ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 475

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

59e jaargang
19 december 2016


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Hof van Justitie van de Europese Unie

2016/C 475/01

Laatste publicaties van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese Unie

1


 

V   Bekendmakingen

 

GERECHTELIJKE PROCEDURES

 

Hof van Justitie

2016/C 475/02

Zaak C-501/14: Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 19 oktober 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Szegedi Közigazgatási és Munkaügyi Bíróság — Hongarije) — EL-EM-2001 Ltd/Nemzeti Adó- és Vámhivatal Dél-alföldi Regionális Vám- és Pénzügyőri Főigazgatósága [Prejudiciële verwijzing — Wegvervoer — Verordening (EG) nr. 561/2006 — Artikel 10, lid 3 — Artikelen 18 en 19 — Geldboete opgelegd aan de bestuurder — Maatregelen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de sanctie en worden genomen ten aanzien van de vervoersonderneming — Stillegging van het voertuig]

2

2016/C 475/03

Zaak C-582/14: Arrest van het Hof (Tiende kamer) van 19 oktober 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Bundesgerichtshof — Duitsland) — Patrick Breyer/Bondsrepubliek Duitsland [Prejudiciële verwijzing — Verwerking van persoonsgegevens — Richtlijn 95/46/EG — Artikel 2, onder a) — Artikel 7, onder f) — Begrip persoonsgegevens — Internetprotocoladressen — Bewaring door een aanbieder van onlinemediadiensten — Nationale regeling volgens welke geen rekening kan worden gehouden met het gerechtvaardigde belang van de voor de verwerking verantwoordelijke persoon]

3

2016/C 475/04

Zaak C-24/15: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 20 oktober 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Finanzgericht München — Duitsland) — Josef Plöckl/Finanzamt Schrobenhausen [Prejudiciële verwijzing — Fiscale bepalingen — Belasting over de toegevoegde waarde — Zesde richtlijn — Artikel 28 quater, A, onder a) en d) — Overbrenging van goederen binnen de Europese Unie — Recht op vrijstelling — Niet-nakoming van verplichting om een door de lidstaat van bestemming toegekend btw-identificatienummer mee te delen — Geen serieuze aanwijzingen voor belastingfraude — Vrijstelling geweigerd — Toelaatbaarheid]

3

2016/C 475/05

Zaak C-135/15: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 18 oktober 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesarbeitsgericht — Duitsland) — Republik Griechenland/Grigorios Nikiforidis [Prejudiciële verwijzing — Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken — Recht dat van toepassing is op de arbeidsovereenkomst — Verordening (EG) nr. 593/2008 — Artikel 28 — Werkingssfeer ratione temporis — Artikel 9 — Begrip bepalingen van bijzonder dwingend recht — Toepassing van bepalingen van bijzonder dwingend recht van andere lidstaten dan de forumstaat — Wetgeving van een lidstaat waarin is bepaald dat de salarissen in de publieke sector worden verlaagd vanwege een budgettaire crisis — Verplichting tot loyale samenwerking]

4

2016/C 475/06

Zaak C-148/15: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 19 oktober 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Oberlandesgericht Düsseldorf — Duitsland) — Deutsche Parkinson Vereinigung eV/Zentrale zur Bekämpfung unlauteren Wettbewerbs eV (Prejudiciële verwijzing — Artikelen 34 VWEU en 36 VWEU — Vrij verkeer van goederen — Nationale regeling — Receptplichtige geneesmiddelen voor menselijk gebruik — Verkoop door apotheken — Vaststelling van uniforme prijzen — Kwantitatieve invoerbeperking — Maatregel van gelijke werking — Rechtvaardiging — Bescherming van de gezondheid en het leven van personen)

5

2016/C 475/07

Zaak C-169/15: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 20 oktober 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Benelux-Gerechtshof — BENELUX) — Montis Design BV/Goossens Meubelen BV (Prejudiciële verwijzing — Industriële en commerciële eigendom — Auteursrecht en naburige rechten — Richtlijn 93/98/EEG — Artikel 10, lid 2 — Beschermingstermijn — Geen herleving van de bescherming krachtens de Conventie van Bern)

6

2016/C 475/08

Zaak C-424/15: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 19 oktober 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal Supremo — Spanje) — Xabier Ormaetxea Garai, Bernardo Lorenzo Almendros/Administración del Estado (Prejudiciële verwijzing — Elektronische-communicatienetwerken en -diensten — Richtlijn 2002/21/EG — Artikel 3 — Onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de nationale regelgevende instanties — Institutionele hervorming — Samenvoeging van de nationale regelgevende instantie met andere regelgevingsinstanties — Ontslag van de voorzitter en van een bestuurslid van de samengevoegde nationale regelgevende instantie vóór het einde van hun ambtstermijn — Niet in het nationale recht vastgestelde ontslagreden)

6

2016/C 475/09

Zaak C-429/15: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 20 oktober 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Court of Appeal — Ierland) — Evelyn Danqua/Minister for Justice and Equality, Ireland, Attorney General (Prejudiciële verwijzing — Richtlijn 2004/83/EG — Minimumnormen voor de erkenning als vluchteling of als persoon die voor subsidiaire bescherming in aanmerking komt — Nationale procedureregel die voor het indienen van een verzoek om subsidiaire bescherming voorziet in een termijn van vijftien werkdagen vanaf de kennisgeving van de afwijzing van de asielaanvraag — Procedurele autonomie van de lidstaten — Gelijkwaardigheidsbeginsel — Doeltreffendheidsbeginsel — Goed verloop van de procedure voor de behandeling van het verzoek om subsidiaire bescherming — Goed verloop van de terugkeerprocedure — Onverenigbaarheid)

7

2016/C 475/10

Zaak C-426/15 P: Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 5 oktober 2016 — Diputación Foral de Bizkaia/Commissie (Hogere voorziening — Artikel 181 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof — Staatssteun — Artikel 108, lid 3, VWEU — Besluit van de Commissie waarbij een steunregeling onrechtmatig wordt verklaard — Geen voorafgaande kennisgeving — Bepaling van de datum van toekenning van de steun — Overeenkomsten waarbij steunmaatregelen zijn ingesteld — Onvoorwaardelijke toezegging tot toekenning van steun — Inaanmerkingneming van de nationale regeling — Formele onderzoeksprocedure — Beginsel van behoorlijk bestuur — Rechten van de verdediging)

8

2016/C 475/11

Gevoegde zaken C-511/15 en C-512/15: Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 12 oktober 2016 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de Prekršajni Sud u Bjelovaru — Kroatië) — Renata Horžić (C-511/15), Siniša Pušić (C-512/15)/Privredna banka Zagreb d.d., Božo Prka (Prejudiciële verwijzing — Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof — Kredietovereenkomsten voor consumenten — Richtlijn 2008/48/EG — Hypothecaire kredietovereenkomst — Variabele rentevoet — Verplichtingen van de kredietgever — Nationale regeling die van toepassing is op overeenkomsten die op de datum van inwerkingtreding ervan reeds lopen — Niet-toepasselijkheid van richtlijn 2008/48)

8

2016/C 475/12

Zaak C-32/16: Beschikking van het Hof (Achtste kamer) van 5 oktober 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Amtsgericht Dresden — Duitsland) — Ute Wunderlich/Bulgarian Air Charter Limited [Prejudiciële verwijzing — Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof — Geen redelijke twijfel — Luchtvervoer — Verordening (EG) nr. 261/2004 — Artikel 2, onder l) — Begrip annulering — Vlucht waarbij er een ongeplande tussenlanding is gemaakt]

9

2016/C 475/13

Zaak C-285/16 P: Hogere voorziening ingesteld op 23 mei 2016 door Grupo Bimbo, S.A.B. de C.V. tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 18 maart 2016 in zaak T-33/15, Grupo Bimbo/EUIPO (Bimbo)

10

2016/C 475/14

Zaak C-313/16 P: Hogere voorziening ingesteld op 27 mei 2016 door Médis — Companhia portuguesa de seguros de saúde, SA tegen de beschikking van het Gerecht (Zesde kamer) van 15 maart 2016 in zaak T-774/15, Médis/EUIPO — Médis

10

2016/C 475/15

Zaak C-479/16: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesgerichtshof (Duitsland) op 6 september 2016 — Julia Markmann e.a./TUIfly GmbH

10

2016/C 475/16

Zaak C-496/16: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hanseatische Oberlandesgericht in Bremen (Duitsland) op 16 september 2016 — Strafzaak tegen Pál Aranyosi

11

2016/C 475/17

Zaak C-504/16: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door Finanzgericht Köln (Duitsland) op 23 september 2016 — Deister Holding AG als rechtsopvolgster onder algemene titel van Traxx Investments N.V./Bundeszentralamt für Steuern

11

2016/C 475/18

Zaak C-514/16: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunal da Relação de Guimarães (Portugal) op 3 oktober 2016 — Isabel Maria Pinheiro Vieira Rodrigues/José Manuel Proença Salvador e.a.

