ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 339

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

60e jaargang
10 oktober 2017


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2017/C 339/01

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.8554 — CIC/Logicor Business) ( 1 )

1

2017/C 339/02

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.8619 — Bridgepoint/Miller Homes) ( 1 )

1

2017/C 339/03

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.8604 — Xella International/Ursa) ( 1 )

2


 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Raad

2017/C 339/04

Besluit van de Raad van 9 oktober 2017 tot benoeming van een plaatsvervangend lid van de raad van bestuur van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden, voor Frankrijk

3

2017/C 339/05

De volgende informatie wordt ter kennis gebracht van ABDOLLAHI Hamed (alias Mustafa Abdullahi), AL NASSER Abdelkarim Hussein Mohamed, AL YACOUB Ibrahim Salih Mohammed, ARBABSIAR Manssor (alias Mansour Arbabsiar), IZZ AL DIN Hasan (alias GARBAYA, Ahmed; alias SA ID; alias SALWWAN, Samir), SHAHLAI Abdul Reza (alias Abdol Reza Shala’i, alias Abd-al Reza Shalai, alias Abdorreza Shahlai, alias Abdolreza Shahla’i, alias Abdul-Reza Shahlaee, alias Hajj Yusef, alias Haji Yusif, alias Hajji Yasir, alias Hajji Yusif, alias Yusuf Abu-al-Karkh), SHAKURI Ali Gholam en SOLEIMANI Qasem (alias Ghasem Soleymani, alias Qasmi Sulayman, alias Qasem Soleymani, alias Qasem Solaimani, alias Qasem Salimani, alias Qasem Solemani, alias Qasem Sulaimani, alias Qasem Sulemani) — zijnde personen die zijn vermeld op de lijst als bedoeld in artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme (Zie de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1420 van de Raad van 4 augustus 2017)

5

 

Europese Commissie

2017/C 339/06

Wisselkoersen van de euro

6


 

V   Bekendmakingen

 

BESTUURLIJKE PROCEDURES

 

Europese Commissie

2017/C 339/07

Oproep tot het indienen van voorstellen — Steun voor voorlichtingsmaatregelen op het gebied van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) voor 2018

7

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2017/C 339/08

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.8635 — Sojitz/KEPCO/Luricawne/Fixarra/Evalair/Plum) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

23


 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

 


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

10.10.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 339/1


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.8554 — CIC/Logicor Business)

(Voor de EER relevante tekst)

(2017/C 339/01)

Op 18 september 2017 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32017M8554. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


10.10.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 339/1


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.8619 — Bridgepoint/Miller Homes)

(Voor de EER relevante tekst)

(2017/C 339/02)

Op 22 september 2017 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32017M8619. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


10.10.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 339/2


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.8604 — Xella International/Ursa)

(Voor de EER relevante tekst)

(2017/C 339/03)

Op 4 oktober 2017 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32017M8604. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Raad

10.10.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 339/3


BESLUIT VAN DE RAAD

van 9 oktober 2017

tot benoeming van een plaatsvervangend lid van de raad van bestuur van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden, voor Frankrijk

(2017/C 339/04)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 1365/75 van de Raad van 26 mei 1975 betreffende de oprichting van een Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (1), en met name artikel 6,

Gezien de voordrachten die door de regeringen van de lidstaten en door de werknemers- en de werkgeversorganisaties bij de Raad zijn ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij besluit van 28 november 2016 (2) heeft de Raad de gewone en de plaatsvervangende leden van de raad van bestuur van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden benoemd voor het tijdvak dat afloopt op 30 november 2019.

(2)

De werknemersorganisatie ETUC heeft een kandidaat voor een vacante zetel voorgedragen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De volgende persoon wordt benoemd tot plaatsvervangend lid van de raad van bestuur van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden voor Frankrijk:

I.   VERTEGENWOORDIGERS VAN DE WERKNEMERSORGANISATIES

Land

Lid

Plaatsvervangend lid

Frankrijk

 

de heer Romain LASSERRE

Artikel 2

De Raad benoemt de nog niet voorgedragen leden en plaatsvervangende leden op een later tijdstip.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 9 oktober 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

S. KIISLER


(1)  PB L 139 van 30.5.1975, blz. 1.

(2)  Besluit van de Raad van 28 november 2016 tot benoeming van de leden en de plaatsvervangende leden van de raad van bestuur van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (PB C 447 van 1.12.2016, blz. 2).


10.10.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 339/5


De volgende informatie wordt ter kennis gebracht van ABDOLLAHI Hamed (alias Mustafa Abdullahi), AL NASSER Abdelkarim Hussein Mohamed, AL YACOUB Ibrahim Salih Mohammed, ARBABSIAR Manssor (alias Mansour Arbabsiar), IZZ AL DIN Hasan (alias GARBAYA, Ahmed; alias SA ID; alias SALWWAN, Samir), SHAHLAI Abdul Reza (alias Abdol Reza Shala’i, alias Abd-al Reza Shalai, alias Abdorreza Shahlai, alias Abdolreza Shahla’i, alias Abdul-Reza Shahlaee, alias Hajj Yusef, alias Haji Yusif, alias Hajji Yasir, alias Hajji Yusif, alias Yusuf Abu-al-Karkh), SHAKURI Ali Gholam en SOLEIMANI Qasem (alias Ghasem Soleymani, alias Qasmi Sulayman, alias Qasem Soleymani, alias Qasem Solaimani, alias Qasem Salimani, alias Qasem Solemani, alias Qasem Sulaimani, alias Qasem Sulemani) — zijnde personen die zijn vermeld op de lijst als bedoeld in artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme

(Zie de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1420 van de Raad van 4 augustus 2017)

(2017/C 339/05)

De volgende informatie wordt ter kennis gebracht van de bovengenoemde personen die op de lijst in Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1420 van de Raad (1) zijn geplaatst.

In Verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad (2) is bepaald dat alle tegoeden, andere financiële activa en economische middelen die in het bezit zijn van de betrokken personen, worden bevroren en dat aan deze personen, noch direct, noch indirect tegoeden, andere financiële activa of economische middelen ter beschikking mogen worden gesteld.

De Raad heeft nieuwe informatie ontvangen die relevant is voor de plaatsing op de lijst van de bovengenoemde personen. Op grond van die nieuwe informatie heeft de Raad zijn motiveringen dienovereenkomstig gewijzigd.

De betrokken personen kunnen de Raad verzoeken zijn geactualiseerde motiveringen voor de handhaving op bovengenoemde lijst aan hen mede te delen. Dergelijke verzoeken dienen als volgt te worden geadresseerd:

Raad van de Europese Unie (t.a.v. COMET designations)

Wetstraat 175

1048 Brussel

BELGIË

E-mail: sanctions@consilium.europa.eu

Deze verzoeken dienen uiterlijk op 16 oktober 2017 te worden ingediend.

De betrokken personen kunnen te allen tijde, onder overlegging van eventuele bewijsstukken, de Raad verzoeken om heroverweging van het besluit om hem of haar op de lijst te plaatsen en te handhaven; dat verzoek dient aan bovengenoemd adres te worden gericht. Het verzoek zal bij ontvangst worden behandeld. In dat verband worden de betrokken personen erop geattendeerd dat de lijst overeenkomstig artikel 1, lid 6, van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB (3) regelmatig door de Raad wordt geëvalueerd. Om bij de volgende evaluatie te kunnen worden behandeld, dienen verzoeken uiterlijk op 8 november 2017 te worden ingediend.

De betrokken personen worden erop geattendeerd dat zij bij de in de bijlage bij de verordening vermelde bevoegde instanties van de betrokken lidstaat of lidstaten een machtiging tot het gebruik van bevroren tegoeden voor essentiële behoeften of specifieke betalingen kunnen aanvragen (zie artikel 5, lid 2, van de verordening).


(1)  PB L 204 van 5.8.2017, blz. 3.

(2)  PB L 344 van 28.12.2001, blz. 70.

(3)  PB L 344 van 28.12.2001, blz. 93.


