ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 299

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

59e jaargang
18 augustus 2016


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

AANBEVELINGEN

 

Raad

2016/C 299/01

Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2016 over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Italië en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2016 van Italië

1

2016/C 299/02

Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2016 over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Spanje en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2016 van Spanje

7

2016/C 299/03

Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2016 over het nationale hervormingsprogramma 2016 van het Verenigd Koninkrijk en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2016 van het Verenigd Koninkrijk

12

2016/C 299/04

Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2016 over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Polen en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2016 van Polen

15

2016/C 299/05

Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2016 over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Duitsland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2016 van Duitsland

19

2016/C 299/06

Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2016 over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Tsjechië en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2016 van Tsjechië

23

2016/C 299/07

Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2016 over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Cyprus en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2016 van Cyprus

27

2016/C 299/08

Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2016 over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Bulgarije en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2016 van Bulgarije

32

2016/C 299/09

Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2016 over het nationale hervormingsprogramma 2016 van België en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2016 van België

36

2016/C 299/10

Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2016 over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Nederland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2016 van Nederland

41

2016/C 299/11

Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2016 over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Estland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2016 van Estland

45

2016/C 299/12

Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2016 over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Hongarije en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2016 van Hongarije

49

2016/C 299/13

Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2016 over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Zweden en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2016 van Zweden

53

2016/C 299/14

Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2016 over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Oostenrijk en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2016 van Oostenrijk

57

2016/C 299/15

Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2016 over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Slowakije en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2016 van Slowakije

61

2016/C 299/16

Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2016 over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Ierland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2016 van Ierland

65

2016/C 299/17

Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2016 over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Litouwen en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2016 van Litouwen

69

2016/C 299/18

Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2016 over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Roemenië en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2016 van Roemenië

73

2016/C 299/19

Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2016 over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Finland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2016 van Finland

79

2016/C 299/20

Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2016 over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Letland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2016 van Letland

83

2016/C 299/21

Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2016 over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Denemarken en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2016 van Denemarken

87

2016/C 299/22

Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2016 over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Slovenië met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2016 van Slovenië

90

2016/C 299/23

Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2016 over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Kroatië en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2016 van Kroatië

96

2016/C 299/24

Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2016 over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Luxemburg en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2016 van Luxemburg

101

2016/C 299/25

Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2016 over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Malta en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2016 van Malta

105

2016/C 299/26

Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2016 over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Portugal en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2016 van Portugal

109

2016/C 299/27

Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2016 over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Frankrijken met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2016 van Frankrijk

114


NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

AANBEVELINGEN

Raad

18.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 299/1


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 12 juli 2016

over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Italië en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2016 van Italië

(2016/C 299/01)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 november 2015 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2016 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 17-18 maart 2016 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 26 november 2015 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Italië heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen. Die aanbeveling is op 18-19 februari 2016 door de Europese Raad bekrachtigd en op 8 maart 2016 door de Raad goedgekeurd (3). Als land dat de euro als munt heeft, en gelet op de nauwe verwevenheid van de economieën in de economische en monetaire unie moet Italië ervoor zorgen dat de aanbeveling tijdig en volledig wordt opgevolgd.

(2)

Op 26 februari 2016 is het landverslag 2016 voor Italië gepubliceerd. Daarin worden de vorderingen beoordeeld die Italië met de tenuitvoerlegging van de op 14 juli 2015 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede de vooruitgang die Italië richting de nationale streefcijfers van Europa 2020 heeft geboekt. Het bevat ook de diepgaande evaluatie die op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 is uitgevoerd. Op 8 maart 2016 heeft de Commissie de resultaten van de diepgaande evaluatie gepresenteerd. Op basis van haar analyse concludeert de Commissie dat in Italië sprake is van buitensporige macro-economische onevenwichtigheden. Met name is de achterblijvende productiviteitsgroei een rem voor het herstel van het concurrentievermogen en maakt deze het moeilijker om de hoge schuldquote te verlagen. Het is vooral belangrijk dat actie wordt ondernomen om het risico van negatieve effecten op de Italiaanse economie en, gezien de omvang ervan, van negatieve overloopeffecten op de economische en monetaire unie te verminderen.

(3)

Op 28 april 2016 heeft Italië zijn nationale hervormingsprogramma 2016 en zijn stabiliteitsprogramma 2016 ingediend. Op grond van de onderlinge verbanden tussen beide programma's zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(4)

Relevante landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen voor de periode 2014-2020. Zoals bepaald in artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) kan de Commissie, wanneer het noodzakelijk is om de uitvoering van de desbetreffende aanbevelingen van de Raad te ondersteunen, een lidstaat verzoeken de partnerschapsovereenkomst en de betrokken programma's te evalueren en wijzigingen voor te stellen. De Commissie heeft in richtsnoeren met betrekking tot de toepassing van de maatregelen die de effectiviteit van de Europese structuur- en investeringsfondsen koppelen aan gezonde economische governance, nader aangegeven hoe zij van die bepaling zou gebruikmaken.

(5)

Italië is aan het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact en, voor de periode 2013-2015, aan de overgangsregel voor de schuld en vanaf 2016 aan de schuldregel onderworpen. Volgens het stabiliteitsprogramma zal de overheidsschuldquote in 2015 naar verwachting een piek bereiken van 132,7 % om geleidelijk te dalen tot 123,8 % in 2019. In de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie wordt ermee gerekend dat de overheidsschuldquote in 2016 zal stabiliseren en pas vanaf 2017 licht zal beginnen af te nemen. De uitvoering van het uitgebreide privatiseringsprogramma dat de Italiaanse autoriteiten hebben ingediend, is een cruciale uitdaging voor Italië, gelet op het verwachte effect daarvan op de schuldreductie. Hoewel de privatiseringen in 2015 volgens planning zijn uitgevoerd, lijkt de doelstelling van 0,5 % privatiseringsopbrengsten per jaar in de periode 2016-2018 en van 0,3 % in 2019 zeer ambitieus, mede gelet op de vertraging die bepaalde privatiseringsprojecten hebben opgelopen. Het macro-economische scenario dat aan de begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is plausibel.

(6)

Op 18 mei 2016 heeft de Commissie een verslag uitgebracht op grond van artikel 126, lid 3, VWEU, omdat Italië in 2015 onvoldoende vooruitgang had geboekt in de richting van de naleving van de schuldregel. Bij de analyse is naar alle relevante factoren gekeken en de conclusie was dat het schuldcriterium diende te worden beschouwd als zijnde in acht genomen. De Commissie zal haar beoordeling in een nieuw verslag op grond van artikel 126, lid 3, van het Verdrag opnieuw bezien op grond van de najaarsprognoses 2016 van de Commissie, wanneer verdere informatie beschikbaar komt over de hervatting van het aanpassingstraject in de richting van de budgettaire middellangetermijndoelstelling voor 2017.

(7)

In het voorjaar 2015 heeft Italië toestemming gekregen om tijdelijk met 0,4 procentpunt van het bbp af te wijken van het vereiste aanpassingstraject richting de budgettaire middellangetermijndoelstelling voor 2016, gelet op de belangrijke structurele hervormingen met een positief effect op de langetermijnhoudbaarheid van de overheidsfinanciën. In zijn ontwerpbegrotingsplan 2016 heeft Italië verzocht om tijdelijk met 0,1 procentpunt van het bbp af te wijken van het vereiste aanpassingstraject richting de budgettaire middellangetermijndoelstelling voor 2016, gelet op andere structurele hervormingen met een positief effect op de langetermijnhoudbaarheid van de overheidsfinanciën. Nadere gegevens over al deze hervormingen zijn uiteengezet in het nationale hervormingsprogramma 2016 van Italië, dat de hervormingsagenda op grote lijnen bevestigt. De sectoren waar hervormingen volgens het programma een effect zullen hebben op de houdbaarheid van de overheidsfinanciën, zijn onder meer: i) overheidsdiensten en vereenvoudiging; ii) product- en dienstenmarkten; iii) de arbeidsmarkt; iv) civiele rechtspraak; v) onderwijs; vi) een taxshift; vii) maatregelen om het volume oninbare leningen terug te brengen en de insolventieprocedures te hervormen; en viii) een uitgaventoets als financieringsmaatregel. De effecten van al deze hervormingen op het reële bbp worden door de autoriteiten geraamd op 2,2 procentpunten tegen 2020, hetgeen plausibel lijkt. Indien deze hervormingen volledig en op tijd worden geïmplementeerd, zullen zij een positief effect hebben op de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Italië kan momenteel worden beschouwd als in aanmerking komend voor de volledige gevraagde tijdelijke afwijking van 0,5 procentpunt van het bbp in 2016, mits het de overeengekomen hervormingen adequaat implementeert, hetgeen zal worden gemonitord in het kader van het Europees semester, en de in overweging 10 geschetste voorwaarden worden nagekomen.

(8)

In zijn ontwerpbegrotingsplan 2016 heeft Italië verzocht om tijdelijk met 0,3 procentpunt van het bbp af te wijken van het vereiste aanpassingstraject richting de budgettaire middellangetermijndoelstelling voor 2016, gelet op nationale investeringsuitgaven voor projecten met cofinanciering van de EU. De in het stabiliteitsprogramma 2016 verstrekte informatie lijkt te bevestigen dat de afwijking door Italië van aanpassingstraject richting de budgettaire middellangetermijndoelstelling in 2016, daadwerkelijk wordt gebruikt om investeringen te verhogen. Toch is er nog enige twijfel over de haalbaarheid van het volledige verwachte bedrag aan investeringen met cofinanciering voor 2016. Italië kan momenteel worden beschouwd als in aanmerking komend voor een tijdelijke afwijking van 0,25 procentpunt van het bbp in 2016, mits het de beoogde investeringen adequaat uitvoert en de in overweging 10 geschetste voorwaarden worden nagekomen. De Commissie zal een ex-postbeoordeling uitvoeren om het daadwerkelijke bedrag van nationale uitgaven voor investeringsprojecten met cofinanciering na te gaan en de daarmee samenhangende marge waarop Italië aanspraak kan maken op grond van de zogeheten „investeringsclausule”.

(9)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2016 zouden de budgettaire gevolgen van de uitzonderlijke toestroom van vluchtelingen en van uitzonderlijke veiligheidsmaatregelen aanzienlijk zijn en zouden deze moeten worden beschouwd als een buitengewone gebeurtenis die buiten de macht van de overheid ligt, in de zin van artikel 5, lid 1, en artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97. Volgens de Commissie sluiten de bijkomende effecten aan bij de ramingen uit het stabiliteitsprogramma en belopen deze 0,03 % van het bbp in 2015 en 0,04 % in 2016 voor uitgaven met betrekking tot vluchtelingen en 0,06 % van het bbp in 2016 voor veiligheidsmaatregelen. In dat verband heeft Italië verzocht om een tijdelijke afwijking van het aanpassingstraject in de richting van de budgettaire middellangetermijndoelstelling. Op grond van artikel 5, lid 1, en artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97 kunnen deze extra uitgaven worden toegestaan, aangezien de instroom van vluchtelingen en de ernst van de terreurdreiging een buitengewone gebeurtenis is, de gevolgen ervan op de Italiaanse overheidsfinanciën aanzienlijk zijn en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën niet in gevaar wordt gebracht door een tijdelijke afwijking van het aanpassingstraject in de richting van de budgettaire middellangetermijndoelstelling toe te staan. Daarom is de vereiste aanpassing in de richting van de budgettaire middellangetermijndoelstelling voor 2015 naar beneden bijgesteld om rekening te houden met die extra kosten in verband met vluchtelingen. Wat 2016 betreft, zal in het voorjaar van 2017 een definitieve beoordeling, met inbegrip van de in aanmerking komende bedragen, worden gemaakt op grond van de waargenomen gegevens die de Italiaanse autoriteiten zullen verstrekken.

(10)

In haar advies over het ontwerpbegrotingsplan 2016 van Italië heeft de Commissie aangegeven dat zij, in de context van de „algehele evaluatie” van een mogelijke afwijking van het aanpassingstraject in de richting van de budgettaire middellangetermijndoelstelling, rekening zal houden met het feit dat Italië mogelijk voor flexibiliteit in het kader van het stabiliteits- en groeipact in aanmerking komt, waarbij bijzondere aandacht zal worden besteed aan het volgende: of een afwijking van het aanpassingstraject daadwerkelijk wordt aangewend om de investeringen te verhogen; het bestaan van geloofwaardige plannen voor de hervatting van het aanpassingstraject in de richting van de middellangetermijndoelstelling, en of er vorderingen worden gemaakt bij de verwezenlijking van de structurele hervormingsagenda, rekening houdende met de aanbevelingen van de Raad. Volgens de beoordeling van de Commissie komt Italië in aanmerking voor een verdere marge van 0,35 procentpunt van het bbp voor 2016, rekening houdende met de vooruitgang bij de structurele hervormingsagenda, de geplande investeringen, alsmede de toezegging van het kabinet om het aanpassingstraject in de richting van de middellangetermijndoelstelling in 2017 aan te houden, hetgeen de Commissie in het najaar opnieuw zal beoordelen.

(11)

Op basis van de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie wijst de verwachte structurele verslechtering met — 0,7 % van het bbp in 2016 op een risico op een lichte afwijking van de verplichtingen van Italië in het kader van het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact, nadat rekening is gehouden met de afwijking die voor investeringen en de uitvoering van structurele hervormingen is toegestaan. Voor 2017 geven de prognoses van de Commissie, in de aanname van ongewijzigd beleid, geen structurele inspanning te zien in 2017, waardoor er een risico bestaat op een aanzienlijke afwijking van de vereiste structurele aanpassing met 0,6 % van het bbp. Italië zal volgens de prognoses in 2016 en 2017 niet aan de schuldregel voldoen.

(12)

Alles samengenomen, is de Raad, op basis van zijn beoordeling van het stabiliteitsprogramma en rekening houdende met de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie, van oordeel dat Italië het risico loopt niet aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact te voldoen. De Commissie zal, op basis van haar najaarsprognoses, opnieuw een beoordeling maken van de vraag of Italië de vereiste aanpassing in de richting van de budgettaire middellangetermijndoelstelling (MTD) naleeft, wanneer meer informatie beschikbaar komt over de hervatting door Italië van het aanpassingstraject in de richting van de MTD voor 2017, met inbegrip van het ontwerpbegrotingsplan 2017.

(13)

Ook al staan er initiatieven op stapel om het budgettaire raamwerk te hervormen, toch zijn tot dusver slechts beperkte stappen gezet om te borgen dat de uitgaventoetsing bijdraagt tot de budgettaire consolidatie. Met name zijn de doelstellingen voor de uitgaventoetsing verder verlaagd en drukt het feit dat uitgaventoetsingen niet volledig in het begrotingsproces zijn geïntegreerd, op de algemene doelmatigheid van deze exercitie. De verwachting is dat de afronding van de alomvattende hervorming van de begrotingsprocedure die sinds 2009 loopt, deze tekortkoming zal verhelpen en de begrotingsprocedure zal toerusten met een meer prestatiegerichte benadering. Om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te verbeteren, is het ook van belang om de uitrol van het privatiseringsplan te versnellen. Het Italiaanse belastingstelsel is een hinderpaal voor economische efficiëntie en kent nog steeds verschillende problemen. Deze houden verband met de zeer lage niveaus van inachtneming van de belastingregels en een langverwachte hervorming van belastinguitgaven, met name wat betreft de verlaagde btw-tarieven en het oude systeem van woz-waarden. Dit waren verschillende aspecten van de machtigingswet (legge delega) voor de hervorming van het belastingstelsel die niet of slechts ten dele zijn geïmplementeerd. Daarnaast lijken recente ontwikkelingen zoals de afschaffing van de onroerendzaakbelasting op eigen woningen in te druisen tegen de doelstelling van een verruiming van de heffingsgrondslag en een verschuiving van de belastingdruk van productieve factoren naar vastgoed en consumptie.

(14)

De hervorming van het overheidsapparaat is een belangrijke stap waarvan Italië, wanneer de vereiste wetgevingsdecreten zijn goedgekeurd en geïmplementeerd, de verwachte vruchten kan plukken in termen van verhoogde doelmatigheid en kwaliteit van de publieke sector. De wetgevingsdecreten over overheidsbedrijven en lokale openbare diensten waarmee het kabinet in januari 2016 is gekomen, en het verwachte wetgevingsdecreet over werken bij de overheid, zijn van bijzonder belang om de oorzaken van ondoelmatigheden bij de wortel aan te pakken. Hoewel recentelijk maatregelen zijn genomen om de strijd tegen corruptie op te voeren (zoals het verzwaren van sancties en het verlengen van de verjaringstermijn voor specifieke corruptiemisdrijven), blijft de sinds lang aanbevolen stelselmatige herziening van de verjaringstermijn nog steeds uit. Ook boekhoudkundige fraude is een belangrijk punt van zorg. In de rechtsspraak blijven lang aanslepende gerechtelijke procedures en een hoog aantal aanhangige civiele zaken en handelszaken grote uitdagingen. Zorgvuldige monitoring van de impact van de maatregelen die de afgelopen jaren zijn genomen om deze pijnpunten aan te pakken, zal helpen om na te gaan of deze maatregelen verder moeten worden aangevuld met andere initiatieven.

(15)

Enige vooruitgang is geboekt bij het verbeteren van de kwaliteit van de activa in de bankensector. Ook al is de instroom van nieuwe oninbare leningen de laatste maanden vertraagd, toch is het volume daarvan nog steeds zeer groot en zet dit de winstgevendheid en de middelen van de banken verder onder druk. Bovendien dragen het Italiaanse insolventiestelsel en de raamwerken voor schuldinvorderingen onvoldoende bij tot een snelle sanering van probleemkredieten. Sinds medio 2015 zijn diverse wetten aangenomen om de insolventie- en beslagleggingsprocedures te vereenvoudigen en te versnellen; ook ligt er een voorstel voor een ontwerpmachtigingswet (legge delega) voor een organische hervorming van het faillissementsraamwerk. De effecten van deze hervormingen op de duur van de procedures en de teruggevorderde bedragen zijn nog niet merkbaar. Sinds begin 2015 heeft Italië diverse maatregelen genomen om zwakke punten in de corporate governance van zijn banken aan te pakken, met name bij grotere coöperatieve banken (banche popolari), banken met stichtingen als aandeelhouder en kleine coöperatieve banken (banche di credito cooperativo). Een volledige uitvoering van deze hervormingen zou de sector weerbaarder helpen te maken en ervoor zorgen dat de kredietverschaffing aan de reële economie doelmatiger verloopt. Vormt de lage kostenefficiëntie van de banksector een hinderpaal voor de winstgevendheid en de interne vermogenscreatie, dan betekent de omgeving met lage groei en lage rente een bijkomende uitdaging. Door het nieuwe EU-kader voor bankenafwikkeling (5) is het risicoprofiel van door banken uitgegeven obligaties veranderd; van deze obligaties worden aanzienlijke volumes gehouden door Italiaanse retailclienten, hetgeen het belang onderstreept van de financiële geletterdheid van het brede publiek.

(16)

In 2015 heeft Italië zijn arbeidsmarktregels- en instellingen ingrijpend hervormd met de zogeheten Jobs Act-hervorming. De uitvoering van de hervorming van het actieve arbeidsmarktbeleid is van cruciaal belang voor het activeren van mensen die verder afstaan van de arbeidsmarkt, met name langdurig werklozen en jongeren. Momenteel ligt er een reeks administratieve, politieke en middelengerelateerde uitdagingen. Een en ander vergt met name een versterking van de overheidsdiensten voor arbeidsbemiddeling en nauwgezette monitoring van de dienstverlening. Het leerlingstelsel is hervormd, zodat het nu ook openstaat voor volwassenen die ontslagen zijn, maar deze hervorming moet nog verder worden geïmplementeerd. Het systeem van aanvullende regio- of ondernemingscao's is in Italië nog onvoldoende ontwikkeld, hetgeen een rem is op de invoering van innovatieve oplossingen op ondernemingsniveau die de productiviteit kunnen verbeteren en lonen meer afhankelijk maken van de arbeidsmarktsituatie. Op dit gebied moeten maatregelen worden genomen in overleg met sociale partners en in overeenstemming met nationale praktijken. De sociale partners hebben nog geen akkoord bereikt over de hervorming van het hervorming van het cao-stelsel. Een hervorming wordt, volgens het nationale hervormingsprogramma, verwacht voor eind 2016. De arbeidsparticipatie van vrouwen is een van de laagste in de EU. Vrouwen zijn in hoofdzaak actief in atypische en onzekere banen, vormen de meerderheid van de werknemers zonder standaardcontract en lopen kans hard getroffen te worden door de informele economie. Het belastingstelsel en het uitkeringsstelsel ontmoedigen tweede verdieners om uit werken te gaan, en met de Jobs Act is deze kwestie niet echt aangepakt. De beperkte beschikbaarheid van betaalbare gezondheidszorg is ook een rem voor de deelneming aan de arbeidsmarkt door vrouwen die de zorg voor kinderen en bejaarde familieleden hebben. De armoedecijfers zijn hoog — meer dan een kwart van de Italianen loopt kans op armoede of sociale uitsluiting — en de sociale bijstand blijft zwak en gefragmenteerd. De goedkeuring en implementatie van de nationale strategie tegen armoede en een rationalisering van de sociale uitgaven kunnen eerste stappen zijn naar een geleidelijke uitrol van een landelijke regeling voor adequate sociale bijstand op basis van actieve inclusie, die in grote lijnen budgettair neutraal is. Aanzienlijke vooruitgang is geboekt bij de hervorming van het onderwijs. De onderwijshervorming is in juli 2015 goedgekeurd en de uitvoeringsdecreten moeten tegen januari 2017 zijn aangenomen.

(17)

Beperkte vooruitgang is geboekt bij het bevorderen van concurrentie in de dienstensector. De wet markt en concurrentie 2015 is momenteel nog in behandeling bij het Parlement. Een aantal bepalingen (bijvoorbeeld over juridische beroepen) is tijdens de parlementaire procedure afgezwakt. Een aantal sectoren is nog steeds overbeschermd of overgereguleerd, met name de gereglementeerde beroepen, de gezondheidszorg, lokaal openbaar vervoer en taxi's, havens en luchthavens. De detailhandel kampt nog steeds met een reeks ondoelmatigheden als gevolg van strakke marktregulering. De overheidsprocedures voor de toekenning van rechten op het openbaar domein ten behoeve van economische activiteiten bevordert de concurrentie niet, met name omdat de toekenning van vergunningsregelingen zonder concurrerende en transparante procedures verloopt. Maatregelen om markten open te stellen moeten worden geschraagd door een ondernemingsvriendelijk klimaat. Op het gebied van vereenvoudiging is enige vooruitgang geboekt in het kader van de vereenvoudigingsagenda 2015-2017, waardoor een eenvoudigere en beter gestroomlijnde samenwerking mogelijk wordt tussen centrale en regionale overheden. Het ondernemingsklimaat in Italië zet echter nog onvoldoende aan tot groei en investeringen en heeft te lijden van een gefragmenteerd en gelaagd stelsel van wetten en voorschriften die door verschillende overheidsniveau's worden uitgevaardigd. De administratieve druk en regeldruk weegt nog steeds op markpartijen. Tegenover sterke punten op het gebied van het opstarten van een bedrijf of de afwikkeling van een insolventie staan zwakke punten waar het gaat om het afgeven van bouwvergunningen, het afdwingen van contracten, de betaling van belastingen of de toegang tot krediet. De implementatie van de begin 2016 goedgekeurde nationale strategie inzake overheidsopdrachten kan ook helpen om iets te doen aan enkele systemische en veelvoorkomende zwakke punten.

(18)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Italië verricht. Deze analyse is gepubliceerd in het landverslag 2016. Voorts heeft de Commissie zowel het stabiliteitsprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Italië zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Italië, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op EU-niveau in toekomstige nationale besluiten. De aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 5 weergegeven.

(19)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma onderzocht en zijn advies (6) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling (1) weergegeven.

(20)

In het licht van de diepgaande evaluatie door de Commissie en van deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma en het stabiliteitsprogramma onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 5 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Italië in de periode 2016-2017 de volgende actie onderneemt:

1.

In 2016 de tijdelijke afwijking van de vereiste aanpassing met 0,5 % van het bbp in de richting van de budgettaire middellangetermijndoelstelling beperken tot het percentage van 0,75 % van het bbp dat is toegestaan voor investeringen en de implementatie van structurele hervormingen, mits het aanpassingstraject in de richting van de budgettaire middellangetermijndoelstelling in 2017 wordt hervat. Een jaarlijkse budgettaire aanpassing realiseren van ten minste 0,6 % van het bbp in de richting van de budgettaire middellangetermijndoelstelling in 2017. De laatste hand leggen aan de hervorming van het begrotingsproces in de loop van 2016 en ervoor zorgen dat de uitgaventoetsing daar integraal deel van uitmaakt. Zorgen voor de tijdige implementatie van het privatiseringsprogramma en meevallers gebruiken om de overheidsschuldquote te verlagen. De belastingdruk verleggen van productieve factoren naar consumptie en vastgoed. Het aantal en de omvang van belastinguitgaven verminderen en de hervorming van het kadastrale stelsel tegen medio 2017 afronden. Maatregelen nemen om de inachtneming van de belastingregels te verbeteren, onder meer door elektronische facturatie en betalingen.

2.

De hervorming van de overheidsdiensten implementeren door alle nodige wetgevingsdecreten goed te keuren en te implementeren, met name die voor de hervormingen van overheidsbedrijven, lokale openbare diensten en het beheer van menselijke hulpbronnen. De strijd tegen corruptie versterken, onder meer door de verjaringstermijnen tegen eind 2016 te herzien. De looptijd van civielrechtelijke procedures inkorten door hervormingen door te voeren en door doeltreffend casemanagement.

3.

De afbouw van het volume oninbare leningen versnellen, onder meer door het raamwerk voor insolventie en schuldinvordering te verbeteren. De implementatie van de lopende hervormingen van de corporate governance in de banksector snel afronden.

4.

De hervorming van het actief arbeidsmarktbeleid implementeren, met name door arbeidsbemiddelingsdiensten meer slagkracht te geven. Het aannemen van werk voor tweede verdieners bevorderen. De nationale strategie tegen armoede goedkeuren en implementeren en sociale uitgaven doorlichten en rationaliseren.

5.

Snel de aanhangige mededingingswet goedkeuren en implementeren. Verdere maatregelen nemen om de concurrentie in gereglementeerde beroepen, het vervoer, de gezondheidszorg en de detailhandel en het stelsel van concessies te vergroten.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

P. KAŽIMÍR


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  PB C 96 van 11.3.2016, blz. 1.

(4)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(5)  Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190).

(6)  Uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


18.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 299/7


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 12 juli 2016

over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Spanje en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2016 van Spanje

(2016/C 299/02)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 november 2015 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2016 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 17-18 maart 2016 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 26 november 2015 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Spanje heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen. Deze aanbeveling is op 18-19 februari 2016 door de Europese Raad bekrachtigd en op 8 maart 2016 door de Raad goedgekeurd. (3) Als land dat de euro als munt heeft, en gelet op de nauwe verwevenheid van de economieën in de economische en monetaire unie moet Spanje ervoor zorgen dat de aanbeveling tijdig en volledig wordt opgevolgd.

(2)

Op 26 februari 2016 is het landverslag 2016 voor Spanje gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Spanje bij de tenuitvoerlegging van de op 14 juli 2015 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede de vooruitgang die Spanje richting zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt. Het bevat ook de diepgaande evaluatie die op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 is uitgevoerd. Op 8 maart 2016 heeft de Commissie de resultaten van de diepgaande evaluatie gepresenteerd. Op basis van haar analyse concludeert de Commissie dat Spanje macro-economische onevenwichtigheden ondervindt. Vooral de grote externe en interne (openbare en particuliere) schuld blijft een bron van kwetsbaarheid tegen een achtergrond van hoge werkloosheid. Het is belangrijk dat actie wordt ondernomen om het risico van negatieve effecten op de Spaanse economie en, gezien de omvang ervan, van negatieve overloopeffecten op de economische en monetaire unie, te verminderen. Ondanks de verbetering van het saldo op de lopende rekening valt niet te verwachten dat de netto externe verplichtingen op korte termijn tot een prudent niveau zullen worden teruggebracht. De schuldafbouw in de particuliere sector ligt op schema, deels dankzij de gunstige groeiomstandigheden, maar het is noodzakelijk deze schuld verder af te bouwen, en de overheidsschuld is onverminderd hoog. Er zijn maatregelen genomen ten aanzien van de financiële sector en in de vorm van insolventieregelingen voor natuurlijke en rechtspersonen, maar met betrekking tot innovatie en vaardigheden en de naleving van het stabiliteits- en groeipact is verdere actie geboden.

(3)

Op 29 april 2016 heeft Spanje zijn nationale hervormingsprogramma 2016 ingediend, en op 30 april 2016 zijn stabiliteitsprogramma 2016. Op grond van de onderlinge verbanden tussen beide programma's zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(4)

Relevante landspecifieke aanbevelingen zijn verwerkt in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen voor de periode 2014-2020. Zoals bepaald in artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) kan de Commissie, wanneer het noodzakelijk is om de uitvoering van de relevante aanbevelingen van de Raad te ondersteunen, een lidstaat verzoeken de partnerschapsovereenkomst en de relevante programma's te evalueren en wijzigingen voor te stellen. De Commissie heeft nadere bijzonderheden over de toepassing van deze bepaling verstrekt in de richtsnoeren inzake de toepassing van maatregelen om de doeltreffendheid van de Europese structuur- en investeringsfondsen te koppelen aan gezond economisch bestuur.

(5)

Spanje valt momenteel onder het corrigerende deel van het stabiliteits- en groeipact. Het land wil een nominaal tekort van 3,6 % van het bbp in 2016 en van 2,9 % van het bbp in 2017 bereiken. Het buitensporig tekort zou derhalve een jaar later worden gecorrigeerd dan momenteel door de Raad is aanbevolen, terwijl de streefcijfers voor de begrotingsinspanning en het nominale tekort in 2014 en 2015 niet zijn gehaald. Deze cijfers berusten op de aanname dat de permanente bezuinigingen op centraal en regionaal overheidsniveau van 0,4 % van het bbp, zoals aangekondigd in antwoord op de autonome aanbeveling van de Commissie van 9 maart 2016, onverkort zullen worden doorgevoerd. Het is de bedoeling dat het tekort vervolgens verder daalt, tot 1,6 % van het bbp in 2019. De middellangetermijndoelstelling — een begrotingssituatie die structureel in evenwicht is — zal echter volgens de plannen niet binnen de tijdshorizon van het stabiliteitsprogramma worden bereikt. Met name het herberekende structurele saldo verbetert in 2016 en 2017 slechts marginaal tot ongeveer — 2

Formula

% van het bbp, en loopt vervolgens langzaam op tot — 2

Formula

% van het bbp in 2019. De overheidsschuldquote is in 2015 nauwelijks gedaald tot 99,2 % van het bbp. Voor 2016 en 2017 wordt gerekend op een lichte daling van de schuldquote, die in de daaropvolgende twee jaar met het omslaan van het primaire saldo in een overschot iets sterker zal teruglopen tot 96 % van het bbp in 2019. Het macro-economisch scenario dat aan deze begrotingsprognoses ten grondslag ligt is voor 2016 en 2017 aannemelijk en voor de jaren erna enigszins aan de optimistische kant; het is door de Spaanse onafhankelijke begrotingsinstelling (AIReF) goedgekeurd. Volgens de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie zullen de tekorten hoger uitvallen dan de tekortramingen van het stabiliteitsprogramma, namelijk een tekort van 3,9 % van het bbp in 2016 en van 3,1 % van het bbp in 2017. Anders dan door de Raad is aanbevolen, zal Spanje zijn buitensporig tekort in 2016 dus niet corrigeren. De risico's voor de tekortdoelstellingen van het programma houden vooral verband met de onzekerheden omtrent de uitvoering van de bezuinigingsmaatregelen van maart/april 2016. Daar voor beide jaren een lichte stijging van het structureel tekort wordt verwacht, voldoet de begrotingsinspanning niet aan de vereisten van het stabiliteits- en groeipact. Op basis van zijn beoordeling van het stabiliteitsprogramma en rekening houdend met de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie is de Raad van oordeel dat er een risico bestaat dat Spanje zich niet aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact zal houden. Daarom zijn aanvullende maatregelen nodig om de naleving ervan in 2016 en 2017 te waarborgen.

