toestemming verleent om in het hele Lavanttal met eikels te mesten, duidt op een bloeitijd van de varkenshouderij in de late middeleeuwen. Bijzonder populair waren varkens die bij molens werden gehouden omdat ze meestal goed waren vetgemest. Zo is er in de kadastrale gegevens van de hertogelijke dienst Greifenburg uit 1267 sprake van molens in Höfling bij St. Daniel, die buitengewoon geschikt waren voor de varkenshouderij en die ook varkensheffingen moesten betalen (zie Dinklage, 1966, bijlage A bij punt 4.4.1.2.).

De vertaling van de reisverslagen van Paolo Santonino, de privésecretaris van de vicaris van Aquileia en reisgenoot van de bisschop van Caorle in de jaren 1485-1487, vormt een betrouwbare aanwijzing dat het spek al in de 15e eeuw een essentieel onderdeel van het menu in het Gailtal was. De eerste van zijn drie reizen bracht hem naar het Gailtal en naar Oost-Tirol, de andere naar Rosental, Villach en het oude Neder-Stiermarken. Santonino beschrijft in detail de levenswijze van de mensen uit het Gailtal en in het bijzonder hun eetgewoonten. Tijdens zijn verblijf in het Gailtal is spek, meestal met rapen of kool geserveerd, een vast onderdeel van de luxueuze menu’s die hem en de bisschop werden voorgeschoteld. Dit gerecht wordt maar liefst zeven keer genoemd, namelijk naar aanleiding van de bezoeken aan de burcht Goldenstein bij Mauthen, in Dölsach/Oost-Tirol, aan St. Daniel, Tröpolach, Hermagor, St. Laurenzen, St. Michael bij Egg en tot slot aan Berg im Drautal. Tijdens hun verdere reis en ook tijdens hun latere reizen krijgen zij dit gerecht niet meer voorgeschoteld (zie Egger, 1947, bijlage B bij punt 4.4.1.2.). Het feit dat Paolo Santonino in zijn beschrijvingen van andere bestemmingen geen melding meer maakt van spek als essentieel onderdeel van de gerechten die hem worden geserveerd, wijst erop dat spek al in de late middeleeuwen een typische bron van voedsel was in het Gailtal.

Punt 4.4.1.3. Historische ontwikkeling van de moderne tijd

In het oudste opgemaakte grondboek (kadaster) van de heerschappij van Aichelburg uit 1504 wordt over veel belastingplichtigen gemeld dat zij, naast andere natuurlijke producten, elk jaar ook twee, meestal gerookte, varkensschouders aan de heren moesten leveren. Soortgelijke heffingen blijken ook uit de belastingregisters en komen voor ook in de daaropvolgende periode (zie Kärntner Landesarchiv, Dinklage 1948, bijlage A bij punt 4.4.1.3.).

Ook uit het grondboek van kasteel Waydenburg, dat ten zuidwesten van Dellach is gelegen, uit 1523 komen als vormen van belasting twee schouders voor, die gerookt en gedroogd aan het kasteel geleverd moesten worden. Het ging om een soort karbonadespek, dat van het mestvarken werd gewonnen en bereid werd zoals voorgeschreven door de autoriteiten van Oberdrauburg en Mauthen. De landheren hadden veel vers vlees tot hun beschikking, want ze konden op allerlei soorten wild jagen en dat bereiden. Ze hadden echter behoefte aan voedsel dat altijd beschikbaar was, dat daarom door roken en aan de lucht drogen zoals dat in het Gailtal werd gedaan moest worden geconserveerd (zie Kärntner Landesarchiv, grondboek Waydenburg 1523, bijlage B bij punt 4.4.1.3).

Ook uit tal van inventarissen van boeren uit de periode rond 1700, waarin alle bezittingen, die in een huishouden aanwezig waren, uiterst nauwkeurig werden opgesomd als belastinggrondslag voor de respectieve landheren, kan worden vastgesteld dat de „Spöck im Kasten” of „gerookt varkensvlees” een gewaardeerd conserveringsproduct was in de boerenhuishoudens in het Gailtal (zie Kärntner Landesarchiv, archief van Aichelburg, bijlage C bij punt 4.4.1.3). In de inventarissen uit het Karinthische laagland wordt rond die tijd „gehackten Speck” aangetroffen, waarschijnlijk dus een soort fijngehakt spek.

Het voer voor varkens heeft door de jaren heen steeds weer in het middelpunt van de belangstelling gestaan: uit 1586 werd er in het grondboek van de Bambergse autoriteiten Künburg in het middelste deel van het Gailtal wordt melding gemaakt van een jachtdomein rondom het kasteel Künegg ten noordwesten van de Pressegger See, dat voornamelijk uit eiken bestond. Boeren mochten geen hout uit deze bossen halen; maar als de eiken overvloedig vrucht droegen, dan mochten de boeren hun varkens het bos in drijven om ze met eikels te mesten (zie Dinklage, 1966, bijlage D bij punt 4.4.1.3.). En bij een langdurig conflict in 1608 tussen verschillende buurtschappen in het Gailtal over hun weiderechten besloot Georg Friedrich von Aichelburg dat de vier buurtschappen Emmersdorf, Michelhofen, St. Paul en Dragantschach behalve hun melkkoeien ook drie hengsten en hun varkens op de Oisternigalpe en in de Rießen mochten laten grazen (zie Kärntner Landesarchiv, Dinklage 1948, bijlage A bij punt 4.4.1.3.).

Punt 4.4.1.4. Historische ontwikkeling in de 19e eeuw

Op basis van het aantal stuks vee volgens kadastrale schattingen van de gemeentes in het Gailtal in 1832 blijkt dat het mesten van varkens niet op grote schaal, maar wel deskundig, werd gedaan. Het houden van rundvee was belangrijker als gevolg van de bodemgesteldheid en de daarmee gepaard gaande dominantie van weilanden in het gebruik van landbouwgrond. Binnen het Gailtal was een duidelijk verschil te zien vanaf het lager gelegen deel, waar veelvuldig voer, vooral maïs, werd verbouwd, naar het hoger gelegen deel toe. Als je echter kijkt naar de hoeveelheid vee in aangrenzende regio’s, bijvoorbeeld het Kanaltal, dan ligt het aantal varkens daar aanzienlijk lager dan in het Gailtal.

In het Gailtal hadden de meeste huishoudens minstens een paar varkens. Rond 1830 waren het voornamelijk varkens van het Friulische ras, die zwart, groot en langgerekt waren en uitstekend geschikt waren om vet te mesten. Ze dienden voornamelijk om in de vetbehoefte van de bevolking te voorzien. Varkensspek was hiervoor bijzonder geschikt omdat het door roken en aan de lucht drogen lang houdbaar kon worden gemaakt, waardoor het een voedzame en smakelijke energiebron was, die in tegenstelling tot vers vlees altijd beschikbaar was (zie Kärntner Landesarchiv, Katastralschätzungselaborat 1832, bijlage A bij punt 4.4.1.4.).