Europese Commissie

10.10.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 339/6


Wisselkoersen van de euro (1)

9 oktober 2017

(2017/C 339/06)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,1746

JPY

Japanse yen

132,36

DKK

Deense kroon

7,4430

GBP

Pond sterling

0,89195

SEK

Zweedse kroon

9,5348

CHF

Zwitserse frank

1,1497

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

9,3788

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

25,893

HUF

Hongaarse forint

312,32

PLN

Poolse zloty

4,3077

RON

Roemeense leu

4,5754

TRY

Turkse lira

4,3636

AUD

Australische dollar

1,5142

CAD

Canadese dollar

1,4731

HKD

Hongkongse dollar

9,1685

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,6588

SGD

Singaporese dollar

1,6013

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 343,11

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

16,1990

CNY

Chinese yuan renminbi

7,7788

HRK

Kroatische kuna

7,5025

IDR

Indonesische roepia

15 897,04

MYR

Maleisische ringgit

4,9709

PHP

Filipijnse peso

60,189

RUB

Russische roebel

68,5379

THB

Thaise baht

39,214

BRL

Braziliaanse real

3,7168

MXN

Mexicaanse peso

21,8840

INR

Indiase roepie

76,7625


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


V Bekendmakingen

BESTUURLIJKE PROCEDURES

Europese Commissie

10.10.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 339/7


OPROEP TOT HET INDIENEN VAN VOORSTELLEN

„Steun voor voorlichtingsmaatregelen op het gebied van het gemeenschappelijk landbouwbeleid” (GLB) voor 2018

(2017/C 339/07)

1.   INLEIDING — ACHTERGROND

Deze oproep tot het indienen van voorstellen is gebaseerd op Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (1).

Deze oproep tot het indienen van voorstellen dient tevens in overeenstemming te zijn met Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (2), zoals gewijzigd, en met Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (3), zoals gewijzigd.

In deze oproep wordt verzocht om de indiening van voorstellen ter financiering van in artikel 45 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde voorlichtingsmaatregelen met middelen uit de begroting voor 2018.

Een voorlichtingsmaatregel bestaat uit een op zichzelf staand, samenhangend geheel van voorlichtingsactiviteiten met een eigen aparte begroting.

2.   DOELSTELLINGEN, THEMA(’S) EN DOELPUBLIEK

2.1.   Doelstellingen

Het algemene doel van de oproep is bouwen aan vertrouwen in de Europese Unie en bij de burger binnen en buiten de landbouwgemeenschap. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) is een beleid voor alle EU-burgers en de baten ervan voor de burger moeten duidelijk worden aangetoond. De hoofdthema’s en -boodschappen moeten volledig stroken met de door de Commissie gestelde wettelijke eis om voorlichtingsmaatregelen op het gebied van het GLB uit te voeren in de zin van artikel 45 van Verordening (EU) nr. 1306/2013.

Voor het grote publiek — het publiek bewust maken van de relevantie van de steun die de EU via het GLB verleent voor landbouw- en plattelandsontwikkeling.

Voor belanghebbende partijen — contacten leggen met deze partijen (voornamelijk landbouwers en andere partijen die actief zijn in plattelandsgebieden) zodat zij op hun beurt met hun achterban en het bredere publiek communiceren over het GLB.

2.2.   Thema

De voorstellen voor voorlichtingsmaatregelen moeten illustreren hoe het GLB onverminderd bijdraagt aan de politieke prioriteiten van de Europese Commissie.

Zij moeten weerspiegelen dat het GLB een beleid is voor alle burgers van de Europese Unie, dat op tal van manieren bijdraagt tot hun leven en bouwt aan vertrouwen in de Unie en bij de burger binnen en buiten de landbouwgemeenschap.

De voorstellen moeten in het bijzonder gaan over de bijdrage van het GLB aan:

het stimuleren van werkgelegenheid, groei en investeringen in plattelandsgebieden en het in stand houden van levensvatbare plattelandsgemeenschappen in de hele EU;

het bevorderen van kennis, innovatie en digitalisering in de landbouwsector;

het bevorderen van milieuduurzaamheid en klimaatveerkracht;

het aanmoedigen van generatievernieuwing en het verstevigen van het sociaaleconomisch weefsel van plattelandsgebieden;

het waarborgen van een billijke prijs voor landbouwers in de voedselketen, teneinde de Europese landbouwproductie levensvatbaar te houden en de toekomst van het familiebedrijfmodel te vrijwaren;

het bevorderen van gezonde eetgewoonten bij kinderen en volwassenen door de consumptie van veilig en op duurzame wijze geproduceerd voedsel van hoge kwaliteit te promoten en door landbouwproducten te verdelen via de EU-schoolregeling, als een belangrijke bijdrage aan het Commissie-initiatief voor een gezond leven.

2.3.   Doelpubliek

Het doelpubliek voor het thema onder punt 2.2 is het brede publiek (vooral jonge mensen in stedelijke gebieden) en/of landbouwers en andere partijen die actief zijn in rurale gebieden.

Meer in het bijzonder:

Schoolkinderen, onderwijzend personeel en universiteitsstudenten: er moet een innovatieve aanpak worden gebruikt om jonge mensen te bereiken en hen bewust te maken van het GLB en de bijdrage ervan op tal van gebieden, zoals klimaatverandering, voeding, gezond en kwalitatief goed eten als levensstijlkeuze — ook in verband met de nieuwe EU-schoolregeling voor melk, groenten en fruit die op 1 augustus 2017 in werking is getreden.

Algemeen publiek: door in te zetten op voorlichting over het GLB gaat de aandacht in plaats van naar de inhoud van het beleid veeleer naar het aanpakken van op- of misvattingen over de Europese landbouw en de rol van de landbouw in de samenleving. Het grote publiek moet ook meer inzicht krijgen in de enorme bijdrage die de landbouw- en voedingssector in de EU levert in de bredere economische context in de EU.

Belanghebbenden: zij moeten bewuster worden gemaakt van de bijdrage van het GLB als ondersteuning van de economische groei in plattelandsgebieden, met name via kleine en middelgrote ondernemingen/het midden- en kleinbedrijf. De bijdrage die wordt geleverd via de plattelandsontwikkelingsprogramma’s moet worden gepromoot. Via deze programma’s investeert de EU in de periode 2014-2020 bijna 100 miljard EUR in de ontwikkeling van de plattelandsgebieden in Europa. Voorts moet aandacht worden besteed aan de steun voor duurzame productiemethoden en andere maatregelen ter vermindering van en aanpassing aan klimaatverandering.

3.   INDICATIEF TIJDSCHEMA

 

Fase

Datum en periode

a)

Bekendmaking van de oproep

oktober 2017

b)

Uiterste datum voor indiening van aanvragen

15 december 2017

c)

Evaluatieperiode

februari 2018

d)

Kennisgeving aan de aanvragers

maart 2018

e)

Ondertekening van de subsidieovereenkomsten

april 2018

De maximale looptijd van de voorlichtingsmaatregelen is twaalf maanden.

4.   BESCHIKBARE BEGROTING

De totale begrotingsmiddelen die voor de medefinanciering van voorlichtingsmaatregelen worden geoormerkt, worden geraamd op 4 000 000 EUR.

De maximale subsidie bedraagt 500 000 EUR.

Dit bedrag is afhankelijk van de beschikbaarheid van de kredieten die zijn opgenomen in de ontwerpbegroting 2018 na vaststelling van de begroting 2018 door de begrotingsautoriteit of waarin is voorzien in de voorlopige twaalfden.

De Commissie behoudt zich het recht voor niet alle beschikbare middelen toe te wijzen.

5.   ONTVANKELIJKHEIDSVEREISTEN

Aanvragen moeten uiterlijk op de in punt 3 genoemde uiterste datum voor indiening van aanvragen zijn verstuurd (zie ook punt 14 voor het adres).

De aanvragen moeten schriftelijk worden ingediend (zie punt 14) aan de hand van de aanvraagformulieren en de begrotingsgerelateerde formulieren die beschikbaar zijn op http://ec.europa.eu/agriculture/grants-for-information-measures_nl

De aanvragen moeten in een van de officiële talen van de EU zijn opgesteld. Met het oog op een snelle verwerking van de aanvragen worden de aanvragers evenwel verzocht om hun aanvraag in het Engels, het Frans of het Duits in te dienen.

In het kader van deze oproep mag slechts één aanvraag per aanvrager (incl. afzonderlijke belastbare entiteiten) worden ingediend.

Aanvragen die niet aan deze voorwaarden voldoen, kunnen worden afgewezen.

6.   SUBSIDIABILITEITSCRITERIA

6.1.   Subsidiabele aanvragers

De aanvrager (en eventuele met hem verbonden entiteiten) is een juridische entiteit die in een EU-lidstaat is gevestigd.

Entiteiten die volgens de toepasselijke nationale wetgeving geen rechtspersoonlijkheid hebben, kunnen subsidiabele aanvragers zijn mits hun vertegenwoordigers bevoegd zijn namens de entiteit juridische verbintenissen aan te gaan, en zij garanties voor de bescherming van de financiële belangen van de Unie bieden die gelijkwaardig zijn aan de door rechtspersonen geboden garanties.

