ISSN 1977-0995 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 188 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Mededelingen en bekendmakingen |
60e jaargang |
Nummer |
Inhoud |
Bladzijde |
|
II Mededelingen |
|
|
MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE |
|
|
Europese Commissie |
|
2017/C 188/01 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.8315 — Siemens/Mentor Graphics) ( 1 ) |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
NL |
|
II Mededelingen
MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE
Europese Commissie
14.6.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 188/1 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie
(Zaak M.8315 — Siemens/Mentor Graphics)
(Voor de EER relevante tekst)
(2017/C 188/01)
Op 27 februari 2017 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:
— |
op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector, |
— |
in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32017M8315. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving. |
(1) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.
IV Informatie
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE
Europese Commissie
14.6.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 188/2 |
Wisselkoersen van de euro (1)
13 juni 2017
(2017/C 188/02)
1 euro =
|
Munteenheid |
Koers |
USD |
US-dollar |
1,1217 |
JPY |
Japanse yen |
123,43 |
DKK |
Deense kroon |
7,4365 |
GBP |
Pond sterling |
0,88075 |
SEK |
Zweedse kroon |
9,7443 |
CHF |
Zwitserse frank |
1,0850 |
ISK |
IJslandse kroon |
|
NOK |
Noorse kroon |
9,4540 |
BGN |
Bulgaarse lev |
1,9558 |
CZK |
Tsjechische koruna |
26,147 |
HUF |
Hongaarse forint |
306,97 |
PLN |
Poolse zloty |
4,1936 |
RON |
Roemeense leu |
4,5662 |
TRY |
Turkse lira |
3,9519 |
AUD |
Australische dollar |
1,4880 |
CAD |
Canadese dollar |
1,4892 |
HKD |
Hongkongse dollar |
8,7489 |
NZD |
Nieuw-Zeelandse dollar |
1,5528 |
SGD |
Singaporese dollar |
1,5501 |
KRW |
Zuid-Koreaanse won |
1 265,98 |
ZAR |
Zuid-Afrikaanse rand |
14,3297 |
CNY |
Chinese yuan renminbi |
7,6245 |
HRK |
Kroatische kuna |
7,4085 |
IDR |
Indonesische roepia |
14 904,08 |
MYR |
Maleisische ringgit |
4,7812 |
PHP |
Filipijnse peso |
55,510 |
RUB |
Russische roebel |
63,8205 |
THB |
Thaise baht |
38,048 |
BRL |
Braziliaanse real |
3,7045 |
MXN |
Mexicaanse peso |
20,3188 |
INR |
Indiase roepie |
72,1930 |
(1) Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.
14.6.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 188/3 |
Samenvatting van de besluiten van de Europese Commissie betreffende autorisaties voor het in de handel brengen voor gebruik en/of het gebruik van stoffen die zijn opgenomen in bijlage XIV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH)
(Bekendgemaakt overeenkomstig artikel 64, lid 9, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (1) )
(Voor de EER relevante tekst)
(2017/C 188/03)
Besluiten tot verlening van een autorisatie
Referentie van het besluit (2) |
Datum van het besluit |
Naam van de stof |
Houder van de autorisatie |
Nummer van de autorisatie |
Toegestaan gebruik |
Datum van verstrijken van de herbeoordelingstermijn |
Gronden voor het besluit |
C(2017) 3764 |
7 juni 2017 |
Natriumdichromaat EC-nr. 234-190-3 CAS-nr. 7789-12-0 10588-01-9 |
Solvay Portugal — Produtos Quimicos SA, Rua Eng. Clement Dumoulin, 2625-106 Povoa de Santa Iria, Portugal |
REACH/17/17/0 |
Gebruik van natriumdichromaat als additief voor het onderdrukken van parasietreacties en zuurstofontwikkeling, pH-buffering en voor de bescherming van cathoden tegen corrosie bij de productie van natriumchloraat door elektrolyse, al dan niet gevolgd door de productie van chloordioxide of natriumchloriet |
21 september 2029 |
Overeenkomstig artikel 60, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1907/2006, wegen bij het gebruik van de stof de sociaaleconomische voordelen zwaarder dan het risico voor de gezondheid van de mens en zijn er geen geschikte alternatieve stoffen of technieken. |
(1) PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.
(2) Het besluit is te vinden op de website van de Europese Commissie: http://ec.europa.eu/growth/sectors/chemicals/reach/about_nl
14.6.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 188/4 |
Samenvatting van de besluiten van de Europese Commissie betreffende autorisaties voor het in de handel brengen voor gebruik en/of het gebruik van stoffen die zijn opgenomen in bijlage XIV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH)
(Bekendgemaakt overeenkomstig artikel 64, lid 9, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (1) )
(Voor de EER relevante tekst)
(2017/C 188/04)
Besluiten tot verlening van een autorisatie
Referentie van het besluit (2) |
Datum van het besluit |
Naam van de stof |
Houder van de autorisatie |
Nummer van de autorisatie |
Toegestaan gebruik |
Datum van verstrijken van de herbeoordelingstermijn |
Gronden voor het besluit |
C(2017) 3765 |
7 juni 2017 |
Natriumdichromaat EC-nr. 234-190-3 CAS-nr. 7789-12-0 10588-01-9 |
Kemira Chemicals Oy., Harmajantie 3, FI-32741 Sastamala, Finland |
REACH/17/16/0 |
Gebruik van natriumdichromaat als additief voor het onderdrukken van parasietreacties en zuurstofontwikkeling, pH-buffering en voor de bescherming van kathoden tegen corrosie bij de productie van natriumchloraat door elektrolyse, al dan niet gevolgd door de productie van chloordioxide of natriumchloriet |
21 september 2029 |
Overeenkomstig artikel 60, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 wegen bij het gebruik van de stof de sociaaleconomische voordelen zwaarder dan het risico voor de gezondheid van de mens en zijn er geen geschikte alternatieve stoffen of technieken. |
(1) PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.
(2) Het besluit is te vinden op de website van de Europese Commissie: http://ec.europa.eu/growth/sectors/chemicals/reach/about_nl
14.6.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 188/5 |
Samenvatting van de besluiten van de Europese Commissie betreffende autorisaties voor het in de handel brengen voor gebruik en/of het gebruik van stoffen die zijn opgenomen in bijlage XIV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH)
(Bekendgemaakt overeenkomstig artikel 64, lid 9, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (1) )
(Voor de EER relevante tekst)
(2017/C 188/05)
Besluiten tot verlening van een autorisatie
Referentie van het besluit (2) |
Datum van het besluit |
Naam van de stof |
Houder van de autorisatie |
Nummer van de autorisatie |
Toegestaan gebruik |
Datum van verstrijken van de herbeoordelingstermijn |
Gronden voor het besluit |
C(2017) 3801 |
7 juni 2017 |
Natriumdichromaat EC-nr. 234-190-3 CAS-nr. 7789-12-0 10588-01-9 |
Electroquimica De Hernani SA, Epele 20120, Hernani, Spanje |
REACH/17/15/0 |
Gebruik van natriumdichromaat als additief voor het onderdrukken van parasietreacties en zuurstofontwikkeling, pH-buffering en voor de bescherming van kathoden tegen corrosie bij de productie van natriumchloraat door elektrolyse, al dan niet gevolgd door de productie van chloordioxide of natriumchloriet |
21 september 2029 |
Overeenkomstig artikel 60, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 wegen bij het gebruik van de stof de sociaaleconomische voordelen zwaarder dan het risico voor de gezondheid van de mens en zijn er geen geschikte alternatieve stoffen of technieken. |
(1) PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.
(2) Het besluit is te vinden op de website van de Europese Commissie: http://ec.europa.eu/growth/sectors/chemicals/reach/about_nl
14.6.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 188/6 |
Samenvatting van de besluiten van de Europese Commissie betreffende autorisaties voor het in de handel brengen voor gebruik en/of het gebruik van stoffen die zijn opgenomen in bijlage XIV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH)
(Bekendgemaakt overeenkomstig artikel 64, lid 9, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (1) )
(Voor de EER relevante tekst)
(2017/C 188/06)
Besluiten tot verlening van een autorisatie
Referentie van het besluit (2) |
Datum van het besluit |
Naam van de stof |
Houder van de autorisatie |
Nummer van de autorisatie |
Toegestaan gebruik |
Datum van verstrijken van de herbeoordelingstermijn |
Gronden voor het besluit |
C(2017) 3806 |
7 juni 2017 |
Natriumdichromaat EC-nr. 234-190-3 CAS-nr. 7789-12-0 10588-01-9 |
Caffaro Brescia S.r.l., via del Brennero 48, 56100 Pisa, Italië |
REACH/17/19/0 |
Gebruik van natriumdichromaat als additief voor het onderdrukken van parasietreacties en zuurstofontwikkeling, pH-buffering en voor de bescherming van kathoden tegen corrosie bij de productie van natriumchloraat door elektrolyse, al dan niet gevolgd door de productie van chloordioxide of natriumchloriet |
21 september 2029 |
Overeenkomstig artikel 60, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 wegen bij het gebruik van de stof de sociaaleconomische voordelen zwaarder dan het risico voor de gezondheid van de mens en zijn er geen geschikte alternatieve stoffen of technieken. |
(1) PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.
