ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 108

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

60e jaargang
6 april 2017


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2017/C 108/01

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.8419 — Segro/PSPIB/SELP/Target assets) ( 1 )

1


 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2017/C 108/02

Wisselkoersen van de euro

2

2017/C 108/03

Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 18 juli 2016 betreffende een ontwerpbesluit in zaak AT.39824 — Vrachtwagens — Rapporteur: Letland

3

2017/C 108/04

Eindverslag van de raadadviseur-auditeur — Vrachtwagens (AT.39824)

4

2017/C 108/05

Samenvatting van het besluit van de Commissie van 19 juli 2016 inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-overeenkomst (Zaak AT.39824 — Vrachtwagens) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 4673)

6

 

Rekenkamer

2017/C 108/06

Speciaal verslag nr. 5/2017 — Jeugdwerkloosheid — heeft het EU-beleid een verschil gemaakt? Een evaluatie van de jongerengarantie en het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief

9

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

2017/C 108/07

Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij

10

2017/C 108/08

Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij

10

2017/C 108/09

Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij

11


 

V   Bekendmakingen

 

GERECHTELIJKE PROCEDURES

 

EVA-Hof

2017/C 108/10

Arrest van het Hof van 29 juli 2016 in zaak E-25/15 — Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen IJsland (Niet-nakoming door een EVA-staat van de op hem rustende verplichtingen — Staatssteun — Artikel 14, lid 3, van deel II van Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst — Niet-terugvordering van onrechtmatig verleende steun)

12

2017/C 108/11

Arrest van het Hof van 29 juli 2016 in zaak E-30/15 — Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen IJsland (Niet-nakoming door een EVA-staat van de op hem rustende verplichtingen — Niet-nakoming — Richtlijn 2011/62/EU tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik)

13

2017/C 108/12

Arrest van het Hof van 29 juli 2016 in zaak E-31/15 — Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen IJsland (Niet-voldoen van een EVA-staat aan zijn verplichtingen — Niet-omzetting — Richtlijn 2011/77/EU tot wijziging van Richtlijn 2006/116/EG betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten)

14

2017/C 108/13

Arrest van het Hof van 29 juli 2016 in zaak E-32/15 — Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen het Vorstendom Liechtenstein (Niet-nakoming door een EVA-staat van de op hem rustende verplichtingen — Niet-nakoming — Richtlijn 2006/126/EG — Richtlijn 2011/94/EU — Richtlijn 2012/36/EU)

15

2017/C 108/14

Beroep tegen IJsland, ingesteld door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA op 1 februari 2017 (Zaak E-2/17)

16

2017/C 108/15

Beroep tegen IJsland, ingesteld door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA op 1 februari 2017 (Zaak E-3/17)

17

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2017/C 108/16

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.8312 — Panasonic Corporation/Ficosa International) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

18

2017/C 108/17

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.8391 — Toyota Industries Europe/Vive) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

19

 

ANDERE HANDELINGEN

 

Europese Commissie

2017/C 108/18

Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

20


 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

 


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

6.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 108/1


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.8419 — Segro/PSPIB/SELP/Target assets)

(Voor de EER relevante tekst)

(2017/C 108/01)

Op 29 maart 2017 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32017M8419. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

6.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 108/2


Wisselkoersen van de euro (1)

5 april 2017

(2017/C 108/02)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,0678

JPY

Japanse yen

118,49

DKK

Deense kroon

7,4354

GBP

Pond sterling

0,85510

SEK

Zweedse kroon

9,5748

CHF

Zwitserse frank

1,0708

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

9,1665

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

27,058

HUF

Hongaarse forint

309,91

PLN

Poolse zloty

4,2315

RON

Roemeense leu

4,5397

TRY

Turkse lira

3,9404

AUD

Australische dollar

1,4085

CAD

Canadese dollar

1,4291

HKD

Hongkongse dollar

8,2957

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,5319

SGD

Singaporese dollar

1,4948

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 202,72

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

14,6327

CNY

Chinese yuan renminbi

7,3638

HRK

Kroatische kuna

7,4578

IDR

Indonesische roepia

14 227,37

MYR

Maleisische ringgit

4,7314

PHP

Filipijnse peso

53,532

RUB

Russische roebel

59,6596

THB

Thaise baht

36,860

BRL

Braziliaanse real

3,2974

MXN

Mexicaanse peso

20,0177

INR

Indiase roepie

69,2930


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


6.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 108/3


Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 18 juli 2016 betreffende een ontwerpbesluit in zaak AT.39824 — Vrachtwagens

Rapporteur: Letland

(2017/C 108/03)

1.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de mededingingsbeperkende gedraging waarop het ontwerpbesluit betrekking heeft, overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen tussen de betrokken ondernemingen zijn in de zin van artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-overeenkomst.

2.

Het Adviescomité is het eens met de beoordeling die de Commissie in het ontwerpbesluit heeft gemaakt van de omvang van de productmarkt en de geografische markt waarop de overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen betrekking hebben.

3.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de ondernemingen waarop het ontwerpbesluit betrekking heeft, hebben deelgenomen aan één voortdurende inbreuk op artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-overeenkomst.

4.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen voor de inbreuken als beschreven in het ontwerpbesluit ertoe strekten de mededinging te beperken in de zin van artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-overeenkomst.

5.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen als beschreven in het ontwerpbesluit de handel tussen de lidstaten van de EU merkbaar ongunstig konden beïnvloeden.

6.

Het Adviescomité is het eens met de beoordeling van de Commissie wat betreft de duur van de inbreuk als beschreven in het ontwerpbesluit.

7.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat betreft de adressaten van het besluit.

8.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat aan de adressaten van het ontwerpbesluit geldboeten moeten worden opgelegd.

9.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat betreft de toepassing in het ontwerpbesluit van de richtsnoeren van 2006 voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 23, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1/2003 worden opgelegd.

10.

Het Adviescomité is het met Commissie eens wat betreft de bepaling van de waarde van de verkopen die voor de berekening van de in het ontwerpbesluit opgelegde geldboeten wordt gebruikt.

11.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat betreft de basisbedragen van de geldboeten voor het ontwerpbesluit.

12.

Het Adviescomité is het eens met de vaststelling van de duur van de inbreuk voor de berekening van de geldboeten voor het ontwerpbesluit.

13.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat er in deze zaak voor de gemaakte inbreuk geen verzwarende omstandigheden van toepassing zijn.

14.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat er in deze zaak voor de gemaakte inbreuk geen verzachtende omstandigheden van toepassing zijn.

15.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat betreft de in het ontwerpbesluit op grond van de clementieregeling van 2006 toegekende boetekorting.

16.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat betreft de in het ontwerpbesluit op grond van de schikkingsmededeling van 2008 toegekende boetekorting.

17.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat betreft de eindbedragen van de geldboeten voor het ontwerpbesluit.

18.

Het Adviescomité beveelt aan dat zijn advies wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


6.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 108/4


Eindverslag van de raadadviseur-auditeur (1)

Vrachtwagens

(AT.39824)

(2017/C 108/04)

1.