Ook was het een aanzienlijke verrijking van het menu. Uit gegevens van het Stabile Kataster zijn voorschriften bekend met betrekking tot de kost en onderhoud van de bedienden met wekelijkse menu’s. In vergelijking met de menu’s van diverse andere Karinthische regio’s zijn de menu’s in het Gailtal veel gevarieerder (zie Kärntner Landesarchiv, Stabiele Kataster, bijlage B van punt 4.4.1.4). Op werkdagen werd in Gailtal ’s ochtends en ’s avonds spek met polenta en zoete of zure melk geserveerd, terwijl men in het Drautal en in de regio Ossiach genoegen moest nemen met sterz (gebakken of gekookte meelspijs die fijngemaakt wordt) en melk. Ook bij de andere maaltijden in het Gailtal vormden vlees, spek en reuzel een vast bestanddeel. Wanneer er bijzonder hard gewerkt werd, stond er „Frigga” op het menu, zware houthakkerskost bestaande uit polenta, kaas en spek.

Bij de overdracht van een hoeve van vader op zoon in 1885 in Vordernberg liet de oude boer schriftelijk het recht vastleggen dat hij bij slechte kost en onderhoud door zijn zoon in plaats daarvan graan, 40 kilo spek en vlees of een half varken met dit gewicht en 10 kilo zout mocht eisen (zie het Kärntner Landearchiv, Dinklage 1948, bijlage c bij 4.4.1.4.). Dit onderstreept het belang van spek als basisvoedsel voor de bevolking van het Gailtal.

Punt 4.4.1.5. Historische ontwikkeling in de 20e eeuw

In de jaren na de Eerste Wereldoorlog werden er steunprogramma’s opgezet om de eveneens door de oorlog getroffen landbouw weer te versterken. In het Gailtal werd behalve naar verbetering van de grond, de inkoop van mest en zaaigoed ook gestreefd naar een doelmatige sturing van de verkoop van overtollig slachtvee. Destijds werden er 2 000 varkens per jaar uit het Gailtal uitgevoerd en werden er vele tonnen maïs voor voederdoeleinden ingevoerd, aangezien het rendement per hectare in de akkerbouw ver onder het landelijk gemiddelde lag (zie Picker, 1947, bijlage A bij punt 4.4.1.5.).

Door gebrek aan veevoer en een toename van het aantal slachtingen bereikte het varkensbestand tijdens de Tweede Wereldoorlog een getalsmatig dieptepunt, maar tegen 1950 was de varkensdichtheid weer op het peil van de jaren voor die oorlog. Tot het eind van de jaren veertig bestond er ook de verplichting tot levering van bij de huisslacht gewonnen, en wel om de basisvoorziening van de bevolking met voedsel veilig te stellen. Deze verplichting werd pas in 1949 opgeheven bij besluit van de federale minister van land- en bosbouw en voedselvoorziening (zie Kärntner Bauer, 1950, nr. 3, bijlage B bij punt 4.4.1.5).

In de landbouwhandboeken uit deze periode wordt het „lucht gerookte” spek uit Boven-Karinthië duidelijk onderscheiden van alle andere soorten spek. Behalve de beschrijving van de zeer speciale productiemethode valt ook te lezen dat de tijdsduur die de verschillende stappen van de verwerking vergen, in belangrijke mate mede wordt bepaald door de weersomstandigheden (zie Flatnitzer, 1949, bijlage C bij punt 4.4.1.5.).

In een uitgave van 1984 van de Kärntner Bauer wordt erop gewezen dat de terecht zeer goede reputatie van de geconserveerde levensmiddelen uit Boven-Karinthië vermoedelijk te danken is aan de uitzonderlijke productieomstandigheden, met name het feit dat de varkens met slechts kleine hoeveelheden maïs worden gevoederd (zie Kärntner Bauer 1984, nr. 2, bijlage D, punt 4.4.1.5.).

In de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw kende het Gailtal een economische opleving, die vooral te danken was aan de opkomst van het wintertoerisme in het dal. Onder deze omstandigheden kon het Gailtal zich ook als „culinair gebied” profileren (zie punt 4.4.2.).

Een oeroud gebruik in het Gailtal, dat tot op de dag van vandaag in Kreuth bij Kötschach in stand wordt gehouden, is de „spekjacht”. Ongehuwde jongens in het dorp krijgen door muziek te maken toegang tot de huizen, waar ze spek en brood geserveerd krijgen. De huisvrouw let erop dat alleen de mooiste stukken worden geserveerd omdat er anders zeker kwaad over haar gesproken wordt (zie Wassermann, 1998, bijlage E bij punt 4.4.1.5.).

Punt 4.4.2. Economische betekenis van het product voor de regio

Punt 4.4.2.1. Economische betekenis in het verleden

De omstandigheden voor akkerbouw in het Gailtal waren door het hoge aandeel aan zeer natte, „zure” weiden eerder ongunstig. De weidelandbouw met paarden- en rundfokkerij en vooral het bergweidebedrijf stonden dan ook van oudsher centraal in de landbouw in het Gailtal. Doordat er maar weinig akkerbouw was waardoor er ook maar weinig voer beschikbaar was, heeft de productie van varkens in het Gailtal nooit op grote schaal plaatsgevonden, maar wel verspreid over het gehele gebied en gepaard met zeer hoge eisen aan de kwaliteit. Bijna elk huishouden had meerdere varkens, die vooral dienden om in de eigen behoefte aan vlees en vet te voorzien. Omdat conservering door koelen of invriezen niet bekend was, was het houdbaar maken door middel van pekelen, roken en drogen van essentieel belang. Spek als belangrijke bron van energie voor het lichaam was op deze manier altijd beschikbaar.

Daarom werden ook tijdens de oorlog en in de jaren daarna van de vorige eeuw bezoeken aan het Gailtal gebruikt om de schaarse voorziening met levensmiddelen in de centraal gelegen delen van Karinthië enigszins te verbeteren door middel van de aldaar geproduceerde landbouwproducten. Omdat daar tegenwoordig geen sprake meer is van schaarste aan levensmiddelen is het „Gailtaler Speck” vandaag de dag niet meer nodig ter aanvulling van het menu, maar vormt het een des te smakelijkere en welkome herinnering aan het leven van vroeger in het Gailtal.

In de jaren zestig en zeventig werd het zomertoerisme steeds belangrijker in de Karnische regio, zoals het Gailtal ook wel wordt genoemd. In dat verband werden ook de gastronomische en culinaire indrukken die de gast tijdens zijn verblijf opdeed steeds belangrijker. In dit opzicht behoren „Gailtaler Speck” en „Gailtaler Almkäse BOB” zeker tot de „modelproducten” van die regio.

Punt 4.4.2.2. Economisch betekenis vandaag de dag

Punt 4.4.2.2.1. Toerisme

Toerisme speelt een zeer belangrijke rol in de economie van de Karnische regio; het is vaak ook een stimulans voor ontwikkelingen in andere economische sectoren. Terwijl het wintertoerisme vooral wordt bepaald door de skisport in het gebied van Naßfeld, zijn er in de zomer vormen van toerisme te vinden, die zich over een groter gebied uitstrekken. De alpenweiden in het Gailtal zijn bijvoorbeeld een populaire bestemming voor bergwandelingen. Bij deze activiteiten speelt vanwege de hogere eisen van de gasten aan de kwaliteit de totale ambiance een steeds belangrijkere rol. De gast wil in een zo intact en aantrekkelijk mogelijk landschap verblijven en na zijn vakantie zowel fysiek als mentaal uitgerust naar zijn dagelijks leven terugkeren.