De bewijsstukken moeten samen met het aanvraagformulier worden ingediend.

Natuurlijke personen en entiteiten die zijn opgericht met als enige doel de uitvoering van een voorlichtingsmaatregel in het kader van deze oproep tot het indienen van voorstellen, zijn geen subsidiabele aanvragers.

Voorbeelden van subsidiabele organisaties:

(particuliere of openbare) non-profitorganisaties;

(nationale, regionale of lokale) overheden;

Europese verenigingen;

universiteiten;

onderwijsinstellingen;

onderzoekscentra;

particuliere bedrijven (die bijvoorbeeld actief zijn op het gebied van communicatiemedia).

Verbonden entiteiten

Juridische entiteiten die met de aanvrager een juridische of financiële band hebben die niet beperkt blijft tot de voorlichtingsmaatregel noch tot stand is gebracht met als enige doel de uitvoering van de maatregel (zoals leden van netwerken, federaties, vakverenigingen), mogen als met de aanvrager verbonden entiteiten aan de voorlichtingsmaatregel deelnemen en mogen subsidiabele kosten declareren overeenkomstig punt 11.2.

De juridische en de financiële band mogen niet beperkt blijven tot de voorlichtingsmaatregel of alleen voor de uitvoering ervan tot stand zijn gebracht. Dat betekent dat de band ook zou bestaan als de subsidie niet zou worden toegekend, reeds moet bestaan vóór de oproep tot het indienen van voorstellen en moet blijven bestaan na het einde van de voorlichtingsmaatregel.

Om het bestaan van een juridische en een financiële band na te gaan, moet rekening worden gehouden met drie elementen:

i)

zeggenschap, zoals gedefinieerd in Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (4)

Met de begunstigde verbonden entiteiten zijn onder meer:

entiteiten waarover de begunstigde direct of indirect zeggenschap heeft (dochterondernemingen of filialen van het eerste niveau). Het kan ook gaan om entiteiten waarover een entiteit zeggenschap heeft waarover de begunstigde zeggenschap heeft (kleindochterondernemingen of filialen van het tweede niveau). Dit geldt eveneens voor verdere niveaus van zeggenschap;

entiteiten die direct of indirect zeggenschap over de begunstigde hebben (moederondernemingen). Zo kan het ook gaan om entiteiten die zeggenschap hebben over een entiteit die zeggenschap heeft over de begunstigde;

entiteiten die onder dezelfde directe of indirecte zeggenschap staan als de begunstigde (zusterondernemingen);

ii)

lidmaatschap, d.w.z. de begunstigde is juridisch gedefinieerd als bv. een netwerk, federatie of vereniging waarin ook de voorgestelde verbonden entiteiten deelnemen, of de begunstigde neemt deel in dezelfde entiteit (bv. netwerk, federatie, vereniging) als de voorgestelde verbonden entiteiten;

iii)

specifieke gevallen: overheidsinstanties en overheidsbedrijven.

Overheidsbedrijven en overheidsinstanties (entiteiten die als dusdanig zijn opgericht volgens nationaal, Europees of internationaal recht) worden niet altijd als verbonden entiteiten beschouwd (bv. openbare universiteiten of onderzoekscentra).

In het publieke domein wordt onder het begrip „verbonden” het volgende verstaan:

in het geval van een gedecentraliseerd bestuur (bv. nationale, regionale of lokale ministeries, in het geval van afzonderlijke juridische entiteiten) kunnen de verschillende niveaus van de bestuurlijke structuur worden beschouwd als zijnde verbonden met de Staat;

een overheidsinstantie die met een bestuurlijk doel door een overheid is opgericht en die onder toezicht van die overheid staat. Deze voorwaarde moet worden geverifieerd aan de hand van de statuten of andere handelingen tot oprichting van de overheidsinstantie. Dat betekent niet noodzakelijk dat de overheidsinstantie geheel of gedeeltelijk wordt gefinancierd uit de overheidsbegroting (bv. nationale scholen die met de Staat verbonden zijn).

Volgende entiteiten zijn niet met de begunstigde verbonden:

entiteiten die een aanbestedingscontract of uitbestedingscontract met de begunstigde hebben gesloten en die voor de begunstigde optreden als concessiehouders of delegatiehouders voor overheidsdiensten,

entiteiten die financiële steun van de begunstigde ontvangen,

entiteiten die op regelmatige basis met de begunstigde samenwerken op grond van een memorandum van overeenstemming of die bepaalde activa delen,

entiteiten die in het kader van de subsidieovereenkomst een consortiumovereenkomst hebben getekend,

entiteiten die een samenwerkingsovereenkomst voor twinningprojecten hebben getekend.

Aanvragers met entiteiten die met hen verbonden zijn en aan de voorlichtingsmaatregel deelnemen, moeten in hun aanvraag:

dergelijke verbonden entiteiten vermelden in het formulier;

de schriftelijke instemming van deze verbonden entiteiten opnemen;

de bewijsstukken opnemen aan de hand waarvan kan worden nagegaan of deze entiteiten voldoen aan de subsidiabiliteitscriteria en de niet-uitsluitingscriteria.

Om de geschiktheid van de aanvrager te kunnen beoordelen, moeten voor de aanvrager en de met hem verbonden entiteiten de volgende bewijsstukken worden ingediend.

privaatrechtelijke entiteit: uittreksel uit het staatsblad, kopie van de statuten, uittreksel uit het handels- of verenigingenregister, bewijs van btw-plicht (indien het nummer in het handelsregister en het btw-nummer identiek zijn, zoals in sommige landen het geval is, is slechts een van die documenten vereist);

publiekrechtelijke entiteit: kopie van de resolutie, het besluit of ander officieel document tot oprichting van de publiekrechtelijke entiteit;

entiteit zonder rechtspersoonlijkheid: documenten die aantonen dat de vertegenwoordiger(s) van de entiteit bevoegd is (zijn) namens de entiteit juridische verbintenissen aan te gaan.

Voor Britse aanvragers: gelieve er rekening mee te houden dat gedurende het hele subsidietijdvak aan de subsidiabiliteitscriteria dient te worden voldaan. Indien het Verenigd Koninkrijk tijdens het subsidietijdvak uit de EU treedt zonder dat een overeenkomst met de EU is gesloten waarin wordt gegarandeerd dat Britse aanvragers in aanmerking blijven komen, wordt uw financiering door de EU stopgezet (waarbij u indien mogelijk zal kunnen blijven deelnemen), of moet u het project overeenkomstig artikel II.17 (Opzegging van de overeenkomst door de Commissie) van de subsidieovereenkomst verlaten.

6.2.   In het kader van deze oproep subsidiabele activiteiten/Uitvoeringsperiode

A.

De voorlichtingsmaatregelen moeten een of meer activiteiten uit de volgende (niet-volledige) lijst bevatten:

productie en distributie van multimedia- of audiovisueel materiaal;

productie en distributie van drukwerk (publicaties, posters enz.);

het opzetten van internetinstrumenten en socialenetwerkinstrumenten;

media-evenementen;

conferenties, seminars, workshops (bij voorkeur met webstreaming) en studies over onderwerpen in verband met het GLB;

evenementen van het type „boerderij in de stad” om het belang van de landbouw aan de stadsbevolking te helpen uitleggen;

evenementen van het type „open boerderij” om de rol van de landbouw aanschouwelijk te maken voor de burger (bv. aan de hand van beste praktijken of innovatieprojecten);

statische of mobiele tentoonstellingen of infopunten.

B.

De voorlichtingsmaatregelen moeten worden uitgevoerd:

op multiregionaal of nationaal niveau;

op het niveau van de Europese Unie (in ten minste twee lidstaten).

C.

De volgende activiteiten zijn niet subsidiabel:

wettelijk opgelegde maatregelen;

maatregelen die in het kader van een ander begrotingsonderdeel door de EU worden gefinancierd;

algemene of statutaire vergaderingen;

financiële steun aan derden.

D.

Indicatieve periode voor de uitvoering van de voorlichtingsmaatregelen

De indicatieve periode voor de uitvoering van de voorlichtingsmaatregelen is 1 mei 2018-30 april 2019.

De maximale looptijd van de voorlichtingsmaatregelen is twaalf maanden.

