|
ISSN 1977-0995 |
||
|
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 250 |
|
|
||
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Mededelingen en bekendmakingen |
60e jaargang |
|
Nummer |
Inhoud |
Bladzijde |
|
|
II Mededelingen |
|
|
|
MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE |
|
|
|
Europese Commissie |
|
|
2017/C 250/01 |
Mededeling van de Commissie over het markttoezicht op online verkochte producten ( 1 ) |
|
|
2017/C 250/02 |
Inleiding van een procedure (Zaak M.8222 — Knorr-Bremse/Haldex) ( 1 ) |
|
|
2017/C 250/03 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.8258 — Advent International/Morpho) ( 1 ) |
|
|
2017/C 250/04 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.8498 — Toray/Mitsui/Soda) ( 1 ) |
|
|
IV Informatie |
|
|
|
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE |
|
|
|
Europese Commissie |
|
|
2017/C 250/05 |
|
|
V Bekendmakingen |
|
|
|
PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID |
|
|
|
Europese Commissie |
|
|
2017/C 250/06 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.8566 — Moog Singapore/SIAEC/JV) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 ) |
|
|
|
ANDERE HANDELINGEN |
|
|
|
Europese Commissie |
|
|
2017/C 250/07 |
||
|
2017/C 250/08 |
||
|
2017/C 250/09 |
|
|
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
|
NL |
|
II Mededelingen
MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE
Europese Commissie
|
1.8.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 250/1 |
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE
over het markttoezicht op online verkochte producten
(Voor de EER relevante tekst)
(2017/C 250/01)
Inhoud
| INLEIDING | 2 |
|
DEEL A. |
TOEPASSELIJK RECHTSKADER VOOR ONLINE VERKOCHTE PRODUCTEN | 3 |
|
1. |
HET BEGRIP „IN DE HANDEL BRENGEN” IN HET KADER VAN ONLINEVERKOOP | 4 |
|
1.1. |
Het begrip „in de handel brengen” in het algemeen | 4 |
|
1.2. |
Het begrip „in de handel brengen” bij e-handel | 5 |
|
2. |
TAKEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE MARKTTOEZICHTAUTORITEITEN | 6 |
|
3. |
TAKEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN MARKTDEELNEMERS | 6 |
|
3.1. |
Producenten, fabrikanten, gemachtigden, importeurs en distributeurs | 6 |
|
3.2. |
Bestelhuisdienstverleners | 6 |
|
3.2.1. |
De rol van bestelhuisdienstverleners in de onlineverhandelingsketen | 6 |
|
3.2.2. |
De verantwoordelijkheden van bestelhuisdienstverleners in de onlineverhandelingsketen | 7 |
|
3.3. |
Andere relevante actoren | 9 |
|
3.3.1. |
De aangever in het kader van het douanewetboek van de Unie | 9 |
|
3.3.2. |
Onlinedienstverleners die als tussenpersoon optreden | 9 |
|
3.3.3. |
Leveranciers van postdiensten | 11 |
|
DEEL B. |
PRAKTISCHE ASPECTEN VAN MARKTTOEZICHT OP ONLINE VERKOCHTE PRODUCTEN | 11 |
|
1. |
ALGEMENE BEGINSELEN BIJ MARKTTOEZICHT | 11 |
|
2. |
STRATEGIE EN PLANNING VAN ONLINEMARKTTOEZICHT | 12 |
|
3. |
DE ORGANISATIE VAN ONLINEMARKTTOEZICHT | 12 |
|
4. |
SPECIFIEKE KENMERKEN EN BEHOEFTEN VAN ONLINE-ONDERZOEKEN | 13 |
|
5. |
CORRIGERENDE MAATREGELEN IN VERBAND MET ONLINE VERKOCHTE PRODUCTEN | 14 |
|
5.1. |
Corrigerende maatregelen die afhangen van de vestigingsplaats van de marktdeelnemer | 14 |
|
5.1.1. |
De marktdeelnemer is gevestigd in het rechtsgebied van de autoriteit | 14 |
|
5.1.2. |
De marktdeelnemer is gevestigd in de EU, maar buiten het rechtsgebied van de autoriteit | 14 |
|
5.1.3. |
De marktdeelnemer is buiten de EU gevestigd | 15 |
|
5.2. |
Specifieke corrigerende maatregelen voor online verkochte producten | 15 |
|
DEEL C. |
BEWUSTMAKING VAN CONSUMENTEN EN BEDRIJVEN VAN DE VEILIGHEID EN CONFORMITEIT VAN ONLINE VERKOCHTE PRODUCTEN | 16 |
|
1. |
BEWUSTMAKING VAN DE CONSUMENT | 16 |
|
1.1. |
Wat is nuttige informatie voor de consument? | 17 |
|
1.2. |
Hoe moeten de lidstaten de consumenten voorlichten over aspecten van productveiligheid die aandacht verdienen bij online winkelen? | 17 |
|
1.2.1. |
Websites van autoriteiten | 17 |
|
1.2.2. |
Via de media en bewustmakingscampagnes | 18 |
|
1.2.3. |
Regelingen voor consumentenklachten | 18 |
|
2. |
BEWUSTMAKING VAN BEDRIJVEN | 18 |
INLEIDING
Het internet heeft de wijze veranderd waarop consumenten winkelen en bedrijven hun goederen en diensten aan de man brengen. E-handel doet consumenten en bedrijven anders met elkaar omgaan en bevordert het consumentenwelzijn dankzij lagere onlineprijzen en meer keuzemogelijkheden (1). Elektronische handel kent een hoge vlucht en heeft het potentieel om aanzienlijk bij te dragen tot de groeidoelstellingen van de Europese Unie (EU) (2).
De ontwikkeling van e-handel houdt echter bepaalde uitdagingen in op het gebied van de bescherming van de veiligheid en gezondheid van consumenten en andere eindgebruikers tegen gevaarlijke non-foodproducten en/of producten die niet voldoen aan de eisen in de harmonisatiewetgeving van de Unie voor producten („niet-conforme producten”) (3). In dit verband, en vergeleken met offlinehandel, worden markttoezichtautoriteiten in de lidstaten geconfronteerd met talrijke problemen, zoals:
|
i) |
problemen met betrekking tot het traceren van online te koop aangeboden producten en het identificeren van de verantwoordelijke marktdeelnemers; |
|
ii) |
de toename van het aantal buiten het grondgebied van de EU gevestigde marktdeelnemers dat producten online te koop aanbiedt; dit omvat de rechtstreekse verkoop aan EU-consumenten en andere eindgebruikers, hetgeen handhaving van de productregels bemoeilijkt; |
|
iii) |
uitdagingen bij het uitvoeren van risicobeoordelingen of veiligheidstests vanwege het ontbreken van fysieke toegang tot producten; |
|
iv) |
problemen met monstername voor het testen van producten, omdat online aankopen of anonieme aankopen (zoals „mystery shopping”) in sommige lidstaten niet zijn toegestaan; |
|
v) |
problemen met de toepassing van Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake algemene productveiligheid (richtlijn algemene productveiligheid) (4), alsook van Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad (5) tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten die verband houden met de online-omgeving; |
|
vi) |
gebrek aan bewustzijn bij consumenten en bedrijven over het online verhandelen van veilige en conforme producten. |
Doel van deze mededeling is de autoriteiten van de lidstaten bij te staan bij de handhaving van EU-wetgeving inzake de veiligheid en conformiteit van non-foodproducten. Dit document verwijst naar materiële goederen en niet naar non-embedded software en toepassingen. De mededeling heeft betrekking op de toepassing van de richtlijn algemene productveiligheid en van Verordening (EG) nr. 765/2008, de twee belangrijkste wetgevingshandelingen op het gebied van markttoezicht en veiligheid en conformiteit van producten bij onlineverkoop. De mededeling bevat ook goede praktijken voor markttoezicht op online verkochte producten en voor communicatie met bedrijven en consumenten.
Een betere handhaving van de EU-regels voor online verkochte producten helpt non-foodproducten veilig en conform te maken en bevordert de veiligheid en gezondheid van consumenten of andere eindgebruikers binnen de EU. Meer veiligheid en conformiteit van producten in de e-handel versterkt het vertrouwen in onlinemarkten en bevordert de ontwikkeling van e-handel. Betere handhaving helpt ook te zorgen voor een gelijk speelveld voor alle marktdeelnemers in de traditionele en onlineverhandelingsketens en tussen marktdeelnemers die in en buiten de EU zijn gevestigd. Deze mededeling draagt dan ook bij tot een van de prioriteiten van de Commissie: de verdere ontwikkeling van de digitale interne markt.
Deze mededeling is gericht tot de lidstaten en IJsland, Liechtenstein en Noorwegen als ondertekenaars van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (6) (EER). Verwijzingen naar de EU, de Unie of de interne markt moeten dientengevolge worden begrepen als verwijzend naar de EER of de EER-markt.
Deze mededeling moet bijdragen tot een beter begrip van de EU-productwetgeving en tot meer uniformiteit en samenhang in de toepassing van die wetgeving op het vlak van online verkochte producten. Er wordt rekening gehouden met de besprekingen met de autoriteiten van de lidstaten en de belanghebbende partijen die hebben plaatsgevonden in een samenwerkingsproces dat liep van 2013 tot en met 2016.
Deze tekst is uitsluitend bedoeld als leidraad — enkel de tekst van de wetgeving van de Unie zelf is rechtsgeldig. Zij beoogt adviezen te verstrekken op basis van de bestaande collectieve ervaringen en beste praktijken. De informatie is enkel van algemene aard en betreft geen specifieke personen of entiteiten.
Alleen het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft de bevoegdheid om een bindende interpretatie van het recht van de EU te geven. De zienswijzen in dit document kunnen niet vooruitlopen op de standpunten die de Europese Commissie bij het Hof van Justitie zou kunnen innemen. De Europese Commissie noch enige persoon die optreedt namens de Europese Commissie is verantwoordelijk voor het eventuele gebruik van de volgende informatie.
In deze mededeling wordt rekening gehouden met de stand van zaken ten tijde van de opstelling van de richtsnoeren, die op een latere datum kunnen worden gewijzigd.
DEEL A. TOEPASSELIJK RECHTSKADER VOOR ONLINE VERKOCHTE PRODUCTEN
Deel A bevat richtsnoeren voor de toepassing van de richtlijn algemene productveiligheid en van Verordening (EG) nr. 765/2008 voor producten (7) die online worden verkocht.
Doel van de richtlijn algemene productveiligheid is te waarborgen dat in de EU in de handel gebrachte producten veilig zijn. Zij bevat de vereisten voor het organiseren en uitoefenen van markttoezicht op de veiligheids- en gezondheidsaspecten van voor consumenten bestemde non-foodproducten. Dit slaat ook op producten die aan consumenten worden geleverd of aangeboden in het kader van een dienstverrichting. Zij is van toepassing op alle non-food consumentenproducten, voor zover er geen sprake is van specifieke bepalingen met dezelfde doelstelling in de EU-wetgeving inzake de veiligheid van de betrokken producten (8). Daardoor fungeert de richtlijn als vangnet, want zij is van toepassing op consumentenproducten die niet worden afgedekt door meer specifieke bepalingen in EU-productwetgeving.
Verordening (EG) nr. 765/2008 is gericht op het waarborgen van een hoog niveau van bescherming van de gezondheid en veiligheid in het algemeen, de gezondheid en veiligheid op het werk, het milieu enz., en bevat de voorschriften voor de organisatie en de uitoefening van markttoezicht op alle consumentenproducten en niet-consumentenproducten die vallen onder de harmonisatiewetgeving van de Unie betreffende producten (9). Verordening (EG) nr. 765/2008 is van toepassing op alle producten voor zover er geen sprake is van specifieke bepalingen met dezelfde doelstelling, van dezelfde aard en met hetzelfde effect in andere harmonisatiewetgeving van de Unie (10). Bovendien is sectorspecifieke wetgeving van toepassing op de onlineverkoop van energieproducten (11) als aanvulling op de verordeningen inzake energie-etikettering en ecologisch ontwerp (12), die tot doel hebben het energieverbruik te verminderen en de consument voorlichting te verschaffen.
Om te weten of de richtlijn algemene productveiligheid en Verordening (EG) nr. 765/2008 van toepassing zijn, moet worden nagegaan of het product in het kader van een commerciële activiteit wordt geleverd. Producten worden in het kader van een commerciële activiteit door middel van onlineverkoop geleverd wanneer ze door een onlinemarktdeelnemer (13) aan consumenten of andere eindgebruikers in de EU te koop worden aangeboden. In het algemeen worden producten online tegen betaling te koop aangeboden. De kosteloze levering van producten kan onder bepaalde voorwaarden echter ook een commerciële activiteit zijn (14). De verkoop van consument aan consument (C2C) wordt over het algemeen niet beschouwd als commerciële activiteit (15) en valt derhalve niet onder de richtlijn algemene productveiligheid of Verordening (EG) nr. 765/2008.
De volgende drie hoofdaspecten van het EU-rechtskader worden beschouwd als de meest relevante voor onlineverkoop:
|
— |
het begrip „in de handel brengen”; |
|
— |
de verantwoordelijkheden van de autoriteiten voor markttoezicht, en |
|
— |
de verantwoordelijkheden van de betrokken marktdeelnemers. |
In de volgende hoofdstukken worden deze drie aspecten nader toegelicht in verband met onlineverkoop.
1. Het begrip „in de handel brengen” in het kader van onlineverkoop
1.1. Het begrip „in de handel brengen” in het algemeen
De richtlijn algemene productveiligheid, Verordening (EG) nr. 765/2008 en de harmonisatiewetgeving van de Unie zijn, binnen hun respectieve werkingssferen, van toepassing op producten die in Unie in de handel worden gebracht, ongeacht hoe deze worden verkocht, met inbegrip van onlineverkoop of afstandsverkoop (16). Los van de verkooptechniek moeten producten dus veilig zijn en voldoen aan de toepasselijke wetgeving wanneer ze in de EU in de handel worden gebracht.
In Verordening (EG) nr. 765/2008 wordt de term „in de handel brengen” omschreven als „het voor het eerst in de Gemeenschap op de markt brengen van een product” en de term „op de markt aanbieden” als „het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van een product met het oog op distributie, consumptie of gebruik op de communautaire markt” (17). Deze begrippen hebben juridische gevolgen met betrekking tot de identificatie van verantwoordelijke marktdeelnemers (18) en hun respectieve verplichtingen in het kader van de harmonisatiewetgeving van de Unie betreffende producten, zoals in detail uiteengezet in de „Blauwe Gids” (19).
In de richtlijn productveiligheid wordt de term „voor het eerst op de markt aanbieden” niet gebruikt en worden „in de handel brengen”, „leveren” en „op de markt aanbieden” door elkaar gebruikt, zonder enige definitie van deze termen (20) (21). In het kader van de richtlijn algemene productveiligheid worden marktdeelnemers geïdentificeerd op basis van de vraag of hun activiteit van invloed kan zijn op de veiligheidskenmerken van de producten (22). Daarbij zou „in de handel brengen” in het kader van de richtlijn algemene productveiligheid kunnen slaan op de verschillende stadia van de verhandelingsketen, met inbegrip van het voor het „eerst” op de markt aanbieden van het product en dus ook van het daaropvolgende aanbieden (bijvoorbeeld door een distributeur) of leveren (bijvoorbeeld in het kader van een dienstverlening (23)) van het product.
Producten die onder de harmonisatiewetgeving van de Unie en producten die onder de richtlijn algemene productveiligheid vallen, moeten bijgevolg veilig zijn vanaf het moment waarop ze voor het eerst op de EU-markt worden aangeboden (24).
1.2. Het begrip „in de handel brengen” bij e-handel
In de zakenmodellen voor e-handel kunnen producten via verschillende kanalen aan consumenten of andere eindgebruikers worden gesleten.
|
a) |
De fabrikant (25), de importeur (26), de distributeur (27) of de producent (28) is gevestigd in de EU Indien de fabrikant, de importeur, de distributeur of de producent in de EU is gevestigd, is alleen de verkooptechniek anders (29) dan wanneer producten worden aangeboden in traditionele winkels. Producten die aan consumenten en andere eindgebruikers op de EU-markt online te koop worden aangeboden door een in de EU gevestigde fabrikant, importeur, distributeur of producent worden geacht in de EU in de handel te zijn gebracht. Derhalve moeten ze in overeenstemming zijn met de toepasselijke productwetgeving van de EU. |
|
b) |
De fabrikant (30), de importeur (31), de distributeur (32) en de producent (33) zijn gevestigd buiten de EU De productwetgeving van de EU geldt ook in gevallen waarin onlineverkopers van buiten de EU zich richten op consumenten of andere eindgebruikers in de EU. Wanneer de producent, de fabrikant, de importeur en de distributeur buiten de EU zijn gevestigd, moet dus eerst worden nagegaan of het aanbod van de buiten de EU gevestigde onlineverkoper gericht is op consumenten of andere eindgebruikers binnen de EU om te kunnen beoordelen of een product in de EU in de handel wordt gebracht. Deze beoordeling moet per geval gebeuren door na te gaan of uit de website van de verkoper en zijn totale online activiteit op te maken valt of hij van plan is producten aan consumenten of andere eindgebruikers in de lidstaten te slijten. Hierbij kunnen de volgende aspecten worden overwogen: het internationale karakter van de activiteit, het gebruik van een taal en valuta (bijvoorbeeld de euro) van de lidstaten, een in één van de lidstaten geregistreerde domeinnaam, geografische gebieden waar aflevering mogelijk is (34). Indien een onlinemarktdeelnemer levert op adressen binnen de EU, in de EU gebruikte valuta’s van consumenten of andere eindgebruikers binnen de EU aanvaardt als betaling voor het product en een EU-taal gebruikt, richt de marktdeelnemer zijn activiteiten op consumenten of andere eindgebruikers binnen de EU. De fysieke levering aan consumenten of andere eindgebruikers in de EU van een bij een buiten de EU gevestigde onlineverkoper besteld product, ook door een bestelhuisdienstverlener die al dan niet in de EU is gevestigd (35), vormt de onweerlegbare bevestiging dat een product in de EU in de handel is gebracht. De autoriteiten van de lidstaten zijn bevoegd de nodige maatregelen te nemen voorafgaand aan de fysieke uitvoering van een order, zoals blijkt uit de bewoordingen van zowel de richtlijn algemene productveiligheid als Verordening (EG) nr. 765/2008 (36). Indien de fabrikanten, de distributeurs of de producenten dus buiten de EU zijn gevestigd en hun producten online te koop op de EU-markt aanbieden, moeten zij aan de vereisten van de toepasselijke EU-productwetgeving voldoen. |
2. Taken en verantwoordelijkheden van de markttoezichtautoriteiten
De bevoegde autoriteiten in de lidstaten zijn verantwoordelijk voor het uitoefenen van markttoezicht en zijn bevoegd om te controleren of online verkochte producten veilig zijn en aan de EU-productwetgeving voldoen. Voor in webshops uit derde landen gekochte producten die vervolgens in de EU worden ingevoerd, zijn bovendien ook de verantwoordelijke autoriteiten aan de buitengrenzen bevoegd (37) om in te grijpen wanneer de veiligheid en conformiteit van de producten in het geding is (38).
3. Taken en verantwoordelijkheden van marktdeelnemers
Tussen onlineverkoop en traditionele winkels bestaat een wereld van verschil op het gebied van zowel verkooptechnieken als verhandelingsketens. In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de verschillende categorieën marktdeelnemers die een rol spelen in de verhandelingsketens van online verkochte producten in het licht van de toepasselijke EU-wetgeving en mogelijke handhavingsmaatregelen van de bevoegde markttoezichtautoriteiten.
3.1. Producenten, fabrikanten, gemachtigden, importeurs en distributeurs
De verplichtingen van producenten en distributeurs uit hoofde van de richtlijn algemene productveiligheid zijn ook van toepassing op producten die online worden verkocht (39). Producenten moeten waarborgen dat de producten die zij in de EU in de handel brengen, veilig zijn en distributeurs moeten de toepasselijke veiligheidsvereisten zorgvuldig naleven (40). De richtlijn specificeert ook welke maatregelen door de autoriteiten van de lidstaten kunnen worden genomen tegen producten die onder de richtlijn vallen op een wijze die evenredig is aan de ernst van het risico en met inachtneming van het voorzorgsbeginsel (41).
Harmonisatiewetgeving van de Unie en Verordening (EG) nr. 765/2008 bevatten een definitie (42) voor elke categorie van betrokken partij in de verhandelingsketen van een product: de fabrikant, de gemachtigde, de importeur en de distributeur. Hun specifieke verantwoordelijkheden zijn omschreven in de harmonisatiewetgeving van de Unie in verhouding tot hun taak en betrokkenheid in de verhandelingsketen. De fabrikant heeft het hoogste niveau van verantwoordelijkheid omdat hij het product vervaardigt en dus kent en alle potentiële risico’s in de ontwerp- en fabricagestadia kan beoordelen en beheren. De importeur (43) en distributeur hebben minder verantwoordelijkheid omdat zij niet betrokken zijn bij de productie en de conformiteitsbeoordeling. De „Blauwe Gids” bevat een gedetailleerde beschrijving van elke categorie van marktdeelnemer en informatie over hun taken en verplichtingen. Dit geldt ook voor de onlineverhandelingsketen.