(6)

Overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1467/97 (5) van de Raad volgt de Commissie regelmatig de uitvoering van de maatregelen die Spanje heeft genomen naar aanleiding van de laatste aanbeveling van de Raad op grond van artikel 126, lid 7, VWEU: de Commissie zal de Raad dan ook de passende stappen aanbevelen die in het kader van de buitensporigtekortprocedure moeten worden gezet.

(7)

Sinds 2012 heeft Spanje zijn begrotingskader versterkt, onder meer om afwijkingen te voorkomen en ervoor te zorgen dat alle overheidsniveaus zich aan hun doelstellingen voor het tekort, de schuld en de uitgaven houden. Bovendien werd medio 2015 een op regionaal niveau (op vrijwillige basis en vanaf 2016 voor de meeste regio's verplicht) toe te passen regel goedgekeurd om de groei van de uitgaven voor gezondheidszorg en geneesmiddelen aan banden te leggen, en sloot de overheid in november 2015 een overeenkomst met de farmaceutische industrie om de uitgaven voor geneesmiddelen te rationaliseren. Desondanks hebben de meeste regio's, alsook de socialezekerheidssector, hun binnenlandse begrotingsdoelstellingen in 2015 duidelijk niet gehaald. De uitgavenregel van de stabiliteitswet werd niet nageleefd door de centrale, de regionale en de lokale subsector van de overheid en de stijging van de uitgaven voor farmaceutische producten, met name in ziekenhuizen, nam verder toe, ook indien het effect van de nieuwe hepatitis C-behandelingen buiten beschouwing worden gelaten.

(8)

Op het gebied van de overheidsopdrachten presteert Spanje goed wat de kwaliteit van de wetgeving en de beschikbaarheid van beroepsprocedures betreft. Er zijn pogingen gedaan om de openbare aankopen te rationaliseren, vooral door middel van gezamenlijke inkoopmethoden. Overheidsopdrachten worden door de verschillende overheden echter op uiteenlopende wijze uitgevoerd, en de correcte toepassing van de regels inzake overheidsopdrachten wordt bemoeilijkt door de ontoereikendheid van de controlemechanismen ter zake. Het aantal vermoedelijke inbreuken op de EU-wetgeving inzake overheidsopdrachten dat de afgelopen jaren onder de aandacht van de Commissie werd gebracht is relatief hoog. Verder heeft de Spaanse Rekenkamer gewezen op een aantal zwakke punten, zoals het frequente gebruik van de onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking, het herhaaldelijk wijzigen van contracten, de opsplitsing van opdrachten in percelen alsook de onvoldoende nauwkeurigheid en duidelijkheid van sommige aanbestedingsdocumenten en administratieve besluiten.

(9)

Spanje heeft aanzienlijke vorderingen gemaakt met de herstructurering van de financiële sector. De wet waarmee wordt beoogd het bestuur van spaarbanken te versterken en het controlerend belang van bancaire stichtingen te verminderen, is ten uitvoer gelegd. De uitvoering van de plannen voor de herstructurering van banken die staatssteun krijgen, is goed gevorderd. De Bank van Spanje heeft wijzigingen doorgevoerd in de bestaande verslagleggingsregeling voor kredietinstellingen en heeft een nieuw kader goedgekeurd voor Sareb, de Spaanse instelling voor activabeheer. Dankzij dit nieuwe kader zal Sareb waardeverminderingen naar behoren kunnen behandelen en haar schuldafbouwbeleid beter kunnen afstemmen op geloofwaardige marktprognoses.

(10)

De in de afgelopen jaren doorgevoerde hervormingen van de arbeidsmarkt hebben ertoe geleid dat de werkgelegenheid gevoeliger is geworden voor groei en de schepping van werkgelegenheid is hervat, ondersteund door een grotere flexibiliteit en aanhoudende loonmatiging. Collectieve arbeidsovereenkomsten hebben aan deze trend bijgedragen, mede dankzij het centraal akkoord dat in juni 2015 werd bereikt. De recente stijging van de totale werkgelegenheid was hoofdzakelijk het gevolg van tijdelijke contracten, hoewel er sprake is van een langzame toename van het aantal nieuwe overeenkomsten voor onbepaalde duur. Toch wordt slechts in beperkte mate gebruikgemaakt van prikkels om nieuwe krachten op permanente basis aan te werven, en het percentage tijdelijke werknemers blijft een van de hoogste in de Unie, terwijl de kansen van tijdelijke werknemers op een vaste overeenkomst nog altijd niet groot zijn. De korte duur van tijdelijke overeenkomsten beperkt de bereidheid om te investeren in menselijk kapitaal, en belemmert daarmee de productiviteitsgroei. Hoewel de werkloosheid snel terugloopt, blijft het aantal werklozen zeer groot, met name onder jongeren, en is ook de gemiddelde werkloosheidsduur zeer lang. Aanhoudend hoge langdurige werkloosheid betekent dat werkloosheid een endemisch karakter kan krijgen, wat een negatieve invloed heeft op de arbeidsvoorwaarden en sociale omstandigheden. Bijna 60 % van de langdurig werklozen zijn laaggeschoold, een situatie die vraagt om een passend arbeidsmarkt- en scholingsbeleid ter bestrijding van hardnekkige discrepanties tussen aangeboden en gevraagde vaardigheden en om te voorkomen dat de vaardigheden van deze groep achteruitgaan. Bovendien is de interactie met de werkgevers bij het opzetten van opleidingsprogramma's voor werklozen nog altijd gering.

(11)

De doeltreffendheid van activering en actieve arbeidsmarktmaatregelen hangt sterk af van het vermogen van de diensten voor arbeidsvoorziening om geïndividualiseerde steun aan begunstigden te ontwikkelen en aan te bieden. De uitvoering van recente hervormingen van het actieve arbeidsmarktbeleid verloopt traag, en de capaciteit van de openbare diensten voor arbeidsvoorziening om doeltreffende, geïndividualiseerde begeleiding en hulp te bieden bij het zoeken naar werk is nog steeds ontoereikend. Samenwerking tussen de regionale openbare diensten voor arbeidsvoorziening en private arbeidsbemiddelingsbureaus is nog steeds beperkt. Daarenboven loopt de samenwerking tussen de bureaus voor arbeidsbemiddeling en de sociale dienstverlening per regio sterk uiteen, waardoor het moeilijk is om gecoördineerde steun te bieden aan mensen die verder van de arbeidsmarkt afstaan, met name mensen met een minimuminkomen. Er zijn aanzienlijke verschillen tussen de regio's wat betreft de regelingen op het gebied van inkomenssteun. Dit geldt bijvoorbeeld voor de uitvoeringsregelingen, de voorwaarden om voor dergelijke steun in aanmerking te komen, en voor de dekking en de toereikendheid ervan, terwijl problemen met de overdraagbaarheid van sociale uitkeringen de interregionale arbeidsmobiliteit belemmeren. Verder is er heel weinig informatie over de doorstroming van een minimuminkomensregeling naar een baan. Spanje stelt momenteel een overzicht op van de inkomenssteunregelingen in het land, zowel op nationaal als op regionaal niveau. Hoewel enkele maatregelen zijn ingevoerd, is het effect van gezinstoelagen en huisvestingstoelagen op het terugdringen van de armoede nog altijd gering, en het ontbreken van adequate en betaalbare kinderopvang en langdurige zorg weerhoudt vooral vrouwen ervan aan het werk te gaan.

(12)

De steeds snellere veranderingen in de sectorale samenstelling van de werkgelegenheid in Spanje sinds 2008 is gepaard gegaan met een toegenomen discrepantie tussen gevraagde en aangeboden vaardigheden. Het over het algemeen lage vaardigheidsniveau hindert de overgang naar activiteiten met een grotere toegevoegde waarde en belemmert de productiviteitsgroei. Ondanks het grote aantal hoogopgeleiden sluit het aanbod van vaardigheden onvoldoende aan op de behoeften van de arbeidsmarkt, en de inzetbaarheid van pas afgestudeerden behoort tot de laagste in Europa, terwijl een belangrijk percentage afgestudeerden een baan heeft waarvoor geen universitair diploma vereist is. Voorts wordt nog weinig samengewerkt tussen universiteiten en bedrijfsleven, ondanks een lichte verbetering in de afgelopen vijf jaar die deels een gevolg is van initiatieven om de vertegenwoordiging van bedrijven in de raden van bestuur van universiteiten te versterken. De beperkte mobiliteit van academici, de starheid van het universitair bestuursstelsel en de administratieve belemmeringen waarmee de bureaus voor de overdracht van onderzoeksresultaten (Oficinas de transferencia de resultados de investigación — OTRIS) kampen, staan een nauwere samenwerking in de weg.

(13)

Het onderzoeks- en innovatiebeleid in Spanje staat voor verscheidene uitdagingen. Er is een gebrek aan wisselwerking tussen openbaar en particulier onderzoek. De O&O-intensiteit van Spanje (O&O-uitgaven in verhouding tot het bbp) en de prestaties op het gebied van innovatie blijven teruglopen, tegen een achtergrond van betrekkelijk weinig innovatieve bedrijven en beperkte initiatieven om openbare onderzoeksinstellingen en bedrijven tot samenwerking aan te zetten. Spanje presteert slecht op de meeste bedrijfsinnovatie-indicatoren. Het verschil in O&O-uitgaven ten opzichte van de Unie als geheel is vooral significant voor wat investeringen in O&O door de particuliere sector betreft (0,6 % in Spanje tegen 1,3 % in de hele Unie). Risicokapitaal is nog geen wijdverbreid fenomeen in Spanje, met name in de conceptfase. Een gebrekkige coördinatie van het O&I-beleid in Spanje en een versnipperd landschap van regionale instanties en programma's ter bevordering van innovatieactiviteiten en samenwerking tussen wetenschap en bedrijfsleven, stellen bedrijven, en vooral kleinere bedrijven, voor aanzienlijke problemen. De geringe betrokkenheid van het bedrijfsleven bij innovatieve activiteiten kan wijzen op een gebrek aan opnemingsvermogen, innovatievriendelijke randvoorwaarden en stimulerende maatregelen. Zoals aangegeven in de intercollegiale toetsing van het Spaanse stelsel voor onderzoek en innovatie die in 2014 door het Comité Europese Onderzoeksruimte en innovatie (CEOR) werd verricht, berusten de meest succesvolle openbare onderzoeksystemen op strengere evaluatie en verantwoording dan in Spanje worden aangetroffen. In dit verband zij opgemerkt dat de allocatie van institutionele overheidsmiddelen voor universiteiten en openbare onderzoeksinstellingen in de EU doorgaans niet gebaseerd is op O&I-prestaties, waardoor zij minder geneigd zijn om de kwaliteit en de relevantie van hun wetenschappelijke output te verbeteren.

(14)

De aanhoudend lage productiviteit van de economie valt deels te verklaren door de kleine gemiddelde omvang van Spaanse ondernemingen. Een sterke groei, in combinatie met verbeteringen op het gebied van menselijk kapitaal, innovatie, technologie, toegang tot financiering en een efficiënte justitie, zou de totale productiviteit kunnen bevorderen. In 2015 zijn de bedrijfsinvesteringen toegenomen, geschraagd door een dynamische vraag, lage financieringskosten en verder balansherstel bij ondernemingen en huishoudens. Spanje heeft verscheidene maatregelen genomen om de groei van bedrijven te vergemakkelijken. Zo wordt verwacht dat een recente wet inzake bedrijfsfinanciering de toegang tot financiering voor kleine en middelgrote ondernemingen zal verruimen. Bovendien moeten de mogelijke gevolgen van nieuwe wetgeving voor kleine en middelgrote ondernemingen nu verplicht vooraf worden beoordeeld. Toch kost het opstarten van een bedrijf en het op touw zetten van bepaalde economische activiteiten nog relatief veel tijd en zijn er nog een groot aantal vergunningen nodig.

(15)

Het groeivermogen van ondernemingen wordt wellicht aangetast door de aanzienlijke regionale verschillen in regelgeving voor het bedrijfsleven, ook met betrekking tot bedrijfsvergunningen. De wet inzake markteenheid beoogt de belemmeringen voor de toegang tot en de uitoefening van economische activiteiten in de Spaanse regio's tegen te gaan en de regelgeving te verbeteren. Deze wet kan in aanzienlijke mate bijdragen tot de opheffing van belemmeringen voor investeringen, en kan een positief effect hebben op het verstrekken van vergunningen aan bedrijven, de uitoefening van bedrijfsactiviteiten en bedrijfsgroei. Voor tenuitvoerlegging van de wet inzake markteenheid is volledige betrokkenheid van alle overheden vereist. Het programma wordt nu voor het derde jaar toegepast, maar wordt door de regionale overheden slechts traag geïmplementeerd. Ook de hervorming van de retailsector van 2014 kan slechts vrucht afwerpen indien de regionale regeringen de nodige uitvoeringshandelingen vaststellen. Verder zal het aanpakken van belemmeringen voor de toegang tot de professionele dienstensector vermoedelijk de productiviteit van andere sectoren die deze input gebruiken, verbeteren. Afgezien van de omzetting van de dienstenrichtlijn in Spaans recht, is er geen vooruitgang geboekt met betrekking tot een horizontale hervorming van het regelgevend kader voor gereglementeerde beroepen en beroepsorganisaties, behalve ten aanzien van de certificering van projecten door een beroepsraad. De hervorming die in opeenvolgende nationale hervormingsprogramma's was gepland, werd niet goedgekeurd. Deze hervorming had ten doel te bepalen welke beroepen bij een beroepsorganisatie moeten zijn ingeschreven, de transparantie en verantwoordingsplicht van beroepsorganisaties te versterken, ten onrechte voorbehouden activiteiten te liberaliseren en de markteenheid te behouden wat de toegang tot en de uitoefening van professionele diensten in Spanje betreft.

(16)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een analyse van het economische beleid van Spanje verricht. Deze analyse is gepubliceerd in het landverslag 2016. Voorts heeft de Commissie zowel het stabiliteitsprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Spanje zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Spanje, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de EU te versterken door middel van een inbreng op EU-niveau in toekomstige nationale besluiten. De aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 4 weergegeven.

(17)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma onderzocht en zijn advies (6) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

(18)

In het licht van de diepgaande evaluatie door de Commissie en van deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma en het stabiliteitsprogramma onderzocht. De aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 4 weergegeven.

BEVEELT AAN dat Spanje in 2016 en 2017 de volgende actie onderneemt:

1.

Zorgen voor een duurzame correctie van het buitensporig tekort overeenkomstig de relevante besluiten en aanbevelingen in het kader van de buitensporigtekortprocedure, door de noodzakelijke structurele maatregelen te nemen en alle meevallers te gebruiken om het tekort en de schuld te verminderen. De in de budgettaire kaderwet opgenomen instrumenten op alle overheidsniveaus invoeren. De controlemechanismen voor overheidsopdrachten en de coördinatie van het beleid inzake overheidsopdrachten op de verschillende overheidsniveaus versterken.

2.

Aanvullende maatregelen nemen om de integratie in de arbeidsmarkt te verbeteren door in te zetten op geïndividualiseerde steun en een grotere doeltreffendheid van opleidingsmaatregelen. De capaciteit van regionale diensten voor arbeidsbemiddeling uitbreiden en hun coördinatie met sociale diensten versterken. Tekortkomingen en dispariteiten in minimuminkomensregelingen aanpakken en gezinsondersteunende regelingen verbeteren, met inbegrip van de toegang tot hoogwaardige kinderopvang en langdurige zorg.

3.

Verdere maatregelen nemen ter verbetering van de arbeidsmarktrelevantie van het tertiair onderwijs, onder meer door samenwerking tussen universiteiten, bedrijven en onderzoeksinstellingen te stimuleren. De prestatiegebonden financiering van openbare onderzoeksorganen en universiteiten verhogen en investeringen in O&I door de particuliere sector bevorderen.

4.

De wet inzake markteenheid op regionaal niveau versneld uitvoeren. Zorgen voor de implementatie van de voor de retailsector vastgestelde hervormingen door de autonome regio's. De geplande hervorming van professionele diensten en beroepsorganisaties goedkeuren.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

P. KAŽIMÍR


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  PB C 96 van 11.3.2016, blz. 1.

(4)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(5)  Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6).

(6)  Uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


18.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 299/12


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 12 juli 2016

over het nationale hervormingsprogramma 2016 van het Verenigd Koninkrijk en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2016 van het Verenigd Koninkrijk

(2016/C 299/03)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 november 2015 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2016 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 17-18 maart 2016 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 26 november 2015 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad (2) het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij het Verenigd Koninkrijk heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(2)

Op 26 februari 2016 is het landverslag 2016 voor het Verenigd Koninkrijk gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die het Verenigd Koninkrijk bij de tenuitvoerlegging van de op 14 juli 2015 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede de vooruitgang die het Verenigd Koninkrijk naar de nationale doelstellingen van Europa 2020 heeft geboekt. Het bevatte ook de diepgaande evaluatie die op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 is uitgevoerd. Op 8 maart 2016 heeft de Commissie de resultaten van de diepgaande evaluatie gepresenteerd. Op basis van haar analyse concludeert de Commissie dat het Verenigd Koninkrijk niet te kampen heeft met macro-economische onevenwichtigheden. De hoge schulden van de sector huishoudens, de hoge huizenprijzen en de grote tekorten op de lopende rekening kunnen kwetsbaarheden vormen. Tegelijkertijd staan de huishoudens globaal genomen in een sterke financiële positie en blijft het bankwezen aan veerkracht winnen. Op korte termijn lijken de huishoudens en de economie in bredere zin beter bestand te zijn geworden tegen risico's zoals een renteschok of een plotse verandering in de werkgelegenheid. Hoewel regeringsinitiatieven enige invloed hebben op het aanbod op de woningmarkt, blijft de onbalans tussen vraag en aanbod op de woningmarkt fors. De risico's door de grote tekorten op de lopende rekening, worden beperkt door een gunstig institutioneel kader en weinig verplichtingen in vreemde valuta. Het tekort is toegenomen als gevolg van het groeiende gebrek aan primaire inkomsten en zal naar verwachting afnemen naarmate de ongunstige conjunctuurontwikkelingen afnemen.

(3)

Op 24 maart 2016 heeft het Verenigd Koninkrijk zijn nationale hervormingsprogramma 2016 en zijn convergentieprogramma 2016 ingediend. Op grond van de onderlinge verbanden tussen beide programma's zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(4)

Relevante landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen voor de periode 2014-2020. Zoals bepaald in artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) kan de Commissie, wanneer het noodzakelijk is om de uitvoering van de relevante aanbevelingen van de Raad te ondersteunen, een lidstaat verzoeken de partnerschapsovereenkomst en de relevante programma's te evalueren en wijzigingen voor te stellen. De Commissie heeft nadere bijzonderheden ter zake verstrekt in richtsnoeren over de toepassing van de maatregelen om de doeltreffendheid van de Europese structuur- en investeringsfondsen te koppelen aan gezond economisch bestuur.

(5)

Het Verenigd Koninkrijk valt momenteel onder het correctief deel van het stabiliteits- en groeipact. Op voorwaarde dat het buitensporige tekort in 2016-2017 duurzaam wordt gecorrigeerd, zal het Verenigd Koninkrijk vanaf 2017-2018 aan het preventieve deel en de overgangsregel voor de schuld worden onderworpen. Volgens haar convergentieprogramma 2015-2016 verwacht de regering dat het nominale tekort in 2016-2017 onder 3 % van het bbp zal uitkomen en dat het tegen 2017-2018 verder zal dalen tot 2,0 % van het bbp. Het herberekende (4) structurele tekort op een structurele verbetering ter grootte van 0,6 procentpunt van het bbp in de periode 2015-16; 0,9 procentpunt van het bbp in 2016-2017 en 0,7 procentpunt van het bbp in 2017-2018. In het convergentieprogramma is geen budgettaire middellangetermijndoelstelling opgenomen. Volgens het convergentieprogramma zal de overheidsschuldquote naar verwachting dalen van 88,9 % in 2015-2016 naar 88,3 % van het bbp in 2016-2017 om vervolgens verder te dalen tot 87,1 % in 2017-2018. Het macro-economische scenario dat aan de begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is plausibel. De maatregelen om in 2016-2017 en 2017-2018 de geplande tekortdoelstellingen te ondersteunen, zijn voldoende gespecificeerd. Het is echter minder zeker wat het effect zal zijn van sommige maatregelen in 2017-2018, waarvan de impact op de begroting wordt geraamd op circa 0,2 % van het bbp. Uitgaande van de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie zou het Verenigd Koninkrijk in 2015-2016 het aanbevolen nominale tekort van 4,1 % van het bbp bereiken en de aanbevolen begrotingsinspanning hebben geleverd. Het Verenigd Koninkrijk zal er naar verwachting in slagen zijn buitensporige tekort binnen de termijn van 2016-2017 te corrigeren als aanbevolen door de Raad, al zal het de aanbevolen nominaaltekortdoelstelling van 2,7 % van het bbp niet halen. Verwacht wordt dat op cumulatieve basis een iets lagere dan aanbevolen begrotingsinspanning zal worden geleverd in de periode van de buitensporigtekortprocedure. In de periode 2017-2018 zal het Verenigd Koninkrijk bij ongewijzigd beleid naar verwachting voldoen aan de aanbevolen aanpassing in de richting van de budgettaire middellangetermijndoelstelling. Het Verenigd Koninkrijk zal volgens de prognose in 2017-2018 ook aan de overgangsregel voor de schuld voldoen. Op basis van zijn beoordeling van het convergentieprogramma en rekening houdend met de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie is de Raad van mening dat het Verenigd Koninkrijk naar verwachting grotendeels aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact zal voldoen.

(6)

De productiviteit in het Verenigd Koninkrijk stagneert sinds 2008. Dit kan worden toegeschreven aan verschillende factoren, zoals geringe kapitaalinvesteringen, tekorten aan vakkrachten, discrepanties tussen de gevraagde en de aangeboden vaardigheden en een verschuiving in de samenstelling van de economie naar sectoren met een lagere productiviteit. In dit verband moeten ook de uitdagingen met betrekking tot het woningtekort, vooral in gebieden met een grote economische groei, worden bekeken. De door de regering in juli 2015 opgestelde beleidsnota „Fixing the foundations — creating a prosperous nation” vormt hierop een brede reactie. Gelet op de nog bestaande investeringsbelemmeringen en het lage publieke en particuliere investeringspeil in het Verenigd Koninkrijk komt de regering op het juiste moment met beleidsmaatregelen om de vaardigheidsniveaus en investeringen in innovatie en infrastructuur op te krikken, al zal de effectieve uitvoering ervan een belangrijke rol spelen. Een van de belangrijkste investeringsuitdagingen is de uitbouw van een adequate netwerkinfrastructuur. Het in maart 2016 bijgewerkte nationale infrastructuurplan bevat gedetailleerde informatie over de voortgang van infrastructuurprojecten binnen een coherent en consistent kader. In het plan wordt voor een groot deel van de investeringen vertrouwd op een toename van de particuliere financiering. Hierbij zijn uitvoering en monitoring, alsook transparantie en verantwoordingsplicht van cruciaal belang. Ondanks de uiteenlopende regeringsinitiatieven overtreft de vraag naar woningen nog steeds het aanbod, wat tot uiting komt in hoge en stijgende woningprijzen. De woningnood is het meest acuut in de snel groeiende regio's van Londen en in het zuidoosten van het land. De grond wordt gebruikt volgens de beginselen van het nationale kader inzake het ruimtelijk beleid en een effectieve tenuitvoerlegging van het hervormde stelsel van ruimtelijke ordening zou tot meer woningbouw kunnen leiden.

(7)

De arbeidsmarkt van het Verenigd Koninkrijk blijft dynamisch. In 2015 bedroeg de arbeidsparticipatie 76,9 % (leeftijdsgroep 20-64), terwijl het werkloosheidspercentage verder daalde tot 5,3 %. Ook de jeugdwerkloosheid en het aantal jongeren zonder werk, scholing of leerlingplaatsen is verder gedaald. Toch blijft er ruimte voor verbetering van de vooruitzichten voor geheel of gedeeltelijk werklozen en laaggeschoolde werknemers. Betere arbeidsmarktvooruitzichten en duidelijkere bijscholingstrajecten zouden personen met een laag loon en/of beperkt deeltijds werk kunnen helpen. Dit zou ook een oplossing bieden voor de tekorten aan vaardigheden in bepaalde sectoren van de economie, zoals in de bouw. De middelen die afkomstig zijn uit de heffingen op leerlingplaatsen, zullen zorgvuldig moeten worden besteed. Voorstellen ter verbetering van het aanbod van kinderopvang zullen tijdig moeten worden uitgevoerd, aangezien de beschikbaarheid en de betaalbaarheid van kinderopvang een uitdaging blijven.

(8)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van het Verenigd Koninkrijk verricht. Deze analyse is gepubliceerd in het landverslag 2016. Voorts heeft de Commissie zowel het convergentieprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot het Verenigd Koninkrijk zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in het Verenigd Koninkrijk, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Europese Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. De aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 3 weergegeven.

(9)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het convergentieprogramma onderzocht en zijn advies (5) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

BEVEELT AAN dat het Verenigd Koninkrijk in de 2016 en 2017 de volgende actie onderneemt:

1.

Het buitensporige tekort in 2016-2017 op duurzame wijze trachten te corrigeren. Na de correctie van het buitensporige tekort een begrotingsaanpassing van 0,6 % van het bbp in de richting van de budgettaire middellangetermijndoelstelling bereiken in 2017-2018.

2.

Het tekort aan investeringen in netwerkinfrastructuur aanpakken, onder meer door de prioriteiten van het nationale infrastructuurplan te verwezenlijken. Verdere stappen ondernemen om het woningaanbod te stimuleren, onder meer door de hervormingen van het nationale kader inzake het ruimtelijk beleid uit te voeren.

3.

De discrepanties tussen de gevraagde en de aangeboden vaardigheden aanpakken en zorgen voor een verbetering van de vaardigheden, onder meer door middel van leerlingplaatsen van betere kwaliteit. De beschikbaarheid van betaalbare en hoogwaardige voltijdse kinderopvang verder verbeteren.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

P. KAŽIMÍR


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

(3)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(4)  Het structurele saldo zoals herberekend door de Commissie op basis van de informatie in het convergentieprogramma en volgens de algemeen aanvaarde methode.

(5)  Uit hoofde van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


18.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 299/15


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 12 juli 2016

over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Polen en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2016 van Polen

(2016/C 299/04)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 november 2015 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2016 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 17 en 18 maart 2016 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 26 november 2015 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad (2) ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Polen niet heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zou worden onderworpen.

(2)

Het landverslag 2016 voor Polen is op 26 februari 2016 gepubliceerd. Daarin werden de vorderingen beoordeeld die Polen heeft gemaakt bij de tenuitvoerlegging van de op 14 juli 2015 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen, alsmede de vooruitgang die de lidstaat in de richting van zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt.

(3)

Op 28 april 2016 heeft Polen zijn nationale hervormingsprogramma 2016 en zijn convergentieprogramma 2016 ingediend. Om rekening te kunnen houden met de onderlinge verbanden tussen beide programma's zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(4)

De betrokken landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de desbetreffende programma's te herzien, en wijzigingen daarop voorstellen, indien dit nodig is om de uitvoering van de betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft nader toegelicht hoe zij deze bepaling zal toepassen, in richtsnoeren inzake de toepassing van maatregelen om de doeltreffendheid van de Europese structuur- en investeringsfondsen te koppelen aan gezond economisch bestuur.

(5)

Polen valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact. In haar convergentieprogramma 2016 gaat de regering uit van een stijging van het nominale tekort van 2,6 % van het bbp in 2015 tot 2,9 % van het bbp in 2017, voordat het in 2019 daalt tot 1,3 % van het bbp. De begrotingsdoelstelling op middellange termijn — een structureel tekort van 1 % van het bbp — wordt naar verwachting niet bereikt tegen 2019, de periode waarop het programma betrekking heeft. Volgens het convergentieprogramma zal de overheidsschuldquote naar verwachting toenemen van 51,3 % van het bbp in 2015 tot 52,5 % van het bbp in 2017, voordat zij daalt tot 50,4 % van het bbp in 2019. Het macro-economische scenario dat aan deze begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is plausibel in 2016 en gunstig nadien. Op basis van de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie bestaat het risico op een grote afwijking van de aanbevolen begrotingsaanpassing in 2016 en ook, bij ongewijzigd beleid, in 2017. Op basis van zijn beoordeling van het convergentieprogramma en rekening houdend met de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie, is de Raad van oordeel dat het risico bestaat dat Polen niet zal voldoen aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact. Daarom zullen verdere maatregelen nodig zijn om de naleving in 2016 en 2017 te garanderen.

(6)

Polen is de enige lidstaat zonder volwaardige en onafhankelijke begrotingsraad en zonder gekende plannen om er een op te richten, al heeft het wel onafhankelijke begrotingsinstanties die sommige van die werkzaamheden uitvoeren. Naast de in de Poolse grondwet vastgelegde schuldrem heeft Polen in 2013 een regel voor het stabiliseren van de uitgaven ingevoerd, die voor de eerste maal volledig werd toegepast in de begroting 2015. De regel is in december 2015 echter gewijzigd en laat hogere uitgaven toe, in het bijzonder in het huidige klimaat van lage inflatie. Er bestaan aanzienlijke risico's voor de houdbaarheid van de begroting op langere termijn ten gevolge van een ongunstige budgettaire uitgangspositie en de verwachte stijging van de kosten van de vergrijzing, voornamelijk in verband met de uitgaven voor gezondheidszorg. Uit het oogpunt van de houdbaarheid van de schuldpositie zijn de risico's op middellange termijn hoog vanwege de verwachte stijging van de schuldenlast.

(7)

De btw-inkomsten voor 2015 zijn naar verwachting laag gebleven uitgedrukt als aandeel van het bbp, ondanks de tot nu toe genomen maatregelen zoals de verleggingsregeling en de gezamenlijke aansprakelijkheid van ondernemingen in gevoelige sectoren. Meer btw innen en btw-fraude bestrijden vormen prioriteiten voor de regering en in dit verband wordt een strategie voorbereid. Verwacht wordt dat ook maatregelen worden genomen zoals nieuwe IT-instrumenten voor opsporing en bestrijding van btw-fraude en de hervorming van de belastingdiensten. Een lagere grens voor contante betalingen tussen ondernemingen zal in januari 2017 worden ingevoerd. Polen heeft nog steeds af te rekenen met het al lang bestaande probleem van een inefficiënte belastingadministratie. Het inningskostenpercentage, dat wil zeggen de administratieve kosten per netto geïnde belastingopbrengst, is het hoogste in de Unie.

(8)

Polen blijft verlaagde btw-tarieven toepassen op een groot aantal goederen en diensten. Dit leidt tot inkomstenverlies en vermindert de doelmatigheid van het btw-stelsel. Uit informatie blijkt dat verlaagde btw-tarieven geen doeltreffend instrument voor sociaal beleid zijn, vooral omdat zij niet specifiek afgestemd zijn op kwetsbare huishoudens. Zij lijken aanzienlijke subsidies voor rijke belastingbetalers op te leveren. Aangenomen wordt dat sociale uitkeringen en inkomstenbelasting beter afgestemd zijn en derhalve beter geschikt zijn om doelstellingen inzake herverdeling na te streven. De potentiële inkomstenverliezen als gevolg van verlaagde btw-tarieven en facultatieve vrijstellingen behoren tot de hoogste in de Unie.