7.   UITSLUITINGSCRITERIA

7.1.   Uitsluiting

In de volgende gevallen sluit de ordonnateur een aanvrager uit van deelname aan procedures voor oproepen tot het indienen van voorstellen:

a)

de aanvrager is failliet, onderworpen aan insolventie- of liquidatieprocedures, zijn activa worden beheerd door een curator of een rechtbank, hij heeft een regeling met schuldeisers getroffen, zijn werkzaamheden zijn gestaakt of hij verkeert in een andere vergelijkbare toestand als gevolg van een soortgelijke procedure uit hoofde van nationale wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen;

b)

in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat de aanvrager niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen tot betaling van belastingen of socialezekerheidsbijdragen volgens het recht van het land waar hij is gevestigd, van het land waar de ordonnateur is gevestigd, dan wel van het land waar de opdracht wordt uitgevoerd;

c)

in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat de aanvrager een ernstige beroepsfout heeft gemaakt doordat hij de toepasselijke wet- of regelgeving of de ethische normen van de beroepsgroep waartoe hij behoort, heeft overtreden of doordat hij onrechtmatig gedrag heeft vertoond dat invloed heeft op zijn professionele geloofwaardigheid wanneer dit gedrag voortvloeit uit kwaad opzet of grove nalatigheid, met name:

i)

het op frauduleuze of nalatige wijze afleggen van valse verklaringen over de informatie die wordt verlangd voor de verificatie van de afwezigheid van gronden voor uitsluiting of de vervulling van selectiecriteria of bij de uitvoering van een opdracht, een subsidieovereenkomst of een subsidiebesluit;

ii)

het sluiten van een overeenkomst met andere aanvragers met als doel de mededinging te vervalsen;

iii)

het schenden van intellectuele-eigendomsrechten;

iv)

het pogen het besluitvormingsproces van de Commissie tijdens de gunningsprocedure te beïnvloeden;

v)

het pogen vertrouwelijke informatie te verkrijgen die de persoon onrechtmatige voordelen kan opleveren in de gunningsprocedure;

d)

in een definitieve rechterlijke beslissing is vastgesteld dat de aanvrager zich schuldig heeft gemaakt aan een van de volgende feiten:

i)

fraude in de zin van artikel 1 van de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen, vastgesteld bij akte van de Raad van 26 juli 1995;

ii)

corruptie, als omschreven in artikel 3 van de Overeenkomst ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn, vastgesteld bij akte van de Raad van 26 mei 1997, en in artikel 2, lid 1, van Kaderbesluit 2003/568/JBZ van de Raad (5), alsook corruptie als omschreven in het recht van het land waar de aanbestedende dienst is gevestigd, het land waar de aanvrager is gevestigd, dan wel het land waar de opdracht wordt uitgevoerd;

iii)

deelneming aan een criminele organisatie in de zin van artikel 2 van Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad (6);

iv)

witwassen van geld of financiering van terrorisme in de zin van artikel 1 van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (7);

v)

terroristische misdrijven of strafbare feiten in verband met terroristische activiteiten in de zin van respectievelijk artikel 1 en artikel 3 van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad (8), dan wel uitlokking van, medeplichtigheid aan of poging tot het plegen van zodanig misdrijf of strafbaar feit, als bedoeld in artikel 4 van genoemd besluit;

vi)

kinderarbeid of andere vormen van mensenhandel in de zin van artikel 2 van Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (9);

e)

de aanvrager is aanzienlijk tekortgeschoten in de nakoming van belangrijke verplichtingen bij de uitvoering van uit de begroting van de Unie gefinancierde opdrachten, subsidieovereenkomsten of subsidiebesluiten, hetgeen tot vroegtijdige beëindiging ervan of tot oplegging van een schadevergoeding of andere contractuele sancties heeft geleid of na toetsen, audits of onderzoek door een ordonnateur, OLAF of de Rekenkamer aan het licht is gekomen;

f)

in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat de aanvrager een onregelmatigheid in de zin van artikel 1, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad (10) heeft begaan;

g)

in het geval van een ernstige beroepsfout, fraude, corruptie of andere strafbare feiten, ernstige tekortkomingen bij de uitvoering van een opdracht of bij een onregelmatigheid, is er ten aanzien van de aanvrager sprake van:

i)

feiten die zijn vastgesteld in het kader van audits of onderzoek door de Rekenkamer, OLAF, of van een interne audit, of enige andere toets, audit of controle uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van een ordonnateur van een EU-instelling, een Europees bureau of een EU-agentschap of -orgaan;

ii)

niet-definitieve administratieve besluiten die tuchtmaatregelen kunnen omvatten welke zijn genomen door het bevoegde toezichthoudende orgaan dat verantwoordelijk is voor de verificatie van de toepassing van normen inzake beroepsethiek;

iii)

besluiten van de ECB, de EIB, het Europees Investeringsfonds of internationale organisaties;

iv)

besluiten van de Commissie betreffende schending van de mededingingsregels van de Unie of van een nationale bevoegde instantie betreffende de schending van het mededingingsrecht van de Unie of van het nationale mededingingsrecht;

v)

besluiten houdende uitsluiting genomen door een ordonnateur van een EU-instelling, een Europees bureau of een EU-agentschap of -orgaan.

7.2.   Corrigerende maatregelen

Indien een aanvrager verklaart dat hij zich in een van de bovengenoemde uitsluitingssituaties bevindt (zie punt 7.4), moet hij zijn betrouwbaarheid aantonen door aan te geven welke maatregelen hij heeft genomen om de uitsluitingssituatie te corrigeren. Het kan bijvoorbeeld gaan om technische, organisatorische en personeelsgerelateerde maatregelen om herhaling te voorkomen, de vergoeding van schade of de betaling van boeten. Relevante bewijsstukken betreffende de genomen corrigerende maatregelen moeten worden opgenomen in een bijlage bij de verklaring. Dit geldt niet voor de in punt 7.1, onder d), bedoelde gevallen.

7.3.   Verwerping van het voorstel

De ordonnateur mag geen subsidie toekennen aan een aanvrager die:

a)

in een uitsluitingssituatie verkeert overeenkomstig punt 7.1;

b)

valse verklaringen heeft afgelegd in de informatie die wordt verlangd als voorwaarde voor deelname aan de procedure of die informatie niet heeft verstrekt;

c)

voorheen betrokken was bij het opstellen van documenten in verband met oproepen tot het indienen van voorstellen, indien zulks leidt tot vervalsing van de mededinging die niet op een andere wijze kan worden verholpen.

Dezelfde uitsluitingscriteria zijn van toepassing op met de aanvrager verbonden entiteiten.

Tegen aanvragers of, in voorkomend geval, tegen met hen verbonden entiteiten die valse verklaringen hebben afgelegd, kunnen administratieve en financiële sancties worden getroffen.

7.4.   Bewijsstukken

Aanvragers en met hen verbonden entiteiten moeten een verklaring op erewoord afleggen waarin zij bevestigen niet in een van de in artikel 106, leden 1 en 2, en artikel 107 van het Financieel Reglement bedoelde situaties te verkeren en dienen daartoe gebruik te maken van het desbetreffende formulier dat bij het aanvraagformulier voor deze oproep is gevoegd en beschikbaar is op: http://ec.europa.eu/agriculture/grants-for-information-measures/

Aan deze verplichting kan op een van de volgende wijzen worden voldaan:

i)

de aanvrager ondertekent een verklaring in eigen naam en voor rekening van zijn verbonden entiteiten, OF

ii)

de aanvrager en de met hem verbonden entiteiten ondertekenen elk een afzonderlijke aangifte op eigen naam.

8.   SELECTIECRITERIA

8.1.   Financiële draagkracht

Aanvragers moeten over stabiele en toereikende financieringsbronnen beschikken om hun activiteiten gedurende de hele duur van de subsidie te kunnen uitvoeren en het project mee te kunnen financieren. De financiële draagkracht van de aanvragers wordt beoordeeld aan de hand van de volgende bewijsstukken die zij bij hun aanvraag moeten voegen:

a)

subsidies van een klein bedrag (≤ 60 000 EUR):

een verklaring op erewoord;

b)

subsidies van > 60 000 EUR:

een verklaring op erewoord, en

HETZIJ

de winst- en verliesrekening en de balans voor het laatste afgesloten begrotingsjaar;

voor nieuw opgerichte entiteiten kan het bedrijfsplan voornoemde documenten vervangen,

HETZIJ

de tabel in het aanvraagformulier met de relevante wettelijk vereiste boekhoudkundige gegevens om de in het formulier vermelde ratio’s te berekenen.

Indien de bevoegde ordonnateur op basis van de ingediende documenten concludeert dat de financiële draagkracht zwak is, kan hij:

om aanvullende informatie verzoeken.

Indien de bevoegde ordonnateur concludeert dat de financiële draagkracht niet volstaat, zal hij de aanvraag afwijzen.