3.2. Bestelhuisdienstverleners
3.2.1. De rol van bestelhuisdienstverleners in de onlineverhandelingsketen
Bestelhuisdienstverleners vertegenwoordigen een nieuw door e-handel ontstaan bedrijfsmodel. Deze entiteiten leveren diensten aan andere marktdeelnemers. Doorgaans slaan zij producten op en, na ontvangst van de orders, verpakken en leveren zij de producten aan de klanten. Zij kunnen ook instaan voor retourzendingen. Er bestaat een breed scala bedrijfsmodellen voor bestelhuisdiensten. Sommige bestelhuisdienstverleners bieden uitgebreide diensten aan, andere slechts een basisdienst. Ook variëren ze qua grootte en schaal, van wereldwijde tot micro-ondernemingen.
Dit nieuwe bedrijfsmodel van bestelhuisdienstverleners roept vragen op in verband met hun verantwoordelijkheden in het kader van de EU-productwetgeving. Dit is met name het geval wanneer de marktdeelnemer die de goederen levert buiten de EU is gevestigd en de overeenkomst tot levering van het product rechtstreeks tussen die marktdeelnemer en de consument of andere eindgebruikers in de EU is gesloten, zonder identificeerbare marktdeelnemer binnen de EU die ter verantwoording kan worden geroepen (bijvoorbeeld, een importeur of een gemachtigde). In dat geval is de enige identificeerbare partij in de verhandelingsketen in de EU vaak de bestelhuisdienstverlener. De ervaring leert dat bestelhuisdienstverleners in wisselende mate bereid zijn tot samenwerking met de autoriteiten.
Producten die door onlinemarktdeelnemers worden aangeboden, kunnen worden opgeslagen door in de EU gevestigde bestelhuisdienstverleners om dan snel te kunnen worden geleverd aan consumenten en andere eindgebruikers. Bijgevolg kunnen door dergelijke bestelhuisdienstverleners opgeslagen producten worden geacht te zijn geleverd voor distributie, consumptie of gebruik op de EU-markt en dus in de EU in de handel te zijn gebracht, met name wanneer ze in het vrije verkeer zijn gebracht voordat ze werden opgeslagen in het bestelhuis (44).
3.2.2. De verantwoordelijkheden van bestelhuisdienstverleners in de onlineverhandelingsketen
Om eventuele verantwoordelijkheden van bestelhuisdienstverleners uit hoofde van de EU-regelgeving te kunnen beoordelen, moeten nationale markttoezichtautoriteiten weten of de bestelhuisdienstverlener een verantwoordelijke marktdeelnemer is als bedoeld in de EU-productwetgeving.
3.2.2.1.
Fabrikanten zijn natuurlijke of rechtspersonen die een product vervaardigen of laten ontwerpen of vervaardigen en het onder hun eigen naam of handelsmerk in de handel brengen (45). Bestelhuisdienstverleners leveren doorgaans diensten voor het opslaan, verpakken en leveren van producten die reeds door een marktdeelnemer zijn vervaardigd. Wanneer zij zich evenwel aandienen als fabrikanten door hun naam of merknaam op de producten aan te brengen, moeten bestelhuisdienstverleners worden beschouwd als fabrikanten in de zin van Verordening (EG) nr. 765/2008.
Indien bestelhuisdienstverleners zich als fabrikant aandienen door op het product hun naam, merk of een ander kenteken aan te brengen, of indien zij het product opnieuw in goede staat brengen, moeten zij worden beschouwd als producenten in het kader van de richtlijn algemene productveiligheid (46). Bovendien wordt een beroepshalve bij de verhandelingsketen betrokken persoon overeenkomstig artikel 2, onder e), iii), van de richtlijn algemene productveiligheid als producent beschouwd voor zover zijn activiteiten van invloed kunnen zijn op de veiligheidskenmerken van het product (47). Van invloed kunnen zijn op de veiligheidskenmerken van het product betekent met name dat de structuur, samenstelling of presentatie van een product zodanig kan worden gewijzigd dat risico’s voor de gezondheid en de veiligheid van personen ontstaan (48). Indien bestelhuisdienstverleners bijgevolg in de verhandelingsketen actief zijn en hun activiteiten van invloed zijn op de veiligheidskenmerken van het product, moeten zij worden beschouwd als producenten in het kader van de richtlijn algemene productveiligheid.
3.2.2.2.
Op grond van Verordening (EG) nr. 765/2008 is de „officiële vertegenwoordiger” een in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die schriftelijk door de fabrikant is gemachtigd om namens hem specifieke taken te vervullen (49). Bestelhuisdienstverleners kunnen worden beschouwd als gemachtigden wanneer zij binnen de EU zijn gevestigd en een formeel schriftelijk mandaat hebben gekregen van de marktdeelnemer die de goederen vervaardigt en verkoopt, om namens hem specifieke taken te vervullen.
Binnen de EU gevestigde bestelhuisdienstverleners worden beschouwd als gemachtigden van de fabrikanten in het kader van de richtlijn algemene productveiligheid mits zij daartoe uitdrukkelijk zijn gemachtigd door de fabrikant uit het derde land (50).
3.2.2.3.
In Verordening (EG) nr. 765/2008 worden importeurs gedefinieerd als in de EU gevestigde natuurlijke of rechtspersonen die een product uit een derde land in de EU in de handel brengen (51). Bestelhuisdienstverleners brengen door hen opgeslagen producten niet in de handel indien zij niet degenen zijn die de producten op de EU-markt aanbieden met het oog op distributie, consumptie of gebruik. In dat geval ontvangen bestelhuisdienstverleners de producten van de onlineverkoper slechts met het oog op daaropvolgende dienstverlening en kunnen zij moeilijk worden beschouwd als importeurs in de zin van de harmonisatiewetgeving van de Unie betreffende producten. Uit een analyse per geval kan blijken dat bestelhuisdienstverleners wel importeurs zijn in de zin van de harmonisatiewetgeving van de Unie (52).
In tegenstelling tot Verordening (EG) nr. 765/2008 staat in de richtlijn algemene productveiligheid geen definitie voor importeur; de richtlijn beschouwt importeurs in bepaalde gevallen als producenten (met name wanneer de fabrikant geen vertegenwoordiger heeft in de EU) (53). Met het oog op effectieve toepassing van dit concept kunnen bestelhuisdienstverleners worden beschouwd als importeurs in het kader van de richtlijn algemene productveiligheid indien de producten die zij opslaan, etiketteren, verpakken enz. afkomstig zijn van buiten de EU en zij deze in de EU in de handel brengen.
3.2.2.4.
Wanneer zij niet worden beschouwd als fabrikanten, gemachtigden of importeurs, en hun activiteiten meer inhouden dan pakketbezorgdiensten die voorzien in het uit- en inklaren, sorteren, vervoeren en afleveren van pakjes (54), worden bestelhuisdienstverleners beschouwd als distributeurs in de zin van Verordening (EG) nr. 765/2008.
In het kader van de richtlijn algemene productveiligheid is een distributeur elke persoon die beroepshalve betrokken is bij de verhandelingsketen, maar wiens activiteit geen invloed heeft op de veiligheidskenmerken van het product (55). Overeenkomstig artikel 2, onder f), van de richtlijn algemene productveiligheid heeft „invloed heeft op de veiligheidskenmerken van het product” dezelfde betekenis als in artikel 2, onder e), iii), van die richtlijn. Wanneer, na een beoordeling per geval van hun specifieke activiteiten, blijkt dat bestelhuisdienstverleners geen invloed hebben op de veiligheidskenmerken van een product, kunnen zij in het kader van de richtlijn algemene productveiligheid worden beschouwd als distributeurs in de verhandelingsketen, tenzij hun activiteiten enkel het bezorgen van pakjes behelzen (56).
In de praktijk betekent dit dat bestelhuisdienstverleners die kwalificeren als distributeurs de volgende verantwoordelijkheden hebben op grond van de harmonisatiewetgeving van de Unie en van de richtlijn algemene productveiligheid:
|
1. |
Distributeurs (57) moeten de nodige zorgvuldigheid betrachten bij het op de markt aanbieden van producten (58). Deze verplichting heeft betrekking op het gedrag van een redelijke en normaal voorzichtige marktdeelnemer die probeert schade te voorkomen. Distributeurs moeten de markttoezichtautoriteiten kunnen aantonen dat zij de nodige zorgvuldigheid hebben betracht (59). |
|
2. |
Alvorens de producten op de markt te brengen, moeten distributeurs (60) controleren of:
|
|
3. |
Distributeurs (61) moeten verplicht samenwerken met de markttoezichtautoriteiten. In voorkomend geval moeten zij:
|
In de praktijk betekent dit dat bestelhuisdienstverleners die kwalificeren als distributeurs, zoals hierboven uiteengezet, de fabrikant en eventuele andere onlinemarktdeelnemers zouden moeten kunnen identificeren en contacteren (64), met de autoriteiten zouden moeten samenwerken aan eventuele corrigerende maatregelen en in de mate van het mogelijke corrigerende maatregelen zouden moeten initiëren (bijvoorbeeld leveringen opschorten bij het contacteren van de fabrikant en andere onlinemarktdeelnemers).
Ten slotte kunnen de autoriteiten van de lidstaten op basis van artikel 8, lid 4, onder c), van de richtlijn algemene productveiligheid maatregelen nemen ten aanzien van iedereen (behalve de producent of de distributeur in de zin van de richtlijn algemene productveiligheid) wanneer dat nodig is, om samen te werken bij maatregelen om te vermijden dat een product risico’s inhoudt, in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel (65).
3.3. Andere relevante actoren
3.3.1. De aangever in het kader van het douanewetboek van de Unie
De aangever is de persoon die de douaneaangifte doet (66). De bevoegde autoriteiten kunnen aangevers verzoeken om samen te werken bij het uitoefenen van markttoezicht.
Artikel 188 en artikel 189 van het douanewetboek van de Unie geeft douaneautoriteiten de bevoegdheid om de douaneaangifte en de ondersteunende documenten te onderzoeken, de juistheid van de informatie te controleren, van de aangever eventuele andere documenten te verlangen, over te gaan tot het onderzoek van de goederen en eventueel monsters te nemen. Deze handelingen worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de aangever, die ook de kosten ervan draagt.
3.3.2. Onlinedienstverleners die als tussenpersoon optreden
Marktdeelnemers kunnen hun producten rechtstreeks aan consumenten of andere eindgebruikers slijten via webwinkels en kunnen ook gebruikmaken van door onlineplatforms aangeboden marktplaatsen (67).
De richtlijn e-handel (68) stelt een algemeen wettelijk kader vast voor elektronische handel in de EU. De desbetreffende verplichtingen zijn onder meer van toepassing op onlineverkopers van producten en diensten of online adverteerders, zolang ze maar een dienst van de informatiemaatschappij aanbieden (69) en binnen de werkingssfeer van deze richtlijn vallen. De richtlijn e-handel wordt aangevuld met andere EU-wetgeving, met name consumenten- en marketingrecht (70).
De richtlijn e-handel standaardiseert ook de vrijstellingen van aansprakelijkheid voor inhoud van derden die gelden voor aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij die als tussenpersoon optreden. Daartoe worden drie verschillende categorieën diensten beschreven, waarvan hosting de belangrijkste is vanuit het oogpunt van de veiligheid en conformiteit van producten (71). Hosting is een dienst waarbij een dienstverlener die als tussenpersoon optreedt, zoals een onlinemarktplaats of een onlineplatform (72) op zijn server op louter passieve wijze informatie opslaat — en ter beschikking stelt van het publiek — die door de afnemer van de dienst, zoals een onlineverkoper van producten wordt geleverd.
Dienstverleners die als tussenpersoon optreden en die hostingactiviteiten verrichten, kunnen onder bepaalde voorwaarden worden vrijgesteld van aansprakelijkheid (73) voor onwettige informatie die door derden via hun netwerken is aangeboden of voor onwettige activiteiten van derden, zoals informatie die het auteursrecht of handelsmerken schendt of oneerlijke handelspraktijken. Hoewel de richtlijn e-handel geen definitie bevat van het begrip onwettige informatie of activiteit kan dit concept op basis van de harmonisatiewetgeving van de Unie en de richtlijn algemene productveiligheid ook betrekking hebben op het aanbieden van onveilige en/of niet-conforme producten (74).
De vrijstelling van aansprakelijkheid is evenwel aan specifieke voorwaarden onderworpen. Ze is alleen van toepassing indien de als tussenpersoon optredende dienstverleners niet weten of zich er niet van bewust zijn dat de gehoste activiteit of informatie onwettig is of wanneer zij de informatie onmiddellijk verwijderen of de toegang ertoe blokkeren zodra zij wel weten of zich ervan bewust worden dat de informatie of activiteit onwettig is (bijv. vanwege een „voldoende precies en adequaat onderbouwde” kennisgeving (75)). Indien aanbieders van hostingdiensten niet aan deze voorwaarden voldoen, komen zij niet in aanmerking voor de vrijstelling van aansprakelijkheid en kunnen zij dus aansprakelijk worden gesteld voor de inhoud die zij hosten.
De vrijstelling van aansprakelijkheid waarin de richtlijn e-handel voorziet, belet lidstaten niet om procedures vast te stellen voor het verwijderen van informatie of de toegang daartoe onmogelijk te maken (76).
Ook kan een rechter of een administratieve autoriteit in de rechtsstelsels van de lidstaten verlangen dat de informatiedienstverlener een inbreuk beëindigt of voorkomt door inhoud van derden te verwijderen en/of de vermeende inbreuken voortaan te voorkomen (77). In die zin kunnen overheidsinstanties specifieke toezichtvereisten vaststellen, voor zover deze een duidelijk doel dienen, zoals beschreven in punt 5.2 van deel B in deze mededeling.
Met de huidige rechtsgrondslag kunnen de lidstaten evenwel geen algemene verplichting opleggen aan onlinedienstverleners die als tussenpersoon optreden, zoals de aanbieders van hostingdiensten, om toe te zien op inhoud, of een algemene verplichting om actief te speuren naar feiten of omstandigheden die op onwettige activiteit wijzen.
Dit betekent bijvoorbeeld dat nationale autoriteiten als tussenpersoon optredende dienstverleners geen algemene verplichting kunnen opleggen om actief toe te zien op hun volledige internetverkeer en om te zoeken naar delen ervan die wijzen op onwettige activiteiten, zoals het te koop aanbieden van niet-conforme of gevaarlijke producten (78). Dit werd verder verduidelijkt door het Hof van Justitie van de Europese Unie (79).
In het kader van markttoezicht op basis van de toepassing van de richtlijn algemene productveiligheid, Verordening (EG) nr. 765/2008 en de desbetreffende harmonisatiewetgeving van de Unie zijn de bepalingen van de richtlijn e-handel van toepassing op gevallen waarin onveilige en/of niet-conforme producten worden verkocht via als tussenpersoon optredende onlinedienstverleners. Ongeacht eventuele maatregelen tegen een onlinedienstverlener die als tussenpersoon optreedt, moeten markttoezichtautoriteiten markttoezicht uitoefenen op basis van de toepasselijke bepalingen van de richtlijn algemene productveiligheid, Verordening (EG) nr. 765/2008 en de desbetreffende harmonisatiewetgeving van de Unie en daarbij ook de spelers in de verhandelingsketen meenemen (met betrekking tot de richtlijn algemene productveiligheid, bijvoorbeeld, de producent of de distributeur, naargelang van het geval (80)). De markttoezichtautoriteiten kunnen naar eigen oordeel per geval de meest geschikte maatregelen nemen, ook met het oog op het evenredigheidsbeginsel. Daarbij moet rekening worden gehouden met het niveau van het risico, de vraag of de marktdeelnemer te identificeren valt, de urgentie, en of eerder al maatregelen zijn genomen ten aanzien van het product in kwestie enz. (81).
3.3.3. Leveranciers van postdiensten
De richtlijn postdiensten is niet van toepassing op aan beperkingen onderworpen en verboden goederen. De lidstaten kunnen evenwel voorwaarden opleggen aan het aanbieden van postdiensten om de naleving van essentiële vereisten te waarborgen, zoals de veiligheid van het netwerk bij het vervoer van gevaarlijke goederen (82). Aangezien postdiensten het briefgeheim moeten waarborgen, zijn ze in principe niet aansprakelijk voor de inhoud die zij leveren. Niettemin kan het werk van de aanbieders van postdiensten worden beïnvloed door productcontroles, omdat pakjes met in derde landen bestelde producten door de douane kunnen worden geopend en gecontroleerd (83).
DEEL B. PRAKTISCHE ASPECTEN VAN MARKTTOEZICHT OP ONLINE VERKOCHTE PRODUCTEN
Dit deel bevat advies en een aantal voorbeelden van goede praktijken voor de autoriteiten van de lidstaten inzake het markttoezicht op online aan consumenten of andere eindgebruikers binnen de EU te koop aangeboden producten, voornamelijk gebaseerd op de bestaande praktijk (84).
1. Algemene beginselen bij markttoezicht
De autoriteiten van de lidstaten moeten bij het uitoefenen van markttoezicht rekening houden met een aantal algemene beginselen die gelden voor zowel traditioneel als onlinemarkttoezicht.
Op grond van het evenredigheidsbeginsel (85) moeten autoriteiten maatregelen nemen die in verhouding staan tot de ernst van het risico van het product (86) en/of de ernst van de niet-conformiteit (87). Tegelijkertijd moet terdege rekening worden gehouden met het voorzorgsbeginsel.
Voorts moet markttoezicht bij voorrang gericht zijn op de belangrijkste partijen in de verhandelingsketen en corrigerende maatregelen verlangen van degenen (met name de fabrikant/producent of importeur) die verantwoordelijk zijn voor het in de handel brengen van een product in de EU. Dat verzoek moet worden ingediend vóór of parallel aan het aanspreken van de distributeur verderop in de verhandelingsketen.
Daarnaast moeten autoriteiten uit verschillende lidstaten samenwerken voor een doeltreffend markttoezicht (88). Dit is met name van belang vanwege de grensoverschrijdende aard van e-handel.
2. Strategie en planning van onlinemarkttoezicht
Met het oog op de doeltreffende organisatie van het markttoezicht doen de autoriteiten van de lidstaten er goed aan een strategie te bepalen voor het uitoefenen van markttoezicht op producten die online te koop worden aangeboden om een breed scala van onlineproducten met de voor controles beschikbare middelen te kunnen monitoren. Die strategie moet de prioriteiten bij hun markttoezichtactiviteiten bepalen en dienovereenkomstig middelen toewijzen. De strategie moet er rekening mee houden dat de autoriteiten van de lidstaten proactief en reactief markttoezicht kunnen uitoefenen.
Bij het uitoefenen van proactief markttoezicht controleren de autoriteiten bepaalde categorieën producten of bepaalde marktdeelnemers op eigen initiatief en op basis van risicogerelateerde criteria. De markttoezichtautoriteiten moeten in eerste instantie marktdeelnemers controleren die binnen hun rechtsgebied de meeste schade berokkenen.
De autoriteiten van de lidstaten oefenen reactief markttoezicht uit nadat zij hebben vernomen dat gevaarlijke en niet-conforme producten online worden aangeboden. Reactief markttoezicht kan worden uitgeoefend met behulp van verschillende informatiebronnen. Een doeltreffende manier om dit te doen, is nagaan of de gevaarlijke producten die zijn gemeld met het EU-systeem voor snelle waarschuwingen voor gevaarlijke non-foodproducten online worden verkocht (89). Andere informatiebronnen die hiervoor kunnen worden gebruikt, zijn onder meer het wereldwijde portaal van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) voor terugroepacties (90), klachten van consumenten, en van andere instanties, economische marktdeelnemers en de media verkregen informatie.
3. De organisatie van onlinemarkttoezicht
Voor controles op online verkochte producten zijn een aantal specifieke praktische wijzigingen vereist in de organisatie van traditioneel markttoezicht door de autoriteiten van de lidstaten.
De ervaring in sommige lidstaten leert dat het opzetten van centrale eenheden voor monitoring en tracering van online verkochte gevaarlijke en niet-conforme producten er mee voor kan zorgen dat de voor de markttoezichtautoriteiten beschikbare middelen efficiënt worden gebruikt (91) (92). Zodra gevaarlijke en niet-conforme producten en de betrokken marktdeelnemer zijn geïdentificeerd door de eenheid voor onlinetoezicht kunnen de bevoegde inspecteurs zich met de follow-up bezighouden.