12

2016/C 475/19

Zaak C-515/16: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Cour d'appel de Versailles (Frankrijk) op 3 oktober 2016 — Enedis, SA, voorheen Électricité Réseau Distribution France SA (ERDF)/Axa Corporate Solutions SA, Ombrière Le Bosc SAS

13

2016/C 475/20

Zaak C-609/14: Beschikking van de president van de Negende kamer van het Hof van 22 september 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunalul Sibiu — Roemenië) — Nicolae Ilie Nicula/Administrația Județeană a Finanțelor Publice Sibiu, voorheen Administraţia Finanţelor Publice a Municipiului Sibiu, Administraţia Fondului pentru Mediu, in tegenwoordigheid van: Cristina Lenuța Stoica

14

2016/C 475/21

Zaak C-73/15: Beschikking van de president van het Hof van 23 september 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Curtea de Apel Oradea — Roemenië) — SC Vicdantrans SRL/Direcția Generală Regională a Finanțelor Publice Cluj Napoca prin Administrația Județeană a Finanțelor Publice Bihor, Administrația Fondului pentru Mediu

14

2016/C 475/22

Zaak C-235/15: Beschikking van de president van het Hof van 23 september 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Curtea de Apel Constanţa — Roemenië) — Maria Bosneaga/Instituția Prefectului — județul Constanța — Serviciul Public Comunitar Regim Permise de Conducere și Înmatriculare a Vehiculelor

14

2016/C 475/23

Zaak C-236/15: Beschikking van de president van het Hof van 23 september 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Curtea de Apel Constanţa — Roemenië) — Dinu Antoci/Instituția Prefectului — județul Constanța — Serviciul Public Comunitar Regim Permise de Conducere și Înmatriculare a Vehiculelor

15

2016/C 475/24

Zaak C-449/15: Beschikking van de president van het Hof van 13 oktober 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Consiglio di Stato — Italië) — Regione autonoma della Sardegna/Comune di Portoscuso, in tegenwoordigheid van Saromar Gestioni Srl, Giulio Pistis

15

 

Gerecht

2016/C 475/25

Zaak T-199/14: Beschikking van het Gerecht van 6 september 2016 — Vanbreda Risk & Benefits/Commissie (Niet-contractuele aansprakelijkheid — Overheidsopdrachten voor diensten — Overeenkomst over de vastgestelde schadevergoeding — Afdoening zonder beslissing — Kosten)

16

2016/C 475/26

Zaak T-339/14: Beschikking van het Gerecht van 15 september 2016 — Kurchenko/Raad (Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid — Beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Oekraïne — Bevriezing van tegoeden — Niet vertegenwoordigd door een advocaat — Verzoeker die niet meer antwoordt op de verzoeken van het Gerecht — Afdoening zonder beslissing)

16

2016/C 475/27

Zaak T-478/16: Beroep ingesteld op 26 oktober 2016 — OP/Commissie

17

2016/C 475/28

Zaak T-728/16: Beroep ingesteld op 14 oktober 2016 — Tuerck/Commissie

18

2016/C 475/29

Zaak T-729/16: Beroep ingesteld op 17 oktober 2016 — PO e.a./EDEO

19

2016/C 475/30

Zaak T-735/16: Beroep ingesteld op 22 oktober 2016 — CX/Commissie

20

2016/C 475/31

Zaak T-736/16: Beroep ingesteld op 20 oktober 2016 — Amira e.a./Commissie en ECB

21

2016/C 475/32

Zaak T-740/16: Beroep ingesteld op 25 oktober 2016 — Stips/Commissie

21

2016/C 475/33

Zaak T-744/16: Beroep ingesteld op 24 oktober 2016 — Generis — Farmacêutica/EUIPO — Corpak MedSystems (CORGRIP)

22

2016/C 475/34

Zaak T-755/16: Beroep ingesteld op 31 oktober 2016 — La Rocca/EUIPO (Take your time Pay After)

23

2016/C 475/35

Zaak T-767/16: Beroep ingesteld op 7 november 2016 — Nanogate/EUIPO (metals)

24

2016/C 475/36

Zaak T-775/16: Beroep ingesteld op 8 november 2016 — Dochirnie pidpryiemstvo „Kondyterska korporatsiia Roshen/EUIPO — Krasnyj Octyabr (Afbeelding van rivierkreeftjes)

24

2016/C 475/37

Zaak T-32/16: Beschikking van het Gerecht van 25 oktober 2016 — Tsjechische Republiek/Commissie

25

2016/C 475/38

Zaak T-50/16: Beschikking van het Gerecht van 21 oktober 2016 — Hongarije/Commissie

25


NL

 


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Hof van Justitie van de Europese Unie

19.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 475/1


Laatste publicaties van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese Unie

(2016/C 475/01)

Laatste publicatie

PB C 462 van 12.12.2016

Historisch overzicht van de vroegere publicaties

PB C 454 van 5.12.2016

PB C 441 van 28.11.2016

PB C 428 van 21.11.2016

PB C 419 van 14.11.2016

PB C 410 van 7.11.2016

PB C 402 van 31.10.2016

Deze teksten zijn beschikbaar in

EUR-Lex: http://eur-lex.europa.eu


V Bekendmakingen

GERECHTELIJKE PROCEDURES

Hof van Justitie

19.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 475/2


Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 19 oktober 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Szegedi Közigazgatási és Munkaügyi Bíróság — Hongarije) — EL-EM-2001 Ltd/Nemzeti Adó- és Vámhivatal Dél-alföldi Regionális Vám- és Pénzügyőri Főigazgatósága

(Zaak C-501/14) (1)

([Prejudiciële verwijzing - Wegvervoer - Verordening (EG) nr. 561/2006 - Artikel 10, lid 3 - Artikelen 18 en 19 - Geldboete opgelegd aan de bestuurder - Maatregelen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de sanctie en worden genomen ten aanzien van de vervoersonderneming - Stillegging van het voertuig])

(2016/C 475/02)

Procestaal: Hongaars

Verwijzende rechter

Szegedi Közigazgatási és Munkaügyi Bíróság

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: EL-EM-2001 Ltd

Verwerende partij: Nemzeti Adó- és Vámhivatal Dél-alföldi Regionális Vám- és Pénzügyőri Főigazgatósága

Dictum

Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, tot wijziging van verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van de Raad en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad moet aldus worden uitgelegd dat zij zich verzet tegen een nationale regeling die de stillegging, als conservatoire maatregel, van een aan een vervoersonderneming toebehorend voertuig toestaat in een situatie waarin de door die onderneming tewerkgestelde bestuurder van dat voertuig dat voertuig bestuurde in strijd met verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer, en de bevoegde nationale instantie die onderneming niet aansprakelijk heeft gesteld, aangezien een dergelijke conservatoire maatregel niet voldoet aan de eisen van het evenredigheidsbeginsel.


(1)  PB C 46 van 9.2.2015.


19.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 475/3


Arrest van het Hof (Tiende kamer) van 19 oktober 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Bundesgerichtshof — Duitsland) — Patrick Breyer/Bondsrepubliek Duitsland

(Zaak C-582/14) (1)

([Prejudiciële verwijzing - Verwerking van persoonsgegevens - Richtlijn 95/46/EG - Artikel 2, onder a) - Artikel 7, onder f) - Begrip „persoonsgegevens” - Internetprotocoladressen - Bewaring door een aanbieder van onlinemediadiensten - Nationale regeling volgens welke geen rekening kan worden gehouden met het gerechtvaardigde belang van de voor de verwerking verantwoordelijke persoon])

(2016/C 475/03)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesgerichtshof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Patrick Breyer

Verwerende partij: Bondsrepubliek Duitsland

Dictum

1)

Artikel 2, onder a), van richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, moet aldus worden uitgelegd dat een dynamisch internetprotocoladres dat door een aanbieder van onlinemediadiensten wordt geregistreerd telkens als een persoon een website bezoekt die door deze aanbieder toegankelijk wordt gemaakt voor het publiek, ten aanzien van die aanbieder een persoonsgegeven in de zin van voormelde bepaling vormt, wanneer hij beschikt over wettige middelen waarmee hij de betrokken persoon kan identificeren aan de hand van extra informatie die bij de internetprovider van deze persoon berust.