8.2.   Operationele capaciteit

De aanvragers moeten de vereiste beroepsbekwaamheden en de juiste kwalificaties hebben om de voorgestelde voorlichtingsmaatregel tot een goed einde te brengen. In dit verband moeten de aanvragers een verklaring op erewoord en de volgende bewijsstukken indienen:

het curriculum vitae of de beschrijving van het profiel van de personen die eerstverantwoordelijk zijn voor het beheer en de uitvoering van de operatie (waar van toepassing, bv. op het gebied van onderwijs, vergezeld van een lijst van relevante publicaties). De projectmanager moet met name minstens vijf jaar ervaring met soortgelijke projecten hebben opgedaan;

de activiteitenverslagen van de organisatie;

een lijst van eerder uitgevoerde projecten en activiteiten die verband houden met het beleidsterrein van de oproep of de uit te voeren voorlichtingsmaatregelen (max. 4 projecten/activiteiten).

9.   TOEKENNINGSCRITERIA

De communicatie-instrumenten en -activiteiten die deel uitmaken van de voorlichtingsmaatregel, moeten onderling samenhangend zijn, en bovendien duidelijk zijn qua conceptuele aanpak en beoogde resultaten.

Met de activiteiten in het kader van een voorlichtingsmaatregel moeten tijdens de looptijd van de maatregel concrete outputs worden verwezenlijkt.

In de aanvraagfase moet worden omschreven welke outputs worden verwacht (zie aanvraagformulier 3).

In het voorstel moet een lijst worden opgenomen met relevante (kwalitatieve/kwantitatieve) indicatoren aan de hand waarvan kan worden gemeten of de voorlichtingsmaatregel de verwachte outputs heeft verwezenlijkt/impact heeft gehad (zie aanvraagformulier 3).

De in aanmerking komende aanvragen worden beoordeeld op grond van de volgende criteria:

1.

De relevantie van de maatregel: voorafgaande analyse van de behoeften en de specifieke, meetbare, haalbare en relevante doelstellingen en het innoverende karakter (25 punten; minimaal 12,5 punten vereist).

2.

De doeltreffendheid van de maatregel: thema, boodschappen en doelpubliek, gedetailleerd programma, tijdschema en methode voor de evaluatie achteraf (25 punten; minimaal 12,5 punten vereist).

3.

De effectiviteit van de maatregel: kosteneffectiviteit uit het oogpunt van de voorgestelde middelen (25 punten; minimaal 12,5 punten vereist).

4.

De kwaliteit van het projectbeheer: de kwaliteit van de procedures en van de takentoewijzing, met het oog op de uitvoering van de verschillende activiteiten in het kader van de voorgestelde maatregel (25 punten; minimaal 12,5 punten vereist).

Voor de kwaliteit van het voorstel worden maximaal 100 punten toegekend. Het voorstel moet in totaal minimaal 60 punten halen, met een score van ten minste 50 % per criterium.

Alleen voorstellen die alle drempels halen, kunnen op de ranglijst worden gezet. Het halen van de drempels biedt geen garantie op medefinanciering.

10.   JURIDISCHE VERBINTENISSEN

Indien de Commissie een subsidie toekent, wordt aan de aanvrager een subsidieovereenkomst (met opgave van de bedragen in euro) toegezonden met daarin de voorwaarden, het niveau van de financiering en informatie over de procedure voor het formaliseren van de overeenkomst tussen de partijen.

De twee kopieën van het origineel van de overeenkomst moeten eerst door de begunstigde worden ondertekend en vervolgens onmiddellijk naar de Commissie worden teruggestuurd. De Commissie zal de overeenkomst als laatste ondertekenen.

De toekenning van een subsidie houdt geen recht op subsidie voor de volgende jaren in.

11.   FINANCIËLE BEPALINGEN

11.1.   Subsidiabele kosten

Om subsidiabel te zijn moeten de kosten voldoen aan de volgende criteria:

zij zijn gemaakt door de begunstigde;

zij worden gemaakt tijdens de looptijd van de voorlichtingsmaatregel, met uitzondering van de kosten die betrekking hebben op eindverslagen en controlecertificaten; de periode waarbinnen gemaakte kosten subsidiabel zijn, gaat in op de datum die in de subsidieovereenkomst is aangegeven.

Indien een begunstigde kan aantonen dat voorafgaand aan de ondertekening van de overeenkomst met de voorlichtingsmaatregel moet worden begonnen, kan de subsidiabiliteitsperiode vóór de toekenning van de subsidie aanvangen. De periode waarbinnen gemaakte kosten subsidiabel zijn, mag in geen geval ingaan vóór de datum waarop de subsidieaanvraag is ingediend;

zij worden aangegeven in de geraamde begroting;

zij zijn noodzakelijk voor de uitvoering van de gesubsidieerde voorlichtingsmaatregel;

zij zijn aanwijsbaar en verifieerbaar, zijn met name opgenomen in de boekhouding van de begunstigde en zijn vastgesteld overeenkomstig de boekhoudkundige normen die van toepassing zijn in het land waar de begunstigde is gevestigd en overeenkomstig de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van de begunstigde;

zij zijn in overeenstemming met de vereisten van de geldende sociale en belastingwetgeving;

zij zijn redelijk en gerechtvaardigd en voldoen aan de vereisten van goed financieel beheer, met name wat zuinigheid en effectiviteit betreft.

De interne boekhoud- en auditprocedures van de begunstigde moeten het mogelijk maken een rechtstreekse overeenstemming te constateren tussen de voor de voorlichtingsmaatregel gedeclareerde kosten en ontvangsten en de overeenkomstige boekhoudrekeningen en bewijsstukken.

Deze criteria gelden tevens voor de kosten die zijn gemaakt door met de aanvrager verbonden entiteiten.

De subsidiabele kosten kunnen direct of indirect zijn.

11.1.1.   Subsidiabele directe kosten

De subsidiabele directe kosten van de voorlichtingsmaatregel zijn die welke:

gelet op de hierboven vermelde subsidiabiliteitsvoorwaarden, aangemerkt kunnen worden als specifieke kosten die direct verband houden met de uitvoering van de voorlichtingsmaatregel en die daarom direct aan die maatregel toegerekend en dienovereenkomstig geboekt kunnen worden, zoals:

a)

de kosten van personeel dat op grond van een arbeidsovereenkomst of een soortgelijk aanstellingsdocument voor de begunstigde werkt en ten behoeve van de voorlichtingsmaatregel wordt ingezet, voor zover deze kosten vergelijkbaar zijn met hetgeen de begunstigde normaliter gemiddeld betaalt.

Deze kosten omvatten de feitelijke salarissen plus socialezekerheidsbijdragen en andere wettelijke loonkosten. Zij kunnen ook aanvullende bezoldigingen omvatten, met inbegrip van betalingen op basis van aanvullende contracten, ongeacht de aard van die contracten, mits deze bezoldigingen consequent en ongeacht de gebruikte financieringsbron worden betaald telkens wanneer soortgelijk werk of soortgelijke expertise vereist is.

De kosten van natuurlijke personen die op grond van een andere overeenkomst dan een arbeidsovereenkomst met de begunstigde werken of die tegen betaling door een derde bij de begunstigde zijn gedetacheerd, kunnen ook onder dergelijke personeelskosten worden opgenomen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

i)

de persoon werkt onder voorwaarden die vergelijkbaar zijn met die van een werknemer (met name wat betreft de wijze waarop het werk wordt georganiseerd, de taken die worden uitgevoerd en de plaats waar zij worden verricht);

ii)

het resultaat van de werkzaamheden is eigendom van de begunstigde (tenzij bij wijze van uitzondering anders is overeengekomen), en

iii)

de kosten verschillen niet wezenlijk van de kosten van personeel dat soortgelijke werkzaamheden in het kader van een arbeidsovereenkomst voor de begunstigde verricht;

De aanbevolen methoden voor het berekenen van de directe personeelskosten zijn in een aanhangsel opgenomen.

b)

de reiskosten en de bijbehorende verblijfkosten, mits deze kosten overeenkomen met hetgeen de begunstigde normaliter als reiskosten betaalt;

c)

de kosten die direct voortvloeien uit de vereisten van de overeenkomst (verspreiding van informatie, specifieke evaluatie van de voorlichtingsmaatregel, audits, vertalingen, reproducties), inclusief de kosten van de verlangde financiële garanties, mits de desbetreffende diensten zijn aangekocht overeenkomstig de regels inzake uitvoeringsopdrachten die in de subsidieovereenkomst zijn vastgesteld;

d)

de kosten van uitbesteding, mits aan de specifieke voorwaarden inzake uitbesteding in de subsidieovereenkomst is voldaan;

e)

door de begunstigde betaalde belastingen, heffingen en rechten, met name de belasting over de toegevoegde waarde (btw), mits deze onder de subsidiabele directe kosten zijn begrepen en behoudens andersluidende bepaling in de subsidieovereenkomst.