Met deze algemene trend richting kwaliteitstoerisme wordt in het Gailtal ook door het aanbod aan dicht bij de natuur staande, traditionele en streekgebonden producten van de regionale gastronomie rekening gehouden. De gasten wil producten met een regionale identiteit, „delicatessen” die onmiskenbaar met de regio verbonden zijn. De verkooppunten voor regionale producten op de alpenweiden en boerderijen en in kleine winkels in het Gailtal vormen een essentiële verrijking van het toeristische aanbod. Het traditionele karakter van de werkwijze bij de bereiding van „Gailtaler Speck” en de aanwezigheid van die andere, reeds beschermde specialiteit — de „Gailtaler Almkäse” — vergroten de afzetmogelijkheden voor beide producten.

Punt 4.4.2.2.2. Veredeling van een natuurproduct en sector overschrijdende samenwerking

De veredeling van onbewerkte landbouwproducten door de producent zorgt enerzijds voor een hogere opbrengst voor de producenten en anderzijds sluiten de transparantie en traceerbaarheid van het productieproces aan bij de wensen van de moderne consument. De afbakening van het bereidingsgebied, het gespecificeerde productieprotocol en de controle van de waren garanderen de beperkte verkrijgbaarheid en de hoge kwaliteit van het „Gailtaler Speck”. Door samenwerking met regionale slagerijen kan de kring van consumenten worden uitgebreid, aangezien het product „Gailtaler Speck” ook in de schappen van de detailhandel in levensmiddelen te vinden is. Onder deze omstandigheden blijft de verkoop van het product gewaarborgd. Samen met de „Gailtaler Almkäse” is het „Gailtaler Speck” uitgegroeid tot een sterke impuls voor de afzet van andere regionale producten, voor toeristisch aantrekkelijke evenementen in de regio, zoals het „Speckfest”, en voor een toeristische infrastructuur voor de lange termijn, zoals het „Speckmuseum” (zie persberichten, 1993-1999, bijlage bij punt 4.4.2.2.2.).

Punt 4.4.2.2.3. Samenwerking met de regionale topgastronomie

Samenwerking tussen de producenten van regionale kwaliteitsproducten en de topgastronomie vormt in toenemende mate de basis voor de profilering van lokale toeristenindustrie. Ook de internationaal gerenommeerde en meermaals onderscheiden vrouwelijke chef-kok Sissy Sonnleitner (Landhaus Kellerwand, Kötschach-Mauthen) gebruikt om haar gerechten te verfijnen bij voorkeur „Gailtaler Speck”, omdat het volgens haar „de gerechten een bijzondere volheid van smaak en een aangenaam rookaroma geeft” (vgl. Sonnleitner, 1999, bijlage bij punt 4.4.2.2.3). Door middels de bepalingen in de „Gailtaler Speck-Richtlinien” een hoge en consistente kwaliteit te waarborgen, kan deze voor beide partijen positieve samenwerking verder worden uitgebouwd.

Punt 4.4.2.2.4. Positionering van de regio

Door de marktliberalisering en wijzigingen van wettelijke bepalingen is er een toename van economische druk van buitenaf op de landbouwproducten van het Gailtal. Door alle producenten van „Gailtaler Speck” BGA te verplichten zich aan de door de vereniging „Gailtaler Speck — Naturarena Kärnten” ontwikkelde en gestandaardiseerde richtlijnen te houden, zijn voor de lange termijn voorwaarden geschapen om het „Gailtaler Speck” als kwaliteits- en merkproduct te positioneren en een gunstige prijsontwikkeling te realiseren.

Aangezien de vestigingsfactoren van het Gailtal niet gunstig zijn voor de vestiging van bedrijven en er als gevolg van bedrijfsvestigingen en startende bedrijven slechts op beperkte schaal nieuwe arbeidsplaatsen in de productiesector ontstaan, is het behoud van lokale arbeidsplaatsen op bestaande boerenbedrijven en kleine bedrijven een belangrijke doelstelling van het regionale beleid van Karinthië. Door samenwerking via productiegemeenschappen, zoals de vereniging „Gailtaler Speck — Naturarena Kärnten” en de „Verein der Gemeinschaft der Gailtaler Almsennereien” en door uitgebreide kwaliteitsborgings- en kwaliteitscontrolemaatregelen op het gebied van de productie van levensmiddelen verbetert het regionale aanbod en worden marketingactiviteiten meer doelgericht. Prioriteiten op het gebied van landschap, levensmiddelen, keuken, cultuur met toeristische effecten leveren aldus een belangrijke bijdrage aan het behoud en de ontwikkeling van het Gailtal als levendige plattelandsregio.”

worden verplaatst naar het punt „Verband met het geografische gebied” en samen met de hier reeds beschikbare toelichtingen, d.w.z.

punt 4.6. de samenvatting (Verband met het geografische gebied):

„In het verleden was de bereiding van spek vooral noodzakelijk om vlees langere tijd te kunnen bewaren. Dankzij de door het klimaat bepaalde bijzondere rijpingsomstandigheden, het gebruik van uitsluitend in een langzaam tempo en met hoogwaardige voedermiddelen gemeste varkens en een traditionele bereidingswijze volgens overgeleverde recepten heeft „Gailtaler Speck” zich tot een zeer bekend typisch streekproduct ontwikkeld. De van generatie op generatie overgeleverde, op ervaring stoelende kennis bepaalt het tijdpad waarin het verse varkensvlees tot een culinair hoogwaardig product wordt verwerkt. De producenten zijn door hun kennis van en ervaring met de naar seizoen en weersomstandigheden wisselende omstandigheden in staat om de productie te laten plaatsvinden in perioden van voor de productie optimale omstandigheden. Gebruikmaking van het in het Gailtal heersende microklimaat met zijn gelijkmatige temperatuur en luchtvochtigheid, het grote aantal zonuren, de geringe vorming van nevel en mist in de winter en de voor opklaringen zorgende zuidenwind zijn belangrijke factoren voor een optimale en binnen Karinthië unieke productiewijze van het spek. Door de gelijkmatige verplaatsing van de lucht en de slechts geringe schommelingen van temperatuur en luchtvochtigheid kan het product gelijkmatig drogen. Het spek dankt zijn bijzonder aroma en goede houdbaarheid aan het langzame rijpingsproces.”

en de punten 4.6 tot en met 4.6.5. van het productdossier:

„Punt 4.6. Verband met het geografische gebied

Punt 4.6.1 Het klimaat

Karinthië behoort tot het gematigde klimaat van Midden-Europa, dat echter veelvuldig verandert onder invloed van de respectieve aangrenzende regio’s, zijn reliëf en de plaatselijke omstandigheden. De bergen van Karinthië lopen van het westen naar het oosten waardoor er uitgesproken zon- en schaduwzijden ontstaan, maar ook loef- en lijzijden, een fenomeen dat ook kenmerkend is voor het Gailtal.