(9)

Ondanks recente verbeteringen staat de Poolse arbeidsmarkt voor grote uitdagingen — een verouderende arbeidsbevolking, lage productiviteit en sterke segmentatie van de arbeidsmarkt. Dit is verder gekoppeld aan tekortkomingen in het onderwijsstelsel. Alhoewel het onderwijs de jongste jaren aanzienlijk verbeterd is, is het nog steeds niet in staat leerlingen voldoende toe te rusten met de transversale vaardigheden die vereist zijn voor een snel veranderende arbeidsmarkt en voor innovatie. De betrekkelijk lage gemiddelde status van hoger onderwijs en wetenschappen in Polen straalt negatief af op de kwaliteit van het onderwijsaanbod. De internationalisering van het Poolse hoger onderwijs is zeer beperkt gebleven, zowel wat het aantal buitenlandse studenten als wat de deelname aan internationale wetenschappelijke samenwerking betreft. Het financieringsmodel van het hoger onderwijs is niet echt bevorderlijk voor de kwaliteit, aangezien ruim gebruik wordt gemaakt van achterhaalde variabelen inzake universitair niveau en kwantiteit, zoals het aantal studenten en academische medewerkers. Volgens werkgevers missen afgestudeerden transversale vaardigheden zoals probleemoplossingsvermogen, kritisch denkvermogen of teamwerk. De deelname aan programma's voor een leven lang leren is beperkt en beroepsopleiding en vorming stemmen niet overeen met de marktbehoeften.

(10)

Terwijl de beschikbaarheid en het gebruik van voorschools onderwijs de jongste jaren sterk is toegenomen, behoort Polen nog steeds tot de landen met de minste kinderopvangdiensten binnen de Unie. Het optrekken van de schoolplichtige leeftijd tot zeven jaar en het afschaffen van de verplichting voor vijfjarige kinderen om kleuteronderwijs te volgen, in combinatie met de nieuwe kinderbijslag, kan negatieve effecten hebben op de participatie op de arbeidsmarkt, vooral van vrouwen, en moet van dichtbij worden gevolgd.

(11)

Ondanks een sterke toename van het aantal vaste arbeidsovereenkomsten in 2015 is het aandeel van de overeenkomsten voor bepaalde tijd in Polen een van de hoogste van Europa. Polen heeft onlangs een aantal maatregelen genomen om de segmentatie van de arbeidsmarkt aan te pakken. De arbeidswet is gewijzigd, de sociale bijdragen voor een aantal civielrechtelijke contracten zijn verhoogd en voor werknemers met een civiel arbeidscontract zal naar verwachting in januari 2017 een minimale uurvergoeding worden ingevoerd. De arbeidswet bevat echter een aantal elementen die werkgevers ontmoedigen om personeel voor onbepaalde duur in dienst te nemen en het gebruik van dergelijke contracten blijft dan ook beperkt. Dit is hoofdzakelijk te wijten aan de complexiteit van de arbeidswetgeving en de hoge impliciete ontslagvergoedingen bij dergelijke contracten. Het gaat onder meer om hoge procedurekosten, kosten ten gevolge van langdurige en onzekere mechanismen voor geschillenbeslechting zoals de speciale bescherming van oudere werknemers tegen ontslag.

(12)

Preferentiële sectorspecifieke socialezekerheidsregelingen, met name de zwaar gesubsidieerde pensioenregelingen voor landbouwers en mijnwerkers, veroorzaken hoge budgettaire kosten en kunnen een rol spelen in de verminderde arbeidsmobiliteit. Het aantal personen dat onder de bijzondere verzekeringsregeling voor landbouwers valt, daalt langzaam sinds 2007 en de regering verwacht dat het in 2019 om 1,18 miljoen personen zal gaan, terwijl het aantal pensioengerechtigden (1,229 miljoen personen) waarschijnlijk tot 2018 zal blijven stijgen. Sinds 2011 is het aandeel van de overheidsuitgaven voor KRUS constant gebleven op 1 % van het bbp. Er bestaat geen algemene belastingverplichting voor landbouwers of verplichting tot het bijhouden van een boekhouding en de zelffinanciering van KRUS is laag. In 2014 waren er 1,382 miljoen landbouwbedrijven in Polen, waarvan 52 % kleiner dan 5 ha (GUS). Mijnwerkers zijn vrijgesteld van het algemene openbare pensioenstelsel met vaste bijdragen, met speciale preferentiële vermenigvuldigingscoëfficiënten voor pensioenen, hetgeen voor de overheidsfinanciën een aanzienlijke jaarlijkse kostprijs van meer dan 0,5 % van het bbp meebrengt. De ongunstige demografische vooruitzichten zijn reeds tot uiting gekomen in een afnemende beroepsbevolking. Het is daarom belangrijk de positieve trend in de tewerkstelling, vooral van oudere werknemers, aan te houden, ook om de toereikendheid en de houdbaarheid van het openbare pensioenstelsel te vrijwaren. Hoewel de gemiddelde daadwerkelijke leeftijd van pensionering de laatste jaren gestegen is, ligt deze nog verder onder de wettelijke pensioenleeftijd. Met het oog op de maatschappelijke toereikendheid op langere termijn van de toekomstige pensioenen en de stabiliteit van de overheidsfinanciën, alsmede om de participatie in de arbeidsmarkt te verhogen, moet de daadwerkelijke pensioenleeftijd dan ook absoluut naar boven.

(13)

Ondanks de aanzienlijke investeringen van de laatste jaren blijven in vervoers-, energie- en communicatienetwerken knelpunten en tekortkomingen bestaan. De investeringen worden gehinderd door obstakels die betrekking hebben op de werking van de overheidsdiensten, de fiscaliteit, het klimaat voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie en de langdurige procedure voor het afdwingen van contractuitvoering. Zwakke punten in management- en bestuurscapaciteit hebben een negatieve invloed op de tijdige uitvoering van investeringsprojecten bij de spoorwegen en in andere projecten in de transport-, energie- en telecommunicatie-infrastructuur. De Poolse economie is nog steeds energie- en koolstofintensief en de winsten uit de verbetering van de energie-efficiëntie kunnen groot zijn. De installaties voor stroomopwekking zijn verouderd en zijn zeer sterk afhankelijk van steenkool. Het elektriciteitsnetwerk is onvoldoende geconnecteerd met buurlanden. De steunregeling voor hernieuwbare energie, die op 1 januari 2016 in werking moest treden, is uitgesteld, hetgeen onzekerheid voor investeerders meebrengt. Belangrijke factoren die het investeringsklimaat verstoren, met name in de bouwsector, zijn de zeer lage dekking en de instabiliteit in de ruimtelijke ordening, vooral op lokaal niveau, alsmede de overregulering en het gebrek aan samenhang in de regelgeving en het bestuur, die de afgifte van bouwvergunningen in de weg staan.

(14)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Polen verricht. Deze analyse is gepubliceerd in het landverslag 2016. Voorts heeft de Commissie zowel het convergentieprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Polen zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Polen, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op EU-niveau in toekomstige nationale besluiten. De aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen (1) tot en met (3) weergegeven.

(15)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het convergentieprogramma onderzocht en zijn advies (4) daarover is met name in onderstaande aanbeveling (1) weergegeven.

BEVEELT AAN dat Polen in 2016 en 2017 de volgende actie onderneemt:

1.

Een jaarlijkse budgettaire aanpassing van 0,5 % van het bbp realiseren in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn in 2016 en in 2017. Het begrotingskader versterken, onder meer door een onafhankelijke begrotingsraad op te richten. De inning van de belastingen verbeteren door te zorgen voor een betere naleving van de btw-regels, en het wijdverbreide gebruik van verlaagde btw-tarieven beperken.

2.

De houdbaarheid en de toereikendheid van het pensioenstelsel garanderen en de participatie in de arbeidsmarkt verhogen door een aanvang te maken met de hervorming van de preferentiële pensioenregelingen, door belemmeringen voor vastere vormen van werkgelegenheid weg te nemen en de relevantie van opleiding en vorming voor de arbeidsmarkt te verbeteren.

3.

Maatregelen nemen om belemmeringen voor investeringen in transport-, bouw- en energie-infrastructuur weg te nemen, en de dekking van de ruimtelijke ordening op lokaal niveau verbeteren.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

P. KAŽIMÍR


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

(3)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(4)  Op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad.


18.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 299/19


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 12 juli 2016

over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Duitsland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2016 van Duitsland

(2016/C 299/05)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 november 2015 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2016 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 17-18 maart 2016 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 26 november 2015 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Duitsland heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen. Deze aanbeveling is op 18-19 februari 2016 door de Europese Raad bekrachtigd en op 8 maart 2016 door de Raad goedgekeurd. (3) Als land dat de euro als munt heeft en in het licht van de grote onderlinge verwevenheid tussen de economieën van de economische en monetaire unie, dient Duitsland ervoor te zorgen dat aan deze aanbeveling volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven.

(2)

Op 26 februari 2016 is het landverslag 2016 voor Duitsland gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Duitsland bij de tenuitvoerlegging van de op 14 juli 2015 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede de vooruitgang die Duitsland richting de nationale streefcijfers van Europa 2020 heeft geboekt. Het landverslag bevatte ook een op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 uitgevoerde diepgaande evaluatie. Op 8 maart 2016 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan een mededeling waarin de resultaten van de diepgaande evaluatie werden gepresenteerd. Op basis van haar analyse concludeert de Commissie dat er in Duitsland sprake is van macro-economische onevenwichtigheden. Met name het grote, aanhoudende overschot op de lopende rekening weerspiegelt de spaaroverschotten en beperkte investeringen in zowel de particuliere als de publieke sector. De zwakke binnenlandse investeringen belemmeren de potentiële groei en de sterke afhankelijkheid van de externe vraag brengt in een context van zwakke buitenlandse vraag macro-economische risico's met zich mee. Het huidige overschot op de lopende rekening heeft vanwege zijn omvang ook nadelige gevolgen voor de economische prestaties van de eurozone. Als het door middel van meer investeringen wordt aangepakt, zou het groeipotentieel van Duitsland vergroten en zou het herstel in de eurozone worden ondersteund.

(3)

Op 15 april 2016 heeft Duitsland zijn stabiliteitsprogramma 2016 ingediend en op 29 april 2016 heeft het zijn nationale hervormingsprogramma 2016 ingediend. Op grond van de onderlinge verbanden tussen beide programma's zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(4)

De betrokken landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de desbetreffende programma's te herzien, en wijzigingen daarop voorstellen indien dit nodig is om de uitvoering van de betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft nadere bijzonderheden over de toepassing van deze bepaling verstrekt in de richtsnoeren inzake de toepassing van maatregelen om doeltreffendheid van de Europese structuur- en investeringsfondsen te koppelen aan gezond economisch bestuur.

(5)

Duitsland valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact en is aan de schuldregel onderworpen. In haar stabiliteitsprogramma 2016 plant de regering voor de periode 2016-2020 in nominale termen een begroting in evenwicht. Duitsland zal gedurende de gehele programmaperiode met een marge aan de begrotingsdoelstelling op middellange termijn — een structureel tekort van 0,5 % van het bbp — blijven voldoen. Volgens het stabiliteitsprogramma zal de overheidsschuldquote naar verwachting geleidelijk afnemen tot 59,5 % in 2020. Het macro-economische scenario dat aan deze begrotingsprognoses ten grondslag ligt, dat niet door een onafhankelijke instantie is bekrachtigd, is plausibel. Volgens de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie zal het structurele saldo in 2016 en 2017 naar verwachting een overschot van 0,4 % van het bbp vertonen, wat hoger is dan de begrotingsdoelstelling op middellange termijn. Mogelijke toekomstige afwijkingen, onder meer om tegemoet te komen aan investeringsbehoeften van de overheid, zouden worden getoetst aan de eis dat het structurele saldo op het niveau van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn wordt gehouden. De brutoschuld blijft volgens de prognoses een sterke daling vertonen waarbij ruimschoots aan de schuldregel wordt voldaan. Dit creëert ruimte om overheidsinvesteringen te stimuleren. Op basis van zijn beoordeling van het stabiliteitsprogramma en rekening houdend met de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie verwacht de Raad dat Duitsland aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact zal voldoen.

(6)

Hoewel de Bondsregering verscheidene maatregelen heeft genomen om de investeringen in infrastructuur de komende jaren te verhogen, lijken die middelen nog niet te leiden tot duurzaam stijgende overheidsinvesteringen en nog niet aan de vereisten voor infrastructuurinvesteringen te voldoen. De netto-investeringen in vaste activa blijven uitgesproken negatief op gemeentelijk niveau, wat op onderinvestering wijst. De totale uitgaven voor onderwijs en onderzoek zijn de afgelopen jaren maar licht gestegen en zijn in 2015 mogelijk onder de nationale doelstelling van 10 % van het bbp gebleven. Verdere investeringen in onderwijs, onderzoek en innovatie zijn van essentieel belang om de concurrentiepositie van Duitsland in de toekomst veilig te stellen. Omdat de begroting in 2016/2017 in nominale en structurele termen naar verwachting in evenwicht zal blijven, is er nog steeds voldoende budgettaire ruimte voor grotere overheidsinvesteringen, zonder de regels van het stabiliteits- en groeipact en de rem op de staatsschuld te overtreden. Een hervorming van het pensioenstelsel zou bijdragen aan de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn. De huidige opzet van de belastingverevening (Finanzausgleich) is complex en lijkt de prikkels om de inkomsten in de verschillende deelstaten te doen toenemen, te verminderen. De lopende herziening van de federale budgettaire betrekkingen vormt een kans om het kader te versterken, onder meer door voldoende overheidsinvesteringen op alle bestuursniveaus, en vooral voor de gemeenten, te garanderen. Het huidige compromisvoorstel dat tussen de deelstaten is overeengekomen, zou tot een vereenvoudigde horizontale belastingverevening leiden. Het voorstel blijft echter vaag wat betreft het verder opsplitsen van de uitgavenbevoegdheden en slaagt er niet in de inkomstenautonomie te vergroten. Tegelijkertijd worden slechts in beperkte mate alternatieven gebruikt voor de traditionele instrumenten om vervoersinfrastructuur met overheidsmiddelen te financieren, onder meer door publiek-private partnerschappen. Bovendien vormen de complexiteit van de bevoegdheden inzake ruimtelijke ordening op de verschillende overheidsniveaus, de knelpunten op het gebied van administratieve capaciteit en de ingewikkelde goedkeuringsprocedures allemaal belemmeringen voor investeringen. Een efficiënter gebruik van openbare aanbestedingen kan ook een positief effect op de investeringen hebben, want het aantal aanbestedingen dat in de hele EU wordt gepubliceerd, blijft ver onder het EU-gemiddelde.

(7)

De complexiteit van het stelsel van vennootschapsbelasting blijft een hinderpaal voor particuliere investeringen en de algemene inkomstenbelasting voor vennootschappen, met inbegrip van de lokale bedrijfsbelasting (Gewerbesteuer) en de solidariteitsheffing, blijft hoog. Door de lokale bedrijfsbelasting ontstaan inefficiënties omdat non-profitelementen in de belastinggrondslag zijn opgenomen. Met het belastingstelsel wordt financiering met vreemd vermogen bevoordeeld ten opzichte van financiering met eigen vermogen en de relevante indicator voor de bevoordeling van schulden (debt bias) was in 2015 de op zeven na hoogste van de Unie. Het aandeel relatief groeivriendelijke verbruiksbelastingen en periodieke vastgoedbelastingen in de totale belastingdruk bleef tussen 2007 en 2014 stabiel op circa 28-29 %, wat laag is in vergelijking met het gemiddelde van 32-33 % in de Unie. Bovendien bleef de overdrachtsbelasting een stijgende tendens vertonen en werden geen minder verstorende periodieke vastgoedbelastingen aangesproken. De maatregelen om de belastingdienst te moderniseren zijn beperkt gebleven tot de aanneming door de federale regering van wetgeving ter vereenvoudiging van de fiscale procedures. Er is nog steeds geen sprake van een automatische uitwisseling van fiscale gegevens tussen de belastingdiensten van de 16 deelstaten waardoor de fiscale controles efficiënter zouden kunnen worden. Over het algemeen leiden de structurele tekortkomingen en de vertraging bij de modernisering tot verhoudingsgewijs ondermaatse prestaties van de belastingdiensten en inefficiënties bij de belastinginning.

(8)

De financieringsvoorwaarden zijn in Duitsland over het algemeen gunstig. De durfkapitaalmarkt blijft internationaal gezien echter onderontwikkeld en fiscale randvoorwaarden kunnen de omvang ervan beperken. De toegang tot durfkapitaal verbeteren is een belangrijk element bij het bevorderen van ondernemerschap, onder meer in hightechsectoren en kennisintensieve diensten. De Bondsregering heeft een reeks maatregelen gelanceerd om de voorwaarden voor durfkapitaal te verbeteren, en verdere maatregelen worden besproken. Daarnaast zou een herziening van het regelgevingskader voor durfkapitaal ervoor kunnen zorgen dat particuliere investeringen, ook van buitenlandse investeerders, gestimuleerd worden.

(9)

Er zijn weinig beleidsmaatregelen getroffen om de concurrentie in de dienstensector, met name in de vrije beroepen, te bevorderen. Duitsland is een van de lidstaten met hoge regelgevende barrières met betrekking tot diensten. De restrictieve productmarktregelgeving heeft een negatieve invloed op de prijzen en de productiviteit. Uit de lage arbeidsproductiviteit en de grote handelsmarges blijkt dat Duitsland nog veel ruimte heeft om de prestaties van de vrije beroepen te verbeteren. De problemen in de zakelijke diensten vloeien voort uit de vergunningsvereisten, de beperkingen op multidisciplinaire activiteiten, de verzekeringseisen en de vaste tarieven. Er worden ook nog steeds vereisten inzake rechtsvorm en aandeelhouderschap opgelegd. In het door Duitsland ingediende actieplan dat het resultaat is van de wederzijdse evaluatie betreffende de toegang tot en de uitoefening van gereglementeerde beroepen wordt maar een beperkt aantal acties voorgesteld, hoewel er duidelijk ruimte is voor meer ambitieuze voorstellen.

(10)

Hoewel de algemene arbeidsmarktprestaties zeer sterk zijn, met name met een historisch laag werkloosheidspercentage, doemen vanwege de vergrijzing tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden op, die een volledig gebruik van de totale beroepsbevolking vergen. Aangezien deze trends niet alleen een uitdaging vormen voor de arbeidsmarkt, maar ook voor de houdbaarheid en de toereikendheid van het pensioenstelsel, lijken sterkere stimulansen voor latere pensionering onontbeerlijk. Het percentage ouderen dat kans loopt op armoede (16,3 % in 2014) ligt boven het EU-gemiddelde (13,8 %) en het vervangingspercentage van de wettelijke pensioenregeling wordt geleidelijk verlaagd, terwijl er te weinig wordt deelgenomen aan regelingen van de tweede of de derde pensioenpijler om dit risico te beperken. Het aantal begunstigden dat een inkomensafhankelijk minimuminkomen voor gepensioneerden krijgt, is tussen 2003 en 2014 bijna verdubbeld. De voorstellen om latere pensionering sterker aan te moedigen (Flexi-Rente) zijn echter nog niet geformaliseerd. Het valt nog af te wachten hoe doeltreffend ze kunnen zijn om tegenwicht te bieden aan de in 2014 ingevoerde stimulansen voor vervroegde pensionering.

(11)

Het arbeidsmarktpotentieel van bepaalde groepen, in het bijzonder vrouwen en personen met een migratieachtergrond, blijft onderbenut en er blijven negatieve arbeidsprikkels bestaan, met name voor tweede verdieners. Door de specifieke kenmerken van het belastingstelsel en de ziektekostenverzekering worden tweede verdieners ontmoedigd om aan het werk te gaan of meer uren te werken. Mede daardoor werkt een klein percentage vrouwen voltijds en behoort het aantal uren dat vrouwen gemiddeld werken tot het laagste in de Unie, ondanks de hoge arbeidsparticipatie van vrouwen. Hoewel er sprake is van een kleine verschuiving van mini-jobs naar standaardbanen als neveneffect van de invoering van het minimumloon, zijn toch nog steeds ongeveer 7 miljoen werknemers in mini-jobs tewerkgesteld (voor 5 miljoen onder hen zijn mini-jobs hun enige betaalde arbeid). Doordat mini-jobs van inkomstenbelasting — en in vele gevallen van alle socialezekerheidsbijdragen ten laste van de werknemers — zijn vrijgesteld, kunnen werknemers ontmoedigd worden om over te stappen naar een baan met een inkomen boven de drempel van 450 EUR per maand voor mini-jobs. Dit ontmoedigende effect is in vele gevallen nog sterker voor echtgenoten die onder de gezamenlijke inkomstenbelasting vallen. De positieve effecten van de lichte stijging van verschillende vergoedingen en de compensatie van de fiscal drag op de inkomens en de consumptie van de huishoudens kunnen grotendeels teniet worden gedaan door de hogere socialezekerheidsbijdragen ten laste van de werknemers. De belastingwig op het niveau van het minimumloon is groot in vergelijking met andere lidstaten, waardoor de inkomens aan de onderkant van het loongebouw lager uitvallen. Door de socialezekerheidsbijdragen van de werknemers of de inkomstenbelasting te verlagen, onder meer door gerichte vergoedingen of teruggaven, zou die belastingwig kleiner worden, en daardoor zouden het beschikbaar inkomen van personen met een laag loon en dus de consumptiemogelijkheden toenemen.

(12)

De grote toestroom van vluchtelingen van het voorbije jaar heeft een aantal sociale en economische gevolgen voor Duitsland. Op korte termijn zal de instroom van vluchtelingen de overheidsuitgaven doen toenemen en extra binnenlandse vraag creëren, en het bbp dus doen stijgen, maar op middellange termijn hangen de gevolgen ervan voor de werkgelegenheid en de groei af van de succesvolle integratie van vluchtelingen op de arbeidsmarkt en in de samenleving, onder meer door educatieve ondersteuning. Deze kwestie staat hoog op de politieke agenda, zowel op EU- als op lidstaatniveau, en zal van nabij worden gevolgd en geanalyseerd, onder meer in het landverslag 2017.

(13)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Duitsland verricht. Deze analyse is gepubliceerd in het landverslag 2016. Voorts heeft de Commissie zowel het stabiliteitsprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Duitsland zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Duitsland, maar heeft zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op EU-niveau in toekomstige nationale besluiten. De aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen (1) tot en met (3) weergegeven.

(14)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het convergentieprogramma onderzocht en is hij van mening (5) dat Duitsland naar verwachting aan het stabiliteits- en groeipact zal voldoen.

(15)

In het licht van de diepgaande evaluatie door de Commissie en van deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma en het stabiliteitsprogramma onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in onderstaande aanbevelingen (1) tot en met (3) weergegeven,

BEVEELT AAN dat Duitsland in 2016 en 2017 de volgende actie onderneemt:

1.

Duurzaam stijgende overheidsinvesteringen, met name in infrastructuur, onderwijs, onderzoek en innovatie, tot stand brengen, een en ander met inachtneming van de doelstelling op middellange termijn. De opzet van de federale budgettaire betrekkingen verbeteren om de overheidsinvesteringen, met name op gemeentelijk niveau, te verhogen.

2.

De inefficiënties in het belastingstelsel terugdringen, met name door een herziening van de vennootschapsbelasting en de lokale bedrijfsbelasting, de belastingdienst moderniseren en het regelgevingskader voor durfkapitaal herzien. Meer maatregelen nemen om de concurrentie in de dienstensector te stimuleren, met name in de zakelijke dienstverlening en de gereglementeerde beroepen.

3.

Latere pensionering sterker aanmoedigen en de negatieve prikkels om te werken voor tweede verdieners elimineren. De grote belastingwig voor personen met een laag loon verkleinen en de overstap van mini-jobs naar standaardbanen vergemakkelijken.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

P. KAŽIMÍR


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  PB C 96 van 11.3.2016, blz. 1.

(4)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(5)  Uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


18.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 299/23


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 12 juli 2016

over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Tsjechië en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2016 van Tsjechië

(2016/C 299/06)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 november 2015 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2016 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 17-18 maart 2016 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 26 november 2015 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad (2) het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Tsjechië niet heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(2)

Op 26 februari 2016 is het landverslag 2016 voor Tsjechië gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Tsjechië bij de tenuitvoerlegging van de op 14 juli 2015 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede de vooruitgang die Tsjechië naar zijn nationale Europa 2020-streefcijfers heeft geboekt.

(3)

Op 11 mei 2016 heeft Tsjechië zijn convergentieprogramma 2016 ingediend, en op 12 mei zijn nationale hervormingsprogramma 2016. Op grond van de onderlinge verbanden tussen beide programma's zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(4)

De betrokken landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de desbetreffende programma's te herzien, en wijzigingen daarop voorstellen indien dit nodig is om de uitvoering van de betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft nadere bijzonderheden over de toepassing van deze bepaling verstrekt in richtsnoeren inzake de toepassing van maatregelen om doeltreffendheid van de Europese structuur- en investeringsfondsen te koppelen aan gezond economisch bestuur.

(5)

Tsjechië valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact. In haar convergentieprogramma 2016 gaat de regering uit van een lichte terugval van het nominale saldo tot — 0,6 % van het bbp in 2016 en van een algemene stabilisatie op — 0,5 % van het bbp vanaf 2017. Aan de budgettaire middellangetermijndoelstelling — een structureel tekort van 1 % van het bbp — wordt nog steeds voldaan binnen de looptijd van het programma. Volgens het convergentieprogramma zal de overheidsschuldquote naar verwachting in 2016 op 41,1 % blijven en daarna dalen tot 39,3 % in 2019. Het macro-economische scenario dat aan deze begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is plausibel. De maatregelen die nodig zijn om vanaf 2017 de geplande tekortdoelstellingen te ondersteunen, zijn niet voldoende gespecificeerd. Volgens de voorjaarsprognose 2016 van de Commissie zal het structurele saldo in 2016 uitkomen op — 0,7 % en in 2017 op — 0,9 % van het bbp, wat hoger is dan de budgettaire middellangetermijndoelstelling. Mogelijke toekomstige afwijkingen zouden worden beoordeeld in het licht van de eis dat het structurele saldo op het niveau van de budgettaire middellangetermijndoelstelling wordt gehouden. Op basis van zijn beoordeling van het convergentieprogramma en rekening houdend met de voorjaarsprognose 2016 van de Commissie is de Raad van mening dat Tsjechië naar verwachting aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact zal voldoen.

(6)

Op lange termijn loopt Tsjechië een gemiddeld budgettair houdbaarheidsrisico. Dit houdt vooral verband met de verwachte gevolgen van de leeftijdsgebonden overheidsuitgaven, met name in de gezondheidszorg, maar ook voor de pensioenen. Recentelijk aangenomen of geplande maatregelen om het pensioenstelsel te wijzigen zouden, indien uitgevoerd, leiden tot een verslechtering van de overheidsfinanciën op lange termijn. Eerst heeft de regering in februari 2016 wetgeving aangenomen op grond waarvan zij het mechanisme voor de indexering van de pensioenen flexibeler kan aanpassen. Vervolgens worden nu voorstellen besproken om de wettelijke pensioenleeftijd op hoogstens 65 jaar vast te stellen en om een mechanisme voor regelmatige evaluatie van de pensioengerechtigde leeftijd in te stellen. Momenteel zijn er geen plannen om de lage wettelijke pensioenleeftijd te verhogen. Op het gebied van de gezondheidszorg is de verwachte stijging van de uitgaven op lange termijn ook een punt van zorg. Hoewel momenteel een aantal maatregelen in verschillende stadia van uitvoering zijn, ziet Tsjechië zich voor uitdagingen geplaatst om het bestuur en de kosteneffectiviteit van zijn gezondheidszorg te verbeteren. Indicatoren wijzen op een hoge consumptie van goederen en diensten en op een relatief grote afhankelijkheid van ziekenhuiszorg, die duurder is dan diensten voor poliklinische patiënten. De beschikbare medische gegevens blijken niet efficiënt te worden gebruikt voor de planning en de rationalisering van de intramurale zorgcapaciteit. Het systeem voor de terugbetaling van ziekenhuiszorg wordt momenteel herzien omdat het een aantal tekortkomingen vertoont, zoals de kleine selectie van ziekenhuizen op basis waarvan de referentiebedragen worden berekend. Opties om de coördinatie van de ambulante zorg te versterken, de rol van de huisartsen als poortwachter te verbeteren en onnodig gebruik van ambulante diensten te beperken, zijn nog onvoldoende onderzocht.

(7)

Het begrotingskader van Tsjechië behoort tot de zwakste in de Unie. Een hervormingspakket dat de belangrijkste tekortkomingen op dit gebied aanpakt, werd in februari 2015 door de regering goedgekeurd, maar moet nog door het parlement worden geratificeerd. Het pakket heeft tot doel Richtlijn 2011/85/EU (4) van de Raad om te zetten in nationale wetgeving. De voorgestelde hervorming beoogt de uitgavenlimieten stringenter te maken en ze rechtstreeks te koppelen aan de budgettaire middellangetermijndoelstelling. In het kader van de hervorming zou de regering een begroting moeten vaststellen die de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn garandeert, en zou een onafhankelijke begrotingsraad worden opgericht om de overheidsfinanciën te monitoren en de transparantie te vergroten.

(8)

De investeringen in Tsjechië blijven onder het EU-gemiddelde per hoofd van de bevolking en zijn sterk geconcentreerd in de hoofdstedelijke regio. Administratieve en regelgevende belemmeringen tasten nog altijd op de efficiëntie van het ondernemingsklimaat aan en vormen een belemmering voor investeringen. Er zijn specifieke knelpunten bij de uitvoering van de vervoers- en energie-infrastructuurprojecten. Bovendien kwam de absorptie van EU-middelen tijdens de programmeringsperiode 2007-2013 maar langzaam op gang, voornamelijk als gevolg van ingewikkelde procedures, tekortkomingen bij de beheers- en controlesystemen, inefficiëntie bij de procedures voor overheidsopdrachten en de beperkte bestuurlijke capaciteit van de instanties die bij de projectuitvoering betrokken waren. Tot de administratieve belemmeringen voor investeringen in de vervoersinfrastructuur behoorden onder meer tijdrovende procedures voor de afgifte van vergunningen voor grondgebruik en vertragingen als gevolg van klachtenprocedures bij het antimonopoliebureau. Op het gebied van de energie-efficiëntie waren de overheidsprogramma's voor de vermindering van de energie-intensiteit versnipperd en niet kostenefficiënt. Er zijn aanwijzingen dat de energiebesparingen niet vorderen overeenkomstig het nationale actieplan voor energie-efficiëntie. Wat de diensten betreft, zijn er aanwijzingen van restrictieve regelgeving. Dit geldt in het bijzonder voor bepaalde vrije beroepen, waar de belemmeringen voor toegang of praktijk groter blijken te zijn dan het EU-gemiddelde. Het geringe gebruik van hoogwaardige online-overheidsdiensten vormt ook een belemmering voor het ondernemingsklimaat en komt door een tekortschietend aanbod. De e-overheidsdiensten maken niet ten volle gebruik van de technologische mogelijkheden om de gebruikerservaring te verbeteren, en behoren tot de minst geavanceerde van de Unie. Uit de beschikbare gegevens blijkt dat belastingontduiking in Tsjechië relatief vaak voorkomt. De aanpak van dit probleem, met name wat de btw betreft, staat hoog op de beleidsagenda. Anderzijds zijn er geen maatregelen gepland om de relatief hoge kosten in verband met de betaling van belastingen te verlagen of om het belastingstelsel te vereenvoudigen. De prefilingdiensten die de belastingautoriteiten aanbieden, zijn beperkt. De belastingplichtigen maken slechts weinig gebruik van de systemen voor elektronische belastingaangifte, ook al is op het gebied van de btw enige vooruitgang geboekt. Voorts zijn, volgens de meest recente internationale verslagen, de kosten van belastinginning in Tsjechië relatief hoog. Hoge sociale werkgeversbijdragen dragen bij aan een algemeen hoge belasting op arbeid en de diversificatie naar andere vormen van belastingen, zoals die op onroerend goed, is beperkt.