11.1.2.   Subsidiabele indirecte kosten (algemene kosten)

Indirecte kosten zijn kosten die niet rechtstreeks met de uitvoering van de voorlichtingsmaatregel samenhangen en derhalve niet direct aan de maatregel kunnen worden toegerekend.

Een forfaitair bedrag van 7 % van de totale subsidiabele directe kosten van de voorlichtingsmaatregel komt in aanmerking als indirecte kosten die de algemene administratieve onkosten van de begunstigde vertegenwoordigen en die aan de voorlichtingsmaatregel kunnen worden toegerekend.

Indirecte kosten mogen geen kosten omvatten die onder een ander begrotingsonderdeel zijn opgenomen.

De aandacht van de aanvragers wordt erop gevestigd dat zij, indien zij een door de EU- of Euratombegroting gefinancierde exploitatiesubsidie ontvangen, geen indirecte kosten kunnen declareren die in de door de exploitatiesubsidie gedekte periode(n) vallen, tenzij zij kunnen aantonen dat de exploitatiesubsidie in het geheel geen kosten van de voorlichtingsmaatregel dekt.

Om dit aan te tonen, moet de begunstigde in principe:

a)

gebruikmaken van een analytisch systeem voor kostenberekening waarin onderscheid kan worden gemaakt tussen alle kosten (met inbegrip van de algemene kosten) die kunnen worden toegerekend aan de exploitatiesubsidie en de subsidie voor de voorlichtingsmaatregel. Daarvoor moet de begunstigde gebruikmaken van betrouwbare boekhoudkundige codes en verdeelsleutels die ervoor zorgen dat de toewijzing van de kosten op een eerlijke, objectieve en realistische wijze geschiedt;

b)

zorgen voor een aparte registratie van:

alle kosten die verband houden met de exploitatiesubsidies (d.w.z. personeel, algemene beheerskosten en andere exploitatiekosten in verband met dit deel van zijn gebruikelijke jaarlijkse activiteiten), en

alle kosten die verband houden met de subsidies voor de voorlichtingsmaatregel (inclusief de daadwerkelijk gemaakte indirecte kosten in verband met de voorlichtingsmaatregel).

Als de exploitatiesubsidie betrekking heeft op alle gebruikelijke jaarlijkse activiteiten en op de volledige begroting van de begunstigde, mag deze laatste in het kader van een subsidie voor een voorlichtingsmaatregel geen indirecte kosten inbrengen.

11.2.   Niet-subsidiabele kosten

a)

Door de begunstigde betaald rendement op kapitaal en dividenden;

b)

schulden en schuldendienstlasten;

c)

voorzieningen voor verliezen of schulden;

d)

debetrente;

e)

dubieuze schuldvorderingen;

f)

wisselkoersverliezen;

g)

kosten van overmakingen door de Commissie die in rekening worden gebracht door de bank van de begunstigde;

h)

kosten die door de begunstigde zijn gedeclareerd in het kader van een andere voorlichtingsmaatregel die een subsidie uit de begroting van de Unie ontvangt. Dergelijke subsidies omvatten subsidies toegekend door een lidstaat en gefinancierd uit de begroting van de Unie, en subsidies toegekend door andere instanties dan de Commissie met het oog op de uitvoering van de begroting van de Unie. Als de begunstigde een door de EU- of Euratombegroting gefinancierde exploitatiesubsidie ontvangt, kan hij met name geen indirecte kosten declareren voor de periode(n) die door de exploitatiesubsidie wordt (worden) gedekt, tenzij hij kan aantonen dat de exploitatiesubsidie in het geheel geen kosten van de voorlichtingsmaatregel dekt;

i)

bijdragen in natura van derden;

j)

buitensporige of ondoordachte kosten;

k)

aftrekbare btw.

11.3.   Vorm van de subsidie

11.3.1.   Terugbetaling van de werkelijk gemaakte kosten

De omvang van de subsidie wordt bepaald door toepassing van een maximaal medefinancieringspercentage van 60 % op de subsidiabele kosten die daadwerkelijk zijn gemaakt en door de begunstigde en de met hem verbonden entiteiten zijn gedeclareerd.

11.3.2.   Forfaitair bedrag

Een forfaitair bedrag van 7 % van de subsidiabele directe kosten ter dekking van de indirecte kosten die de algemene administratieve onkosten van de begunstigde vertegenwoordigen en die aan de voorlichtingsmaatregel kunnen worden toegerekend. Het forfaitaire bedrag wordt betaald na de aanvaarding van de kosten of bijdragen op basis waarvan het is berekend.

Voorwaarden waaraan de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van de begunstigde moeten voldoen:

De begunstigde moet ervoor zorgen dat de kostenberekeningsmethoden die worden toegepast voor het declareren van de subsidiabele kosten, voldoen aan de volgende voorwaarden:

a)

de toegepaste kostenberekeningsmethoden moeten de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van de begunstigde zijn. De begunstigde moet die methoden op consistente wijze toepassen, op basis van objectieve criteria, ongeacht de financieringsbron (EU-financiering of andere);

b)

er kan een rechtstreekse overeenstemming worden geconstateerd tussen de gedeclareerde kosten en de in zijn algemene boekhouding opgenomen bedragen, en

c)

de kostencategorieën gebruikt voor de vaststelling van de gedeclareerde kosten omvatten geen niet-subsidiabele kosten of kosten die reeds worden gedekt door andere subsidievormen.

11.4.   Begroting in evenwicht

De geraamde begroting voor de voorlichtingsmaatregel dient bij het aanvraagformulier te worden gevoegd. Inkomsten en uitgaven moeten in evenwicht zijn.

De begroting moet in euro zijn opgesteld.

Aanvragers die hun uitgaven niet in euro zullen doen, moeten de wisselkoers toepassen die wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie of op de Infor-euro-website: http://ec.europa.eu/budget/contracts_grants/info_contracts/inforeuro/inforeuro_en.cfm

De aanvrager moet ervoor zorgen dat voor de uitvoering van de voorlichtingsmaatregel naast de EU-subsidie ook middelen uit andere bronnen worden benut.

Medefinanciering voor een voorlichtingsmaatregel kan afkomstig zijn uit:

de eigen middelen van de begunstigde;

inkomsten die door de voorlichtingsmaatregel worden gegenereerd;

financiële bijdragen van derden.

De algehele medefinanciering kan ook bijdragen in natura van derden omvatten, d.w.z. niet-financiële middelen die door derden kosteloos ter beschikking van de begunstigde worden gesteld. De overeenkomstige kosten van derden zijn niet subsidiabel in het kader van de subsidie, bv. vrijwilligerswerk, het gratis ter beschikking stellen van vergaderruimte enz.

De waarde van bijdragen in natura mag niet hoger liggen dan:

hetzij de werkelijk gedragen kosten, naar behoren gestaafd door boekhoudstukken;

of, wanneer dergelijke stukken ontbreken, de kosten die op de desbetreffende markt als algemeen aanvaard worden beschouwd.

Bijdragen in natura worden in de begrotingsraming afzonderlijk vermeld om een beeld te geven van de totale middelen die aan de voorlichtingsmaatregel zijn toegewezen. Hun eenheidswaarde wordt in de voorlopige begroting beoordeeld en wordt niet onderworpen aan latere wijzigingen.

Bijdragen in natura moeten voldoen aan de nationale bepalingen inzake belastingen en sociale zekerheid.

11.5.   Berekening van het definitieve subsidiebedrag

Het definitieve subsidiebedrag wordt door de Commissie berekend op het moment van de betaling van het saldo. Bij de berekening moeten de volgende stappen worden toegepast:

Stap 1 — Toepassing van het vergoedingspercentage op de subsidiabele kosten en toevoeging van het forfaitaire bedrag

Het bedrag van stap 1 wordt verkregen door toepassing van het in punt 11.3.1 vastgestelde terugbetalingspercentage op de door de Commissie goedgekeurde subsidiabele kosten en van het forfaitaire bedrag overeenkomstig punt 11.3.2.

Stap 2 — Beperking tot het maximumbedrag van de subsidie

In geen geval mag het door de Commissie aan de begunstigde betaalde totaalbedrag meer bedragen dan het in de subsidieovereenkomst aangegeven maximumbedrag van de subsidie. Als het bedrag dat na stap 1 wordt verkregen hoger is dan het maximumbedrag van de subsidie, wordt het definitieve bedrag van de subsidie begrensd tot het maximumbedrag.