(2) Het besluit is te vinden op de website van de Europese Commissie: http://ec.europa.eu/growth/sectors/chemicals/reach/about_nl
14.6.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 188/7 |
Samenvatting van de besluiten van de Europese Commissie betreffende autorisaties voor het in de handel brengen voor gebruik en/of het gebruik van stoffen die zijn opgenomen in bijlage XIV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH)
(Bekendgemaakt overeenkomstig artikel 64, lid 9, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (1) )
(Voor de EER relevante tekst)
(2017/C 188/07)
Besluiten tot verlening van een autorisatie
Referentie van het besluit (2) |
Datum van het besluit |
Naam van de stof |
Houder van de autorisatie |
Nummer van de autorisatie |
Toegestaan gebruik |
Datum van verstrijken van de herbeoordelingstermijn |
Gronden voor het besluit |
C(2017) 3816 |
7 juni 2017 |
Natriumdichromaat EC-nr. 234-190-3 CAS-nr. 7789-12-0 10588-01-9 |
Ercros SA, Avenida Diagonal 593-595, 08014 Barcelona, Spanje |
REACH/17/18/0 |
Gebruik van natriumdichromaat als additief voor het onderdrukken van parasietreacties en zuurstofontwikkeling, pH-buffering en voor de bescherming van kathoden tegen corrosie bij de productie van natriumchloraat door elektrolyse, al dan niet gevolgd door de productie van chloordioxide of natriumchloriet |
21 september 2029 |
Overeenkomstig artikel 60, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 wegen bij het gebruik van de stof de sociaaleconomische voordelen zwaarder dan het risico voor de gezondheid van de mens en zijn er geen geschikte alternatieve stoffen of technieken. |
(1) PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.
(2) Het besluit is te vinden op de website van de Europese Commissie: http://ec.europa.eu/growth/sectors/chemicals/reach/about_nl
14.6.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 188/8 |
Samenvatting van de besluiten van de Europese Commissie betreffende autorisaties voor het in de handel brengen voor gebruik en/of het gebruik van stoffen die zijn opgenomen in bijlage XIV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH)
(Bekendgemaakt overeenkomstig artikel 64, lid 9, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (1) )
(Voor de EER relevante tekst)
(2017/C 188/08)
Besluiten tot verlening van een autorisatie
Referentie van het besluit (2) |
Datum van het besluit |
Naam van de stof |
Houder van de autorisatie |
Nummer van de autorisatie |
Toegestaan gebruik |
Datum van verstrijken van de herbeoordelingstermijn |
Gronden voor het besluit |
C(2017) 3821 |
7 juni 2017 |
1,2-dichloorethaan EC-nr. 203-458-1 CAS-nr. 107-06-2 |
BASF SE, Carl-Bosch-Str. 38, 67056 Ludwigshafen am Rhein, Rheinland-Pfalz, Duitsland |
REACH/17/9/0 |
Industrieel gebruik van ethyleendichloride als recycleerbaar oplosmiddel en extraheermiddel in een gesloten systeem voor de zuivering van 1,3,5-trioxaan |
22 november 2024 |
Overeenkomstig artikel 60, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1907/2006, wegen bij het gebruik van de stof de sociaaleconomische voordelen zwaarder dan het risico voor de gezondheid van de mens en zijn er geen geschikte alternatieve stoffen of technieken die technisch of economisch haalbaar zijn. |
(1) PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.
(2) Het besluit is te vinden op de website van de Europese Commissie: http://ec.europa.eu/growth/sectors/chemicals/reach/about_nl
14.6.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 188/9 |
Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 6 maart 2017 betreffende een ontwerpbesluit in zaak AT.39258 — Luchtvracht
Rapporteur: Finland
(2017/C 188/09)
1. |
Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat het juridisch mogelijk is om in deze zaak een nieuw besluit vast te stellen na de (gedeeltelijke) nietigverklaring van het besluit van 2010 door het Gerecht. |
2. |
Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat artikel 5, punten j) tot en met l), van het besluit van 2010 worden ingetrokken en opnieuw worden vastgesteld. |
3. |
Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat het ontwerpbesluit van toepassing is op British Airways Plc, voor zover door het arrest van het Gerecht in zaak T-48/11 van 16 december 2015 het besluit van 2010 nietig is verklaard. |
4. |
Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de concurrentievervalsende gedraging waarop het ontwerpbesluit betrekking heeft, een overeenkomst en/of onderling afgestemde feitelijke gedraging tussen ondernemingen vormt in de zin van artikel 101 VWEU, artikel 53 van de EER-overeenkomst en artikel 8 van de overeenkomst met Zwitserland. |
5. |
Het Adviescomité is het eens met de beoordeling die de Commissie in het ontwerpbesluit heeft gemaakt van de gedragingen van de ondernemingen en de geografische markt waarop de overeenkomst en/of onderling afgestemde feitelijke gedraging betrekking heeft. |
6. |
Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de ondernemingen waarop het ontwerpbesluit ziet, hebben deelgenomen aan één voortdurende inbreuk op artikel 101 VWEU, artikel 53 van de EER-overeenkomst en artikel 8 van de overeenkomst met Zwitserland. |
7. |
Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de overeenkomst en/of onderling afgestemde feitelijke gedraging ertoe strekte de mededinging te beperken in de zin van artikel 101 VWEU, artikel 53 van de EER-overeenkomst en artikel 8 van de overeenkomst met Zwitserland. |
8. |
Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de overeenkomst en/of onderling afgestemde feitelijke gedraging de handel tussen de EU-lidstaten merkbaar ongunstig kon beïnvloeden. |
9. |
Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat de duur van de inbreuk betreft. |
10. |
Het Adviescomité is het met het ontwerpbesluit van de Commissie eens wat de adressaten betreft. |
11. |
Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat aan de adressaten van het ontwerpbesluit een geldboete moet worden opgelegd. |
12. |
Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat betreft de toepassing van de richtsnoeren van 2006 voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 23, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1/2003 worden opgelegd. |
13. |
Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat de basisbedragen van de geldboeten betreft. |
14. |
Het Adviescomité is het eens met de duur van de inbreuk zoals die met het oog op de berekening van de boetebedragen is vastgesteld. |
15. |
Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat er in deze zaak specifieke verzwarende en verzachtende omstandigheden van toepassing zijn. |
16. |
Het Adviescomité is het eens met de bepaling van de geldboete voor de beide ondernemingen waarvan het aangepaste basisbedrag meer dan 10 % van hun totale omzet bedraagt. |
17. |
Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat betreft de behandeling van de clementieverzoeken en de boetekortingen op grond van de clementieregeling van 2006. |
18. |
Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat de eindbedragen van de geldboeten betreft. |
19. |
Het Adviescomité beveelt aan dat zijn advies wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
14.6.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 188/10 |
Eindverslag van de raadadviseur-auditeur (1)
Luchtvracht (nieuw besluit)
(AT.39258)
(2017/C 188/10)
INLEIDING
1. |
Op 9 november 2010 heeft de Commissie in zaak COMP/39258 — Luchtvracht Besluit C(2010) 7694 definitief betreffende een procedure op grond van artikel 101 VWEU, artikel 53 van de EER-overeenkomst en artikel 8 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer vastgesteld (hierna „het besluit van 2010” genoemd) (2). Op één na hebben alle adressaten van dat boetebesluit in een kartelzaak beroep ingesteld tot (volledige of gedeeltelijke) nietigverklaring. |
2. |
In 13 arresten van 16 december 2015 (hierna „de arresten van 2015” genoemd) (3) heeft het Gerecht verklaard dat het besluit van 2010 gebrekkig was gemotiveerd (4). Afhankelijk van de verzoeken bij het Gerecht resulteerde dat gebrek in de volledige of gedeeltelijke nietigverklaring van het besluit van 2010 ten aanzien van de verschillende partijen die tegen dat besluit beroep hadden ingesteld (5). |
3. |
De arresten van 2015 constateerden een schending van het vereiste van een toereikende motivering overeenkomstig de tweede alinea van artikel 296 VWEU. In die arresten werd geen uitspraak gedaan over argumenten ten gronde. Het ontwerpbesluit waarop dit verslag ziet, moet het besluit van 2010 vervangen voor zover dat is nietig verklaard. Het is bedoeld om de tekortkomingen recht te zetten die in de arresten van 2015 zijn geconstateerd, en om rekening te houden met ontwikkelingen in de structuur van bepaalde ondernemingen sinds 2010. |
De brieven van mei 2016
4. |
Op 20 mei 2016 richtte directoraat-generaal Concurrentie van de Commissie (hierna „DG Concurrentie” genoemd) een brief aan de verzoekende partijen in de 13 beroepszaken die waren uitgemond in de arresten van 2015. Met de betrokken brieven (hierna „de brieven van mei 2016” genoemd) werden deze partijen in kennis gesteld van het voornemen van DG Concurrentie om in zaak AT.39258 de Commissie voor te stellen een nieuw besluit vast te stellen. Dat besluit zou worden gericht tot de rechtspersonen die vallen onder de 13 verzoeken bij het Gerecht voor zover het besluit van 2010 ten aanzien van elk van deze verzoekende partijen was nietig verklaard. In dat besluit zou de bevinding zijn dat elk van de verzoekende partijen bij het Gerecht had deelgenomen aan één voortgezette inbreuk ten aanzien van alle in het besluit van 2010 genoemde vervoersroutes. Dit voorgenomen nieuwe besluit zou, volgens die brieven, „enige aanpassingen vergen van de overwegingen en het dispositief van het besluit van 2010”, maar zou niet leiden tot nieuwe punten van bezwaar of een wijziging van de inhoud van de punten van bezwaar zoals die was uiteengezet in de mededeling van punten van bezwaar van 18 december 2007 (hierna „de mededeling van punten van bezwaar” genoemd). De brieven gaven het standpunt van DG Concurrentie weer dat dit nieuwe besluit toegelaten was volgens de desbetreffende rechtspraak, omdat de nietigverklaring van het besluit van 2010 „op procedurele gronden” was gebeurd (6). In die brieven is om opmerkingen gevraagd over de voorgenomen handelwijze van DG Concurrentie. |
Antwoorden van de betrokken partijen