De noordelijke Centrale Alpen, met name het massief van de Hohe Tauern, en de zuidelijke Karnische bergketen schermen de valleien en bekkens af van naderende storingen en zwakken de heersende westelijke weerspatronen af. De overheersende luchtstromingen worden langs de bergketens opgestuwd, hetgeen leidt tot hevige regenval bij de bergtoppen en afname van de bewolking in het omliggende gebergte tot aan de bekkenregio’s.

De specifieke weerspatronen in het Gailtal worden bepaald door de cycloonbaan Vb, de Baltische tak van de winden uit de Golf van Biskaje en Spanje. De winden die van de Golf van Genua naar het noordoosten trekken proberen in Baltische richting om de Alpen heen te stromen, breken op de zuidelijke Alpenketen en vinden via het Fellatal en de dalen van het Nassfeld hun weg naar de Karinthische regio. De vochtig-warme luchtmassa’s botsen op tegen de hier aanwezige koude lucht en zorgen in het Gailtal — naast het voor heel Karinthië gebruikelijke zomermaximum — voor het tweede in Zuid-Karinthië in de herfst voorkomende neerslagmaximum. Tegelijkertijd echter neemt de neerslagintensiteit, die op de bergtoppen van de Karnische Alpen hoog is, naar het noorden zeer snel af.

De winden die het Vb-front vanuit het zuiden vergezellen bereiken het Gailtal, waar ze de koude luchtmassa’s doen verdwijnen. Daardoor is de kracht daarvan grotendeels weg zodat ze geen effect meer hebben op het gebergte ten noorden van het Gailtal (zie Tschada, 1962, bijlage A bij punt 4.6.1). Door de beschermende leiwerking van de zuidelijke Kalkalpen, met name de Karnische Alpen, kennen het Gailtal en de regio Villach in vergelijking met andere regio’s in Karinthië bovengemiddeld lange zonnige perioden van over het hele jaar gezien meer dan 50 procent. Bijzonder gunstig echter is de situatie in het Gailtal in de herfst en de winter, wanneer als gevolg van mistvorming in de centrale bekkengebieden van Karinthië de zonnestraling aanzienlijk beperkt wordt (zie Steinhauser, 1958, bijlage B bij punt 4.6.1 en Paschinger, 1976).

Daardoor is de luchtvochtigheid in het Gailtal het hele jaar door zeer stabiel, terwijl de lucht in het bekkengebieden in de winter relatief vochtiger en in de zomer relatief droger is. De wisselingen in gemiddelde relatieve luchtvochtigheid bedragen over het hele jaar gezien in het Gailtal dus maar de helft van die in het centrale deel van Karinthië. Zo ontstaat in het Gailtal de natuurlijke voorwaarde, de constante luchtvochtigheid, die zo essentieel is voor een goede rijping van het spek.

De temperaturen liggen gemiddeld ook iets lager dan in het Klagenfurter bekken, maar door de hogere ligging van het Gailtal blijven ze gelijkmatiger, d.w.z. er zijn minder uitgesproken temperatuurextremen (zie Meteorologische Zentralanstalt, 1999).

De totale neerslag in het Gailtal is hoog, maar het aantal dagen met meetbare neerslag is relatief laag, zoals blijkt uit vergelijkingen met meetstations in aangrenzende regio’s. Dit duidt op zware en hevige neerslag, die echter weer snel door helder weer wordt gevolgd (Hydrographisches Zentralbüro, 1999, bijlage C bij paragraaf 4.6.1).

Doordat de vallei van west naar oost loopt, door de constante temperatuur en luchtvochtigheid, de overvloedige zonneschijn en dus geringe bewolking en mist in de winter en de kenmerkende zuidenwind die als gevolg van de sterke invloed van het Vb-weerfront voor heldere luchten zorgen ontstaan in het Gailtal optimale omstandigheden voor de spekproductie, met name voor de rijping van het spek. Rauw pekelvlees van hoge kwaliteit kan alleen geproduceerd worden in gebieden met een gelijkmatige luchtbeweging en geringe schommelingen in temperatuur en luchtvochtigheid, aangezien alleen hier het product gelijkmatig kan drogen (zie Aichwalder, 1997, bijlage D bij punt 4.6.1). Het spek heeft zijn speciale aroma en zijn lange houdbaarheid te danken aan het langzame en ongestoorde rijpingsproces. Het Gailtal beschikt dan ook over bijzonder gunstige omstandigheden voor een succesvolle spekproductie.

4.6.2.   De traditie van de spekbereiding

In het verleden was de bereiding van spek nodig om de grondstof vlees langere tijd te kunnen bewaren. Op deze manier waren er het hele jaar door vlees en vet beschikbaar om het menu aan te vullen en te verrijken. De afgelopen decennia echter is het spek vanwege zijn hoge kwaliteit een gewilde culinaire specialiteit geworden, die te danken is aan de bijzondere productie- en rijpingsomstandigheden in het Gailtal.

Het pekelen op traditionele houten tafels volgens traditionele recepten, het roken met rookonderbrekingen, die het spek in contact laten komen met frisse lucht waardoor het zijn typische smaak krijgt, en de langzame rijping onder voor het Gailtal kenmerkende klimatologische omstandigheden, zijn andere essentiële factoren voor de kwaliteit van het spek (zie Verein Gailtaler Speck — Naturarena Kärnten, 1999b, bijlage B bij punt 2).

4.6.3.   De bijzondere reputatie van Gailtaler Speck

„Gailtaler Speck” heeft in de andere regio’s van de deelstaat Karinthië en ook buiten de grenzen van Karinthië een uitstekende reputatie. Vooral in de regio’s van Neder-Karinthië, waar spek, als het al geproduceerd wordt, op een heel andere manier wordt bereid dan in het Gailtal, heeft men met veel waardering voor het „Gailtaler Speck” en erkent men de unieke smaak ervan. De populariteit van „Gailtaler Speck” komt ieder jaar tot uiting tijdens het inmiddels al voor de zevende keer georganiseerde „Speckfest” in Hermagor, de centrale plaats in het Gailtal, die voor tienduizenden bezoekers uit binnen- en buitenland de aanleiding vormt om naar het Gailtal te komen, daar het „Gailtaler Speck” te proeven en er ook een stuk van mee naar huis te nemen (zie persberichten, 1993-1999, bijlage bij punt 4.6.3).

4.6.4.   Het belang van het Gailtaler Speck voor de voeding in de regio

Zoals reeds vermeld in punt 4.6.2. vormde het „Gailtaler Speck” in tijden waarin technische koelmethoden grotendeels onbekend waren dankzij de bereidingswijze die de conservering van vlees mogelijk maakte een essentiële voedingsbron. „Gailtaler Speck” neemt als onderdeel van de traditionele „Brettljausen”, die als volwaardige maaltijden moeten worden gezien, waarbij voor het „Gailtaler Speck” een hoofdrol is weggelegd, nog steeds een belangrijke plaats in in de voeding van de plaatselijke bevolking en de gasten in het Gailtal (zie Speckfestjournal 1998, bijlage A bij punt 4.6.4.).