2)

Artikel 7, onder f), van richtlijn 95/46 moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een regeling van een lidstaat op grond waarvan een aanbieder van onlinemediadiensten persoonsgegevens van een gebruiker van deze diensten zonder diens toestemming enkel mag verzamelen en benutten voor zover dit nodig is om het concrete gebruik van deze diensten door deze gebruiker mogelijk te maken en te factureren, zonder dat de doelstelling de goede werking van die diensten in het algemeen te waarborgen kan rechtvaardigen dat die gegevens worden gebruikt na afloop van de desbetreffende sessie.


(1)  PB C 89 van 16.3.2015.


19.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 475/3


Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 20 oktober 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Finanzgericht München — Duitsland) — Josef Plöckl/Finanzamt Schrobenhausen

(Zaak C-24/15) (1)

([Prejudiciële verwijzing - Fiscale bepalingen - Belasting over de toegevoegde waarde - Zesde richtlijn - Artikel 28 quater, A, onder a) en d) - Overbrenging van goederen binnen de Europese Unie - Recht op vrijstelling - Niet-nakoming van verplichting om een door de lidstaat van bestemming toegekend btw-identificatienummer mee te delen - Geen serieuze aanwijzingen voor belastingfraude - Vrijstelling geweigerd - Toelaatbaarheid])

(2016/C 475/04)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Finanzgericht München

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Josef Plöckl

Verwerende partij: Finanzamt Schrobenhausen

Dictum

Artikel 22, lid 8, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, zoals gewijzigd bij richtlijn 2005/92/EG van de Raad van 12 december 2005, in de versie ervan die voortvloeit uit artikel 28 nonies van de Zesde richtlijn, en artikel 28 quater, A, onder a), eerste alinea, en onder d), van deze richtlijn, moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich ertegen verzetten dat de belastingdienst van de lidstaat van oorsprong weigert vrijstelling van belasting over de toegevoegde waarde te verlenen voor een intracommunautaire overbrenging op grond dat de belastingplichtige geen door de lidstaat van bestemming toegekend identificatienummer betreffende deze belasting heeft meegedeeld, wanneer er geen serieuze aanwijzingen zijn van fraude, het goed naar een andere lidstaat is overgebracht en de andere vrijstellingsvoorwaarden eveneens zijn vervuld.


(1)  PB C 138 van 27.4.2015.


19.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 475/4


Arrest van het Hof (Grote kamer) van 18 oktober 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesarbeitsgericht — Duitsland) — Republik Griechenland/Grigorios Nikiforidis

(Zaak C-135/15) (1)

([Prejudiciële verwijzing - Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken - Recht dat van toepassing is op de arbeidsovereenkomst - Verordening (EG) nr. 593/2008 - Artikel 28 - Werkingssfeer ratione temporis - Artikel 9 - Begrip „bepalingen van bijzonder dwingend recht” - Toepassing van bepalingen van bijzonder dwingend recht van andere lidstaten dan de forumstaat - Wetgeving van een lidstaat waarin is bepaald dat de salarissen in de publieke sector worden verlaagd vanwege een budgettaire crisis - Verplichting tot loyale samenwerking])

(2016/C 475/05)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesarbeitsgericht

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Republik Griechenland

Verwerende partij: Grigorios Nikiforidis

Dictum

1)

Artikel 28 van verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) dient aldus te worden uitgelegd dat een contractuele arbeidsverhouding die voor 17 december 2009 is ontstaan, slechts binnen de werkingssfeer van die verordening valt voor zover die verhouding als gevolg van een vanaf die datum tot uiting gekomen onderlinge toestemming van de contractpartijen, een wijziging heeft ondergaan die zo ingrijpend is dat moet worden aangenomen dat vanaf die datum een nieuwe arbeidsovereenkomst is gesloten, hetgeen aan de verwijzende rechter staat om vast te stellen.

2)

Artikel 9, lid 3, van verordening nr. 593/2008 dient aldus te worden uitgelegd dat het uitsluit dat andere bepalingen van bijzonder dwingend recht dan die van de forumstaat of de staat waar de verbintenissen krachtens de overeenkomst moeten worden nagekomen of zijn nagekomen, door de aangezochte rechter als rechtsregels kunnen worden toegepast, maar er niet aan in de weg staat dat hij met dergelijke andere bepalingen van bijzonder dwingend recht rekening houdt als feitelijk element, voor zover het nationale recht dat krachtens de bepalingen van die verordening op de overeenkomst toepasselijk is, daarin voorziet. Aan die uitlegging wordt niet afgedaan door het in artikel 4, lid 3, VEU vermelde beginsel van loyale samenwerking.


(1)  PB C 198 van 15.6.2015.


19.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 475/5


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 19 oktober 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Oberlandesgericht Düsseldorf — Duitsland) — Deutsche Parkinson Vereinigung eV/Zentrale zur Bekämpfung unlauteren Wettbewerbs eV

(Zaak C-148/15) (1)

((Prejudiciële verwijzing - Artikelen 34 VWEU en 36 VWEU - Vrij verkeer van goederen - Nationale regeling - Receptplichtige geneesmiddelen voor menselijk gebruik - Verkoop door apotheken - Vaststelling van uniforme prijzen - Kwantitatieve invoerbeperking - Maatregel van gelijke werking - Rechtvaardiging - Bescherming van de gezondheid en het leven van personen))

(2016/C 475/06)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Oberlandesgericht Düsseldorf

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Deutsche Parkinson Vereinigung eV

Verwerende partij: Zentrale zur Bekämpfung unlauteren Wettbewerbs eV

Dictum

1)

Artikel 34 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat een nationale regeling als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, die voorziet in de vaststelling van uniforme prijzen voor de verkoop van receptplichtige geneesmiddelen voor menselijk gebruik door apotheken, een maatregel van gelijke werking als een kwantitatieve invoerbeperking vormt in de zin van dat artikel, aangezien die regeling de verkoop van receptplichtige geneesmiddelen door in andere lidstaten gevestigde apotheken meer beïnvloedt dan de verkoop van deze geneesmiddelen door apotheken die op het nationale grondgebied zijn gevestigd.

2)

Artikel 36 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat een nationale regeling als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, die voorziet in de vaststelling van uniforme prijzen voor de verkoop van receptplichtige geneesmiddelen voor menselijk gebruik door apotheken, niet gerechtvaardigd kan worden door het doel de gezondheid en het leven van personen te beschermen in de zin van dat artikel, aangezien die regeling niet geschikt is om de nagestreefde doelstellingen te bereiken.


(1)  PB C 213 van 29.6.2015.


19.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 475/6


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 20 oktober 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Benelux-Gerechtshof — BENELUX) — Montis Design BV/Goossens Meubelen BV

(Zaak C-169/15) (1)

((Prejudiciële verwijzing - Industriële en commerciële eigendom - Auteursrecht en naburige rechten - Richtlijn 93/98/EEG - Artikel 10, lid 2 - Beschermingstermijn - Geen herleving van de bescherming krachtens de Conventie van Bern))

(2016/C 475/07)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Benelux-Gerechtshof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Montis Design BV

Verwerende partij: Goossens Meubelen BV

Dictum

Artikel 10, lid 2, van richtlijn 93/98/EEG van de Raad van 29 oktober 1993 betreffende de harmonisatie van de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten, gelezen in samenhang met artikel 13, lid 1, van deze richtlijn, moet aldus worden uitgelegd dat de bij deze richtlijn vastgestelde beschermingstermijnen niet van toepassing zijn op auteursrechten die aanvankelijk door een nationale wetgeving werden beschermd, maar vóór 1 juli 1995 zijn vervallen.

Richtlijn 93/98 moet aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzet tegen een nationale wettelijke regeling die aanvankelijk, zoals in het hoofdgeding, auteursrechtelijke bescherming had verleend aan een werk, maar die vervolgens vóór 1 juli 1995 deze rechten als blijvend vervallen heeft beschouwd wegens het niet voldoen aan een formeel vereiste.


(1)  PB C 228 van 13.7.2015.