5. |
Alle geadresseerden van de brieven van mei 2016 hebben op deze brieven geantwoord. Sommigen hebben de raadadviseur-auditeur een afschrift bezorgd van hun antwoorden aan DG Concurrentie. |
6. |
Bepaalde geadresseerden hadden kritiek dat de brief van mei 2016 die zij ontvangen hadden, onvoldoende precies was. Zonder specifieke details over de beoogde „aanpassing” waarvan sprake in die brieven, beweerden zij, in uiteenlopende mate, dat hun mogelijkheden om diepgaande opmerkingen te maken over de inbreuk die DG Concurrentie in het voorgestelde nieuwe besluit wilde vaststellen, beperkt waren. |
7. |
Diverse geadresseerden betoogden in wezen dat, anders dan de situaties die aanleiding geven tot de in voetnoot 6 van dit verslag aangehaalde arresten (hierna „de PVC II-rechtspraak” genoemd), de in de arresten van 2015 geconstateerde tekortkomingen niet beperkt bleven tot loutere formaliteiten in de slotfase van de vaststelling van een besluit die betrekkelijk eenvoudig recht te zetten zijn. |
8. |
Sommigen van deze geadresseerden voerden aan, zonder weliswaar steeds te refereren aan een specifieke rechtsgrondslag, dat de Commissie zodoende niet rechtmatig een nieuw besluit kan vaststellen in zaak AT.39258. Anderen suggereerden dan weer dat de Commissie geen nieuw besluit kan vaststellen zonder eerst een nieuwe mededeling van punten van bezwaar op te stellen en de betrokken partijen in de gelegenheid te stellen om andermaal te worden gehoord, onder meer ook op een hoorzitting. Sommigen van deze laatste groep geadresseerden betoogden dat er ontwikkelingen zijn geweest in de desbetreffende rechtspraak die vragen doen rijzen of is voldaan aan de vereisten om te concluderen tot hun betrokkenheid bij één voortgezette inbreuk. |
9. |
Bepaalde geadresseerden voerden ook aan dat in een nieuw besluit hun aansprakelijkheid niet kan worden verruimd ten opzichte van de omvang van hun aansprakelijkheid die in het besluit van 2010 was aangegeven. |
Opmerkingen van de raadadviseur-auditeur bij de antwoorden op de brieven van mei 2016
10. |
Geen van de geadresseerden van de brieven van mei 2016 heeft een verzoek tot mij gericht na de brieven van mei 2016. Niettemin is het niet zonder belang om bij de verklaringen zoals die hierboven zijn samengevat, het volgende aan te tekenen. |
11. |
Het recht te worden gehoord, heeft betrekking op de punten van bezwaar van de Commissie en het bewijsmateriaal waarop zij in dat verband steunt. Dit recht geldt echter niet voor het uiteindelijke standpunt dat de Commissie voornemens is in te nemen in een besluit over inbreuken op het mededingingsrecht (7). Het is dan ook niet correct om de brieven van mei 2016 te kritiseren op grond van het feit dat daarin niet in detail was aangegeven welke aanpassingen DG Concurrentie precies overwoog met het oog op een nieuw besluit in deze zaak. In de brieven van mei 2016 werd gepeild naar de standpunten over de contouren van het voorgenomen voorstel van DG Concurrentie voor een nieuw besluit waarmee de in de arresten van 2015 geconstateerde tekortkomingen zouden worden rechtgezet. Het zou dan ook voorbarig zijn geweest om heel precies iedere aanpassing aan te geven die DG Concurrentie noodzakelijk achtte om die tekortkomingen weg te werken. Bovendien werden de geadresseerden van de brieven van mei 2016 in feite in een positie gebracht dat zij opmerkingen konden maken over de in die brieven uiteengezette kwesties. |
12. |
Schending van het vereiste van een afdoende motivering overeenkomstig de tweede alinea van artikel 296 VWEU wordt geacht een schending te zijn van „wezenlijke vormvoorschriften” in de zin van artikel 263 VWEU (8). Hoewel de tekortkomingen die door de arresten van 2015 zijn geconstateerd in het besluit van 2010, niet dezelfde zijn als die waarvan sprake in de PVC II-rechtspraak, mag daaruit niet worden afgeleid dat de in de arresten van 2015 geconstateerde onwettigheid eerder inhoudelijk dan formeel is. De PVC II-rechtspraak kan dus worden toegepast op de situatie in zaak AT.39258 na de arresten van 2015. |
13. |
Immers, in de arresten van 2015 is geen uitspraak gedaan over de vraag of de kartelinbreuk inderdaad is gepleegd, noch is daarin de beoordeling die in het besluit van 2010 van die kwestie is gemaakt, op haar wettigheid getoetst (9). Het beginsel van het gezag van gewijsde speelt in dezen dus niet (10). Bovendien kunnen de diverse nietigverklaringen door de arresten van 2015 niet worden beschouwd als een vrijspraak op grond van het „ne bis in idem-beginsel” zoals dat met name is vastgelegd in artikel 50 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Uit dit alles volgt dat geen van deze beide beginselen eraan in de weg staat dat de Commissie de procedure weer opneemt ten aanzien van de gedragingen waarop het besluit van 2010 zag (11). In geen van de verklaringen in reactie op de brieven van mei 2016 wordt gesuggereerd dat een nieuw besluit door de Commissie in zaak AT.39258 om andere redenen is uitgesloten. |
14. |
Het is de mededeling van punten van bezwaar — en niet het besluit van 2010 — die relevant is voor de uitoefening van het recht te worden gehoord in verband met de punten van bezwaar van de Commissie in zaak AT.39258 (12). De in de arresten van 2015 geconstateerde onwettigheid vond plaats in het stadium van de afronding en het vaststellen van het besluit van 2010. Ze hadden op zich geen invloed op de wettigheid van de mededeling van punten van bezwaar en de daarmee samenhangende hoorzitting van de betrokken partijen (13). Bijgevolg mag de Commissie de procedure in zaak AT.39258 weer opnemen op het precieze punt waarop de in de arresten van 2015 geconstateerde onwettigheid is ontstaan (14). |
15. |
Zonder hier een standpunt in te nemen over de suggestie dat de rechtspraak over het begrip „één voortdurende inbreuk” is geëvolueerd sinds het tijdstip van de mededeling van punten van bezwaar of de vaststelling van het besluit van 2010, dient hier te worden herhaald dat, volgens de Unierechter, ontwikkelingen in de rechtspraak op zich niet kunnen nopen tot een nieuwe hoorzitting, net zomin als het geval zou zijn wanneer deze zich zouden voordoen tijdens een aan een definitief besluit voorafgaande administratieve procedure (15). Hoe dan ook, de inhoud van sommige van de antwoorden op de brieven van mei 2016 lijkt erop te wijzen dat deze brieven de geadresseerden ervan praktisch in een positie brachten dat ze juridische argumenten konden aanvoeren op grond van de betreffende rechtspraak. |
16. |
Indien de Commissie beslist om het besluit van 2010 te vervangen voor zover dat is nietig verklaard, dient zij, op grond van artikel 266 VWEU, de in de arresten van 2015 geconstateerde onwettigheid weg te nemen. Zodoende staat niets eraan in de weg dat de Commissie de in het besluit van 2010 gebruikte tekst aanpast, zelfs op zodanige wijze dat, volgens sommigen van de geadresseerden van de brieven van mei 2016, dit invloed zou hebben op hun aansprakelijkheid vergeleken met het dispositief van het besluit van 2010, met name wanneer dit precies gebeurt om de tegenstrijdigheden aan te pakken die dat besluit gebrekkig maken. Anders dan in sommige antwoorden op de brieven van mei 2016 wordt gesuggereerd, betekent de enkele mogelijkheid van verschillen tussen het besluit van 2010 en een nieuw besluit in zaak AT.39258 niet dat er een nieuwe mededeling van punten van bezwaar moet komen of dat een nieuwe hoorzitting moet worden georganiseerd (16). |
17. |
Al met al hebben de argumenten die in de antwoorden op de brieven van mei 2016 zijn aangedragen, geen procedurele kwesties aan het licht gebracht die van invloed zouden zijn op de wettigheid van de vaststelling van een nieuw besluit in zaak AT.39258 zoals overwogen in de brieven van mei 2016. |
Verzoek om potentieel ontlastend materiaal ontvangen na de mededeling van punten van bezwaar
18. |
In antwoord op een brief van mei 2016 verzocht een geadresseerde (zoals hij vóór het besluit van 2010 had gedaan) om toegang tot alle potentieel ontlastende documenten die de Commissie had verkregen nadat de mededeling van punten van bezwaar in 2007 was uitgegaan. In het verzoek van 2016 werd met name verzocht om potentieel ontlastende informatie die de Commissie mogelijk had ontvangen tijdens de gerechtelijke procedure die uitmondde in de arresten van 2015. Ook is verzocht dat het deel van het dossier in zaak M.3770 — Lufthansa/Swiss dat relevant was voor een bepaalde voetnoot in het besluit van 2010, zou worden toegevoegd aan het dossier in zaak AT.39258. |
19. |
DG Concurrentie antwoordde bij brief van 14 oktober 2016. In die brief werd uitgelegd dat een onderzoek van de geïdentificeerde documenten die de Commissie na de mededeling van punten van bezwaar had ontvangen, geen potentieel ontlastend bewijsmateriaal had opgeleverd waartoe de geadresseerde nog geen toegang had. Wat betreft het verzoek om een deel van het dossier in zaak M.3770 toe te voegen aan het dossier in zaak AT.39258, werd in de brief opgemerkt dat in de betrokken voetnoot alleen werd verwezen naar de openbare versie van het goedkeuringsbesluit van de Commissie in zaak M.3770 — en niet naar documenten uit het dossier in die zaak. |
20. |
In een zeer laat stadium van de procedure voor de vaststelling van een nieuw besluit, heeft dezelfde geadresseerde naar mij een brief gestuurd waarin hij de benadering in twijfel trekt die aan het antwoord van DG Concurrentie van 14 oktober 2016 ten grondslag ligt. In mijn schriftelijk antwoord heb ik gewezen op de laattijdigheid van die brief en heb ik uitgelegd waarom de kritiek die het bevatte, niet kon worden aanvaard. |
Het ontwerpbesluit
21. |
De geldboeten die individuele adressaten in het ontwerpbesluit worden opgelegd, liggen niet hoger dan de in het besluit van 2010 gegeven overeenkomstige bedragen. |
22. |
Overeenkomstig artikel 16 van Besluit 2011/695/EU heb ik onderzocht of het ontwerpbesluit alleen de punten van bezwaar behandelt ten aanzien waarvan de partijen in de gelegenheid zijn gesteld hun standpunt kenbaar te maken. Mijn conclusie is dat dit het geval is. |
CONCLUSIE
23. |
In het licht van het bovenstaande, en gelet op het feit dat, afgezien van de brief vermeld in punt 20, geen verzoeken of klachten tot mij zijn gericht, ben ik van oordeel dat het recht op de daadwerkelijke uitoefening van de procedurele rechten in de procedure voor de vaststelling van een nieuw besluit in zaak AT.39258 is geëerbiedigd. |
Brussel, 9 maart 2017.