Dit verslag betreft een ontwerpschikkingsbesluit in een kartelzaak dat zal worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 10 bis van Verordening (EG) nr. 773/2004 (2) (hierna „het ontwerpbesluit” genoemd).

2.

Het ontwerpbesluit is gericht tot 15 rechtspersonen (hierna „de adressaten van het ontwerpbesluit” genoemd), die elk deel uitmaken van een van deze vijf ondernemingen: MAN, Volvo, Daimler, Iveco en DAF (hierna „de schikkende ondernemingen” genoemd) (3).

3.

Volgens het ontwerpbesluit waren de schikkende ondernemingen betrokken bij heimelijke afspraken over prijsstelling en verhogingen van de brutoadviesprijs binnen de Europese Economische Ruimte voor middelzware en zware vrachtwagens, alsmede afspraken over het tijdstip voor en het doorberekenen van kosten voor de door herziene emissienormen vereiste introductie van technologieën voor middelzware en zware vrachtwagens.

4.

De zaak kwam er na een verzoek om boete-immuniteit. Naar aanleiding van begin 2011 uitgevoerde inspecties heeft de Commissie drie clementieverzoeken ontvangen.

5.

Op 20 november 2014 heeft de Commissie de procedure van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 773/2004 ingeleid ten aanzien van de schikkende ondernemingen en één andere onderneming (hierna „de zesde onderneming” genoemd). Op het tijdstip van dit verslag liep de procedure ten aanzien van de zesde onderneming nog volgens de algemene procedure (zonder schikking) van Verordening (EG) nr. 773/2004 (4).

6.

Op 20 november 2014 heeft de Commissie ook een mededeling van punten van bezwaar vastgesteld in zaak AT.39824. Tussen 20 en 24 november 2014 is de adressaten van het ontwerpbesluit en drie entiteiten die deel uitmaken van de zesde onderneming, kennis gegeven van de mededeling van punten van bezwaar (hierna „de adressaten van de mededeling van punten van bezwaar” genoemd).

7.

Alle adressaten van de mededeling van punten van bezwaar hebben om toegang tot het onderzoekdossier van de Commissie verzocht. In december 2014 heeft directoraat-generaal Concurrentie van de Commissie (hierna „DG Concurrentie” genoemd) het hoofddeel van het toegankelijke dossier aan de adressaten van de mededeling van punten van bezwaar beschikbaar gesteld. Voor het deel van het dossier van de Commissie dat bijzondere vertrouwelijkheidsmaatregelen vergde, heeft DG Concurrentie procedures voor beperkte toegang opgezet (al dan niet in de lokalen van DG Concurrentie). Hiermee konden externe raadslieden bepalen van welke documenten hun cliënten een niet-vertrouwelijke versie zouden vragen. Deze procedures voor beperkte toegang gingen in december 2014 van start. In februari en maart 2015 zijn bij DG Concurrentie verzoeken ingekomen om niet-vertrouwelijke versies van documenten die tijdens de procedures voor beperkte toegang werden geïdentificeerd. In februari 2016 heeft DG Concurrentie de overeenkomstige niet-vertrouwelijke versies verschaft.

8.

Tussen 1 september 2015 and 3 juni 2016 heeft de Commissie schikkingsgesprekken gevoerd met de adressaten van de mededeling van punten van bezwaar die in juli 2015 informeel contact hadden gezocht met de Commissie en hadden aangegeven belangstelling te hebben om eventueel verklaringen met het oog op een schikking in te dienen overeenkomstig artikel 10 bis van Verordening (EG) nr. 773/2004.

9.

Tussen 15 en 21 juni 2016 hebben de adressaten van het ontwerpbesluit, overeenkomstig artikel 10 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 773/2004, bij de Commissie verklaringen met het oog op een schikking ingediend. Elk van deze verklaringen bevatte onder meer de erkenning dat de adressaat van het betrokken ontwerpbesluit voldoende was geïnformeerd over de bezwaren die de Commissie ten aanzien van deze partij had gemaakt, en dat hij voldoende gelegenheid had gekregen om zijn standpunt aan de Commissie kenbaar te maken.

10.

In deze zaak heb ik geen verzoeken of klachten ontvangen (5).

11.

Overeenkomstig artikel 16 van Besluit 2011/695/EU heb ik mij ervan vergewist dat het ontwerpbesluit alleen ziet op punten van bezwaar ten aanzien waarvan de adressaten van het ontwerpbesluit in de gelegenheid zijn gesteld hun standpunten kenbaar te maken. Ik ben tot de conclusie gekomen dat dit het geval is.

12.

Gelet op het bovenstaande ben ik van oordeel dat de daadwerkelijke uitoefening van de procedurele rechten van de adressaten van het ontwerpbesluit is geëerbiedigd.

Brussel, 18 juli 2016.

Wouter WILS


(1)  Opgesteld overeenkomstig de artikelen 16 en 17 van Besluit 2011/695/EU van de voorzitter van de Europese Commissie van 13 oktober 2011 betreffende de functie en het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures (PB L 275 van 20.10.2011, blz. 29).

(2)  Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 18), gewijzigd, met name bij Verordening (EG) nr. 622/2008 van de Commissie (PB L 171 van 1.7.2008, blz. 3). Zie ook de mededeling van de Commissie betreffende schikkingsprocedures met het oog op de vaststelling van beschikkingen op grond van de artikelen 7 en 23 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad in kartelzaken (PB C 167 van 2.7.2008, blz. 1) (hierna „de schikkingsmededeling” genoemd).

(3)  Gegroepeerd volgens schikkende onderneming zijn de adressaten van het ontwerpbesluit als volgt: i) MAN SE, MAN Truck & Bus AG, MAN Truck & Bus Deutschland GmbH; ii) AB Volvo (publ), Volvo Lastvagnar AB, Volvo Group Trucks Central Europe GmbH, Renault Trucks SAS; iii) Daimler AG; iv) Fiat Chrysler Automobiles NV, CNH Industrial NV, Iveco SpA, Iveco Magirus AG, en v) PACCAR Inc, DAF Trucks NV, en DAF Trucks Deutschland GmbH.

(4)  Zie deel 2.2 van de schikkingsmededeling, met name punt 19.

(5)  Op grond van artikel 15, lid 2, van Besluit 2011/695/EU kunnen partijen bij procedures in kartelzaken die overeenkomstig artikel 10 bis van Verordening (EG) nr. 773/2004 gesprekken met het oog op een schikking aangaan, in elk stadium van de schikkingsprocedure op de raadadviseur-auditeur een beroep doen om zeker te zijn dat ze hun procedurele rechten daadwerkelijk kunnen uitoefenen. Zie ook punt 18 van de schikkingsmededeling en artikel 3, lid 7, van Besluit 2011/695/EU.


