ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 120

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

60e jaargang
13 april 2017


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

AANBEVELINGEN

 

Europese Centrale Bank

2017/C 120/01 ECB/2017/8

Aanbeveling van de Europese Centrale Bank van 31 maart 2017 aan de Raad van de Europese Unie betreffende de externe accountants van de Nationale Bank van België (ECB/2017/8)

1

2017/C 120/02 ECB/2017/10

Aanbeveling van de Europese Centrale Bank van 4 april 2017 betreffende gemeenschappelijke specificaties voor de wijze waarop nationaal bevoegde autoriteiten ten overstaan van minder belangrijke instellingen gebruikmaken van enkele keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte die het Unierecht biedt (ECB/2017/10)

2


 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2017/C 120/03

Mededeling van de Commissie tot bijwerking van de bijlage bij mededeling C(2004) 43 van de Commissie — Communautaire richtsnoeren betreffende staatssteun voor het zeevervoer

10

2017/C 120/04

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.8412 — Engie Services Holding UK/Keepmoat Regeneration Holdings) ( 1 )

12


 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2017/C 120/05

Wisselkoersen van de euro

13

2017/C 120/06

Nieuwe nationale zijde van voor circulatie bestemde euromuntstukken

14

2017/C 120/07

Nieuwe nationale zijde van voor circulatie bestemde euromuntstukken

15

2017/C 120/08

Nieuwe nationale zijde van voor circulatie bestemde euromuntstukken

16

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

2017/C 120/09

Bijwerking van de lijst van grensdoorlaatposten bedoeld in artikel 2, punt 8, van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode)

17


 

V   Bekendmakingen

 

GERECHTELIJKE PROCEDURES

 

EVA-Hof

2017/C 120/10

Arrest van het Hof van 2 augustus 2016 in zaak E-33/15 — Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen IJsland (Niet-nakoming van verplichtingen door een EER/EVA-staat — Niet-omzetting — Richtlijn 2012/26/EU tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG, wat de geneesmiddelenbewaking betreft)

22

2017/C 120/11

Arrest van het Hof van 2 augustus 2016 in zaak E-34/15 — Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen IJsland (Niet-nakoming door een EVA-staat van zijn verplichtingen — Richtlijn 2012/46/EU van de Commissie tot wijziging van Richtlijn 97/68/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines)

23

2017/C 120/12

Arrest van het Hof van 2 augustus 2016 in zaak E-35/15 — Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen het Koninkrijk Noorwegen (Niet-nakoming door een EVA-staat van zijn verplichtingen — Richtlijn 2000/59/EG betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen)

24

2017/C 120/13

Arrest van het Hof van 3 augustus 2016 in de gevoegde zaken E-26/15 en E-27/15 — Strafzaak tegen B en B tegen Finanzmarktaufsicht (Vrij verrichten van diensten — Artikel 36 EER — Richtlijn 2005/60/EG — Evenredigheid)

25

2017/C 120/14

Verzoek van 31 augustus 2016 om een advies van het EVA-Hof door de Oslo tingrett in de zaak Mobil Betriebskrankenkasse tegen Tryg Forsikring (Zaak E-11/16)

26

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2017/C 120/15

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.8455 — STRABAG/Rohöl-Aufsuchungs AG/JV) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

27

2017/C 120/16

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.8384 — Carlyle/CITIC/McDonald’s/McDonald’s China) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

28

 

ANDERE HANDELINGEN

 

Europese Commissie

2017/C 120/17

Bekendmaking van een wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

29


 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

AANBEVELINGEN

Europese Centrale Bank

13.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 120/1


AANBEVELING VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 31 maart 2017

aan de Raad van de Europese Unie betreffende de externe accountants van de Nationale Bank van België

(ECB/2017/8)

(2017/C 120/01)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, en met name artikel 27.1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De rekeningen van de Europese Centrale Bank (ECB) en van nationale centrale banken van de eurogebiedlidstaten worden gecontroleerd door onafhankelijke externe accountants die op aanbeveling van de Raad van bestuur van de ECB zijn aanvaard door de Raad van de Europese Unie.

(2)

Het mandaat van de huidige externe accountants van de Nationale Bank van België, Ernst & Young Bedrijfsrevisoren/Réviseurs d’Entreprises, eindigde na de audit van het boekjaar 2016. Het is derhalve noodzakelijk om met ingang van het boekjaar 2017 externe accountants te benoemen.

(3)

De Nationale Bank van België heeft Mazars Réviseurs d’entreprises/Mazars Bedrijfsrevisoren SCRL/CVBA geselecteerd als haar externe accountants voor de boekjaren 2017 tot en met 2022,

HEEFT DEZE AANBEVELING VASTGESTELD:

Het verdient aanbeveling dat Mazars Réviseurs d’entreprises/Mazars Bedrijfsrevisoren SCRL/CVBA wordt benoemd tot de externe accountants van de Nationale Bank van België voor de boekjaren 2017 tot en met 2022.

Gedaan te Frankfurt am Main, 31 maart 2017.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


13.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 120/2


AANBEVELING VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 4 april 2017

betreffende gemeenschappelijke specificaties voor de wijze waarop nationaal bevoegde autoriteiten ten overstaan van minder belangrijke instellingen gebruikmaken van enkele keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte die het Unierecht biedt

(ECB/2017/10)

(2017/C 120/02)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (1), en met name artikel 4, lid 3, en artikel 6, lid 1, en artikel 6, lid 1, onder c),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Centrale Bank (ECB) is verantwoordelijk voor de doeltreffende en consistente werking van het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme (GTM). De ECB houdt toezicht op de werking van het mechanisme om de consistente toepassing van hoge toezichtstandaarden en de consistentie van toezichtresultaten in de deelnemende lidstaten te verzekeren.

(2)

De ECB moet krachtens Verordening (EU) nr. 1024/2013 en Verordening (EU) nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank (ECB/2014/17) (2) de consistente toepassing van prudentiële voorschriften voor kredietinstellingen binnen de deelnemende lidstaten verzekeren.

(3)

De ECB heeft ten opzichte van als belangrijk ingedeelde kredietinstellingen een aantal keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte gebruikt die Verordening (EU) 2016/445 van de Europese Centrale Bank (ECB/2016/4) (3) biedt, zulks krachtens Verordening (EU) nr. 1024/2013 in haar hoedanigheid van bevoegde autoriteit. Daarenboven, in haar gids van november 2016 inzake de keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte die het Unierecht biedt („de ECB-gids”), zet de ECB een gemeenschappelijke reeks van specificaties uiteen voor het per individueel geval gebruiken van bepaalde andere keuzemogelijkheden na de beoordeling van verzoeken van krachtens artikel 6, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 en deel IV en artikel 147, lid 1, van Verordening (EU) nr. 468/2014 als belangrijk ingedeelde kredietinstellingen.

(4)

Om een gemeenschappelijke toezichtbenadering door nationaal bevoegde autoriteiten (NBA’s) bij de beoordeling van het individueel gebruik van keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte te bevorderen, kan de ECB krachtens artikel 4, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 een aanbeveling vaststellen betreffende de bij de beoordeling van verzoeken van minder belangrijke instellingen toe te passen specificaties.

(5)

Een gemeenschappelijke reeks van specificaties voor het individuele gebruik van keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte is enerzijds noodzakelijk om de consistentie, effectiviteit en transparantie van het toezicht op minder belangrijke instellingen binnen het GTM te bevorderen en anderzijds, waar nodig, om gelijke behandeling van belangrijke en minder belangrijke instellingen te bevorderen, alsook gelijke omstandigheden voor alle kredietinstellingen in de deelnemende lidstaten. Tegelijkertijd moet rekening worden gehouden met het evenredigheidsbeginsel en de gerechtvaardigde verwachtingen van onder toezicht staande kredietinstellingen.

(6)

Met het oog daarop heeft de ECB bepaalde keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte geïdentificeerd onder degene die in de ECB-gids zijn opgenomen waarvan het aangewezen is dat zij op identieke wijze worden gebruikt ten overstaan van belangrijke en minder belangrijke instellingen. De ECB heeft voorts andere keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte geïdentificeerd, waaronder twee keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte van algemene aard, als bedoeld in artikel 380 en artikel 420, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013, en de ECB beveelt voor het gebruik ervan ten overstaan van minder belangrijke instellingen een specifieke benadering aan.

(7)

Aangaande de keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte in verband met geconsolideerd toezicht en de ontheffing van prudentiële vereisten, zulks overeenkomstig de in hoofdstuk 1 van deel II van de ECB-gids bedoelde aanbevelingen, moeten NCB’s ertoe aangemoedigd worden een prudente benadering te hanteren wanneer zij dergelijke ontheffingen op individuele basis toekennen. Aangaande liquiditeitsontfheffingen op grensoverschrijdend niveau beveelt de ECB een specifieke aanpak aan voor minder belangrijke instellingen aangezien niet alle in de ECB-gids voor de beoordeling van verzoeken opgenomen specificaties voor deze instellingen relevant zijn.

(8)

In het hele GTM moet de aanpak consistent en prudent zijn aangaande de keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte in verband met het eigen vermogen en kapitaalvereisten als bedoeld in hoofdstukken 2 en 3 van deel II van de ECB-gids, aangezien deze toezichtbesluiten een impact hebben op het bedrag van beschikbaar eigen vermogen en de kwaliteit ervan. Hetzelfde geldt voor aanvullend-tier 1-instrumenten en tier 2-instrumenten of minderheidsdeelnemingen die onder bepaalde voorwaarden deel uitmaken van het eigen vermogen. Voorts, om gelijke omstandigheden te waarborgen, moeten de standaardbenadering, de interneratingbenadering en de internemodellenmethode en internemodellenbenadering voor de berekening van de eigenvermogenvereisten consistent toegepast worden op alle kredietinstellingen in het hele GTM. Een gemeenschappelijke reeks specificaties moet te dien einde ook de grondslag vormen voor de beoordeling van naleving van de vereisten die zijn vastgelegd in Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4), om de toepassing mogelijk te maken van een nulprocentrisicogewicht voor de berekening van eigenvermogenvereisten voor intragroepblootstellingen. De ECB heeft evenwel een aantal keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte geïdentificeerd in verband met eigen vermogen en kapitaalvereisten waarvoor een specifieke benadering ten overstaan van minder belangrijke instellingen noodzakelijk is.

(9)

Voor de keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte betreffende instellingen die een institutioneel protectiestelsel zijn aangegaan, wordt met het oog op de beoordeling van verzoeken voor de in hoofdstuk 4 van deel II van de ECB-gids bedoelde prudentiële ontheffingen het gebruik aanbevolen van een gemeenschappelijke reeks van specificaties om toezichtconsistentie te bereiken, aangezien institutionele protectiestelsels normaliter belangrijke en minder belangrijke instellingen omvatten. Met betrekking tot bezit in instellingen die vallen onder de in artikel 49, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde institutionele protectiestelsels, wordt een specifieke benadering ten overstaan van minder belangrijke instellingen aanbevolen om de administratieve belasting voor deze instellingen zo veel mogelijk te beperken.

(10)

Aangaande de naleving van vereisten inzake grote blootstellingen moet de in hoofdstuk 5 van deel II van de ECB-gids bedoelde benadering ten overstaan van belangrijke instellingen ook gevolgd worden ten overstaan van minder belangrijke instellingen om een prudente behandeling van grote blootstellingen voor alle kredietinstellingen binnen het GTM te bevorderen, zodat concentratierisico’s adequaat beheerd en beperkt worden.