Wouter WILS
(1) Opgesteld overeenkomstig de artikelen 16 en 17 van Besluit 2011/695/EU van de voorzitter van de Europese Commissie van 13 oktober 2011 betreffende de functie en het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures (PB L 275 van 20.10.2011, blz. 29).
(2) Het besluit van 2010 was gericht tot Air Canada, Air France-KLM, Société Air France, KLM NV, British Airways Plc, Cargolux Airlines International SA, Cathay Pacific Airways Limited, Japan Airlines, Japan Airlines International Co, Ltd, LAN Airlines SA, LAN Cargo SA, Lufthansa Cargo AG, Deutsche Lufthansa AG, SWISS International Air Lines AG, Martinair Holland NV, Qantas Airways Limited, SAS AB, SAS Cargo Group A/S, SCANDINAVIAN AIRLINES SYSTEM Denmark-Norway-Sweden, Singapore Airlines Cargo Pte Ltd en Singapore Airlines Limited.
(3) Arresten van het Gerecht van 16 december 2015, Air Canada/Commissie, T-9/11, ECLI:EU:T:2015:994; Koninklijke Luchtvaart Maatschappij/Commissie, T-28/11, ECLI:EU:T:2015:995; Japan Airlines/Commissie, T-36/11, ECLI:EU:T:2015:992; Cathay Pacific/Commissie, T-38/11, ECLI:EU:T:2015:985; Cargolux Airlines/Commissie, T-39/11, ECLI:EU:T:2015:991; Latam Airlines Group en Lan Cargo/Commissie, T-40/11, ECLI:EU:T:2015:986; Singapore Airlines en Singapore Airlines Cargo/Commissie, T-43/11, ECLI:EU:T:2015:989; Deutsche Lufthansa e.a./Commissie, T-46/11, ECLI:EU:T:2015:987; British Airways/Commissie, T-48/11, ECLI:EU:T:2015:988; SAS Cargo Group e.a./Commissie, T-56/11, ECLI:EU:T:2015:990; Air France-KLM/Commissie, T-62/11, ECLI:EU:T:2015:996; Air France/Commissie, T-63/11, ECLI:EU:T:2015:993, en Martinair Holland/Commissie, T-67/11, ECLI:EU:T:2015:984.
(4) Zie bijv. arrest Martinair Holland/Commissie, reeds aangehaald, ECLI:EU:T:2015:984, punten 25, 72, 78, 83 en 84, en arrest Cargolux Airlines/Commissie, reeds aangehaald, ECLI:EU:T:2015:991, punten 27, 28, 72, 79, 83 en 84.
(5) Het besluit van 2010 is gedeeltelijk nietig verklaard ten aanzien van British Airways plc (zaak T-48/11) en ten aanzien van Deutsche Lufthansa AG, Lufthansa Cargo AG en Swiss International Air Lines AG (zaak T-46/11). Het is volledig nietig verklaard ten aanzien van de andere entiteiten die er beroep tegen ingesteld hadden. Ten aanzien van de adressaat die geen beroep had ingesteld, is het besluit van 2010 definitief geworden.
(6) In de brieven van 2016 zijn in dit verband geciteerd: arrest van het Hof van Justitie van 15 oktober 2002, Limburgse Vinyl Maatschappij e.a./Commissie, C-238/99 P, C-244/99 P, C-245/99 P, C-247/99 P, C-250/99 P–C-252/99 P en C-254/99 P, ECLI:EU:C:2002:582, punten 44-53, 59-69 en 72-76; arrest van het Gerecht van 9 december 2014, SP/Commissie, T-472/09 en T-55/10, ECLI:EU:T:2014:1040, punten 277-281, en arrest van het Gerecht van 9 december 2014, Lucchini/Commissie, T-91/10, ECLI:EU:T:2014:1033, punt 173.
(7) Zie o.a. arrest van het Gerecht van 15 maart 2006, BASF/Commissie, T-15/02, ECLI:EU:T:2006:74, punt 94, en arrest van het Gerecht van 19 mei 2010, IMI e.a./Commissie, T-18/05, ECLI:EU:T:2010:202, punten 109 en 111.
(8) Zie o.a. arrest van het Hof van Justitie van 2 december 2009, Commissie/Ierland e.a., C-89/08 P, ECLI:EU:C:2009:742, punt 34, en arrest Cargolux Airlines/Commissie, reeds aangehaald, ECLI:EU:T:2015:991, punt 27.
(9) Hetgeen vergelijkbaar is met de situatie beschreven in punt 60 van het arrest Limburgse Vinyl Maatschappij e.a./Commissie, reeds aangehaald, ECLI:EU:C:2002:582. Zie bijv. arrest Singapore Airlines en Singapore Airlines Cargo/Commissie, reeds aangehaald, ECLI:EU:T:2015:989, punten 30-33 en 90-92, en arrest SAS Cargo Group e.a./Commissie, reeds aangehaald, ECLI:EU:T:2015:990, punten 29-33 en 90-91.
(10) Zie in die zin arrest Limburgse Vinyl Maatschappij e.a./Commissie, reeds aangehaald, ECLI:EU:C:2002:582, punten 44, 46 en 47, en arrest van het Hof van Justitie van 29 maart 2011, ThyssenKrupp Nirosta/Commissie, C-352/09 P, ECLI:EU:C:2011:191, punt 123.
(11) Zie, met betrekking tot het „ne bis in idem-beginsel”, per analogiam, arrest Limburgse Vinyl Maatschappij e.a./Commissie, reeds aangehaald, ECLI:EU:C:2002:582, punt 62.
(12) Zie, per analogiam, arrest Limburgse Vinyl Maatschappij e.a./Commissie, reeds aangehaald, ECLI:EU:C:2002:582, punt 98; arrest Lucchini/Commissie, reeds aangehaald, ECLI:EU:T:2014:1033, punt 177, en arrest van het Gerecht van 9 december 2014, Leali en Acciaierie e Ferriere Leali Luigi/Commissie, T-489/09, T-490/09 en T-56/10, ECLI:EU:T:2014:1039, punt 284.
(13) Zie o.a. arrest Limburgse Vinyl Maatschappij e.a./Commissie, reeds aangehaald, ECLI:EU:C:2002:582, punt 73, en arrest SP/Commissie, reeds aangehaald, ECLI:EU:T:2014:1040, punt 277.
(14) Zie, per analogiam, arrest Lucchini/Commissie, reeds aangehaald, ECLI:EU:T:2014:1033, punt 173 en de aldaar aangehaalde rechtspraak.
(15) Zie arrest Limburgse Vinyl Maatschappij e.a./Commissie, reeds aangehaald, ECLI:EU:C:2002:582, punten 91 en 92, en arrest van het Gerecht van 9 december 2014, IRO/Commissie, T-69/10, ECLI:EU:T:2014:1030, punt 141.
(16) Zie, per analogiam, arrest Limburgse Vinyl Maatschappij e.a./Commissie, reeds aangehaald, ECLI:EU:C:2002:582, punt 97.
14.6.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 188/14 |
Samenvatting van het besluit van de Commissie
van 17 maart 2017
betreffende een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, artikel 53 van de EER-overeenkomst en artikel 8 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer
(Zaak AT.39258 — Luchtvracht)
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2017) 1742)
(Slechts de teksten in de Nederlandse, de Engelse en de Franse taal zijn authentiek)
(Voor de EER relevante tekst)
(2017/C 188/11)
Op 17 maart 2017 heeft de Commissie een besluit vastgesteld betreffende een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, artikel 53 van de EER-overeenkomst en artikel 8 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer. Overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad (1) publiceert de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van het besluit, waaronder de opgelegde sancties, rekening houdende met het rechtmatige belang van de ondernemingen inzake de bescherming van hun bedrijfsgeheimen.