Stap 3 — Verlaging in verband met het non-profitbeginsel

Onder „winst” wordt verstaan het positieve verschil tussen het bedrag dat na toepassing van de stappen 1 en 2 wordt verkregen plus de totale ontvangsten van de voorlichtingsmaatregel en de totale subsidiabele kosten van de voorlichtingsmaatregel.

De totale subsidiabele kosten van de voorlichtingsmaatregel zijn de geconsolideerde totale subsidiabele kosten die door de Commissie zijn goedgekeurd. De totale ontvangsten van de voorlichtingsmaatregel zijn de geconsolideerde totale ontvangsten die zijn vastgesteld, gegenereerd of bevestigd op de dag waarop de begunstigde het verzoek om betaling van het saldo opstelt.

Onder ontvangsten wordt verstaan:

a)

inkomsten die door de voorlichtingsmaatregel worden gegenereerd;

b)

financiële bijdragen die door derden aan de begunstigde of aan een verbonden entiteit worden verleend, wanneer die bijdragen door de derden specifiek worden toegewezen aan de financiering van de subsidiabele kosten van de voorlichtingsmaatregel die door de Commissie worden vergoed.

De volgende elementen worden niet als ontvangsten beschouwd:

a)

financiële bijdragen van derden, wanneer die bijdragen mogen worden gebruikt ter dekking van andere kosten dan de subsidiabele kosten uit hoofde van de subsidieovereenkomst;

b)

financiële bijdragen van derden waaraan geen verplichting is verbonden om eventuele ongebruikte bedragen aan het einde van de uitvoeringsperiode terug te betalen.

Indien er winst is gemaakt, wordt de winst in mindering gebracht naar evenredigheid van het definitieve percentage van vergoeding van de werkelijke subsidiabele kosten van de voorlichtingsmaatregel die door de Commissie zijn goedgekeurd.

Stap 4 — Verlaging in verband met onjuiste uitvoering of niet-nakoming van andere verplichtingen

De Commissie kan het maximumbedrag van de subsidie verlagen indien de voorlichtingsmaatregel niet naar behoren is uitgevoerd (d.w.z. indien de actie niet, slecht, onvolledig of niet tijdig is uitgevoerd) of indien een andere verplichting uit hoofde van de overeenkomst niet is nagekomen.

Het bedrag van de verlaging is evenredig aan de mate waarin de voorlichtingsmaatregel onjuist is uitgevoerd of de ernst van de schending.

11.6.   Regels inzake verslaglegging en wijze van betaling

11.6.1.

De begunstigde mag verzoeken om de volgende betalingen, mits aan de voorwaarden van de subsidieovereenkomst is voldaan (bv. betalingstermijnen, maxima enz.). De betalingsverzoeken moeten vergezeld gaan van de hierna genoemde en in de subsidieovereenkomst toegelichte stukken:

Betalingsverzoek

Begeleidende documenten

Één tussentijdse betaling.

De tussentijdse betaling mag niet meer bedragen dan 30 % van het maximale subsidiebedrag.

a)

tussentijds technisch verslag

b)

tussentijdse financiële afrekening

Betaling van het saldo

De Commissie zal het te betalen saldo vaststellen op basis van de berekening van het definitieve subsidiebedrag (zie punt 11.5). Indien de som van de eerder verrichte betalingen groter is dan het definitieve subsidiebedrag, moet de begunstigde het door de Commissie te veel betaalde bedrag terugbetalen op grond van een invorderingsopdracht.

a)

technisch eindrapport;

b)

financieel eindverslag;

c)

financieel overzicht door samenvoeging van de eerder ingediende financiële staten en met vermelding van de ontvangsten

In het geval van een zwakke financiële capaciteit is punt 8.1 van toepassing.

11.7.   Andere financiële voorwaarden

a)   Beginsel van niet-cumuleerbaarheid

Een maatregel komt slechts in aanmerking voor één subsidie uit de EU-begroting.

Dezelfde kosten worden in geen geval tweemaal uit de begroting van de Unie gefinancierd. De aanvrager vermeldt in de subsidieaanvraag de bronnen en bedragen van Uniefinanciering die hij tijdens hetzelfde begrotingsjaar voor dezelfde voorlichtingsmaatregel of een deel van de voorlichtingsmaatregel of voor zijn werking (van de aanvrager) heeft ontvangen of aangevraagd, evenals alle andere voor dezelfde voorlichtingsmaatregel ontvangen of aangevraagde financiering.

b)   Verbod op terugwerkende kracht

Subsidiëring met terugwerkende kracht van reeds voltooide voorlichtingsmaatregelen is niet toegestaan.

Subsidiëring van een reeds begonnen voorlichtingsmaatregel kan slechts worden toegestaan indien de aanvrager in de subsidieaanvraag kan aantonen dat het noodzakelijk was met de voorlichtingsmaatregel te beginnen vóór de ondertekening van de subsidieovereenkomst.

In dat geval mogen de voor financiering in aanmerking komende uitgaven evenwel niet vóór de datum van indiening van de subsidieaanvraag zijn gedaan.

c)   Uitvoeringsopdrachten/uitbesteding

Wanneer voor de uitvoering van de voorlichtingsmaatregel een overheidsopdracht moet worden geplaatst (hier uitvoeringsopdracht genoemd), gunnen de begunstigden de opdracht aan de indiener van de offerte die de beste verhouding tussen kwaliteit en prijs biedt of die het goedkoopst is (naargelang van het geval). Zij vermijden hierbij belangenconflicten.

Wanneer de waarde van een uitvoeringsopdracht meer dan 60 000 EUR bedraagt, dient de begunstigde zich te houden aan de aanvullende voorschriften in de modelsubsidieovereenkomst die bij de oproep is gevoegd.

De begunstigden moeten de aanbestedingsprocedure duidelijk documenteren en de documenten met het oog op een eventuele controle bewaren.

Entiteiten die optreden als aanbestedende diensten in de zin van Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad (11) of als aanbestedende instanties in de zin van Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad (12), moeten de geldende nationale voorschriften inzake overheidsopdrachten toepassen.

Begunstigden mogen taken die deel uitmaken van de voorlichtingsmaatregel uitbesteden. Indien zij dat doen, moeten zij ervoor zorgen dat, naast de bovengenoemde voorwaarden van de beste prijs-kwaliteitsverhouding en de afwezigheid van belangenconflicten, ook de volgende voorwaarden zijn vervuld:

a)

de uitbesteding heeft geen betrekking op de kerntaken van de voorlichtingsmaatregel;

b)

de uitbesteding is te verantwoorden gezien de aard van de voorlichtingsmaatregel en de eisen die de uitvoering ervan stelt;

c)

de geraamde kosten van de uitbesteding zijn duidelijk aanwijsbaar in de geraamde begroting;

d)

elke uitbesteding die niet in de beschrijving van de voorlichtingsmaatregel is gespecificeerd, wordt meegedeeld door de begunstigde en goedgekeurd door de Commissie. De Commissie kan haar goedkeuring verlenen:

i)

vóór de uitbesteding, indien de begunstigden verzoeken om een wijziging;

ii)

na de uitbesteding, indien de uitbesteding:

specifiek wordt verantwoord in het tussentijdse technische verslag of het technische eindverslag, en

geen wijzigingen in de subsidieovereenkomst met zich meebrengt die het besluit tot toekenning van de subsidie op losse schroeven zouden kunnen zetten of inbreuk zouden kunnen maken op de gelijke behandeling van aanvragers;

e)

de begunstigden garanderen dat bepaalde in de subsidieovereenkomst vermelde voorwaarden die aan begunstigden worden gesteld (bv. zichtbaarheid, vertrouwelijkheid enz.), ook gelden voor de subcontractanten.

d)   Financiële steun aan derden

De voorstellen mogen niet voorzien in financiële steun aan derden.

12.   PUBLICITEIT

12.1.   Door de begunstigden

In alle publicaties of in samenhang met activiteiten waarvoor de subsidie is toegekend, moeten de begunstigden duidelijk aangeven dat de Europese Unie heeft bijgedragen.

In dit verband moeten de begunstigden de naam en het logo van de Europese Commissie duidelijk vermelden op al hun publicaties, posters, programma’s en andere producten die in het kader van het medefinancieringsproject tot stand zijn gekomen.

Zij moeten hiervoor gebruikmaken van de tekst, het logo en de verklaring die beschikbaar zijn op http://ec.europa.eu/agriculture/grants-for-information-measures/

Indien niet volledig aan deze eis wordt voldaan, kan de subsidie voor de begunstigde worden verlaagd overeenkomstig de bepalingen in de subsidieovereenkomst.