(11)

De ECB beveelt een consistente en prudente benadering aan met betrekking tot keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte die verband houden met de in hoofdstuk 6 van deel II van de ECB-gids uiteengezette liquiditeitsvereisten, aangezien deze keuzemogelijkheden en manoevreerruimte een impact hebben op de berekening van de vereisten inzake de liquiditeitsdekkingsratio, bijvoorbeeld middels de specificatie van de behandeling van specifieke in- en uitstromen. Aangaande de uitstroompercentages voor met handelsfinanciering verband houdende producten buiten de balanstelling kunnen NBA’s een uitstroompercentage van onder 5 % toepassen indien het toepasselijke uitstroompercentage op basis van statistische gegevens gekalibreerd werd.

(12)

Aangaande de toepassing van de ontheffing voor kredietinstellingen, die blijvend zijn verbonden aan een in artikel 21, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (5) bedoeld centraal orgaan, wordt de in hoofdstuk 8 van deel II van de ECB-gids uiteengezette benadering aanbevolen ten overstaan van minder belangrijke instellingen om gelijke omstandigheden te verwezenlijken.

(13)

Met betrekking tot keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte aangaande governanceregelingen en prudentieel toezicht wordt aanbevolen te bevorderen dat passende governanceregelingen op alle kredietinstellingen van toepassing zijn, zoals in hoofdstuk 11 van deel II van de ECB-gids uiteengezet. Een specifieke benadering ten overstaan van minder belangrijke instellingen met betrekking tot de combinatie van risico- en auditcomité wordt gezien het evenredigheidsbeginsel passend geacht.

(14)

Deze aanbeveling betreft voorts keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte aangaande de samenwerking tussen autoriteiten, aangezien soepele samenwerking binnen het GTM gewaarborgd moet worden.

(15)

Aangaande bilaterale akkoorden betreffende het toezicht op kredietinstellingen in niet-deelnemende lidstaten is overeenkomstig artikel 115, lid 2, van Richtlijn 2013/36/EU een specifieke benadering vereist ten overstaan van minder belangrijke instellingen, aangezien de voor vergunningen verantwoordelijke bevoegde autoriteit over deze keuzemogelijkheid beschikt. Luidens artikel 4, lid 1, onder a), en artikel 9 van Verordening (EU) nr. 1024/2013 is de ECB binnen het GTM bij uitsluiting bevoegd aan kredietinstellingen een vergunning te verlenen en vergunningen van kredietinstellingen in te trekken, en moet ze derhalve betrokken worden bij de uitwerking van bilaterale akkoorden betreffende het toezicht op kredietinstellingen in niet-deelnemende lidstaten,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

DEEL EEN

ALGEMENE BEPALINGEN

I.

1.   Onderwerp en werkingssfeer

Deze aanbeveling stipuleert de beginselen voor het gebruik door NBA’s van enkele keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte die het Unierecht biedt ten overstaan van minder belangrijke instellingen.

2.   Definities

Binnen het kader van deze aanbeveling zijn de definities in Verordening (EU) nr. 1024/2013, Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17), Verordening (EU) nr. 575/2013, Richtlijn 2013/36/EU, en Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 van de Commissie (6) van toepassing.

DEEL TWEE

GEBRUIKTE KEUZEMOGELIJKHEDEN EN MANOEVREERRUIMTE WAARVOOR EEN SPECIFIEKE BENADERING VOOR MINDER BELANGRIJKE INSTELLINGEN WORDT AANBEVOLEN

II.

Ontheffingen van prudentiële vereisten

1.   Artikel 8, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013: liquiditeitsontheffingen op grensoverschrijdend niveau

Bij het onderzoeken van verzoeken om liquiditeitsontheffingen op grensoverschrijdend niveau moeten NBA’s beoordelen of alle in artikel 8, leden 1 en 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 zijn nageleefd, onder toepassing van de in deel II, hoofdstuk 1, paragraaf 4, van de ECB-gids bedoelde beoordelingsspecificaties, zulks met uitzondering van de specificaties voor artikel 8, lid 3, onder b).

III.

Kapitaalvereisten

1.   Artikel 129, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013: blootstellingen in de vorm van gedekte obligaties

Aangaande blootstellingen in de vorm van gedekte obligaties moet een NBA met de ECB coördineren aangaande de beoordeling van mogelijke ernstige concentratieproblemen in de betrokken deelnemende lidstaat, voordat die NBA besluit een gedeeltelijke ontheffing te verlenen van de toepassing van artikel 129, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 575/2013 en kredietkwaliteitscategorie 2 toe te staan voor maximaal 10 % van de totale blootstelling van het nominale bedrag van de uitstaande gedekte obligaties van de emitterende instelling.

2.   Artikel 311, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013: behandeling van blootstellingen ten aanzien van centrale tegenpartijen

2.1.

Een NBA moet een kredietinstelling toestaan de in artikel 310 van Verordening (EU) nr. 575/2013 uiteengezette behandeling toe te passen op haar transactieblootstellingen en bijdragen aan het wanbetalingsfonds ten aanzien van een centrale tegenpartij, indien die centrale tegenpartij de kredietinstelling ervan verwittigd heeft dat zij de in artikel 311, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde KCCP (hypothetisch kapitaal) niet langer berekent.

2.2.

Wanneer NBA’s binnen het kader van paragraaf 2.1 de juistheid beoordelen van de redenen waarom de centrale tegenpartij de KCCP (hypothetisch kapitaal) niet langer berekent, moeten zij de conclusies toepassen die de ECB heeft getrokken met betrekking tot dezelfde centrale tegenpartij bij de verificatie van de redenen.

3.   Artikel 380 van Verordening (EU) nr. 575/2013: ontheffing ingeval van systeemuitval

3.1.

Indien zich een systeemuitval voordoet als bedoeld in artikel 380 van Verordening (EU) nr. 575/2013, die middels een openbare verklaring van de ECB werd bevestigd, en totdat de ECB een openbare verklaring uitgeeft dat de daarin vermelde situatie is rechtgezet, moet de ECB deze uitval beoordelen en NBA’s moeten de conclusies van de ECB-beoordeling toepassen en de in artikel 380 van Verordening (EU) nr. 575/2013 voorziene keuzemogelijkheid gebruiken. In een dergelijk geval:

a)

moet van kredietinstellingen niet verlangd worden dat zij voldoen aan de in artikelen 378 en 379 van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde eigenvermogenvereisten, en

b)

dat een tegenpartij een transactie niet afwikkelt, wordt uit het oogpunt van kredietrisico niet als wanbetaling aangemerkt.

3.2.

Indien een NBA voornemens is een publieke verklaring af te geven die een in artikel 380 van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde volledige systeemuitval bevestigt, dan moet die NBA dat met de ECB coördineren voordat die verklaring bekend wordt gemaakt.

IV.

Institutionele protectiestelsels

1.   Artikel 49, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013: aftrek van deelnemingen in instellingen waarop institutionele protectiestelsels van toepassing zijn

1.1.

Indien verzoeken worden gedaan om bezit van eigenvermogeninstrumenten niet af te trekken, moeten NBA’s de in deel II, hoofdstuk 4, paragraaf 4, van de ECB-gids bedoelde specificaties gebruiken om te beoordelen of voldaan is aan de in artikel 49, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde voorwaarden.

1.2.

Een NBA kan een institutioneel protectiestelsel toestaan om namens alle minder belangrijke instellingen, die lid zijn van het stelsel, een verzoek uit hoofde van artikel 49, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 in te dienen. In dat geval kan de NBA een besluit uitvaardigen dat overeenkomstig artikel 49, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 de toestemming verleent en van toepassing is op alle in het verzoek genoemde minder belangrijke instellingen.

V.

Liquiditeit

1.   Artikel 420, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013: liquiditeitsuitstromen

1.1.

In overeenstemming met artikel 11 van Verordening (EU) 2016/445 moeten NBA’s een liquiditeitsuitstroompercentage van 5 % vaststellen voor met handelsfinanciering verband houdende producten buiten de balanstelling, als bedoeld in artikel 429 van Verordening (EU) nr. 575/2013 en in bijlage I bij die verordening, welk percentage kredietinstellingen moeten toepassen bij de beoordeling van liquiditeitsuitstromen. Een NBA moet van kredietinstellingen verlangen dat zij aan haar de overeenstemmende uitstromen overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 van de Commissie (7) rapporteren.

1.2.

In afwijking van paragraaf 1.1 kan een NBA voor minder belangrijke in de betrokken lidstaat gevestigde instellingen op basis van statistische gegevens een uitstroompercentage van lager dan 5 % vaststellen.

VI.

Prudentieel toezicht

1.   Artikel 76, lid 3, van Richtlijn 2013/36/EU: risicocomité en auditcomité combineren

1.1.

Met betrekking tot minder belangrijke instellingen (waaronder kredietinstellingen die groepdochterondernemingen zijn) die in de zin van artikel 76, lid 3, van Richtlijn 2013/36/EU niet als belangrijk beschouwd worden, moeten NBA’s de keuzemogelijkheid gebruiken om de combinatie van het risicocomité en auditcomité toe te staan.

1.2.

NBA’s moeten het belang beoordelen in de zin van artikel 76, lid 3, van Richtlijn 2013/36/EU, aangaande omvang, interne organisatie en de aard, de reikwijdte en complexiteit van de werkzaamheden van de kredietinstelling, zulks overeenkomstig de in deel II, hoofdstuk 11, paragraaf 3, van de ECB-gids bedoelde beoordelingsspecificaties.

1.3.

Indien nationaal recht tot omzetting van Richtlijn 2013/36/EU reeds criteria voorziet met uitzondering van de in deel II, hoofdstuk 11, paragraaf 3, van de ECB-gids bedoelde specificaties, dan moeten NBA’s de in nationaal recht vastgelegde criteria toepassen.

2.   Artikel 115, lid 2, van Richtlijn 2013/36/EU: bilaterale overeenkomst betreffende het toezicht op kredietinstellingen in niet-deelnemende lidstaten

2.1.

Gezien de bevoegdheid van de ECB voor de initiële vergunningverlening aan kredietinstellingen binnen het GTM en de bevoegdheid van de NBA’s voor het prudentieel toezicht op minder belangrijke instellingen moeten NBA’s de ECB hun voornemen notificeren om hun verantwoordelijkheid voor het directe toezicht op minder belangrijke instellingen te delegeren aan de bevoegde autoriteit die de vergunning verleend heeft aan en toezicht uitoefent op de moederonderneming van de minder belangrijke instelling, dan wel de verantwoordelijkheid op zich te nemen voor het toezicht op de dochteronderneming zijnde een kredietinstelling met een vergunning in een andere lidstaat. De ECB als bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor vergunningverlening aan kredietinstellingen, zal met de betrokken NBA samenwerken aan het opzetten van een bilaterale overeenkomst voor de delegatie of het op zich nemen van toezichtbevoegdheden namens de NBA die verantwoordelijk is voor het doorlopende toezicht op de moederonderneming of dochteronderneming binnen de deelnemende lidstaten.

2.2.

Paragraaf 2.1 is in de volgende situaties van toepassing:

a)

een NBA is voornemens haar verantwoordelijkheid voor het directe toezicht op een minder belangrijke instelling te delegeren aan de NBA die de vergunning verleend heeft aan en toezicht uitoefent op de moederonderneming, en

b)

een NBA beoogt, dan wel is gevraagd, in haar hoedanigheid van directe toezichthouder van een moederonderneming zijnde een kredietinstelling, de verantwoordelijkheid op zich te nemen voor het toezicht op een dochteronderneming zijnde een kredietinstelling met een vergunning in een andere lidstaat.