1. INLEIDING
(1) |
Dit besluit is gericht tot 19 rechtspersonen (die tot 10 ondernemingen behoren) omdat zij inbreuk hebben gemaakt op artikel 101 van het Verdrag, artikel 53 van de EER-overeenkomst en artikel 8 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer (hierna „de Zwitserse overeenkomst” genoemd) door het coördineren van hun prijsstellingsgedrag bij het verrichten van luchtvrachtdiensten. Dit besluit is vastgesteld na het hervatten van de procedure die resulteerde in besluit C(2010) 7694 final van 9 november 2010 (hierna „het besluit van 2010” genoemd), als gevolg van de nietigverklaring van het besluit van 2010 door het Gerecht wegens een procedurefout. |
2. BESCHRIJVING VAN DE ZAAK
2.1. De procedure
(2) |
Deze zaak kwam er nadat op 7 december 2005 namens Deutsche Lufthansa AG en de onder haar zeggenschap staande dochterondernemingen Lufthansa Cargo AG en Swiss een verzoek tot boete-immuniteit was ingediend. |
(3) |
De Commissie verkreeg verder bewijsmateriaal tijdens de inspecties die op 14 en 15 februari 2006 werden uitgevoerd in een aantal lokalen van luchtvrachtvervoerders in de gehele EU. |
(4) |
Tussen 3 maart 2006 en 27 juni 2007 ontving de Commissie nog eens elf verzoeken tot boete-immuniteit op grond van de clementieregeling van 2002. De Commissie ontving ook een verzoek van een onderneming die, bij gebreke van voldoende bewijs, geen adressaat van dit besluit is. |
(5) |
De mededeling van punten van bezwaar werd op 18 december 2007 vastgesteld, waarna alle betrokken ondernemingen toegang kregen tot het dossier. Zij werden in de gelegenheid gesteld zich tegen het voorlopige standpunt van de Commissie te verdedigen in geschrifte en tijdens een hoorzitting die van 30 juni tot en met 4 juli 2008 plaatsvond. |
(6) |
Op 9 november 2010 heeft de Commissie het besluit van 2010 vastgesteld. |
(7) |
Op 16 december 2015 heeft het Gerecht het besluit van 2010 nietig verklaard binnen de grenzen van de vorderingen zoals die in de verschillende verzoeken tot nietigverklaring waren uiteengezet, en heeft het verklaard dat het besluit van 2010 gebrekkig was gemotiveerd. |
(8) |
In dit besluit wordt rekening gehouden met de bevindingen van het Gerecht wat betreft de gebrekkige motivering van het besluit van 2010. Dit besluit is tot de partijen gericht voor zover het besluit van 2010 ten aanzien van hen is nietig verklaard. Aangezien het besluit van 2010 definitief is geworden wat betreft Qantas Airways Limited, is het onderhavige besluit niet tot die onderneming gericht. Het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities heeft op 6 maart 2017 een gunstig advies uitgebracht. |
2.2. Samenvatting van de inbreuk
(9) |
Dit besluit heeft betrekking op één enkele complexe en voortgezette inbreuk op artikel 101 van het Verdrag, artikel 53 van de EER-overeenkomst en artikel 8 van de Zwitserse overeenkomst, die het grondgebied van de EER en Zwitserland bestreek en waarbij de adressaten hun prijsbeleid voor het verstrekken van luchtvrachtdiensten vanuit, naar en binnen de EER coördineerden ten aanzien van de brandstoftoeslag (FSC), de veiligheidstoeslag (SSC) en de betaling van commissie over de toeslagen. |
(10) |
De eerste contacten tussen de luchtvaartmaatschappijen die luchtvrachtdiensten verrichten (hierna „de vervoerders” genoemd) over te hanteren prijzen, vonden plaats in verband met de introductie van een brandstoftoeslag. Daarna hielden de vervoerders contact met elkaar over de toepassing van het mechanisme van de brandstoftoeslag, de invoering van nieuwe triggerpunten ter verhoging van het niveau van deze toeslag en over verwachte verhogingen (of verlagingen) daarvan. De contacten waren aanvankelijk beperkt tot een kleine groep vervoerders, maar breidden zich geleidelijk uit tot alle adressaten van dit besluit. De bedoeling van deze contacten was ervoor te zorgen dat de vervoerders een forfaitaire toeslag per kilo aanrekenden voor alle zendingen en dat verhogingen (of verlagingen) volledig en op gecoördineerde wijze werden toegepast. |
(11) |
De samenwerking is verder uitgebreid naar andere gebieden, zonder dat dit gevolgen had voor de toepassing van de brandstoftoeslag. De vervoerders hebben op deze wijze ook samengewerkt bij de introductie en het gebruik van een veiligheidstoeslag. Net als de brandstoftoeslag was de veiligheidstoeslag een element van de totale prijs. |
(12) |
De vervoerders breidden hun samenwerking nadien uit door te weigeren hun klanten (expediteurs) commissie te betalen over de toeslagen. Door te weigeren commissie te betalen, zorgden de vervoerders ervoor dat er ten aanzien van die toeslagen geen concurrentie kon ontstaan via onderhandelingen over kortingen met klanten. |
(13) |
De contacten verliepen hoofdzakelijk via bilaterale telefoongesprekken. Ook hebben bilaterale en multilaterale bijeenkomsten en e-mailuitwisselingen plaatsgevonden. In sommige gevallen werden bijeenkomsten van de lokale verenigingen van Board of Airline Representatives (BAR) gebruikt om de toeslagen te coördineren. De contacten vonden plaats zowel in het hoofdkantoor van de ondernemingen als op plaatselijk niveau. |
2.3. Juridische beoordeling, adressaten en duur van de deelname aan de inbreuk
(14) |
Hoewel er slechts één kartel is, werd met het gedrag inbreuk gemaakt op drie rechtsgrondslagen: artikel 101 VWEU, artikel 53 van de EER-overeenkomst en artikel 8 van de Zwitserse overeenkomst (2). De Commissie constateert de inbreuk en legt met betrekking tot verschillende perioden en verschillende routes geldboeten op. |
(15) |
Voor luchtvrachtdiensten binnen de EER is de Commissie bevoegd tot het constateren van een inbreuk en het opleggen van geldboeten voor de gehele periode van 1999-2006. |
(16) |
Vóór 1 mei 2004 ontleende de Commissie haar bevoegdheid om uitvoering te geven aan artikel 101 VWEU ter zake van het luchtvervoer tussen EU-luchthavens aan Verordening (EEG) nr. 3975/87 van de Raad van 14 december 1987 tot vaststelling van de wijze van toepassing van de mededingingsregels op ondernemingen in de sector luchtvervoer (3). Het luchtvervoer tussen luchthavens binnen de EU en luchthavens in derde landen was echter uitgesloten van het toepassingsgebied van die verordening. De Commissie heeft derhalve vóór 1 mei 2004 met betrekking tot gedragingen in het luchtvervoer tussen luchthavens in de EU en luchthavens in derde landen geen inbreuken geconstateerd of geldboeten opgelegd. |
(17) |
Bij Besluit nr. 130/2004 van het Gemengd Comité van de EER (4) en Besluit nr. 40/2005 van het Gemengd Comité van de EER (5) is Verordening (EG) nr. 1/2003 ook van toepassing verklaard op de EER-overeenkomst. In genoemde besluiten is, meer bepaald door wijziging van Protocol 21, de uitsluiting van luchtvervoer tussen de EER en derde landen van het toepassingsgebied van de verordening opgeheven met het oog op de tenuitvoerlegging van de EER-overeenkomst. Besluit nr. 130/2004 en Besluit nr. 40/2005 zijn op 19 mei 2005 in werking getreden en vanaf die datum zijn zowel Verordening (EG) nr. 411/2004 van de Raad (6) als Verordening (EG) nr. 1/2003 van toepassing binnen het kader van de EER-overeenkomst. De Commissie heeft derhalve voor de periode vóór 19 mei 2005 met betrekking tot gedragingen op de routes tussen EER-landen die geen lidstaten van de EU zijn, en derde landen geen inbreuken geconstateerd of geldboeten. |
(18) |
Verordening (EG) nr. 1/2003 is op de Zwitserse overeenkomst van toepassing geworden ingevolge Besluit nr. 1/2007 van het Gemengd Comité luchtvervoer Gemeenschap/Zwitserland (7), waarbij de verordening met ingang van 5 december 2007 in de bijlage bij de overeenkomst is opgenomen. Vóór de opname van Verordening (EG) nr. 1/2003 in de overeenkomst was de van toepassing zijnde uitvoeringsverordening Verordening (EEG) nr. 3975/87, die sinds de datum van haar inwerkingtreding op 1 juni 2002 in de bijlage bij de overeenkomst was opgenomen. De Commissie heeft derhalve voor de periode vóór 1 juni 2002 met betrekking tot gedragingen op de routes tussen de EU en Zwitserland geen inbreuken geconstateerd of geldboeten opgelegd. In dit besluit worden geen inbreuken op artikel 8 van de Zwitserse overeenkomst met betrekking tot luchtvrachtdiensten op routes tussen Zwitserland en derde landen geconstateerd. |
(19) |
Wat de duur van de deelname van elke adressaat betreft, de inbreuk bestreek de volgende perioden:
|
2.4. Sancties
2.4.1. Basisbedrag van de geldboete
(20) |
Het basisbedrag van de geldboeten is bepaald als een aandeel van de waarde van de verkopen van luchtvrachtdiensten die elke onderneming in het relevante geografische gebied in 2005, het laatste volledige jaar van de inbreuk, had behaald, vermenigvuldigd met het aantal jaren dat elke onderneming bij de inbreuk betrokken was (variabel bedrag), vermeerderd met een extra bedrag, dat eveneens als een aandeel van de waarde van de verkopen wordt berekend en afschrikkend moet werken tegen de deelname door ondernemingen aan kartelafspraken. |
(21) |
Om dit basisbedrag te berekenen, heeft de Commissie rekening gehouden met de verkopen waarop de inbreuk direct of indirect betrekking heeft, d.w.z. de verkopen van luchtvrachtdiensten: i) tussen luchthavens in de EER; ii) tussen luchthavens in de EU en luchthavens in derde landen (8); iii) tussen luchthavens in de EER (met uitzondering van luchthavens in de EU) en luchthavens in derde landen, en iv) tussen luchthavens in de EU en luchthavens in Zwitserland. |