Onlinecontroleurs moeten beschikken over specifieke kennis van en inzicht in de online omgeving en onderzoekswerk om gevaarlijke en niet-conforme producten efficiënt te kunnen opsporen. In dit verband kan de ontwikkeling van specifieke standaardprocedures en richtsnoeren voor het markttoezicht van de lidstaten op online verkochte producten:
|
— |
de markttoezichthouders helpen om op één locatie op gestructureerde wijze relevante informatie op te slaan en te vinden, specifiek voor online onderzoeken; |
|
— |
hun activiteiten doeltreffender maken (93). |
Als aanvulling hierop moeten de autoriteiten van de lidstaten onderling opleidingen en uitwisseling van informatie organiseren, samen met de Europese Commissie, over beste praktijken voor online onderzoeken.
Online onderzoeken in verband met de handhaving van wetgeving inzake productveiligheid en wetgeving voor de handhaving van de economische belangen van de consument (94) hebben veel gemeenschappelijke kenmerken. Ze hebben het vaak gemunt op dezelfde soort websites of zelfs dezelfde marktdeelnemers. Bijgevolg kan het efficiënt zijn om online onderzoeken in verband met beide gebieden door dezelfde centrale eenheden te laten verrichten. Dat kan met name nuttig zijn wanneer dezelfde autoriteit in een lidstaat over beide beleidsgebieden gaat, hetgeen in de meeste lidstaten nu al zo is. Dankzij de gelijkenissen tussen deze online onderzoeken kunnen richtsnoeren voor een bepaald consumentenbeleid ook van nut zijn voor andere beleidsgebieden.
4. Specifieke kenmerken en behoeften van online-onderzoeken
Zodra de passende strategie, planning en organisatie van online markttoezicht vaststaan, kunnen de autoriteiten van de lidstaten hun online onderzoeken efficiënter uitvoeren. Bij het uitvoeren van online onderzoeken moet rekening worden gehouden met sommige specifieke kenmerken en behoeften.
Een van de belangrijkste verschillen tussen online onderzoeken en onderzoeken in de traditionele verhandelingsketen is de toegang van de autoriteiten tot de materiële producten. Bij online onderzoeken moeten autoriteiten de beschikbare informatie controleren op de website waarop het product te koop wordt aangeboden en, in geval van twijfel over de conformiteit, moeten ze productmonsters nemen. In traditionele verhandelingsketens hebben autoriteiten vrij gemakkelijk toegang tot productmonsters uit de distributieketen. Dit is niet het geval bij onlineproducten. Indien in de betrokken lidstaat een productvoorraad beschikbaar is, ligt bemonstering voor de hand. Wanneer de productvoorraad echter alleen maar in een andere lidstaat voorhanden is, moet grensoverschrijdend worden samengewerkt om aan testmonsters te komen of moet worden afgesproken dat tests worden uitgevoerd waar de producten zich bevinden. Ook moeten productmonsters online worden gekocht en daarvoor zouden de markttoezichtautoriteiten van de lidstaten aan „mystery shopping” kunnen doen, omdat het anoniem aanschaffen van monsters, zoals een normale klant zou doen, de markttoezichtautoriteiten onderzoeksvoordelen biedt (95).
Een ander groot verschil tussen online onderzoeken en onderzoeken in traditionele verhandelingsketens betreft het achterhalen van de identiteit van de verantwoordelijke marktdeelnemer om aan aanvullende informatie te kunnen komen, producten te kunnen bemonsteren en verdere maatregelen op het gebied van markttoezicht te kunnen nemen. Als niet meteen informatie beschikbaar is, kan het opsporen van de marktdeelnemer die producten online te koop aanbiedt het lastigste aspect van online onderzoeken zijn. Daarom moeten markttoezichtautoriteiten de beschikbare instrumenten gebruiken om ter identificatie van marktdeelnemers gegevens op te vragen uit relevante informatiebronnen, met inbegrip van internetproviders, registers van domeinnamen (96), betalingsdienstaanbieders, intermediaire dienstverleners (bv. platforms) en bestelhuisdienstverleners.
Bij het speuren naar gegevens over een bepaalde marktdeelnemer moeten de markttoezichtautoriteiten rekening houden met de regels inzake de bescherming van persoonsgegevens (zie de richtlijn gegevensbescherming (97) en vanaf 25 mei 2018 de algemene verordening gegevensbescherming (98) en de e-privacyrichtlijn (99)). De nationale autoriteiten moeten de toepasselijke regels volgen en daarom wordt aanbevolen dat hun voor gegevensbescherming bevoegde nationale toezichthoudende instanties deze processen controleren (100).
Ten slotte kan het zijn dat de autoriteiten van de lidstaten bij online onderzoeken relevante bewijzen moeten verzamelen over gevaarlijke en niet-conforme producten. De methoden voor het vergaren van bewijsmateriaal moeten ermee rekening houden dat online informatie prompt kan worden gewijzigd en verwijderd. Diverse beschikbare technische hulpmiddelen kunnen ervoor zorgen dat bewijsmateriaal in verband met online onderzoeken naar behoren wordt geregistreerd en opgeslagen en in alle daaropvolgende procedures kan worden gebruikt.
5. Corrigerende maatregelen in verband met online verkochte producten
De autoriteiten van de lidstaten moeten corrigerende maatregelen nemen tegen gevaarlijke en niet-conforme producten die online worden verkocht. In grensoverschrijdende situaties kan het noodzakelijk zijn om samen te werken met andere autoriteiten dan die van de betrokken lidstaat.
5.1. Corrigerende maatregelen die afhangen van de vestigingsplaats van de marktdeelnemer
De handhavingsbevoegdheden van nationale markttoezichtautoriteiten beperken zich tot hun eigen rechtsgebied. Daarom hangen de mogelijkheden voor en de doeltreffendheid van corrigerende maatregelen door nationale autoriteiten af van de plaats waar de marktdeelnemer is gevestigd. In dit deel wordt beschreven welke maatregelen de autoriteiten van de lidstaten kunnen nemen, afhankelijk van de locatie van de geïdentificeerde marktdeelnemer die gevaarlijke en niet-conforme producten levert en hoe de autoriteiten kunnen samenwerken.
5.1.1. De marktdeelnemer is gevestigd in het rechtsgebied van de autoriteit
Indien de marktdeelnemer is gevestigd in het rechtsgebied van de autoriteit, kan de autoriteit maatregelen nemen op basis van haar bevoegdheden. Na identificatie van de marktdeelnemer kan de autoriteit van hem alle documentatie verlangen waarmee de conformiteit kan worden aangetoond (bv. EU-conformiteitsverklaring, technische documentatie, testverslagen enz.) en zo nodig corrigerende maatregelen nemen (101).
5.1.2. De marktdeelnemer is gevestigd in de EU, maar buiten het rechtsgebied van de autoriteit
Indien uit onlinetoezicht blijkt dat gevaarlijke en niet-conforme producten te koop worden aangeboden door een onlineverkoper die is gevestigd binnen de EU, maar buiten het rechtsgebied van de onderzoekende autoriteit, moeten nationale autoriteiten ook eerst rechtstreeks contact opnemen met de betrokken marktdeelnemers om de informatie te verkrijgen die noodzakelijk is voor het onderzoek of in geval van niet-conformiteit corrigerende maatregelen verlangen (102).
Indien de marktdeelnemer niet meewerkt, doet de nationale autoriteit er goed aan op de volgende wijze gebruik te maken van grensoverschrijdende samenwerking (103):
|
— |
Indien de markttoezichtautoriteit van land A informatie nodig heeft om de conformiteitsbeoordeling van marktdeelnemers in land B te voltooien en de marktdeelnemer niet reageert op het verzoek om documenten, kan de markttoezichtautoriteit van land A de markttoezichtautoriteit van land B om bijstand verzoeken (104). |
|
— |
Indien de marktdeelnemer niet uit eigen beweging corrigerende maatregelen neemt, zou de markttoezichtautoriteit (105) van land A: i) verplichte maatregelen nemen met betrekking tot online aangeboden producten binnen de bevoegdheid van die autoriteit, ongeacht of de marktdeelnemer is gevestigd in land B (106), en ii) in voorkomend geval de maatregelen melden aan het informatie- en communicatiesysteem voor markttoezicht (ICSMS) (107)/snel waarschuwingssysteem voor gevaarlijke non-foodproducten (RAPEX). De markttoezichtautoriteiten van de andere lidstaten zouden dan follow-upmaatregelen moeten nemen, deze melden ten behoeve van RAPEX en/of de vrijwaringsclausuleprocedure en meer specifiek zou de markttoezichtautoriteit van land B contact moeten opnemen met de fabrikant/importeur in de EU en corrigerende maatregelen moeten verlangen voor alle betrokken producten (108). |
De Commissie faciliteert deze samenwerking door middel van een lijst met contactgegevens van de betrokken autoriteiten van de lidstaten indien grensoverschrijdende samenwerking is vereist (109).
5.1.3. De marktdeelnemer is buiten de EU gevestigd
Indien een marktdeelnemer buiten de EU is gevestigd, hebben de autoriteiten van de lidstaten bepaalde mogelijkheden om maatregelen tegen hem af te dwingen. Deze marktdeelnemers moet erop worden gewezen dat online aan klanten in de EU te koop aangeboden producten in overeenstemming moeten zijn met de EU-voorschriften. Zij moeten ook worden geïnformeerd over hun verplichtingen en moeten worden verzocht eventuele niet-conforme gevallen te verhelpen. De lidstaten kunnen indien nodig webpagina’s blokkeren waarop gevaarlijke of niet-conforme producten worden aangeboden. Met name kunnen de lidstaten op grond van artikel 8, lid 1, onder d) en e), van de richtlijn algemene productveiligheid daartoe specifieke maatregelen nemen. In dezelfde zin kunnen de markttoezichtautoriteiten op grond van artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 765/2008 de nodige maatregelen nemen om producten geheel of gedeeltelijk uit de handel te nemen of om het in de handel brengen ervan te verbieden of te beperken.
Samenwerking met autoriteiten in andere rechtsgebieden kan instrumenten aanreiken voor het oplossen van dergelijke zaken. Daarom moeten de lidstaten worden aangemoedigd om samen te werken met de bevoegde autoriteiten in derde landen. Het is raadzaam dat de lidstaten de Commissie in kennis stellen van dergelijke samenwerkingsactiviteiten. Dit is met name van belang voor kwesties die om een gecoördineerde aanpak op EU-niveau vragen om samenwerking te bevorderen bij onderzoeken die betrekking hebben op de veiligheid en conformiteit van producten die online te koop worden aangeboden aan consumenten of andere eindgebruikers binnen de EU. De lidstaten moeten in hun kennisgevingen van gevaarlijke producten die zijn ingediend via het systeem voor snelle waarschuwingen vermelden of het product online werd verkocht in een derde land en via welke webwinkel of welk onlineplatform het is verkocht.
Een specifiek kader voor internationale samenwerking inzake productveiligheid bestaat reeds in de vorm van het RAPEX-China-systeem, dat is vastgesteld tussen de diensten van de Europese Commissie en de Chinese algemene administratie voor kwaliteitsbewaking, inspectie en quarantaine (AQSIQ) (110).
Wanneer online te koop aangeboden producten de EU binnenkomen vanuit derde landen, moet ook worden gestreefd naar samenwerking tussen markttoezichtautoriteiten en de douane om leveringen aan de grens te controleren en tegen te houden (111) (112). Dit is van cruciaal belang wanneer een levering rechtstreeks van buiten de EU naar een EU-klant gaat en geen enkele marktdeelnemer in de EU aanwezig is.
5.2. Specifieke corrigerende maatregelen voor online verkochte producten
Wanneer producten online te koop worden aangeboden, kunnen markttoezichtautoriteiten in sommige gevallen op basis van het nationale recht specifieke corrigerende maatregelen verlangen van onlinedienstverleners die als tussenpersoon optreden (bijvoorbeeld aanbieders van hostingdiensten, zoals onlineplatforms) om informatie over niet-conforme en onveilige producten op hun website te verwijderen of ontoegankelijk te maken. Dit geldt ook voor gevallen waarin de verkopers buiten de EU zijn gevestigd. Het betreft hier de „melding en actie”-procedure (113).
Hoewel de richtlijn e-handel niet als zodanig in deze procedure voorziet, kan ze worden beschouwd als de basis ervan, voor zover het de voorwaarden betreft om in aanmerking te komen voor de vrijstelling van aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 14, lid 1, van die richtlijn met betrekking tot kennis en besef en de daaropvolgende verwijdering van informatie of blokkering van de toegang daartoe. De markttoezichtautoriteiten moeten de bevoegdheden en middelen hebben om deze „melding en actie”-procedures rechtstreeks toe te passen of om samen te werken met hun nationale autoriteiten die bevoegd zijn voor de toepassing van de richtlijn e-handel (114).
Voor zover de tussenpersoon van de vrijstelling van aansprakelijkheid in artikel 14, lid 1, van de richtlijn e-handel wil gebruikmaken, moet hij prompt reageren om onwettige inhoud te verwijderen of de toegang daartoe te blokkeren wanneer hij in kennis is gesteld van, bijvoorbeeld, een onveilig of niet-conform product (115). Daartoe zouden de autoriteiten die een kennisgeving indienen voldoende informatie moeten verstrekken zodat als tussenpersoon optredende dienstverleners de onwettige informatie redelijkerwijs kunnen identificeren.
Terwijl uit hoofde van artikel 15, lid 1, van de richtlijn e-handel geen algemene verplichting mag worden opgelegd om toe te zien op of actief te zoeken naar feiten, kunnen de lidstaten krachtens hetzelfde artikel tussenpersonen verplichten om de bevoegde autoriteiten onverwijld in kennis te stellen van vermeende onwettige activiteiten of informatie van afnemers van hun dienst. Tussenpersonen kunnen ook worden verplicht om informatie door te spelen aan de bevoegde autoriteiten, op hun verzoek, aan de hand waarvan de afnemers van hun dienst waarmee zij opslagovereenkomsten hebben, kunnen worden geïdentificeerd.
Om als tussenpersoon optredende dienstverleners te helpen om effectief te reageren en informatie over te koop aangeboden onveilige of niet-conforme producten van hun website te halen, is het met het oog op een prompte reactie raadzaam dat de autoriteiten van de lidstaten nauwe contacten onderhouden met belangrijke tussenpersonen die hostingdiensten leveren voor online verkochte producten.
Naast de procedure voor „melding en actie” waarin het nationale recht kan voorzien, kunnen sommige EU-markttoezichtautoriteiten ook bepaalde websites blokkeren en sluiten op grond van hun respectieve nationale rechtskaders.
Wat ten slotte de specifieke kenmerken van het beheer van de productveiligheid bij e-handel betreft, moet worden opgemerkt dat online aankopen het voordeel hebben dat consumenten en andere eindgebruikers gemakkelijk kunnen worden geïdentificeerd omdat hun contactgegevens worden achtergelaten bij het online winkelen. Dit betekent dat klanten door de betrokken marktdeelnemers vlotter zouden kunnen worden bereikt wanneer corrigerende maatregelen, zoals terugroepacties, noodzakelijk zijn (116).
DEEL C. BEWUSTMAKING VAN CONSUMENTEN EN BEDRIJVEN VAN DE VEILIGHEID EN CONFORMITEIT VAN ONLINE VERKOCHTE PRODUCTEN
In dit deel komen beste praktijken aan bod van de autoriteiten van de lidstaten om consumenten en bedrijven bewust te maken van de risico’s van gevaarlijke en niet-conforme producten die online worden verkocht.
1. Bewustmaking van de consument
Een van de manieren om te voorkomen dat consumenten worden blootgesteld aan gezondheids-, veiligheids- en andere risico’s in verband met online verkochte producten is hen te wijzen op de problemen in verband met online winkelen en hen in staat te stellen weloverwogen beslissingen te nemen.
Autoriteiten wordt aangeraden de consumentenbescherming te verbeteren door hun activiteit op het gebied van toezicht- en handhaving aan te vullen met op de consument gerichte communicatie.
Autoriteiten kunnen hun instrumentarium voor communicatie met de consumenten ontwikkelen op basis van de veronderstelling dat consumenten over het algemeen verwachten dat de producten die zij online kopen veilig zijn en in overeenstemming zijn met de desbetreffende regels. Consumenten zijn zich niet meteen bewust van de potentiële risico’s van online winkelen (117).
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op twee aspecten die van belang zijn voor een betere bewustmaking van de consument: Wat is nuttige informatie voor de consumenten en hoe kunnen de autoriteiten van de lidstaten consumenten het best voorlichten? Deze suggesties kunnen worden gebruikt in eventuele informatiecampagnes voor consumenten.
1.1. Wat is nuttige informatie voor de consument?
De autoriteiten van de lidstaten kunnen inzake de veiligheid en conformiteit van producten maatregelen nemen om ten minste de volgende essentiële aspecten met betrekking tot de online verkoop van consumentenproducten onder de aandacht van consumenten te brengen:
|
— |
consumentenproducten (zowel online als in traditionele winkels) moeten voldoen aan een breed scala aan wettelijke voorschriften om ervoor te zorgen dat ze geen gevaar opleveren voor de veiligheid en gezondheid of andere risico’s voor de consument inhouden; |
|
— |
consumenten moeten bij het online winkelen worden aangemoedigd om na te trekken of de verplichte productinformatie voorhanden is, zoals waarschuwingen en informatie in verband met traceerbaarheid (bv. het adres en de contactinformatie van de fabrikant en, indien van toepassing, de importeur) (118); |
|
— |
markttoezichtautoriteiten in de lidstaten zijn binnen hun bevoegdheden voor het monitoren van de markt verantwoordelijk om ervoor te zorgen dat te koop aangeboden producten veilig zijn en aan de toepasselijke vereisten voldoen; |
|
— |
om het risico op het online aankopen van onveilige producten tot een minimum te beperken, kunnen consumenten:
|
|
— |
consumenten moeten worden geïnformeerd over eventuele instrumenten die zij kunnen gebruiken om klachten in te dienen en veiligheidsproblemen of andere problemen van non-conformiteit met online gekochte producten bij de autoriteiten te melden. Zij moeten ook worden geïnformeerd over hun rechten als consument ingeval een product wordt teruggeroepen. |
Meer gedetailleerde sectorspecifieke informatie zou kunnen worden verstrekt over productcategorieën die vaker leiden tot risico’s, ongevallen en letsels (122).
1.2. Hoe moeten de lidstaten de consumenten voorlichten over aspecten van productveiligheid die aandacht verdienen bij online winkelen?
In dit deel worden specifieke instrumenten voor consumentenvoorlichting en goede praktijken beschreven die al door verscheidene lidstaten worden gehanteerd om de consument informatie over productveiligheid online te verschaffen.
1.2.1. Websites van autoriteiten
Websites van autoriteiten zouden beknopte en actuele informatie kunnen verstrekken over de wetgeving betreffende productveiligheid, de rechten van de consument en de rechten en plichten van marktdeelnemers. Deze websites zouden een specifieke rubriek kunnen reserveren voor klachten van consumenten over de veiligheid en/of non-conformiteit van online verkochte producten.
1.2.2. Via de media en bewustmakingscampagnes
Autoriteiten zouden de media en het internet kunnen gebruiken om de consument een aantal kernboodschappen mee te geven. Voorbeelden van media waarmee boodschappen onder een breed doelpubliek kunnen worden verspreid, zijn bekende tv-programma’s, gespecialiseerde websites, de geschreven pers, en ook consumententijdschriften.
Wanneer problemen met de veiligheid van producten de krantenkoppen halen, worden autoriteiten heel vaak door de pers aan de tand gevoeld. Dit kan voor autoriteiten de gelegenheid zijn om belangrijke problemen bij online winkelen onder de aandacht van de consument te brengen (123).
Autoriteiten worden tevens aangemoedigd om bewustmakingscampagnes op te zetten, ook op sociale media, met bijzondere aandacht voor de veiligheid en conformiteit van online verkochte producten. Autoriteiten zouden informatie kunnen verspreiden over de aandachtspunten die belangrijk zijn om veilig online te kunnen winkelen.
1.2.3. Regelingen voor consumentenklachten
Regelingen voor consumentenklachten zijn belangrijk voor markttoezichtautoriteiten omdat ze de aandacht vestigen op gevaarlijke en niet-conforme producten en ook op de behoeften en zorgen van de consument (124). Klachten vormen een goede bron van informatie voor de planning van toezicht- en consumentenvoorlichtingsactiviteiten. Nationale autoriteiten kunnen consumenten duidelijke informatie verschaffen over: a) wanneer een klacht in te dienen, b) hoe een klacht in te dienen, en c) de instantie die gaat over de afhandeling van klachten.