DEEL DRIE

PER INDIVIDUEEL GEVAL GEBRUIKTE KEUZEMOGELIJKHEDEN EN MANOEVREERRUIMTE WAARVOOR TEN AANZIEN VAN ALLE KREDIETINSTELLINGEN EEN GEMEENSCHAPPELIJKE BENADERING MOET WORDEN GEVOLGD

VII.

De per individueel geval te gebruiken keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte, waarvoor ten aanzien van belangrijke en minder belangrijke instellingen een gemeenschappelijke benadering moet worden gevolgd, worden in de bijlage uiteengezet. NBA’s moeten deze keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte ten aanzien van minder belangrijke instellingen overeenkomstig de referentietabel in de bijlage gebruiken.

DEEL VIER

SLOTBEPALING

VIII.

Slotbepaling

Deze aanbeveling is gericht tot de NBA’s van de deelnemende lidstaten.

Gedaan te Frankfurt am Main, 4 april 2017.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63.

(2)  Verordening (EU) nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank van 16 april 2014 tot vaststelling van een kader voor samenwerking binnen het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme tussen de Europese Centrale Bank en nationale bevoegde autoriteiten en met nationale aangewezen autoriteiten (GTM-kaderverordening) (ECB/2014/17) (PB L 141 van 14.5.2014, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) 2016/445 van de Europese Centrale Bank van 14 maart 2016 betreffende de wijze waarop gebruik wordt gemaakt van de keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte die het Unierecht biedt (ECB/2016/4) (PB L 78 van 24.3.2016, blz. 60).

(4)  Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).

(5)  Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).

(6)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 van de Commissie van 10 oktober 2014 ter aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het liquiditeitsdekkingsvereiste voor kredietinstellingen (PB L 11 van 17.1.2015, blz. 1).

(7)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 van de Commissie van 16 april 2014 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen voor wat betreft de rapportage aan de toezichthoudende autoriteit door instellingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 191 van 28.6.2014, blz. 1).


BIJLAGE

Rechtsgrondslag van de keuzemogelijkheid en/of manoeuvreerruimte

Aanbevolen benadering: consistentie met het beleid inzake keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte voor belangrijke instellingen

Geconsolideerd toezicht en ontheffingen van prudentiële vereisten

Artikel 7, leden 1, 2 en 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013: ontheffingen van kapitaalvereisten

Deel II, hoofdstuk 1, paragraaf 3, van de ECB-gids

Artikel 8, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013: ontheffingen van liquiditeitsvereisten

Deel II, hoofdstuk 1, paragraaf 4, van de ECB-gids

Artikel 9 van Verordening (EU) nr. 575/2013: individuele consolidatiemethode

Deel II, hoofdstuk 1, paragraaf 5, van de ECB-gids

Artikel 10, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013: ontheffingen voor kredietinstellingen die blijvend zijn aangesloten bij een centraal orgaan

Deel II, hoofdstuk 1, paragraaf 6, van de ECB-gids

Artikel 24, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013: waardering van activa en posten buiten de balanstelling — gebruik van International Financial Reporting Standards voor prudentiële doeleinden

Deel II, hoofdstuk 1, paragraaf 8, van de ECB-gids

Eigen vermogen

Artikel 49, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013: aftrek van verzekeringsbezit

Deel II, hoofdstuk 2, paragraaf 4, van de ECB-gids

Artikel 49, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013: aftrek van bezit van financiëlesectorentiteiten

Deel II, hoofdstuk 2, paragraaf 5, van de ECB-gids

Artikel 78, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 575/2013: verminderen van eigen vermogen — margevereiste kapitaaloverschot

Deel II, hoofdstuk 2, paragraaf 6, van de ECB-gids

Artikel 78, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013: verminderen van eigen vermogen — onderlinge maatschappijen, spaarinstellingen, coöperatieve verenigingen

Deel II, hoofdstuk 2, paragraaf 7, van de ECB-gids

Artikel 83, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013: ontheffing voor door een special purpose entity uitgegeven aanvullend-tier 1-instrumenten en tier 2-instrumenten

Deel II, hoofdstuk 2, paragraaf 9, van de ECB-gids

Artikel 84, lid 5, van Verordening (EU) nr. 575/2013: minderheidsbelangen die in het geconsolideerde tier 1-kapitaal worden opgenomen

Deel II, hoofdstuk 2, paragraaf 10, van de ECB-gids

Kapitaalvereisten

Artikel 113, lid 6, van Verordening (EU) nr. 575/2013: berekening van risicogewogen posten — intragroepblootstellingen

Deel II, hoofdstuk 3, paragraaf 3, van de ECB-gids

Artikel 162, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013: blootstellingenlooptijd

Deel II, hoofdstuk 3, paragraaf 5, van de ECB-gids

Artikel 225, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013: volatiliteitsaanpassingen op basis van eigen ramingen

Deel II, hoofdstuk 3, paragraaf 7, van de ECB-gids

Artikel 243, lid 2, en artikel 244, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 575/2013: overdracht van een aanzienlijk deel van het risico

Deel II, hoofdstuk 3, paragraaf 8, van de ECB-gids

Artikel 283, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013: toepassing van de internemodellenmethode

Deel II, hoofdstuk 3, paragraaf 9, van de ECB-gids

Artikel 284, leden 4 en 9, van Verordening (EU) nr. 575/2013: berekening van de blootstellingswaarde voor het tegenpartijkredietrisico

Deel II, hoofdstuk 3, paragraaf 10, van de ECB-gids

Artikel 311, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013: marktrisico (blootstellingen ten aanzien van centrale tegenpartijen)

Deel II, hoofdstuk 3, paragraaf 11, van de ECB-gids

Artikel 366, lid 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013: berekening van de VAR-waarde

Deel II, hoofdstuk 3, paragraaf 12, van de ECB-gids

Institutionele protectiestelsels

Artikel 8, lid 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013: liquiditeitsontheffing voor leden van institutionele protectiestelsels

Deel II, hoofdstuk 4, paragraaf 3, van de ECB-gids

Grote blootstellingen

Artikel 396, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013: naleving van de vereisten inzake grote risicoblootstellingen

Deel II, hoofdstuk 5, paragraaf 3, van de ECB-gids

Liquiditeit

Artikel 422, lid 8, van Verordening (EU) nr. 575/2013 en artikel 29 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61: intragroepliquiditeitsuitstromen

Deel II, hoofdstuk 6, paragraaf 11, van de ECB-gids

Artikel 425, lid 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013 en artikel 34 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61: intragroepliquiditeitsinstromen

Deel II, hoofdstuk 6, paragraaf 15, van de ECB-gids

Artikel 8, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61: diversificatie van aangehouden liquide activa

Deel II, hoofdstuk 6, paragraaf 5, van de ECB-gids

Artikel 8, lid 3, onder c), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61: beheer van liquide activa

Deel II, hoofdstuk 6, paragraaf 6, van de ECB-gids

Artikel 8, lid 6, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61: valutamismatches

Deel II, hoofdstuk 6, paragraaf 4, van de ECB-gids

Artikel 10, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61: surpluspercentages op gedekte obligaties van uiterst hoge kwaliteit

Deel II, hoofdstuk 6, paragraaf 7, van de ECB-gids

Artikel 24, lid 6, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61: multiplicator voor retaildeposito’s die gedekt zijn door een depositogarantiestelsel

Deel II, hoofdstuk 6, paragraaf 8, van de ECB-gids

Artikel 25, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61: hogere uitstroompercentages

Deel II, hoofdstuk 6, paragraaf 9, van de ECB-gids

Artikel 26 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61: uitstromen met afhankelijke instromen

Deel II, hoofdstuk 6, paragraaf 10, van de ECB-gids

Artikel 30, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61: aanvullende onderpanduitstromen voortkomende uit ratingverlagingstriggers

Deel II, hoofdstuk 6, paragraaf 12, van de ECB-gids

Artikel 33, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61: instroombegrenzing

Deel II, hoofdstuk 6, paragraaf 13, van de ECB-gids

Artikel 33, leden 3, 4 en 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61: gespecialiseerde kredietinstellingen

Deel II, hoofdstuk 6, paragraaf 14, van de ECB-gids

Hefboomfinanciering

Artikel 429, lid 7, van Verordening (EU) nr. 575/2013: intragroepblootstellingen niet opnemen in de berekening van de hefboomratio

Deel II, hoofdstuk 7, paragraaf 3, van de ECB-gids

Algemene vereisten voor de toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen

Artikel 21, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU: vrijstellingen voor kredietinstellingen die blijvend zijn aangesloten bij een centraal orgaan

Deel II, hoofdstuk 9, paragraaf 1, van de ECB-gids

Governanceregelingen en prudentieel toezicht

Artikel 88, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU: functies van voorzitter en CEO combineren

Deel II, hoofdstuk 11, paragraaf 4, van de ECB-gids

Artikel 91, lid 6, van Richtlijn 2013/36/EU: nog één niet-uitvoerende bestuursfunctie

Deel II, hoofdstuk 11, paragraaf 5, van de ECB-gids

Artikel 108, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU: intern beoordelingsproces van de kapitaaltoereikendheid voor kredietinstellingen die blijvend zijn aangesloten bij een centraal orgaan

Deel II, hoofdstuk 11, paragraaf 7, van de ECB-gids

Artikel 111, lid 5, van Richtlijn 2013/36/EU: toezicht op financiële holdings of gemengde financiële holdings waarvan de groep deels in niet-deelnemend lidstaten gevestigd is

Deel II, hoofdstuk 11, paragraaf 8, van de ECB-gids

Artikel 117 en 118 van Richtlijn 2013/36/EU: samenwerkingsplicht

Deel II, hoofdstuk 11, paragraaf 10, van de ECB-gids

Artikel 142 van Richtlijn 2013/36/EU: kapitaalconserveringsplannen

Deel II, hoofdstuk 11, paragraaf 13, van de ECB-gids


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

13.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 120/10


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

tot bijwerking van de bijlage bij mededeling C(2004) 43 van de Commissie — Communautaire richtsnoeren betreffende staatssteun voor het zeevervoer

(2017/C 120/03)

INLEIDING

De richtsnoeren zeevervoer (1) (hierna „de richtsnoeren” genoemd) stellen criteria vast voor de verenigbaarheid van steunmaatregelen van de staten met de interne markt, op grond van artikel 107, lid 3, onder c), en artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

De richtsnoeren vermelden een aantal specifieke doelstellingen in het maritieme belang van de Unie, met inbegrip van „de omvlagging of heromvlagging naar registers van lidstaten”.

De omvlagging of heromvlagging van schepen die daarvoor in aanmerking komen, is dus gekoppeld aan de registratie in de registers van lidstaten.

De richtsnoeren maken voor de toepassing van de staatssteunregels van de Unie een onderscheid tussen verschillende soorten scheepsregisters die door de lidstaten zijn ingesteld, met name de „eerste registers” en de „tweede registers”. Voor de toepassing van de richtsnoeren zijn tweede registers ofwel „offshore-registers” die berusten bij gebieden met een uiteenlopende mate van autonomie ten opzichte van de lidstaten, ofwel „internationale registers” die rechtstreeks berusten bij de staat die deze heeft ingesteld (punt 1, zesde alinea van de richtsnoeren).