Een tweede component die wijst op het belang van „Gailtaler Speck” in de voeding is het gebruik ervan bij de bereiding van traditionele gerechten en in de nieuwe ontwikkelingen in de lokale keuken. De reeds in punt 4.4.2.2.3 genoemde chef-kok Sissy Sonnleitener heeft net als de met drie sterren bekroonde kok Walter Trupp en Harald Fritzer, in 1997 kok van het jaar, veel waardering voor het „Gailtaler Speck” omdat gerechten er een heel bijzonder tintje door krijgen (zie Lexe, 1997, bijlage B bij par. 4.6.4.).

4.6.5.   Instandhouding van traditionele landbouwvormen

Bij de bereiding van „Gailtaler Speck” wordt rekening gehouden met de lokale landbouwtraditie. Dit komt tot uiting in de volgende punten: het gebruik van hele zijden spek voor de bereiding van pekelvlees, het pekelen op traditionele houten tafels, de methode van koud roken met meerdere rookonderbrekingen en tot slot de afzonderlijke kruidenrecepten, die van generatie op generatie alleen binnen de families worden doorgegeven (zie Verein Gailtaler Speck — Naturarena Kärnten, 1999b, bijlage bij punt 4.2)”

door de volgende tekst vervangen:

„4.6.   Verband met het geografische gebied

4.6.1.   Het klimaat

Het Gailtal behoort behoudens enige afwijkingen tot de gematigde klimaatzone van Midden-Europa. De Karinthische bergen lopen van het westen in oostelijke richting waardoor er sprake is van uitgesproken zonnige en schaduwrijke zijden alsmede van loef- en leizijden. Dat geldt ook voor het Gailtal. De noordelijke Centrale Alpen, en met name het massief van Hohe Tauern, en de zuidelijke Karnische bergketen schermen de valleien en bekkens af voor naderende storingen en zwakken de heersende westelijke weerspatronen af. Tegelijkertijd worden de belangrijkste luchtstromingen langs de bergketens opgestuwd met als gevolg hevige regenval in het gebied van de bergtoppen en minder bewolking in de omliggende bergen tot aan de bekkenregio’s.

De specifieke weerspatronen in het Gailtal worden bepaald door de cycloonbaan Vb, de Baltische tak van de winden uit de Golf van Biskaje en Spanje. De winden die van de Golf van Genua naar het noordoosten stromen proberen in Baltische richting om de Alpen heen te stromen, breken op de zuidelijke Alpenketen en vinden via het Fellatal en de dalen van het Nassfeld hun weg naar de Karinthische regio. Vochtig- luchtmassa’s botsen tegen de hier aanwezige koude lucht en zorgen in het Gailtal — naast het voor heel Karinthië geldende zomermaximum — het tweede in Zuid-Karinthië in de herfst voorkomende neerslagmaximum. Tegelijkertijd echter neemt de neerslagintensiteit, die op de bergtoppen van de Karnische Alpen hoog is, naar het noorden zeer snel af.

Door de beschermende leiwerking van de zuidelijke Kalkalpen, met name de Karnische Alpen, kennen het Gailtal en de regio Villach in vergelijking met andere regio’s in Karinthië bovengemiddeld lange zonnige perioden van over het hele jaar gezien meer dan 50 procent. Bijzonder gunstig echter is de situatie in het Gailtal in de herfst en de winter, wanneer als gevolg van mistvorming in de centrale bekkengebieden van Karinthië de zonnestraling aanzienlijk beperkt wordt (zie Steinhauser, 1958, bijlage B bij punt 4.6.1 en Paschinger, 1976).

Daardoor is de luchtvochtigheid in het Gailtal het hele jaar door zeer stabiel, terwijl de lucht in het bekkengebieden in de winter relatief vochtiger en in de zomer relatief droger is. De wisselingen in gemiddelde relatieve luchtvochtigheid bedragen over het hele jaar gezien in het Gailtal dus maar de helft van die in het centrale deel van Karinthië. Zo ontstaat in het Gailtal de natuurlijke voorwaarde, de constante luchtvochtigheid, die zo essentieel is voor een goede rijping van het spek. De temperaturen liggen gemiddeld ook iets lager dan in het Klagenfurter bekken, maar door de hogere ligging van het Gailtal blijven ze gelijkmatiger, d.w.z. er zijn minder uitgesproken temperatuurextremen (zie Meteorologische Zentralanstalt, 1999).

De totale neerslag in het Gailtal is hoog, maar het aantal dagen met meetbare neerslag is relatief laag, zoals blijkt uit vergelijkingen met meetstations in aangrenzende regio’s. Dit duidt op zware en hevige neerslag, die echter weer snel door helder weer wordt gevolgd (Hydrographisches Zentralbüro, 1999, bijlage C bij paragraaf 4.6.1).

Doordat de vallei van west naar oost loopt, door de constante temperatuur en luchtvochtigheid, de overvloedige zonneschijn en dus geringe bewolking en mist in de winter en de kenmerkende zuidenwind, die als gevolg van de sterke invloed van het Vb-weerfront voor heldere luchten zorgen, ontstaan in het Gailtal optimale omstandigheden voor de spekproductie, met name voor de rijping van het spek. Rauw pekelvlees van hoge kwaliteit kan alleen geproduceerd worden in gebieden met een gelijkmatige luchtbeweging en geringe schommelingen in temperatuur en luchtvochtigheid, aangezien alleen hier het product gelijkmatig kan drogen (zie Aichwalder, 1997, bijlage D bij punt 4.6.1).

4.6.2.   Menselijke expertise

De van generatie op generatie overgeleverde, op ervaring stoelende kennis bepaalt het tijdpad waarin het verse varkensvlees tot een culinair hoogwaardig product wordt verwerkt. De producenten zijn door hun kennis van en ervaring met de naar seizoen en weersomstandigheden wisselende omstandigheden in staat om de productie te laten plaatsvinden in perioden van voor de productie optimale omstandigheden. Gebruikmaking van het in het Gailtal heersende microklimaat met zijn gelijkmatige temperatuur en luchtvochtigheid, het grote aantal zonuren, de geringe vorming van nevel en mist in de winter en de voor opklaringen zorgende zuidenwind zijn belangrijke factoren voor een optimale en binnen Karinthië unieke productiewijze van het spek.

4.6.3.   De historie en traditie van de spekbereiding

Al in het jaar 812 werd in oorkonden melding gemaakt van de bereiding van Gailtaler Speck. Sinds de late middeleeuwen is spek een essentieel onderdeel van het menu en tegenwoordig behoort het tot de traditionele gerechten van de regio.

In het verleden was de bereiding van spek nodig om de grondstof vlees langere tijd te kunnen bewaren. Op deze manier waren er het hele jaar door vlees en vet beschikbaar om het menu aan te vullen en te verrijken. Terwijl het pekelen vroeger plaatsvond op traditionele houten tafels, worden tegenwoordig voor het pekelen moderne roestvrijstalen en kunststof bakken en tafels gebruikt. Er is echter niets veranderd aan de hoge kwaliteit van de grondstoffen voor het voederen en mesten, aan de traditionele recepten en aan de voorzichtige manier van roken, die samen met de langzame rijping onder voor het Gailtal kenmerkende klimatologische omstandigheden, worden beschouwd als de andere essentiële kwaliteitsfactoren van het Gailtaler Speck.