6.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 108/6


Samenvatting van het besluit van de Commissie

van 19 juli 2016

inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-overeenkomst

(Zaak AT.39824 — Vrachtwagens)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 4673)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(2017/C 108/05)

Op 19 juli 2016 heeft de Commissie een besluit vastgesteld inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-overeenkomst. Overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad  (1) publiceert de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van het besluit, waaronder de opgelegde sancties, rekening houdende met het rechtmatige belang van de ondernemingen inzake de bescherming van hun bedrijfsgeheimen.

1.   INLEIDING

(1)

In het besluit gaat het om één voortdurende inbreuk op artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-overeenkomst.

(2)

Het besluit is tot de volgende entiteiten gericht: MAN SE, MAN Truck & Bus AG, MAN Truck & Bus Deutschland GmbH (hierna tezamen „MAN” genoemd); Daimler AG (hierna „Daimler” genoemd); Fiat Chrysler Automobiles NV, CNH Industrial NV, Iveco SpA, Iveco Magirus AG (hierna tezamen „Iveco” genoemd); AB Volvo (publ), Volvo Lastvagnar AB, Renault Trucks SAS, Volvo Group Trucks Central Europe GmbH (hierna tezamen „Volvo/Renault” genoemd), en PACCAR Inc, DAF Trucks Deutschland GmbH, DAF Trucks NV, DAF (hierna tezamen „DAF” genoemd).

2.   BESCHRIJVING VAN DE ZAAK

2.1.   De procedure

(3)

Naar aanleiding van een immuniteitsverzoek dat MAN op 20 september 2010 had ingediend, heeft de Commissie tussen 18 en 21 januari 2011 inspecties uitgevoerd op de locaties van diverse vrachtwagenbouwers. Op 28 januari 2011 heeft Volvo/Renault een verzoek voor boetevermindering ingediend, op 10 februari 2011 om 10.00 uur gevolgd door Daimler en op 10 februari 2011 om 22.22 uur gevolgd door Iveco.

(4)

Op 20 november 2014 heeft de Commissie de procedure van artikel 11, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1/2003 ingeleid ten aanzien van DAF, Daimler, Iveco, MAN, Volvo/Renault, en heeft zij een mededeling van punten van bezwaar vastgesteld, waarvan die entiteiten kennis is gegeven.

(5)

Na de vaststelling van de mededeling van punten van bezwaar hebben de adressaten ervan informeel contact opgenomen met de Commissie, met het verzoek om de zaak verder via de schikkingsprocedure te behandelen. De Commissie heeft besloten om voor deze zaak een schikkingsprocedure in te leiden nadat elk van de adressaten had bevestigd bereid te zijn schikkingsgesprekken aan te gaan. Vervolgens hebben MAN, DAF, Daimler, Volvo/Renault en Iveco een formeel verzoek tot schikking bij de Commissie ingediend overeenkomstig artikel 10 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie (2).

(6)

Het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities heeft op 18 juli 2016 een gunstig advies uitgebracht, waarna de Commissie op 19 juli 2016 het besluit heeft vastgesteld.

2.2.   Adressaten en duur van de inbreuk

(7)

De adressaten van het besluit hebben aan heimelijke afspraken deelgenomen en/of worden daarvoor aansprakelijk gehouden omdat ze artikel 101 van het Verdrag in de hieronder aangegeven perioden hebben geschonden. Op grond van punt 26 van de richtsnoeren boetetoemeting heeft Volvo/Renault gedeeltelijke immuniteit gekregen voor de periode van 17 januari 1997 tot en met 15 januari 2001.

Entiteit

Duur

MAN SE,

MAN Truck & Bus AG,

MAN Truck & Bus Deutschland GmbH

17 januari 1997-20 september 2010

Daimler AG

17 januari 1997-18 januari 2011

Fiat Chrysler Automobiles NV

CNH Industrial NV,

Iveco SpA,

Iveco Magirus AG

17 januari 1997-18 januari 2011

AB Volvo (publ),

Volvo Lastvagnar AB,

Renault Trucks SAS,

Volvo Group Trucks Central Europe GmbH,

17 januari 1997-18 januari 2011

PACCAR Inc

DAF Trucks Deutschland GmbH,

DAF Trucks NV,

17 januari 1997-18 januari 2011

2.3.   Samenvatting van de inbreuk

(8)

De producten waarop de inbreuk ziet, zijn vrachtwagens van tussen 6 en 16 ton („middelzware vrachtwagens”) en vrachtwagens van méér dan 16 ton („zware vrachtwagens”), zowel vrachtwagens als trekker-opleggers (hierna worden al deze types vrachtwagens tezamen „vrachtwagens” genoemd) (3). Deze zaak ziet niet op aftersales, andere diensten en garanties voor vrachtwagens, de verkoop van tweedehandsvrachtwagens of andere goederen of diensten.

(9)

De inbreuk bestond uit heimelijke afspraken over prijsstelling en verhogingen van de brutoadviesprijs in de EER voor vrachtwagens, en het tijdstip voor en het doorberekenen van kosten voor de invoering van voor de EURO 3- tot EURO 6-normen vereiste emissietechnologieën voor middelzware en zware vrachtwagens. De hoofdkantoren van de adressaten waren tot 2004 rechtstreeks betrokken bij het overleg over prijzen, prijsverhogingen en de invoering van nieuwe emissienormen. Zeker vanaf augustus 2002 vond overleg plaats via Duitse dochterondernemingen die, in verschillende mate, rapporteerden aan hun hoofdkantoren. De informatie-uitwisseling verliep zowel multilateraal als bilateraal.

(10)

Bij deze heimelijke regelingen ging het om overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragen met betrekking tot prijsstelling en verhogingen van de brutoadviesprijs, met het oog op het afstemmen van de brutoprijzen binnen de EER en het tijdstip voor en het doorberekenen van kosten voor de invoering van voor de EURO 3- tot EURO 6-normen vereiste emissietechnologieën.

(11)

De inbreuk bestreek de hele EER en liep van 17 januari 1997 tot en met 18 januari 2011.

2.4.   Sancties

(12)

In het besluit worden de richtsnoeren boetetoemeting van 2006 (4) toegepast. Met uitzondering van MAN worden in het besluit aan alle in punt 7 genoemde entiteiten geldboeten opgelegd.

2.4.1.   Basisbedrag van de geldboete

(13)

Bij de vaststelling van de boetebedragen heeft de Commissie rekening gehouden met de verkopen van de betrokken ondernemingen voor zware en middelzware vrachtwagens (zoals omschreven in punt 8) in de EER in het laatste jaar vóór het eind van de inbreuk; het feit dat prijscoördinatie tot de schadelijkste vormen van concurrentiebeperking behoort; de duur van de inbreuk; het hoge marktaandeel van de adressaten op de Europese markt voor zware en middelzware vrachtwagens, en het feit dat de inbreuk de hele EER bestreek. Ze heeft het boetebedrag nog met een extra bedrag verhoogd om ondernemingen af te schrikken van praktijken inzake prijscoördinatie.

2.4.2.   Aanpassingen van het basisbedrag

(14)

De Commissie heeft geen verzwarende of verzachtende omstandigheden in aanmerking genomen.