In de bijlage bij de richtsnoeren word de term „registers van lidstaten” gedefinieerd. Volgens die definitie kunnen „registers die zijn onderworpen aan het recht van een lidstaat dat van toepassing is op het grondgebied dat deel uitmaakt van de Europese Gemeenschap [Unie]” in aanmerking komen als registers van lidstaten (eerste zin van de bijlage bij de richtsnoeren).

Op basis van die definitie wordt in de punten 1 tot en met 4 van de bijlage uiteengezet welke registers al dan niet worden beschouwd als registers van lidstaten.

Punt 2 van de bijlage geeft een exhaustieve lijst van tweede registers die zich in lidstaten bevinden en zijn onderworpen aan het recht van die lidstaten, die als registers van lidstaten gelden.

De huidige versie van de bijlage en dus van de exhaustieve lijst in punt 2 daarvan, is op hetzelfde moment aangenomen als de richtsnoeren, die sinds 17 januari 2004 van toepassing zijn. Sindsdien zijn er geen bijwerkingen geweest.

De Commissie is zich ervan bewust dat de lidstaten nieuwe scheepsregisters kunnen instellen en oude scheepsregisters kunnen wijzigen of afschaffen. Zo heeft Frankrijk in 2005 zijn „Registre International Français” ingesteld. De exhaustieve lijst in punt 2 van de bijlage bij de richtsnoeren van tweede registers die als registers van lidstaten gelden, zal na verloop van tijd veranderen. Om gelijke tred te houden met de situatie in alle lidstaten die scheepsregisters voeren, zou de lijst regelmatig moeten worden bijgewerkt.

Daarom moet de aard van de lijst in punt 2 van de bijlage worden gewijzigd van exhaustief in niet-exhaustief, met behoud van de definitie in de eerste zin van de bijlage, op basis waarvan tweede registers als registers van lidstaten kunnen gelden.

Deze wijziging waarborgt de noodzakelijke flexibiliteit bij de uitvoering van de richtsnoeren met betrekking tot tweede registers van lidstaten en rechtszekerheid met betrekking tot de status van tweede registers van lidstaten die na de goedkeuring van de richtsnoeren zijn ingesteld en anders dus onder geen enkel punt van de bijlage zouden vallen. Over het algemeen worden door deze wijziging de doelstellingen van de richtsnoeren inzake toezicht op staatssteun bereikt met een minimale administratieve last en volledig in overeenstemming met de verdragen.

In het licht van het bovenstaande moet punt 2 van de bijlage worden bijgewerkt en als volgt worden gelezen:

„2.

Voorts gelden registers, die zich in lidstaten bevinden en zijn onderworpen aan het recht ervan, als registers van lidstaten indien zij zich bevinden in en onderworpen zijn aan het recht van gebieden waar het verdrag van toepassing is. Op het ogenblik dat deze richtsnoeren werden goedgekeurd, behoorden bijvoorbeeld de volgende registers tot deze categorie:

het Deense internationale scheepsregister (DIS),

het Duitse internationale scheepsregister (ISR),

het Italiaanse internationale scheepsregister,

het internationale scheepsregister van Madeira (MAR),

het register van de Canarische eilanden.”

Deze bijwerking is van toepassing met ingang van de dag de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.


(1)  Mededeling van de Commissie „Communautaire richtsnoeren betreffende staatssteun voor het zeevervoer” (PB C 13 van 17.1.2004, blz. 3).


13.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 120/12


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.8412 — Engie Services Holding UK/Keepmoat Regeneration Holdings)

(Voor de EER relevante tekst)

(2017/C 120/04)

Op 6 april 2017 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32017M8412. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

13.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 120/13


Wisselkoersen van de euro (1)

12 april 2017

(2017/C 120/05)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,0605

JPY

Japanse yen

116,22

DKK

Deense kroon

7,4369

GBP

Pond sterling

0,84840

SEK

Zweedse kroon

9,5553

CHF

Zwitserse frank

1,0678

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

9,1035

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

26,697

HUF

Hongaarse forint

311,97

PLN

Poolse zloty

4,2485

RON

Roemeense leu

4,5205

TRY

Turkse lira

3,8965

AUD

Australische dollar

1,4163

CAD

Canadese dollar

1,4114

HKD

Hongkongse dollar

8,2416

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,5320

SGD

Singaporese dollar

1,4869

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 209,26

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

14,5185

CNY

Chinese yuan renminbi

7,3090

HRK

Kroatische kuna

7,4385

IDR

Indonesische roepia

14 087,68

MYR

Maleisische ringgit

4,6954

PHP

Filipijnse peso

52,446

RUB

Russische roebel

60,5067

THB

Thaise baht

36,555

BRL

Braziliaanse real

3,3330

MXN

Mexicaanse peso

19,9384

INR

Indiase roepie

68,5895


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


13.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 120/14


Nieuwe nationale zijde van voor circulatie bestemde euromuntstukken

(2017/C 120/06)

Image

Voor circulatie bestemde euromunten hebben in de gehele eurozone de status van wettig betaalmiddel. Om zowel degenen die beroepsmatig met euromunten omgaan als het grote publiek op de hoogte te houden, publiceert de Commissie alle nieuwe ontwerpen van euromunten (1). Volgens de conclusies van de Raad van 10 februari 2009 (2) is het de lidstaten van de eurozone en de landen die met de Europese Unie een monetaire overeenkomst hebben gesloten volgens welke zij euromuntstukken mogen uitgeven, toegestaan een bepaalde hoeveelheid voor circulatie bestemde euroherdenkingsmunten uit te geven, en dat onder bepaalde voorwaarden, met name dat alleen het muntstuk van twee euro wordt gebruikt. Deze munten hebben dezelfde technische kenmerken als gewone voor circulatie bestemde munten van twee euro, maar hebben aan de nationale zijde een speciale herdenkingsafbeelding met een grote nationale of Europese symboolwaarde.

Uitgevende staat : Republiek San Marino

Onderwerp van de herdenkingsmunt : 750e geboortedag van Giotto

Beschrijving van het ontwerp : Aan de linkerzijde een detail van de klokkentoren van de Santa Maria del Fiore in Firenze, een architecturaal werk van Giotto; verticaal de opschriften „SAN MARINO” en „GIOTTO” en de jaartallen „1267-2017”; aan de rechterzijde een detail van het portret van Giotto en de initialen van de ontwerpster Luciana De Simoni, „LDS”; onderaan de letter „R”, die de „Zecca” van Rome aanduidt.

Op de buitenrand van de munt zijn de twaalf sterren van de Europese vlag afgebeeld.

Oplage : 80 000 munten

Datum van uitgifte : maart 2017


(1)  Voor een overzicht van alle nationale zijden die in 2002 zijn uitgegeven, zie PB C 373 van 28.12.2001, blz. 1.

(2)  Zie de conclusies van de Raad Economische en Financiële Zaken van 10 februari 2009 en de aanbeveling van de Commissie van 19 december 2008 betreffende gemeenschappelijke richtsnoeren voor de nationale zijde en de uitgifte van voor circulatie bestemde euromuntstukken (PB L 9 van 14.1.2009, blz. 52).


13.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 120/15


Nieuwe nationale zijde van voor circulatie bestemde euromuntstukken

(2017/C 120/07)

Image

Voor circulatie bestemde euromunten hebben in de gehele eurozone de status van wettig betaalmiddel. Om zowel degenen die beroepsmatig met euromunten omgaan als het grote publiek op de hoogte te houden, publiceert de Commissie alle nieuwe ontwerpen van euromunten (1). Volgens de conclusies van de Raad van 10 februari 2009 (2) is het de lidstaten van de eurozone en de landen die met de Europese Unie een monetaire overeenkomst hebben gesloten volgens welke zij euromuntstukken mogen uitgeven, toegestaan een bepaalde hoeveelheid voor circulatie bestemde euroherdenkingsmunten uit te geven, en dat onder bepaalde voorwaarden, met name dat alleen het muntstuk van twee euro wordt gebruikt. Deze munten hebben dezelfde technische kenmerken als gewone voor circulatie bestemde munten van twee euro, maar hebben aan de nationale zijde een speciale herdenkingsafbeelding met een grote nationale of Europese symboolwaarde.

Uitgevende staat : Vaticaanstad

Onderwerp van de herdenkingsmunt : 1950e verjaardag van het martelaarschap van Sint-Petrus en Sint-Paulus

Beschrijving van het ontwerp : Op de munt zijn Sint-Petrus en Sint-Paulus en hun symbolen, respectievelijk de sleutels en het zwaard, afgebeeld. Bovenaan is in een halve cirkel het opschrift „CITTÀ DEL VATICANO” aangebracht. Onderaan staat in een halve cirkel het opschrift „1950o DEL MARTIRIO DEI SANTI PIETRO E PAOLO”. Onderaan links bevindt zich het jaar van uitgifte „2017” en onderaan rechts is het muntteken „R” te zien. Daartussen staat de naam van de ontwerper „G. TITOTTO”.

Op de buitenrand van de munt zijn de twaalf sterren van de Europese vlag afgebeeld.

Oplage :

Datum van uitgifte : juni 2017


(1)  Voor een overzicht van alle nationale zijden die in 2002 zijn uitgegeven, zie PB C 373 van 28.12.2001, blz. 1.

(2)  Zie de conclusies van de Raad Economische en Financiële Zaken van 10 februari 2009 en de aanbeveling van de Commissie van 19 december 2008 betreffende gemeenschappelijke richtsnoeren voor de nationale zijde en de uitgifte van voor circulatie bestemde euromuntstukken (PB L 9 van 14.1.2009, blz. 52).


13.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 120/16


Nieuwe nationale zijde van voor circulatie bestemde euromuntstukken

(2017/C 120/08)

Image

Voor circulatie bestemde euromunten hebben in de gehele eurozone de status van wettig betaalmiddel. Om zowel degenen die beroepsmatig met euromunten omgaan als het grote publiek op de hoogte te houden, publiceert de Commissie alle nieuwe ontwerpen van euromunten (1). Volgens de conclusies van de Raad van 10 februari 2009 (2) is het de lidstaten van de eurozone en de landen die met de Europese Unie een monetaire overeenkomst hebben gesloten volgens welke zij euromuntstukken mogen uitgeven, toegestaan een bepaalde hoeveelheid voor circulatie bestemde euroherdenkingsmunten uit te geven, en dat onder bepaalde voorwaarden, met name dat alleen het muntstuk van twee euro wordt gebruikt. Deze munten hebben dezelfde technische kenmerken als gewone voor circulatie bestemde munten van twee euro, maar hebben aan de nationale zijde een speciale herdenkingsafbeelding met een grote nationale of Europese symboolwaarde.

Uitgevende staat : Portugal

Onderwerp van de herdenkingsmunt : 150 jaar openbare veiligheid

Beschrijving van het ontwerp : Op de munt staan menselijke figuren en gebouwen, symbolische voorstellingen van burgers en steden (waar de openbare veiligheid hoofdzakelijk wordt verzekerd), alsook het gestileerde politiesymbool. De opschriften omvatten het jaartal „1867” en het jaar van uitgifte „2017”, de uitgevende staat „PORTUGAL”, het onderwerp van de herdenkingsmunt („SEGURANÇA PÚBLICA” — openbare veiligheid), de drie belangrijkste aspecten die met het burgerschap samenhangen („DIREITOS”, „LIBERDADES” e „GARANTIAS” — rechten, vrijheden en garanties), alsook de naam van de ontwerper JOSÉ DE GUIMARÃES.