(22) |
Wat betreft de diensten tussen de EER en derde landen (punten ii) en iii)), moet voor de bepaling van het basisbedrag in aanmerking worden genomen dat, hoewel zowel de inkomende als de uitgaande routes voor de berekening van de waarde van de verkopen relevant zijn, een deel van de schade die op deze (inkomende en uitgaande) routes tussen de EER en derde landen uit het kartel voortvloeit, wellicht in landen buiten de EER is geleden (9). Daarom is in dit besluit een ad-hocverlaging met 50 % van het basisbedrag van de boete op deze routes naar derde landen toegepast. |
(23) |
Rekening houdende met name met de aard van de inbreuk, die bestond in prijsafspraken en onderling afgestemde feitelijke gedragingen, en het feit dat de geografische reikwijdte van het kartel de gehele EER omvatte, werden zowel het variabele bedrag als het extra bedrag op 16 % vastgesteld. |
2.4.2. Aanpassingen van het basisbedrag
2.4.2.1. Verzwarende omstandigheid
(24) |
De Commissie verhoogde de geldboeten voor SAS met 50 % omdat aan deze onderneming al een boete was opgelegd wegens een eerdere deelname aan een kartel (10). |
2.4.2.2. Verzachtende omstandigheden
(25) |
In dit besluit wordt geconcludeerd dat de luchtvrachtvervoerders door de regelgeving in een aantal derde landen en overeenkomstig bepaalde bilaterale luchtvaartovereenkomsten met directe concurrenten over bepaalde routes prijsafspraken mochten maken of daartoe werden aangemoedigd. Dit regelgevingskader vormt een verzachtende omstandigheid die een vermindering met 15 % voor alle adressaten van dit besluit rechtvaardigt. |
(26) |
In het besluit wordt tevens geconcludeerd dat drie ondernemingen, te weten Air Canada, Latam en SAS, slechts in beperkte mate aan de inbreuk hebben deelgenomen. Dit komt doordat ze slechts aan de rand van het kartel actief waren, slechts weinig contacten met andere luchtvrachtvervoerders onderhielden en bij veel minder aspecten van het kartel betrokken waren. Daarom is een verlaging met 10 % op deze drie ondernemingen toegepast. |
2.4.3. Toepassing van het 10 %-omzetplafond
(27) |
Bij twee ondernemingen zouden de geldboeten het toegestane maximum van 10 % van hun wereldwijde omzet van 2016 hebben overschreden, en daarom werden deze boeten dienovereenkomstig verlaagd. Voorts heeft de Commissie, gezien het procedurele karakter van de nietigverklaring van het besluit van 2010, haar beoordelingsbevoegdheid gebruikt om het aangepaste basisbedrag van de geldboete te verlagen tot 10 % van de wereldwijde omzet in 2009 wanneer de wereldwijde omzet van een adressaat in 2016 hoger uitkwam dan de wereldwijde omzet van een adressaat in 2009. |
2.4.4. Toepassing van de clementieregeling uit 2002: boeteverlaging
(28) |
De Commissie heeft volledige boete-immuniteit verleend aan Deutsche Lufthansa AG en haar dochterondernemingen Lufthansa Cargo en SWISS en, op grond van de clementieregeling van 2002, een boeteverlaging voor Martinair (50 %), Japan Airlines (25 %), Air France en KLM (20 %), Cathay Pacific (20 %), Latam (20 %), Air Canada (15 %), Cargolux (15 %), SAS (15 %) en British Airways (10 %). |
2.4.5. Vermogen om te betalen
(29) |
Tot slot heeft de Commissie een verzoek in verband met het „onvermogen om te betalen” op grond van de richtsnoeren boetetoemeting van 2006 afgewezen. De betrokken onderneming voldeed niet aan de voorwaarden voor een verlaging. |
3. DE GELDBOETEN
(30) |
Overeenkomstig artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003 zijn de volgende geldboeten opgelegd:
|
(1) PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.
(2) Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer
(3) PB L 374 van 31.12.1987, blz. 1.
(4) PB L 64 van 10.3.2005, blz. 57.
(5) PB L 198 van 28.7.2005, blz. 38.
(6) PB L 68 van 6.3.2004, blz. 1.
(7) Besluit nr. 1/2007 van het Gemengd Comité luchtvervoer Gemeenschap/Zwitserland, opgericht bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer van 5 december 2007, tot vervanging van de bijlage bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer (PB L 34 van 8.2.2008, blz. 19).
(8) In deze samenvatting hebben de termen „derde land” of „derde landen” geen betrekking op Zwitserland.
(9) Dit is niet het geval met betrekking tot Zwitserland: alle schade door het kartel op deze routes is relevant aangezien de Commissie volgens de Zwitserse overeenkomst optreedt voor beide partijen bij deze overeenkomst.
(10) Beschikking 2001/716/EG van de Commissie van 18 juli 2001 (PB L 265 van 5.10.2001, blz. 15). De verhoging wegens recidive is niet op de moedermaatschappij SAS AB toegepast omdat deze op het tijdstip van de vorige inbreuk niet de zeggenschap had over de entiteit die de inbreuk heeft gemaakt, namelijk Scandinavian Airlines System Denmark-Norway-Sweden.
V Bekendmakingen
PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK
Europese Commissie
14.6.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 188/20 |
Bericht van het naderend vervallen van bepaalde compenserende maatregelen
(2017/C 188/12)
1. Overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1), maakt de Europese Commissie bekend dat de hieronder vermelde compenserende maatregelen op de in onderstaande tabel vermelde datum zullen vervallen, tenzij een nieuw onderzoek wordt geopend overeenkomstig de volgende procedure.
2. Procedure
De producenten in de Unie kunnen een schriftelijk verzoek om een nieuw onderzoek indienen. Dit verzoek moet voldoende bewijsmateriaal bevatten om aan te tonen dat bij het vervallen van de maatregelen voortzetting of herhaling van subsidiëring en schade waarschijnlijk is. Indien de Commissie besluit een nieuw onderzoek naar de betrokken maatregelen te openen, zullen de importeurs, de exporteurs, de vertegenwoordigers van het land van uitvoer en de producenten in de Unie in de gelegenheid worden gesteld de in het verzoek om een nieuw onderzoek verstrekte informatie aan te vullen, te weerleggen of daarover opmerkingen te maken.
3. Termijn
De producenten in de Unie kunnen een schriftelijk verzoek om een nieuw onderzoek indienen, dat uiterlijk drie maanden voor de in onderstaande tabel vermelde datum moet zijn ontvangen door de Europese Commissie, directoraat-generaal Handel (Eenheid H-1), CHAR 4/39, 1049 Brussel, België (2).
4. Dit bericht wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1037.
Product |
Land(en) van oorsprong of van uitvoer |
Maatregelen |
Referentie |
Vervaldatum (3) |
Organisch beklede staalproducten |
Volksrepubliek China |
Compenserend recht |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 215/2013 van de Raad tot instelling van een compenserend recht op bepaalde organisch beklede staalproducten van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 73 van 15.3.2013, blz. 16) |
16.3.2018 |
(1) PB L 176 van 30.6.2016, blz. 55.
(2) TRADE-Defence-Complaints@ec.europa.eu
(3) De maatregel vervalt om middernacht op de in deze kolom vermelde datum.
14.6.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 188/21 |
Bericht van het naderend vervallen van bepaalde antidumpingmaatregelen
(2017/C 188/13)
1. Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) maakt de Europese Commissie bekend dat de hieronder vermelde antidumpingmaatregelen op de in onderstaande tabel vermelde datum zullen vervallen, tenzij een nieuw onderzoek wordt geopend overeenkomstig de volgende procedure.
2. Procedure
De producenten in de Unie kunnen een schriftelijk verzoek om een nieuw onderzoek indienen. Dit verzoek moet voldoende bewijsmateriaal bevatten om aan te tonen dat bij het vervallen van de maatregelen voortzetting of herhaling van dumping en schade waarschijnlijk is. Indien de Commissie besluit een nieuw onderzoek naar de betrokken maatregelen te openen, zullen de importeurs, de exporteurs, de vertegenwoordigers van het land van uitvoer en de producenten in de Unie in de gelegenheid worden gesteld de in het verzoek om een nieuw onderzoek verstrekte informatie aan te vullen, te weerleggen of daarover opmerkingen te maken.
3. Termijn
De producenten in de Unie kunnen een schriftelijk verzoek om een nieuw onderzoek indienen, dat uiterlijk drie maanden voor de in onderstaande tabel vermelde datum moet zijn ontvangen door de Europese Commissie, directoraat-generaal Handel (Eenheid H-1), CHAR 4/39, 1049 Brussel, België (2).
4. Dit bericht wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036.
Product |
Land(en) van oorsprong of van uitvoer |
Maatregelen |
Referentie |
Vervaldatum (3) |
Aluminiumfolie op kleine rollen |
Volksrepubliek China |
Antidumpingrecht |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 217/2013 van de Raad van 11 maart 2013 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op bepaalde aluminiumfolie op rollen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 69 van 13.3.2013, blz. 11) |
14.3.2018 |
(1) PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.
(2) TRADE-Defence-Complaints@ec.europa.eu
(3) De maatregel vervalt om middernacht op de in deze kolom vermelde datum.
PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID
Europese Commissie
14.6.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 188/22 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie
(Zaak M.8519 — Santander/SAM)
Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak
(Voor de EER relevante tekst)
(2017/C 188/14)
1. |
Op 6 juni 2017 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat Banco Santander, S.A. („Santander”, Spanje) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening volledige zeggenschap verkrijgt over SAM Investment Holdings Limited („SAM”, Verenigd Koninkrijk) door de verwerving van aandelen. |
2. |
De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn: — Santander: retailbanking, treasury en verzekeringen in Spanje, het Verenigd Koninkrijk, alsook in andere Europese landen en Noord- en Zuid-Amerika; — SAM: gemeenschappelijke onderneming tussen Warburg Pincus, General Atlantic en Santander die zich bezighoudt met vermogensbeheer in Spanje, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Luxemburg en Noord- en Zuid-Amerika. |
3. |
Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2). |
4. |
De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken. Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Ze kunnen, met vermelding van zaaknummer M.8519 — Santander/SAM, worden toegezonden per fax (+32 22964301), per e-mail (COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu) of per post aan onderstaand adres:
|
(1) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).
(2) PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.
14.6.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 188/23 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie
(Zaak M.8515 — CPPIB/BPEA/Nord Anglia Education)
Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak
(Voor de EER relevante tekst)
(2017/C 188/15)
1. |
Op 6 juni 2017 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat Canada Pension Plan Investment Board („CPPIB”, Canada) en Baring Private Equity Asia („BPEA”, Singapore) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening gezamenlijke zeggenschap verkrijgen over Nord Anglia Education, Inc („Nord Anglia”, Hongkong) door de verwerving van aandelen. |
2. |
De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn: — CPPIB: professionele vermogensbeheerder op het gebied van vastgoed, beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde aandelen, infrastructuur en vastrentende instrumenten; — BPEA: onafhankelijke alternatieve vermogensbeheerder op het gebied van vastgoed, niet-beursgenoteerde aandelen en groeikapitaal; — Nord Anglia: scholen met een hoogstaand academisch niveau gevestigd in China, Europa, het Midden-Oosten, de Verenigde Staten en Zuidoost-Azië. |
3. |
Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2). |
4. |
De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken. Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Ze kunnen, met vermelding van zaaknummer M.8515 — CPPIB/BPEA/Nord Anglia Education, worden toegezonden per fax (+32 22964301), per e-mail (COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu) of per post aan onderstaand adres:
|
(1) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).
(2) PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.
14.6.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 188/24 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie
(Zaak M.8507 — GENUI/Summit/Sycamore/Market Logic Software)
Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak
(Voor de EER relevante tekst)
(2017/C 188/16)
1. |
Op 7 juni 2017 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat Genui GmbH („GENUI”, Duitsland), Summit Partners L.P. („Summit”, Verenigde Staten) en Sycamore GmbH („Sycamore”, Duitsland) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening gezamenlijke zeggenschap verkrijgen over Market Logic Software AG („Market Logic Software”, Duitsland) door de verwerving van aandelen. |
2. |
De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn: — GENUI: beleggingsonderneming die participaties heeft in middelgrote ondernemingen in Duitstalige landen; — Summit: internationaal beleggingsfonds dat zich toelegt op investeringen in ondernemingen in de sectoren technologie, gezondheidszorg en biowetenschappen, alsook groeiproducten en diensten om groei te financieren, herkapitalisaties en managementbuy-outs; — Sycamore: private-equityonderneming; — Market Logic Software: softwareonderneming die zich bezighoudt met de ontwikkeling en de distributie van marketinginformatiesystemen. |
3. |
Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2). |
4. |
De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken. Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Ze kunnen, met vermelding van zaaknummer M.8507 — GENUI/Summit/Sycamore/Market Logic Software, worden toegezonden per fax (+32 22964301), per e-mail (COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu) of per post aan onderstaand adres:
|
(1) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).
(2) PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.
14.6.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 188/25 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie
(Zaak M.8439 — Wärtsilä/CSSC/JV)
Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak
(Voor de EER relevante tekst)
(2017/C 188/17)
1. |
Op 1 juni 2017 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat Wärtsilä Technology Oy Ab, dat onder zeggenschap staat van Wärtsilä Corporation („Wärtsilä”, Finland), en CSSC Electronics Technology Co., Ltd, dat onder zeggenschap staat van China State Shipbuilding Corporation („CSSC”, China), in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), en artikel 3, lid 4, van de concentratieverordening gezamenlijke zeggenschap verkrijgen over CSSC Wärtsilä Electrical & Automation (Shanghai) Co., Ltd. („JV”, China) door de verwerving van aandelen in een nieuw opgerichte gemeenschappelijke onderneming. |
2. |
De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn: — Wärtsilä: aanbieder van aandrijvingssystemen (volledige levenscyclus) voor de scheepvaart en de energiemarkt; — CSSC: actief in de scheepsbouw en in de productie van maritiem materieel, alsook in niet-maritieme sectoren, zoals lucht- en ruimtevaart, bouw, elektriciteitsproductie en petrochemicaliën; — JV: leverancier van scheepsaandrijvingssystemen, alsook navigatie- en automatiseringssystemen in de Volksrepubliek China. |
3. |
Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2). |
4. |
De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken. Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Ze kunnen, met vermelding van zaaknummer M.8439 — Wärtsilä/CSSC/JV, worden toegezonden per fax (+32 22964301), per e-mail (COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu) of per post aan onderstaand adres:
|
(1) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).
(2) PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.
ANDERE HANDELINGEN
Europese Commissie
14.6.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 188/26 |
Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen
(2017/C 188/18)
Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag (1).
ENIG DOCUMENT
„CAPÓN DE VILALBA”
EU nr.: ES-PGI-0005-01355 – 24.7.2015
BOB ( ) BGA ( X )
1. Naam
„Capón de Vilalba”
2. Lidstaat of derde land
Spanje
3. Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel
3.1. Productcategorie
Categorie 1.1. Vers vlees (en verse slachtafval)
3.2. Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is
De beschermde geografische aanduiding „Capón de Vilalba” is van toepassing op vlees dat wordt verkregen van mannelijke dieren van de soort Gallus domesticus die chirurgisch zijn gecastreerd voordat zij geslachtsrijp waren. De vogels zijn van het „Galiña de Mos”-ras of van andere stammen die even robuust zijn als dit ras, waardoor zij buiten kunnen worden gehouden in de klimatologische omstandigheden van het gebied. Deze stammen, zoals het „Galiña de Mos”-ras, moeten halfzwaar zijn, langzaam groeien en een roodbruin verenkleed hebben.
De dieren worden geslacht bij een minimale leeftijd van 150 dagen, na een fok- en mestperiode van minstens 77 dagen na de castratie. De laatste afmestfase („cebo”) vindt plaats in gesloten ruimten gedurende minimaal 25 dagen. Er is een speciale categorie ontwikkeld die tijdens de kerstdagen op de markt wordt gebracht met de aanvullende aanduiding „Capón de Nadal” — het gaat hierbij om dieren die zijn geslacht bij een minimale leeftijd van 210 dagen.
Het karkas is paarlemoer geel van kleur met een dunne en soepele huid. Het moet ten minste 2,5 kg wegen. In het bijzondere geval van „Capón de Nadal” moet het gewicht minimaal 4 kg bedragen. Het vlees wordt gekenmerkt door zijn fijne textuur, sappigheid en malsheid. De textuur is vezelachtig en het vet, dat overvloedig is — met name bij de „Capón de Nadal” — is geelachtig wit van kleur.
De „Capón de Vilalba” wordt op de markt gebracht als heel karkas. Het kan echter ook versneden worden aangeboden, waarbij het versnijden met name in de verkooppunten is toegestaan, mits er sprake is van een gepast volgsysteem om de traceerbaarheid te garanderen.
In het geval van „Capón de Nadal” moet het product op traditionele wijze op de markt worden gebracht, te weten inclusief het hoofd en de poten, en met een kleine berkentak in het karkas om de rug zo recht mogelijk te houden, waardoor het vet daarna gemakkelijker kan worden aangehecht; de vleugels worden vervolgens naar boven gevouwen, zodat zij op de rug rusten. Ten slotte wordt het vet of de „ensunlla” op de rug geplaatst, aan beide zijden, en naar beneden gedrukt met kleine stokjes.
3.3. Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong) en grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)
Dankzij het voeder dat zij krijgen, kunnen de dieren op harmonieuze wijze, en relatief langzaam groeien. Tijdens de eerste mestperiode is de voeding van de vogels gebaseerd op de vegetatie in de uitloopweide, aangevuld met maïs, andere granen en andere plantaardige voedingsmiddelen (boerenkool, aardappelschillen, kastanjes enz.), die meestal van de boerderij zelf komen. Dit kan worden aangevuld met mengvoeder, dat in alle gevallen een graangehalte van ten minste 70 % dient te hebben.
De laatste afmestfase vindt plaats in gesloten ruimte, meestal in kooien genaamd „capoeiras”. Tijdens deze fase, wordt het basisdieet van de vorige fase aangevuld met een pasta genaamd „amoado”, die is gemaakt van een mengsel van maïsmeel en gekookte aardappel. De aardappels kunnen echter geheel of gedeeltelijk worden vervangen door kastanjes.
3.4. Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden
De vogels moeten — ten minste vanaf het moment van castratie — binnen het afgebakende geografische gebied worden gefokt, gevoerd, geslacht en op de markt worden gebracht met het contra-etiket dat de beschermde geografische aanduiding aangeeft.