2.4.3.   Toepassing van de clementieregeling

(15)

MANN kreeg volledige boete-immuniteit. Volvo/Renault zag haar geldboete met 40 % gekort, Daimler met 30 % en Iveco met 10 %.

2.4.4.   Toepassing van de mededeling betreffende schikkingsprocedures

(16)

Op grond van de mededeling betreffende schikkingsprocedures is het boetebedrag voor alle partijen met nog eens 10 % verlaagd.

3.   CONCLUSIE

(17)

Overeenkomstig artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003 zijn de volgende geldboeten opgelegd:

a)

0 EUR

aan MAN SE, MAN Truck & Bus AG en MAN Truck & Bus Deutschland GmbH, hoofdelijk aansprakelijk;

b)

670 448 000 EUR

aan AB Volvo (publ), Volvo Lastvagnar AB en Renault Trucks SAS, hoofdelijk aansprakelijk, waarbij

Volvo Group Trucks Central Europe GmbH hoofdelijk aansprakelijk wordt gehouden voor een bedrag van 468 855 017 EUR;

c)

1 008 766 000 EUR

aan Daimler AG

d)

494 606 000 EUR

aan Iveco SpA, waarbij

1.

Fiat Chrysler Automobiles NV hoofdelijk aansprakelijk wordt gehouden voor een bedrag van 156 746 105 EUR,

2.

Fiat Chrysler Automobiles NV en Iveco Magirus AG hoofdelijk aansprakelijk worden gehouden voor een bedrag van 336 119 346 EUR, en

3.

CNH Industrial NV en Iveco Magirus AG hoofdelijk aansprakelijk worden gehouden voor een bedrag van 1 740 549 EUR;

e)

752 679 000 EUR

aan PACCAR Inc en DAF Trucks NV, hoofdelijk aansprakelijk, waarbij

DAF Trucks Deutschland GmbH hoofdelijk aansprakelijk wordt gehouden voor een bedrag van 376 118 773 EUR.


(1)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.

(2)  PB L 123 van 27.4.2004, blz. 18.

(3)  Uitgesloten zijn vrachtwagens voor militair gebruik.

(4)  Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 23, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1/2003 worden opgelegd (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1).


Rekenkamer

6.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 108/9


Speciaal verslag nr. 5/2017

„Jeugdwerkloosheid — heeft het EU-beleid een verschil gemaakt? Een evaluatie van de jongerengarantie en het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief”

(2017/C 108/06)

De Europese Rekenkamer deelt u mede dat Speciaal verslag nr. 5/2017 „Jeugdwerkloosheid — heeft het EU-beleid een verschil gemaakt? Een evaluatie van de jongerengarantie en het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief” zojuist gepubliceerd is.

Het verslag kan worden ingezien op of gedownload van de website van de Europese Rekenkamer: http://eca.europa.eu of van EU Bookshop: https://bookshop.europa.eu


INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

6.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 108/10


Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij

(2017/C 108/07)

Krachtens artikel 35, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), is besloten de visserij te sluiten overeenkomstig de bepalingen in de onderstaande tabel:

Datum en tijdstip van sluiting

16.2.2017

Duur

16.2.2017-31.12.2017

Lidstaat

Frankrijk

Bestand of groep bestanden

SBR/678-

Soort

Zeebrasem (Pagellus bogaraveo)

Gebied

Wateren van de Unie en internationale wateren van VI, VII en VIII

Vissersvaartuigtype(s)

Referentienummer

04/TQ2285


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.


6.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 108/10


Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij

(2017/C 108/08)

Krachtens artikel 35, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), is besloten de visserij te sluiten overeenkomstig de bepalingen in de onderstaande tabel:

Datum en tijdstip van sluiting

1.1.2017

Duur

1.1.2017-31.12.2017

Lidstaat

Spanje

Bestand of groep bestanden

BUM/ATLANT

Soort

Blauwe marlijn (Makaira nigricans)

Gebied

Atlantische Oceaan

Vissersvaartuigtype(s)

Referentienummer

05/TQ127


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.


6.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 108/11


Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij

(2017/C 108/09)

Krachtens artikel 35, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), is besloten de visserij te sluiten overeenkomstig de bepalingen in de onderstaande tabel:

Datum en tijdstip van sluiting

1.1.2017

Duur

1.1.2017-31.12.2017

Lidstaat

Spanje

Bestand of groep bestanden

WHM/ATLANT

Soort

Witte marlijn (Tetrapturus albidus)

Gebied

Atlantische Oceaan

Vissersvaartuigtype(s)

Referentienummer

06/TQ127


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.


V Bekendmakingen

GERECHTELIJKE PROCEDURES

EVA-Hof

6.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 108/12


ARREST VAN HET HOF

van 29 juli 2016

in zaak E-25/15

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen IJsland

(Niet-nakoming door een EVA-staat van de op hem rustende verplichtingen — Staatssteun — Artikel 14, lid 3, van deel II van Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst — Niet-terugvordering van onrechtmatig verleende steun)

(2017/C 108/10)

In zaak E-25/15, Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen IJsland — VERZOEK om een verklaring dat IJsland, door niet binnen de gestelde termijn alle noodzakelijke maatregelen te nemen om van de begunstigden de staatssteun terug te vorderen die onverenigbaar is verklaard met de werking van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte bij de artikelen 2, 3, 4 en 5 van Besluit nr. 404/14/COL van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA van 8 oktober 2014 betreffende de regeling voor de stimulering van investeringen (Investment Incentive Scheme) in IJsland, door niet binnen de gestelde termijn alle uitstaande betalingen als bedoeld in artikel 7, derde zin, van dit besluit te annuleren en door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA niet binnen de gestelde termijn de informatie te verstrekken die wordt bedoeld in artikel 8 van dat besluit, niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 14, lid 3, van deel II van Protocol nr. 3 bij de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie, en uit hoofde van de artikelen 6, 7 en 8 van Besluit nr. 404/14/COL van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, heeft het Hof, samengesteld uit Carl Baudenbacher, voorzitter, Per Christiansen (rechter-rapporteur) en Páll Hreinsson, rechters, op 29 juli 2016 een arrest gewezen, waarvan het dictum als volgt luidt:

Het Hof:

1.

Verklaart dat IJsland niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 14, lid 3, van deel II van Protocol nr. 3 bij de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie, en de artikelen 6, 7 en 8 van Besluit nr. 404/14/COL van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA van 8 oktober 2014 betreffende de regeling voor de stimulering van investeringen in IJsland, door niet binnen de gestelde termijnen alle maatregelen te nemen die nodig zijn voor de terugvordering bij de begunstigden van de staatssteun die bij de artikelen 3, 4 en 5 van dat besluit onverenigbaar met de werking van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte is verklaard, eventuele uitstaande bedragen bedoeld in artikel 7, derde volzin, van dat besluit niet te annuleren en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA niet de informatie als bedoeld in artikel 8 van dat besluit te verstrekken.

2.