(9)

Een aantal indicatoren wijst op aanzienlijke tekortkomingen bij het openbaar bestuur. Er is enige vooruitgang geboekt bij de vaststelling van de wetgevende en niet-wetgevende maatregelen die deel uitmaken van het corruptiebestrijdingsplan van 2015. Het parlement heeft de wet inzake het aanbestedingsregister in november 2015 aangenomen. Tijdige uitvoering en verdere ontwikkeling ervan zouden ten goede komen aan de transparantie en de kosteneffectiviteit van de openbare aanbestedingen. Sommige van de belangrijkste besluiten op het gebied van corruptiebestrijding, zoals een wijziging van de wet inzake belangenconflicten en een nieuwe wet inzake de financiering van politieke partijen, zijn echter nog steeds aanhangig. Tal van aangenomen maatregelen zijn moeilijk te handhaven en hebben een beperkt effect, terwijl een aantal geplande maatregelen herhaaldelijk is doorgerold tot het volgende actieplan. Ondanks inspanningen om iets aan de tekortkomingen van het Tsjechische systeem voor overheidsopdrachten te doen is er, wat concurrentie en dus een goede prijs-kwaliteitverhouding betreft, ruimte om de prestaties van dit systeem verder te verbeteren. Dit komt deels door een gebrek aan passende opleiding van wie zich met aanbestedingen bezighoudt, en door onvoldoende aandacht voor de kwaliteitscriteria bij de gunning van opdrachten. De overheidssector is sterk afhankelijk van niet-mededingingsprocedures, die weinig aantrekkelijk zijn voor inschrijvers, terwijl zelden wordt gebruikgemaakt van gegroepeerde aanbestedingen. Toch zal de uitvoering van de onlangs omgezette richtlijnen inzake gemoderniseerde procedures voor overheidsopdrachten naar verwachting de gelegenheid zijn om in het beleid inzake overheidsopdrachten een strategische en op feiten gebaseerde benadering in te voeren wat betreft professionalisering, bundeling van de overheidsaankopen, grotere aandacht voor kwaliteitscriteria en integriteit van wie zich met de aanbestedingen bezighoudt.

(10)

De afgelopen jaren zijn de O&O-investeringen aanzienlijk toegenomen, maar de resultaten blijven zwak en er is bezorgdheid over de houdbaarheid van de O&O-infrastructuur. Het Tsjechische onderzoeksbestel is momenteel bezig met de uitvoering van lang uitgestelde, maar fundamentele bestuurlijke hervormingen, met name op het gebied van evaluatie en financiering. Het bestaande financieringsmechanisme is gefragmenteerd, met onvoldoende coördinatie tussen de betrokken organen en een onduidelijke verdeling van de verantwoordelijkheden en de prioriteiten. Momenteel wordt een breed evaluatiekader voor O&O, met koppelingen naar de financiering, opgezet, maar er wordt slechts langzaam vooruitgang geboekt. Er zijn beperkte inspanningen geleverd om de banden tussen de academische wereld en het bedrijfsleven aan te halen. Dat die banden niet sterk zijn is te wijten aan een evaluatiekader voor openbare onderzoeksinstellingen dat geen rekening houdt met de mate van samenwerking met het bedrijfsleven.

(11)

De hervorming van het hoger onderwijs is in januari 2016 door het parlement goedgekeurd. De aantrekkelijkheid van het beroep van leerkracht blijft een probleem. De relatief lage lonen worden als één van de oorzaken gezien, terwijl tegelijk het lerarenkorps aan het vergrijzen is. Momenteel wordt een nieuwe loopbaanstructuur voor leerkrachten en pedagogisch personeel ontwikkeld om het beroep aantrekkelijker te maken, maar de uitvoering ervan is uitgesteld. Over het algemeen zijn de onderwijsresultaten goed, maar zij worden sterk beïnvloed door de sociaaleconomische achtergrond van de leerlingen. De zwakke onderwijsresultaten van achterstandsgroepen, in het bijzonder de Romagemeenschap, zijn een duidelijke reden tot bezorgdheid. Aangenomen wordt dat een zeer groot deel van de Romakinderen de school vroegtijdig verlaat. Tal van Romakinderen krijgen lager onderwijs buiten de reguliere scholen en scoren daardoor lager dan de kinderen van de rest van de bevolking. De opleidingsmogelijkheden die de leraren moeten helpen bij de aanpak van dit probleem, zijn onvoldoende ontwikkeld en slechts een klein percentage leraren neemt deel aan beroepsontwikkelingsactiviteiten op het gebied van onderwijs voor gemengde groepen en inclusief onderwijs. Er zijn talrijke wetgevende en bestuursrechtelijke maatregelen genomen met het oog op inclusief onderwijs en momenteel wordt met de uitvoering daarvan begonnen. Naar verwachting zullen die maatregelen de kloof in opleidingsniveau en onderwijsprestaties tussen Roma- en niet-Romakinderen helpen verkleinen. In maart 2016 heeft het parlement amendementen op de onderwijswet aangenomen die het verplichte onderwijs tot het laatste jaar van het voorschoolse onderwijs uitbreiden en jonge kinderen recht geven op een plaats in een kleuterschool. Toch vormen ongelijkheden in het onderwijssysteem een belemmering voor het verbeteren van de kwaliteit van het menselijk kapitaal en ook voor de arbeidsmarktresultaten later in het leven.

(12)

De arbeidsmarktsituatie in Tsjechië is verbeterd, maar verdere toename van de arbeidsparticipatie zal afhangen van een grotere deelname van de ondervertegenwoordigde groepen. Hiertoe behoren onder meer vrouwen met jonge kinderen, laaggeschoolde werknemers en leden van de Romagemeenschap. De dienstverleningscapaciteit van de openbare diensten voor arbeidsvoorziening zal, samen met een passend en doelgericht actief arbeidsmarktbeleid en geïndividualiseerde diensten, de participatie van kwetsbare groepen helpen vergroten. De arbeidsmarktparticipatie van vrouwen met jonge kinderen wordt gehinderd door een aanhoudend gebrek aan betaalbare en hoogwaardige kinderopvang, vooral voor kinderen tot drie jaar, en door de beperkte toepassing van flexibele werktijdregelingen. De afgelopen jaren zijn er enkele maatregelen genomen om dit tekort weg te werken, maar meer substantiële inspanningen zijn nodig.

(13)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Tsjechië verricht. Deze analyse is gepubliceerd in het landenverslag 2016. Voorts heeft de Commissie zowel het convergentieprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Tsjechië zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Tsjechië, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Europese Unie te versterken door middel van een inbreng op EU-niveau in toekomstige nationale besluiten. De aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 3 weergegeven.

(14)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het convergentieprogramma onderzocht en is hij van mening (5) dat Tsjechië naar verwachting aan het stabiliteits- en groeipact zal voldoen.

BEVEELT AAN dat Tsjechië in 2016 en 2017 de volgende actie onderneemt:

1.

Maatregelen nemen om, in het licht van de toekomstige risico's op het gebied van de gezondheidszorg, de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn te garanderen. Wetgeving aannemen om het begrotingskader te versterken.

2.

De regelgevende en administratieve belemmeringen voor investeringen verminderen, met name in de sectoren vervoer en energie, en de beschikbaarheid van e-overheidsdiensten vergroten. De nog niet aangenomen hervormingen in de strijd tegen corruptie aannemen en de praktijken inzake overheidsopdrachten verbeteren.

3.

Het bestuur in het O&O-systeem versterken en het creëren van banden tussen de academische wereld en het bedrijfsleven vergemakkelijken. Het beroep van leerkracht aantrekkelijker maken en maatregelen nemen om de integratie van kansarme kinderen, onder wie Roma, in reguliere scholen en kleuterscholen te bevorderen. Wegwerken van de belemmeringen voor meer arbeidsmarktparticipatie van ondervertegenwoordigde groepen, vooral vrouwen.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

P. KAŽIMÍR


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

(3)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(4)  Richtlijn 2011/85/EU van de Raad van 8 november 2011 tot vaststelling van de begrotingskaders van de lidstaten (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 41).

(5)  Uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


18.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 299/27


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 12 juli 2016

over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Cyprus en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2016 van Cyprus

(2016/C 299/07)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Cyprus was tot 31 maart 2016 onderworpen aan een macro-economisch aanpassingsprogramma overeenkomstig artikel 1, lid 2, van Uitvoeringsbesluit 2013/463/EU van de Raad (3). Volgens artikel 12 van Verordening (EU) nr. 472/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) was Cyprus voor de duur van dit programma vrijgesteld van het toezicht en de beoordeling van het Europees semester voor coördinatie van het economisch beleid. Nu Cyprus dit programma heeft verlaten, is het land opnieuw volledig in het kader van het Europees semester opgenomen.

(2)

Op 26 november 2015 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2016 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 17-18 maart 2016 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 26 november 2015 heeft de Commissie, op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011, het waarschuwingsmechanismeverslag vastgesteld, waarin zij heeft aangegeven dat de situatie van Cyprus, na afronding van het macro-economische aanpassingsprogramma, zal worden beoordeeld in het kader van de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen. Deze aanbeveling is op 18-19 februari 2016 door de Europese Raad bekrachtigd en op 8 maart 2016 door de Raad goedgekeurd. (5) Als land dat de euro als munt heeft, en gelet op de nauwe verwevenheid van de economieën in de economische en monetaire unie moet Cyprus ervoor zorgen dat de aanbeveling tijdig en volledig wordt opgevolgd.

(3)

Op 7 april 2016 is het landverslag 2016 voor Cyprus gepubliceerd. Daarin werd een beoordeling gemaakt van de sociaaleconomische situatie in Cyprus en de uitdagingen waar het land voor staat nu het op 31 maart 2016 het macro-economische aanpassingsprogramma heeft verlaten, alsmede van de vooruitgang die Cyprus heeft geboekt bij het behalen van zijn nationale Europa 2020-doelstellingen. Het bevat ook de diepgaande evaluatie die op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 is uitgevoerd. Op 7 april 2016 heeft de Commissie de resultaten van de diepgaande evaluatie gepresenteerd. Op basis van haar analyse concludeert de Commissie dat Cyprus wordt geconfronteerd met buitensporige macro-economische onevenwichtigheden. Met name is het van essentieel belang dat het land het grote volume onevenwichtigheden in de vorm van de particuliere, publieke en externe schuldenlast en het grote aandeel oninbare leningen aanpakt.

(4)

Op 28 april 2016 heeft Cyprus zijn nationale hervormingsprogramma 2016 ingediend, en op 13 mei 2016 (na de termijn) zijn stabiliteitsprogramma 2016. Op grond van de onderlinge verbanden tussen beide programma's zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(5)

Relevante landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen voor de periode 2014-2020. Zoals bepaald in artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (6) kan de Commissie, wanneer het noodzakelijk is om de uitvoering van de relevante aanbevelingen van de Raad te ondersteunen, een lidstaat verzoeken de partnerschapsovereenkomst en de relevante programma's te evalueren en wijzigingen voor te stellen. De Commissie heeft in richtsnoeren inzake de toepassing van maatregelen om doeltreffendheid van de Europese structuur- en investeringsfondsen te koppelen aan gezond economisch bestuur, nader toegelicht hoe zij van die bepaling zou gebruikmaken.

(6)

Ingevolge de intrekking van de buitensporigtekortprocedure is Cyprus aan het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact en aan de overgangsregel voor de schuld onderworpen. Het structurele saldo voor 2015 is naar verwachting positief en bedraagt 1,7 % van het bbp, en overstijgt daarmee de MTD met hetzelfde bedrag. Op basis van de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie zal de budgettaire middellangetermijndoelstelling naar verwachting ook in 2016 worden gehaald. Bij ongewijzigd beleid bestaat echter wel een risico op een afwijking van de budgettaire middellangetermijndoelstelling in 2017. Het structurele saldo van Cyprus zal meer verslechteren dan op grond van de overgangsregel voor de schuld is toegestaan. Op basis van zijn beoordeling van het stabiliteitsprogramma en rekening houdende met de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie is de Raad van oordeel dat het risico bestaat dat Cyprus niet aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact zal voldoen. Daarom zullen verdere maatregelen nodig zijn om voor naleving te zorgen in 2017.

(7)

Cyprus heeft aanzienlijke budgettair-structurele hervormingen doorgevoerd in het kader van zijn macro-economische aanpassingsprogramma. Een aantal onderdelen van secundaire wetgeving moet nog worden aangenomen wat betreft procedures voor het opstellen van de begroting, de voorwaarden voor begrotingsaanpassingen binnen het begrotingsjaar en de inspectie der staatsfinanciën. De overheidssector wordt nog steeds gekenmerkt door ondoelmatigheden. Met name wordt het overheidsapparaat gekenmerkt door een van de hoogste loonkosten (uitgedrukt als percentage van het bbp) in het eurogebied, terwijl doelmatigheidsindicatoren op een gemiddeld niveau blijven, hetgeen te verklaren valt door het ontbreken van mobiliteits- en prestatieprikkels. Openbare nutsvoorzieningen (telecom, energie) worden gekenmerkt door hoge tarieven en zijn nog steeds betrekkelijk afgeschermd tegen concurrentie. In het kader van het macro-economische aanpassingsprogramma heeft Cyprus toegezegd om een bindend mechanisme vast te stellen om salarisverhogingen voor overheidspersoneel te beperken als een middel om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn te borgen. Het wetsontwerp is opgesteld en ingediend bij het Huis van Afgevaardigden, maar nog steeds niet goedgekeurd. In het kader van het macro-economische aanpassingsprogramma zijn een horizontale hervorming van het overheidsapparaat, een hervormingsplan voor lokale overheden en een nieuwe wet over de governance voor staatsbedrijven voorgesteld, die de publieke sector doelmatiger moeten maken, maar deze zijn nog niet goedgekeurd.

(8)

De schulden van de particuliere sector in Cyprus blijven buitensporig. Hoewel met de hervormde beslagleggings- en insolventieraamwerken een belangrijke stap wordt gezet in de richting van een beter evenwicht tussen de rechten van kredietnemers en kredietgevers, is er nog ruimte om deze doeltreffender te maken en het gebruik ervan te uit te breiden. Een aantal tekortkomingen in het functioneren van deze raamwerken vormen een rem voor de inspanningen om de particuliere schuld op een houdbaar neerwaarts pad te brengen en om oninbare leningen sneller af te bouwen. Een en ander weegt ook op de mogelijkheden om ondernemers een tweede kans te geven. Een aantal tekortkomingen blijft nog bestaan wat betreft het functioneren van oplossingen om schulden in de particuliere sector te herstructureren. Ook is goedkeuring van alle nodige de voorschriften en normen van burgerlijke rechtsvordering van belang om de insolventiewetgeving daadwerkelijk te kunnen implementeren. Om volledig operationeel te kunnen worden, moet de Insolventiedienst de nodige medewerkers, IT-infrastructuur en een voldoende aantal goed opgeleide insolventiefunctionarissen met de nodige vergunningen krijgen. Voorts zijn betrouwbare en snelle systemen voor de afgifte en overdracht van eigendomsbewijzen van cruciaal belang om achterstanden te voorkomen en om kopers de nodige zekerheid te bieden, hetgeen ervoor moet zorgen dat eigendomsrechten correct worden vastgesteld en moet bijdragen tot het herstel van het vertrouwen in de woningmarkt.

(9)

Cyprus staat ook voor cruciale uitdagingen wat betreft het functioneren van de rechtspraak. Ondoelmatige procedures en beperkte capaciteit leiden tot aanzienlijke vertraging bij de behandeling van rechtszaken, hetgeen een hinderpaal is voor het functioneren van het beslagleggings- en insolventieraamwerk en meer algemeen het ondernemingsklimaat aantast. Door het uitblijven van een hervorming van het burgerlijk procesrecht verlopen de verwerking en uitvoering van rechterlijke beslissingen en het wegwerken van achterstanden nog steeds traag.

(10)

In het kader van het macro-economische aanpassingsprogramma is aanzienlijke vooruitgang geboekt bij het herstructureren van en het herstel van het vertrouwen in het Cypriotische financiële stelsel. Toch staat Cyprus nog voor de uitdaging om de normale kredietverlening aan de economie te herstellen en om oninbare leningen, die momenteel rond 55 % van de totale leningen aan huishoudens en niet-financiële ondernemingen vertegenwoordigen, af te bouwen. Hoge bedrijfsschulden maken bedrijven minder concurrerend en wegen op hun mogelijkheden om te investeren en te groeien. Hoewel er vooruitgang is, hebben de inspanningen van banken om de schulden van kredietwaardige kredietnemers te herstructureren nog geen tastbare resultaten opgeleverd en blijft het aanleggen van voorzieningen voor hun niet-renderende blootstelling nog betrekkelijk bescheiden. Zwakke punten bij het afdwingen van contracten en de terugbetalingsdiscipline wegen op de mogelijkheden om strategische wanbetalingen aan te pakken en om de aangroei van oninbare leningen een halt toe te roepen. Banken hebben ook beperkte toegang tot informatie over inkomsten en activa van kredietnemers, ondanks de oprichting van het kredietregister.

(11)

Cyprus heeft een lange weg afgelegd om de economie uit de recessie te halen, maar investeringen blijven nog gering en het groeipotentieel van de economie is bescheiden. In het kader van het programma heeft Cyprus een actieplan voor groei vastgesteld, dat inzet op het verbeteren van de concurrentie, het versterken van prikkels voor innovatie en het bevorderen van investeringen door een transparanter en doelmatiger ondernemingsklimaat tot stand te brengen en door de licentie- en vergunningsprocedures te versoepelen. De implementatie van het privatiseringsplan en de versterking van nationale toezichthouders moeten productiviteitsbevorderende buitenlandse investeringen aantrekken. Starters en mkb-bedrijven hebben momenteel zeer beperkte mogelijkheden om toegang tot financiering te krijgen, tegen een achtergrond van aangescherpte voorwaarden voor bankkredieten en het ontbreken van alternatieve financieringsbronnen. Er kan voor betere toegang tot financiering worden gezorgd door EU-instrumenten zoals de Europese structuur- en investeringsfondsen, het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) en EU-programma's voor concurrentievermogen beter te coördineren.

(12)

De arbeidsmarkt is in 2015 beginnen te herstellen, maar de werkloosheid blijft ondanks de ingezette daling hoog. Met name jeugdwerkloosheid en langdurige werkloosheid blijven een punt van zorg. Een aantal maatregelen is genomen op het gebied van actief arbeidsmarktbeleid en publieke arbeidsbemiddelingsdiensten. Toch ontbreekt het deze laatste nog steeds aan capaciteit om te voldoen aan de vraag, om kwalitatieve arbeidsbemiddelingsdiensten te bieden en om niet-geregistreerde werklozen te bereiken. Plannen om de administratieve capaciteit van publieke arbeidsbemiddelingsdiensten te versterken, onder meer door consulenten zich te laten specialiseren en hun aantal te verhogen, opdat rechtstreeks op de behoeften van cliënten kan worden ingespeeld, hebben vertraging opgelopen. De doeltreffendheid van het actief arbeidsmarktbeleid blijft beperkt doordat de kwaliteit van lopende programma's niet goed wordt gemonitord.

(13)

De participatie van jongeren in beroepsonderwijs en -opleiding blijft laag en wordt gekenmerkt door een gebrek aan betrokkenheid van werkgevers bij de opleiding van studenten. Momenteel worden echter maatregelen geïmplementeerd, in lijn met de strategie voor beroepsonderwijs en -opleiding.

(14)

In Cyprus is er geen universele dekking van de gezondheidszorg en het zorgstelsel biedt geen adequate en daadwerkelijke toegang tot zorg. Door geringe overheidsfinanciering van de gezondheidszorg liggen de onvervulde zorgbehoeften — door de kostprijs, maar ook door eigen betalingen — aanzienlijk hoger dan in andere EU-lidstaten. Er is nog ruimte om de middelen doeltreffender in te zetten. Meer autonomie voor openbare ziekenhuizen en de oprichting van een nationaal zorgstelsel behoren tot de maatregelen die als relevant golden — maar nog niet zijn goedgekeurd — om de toereikendheid en kostenefficiëntie van de Cypriotische gezondheidszorg te verbeteren.

(15)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Cyprus verricht. Deze analyse is gepubliceerd in het landverslag 2016. Zij heeft ook het stabiliteitsprogramma en het nationale hervormingsprogramma voor Cyprus beoordeeld. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Cyprus, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op EU-niveau in toekomstige nationale besluiten. De aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen (1) tot en met (5) weergegeven.

(16)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma onderzocht en zijn advies (7) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling (1) weergegeven.

(17)

In het licht van de diepgaande evaluatie door de Commissie en van deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma en het stabiliteitsprogramma onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in de onderstaande aanbevelingen (1) tot en met (5) weergegeven,

BEVEELT AAN dat Cyprus in de periode 2016-2017 de volgende actie onderneemt:

1.

Na de correctie van het buitensporige tekort de budgettaire middellangetermijndoelstelling in 2016 en 2017 in acht nemen. Tegen eind 2016 een bindend mechanisme vaststellen om de groeivoet van de beloning van overheidspersoneel in de hand te houden. Tegen eind 2016 de horizontale hervorming van het overheidsapparaat en de wet op de governance van staatsbedrijven goedkeuren en de hervorming van lokale overheden implementeren. Tegen eind 2016 de secundaire wetgeving goedkeuren die het nieuwe begrotingsraamwerk moet vervolledigen.

2.

Tegen juni 2017 belemmeringen wegwerken voor de volledige implementatie van de insolventie- en beslagleggingsraamwerken en zorgen voor afdoende middelen voor de Insolventiedienst. Zorgen voor betrouwbare en snelle systemen voor de afgifte van eigendomsbewijzen en de overdracht van eigendomsrechten van onroerende zaken. De doelmatigheid en capaciteit van de rechtspraak versterken. Het burgerlijk procesrecht hervormen.

3.

Tegen eind 2016 aanvullende maatregelen nemen die zorgen voor een daling van het aantal oninbare leningen en nauwkeurige waarderingen van zekerheden met het oog op de opbouw van voorzieningen. De voor kredietgevers beschikbare informatie verruimen en de momenteel geleverde informatie verbeteren, zodat het kredietregister volledig operationeel wordt.

4.

Hindernissen voor investeringen opruimen, in het bijzonder door het actieplan voor groei te implementeren, door te gaan met het privatiseringsplan en de nationale toezichthouders te versterken. Maatregelen nemen om het midden- en kleinbedrijf meer toegang tot financiering te geven.

5.

De capaciteit van de publieke arbeidsbemiddelingsdiensten versterken en deze diensten aanbieden aan langdurig werklozen; de niet-geregistreerde werklozen beter proberen te bereiken. Wetgeving aannemen voor een hervorming van de ziekenhuizen en vooruitgang boeken bij de geplande uitrol van een universele dekking van de gezondheidszorg.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

P. KAŽIMÍR


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  Uitvoeringsbesluit 2013/463/EU van de Raad van 13 september 2013 inzake de goedkeuring van het macro-economische aanpassingsprogramma voor Cyprus en inzake de intrekking van Besluit 2013/236/EU (PB L 250 van 20.9.2013, blz. 40).

(4)  Verordening (EU) nr. 472/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 21 mei 2013 betreffende de versterking van het economische en budgettaire toezicht op lidstaten in de eurozone die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit (PB L 140 van 27.5.2013, blz. 1).

(5)  PB C 96 van 11.3.2016, blz. 1.

(6)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(7)  Uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


18.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 299/32


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 12 juli 2016

over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Bulgarije en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2016 van Bulgarije

(2016/C 299/08)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 november 2015 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2016 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 17-18 maart 2016 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 26 november 2015 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Bulgarije heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(2)

Op 26 februari 2016 is het landverslag 2016 voor Bulgarije gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Bulgarije bij de tenuitvoerlegging van de door de Raad op 14 juli 2015 vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft geboekt, alsmede de vorderingen die Bulgarije richting zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft gemaakt. Het landverslag bevatte ook een op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 uitgevoerde diepgaande evaluatie. Op 8 maart 2016 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan een mededeling waarin de resultaten van de diepgaande evaluatie werden gepresenteerd. De analyse van de Commissie brengt haar ertoe te concluderen dat Bulgarije buitensporige macro-economische onevenwichtigheden ondervindt. De economie wordt met name gekenmerkt door aanhoudende kwetsbaarheden in de financiële sector en een hoge schuldenlast van het bedrijfsleven in een context van hoge werkloosheid.

(3)

Op 15 april 2016 heeft Bulgarije zijn nationale hervormingsprogramma 2016 en zijn convergentieprogramma 2016 ingediend. Op grond van de onderlinge verbanden tussen beide programma's zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(4)

De betrokken landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de desbetreffende programma's te herzien, en wijzigingen daarop voorstellen indien dit nodig is om de uitvoering van de betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft nadere bijzonderheden over de toepassing van deze bepaling verstrekt in richtsnoeren inzake de toepassing van maatregelen om de doeltreffendheid van de Europese structuur- en investeringsfondsen te koppelen aan gezond economisch bestuur.

(5)

Bulgarije valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact. In haar convergentieprogramma 2016 gaat de regering uit van een geleidelijke verbetering van het nominale saldo tot — 1,9 % van het bbp in 2016 en — 0,2 % van het bbp in 2019. De budgettaire middellangetermijndoelstelling — een structureel tekort van 1 % van het bbp — wordt naar verwachting bereikt vanaf 2017. Volgens het convergentieprogramma zou de overheidsschuldquote in 2018 pieken op 31,8 % en daarna dalen tot 30,8 % in 2019. Het macro-economische scenario dat aan deze begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is enigszins optimistisch. De maatregelen die nodig zijn om vanaf 2017 de geplande tekortdoelstellingen te ondersteunen, zijn niet voldoende gespecificeerd. Op basis van de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie bestaat bij ongewijzigd beleid zowel in 2016 als in 2017 het risico op enige afwijking van het aanpassingstraject richting de budgettaire middellangetermijndoelstelling. Op basis van zijn beoordeling van het convergentieprogramma en rekening houdende met de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie is de Raad van oordeel dat Bulgarije naar verwachting in grote lijnen aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact zal voldoen. Niettemin zullen in zowel 2016 als 2017 verdere maatregelen nodig zijn om voor naleving te zorgen.

(6)

Bulgarije heeft enige vooruitgang geboekt bij de uitvoering van de aanbeveling van verleden jaar om de efficiëntie van de uitgaven voor gezondheidszorg te verhogen, in het bijzonder door een nationale gezondsheidskaart op te stellen, waardoor de medische uitgaven kunnen worden gepland overeenkomstig territoriale criteria en de behoeften van de bevolking. De Bulgaarse gezondheidszorg wordt geconfronteerd met belangrijke uitdagingen, waaronder beperkte toegang, geringe financiering en slechte gezondheidsresultaten. Ondanks recente inspanningen om de belastinginning te verbeteren, vormt de schaduweconomie nog steeds een aanzienlijk probleem voor de overheidsinkomsten. Zwartwerk, met inbegrip van niet-aangegeven bezoldigingen en ontduiking van sociale zekerheidsbijdragen, verstoort de arbeidsmarkt en leidt tot lagere belastingontvangsten.

(7)

Gevallen van onvoorzichtige ondernemerspraktijken binnen de financiële sector, met name in de banksector, in combinatie met een inefficiënt toezicht, hebben geleid tot een omgeving waarin het aantal onevenwichtigheden kan oplopen. De voltooiing — op transparante wijze en overeenkomstig de beste internationale praktijken — van de onlangs gestarte doorlichtingen van de bank-, verzekerings- en pensioenfondssector en de uitvoering van de noodzakelijke follow-up zullen het vertrouwen in de financiële sector versterken. Daarnaast zullen volgehouden inspanningen om het financieel toezicht te verbeteren, zowel in de bancaire als niet-bancaire sectoren, een belangrijke rol spelen bij de versterking van het financiële stelsel, zodat dit het prille macro-economische herstel kan ondersteunen.

(8)

De arbeidsmarkt kende een bescheiden herstel, maar resterende zwakke punten blijven de groei belemmeren en beperken de aanpasssingscapaciteit van de economie. De aanpassing van de arbeidsmarkt wordt gehinderd door het structurele karakter van de langdurige werkloosheid, een krimpende en vergrijzende beroepsbevolking, lage arbeidsmarktparticipatie en discrepanties tussen gevraagde en aangeboden vaardigheden. Hoewel de werkloosheidssituatie geleidelijk verbetert, zijn er nog steeds aanzienlijke problemen, bijvoorbeeld met betrekking tot langdurig werklozen en jongeren die geen werk hebben en geen onderwijs of opleiding volgen. Een actief arbeidsmarktbeleid kan een belangrijkere rol spelen bij het helpen van deze groepen om toegang tot de arbeidsmarkt te verkrijgen. Het activeren van uitkeringstrekkers wordt belemmerd door de versnippering van en de beperkte samenwerking tussen de verschillende agentschappen die actief zijn op het vlak van welzijnsvoorzieningen en arbeidsmarktintegratie. In het kader van een proefproject zijn specifieke centra voor arbeidsbemiddeling en sociale bijstand opgericht, die de opdrachten van een arbeidsbureau en een bureau voor sociale bijstand combineren. Er is evenwel nog niet besloten om na afloop van het proefproject in december 2016 het project op een grotere schaal te implementeren.

(9)

Hoewel het minimumloon in Bulgarije nog steeds het laagste is van de Unie, is het sinds 2011 aanzienlijk gestegen. Doordat er geen objectieve criteria bestaan voor de vaststelling ervan, wordt onzekerheid gecreëerd. Ondanks de inspanningen van de regering en de sociale partners op dit vlak, heeft Bulgarije nog steeds geen duidelijke richtsnoeren of transparante criteria voor de vaststelling van het minimumloon waarin rekening wordt gehouden met het effect ervan op de schepping van banen, de sociale voorwaarden en het concurrentievermogen.

(10)

Het percentage personen waarvoor armoede of sociale uitsluiting dreigt en de sociale ongelijkheid blijven in Bulgarije zeer hoog. Vooruitgang bij de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting wordt belemmerd door aanhoudende problemen bij het integreren van Roma op de arbeidsmarkt, het faciliteren van de overgang van school naar werk en het verbeteren van de betere dekking en doeltreffendheid van het sociale, gezondheidszorg- en arbeidsmarktbeleid. De algemene minimuminkomensregeling voorziet slechts in een zeer geringe mate van bijstand aan de bevolking en bereikt maar een zeer beperkt deel ervan. Het niveau van de vergoeding ligt onder de armoedegrens en is niet aangepast aan de ontwikkeling van het gemiddelde en minimumloon in de voorbije jaren. Uit ramingen over de dekking van de regeling blijkt dat een aanzienlijk deel van de beoogde begunstigden geen uitkering ontvangt. Een beter bereik bij de doelgroepen — met handhaving van de budgettaire verantwoordelijkheid — zou bijdragen tot een vermindering van de armoede.

(11)

Het onderwijs heeft maar een beperkte capaciteit om kwetsbare groepen op te nemen en lerenden nuttige vaardigheden bij te brengen. Kwetsbare groepen zoals Roma en kinderen van arme gezinnen hebben het nog altijd bijzonder moeilijk om toegang te krijgen tot het onderwijs en hun opleiding af te maken. De participatiegraad van Roma is op alle onderwijsniveaus aanzienlijk lager dan bij niet-Roma. Het percentage vroegtijdige schoolverlaters blijft stijgen en is bijzonder hoog in plattelandsgebieden en minder ontwikkelde regio's. Het wegnemen van belemmeringen voor participatie in voor- en vroegschoolse educatie van kansarme kinderen is essentieel om onderwijsprestaties te verbeteren en schooluitval te voorkomen. Met een nieuwe wet betreffende voorschools en schoolonderwijs die in september 2015 door het parlement is vastgesteld, is een belangrijke stap gezet in de richting van een grondige onderwijshervorming. De uitvoering van deze wetgeving, in combinatie met gerichte maatregelen voor de opheffing van belemmeringen van niet-wetgevende aard voor de volledige onderwijsparticipatie van kansarme kinderen, moet op lange termijn bijdragen tot de verbetering van het groeipotentieel van de Bulgaarse economie en de sociale samenhang. De inschrijvings- en slagingspercentages in het hoger onderwijs vertonen een stijgende trend en de arbeidsparticipatie van pas afgestudeerden neemt opnieuw geleidelijk toe, hoewel zij aanzienlijk onder het EU-gemiddelde blijft.