19.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 475/6


Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 19 oktober 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal Supremo — Spanje) — Xabier Ormaetxea Garai, Bernardo Lorenzo Almendros/Administración del Estado

(Zaak C-424/15) (1)

((Prejudiciële verwijzing - Elektronische-communicatienetwerken en -diensten - Richtlijn 2002/21/EG - Artikel 3 - Onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de nationale regelgevende instanties - Institutionele hervorming - Samenvoeging van de nationale regelgevende instantie met andere regelgevingsinstanties - Ontslag van de voorzitter en van een bestuurslid van de samengevoegde nationale regelgevende instantie vóór het einde van hun ambtstermijn - Niet in het nationale recht vastgestelde ontslagreden))

(2016/C 475/08)

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Tribunal Supremo

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Xabier Ormaetxea Garai, Bernardo Lorenzo Almendros

Verwerende partij: Administración del Estado

Dictum

1)

Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (kaderrichtlijn), zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/140/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009, moet aldus worden uitgelegd dat deze richtlijn in beginsel niet in de weg staat aan een nationale wettelijke regeling waarbij een nationale regelgevende instantie in de zin van richtlijn 2002/21, zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/140, wordt samengevoegd met andere nationale regelgevingsinstanties, zoals die welke bevoegd zijn voor mededinging, de postsector en de energiesector, teneinde een multisectoraal regelgevend lichaam tot stand te brengen dat met name belast is met de taken die zijn toebedeeld aan de nationale regelgevende instanties in de zin van die richtlijn, zoals gewijzigd, op voorwaarde dat dit lichaam bij de vervulling van deze taken voldoet aan de in die richtlijn gestelde voorwaarden inzake bevoegdheid, onafhankelijkheid, onpartijdigheid en transparantie, en dat tegen de besluiten die het neemt een effectief beroep kan worden ingesteld bij een lichaam dat onafhankelijk is van de betrokken partijen, hetgeen door de verwijzende rechter moet worden nagegaan.

2)

Artikel 3, lid 3 bis, van richtlijn 2002/21, zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/140, moet aldus worden uitgelegd dat het eraan in de weg staat dat louter vanwege een institutionele hervorming waarbij een nationale regelgevende instantie die verantwoordelijk is voor marktregulering ex ante of voor de beslechting van geschillen tussen ondernemingen, wordt samengevoegd met andere nationale regelgevingsinstanties, teneinde een multisectoraal regelgevend lichaam tot stand te brengen dat met name belast is met de taken die zijn toebedeeld aan de nationale regelgevende instanties in de zin van die richtlijn, zoals gewijzigd, de voorzitter en een bestuurslid, die deel uitmaken van het collegiale orgaan dat de samengevoegde nationale regelgevende instantie bestuurt, worden ontslagen vóór het einde van hun ambtstermijn wanneer niet is voorzien in regels die waarborgen dat een dergelijk ontslag geen afbreuk doet aan hun onafhankelijkheid en onpartijdigheid.


(1)  PB C 363 van 3.11.2015.


19.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 475/7


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 20 oktober 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Court of Appeal — Ierland) — Evelyn Danqua/Minister for Justice and Equality, Ireland, Attorney General

(Zaak C-429/15) (1)

((Prejudiciële verwijzing - Richtlijn 2004/83/EG - Minimumnormen voor de erkenning als vluchteling of als persoon die voor subsidiaire bescherming in aanmerking komt - Nationale procedureregel die voor het indienen van een verzoek om subsidiaire bescherming voorziet in een termijn van vijftien werkdagen vanaf de kennisgeving van de afwijzing van de asielaanvraag - Procedurele autonomie van de lidstaten - Gelijkwaardigheidsbeginsel - Doeltreffendheidsbeginsel - Goed verloop van de procedure voor de behandeling van het verzoek om subsidiaire bescherming - Goed verloop van de terugkeerprocedure - Onverenigbaarheid))

(2016/C 475/09)

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

Court of Appeal

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Evelyn Danqua

Verwerende partijen: Minister for Justice and Equality, Ireland, Attorney General

Dictum

Het doeltreffendheidsbeginsel moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale procedureregel zoals die in het hoofdgeding, op grond waarvan een verzoek tot toekenning van de subsidiaire-beschermingsstatus moet worden ingediend binnen een vervaltermijn van vijftien werkdagen vanaf het ogenblik dat de bevoegde autoriteit een afgewezen asielzoeker ervan in kennis stelt dat hij een dergelijk verzoek kan indienen.


(1)  PB C 320 van 28.9.2015.


19.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 475/8


Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 5 oktober 2016 — Diputación Foral de Bizkaia/Commissie

(Zaak C-426/15 P) (1)

((Hogere voorziening - Artikel 181 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof - Staatssteun - Artikel 108, lid 3, VWEU - Besluit van de Commissie waarbij een steunregeling onrechtmatig wordt verklaard - Geen voorafgaande kennisgeving - Bepaling van de datum van toekenning van de steun - Overeenkomsten waarbij steunmaatregelen zijn ingesteld - Onvoorwaardelijke toezegging tot toekenning van steun - Inaanmerkingneming van de nationale regeling - Formele onderzoeksprocedure - Beginsel van behoorlijk bestuur - Rechten van de verdediging))

(2016/C 475/10)

Procestaal: Spaans

Partijen

Rekwirante: Diputación Foral de Bizkaia (vertegenwoordiger: I. Sáenz-Cortabarría Fernández, abogado)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie (vertegenwoordigers: P. Němečková en É. Gippini Fournier, gemachtigden)

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

Diputación Foral de Bizkaia wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 337 van 12.10.2015.


19.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 475/8


Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 12 oktober 2016 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de Prekršajni Sud u Bjelovaru — Kroatië) — Renata Horžić (C-511/15), Siniša Pušić (C-512/15)/Privredna banka Zagreb d.d., Božo Prka

(Gevoegde zaken C-511/15 en C-512/15) (1)

((Prejudiciële verwijzing - Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof - Kredietovereenkomsten voor consumenten - Richtlijn 2008/48/EG - Hypothecaire kredietovereenkomst - Variabele rentevoet - Verplichtingen van de kredietgever - Nationale regeling die van toepassing is op overeenkomsten die op de datum van inwerkingtreding ervan reeds lopen - Niet-toepasselijkheid van richtlijn 2008/48))

(2016/C 475/11)

Procestaal: Kroatisch

Verwijzende rechter

Prekršajni Sud u Bjelovaru

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Renata Horžić (C-511/15), Siniša Pušić (C-512/15)

Verwerende partijen: Privredna banka Zagreb d.d., Božo Prka

Dictum

Artikel 23 en artikel 30, lid 1, van richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van richtlijn 87/102/EEG van de Raad moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen nationale bepalingen als in de hoofdgedingen, op grond waarvan de kredietgever, op straffe van strafrechtelijke sancties, met betrekking tot op de datum van inwerkingtreding van die bepalingen bestaande kredietovereenkomsten verplichtingen inzake variabele rentevoeten moet nakomen, mits die kredietovereenkomsten niet binnen de materiële werkingssfeer van die richtlijn vallen en die verplichtingen bovendien geen uitvoering van die richtlijn vormen.


(1)  PB C 27 van 25.1.2016.


19.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 475/9


Beschikking van het Hof (Achtste kamer) van 5 oktober 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Amtsgericht Dresden — Duitsland) — Ute Wunderlich/Bulgarian Air Charter Limited

(Zaak C-32/16) (1)

([Prejudiciële verwijzing - Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof - Geen redelijke twijfel - Luchtvervoer - Verordening (EG) nr. 261/2004 - Artikel 2, onder l) - Begrip „annulering” - Vlucht waarbij er een ongeplande tussenlanding is gemaakt])

(2016/C 475/12)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Amtsgericht Dresden

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Ute Wunderlich

Verwerende partij: Bulgarian Air Charter Limited

Dictum

Artikel 2, onder l), van verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91, moet aldus worden uitgelegd dat een vlucht waarvan de plaats van vertrek en de plaats van bestemming stroken met de planning, maar waarbij er een ongeplande tussenlanding is gemaakt, niet als geannuleerd kan worden aangemerkt.


(1)  PB C 165 van 10.5.2016.


19.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 475/10


Hogere voorziening ingesteld op 23 mei 2016 door Grupo Bimbo, S.A.B. de C.V. tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 18 maart 2016 in zaak T-33/15, Grupo Bimbo/EUIPO (Bimbo)

(Zaak C-285/16 P)

(2016/C 475/13)

Procestaal: Spaans

Partijen

Rekwirante: Grupo Bimbo, S.A.B. de C.V. (vertegenwoordiger: M. Edenborough QC)

Andere partij in de procedure: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

Bij beschikking van 13 oktober 2016 heeft het Hof van Justitie (Zesde kamer) de hogere voorziening afgewezen en Grupo Bimbo S.A.B. de C.V. verwezen in haar eigen kosten.


19.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 475/10


Hogere voorziening ingesteld op 27 mei 2016 door Médis — Companhia portuguesa de seguros de saúde, SA tegen de beschikking van het Gerecht (Zesde kamer) van 15 maart 2016 in zaak T-774/15, Médis/EUIPO — Médis

(Zaak C-313/16 P)

(2016/C 475/14)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Médis — Companhia portuguesa de seguros de saúde, SA (vertegenwoordiger: M. Martinho do Rosário, advogada)

Andere partij in de procedure: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Bij beschikking van 19 oktober 2016 heeft het Hof van Justitie (Achtste kamer) de hogere voorziening niet-ontvankelijk verklaard.