De lidstaten zouden kunnen zorgen voor onlineregelingen voor consumentenklachten voor gevaarlijke en niet-conforme producten die online worden verkocht, rekening houdend met de aanbeveling van de Commissie voor het gebruik van een geharmoniseerde methode voor de indeling en rapportage van klachten en vragen van EU-consumenten (125).
2. Bewustmaking van bedrijven
Hoewel het aan de marktdeelnemers is om te voldoen aan de EU-voorschriften, helpt een groter besef bij bedrijven van de vereisten waaraan ze moeten voldoen ervoor te zorgen dat de consument veilige en conforme producten in handen krijgt. Wanneer informatie over de toepasselijke regels voorhanden is, draagt dat in het algemeen bij tot de aanwezigheid van veiliger producten op de markt, aangezien het nalevingsgedrag van de marktdeelnemer erdoor positief wordt beïnvloed. Marktdeelnemers ondervinden veel voordelen van een positief nalevingsgedrag; het draagt bij tot een efficiënt gebruik van hun middelen, kosten voor corrigerende maatregelen worden uitgespaard en reputatieschade wordt vermeden.
Een beter besef bij bedrijven begint gewoonlijk met gemakkelijke toegang voor bedrijven tot elementaire informatie over de toepasselijke vereisten en hoe ze hieraan kunnen voldoen. Ten behoeve van de efficiëntie kan informatie worden verstrekt over specifieke sectoren of producten. In dit verband kunnen klassieke voorlichtingscampagnes, seminars over veiligheid en conformiteit e.d. worden aangepast aan de onlineomgeving (126).
Een andere manier om bedrijven te bereiken, is via specifieke voor hen bedoelde richtsnoeren. In dergelijke richtsnoeren kan nuttige informatie worden verstrekt over het online verhandelen van veilige en conforme goederen in een bepaald gebied, de vereisten waaraan moet worden voldaan en de specifieke verantwoordelijkheid van de marktdeelnemer. Hierbij kan ook worden gewezen op boeten en sancties die online aanbieders kunnen krijgen wanneer zij de toepasselijke wetgeving overtreden (127).
Omdat op de EU-markt beschikbare consumentenproducten ook van buiten de EU komen, is het zaak bedrijven uit het buitenland te bereiken, bv. webwinkels die zich buiten de EU bevinden. Het zou dus nuttig kunnen zijn te bewerkstelligen dat informatie voor EU-bedrijven ook toegankelijk wordt gemaakt voor bedrijven van buiten de EU, bijvoorbeeld op handelsbeurzen en in kamers van koophandel, centra voor handelsbevordering en informatiecentra en via lokale autoriteiten die op hun beurt informatie kunnen verstrekken aan marktdeelnemers in derde landen.
Samenwerking met onlineplatforms kan nuttig zijn bij het verspreiden/doorgeven van informatie aan bedrijven die op hun platform producten aanbieden aan EU-consumenten.
Bovendien zouden idealiter op EU-niveau gecoördineerde of georganiseerde seminars kunnen plaatsvinden in belangrijke partnerlanden in samenwerking met de plaatselijke autoriteiten om ervoor te zorgen dat de informatie bij de juiste ondernemingen terechtkomt. Specifieke opleidingen voor importeurs zouden ook tot nut kunnen strekken.
(1) Volgens een door Civic Consulting in 2011 uitgevoerd consumentenmarktonderzoek over e-handel, internetmarketing en verkooptechnieken voor goederen in de detailhandel zou een eengemaakte Europese markt voor e-handel met een aandeel e-handel van 15 % de consumenten 204,5 miljard euro extra welvaart per jaar opleveren (door lagere onlineprijzen en een ruimere keuze).
(2) Uit gegevens van 2015 blijkt dat 65 % van de mensen die het internet voor privédoeleinden gebruiken in de loop van een jaar ook goederen of diensten online hebben gekocht. Bron: Eurostat.
(3) Zie de mededeling van de Commissie — de „Blauwe Gids” over de uitvoering van de productvoorschriften van de EU, 2016 (PB C 272 van 26.7.2016).
(4) Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid (PB L 011 van 15.1.2002, blz. 4).
(5) Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30).
(6) PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3.
(7) In artikel 2, onder a), van de richtlijn algemene productveiligheid wordt onder „product” verstaan: een product dat — ook in het kader van een dienstverrichting — bestemd is voor de consument of waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat het door de consument kan worden gebruikt, ook al is het niet voor hem bestemd, en dat in het kader van een handelsactiviteit tegen betaling of gratis wordt geleverd of beschikbaar gesteld, ongeacht of het nieuw, tweedehands of opnieuw in goede staat gebracht is. In artikel 15, lid 4, van Verordening (EG) nr. 765/2008 wordt onder „product” verstaan: een stof, preparaat of goed vervaardigd door middel van een productieproces, anders dan levensmiddelen, voer, levende planten en dieren, producten van menselijke oorsprong en producten van planten en dieren, rechtstreeks verband houdend met toekomstige vermeerdering ervan.
(8) Artikel 1, lid 2, van de richtlijn algemene productveiligheid.
(9) Voor een niet-limitatieve lijst van de harmonisatiewetgeving van de Unie betreffende producten, zie bijlage I van de mededeling van de Commissie C(2016) 1958 final van 5 april 2016, de „Blauwe Gids” over de tenuitvoerlegging van de EU-regelgeving voor producten, 2016, te vinden op http://ec.europa.eu/growth/tools-databases/newsroom/cf/itemdetail.cfm?item_id=7326&lang=en&title=%E2%80%98Blue-Guide%E2%80%99-on-the-implementation-of-EU-product-rules
(10) Overweging 5 van Verordening (EG) nr. 765/2008.
(11) Zie bv. Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 518/2014 van de Commissie van 5 maart 2014 wat de etikettering van energiegerelateerde producten op internet betreft.
(12) Een overzicht van de geharmoniseerde wetgeving met de voorschriften voor energie-efficiënte producten is te vinden op https://ec.europa.eu/energy/en/topics/energy-efficiency/energy-efficient-products
(13) Online marktdeelnemers zijn fabrikanten, producenten, importeurs of distributeurs die in de zin van de richtlijn algemene productveiligheid en Verordening (EG) nr. 765/2008 online actief zijn.
(14) Artikel 2, onder a), van de richtlijn algemene productveiligheid en artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 765/2008.
(15) De vraag of een C2C-product al dan niet in het kader van een commerciële activiteit wordt geleverd, moet echter per geval worden beoordeeld, waarbij rekening moet worden gehouden met alle relevante criteria, zoals hoe regelmatig de aanvoer is, wat de bedoeling van de leverancier is enz.
(16) Overweging 7 van de richtlijn algemene productveiligheid.
(17) Artikel 2 van Verordening (EG) nr. 765/2008.
(18) Zo is de importeur de marktdeelnemer die producten in de handel brengt en de distributeur de marktdeelnemer die producten op de markt aanbiedt, zie artikel 2, lid 5, en artikel 6 van Verordening (EG) nr. 765/2008.
(19) Mededeling van de Commissie C(2016) 1958 final.
(20) Bijvoorbeeld artikel 1, lid 1, artikel 2, onder a), artikel 3, lid 1, artikel 5, leden 2 en 3. Bovendien wordt in de richtlijn algemene productveiligheid in dit verband ook verwezen naar „leveren” (bv. artikel 2, onder a), artikel 5, lid 1, derde alinea, artikel 5, lid 2, en overweging 6).
(21) De definities in Verordening (EG) nr. 765/2008 kunnen niet mutatis mutandis worden overgenomen voor de toepassing van de richtlijn algemene productveiligheid.
(22) Zo omvat de definitie van producent „personen die beroepshalve betrokken zijn bij de verhandelingsketen, voor zover hun activiteiten van invloed kunnen zijn op de veiligheidskenmerken van het product”, terwijl distributeur slaat op „de persoon die beroepshalve betrokken is bij de verhandelingsketen, maar wiens activiteit geen invloed heeft op de veiligheidskenmerken van het product.”.
(23) Artikel 2, onder a), van de richtlijn algemene productveiligheid.
(24) Zie, met name, artikel 3, lid 1, van de richtlijn algemene productveiligheid.
(25) In de zin van Verordening (EG) nr. 765/2008.
(26) In de zin van Verordening (EG) nr. 765/2008.
(27) In de zin van Verordening (EG) nr. 765/2008 of van de richtlijn algemene productveiligheid.
(28) In de zin van de richtlijn algemene productveiligheid.
(29) In overweging 7 van de richtlijn algemene productveiligheid wordt verduidelijkt dat deze richtlijn van toepassing moet zijn op producten, ongeacht hoe deze worden verkocht, ook wanneer dit door elektronische of afstandsverkoop gebeurt.
(30) In de zin van Verordening (EG) nr. 765/2008.
(31) In de zin van Verordening (EG) nr. 765/2008.
(32) In de zin van Verordening (EG) nr. 765/2008 of van de richtlijn algemene productveiligheid.
(33) In de zin van de richtlijn algemene productveiligheid.
(34) Zie ook het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 juli 2011, zaak C-324/09, L’Oréal en eBay, punt 65 en het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 7 december 2010 in de gevoegde zaken C-585/08 en C-144/09, Peter Pammer/Reederei Karl Schlüter GmbH & Co KG (C-585/08), Hotel Alpenhof GesmbH/Oliver Heller (C-144/09).
(35) Voor bestelhuisdienstverleners, zie punt 3.2 van deze mededeling.
(36) Zo staat in artikel 8, lid 1, onder d), van de richtlijn algemene productveiligheid dat maatregelen kunnen worden genomen voor producten die gevaarlijk kunnen zijn, zo lang als dit voor de verschillende controles, onderzoeken of veiligheidsbeoordelingen noodzakelijk is, en dat kan worden verboden deze te leveren, de levering ervan aan te bieden of deze uit te stallen; zie ook artikel 16, lid 2, en artikel 15, lid 4, in samenhang met artikel 2, lid 17, van Verordening (EG) nr. 765/2008.
(37) In sommige gevallen moet het besluit inzake conformiteit en veiligheid worden genomen door markttoezichtautoriteiten, terwijl in andere gevallen douane- en markttoezichtautoriteiten samenvallen. Dit hangt af van de manier waarop de nationale markttoezichtautoriteiten op nationaal niveau zijn georganiseerd.
(38) Artikel 27, leden 1 en 3, van Verordening (EG) nr. 765/2008.
(39) In overweging 7 van de richtlijn algemene productveiligheid wordt verduidelijkt dat deze richtlijn van toepassing dient te zijn op producten, ongeacht hoe deze worden verkocht, ook wanneer dit door elektronische of afstandsverkoop gebeurt.
(40) De artikelen 3 en 5 van de richtlijn algemene productveiligheid.
(41) Artikel 8 van de richtlijn algemene productveiligheid.
(42) De definities van marktdeelnemers (fabrikant, gemachtigde, importeur of distributeur) en hun verantwoordelijkheden staan in Verordening (EG) nr. 765/2008. Verder bevat Besluit 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 82) modelbepalingen die moeten worden geïntegreerd in productgerelateerde wetgeving, hetgeen al in meer dan 10 „nieuwe aanpak”-richtlijnen is gebeurd, zoals de speelgoedrichtlijn, de laagspanningsrichtlijn, de richtlijn explosieven voor civiel gebruik enz. http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2008:218:0082:0128:en:PDF. De richtsnoeren zijn onverminderd van toepassing op meer specifieke definities van marktdeelnemers en aanverwante voorschriften in sectorspecifieke wetgeving.
(43) De importeur heeft echter een hoger niveau van verantwoordelijkheid dan de distributeur.
(44) In deze toelichting wordt niet gepoogd in te gaan op de aansprakelijkheid van tussenpersonen, noch zal de in dit verband gebruikte term „onlinemarktdeelnemer” dergelijke tussenpersonen altijd dekken.
(45) Artikel 2, punt 3, van Verordening (EG) nr. 765/2008.
(46) Artikel 2, onder e), i), van de richtlijn algemene productveiligheid.
(47) Artikel 2, onder e), iii), van de richtlijn algemene productveiligheid.
(48) Zie artikel 2, onder b), van de richtlijn algemene productveiligheid.
(49) Artikel 2, punt 4, van Verordening (EG) nr. 765/2008.
(50) Artikel 2, onder e), van de richtlijn algemene productveiligheid.
(51) Artikel 2, punt 5, van Verordening (EG) nr. 765/2008.
(52) De naam, het geregistreerde handelsmerk en het contactadres op het product en/of de begeleidende documenten kunnen hiervoor een indicatie zijn.
(53) Artikel 2, onder e), van de richtlijn algemene productveiligheid.
(54) Richtlijn 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst (de richtlijn postdiensten) (PB L 15 van 21.1.1998, blz. 14). Zie ook punt 3.3.3 van deze mededeling over leveranciers van postdiensten.
(55) Artikel 2, onder f), van de richtlijn algemene productveiligheid.
(56) De richtlijn postdiensten; zie ook punt 3.3.3 van deze mededeling over leveranciers van postdiensten.
(57) Zie de mededeling van de Commissie C(2016) 1958 „Blauwe Gids”, punt 3.4 over distributeurs en sectorale wetgeving afgestemd op modelartikel R5 „Verplichtingen van distributeurs” en artikel R7 „Identificatie van marktdeelnemers” van Besluit 768/2008/EG. http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2008:218:0082:0128:nl:PDF
(58) Artikel 5, lid 2, van de richtlijn algemene productveiligheid.
(59) Zie ook de mededeling van de Commissie C(2016) 1958 „Blauwe gids”, punt 3.4. „Nodige zorgvuldigheid” verwijst naar beoordelingsniveau, zorg, voorzichtigheid, vastberadenheid en activiteit onder bijzondere omstandigheden. De distributeur kan zich op verschillende manieren van zijn zorgvuldigheidsplicht kwijten, afhankelijk van de omstandigheden, en daarbij kan hij gebruikmaken van een op risico’s gebaseerd controlesysteem.
(60) Zie voetnoot 57.
(61) Zie voetnoot 57. Bovendien moet de marktdeelnemer op grond van modelartikel R31 van Besluit 768/2008/EG bewerkstelligen dat alle passende corrigerende maatregelen worden toegepast op alle betrokken producten die hij in de EU op de markt heeft aangeboden. De marktdeelnemer werkt, zo nodig, samen met de markttoezichtautoriteiten.
(62) Artikel 5, leden 2 en 3, van de richtlijn algemene productveiligheid.
(63) Artikel 5, lid 2, van de richtlijn algemene productveiligheid.
(64) Zie voetnoot 13.
(65) Artikel 8, lid 2, van de richtlijn algemene productveiligheid.
(66) Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1). In artikel 4, lid 15, van het douanewetboek wordt de aangever gedefinieerd als de indiener van een douaneaangifte in diens naam of de persoon in wiens naam een douaneaangifte wordt ingediend.
(67) Dit zijn bedrijven die zowel online diensten als tussenpersoon als bestelhuisdiensten leveren. Hun respectieve verplichtingen moeten worden meegenomen, afhankelijk van hun hoedanigheid in het betreffende geval.
(68) Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (de richtlijn e-handel) (PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1).
(69) Zie artikel 1 van Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 241 van 17.9.2015, blz. 1); onder die definitie vallen alle diensten die normaal worden geleverd tegen vergoeding, op afstand, langs elektronische weg en op individueel verzoek van de afnemer van de dienst.
(70) Zie artikel 1, lid 3 van de richtlijn e-handel. Richtlijnen zoals Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 4) en Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt (de richtlijn oneerlijke handelspraktijken) (PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22) zijn van toepassing op elke marktdeelnemer die een onderneming is en zich bezighoudt met commerciële activiteiten voor de consument, ook in het kader van e-handel. Volgens de richtsnoeren van de Commissie over de toepassing van Richtlijn 2005/29/EG met betrekking tot derden-marktdeelnemers die actief zijn op een platform, moet het platform zelf passende maatregelen nemen om derden-marktdeelnemers in staat te stellen de consumenten- en marketingwetgeving van de EU in samenhang met de productwetgeving en/of wettelijke voorschriften inzake productveiligheid van de EU na te leven (waaronder de vermelding op haar website van CE-markeringen, vereiste waarschuwingen, informatie en etiketten in overeenstemming met de toepasselijke wetgeving). Sectorspecifieke wetgeving kan ook etiketteringsvoorschriften bevatten voor onlineverkoop, zoals voor online verkochte energieproducten, Gedelegeerde Verordening van de Commissie (EU) nr. 518/2014. De richtsnoeren van de Commissie over de toepassing van Richtlijn 2005/29/EG van 25 mei 2016, SWD(2016) 163 final, beschikbaar op http://ec.europa.eu/justice/consumer-marketing/files/ucp_guidance_nl.pdf, zie met name blz. 75-76.
(71) Andere in de richtlijn e-handel beschreven activiteiten omvatten onder meer: 1) „mere conduit”-activiteiten (doorgeefluikactiviteiten), zoals het doorgeven van (door een afnemer van de dienst verstrekte) informatie, of het verschaffen van toegang tot een communicatienetwerk (bijv. internetproviders), en 2) „caching”-activiteiten, zoals het efficiënter maken van de doorgifte van informatie, bijv. het dupliceren van een databank, waarbij de inhoud van de oorspronkelijke server wordt gekopieerd, met het oog op wereldwijde dekking.
(72) Sommige marktdeelnemers verrichten verschillende soorten activiteiten. Zij kunnen hostingdiensten leveren maar ook handelen onder eigen naam en andere diensten leveren die verband houden met e-handel. De bevoegde autoriteiten moeten in het concrete geval altijd bepalen in welke hoedanigheid de marktdeelnemer of de website actief is.
(73) Artikel 14 van de richtlijn e-handel.
(74) Voor zover een dergelijk aanbod als onwettig moet worden beschouwd.
(75) In zaak C-324/09, L’Oréal/eBay, heeft het Hof van Justitie verduidelijkt dat de relevante vraag met betrekking tot de voorwaarden voor het in aanmerking komen voor een vrijstelling van aansprakelijkheid was of eBay zich bewust was van de feiten en omstandigheden waaruit de illegaliteit van de activiteit bleek (punten 120 tot en met 123).
(76) Artikel 14, lid 3, en overweging 46 van de richtlijn e-handel.
(77) Artikel 14, lid 3, en overweging 47 van de richtlijn e-handel.
(78) Artikel 15 van de richtlijn e-handel.
(79) Zie bijvoorbeeld zaak C-70/10, SABAM/Scarlet, en C-360/10, SABAM/Netlog, waarin het Hof oordeelde dat de richtlijn e-handel, Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (de auteursrechtrichtlijn) (PB L 167 van 22.6.2001, blz. 10) en Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (de handhavingsrichtlijn) (PB L 195 van 2.6.2004, blz. 16), samen gelezen en uitgelegd tegen de achtergrond van de vereisten die voortvloeien uit de bescherming van de toepasselijke grondrechten, moeten aldus worden uitgelegd dat zij eraan in de weg staan dat een hostingdienstverlener door een nationale rechter wordt gelast een filtersysteem te installeren voor het filteren van informatie die de gebruikers van zijn diensten op zijn servers hebben gezet; die zonder onderscheid van toepassing is op al die gebruikers, als preventieve maatregel, uitsluitend op zijn kosten, en voor onbeperkte duur; waarmee elektronische bestanden die muziek-, cinematografische of audiovisuele werken bevatten waarvan de verzoekende partij stelt bepaalde intellectuele-eigendomsrechten te bezitten, kunnen worden geïdentificeerd, zodat kan worden voorkomen dat die werken ter beschikking van het publiek worden gesteld en aldus het auteursrecht wordt geschonden.
(80) Zie artikel 8, lid 4, van de richtlijn algemene productveiligheid.
(81) Artikel 8, lid 2, en artikel 18, lid 1, tweede en derde alinea van de richtlijn algemene productveiligheid. Artikel 18, lid 4, artikel 19, lid 1, artikel 20, lid 2 en artikel 21 van Verordening (EG) nr. 765/2008.
(82) Artikel 9 en artikel 2, lid 19, van de richtlijn postdiensten.
(83) Zie het douanewetboek van de Unie, de artikelen 46, 188 en 189.
(84) Voor een beschrijving van bepaalde praktijken van autoriteiten zie de „Study on Good Practice in Market Surveillance Activities related to Non-Food Consumer Products sold Online” en de bijlage daarbij: http://ec.europa.eu/DocsRoom/documents/8723/attachments/1/translations/en/renditions/native en http://ec.europa.eu/DocsRoom/documents/8724/attachments/1/translations/en/renditions/native
(85) Op basis van artikel 18, lid 4, van Verordening (EG) nr. 765/2008 en artikel 8, lid 2, van de richtlijn algemene productveiligheid.
(86) Artikel 8, lid 2, van de richtlijn algemene productveiligheid.
(87) Artikel 18, lid 4, artikel 19, lid 1, artikel 20, lid 2, en artikel 21 van Verordening (EG) nr. 765/2008.