(12)

Risico's als gevolg van hoge bedrijfsschulden en belemmeringen voor schuldafbouw blijven aanzienlijk. Het bestaande insolventiekader biedt weinig ruimte voor een doeltreffende schuldherschikking en doet weinig aan de hoge schuldenlast van het bedrijfsleven. Hervormingen ter vereenvoudiging van de voor ondernemingen geldende insolventieprocedures zouden bevorderlijk kunnen zijn voor de schuldafbouw en de weg kunnen effenen voor nieuwe leningen en investeringen.

(13)

Het systeem voor overheidsopdrachten in Bulgarije blijft kampen met structurele tekortkomingen, inclusief systemische onregelmatigheden in aanbestedingsprocedures, ontoereikende bestuurlijke capaciteit en gebrekkige controlemechanismen, waarbij zaken stelselmatig voor de rechtbank worden gebracht, hetgeen vaak resulteert in vertraging bij de concrete uitvoering van de werken. Bij de overgang naar een volledige invoering van elektronische aanbestedingen is slechts beperkte vooruitgang geboekt. De tekortkomingen van het Bulgaarse systeem voor overheidsopdrachten hebben geleid tot een onderbreking van de betalingen en tot financiële correcties in de EU-financieringsprogramma's en hebben ook gevolgen voor het ruimere ondernemingsklimaat.

(14)

Een onstabiel beleid en gebrek aan vertrouwen in essentiële overheidsinstellingen, zoals de rechterlijke macht, vormen belangrijke belemmeringen voor investeringen in de Bulgaarse economie. De trage uitvoering van hervormingen van de overheidsdiensten en hervormingen in specifieke sectoren zoals onderzoek, innovatie en energie bemoeilijken de verbetering van het investeringsklimaat. Hoewel Bulgarije een strategisch kader voor de hervorming en modernisering van zijn overheidsdiensten heeft vastgesteld, wordt slechts langzaam vooruitgang geboekt en wordt de uitvoering vaak uitgesteld. Nieuwe wetgeving wordt niet onderworpen aan systematische effectbeoordeling. Er zijn wel enige inspanningen geleverd om hierin verandering te brengen. Veelvuldige wijzigingen in het rechtskader leiden tot onzekerheid en zijn nadelig voor het ondernemingsklimaat. Corruptie blijft een aanzienlijk probleem en de reactie van de nationale autoriteiten hierop wordt nog steeds gehinderd door zwakke en versnipperde instellingen. In het kader van het samenwerkings- en toetsingsmechanisme krijgt Bulgarije aanbevelingen op het gebied van gerechtelijke hervorming en de strijd tegen corruptie en georganiseerde misdaad. Hoewel deze terreinen essentieel zijn voor het algemene ondernemingsklimaat, komen zij daarom niet aan de orde in de landspecifieke aanbevelingen voor Bulgarije.

(15)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Bulgarije verricht. Deze analyse is gepubliceerd in het landverslag 2016. Voorts heeft de Commissie zowel het convergentieprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Bulgarije zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Bulgarije, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op EU-niveau in toekomstige nationale besluiten. De aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in onderstaande aanbevelingen (1) tot en met (4) weergegeven.

(16)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het convergentieprogramma onderzocht en zijn advies (4) daarover is met name in onderstaande aanbeveling (1) weergegeven.

(17)

In het licht van de diepgaande evaluatie door de Commissie en van deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma en het convergentieprogramma onderzocht. De aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in onderstaande aanbevelingen (1) tot en met (4) weergegeven,

BEVEELT AAN dat Bulgarije in 2016 en 2017 de volgende actie onderneemt:

1.

In 2016 en in 2017 een jaarlijkse budgettaire aanpassing van 0,5 % van het bbp realiseren in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn. De belastinginning verder verbeteren en maatregelen nemen om de omvang van de informele economie, met inbegrip van zwartwerk, te verminderen.

2.

Tegen eind 2016 de doorlichting van de kwaliteit van de activa en de stresstest van de banken voltooien. Tegen eind 2016 de doorlichting van de balansen en de stresstest van de verzekeringsmaatschappijen en de doorlichting van de activa van de particuliere pensioenfondsen afronden. Waar nodig in de drie sectoren follow-upmaatregelen nemen en het bancaire en niet-bancaire toezicht blijven verbeteren.

3.

De welzijnsvoorzieningen, met inbegrip van relevante sociale diensten, en het actief arbeidsmarktbeleid versterken en integreren, in het bijzonder voor langdurig werklozen en jongeren die geen werk hebben en geen onderwijs of opleiding volgen. Zorgen voor meer kwaliteitsonderwijs voor achtergestelde groepen, met inbegrip van Roma. De efficiëntie van de gezondheidszorg en de resultaten op het vlak van gezondheid verhogen door een betere toegang en financiering. In overleg met de sociale partners richtsnoeren en criteria bepalen voor de vaststelling van het minimumloon. De dekking en toereikendheid van de minimuminkomensregeling verbeteren.

4.

Het insolventiekader hervormen om de herstel- en afwikkelingsprocedures te versnellen en hun doeltreffendheid en transparantie te verbeteren. De capaciteit van de rechterlijke instanties met betrekking tot insolventieprocedures verbeteren. De capaciteit van het bureau voor overheidsopdrachten en de aanbestedende diensten versterken en de vormgeving van en de controle op openbare aanbestedingsprocedures verbeteren door met name de nationale strategie voor de ontwikkeling van de sector overheidsopdrachten (2014-2020) ten volle uit te voeren. De invoering van elektronische aanbestedingen versnellen.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

P. KAŽIMÍR


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(4)  Uit hoofde van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


18.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 299/36


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 12 juli 2016

over het nationale hervormingsprogramma 2016 van België en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2016 van België

(2016/C 299/09)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 november 2015 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2016 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 17-18 maart 2016 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 26 november 2015 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad (2) ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij België heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen. Deze aanbeveling is op 18-19 februari 2016 door de Europese Raad bekrachtigd en op 8 maart 2016 door de Raad goedgekeurd (3). Als land dat de euro als munt heeft, en gelet op de nauwe verwevenheid van de economieën in de economische en monetaire unie moet België ervoor zorgen dat de aanbeveling tijdig en volledig wordt opgevolgd.

(2)

Op 26 februari 2016 is het landverslag 2016 voor België gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die België bij de tenuitvoerlegging van de op 14 juli 2015 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft geboekt. Het landverslag bevatte ook een op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 uitgevoerde diepgaande evaluatie. Op 8 maart 2016 heeft de Commissie de resultaten van de diepgaande evaluatie gepresenteerd. Op basis van haar analyse concludeert de Commissie dat België niet met macro-economische onevenwichtigheden wordt geconfronteerd. Verzwakte externe prestaties kunnen in combinatie met de hoge overheidsschuld in de toekomst risico's opleveren. Recente ontwikkelingen wijzen evenwel op een verbetering van het concurrentievermogen. Corrigerende maatregelen — waaronder loonmatiging en verlagingen van de socialezekerheidsbijdragen — hebben gezorgd voor een tragere toename van de arbeidskosten. De overheidsschuld daalt niet, maar de kortetermijnrisico's lijken onder controle.

(3)

Op 29 april 2016 heeft België zijn nationale hervormingsprogramma 2016 en zijn stabiliteitsprogramma 2016 ingediend. Om rekening te houden met de onderlinge verbanden tussen beide programma's, zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(4)

De relevante landspecifieke aanbevelingen zijn verwerkt in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen voor de periode 2014-2020. Zoals bepaald in artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) kan de Commissie, wanneer het noodzakelijk is om de uitvoering van de relevante aanbevelingen van de Raad te ondersteunen, een lidstaat verzoeken de partnerschapsovereenkomst en de relevante programma's te evalueren en wijzigingen voor te stellen. De Commissie heeft nader toegelicht hoe zij van deze bepaling gebruik zou maken in richtsnoeren voor de toepassing van de maatregelen die de doeltreffendheid van de Europese structuur- en investeringsfondsen koppelen aan gezond economisch bestuur.

(5)

In het stabiliteitsprogramma 2016 wordt aangegeven dat de gevolgen voor de begroting van de uitzonderlijke toevloed van vluchtelingen in 2015 en 2016 en van de buitengewone veiligheidsmaatregelen in 2016 aanzienlijk zijn en er wordt afdoende bewijs geleverd voor de omvang en de aard van die extra kosten voor de begroting. Volgens de Commissie bedroegen de in aanmerking komende extra uitgaven voor vluchtelingen tot 0,03 % van het bbp in 2015, terwijl hun incrementele impact in 2016 wordt geraamd op 0,17 % van het bbp voor uitgaven met betrekking tot vluchtelingen en op 0,12 % van het bbp voor veiligheidsmaatregelen. Op grond van de bepalingen van artikel 5, lid 1, en artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97 kunnen deze extra uitgaven worden toegestaan, voor zover de instroom van vluchtelingen alsook de ernst van de terreurdreiging uitzonderlijke gebeurtenissen zijn, de gevolgen ervan voor de overheidsfinanciën van België aanzienlijk zijn en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën niet in gevaar zou worden gebracht wanneer een tijdelijke afwijking van het aanpassingstraject in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn wordt toegestaan. Daarom is de vereiste aanpassing in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn voor 2015 naar beneden bijgesteld om rekening te houden met de extra kosten met betrekking tot vluchtelingen. Wat 2016 betreft, zal in het voorjaar van 2017 een definitieve beoordeling, met inbegrip van de in aanmerking komende bedragen, worden gemaakt op grond van de waargenomen gegevens die de Belgische autoriteiten zullen verstrekken.

(6)

België valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact en onder de overgangsregel voor de schuld. Op 18 mei 2016 heeft de Commissie een verslag opgesteld op grond van artikel 126, lid 3, VWEU, omdat België in 2015 onvoldoende vooruitgang heeft geboekt in de richting van de naleving van de schuldregel. De conclusie van de analyse was dat het schuldcriterium geacht moest worden vervuld te zijn. In haar stabiliteitsprogramma 2016 rekent de regering met een geleidelijke verbetering van het nominale saldo van een tekort van 2,6 % van het bbp in 2015 naar – 0,2 % van het bbp in 2019. De herziene begrotingsdoelstelling op middellange termijn, vastgesteld als een structureel begrotingsevenwicht, zal naar verwachting in 2018 worden verwezenlijkt. Het herberekende structurele saldo (5) wijst echter op een structureel tekort van 0,4 % van het bbp in 2018. Volgens het stabiliteitsprogramma zou de overheidsschuldquote in 2016 naar verwachting pieken op 106,2 % van het bbp, om daarna te dalen tot 99,6 % in 2019. Het macro-economische scenario dat aan deze begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is plausibel. De maatregelen die nodig zijn om vanaf 2017 de geplande tekortdoelstellingen te ondersteunen, zijn echter niet voldoende gespecificeerd. Op basis van de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie is er, bij ongewijzigd beleid, een risico van ernstige afwijking van de aanbevolen begrotingsaanpassing in 2016, alsook in 2016 en 2017 samen genomen. Als het begrotingseffect van de uitzonderlijke instroom van vluchtelingen alsook van de buitengewone veiligheidsmaatregelen niet werd meegenomen in de beoordeling, is de verwachte afwijking in 2016 niet langer significant. België zal volgens de prognoses niet voldoen aan de overgangsregel voor de schuld in 2016 en, aan het einde van de overgangsperiode, aan de schuldreductiebenchmark in 2017. Op basis van zijn beoordeling van het stabiliteitsprogramma en rekening houdend met de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie is de Raad van oordeel dat het risico bestaat dat België niet aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact zal voldoen. Daarom zullen verdere maatregelen nodig zijn om de naleving in 2016 en 2017 te garanderen.

(7)

De hoge overheidsschuld gaat gepaard met zwakke prestaties op het gebied van uitvoer en concurrentievermogen. De externe prestaties zijn sinds 2000 achteruitgegaan, zoals blijkt uit het verlies aan internationaal marktaandeel, en zijn nog verslechterd doordat voornamelijk naar minder dynamische markten wordt uitgevoerd. De neerwaartse tendens in het marktaandeel is de voorbije jaren wel tot stilstand gekomen, maar de gecumuleerde verliezen blijven aanzienlijk. De uitvoercapaciteit van België wordt ook belemmerd door specialisatie in marktsegmenten met een hogere blootstelling aan prijsconcurrentie. Dit valt bijzonder moeilijk te combineren met de hoge arbeidskosten. De loonkosten per eenheid product zijn tot voor kort snel gestegen als gevolg van de lage productiviteitsgroei, en met name de snelle loongroei. Deze laatste kan aan bepaalde kenmerken van het loonvormingsmechanisme worden toegeschreven. Enerzijds zijn de marges voor reële loongroei herhaaldelijk te hoog vastgesteld. Anderzijds overtrof de inflatie meermaals de verwachtingen en de inflatie in de buurlanden. Het structurele verschil in kerninflatie tussen België en zijn buurlanden is vooral het gevolg van grotere prijsstijgingen voor diensten en een suboptimale marktwerking in de detailhandelssector. Door de algemene praktijk van automatische loonindexering leidde deze inflatie tot hogere lonen. Al deze factoren samen hebben de doeltreffendheid van het sterk gecoördineerde systeem voor loonvorming aangetast. Om de vermindering van het concurrentievermogen en het negatieve effect daarvan op de exportprestaties en de werkgelegenheid tot stilstand te brengen, hebben de Belgische autoriteiten de voorbije jaren in het loonvormingsproces ingegrepen. Er zijn loonmatigingsmaatregelen opgelegd, waaronder plafonds voor reële loonsverhogingen en de schorsing van regelingen voor loonindexering. Daarnaast worden de socialezekerheidsbijdragen verlaagd. Om de houdbaarheid van deze correctie te verzekeren, zijn echter structurele hervormingen van het loonvormingskader nodig in overeenstemming met de aanbevelingen van de Raad van de afgelopen jaren. Hoewel de regering een herziening beoogt van de wet van 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en vrijwaring van het concurrentievermogen, die de basis vormt voor de tweejaarlijkse vaststelling van de „loonnorm” door de sociale partners, is hiermee tot dusver weinig vooruitgang geboekt. De invoering van een meer formele koppeling tussen lonen en productiviteit zou helpen om de recente vooruitgang veilig te stellen en te voorkomen dat vroegere problemen zich opnieuw voordoen.

(8)

Er is enige vooruitgang geboekt in de algemene werking van de arbeidsmarkt. De prikkels om te werken zijn versterkt door maatregelen om de loonwig te verminderen en door wijzigingen in het stelsel van werkloosheidsuitkeringen. Door de aanzienlijke verschillen in werkgelegenheidsgraad tussen specifieke bevolkingsgroepen blijft het arbeidspotentieel echter chronisch onderbenut, met name onder laaggeschoolden, jongeren, oudere werknemers en personen met een migratieachtergrond. Bovendien creëren de marginale belastingtarieven bij toetreding tot of terugkeer op de arbeidsmarkt een inactiviteits- en lageloonval voor verdieners van een tweede inkomen en specifieke huishoudens zoals alleenstaanden en eenoudergezinnen. Daarom is specifiek en aangepast beleid nodig om inschakeling op de arbeidsmarkt te stimuleren. De aan sociaaleconomische factoren gekoppelde onderwijsongelijkheid behoort tot de hoogste in de Unie en slechte onderwijsresultaten verklaren voor een deel de ondermaatse prestaties op de arbeidsmarkt van personen met een migratieachtergrond. De huidige onderwijshervormingen worden toegespitst op voortijdige schoolverlaters, en op het verbeteren van de toegang tot kinderopvang en voorschools onderwijs. De bevoegde autoriteiten streven ernaar de kwaliteit en relevantie van het beroepsonderwijs verbeteren. Deze hervormingen zouden een vlottere overgang naar een kennisintensieve en steeds meer op diensten gerichte economie kunnen faciliteren, en de discrepantie tussen vraag en aanbod van vaardigheden en aanhoudende tekorten in knelpuntberoepen kunnen verlichten. Daarnaast noopt de erg lage activiteits- en werkgelegenheidsgraad van oudere werknemers tot beleid ter bevordering van actief ouder worden en ter ondersteuning van de vraag naar oudere werknemers op de arbeidsmarkt. Ten slotte valt iets te zeggen voor bijkomende fiscale maatregelen om het aannemen van werk te stimuleren.

(9)

Er is nog behoorlijk veel ruimte om de niet-kostendimensie van het externe concurrentievermogen te verbeteren. Om het huidige welvaartsniveau te beschermen en te versterken, zou meer nadruk moeten worden gelegd op productiviteitswinsten en investeringen in op kennis gebaseerd kapitaal. Hiertoe moet blijvend worden ingezet op producten en bijbehorende diensten met een hogere toegevoegde waarde, op basis van betere prestaties op het gebied van innovatie en het gebruik van O&O-resultaten. Ondanks zijn kwalitatief hoogwaardige publieke onderzoeksstelsel heeft België relatief weinig snel groeiende ondernemingen in innovatieve sectoren. Het ondernemingsklimaat wordt bovendien gehinderd door administratieve lasten en regelgeving die een belemmering vormen voor de oprichting en uitbreiding van ondernemingen. Vereisten inzake aandeelhouderschap en beperkingen op het gebied van stemrechten, rechtsvormen en multidisciplinaire activiteiten remmen de marktdynamiek voor zakelijke diensten af. Operationele beperkingen en restricties op het gebied van vestigingsmogelijkheden sorteren hetzelfde effect in de detailhandelssector. Bovendien heeft de efficiëntie van het gerecht te lijden onder het feit dat informatie- en communicatietechnologie in die sector nog maar weinig is doorgedrongen. Allemaal samen vormen die factoren aanzienlijke obstakels voor particuliere investeringen. Ondermaatse infrastructuur en hardnekkige knelpunten ondermijnen eveneens de productiviteitsgroei en investeringen. In het vervoersnetwerk zijn investeringen het dringendst nodig. Door zijn geografische ligging, gecombineerd met de aanwezigheid van internationale organisaties, heeft België een groot aantal distributiecentra, logistieke bases en internationale hoofdkantoren van diverse ondernemingen weten aan te trekken. De verkeerscongestie tijdens de spitsuren blijft echter toenemen waardoor de aantrekkingskracht van het land voor buitenlandse investeerders vermindert en grote economische en milieukosten ontstaan. België zal naar verwachting zijn doelstelling voor vermindering van de broeikasgasemissies voor 2020 niet halen en kampt bovendien met ernstige problemen van luchtvervuiling. Gezien de hoge concentratie van economische activiteit rond de hoofdstad en de havens zijn de meest urgente uitdagingen het verbeteren van de basisinfrastructuur voor spoor- en wegvervoer en de aanleg van ontbrekende schakels tussen de belangrijkste economische centra. Tegelijkertijd is het belangrijk de verkeerscongestie tijdens de spitsuren aan te pakken door het verbeteren van het openbaar vervoer, het optimaliseren van het verkeersmanagement en het wegwerken van marktverstoringen en negatieve fiscale prikkels, zoals de gunstige behandeling van bedrijfsauto's.

(10)

Een andere uitdaging houdt verband met de toereikendheid van de binnenlandse elektriciteitsproductie en de voorzieningszekerheid in het algemeen. Defecten aan verschillende kerncentrales doen vragen rijzen over hoe energievraag en -aanbod in evenwicht kunnen worden gebracht, terwijl het meermaals herziene tijdschema voor de geleidelijke afschaffing van het kernreactorpark heeft gezorgd voor een klimaat dat niet bevorderlijk is voor investeringsbeslissingen op lange termijn. Dit heeft geleid tot hogere invoer en een meer onzekere energievoorziening. Hoewel de risico's voor de energievoorziening op korte termijn zijn afgenomen, blijven de investeringsbehoeften op langere termijn groot. Naast aanzienlijke nieuwe binnenlandse productiecapaciteit en een verdere uitbouw van de interconnecties is er behoefte aan slimme netwerken om aan het beheer van de vraag te kunnen werken. Omdat de aanlooptijd voor grote projecten in de energiesector behoorlijk lang uitvalt en de komende tien jaar veel vervangingscapaciteit nodig is, moet snel werk worden gemaakt van met name een geschikt juridisch kader ter bevordering van een grotere productiecapaciteit.

(11)

België heeft enige vooruitgang geboekt bij de hervorming van het belastingstelsel, meer bepaald door het verschuiven van belastingen op arbeid naar andere belastinggrondslagen, waardoor de belastingwig op arbeid geleidelijk aan zal verkleinen. De verlagingen in de personenbelasting en de werkgeversbijdragen zullen de kloof eveneens helpen dichten. Niettemin blijft het belastingstelsel complex en worden de belastinggrondslagen uitgehold door specifieke vrijstellingen, aftrekposten en verlaagde tarieven. Sommige daarvan leiden tot inkomstenverlies, economische verstoringen en een zware administratieve lasten. Daarnaast lijkt de taxshift niet begrotingsneutraal te zijn. Er is nog altijd veel ruimte om de structuur van het belastingstelsel te verbeteren door de belastinggrondslagen verder te verbreden, waardoor lagere wettelijke tarieven en minder verstoringen mogelijk worden. Er bestaat ook veel potentieel voor een „groene” taxshift: zo genieten bedrijfsauto's en tankkaarten nog altijd een gunstige fiscale behandeling, wat vervuiling, congestie en uitstoot van broeikasgassen in de hand werkt.

(12)

België heeft de jongste jaren belangrijke vooruitgang geboekt met het hervormen van zijn pensioenstelsel. Met de wet van 10 augustus 2015 tot verhoging van de wettelijke leeftijd voor het rustpensioen en tot wijziging van de voorwaarden voor de toegang tot het vervroegd pensioen en de minimumleeftijd voor het overlevingspensioen zijn een nieuwe minimumleeftijd en criteria voor de duur van de loopbaan voor de gewone pensioenen vastgesteld. Maar zelfs na de recente hervormingen blijft de verwachte stijging van de pensioenuitgaven in verhouding tot het bbp aanzienlijk. Een automatische koppeling aan een gewijzigde levensverwachting, zoals eerder aanbevolen, zou de risico's voor de houdbaarheid op middellange en lange termijn verkleinen. In dat verband heeft de regering haar voornemen bekendgemaakt om een puntensysteem in te voeren waarbij automatische aanpassingsmechanismen in werking kunnen treden in samenhang met de demografische ontwikkelingen. Deze vraagstukken zullen ook in de toekomst in het kader van het Europees semester nauwlettend worden opgevolgd.

(13)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van België verricht. Deze analyse is gepubliceerd in het landverslag 2016. Voorts heeft de Commissie zowel het stabiliteitsprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot België zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in België, maar heeft zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op EU-niveau in toekomstige nationale besluiten. De aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen (1) tot en met (3) weergegeven.

(14)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma onderzocht en zijn advies (6) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling (1) weergegeven.

BEVEELT AAN dat België in 2016 en 2017 de volgende actie onderneemt:

1.

Een jaarlijkse budgettaire aanpassing realiseren van ten minste 0,6 % van het bbp in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn in 2016 en 2017. Meevallers gebruiken om de vermindering van de schuldquote van de overheid te versnellen. Overeenstemming bereiken over een afdwingbare verdeling van begrotingsdoelstellingen over alle overheidsniveaus. Het belastingstelsel vereenvoudigen en verstorende belastinguitgaven afschaffen.

2.

De voorgenomen herziening doorvoeren van de wet van 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en vrijwaring van het concurrentievermogen in overleg met de sociale partners. Ervoor zorgen dat lonen gelijke tred kunnen houden met de productiviteit. Zorgen voor een doeltreffend activeringsbeleid voor de arbeidsmarkt. Verder werk maken van hervormingen op het gebied van onderwijs en beroepsopleiding en voorzien in opleidingsondersteuning voor achtergestelde groepen, met name personen met een migratieachtergrond.

3.

Verbeteren van de capaciteit om te innoveren, met name door het bevorderen van investeringen in op kennis gebaseerd kapitaal. Vergroten van de concurrentie in de sector van de zakelijke dienstverlening en de detailhandelssector door het afschaffen van onnodige operationele restricties en vestigingsbeperkingen. Verhelpen van tekortkomingen op het gebied van investeringen in vervoersinfrastructuur en energieopwekkingscapaciteit.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

P. KAŽIMÍR


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

(3)  PB C 96 van 11.3.2016, blz. 1.

(4)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(5)  Het structurele saldo zoals de Commissie dat op basis van de informatie in het stabiliteitsprogramma heeft herberekend volgens de algemeen aanvaarde methode.

(6)  Uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


18.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 299/41


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 12 juli 2016

over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Nederland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2016 van Nederland

(2016/C 299/10)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 november 2015 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2016 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 17-18 maart 2016 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 26 november 2015 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Nederland heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen. Deze aanbeveling is op 18-19 februari 2016 door de Europese Raad bekrachtigd en op 8 maart 2016 door de Raad goedgekeurd (3). Als land dat de euro als munt heeft en in het licht van de grote onderlinge verwevenheid tussen de economieën van de economische en monetaire unie dient Nederland ervoor te zorgen dat aan deze aanbeveling volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven.

(2)

Op 26 februari 2016 is het landverslag 2016 voor Nederland gepubliceerd. Daarin zijn de vorderingen beoordeeld die Nederland met de uitvoering van de landspecifieke aanbevelingen van de Raad van 14 juli 2015 heeft gemaakt, evenals de vooruitgang die Nederland richting zijn nationale doelstellingen van Europa 2020 heeft geboekt. Het landverslag bevatte ook een op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 uitgevoerde diepgaande evaluatie. Op 8 maart 2016 heeft de Commissie de resultaten van de diepgaande evaluatie gepresenteerd. Op basis van haar analyse concludeert de Commissie dat Nederland macro-economische onevenwichtigheden ondervindt. Het is van essentieel belang om de zeer hoge schuld van de huishoudens aan te pakken. Het omvangrijke, aanhoudende overschot op de lopende rekening, dat samenhangt met structurele kenmerken van de economie en het beleidskader voor niet-financiële vennootschappen, blijft een groot probleem, ook omdat dit gevolgen heeft voor andere lidstaten in de eurozone.

(3)

Op 28 april 2016 heeft Nederland zijn nationale hervormingsprogramma 2016 en zijn stabiliteitsprogramma 2016 ingediend. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma's rekening te houden, zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(4)

De betrokken landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de desbetreffende programma's te herzien, en wijzigingen daarop voorstellen indien dit nodig is om de uitvoering van de betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft nadere bijzonderheden over de toepassing van deze bepaling verstrekt in richtsnoeren inzake de toepassing van maatregelen om doeltreffendheid van de Europese structuur- en investeringsfondsen te koppelen aan gezond economisch bestuur.

(5)

Nederland valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact en onder de overgangsregel voor de schuld. In zijn stabiliteitsprogramma 2016 heeft het kabinet een geleidelijke verbetering van zijn nominale saldo tot 0,1 % van het bbp in 2019 gepland. Tegelijk heeft het kabinet een verslechtering van het herberekende structurele saldo (5) in 2016 tot — 1,4 % van het bbp en een daaropvolgende verbetering gepland. De budgettaire middellangetermijndoelstelling — een structureel tekort van 0,5 % van het bbp — wordt volgens de plannen in 2019 bereikt. Op basis van het herberekende structurele saldo zou de budgettaire middellangetermijndoelstelling echter al in 2018 worden gehaald. Volgens het stabiliteitsprogramma komt de overheidsschuldquote in 2016 uit op 65,4 % en loopt deze daarna geleidelijk terug tot 58,9 % in 2019. Het macro-economische scenario dat aan deze begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is plausibel. Op basis van de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie loopt Nederland het risico dat het in 2016 en over 2016 en 2017 tezamen bij ongewijzigd beleid enigszins afwijkt van de vereisten van het preventieve deel. Nederland voldoet volgens de prognoses aan de overgangsregel voor de schuld in 2016 en, aan het einde van de overgangsperiode, aan de schuldreductiebenchmark in 2017. Op basis van zijn beoordeling van het stabiliteitsprogramma en rekening houdend met de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie is de Raad van oordeel dat Nederland naar verwachting in grote lijnen aan het stabiliteits- en groeipact zal voldoen. Niettemin zullen verdere maatregelen nodig zijn die de naleving ervan in zowel 2016 als 2017 waarborgen.

(6)

De recente werkgelegenheidsgroei kan volledig worden toegeschreven aan een stijging van het aantal mensen met een tijdelijke arbeidsovereenkomst en van het aantal zelfstandigen. Hoewel Nederland maatregelen op dit gebied heeft genomen, is een bredere aanpak nodig. De lage doorstroming van tijdelijk naar vast werk brengt nog altijd een risico van arbeidsmarktsegmentatie mee. Het hoge en nog oplopende percentage tijdelijke overeenkomsten doet zich voor tegen de achtergrond van grote verschillen in de mate van ontslagbescherming voor tijdelijke overeenkomsten enerzijds en vaste overeenkomsten anderzijds. Zelfstandigen zonder personeel zijn vaker onderverzekerd tegen arbeidsongeschiktheid, werkloosheid en bouwen vaker te weinig op voor hun oude dag, hetgeen ten koste kan gaan van de houdbaarheid van het socialezekerheidsstelsel op lange termijn. Er zijn diverse maatregelen doorgevoerd die de verschillen tussen vaste en tijdelijke overeenkomsten hebben verkleind. Gunstige fiscale regelingen en het feit dat bepaalde socialezekerheidsbijdragen niet hoeven te worden afgedragen, vormen nog altijd financiële prikkels om als zelfstandige werkzaam te zijn.

(7)

Een belangrijke uitdaging in de aanpak van de hoge schuld van huishoudens ligt op de huizenmarkt, waar in de afgelopen tientallen jaren steeds meer starheden en verstorende prikkels zijn ontstaan die hun stempel hebben gedrukt op de woningfinancierings- en sectorale besparingspatronen. De neiging van huishoudens om steeds meer brutohypotheekschulden aan te gaan voor een eigen woning, hangt grotendeels samen met langdurige budgettaire prikkels, in het bijzonder de fiscale aftrekbaarheid van de hypotheekrente. Sinds 2012 is een reeks maatregelen doorgevoerd die daar deels iets aan doen, maar de door de Raad in 2015 aanbevolen intensivering ervan is achterwege gebleven. De ontwikkeling van een goedwerkende particuliere huurmarkt wordt belemmerd door subsidies in de andere subsectoren van de woningmarkt. De socialewoningsector is een van de grootste in de Unie, maar de woningen worden niet altijd efficiënt toegewezen aan hen die deze echt nodig hebben. Er is een inkomensafhankelijkere huurdifferentiatie in de socialewoningsector doorgevoerd. De woningbouwcorporaties zullen activiteiten van algemeen economisch belang (dat wil zeggen sociale huisvesting) moeten scheiden van de overige activiteiten. Aangezien een aantal verstorende prikkels is geadresseerd met de koppeling van huur aan inkomens op de socialewoningmarkt, moet wat dit deel van de aanbeveling van de Raad van 2015 betreft worden overgegaan tot monitoring van de situatie. Tegelijk blijft er op de woningmarkt sprake van een significante verstoring en een bevoordeling van schulden van huishoudens. Op deze punten is verdere vooruitgang nodig.

(8)

Naast verstoringen op de woningmarkt wegen de verplichte niet-fiscale bijdragen aan de tweede pijler van het pensioenstelsel op het beschikbaar inkomen van huishoudens. Het pensioenstelsel van de tweede pijler presteert goed op kwaliteit en toereikendheid, maar heeft minpunten in termen van intergenerationele billijkheid, transparantie en veerkracht bij economische schokken. In recente jaren is de houdbaarheid van het pensioenstelsel verbeterd door de aow-leeftijd te verhogen tot 67 jaar in 2021 en daarna te koppelen aan de levensverwachting. Gemiddeld genomen zijn de pensioenbijdragen verlaagd met de beperking van het fiscaal vrijgestelde maximumopbouwpercentage. Een passende intra- en intergenerationele verdeling van de kosten en risico's die verder gaat dan de aangenomen regelgeving inzake de indexatie en financiële buffers (het financieel toetsingskader) zou de huishoudens helpen om hun financiële middelen op een groeivriendelijkere wijze te besteden. De regering heeft haar voornemen aangekondigd om de tweede pensioenpijler in overleg met de sociale partners ingrijpend te hervormen om tot een transparanter en actuarieel billijker stelsel te komen.