Verwijst IJsland in de kosten van de procedure.


6.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 108/13


ARREST VAN HET HOF

van 29 juli 2016

in zaak E-30/15

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen IJsland

(Niet-nakoming door een EVA-staat van de op hem rustende verplichtingen — Niet-nakoming — Richtlijn 2011/62/EU tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik)

(2017/C 108/11)

In zaak E-30/15, Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen IJsland — VERZOEK om een verklaring dat IJsland niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit hoofde van het besluit waarnaar wordt verwezen in punt 15q van hoofdstuk XIII van bijlage II bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Richtlijn 2011/62/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik, om te verhinderen dat vervalste geneesmiddelen in de legale distributieketen belanden), zoals aangepast aan de EER-overeenkomst bij Protocol 1 daarbij, en uit hoofde van artikel 7 van de EER-overeenkomst, door niet de maatregelen te nemen die nodig zijn om dat besluit binnen de gestelde termijn uit te voeren, of in elk geval door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA daarvan niet in kennis te stellen, heeft het Hof, samengesteld uit Carl Baudenbacher, voorzitter, Per Christiansen (rechter-rapporteur) en Páll Hreinsson, rechters, op 29 juli 2016 een arrest gewezen, waarvan het dictum als volgt luidt:

Het Hof:

1.

Verklaart dat IJsland niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit hoofde van het besluit waarnaar wordt verwezen in punt 15q van hoofdstuk XIII van bijlage II bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Richtlijn 2011/62/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik, om te verhinderen dat vervalste geneesmiddelen in de legale distributieketen belanden), zoals aangepast aan de EER-overeenkomst bij Protocol 1 daarbij, en bij artikel 7 van de EER-overeenkomst, door niet de maatregelen te nemen die nodig zijn om het besluit binnen de gestelde termijn uit te voeren.

2.

Verwijst IJsland in de kosten van de procedure.


6.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 108/14


ARREST VAN HET HOF

van 29 juli 2016

in zaak E-31/15

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen IJsland

(Niet-voldoen van een EVA-staat aan zijn verplichtingen — Niet-omzetting — Richtlijn 2011/77/EU tot wijziging van Richtlijn 2006/116/EG betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten)

(2017/C 108/12)

In zaak E-31/15, de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen IJsland — VERZOEK om vast te stellen dat IJsland, door het niet binnen de gestelde termijn goedkeuren of kennis geven aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA van de maatregelen die nodig zijn voor de omzetting van het besluit waarnaar is verwezen onder het streepje van punt 9f van bijlage XVII bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Richtlijn 2011/77/EU van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2011 tot wijziging van Richtlijn 2006/116/EG betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten), aangepast aan de EER-overeenkomst bij Protocol 1 daarbij, zijn verplichtingen uit hoofde van dat besluit en artikel 7 van de EER-overeenkomst niet is nagekomen, heeft het Hof, samengesteld uit Carl Baudenbacher, voorzitter, Per Christiansen (rechter-rapporteur) en Páll Hreinsson, rechters, op 29 juli 2016, een arrest gewezen, waarvan het dictum als volgt luidt:

Het Hof:

1.

stelt vast dat IJsland, door het niet binnen de gestelde termijn goedkeuren van de maatregelen die nodig zijn voor de omzetting van het besluit waarnaar is verwezen onder het streepje van punt 9f van bijlage XVII bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Richtlijn 2011/77/EU van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2011 tot wijziging van Richtlijn 2006/116/EG betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten), aangepast aan de EER-overeenkomst bij Protocol 1 daarbij, zijn verplichtingen uit hoofde van dat besluit en artikel 7 van de EER-overeenkomst niet is nagekomen.

2.

verwijst IJsland in de kosten van de procedure.


6.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 108/15


ARREST VAN HET HOF

van 29 juli 2016

in zaak E-32/15

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen het Vorstendom Liechtenstein

(Niet-nakoming door een EVA-staat van de op hem rustende verplichtingen — Niet-nakoming — Richtlijn 2006/126/EG — Richtlijn 2011/94/EU — Richtlijn 2012/36/EU)

(2017/C 108/13)

In zaak E-32/15, Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen het Vorstendom Liechtenstein — VERZOEK om een verklaring dat het Vorstendom Liechtenstein niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit hoofde van de handelingen waarnaar wordt verwezen in punt 24f van bijlage XIII bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende het rijbewijs (herschikking), Richtlijn 2011/94/EU van de Commissie van 28 november 2011 houdende wijziging van Richtlijn 2006/126/EG en Richtlijn 2012/36/EU van de Commissie van 19 november 2012 tot wijziging van Richtlijn 2006/126/EG), zoals aangepast aan de EER-overeenkomst bij Protocol 1 daarbij, en uit hoofde van artikel 7 van de overeenkomst, door niet binnen de gestelde termijn de maatregelen te nemen die nodig zijn ter uitvoering van de handelingen, of in elk geval door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA daarvan niet in kennis te stellen, heeft het Hof, samengesteld uit Carl Baudenbacher, voorzitter, Per Christiansen en Páll Hreinsson (rechter-rapporteur), rechters, op 29 juli 2016 een arrest gewezen, waarvan het dictum luidt als volgt:

Het Hof:

1.

Verklaart dat het Vorstendom Liechtenstein niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit hoofde van de handelingen waarnaar wordt verwezen in punt 24f van bijlage XIII bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende het rijbewijs (herschikking), Richtlijn 2011/94/EU van de Commissie van 28 november 2011 houdende wijziging van Richtlijn 2006/126/EG en Richtlijn 2012/36/EU van de Commissie van 19 november 2012 tot wijziging van Richtlijn 2006/126/EG), zoals aangepast aan de Overeenkomst bij Protocol 1 daarvan, en uit hoofde van artikel 7 van de Overeenkomst, door niet binnen de gestelde termijnen de maatregelen te nemen die nodig zijn ter uitvoering van de handelingen.

2.

Verwijst het Vorstendom Liechtenstein in de kosten van de procedure.


6.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 108/16


Beroep tegen IJsland, ingesteld door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA op 1 februari 2017

(Zaak E-2/17)

(2017/C 108/14)

Op 1 februari 2017 is bij het EVA-Hof beroep ingesteld tegen IJsland door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, vertegenwoordigd door Carsten Zatschler en Maria Moustakali, optredend als gemachtigden van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, Belliardstraat 35, 1040 Brussel, België.

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA vraagt het EVA-Hof het volgende vast te stellen:

1.