(88) Artikel 24 van Verordening (EG) nr. 765/2008 verplicht autoriteiten tot het verlenen van bijstand op verzoek en het uitwisselen van informatie en documentatie. Zie ook document 2015-IMP-MSG-02rev03 dat is bekrachtigd door de Expert Group on Internal Market of Products — „Market Surveillance and Conformity Assessment Policy” http://ec.europa.eu/DocsRoom/documents/17108/attachments/1/translations/en/renditions/native
(89) http://ec.europa.eu/consumers/consumers_safety/safety_products/rapex/index_en.htm
(90) http://globalrecalls.oecd.org/
(91) De praktijk in de lidstaten: Case 5 en Case 6 van de „Study on Good Practice in Market Surveillance Activities related to Non-Food Consumer Products sold Online” — http://ec.europa.eu/DocsRoom/documents/8723/attachments/1/translations/en/renditions/native en http://ec.europa.eu/DocsRoom/documents/8724/attachments/1/translations/en/renditions/native.
(92) Dergelijke eenheden kunnen bijvoorbeeld het markttoezicht stroomlijnen door de vereisten in verschillende wetgevingsteksten tegelijkertijd na te trekken (bv. productveiligheid, eisen inzake energie-etikettering).
(93) De praktijk in de lidstaten: Case 3 en Case 4 van de „Study on Good Practice in Market Surveillance Activities related to Non-Food Consumer Products sold Online” — http://ec.europa.eu/DocsRoom/documents/8723/attachments/1/translations/en/renditions/native en http://ec.europa.eu/DocsRoom/documents/8724/attachments/1/translations/en/renditions/native
(94) http://ec.europa.eu/consumers/consumer_rights/index_en.htm
(95) De praktijk in de lidstaten: Case 11 van de „Study on Good Practice in Market Surveillance Activities related to Non-Food Consumer Products sold Online” — http://ec.europa.eu/DocsRoom/documents/8723/attachments/1/translations/en/renditions/native en http://ec.europa.eu/DocsRoom/documents/8724/attachments/1/translations/en/renditions/native
(96) Een lijst met registers van domeinnamen is te vinden op http://www.iana.org/domains/root/db
(97) Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (de richtlijn gegevensbescherming) (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).
(98) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (de algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(99) Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (de e-privacyrichtlijn) (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).
(100) Er zij op gewezen dat dit document niet beoogt op uitputtende wijze in te gaan op alle relevante voorschriften inzake gegevensbescherming uit hoofde van het EU-recht.
(101) Artikel 19, lid 1, en artikel 21 van Verordening (EG) nr. 765/2008.
(102) In artikel 19, lid 2, van Verordening (EG) nr. 765/2008 wordt bepaald dat de markttoezichtautoriteiten moeten samenwerken met marktdeelnemers met het oog op maatregelen ter beperking van de risico’s die worden veroorzaakt door producten die deze marktdeelnemers op de markt aanbieden. Sectorale wetgeving die is afgestemd op de modelartikelen R2, lid 8, R4, lid 7, en R5, lid 4, van Besluit 768/2008/EG bevat een algemene verplichting voor de betrokken marktdeelnemers om corrigerende maatregelen te nemen om producten conform te maken wanneer zij van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een product niet in overeenstemming is met de toepasselijke harmonisatiewetgeving van de Unie. Op grond van sectorale wetgeving die is afgestemd op modelartikel R31 van Besluit 768/2008/EG moet de marktdeelnemer er bovendien voor zorgen dat alle passende corrigerende maatregelen worden toegepast op alle betrokken producten die hij in de hele EU op de markt heeft aangeboden.
(103) http://ec.europa.eu/DocsRoom/documents/17108/attachments/1/translations/en/renditions/native
(104) De rechtsgrondslag voor dit type wederzijdse bijstand is beschreven in artikel 24, lid 2, van Verordening (EG) nr. 765/2008.
(105) Artikel 19, lid 3, van Verordening (EG) nr. 765/2008; sectorale wetgeving aangepast aan modelartikel R31, lid 4, van Besluit 768/2008/EG.
(106) Dit neemt niet weg dat parallel hieraan maatregelen kunnen worden genomen ten aanzien van in eigen land gevestigde distributeurs om fysiek op hun grondgebied gevestigde ondernemingen te kunnen aanspreken.
(107) https://webgate.ec.europa.eu/icsms/
(108) Op grond van artikel 12 van de richtlijn algemene productveiligheid en artikel 22 van Verordening (EG) nr. 765/2008 en overeenkomstig de vrijwaringsprocedure van de Unie in sectorale wetgeving of bepalingen die zijn afgestemd op modelartikel R31, lid 6, en lid 8, van Besluit 768/2008/EG.
(109) http://ec.europa.eu/DocsRoom/documents/12802/attachments/1/translations/en/renditions/native,
http://ec.europa.eu/DocsRoom/documents/12803/attachments/1/translations/en/renditions/native,
http://ec.europa.eu/consumers/consumers_safety/safety_products/rapex/index_en.htm
(110) Dankzij RAPEX-China kan informatie over gevaarlijke non-food consumentengoederen regelmatig en snel worden uitgewisseld tussen de productveiligheidsinstanties van de EU en China. De Commissie verschaft de Chinese autoriteiten informatie over gevaarlijke consumentenproducten uit China die door de lidstaten zijn gemeld via het systeem voor snelle waarschuwingen voor gevaarlijke non-foodproducten (RAPEX). De Chinese autoriteiten onderzoeken deze meldingen en nemen, indien mogelijk, maatregelen tegen deze producten waardoor de uitvoer van deze producten naar de EU kan worden voorkomen of beperkt.
(111) Artikel 27 van Verordening (EG) nr. 765/2008.
(112) Meer informatie over samenwerking met de douane is te vinden in de mededeling van de Commissie C(2016) 1958 final, de „Blauwe Gids” over de tenuitvoerlegging van de EU-regelgeving voor producten uit 2016 en in de Richtsnoeren voor invoercontroles op het gebied van de veiligheid en conformiteit van producten, te vinden op http://ec.europa.eu/taxation_customs/resources/documents/common/publications/info_docs/customs/product_safety/guidelines_nl.pdf
(113) Zie de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over „Online platforms en de digitale eengemaakte markt — Kansen en uitdagingen voor Europa” van 25.5.2016, COM(2016) 288, te vinden op http://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=CELEX:52016DC0288
(114) Meer bijzonderheden over deze verplichtingen staan in het werkdocument van de diensten van de Commissie „Online services, including e-commerce, in the Single Market”, blz. 30, http://ec.europa.eu/internal_market/e-commerce/docs/communication2012/SEC2011_1641_en.pdf
(115) „Kennisgeving van vermeend onwettige activiteiten kan onvoldoende nauwkeurig blijken te zijn, maar dergelijke kennisgeving kan een factor zijn waarmee de nationale rechter rekening moet houden om te beoordelen of, gelet op de inlichtingen die aldus aan de beheerder zijn verstrekt, deze kennis had van feiten of omstandigheden op grond waarvan een behoedzame marktdeelnemer de onwettigheid had moeten vaststellen” — zaak C-324/09, L’Oréal SA/EBay International AG e.a., punt 122.
(116) Voorschriften inzake gegevensbescherming moeten in acht worden genomen.
(117) Zie bijvoorbeeld: The consumer perspective regarding product safety for online purchases, NVWA 2016, gerapporteerd in OESO (2016), „Online Product Safety: Trends and Challenges”, OECD Digital Economy Papers, nr. 261, OECD Publishing, Parijs. DOI: http://dx.doi.org/10.1787/5jlnb5q93jlt-en
(118) Zie in dat verband ook de richtsnoeren van de Commissie over de toepassing van Richtlijn 2005/29/EG van 25 mei 2016 betreffende oneerlijke handelspraktijken, SWD(2016) 163 final, te vinden op http://ec.europa.eu/justice/consumer-marketing/files/ucp_guidance_en.pdf en met name blz. 75 betreffende veiligheidswaarschuwingen voor een bepaald product. Zie bijvoorbeeld ook artikel 11, lid 2, van Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de veiligheid van speelgoed (PB L 170 van 30.6.2009, blz. 1).
(119) http://ec.europa.eu/consumers/consumers_safety/safety_products/rapex/alerts/main/index.cfm?event=main.search
(120) http://globalrecalls.oecd.org/
(121) Onlineverkopers en -fabrikanten zijn niet altijd dezelfde entiteiten. Onlineverkopers kunnen goederen aanschaffen bij de fabrikant en deze verkopen op de hiervoor bestemde website (of via tussenpersonen/hostingdiensten). Het is ook mogelijk dat de fabrikant zijn eigen product in zijn eigen webwinkel verkoopt.
(122) Zie bijvoorbeeld: http://www.electricalsafetyfirst.org.uk/mediafile/100129855/Buying-Electrical-Goods-Online-A5-Leaflet-2014.pdf
(123) Praktijken van de lidstaten bij het gebruik van media om consumenten voor te lichten, beschreven in Case nr. 12 van de „Study on Good Practice in Market Surveillance Activities related to Non-Food Consumer Products sold Online” http://ec.europa.eu/DocsRoom/documents/8723/attachments/1/translations/en/renditions/native en http://ec.europa.eu/DocsRoom/documents/8724/attachments/1/translations/en/renditions/native
(124) De praktijk in de lidstaten: Case 9 van de „Study on Good Practice in Market Surveillance Activities related to Non-Food Consumer Products sold Online” — http://ec.europa.eu/DocsRoom/documents/8723/attachments/1/translations/en/renditions/native en http://ec.europa.eu/DocsRoom/documents/8724/attachments/1/translations/en/renditions/native
(125) C(2010) 3021 http://ec.europa.eu/consumers/archive/strategy/docs/consumer-complaint-recommendation_en.pdf
(126) De praktijk in de lidstaten: Case 16 in de „Study on Good Practice in Market Surveillance Activities related to Non-Food Consumer Products sold Online”- http://ec.europa.eu/DocsRoom/documents/8723/attachments/1/translations/en/renditions/native en http://ec.europa.eu/DocsRoom/documents/8724/attachments/1/translations/en/renditions/native
(127) Praktijk: Case 17 in de „Study on Good Practice in Market Surveillance Activities related to Non-Food Consumer Products sold Online” — http://ec.europa.eu/DocsRoom/documents/8723/attachments/1/translations/en/renditions/native en http://ec.europa.eu/DocsRoom/documents/8724/attachments/1/translations/en/renditions/native
|
1.8.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 250/20 |
Inleiding van een procedure
(Zaak M.8222 — Knorr-Bremse/Haldex)
(Voor de EER relevante tekst)
(2017/C 250/02)
Op 24 juli 2017 heeft de Commissie besloten in bovengenoemde zaak de procedure in te leiden nadat zij heeft vastgesteld dat er ernstige twijfel bestaat over de verenigbaarheid van de aangemelde concentratie met de gemeenschappelijke markt. De inleiding van de procedure start een tweede fase in het onderzoek naar de aangemelde concentratie, en behoudens de definitieve beschikking in deze zaak. De beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1).
De Commissie verzoekt belanghebbende derden haar hun eventuele opmerkingen ten aanzien van de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.
Om met deze opmerkingen in de procedure rekening te kunnen houden, dienen deze de Commissie uiterlijk 15 dagen na dagtekening van deze bekendmaking te hebben bereikt. Ze kunnen de Commissie, met vermelding van referentienummer M.8222 — Knorr-Bremse/Haldex, per fax (+32 22964301), per e-mail (COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu) of per post aan onderstaand adres worden toegezonden:
|
Europese Commissie |
|
Directoraat-generaal Concurrentie |
|
Griffie voor concentraties |
|
1049 Brussel |
|
BELGIË |
(1) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).
|
1.8.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 250/20 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie
(Zaak M.8258 — Advent International/Morpho)
(Voor de EER relevante tekst)
(2017/C 250/03)
Op 19 april 2017 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), in samenhang met artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:
|
— |
op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector; |
|
— |
in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32017M8258. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving. |
(1) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.
|
1.8.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 250/21 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie
(Zaak M.8498 — Toray/Mitsui/Soda)
(Voor de EER relevante tekst)
(2017/C 250/04)
Op 24 juli 2017 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:
|
— |
op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector; |
|
— |
in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32017M8498. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving. |
(1) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.
IV Informatie
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE
Europese Commissie
|
1.8.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 250/22 |
Wisselkoersen van de euro (1)
31 juli 2017
(2017/C 250/05)
1 euro =
|
|
Munteenheid |
Koers |
|
USD |
US-dollar |
1,1727 |
|
JPY |
Japanse yen |
129,70 |
|
DKK |
Deense kroon |
7,4364 |
|
GBP |
Pond sterling |
0,89420 |
|
SEK |
Zweedse kroon |
9,5423 |
|
CHF |
Zwitserse frank |
1,1359 |
|
ISK |
IJslandse kroon |
|
|
NOK |
Noorse kroon |
9,3050 |
|
BGN |
Bulgaarse lev |
1,9558 |
|
CZK |
Tsjechische koruna |
26,079 |
|
HUF |
Hongaarse forint |
304,62 |
|
PLN |
Poolse zloty |
4,2493 |
|
RON |
Roemeense leu |
4,5590 |
|
TRY |
Turkse lira |
4,1314 |
|
AUD |
Australische dollar |
1,4713 |
|
CAD |
Canadese dollar |
1,4625 |
|
HKD |
Hongkongse dollar |
9,1598 |
|
NZD |
Nieuw-Zeelandse dollar |
1,5672 |
|
SGD |
Singaporese dollar |
1,5918 |
|
KRW |
Zuid-Koreaanse won |
1 315,97 |
|
ZAR |
Zuid-Afrikaanse rand |
15,3716 |
|
CNY |
Chinese yuan renminbi |
7,8896 |
|
HRK |
Kroatische kuna |
7,4110 |
|
IDR |
Indonesische roepia |
15 625,05 |
|
MYR |
Maleisische ringgit |
5,0209 |
|
PHP |
Filipijnse peso |
59,197 |
|
RUB |
Russische roebel |
70,4643 |
|
THB |
Thaise baht |
39,051 |
|
BRL |
Braziliaanse real |
3,6764 |
|
MXN |
Mexicaanse peso |
20,8620 |
|
INR |
Indiase roepie |
75,2708 |
(1) Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.
V Bekendmakingen
PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID
Europese Commissie
|
1.8.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 250/23 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie
(Zaak M.8566 — Moog Singapore/SIAEC/JV)
Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak
(Voor de EER relevante tekst)
(2017/C 250/06)
|
1. |
Op 24 juli 2017 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat Singapore Airlines Engineering Company Limited („SIAEC”, Singapore), een dochteronderneming van Singapore Airlines Limited („SIA”, Singapore), en Moog Singapore Pte Ltd („MSPL”, Singapore), die onder uiteindelijke zeggenschap staat van Moog Inc. („Moog”, VS), in de zin van artikel 3, lid 4, van de concentratieverordening gezamenlijke zeggenschap verkrijgen over een nieuw opgerichte gemeenschappelijke onderneming („JV”) door de verwerving van aandelen daarin. |
|
2. |
De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn: — SIA: vervoer van passagiers en vracht, engineeringsdiensten in verband met luchtvervoer en luchthaventerminaldiensten; — SIAEC: aanbieder van onderhouds-, reparatie- en revisiediensten voor de luchtvaart; — Moog: ontwerp, vervaardiging en verkoop van precisieproducten en -systemen voor bewegingscontrole voor luchtvaart, defensie, energie-, industriële, mariene en medische sectoren; — MSPL: aanbieder van onderhouds-, reparatie- en revisiediensten; — JV: aanbieder van onderhouds-, reparatie- en revisiediensten voor producten van Moog. |
|
3. |
Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2). |
|
4. |
De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken. Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. Ze kunnen, onder vermelding van zaaknummer M.8566 — Moog Singapore/SIAEC/JV, per fax (+32 22964301), per e-mail (COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu) of per post aan onderstaand adres worden toegezonden:
|
(1) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).
(2) PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.
ANDERE HANDELINGEN
Europese Commissie
|
1.8.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 250/24 |
Bekendmaking van een wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen
(2017/C 250/07)
Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de wijzigingsaanvraag.
AANVRAAG TOT GOEDKEURING VAN EEN NIET-MINIMALE WIJZIGING VAN HET PRODUCTDOSSIER INZAKE BESCHERMDE OORSPRONGSBENAMINGEN/BESCHERMDE GEOGRAFISCHE AANDUIDINGEN
Aanvraag tot goedkeuring van een wijziging overeenkomstig artikel 53, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012
„TERNASCO DE ARAGÓN”
EU-nr.: PGI-ES-02149 — 29.6.2016
BOB ( ) BGA ( X )
1. Aanvragende groepering en rechtmatig belang
|
Naam |
: |
Consejo Regulador de la Indicación Geográfica Protegida „Ternasco de Aragón” |
||||
|
Adres |
: |
|
||||
|
Tel. |
: |
+34 976470813 |
||||
|
|
: |
info@ternascodearagon.es |
De aanvragende groepering behartigt de collectieve belangen van de producenten van „Ternasco de Aragón”. Zij is de rechtmatige belanghebbende bij de wijzigingsaanvraag voor het productdossier van de beschermde geografische aanduiding „Ternasco de Aragón” en is ook verantwoordelijk voor de bescherming ervan.