(9)

De investeringen zijn tijdens de economische crisis fors gedaald en hebben zich daarna slechts deels hersteld. De zwakke investeringen over de gehele economische breedte lijken een sterk conjunctureel karakter te hebben. Dit werd aangejaagd door een inzinking op de huizenmarkt en door keuzes die bij de consolidatie van de begroting zijn gemaakt. Hoewel de investeringsbelemmeringen niet noemenswaardig lijken, blijken de geringe investeringen in de bouw en in hernieuwbare energie samen te hangen met marktonzekerheid en regelgevingsfactoren. Ondanks een verbetering van de kredietvoorwaarden bestaan er in het huidige financiële klimaat verhoogde risico's voor de verlening van nieuwe kredieten. De overheidsuitgaven aan O&O vertonen sinds 2014 een dalende lijn, terwijl de particuliere O&O-uitgaven laag blijven. Daarom heeft de Raad Nederland in 2015 aanbevolen om overheidsuitgaven te verschuiven naar de ondersteuning van investeringen in O&O en te werken aan een verbetering van particuliere O&O-uitgaven. In relatie tot het opleidingsniveau, het niveau van de onderwijsprestaties en het niveau van economische ontwikkeling zijn de publieke en particuliere uitgaven aan O&O laag. In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Nederland verricht.

(10)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Nederland verricht; deze analyse is gepubliceerd in het landverslag 2016. Voorts heeft de Commissie zowel het stabiliteitsprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Nederland zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Nederland, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op EU-niveau in toekomstige nationale besluiten. De aanbevelingen in het kader van het Europees semester zijn in de onderstaande aanbevelingen 1), 2) en 3) weergegeven.

(11)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma onderzocht en zijn advies (6) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

(12)

In het licht van de diepgaande evaluatie door de Commissie en van deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma en het stabiliteitsprogramma onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in de onderstaande aanbeveling 3 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Nederland in de periode 2016-2017 de volgende actie onderneemt:

1.

De afwijking van de budgettaire middellangetermijndoelstelling in 2016 beperken en een jaarlijkse budgettaire aanpassing met 0,6 % van het bbp in 2017 bereiken. Overheidsuitgaven prioritair richten op de ondersteuning van meer investeringen in onderzoek en ontwikkeling.

2.

Resterende belemmeringen voor het inhuren van personeel op basis van vaste overeenkomsten aanpakken en de doorstroming van tijdelijke naar vaste overeenkomsten bevorderen. De sterke stijging van het aantal zelfstandigen zonder personeel aanpakken, mede door fiscale verstoringen die zelfstandige arbeid stimuleren, te beperken zonder het ondernemerschap te schaden, en door de toegang van de zelfstandigen tot betaalbare sociale bescherming te bevorderen.

3.

Maatregelen nemen om de tweede pijler van het pensioenstelsel transparanter, eerlijker voor alle generaties en schokbestendiger te maken. Maatregelen nemen om de resterende verstoringen op de woningmarkt en de bevoordeling van schulden van huishoudens terug te dringen, met name door de hypotheekrenteaftrek te beperken.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

P. KAŽIMÍR


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  PB C 96 van 11.3.2016, blz. 1.

(4)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(5)  Het structurele saldo zoals herberekend door de Commissie op basis van de informatie uit het stabiliteitsprogramma, volgens de algemeen aanvaarde methode.

(6)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


18.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 299/45


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 12 juli 2016

over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Estland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2016 van Estland

(2016/C 299/11)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 november 2015 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2016 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 17-18 maart 2016 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 26 november 2015 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad (2) het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Estland heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen. Deze aanbeveling is op 18-19 februari 2016 door de Europese Raad bekrachtigd en op 8 maart 2016 door de Raad goedgekeurd. (3) Als land dat de euro als munt heeft en in het licht van de nauwe onderlinge verwevenheid tussen de economieën van de economische en monetaire unie, dient Estland ervoor te zorgen dat aan de aanbevelingen volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven.

(2)

Op 26 februari 2016 is het landverslag 2016 voor Estland gepubliceerd. Daarin werd een beoordeling gemaakt van de vooruitgang die Estland heeft gemaakt bij de tenuitvoerlegging van de op 14 juli 2015 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen en bij de verwezenlijking van de nationale Europa 2020-doelstellingen. Het landverslag bevatte ook een op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 uitgevoerde diepgaande evaluatie. Op 8 maart 2016 heeft de Commissie de resultaten van de diepgaande evaluatie gepresenteerd. Op basis van haar analyse concludeert de Commissie dat er in Estland geen sprake is van macro-economische onevenwichtigheden.

(3)

Op 28 april 2016 heeft Estland zijn stabiliteitsprogramma 2016 ingediend en op 10 maart 2016 zijn nationale hervormingsprogramma 2016. Op grond van de onderlinge verbanden tussen beide programma's zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(4)

De betreffende landspecifieke aanbevelingen zijn in aanmerking genomen bij de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen voor de periode 2014-2020. Zoals bepaald in artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) kan de Commissie, wanneer het noodzakelijk is om de uitvoering van de betreffende aanbevelingen van de Raad te ondersteunen, een lidstaat verzoeken de partnerschapsovereenkomst en de betrokken programma's te evalueren en wijzigingen voor te stellen. De Commissie heeft in de richtsnoeren inzake de toepassing van maatregelen om de doeltreffendheid van de Europese structuur- en investeringsfondsen te koppelen aan gezond economisch bestuur nader aangegeven hoe zij van die bepaling gebruik zou maken.

(5)

Estland valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact. In haar stabiliteitsprogramma 2016 plant de regering een nominaal tekort van ongeveer 0,5 % van het bbp van 2016 tot 2018, om nadien een evenwicht te bereiken. Estland bereikt gedurende de hele programmaperiode zijn middellangetermijndoelstelling, namelijk een structureel evenwicht. Volgens het stabiliteitsprogramma zou de overheidsschuldquote in 2017 op ongeveer 10 % van het bbp blijven om daarna te dalen tot ongeveer 9,5 % van het bbp in 2020. Het macro-economische scenario dat aan deze begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is voor 2016 plausibel, maar voor 2017 optimistisch. Op basis van de voorjaarsprognose 2016 van de Commissie zou het structurele saldo van een overschot van 0,6 % van het bbp in 2015 evolueren naar een begrotingsevenwicht in 2016 en vervolgens naar een klein tekort van 0,2 % van het bbp in 2017, wat nauw aansluit bij de budgettaire middellangetermijndoelstelling. Verdere afwijkingen zullen worden getoetst aan de eis om het structurele saldo op het niveau van de budgettaire middellangetermijndoelstelling te houden. Op basis van zijn beoordeling van het stabiliteitsprogramma en rekening houdend met de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie is de Raad van oordeel dat Estland naar verwachting aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact zal voldoen.

(6)

Estland heeft belangrijke stappen genomen om de arbeidsparticipatie te vergroten, onder meer door een hervorming van de arbeidscapaciteit. Die hervorming, die sinds januari 2016 van kracht is en vanaf januari 2017 volledig zal worden uitgevoerd, zal het algemene arbeidsaanbod doen toenemen. Het zal een hele opgave worden om langdurig werklozen opnieuw op de arbeidsmarkt te integreren. Er worden nieuwe actieve arbeidsmarktmaatregelen getroffen om de begunstigden van de arbeidscapaciteitshervorming te helpen tot de arbeidsmarkt toe te treden en er te blijven, en ook de financiële steunregeling is gewijzigd.

(7)

Estland heeft maatregelen genomen om werken beter te stimuleren door de belastingdruk op arbeid voor alle inkomensgroepen, en ook voor de lage inkomens, te verminderen. Misschien mede daardoor kent Estland in vergelijking met het EU-gemiddelde een lagere werkloosheid en een hogere arbeidsparticipatie voor laaggeschoolde werknemers. Tot de reeds vastgestelde maatregelen behoort een aanvullende belastingteruggave vanaf 2017 voor de lage inkomens. Dat heeft echter hoge effectieve marginale belastingtarieven tot gevolg en brengt het risico mee dat een lagelonenval tot stand wordt gebracht en dat het deels zwart betalen van lonen wordt aangemoedigd. Het effect van die maatregelen zal pas na een evaluatie bekend zijn.

(8)

De uitvoering van de strategie inzake een leven lang leren 2020 en van het programma voor beroepsonderwijs en beroepsopleiding voor 2015-2018 heeft de participatie in het beroepsonderwijs en de beroepsopleidingen bevorderd en de relevantie daarvan voor de arbeidsmarkt versterkt. Naar verwachting zal het aandeel studenten uit het beroepsonderwijs en beroepsopleidingen met een leerbaan toenemen, maar desalniettemin blijven de uitvalcijfers in het beroepsonderwijs en de beroepsopleidingen zorgwekkend.

(9)

Het aantal plaatsen voor opvang en verzorging van 0- tot 3-jarigen is nog te beperkt, maar er is verbetering merkbaar en elk jaar komen er plaatsen bij.

(10)

Estland heeft de grootste loonkloof tussen mannen en vrouwen van alle Unielanden, namelijk 28,3 % in 2014. Daardoor ontstaat het risico dat het potentieel van vrouwen niet ten volle wordt benut. Naast andere factoren wordt de loonkloof tussen mannen en vrouwen toegeschreven aan beroeps- en sectorgerelateerde gendersegregatie op de arbeidsmarkt, een gebrek aan loontransparantie in de particuliere sector en langere loopbaanonderbrekingen voor vrouwen die zorgtaken op zich nemen. De regering heeft een reeks maatregelen aangekondigd om de loonkloof tussen mannen en vrouwen aan te pakken. De geplande maatregelen, die nog moeten worden goedgekeurd en uitgevoerd, zijn er onder meer op gericht gegevens beter te verzamelen, de arbeidsinspectie te belasten met het toezicht op de manier waarop de werkgevers het beginsel van gelijke beloning toepassen, loontransparantie te bevorderen, vaders te stimuleren om een deel van het ouderschapsverlof op te nemen en de toegang tot kinderopvang te verbeteren. Het Welzijnsplan 2016-2023 streeft onder meer naar gendergelijkheid door middel van maatregelen om gendersegregatie op de arbeidsmarkt aan te pakken en stereotypen te bestrijden. Er zijn maatregelen gepland om de zorgtaken binnen het gezin te verlichten en mantelzorgers op de arbeidsmarkt te brengen, wat naar verwachting gunstige gevolgen zou hebben voor de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt.

(11)

De toegang tot openbare diensten is in Estland niet in alle gemeenten gewaarborgd en er bestaan op lokaal vlak nog altijd problemen met het verlenen van kwaliteitsdiensten op gebieden zoals vervoer, onderwijs, langdurige zorg voor ouderen en andere sociale diensten. In maart 2016 diende de regering het wetsontwerp inzake administratieve hervorming in bij het parlement teneinde het pad te effenen voor een hervorming van de lokale overheden. De hervorming voorziet in vrijwillige en door de overheid opgelegde fusies met het oog op een toegankelijk aanbod van kwalitatieve diensten en een efficiënter en deskundiger bestuur. De gewijzigde wet op de sociale voorzieningen omvat minimumvoorschriften voor negen sociale diensten, maar de uitvoering ervan is in gevaar omdat de dienstverlening door de gemeenten tekortschiet. De voorgestelde hervorming van de lokale overheden is nog niet goedgekeurd.

(12)

Zowel in de particuliere als in de publieke sector heeft Estland een van de hoogste investeringsquoten. Om het investeringsklimaat verder te verbeteren wacht het land echter nog een aantal taken. Estland heeft actie ondernomen voor de uitvoering van de strategie voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie „Een op kennis gebaseerd Estland” en de groeistrategie voor ondernemerschap, die samen een kader voor slimme specialisatie vormen. Als ervoor gezorgd wordt dat die strategieën goede synergie opleveren, kunnen zij particuliere investeringen in onderzoek, ontwikkeling en innovatie helpen stimuleren, temeer omdat de bedrijfsinvesteringen in onderzoek en technologie in 2014 zijn teruggelopen tot 0,6 % van het bbp en Estland de doelstelling om tegen 2020 3 % van het bbp te investeren in onderzoek, ontwikkeling en innovatie waarschijnlijk niet zal halen. Slechts een beperkt aantal ondernemingen werkt samen met onderzoeksinstellingen, waardoor het aantal octrooiaanvragen laag ligt. Intussen lijkt de Estse uitvoer van industrieproducten de laatste jaren in het algemeen het accent meer op goedkopere goederen te liggen. Tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden kunnen een belemmering vormen voor meer investeringen in hoogtechnologische sectoren.

(13)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Estland verricht. Deze analyse is gepubliceerd in het landverslag 2016. Voorts heeft de Commissie zowel het stabiliteitsprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Estland zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Estland, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op EU-niveau in toekomstige nationale besluiten. De aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 2 weergegeven.

(14)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma van Estland onderzocht en is hij van mening dat Estland naar verwachting aan het stabiliteits- en groeipact zal voldoen.

BEVEELT AAN dat Estland in 2016 en 2017 de volgende actie onderneemt:

1.

Ervoor zorgen dat op lokaal niveau publieke diensten, in het bijzonder sociale diensten, van hoge kwaliteit worden verleend en toegankelijk zijn, onder meer door de voorgestelde hervorming van de lokale overheden goed te keuren en uit te voeren. Maatregelen treffen en uitvoeren om de loonkloof tussen mannen en vrouwen te verkleinen, waaronder de in het Welzijnsplan opgenomen maatregelen.

2.

Particuliere investeringen in onderzoek, ontwikkeling en innovatie bevorderen, onder meer door de samenwerking tussen de academische wereld en bedrijven te versterken.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

P. KAŽIMÍR


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

(3)  PB C 96 van 11.3.2016, blz. 1

(4)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).


18.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 299/49


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 12 juli 2016

over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Hongarije en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2016 van Hongarije

(2016/C 299/12)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 november 2015 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2016 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 17-18 maart 2016 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 26 november 2015 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad (2) ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Hongarije heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(2)

Op 26 februari 2016 is het landverslag 2016 voor Hongarije gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Hongarije bij de uitvoering van de door de Raad op 14 juli 2015 vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede de vooruitgang die Hongarije naar zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt. Het bevatte ook de diepgaande evaluatie die op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 is uitgevoerd. Op 8 maart 2016 heeft de Commissie de resultaten van de diepgaande evaluatie gepresenteerd. Op basis van haar analyse concludeert de Commissie dat Hongarije niet met macro-economische onevenwichtigheden wordt geconfronteerd. Met name moet worden vermeld dat de grote behoeften aan het doorrollen van de buitenlandse schuld en het aandeel oninbare leningen weliswaar een punt van zorg blijven, maar dat de risico's in verband met interne en externe verplichtingen zijn verminderd.

(3)

Op 29 april 2016 heeft Hongarije zijn nationale hervormingsprogramma 2016 en zijn convergentieprogramma 2016 ingediend. Op grond van de onderlinge verbanden tussen beide programma's zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(4)

De betrokken landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de desbetreffende programma's te herzien, en wijzigingen daarop voorstellen indien dit nodig is om de uitvoering van de betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft nadere bijzonderheden over de toepassing van deze bepaling verstrekt in richtsnoeren inzake de toepassing van maatregelen om de doeltreffendheid van de Europese structuur- en investeringsfondsen te koppelen aan gezond economisch bestuur.

(5)

Het convergentieprogramma geeft aan dat de gevolgen van de uitzonderlijke instroom van vluchtelingen voor de begroting aanzienlijk zijn, en een addendum waarvan op 6 mei kennis is gegeven, biedt voldoende bewijs van de aard en omvang van deze extra begrotingskosten. Volgens de beoordeling van de Commissie bedroegen de in aanmerking komende extra uitgaven 0,04 % van het bbp in 2015, en momenteel worden geen verdere meerkosten verwacht voor 2016. Op grond van de bepalingen van artikel 5, lid 1, en artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97 kunnen deze extra uitgaven worden toegestaan, voor zover de instroom van vluchtelingen een uitzonderlijke gebeurtenis is, de gevolgen ervan voor de Hongaarse overheidsfinanciën aanzienlijk zijn en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën niet in gevaar zou worden gebracht wanneer een tijdelijke afwijking van het aanpassingstraject in de richting van de budgettaire middellangetermijndoelstelling wordt toegestaan. Daarom is de vereiste aanpassing in de richting van de budgettaire middellangetermijndoelstelling voor 2015 afgezwakt, om rekening te houden met deze kosten. Ten aanzien van 2016 zal in het voorjaar van 2017 een uiteindelijke beoordeling worden gemaakt op basis van de door de Hongaarse autoriteiten meegedeelde waargenomen gegevens.

(6)

Hongarije valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact en is onderworpen aan de schuldregel. Volgens haar convergentieprogramma voor 2016 is de regering van plan het nominale tekort te laten oplopen tot 2,4 % van het bbp in 2017 en het daarna geleidelijk terug te brengen tot 1,2 % in 2020. De regering is van plan het structurele saldo geleidelijk te verbeteren om in 2019 de herziene budgettaire middellangetermijndoelstelling — een tekort van 1,5 % van het bbp — te bereiken. Het herberekende (4) structurele tekort zou hoger blijven dan de budgettaire middellangetermijndoelstelling. Volgens het convergentieprogramma zal de overheidsschuldquote naar verwachting in 2015 geleidelijk teruglopen tot 75,3 % en daarna verder dalen tot minder dan 65 % in 2020. Het macro-economische scenario dat aan deze begrotingsprojecties ten grondslag ligt, is tot 2017 grotendeels plausibel en wordt daarna steeds gunstiger. De maatregelen die nodig zijn om de geplande tekortdoelstellingen vanaf 2017 te ondersteunen, zijn niet voldoende gespecificeerd, met name voor de periode na 2017. Op basis van de voorjaarsprognose 2016 van de Commissie is er een groot risico dat aanzienlijk wordt afgeweken van de vereiste aanpassing in 2016 alsmede, bij ongewijzigd beleid, in 2016 en 2017 samen. Tegelijkertijd wordt verwacht dat Hongarije in 2016 en 2017 aan de schuldreductiebenchmark zal voldoen. Op basis van zijn beoordeling van het convergentieprogramma en rekening houdend met de voorjaarsprognose 2016 van de Commissie, is de Raad van mening dat er een risico bestaat dat Hongarije niet aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact zal voldoen. Daarom zijn er in beide jaren verdere maatregelen nodig om naleving te garanderen.

(7)

De interne financiële onevenwichtigheden zijn gereduceerd en het banksysteem is minder kwetsbaar geworden, maar er blijven nog uitdagingen bestaan. Er is aanzienlijke vooruitgang geboekt bij het terugdringen van de schuld van de particuliere sector, die voorheen meestal in vreemde valuta luidde. De kredietverlening aan huishoudens vertoont tekenen van herstel, maar de kredietverlening aan bedrijven behoeft nog verbetering. Het herstel van de winstgevendheid van de banksector heeft een aanvang genomen, dankzij het verbeterende economische klimaat en door een matiging van het eerdere beleid ten aanzien van belastingen op banken. Niettemin blijven de banken terughoudend met het verstrekken van leningen, ook al zijn zij zeer liquide en goed gekapitaliseerd. De belangrijkste resterende uitdaging voor banken is het verminderen van het nog steeds hoge aandeel oninbare leningen die het verstrekken van nieuwe leningen bemoeilijken en de winst onder druk zetten. De risico's in verband met voorwaardelijke verplichtingen, die samenhangen met het grotere aandeel van de staat in de banksector, zijn nog steeds hoog.

(8)

Ondanks recente verbeteringen op het gebied van fiscaal beleid en de belastingdiensten, blijft de afhankelijkheid van Hongarije van sectorspecifieke belastingen een belemmering voor investeringen. De selectieve opzet van deze belastingen veroorzaakt in alle sectoren verstoringen. De belastingheffing op kredietinstellingen is aanzienlijk verminderd en de progressieve retributietarieven voor keuringen in de levensmiddelensector zijn afgeschaft, maar verschillende andere sectorspecifieke belastingen worden gehandhaafd. De loonwig voor laagbetaalde werknemers is nog steeds hoog, met name voor die zonder kinderen. Dit kan negatieve gevolgen hebben voor hun inzetbaarheid op de arbeidsmarkt en kan ook een belemmering vormen voor investeringen. Er zijn stappen gezet om de belastingwig te verkleinen (onder andere een verlaging van het uniforme tarief van de inkomstenbelasting met een procentpunt en een verhoging van de belastingaftrek voor werknemers met twee kinderen). De maatregelen zijn echter onvoldoende doelgericht om een significant effect te hebben voor laagbetaalde werknemers. Er is ruimte om de belastingdruk te verschuiven van arbeid naar gebieden die de groei minder verstoren. Er zijn verscheidene maatregelen genomen om de naleving te verbeteren en de nalevingskosten te beperken, hoewel deze hoog blijven. Ondanks de verbeteringen in de afgelopen jaren zijn er in Hongarije nog steeds problemen met de efficiëntie van de belastinginning. De regering heeft een diepgaande institutionele hervorming aangekondigd, die in 2016 zal aanvangen en gericht is op de efficiëntie van de belastingdienst.

(9)

Er is beperkte vooruitgang geboekt met de bevordering van concurrentie en transparantie bij overheidsaanbestedingen (bijvoorbeeld door de aanneming van de nieuwe wet inzake het plaatsen van overheidsopdrachten, ten aanzien waarvan nog moet worden beoordeeld of deze aan EU-wetgeving voldoen), terwijl onvoorspelbare veranderingen in de regelgeving en administratieve lasten particuliere ondernemingen en investeringen belemmeren. Uit het grote aantal gunningen van opdrachten via onderhandelingen zonder bekendmaking vooraf en het grote aantal gunningen van opdrachten met één enkele offerte blijkt dat bij overheidsopdrachten sprake is van een geringe mate van concurrentie. In mei 2016 heeft de regering een strategie voor eaanbesteding voorgesteld. De uitvoering en het effekt ervan op de verbetering van de efficiëntie en de transparantie, moeten worden gemonitord, en het risico op corruptie blijft. Het nieuwe nationale anticorruptieactieprogramma 2015-2018 zou moeten worden gewijzigd om het doeltreffender te maken bij het voorkomen van corruptie in overheidsinstellingen en bij de toepassing van afschrikkende sancties. De regering heeft haar eerdere toezegging om de klokkenluiderswet uit 2013 te herzien, niet hernieuwd; die wet bood klokkenluiders namelijk geen passende bescherming tegen vergelding. De plannen van het genoemde actieprogramma om het vermogensaangiftesysteem te herzien, zijn onvoldoende ambitieus, en bij in 2015 aangenomen nieuwe wetswijzigingen zijn enkele nadere beperkingen op openbare toegang tot informatie geïntroduceerd. De regering heeft stappen ondernomen om de administratieve lasten te verminderen, maar de Hongaarse restrictieve regelgeving in de dienstensectoren en het onstabiele regelgevingskader blijven problematisch voor ondernemingen en scheppen dus onzekerheid voor investeerders. De bestaande beperkingen om een detailhandelszaak op te zetten en te exploiteren vormen een aanzienlijk obstakel om ondernemer te worden of om een zaak uit te breiden. De prijsstijgingen in de Hongaarse detailhandel zijn de op twee na hoogste in de Unie en zijn de afgelopen tien jaar constant toegenomen, terwijl de allocatieve efficiëntie-index een van de laagste in de Unie is.

(10)

Recente ontwikkelingen van de arbeidsmarkt in Hongarije zijn gunstig, aangezien de werkloosheid is gedaald tot het niveau van vóór de crisis. De werkgelegenheid in de particuliere sector trekt aan, maar ook de publieke regeling arbeidsvoorziening heeft bijgedragen tot een vermindering van de werkloosheid. De regeling vormt het belangrijkste element van actief arbeidsmarktbeleid in Hongarije. De begrotingskosten daarvan zijn de laatste vijf jaar meer dan verviervoudigd. De regeling lijkt echter niet toereikend te zijn om de herintegratie van de deelnemers in de vrije arbeidsmarkt te verbeteren. In de eerste helft van 2015 bedroeg het percentage succesvolle uitstroom uit de regeling naar een reguliere baan 13,1 %, maar zo'n 60 % van de deelnemers die in die periode vertrokken, kwamen binnen 180 dagen opnieuw in de regeling terug. Dit betekent dat de deelnemers aanzienlijk gevaar lopen in de regeling vast te blijven zitten; het gaat daarbij in het bijzonder om laaggeschoolden en mensen in achterstandsgebieden. Hoewel de regeling gericht is op langdurig werklozen, op laaggeschoolden en op werklozen die in achterstandsgebieden wonen, had in 2015 47 % van de deelnemers middelbaar of hoger onderwijs genoten. Het aandeel werklozen dat betrokken is bij openbare werken, is ook aanzienlijk in regio's waar de arbeidsmarkt goed functioneert. De recente hervorming van de openbare dienst voor arbeidsvoorziening maakt deze waarschijnlijk minder doeltreffend. De administratieve complexiteit van de beheersregels (momenteel is de verantwoordelijkheid voor de openbare dienst voor arbeidsvoorziening verdeeld over vier departementen) kan een doeltreffende aansturing en een grotere resultaatgerichtheid aanzienlijk hinderen. De maximumduur van werkloosheidsuitkeringen (drie maanden) is de laagste in de Unie en aanzienlijk korter dan de tijd die gemiddeld nodig is om een baan te vinden. De armoede-indicatoren zijn verbeterd, maar blijven hoog, vooral onder de meest achtergestelde groepen, met name Roma en kinderen. De toereikendheid en dekking van de sociale bijstand blijft een uitdaging, en recente hervormingen zouden de voorwaarden voor de toegang tot een aantal uitkeringen verder kunnen beperken.

(11)

De gemiddelde prestaties van Hongaarse leerlingen in basisvaardigheden lag in het OESO-programma voor internationale studentenbeoordeling (PISA) over 2012 onder het EU-gemiddelde, en het aantal slecht presterende leerlingen nam tussen 2009 en 2012 toe. De invloed van de sociaaleconomische achtergrond en de locatie van de school op de onderwijsprestaties is een van de sterkste in de Unie. De selectiviteit van het onderwijsstelsel verdiept de prestatiekloof tussen leerlingen en studenten op verschillende schooltypen en die kloof wordt in de loop van de tijd dieper. Het gebrek aan gelijke toegang tot hoogwaardig regulier onderwijs is bijzonder acuut voor Roma. Met uitzondering van voor- en vroegschoolse educatie, waar in de voorbije jaren aanzienlijke vooruitgang is geboekt, blijven verschillen nog steeds groot tussen de aantallen Roma en niet-Roma die hun onderwijs afmaken, op alle onderwijsniveaus, d.w.z. basisschool, secundair en hoger onderwijs. Onder Roma blijft het aantal vroegtijdige schoolverlaters groot. Hongarije heeft een aantal maatregelen genomen om slechte schoolprestaties doeltreffender aan te pakken. Belangrijke details over de uitvoering van deze maatregelen zijn echter niet beschikbaar, waardoor het moeilijk is om het mogelijke effect ervan te beoordelen. Een systematische aanpak voor het bevorderen van inclusief regulier onderwijs moet nog worden ontwikkeld. Het aangekondigde uitvoeringsplan voor de strategie op het gebied van vroegtijdig schoolverlaten moet nog worden gepubliceerd. De overgang tussen de verschillende vormen en fasen van het onderwijs blijft moeilijk, en de uitvoering van recente hervormingen in het beroepsonderwijs moet gericht zijn het vergemakkelijken van die overgang;.

(12)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Hongarije verricht. Deze analyse is gepubliceerd in het landenverslag 2016. Voorts heeft de Commissie zowel het nationale hervormingsprogramma als het convergentieprogramma doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Hongarije zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Hongarije, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Europese Unie te versterken door middel van een inbreng op EU-niveau in toekomstige nationale besluiten. De aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 3 weergegeven.

(13)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het convergentieprogramma onderzocht. Zijn advies (5) daarover is met name in onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

BEVEELT AAN dat Hongarije in de periode 2016 en 2017 de volgende actie onderneemt:

1.

Met het oog op een hoog risico op een significante afwijking, in 2016 een jaarlijkse budgettaire aanpassing van 0,3 % van het bbp in de richting van de budgettaire middellangetermijndoelstelling bereiken en in 2017 van 0,6 %, tenzij de middellangetermijnbegrotingsdoelstelling met een geringere inspanning kan worden gehaald door de noodzakelijke structurele maatregelen te nemen.

2.

Sectorspecifieke belastingen verder verlagen en de belastingwig voor laagbetaalde werknemers verlagen. De transparantie en de mededinging bij overheidsopdrachten versterken via elektronische aanbestedingen, bredere bekendmaking van overheidsopdrachten en een verdere verbetering van het corruptiebestrijdingskader. Het regelgevend kader in de diensten- en de detailhandelssector verbeteren door restrictieve regelgeving aan te pakken en voor voorspelbaarheid te zorgen.

3.

De overgang van de publieke regeling arbeidsvoorziening naar de primaire arbeidsmarkt vergemakkelijken en andere actieve arbeidsmarktmaatregelen versterken. De efficiëntie en de dekking van de sociale bijstand en de werkloosheidsuitkeringen verbeteren. Maatregelen nemen om de onderwijsresultaten te verbeteren en om de participatie van kansarme groepen, met name Roma, aan regulier onderwijs voor iedereen te doen toenemen.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

P. KAŽIMÍR


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

(3)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(4)  Het door de Commissie op basis van de informatie van het convergentieprogramma en volgens de gemeenschappelijk overeengekomen methode herberekende structurele saldo.

(5)  Uitæ hoofde van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


18.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 299/53


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 12 juli 2016

over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Zweden en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2016 van Zweden

(2016/C 299/13)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 november 2015 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2016 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 17-18 maart 2016 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 26 november 2015 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Zweden heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(2)

Op 26 februari 2016 is het landverslag 2016 voor Zweden gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Zweden bij de tenuitvoerlegging van de op 14 juli 2015 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbeveling heeft gemaakt, alsmede de vooruitgang die Zweden richting de nationale streefcijfers van Europa 2020 heeft geboekt. Het landverslag bevatte ook een op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 uitgevoerde diepgaande evaluatie. Op 8 maart 2016 heeft de Commissie de resultaten van de diepgaande evaluatie gepresenteerd. Op basis van haar analyse concludeert de Commissie dat Zweden met macro-economische onevenwichtigheden wordt geconfronteerd. Met name de hoge en nog toenemende schuld van de huishoudens in combinatie met hoge en stijgende woningprijzen in een context van positieve kredietstromen houdt het risico in dat er een wanordelijke correctie plaatsvindt met gevolgen voor de reële economie en de banksector. Er zijn op macroprudentieel gebied beleidsmaatregelen genomen, maar deze kunnen echter ontoereikend blijven. Er blijven lacunes in het beleid bestaan op het gebied van woninggerelateerde belastingen, hypotheekaflossingen, de werking van het woningaanbod en de huurmarkt.

(3)

Op 28 april 2016 heeft Zweden zijn nationale hervormingsprogramma 2016 en zijn convergentieprogramma 2016 ingediend. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma's rekening te houden, zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(4)

Relevante landspecifieke aanbevelingen zijn verwerkt in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen voor de periode 2014-2020. Overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de betrokken programma's te evalueren en wijzigingen daarop voor te stellen wanneer dit nodig is om de uitvoering van relevante aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft nadere bijzonderheden over de toepassing van deze bepaling verstrekt in de richtsnoeren inzake de toepassing van maatregelen om de doeltreffendheid van de Europese structuur- en investeringsfondsen te koppelen aan gezond economisch bestuur.