19.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 475/10


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesgerichtshof (Duitsland) op 6 september 2016 — Julia Markmann e.a./TUIfly GmbH

(Zaak C-479/16)

(2016/C 475/15)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesgerichtshof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Julia Markmann, Rene Markmann, Emilia Markmann, Jana Markmann

Verwerende partij: TUIfly GmbH

De zaak is bij beschikking van het Hof van 11 oktober 2016 in het register van het Hof doorgehaald.


19.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 475/11


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hanseatische Oberlandesgericht in Bremen (Duitsland) op 16 september 2016 — Strafzaak tegen Pál Aranyosi

(Zaak C-496/16)

(2016/C 475/16)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Hanseatisches Oberlandesgericht in Bremen

Partij in de strafzaak

Pál Aranyosi

Prejudiciële vragen

1)

Dienen artikel 1, lid 3, artikel 5 en artikel 6, lid 1, van kaderbesluit 2002/584/JI van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten aldus te worden uitgelegd dat de uitvoerende lidstaat bij een beslissing tot uitlevering ten behoeve van strafvervolging, het reële gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling van de vervolgde persoon in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie op grond van de detentieomstandigheden slechts hoeft uit te sluiten voor de eerste penitentiaire inrichting waar de vervolgde persoon na de overlevering aan de uitvaardigende lidstaat wordt geplaatst?

2)

Dient de uitvoerende lidstaat bij de beslissing ook het reële gevaar uit te sluiten dat de vervolgde persoon aan een onmenselijke of vernederende behandeling wordt onderworpen op grond van zijn detentieomstandigheden bij een daaraanvolgende opsluiting in de gevangenis in geval van veroordeling?

3)

Dient de uitvoerende lidstaat dit gevaar voor de betrokkene ook uit te sluiten voor het geval hij naar andere penitentiaire inrichtingen kan worden overgeplaatst?


19.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 475/11


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door Finanzgericht Köln (Duitsland) op 23 september 2016 — Deister Holding AG als rechtsopvolgster onder algemene titel van Traxx Investments N.V./Bundeszentralamt für Steuern

(Zaak C-504/16)

(2016/C 475/17)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Finanzgericht Köln

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Deister Holding AG als rechtsopvolgster onder algemene titel van Traxx Investments N.V.

Verwerende partij: Bundeszentralamt für Steuern

Prejudiciële vragen

1)

Verzet artikel 43 juncto artikel 48 EG-Verdrag (thans artikel 49 juncto artikel 54 VWEU) zich tegen een nationale fiscale bepaling zoals die welke in het hoofdgeding aan de orde is, die een buitenlandse moedermaatschappij, wier enig aandeelhouder in het binnenland woonachtig is, de ontlasting van bronbelasting op inkomsten uit vermogen over uitgekeerde winsten ontzegt,

indien daarin een deelneming wordt gehouden door personen die geen recht op teruggaaf of vrijstelling zouden hebben wanneer zij die inkomsten direct zouden verwerven en

(1)

er geen economische of andere relevante redenen zijn om een buitenlandse moedermaatschappij in te schakelen of

(2)

de buitenlandse moedermaatschappij in het betreffende boekjaar niet meer dan 10 % van haar totale bruto-inkomsten met eigen economische activiteiten verwerft (wat onder meer niet het geval is indien de buitenlandse vennootschap haar bruto-inkomsten verwerft met het beheren van activa), of

(3)

de buitenlandse moedermaatschappij niet aan het algemene economische verkeer deelneemt met bij haar bedrijfsdoelstelling passende zakelijke activiteiten,

terwijl in het binnenland gevestigde moedermaatschappijen de bronbelasting op inkomsten uit vermogen mogen aftrekken zonder dat de bovengenoemde voorwaarden daarbij bepalend zijn?

2)

Verzet artikel 5, lid 1, juncto artikel 1, lid 2, van richtlijn 90/435/EEG (1) zich tegen een nationale fiscale bepaling zoals die welke in het hoofdgeding aan de orde is, die een buitenlandse moedermaatschappij, wier enig aandeelhouder in het binnenland woonachtig is, de ontlasting van bronbelasting op inkomsten uit vermogen over uitgekeerde winsten ontzegt,

indien daarin een deelneming wordt gehouden door personen die geen recht op teruggaaf of vrijstelling zouden hebben wanneer zij die inkomsten direct zouden verwerven en

(1)

er geen economische of andere relevante redenen zijn om een buitenlandse moedermaatschappij in te schakelen of

(2)

de buitenlandse moedermaatschappij in het betreffende boekjaar niet meer dan 10 % van haar totale bruto inkomsten met eigen economische activiteiten verwerft (wat onder meer niet het geval is indien de buitenlandse vennootschap haar bruto inkomsten behaalt met het beheren van activa) of

(3)

de buitenlandse moedermaatschappij niet aan het algemene economisch verkeer deelneemt met bij haar bedrijfsdoelstelling passende zakelijke activiteiten,

terwijl in het binnenland gevestigde moedermaatschappijen de bronbelasting op inkomsten uit vermogen mogen aftrekken zonder dat de bovengenoemde voorwaarden daarbij bepalend zijn?


(1)  Richtlijn 90/435/EEG van de Raad van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten (PB L 225, blz. 6).


19.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 475/12


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunal da Relação de Guimarães (Portugal) op 3 oktober 2016 — Isabel Maria Pinheiro Vieira Rodrigues/José Manuel Proença Salvador e.a.

(Zaak C-514/16)

(2016/C 475/18)

Procestaal: Portugees

Verwijzende rechter

Tribunal da Relação de Guimarães

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Isabel Maria Pinheiro Vieira Rodrigues

Verwerende partijen: José Manuel Proença Salvador, Crédito Agrícola Seguros — Companhia de Seguros de Ramos Reais, SA, Jorge Oliveira Pinto

Prejudiciële vragen

1)

Geldt de in artikel 3, lid 1, van de eerste richtlijn 72/166/EEG (1) van de Raad van 24 april 1972 voorziene verzekeringsplicht voor de aansprakelijkheid die voortvloeit uit de deelneming aan het verkeer van voertuigen die gewoonlijk in een lidstaat zijn gestald, alleen voor het gebruik van voertuigen, op een willekeurige openbare of particuliere plaats, wanneer deze zich voortbewegen, of ook wanneer ze stilstaan, maar de motor draait?

2)

Omvat het begrip deelneming aan het verkeer van voertuigen in de zin van artikel 3, lid 1, van de eerste richtlijn mede een landbouwtractor die op een landgoed op een afgevlakt stuk grond stond en die zoals gewoonlijk voor het verrichten van landbouwwerkzaamheden (het spuiten van bestrijdingsmiddel in een wijngaard) werd gebruikt, waarbij de motor draaide om de pomp van het reservoir met bestrijdingsmiddel aan te drijven en die in die omstandigheden, ten gevolge van een grondverschuiving die door het samenspel van de volgende factoren ontstond:

het gewicht van de tractor,

de trillingen die werden veroorzaakt door de motor van de tractor en door de achterop de tractor aangebrachte pomp van de bestrijdingsmiddelsproeier,

de voorafgegane zware regenval,

naar beneden stortte en daarbij vier arbeiders trof die werkzaam waren op de lager gelegen terrassen, waarbij een vrouw die de slang vasthield waarmee het bestrijdingsmiddel werd aangebracht, werd gedood?

3)

Verzet in geval van een bevestigend antwoord op de twee voorgaande vragen die uitlegging van het begrip deelneming aan het verkeer van voertuigen in de zin van artikel 3, lid 1, van de eerste richtlijn 72/166 zich tegen nationale wettelijke bepalingen (artikel 4, lid 4, van Decreto-Lei 291/2007 van 21 augustus 2007) op grond waarvan van de in voormeld artikel 3, lid 1, voorziene verplichte verzekering zijn uitgesloten situaties waarin het voertuig voor zuiver agrarische of industriële doeleinden wordt gebruikt?


(1)  Richtlijn 72/166/EEG van de Raad van 24 april 1972 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid (PB 1972, L 103, blz. 1).