2. Lidstaat of derde land
Spanje
3. Rubriek van het productdossier waarop de wijziging(en) betrekking heeft/hebben
|
— |
☐ |
Naam van het product |
|
— |
☒ |
Beschrijving van het product |
|
— |
☐ |
Geografisch gebied |
|
— |
☒ |
Bewijs van de oorsprong |
|
— |
☐ |
Werkwijze voor het verkrijgen van het product |
|
— |
☒ |
Verband |
|
— |
☐ |
Etikettering |
|
— |
☐ |
Overige [nader aan te geven] |
4. Aard van de wijziging(en)
|
— |
☒ |
Wijziging van een productdossier van een geregistreerde BOB of BGA die overeenkomstig artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 niet als minimaal kan worden beschouwd. |
|
— |
☐ |
Wijziging van een productdossier van een geregistreerde BOB of BGA waarvoor geen enig document (of gelijkwaardig document) is bekendgemaakt, die overeenkomstig artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 niet als minimaal kan worden beschouwd. |
5. Wijziging(en)
5.1. Beschrijving van het product
(deel B, punt 2):
Huidige bewoording van het productdossier:
|
„2. |
„Ternasco de Aragón” moet aan de volgende eisen voldoen:
|
Het productdossier komt als volgt te luiden:
|
„2. |
„Ternasco de Aragón” moet aan de volgende eisen voldoen:
|
Redenen voor de opgegeven wijzigingen in de beschrijving van het product:
|
— |
Slachtleeftijd Er wordt voorgesteld dat de beperking ten aanzien van de slachtleeftijd wordt verwijderd, omdat individuele controles van karkassen waarborgen dat aan de in het productdossier vastgestelde kwaliteitsparameters wordt voldaan. De kwaliteit van het karkas, het vlees en het vet wordt door een groot aantal factoren beïnvloed, hoewel dit aantal daalt vanwege de jonge leeftijd van deze dieren en het traditionele houderijsysteem (Sañudo et al., 2013). De criteria die worden gebruikt om de kwaliteit van een karkas te omschrijven, zijn hoofdzakelijk het dekvet, het gewicht, de kleur en de bevleesdheid. Dit zijn de parameters die worden gebruikt om het karkas van de „Ternasco de Aragón” te kwalificeren. Het gebruik van deze criteria voor de kwalificatie van de karkassen biedt verscheidene voordelen, zoals een gemakkelijkere selectie en dus een betere homogeniteit van het gewaarborgde product. Uit een onderzoek van 2014 van de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit van Zaragoza is gebleken dat als het gewicht van het karkas tussen 8,0 en 12,5 kg ligt, de leeftijd van het dier geen invloed heeft op de kwaliteit van het vlees binnen de in het productdossier vastgestelde parameters. De resultaten van het onderzoek tonen dus aan dat er geen aanzienlijke verschillen in sappigheid, helderheid (L*) of hardheid van het vlees bestaan tussen een partij dieren die op de leeftijd van 70 dagen is geslacht en een andere partij die op de leeftijd van 100 dagen is geslacht. In aanvulling op dit onderzoek hebben technici van het controleorgaan alle in het onderzoek gebruikte karkassen gemonitord, door voor elke partij te controleren of de bemonsterde karkassen die koud meer dan 8 kg wogen, voldeden aan de in het productdossier vastgestelde eisen inzake bevleesdheid en dekvet. Tot slot hebben zij gecontroleerd of aan alle eisen inzake karkas- en vleeskwaliteit was voldaan om de beschermde geografische aanduiding te mogen dragen. Met het houderijsysteem dat gewoonlijk voor de BGA wordt gebruikt, worden karkassen verkregen met een gewicht tussen 8 en 12,5 kg, en met een uitstekende bevleesdheid, een lichtroze vleeskleur en een optimale graad van intramusculair vet en dekvet. Het gewicht van het karkas is een zeer belangrijke parameter die, samen met de jonge leeftijd van deze dieren, verband houdt met dekvet, kleur en bevleesdheid, en die rechtstreeks van invloed is op de kwaliteit van het karkas. In deel F, „Verband met de omgeving”, bevat punt 3, „Houderijsystemen”, de volgende letterlijke beschrijving: „[…] maar het belangrijkste kenmerk van deze rassen is hun voortijdige ontwikkeling, een factor die van bijzondere invloed is op de kwaliteit van de ternasco, omdat zij vroeger vetweefsel ontwikkelen […] de vastgestelde voortijdige ontwikkeling maakt het echte verschil met andere rassen”. Daarnaast wordt er ook op gewezen dat elk karkas afzonderlijk wordt beoordeeld tijdens de certificering van de karkassen met het oog op de verkrijging van de BGA. Als het karkas buiten het in het productdossier vastgestelde gewichtsbereik valt, wordt het automatisch afgewezen. Karkassen met een gewicht tussen 8 en 12,5 kg worden op hun algemeen uiterlijk gecontroleerd en, als deze controle bevredigend is, wordt het dekvet beoordeeld. Door de voortijdige ontwikkeling van de dieren van de betrokken rassen is het overtollige dekvet bepalend voor de slachtleeftijd en het slachtgewicht, met name in het geval van vrouwelijke dieren. Voor mannelijke dieren is het gewicht belangrijker dan het dekvet. Dieren die niet naar behoren zijn ontwikkeld, kunnen binnen het gewichtsbereik vallen, maar buiten het leeftijdsbereik. Dit kan duidelijk worden afgeleid van het uiterlijk van het karkas. Deze dieren voldoen doorgaans niet aan de certificeringseisen vanwege andere factoren: onvoldoende vet, slechte bevleesdheid, vleeskleur (te rood of geelachtig), vleestextuur (omdat de juiste pH-waarde niet is bereikt tijdens de rijping), te grote testikels bij mannelijke dieren of te dikke buikwand op de middellijn bij vrouwelijke dieren. Om te controleren in welke mate de kwaliteitscontrole van het karkas de kenmerken van het product waarborgt, heeft het technische team van het controle- en certificeringsorgaan van de BGA een analyse verricht op basis van gegevens uit 2015. Daarbij zijn uitgebreide individuele traceerbaarheidsgegevens (van herkomst tot indeling) gebruikt voor 4 937 lammeren die in Mercazaragoza zijn geslacht en die afkomstig waren van 386 bedrijven (45,89 % van het totale aantal veehouderijbedrijven dat onder de BGA valt). Van die 386 bedrijven werden er 33 geselecteerd en er werd om geboortecontroles verzocht. De geboortedatums werden getoetst aan de indeling en gewichtsgegevens. Er werden uitgebreide gegevens geanalyseerd voor karkassen van 897 lammeren. De resultaten daarvan waren als volgt: 893 karkassen (99,55 %) voldeden aan het leeftijdsbereik op het tijdstip van de slacht en het gewichtsbereik van het karkas; 2 karkassen (0,22 %) hadden het juiste gewicht en de juiste kenmerken, maar de dieren werden geslacht op een leeftijd van meer dan 100 dagen; de 2 overige karkassen (0,22 %) wogen meer dan 12,5 kg en werden eveneens geslacht op een leeftijd van meer dan 100 dagen. Derhalve kan worden geconcludeerd dat lammeren waarvan de karkassen binnen het in het productdossier vastgestelde gewichtsbereik liggen, voldoen aan alle kwaliteitsparameters in verband met de BGA, ongeacht de slachtleeftijd. Deze wijziging vereist geen verandering van het houderijsysteem, dat voor de voortijdige ontwikkeling van het dekvet zorgt, en is evenmin van invloed op de wijze waarop het product wordt gemaakt (slachten, hangen en bewaren). Deze wijziging is dus niet van invloed op de productie van een karkas dat voldoet aan de eisen die zijn vastgesteld in de beschrijving van het verband: „[…] ideale weefselsamenstelling, en het botweefsel is niet overdreven en er is een goede ontwikkeling van subcutaan en intermusculair dekvet, waaronder intramusculair vet”. Door het gewicht van het karkas, alsmede de bevleesdheid, kleur en toestand van het dekvet te controleren, kan de kwaliteit van de karkassen voor de BGA „Ternasco de Aragón” worden gewaarborgd. Daarom kunnen steekproefsgewijze controles van de slachtleeftijd worden vervangen door een individuele indeling van de karkassen op basis van gewicht en andere kenmerken. |
|
— |
Zoogperiode Er wordt voorgesteld om de minimale speenleeftijd te verminderen tot 40 dagen, aangezien er ten opzichte van de in het productdossier vastgestelde vleeskwaliteitsparameters geen significante verschillen zijn waargenomen tussen dieren die worden gespeend op 40 dagen of op 70 dagen. In beide gevallen voldoen de dieren aan de kwaliteitsparameters die in dit productdossier zijn vastgesteld. In het gebruikelijke houderijsysteem in Aragon, waarbij inheemse rassen worden gebruikt, blijven de lammeren in direct contact met de moederdieren tot het begin van de volgende voortplantingscyclus van de schapen. Lammeren op veehouderijbedrijven zullen verder worden gevoerd met melk van de moederdieren die uitsluitend wordt gebruikt voor het voederen van hun nakomelingen, en hun dieet wordt overdag aangevuld met voeder van hoge kwaliteit. Lammeren worden doorgaans onderverdeeld in speengroepen waarin de leeftijden van de dieren slechts enkele dagen verschillen. Dit vergemakkelijkt het beheer van de dieren en van het veehouderijbedrijf in het algemeen. Op die manier wordt ook de goede controle van deze parameter gegarandeerd. Het verkregen BGA-product zal verder ook gekenmerkt blijven door het feit dat de dieren uitsluitend worden gevoerd met melk van de moederdieren tot het einde van de zoogperiode. Voorts is onlangs door de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit van Zaragoza een onderzoek uitgevoerd naar de invloed van de zoogperiode op de in het productdossier voor de BGA vereiste kenmerken wat betreft de kleur, sappigheid en textuur van het vlees. Alle karkassen in dit onderzoek werden gemonitord door technici van het controleorgaan die, naast de onderzochte parameters, ook ter plaatse hebben gecontroleerd of de karkassen die koud meer dan 8 kg wogen, zowel inwendig als uitwendig voldeden aan de in het productdossier voor de BGA vastgestelde eisen inzake vorm en percentage aan dekvet. Het onderzoek heeft uitgewezen dat: „de pH-waarden niet verschilden naargelang de behandelingen (P = 0,206) met waarden van 5,70 ± 0,11 voor dieren die niet waren gespeend en 5,75 ± 0,14 voor dieren die waren gespeend; dit zijn normale waarden die geen invloed hadden op de kleur, sappigheid of textuur — aspecten die in grote mate worden beïnvloed door abnormaal hoge pH-waarden”. Het onderzoek heeft dus het volgende bevestigd: „Er waren geen verschillen tussen spenen op 40 dagen (vóór de huidige grens in het productdossier) of niet spenen wat betreft de sappigheid, de helderheid (L*), de rode kleur (a*) of de hardheid van het vlees.” |
5.2. Beschrijving van het product
(deel B, punt 1):
Huidige bewoording van het productdossier:
|
„1. |
Lammeren die voor de productie van „Ternasco de Aragón” worden gebruikt, zijn afkomstig van de volgende rassen:
|
Het productdossier komt als volgt te luiden:
|
„1. |
Lammeren die voor de productie van „Ternasco de Aragón” worden gebruikt, zijn afkomstig van de volgende rassen:
|
Redenen voor de opgegeven wijzigingen:
Het productdossier staat momenteel drie verschillende rassen toe: „Rasa Aragonesa”, „Roya Bilbilitana” en „Ojinegra de Teruel”. Er wordt een aanvraag ingediend voor de opname van de rassen „Ansotana” en „Maellana”, omdat hun officiële erkenning als onafhankelijke rassen in de Officiële Catalogus van Veerassen in Spanje werd goedgekeurd bij Koninklijk Besluit nr. 1682/1997, na de opstelling van het eerste productdossier voor „Ternasco de Aragón”, die als specifieke aanduiding werd erkend door de autonome regio op 10 juli 1989, op nationaal niveau in oktober 1992 en op Europees niveau op 21 juni 1996.
De twee rassen hebben op dit ogenblik een zeer kleine populatie van ongeveer 10 000 vrouwelijke fokdieren (ooien). Verscheidene dieren die perfect aangepast waren aan de natuurlijke omgeving en voldeden aan de kwaliteitsparameters voor het karkas, vielen vóór de bekendmaking van Koninklijk Besluit nr. 1682/1997 onder de BGA, omdat zij toen werden beschouwd als ecotypen van het ras „Rasa Aragonesa”. Als gevolg van de bekendmaking van het koninklijk besluit werden de vermelde dieren geschrapt. Het houderijsysteem is hetzelfde als voor de rassen die in het productdossier zijn opgenomen. De houders van deze dieren wensen dat de dieren nu worden opgenomen in de BGA.
Er wordt daarom een aanvraag ingediend om het productdossier aan te passen aan de geldende regelgeving, zodat de schapenrassen „Ansotana” en „Maellana”, die traditioneel worden beschouwd als ecotypen van het ras „Rasa Aragonesa”, opnieuw in het productdossier worden opgenomen.
5.3 Gegevens waaruit blijkt dat het product uit het geografische gebied afkomstig is (deel D, punt 2):
Huidige bewoording van het productdossier:
|
„2. |
Controles en certificering: dit zijn fundamentele eisen die de oorsprong van het product garanderen:
|
Het productdossier komt als volgt te luiden:
|
„2. |
Controles en certificering: dit zijn fundamentele eisen die de oorsprong van het product garanderen:
|
Redenen voor de opgegeven wijzigingen:
Dezelfde redenen als vermeld in punt 5.2.
5.4 Verband met de omgeving (deel F, punt 3), Houderij- en verwerkingssystemen, a) Houderij)
Huidige bewoording van het productdossier:
|
„a) |
Houderij De agrarische en klimatologische omstandigheden in Aragon hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van de schapenhouderij als specifieke subsector omdat schapen zich als enige soort kunnen aanpassen aan het feit dat er slechts in bepaalde seizoenen een karige hoeveelheid gras beschikbaar is. Voor dit soort lam geldt een reeks bijzondere eisen wat betreft slachtgewicht en -leeftijd, die het duidelijk onderscheiden van andere soorten lammeren die gewoonlijk worden geslacht in Spanje. De drie rassen onder deze aanduiding worden hieronder opgesomd:
De vastgestelde voortijdige ontwikkeling van deze schapenrassen maakt het echte verschil met andere schapenrassen. De kwaliteit van het lamsvlees „Ternasco de Aragón”, dat door deze rassen wordt geproduceerd, valt in het oog en is beter dan de kwaliteit van het lamsvlees dat door andere rassen wordt geproduceerd. Wat het voeder betreft, worden de schapen beweid op stoppelakkers en de natuurlijke weiden van Aragon waar talrijke soorten aromatische gewassen (rozemarijn, tijm enz.) groeien. De lammeren blijven in de schaapskooi in de stallen, waar ze ’s nachts melk van de moederdieren krijgen en overdag krachtvoer van hoge kwaliteit eten. Het is aan de bovengenoemde Aragonese rassen te danken dat de lammeren met het toegediende krachtvoer en, indien gewenst, met de melk van het moederdier volledig zijn afgemest tot ternascokarkassen (weefselsamenstelling, verdeling, kleur, consistentie van het vet, zachtheid en geur van het vlees) wanneer zij het bovengenoemde gewicht en de bovengenoemde leeftijd (10-12 kg en 80-100 dagen) hebben bereikt.” |
Het productdossier komt als volgt te luiden:
|
„a) |
Houderij De agrarische en klimatologische omstandigheden in Aragon hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van de schapenhouderij als specifieke subsector omdat schapen zich als enige soort kunnen aanpassen aan het feit dat er slechts in bepaalde seizoenen een karige hoeveelheid gras beschikbaar is. Voor dit soort lam geldt een reeks bijzondere kenmerken wat betreft slachtgewicht en -leeftijd, die het duidelijk onderscheiden van andere soorten lammeren die gewoonlijk worden geslacht in Spanje. De vijf rassen onder deze aanduiding worden hieronder opgesomd:
De vastgestelde voortijdige ontwikkeling van deze schapenrassen maakt het echte verschil met andere schapenrassen. De kwaliteit van het lamsvlees „Ternasco de Aragón”, dat door deze rassen wordt geproduceerd, valt in het oog en is beter dan de kwaliteit van het lamsvlees dat door andere rassen wordt geproduceerd. Wat het voeder betreft, worden de schapen beweid op stoppelakkers en de natuurlijke weiden van Aragon waar talrijke soorten aromatische gewassen (rozemarijn, tijm enz.) groeien. De lammeren blijven in de schaapskooi in de stallen, waar ze ’s nachts melk van de moederdieren krijgen en overdag krachtvoer van hoge kwaliteit eten. Het is aan de bovengenoemde Aragonese rassen te danken dat de lammeren met het toegediende krachtvoer en, indien gewenst, met de melk van het moederdier volledig zijn afgemest tot ternascokarkassen (weefselsamenstelling, verdeling, kleur, consistentie van het vet, zachtheid en geur van het vlees) wanneer zij het bovengenoemde gewicht hebben bereikt.” |
Redenen voor de opgegeven wijzigingen:
Er zijn twee alinea’s toegevoegd met beschrijvingen van de twee rassen die moeten worden opgenomen, zoals reeds gemotiveerd in punt 5.2.
Aangezien de beperking ten aanzien van de slachtleeftijd is geschrapt, zoals gemotiveerd in punt 5.1, zijn ook de verwijzingen naar de leeftijden van de dieren geschrapt, zowel in de tweede als de laatste alinea. De tekst is voor het overige niet gewijzigd.
ENIG DOCUMENT
„TERNASCO DE ARAGÓN”
EU-nr.: PGI-ES-02149 — 29.6.2016
BOB ( ) BGA ( X )
1. Naam
„Ternasco de Aragón”
2. Lidstaat of derde land
Spanje
3. Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel
3.1. Productcategorie
Categorie 1.1. Vers vlees (en vers slachtafval)
3.2. Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is
Vlees van lammeren van de volgende rassen: „Rasa Aragonesa”, „Ojinegra de Teruel”, „Roya Bilbilitana”, „Maellana” en „Ansotana”. „Ternasco de Aragón” moet afkomstig zijn van lammeren, ongeacht het geslacht van de dieren. De lammeren worden op stal gevoerd met melk van het moederdier die naar wens mag worden aangevuld met stro en met bij de huidige wetgeving toegestaan krachtvoer. De zoogperiode moet minimaal 40 dagen bedragen.
Het gewicht van het karkas moet tussen 8,0 kg en 12,5 kg liggen. Rechtlijnig, licht subconvex profiel met afgeronde contouren. Wit en vast dekvet. Wit vet in de lichaamsholten dat op zijn minst de helft van elke nier, maar nooit de gehele nier, bedekt. Mals en sappig vlees, zacht van textuur, met sporen van intramusculair vet, lichtroze van kleur.
3.3. Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong) en grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)
—
3.4. Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden
Het ternascolamsvlees heeft organoleptische kenmerken die het dankt aan de natuurlijke omgeving en aan het houderijsysteem. Om deze reden worden de lammeren gefokt en gehouden in het geografische gebied.
3.5. Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz. van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst
—
3.6. Specifieke voorschriften betreffende de etikettering van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst
Op het etiket moeten het BGA-logo en de vermelding „Ternasco de Aragón” worden aangebracht.
Het product dat op de markt wordt gebracht, moet voorzien zijn van een genummerd etiket en stempel die door een geregistreerd bedrijf op zodanige wijze zijn aangebracht dat ze niet kunnen worden hergebruikt.
4. Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied
Het lamsvlees wordt geproduceerd in de hele autonome regio Aragon.
5. Verband met het geografische gebied
5.1. Specificiteit van het geografische gebied
Aragon kent een continentaal mediterraan klimaat: gematigd tot droog en winderig in zijn centrale laaggelegen gebied en kouder en vochtiger in de richting van de Pyreneeën en het Iberische gebergte. De gemiddelde jaartemperaturen in het centrale laaggelegen gebied variëren van 14 °C tot 15 °C. In de uitlopers van het gebergte (boven 500 m) ligt de temperatuur enkele graden lager.
De agrarische en klimatologische omstandigheden in Aragon hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van de schapenhouderij als specifieke subsector omdat schapen zich als enige soort kunnen aanpassen aan het feit dat er slechts in bepaalde seizoenen een karige hoeveelheid gras beschikbaar is.
5.2. Specificiteit van het product
Het „Rasa Aragonesa” brengt lammerenkarkassen voort met een perfect ontwikkelde weefselsamenstelling. Een doorsnee mannelijk of vrouwelijk dier heeft bij een gewicht van 10,74 kg reeds 25 % vet. Deze voortijdige ontwikkeling is ook kenmerkend voor een ander authentiek Aragonees ras, „Roya Bilbilitana”. Dat ras brengt ook lammeren voort die voortijdig ontwikkeld zijn en waarbij beide geslachten bij een karkasgewicht van 10,6 kg reeds 26,6 % vet hebben. Ook het ras „Ojinegra de Teruel” beschikt over vetweefselpercentages in het karkas die vergelijkbaar zijn met die van de twee bovengenoemde rassen. Hetzelfde geldt voor de rassen „Maellana” en „Ansotana”, die vroeger ecotypen waren van het „Rasa Aragona”.
De vastgestelde voortijdige ontwikkeling van deze schapenrassen maakt het echte verschil met andere schapenrassen. De kwaliteit van het lamsvlees „Ternasco de Aragón”, dat door deze rassen wordt geproduceerd, valt in het oog en is beter dan de kwaliteit van het lamsvlees dat door andere rassen wordt geproduceerd.
Het is aan de bovengenoemde Aragonese rassen te danken dat de lammeren met het toegediende voeder en met de melk van het moederdier volledig zijn afgemest tot ternascokarkassen (weefselsamenstelling, verdeling, kleur, consistentie van het vet, zachtheid en geur van het vlees) wanneer zij het bovengenoemde gewicht hebben bereikt.
5.3. Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA)
Sinds mensenheugenis is de benaming ternasco in Aragon bekend en wordt zij er op ruime schaal gebruikt voor het voor de regio meest courante en typische slachtlam. Ook buiten de regio werd ternasco gewaardeerd wegens zijn herkomst en om zijn uitstekende kwaliteit die het rechtstreekse gevolg is van de schapenrassen die dit vlees produceren, de beweiding en het gewicht van de lammeren bij de slacht.
De kwaliteit van het ternascovlees was zo geroemd dat „ternasco” en bij uitbreiding ternasca in het Aragonese taalgebruik „jong en zacht” is gaan betekenen. Hoewel dat in dit verband misschien niet meteen ter zake lijkt te doen, is dit toch het vermelden waard, aangezien hiermee de onmiskenbare kwaliteit van het eindproduct kracht wordt bijgezet.
De continentale klimaatkenmerken van deze regio met haar schaarse vegetatie (weinig neerslag, krachtige wind en sterke temperatuurschommelingen) zijn bevorderlijk voor de ontwikkeling van vijf inheemse schapenrassen die hun voortijdige ontwikkeling als voornaamste kenmerk hebben. Aangezien zij reeds op jonge leeftijd een optimaal percentage aan dekvet aanleggen, produceren zij uitmuntend vlees dat om zijn kwaliteit wordt gewaardeerd.
Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier
(artikel 6, lid 1, tweede alinea, van de onderhavige verordening)
www.aragon.es/calidadagroalimentaria/pliegos
(1) PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.
|
1.8.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 250/33 |
Aanvraag tot goedkeuring van een minimale wijziging overeenkomstig artikel 53, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen
(2017/C 250/08)
De Europese Commissie heeft deze minimale wijziging goedgekeurd overeenkomstig artikel 6, lid 2, derde alinea, van de Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 664/2014 van de Commissie (1).