Door het handhaven van: i) een vergunningenstelsel voor de invoer van rauwe eieren en producten op basis van rauwe eieren, zoals het stelsel dat is vastgesteld in artikel 10 van Wet nr. 25/1993 en de artikelen 3, onder e), en 4 van Verordening (IS) nr. 448/2012; ii) een vergunningenstelsel voor de invoer van niet-gepasteuriseerde melk en zuivelproducten verkregen uit niet-gepasteuriseerde melk en bijkomende vereisten, zoals vastgesteld in artikel 10 van Wet nr. 25/1993 en artikel 3, onder f), en de artikelen 4 en 5 van Verordening (IS) nr. 448/2012, en een verbod op het in de handel brengen van ingevoerde zuivelproducten verkregen uit niet-gepasteuriseerde melk, zoals vastgesteld in artikel 7 bis van Verordening (IS) nr. 104/2010, en iii) een administratieve praktijk om invoerders ertoe te verplichten aangifte te doen van en goedkeuring te verkrijgen voor de invoer van producten op basis van behandelde eieren en zuivelproducten, zoals die welke is ingesteld in de context van de toepassing van Verordening (IS) nr. 448/2012, heeft IJsland niet voldaan aan zijn verplichtingen uit hoofde van de handeling waarvan sprake in punt 1.1.1 van hoofdstuk I van bijlage I bij de EER-overeenkomst, Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt zoals gewijzigd en zoals aangepast aan de EER-overeenkomst bij Protocol 1 daarbij en bij de sectoriële aanpassingen in bijlage I daarbij, en met name artikel 5 van die richtlijn.

2.

IJsland wordt verwezen in de kosten van de procedure.

Feiten en argumenten:

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA stelt dat IJsland zijn verplichtingen krachtens Richtlijn 89/662/EEG niet is nagekomen door: i) het handhaven van een vergunningenstelsel voor de invoer van rauwe eieren en producten op basis van rauwe eieren; ii) het handhaven van een vergunningenstelsel voor de invoer van niet-gepasteuriseerde melk en zuivelproducten verkregen uit niet-gepasteuriseerde melk en bijkomende vereisten en een verbod op het in de handel brengen van ingevoerde zuivelproducten verkregen uit niet-gepasteuriseerde melk, en iii) het handhaven van een administratieve praktijk om invoerders ertoe te verplichten aangifte te doen van en goedkeuring te verkrijgen voor de invoer van producten op basis van behandelde eieren.

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA stelt dat de regels betreffende de handel binnen de EER in producten van dierlijke oorsprong en veterinaire controles worden geharmoniseerd op het niveau van de EER. Richtlijn 89/662/EEG van de Raad regelt veterinaire controles in het handelsverkeer binnen de EER van producten van dierlijke oorsprong. De belangrijkste doelstelling ervan is de afschaffing van veterinaire controles aan de binnengrenzen van de EER en de versterking van de controles op de plaats van oorsprong. De bevoegde autoriteiten van de EER-staat van bestemming kunnen alleen nagaan, door middel van niet-discriminerende steekproefcontroles, of de desbetreffende EER-wetgeving wordt nageleefd.

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA stelt dat IJsland, door het handhaven van de onderhavige maatregelen, bijkomende vereisten oplegt die krachtens het geharmoniseerde kader van veterinaire controles niet toegestaan zijn.

Volgens de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA heeft het EVA-Hof in zijn arrest in zaak E-17/15 Ferskar kjötvörur ehf. tegen de IJslandse staat betreffende de beperkingen op de invoer van rauw vlees in IJsland reeds erkend dat dergelijke vereisten niet aan het EER-recht voldoen. Gelijkaardige beperkingen betreffende eier- en zuivelproducten zijn vastgesteld in de IJslandse wetgeving in kwestie.


6.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 108/17


Beroep tegen IJsland, ingesteld door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA op 1 februari 2017

(Zaak E-3/17)

(2017/C 108/15)

Op 1 februari 2017 is bij het EVA-Hof beroep ingesteld tegen IJsland door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, vertegenwoordigd door Carsten Zatschler en Maria Moustakali, optredend als gemachtigden van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, Belliardstraat 35, 1040 Brussel, België.

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA vraagt het EVA-Hof het volgende vast te stellen:

1.

Door de handhaving van een vergunningenstelsel voor vers vlees en vleesproducten, zoals vastgesteld in artikel 10 van Handeling nr. 25/1993 en de artikelen 3, 4 en 5 van Verordening (IS) nr. 448/2012, heeft IJsland niet voldaan aan zijn verplichtingen uit hoofde van de handeling waarvan sprake in punt 1.1.1 van hoofdstuk I van bijlage I bij de EER-overeenkomst, Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt zoals gewijzigd en zoals aangepast aan de EER-overeenkomst bij Protocol 1 daarbij en bij de sectoriële aanpassingen in bijlage I daarbij, en met name artikel 5 van die richtlijn.

2.

IJsland wordt verwezen in de kosten van de procedure.

Feiten en argumenten:

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA stelt dat IJsland zijn verplichtingen krachtens Richtlijn 89/662/EEG niet is nagekomen door het handhaven van een vergunningenstelsel voor de invoer van onder meer vers vlees en vleesproducten.

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA stelt dat de regels betreffende de handel binnen de EER in producten van dierlijke oorsprong en veterinaire controles worden geharmoniseerd op het niveau van de EER. Richtlijn 89/662/EEG van de Raad regelt veterinaire controles in het handelsverkeer binnen de EER van producten van dierlijke oorsprong. De belangrijkste doelstelling ervan is de afschaffing van veterinaire controles aan de binnengrenzen van de EER en de versterking van de controles op de plaats van oorsprong. De bevoegde autoriteiten van de EER-staat van bestemming kunnen alleen nagaan, door middel van niet-discriminerende steekproefcontroles, of de desbetreffende EER-wetgeving wordt nageleefd.

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA stelt dat door de handhaving van het vergunningenstelsel voor de invoer van vers vlees en vleesproducten IJsland bijkomende vereisten oplegt die niet toegestaan zijn krachtens het geharmoniseerde kader van veterinaire controles op EER-niveau.

Volgens de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA heeft het EVA-Hof in zijn arrest in zaak E-17/15 Ferskar kjötvörur ehf. tegen de IJslandse staat reeds erkend dat een dergelijke oplegging van bijkomende vereisten niet aan het EER-recht voldoet.


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

6.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 108/18


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.8312 — Panasonic Corporation/Ficosa International)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2017/C 108/16)

1.

Op 27 maart 2017 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat Panasonic Corporation („Panasonic”, Japan) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening de uitsluitende zeggenschap verkrijgt over Ficosa International („Ficosa”, Spanje) door de verwerving van aandelen.

2.

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

—   Panasonic: ontwikkeling en engineering van elektronische technologieën en oplossingen in verschillende sectoren;

—   Ficosa: onderzoek, ontwikkeling, vervaardiging en commercialisatie van systemen en onderdelen van verschillende voertuigtypes.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de Mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax (+32 22964301), via e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer M.8312 — Panasonic Corporation/Ficosa International, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


6.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 108/19


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.8391 — Toyota Industries Europe/Vive)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2017/C 108/17)

1.

Op 29 maart 2017 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat Toyota Industries Europe AB, een volle dochteronderneming van Toyota Industries Corporation („TICO”, Japan), in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening volledige zeggenschap verkrijgt over Vive B.V. („Vive”, Nederland) door de verwerving van aandelen. Vive is de uitsluitende aandeelhouder van Vanderlande Industries Holding B.V. („Vanderlande”).