(5)

Zweden valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact. In het convergentieprogramma 2016 plant de regering om een nominaal saldo van — 0,4 % van het bbp te bereiken en om gedurende de hele programmaperiode aan de begrotingsdoelstelling op middellange termijn — een structureel tekort van 1 % van het bbp — te blijven voldoen. Volgens het convergentieprogramma zou de overheidsschuldquote dalen tot 42,5 % in 2016 en blijven dalen tot 39,1 % in 2019. Het macro-economische scenario dat aan deze begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is tot 2016 plausibel en daarna voorzichtig. Volgens de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie zal het structurele saldo in 2016 uitkomen op -0,5 % en in 2017 op — 0,9 % van het bbp, wat hoger is dan de begrotingsdoelstelling op middellange termijn. Mogelijke toekomstige afwijkingen zouden worden getoetst aan de eis dat het structurele saldo op het niveau van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn wordt gehouden. Op basis van zijn beoordeling van het convergentieprogramma en rekening houdend met de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie is de Raad van mening dat Zweden naar verwachting aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact zal voldoen.

(6)

De schuldenlast van de huishoudens is zeer hoog in Zweden en behoort de laatste tien jaar tot de snelst groeiende van de Unie. Hij bedroeg in 2015 volgens ramingen van de centrale bank van Zweden (Sveriges Riksbank) 175 % van het jaarlijks beschikbare inkomen, en 87 % in verhouding tot het bbp. De fiscale stimuli voor eigenwoningbezit in Zweden behoren tot de sterkste van de Unie door de betrekkelijk lage belastingen op onroerend goed en de hoge hypotheekrenteaftrek. De hoge schuldenlast van de huishoudens vormt een risico voor de macro-economische stabiliteit. De regering heeft een aantal maatregelen genomen om die schuldenlast in te perken, waaronder wetgeving waarmee verplichte aflossingseisen voor nieuwe hypotheekleningen worden opgelegd, die het parlement op 23 maart 2016 heeft goedgekeurd. De goedkeuring van deze belangrijke maatregel heeft aanzienlijke vertraging opgelopen door de vragen die rezen over het juridische mandaat van de macroprudentiële autoriteit om deze verplichting in te voeren. Het risico bestaat dat verdere maatregelen die nodig kunnen zijn om het groeiende onevenwicht van Zweden aan te pakken evenzeer vertraagd worden, tenzij het rechtskader betreffende de bevoegdheid van de macroprudentiële autoriteit wordt herzien. Ten slotte heeft de regering geen actie ondernomen om de fiscale stimuli te hervormen, door bijvoorbeeld de fiscale aftrekbaarheid van de rente op hypotheken te verminderen of de belasting op onroerend goed te herzien.

(7)

De Zweedse woningmarkt blijft een potentiële bron van instabiliteit. De woningprijzen zijn de afgelopen 20 jaar bijna ononderbroken gestegen, in het bijzonder in de grootstedelijke gebieden van Stockholm en Göteborg. De woningprijzen blijven toenemen, niet alleen door goede basisvoorwaarden, zoals een hoger beschikbaar inkomen, maar ook door structurele inefficiënties op de woningmarkt. Het woningaanbod wordt verstoord door een ondoeltreffend gebruik van de bestaande woningvoorraad, een hoge mate van huurprijsbescherming, de zwakke concurrentie in de bouwsector, onvoldoende beschikbare gronden voor nieuwbouw en langdurige en complexe bouwvergunningsprocedures. De huidige opzet van de belasting op vermogenswinst uit de verkoop van onroerend goed beperkt de mogelijkheden om de bestaande woningvoorraad doeltreffender te gebruiken. Structurele inefficiënties leiden tot ontoereikende investeringen in woningen en een algemeen woningtekort, en dragen bij aan de aanhoudende stijging van de woningprijzen. Het gebrek aan beschikbare en betaalbare woningen beperkt ook de mobiliteit op de arbeidsmarkt en vormt een belemmering voor de doeltreffende integratie van migranten op de arbeidsmarkt. De regering heeft een aantal maatregelen genomen, waaronder een verhoging van de overheidsfinanciering voor investeringen in de woningsector en een vereenvoudiging van een aantal bouwvergunningsprocedures. In december 2015 leverde een onderzoek naar de concurrentie in de bouwsector een aantal mogelijke maatregelen op, zoals meer transparantie op het gebied van contracten voor sociale woningen. De regering heeft echter geen vooruitgang geboekt met de hervorming van het stelsel voor de vaststelling van de huur.

(8)

Ondanks de relatief goede beleggingsresultaten staat Zweden voor uitdagingen die negatieve gevolgen kunnen hebben voor het concurrentievermogen van het land op lange termijn. Het gaat daarbij met name om structurele inefficiënties op de woningmarkt die een belemmering vormen voor investeringen op dit gebied. In het licht van de beperkingen die met het woningtekort gepaard gaan, wordt niet voldoende geïnvesteerd in infrastructuur om de connectiviteit binnen en tussen stedelijke gebieden te verbeteren.

(9)

Zweden kende volgens de PISA-enquête in de afgelopen tien jaar de scherpste daling in de onderwijsprestaties van 15-jarigen van alle OESO-landen en presteert nu zowel onder het EU- als onder het OESO-gemiddelde. Door de verslechterende resultaten van het onderwijs op scholen bestaat het risico dat het concurrentie- en innovatievermogen van Zweden op lange termijn onder druk komt te staan. De aanzienlijke prestatiekloof tussen leerlingen met en zonder een migratieachtergrond maakt de uitdagingen in het onderwijs nog groter. Die kloof verdient specifieke aandacht in het licht van het grote aantal pas aangekomen jonge migranten die in het onderwijs moeten worden geïntegreerd. Onduidelijke financieringsmechanismen voor scholen in combinatie met onsystematische controles op het gebruik van de financiering op de verschillende onderwijsniveaus staan een doeltreffend gebruik van de middelen in de weg. De regering heeft extra financiële middelen beschikbaar gesteld om de schoolresultaten en de gelijke kansen te verbeteren, en zet stappen om de pas aangekomen migranten in het onderwijs te integreren.

(10)

De grote toestroom van vluchtelingen van het voorbije jaar heeft een aantal sociale en economische gevolgen voor Zweden. Op korte termijn zal de instroom van vluchtelingen de overheidsuitgaven doen toenemen en extra binnenlandse vraag creëren, en het bbp dus doen stijgen, maar op middellange termijn hangen de gevolgen ervan voor de werkgelegenheid en de groei af van de succesvolle integratie van vluchtelingen op de arbeidsmarkt en in de samenleving, onder meer door educatieve ondersteuning. Deze kwestie staat hoog op de politieke agenda, zowel op het niveau van de EU als van de lidstaten, en zal van nabij worden gevolgd en geanalyseerd, onder meer in het landverslag 2017.

(11)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Zweden verricht. Deze analyse is gepubliceerd in het landverslag 2016. Voorts heeft de Commissie zowel het convergentieprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Zweden zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Zweden, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de EU te versterken door middel van een inbreng op EU-niveau in toekomstige nationale besluiten. De aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbeveling (1) weergegeven.

(12)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het convergentieprogramma onderzocht en is hij van mening (4) dat Zweden naar verwachting aan het stabiliteits- en groeipact zal voldoen.

(13)

In het licht van de diepgaande evaluatie van de Commissie en deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma en het convergentieprogramma onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in de onderstaande aanbeveling (1) weergegeven.

BEVEELT AAN dat Zweden in 2016 en 2017 de volgende actie onderneemt:

1.

De stijging van de schuldenlast van de huishoudens aanpakken door de fiscale stimuli aan te passen, met name door de fiscale aftrekbaarheid van de rente op hypotheken geleidelijk te beperken of de terugkerende belastingen op onroerend goed te verhogen. Ervoor zorgen dat de macroprudentiële autoriteit het juridische mandaat heeft om tijdig maatregelen te nemen om de financiële stabiliteit veilig te stellen. Investeringen in woningen bevorderen en de efficiëntie van de woningmarkt verbeteren, onder meer door meer flexibiliteit bij het vaststellen van huurprijzen en door een herziening van de opzet van de vermogenswinstbelasting om transacties op de huizenmarkt gemakkelijker te maken.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

P. KAŽIMÍR


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(4)  Op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


18.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 299/57


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 12 juli 2016

over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Oostenrijk en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2016 van Oostenrijk

(2016/C 299/14)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 november 2015 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2016 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 17-18 maart 2016 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 26 november 2015 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad (2) ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Oostenrijk noemde als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen. Deze aanbeveling is op 18-19 februari 2016 door de Europese Raad bekrachtigd en op 8 maart 2016 door de Raad goedgekeurd. (3) Als land dat de euro als munt heeft en in het licht van de nauwe onderlinge verwevenheid tussen de economieën van de economische en monetaire unie, dient Oostenrijk ervoor te zorgen dat aan deze aanbeveling volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven.

(2)

Op 26 februari 2016 is het landverslag 2016 voor Oostenrijk gepubliceerd. Daarin werd een beoordeling gemaakt van de vooruitgang die Oostenrijk heeft geboekt bij de tenuitvoerlegging van de op 14 juli 2015 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen en bij de verwezenlijking van de nationale Europa 2020-doelstellingen. Het landverslag bevatte ook een op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 uitgevoerde diepgaande evaluatie. Op 8 maart 2016 heeft de Commissie de resultaten van de diepgaande evaluatie gepresenteerd. Op basis van haar analyse concludeert de Commissie dat er in Oostenrijk geen sprake is van macro-economische onevenwichtigheden.

(3)

Op 26 april 2016 heeft Oostenrijk zijn nationale hervormingsprogramma 2016 ingediend, en op 27 april 2016 zijn stabiliteitsprogramma 2016. Op grond van de onderlinge verbanden tussen beide programma's zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(4)

De relevante landspecifieke aanbevelingen zijn in aanmerking genomen bij de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen voor de periode 2014-2020. Zoals bepaald in artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) kan de Commissie, wanneer het noodzakelijk is om de uitvoering van de desbetreffende aanbevelingen van de Raad te ondersteunen, een lidstaat verzoeken de partnerschapsovereenkomst en de betrokken programma's te evalueren en wijzigingen voor te stellen. De Commissie heeft in richtsnoeren inzake de toepassing van maatregelen om de doeltreffendheid van de Europese structuur- en investeringsfondsen te koppelen aan gezond economisch bestuur, nader aangegeven hoe zij van die bepaling zou gebruikmaken.

(5)

In het stabiliteitsprogramma wordt aangegeven dat de budgettaire gevolgen van de uitzonderlijke instroom van vluchtelingen aanzienlijk zijn, en wordt afdoende bewijs gegeven van de omvang en de aard van die extra begrotingskosten. De in aanmerking komende extra uitgaven bedroegen volgens de Commissie 0,09 % van het bbp in 2015 en worden momenteel geraamd op 0,26 % van het bbp in 2016. Die bedragen betekenen een opwaartse herziening van de ramingen in het ontwerpbegrotingsplan 2016, waarin extra uitgaven werden voorzien van ongeveer 0,08 % van het bbp in 2015 en ongeveer 0,16 % van het bbp in 2016. Op grond van de bepalingen van artikel 5, lid 1, en artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97 kunnen die extra uitgaven worden toegestaan aangezien de instroom van vluchtelingen een uitzonderlijke gebeurtenis is, de gevolgen ervan voor de Oostenrijkse overheidsfinanciën aanzienlijk zijn en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën niet in gevaar zou worden gebracht wanneer een afwijking van het aanpassingstraject in de richting van de budgettaire middellangetermijndoelstelling wordt toegestaan. Aangezien Oostenrijk in 2015 zijn budgettaire middellangetermijndoelstelling heeft behaald, heeft het voor dat jaar geen gebruikgemaakt van de mogelijke tijdelijke afwijking. Om er echter voor te zorgen dat Oostenrijk dezelfde tijdelijke afwijking wordt toegestaan als landen die hun budgettaire middellangetermijndoelstelling nog niet hebben behaald, mag Oostenrijk in 2016 en 2017 van de budgettaire middellangetermijndoelstelling afwijken met het bedrag dat voor 2015 werd geacht daarvoor in aanmerking te komen. In verband met een mogelijke extra afwijking in 2016 zal de Commissie in het voorjaar van 2017 een definitieve beoordeling maken, ook wat de in aanmerking komende bedragen betreft, op grond van de feitelijk waargenomen gegevens die de Oostenrijkse autoriteiten zullen verstrekken.

(6)

Oostenrijk is momenteel onderworpen aan het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact en aan de overgangsregel voor de schuld. In haar stabiliteitsprogramma 2016 voorziet de regering dat het nominale tekort in 2016 zal verslechteren tot 1,6 % van het bbp en daarna geleidelijk zal verbeteren tot 0,4 % van het bbp in 2020. Er wordt verwacht dat de budgettaire middellangetermijndoelstelling — een structureel tekort van 0,45 % van het bbp tot 2016 en na herziening een structureel tekort van 0,5 % van het bbp vanaf 2017 — vanaf 2018 wordt bereikt. Op basis van het herberekende structurele saldo zou de budgettaire middellangetermijndoelstelling echter pas vanaf 2019 worden bereikt. Volgens het stabiliteitsprogramma heeft de overheidsschuldquote in 2015 een piek van 86,2 % bereikt en zal die daarna geleidelijk teruglopen tot 76,6 % in 2020. Het macro-economische scenario dat aan deze begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is plausibel. Tezelfdertijd zijn de maatregelen die nodig zijn om vanaf 2017 de geplande tekortdoelstellingen te ondersteunen, niet voldoende gespecificeerd. Op basis van de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie bestaat het risico op een lichte afwijking in 2016. Indien de extra gevolgen van de uitzonderlijke instroom van vluchtelingen zoals die momenteel voor 2016 worden geraamd, echter eveneens uit de beoordeling worden gehouden, kan worden verwacht dat Oostenrijk in 2016 zal voldoen aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact. Bij ongewijzigd beleid bestaat er een risico dat in 2017 sterk van de aanbevolen aanpassing wordt afgeweken. De verwachte afwijking in 2017 zou echter niet langer significant zijn wanneer rekening wordt gehouden met de verdere marge die mogelijk voor 2016 wordt toegestaan in verband met de budgettaire gevolgen van de uitzonderlijke instroom van vluchtelingen. Oostenrijk zal volgens de prognose in 2016 aan de overgangsregel voor de schuld voldoen en, na afloop van de overgangsperiode, in 2017 aan de schuldreductiebenchmark. Op basis van zijn beoordeling van het stabiliteitsprogramma en rekening houdend met de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie is de Raad van oordeel dat het risico bestaat dat Oostenrijk niet aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact zal voldoen. Daarom zullen verdere maatregelen nodig zijn om de naleving in 2016 en 2017 te garanderen.

(7)

De budgettaire gevolgen van de recente belastinghervorming zijn nog niet helemaal duidelijk. Wanneer op budgettaire houdbaarheid gerichte maatregelen worden genomen, moet rekening worden gehouden met het feit dat de belastingdruk op arbeid, ondanks de recente hervormingen, hoog blijft en dat Oostenrijk in vergelijking met andere Europese landen een brede belastingwig heeft. Ondertussen worden groeivriendelijker fiscale bronnen waarmee de belastingdruk op arbeid kan worden verlicht, niet ten volle benut. Dit probleem kan worden aangepakt door maatregelen te nemen om de belastingdruk op arbeid te verleggen naar andere inkomstenbronnen die minder schadelijk zijn voor groei.

(8)

In 2015 bedroeg de arbeidsparticipatie in de leeftijdscategorie tussen 55 en 64 jaar 46,3 % (EU-gemiddelde: 53,3 %), waarmee Oostenrijk in de rangschikking van lidstaten de 19e plaats inneemt. Aanvullende maatregelen ter verhoging van de werkelijke pensioenleeftijd zijn sinds 2014 van kracht en hebben al enig effect gesorteerd. Het valt nog te bezien of de trend waarbij de effectieve pensioenleeftijd in Oostenrijk achterblijft bij het Uniegemiddelde, op de middellange termijn door die maatregelen kan worden gekeerd. Bovendien zijn mensen door de gestegen levensverwachting langer met pensioen. De wettelijke pensioenleeftijd voor vrouwen zal tussen 2024 en 2033 slechts geleidelijk worden verhoogd en aangepast aan die voor mannen. De wettelijke pensioenleeftijd stijgt in Oostenrijk niet mee met de toenemende levensverwachting. De Commissie schat dat de pensioenuitgaven tussen 2013 en 2040 met 0,8 % van het bbp zullen toenemen. Op de lange termijn (2060) zullen de pensioenuitgaven naar verwachting met 0,5 % van het bbp toenemen. Ook de uitgaven voor gezondheidszorg zullen naar verwachting tussen 2013 en 2040 met 1 % van het bbp toenemen, en met 1,3 % van het bbp tegen 2060. Samen met de verwachte stijging van de uitgaven voor langdurige zorg, houdt dit een middelgroot risico in voor de houdbaarheid van de begroting van Oostenrijk.

(9)

Tussen de verschillende bestuurslagen (federaal, deelstaten, lokaal) gelden complexe begrotingsregelingen en op veel beleidsgebieden, zoals gezondheidszorg, zijn de verantwoordelijkheden op het vlak van inkomsten en uitgaven niet goed op elkaar afgestemd. Volgens gegevens van de OESO uit 2014 hebben de decentrale overheden beleidsverantwoordelijkheden waarvoor de algemene overheidsuitgaven oplopen tot 16 % van het bbp, terwijl die overheden slechts voor ongeveer 2 % van het bbp aan decentrale belastingen innen. Die complexiteit is duur en kan een verminderde begrotingsdiscipline tot gevolg hebben. Momenteel wordt onderhandeld over de verdeling van inkomsten tussen de drie bestuursniveaus voor de periode vanaf 2017, wat de gelegenheid biedt deze kwestie aan te pakken.

(10)

Oostenrijk heeft van oudsher een van de laagste werkloosheidscijfers in de Unie. Sinds 2011 is de werkloosheid evenwel toegenomen, tot 5,7 % in 2015. Ook de jeugdwerkloosheid is laag: in 2015 ging het om 10,6 % van de actieve 15- tot 24-jarigen. Oostenrijk kent eveneens een hoge arbeidsparticipatie. Hoewel de arbeidsparticipatie van vrouwen met 70,2 % boven het EU-gemiddelde ligt, werkt een relatief groot deel van de vrouwen deeltijds om te kunnen zorgen voor kinderen of ouderen. Die omstandigheden dragen ertoe bij dat Oostenrijk in de EU een van de grootste loonverschillen en een grote pensioenkloof tussen mannen en vrouwen heeft. Voor oudere werknemers (van 55 tot 64 jaar) ligt de arbeidsparticipatie onder het EU-gemiddelde.

(11)

Oostenrijk heeft zijn nationale Europa 2020-doelstellingen voor onderwijs al ruimschoots behaald. In 2015 bedroeg het schooluitvalpercentage 7,3 % en het aantal tertiair opgeleiden 38,7 %. De onderwijsresultaten hangen echter sterk af van de sociaaleconomische achtergrond. De intergenerationele mobiliteit in het onderwijs behoort tot de laagste van alle OESO-landen waarvoor gegevens beschikbaar zijn. De schooluitval is bij migrantenkinderen bijna drie keer hoger dan bij autochtone leerlingen en vormt een extra uitdaging om jonge vluchtelingen en migranten die minstens de leerplichtige leeftijd hebben bereikt in het onderwijs- en opleidingssysteem te integreren.

(12)

Hoewel de Oostenrijkse banken op zowel binnenlandse als buitenlandse markten nog met problemen worden geconfronteerd, hebben de toezichtsmaatregelen op nationaal en Europees niveau geholpen bij de aanpak van risico's die zijn ontstaan door de afnemende kwaliteit van Midden-, Oost- en Zuidoost-Europese activa. Wat de herstructurering en afwikkeling van noodlijdende financiële instellingen betreft, zijn de budgettaire risico's al in de overheidsrekeningen doorberekend. Hoewel verdere risico's niet kunnen worden uitgesloten, lijken die beperkt te zullen blijven tot de erfenis uit het verleden voor enkele specifieke instellingen.

(13)

Oostenrijk heeft een hogere investeringsgraad dan het EU-gemiddelde voor alle componenten van het bbp behalve woningen. Sinds 2012 kent Oostenrijk echter een periode van zwakke investeringen, ondanks solide bedrijfsliquiditeiten en gunstige financieringsvoorwaarden. Om investeringen en groei te stimuleren moeten de administratieve complexiteiten en obstakels worden weggenomen. Zo zijn regelgevende belemmeringen en administratieve lasten op het gebied van dienstverlening niet bevorderlijk voor het oprichten van nieuwe bedrijven. Met betrekking tot de belemmeringen voor het oprichten van interdisciplinaire ondernemingen, waarop wordt gewezen in de landspecifieke aanbevelingen van 2015, is Oostenrijk verbeteringen beginnen te onderzoeken, maar er zijn nog geen beslissingen genomen. In de zakelijke dienstverlening worden specifieke problemen veroorzaakt door beperkende vergunningseisen en, met betrekking tot bepaalde beroepen, beperkingen ten aanzien van rechtsvorm en aandeelhouderschap, wat leidt tot een lage marktdynamiek en een negatieve productiviteitsgroei. In het door Oostenrijk ingediende actieplan, dat het resultaat is van de wederzijdse evaluatie betreffende de toegang tot en de uitoefening van gereglementeerde beroepen, wordt maar een beperkt aantal acties voorgesteld, hoewel er duidelijk ruimte is voor meer ambitieuze voorstellen.

(14)

De hoge instroom van vluchtelingen in het afgelopen jaar heeft een aantal sociale en economische gevolgen voor Oostenrijk. Terwijl de instroom van vluchtelingen wellicht de overheidsuitgaven en de binnenlandse vraag — en dus het bbp — op de korte termijn zal doen stijgen, zijn de gevolgen op de middellange termijn voor werkgelegenheid en groei afhankelijk van de mate waarin vluchtelingen met succes op de arbeidsmarkt en in de samenleving worden geïntegreerd, onder meer via educatieve ondersteuning. Deze kwestie staat hoog op de politieke agenda, zowel op EU- als op lidstaatniveau, en zal nauwlettend worden gemonitord en geanalyseerd, onder meer in het landverslag 2017.

(15)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Oostenrijk verricht. Deze analyse is gepubliceerd in het landverslag 2016. Voorts heeft de Commissie zowel het stabiliteitsprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Oostenrijk zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Oostenrijk, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op EU-niveau in toekomstige nationale besluiten. De aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 3 weergegeven.

(16)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma onderzocht en zijn advies (5) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

BEVEELT AAN dat Oostenrijk in de periode 2016-2017 de volgende actie onderneemt:

1.

Ervoor zorgen dat de budgettaire middellangetermijndoelstelling in 2016 en 2017 niet verder afwijkt dan is toegestaan in verband met de budgettaire gevolgen van de uitzonderlijke instroom van vluchtelingen in 2015 en daartoe in 2017 een jaarlijkse budgettaire aanpassing van 0,3 % van het bbp realiseren, tenzij de middellangetermijndoelstelling met een kleinere inspanning wordt gehaald. Waarborgen van de houdbaarheid van het zorgstelsel, alsmede de houdbaarheid van het pensioenstelsel door de wettelijke pensioenleeftijd mee te laten stijgen met de levensverwachting. Vereenvoudigen, rationaliseren en stroomlijnen van de budgettaire betrekkingen en verantwoordelijkheden tussen de verschillende bestuursniveaus.

2.

Verbeteren van de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt. Maatregelen nemen om de onderwijsresultaten van achterstandsjongeren, vooral die met een migratieachtergrond, te verbeteren.

3.

Op het vlak van dienstverlening, wegnemen van administratieve en regelgevende belemmeringen voor investeringen, zoals beperkende vergunningseisen en beperkingen ten aanzien van rechtsvorm en aandeelhouderschap en obstakels voor het oprichten van interdisciplinaire ondernemingen.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

P. KAŽIMÍR


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

(3)  PB C 96 van 11.3.2016, blz. 1

(4)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(5)  Uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


18.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 299/61


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 12 juli 2016

over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Slowakije en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2016 van Slowakije

(2016/C 299/15)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 november 2015 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2016 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 17-18 maart 2016 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 26 november 2015 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad (2) ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Slowakije niet genoemd heeft als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen. Deze aanbeveling is op 18-19 februari 2016 door de Europese Raad bekrachtigd en op 8 maart 2016 door de Raad goedgekeurd (3). Als land dat de euro als munt heeft en in het licht van de grote onderlinge verwevenheid tussen de economieën van de economische en monetaire unie, dient Slowakije ervoor te zorgen dat aan deze aanbeveling volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven.

(2)

Op 26 februari 2016 is het landverslag 2016 voor Slowakije gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Slowakije bij de tenuitvoerlegging van de op 14 juli 2015 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede de vooruitgang die Slowakije richting zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt.

(3)

Op 29 april 2016 heeft Slowakije zijn nationale hervormingsprogramma 2016 en zijn stabiliteitsprogramma 2016 ingediend. Op grond van de onderlinge verbanden tussen beide programma's zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(4)

De betrokken landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de desbetreffende programma's te herzien, en wijzigingen daarop voorstellen indien dit nodig is om de uitvoering van de betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft nadere bijzonderheden over de toepassing van deze bepaling verstrekt in richtsnoeren inzake de toepassing van maatregelen om de doeltreffendheid van de Europese structuur- en investeringsfondsen te koppelen aan gezond economisch bestuur.

(5)

Slowakije valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact. In haar stabiliteitsprogramma 2016 gaat de regering uit van een verbetering van het nominale saldo tot — 1,9 % van het bbp in 2016 en verder geleidelijk tot — 1,3 % van het bbp in 2017. Volgens het stabiliteitsprogramma zou de begrotingsdoelstelling op middellange termijn — een structureel tekort van 0,5 % van het bbp — in 2019 worden bereikt. Volgens het stabiliteitsprogramma zou de overheidsschuldquote in 2016 pieken op 52,9 % om daarna te blijven dalen tot 47,3 % in 2019. Het macro-economische scenario dat aan deze begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is plausibel. De maatregelen die nodig zijn om vanaf 2017 de geplande tekortdoelstellingen te ondersteunen, zijn echter niet voldoende gespecificeerd. Op basis van de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie bestaat voor Slowakije het risico van een afwijking van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn in 2016, terwijl het land naar verwachting bij ongewijzigd beleid in 2017 aan de aanbevolen aanpassing zal voldoen. Op basis van zijn beoordeling van het stabiliteitsprogramma en rekening houdend met de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie is de Raad van mening dat Slowakije naar verwachting in grote lijnen aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact zal voldoen. Niettemin zullen verdere maatregelen nodig zijn die de naleving ervan in 2016 waarborgen. Daartoe zouden de lang vertraagde vaststelling van bindende uitgavenplafonds en de uitvoering van het programma „waar voor je geld” om de overheidsuitgaven efficiënter te maken, met geplande uitgavencontroles op geselecteerde gebieden, van zeer groot belang zijn.

(6)

De houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn blijft een uitdaging in Slowakije. Dit is vooral te wijten aan de verwachte groei van de kosten van de gezondheidszorg en de pensioenen ten gevolge van de vergrijzing. De stijging van de pensioenuitgaven van Slowakije tot 2060 zal naar verwachting een van de grootste in de Unie zijn, doordat de bevolking vergrijst. De wettelijke pensioenleeftijd in Slowakije is betrekkelijk laag, deels vanwege factoren in verband met de levensverwachting. De uitgaven voor de gezondheidszorg zijn de belangrijkste factor in de kosten ten gevolge van de vergrijzing. De overheidsuitgaven voor de gezondheidszorg zullen naar verwachting aanzienlijk stijgen op lange termijn, weliswaar vanaf een betrekkelijk laag niveau. De gezondheidsindicatoren blijven, ondanks enige verbetering, zeer laag in Slowakije. Om de sector van de gezondheidszorg kosteneffectiever te maken, heeft de regering zowel op het gebied van intramurale zorg als van extramurale zorg maatregelen genomen. Er wordt verder gewerkt aan de invoering van een geïntegreerd zorgmodel. Het succes van deze hervorming zal waarschijnlijk afhangen van de betrokkenheid van de belangrijkste spelers, de integratie van centra voor gezondheidszorg en ziekenhuizen, en passende personele middelen. Ondanks maatregelen om ervoor te zorgen dat de schulden van de openbare ziekenhuizen niet verder oplopen, is de financiële situatie van verschillende van die ziekenhuizen nog altijd slecht. Om de negatieve uitgaventendensen volledig om te keren, moet worden gezorgd voor de herstructurering van de ziekenhuiscapaciteit, de invoering van een toekomstgericht vergoedingenstelsel en de verhoging van de concurrentie bij aanbestedingen op het gebied van gezondheidszorg. Bij de extramurale zorg is de zwakke poortwachtersfunctie van de huisartsen ten dele te wijten aan het feit dat de bevoegdheden niet optimaal zijn verdeeld tussen de huisartsen en de specialisten, waardoor sneller een beroep wordt gedaan op duurdere gespecialiseerde zorg. Wat de belastingheffing betreft, hebben de regeringsmaatregelen om belastingfraude te bestrijden bijgedragen tot een betere belastinginning, meer bepaald op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (btw). De btw-kloof blijft echter groot, wat erop wijst dat de naleving van de wetgeving problematisch blijft. Doordat de voorbije jaren sterk is ingezet op de inning van de btw, is er minder aandacht uitgegaan naar andere belangrijke belastingen, zoals de inkomstenbelasting. Daarnaast heeft de focus op controle ertoe geleid dat andere taken van de belastingdienst, zoals de invordering van belastingschulden, onderontwikkeld zijn gebleven. Dit wijst erop dat de toewijzing van middelen binnen het stelsel van belastingheffing voor verbetering vatbaar is. Er is nog geen strategie ontwikkeld om de doelen op het gebied van naleving vast te stellen.

(7)

Ondanks verbeteringen op de arbeidsmarkt ten gevolge van het goede economische herstel en recente beleidsmaatregelen, blijft de langdurige werkloosheid een probleem. Het percentage langdurig werklozen blijft een van de hoogste in de Unie (7,6 % tegenover 4,3 % in de hele Unie in het derde kwartaal van 2015). Het gaat vooral om gemarginaliseerde Roma, laaggeschoolden en jongeren. Er zijn maatregelen genomen om de werkloosheid aan te pakken op het gebied van het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding, gesubsidieerde banen en beroepsoriëntering. Het succes van die hervormingen zal echter afhangen van de capaciteit van de openbare diensten voor arbeidsvoorziening. Ondanks de reorganisatie van de centrale dienst voor arbeidsbemiddeling en de betere toegang tot opleiding is het nog altijd moeilijk om langdurig werklozen en kwetsbare groepen te bereiken met geïndividualiseerde steun. De participatie van Roma op de Slowaakse arbeidsmarkt blijft erg laag en neemt maar traag toe. Hun povere arbeidsparticipatie is te wijten aan het lage niveau van hun scholing en vaardigheden en aan discriminatie. De lage arbeidsparticipatie van vrouwen in de vruchtbare leeftijd is een afspiegeling van het lange ouderschapsverlof (tot drie jaar), het gebrek aan kinderopvang, vooral voor kinderen jonger dan drie jaar, het feit dat kinderopvang duur is en het feit dat er weinig gebruik wordt gemaakt van flexibele werktijdregelingen. Daarnaast zijn er hardnekkige regionale verschillen: de werkloosheidsgraad in het oosten van Slowakije is nog altijd dubbel zo hoog als in Bratislava. Wat het beheer van de arbeidsmarktdiensten betreft, vormen de maatregelen die de voorbije maanden zijn genomen, geen aanpak op maat om de structurele problemen van de Slowaakse arbeidsmarkt aan te pakken.

(8)

Het onderwijsstelsel is onvoldoende gericht op het verhogen van het economische potentieel van Slowakije. De prestaties van het onderwijs zijn laag volgens internationale normen en zijn verder achteruitgegaan. Dit is grotendeels het gevolg van het feit dat de opleiding van de leerkrachten inadequaat is en het beroep van leerkracht weinig aantrekkelijk is. Ondanks de loonsverhoging van 4 % voor de leerkrachten in 2016, zijn het lage salaris en onvoldoende praktische opleiding factoren die het beroep onaantrekkelijk maken voor jongeren. Onlangs aangenomen wetgeving tegen segregatie moet nog worden uitgevoerd om positieve verandering teweeg te brengen en de participatie van Roma in het gewone onderwijs te verhogen, onder meer in het voorschools onderwijs.