19.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 475/13


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Cour d'appel de Versailles (Frankrijk) op 3 oktober 2016 — Enedis, SA, voorheen Électricité Réseau Distribution France SA (ERDF)/Axa Corporate Solutions SA, Ombrière Le Bosc SAS

(Zaak C-515/16)

(2016/C 475/19)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Cour d'appel de Versailles

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Enedis, SA, voorheen Électricité Réseau Distribution France SA (ERDF)

Verwerende partijen: Axa Corporate Solutions SA, Ombrière Le Bosc SAS

Prejudiciële vragen

1)

Moet artikel 107, lid 1, VWEU aldus worden uitgelegd dat de regeling van verplichte afname van de elektriciteit die is opgewekt door installaties die gebruik maken van zonne-energie, tegen een hogere prijs dan de marktprijs, die wordt gefinancierd door de eindverbruikers van elektriciteit, zoals deze regeling voortvloeit uit de ministeriële besluiten van 10 juli 2006 (JORF nr. 171 van 26 juli 2006, blz. 11133) en 12 januari 2010 (JORF nr. 11 van 14 januari 2010, blz. 727) tot vaststelling van de voorwaarden voor de afname van die elektriciteit, gelezen in samenhang met wet nr. 2000 108 van 10 februari 2000 tot modernisering en ontwikkeling van de openbare dienst van elektriciteitsverzorging, decreet nr. 2000 1196 van 6 december 2000 en decreet nr. 2001 410 van 10 mei 2001, als staatssteun moet worden aangemerkt?

2)

Zo dat het geval is, moet artikel 108, lid 3, VWEU dan aldus worden uitgelegd dat het achterwege blijven van de voorafgaande aanmelding van die regeling bij de Europese Commissie de geldigheid aantast van voormelde besluiten waarbij de litigieuze steunmaatregel ten uitvoering is gelegd?


19.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 475/14


Beschikking van de president van de Negende kamer van het Hof van 22 september 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunalul Sibiu — Roemenië) — Nicolae Ilie Nicula/Administrația Județeană a Finanțelor Publice Sibiu, voorheen Administraţia Finanţelor Publice a Municipiului Sibiu, Administraţia Fondului pentru Mediu, in tegenwoordigheid van: Cristina Lenuța Stoica

(Zaak C-609/14) (1)

(2016/C 475/20)

Procestaal: Roemeens

De president van de Negende kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 107 van 30.3.2015.


19.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 475/14


Beschikking van de president van het Hof van 23 september 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Curtea de Apel Oradea — Roemenië) — SC Vicdantrans SRL/Direcția Generală Regională a Finanțelor Publice Cluj Napoca prin Administrația Județeană a Finanțelor Publice Bihor, Administrația Fondului pentru Mediu

(Zaak C-73/15) (1)

(2016/C 475/21)

Procestaal: Roemeens

De president van het Hof heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 155 van 11.5.2015.


19.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 475/14


Beschikking van de president van het Hof van 23 september 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Curtea de Apel Constanţa — Roemenië) — Maria Bosneaga/Instituția Prefectului — județul Constanța — Serviciul Public Comunitar Regim Permise de Conducere și Înmatriculare a Vehiculelor

(Zaak C-235/15) (1)

(2016/C 475/22)

Procestaal: Roemeens

De president van het Hof heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 270 van 17.8.2015.


19.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 475/15


Beschikking van de president van het Hof van 23 september 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Curtea de Apel Constanţa — Roemenië) — Dinu Antoci/Instituția Prefectului — județul Constanța — Serviciul Public Comunitar Regim Permise de Conducere și Înmatriculare a Vehiculelor

(Zaak C-236/15) (1)

(2016/C 475/23)

Procestaal: Roemeens

De president van het Hof heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 270 van 17.8.2015.


19.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 475/15


Beschikking van de president van het Hof van 13 oktober 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Consiglio di Stato — Italië) — Regione autonoma della Sardegna/Comune di Portoscuso, in tegenwoordigheid van Saromar Gestioni Srl, Giulio Pistis

(Zaak C-449/15) (1)

(2016/C 475/24)

Procestaal: Italiaans

De president van het Hof heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 381 van 16.11.2015.


Gerecht

19.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 475/16


Beschikking van het Gerecht van 6 september 2016 — Vanbreda Risk & Benefits/Commissie

(Zaak T-199/14) (1)

((„Niet-contractuele aansprakelijkheid - Overheidsopdrachten voor diensten - Overeenkomst over de vastgestelde schadevergoeding - Afdoening zonder beslissing - Kosten”))

(2016/C 475/25)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Vanbreda Risk & Benefits (Antwerpen, België) (vertegenwoordigers: aanvankelijk P. Teerlinck en P. de Bandt, vervolgens P. Teerlinck, P. de Bandt en R. Gherghinaru, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: aanvankelijk S. Delaude en L. Cappelletti, vervolgens S. Delaude, gemachtigden)

Voorwerp

Beroep tot nietigverklaring van het besluit van de Commissie van 30 januari 2014 waarbij de Commissie de offerte die verzoekster had ingediend voor perceel nr. 1 in het kader van aanbesteding OIB.DR.2/PO/2013/062/591 betreffende de verzekering van goederen en personen (PB 2013/S 155-269617) heeft afgewezen en de opdracht aan een andere vennootschap heeft gegund, alsook beroep tot schadevergoeding.

Dictum

1)

Op het beroep behoeft niet meer te worden beslist.

2)

De Europese Commissie wordt verwezen in haar eigen kosten alsook in de kosten van Vanbreda Risk & Benefits in de hoofdprocedure en in het kort geding bij het Gerecht.


(1)  PB C 159 van 26.5.2014.


19.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 475/16


Beschikking van het Gerecht van 15 september 2016 — Kurchenko/Raad

(Zaak T-339/14) (1)

((„Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid - Beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Oekraïne - Bevriezing van tegoeden - Niet vertegenwoordigd door een advocaat - Verzoeker die niet meer antwoordt op de verzoeken van het Gerecht - Afdoening zonder beslissing”))

(2016/C 475/26)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Serhiy Vitaliyovych Kurchenko (Chuhuiv, Oekraïne) (vertegenwoordigers: B. Kennelly, QC, J. Pobjoy, barrister, M. Drury, A. Swan en J. Binns, solicitors)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: Á. de Elera-San Miguel Hurtado en J.-P. Hix, gemachtigden)

Interveniënte aan de zijde van verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: S. Bartelt en D. Gauci, gemachtigden)

Voorwerp

Primair, een verzoek op grond van artikel 263 VWEU tot nietigverklaring van ten eerste besluit 2014/119/GBVB van de Raad van 5 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne (PB 2014, L 66, blz. 26), verordening (EU) nr. 208/2014 van de Raad van 5 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne (PB 2014, L 66, blz. 1), en ten tweede besluit (GBVB) 2015/364 van de Raad van 5 maart 2015 tot wijziging van besluit 2014/119 (PB 2015, L 62, blz. 25), uitvoeringsverordening (EU) 2015/357 van de Raad van 5 maart 2015 tot uitvoering van verordening nr. 208/2014 (PB 2015, L 62, blz. 1), voor zover deze handelingen verzoeker betreffen, en, subsidiair, een verzoek op grond van artikel 277 VWEU tot verklaring van niet-toepasselijkheid ten aanzien van verzoeker van artikel 1, lid 1, van besluit 2014/119, zoals gewijzigd bij besluit (GBVB) 2015/143 van de Raad van 29 januari 2015 tot wijziging van besluit 2014/119 (PB 2015, L 24, blz. 16) en artikel 3, lid 1, van verordening nr. 208/2014, zoals gewijzigd bij verordening (EU) 2015/138 van de Raad van 29 januari 2015 tot wijziging van verordening nr. 208/2014 (PB 2015, L 24, blz. 1)

Dictum

1)

Op het onderhavige beroep hoeft niet te worden beslist.

2)

Serhiy Vitaliyovych Kurchenko wordt verwezen in zijn eigen kosten alsmede in die van de Raad van de Europese Unie.

3)

De Europese Commissie zal haar eigen kosten dragen.


(1)  PB C 253 van 4.8.2014.


19.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 475/17


Beroep ingesteld op 26 oktober 2016 — OP/Commissie

(Zaak T-478/16)

(2016/C 475/27)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: OP (Bonn, Duitsland) (vertegenwoordiger: S. Conrad, Rechtsanwalt)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietigverklaring van het stilzwijgende en van het uitdrukkelijke besluit van verweerster van 16 en 30 september 2016 (ref.: Ares (2016) 5716994) tot afwijzing van het door de verzoekende partij op 17 april 2016 overeenkomstig artikel 22, lid 1, van verordening (EG) nr. 58/2003 ingestelde administratieve beroep, teneinde de wettigheid te doen toetsen van het besluit van het Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad van 18 maart 2016 [ref. Ares (2016) 1371979], door de verzoekende partij ontvangen op 28 april 2016, waarbij de subsidieaanvraag van de verzoekende partij van 17 november 2015 (nr. 716017 — QUASIMODO) in het kader van kaderprogramma „Horizont 2020”, ERC-werkprogramma 2016 (ERC Starting Grant) ongeschikt werd geacht en werd afgewezen.

verwijzing van verweerster in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van het beroep voert de verzoekende partij twee middelen aan.