12.2.   Door de Commissie

Alle informatie over subsidies die in de loop van een begrotingsjaar zijn toegekend (met uitzondering van beurzen voor natuurlijke personen en andere directe steun aan natuurlijke personen in grote nood), wordt uiterlijk op 30 juni van het jaar na het begrotingsjaar waarin de subsidies zijn toegekend op een internetsite van de instellingen van de Europese Unie bekendgemaakt.

De Commissie zal de volgende informatie publiceren:

de naam van de begunstigde;

het adres van de begunstigde wanneer die een rechtspersoon is, en regio wanneer de begunstigde een natuurlijke persoon is, dit laatste zoals gedefinieerd op NUTS 2-niveau indien hij/zij is gedomicilieerd in de EU of gelijkwaardig indien gedomicilieerd buiten de EU;

het voorwerp van de subsidie;

het toegekende bedrag.

Indien de begunstigde daartoe een gemotiveerd en naar behoren gestaafd verzoek indient, wordt afgezien van bekendmaking wanneer deze bekendmaking afbreuk zou doen aan de bij het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie beschermde rechten en vrijheden van personen of wanneer deze bekendmaking de commerciële belangen van de begunstigden zou schaden.

13.   VERWERKING VAN PERSOONSGEGEVENS

Naar aanleiding van reacties op een oproep tot het indienen van voorstellen moeten persoonsgegevens (zoals naam, adres en cv) worden geregistreerd en verwerkt. Deze gegevens worden verwerkt met inachtneming van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (13) betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens. Tenzij anders vermeld, zijn de vragen en de gevraagde persoonsgegevens noodzakelijk om de aanvraag overeenkomstig de oproep tot het indienen van voorstellen te beoordelen en worden ze uitsluitend voor dat doel verwerkt door het directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling, eenheid R5.

Als de begunstigde in een van de situaties verkeert als genoemd in artikel 106, lid 1, en artikel 107 van het Financieel Reglement, kunnen persoonsgegevens in het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting van de Commissie worden geregistreerd (zie voor meer informatie de privacyverklaring op:

http://ec.europa.eu/budget/library/explained/management/protecting/privacy_statement_edes_en.pdf)

14.   PROCEDURE VOOR DE INDIENING VAN VOORSTELLEN

De voorstellen moeten uiterlijk op de in punt 3 bepaalde datum worden ingediend.

Na de uiterste datum voor indiening mag de aanvraag niet meer worden gewijzigd. Indien er echter bepaalde aspecten moeten worden verduidelijkt of schrijffouten moeten worden gecorrigeerd, kan de Commissie tijdens de evaluatieprocedure contact opnemen met de aanvrager.

De aanvragers worden schriftelijk op de hoogte gebracht van de resultaten van de selectieprocedure.

Indiening op papier

Aanvraagformulieren zijn beschikbaar op http://ec.europa.eu/agriculture/grants-for-information-measures/

De aanvragen moeten worden ingediend op het juiste formulier, volledig ingevuld en gedateerd. Zij moeten ondertekend zijn door een persoon die bevoegd is wettelijk bindende verbintenissen voor de aanvragende organisatie aan te gaan.

Eventuele aanvullende informatie die de aanvrager noodzakelijk acht, kan op afzonderlijke vellen worden verstrekt.

De aanvragen moeten naar het volgende adres worden verstuurd:

Europese Commissie — Eenheid AGRI. B.1

Oproep tot het indienen van voorstellen 2017/C 339/07

Ter attentie van het hoofd van de eenheid

L130 4/053

1049 Brussel

BELGIË

per post (datum poststempel geldt als bewijs);

door persoonlijke afgifte (datum afgifte geldt als bewijs). Als bewijs van afgifte wordt een ontvangstbewijs verstrekt dat is ondertekend en gedateerd door de ambtenaar van de centrale postkamer van de Commissie die de stukken in ontvangst neemt. Deze dienst is open van 8.00 uur tot 17.00 uur van maandag tot en met donderdag, en van 8.00 uur tot 16.00 uur op vrijdag. De dienst is gesloten op zaterdag, zondag en op feestdagen van de Commissie;

per koerierdienst (datum van afgifte aan de koerierdienst geldt als bewijs).

Persoonlijke afgifte/Exprespost:

Europese Commissie

Centrale postkamer (Courrier central)

Bourgetlaan 1

1140 Brussel

BELGIË

Per fax of per e-mail verstuurde aanvragen worden niet aanvaard.

In dezelfde omslag als de papieren versie moet de aanvrager een elektronisch exemplaar van het voorstel en de bijlagen indienen op een cd-rom of een USB-stick. De papieren versie is maatgevend. De ontvankelijkheid van de aanvragen wordt beoordeeld op basis van de papieren versie.

Contactgegevens

Met vragen kunt u terecht op agri-grants@ec.europa.eu

Vragen moeten uiterlijk op 1 december 2017, om 24.00 uur, worden ingediend.

De meest relevante vragen en antwoorden zullen worden bekendgemaakt op: http://ec.europa.eu/agriculture/grants-for-information-measures/

Bijlagen

Het aanvraagformulier (met de controlelijst van te verstrekken documenten) is beschikbaar op

http://ec.europa.eu/agriculture/grants-for-information-measures/

Een model voor de subsidieovereenkomst is beschikbaar op

https://ec.europa.eu/agriculture/grants-for-information-measures/

Het formulier Juridische entiteit is beschikbaar op

http://ec.europa.eu/budget/contracts_grants/info_contracts/legal_entities/legal_entities_en.cfm

Het financieel identificatieformulier is beschikbaar op

http://ec.europa.eu/budget/contracts_grants/info_contracts/financial_id/financial_id_en.cfm

Geraamde begroting

Uitgaventabel

Inkomstentabel

Model financieel en technisch verslag


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.

(2)  PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.

(3)  PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1.

(4)  PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19.

(5)  PB L 192 van 31.7.2003, blz. 54.

(6)  PB L 300 van 11.11.2008, blz. 42.

(7)  PB L 309 van 25.11.2005, blz. 15.

(8)  PB L 164 van 22.6.2002, blz. 3.

(9)  PB L 101 van 15.4.2011, blz. 1.

(10)  PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.

(11)  Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).

(12)  Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).

(13)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

10.10.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 339/23


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.8635 — Sojitz/KEPCO/Luricawne/Fixarra/Evalair/Plum)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2017/C 339/08)

1.

Op 29 september 2017 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

Sojitz Corporation („Sojitz”, Japan);

Kansai Electric Power Company Inc. („KEPCO”, Japan);

Luricawne Wind Sàrl („Luricawne”, Luxemburg), dat onder zeggenschap staat van HgCapital (Verenigd Koninkrijk);

Fixarra Limited („Fixarra”, Ierland), dat deel uitmaakt van Craydel Group (Ierland);

Evalair Limited („Evalair”, Ierland), dat momenteel onder gezamenlijke zeggenschap staat van Fixarra en Luricawne;

Plum Windfarm Holdings Limited („Plum”, Ierland), dat momenteel onder gezamenlijke zeggenschap staat van Fixarra en Luricawne.

Sojitz en KEPCO verkrijgen in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), en artikel 3, lid 4, van de concentratieverordening gezamenlijke zeggenschap over Evalair en Plum, tezamen met Fixarra en Luricawne. De concentratie komt tot stand door de verwerving van aandelen.

2.

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

—   Sojitz: het concern Sojitz is een wereldwijd conglomeraat dat actief is in verschillende bedrijfssectoren, hoofdzakelijk op het gebied van handel in goederen en diensten, meer bepaald in de energiesector;

—   KEPCO: het concern KEPCO is wereldwijd actief in verschillende bedrijfssectoren, waaronder elektriciteit, levering van gas en telecommunicatie;

—   Luricawne: eigendom van HgCapital, een op de middenmarkt gerichte private-equityonderneming die investeert in technologie, media, telecommunicatie, diensten en industrie, hoofdzakelijk in Noord-Europa;

—   Fixarra: eigendom van Craydel Group, leverancier van multidisciplinaire engineering en gespecialiseerd in de ontwikkeling van hernieuwbare energieprojecten;

—   Evalair: bezit en exploiteert vier windmolenparken in Ierland;

—   Plum: bezit het Slivecallan West Wind-project in Ierland, een windmolenpark dat momenteel in ontwikkeling is.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:

M.8635 — Sojitz/KEPCO/Luricawne/Fixarra/Evalair/Plum

Opmerkingen kunnen aan de Commissie worden toegezonden per e-mail, per fax of per post. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Fax: +32 22964301

Postadres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.