Op de buitenrand van de munt zijn de twaalf sterren van de Europese vlag afgebeeld.

Oplage :

Datum van uitgifte : juli 2017


(1)  Voor een overzicht van alle nationale zijden die in 2002 zijn uitgegeven, zie PB C 373 van 28.12.2001, blz. 1.

(2)  Zie de conclusies van de Raad Economische en Financiële Zaken van 10 februari 2009 en de aanbeveling van de Commissie van 19 december 2008 betreffende gemeenschappelijke richtsnoeren voor de nationale zijde en de uitgifte van voor circulatie bestemde euromuntstukken (PB L 9 van 14.1.2009, blz. 52).


INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

13.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 120/17


Bijwerking van de lijst van grensdoorlaatposten bedoeld in artikel 2, punt 8, van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (1)

(2017/C 120/09)

De publicatie van de lijst van grensdoorlaatposten bedoeld in artikel 2, punt 8, van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (2) is gebaseerd op de informatie die door de lidstaten aan de Commissie wordt verstrekt overeenkomstig artikel 39 van de Schengengrenscode.

Naast de publicatie in het Publicatieblad wordt de lijst regelmatig bijgewerkt op de website van het directoraat-generaal Migratie en Binnenlandse Zaken.

FRANKRIJK

Vervanging van de informatie die is gepubliceerd in PB C 401 van 29.10.2016

LIJST VAN GRENSDOORLAATPOSTEN

Luchthavens

(1)

Ajaccio Napoléon-Bonaparte

(2)

Albert-Bray

(3)

Angers Marcé

(4)

Angoulême Brie Champniers

(5)

Annecy Methet

(6)

Auxerre Branches

(7)

Avignon Caumont

(8)

Bâle Mulhouse

(9)

Bastia Poretta

(10)

Beauvais Tillé

(11)

Bergerac Roumanière

(12)

Béziers Vias

(13)

Biarritz Pays Basque

(14)

Bordeaux Mérignac

(15)

Brest Bretagne

(16)

Brive-Souillac

(17)

Caen Carpiquet

(18)

Calais Dunkerque

(19)

Calvi Sainte Catherine

(20)

Cannes Mandelieu

(21)

Carcassonne Salvaza

(22)

Châlons-Vatry

(23)

Chambéry Aix les Bains

(24)

Châteauroux Déols

(25)

Cherbourg Mauperthus

(26)

Clermont Ferrand Auvergne

(27)

Colmar Houssen

(28)

Deauville Normandie

(29)

Dijon Longvic

(30)

Dinard Pleurtuit Saint-Malo

(31)

Dôle Tavaux

(32)

Epinal Mirecourt

(33)

Figari Sud Corse

(34)

Grenoble Isère

(35)

Hyères le Palivestre

(36)

Paris Issy les Moulineaux

(37)

La Môle — Saint-Tropez, van 15 juni tot en met 30 september 2017

(38)

La Rochelle Ile de Ré

(39)

Laval Entrammes

(40)

Le Havre Octeville

(41)

Le Mans Arnage

(42)

Le Touquet Côte ďOpale

(43)

Lille Lesquin

(44)

Limoges Bellegarde

(45)

Lorient Lann Bihoué

(46)

Lyon Bron

(47)

Lyon Saint Exupéry

(48)

Marseille Provence

(49)

Metz Nancy Lorraine

(50)

Monaco Héliport

(51)

Montpellier Méditérranée

(52)

Nantes Atlantique

(53)

Nice Côte d’Azur

(54)

Nîmes Garons

(55)

Orléans Bricy

(56)

Orléans Saint Denis de l’Hôtel

(57)

Paris Charles de Gaulle

(58)

Paris le Bourget

(59)

Paris Orly

(60)

Pau Pyrénées

(61)

Perpignan Rivesaltes

(62)

Poitiers Biard

(63)

Quimper Pluguffan (geopend van begin mei tot begin september)

(64)

Rennes Saint Jacques

(65)

Rodez Aveyron

(66)

Rouen Vallée de Seine

(67)

Saint Brieuc Armor

(68)

Saint Etienne Loire

(69)

Saint Nazaire Montoir

(70)

Strasbourg Entzheim

(71)

Tarbes Lourdes Pyrénées

(72)

Toulouse Blagnac

(73)

Tours Val de Loire

(74)

Troyes Barberey

Zeegrenzen

(1)

Ajaccio

(2)

Bastia

(3)

Bayonne

(4)

Bordeaux

(5)

Boulogne

(6)

Brest

(7)

Caen Ouistreham

(8)

Calais

(9)

Cannes Vieux Port

(10)

Carteret

(11)

Cherbourg

(12)

Dieppe

(13)

Douvres

(14)

Dunkerque

(15)

Granville

(16)

Honfleur

(17)

La Rochelle La Pallice

(18)

Le Havre

(19)

Les Sables d’Olonne Port

(20)

Lorient

(21)

Marseille

(22)

Monaco Port de la Condamine

(23)

Nantes Saint Nazaire

(24)

Nice

(25)

Port de Bouc Fos/Port Saint Louis

(26)

Port la Nouvelle

(27)

Port Vendres

(28)

Roscoff

(29)

Rouen

(30)

Saint Brieuc

(31)

Saint Malo

(32)

Sète

(33)

Toulon

Landgrenzen

(1)

Station Bourg Saint Maurice (geopend van begin december tot medio april)

(2)

Station Moutiers (geopend van begin december tot medio april)

(3)

Station Ashford International

(4)

Station Avignon-Centre

(5)

Cheriton/Coquelles

(6)

Station Chessy-Marne-la-Vallée

(7)

Station Fréthun

(8)

Station Lille-Europe

(9)

Station Paris-Nord

(10)

Station Saint-Pancras

(11)

Station Ebsfleet

(12)

Pas de la Case-Porta

Lijst van eerdere publicaties

 

PB C 316 van 28.12.2007, blz. 1

 

PB C 134 van 31.5.2008, blz. 16

 

PB C 177 van 12.7.2008, blz. 9

 

PB C 200 van 6.8.2008, blz. 10

 

PB C 331 van 31.12.2008, blz. 13

 

PB C 3 van 8.1.2009, blz. 10

 

PB C 37 van 14.2.2009, blz. 10

 

PB C 64 van 19.3.2009, blz. 20

 

PB C 99 van 30.4.2009, blz. 7

 

PB C 229 van 23.9.2009, blz. 28

 

PB C 263 van 5.11.2009, blz. 22

 

PB C 298 van 8.12.2009, blz. 17

 

PB C 74 van 24.3.2010, blz. 13

 

PB C 326 van 3.12.2010, blz. 17

 

PB C 355 van 29.12.2010, blz. 34

 

PB C 22 van 22.1.2011, blz. 22

 

PB C 37 van 5.2.2011, blz. 12

 

PB C 149 van 20.5.2011, blz. 8

 

PB C 190 van 30.6.2011, blz. 17

 

PB C 203 van 9.7.2011, blz. 14

 

PB C 210 van 16.7.2011, blz. 30

 

PB C 271 van 14.9.2011, blz. 18

 

PB C 356 van 6.12.2011, blz. 12

 

PB C 111 van 18.4.2012, blz. 3

 

PB C 183 van 23.6.2012, blz. 7

 

PB C 313 van 17.10.2012, blz. 11

 

PB C 394 van 20.12.2012, blz. 22

 

PB C 51 van 22.2.2013, blz. 9

 

PB C 167 van 13.6.2013, blz. 9

 

PB C 242 van 23.8.2013, blz. 2

 

PB C 275 van 24.9.2013, blz. 7

 

PB C 314 van 29.10.2013, blz. 5

 

PB C 324 van 9.11.2013, blz. 6

 

PB C 57 van 28.2.2014, blz. 4

 

PB C 167 van 4.6.2014, blz. 9

 

PB C 244 van 26.7.2014, blz. 22

 

PB C 332 van 24.9.2014, blz. 12

 

PB C 420 van 22.11.2014, blz. 9

 

PB C 72 van 28.2.2015, blz. 17

 

PB C 126 van 18.4.2015, blz. 10

 

PB C 229 van 14.7.2015, blz. 5

 

PB C 341 van 16.10.2015, blz. 19

 

PB C 84 van 4.3.2016, blz. 2

 

PB C 236 van 30.6.2016, blz. 6.

 

PB C 278 van 30.7.2016, blz. 47.

 

PB C 331 van 9.9.2016, blz. 2.

 

PB C 401 van 29.10.2016, blz. 4.

 

PB C 484 van 24.12.2016, blz. 30.

 

PB C 32 van 1.2.2017, blz. 4.

 

PB C 74 van 10.3.2017, blz. 9.


(1)  Zie de lijst van eerdere publicaties aan het eind van deze bijwerking.

(2)  PB L 77 van 23.3.2016, blz. 1.


V Bekendmakingen

GERECHTELIJKE PROCEDURES

EVA-Hof

13.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 120/22


ARREST VAN HET HOF

van 2 augustus 2016

in zaak E-33/15

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen IJsland

(Niet-nakoming van verplichtingen door een EER/EVA-staat — Niet-omzetting — Richtlijn 2012/26/EU tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG, wat de geneesmiddelenbewaking betreft)

(2017/C 120/10)

In zaak E-33/15, Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen IJsland — VERZOEK om vast te stellen dat IJsland, door het niet binnen de gestelde termijn goedkeuren of kennisgeven aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA van de maatregelen die nodig zijn voor de omzetting van het besluit waarnaar is verwezen in punt 15q van hoofdstuk XIII van bijlage II bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Richtlijn 2012/26/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG, wat de geneesmiddelenbewaking betreft), aangepast aan de overeenkomst bij Protocol 1 daarbij, zijn verplichtingen uit hoofde van dat besluit en artikel 7 van de overeenkomst niet is nagekomen, heeft het Hof, samengesteld uit Carl Baudenbacher, voorzitter (rechter-rapporteur), Per Christiansen en Páll Hreinsson, rechters, op 2 augustus 2016, een arrest gewezen, waarvan het dictum als volgt luidt:

Het Hof:

1.

stelt vast dat IJsland, door het niet binnen de gestelde termijn goedkeuren van de maatregelen die nodig zijn voor de omzetting van het besluit waarnaar is verwezen in punt 15q van hoofdstuk XIII van bijlage II bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Richtlijn 2012/26/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG, wat de geneesmiddelenbewaking betreft), aangepast aan de overeenkomst bij Protocol 1 daarbij, zijn verplichtingen uit hoofde van dat besluit en artikel 7 van de overeenkomst niet is nagekomen;

2.

verwijst IJsland in de kosten van de procedure.


13.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 120/23


ARREST VAN HET HOF

van 2 augustus 2016

in zaak E-34/15

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen IJsland

(Niet-nakoming door een EVA-staat van zijn verplichtingen — Richtlijn 2012/46/EU van de Commissie tot wijziging van Richtlijn 97/68/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines)

(2017/C 120/11)

In zaak E-34/15, Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen IJsland — VERZOEK om een verklaring dat IJsland niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit hoofde van het besluit waarnaar wordt verwezen in punt 1a van hoofdstuk XXIV van bijlage II bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Richtlijn 2012/46/EU van de Commissie van 6 december 2012 tot wijziging van Richtlijn 97/68/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines), zoals aangepast aan de overeenkomst bij Protocol 1 daarbij, en hoofde van artikel 7 van de overeenkomst, door niet de maatregelen te nemen die nodig zijn om het besluit binnen de gestelde termijn uit te voeren, of in elk geval door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA daarvan niet in kennis te stellen, heeft het Hof, samengesteld uit Carl Baudenbacher, voorzitter, Per Christiansen (rechter-rapporteur) en Páll Hreinsson, rechters, op 2 augustus 2016 een arrest gewezen, waarvan het dictum luidt als volgt:

Het Hof:

1.

verklaart dat IJsland niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit hoofde van het besluit waarnaar wordt verwezen in punt 1a van hoofdstuk XXIV van bijlage II bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Richtlijn 2012/46/EU van de Commissie van 6 december 2012 tot wijziging van Richtlijn 97/68/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines), zoals aangepast aan de overeenkomst bij Protocol 1 daarbij, en uit hoofde van artikel 7 van de overeenkomst, door niet de maatregelen te nemen die nodig zijn om het besluit binnen de gestelde termijn uit te voeren;

2.

verwijst IJsland in de kosten van de procedure.