2.

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

—   TICO: vervaardiging en verkoop van personenwagens, motoren, compressoren voor airconditioners in personenwagens, gietwerkonderdelen, elektronische onderdelen, uitrusting voor goederenbehandeling, logistieke diensten en textielmachines;

—   Vive/Vanderlande: ontwerp, vervaardiging, verkoop en integratie van apparatuur voor de controle op en de automatisering van industriële processen voor luchthavens, opslag en verwerking van pakjes.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax (+32 22964301), via e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer M.8391 — Toyota Industries Europe/Vive, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


ANDERE HANDELINGEN

Europese Commissie

6.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 108/20


Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

(2017/C 108/18)

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag.

ENIG DOCUMENT

„ΠΕΥΚOΘΥΜΑΡΟΜΕΛΟ ΚΡΗΤΗΣ” (PEFKOTHYMAROMELO KRITIS)

EU nr.: PDO-EL-02142 — 17.5.2016

BOB ( X ) BGA ( )

1.   Naam/namen

„Πευκοθυμαρόμελο Κρήτης” (Pefkothymaromelo Kritis)

2.   Lidstaat of derde land

Griekenland

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel

3.1.   Productcategorie

Categorie 1.4. Andere producten van dierlijke oorsprong (eieren, honing, diverse zuivelproducten met uitzondering van boter, enz.)

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is

„Pefkothymaromelo Kritis” is een natuurlijk mengsel van tijm- en dennenhoning. De honing wordt geproduceerd op Kreta. Hij wordt verkregen door een specifieke methode voor het beheer van bijenkorven en dankzij de natuurlijke gelijktijdige aanwezigheid van laatbloeiende tijm en de honingdauw die wordt afgescheiden door Marchalina hellenica L. Dit insect leeft voornamelijk op de Turkse den (Pinus brutes Ten.) en de Aleppoden (Pinus halepensis Mill.).

Fysisch-chemische kenmerken:

Geleidbaarheid: ≥ 0,600 mS/cm; som van glucose en fructose ≥ 50 %; percentage sucrose ≤ 3 %; relatieve vochtigheid ≤ 17 %, diastase-activiteit ≥ 8 DN, hydroxymethylfurfural (HMF) ≤ 25 mg/kg; vrije zuren 20-50 meq/kg; in water oplosbare stoffen ≤ 0,1 g/100 g. De kleur is stabiel en ligt tussen 70 en 130 mm op de Pfundschaal. Het product bevat geen waarneembare acariciden of residuen van gewasbeschermingsmiddelen, bij een detectiegrens van 10 mg/kg.

Microscopische kenmerken:

„Pefkothymaromelo Kritis” kan op grond van zijn kenmerken als honingdauwhoning (woudhoning) worden aangemerkt. Het sediment bevat echter ook stuifmeelkorrels van een variërend aantal nectarhoudende planten, tot twintig verschillende soorten in een enkel honingmonster. De belangrijkste soort is de Mediterrane of kegeltijm (Coridothymus capitatus L.), aangetroffen in alle monsters in een verhouding van ≥ 10 % van het totaal aantal stuifmeelkorrels van nectarhoudende soorten.

De verhouding honingdauwelementen tot het totaal aantal stuifmeelkorrels (HDE/P-verhouding) ligt tussen 0,5 en 6,5. De honingdauwelementen bestaan uit sporen van Cladosporium en Fumago, zeldzamer ook Altenaria en Stemphylium. De kenmerkende puntige sporen van het genus Coleosporium, die in andere honingmengsels met dennenhoning worden aangetroffen, zijn niet aanwezig.

Organoleptische kenmerken:

Het product heeft een kenmerkend aroma, voornamelijk dankzij de aromatische stoffen in de tijmhoning. Door de dennenhoning is de smaak mild en blijft deze lang hangen. De helderheid en zoetheid zijn gemiddeld. Het aroma heeft bloementonen en een flauwe geur van hout en hars. De reuk is van gemiddelde sterkte, met lichte ervaringen van fruit en was. De honing blijft ten minste twaalf maanden na de oogst vloeibaar.

3.3.   Diervoeder (alleen voor producten van dierlijke oorsprong) en grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)

De bijen worden uitsluitend gevoed om de overleving van de kolonie te verzekeren. Het voeden stopt ten minste een maand voordat de bloemen gaan bloeien of voordat er honingdauw beschikbaar is. De bijenhouders geven de bijen suikerstroop van suikerbieten, suikerdeeg en proteïnevoer (stuifmeelkoekjes) wanneer de bijen geen voedsel kunnen verzamelen (nectar, stuifmeel). Het bijenvoer kan afkomstig zijn van buiten het afgebakende geografische gebied. De kenmerken en kwaliteit van de honing worden in ieder geval niet beïnvloed door de aanvullende voeding van de bijen.

3.4.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden

Alle stadia van het productieproces dienen plaats te vinden in het afgebakende geografische gebied. Om de kwaliteit en het unieke karakter van het product te waarborgen, worden de bijen verplaatst naar de dennenwouden nadat deze zich met tijm hebben gevoed, of naar gebieden waar laatbloeiende tijm in bloei is als er honingdauw op de dennenbomen aanwezig is. De honingraten worden met een zo beperkt mogelijk gebruik van rook geoogst, wanneer ten minste 3/4 van de cellen zijn verzegeld. De honing wordt gewonnen met een extractie-apparaat en overgebracht naar een bezinktank om helder te worden. De honing wordt niet boven 45 °C verhit. Ziektes worden voorkomen en behandeld met passende hygiënemaatregelen en indien nodig met veilige, goedgekeurde stoffen.

3.5.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken, enz. van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst

Het verpakken moet plaatsvinden binnen het onder punt 4 bepaalde geografische gebied. Dit voorschrift is nodig om de bewaking en controle van de oorsprong van de honing te vergemakkelijken, het risico op vermenging met andere soorten honing te verkleinen, om misbruik van de naam bij het verkopen van honing van elders te voorkomen en om te waarborgen dat de specifieke, in paragraaf 3.6 genoemde regels worden toegepast. Het voorschrift beoogt eveneens het verkleinen van het risico op wijziging van de fysisch-chemische (HMF, diastase-activiteit) en organoleptische kenmerken van de honing door blootstelling aan hoge temperaturen, met name in de zomermaanden, tijdens het vervoer over zee vanaf het eiland Kreta.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst

Om de kwaliteit en traceerbaarheid van het product te waarborgen moet iedere imker of onderneming die het product verkoopt, een logo gebruiken, met daarop een afbeelding van Kreta en van de hanger met bijen uit Malia, met de woorden „Πευκοθυμαρόμελο Κρήτης ΠΟΠ” („Pefkothymaromelo Kritis BOB”) (afbeelding 1). Het logo wordt verspreid door de aanvragende imkerorganisaties. De producenten krijgen daarnaast een code om iedere partij honing te onderscheiden, met de plaats van productie en het registratienummer van de betreffende imker. Op het etiket staan het logo, de code en alle vereiste aanduidingen. De imkerorganisaties brengen de controle-instantie op de hoogte van de gedetailleerde regels voor het verspreiden van de etiketten. Deze regels mogen echter niet leiden tot discriminatie tegen producenten die „Pefkothymaromelo Kritis” produceren volgens de voorschriften, maar geen lid zijn van de genoemde organisaties.