4.6.4.   De bijzondere reputatie van Gailtaler Speck

„Gailtaler Speck” heeft in de andere regio’s van de deelstaat Karinthië en ook buiten de grenzen van Karinthië een uitstekende reputatie. Vooral in de regio’s van Neder-Karinthië, waar spek, als het al geproduceerd wordt, op een heel andere manier wordt bereid dan in het Gailtal, heeft men veel waardering voor het „Gailtaler Speck” en erkent men de unieke smaak ervan en zijn duidelijk herkenbare consistentie, die voornamelijk het gevolg is van de manier waarop de dieren gevoederd worden.

De populariteit van „Gailtaler Speck” komt ieder jaar tot uiting tijdens het inmiddels al voor de zevende keer georganiseerde „Speckfest” in Hermagor, de centrale plaats in het Gailtal. Het festival in het eerste weekend van juni vormt voor tienduizenden bezoekers uit binnen- en buitenland de aanleiding om naar het Gailtal te komen, daar het „Gailtaler Speck” te proeven en er ook een stuk van mee naar huis te nemen. Het belang van dit kenmerkende Karinthische product werd in 2005 erkend door het feit dat het gebied van herkomst werd opgenomen in de lijst van gerenommeerde regio’s met culinaire specialiteiten van Oostenrijk, waaraan weer terugkerende marketing- en toeristische initiatieven zijn gekoppeld (zie http://www.genuss-region.at/genussregionen/kaernten/gailtaler-speck-g-g-a/region.html).”

Motivering:

De toelichtingen over dit punt in de afzonderlijke documenten van het oorspronkelijke productdossier (bijv. een nauwkeuriger beschrijving van de weersomstandigheden in het Gailtal, historische gegevens of de toelichting op de bijzondere reputatie van Gailtaler Speck enz.) zijn in gestroomlijnde, tot de essentie teruggebrachte vorm in het nieuwe productdossier opgenomen zodat ze voldoen aan de doelstellingen van het nieuwe productdossier die in het begin zijn uiteengezet (zie „wijzigingen”). Hieraan is enkel toegevoegd dat o.a. de bereiding van een constant hoogwaardig product mogelijk wordt gemaakt door de menselijke expertise, zelfs bij ongunstige weersomstandigheden (bijv. bij een hogere buitentemperatuur; zie toelichtingen met betrekking tot koud roken).

Etikettering:

Punt 4.8 van de samenvatting (Etikettering):

„Het product wordt gemerkt door op een daartoe geëigende plaats van de zij van het spek of het deelstuk daarvan een label of lintje of een daarmee gelijkgesteld merkteken aan te brengen, waarop goed leesbaar en onuitwisbaar producent en controlenummer vermeld zijn. Het controlenummer moet geregistreerd worden in een productieprotocol („Speckprotokoll”) dat de producent aan de controlerende instantie moet kunnen voorleggen. Aan de hand van dit protocol, waarin voor elke partij spek de inachtneming van de productievoorschriften gedocumenteerd is, moet te allen tijde nagegaan kunnen worden of deze voorschriften inderdaad in acht genomen zijn. Gebruik van firma- of eigennamen is bij het merken van het product toegestaan, voor zover de consument daardoor niet misleid wordt.”

en punt 4.8 van het productdossier (Etikettering):

„Deelstukken die bestemd zijn voor het in de handel brengen van „Gailtaler Speck” worden gemerkt door op een daartoe geëigende plaats van de zij van het spek of het deelstuk daarvan een label of lintje of gelijkwaardig merkteken aan te brengen, waarop goed leesbaar en onuitwisbaar producent en controlenummer zijn vermeld. Het controlenummer bestaat uit een voor elk productiebedrijf specifiek keurmerk, de slachtdatum en het veterinaire controlenummer, dat weer specifiek is voor elk slachthuis. Het controlenummer moet geregistreerd worden in een productieprotocol („Speckprotokoll”), dat de producent aan het controleorgaan moet kunnen voorleggen. Aan de hand van dit protocol, waarin voor elke partij spek de inachtneming van de productievoorschriften gedocumenteerd is, moet te allen tijde nagegaan kunnen worden of deze voorschriften inderdaad in acht genomen zijn. De „Verein Gailtaler Speck — Naturarena Kärnten” heeft voor de documentatie van de bereidingswijze een zogenaamd „Speckprotokoll” opgesteld (zie Verein Gailtaler Speck — Naturarena Kärnten, 1999b, bijlage bij punt 4.2.). Producenten van „Gailtaler Speck” BGA zijn verplicht deze of een soortgelijke methode gebruiken om de toegepaste bereidingswijze te documenteren.

Het merkteken moet tot en met de laatste portie van elke verkochte partij spek duidelijk zichtbaar zijn. Kant-en-klaar verpakt „Gailtaler Speck” moet voorzien zijn van een etiket met daarop het controlenummer. Verpakkingen moeten gemaakt zijn van materialen die geschikt zijn om de houdbaarheid en kwaliteit van het product te waarborgen. Bij de etikettering moeten de overige wettelijke etiketterings-voorschriften in acht worden genomen.

In de toekomst moet de uniforme productpresentatie bestaan uit een nieuw ontwikkeld woord- en beeldmerk met de naam „Gailtaler Speck” en — indien de „beschermde geografische aanduiding” wordt toegekend — de vermelding „BGA”. Dat dient te gebeuren onder gebruikmaking van het communautaire logo, dat door de Europese Commissie wordt verstrekt.”

worden vervangen door de volgende tekst:

„Verpakte goederen moeten voorzien zijn van een etiket waarvan in het kijkvenster behalve het voorgeschreven EU-logo ook de naam „Gailtaler Speck -BGA” en het registratienummer van de spekproducent aangegeven moeten staan.”

Motivering:

Met het oog op het met de nieuwe versie van het productdossier uitgebreide traceerbaarheidssysteem (zie punt „Bewijs van oorsprong”) kunnen de eerder voorgeschreven identificatiemiddelen (label, lintje of gelijkwaardige manier van productidentificatie met inbegrip van aanduiding van de producent en het controlenummer) worden geschrapt.

Eveneens kan de informatie die tot nu toe op de verpakking was vermeld, zonder te worden vervangen, worden weggelaten, vooral omdat in die informatie de algemene doelstellingen (behoud van de kwaliteit en houdbaarheid) op uitputtende wijze werden vermeld, zonder dat gedetailleerde voorschriften voor de kwaliteit van het verpakkingsmateriaal of speciale verpakkingsvormen werden gespecificeerd.

Het gebruik van bedrijfs- of eigennamen in het kader van de productidentificatie moet toegestaan blijven, zonder dat daarvoor in de specificatie is een expliciete „toestemming” nodig is. De passage die daar tot nu toe betrekking op had is daarom vanwege overbodigheid ervan niet in het nieuwe productdossier opgenomen.

Overige

De contactgegevens van de bevoegde autoriteit en de aanvragende vereniging zijn sinds de bescherming van de naam gewijzigd en als volgt bijgewerkt:

1.

Bevoegde dienst van de lidstaat:

Naam:

Österreichisches Patentamt

Adres:

Dresdner Straße 87

1200 Wien

OOSTENRIJK

Tel.