13.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 120/24


ARREST VAN HET HOF

van 2 augustus 2016

in zaak E-35/15

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen het Koninkrijk Noorwegen

(Niet-nakoming door een EVA-staat van zijn verplichtingen — Richtlijn 2000/59/EG betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen)

(2017/C 120/12)

In zaak E-35/15, Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen het Koninkrijk Noorwegen — VERZOEK om een verklaring dat het Koninkrijk Noorwegen niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit hoofde van het besluit waarnaar wordt verwezen in punt 56i van bijlage XIII bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Richtlijn 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2000 betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen) door: i) niet voor elke haven een passend plan voor ontvangst en verwerking van scheepsafval uit te werken en vast te stellen, zoals voorgeschreven door artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2000/59/EG, ii) niet de afvalontvangst- en afvalverwerkingsplannen te evalueren en goed te keuren, niet toe te zien op de uitvoering daarvan en niet ervoor te zorgen dat zij ten minste om de drie jaar opnieuw worden goedgekeurd, zoals voorgeschreven door artikel 5, lid 3, van Richtlijn 2000/59/EG, en iii) niet te zorgen voor de beschikbaarheid van havenontvangstvoorzieningen in alle havens in Noorwegen die toereikend zijn voor de behoeften van de schepen welke de havens gewoonlijk aandoen, zonder onnodig oponthoud van de schepen te veroorzaken, zoals voorgeschreven door artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2000/59/EG, heeft het Hof, samengesteld uit Carl Baudenbacher, voorzitter, Per Christiansen (rechter-rapporteur) en Páll Hreinsson, rechters, op 2 augustus 2016 een arrest gewezen, waarvan het dictum als volgt luidt:

Het Hof:

1.

verklaart dat het Koninkrijk Noorwegen niet binnen de gestelde termijn heeft voldaan aan zijn verplichting uit hoofde van het besluit waarnaar wordt verwezen in punt 56i van bijlage XIII bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Richtlijn 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2000 betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen) door:

a)

niet voor elke haven in Noorwegen een passend plan voor ontvangst en verwerking van scheepsafval uit te werken en vast te stellen, zoals voorgeschreven door artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2000/59/EG;

b)

niet de afvalontvangst- en afvalverwerkingsplannen voor alle havens in Noorwegen te evalueren en goed te keuren, niet toe te zien op de uitvoering daarvan en niet ervoor te zorgen ervoor dat zij ten minste om de drie jaar opnieuw worden goedgekeurd, zoals voorgeschreven door artikel 5, lid 3, van Richtlijn 2000/59/EG, en

c)

niet te zorgen voor de beschikbaarheid van havenontvangstvoorzieningen in alle havens in Noorwegen die toereikend zijn voor de behoeften van de schepen welke de havens gewoonlijk aandoen, zonder onnodig oponthoud van de schepen te veroorzaken, zoals voorgeschreven door artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2000/59/EG;

2.

verwijst het Koninkrijk Noorwegen in de kosten van de procedure.


13.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 120/25


ARREST VAN HET HOF

van 3 augustus 2016

in de gevoegde zaken E-26/15 en E-27/15

Strafzaak tegen B en B tegen Finanzmarktaufsicht

(Vrij verrichten van diensten — Artikel 36 EER — Richtlijn 2005/60/EG — Evenredigheid)

(2017/C 120/13)

In de gevoegde zaken E-26/15 en E-27/15, strafzaak tegen B en B tegen Finanzmarktaufsicht — VERZOEK aan het Hof overeenkomstig artikel 34 van de overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie van het Fürstliches Obergericht (Hof van beroep van het Vorstendom Liechtenstein) en de Beschwerdekommission der Finanzmarktaufsicht (Commissie van beroep van de Autoriteit Financiële Markten) met betrekking tot de uitlegging van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, heeft het Hof, samengesteld uit Carl Baudenbacher, voorzitter, Per Christiansen en Páll Hreinsson (rechter-rapporteur), rechters, op 3 augustus 2016 een arrest gewezen, waarvan het dictum als volgt luidt:

1.

richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme moet aldus worden uitgelegd dat zij zich niet ertegen verzet dat een ontvangende EER-lidstaat een aanbieder van trust- en bedrijfsdiensten die op zijn grondgebied opereert in het kader van de vrije dienstverrichting, onderwerpt aan de in zijn nationale wetgeving neergelegde due-diligenceverplichtingen;

2.

in zoverre echter een dergelijke wetgeving aanleiding geeft tot moeilijkheden en extra kosten voor activiteiten die worden uitgevoerd in het kader van de bepalingen inzake het vrij verrichten van diensten en bovenop de controles zou kunnen komen die reeds zijn uitgevoerd in de EER-lidstaat van herkomst van de aanbieder van trust- en bedrijfsdiensten, waardoor deze laatste ontmoedigd wordt om dergelijke activiteiten verrichten, vormt zij een beperking van de vrijheid van dienstverrichting. Artikel 36 moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een dergelijke regeling, mits zij op niet-discriminerende wijze wordt toegepast, wordt gerechtvaardigd door de doelstelling van bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, geschikt is om de verwezenlijking van dat doel te waarborgen en niet verder gaat dan noodzakelijk is om dit doel te bereiken. Om met name nationale controlemaatregelen van de ontvangende EER-lidstaat als evenredig aan te kunnen merken, mag er geen algemeen vermoeden zijn van fraude dat leidt tot volledige en systematische controles van alle personen die in andere EER-staten zijn gevestigd en die tijdelijk in de ontvangende EER-lidstaat diensten verrichten. Voorts moet de ontvangende EER-lidstaat wanneer hij om informatie, zoals documenten, verzoekt die zich in EER-staat van vestiging bevinden, de dienstverrichter een redelijke termijn geven voor het verstrekken van die informatie, bv. door de overdracht van afschriften van documenten. Wat in dit verband een passende termijn voor de kennisgeving is, zal afhangen van de hoeveelheid verlangde documenten en het medium waarop deze zijn opgeslagen;

3.

de antwoorden van het Hof op de eerste en de tweede vraag vallen niet anders wanneer de onderneming waaraan de administratieve diensten worden aangeboden, niet in een EER-staat is gevestigd.


13.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 120/26


Verzoek van 31 augustus 2016 om een advies van het EVA-Hof door de Oslo tingrett in de zaak Mobil Betriebskrankenkasse tegen Tryg Forsikring

(Zaak E-11/16)

(2017/C 120/14)

Bij brief van 31 augustus 2016 van de Oslo tingrett (rechtbank Oslo) is bij het EVA-Hof een verzoek ingediend dat bij de griffie van het Hof is binnengekomen op 7 september 2016, om een advies in de zaak Mobil Betriebskrankenkasse/Tryg Forsikring, betreffende onderstaande vragen:

Vraag 1 (betreffende de uitlegging van artikel 85, lid 1, onder a), van de coördinatieverordening):

Indien een orgaan uit het land van herkomst van de gelaedeerde partij dat prestaties verschuldigd is, krachtens de wetgeving van dat land „in de rechten treedt” van het recht van de gelaedeerde partij ten opzichte van een „derde partij”, moeten andere EVA-staten de subrogatie van het orgaan in de vordering erkennen. Betekent dit:

dat andere EVA-staten moeten erkennen dat de vordering van de gelaedeerde partij op het orgaan is overgegaan en dat het bestaan en de omvang van de vordering afhankelijk is van de wetgeving van het land van herkomst,

dat andere EVA-staten moeten erkennen dat de vordering van de gelaedeerde partij op het orgaan is overgegaan en dat het bestaan en de omvang van de vordering afhankelijk is van de wetgeving van het land waar de schade is ingetreden, dan wel

dat andere EVA-staten moeten erkennen dat de vordering van de gelaedeerde partij op het orgaan is overgegaan, maar dat de coördinatieverordening geen invloed heeft op de rechtskeuze wat betreft het bestaan en de omvang van de claim?

Vraag 2 (betreffende de uitlegging van artikel 85, lid 1, onder b), van de coördinatieverordening):

Indien het orgaan dat de prestaties verschuldigd is, een onmiddellijk recht ten opzichte van de derde partij heeft, erkennen andere EVA-staten dat recht. Betekent dit:

dat andere EVA-staten het recht volledig moeten erkennen, met inbegrip van het feit dat het bestaan en de omvang ervan afhankelijk is van de wetgeving van het land van herkomst, dan wel

dat andere EVA-staten het recht moeten erkennen, evenwel met de restricties die voortvloeien uit de rechtsregels in het land waar de schade is ingetreden?


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

13.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 120/27


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.8455 — STRABAG/Rohöl-Aufsuchungs AG/JV)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2017/C 120/15)

1.

Op 5 april 2017 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat ILBAU Liegenschaftsverwaltung AG, die onder uiteindelijke zeggenschap staat van STRABAG SE („STRABAG”, Oostenrijk), en Rohöl-Aufsuchungs Aktiengesellschaft, die onder uiteindelijke zeggenschap staat van EVN AG („EVN”, Oostenrijk), in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), en artikel 3, lid 4, van de concentratieverordening gezamenlijke zeggenschap verkrijgen over de gehele onderneming Projektgesellschaft Geoenergie Bayern Projekt Garching a.d. Alz GmbH & Co. KG („JV”, Duitsland) door de verwerving van aandelen in een nieuw opgerichte gemeenschappelijke onderneming.

2.

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

—   STRABAG: wereldwijd actief in alle segmenten van de bouwnijverheid, meer bepaald bouwtechniek, bouwconstructie en burgerlijke bouwkunde, alsook wegenbouw;

—   EVN: hoofdzakelijk actief in exploratie en productie van olie en gas, gasopslag en distributie van elektriciteit, gas en stadsverwarming;

—   JV: houder van de rechten voor de ontwikkeling van het geothermische energieproject „Bruck” op grote diepte in Garching a.d. Alz in Beieren. De JV zal het Bruck-project verder ontwikkelen en elektriciteit en stadsverwarming produceren en leveren aan derden. Daarnaast is het de bedoeling dat de JV in de toekomst andere geothermische projecten op grote diepte ontwikkelt.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax (+32 22964301), via e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer M.8455 — STRABAG/Rohöl-Aufsuchungs AG/JV, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


13.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 120/28


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.8384 — Carlyle/CITIC/McDonald’s/McDonald’s China)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2017/C 120/16)

1.

Op 7 april 2017 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat The Carlyle Group („Carlyle”, Verenigde Staten), CITIC Capital en CITIC Limited („CITIC”, Volksrepubliek China), tezamen met McDonald’s Corporation („McDonald’s”, Verenigde Staten), in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening gezamenlijke zeggenschap verkrijgen over McDonald’s China Management Limited („doelonderneming”), die de activiteiten van McDonald’s op het Chinese vasteland en in Hongkong omvat, door de verwerving van aandelen.