AANVRAAG TOT GOEDKEURING VAN EEN MINIMALE WIJZIGING
Aanvraag tot goedkeuring van een minimale wijziging overeenkomstig artikel 53, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (2)
„WEST COUNTRY BEEF”
EU-nr.: PGI-GB-02150 — 7.7.2016
BOB ( ) BGA ( X ) GTS ( )
1. Aanvragende groepering en rechtmatig belang
|
Naam: |
Meat South West |
|||||
|
Adres: |
|
|||||
|
Tel. |
+44 8706086610 |
|||||
|
E-mail: |
info@westcountrybeefandlamb.org.uk |
2. Lidstaat of derde land
Verenigd Koninkrijk
3. Rubriek van het productdossier waarop de wijziging(en) betrekking heeft/hebben
|
— |
☒ |
Beschrijving van het product |
|
— |
☐ |
Bewijs van oorsprong |
|
— |
☐ |
Werkwijze voor het verkrijgen van het product |
|
— |
☐ |
Verband |
|
— |
☐ |
Etikettering |
|
— |
☐ |
Overige (nader aan te geven) |
4. Aard van de wijziging(en)
|
— |
☐ |
Wijziging van een productdossier van een geregistreerde BOB of BGA die overeenkomstig artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 als minimaal wordt beschouwd en waarvoor geen wijziging van het bekendgemaakte enig document is vereist. |
|
— |
☒ |
Wijziging van een productdossier van een geregistreerde BOB of BGA die overeenkomstig artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 als minimaal wordt beschouwd, waarvoor een wijziging van het bekendgemaakte enig document is vereist. |
|
— |
☐ |
Wijziging van een productdossier van een geregistreerde BOB of BGA die overeenkomstig artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 als minimaal wordt beschouwd en waarvoor geen enig document (of geen gelijkwaardig document) is bekendgemaakt. |
|
— |
☐ |
Wijziging van een productdossier van een geregistreerde GTS die overeenkomstig artikel 53, lid 2, vierde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 als minimaal wordt beschouwd. |
5. Wijziging(en)
Wijziging 1:
Beschrijving
Deze wijziging breidt de specificatie voor de indeling van karkassen uit met één punt, zodat vee dat ingedeeld is als –O, in deze klasse kan worden opgenomen.
Meat South West streeft naar een uitbreiding van de huidige indeling met één eenheid, zodat vee dat is ingedeeld als –O, hierin kan worden opgenomen.
Meat South West beschouwt deze wijziging als minimaal omdat deze niet:
|
1) |
betrekking heeft op de wezenlijke kenmerken van het product; |
|
2) |
het verband als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder f), i) of ii), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 wijzigt; |
|
3) |
een verandering meebrengt van de naam of van enig deel van de naam van het product; |
|
4) |
van invloed is op het afgebakende geografische gebied, of |
|
5) |
een uitbreiding betekent van beperkingen op de handel in het product. |
Reden van de wijziging
De West Country regio heeft een hoger percentage dan het nationale gemiddelde van vee dat ingedeeld kan worden in de -O klasse. Op dit moment worden deze dieren niet opgenomen in deze klasse door de willekeurige grenswaarden, hoewel ze hiervoor anderszins wel in aanmerking komen. Deze opname zal de mogelijkheid om dit vee te gebruiken binnen de West Country BGA-regeling uitbreiden zonder dat de unieke kenmerken van het product worden aangetast.
Formulering in huidige omschrijving:
„De specificatie voor de indelingscriteria van geslachte dieren (op basis van het EUROP-systeem) dat de optimale gastronomische kwaliteit garandeert, is:
Karkassen ingedeeld als bevleesdheidsklasse O+ of beter, met vetweefselgehalte van 2 tot 4H.
|
|
Toenemend vetgehalte => |
|||||||
|
Betere bevleesdheid => |
|
1 |
2 |
3 |
4L |
4H |
5L |
5H |
|
E |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
U+ |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
-U |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
R |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
O+ |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
-O |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
P+ |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
-P |
|
|
|
|
|
|
|
|
”
Voorgestelde wijziging:
„De specificatie voor de indelingscriteria van geslachte dieren (op basis van het EUROP-systeem) dat de optimale gastronomische kwaliteit garandeert, is:
Karkassen ingedeeld als bevleesdheidsklasse -O of beter, met vetweefselgehalte van 2 tot 4H.
|
|
Toenemend vetgehalte => |
|||||||
|
Betere bevleesdheid => |
|
1 |
2 |
3 |
4L |
4H |
5L |
5H |
|
E |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
U+ |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
-U |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
R |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
O+ |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
-O |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
P+ |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
-P |
|
|
|
|
|
|
|
|
”
6. Bijgewerkt productdossier (enkel voor BOB en BGA)
https://www.gov.uk/government/publications/protected-food-name-west-country-beef-pgi
ENIG DOCUMENT
„WEST COUNTRY BEEF”
EU-nr.: PGI-UK-02150 — 7.7.2016
BOB ( ) BGA ( X )
1. Naam/Namen
„West Country Beef”
2. Lidstaat of derde land
Verenigd Koninkrijk
3. Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel
3.1. Productcategorie
Categorie 1.1. Vers vlees (en verse slachtafval)
3.2. Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is
„West Country Beef” is de naam die wordt gegeven aan karkassen, halve karkassen of delen rundvlees van runderen die zijn geboren en opgefokt in de regio West Country in Engeland en die in overeenstemming met de norm van Meat South West (MSW) of een gelijkwaardige norm zijn geslacht in goedgekeurde slachthuizen in de regio West Country of daarbuiten. Deze erkende inrichtingen zijn gekeurd door een onafhankelijke inspecteur om de volledige traceerbaarheid en authenticiteit van het product te garanderen. De slachthuizen ontvangen een vergunning van Meat South West waarin vermeld wordt dat zij „West Country Beef” mogen verwerken.
Alle vee wordt gefokt volgens overeengekomen, hoge normen van veehouderij en welzijn, waardoor de veiligheid van het vee wordt verzekerd.
De productie moet ten minste aan de volgende eisen voldoen:
|
— |
de dieren zijn in de regio West Country geboren, opgefokt en afgemest; |
|
— |
ze zijn voornamelijk met groenvoer gevoederd; |
|
— |
de productie voldoet aan alle geldende wetgeving; |
|
— |
de relevante praktijkcodes zijn beschikbaar en worden nageleefd; |
|
— |
de gezondheid en het welzijn van de veestapel worden gegarandeerd op basis van de „vijf vrijheden”; |
|
— |
er worden systemen voor volledige traceerbaarheid toegepast; |
|
— |
het vee wordt beheerd door bekwame veeverzorgers en opgeleid personeel; |
|
— |
de veiligheid en het welzijn van de dieren worden gewaarborgd tijdens het vervoer, het in de handel brengen en vóór het slachten; |
|
— |
het slachten gebeurt in een erkende inrichting die beschikt over een vergunning en met volledige traceerbaarheid om de authenticiteit van het product te waarborgen. |
De landbouw- en verwerkingsbedrijven worden aan de hand van een welomschreven inspectieprotocol gekeurd door onafhankelijke inspecteurs.
Om te voldoen aan de vereisten van het programma inzake „West Country Beef” moeten de producenten tijdens de keuringen aantonen dat het vee in de regio West Country geboren, opgefokt en afgemest is. Een voederlogboek is vereist en er moet bewijs worden geleverd dat het vee gevoederd is met een dieet dat ten minste 70 % groenvoer bevat. Het programma vereist een uitgebreid systeem met een absoluut minimum van zes maanden grazen.
De specifieke, voornamelijk uit gras bestaande voeding verbetert de scheikundige samenstelling van het runderspiervlees (zie tabel hieronder) evenals de organoleptische kwaliteiten van het vlees, vergeleken met dat van dieren die krachtvoer hebben gekregen.
Tabel
Vetzuursamenstelling (mg/100 g spierweefsel) en vitamine-E-gehalte (mg/kg) van runderlendenvlees
|
|
Concentraat |
Kuilgras |
Gras |
|
18:2 (3) |
210 |
87 |
76 |
|
18:3 (4) |
8,1 |
48,7 |
35,6 |
|
EPA (5) |
2,6 |
19,7 |
19,2 |
|
DHA (6) |
0,5 |
5,1 |
2,8 |
|
18:2/18:3 |
27,2 |
1,8 |
2,1 |
|
Vitamine E |
1,4 |
3,3 |
4,2 |
Dit leidt tot vlees dat consistenter smakelijk is en dat zorgt voor een uitstekende gastronomische ervaring. De natuurlijke marmering van het vlees met spierweefsel dat dooraderd is met vet verbetert de smaak en sappigheid. De kleur van het vet gaat van wit tot geel, maar door de specifieke voeding is het vet doorgaans crèmekleurig. De kleur van het vlees varieert van roze tot donkerrood, waarbij de besterving leidt tot een donkerder rode kleur.
Het vee wordt gedurende ten minste zestig dagen afgemest. De meeste dieren mesten natuurlijk af — de leeftijd en het gewicht variëren afhankelijk van rasverschillen (een afmestgewicht tussen 200 en 500 kg doodgewicht is ideaal).
Het vlees wordt ten minste tien dagen bewaard op koelkasttemperatuur, een proces dat besterving wordt genoemd en dat begint op de dag van de slacht. Tijdens de besterving breken de natuurlijke enzymen in het vlees de bindweefsels af, waardoor het vlees malser wordt en de gastronomische kwaliteit ervan verbetert. Voor delen die traditioneel worden verwerkt in trage bereidingen, zoals het borststuk en de schenkel, is er geen minimale bestervingstijd. Deze perioden kunnen worden ingekort door toepassing van elektrische stimulatie onder hoogspanning, waardoor het risico van koudekrimp vermindert, of door het karkas aan de heup op te hangen, wat de malsheid van het vlees bevordert. Er worden documenten bijgehouden waarop de temperaturen, processen en tijdvakken worden vermeld om ervoor te zorgen dat de koeling en de besterving van de karkassen op correcte wijze verlopen.
De specificatie voor de indelingscriteria van geslachte dieren (op basis van het EUROP-systeem) dat de optimale gastronomische kwaliteit garandeert, is:
Karkassen ingedeeld als bevleesdheidsklasse -O of beter, met vetweefselgehalte van 2 tot 4H.
|
|
Toenemend vetgehalte => |
|||||||
|
Betere bevleesdheid => |
|
1 |
2 |
3 |
4L |
4H |
5L |
5H |
|
E |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
U+ |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
-U |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
R |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
O+ |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
-O |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
P+ |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
-P |
|
|
|
|
|
|
|
|
Na de slacht wordt „West Country Beef” in een aantal vormen in de handel gebracht:
Heel karkas, zonder oneetbaar slachtafval, huid, kop en onderpoten;
Half karkas: de helft van het karkas, verkregen door een overlangse doorsnede;
achtervoet/voorvoet: een kwart van het karkas, verkregen door een doorsnede tussen de tiende/elfde rib vooraan (of gelijkwaardig volgens afspraak);
Eerste deelstukken: worden verkregen door de (halve) karkassen in kleinere, herkenbare stukken te snijden (om te voldoen aan de voorkeuren van de klant). Deze deelstukken kunnen met of zonder been en in beschermde verpakking worden aangeboden.
„West Country Beef” kan vers (gekoeld) of bevroren worden verkocht.
3.3. Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong) en grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)
Het vee kan tijdens het spenen en het afmesten aanvullend voer krijgen. In dat geval worden de bijzonderheden over de ingrediënten en aankoop opgetekend door de landbouwer en gecontroleerd door de kwaliteitsinspecteurs. De periode waarin het dier aanvullend voer krijgt, wordt bepaald op basis van factoren zoals dierenwelzijn en afzet.
Het aanvullend voer maakt maximaal 30 % van de voeding uit, waarbij de overige 70 % uit groenvoer bestaat. Het aanvullend voer wordt verstrekt wanneer dat nodig is, bijvoorbeeld tijdens de wintermaanden of tijdens het spenen en afmesten.
3.4. Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden
Alle vee wordt gefokt volgens overeengekomen, hoge normen van veehouderij en welzijn, waardoor de veiligheid van het vee wordt verzekerd.
De productie moet ten minste aan de volgende eisen voldoen:
|
— |
de dieren zijn in de regio West Country geboren, opgefokt en afgemest; |
|
— |
ze zijn voornamelijk met groenvoer gevoederd; |
|
— |
de productie voldoet aan alle geldende wetgeving; |
|
— |
de relevante praktijkcodes zijn beschikbaar en worden nageleefd; |
|
— |
de gezondheid en het welzijn van de veestapel worden gegarandeerd op basis van de „vijf vrijheden”; |
|
— |
er worden systemen voor volledige traceerbaarheid toegepast; |
|
— |
het vee wordt beheerd door bekwame veeverzorgers en opgeleid personeel; |
|
— |
de veiligheid en het welzijn van de dieren worden gewaarborgd tijdens het vervoer, het in de handel brengen en vóór het slachten; |
|
— |
het slachten gebeurt in een erkende inrichting die beschikt over een vergunning en met volledige traceerbaarheid om de authenticiteit van het product te waarborgen. |
3.5. Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz. van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst
—
3.6. Specifieke voorschriften betreffende de etikettering van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst
—
4. Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied
Het geografische gebied bestaat uit de zes graafschappen Cornwall, Devon, Dorset, Gloucestershire, Somerset en Wiltshire, die samen in Engeland de regio West Country vormen.
5. Verband met het geografische gebied
Specificiteit van het geografische gebied
De West Country van Engeland kan worden beschreven als een schiereiland dat met grasland overdekt is. Het onderscheid tussen grasland en akkerbouw is deels ontstaan ten gevolge van een verschillende grondsoort. De West Country bestaat grotendeels uit gleygrond en bruine aarde waarop gemakkelijk gras groeit. Deze grondsoorten zijn echter niet ideaal voor de akkerbouw. De gebieden waar akkerbouw plaatsvindt, bevatten een hogere mate van klei- en zandgrond, waarin het water gemakkelijker wegsijpelt. Bovendien heeft de West Country de hoogste gemiddelde temperatuur en de hoogste minimum- en maximumtemperaturen van het Verenigd Koninkrijk.
De West Country is de grootste, meest op de landbouw gerichte regio van Engeland. De streek heeft een van de rijkste natuurlijke milieus in het Verenigd Koninkrijk. De landbouwbedrijven produceren er naar schatting 24 % van het Engelse rundvlees en dit heeft, samen met een aandeel van 21 % in de schapenproductie, bijgedragen aan de vorm en het behoud van het landschap en erfgoed van de regio. De hoge veebezetting heeft geleid tot de ontwikkeling van een grote vleesverwerkende sector, die in de regio de broodnodige banen schept.
De combinatie van warme en zachte temperaturen in de West Country, de regen die het hele jaar door valt en de grondsoorten die het vocht in de diepte vasthouden, zorgen ervoor dat gras en andere groenvoergewassen er bijna het hele jaar door groeien en kunnen worden afgegraasd. In grote delen van de regio groeit het gras meer dan driehonderd dagen per jaar. Deze groei het hele jaar door is de norm in de West Country en verklaart waarom de veeteelt er de overhand heeft. Daarnaast ligt meer dan 25 % van het grasland van de West Country hetzij in nationale parken hetzij in landschapsreservaten en beschikt de regio over meer dan 57 % van de bloemrijke weidegronden van het Verenigd Koninkrijk. Uit onderzoek van de universiteit van Bristol blijkt dat de smaak van het vlees van runderen die hebben gegraasd intenser en smaakvoller is dan dat van dieren die krachtvoer hebben gekregen.
Specificiteit van het product
In de West Country wordt het vee voornamelijk gevoerd met vers gras en hooi. Dit zorgt voor een karakteristiek effect op de vleeskwaliteit en de voedingswaarde van rundvlees wat betreft de vetzuursamenstelling, het vitamine-E-gehalte en de organoleptische kwaliteit van het vlees. Wetenschappelijke experimenten hebben deze effecten duidelijk aangetoond. Ze toonden aan dat er een verschil is in de vetzuursamenstelling van het vlees van jonge ossen die een dieet op basis van granen (krachtvoer) hadden gekregen en dat van dieren die een grasdieet hadden gekregen (zie tabel). De dieren die grasvoer hadden gekregen, vertoonden een hoger vetgehalte in de spieren en een heel ander vetzuurprofiel. In het spierweefsel van de ossen die krachtvoer hadden gekregen, was het gehalte aan linolzuur en het product ervan (arachidonzuur), beide n-6(omega 6)-vetzuren, hoger; in het spierweefsel van de jonge ossen die graskuilvoer en vers gras hadden gekregen, was het gehalte aan linoleenzuur en de producten ervan, eicosapentaeenzuur EPA en docosahexaeenzuur DHA, alle n-3(omega 3)-vetzuren, hoger. De verhouding tussen n-6-vetzuren en n-3-vetzuren was veel hoger in het spierweefsel van de dieren die krachtvoer hadden gekregen. De aanbevolen verhouding voor het menselijke dieet is 4 of minder, wat gemakkelijk bereikt werd in het vlees van met gras gevoerde runderen, maar niet in dat van met krachtvoer gevoerde dieren. Een eenvoudige verhouding die het onderscheid tussen rundvlees van met gras gevoerde dieren en dat van met krachtvoer gevoerde dieren weergeeft, is 18:2/18:3, wat in de tabel ongeveer 2 en 27 is voor runderen met respectievelijk een gras- en een krachtvoerdieet.
Vers gras of hooi is een bron van α-linoleenzuur, dat in het dier kan worden omgezet in meervoudig onverzadigde n-3(omega 3)-vetzuren met lange keten, die waardevolle voedingsstoffen zijn in de menselijke voeding. Gras bevat ook vitamine E en zowel n-3-vetzuren als vitamine E zijn in hogere concentraties te vinden in met gras gevoerde runderen. Deze voedingsstoffen beïnvloeden ook de smaak van het vlees.
Daarmee kan worden aangetoond dat gras- en groenvoerdiëten een kenmerkend vetzuurprofiel produceren in spierweefsel, waardoor ze zich van krachtvoer onderscheiden. Vlees van met gras gevoerde runderen vertoont waarden van ongeveer 1,0 % linoleenzuur, 0,5 % EPA en 0,1 % DHA. Dit zijn de percentages aanwezige vetzuren; dit is de wijze waarop de samenstelling van vetzuren vaak beschreven wordt. Dit heeft een gunstig effect op „West Country Beef”. De op natuurlijke wijze in gras aanwezige vitamine E wordt opgenomen in het spierweefsel en het vet van het vee. Het spierweefsel van jonge ossen die graskuilvoer kregen, vertoonde een vitamine E-gehalte dat ten minste twee keer hoger was dan dat van dieren die krachtvoer kregen (zie tabel). Daardoor behoudt het vlees zijn helderrode kleur twee dagen langer wanneer het in de winkel uitgestald ligt.
Uit Britse onderzoeken is gebleken dat het vlees van runderen die met gras worden afgemest beter smaakt dan dat van vee dat een graandieet krijgt. De score voor de smaak van het rundvlees was hoger bij gras dan bij krachtvoer. De score voor een afwijkende smaak was het hoogst voor krachtvoer.
Het onafhankelijke rapport waarvoor Meat South West de opdracht gaf en waaruit bovenstaande conclusies werden gehaald, geeft als samenvatting van de bijzondere kenmerken een lage verhouding van n-6-vetzuren ten opzichte van n-3-vetzuren en een hoog vitamine-E-gehalte.
|
— |
18:2/18:3 verhouding minder dan 4 |
|
— |
vitamine E > 3,0 mg/kg lendenvlees |
Dankzij het klimaat, de topografie, geologie en de daaruit voortvloeiende welige grasgroei het hele jaar door verleent de West Country van Engeland bijzondere goede eigenschappen aan het vee dat in die regio wordt geteeld en daarmee ook aan het vlees van die dieren. Een groot gedeelte van de landbouwgrond bestaat uit grasland dat ideaal is voor de veeteelt en het gras kan ook worden gebruikt als aanvullend voer.
Objectieve wetenschappelijke gegevens wijzen er sterk op dat rundvlees dat in de West Country van Engeland geproduceerd en verwerkt is eigenschappen bezit die inherent samenhangen met dat geografische gebied, omdat de grotere beschikbaarheid van gras en het gebruik ervan als diervoeder leiden tot hogere concentraties van meervoudig onverzadigde n-3-vetzuren en vitamine E in het vlees.
De grasgroei wordt beïnvloed door grondsoort, temperatuur, regenval en zonneschijn. Een andere belangrijke factor is de topografie waarbij de grasgroei op grotere hoogte afneemt. Dankzij het gunstigere klimaat in de West Country kan het gras tijdens meer dagen in het jaar groeien dan in andere streken. Het gras groeit meer dan 220 dagen per jaar in alle delen van de West Country, wat meer is dan in andere delen van Groot-Brittannië, en op sommige plaatsen groeit het zelfs meer dan 300 dagen per jaar. Daardoor kan het vee dat in de West Country wordt geproduceerd, vaker grazen en krijgt het meer grasproducten in de voeding dan vee in de meeste andere delen van Groot-Brittannië of elders in de EU.
Deze waarden worden behaald in rundvlees van vee dat geboren, opgefokt en afgemest is in de West Country van Engeland, waar de dieren langer vers gras kunnen grazen dan in andere regio’s dankzij het warme, vochtige klimaat en waar het productiestelsel uitgaat van grootschalige teelt op basis van gras. Door klimaatveranderingen zal het klimaat in de West Country wellicht nog gunstiger voor de grasteelt worden dan nu al het geval is.