+43 1534240

Fax

+43 153424535

E-mail:

Herkunftsangaben@patentamt.at

2.

Vereniging:

Naam:

„Gailtaler Speck — Naturarena Kärnten”

Adres:

c/o Albert Jank, 9620 Egg, Götzing 4, OOSTENRIJK

Tel.

+43 6504282000

E-mail:

albert.jank@gailtalerspeck.at

Soort product:

Door deze formele wijziging wordt de exacte naam van de productcategorie, namelijk „Categorie 1.2. Vleesproducten (gekookt, gepekeld, gerookt enz.)” overgenomen.

Controlerende instantie:

De nieuwe controlestructuur is terug te voeren op gewijzigde nationale wettelijke bepalingen, die voorzien in een ander systeem, waarbij inspecties door de overheid plaats hebben gemaakt voor inspecties door erkende particuliere controle-instanties. De controle wordt nu uitgeoefend door de volgende instantie:

agroVet GmbH

2202 Enzersfeld

OOSTENRIJK

Königsbrunnerstrasse 8

Mobiel: +43 6648487991

Fax +43 226267221333

E-mail: enzersfeld@agrovet.at

Hun specifieke taken worden in het productdossier als volgt vermeld:

„Verificatie van de producteigenschappen en van de in punt 4.4. „Bewijs van oorsprong” genoemde documenten en bewijsstukken op aannemelijkheid en naleving van het productdossier.”

De lijst van relevante, maar algemeen toepasselijke nationale wetgeving in het tot nu toe van toepassing zijnde punt „individueel-nationale wetgevingsbepalingen” wordt geschrapt aangezien dit punt niet langer als noodzakelijke inhoud van een productdossier te beschouwen is.

Bibliografie en bronvermelding

De volgende bijlagen zijn weggelaten of verwijderd omdat de inhoud ervan ofwel rechtstreeks in de tekst van het productdossier is opgenomen ofwel als gevolg van nieuwe regelgeving achterhaald is:

Verein Gailtaler Speck — Naturarena Kärnten (1999b): Gailtaler Speck-Richtlinien. Hermagor

Ziviltechnikerkanzlei Blechl & Piechl (1999): Kaart „Herkunft der Ausgangsproducte für den Gailtaler Speck”. Klagenfurt.

ENIG DOCUMENT

GAILTALER SPECK

EU-nr.: PGI-AT-0192-AM01 — 05.04.2017

BOB ( ) BGA ( X )

1.   Naam/Namen

„Gailtaler Speck”

2.   Lidstaat of derde land

Oostenrijk

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel

3.1.   Productcategorie

Categorie 1.2. Vleesproducten (gekookt, gepekeld, gerookt enz.)

3.2.   Beschrijving van het product waarop de in punt 1 vermelde naam van toepassing is

Bij Gailtaler Speck gaat het om rauw pekelvlees van niet geperst varkensvlees dat ontbeend is:

„Gailtaler Speck” kan in principe van alle stukken vlees worden bereid, ook uit hele zijden spek. De voorkeur gaat echter uit naar buik, korte rib, ribkarbonade, stomp of schouder.

„Gailtaler Speck” wordt onverpakt of verpakt, in zijn geheel, gedeeld of in plakken verkocht. Op hele stukken spek, ongeacht of ze verpakt of onverpakt zijn, is een rood of groen gekleurd, genummerd doordrukzegel aangebracht, die tot aan de ontvanger van de zegel kan worden getraceerd en waarop een afbeelding van een lachende varkenskop en het opschrift „Gailtaler Speck” zijn aangebracht.

Organoleptische kenmerken:

Aan de buitenkant is „Gailtaler Speck” goudgeel, op het snijvlak is het vetgedeelte duidelijk herkenbaar en helder wit, het spiervlees heeft een krachtig rode kleur. Het spek smaakt enigszins kruidig (zonder overheersende smaak van jeneverbes) en licht zoutig en wordt gekenmerkt door een uitgesproken pekel-, rook- en vleessmaak; ondanks het feit dat de consistentie van het vet steviger is dan dat van andere speksoorten, smelt het Gailtaler Speck op de tong en is het zacht.

3.3.   Dierenvoer (alleen voor producten van dierlijke oorsprong) en grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)

De grondstof is afkomstig van varkens van de volgende rassen die in de afgebakende regio zijn geboren, gehouden en gemest: landvarkens, veredelde landvarkens („Edelschwein”), Duroc-varkens, Zwabisch-Hallse zadelvarkens en kruisingen tussen deze rassen. Bovendien mogen deze rassen worden gekruist met piétrainvarkens als vaderdieren. Er mogen biggen met een maximumgewicht van 31 kg van een andere herkomst worden aangekocht mits ze aan deze eisen voldoen.

De dieren mogen uitsluitend voer krijgen dat bevorderlijk is voor hun langzame groei. Over de gehele mestperiode mag de dagelijkse gewichtstoename van maximaal 750 gram niet worden overschreden. Vloeibaar voer (bijv. natte maïs, natte soja) is verboden. Maïs en sojabonen zijn slechts toegestaan in geringe hoeveelheden van minder dan 20 % soja en minder dan 10 % maïs op het totale gehalte aan droge substantie. In geen geval mogen er middelen ter vetmesting, anabole stoffen of hormonen aan de voedermiddelen worden toegevoegd. Ook dient het gebruik van chemische en antibiotische groeibevorderaars vanaf het begin van de mestperiode achterwege te blijven. Pas vanaf een levend gewicht van minimaal 120 kg zijn varkens klaar voor de slacht.

3.4.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het geografisch afgebakende gebied moeten plaatsvinden

Het mesten van de biggen, het uitsnijden van het vlees en de bereiding van het spek zelf (pekelen, roken en rijpen) moeten plaatsvinden bij een in het geografisch afgebakende gebied liggend bedrijf dat door de „centrale registratieautoriteit” van de aanvragende groepering is geregistreerd.

3.5.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, wrijven, verpakken enz. van het product met de geregistreerde naam

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering van het product met de geregistreerde naam

Verpakte goederen moeten voorzien zijn van een etiket waarvan in het kijkvenster behalve het voorgeschreven EU-symbool ook de aanduiding „Gailtaler Speck -BGA” en het registratienummer van de spekproducent moeten zijn aangegeven.

4.   Beknopte beschrijving van het geografisch afgebakende gebied

Het geografische gebied bevindt zich in de Oostenrijkse deelstaat Karinthië en bestaat uit de volgende gemeenten: Dellach, Feistritz an der Gail, Gitschtal, Hermagor, Hohenthurn, Kirchbach, Kötschach-Mauthen, Nötsch im Gailtal en St. Stefan im Gailtal.

5.   Verband met het geografische gebied

Specifieke kenmerken van het gebied:

Natuurlijke factoren

Het Karinthische Gailtal maakt behoudens enige afwijkingen deel uit van de gematigde klimaatzone van Midden-Europa. De bergen waardoor het omgeven wordt lopen vanaf het westen in oostelijke richting waardoor er sprake is van uitgesproken zonnige en schaduwrijke zijden alsmede van loef- en leizijden. Tegelijkertijd beschermen de bergen het Gailtal tegen naderende storingen en zwakken ze de heersende westelijke weersomstandigheden af. Hierdoor kent het Gailtal, over het hele jaar bekeken, in vergelijking met andere gebieden in Karinthië een bovengemiddeld hoog aantal zonuren van meer dan 50 procent. Het Gailtal kent echter vooral in de herfst en de winter heel gunstige omstandigheden. Daardoor is ook de luchtvochtigheid in het Gailtal het hele jaar door zeer constant.