2.

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

—   Carlyle: beheer van fondsen die internationaal actief zijn in vier investeringsdisciplines: i) Corporate Private Equity (buy-outs en groeikapitaal); ii) Real Assets (vastgoed, infrastructuur en energie); iii) Global Market Strategies (gestructureerd krediet, mezzaninekapitaal, distressed, hefboomfondsen en midmarket-schuldinstrumenten), en iv) Solutions (private-equitydakfondsprogramma en daarmee samenhangende co-investeringen en nevenactiviteiten);

—   CITIC: houdt zich bezig met zowel financiële als niet-financiële activiteiten. De financiële activiteiten van de groep omvatten een volledig gamma aan diensten, waaronder commercial banking, investment banking, trust, verzekeringen, fondsen- en vermogensbeheer. De niet-financiële activiteiten van de groep omvatten vastgoed, contractengineering, energie en bronnen, infrastructuur, bouwnijverheid, productie van machines en IT-industrie;

—   McDonald’s: wereldwijd actief in de restaurantsector met een snelle dienstverlening. McDonald’s zorgt voor de exploitatie en franchising van zijn restaurants, die een lokaal menu van voeding en dranken aanbieden in meer dan 36 000 vestigingen in meer dan 100 landen. McDonald’s wereldwijde systeem bestaat uit zowel eigen als franchise-restaurants. Meer dan 80 % van de McDonald’s-restaurants is eigendom van en wordt geëxploiteerd door onafhankelijke franchisers;

—   doelonderneming: bestaat uit 2 000 McDonald’s-restaurants op het Chinese vasteland en in Hongkong.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax (+32 22964301), via e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer M.8384 — Carlyle/CITIC/McDonald’s/McDonald’s China, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


ANDERE HANDELINGEN

Europese Commissie

13.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 120/29


Bekendmaking van een wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

(2017/C 120/17)

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de wijzigingsaanvraag.

WIJZIGINGSAANVRAAG

Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen  (2)

WIJZIGINGSAANVRAAG OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 9

„TERNERA DE EXTREMADURA”

EU-nr.: ES-BGA-0105-01129 — 8.7.2013

BGA ( X ) BOB ( )

1.   Rubriek van het productdossier waarop de wijziging betrekking heeft

Naam van het product

Beschrijving van het product

Geografisch gebied

Bewijs van de oorsprong

Werkwijze voor het verkrijgen van het product

Verband

Etikettering

Nationale eisen

Overige [controle-instantie]

2.   Aard van de wijziging(en)

Wijziging van het enige document of de samenvatting

Wijziging van het productdossier voor een geregistreerde BOB of BGA waarvoor geen enig document en evenmin een samenvatting bekend zijn gemaakt

Wijziging van het productdossier waarbij geen wijziging van het bekendgemaakte enige document nodig is (artikel 9, lid 3, van Verordening (EG) nr. 510/2006).

Tijdelijke wijziging van het productdossier als gevolg van een verplichte gezondheids- of fytosanitaire maatregel die is opgelegd door de overheid (artikel 9, lid 4, van Verordening (EG) nr. 510/2006).

3.   Wijziging(en)

Beschrijving van het product

Ter verduidelijking van de terminologie en om verwarring in het hele document te vermijden, wordt de volgende zin geschrapt: „De rassen afkomstig van kruisingen van de tweede generatie waarvoor deze BGA geldt, mogen niet voor de fokkerij worden gebruikt”. Deze wordt vervangen door de volgende zin: „De vrouwtjesdieren afkomstig van kruisingen door absorptie mogen niet worden gebruikt voor de fokkerij waarvoor deze BGA geldt”.

De alinea’s waarin de voorwaarden worden vermeld voor het fokken en het voederen van de dieren die worden herhaald in punt E „Beschrijving van de productiemethode van het product” worden geschrapt.

De woorden „voedingssupplementen die voordien waren toegestaan” worden geschrapt en vervangen door „toegestane voedingssupplementen”. Het type toegestane voedingssupplementen is nader gespecificeerd in punt E „Beschrijving van de productiemethode van het product”.

Rekening houdend met de werkmethode van de marktdeelnemers wordt de periode waarin de pH-waarde kan worden gemeten verlengd van 24 tot 48 uur. Dit is omdat de dieren op verschillende tijdstippen worden geslacht en op hetzelfde tijdstip aankomen in de uitsnijderij. Andere gebieden voor het meten van de pH-waarde ter controle van deze parameter bij voor het uitsnijden bestemde karkassen zijn eveneens opgenomen.

Middelen waarmee wordt aangetoond dat het product uit het gebied afkomstig is

D.2 Certificeringcontroles

De alinea met de omschrijving van de rassen die zijn toegestaan voor de levering van vlees waarvoor de BGA „Ternera de Extremadura” geldt, herhaald en beschreven in punt B „Beschrijving van het product”, wordt geschrapt.

In het kader van de nieuwe certificeringsregeling overeenkomstig de norm UNE-EN-40511 zijn bepaalde alinea’s gewijzigd om een beschrijving te geven van de controle door de marktdeelnemers overeenkomstig het productdossier en de controle op naleving van het productdossier door de controle- en certificeringsinstantie van de Raad van Toezicht.

Het mengen van dieren die behoren tot de geregistreerde veehouderijbedrijven waarvoor de BGA geldt en andere dieren is toegestaan met het oog op het vergemakkelijken van het vervoer vanuit kleine bedrijven, op voorwaarde dat zij behoren tot dezelfde partij voor vervoer en dat hun identificatie wordt gewaarborgd. Dit komt doordat hetzelfde voertuig wordt gebruikt voor het vervoer naar het slachthuis door verschillende bedrijven van coöperaties of groepen van producenten. Bovendien worden in sommige gevallen installaties gedeeld door dieren waarvoor de BGA niet geldt en dieren waarvoor de BGA wel geldt. Het is niet nodig om slachtvee te scheiden bij het laden en het vervoeren.

Beschrijving van de productiemethode van het product

De formulering van de alinea betreffende het voederen van de moederdieren wordt gewijzigd teneinde de inhoud ervan te verduidelijken.

Om deze reden zijn de volgende alinea’s geschrapt en herschreven:

De woorden „en peulvruchten en toegestane geconcentreerde vezels” zijn geschrapt en vervangen door de woorden „eiwithoudende gewassen en andere grondstoffen, voor zover zij van plantaardige oorsprong zijn, en met de noodzakelijke mineralen en vitaminen”.

De volgende alinea wordt geschrapt: „De Raad van Toezicht moet de lijsten publiceren met grondstoffen die in de voeding van deze dieren zijn toegestaan”.

Het gelijktijdig slachten van dieren en ophangen van de geslachte dieren is toegestaan, zowel voor dieren die onder de beschermde geografische aanduiding vallen als voor dieren die daar niet onder vallen, op voorwaarde dat hun scheiding en identificatie wordt gewaarborgd. Deze wijziging is in overeenstemming met de praktijken van slachthuizen, zonder dat dit gevolgen heeft voor de identificatie en de traceerbaarheid van het product.

In dit deel zijn er wijzigingen aangebracht aan de alinea’s betreffende de controle door de Raad van Toezicht, die niet in overeenstemming waren met de huidige certificeringsregeling. In de nieuwe versie wordt de huidige controle door de marktdeelnemers beschreven overeenkomstig het productdossier en de controle van de naleving van dat productdossier door de controle- en certificeringsinstantie van de Raad van Toezicht, overeenkomstig de nieuwe certificeringsregeling die volgens de norm UNE-EN-45011 is vereist.

Controle-instantie

De gegevens van de Raad van Toezicht zijn geactualiseerd met de oprichting van de controle- en certificeringsinstantie, een onafhankelijke instantie die door ENAC is geaccrediteerd voor de certificering van voedingsproducten, overeenkomstig de criteria van de norm UNE-EN 45.011 (accreditatie 109/C-PR188).

De criteria zijn vervolgens aangepast aan de norm UNE-EN ISO/IEC 17065:2012.

Etikettering

Om ervoor te zorgen dat aan de consument preciezere informatie wordt verstrekt over het eindproduct met betrekking tot kruisingen van de eerste of tweede generatie (wat moeilijk te controleren valt en niet wordt weerspiegeld in de uiteindelijke identificatie van het product), wordt op het etiket aangegeven of het vlees afkomstig is van kruisingen van om het even welke generaties.

Alle verwijzingen naar traceerbaarheid zijn uit dit deel geschrapt, omdat deze geen deel uitmaken van de etikettering.

In de alinea: „Het gelijktijdig slachten van de dieren en ophangen van de geslachte dieren…” is het woord „niet” geschrapt en is de volgende tekst ingevoegd: „op voorwaarde dat hun scheiding en identificatie gewaarborgd blijft.”.

Verwijzing naar het gebruik van een merkteken wordt geschrapt.

Wetgeving

Dit deel is geschrapt omdat het achterhaald was na de goedkeuring van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (3).

Formele wijzigingen

Het woord „huidige” wordt geschrapt in de alinea’s waarin dit woord werd gebruikt met betrekking tot het productdossier, dat wil zeggen:

de tweede alinea betreffende het bewijs van oorsprong;

de derde alinea betreffende de beschrijving van de werkwijze voor het verkrijgen van het product;

de tweede alinea betreffende etikettering.

Het vak „Verband tussen de kwaliteit en de geografische oorsprong” in de aanvraag is niet aangevinkt omdat de wijzigingen louter formeel zijn, dat wil zeggen verplaatsingen en schrappingen vanwege herhaling.

De eerste, vierde en vijfde alinea van punt 3 „Productie- en verwerkingssysteem” worden geschrapt, omdat deze worden herhaald in punt B „Beschrijving van het product”.

De tweede en derde alinea van punt 3 „Productie- en verwerkingssysteem” worden geschrapt, omdat deze worden herhaald in punt E „Beschrijving van de productiemethode van het product”.

ENIG DOCUMENT

Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen  (4)

„TERNERA DE EXTREMADURA”

EU-nr.: ES-BGA-0105-01129 — 8.7.2013

BGA ( X ) BOB ( )

1.   Naam

„Ternera de Extremadura”

2.   Lidstaat of derde land

Spanje

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel

3.1.   Productcategorie

Categorie 1.1. Vers vlees (en verse slachtafvallen)

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is

„Ternera de Extremadura” is vlees van uitsluitend dieren van de inheemse rassen „Retinta”, „Avileña-Negra Ibérica”, „Morucha”, „Blanca Cacereña” en „Berrendas” en van dieren afkomstig van kruisingen van die rassen of met de rassen „Charolais” en „Limousin”, die daarvoor perfect geschikt zijn, evenals van de kruising met de bovengenoemde inheemse rassen wanneer zij worden gefokt in het kader van een extensief productiesysteem.

Vlees met de beschermde geografische aanduiding „Ternera de Extremadura” heeft de volgende kenmerken:

I)

Koekalveren: Het vlees van voor de slacht bestemde dieren van 7 tot en met twaalf maanden (min één dag) oud. Het is helrood, het vet is wit, het vlees is vast, enigszins vochtig en heeft een fijne textuur.

II)

Jaarlingen: Het vlees van voor de slacht bestemde dieren van 12 tot en met 16 maanden (min één dag) oud. Het varieert van lichtrood tot paarsrood; het vet is wit; het vlees voelt vast aan, het is enigszins vochtig en heeft een fijne textuur.