3.5. Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz. van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst
—
3.6. Specifieke voorschriften betreffende de etikettering van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst
Op kapoenvlees dat op de markt wordt gebracht met de beschermde geografische aanduiding „Capón de Vilalba”, moet op elke verkoopseenheid het specifieke en onder toezicht van het controleorgaan gebruikte etiket van de geografische aanduiding (contra-etiket) worden aangebracht; daarop staan een alfanumerieke code en opeenvolgende nummering evenals het officiële logo van de BGA, dat hieronder wordt weergegeven:
Op zowel het etiket dat door alle marktdeelnemers wordt gebruikt, als op het specifieke contra-etiket van de geografische aanduiding moet de beschermde geografische aanduiding „Capón de Vilalba” worden opgenomen. Ook moet op het etiket het Europese logo voor beschermde geografische aanduidingen staan. Als het om kapoenen van het type „Capón de Nadal” gaat, moet deze vermelding aan het etiket worden toegevoegd.
4. Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied
Het geografische gebied van de beschermde geografische aanduiding „Capón de Vilalba” omvat de gehele regio „Terra Chá”, in de provincie Lugo in de autonome gemeenschap Galicië, waarvan de volgende gemeenten deel uitmaken: Muras, Xermade, Vilalba, Abadín, A Pastoriza, Guitiriz, Begonte, Cospeito en Castro de Rei.
5. Verband met het geografische gebied
De registratie van deze geografische aanduiding is gebaseerd op bepaalde specifieke kenmerken van het product die verband houden met de omgeving — met zijn specifieke natuurlijke en menselijke factoren — en ook met de goede reputatie van het product.
Het afgebakende geografische gebied wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van talrijke kleine familiebedrijven die zich aan de veeteelt wijden en waar het houden van kapoenen traditioneel een secundaire activiteit is om het inkomen van de boerderij aan te vullen. Het vochtige klimaat, met milde zomers en minimale temperatuurschommelingen, is zeer geschikt voor het telen van gewassen die belangrijk zijn in de voeding van de kapoen, in het bijzonder gras en granen, en dan met name maïs. De koude periode duurt van november tot maart, met gemiddelde maandtemperaturen tussen 5 en 10 °C. Deze periode wordt in de traditionele kapoenhouderij vermeden. Het fokseizoen loopt van april/mei tot en met december en tijdens de laatste maand worden de dieren binnengehouden.
De kleine familieboerderijen maken nog steeds gebruik van traditionele methoden voor het fokken van en de omgang met de vogels. Zowel in de pluimveestal als in de uitloopweide — waar de dieren een groot deel van hun dag doorbrengen, zodat ze veel lichaamsbeweging krijgen — is de dichtheid laag. Deze omstandigheden hebben ook een rechtstreeks effect op de organoleptische kenmerken van het vlees.
Het gebruik van halfzware vogels die langzaam groeien en aan de omgeving en het foksysteem zijn aangepast, beïnvloedt de kenmerken van het product ook.
Daarnaast draagt ook de voeding — op basis van granen, waarbij maïs een belangrijke rol speelt — bij aan de kenmerken van het vlees en aan de geelachtige kleur van het karkas. De laatste afmestfase vindt plaats in een meer afgesloten ruimte. In deze fase krijgen de dieren hetzelfde basisdieet als in de voorgaande fase, maar dan aangevuld met „amoado” — gemaakt door middel van een lokale techniek waarbij maïsmeel wordt gecombineerd met gekookte aardappelen en/of gekookte kastanjes. Dit is wederom een bewijs van de bijzondere expertise van de lokale producenten, die rechtstreeks van invloed is op de kenmerken van het product. Het is belangrijk niet te vergeten dat in het gebied grote hoeveelheden maïs, aardappel en kastanjes worden geproduceerd die, samen met de grassen en peulvruchten in de weiden en velden die de vogels gebruiken, de basis vormen voor hun dieet. Dat wil zeggen dat de meerderheid van de grondstoffen die voor hun dieet worden gebruikt, uit de regio komt, en vaak zelfs van dezelfde boerderij.
Kort samengevat zijn de vogelsoort die wordt gebruikt, de manier waarop de vogel wordt gefokt en het voedsel dat de vogel krijgt, verantwoordelijk voor zowel het uiterlijk van het karkas als de kwaliteit, sappigheid en malsheid van het vlees. Meerdere wetenschappelijke studies hebben aangetoond dat deze manier om de vogels te fokken en te behandelen van invloed is op de kwaliteit van het vlees en de organoleptische kenmerken. Het vlees van de dieren die onder deze omstandigheden worden gefokt, heeft een rodere kleur, een betere consistentie, een hoger proteïnegehalte en een intenser aroma.
De specifieke manier waarop de „Capón de Nadal” wordt gepresenteerd voor de verkoop, als beschreven in paragraaf 3.2, is nog een voorbeeld van de specificiteit van het product, die het resultaat is van de expertise van de inwoners van het gebied.
De goede reputatie van deze kapoenen heeft geleid tot erkenning in de vorm van opname in het „Inventario español de productos tradicionales” (Spaanse inventaris van traditionele producten), die in 1996 werd gepubliceerd door het Ministerie van Landbouw, Visserij en Voeding.
Deze reputatie gaat eeuwen terug. De eerste bekende verslagen van het fokken en eten van kapoenen in Galicië dateren uit de middeleeuwen; er zijn tal van documenten uit deze periode waarin wordt gesproken over bijeenkomsten waarin de aanwezigen beloofden een deel van de huur te betalen met kapoenen. Ook in veel recentere tijden kunnen referenties worden gevonden die duidelijk maken dat de gewoonte om kapoenen te gebruiken als betaalmiddel de tand des tijds heeft doorstaan, hetgeen een idee geeft van het prestige van dit product in de regio gedurende de verschillende perioden van de geschiedenis.
Sinds het begin van de 20e eeuw is niet alleen de „Capón de Vilalba”, maar ook de „Feria de Vilalba”, de markt waar de kapoen traditioneel wordt verkocht, genoemd in verschillende publicaties. Zo kunnen er bijvoorbeeld verwijzingen worden gevonden in kranten als El Eco de Villalba, die in 1908 melding maakte van het betalen van belasting met kapoenen, en El Regional, waarin in het jaar 1927 ook referenties werden opgenomen naar de geslaagde kapoenmarkten die werden gehouden in Vilalba.
Er zijn talrijke verwijzingen van Galicische schrijvers naar de gewoonten en tradities die samenhangen met dit product, evenals citaten die de kwaliteit van de kapoenen uit deze regio onderstrepen.
Manuel María, de belangrijkste dichter uit de regio, schonk ons een enkele verzen over de kapoen in Terra Chá, zijn boek uit 1954, en ook een aantal teksten over de Feria de Vilalba.
In zijn beroemde boek La Cocina Gallega (De Galicische keuken) (1973) toont de multigetalenteerde Álvaro Cunqueiro, een van de belangrijkste auteurs in de Galicische literatuur en een prestigieus culinair expert, zijn passievolle waardering voor de kapoenen die worden gefokt in de verschillende gemeenten van Terra Chá en verkocht op de Feria de Vilalba.
Een ander noemenswaardig referentiepunt van de Galicische cultuur, Ramón Otero Pedrayo, zinspeelt ook op de „Capones de Vilalba” in de kroniek van zijn reis naar San Andrés de Teixido (in zijn werk Pelegrinaxes uit 1929).
Zoals reeds gezegd, houden het product en de reputatie ervan nauw verband met de markt die plaatsvindt in Vilalba. Er zijn historische verwijzingen naar het bestaan van deze markt die bijna twee eeuwen terug gaan, en in de archieven van het stadhuis wordt vanaf 1835 over de markt gesproken. In dat jaar werd gemeld dat de gemiddelde prijs 10 reales voor twee kapoenen bedroeg. Een officieel prijsregister uit 1840 onthult dat twee kapoenen hetzelfde waard waren als „een goede, schone ram” (12 reales) en dat de kapoenmarkten, anders dan vandaag de dag het geval is, niet alleen met kerstmis werden gehouden, maar ook in januari en februari. Van 1900 tot 1947 steeg de prijs van twee kapoenen van 10 peseta's naar 100 peseta's. In 1949 bedroeg de waarde 200 peseta's, en de prijs voor een paar bleef tot 1974 geleidelijk stijgen. In dat jaar ging het gerucht dat er twee kapoenen waren verkocht voor 8 000 peseta's — een uitzonderlijk bedrag, aangezien de gemiddelde prijs op dat moment tussen 4 000 en 6 000 peseta's fluctueerde. De gemiddelde prijs van de kapoenen die in de afgelopen 10 jaar op de markt in Vilalba zijn verkocht, lag tussen 80 en 120 EUR per kapoen, en het is niet ongewoon dat er wel 140 EUR voor een kapoen wordt betaald. Voor karkassen van ongeveer 5 kg betekent dit een prijs per kg van ongeveer 20 EUR. Een gewone kapoen uit een ander gebied kost ongeveer 10 tot 15 EUR per kg. De Galicische, en ook de Spaanse media publiceren elk jaar tijdens de kerstperiode behoorlijk wat informatie over deze markt en de prijzen die er worden betaald, wat kan worden bevestigd door op internet te zoeken. De talrijke resultaten die worden verkregen wanneer op de naam van het product wordt gezocht, en de hoge prijzen die worden betaald, vormen nog een bewijs van de huidige reputatie van het product.
Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier
(Artikel 6, lid 1, tweede alinea, van de onderhavige verordening)
http://mediorural.xunta.gal/fileadmin/arquivos/alimentacion/produtos_calidade/2017/Pliego_de_condiciones_CAPON_de_VILALBA_febrero_2017_C.pdf
(1) PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.