Image

4.   Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied

Het gehele eiland Kreta, omvattende de prefecturen Heraklion, Lasithi, Rethymno en Chania.

5.   Verband met het geografische gebied

Natuurlijke factoren

De zeer grote morfologische diversiteit van Kreta, zijn specifieke klimaat (op de grens tussen de klimaatzones van het Middellandse Zeegebied en Noord-Afrika) en zijn geïsoleerde geografische positie hebben de ontwikkeling van vele verschillende plantensoorten gestimuleerd. Volgens recente cijfers zijn er op het eiland 1 800 plantensoorten, waarvan 180 endemisch. Dankzij de overvloed aan drachtplanten heeft de bijenhouderij kunnen opbloeien. Het eiland heeft momenteel een van de hoogste bijenkorfdichtheden ter wereld: 33 bijenkorven per vierkante kilometer.

Deze overvloed aan planten omvat vele aromatische soorten die bloeien in juni en juli. In sommige gebieden duurt het bloeiseizoen tot in augustus. De belangrijkste soort is Mediterrane of kegeltijm (Coridothymus capitatus). In deze maanden regent het weinig, vanwege het warme en droge klimaat. Nectar is dus zeldzaam en de geproduceerde honing is dik en zeer aromatisch. In combinatie met de honingdauw van Marchalina hellenica biedt dit imkers een bijzondere gelegenheid om een mengsel te produceren van twee typen honing (tijm en den). Dit is een afzonderlijk product met tussenliggende kenmerken. Het insect dat honingdauw produceert, leeft als parasiet op de Turkse den (Pinus brutia Ten.) en de Aleppoden (Pinus halepensis Mill.) en komt uitsluitend in Griekenland en Turkije voor.

De menselijke factor

De imkers gebruiken de volgende bijzondere productietechniek, op basis van hun kennis van het gedrag van bijen en de specifieke omstandigheden op het eiland in de herfst. Wanneer de tijm wordt verzameld, laten ze het broed ongecontroleerd groeien en laten ze de bijen honing opslaan in cirkels erboven. In dit stadium oogsten de imkers de raten selectief, door alleen die raten te verwijderen die duidelijk verzegelde tijmhoning bevatten. Later, wanneer de bijen de honingdauw van dennen verzamelen, is er geen stuifmeel zodat de bijen het broed instinctief doen krimpen. De imkers grijpen niet in en laten het broed krimpen, zodat de bijen in plaats daarvan honing opslaan. Dit is mogelijk omdat de temperaturen in de herfst nog steeds hoog zijn, zodat de bijen nectar kunnen verzamelen van in de herfst bloeiende planten zoals de Johannesbroodboom (Ceratonia siliqua), klimop (Hedera helix), wilde asperge (Αsparagus officinalis), zee-ui (Urginea maritima) en andere planten, om de populatie te vernieuwen. Als de bijen hun populatie niet kunnen vernieuwen in de herfst, kan de kolonie de winter niet overleven. De imkers profiteren van het specifieke klimaat van het eiland, de bloemen die veel stuifmeel en nectar produceren en het instinctieve gedrag van de bijen, waardoor ze de bijenkorven op deze bijzondere wijze kunnen beheren. „Pefkothymaromelo Kritis” is ook een product van de natuurlijke co-existentie van laatbloeiende tijm en dennenhoningdauw, hetgeen op Kreta veel voorkomt.

Specificiteit van het product

„Pefkothymaromelo Kritis” dankt zijn specificiteit aan zijn fysisch-chemische, microscopische en organoleptische kenmerken.

—   fysisch-chemische kenmerken: geleidbaarheid (≥ 0,600 mS/cm), vocht (≤ 17 %), som van glucose en fructose (≥ 50 %) en kleur (70-130 mm Pfund);

—   microscopische kenmerken: tijmstuifmeelkorrels ≥ 10 %, afwezigheid van Coleosporium-sporen;

—   organoleptische kenmerken: kenmerkend aroma en een prettige, minder intens zoete geur.

Het lage HMF-gehalte (≤ 25 mg/kg), het lage sucrosegehalte (≤ 3 %) en de niet-detecteerbare gehalten acariciden en gewasbeschermingsmiddelen (≤ 10 μg/kg) vormen de basis van de kwaliteit en specificiteit van het product.

Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product

Sinds onheuglijke tijden is Kreta bedekt met aromatische planten en tijm, en de honingdauw die wordt uitgescheiden door de dennenparasiet Marchalina hellenica L. is bekend sinds ten minste de 18e eeuw (Gennadius, 1883). Μarchalina hellenica L. scheidt honingdauw uit op de dennenbomen nadat de tijmplanten nectar hebben geproduceerd. In sommige gebieden valt de nectar- en honingdauwproductie samen. Hierdoor ontstaat een uniek natuurlijk mengsel van tijm- en dennenhoning, dat in nauw verband staat met het gebied van herkomst. De geleidbaarheid, de som van glucose en fructose, de milde smaak en de trage kristallisatie zijn te danken aan de dennenhoningdauw, terwijl de aromatische stoffen en de tijmstuifmeelkorrels afkomstig zijn van een verscheidenheid aan aromatische inheemse en endemische bloemen, die in het warme, droge klimaat van het eiland kleine hoeveelheden geconcentreerde, aromatische nectar produceren. Hierdoor is „Pefkothymaromelo Kritis” dik (d.w.z. heeft een laag vochtgehalte), aromatisch, bevat hij stuifmeelkorrels van een groot aantal Kretenzische planten en bezit hij de specifieke, hierboven beschreven kenmerken.

De Kretenzer imkers hebben specifieke methoden ontwikkeld om de combinatie van bodem en klimaat, de distinctieve vegetatie, de aanwezigheid van dennenhoningdauw en het instinctieve gedrag van de bijen aan te wenden voor de productie van „Pefkothymaromelo Kritis”. Deze techniek is gebaseerd op kennis die van generatie op generatie is overgedragen, aangezien men de bijenhouderij moest aanpassen aan de leefomgeving, het gedrag van de bijen en de klimatologische omstandigheden. Zorgvuldig korvenbeheer is een cruciale factor. Het eindproduct is echter ook specifiek vanwege de kwaliteitskenmerken, zoals bevestigd door de HMF-index, het sucrosegehalte en de afwezigheid van resten van acaricide of gewasbeschermingsmiddelen.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier

(Artikel 6, lid 1, tweede alinea, van de onderhavige verordening)

http://www.minagric.gr/images/stories/docs/agrotis/POP-PGE/prod_pefkothimaromelo_kriti.pdf


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.