Meat South West schat de totale bijdrage van de roodvleessector aan de economie van de West Country op 3 miljard GBP per jaar en 28 000 banen. De voortzetting van de veeteelt is van essentieel belang om het milieu en erfgoed van de regio te beschermen. Het is immers dat bijzondere milieu dat de grondslag vormt voor de kenmerken die inherent zijn aan „West Country Beef” doordat de dieren waarvan het vlees afkomstig is in de regio worden opgefokt.
Historisch gezien zijn de meest voorkomende runderrassen in de regio de South Devon en Ruby Red. Echter, andere inheemse rassen en rassen afkomstig van het Europese vasteland zijn eveneens geschikt voor het landschap van de regio en gedijen op het gras van de streek. Daarom kan „West Country Beef” worden geproduceerd op basis van om het even welk runderras. Door de diversiteit van het landschap kunnen de verschillende schakels in de productiekolom van de veehouderij binnen de grenzen van de regio worden doorlopen. De hoger gelegen gebieden van Exmoor, Dartmoor en Bodmin Moor zijn plekken waar traditionele runderen worden geteeld die er in de zomer kunnen grazen, en de lager gelegen graslanden en kustgebieden, waar het gras gedurende bijna het hele jaar groeit, zijn ideaal om het vee af te mesten.
Verwijzing naar de bekendmaking van het dossier
(artikel 6, lid 1, tweede alinea, van de onderhavige verordening)
https://www.gov.uk/government/publications/protected-food-name-west-country-beef-pgi
(1) PB L 179 van 19.6.2014, blz. 17.
(2) PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.
(3) linolzuur
(4) linoleeenzuur
(5) eicosapentaeenzuur
(6) docosahexeenzuur
|
1.8.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 250/41 |
Aanvraag tot goedkeuring van een minimale wijziging overeenkomstig artikel 53, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen
(2017/C 250/09)
De Europese Commissie heeft deze minimale wijziging goedgekeurd overeenkomstig artikel 6, lid 2, derde alinea van de gedelegeerde Verordening (EU) nr. 664/2014 van de Commissie (1).
AANVRAAG TOT GOEDKEURING VAN EEN MINIMALE WIJZIGING
Aanvraag tot goedkeuring van een minimale wijziging overeenkomstig artikel 53, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (2)
„WEST COUNTRY LAMB”
EU-nr.: PGI-GB-02151 — 7.7.2016
BOB ( ) BGA ( X ) GTS ( )
1. Aanvragende groepering en rechtmatig belang
|
Naam: |
Meat South West |
|||||
|
Adres: |
|
|||||
|
Tel. |
+44 8706086610 |
|||||
|
E-mail: |
info@westcountrybeefandlamb.org.uk |
2. Lidstaat of derde land
Verenigd Koninkrijk
3. Rubriek van het productdossier waarop de wijziging(en) betrekking heeft/hebben
|
— |
☒ |
Beschrijving van het product |
|
— |
☐ |
Bewijs van oorsprong |
|
— |
☐ |
Werkwijze voor het verkrijgen van het product |
|
— |
☐ |
Verband |
|
— |
☐ |
Etikettering |
|
— |
☐ |
Overige (nader aan te geven) |
4. Aard van de wijziging(en)
|
— |
☐ |
Wijziging van een productdossier van een geregistreerde BOB of BGA die overeenkomstig artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 als minimaal wordt beschouwd en waarvoor geen wijziging van het bekendgemaakte enig document is vereist. |
|
— |
☒ |
Wijziging van een productdossier van een geregistreerde BOB of BGA die overeenkomstig artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 als minimaal wordt beschouwd, waarvoor een wijziging van het bekendgemaakte enig document is vereist. |
|
— |
☐ |
Wijziging van een productdossier van een geregistreerde BOB of BGA die overeenkomstig artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 als minimaal wordt beschouwd en waarvoor geen enig document (of geen gelijkwaardig document) is bekendgemaakt. |
|
— |
☐ |
Wijziging van een productdossier van een geregistreerde GTS die overeenkomstig artikel 53, lid 2, vierde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 als minimaal wordt beschouwd. |
5. Wijziging(en)
Wijziging 1:
Beschrijving
Deze wijziging schrapt de beperkingen met betrekking tot gewichtsindeling (9-15 kg) voor karkassen die in aanmerking komen om ingedeeld te worden in Klasse O.
Meat South West wenst een uitbreiding van de huidige indelingsmogelijkheden door het schrappen van de gewichtsbeperking voor karkassen die ingedeeld kunnen worden in Klasse O.
Meat South West beschouwd deze wijziging als minimaal omdat deze niet:
|
1) |
betrekking heeft op de wezenlijke kenmerken van het product; |
|
2) |
het verband als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder f), i) of ii), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 wijzigt; |
|
3) |
een verandering meebrengt van de naam of van enig deel van de naam van het product; |
|
4) |
van invloed is op het afgebakende geografische gebied, of |
|
5) |
een uitbreiding betekent van beperkingen op de handel in het product. |
Reden van de wijziging
Meat South West verzoekt om een wijziging in de huidige indelingsmogelijkheden ten behoeve van het schrappen van de gewichtsbeperking voor in klasse O ingedeelde lammeren, die momenteel 9-15 kg bedraagt. Deze gewichtsbeperking werd oorspronkelijk ingesteld om de historische zuidoostelijke markten van Spanje en Italië lichtere lammeren te kunnen leveren. Deze handel is echter sindsdien veranderd, en de gewichtsbeperking belemmert de opname van vee dat anders wel in aanmerking zou komen. Dit geldt in het bijzonder voor biologische lammeren, die beschouwd worden als hoogwaardig product, en die momenteel uitsluitend op grond van gewichtsbeperkingen niet in aanmerking komen. Het geografisch gebied wordt niet gewijzigd en de essentiële kenmerken van het product veranderen niet omdat we het voedergewaselement blijven toepassen om te waarborgen dat de chemische bestanddelen niet gewijzigd worden. De voorgestelde wijziging tast de kwaliteit van het product niet aan en heeft niet tot doel de naam te wijzigen of de handel te beperken.
Formulering in huidige omschrijving
„Karkassen ingedeeld bij bevleesdheidsklasse R of beter, met vetgehalte 2 tot 3H; Karkassen met een gewicht van minder dan 15 kg kunnen onder bevleesdheidsklasse O vallen.
De omvang van de karkassen kan verschillen, afhankelijk van de marktvoorkeuren en de schapensoort.
|
|
Toenemend vetgehalte => |
|||||||
|
Betere bevleesdheid => |
|
1 |
2 |
3L |
3H |
4L |
4HL |
5 |
|
E |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
U |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
R |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
O |
|
9-15 kg |
9-15 kg |
9-15 kg |
|
|
|
|
|
P |
|
|
|
|
|
|
|
|
”
Voorgestelde wijziging
„Karkassen ingedeeld als bevleesdheidsklasse O+ of beter, met vetweefselgehalte van 2 tot 3H;
de omvang van de karkassen kan verschillen, afhankelijk van de marktvoorkeuren en de schapensoort.
|
|
Toenemend vetgehalte => |
|||||||
|
Betere bevleesdheid => |
|
1 |
2 |
3L |
3H |
4L |
4HL |
5 |
|
E |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
U |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
R |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
O |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
P |
|
|
|
|
|
|
|
|
”
6. Bijgewerkt productdossier (enkel voor BOB en BGA)
https://www.gov.uk/government/publications/protected-food-name-west-country-lamb-pgi
ENIG DOCUMENT
„WEST COUNTRY LAMB”
EU-nr.: PGI-GB-02151 — 7.7.2016
BOB ( ) BGA ( X )
1. Naam/Namen
„West Country Lamb”
2. Lidstaat of derde land
Verenigd Koninkrijk
3. Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel
3.1. Productcategorie
Categorie 1.1. Vers vlees (en verse slachtafval)
3.2. Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is
„West Country Lamb” is de naam die wordt gegeven aan karkassen, halve karkassen of delen lamsvlees van schapen die zijn geboren en opgefokt in de regio West Country in Engeland en die in overeenstemming met de norm van Meat South West (MSW) of een gelijkwaardige norm zijn geslacht.
Bij de slacht mogen de schapen niet ouder zijn dan twaalf maanden. Het vlees van dieren die i) geboren zijn vóór 1 oktober van het jaar en die ii) worden geslacht tussen 1 januari en 30 april van het volgende jaar moet besterven. Dit kan minstens vijf dagen koeling omvatten tussen de slacht en de verkoop aan de eindklant of een van de bestervingsprocessen die zijn beschreven in de Lamb Blueprint 1994 van de Meat & Livestock Commission (waaronder elektrische stimulatie en het karkas aan de heup ophangen). Het afmestgewicht moet tussen 9 kg en 26 kg doodgewicht bedragen.
De specifieke voeding, die voornamelijk uit gras bestaat, verbetert de scheikundige samenstelling van het spierweefsel (zie tabel hieronder) en verbetert daarnaast ook de organoleptische eigenschappen van het vlees in vergelijking met dat van schapen die krachtvoer krijgen.
Tabel
Vetzuursamenstelling (mg/100 g) en vitamine E-gehalte (mg/kg) van lamslendenvlees
|
|
Gras |
Concentraat |
|
18:2 (3) |
98 |
143 |
|
18:3 (4) |
52 |
29 |
|
EPA (5) |
23 |
15 |
|
DHA (6) |
6,5 |
4,9 |
|
Vitamine E |
4,6 |
1,9 |
|
18:2/18:3 |
1,9 |
5,0 |
Dit leidt tot vlees met een vollere smaak, dat zorgt voor een uitstekende gastronomische ervaring. De kleur van het vet gaat van wit tot crèmekleurig, maar door de specifieke voeding is het vet doorgaans crèmekleurig. De kleur van het vlees varieert van roze tot donkerrood, waarbij de besterving leidt tot een donkerder rode kleur. De specificatie voor de indelingscriteria van geslachte dieren (op basis van het EUROP-systeem) dat de optimale gastronomische kwaliteit garandeert, is:
Karkassen ingedeeld als bevleesdheidsklasse O+ of beter, met vetweefselgehalte van 2 tot 3H; de omvang van de karkassen kan verschillen, afhankelijk van de marktvoorkeuren en de schapensoort.
|
|
Toenemend vetgehalte => |
|||||||
|
Betere bevleesdheid => |
|
1 |
2 |
3L |
3H |
4L |
4HL |
5 |
|
E |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
U |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
R |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
O |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
P |
|
|
|
|
|
|
|
|
Na de slacht wordt „West Country Lamb” in een aantal vormen in de handel gebracht:
|
— |
heel karkas, zonder oneetbaar slachtafval, huid, kop en onderpoten. De nieren en het bijbehorende vet worden soms niet verwijderd. |
|
— |
Half karkas: de helft van het karkas, verkregen door een overlangse doorsnede. |
|
— |
Eerste deelstukken: worden verkregen door de (halve) karkassen in kleinere, herkenbare stukken te snijden (om te voldoen aan de voorkeuren van de klant). Deze deelstukken kunnen met of zonder been en in beschermde verpakking worden aangeboden. |
|
— |
„West Country Lamb” kan vers (gekoeld) of bevroren worden verkocht. |
3.3. Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong) en grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)
De lammeren kunnen aanvullend voer krijgen tijdens het spenen en het afmesten. In dat geval worden de bijzonderheden over de ingrediënten en aankoop door de landbouwer opgetekend in het voederlogboek en gecontroleerd door de kwaliteitsinspecteurs om na te gaan of de minimale inname van groenvoer 70 % bedraagt. Het programma vereist een uitgebreid systeem met een passende graasperiode, doorgaans twee maanden, vóór de slacht.
3.4. Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden
De lammeren moeten geboren, opgefokt en afgemest zijn in de regio West Country.
3.5. Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz. van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst
—
3.6. Specifieke voorschriften betreffende de etikettering van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst
—
4. Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied
Het geografische gebied bestaat uit de zes graafschappen Cornwall, Devon, Dorset, Gloucestershire, Somerset en Wiltshire, die samen in Engeland de regio West Country vormen.
5. Verband met het geografische gebied
Specificiteit van het geografische gebied
De West Country van Engeland wordt beschreven als een schiereiland dat met grasland overdekt is. Het onderscheid tussen grasland en akkerbouw is deels ontstaan ten gevolge van een verschillende grondsoort. De West Country bestaat grotendeels uit gleygrond en bruine aarde waarop gemakkelijk gras groeit. Deze grondsoorten zijn echter niet ideaal voor de akkerbouw. De gebieden waar akkerbouw plaatsvindt, bevatten een hogere mate van klei- en zandgrond, waarin het water gemakkelijker wegsijpelt. Bovendien heeft de West Country van Engeland de hoogste gemiddelde temperatuur en de hoogste minimum- en maximumtemperaturen van het Verenigd Koninkrijk.
De West Country is de grootste, meest op de landbouw gerichte regio van Engeland. De streek heeft een van de rijkste natuurlijke milieus in het Verenigd Koninkrijk. De landbouwbedrijven produceren er naar schatting 21 % van de Engelse schapen en, samen met een aandeel van 24 % in de runderproductie, heeft dit het landschap en erfgoed van de regio mee bepaald en bewaard. De hoge veebezetting heeft geleid tot de ontwikkeling van een grote vleesverwerkende sector, die in de regio de broodnodige banen schept.
De combinatie van warme en zachte temperaturen in de West Country, de regen die het hele jaar door valt en de grondsoorten die het vocht in de diepte vasthouden, zorgen ervoor dat gras en andere groenvoergewassen er bijna het hele jaar door groeien en kunnen worden afgegraasd. In grote delen van de regio groeit het gras meer dan driehonderd dagen per jaar. Deze groei het hele jaar door is de norm in de West Country en verklaart waarom de veeteelt er de overhand heeft. Daarnaast ligt meer dan 25 % van het grasland in de West Country ofwel in nationale parken of in landschapsreservaten en beschikt de regio over meer dan 57 % van de bloemrijke weidegronden van het Verenigd Koninkrijk. Uit onderzoek van de universiteit van Bristol blijkt dat de smaak van het vlees van lammeren die hebben gegraasd intenser en smaakvoller is dan dat van dieren die krachtvoer hebben gekregen.
Dankzij het unieke zachte klimaat en het feit dat er het hele jaar door gras groeit, worden er in de regio het hele jaar door lammeren geteeld.
Specificiteit van het product
In de West Country wordt het vee voornamelijk gevoerd met vers gras en hooi. Het zorgt voor een karakteristiek effect op de vleeskwaliteit en de voedingswaarde van lamsvlees op het vlak van de vetzuursamenstelling, het vitamine E-gehalte en de organoleptische kwaliteit van het vlees. Wetenschappelijke experimenten hebben deze effecten duidelijk aangetoond. Ze toonden aan dat er een verschil is in de vetzuursamenstelling van het vlees van lammeren die een dieet op basis van granen (krachtvoer) hadden gekregen en dat van dieren die een grasdieet hadden gekregen (zie tabel). De dieren die grasvoer hadden gekregen vertoonden een heel ander vetzuurprofiel dan de dieren die krachtvoer hadden gekregen. In het spierweefsel van de lammeren die krachtvoer hadden gekregen was het gehalte aan linolzuur en het product ervan (arachidonzuur), beide n-6(omega 6)-vetzuren, hoger; in het spierweefsel van de lammeren die gras hadden gekregen was het gehalte aan linoleenzuur en de producten ervan, eicosapentaeenzuur EPA en docosahexaeenzuur DHA, alle n-3(omega 3)-vetzuren, hoger. De verhouding tussen n-6-vetzuren en n-3-vetzuren was veel hoger in het spierweefsel van de dieren die krachtvoer hadden gekregen. De aanbevolen verhouding voor het menselijke dieet is 4 of minder, wat gemakkelijk bereikt werd in het vlees van met gras gevoerde lammeren, maar niet in dat van met krachtvoer gevoerde dieren. Een eenvoudige verhouding die het onderscheid weergeeft tussen lamsvlees van met gras gevoerde dieren en dat van met krachtvoer gevoerde dieren is 18:2/18:3, wat in de tabel ongeveer 1,9 en 5,0 is voor lammeren met respectievelijk een gras- en een krachtvoerdieet.
Vers gras of hooi is een bron van α-linoleenzuur, dat in het dier kan worden omgezet in meervoudig onverzadigde n-3(omega 3)-vetzuren met lange keten, die waardevolle voedingsstoffen zijn in de menselijke voeding. Gras bevat ook vitamine E en zowel n-3-vetzuren als vitamine E zijn in hogere concentraties te vinden in op grasland geteelde schapen. Deze voedingsstoffen beïnvloeden ook de smaak van het vlees.
Daarmee kan worden aangetoond dat gras- en groenvoerdiëten een kenmerkend vetzuurprofiel produceren in spierweefsel, waardoor ze zich van krachtvoer onderscheiden. Vlees van op gras geteelde lammeren vertoont waarden van ongeveer 1,5 % linoleenzuur, 0,7 % EPA en > 0,2 % DHA. Dit zijn percentages van de aanwezige vetzuren, de manier waarop de vetzuursamenstelling vaak wordt beschreven. Dit heeft een gunstig effect op „West Country Lamb”. De op natuurlijke wijze in gras aanwezige vitamine E wordt opgenomen in het spierweefsel en het vet van het dier. Het spierweefsel van dieren die graskuilvoer kregen, vertoonde een vitamine E-gehalte dat ten minste twee keer hoger was dan dat van dieren die krachtvoer kregen. Daardoor behoudt het vlees zijn helderrode kleur langer wanneer het in de winkel in de etalage ligt.
Uit Britse onderzoeken is gebleken dat het vlees van lammeren die met gras worden afgemest beter smaakt dan dat van dieren die een graandieet krijgen. De score voor de smaak van het lamsvlees was veel hoger bij gras dan bij krachtvoer. De score voor een afwijkende smaak is veel lager met grasvoer.
Een onafhankelijk rapport toont aan dat de bijzondere eigenschappen een lage verhouding van n-6-vetzuren ten opzichte van n-3-vetzuren en een hoog vitamine E-gehalte zijn.
18:2/18:3 verhouding minder dan 4
Vitamine E > 3,0 mg/kg lendenvlees
De Polled Dorset en Dorset Horn zijn slechts twee voorbeelden van regionale schapenrassen die ontwikkeld zijn om voordeel te halen uit het feit dat in de regio bijna het hele jaar door gras groeit. Deze rassen worden door veel landbouwers geteeld omdat ze door hun van nature hoge voortplantingsfrequentie ook in de herfst kunnen lammeren. Zo kunnen de producenten lamsvlees in de handel brengen vanaf eind januari. Andere schapen in het laagland lammeren in januari en februari, terwijl schapen op de bedrijven in de hogere gebieden van Bodmin Moor, Dartmoor en Exmoor doorgaans lammeren in april en mei. Zo is er het hele jaar door een natuurlijke productie en aanvoer van lammeren.
Dankzij het klimaat, de topografie, geologie en de daaruit voortvloeiende welige grasgroei het hele jaar door verleent de West Country van Engeland bijzonder goede eigenschappen aan de schapen die in die regio wordt geteeld en daarmee ook aan het vlees van die dieren. Een groot gedeelte van de landbouwgrond bestaat uit grasland dat ideaal is voor de schapenteelt en het gras kan ook worden gebruikt als aanvullend voer.
Objectieve wetenschappelijke gegevens wijzen er sterk op dat lamsvlees dat in de West Country van Engeland geteeld en verwerkt is eigenschappen bezit die inherent samenhangen met dat geografische gebied, omdat de grotere beschikbaarheid van gras en het gebruik ervan als diervoeder leiden tot hogere concentraties van meervoudig onverzadigde n-3-vetzuren en vitamine E in het vlees.
De grasgroei wordt beïnvloed door grondsoort, temperatuur, regenval en zonneschijn. Een andere belangrijke factor is de topografie, namelijk de hoogte, waarbij de grasgroei op grotere hoogte afneemt. Dankzij het gunstigere klimaat in de West Country kan het gras er tijdens meer dagen in het jaar groeien dan in andere streken. Het gras groeit meer dan 220 dagen per jaar in alle delen van de West Country, wat meer is dan in andere delen van Groot-Brittannië, en op sommige plaatsen groeit het zelfs meer dan 300 dagen per jaar.
Verwijzing naar de bekendmaking van het dossier
(artikel 6, lid 1, tweede alinea, van de onderhavige verordening)
https://www.gov.uk/government/publications/protected-food-name-west-country-lamb-pgi
(1) PB L 179 van 19.6.2014, blz. 17.
(2) PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.
(3) linolzuur
(4) linoleeenzuur
(5) eicosapentaeenzuur
(6) docosahexeenzuur