1.

Eerste middel: schending van het recht van de verzoekende partij op wettigheidstoezicht door verweerster op handelingen van het Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad, aangezien verweerster niet binnen de in artikel 22, lid 1, derde alinea, van verordening (EG) nr. 58/2003 (1) gestelde termijn op het door de verzoekende partij ingestelde administratieve beroep heeft geantwoord.

2.

Tweede middel: onrechtmatigheid van de afwijzing van de door de verzoekende partij ingediende subsidieaanvraag

Volgens de verzoekende partij is de afwijzing van het door de verzoekende partij ingediende administratieve beroep eveneens onrechtmatig, aangezien het afwijzingsbesluit van het Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad van de door de verzoekende partij ingediende subsidieaanvraag zelf onrechtmatig is.


(1)  Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad van 19 december 2002 tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma's worden gedelegeerd (PB 2003, L 11, blz. 1).


19.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 475/18


Beroep ingesteld op 14 oktober 2016 — Tuerck/Commissie

(Zaak T-728/16)

(2016/C 475/28)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Sabine Tuerck (Sint-Pieters-Woluwe, België) (vertegenwoordigers: S. Orlandi en T. Martin, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

te verklaren en vast te stellen,

het besluit van 10 december 2015 houdende bevestiging van de overdracht van verzoeksters pensioenrechten wordt nietig verklaard;

de Europese Commissie wordt verwezen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij twee middelen aan.

1.

Eerste middel, ontleend aan schending van artikel 7, lid 1, van de op 3 maart 2011 vastgestelde algemene uitvoeringsbepalingen (AUB) van de artikelen 11 en 12 van bijlage VIII bij het Statuut betreffende de overdracht van pensioenrechten. Deze schending heeft plaatsgevonden door het tot aanstelling bevoegd gezag (TABG) bij de berekening van de aftrek van het bedrag dat de herwaardering van het kapitaal vertegenwoordigt tussen de datum van het verzoek om overdracht en die van de daadwerkelijke overdracht.

2.

Tweede middel, ontleend aan schending van artikel 11, lid 2, van bijlage VIII bij het Statuut, aangezien het TABG rekening heeft gehouden met haar bevordering met terugwerkende kracht om haar basissalaris te bepalen op de datum van het verzoek om overdracht van haar pensioenrechten.


19.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 475/19


Beroep ingesteld op 17 oktober 2016 — PO e.a./EDEO

(Zaak T-729/16)

(2016/C 475/29)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partijen: PO (Brussel, België), PP (Beijing, China), PQ (Beijing), PR (Beijing) (vertegenwoordigers: N. de Montigny en J.-N. Louis, advocaten)

Verwerende partij: Europese Dienst voor extern optreden

Conclusies

De verzoekende partijen verzoeken het Gerecht:

vast te stellen en te verklaren,

de besluiten van 17 december 2015 om de door verzoekers gemaakte schoolkosten te beperken tot 10 000 EUR worden nietig verklaard;

gelet op de bijzondere context van de kennisgeving van het bezwarend besluit; voor zover nodig, de e-mail van 21 december 2015 die sommigen onder hen hebben ontvangen; voor zover nodig, het formulier voor de berekening van de toelage en, ten slotte, voor zover nodig, hun salarisafrekening waarin het bedrag van de ontvangen toelage wordt genoemd, worden nietig verklaard;

voor zover nodig, de besluiten tot afwijzing van hun klacht van 5 juli 2016 worden nietig verklaard;

de verwerende partij wordt verwezen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren de verzoekende partijen vier middelen aan.

1.

Eerste middel, ontleend aan een exceptie van onwettigheid, aangezien de bestreden besluiten zijn gebaseerd op de Guidelines, die de Europese Dienst voor extern op treden (EDEO) op 31 juli 2014 heeft vastgesteld en die in strijd zijn met het Ambtenarenstatuut en met bijlage X erbij.

2.

Tweede middel, ontleend aan een exceptie van onwettigheid, aangezien de bestreden besluiten in strijd zijn met die Guidelines.

3.

Derde middel, bestaande uit vier onderdelen, ontleend aan de onwettigheid van de individuele besluiten.

Het eerste onderdeel is ontleend aan schending van verworven rechten, gewettigd vertrouwen, het beginsel van rechtszekerheid en het beginsel van behoorlijk bestuur, aangezien elke verzoeker heeft besloten om zijn gezin mee te nemen op delegatie naar het betrokken land in de veronderstelling dat de schoolkosten voor 100 % werden vergoed.

Het tweede onderdeel is ontleend aan schending van de beginselen van gelijke behandeling en non-discriminatie, aangezien het aldus ingevoerde systeem dat de aanvullende vergoeding forfaitair beperkt tot 10 000 EUR ongeacht de concrete situatie van elke delegatie erop neerkomt dat verschillende situaties gelijk worden behandeld.

Het derde onderdeel is ontleend aan schending van de rechten van het kind, van het recht op een gezinsleven en van het recht op scholing, aangezien EDEO een zware financiële last op bepaalde gezinnen van ambtenaren of functionarissen legt, zodat die gezinnen hetzij gedwongen zijn om die kosten te dragen teneinde hun kinderen een opleiding te bieden die gelijk is aan die van de kinderen van hun collega’s, hetzij zich moeten opsplitsen teneinde hun kinderen een goedkopere opleiding in een land van de Europese Unie te geven.

Het vierde onderdeel is ontleend aan het feit dat geen daadwerkelijk afweging heeft plaatsgevonden van de belangen en van de eerbiediging van het evenredigheidsbeginsel van elk besluit, met name aangezien de verwerende partij niet heeft aangetoond dat het beoogde doel de schending van verzoekers’ grondrechten rechtvaardigde.

4.

Vierde middel, ontleend aan een kennelijk onjuiste beoordeling, die door drie verzoekers wordt aangevoerd. Twee van hen zijn van mening dat die onjuiste beoordeling heeft plaatsgevonden bij het onderzoek van de buitengewone omstandigheden die in hun verzoek om vergoeding waren aangevoerd, en de laatste verzoeker is van mening dat die onjuiste beoordeling volgt uit het feit dat geen rekening is gehouden met de extra kosten voor het onderwijs van de moedertaal.


19.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 475/20


Beroep ingesteld op 22 oktober 2016 — CX/Commissie

(Zaak T-735/16)

(2016/C 475/30)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: CX (Bordeaux, Frankrijk) (vertegenwoordiger: É. Boigelot, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

het beroep ontvankelijk en gegrond te verklaren;

dientengevolge,

het besluit van 18 december 2015, met referentie Ares(2015)5952489, nietig te verklaren voor zover de verzoekende partij daarbij een salarisvermindering wordt opgelegd;

het besluit van 12 juli 2016, met referentie HR.E.2/CB/sa/Ares(2016), waarvan op diezelfde dag kennis is gegeven, nietig te verklaren voor zover het TABG daarbij de door verzoeker op 16 maart 2016 ingediende klacht, met referentie R/170/16, tegen het besluit tot vermindering van zijn salaris afwijst;

de verwerende partij te veroordelen tot terugbetaling van de ten onrechte ingehouden bedragen, vermeerderd met boetes en vertragingsrente;

de verwerende partij overeenkomstig artikel 87, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken te verwijzen in alle kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vier middelen aan.

1.

Eerste middel, ontleend aan schending van het Ambtenarenstatuut, met name artikel 24, lid 1, van bijlage IX daarbij, door het tot aanstelling bevoegd gezag (TABG) van de Commissie doordat het in zijn besluit niet heeft aangegeven welk bedrag het wilde inhouden op verzoekers salaris.

2.

Tweede middel, ontleend aan niet-nakoming van de motiveringsplicht met betrekking tot de redenen voor deze salarisvermindering, welke niet-nakoming de basis vormt voor een ongelijke behandeling van de verzoekende partij.

3.

Derde middel, ontleend aan misbruik van procedure en bevoegdheid en aan overschrijding van bevoegdheid, doordat het bestreden besluit een verkapte tuchtmaatregel vormt.

4.

Vierde middel, ontleend aan schending van de beginselen van de redelijke termijn, goede trouw en behoorlijk bestuur, doordat de feiten die de verwerende partij tegen verzoeker aanvoert dateren uit de jaren 2001 en 2003, dus meer dan 14 en 12 jaar vóór het bestreden besluit.