De temperaturen in het afgebakende gebied liggen gemiddeld iets lager dan in het Klagenfurter bekken; en door de hogere ligging van het Gailtal zijn ze ook gelijkmatiger, d.w.z. er zijn minder uitgesproken extremen.

Doordat de vallei van west naar oost loopt, door de constante temperatuur en luchtvochtigheid, de overvloedige zonneschijn en dus geringe bewolking en mist in de winter en de kenmerkende zuidenwind, die als gevolg van de sterke invloed van het Vb-weerfront voor heldere luchten zorgen, zijn in zijn totaliteit in het Gailtal de omstandigheden voor de spekproductie optimaal.

Menselijke factoren

De inwoners van het Gailtal kennen een spektraditie die kan worden teruggeleid tot de 9e eeuw en hebben een uitgebreide, op ervaring gebaseerde kennis van hoe men door navolging van bepaalde productiemethoden voor de grondstoffen (toegestane dierenrassen, voer gericht op langzame groei) en met gebruikmaking van de klimatologische omstandigheden van het gebied een dergelijk uniek en onmiskenbaar product van hoge kwaliteit als het „Gailtaler Speck” kan bereiden. Die eeuwenlange praktijkervaring met de meest uiteenlopende invloeden op de kwaliteit van het „Gailtaler Speck” (o.a. kennis van storende invloedrijke factoren, van de oorzaken van kwaliteitsafwijkingen en van onder invloed van de omgeving veranderende grondstofeigenschappen en hoe die daarmee om te gaan) is van cruciaal belang om een product van constante kwaliteit te kunnen produceren.

Specifieke kenmerken van het product

„Gailtaler Speck” heeft een relatief hoog vetgehalte met een kenmerkende stevigheid, dat evenwel bij consumptie een aangenaam, zacht gevoel in de mond achterlaat en op de tong smelt. Samen met de onder punt 3.2 beschreven smaak resulteert dit in een voor de kenner uniek, duidelijk herkenbaar product.

Oorzakelijk verband tussen het gebied en de kenmerken van het product

Dit verband blijkt in de eerste plaats uit de effecten van de van generatie op generatie overgeleverde regionale productiemethode. Hierdoor krijgt het „Gailtaler Speck” zijn bijzondere karakter, waaraan het weer zijn huidige hoge reputatie te danken heeft.

De kennis die in de regio is ontwikkeld en die door de eeuwen heen is overgeleverd en verfijnd, wordt in alle stadia van de bereiding toegepast:

—   Het selecteren en fokken van de dieren

Voor de productie zijn alleen varkensrassen toegestaan, die op grond van de ervaring in samenhang met het langzame mesten en het toegestane voer, het gewenste, relatief hogere vetgehalte garanderen. Het hogere vetgehalte kan bijvoorbeeld niet in centimeters worden bepaald, omdat Gailtaler Speck een natuurlijk product is en het vetgehalte sterk varieert tussen gecastreerde en vrouwelijke dieren en tussen de verschillende vleesdelen. Door de langere levensduur van de varkens (beperking van de dagelijks gewichtstoename) die voor de bereiding van Gailtaler Speck worden gebruikt en door het hogere minimale levend gewicht bij de slacht (dit is minstens 120 kilo in plaats van het voor Europa gebruikelijke gemiddelde van 85 kilo bij een normale spekproductie) ligt het vetgehalte van Gailtaler Speck echter aanzienlijk hoger dan dat van vergelijkbare producten.

Opnieuw is de bijzondere stevigheid van het vet in Gailtaler Speck is toe te schrijven aan de speciale voedering van varkens met een zeer laag maïsgehalte (max. 10 % in plaats van het in heel Europa gebruikelijke maximum van 70 %). Bij een meer op maïs gerichte voedering zou het gehalte aan linolzuur (= meervoudig onverzadigd vetzuur) in het vlees toenemen, waardoor het spek enerzijds vatbaarder voor oxidatie en gemakkelijker ranzig zou worden en anderzijds het smeltpunt ervan zou veranderen. Dit zou dan weer van invloed zijn op de consistentie of typische stevigheid van het spek.

—   Bereidingswijze

De keuze van de specerijen, de bepaling van de duur van de pekelfase en de wijze waarop het rookproces wordt afgestemd op de heersende temperatuur en luchtvochtigheid dragen bij aan het uiterlijk van het product, het typische licht zoutige en licht kruidige aroma alsmede aan de kenmerkende pekel-, rook- en vleessmaak van Gailtaler Speck. Door de reeds genoemde speciale stevigheid van het vetgedeelte mag het Gailtaler Speck — naast het traditionele koud roken -, zoals is vastgelegd, bij een hogere buitentemperatuur in rookkamers zonder koeling worden gerookt. Vet dat zachter is zou zich bij hogere temperaturen in grotere hoeveelheden afscheiden, wat tot een sterkere oplosbaarheid van de rook zou leiden en daarmee verbonden smaakafwijkingen.

De beluchting, het drogen en de rijping vinden plaats met gebruikmaking van de hierboven beschreven voordelen van het regionale klimaat en zijn samen met de ervaring van de lokale spekproducenten om de ideale rijpheidsgraad te herkennen van de afzonderlijke, niet geperste stukken spek, die daarom een verschillende dikte hebben, van doorslaggevend belang voor de consistentie en de houdbaarheid van het product.

Bij de bereiding van „Gailtaler Speck” in moderne geklimatiseerde rookkamers worden deze ervaringsgegevens verwerkt in de programmering van de gestuurde werking van die installaties. Hierdoor ontstaat er een bereidingsproces dat vergelijkbaar is met een door mensenhanden aangestuurd proces.

Gailtaler Speck onderscheidt zich van andere spekproducten in aangrenzende regio’s door zijn smaak en consistentie, die hebben bijgedragen aan zijn snel groeiende populariteit.

Dit komt o.a. tot uiting in het jaarlijks terugkerende „Speckfest” in Hermagor, de centrale plaats in het Gailtal. Het festival vormt in het eerste weekend van juni voor tienduizenden bezoekers uit binnen- en buitenland de aanleiding om naar het Gailtal te komen, ter plaatse de „Gailtaler Speck” te proeven en ook een stukje mee naar huis te nemen.

Het belang van „Gailtaler Speck” als typisch Karinthisch product werd in 2005 erkend door het feit dat het gebied van herkomst is opgenomen in de lijst van gerenommeerde regio’s met culinaire specialiteiten van Oostenrijk, waaraan weer terugkerende marketing- en toeristische initiatieven zijn gekoppeld.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier

(artikel 6, lid 1, tweede alinea, van de onderhavige verordening)

De volledige tekst van het productdossier is te vinden op:

https://www.patentamt.at/herkunftsangaben/gailtalerspeck/


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.