III)

Stiertjes: Het vlees van voor de slacht bestemde dieren van 16 tot en met 36 maanden oud. Het heeft een kersrode kleur; het vet is roomkleurig; het vlees voelt vast en enigszins vochtig aan, het heeft een fijne textuur en het is licht doorregen.

De soorten gedefinieerde karkassen worden aangepast volgens de volgende voorschriften:

1. —

Karkassen van de in Verordening (EEG) nr. 1208/81 van de Raad (5) bedoelde categorieën A en E

2. —

Bevleesdheid: E.U.R.O.

3. —

Vetheidsklasse 2, 3 en 4.

4. —

Hygiëne: inachtneming van de Europese en nationale voorschriften.

5. —

De pH-waarde moet in de 24 tot 48 uur na het slachten minder dan zes bedragen, gemeten in de „longissimus dorsi”-spier tussen de vijfde en de zesde rib, en/of de bundel spieren van de schouder en/of rib en/of flank, voor de karkassen die zijn bestemd voor het uitsnijden.

3.3.   Grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)

3.4.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong)

De fokpraktijken voor moederdieren moeten overeenkomen met de technieken en praktijken voor de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen in een extensief landbouwsysteem. Het voederen van de moederdieren gebeurt door middel van weidegang in grasland met eiken en in andere inheemse graslanden van het Extremadura-ecosysteem, waar zij gedurende het gehele jaar grazen. Waar nodig wordt hun voeder aangevuld met stro, hooi, granen, eiwithoudende gewassen en andere grondstoffen voor zover zij van plantaardige oorsprong zijn, en met de noodzakelijke mineralen en vitaminen.

De kalveren worden niet gespeend tot ze minstens vijf maanden oud zijn.

In ieder geval blijft het uitdrukkelijk verboden producten te gebruiken die kunnen interfereren met het normale ritme van de groei en ontwikkeling van het dier, overeenkomstig de geldende wetgeving.

3.5.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden

Specifieke fasen in de productiefase: geboorte, mesten, slachten en uitsnijden moeten plaatsvinden in het gebied.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz.

3.7.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering

Om ervoor te zorgen dat aan de consument meer precieze informatie wordt verstrekt over het eindproduct met betrekking tot kruisingen, wordt op het etiket aangegeven of het vlees afkomstig is van kruisingen van eender welke generaties.

4.   Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied

Het geografische productiegebied van het vlees dat met de beschermde oorsprongsbenaming „Ternera de Extremadura” wordt aangeduid, omvat de onderstaande gemeenten:

Alburquerque, Almendralejo, Azuaga, Badajoz, Brozas, Cáceres, Castuera, Coria, Don Benito, Herrera del Duque, Hervás, Jaraíz de la Vera, Jerez de los Caballeros, Logrosán, Llerena, Mérida, Navalmoral de la Mata, Olivenza, Plasencia, Puebla de Alcocer, Trujillo en Valencia de Alcántara.

De dieren worden in hetzelfde geografische gebied gehouden en verwerkt.

5.   Verband met het geografische gebied

5.1.   Specificiteit van het geografische gebied

35 % van het betrokken gebied is bedekt met struiken (zoals cistusroos, gaspeldoorn en struikheide) en scrubland (eiken, kurkeiken, Quercus lusitanica en Pyreneeëneik enz.). De rest bestaat uit oppervlakken met een kruidachtige laag die geschikt zijn voor vee.

De fauna van landbouwhuisdieren in Extremadura bestaat grotendeels uit inheemse rassen die verbonden zijn en nauw samenhangen met het meest typische natuurlijke milieu van de regio (de „dehesa”). Al deze dieren dragen dankzij hun robuustheid en grote aanpassingsvermogen in moeilijke omgevingen bij tot het behoud en de verbetering van het ecosysteem, de bemesting van de bodem, de verbetering van de kwaliteit van weilanden en het afremmen van de opmars van scrubland. Er moet echter op worden gewezen dat in de meeste kuddes deze rassen worden gefokt door ze te kruisen met Spaanse vleesrassen, om de productie af te stemmen op de huidige markteisen.

De extreme temperatuur en regenval betekent dat de rassen die de „Ternera de Extremadura” vormen, zich op de best mogelijke manier hebben aangepast, omdat zij zowel koude als warmte en waterschaarste in perioden van droogte kunnen weerstaan.

Het weide-ecosysteem is het gevolg van de eeuwenlange menselijke activiteit in de mediterrane bossen. Het systeem omvat grote delen van Extremadura. Traditioneel leggen veehouderijbedrijven zich vooral toe op extensieve teelt, waarbij er steeds een evenwicht is geweest tussen de diersoorten (huisdieren en in het wild levende dieren), het natuurlijke milieu en de menselijke activiteiten. Het begrip „extensivering” is nauw verbonden met de benutting van grote oppervlakten voor het weiden van vee dat zich door zijn robuustheid bijzonder goed aan de omgeving heeft aangepast. Het ruwe klimaat en de schraalheid van de grond hebben de ontwikkeling van de veehouderij bevorderd.

De weidesystemen worden gekenmerkt door het benutten van de omgeving als grasland door het vee, waarbij de kruidachtige begroeiing voorziet in een groot deel van de energiebehoefte van de dieren die ervan leven. Het grasland draagt bij tot een groter aanbod van energiebronnen voor het systeem en bestaat uit een gevarieerde flora met veel eenjarigen die zich spontaan uitzaaien.

Het belang van de bomen voor de bedrijven op de weidegronden ligt in de diversiteit van de benutting en de teeltalternatieven die door het natuurlijke milieu worden geboden voor het menselijk beheer van het systeem.

Het met bomen bedekte deel bestaat vooral uit twee soorten: de steeneik (Quercus ilex) en de kurkeik (Quercus suber), maar ook een aantal minder gangbare soorten zoals de Quercus lusitanica, de kastanje (Castanea sativa) en de zomereik (Quercus robur). De vruchten van deze bomen zorgen voor een diverse productie zoals eikels, bladeren en strooisel waarmee de dieren zich kunnen voeden wanneer de hoeveelheid kruidachtige voedergewassen schaars is.

De struiken bestaan voornamelijk uit cistusroos (Cistus ladaniferus), brem (Sarothamnus scoparius), smalbladige cistus (Cistus monspeliensis) en gaspeldoorn (Genista spp.).

Het grasland kan, naargelang van de ondergrond, worden ingedeeld in:

grasland op granietachtige bodem,

grasland op leisteenbodem,

grasland op sedimentatiegrond uit het tertiair en het quartair,

grasland voor „majadeo” (inperking), en

ander grasland in speciale enclaves, dat wil zeggen in de bergen.

Hierbij mag niet worden vergeten dat, naast de graslanden, het ecosysteem ook andere producten voortbrengt, zoals eikels, granen (tarwe, gerst, haver, rogge en triticale), peulvruchten (erwten, bonen enz.), kurk, brandhout, kolen enz. Het lijdt dus geen twijfel dat in een duidelijk agrarische gemeenschap, zoals in Extremadura, de weidegang een belangrijk economisch verschijnsel is dat aan de oorsprong ligt van 45 % van de agrarische productie.

Uit onderzoek (Espejo Diaz, M. García Torres, S., Características específicas y diferenciadoras de las carnes de ganado Bovino de las dehesas españolas — Specifieke kenmerken van vlees van Spaanse weiderunderen) blijkt dat weiderunderen voor de kwaliteitskenmerken die de consument het belangrijkste acht, veel hoger gewaardeerd worden.

5.2.   Specificiteit van het product

Het onderzoek „Specifieke kenmerken van vlees van Spaanse weiderunderen” werd gepresenteerd tijdens het internationale symposium voor het typeren van dierlijke producten van Spaanse weidegrond, dat werd gehouden in Mérida (Badajoz, Spanje), EAAP Publicatienr. 90 van 1998. In de studie wordt aangetoond dat het vlees waarvoor de BGA „Ternera de Extremadura” geldt en dat afkomstig is van rassen die bekend staan als weiderunderen een bijzondere kwaliteit heeft. Uit sensorisch onderzoek door panels van getrainde testers en consumenten blijkt duidelijk dat dit vlees specifieke kenmerken heeft die erg worden gewaardeerd.

Het vlees dat de beschermde benaming „Ternera de Extremadura” mag dragen, wordt aangeduid als een kwaliteitsproduct vanwege de sensorische kenmerken van zachtheid, sappigheid en smaak.

5.3.   Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA)

Het naast elkaar bestaan van de verschillende rassen heeft ervoor gezorgd dat zowel oude als huidige rassen en de kruisingen ervan zijn erkend als het „Extremadura”-ras op het Iberisch schiereiland.

Het kruisen van de „Blanca Cacereña” met de zwarte onderpoten heeft geleid tot de „Ganado barroso cacereño” en de „Colorada extremeña” van het huidige ras „Retinta”. Deze kruisingen waren zeer goed vertegenwoordigd bij de nationale veewedstrijden van 1913. Het ras ontwikkelde zich tot „Cacereña” in de jaren 1922, 1926 en 1930 (in de laatste twee jaar in de vorm van „paradas de Cabestros”). Het ontwikkelde zich verder in de jaren 1953, 1956 en 1959, en verdween om in 1975 terug te verschijnen op een tentoonstelling met een kudde in staatseigendom. (Sánchez Belda A., Publicaciones de Extensión Agraria, 1984).

Ook wordt in de gastronomie van Extremadura in talrijke recepten verwezen naar dit kalfsvlees: Ternera asada al estilo de la Vera (gebraden kalfsvlees op de wijze van Vera) (in „Cocina Tradicional de la Vera”, José V. Serradilla Muñoz, 1992, 3e uitgave 1999, Gráficas Romero de Jaraíz de la Vera (Cáceres)); Envueltillos Ternera (omhuld kalfsvlees) (in „La Cocina día a día, Cocina extremeña”, Ana María Calera, 1987, Plaza y Janes S.A); Chuletas de vaca a la extremeña (rundskoteletten op de wijze van Extremadura) (in „Gran Enciclopedia de La Cocina”, ABC, 1994 Ediciones Nobel SA, Madrid), of Entrecot al modo de Cáceres (entrecote op de wijze van Cáceres) (in „Cocina Extremeña”, Teclo Villalón y Pedro Plasencia, 1999 Everest).

Ook in de twintigste eeuw vinden we verwijzingen naar ons vee, zoals op 10 januari 1927 wanneer de „Sociedad Productos de la Ganadería Extremeña” werd opgericht om het toekomstige slachthuis van Mérida te exploiteren. Iets later, rond 1930, wordt hier opnieuw naar verwezen bij de verschillende overschotproducten die buiten Extremadura worden verkocht. Op dat ogenblik worden de mestrunderen verhandeld op markten buiten de regio, waar 62 % van het totale levend gewicht werd verkocht. (Extremadura: la historia, Archivo Ediciones Extremeñas, S.L.1997).

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier

(Artikel 5, lid 7, van Verordening (EG) nr. 510/2006)

http://www.gobex.es/filescms/con03/uploaded_files/SectoresTematicos/Agroalimentario/Denominacionesdeorigen/IGP_TerneraDeExtremadura_PliegoCondiciones.pdf


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 1. Vervangen door Richtlijn (EU) nr. 1151/2012.

(3)  Zie voetnoot 1.

(4)  Zie voetnoot 2.

(5)  PB L 123 van 7.5.1981, blz. 3.