19.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 475/21


Beroep ingesteld op 20 oktober 2016 — Amira e.a./Commissie en ECB

(Zaak T-736/16)

(2016/C 475/31)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Maria Amira (Athene, Griekenland) en 15 andere verzoekende partijen (vertegenwoordigers: S. Pappas en I. Ioannidis, advocaten)

Verwerende partijen: Europese Centrale Bank, Europese Commissie

Conclusies

de Europese Unie en/of het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) veroordelen tot betaling van de in het verzoekschrift vermelde bedragen ter vergoeding van de schade die verzoekers door de illegale deelname van verweerders aan de herstructurering van de Griekse overheidsschuld hebben geleden ten gevolge van de activering van de aangepaste collectieve-actieclausules;

subsidiair, de Europese Unie en/of de Europese Centrale Bank (ECB) veroordelen tot betaling van de in het verzoekschrift vermelde bedragen ter vergoeding van de schade die verzoekers hebben geleden door de illegale uitsluiting van de schuldeisers van Griekenlands openbare sector van de herstructurering van de Griekse overheidsschuld;

hoe dan ook, de ECB veroordelen tot vergoeding van de in het verzoekschrift voor elke verzoeker beschreven schade die voortvloeit uit de illegale uitsluiting van het ESCB van de herstructurering van de Griekse overheidsschuld, en

de ECB en/of de Unie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vijf middelen aan.

1.

Eerste middel: de Unie en/of de ECB en het ESCB hebben hun bevoegdheid overschreden en de artikelen 120 tot en met 126, 127 en 352, lid 1, VWEU, geschonden.

2.

Tweede middel: de ECB en het ESCB hebben artikel 123 VWEU geschonden, in het bijzonder door het ESCB uit te sluiten van de herstructurering.

3.

Derde middel: de Unie en/of de ECB en het ESCB hebben het krachtens artikel 17 van het Handvest van de grondrechten beschermde eigendomsrecht van verzoekers geschonden.

4.

Vierde middel: de Unie en/of de ECB en het ESCB hebben het krachtens artikel 63 VWEU beschermde beginsel van vrij kapitaalverkeer geschonden.

5.

Vijfde middel: de Unie en/of de ECB en het ESCB hebben het krachtens artikel 20 van het Handvest van de grondrechten beschermde recht van verzoekers op gelijke behandeling geschonden.


19.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 475/21


Beroep ingesteld op 25 oktober 2016 — Stips/Commissie

(Zaak T-740/16)

(2016/C 475/32)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Adolf Stips (Besozzo, Italië) (vertegenwoordigers: S. Orlandi en T. Martin, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij vraagt het Gerecht:

te verklaren en vast te stellen,

de Europese Commissie wordt veroordeeld tot volledige vergoeding van de schade die verzoeker heeft geleden als gevolg van de vertraging bij de organisatie van de herindeling 2013;

in elk geval, de Europese Commissie wordt verwezen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter onderbouwing van het beroep voert de verzoekende partij één middel aan, ontleend aan de schade die zij zou hebben geleden en die uitsluitend te wijten is aan de niet-nakoming door de Commissie van haar verplichting tot behoorlijk bestuur, zoals neergelegd in artikel 41 van het Handvest van de grondrechten. Ten eerste heeft de Commissie de lijst van heringedeelde functionarissen niet binnen een redelijke termijn vastgesteld, dat wil zeggen vóór 31 december 2013. Ten tweede is de door de verzoekende partij geleden schade reëel en berekenbaar en ten derde bestaat er een oorzakelijk verband tussen de dienstfout van de Commissie en de geleden schade.


19.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 475/22


Beroep ingesteld op 24 oktober 2016 — Generis — Farmacêutica/EUIPO — Corpak MedSystems (CORGRIP)

(Zaak T-744/16)

(2016/C 475/33)

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Generis — Farmacêutica, SA (Amadora, Portugal) (vertegenwoordiger: J. Paulo Sena Mioludo, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Corpak MedSystems, Inc. (Buffalo Grove, Illinois, Verenigde Staten)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Houder van het betrokken merk: andere partij in de procedure voor de kamer van beroep

Betrokken merk: Uniewoordmerk „CORGRIP” — inschrijvingsaanvraag nr. 12 437 919

Procedure voor het EUIPO: oppositieprocedure

Bestreden beslissing: beslissing van de tweede kamer van beroep van het EUIPO van 26 juli 2016 in zaak R 2443/2015-2

Conclusies

vernietiging van de bestreden beslissing;

bevestiging van de beslissing van de oppositieafdeling van 15 oktober 2015 betreffende oppositie B 002334129;

toewijzing van oppositie B 002334129;

afwijzing van Uniemerkaanvraag nr. 012437919 voor „CORGRIP” in haar geheel;

verwijzing van het EUIPO in zijn eigen kosten en verzoeksters kosten.

Aangevoerd middel

schending van artikel 8, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009.


19.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 475/23


Beroep ingesteld op 31 oktober 2016 — La Rocca/EUIPO (Take your time Pay After)

(Zaak T-755/16)

(2016/C 475/34)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Alessandro La Rocca (Anzio, Italië) (vertegenwoordigers: A. Perani, J. Graffer, avvocati)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Betrokken merk: Uniebeeldmerk met de woordelementen „Take your time Pay After” — inschrijvingsaanvraag nr. 14 396 031

Bestreden beslissing: beslissing van de eerste kamer van beroep van het EUIPO van 4 augustus 2016 in zaak R 406/2016-1

Conclusies

vaststelling van schending en onjuiste toepassing van artikel 7, lid 1, onder b), en lid 2, van verordening nr. 207/2009;

vaststelling van schending van artikel 75 van verordening nr. 207/2009;

vernietiging van de beslissing van de eerste kamer van beroep van het EUIPO, in zaak R 406/2016-1, die op 4 augustus 2016 is genomen en op 31 augustus 2016 is betekend;

verwijzing van het EUIPO in de kosten van het onderhavige geding

Aangevoerde middelen

schending van artikel 7, lid 1, onder b), en lid 2, van verordening nr. 207/2009;

schending van artikel 75 van verordening nr. 207/2009.


19.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 475/24


Beroep ingesteld op 7 november 2016 — Nanogate/EUIPO (metals)

(Zaak T-767/16)

(2016/C 475/35)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Nanogate AG (Quierschied, Duitsland) (vertegenwoordiger: A. Theis, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Betrokken merk: Uniebeeldmerk met het woordelement „metals” — inschrijvingsaanvraag nr. 14 259 981

Bestreden beslissing: beslissing van de vijfde kamer van beroep van het EUIPO van 29 augustus 2016 in zaak R 2361/2015-5

Conclusies

vernietiging van de bestreden beslissing;

verwijzing van het EUIPO in de kosten.

Aangevoerde middelen

schending van artikel 7, lid 1, onder c), van verordening nr. 207/2009;

schending van artikel 7, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009.


19.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 475/24


Beroep ingesteld op 8 november 2016 — Dochirnie pidpryiemstvo „Kondyterska korporatsiia „Roshen”/EUIPO — „Krasnyj Octyabr” (Afbeelding van rivierkreeftjes)

(Zaak T-775/16)

(2016/C 475/36)

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Dochirnie pidpryiemstvo „Kondyterska korporatsiia „Roshen” (Kiev, Oekraïne) (vertegenwoordigers: R. Žabolienė en I. Lukauskienė, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: aandelenvennootschap „Krasnyj Octyabr” (Moskou, Rusland)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Aanvrager: verzoekende partij

Betrokken merk: internationale inschrijving met aanduiding van de Europese Unie nr. 1 191 921

Procedure voor het EUIPO: oppositieprocedure

Bestreden beslissing: beslissing van de eerste kamer van beroep van het EUIPO van 11 augustus 2016 in zaak R 2419/2015-1

Conclusies

vernietiging van de bestreden beslissing;

verwijzing van het EUIPO in de kosten.

Aangevoerd middel

schending van artikel 8, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009.


19.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 475/25


Beschikking van het Gerecht van 25 oktober 2016 — Tsjechische Republiek/Commissie

(Zaak T-32/16) (1)

(2016/C 475/37)

Procestaal: Tsjechisch

De president van de Zevende kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 98 van 14.3.2016.


19.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 475/25


Beschikking van het Gerecht van 21 oktober 2016 — Hongarije/Commissie

(Zaak T-50/16) (1)

(2016/C 475/38)

Procestaal: Hongaars

De president van de Tweede kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 145 van 25.4.2016.