(9)

De overheidsdiensten worden nog altijd door inefficiëntie gehinderd. Er is geen doeltreffende coördinatie doordat de overheidsdiensten versnipperd en rigide georganiseerd zijn. De goedkeuring van de strategie voor het beheer van de personele middelen in oktober 2015 is een positieve stap vooruit. De nieuwe ambtenarenwet, die een noodzakelijke randvoorwaarde is om die strategie met succes te kunnen uitvoeren, is echter nog niet aangenomen. De regering heeft verschillende maatregelen genomen om de corruptie te bestrijden, maar die hebben tot dusver nog niet veel effect. Slowakije heeft meer bepaald nog niet veel strafrechtelijke onderzoeken ingesteld of corruptiezaken vervolgd, onder meer in verband met illegale praktijken bij openbare aanbestedingen. De procedures om voor grootschalige investerings- en infrastructuurprojecten een bouwvergunning te krijgen, zijn verkort. Ongeconsolideerd beheer, een gebrek aan empirisch onderbouwd ontwerp van openbare aanbestedingen, weinig professionalisme, belangenconflicten, op maat gesneden specificaties in bestekken en een overdreven gebruik van op de laagste prijs gebaseerde toekenningscriteria leiden tot weinig concurrentie op basis van kwaliteit. Door de zwakke punten van de aanbestedingsprocedures blijft de toewijzing van overheidsmiddelen minder efficiënt. De ondernemingen in Slowakije ondervinden hinder van de frequente wijzigingen in de wetgeving en de zware administratieve procedures en vereisten. Hoge administratieve en regelgevende barrières met betrekking tot sommige professionele diensten en netwerkindustrieën, zwakheden op sommige gebieden zoals de handhaving van overeenkomsten en de afwikkeling van insolventiezaken, en de al lang aanslepende zorgen over de kwaliteit van het gerechtelijk apparaat zijn schadelijk voor het ondernemingsklimaat en ontmoedigen investeringen. Er zijn enkele maatregelen genomen om het gemakkelijker te maken zaken te doen, zoals het Centrum voor betere regelgeving, dat in oktober 2015 werd opgericht, en de start van het Nationale Ondernemingscentrum begin 2016. De aanneming van de wet inzake kleine ondernemingen in het kader van de strategie voor de ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) is echter uitgesteld.

(10)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Slowakije verricht. Deze analyse is gepubliceerd in het landverslag 2016. Voorts heeft zij zowel het stabiliteitsprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Slowakije zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Slowakije, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de EU te versterken door middel van een inbreng op EU-niveau in toekomstige nationale besluiten. De aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 3 weergegeven.

(11)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma onderzocht en zijn advies (5) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

BEVEELT AAN dat Slowakije in 2016 en 2017 de volgende actie onderneemt:

1.

In 2016 een jaarlijkse budgettaire aanpassing van 0,25 % van het bbp richting de begrotingsdoelstelling op middellange termijn realiseren, en van 0,5 % van het bbp in 2017. Het gezondheidszorgstelsel kosteneffectiever maken. Maatregelen nemen om de belastingwetgeving beter te doen naleven.

2.

De activeringsmaatregelen voor langdurig werklozen en andere achtergestelde groepen verbeteren, onder meer geïndividualiseerde diensten en gerichte opleiding. De arbeidsparticipatie van vrouwen vergemakkelijken, meer bepaald door te zorgen voor betaalbare en kwalitatief hoogwaardige kinderopvang. De prestaties van het onderwijs verbeteren door het beroep van leerkracht aantrekkelijker te maken en door de participatie van Roma-kinderen in het gewone onderwijs van jongs af aan te verhogen.

3.

De governance consolideren, de overstap van concurrentie op basis van prijs alleen naar concurrentie op basis van kwaliteit versterken, en illegale praktijken bij openbare aanbestedingen beter vervolgen. De transparantie, de kwaliteit en de doeltreffendheid van het beheer van de personele middelen bij de overheidsdiensten verbeteren, meer bepaald door een nieuwe ambtenarenwet aan te nemen, en het justitiële apparaat doeltreffender maken. Een breed plan aannemen om administratieve en regelgevende barrières voor ondernemingen aan te pakken.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

P. KAŽIMÍR


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

(3)  PB C 96 van 11.3.2016, blz. 1.

(4)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(5)  Uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


18.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 299/65


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 12 juli 2016

over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Ierland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2016 van Ierland

(2016/C 299/16)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 november 2015 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2016 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 17-18 maart 2016 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 26 november 2015 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Ierland heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. De Commissie heeft op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen. Deze aanbeveling is op 18-19 februari 2016 door de Europese Raad bekrachtigd en op 8 maart 2016 door de Raad goedgekeurd (3). Als land dat de euro als munt heeft en in het licht van de grote onderlinge verwevenheid tussen de economieën van de economische en monetaire unie, dient Ierland ervoor te zorgen dat de aanbeveling volledig en tijdig wordt uitgevoerd.

(2)

Op 26 februari 2016 is het landverslag 2016 voor Ierland gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Ierland bij de tenuitvoerlegging van de door de Raad op 14 juli 2015 vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede de vooruitgang die Ierland naar zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft gemaakt. Het landverslag bevatte ook een op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 uitgevoerde diepgaande evaluatie. Op 8 maart 2016 heeft de Commissie de resultaten van de diepgaande evaluatie gepresenteerd. Op basis van haar analyse concludeert de Commissie dat Ierland met macro-economische onevenwichtigheden wordt geconfronteerd. Het is met name essentieel om de hoge netto externe passiva en publieke en private schuld aan te pakken die, ondanks verbeteringen, kwetsbaarheden vormen.

(3)

Op 29 april 2016 heeft Ierland zijn nationale hervormingsprogramma 2016 en zijn stabiliteitsprogramma 2016 ingediend. Vanwege de onderlinge verbanden tussen beide programma's zijn zij tegelijkertijd geëvalueerd.

(4)

Relevante landspecifieke aanbevelingen zijn aangepakt in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen voor de periode 2014-2020. Zoals bepaald in artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) kan de Commissie, wanneer het noodzakelijk is om de uitvoering van de relevante aanbevelingen van de Raad te ondersteunen, een lidstaat verzoeken de partnerschapsovereenkomst en de relevante programma's te evalueren en wijzigingen voor te stellen. De Commissie heeft in richtsnoeren met betrekking tot de toepassing van de maatregelen die de effectiviteit van de Europese structuur- en investeringsfondsen koppelen aan gezonde economische governance nader aangegeven hoe zij van die bepaling zou gebruikmaken.

(5)

Ingevolge de intrekking van de buitensporigtekortprocedure is Ierland momenteel aan het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact en aan de overgangsregel voor de schuld onderworpen. In haar stabiliteitsprogramma 2016, waarin van een ongewijzigd beleid wordt uitgegaan, voorziet de regering geleidelijke verbeteringen van het nominale saldo totdat in 2018 een overschot van 0,4 % van het bbp wordt bereikt. De herziene begrotingsdoelstelling op middellange termijn een structureel tekort van 0,5 % van het bbp — zal naar verwachting in 2018 worden bereikt. De jaarlijkse wijziging van het herberekende (5) structurele saldo van 0,1 % van het bbp in 2016 zorgt echter niet voor voldoende vooruitgang naar de begrotingsdoelstelling op middellange termijn. Volgens het stabiliteitsprogramma zal naar verwachting de overheidsschuldquote in 2016 tot 88,2 % dalen en in 2017 tot 85,5 % blijven afnemen. Het macro-economische scenario dat aan deze begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is plausibel. De maatregelen die nodig zijn om vanaf 2017 de geplande tekortdoelstellingen te ondersteunen, zijn echter niet voldoende gespecificeerd. Op basis van de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie is er, bij ongewijzigd beleid, in 2016 een risico van enige afwijking van de aanbevolen begrotingsaanpassing, terwijl Ierland er naar verwachting in 2017 aan zal voldoen. Ierland zal volgens de prognoses in 2016 en 2017 aan de overgangsregel voor de schuld voldoen. Op basis van zijn beoordeling van het stabiliteitsprogramma en rekening houdend met de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie is de Raad van oordeel dat Ierland naar verwachting in grote lijnen aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact zal voldoen. Niettemin zullen verdere maatregelen nodig zijn om in 2016 voor naleving te zorgen.

(6)

De inspanningen om de belastinggrondslag te verbreden waren beperkt, en bij de recente fiscale maatregelen lag de focus op verlagingen en aftrekken. Er moet verdere vooruitgang worden geboekt naar het efficiënter en groeivriendelijker maken van het belastingsysteem. De Ierse autoriteiten voeren een doorrollend programma van evaluaties van belastingkortingen uit, waarvan de resultaten in een jaarverslag worden gepubliceerd. Het evaluatieproces heeft echter geen betrekking op btw-gerelateerde belastingkortingen en er is nog ruimte om de belastinggrondslag te verbreden via verhogingen van de minst verstorende belastingen.

(7)

Kosteneffectiviteit, gelijke toegang en duurzaamheid blijven kritieke uitdagingen voor de gezondheidszorg. Op bepaalde onderdelen wordt bij de hervormingen vooruitgang geboekt, maar de uitgaven voor geneesmiddelen blijven, vooral vanwege de hoge kosten van geneesmiddelen waarvoor er maar één leverancier is, wegen op de kosteneffectiviteit. Financiële management- en informatiesystemen blijven zwak, en ongelijke toegang tot de eerstelijnszorg is nog steeds een probleem. Ongeveer 40 % van de bevolking heeft kosteloze toegang tot huisartsen, terwijl de rest de volledige kosten draagt. De brede hervorming van de gezondheidszorg wordt door significante onzekerheid omringd wegens het dilemma waarmee het universele ziekteverzekeringsmodel wordt geconfronteerd.

(8)

De infrastructuurbehoeften moeten worden aangepakt om duurzame en evenwichtige groei te bevorderen. Na een piek van 5,2 % van het bbp in 2008 zijn de publieke investeringen tot een dieptepunt van 1,8 % van het bbp gedaald in 2013, alvorens licht te herstellen in 2014, hoewel ze nog steeds ver onder het EU-gemiddelde liggen. Bovendien lijkt de crisis wat betreft de samenstelling van de overheidsuitgaven tot een structurele verschuiving van investeringen naar lopende uitgaven te hebben geleid. In 2010-2013 bedroegen de kapitaaluitgaven gemiddeld slechts 4,8 % van het totaal, dat is minder dan de helft van het langetermijngemiddelde gedurende 1995-2008. Zeven jaren van sterk gedaalde overheidsinvesteringen hebben een negatieve impact gehad op de kwaliteit en de toereikendheid van de infrastructuur en de overheidssteun voor immateriële investeringen. Er zijn cruciale zwaktes op het gebied van huisvesting, watervoorziening, openbaar vervoer en klimaatmitigatiecapaciteit. De vraag naar nieuwe huizen overschrijdt in de voornaamste stedelijke gebieden van het land momenteel ruimschoots het aanbod. De woningprijzen en huurprijzen in de stedelijke gebieden zijn dan ook, alvorens de groei vertraagde in 2015, sterk gestegen in 2014. Er blijkt momenteel geen sprake te zijn van overwaarderingen, maar beperkingen die de bouwsector en het woningenaanbod aan banden leggen, waaronder sommige die verband houden met publieke infrastructuur, kunnen als zij niet worden opgelost tot onevenwichtigheden leiden. De verschuiving in de overheidsuitgaven heeft ook invloed gehad op de overheidssteun voor O&O en innovatie, die in 2014 onder de niveaus van 2007 lag. Momenteel staat Ierland in termen van publiek O&O als percentage van het bbp op de 22e plaats in de Unie. Dit heeft een negatieve impact op het concurrentievermogen van kleine en middelgrote ondernemingen.

(9)

De werkloosheid is tot onder het EU-gemiddelde gedaald en lag in maart 2016 op 8,6 %. De langdurige werkloosheid en de lage arbeidsintensiteit van de huishoudens blijven echter een bron van zorg. Hoewel de langdurige werkloosheid de afgelopen jaren is gedaald, blijft het percentage werklozen dat langdurig werkloos is met 56,3 % in het vierde kwartaal van 2015 hoog en hoger dan het EU-gemiddelde van 48,3 %. In 2014 (recentste vergelijkbare gegevens) was het percentage van de bevolking dat deel uitmaakt van huishoudens met een zeer lage arbeidsintensiteit, met name eenoudergezinnen, met 21,1 % het hoogste in de EU. Het percentage kinderen (0-17 jaar) met een risico op armoede of sociale uitsluiting is in 2014 gedaald tot 30,3 %, maar blijft hoger dan het EU-gemiddelde van 27,8 %. Het overeenkomstige cijfer voor eenoudergezinnen (62,5 % in 2014) is veel hoger dan het EU-gemiddelde (48,2 %).

(10)

Ierland is begonnen met de uitrol van het JobPath Programme om de behoeften van de langdurig werklozen aan te pakken en ontwikkelt momenteel een activeringsaanpak om diegenen aan te moedigen die een actievere rol in de beroepsbevolking kunnen en willen spelen. De uitdaging blijft om de werking van de diensten die hulp bieden bij het zoeken naar werk uit te breiden tot degenen die traditioneel van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten, met inbegrip van mensen met een handicap en mensen met zorgtaken. De welzijnszorg heeft al bij al goed werk geleverd voor het indammen van de effecten van de crisis op armoede en ongelijkheid, maar er blijven belemmeringen voor inclusieve groei. Er is enige vooruitgang geboekt met het verlagen van de uitkeringen, maar er blijft bezorgdheid bestaan over de inactiviteitsvallen voor bepaalde huishoudens. Als percentage van de lonen behoren de nettokosten voor kinderopvang in Ierland tot de hoogste in de Unie: voor koppels zijn de kosten de op een na hoogste en voor alleenstaande ouders de hoogste van de Unie. Er blijft bezorgdheid over de kwaliteit van de voorzieningen voor kinderopvang. Zo lag in 2014 het percentage gediplomeerden werkzaam in de sector onderwijs en opvang voor jonge kinderen (15 %) ver onder het aanbevolen niveau. Er blijven discrepanties bestaan tussen gevraagde en aangeboden vaardigheden, terwijl in bepaalde gebieden tekorten aan vaardigheden zijn ontstaan, er zijn onvoldoende kansen op bijscholing en omscholing en de daling van de onderwijsuitgaven zou een negatieve impact op de onderwijsresultaten kunnen hebben.

(11)

De hoge hefboom van de private sector geeft aan dat er doorlopend problemen zijn met bijzondere waardeverminderingen op leningen. Eind juni 2015 bedroeg de niet-geconsolideerde schuld van de private sector 266,3 % van het bbp, dat is ruim boven het gemiddelde voor de eurozone. Hoewel het percentage oninbare leningen als gevolg van het economisch herstel en herstructureringsactiviteiten is blijven dalen, behoorde het op het einde van 2015, met meer dan 16 % van alle leningen van binnenlandse banken, nog steeds tot de hoogste in de eurozone. Bovendien was eind 2015 14,7 % van de hypotheekleningen achterstallig, 10 % ervan meer dan twee jaar. Hoewel er vooruitgang is, heeft de hypotheekherstructurering grotendeels een tijdelijk karakter, hetgeen wijst op een hernieuwd risico van wanbetaling, vooral in geval van macro-economische achteruitgang of externe schokken. Commerciële vastgoedleningen in het bezit van binnenlandse banken en zakelijke leningen en leningen aan kleine en middelgrote ondernemingen blijven, met een percentage oninbare leningen van 37,3 % respectievelijk 13,8 %, eveneens een zorg. Hoewel er vooruitgang is, zal het veel meer tijd en moeite kosten om deze leningen duurzaam te herstructureren. Persoonlijke insolventieprocedures, faillissement, examinership (rechterlijke bescherming naar Iers recht voor ondernemingen in moeilijkheden) en andere vormen van gedeeltelijke schuldherstructurering om huishoudens en bedrijven weer levensvatbaar te maken, blijven onderbenut. De invoering van een centraal kredietregister vordert traag ondanks dat het cruciaal is voor een prudente kredietverlening.

(12)

De Legal Services Regulation Act 2015 is aangenomen, maar in een laat stadium in het aannemingsproces zijn toegevingen gedaan aan de advocatuur waardoor de oorspronkelijke ambitie van de hervorming sterk is teruggeschroefd. Met de tenuitvoerlegging van het nieuwe kader is pas begonnen, en het is nog te vroeg om er het volste vertrouwen in te hebben dat een en ander tot meer concurrentie en lagere kosten zal leiden. Op juridische diensten wordt in alle sectoren van de economie een beroep gedaan en de kosten ervan hebben invloed op het concurrentievermogen van Ierland. Een feitelijke vermindering van de kosten kan alleen worden verwezenlijkt als de concurrentiebevorderende en kostenverlagende maatregelen van het voorziene regelgevingskader na publieke raadplegingsprocessen wet worden of in voorschriften worden opgenomen die door de Legal Services Regulatory Authority moeten worden vastgesteld.

(13)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Ierland verricht. Deze analyse is gepubliceerd in het landverslag 2016. Voorts heeft de Commissie zowel het stabiliteitsprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Ierland zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Ierland, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Europese Unie te versterken door middel van een inbreng op EU-niveau in toekomstige nationale besluiten. De aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 3 weergegeven.

(14)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma onderzocht en zijn advies (6) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

(15)

In het licht van de diepgaande evaluatie door de Commissie en van deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma en het stabiliteitsprogramma onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn weergegeven in de onderstaande aanbevelingen 1 en 3.

BEVEELT AAN dat Ierland in 2016 en 2017 de volgende actie onderneemt:

1.

Na de correctie van het buitensporig tekort, in 2016 en in 2017 realiseren van een jaarlijkse budgettaire aanpassing van 0,6 % van het bbp naar de begrotingsdoelstelling op middellange termijn. Meevallers als gevolg van sterke economische en financiële omstandigheden alsook als gevolg van de verkoop van activa gebruiken om de schuld sneller te verminderen. Vermindering van de kwetsbaarheid voor economische schommelingen en schokken, onder meer door de belastinggrondslag te verbreden. Verbetering van de kwaliteit van de uitgaven, met name door het vergroten van de kosteneffectiviteit van de gezondheidszorg en door prioriteit te geven aan kapitaaluitgaven door de overheid aan O&O en publieke infrastructuur, met name vervoer, waterdiensten en huisvesting.

2.

Uitbreiding en versnelde uitvoering van activeringsbeleid om de arbeidsintensiteit van de huishoudens te verhogen en het armoederisico voor kinderen aan te pakken. Uitvoering van maatregelen om de arbeidsparticipatie te stimuleren door het geleidelijk afbouwen van uitkeringen en toeslagen. Verbetering van het aanbod van kwaliteitsvolle, betaalbare en voltijdse kinderopvang.

3.

Afronding van houdbare herstructureringsoplossingen om het aantal oninbare leningen te verminderen, de schulden van de huishoudens houdbaar te maken en om kredietgevers ertoe aan te zetten de schulden van ondernemingen met een excessieve hefboom die weliswaar levensvatbaar zijn te verlichten. Versnelde infasering van een volledig operationeel centraal kredietregister voor alle categorieën kredietverleners en debiteurs.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

P. KAŽIMÍR


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  PB C 96 van 11.3.2016, blz. 1.

(4)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(5)  Het structurele saldo zoals de Commissie dat op basis van de informatie in het convergentieprogramma heeft herberekend volgens de algemeen aanvaarde methode.

(6)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


18.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 299/69


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 12 juli 2016

over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Litouwen en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2016 van Litouwen

(2016/C 299/17)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 november 2015 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2016 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 17-18 maart 2016 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 26 november 2015 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad (2) ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Litouwen niet heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen. Die aanbeveling is op 18-19 februari 2016 door de Europese Raad bekrachtigd en op 8 maart 2016 door de Raad goedgekeurd (3). Als land dat de euro als munt heeft, en gelet op de nauwe verwevenheid van de economieën in de economische en monetaire unie, moet Litouwen ervoor zorgen dat die aanbeveling tijdig en volledig wordt opgevolgd.

(2)

Op 26 februari 2016 is het landverslag 2016 voor Litouwen gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Litouwen bij de tenuitvoerlegging van de op 14 juli 2015 vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede de vooruitgang die Litouwen richting zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt.

(3)

Op 29 april 2016 heeft Litouwen zijn nationale hervormingsprogramma 2016 en zijn stabiliteitsprogramma 2016 ingediend. Op grond van de onderlinge verbanden tussen beide programma's zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(4)

Relevante landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen voor de periode 2014-2020. Zoals bij artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) is voorgeschreven, kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de relevante programma's te evalueren en wijzigingen daarop voor te stellen indien dit noodzakelijk is om de implementatie van relevante aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft in richtsnoeren inzake de toepassing van maatregelen om doeltreffendheid van de Europese structuur- en investeringsfondsen te koppelen aan gezond economisch bestuur, nader toegelicht hoe zij van die bepaling zou gebruikmaken.

(5)

In zijn stabiliteitsprogramma 2016 heeft Litouwen voor 2017 verzocht om een tijdelijke afwijking van 0,6 % van het bbp van de vereiste aanpassing in de richting van de budgettaire middellangetermijndoelstelling, om rekening te houden met belangrijke structurele hervormingen met een positief effect op de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn. In afwachting van een definitief akkoord, blijft er echter nog onzekerheid bestaan over het pakket hervormingsmaatregelen en over de implementatie ervan. Zodoende heeft Litouwen weliswaar voldoende budgettaire ruimte om een tijdelijke afwijking te kunnen krijgen, maar blijkt het niet te voldoen aan het toelatingscriterium in verband met de uitvoering van de hervorming, zodat het geen gebruik kan maken van de clausule met betrekking tot structurele hervormingen. Bovendien is het momenteel niet mogelijk de door het kabinet van de hervorming verwachte effecten op hun plausibiliteit te toetsen. Daarom is het effect van deze hervormingen nog niet verwerkt in het vereiste aanpassingstraject richting de budgettaire middellangetermijndoelstelling voor 2017.

(6)

Litouwen is momenteel onderworpen aan het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact. In zijn stabiliteitsprogramma 2016 rekent het kabinet met een verbetering van het nominale saldo van een tekort van 0,8 % van het bbp in 2016 naar een overschot van 0,9 % van het bbp in 2019. Het (herberekende (5)) structurele saldo zal in 2016 en daarna boven de waarde van de budgettaire middellangetermijndoelstelling — een tekort van 1 % van het bbp in structurele termen — blijven. In het aanpassingstraject is de systemische pensioenhervorming in 2016 verwerkt, maar de geplande structurele hervorming van 2017 niet. Volgens het stabiliteitsprogramma zou de overheidsschuldquote dalen van 39,9 % van het bbp in 2016 naar 35,7 % in 2019. Het macro-economische scenario dat aan deze begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is plausibel. De maatregelen die nodig zijn om vanaf 2018 de geplande tekortdoelstellingen te ondersteunen, zijn onvoldoende gespecificeerd. Volgens de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie zal het structurele saldo in 2016 uitkomen op — 1,2 % van het bbp, hetgeen kan worden beschouwd als dicht bij de budgettaire middellangetermijndoelstelling, in 2017 op — 0,8 % van het bbp, wat hoger is dan de begrotingsdoelstelling op middellange termijn. Op basis van zijn beoordeling van het stabiliteitsprogramma en rekening houdende met de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie zal Litouwen naar verwachting aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact voldoen.

(7)

Een krimp van de bevolking in de werkende leeftijd, als gevolg van de vergrijzing, slechte gezondheidsgevolgen en aanzienlijke netto-emigratie kunnen schadelijk zijn voor het groeipotentieel van Litouwen — en uiteindelijk voor het toekomstige convergentiepad van het land — en tegelijk een risico vormen voor de houdbaarheid van het pensioenstelsel en het stelsel voor langdurige zorg in het land. Tegen 2030 zou de bevolking in de werkende leeftijd naar verwachting met in totaal 35 % afnemen. Indien die tendens niet wordt omgebogen, brengt deze de beschikbaarheid van geschikte arbeidskrachten, de houdbaarheid van economische groei op lange termijn en de socialezekerheidsstelsels, en met name het pensioenstelsel, in het gedrang.

(8)

De demografische trends die zich momenteel aftekenen, maken de behoefte duidelijk aan een omvattende pensioenhervorming in Litouwen die een antwoord biedt op de risico's voor het bestaande pensioenstelsel wat betreft houdbaarheid op middellange termijn en toereikendheid. Het armoedepeil onder ouderen behoort in Litouwen tot de hoogste in de Unie. Momenteel bestaat er echter geen indexeringsmechanisme voor wettelijke pensioenen en zijn de uitgaven voor pensioenen in het kader van het socialezekerheidsstelsel betrekkelijk laag. Het Parlement heeft nog niet zijn goedkeuring gehecht aan het door de regering voorgestelde wetsontwerp om een indexeringsmechanisme in te voeren, om de pensioenleeftijd te koppelen aan de levensverwachting na 2026 en om de wijze waarop het basisgedeelte van het wettelijke pensioen wordt gefinancierd, te verbeteren.

(9)

In Litouwen behoren de gezondheidsgevolgen tot de slechtste van de Europese Unie. Met name is het sterftecijfer van de bevolking in de leeftijd tussen 20 en 64 jaar het hoogste in de Unie, met een aanzienlijke impact op de potentieel beschikbare arbeidskrachten en de arbeidsproductiviteit. Zwakke punten in de gezondheidszorg zijn onder meer de te grote afhankelijkheid van klinische zorg en de lage uitgaven voor preventie en volksgezondheid. De negatieve demografische trend moet worden aangepakt.

(10)

Het is belangrijk dat Litouwen zijn investeringen in menselijk kapitaal versterkt om tegenwicht te bieden tegen een aantal negatieve effecten van zijn krimpende bevolking in de werkende leeftijd en om Litouwens transitie naar een economie met een hogere toegevoegde waarde te ondersteunen. Ook al zijn de onderwijsprestaties verbeterd, toch blijft het aandeel leerlingen met onvoldoende basisvaardigheden hoog. Inspanningen moeten worden voortgezet om hoogkwalitatief onderwijs te garanderen, hetgeen van cruciaal belang is om zwakke prestaties en tekortkomingen in het onderwijs aan te pakken. Daarnaast zijn er zwakke punten wat betreft de kwaliteit van het onderricht in het hoger onderwijs en de mogelijkheden die dat biedt om innovatie te stimuleren. De aanhoudend lage participatie in de volwasseneducatie ondergraaft de inspanningen om de kwaliteit van het menselijke kapitaal te verbeteren en de productiviteit te vergroten. Er zijn tekenen van dreigende tekorten aan vaardigheden voor bepaalde sectoren van de economie. Die tekorten aan vaardigheden zullen in de toekomst naar verwachting alleen maar acuter worden. Sterke loongroei en een vertraging van de productiviteitsgroei kunnen het kostenconcurrentievermogen verzwakken. Daarom is het van belang het onderwijs relevanter te maken voor de arbeidsmarkt, de structuur en de financiering van het onderwijsstelsel te stroomlijnen, een leven lang leren te ontwikkelen en het actieve arbeidsmarktbeleid doelgerichter en doeltreffender te maken. Litouwen heeft stappen gezet om initiatieven van zijn actief arbeidsmarktbeleid en andere diensten ten behoeve van werkzoekenden te verbeteren, maar er is nog steeds ruimte om een en ander beter af te stemmen op bepaalde doelgroepen, met name zeer langdurig werklozen en mensen die het aan de nodige vaardigheden ontbreekt. De uitgaven voor maatregelen in het kader van het actieve arbeidsmarktbeleid blijven beperkt en het sociale vangnet in Litouwen is zwak. Rond 27 % van de Litouwse bevolking loopt een risico op armoede of sociale uitsluiting en de inkomensongelijkheid behoort tot de grootste in de Unie. De regering is voornemens de dekking en de toereikendheid van werkloosheids- en bijstandsuitkeringen te verbeteren, maar de desbetreffende wetgeving is nog niet aangenomen.

(11)

Een omvattende herziening van de arbeidswetgeving en het sociale model worden momenteel in het Parlement besproken. Het is de bedoeling de flexibiliteit in de arbeidsverhoudingen te vergroten en meer zekerheid te bieden, maar de desbetreffende wetgeving moet nog worden aangenomen. De betrokkenheid van de sociale partners bij de uitrol van de hervorming en een uitgebreider sociaal overleg zijn belangrijk.

(12)

Investeringen zijn traag hersteld sinds het uitbreken van de economische crisis en zullen in de komende jaren worden ondersteund door structuur- en investeringsfondsen van de EU. Niettemin is de invoering en absorptie van nieuwe technologie nog niet doorgesijpeld naar de hele economie en is er weinig innovatie, hetgeen de productiviteitsgroei afremt. Particuliere investeringen in onderzoek en innovatie waren gering, misschien doordat er onvoldoende prikkels zijn voor zakelijk onderzoek en zakelijke innovatie en publiek-private samenwerking. Particuliere investeringen versterken kan de risico's mitigeren die verband houden met het feit dat in Litouwen overheidsinvesteringen in onderzoek en innovatie afhankelijk zijn van EU-structuur- en investeringsfondsen. Het hoger onderwijs vertoont zwakke punten wat betreft kwaliteit en innovatie-uitkomsten, met een beperkte mate van samenwerking met buitenlandse universiteiten en onderzoekscentra. Het onderzoeks- en innovatiestelsel is gefragmenteerd en wordt gekenmerkt door overlappingen en duplicering. Daardoor kan Litouwen niet de kritische massa aan onderzoeks- en ontwikkelingscapaciteit opbouwen die nodig is om innoverende kennis uit te breiden. Prikkels voor innovatie en samenwerking tussen academische wereld en bedrijfsleven moeten worden versterkt, onder meer door menselijk kapitaal te ontwikkelen en daarin te investeren, hetgeen het aandeel technologieoverdrachten naar de reële economie kan verhogen. Door een verbetering van het beperkte vermogen van Litouwse ondernemingen om externe kennis te absorberen en voor commerciële doeleinden toe te passen, kan het innovatiepeil toenemen.

(13)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Litouwen verricht. Deze analyse is gepubliceerd in het landverslag 2016. Voorts heeft de Commissie zowel het stabiliteitsprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Litouwen zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Litouwen, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op EU-niveau in toekomstige nationale besluiten. De aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen (1), (2) en (3) weergegeven.

(14)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma onderzocht en zijn advies daarover (6) is met name in de onderstaande aanbeveling (1) weergegeven.

BEVEELT AAN dat Litouwen in 2016 en 2017 de volgende actie onderneemt:

1.

Erop toezien dat de afwijking van de budgettaire middellangetermijndoelstelling beperkt blijft tot de marge die verband houdt met de systemische pensioenhervorming in 2016 en 2017. De belastingdruk voor mensen op een laag inkomen verminderen door de belastingdruk te verschuiven naar andere bronnen die minder schadelijk zijn voor de groei, en de inachtneming van de belastingregels verbeteren, met name op het gebied van btw.

2.

Investeringen in menselijk kapitaal versterken en tekorten aan vaardigheden aanpakken, door onderwijs relevanter te maken voor de arbeidsmarkt, de kwaliteit van het onderricht en de volwasseneneducatie te verbeteren. De dekking en de doeltreffendheid van het actieve arbeidsmarktbeleid versterken. De rol van mechanismen voor sociaal overleg versterken. De prestaties van de gezondheidszorg verbeteren door het versterken van de ambulante zorg, de ziektepreventie en de gezondheidsbevordering. De dekking en de toereikendheid van werkloosheids- en bijstandsuitkeringen verbeteren.

3.

Maatregelen nemen om de productiviteit te versterken en de opname en absorptie van nieuwe technologie in de hele economie te verbeteren. De coördinatie van het innovatiebeleid verbeteren en particuliere investeringen aanmoedigen, onder meer door alternatieve vormen van financiering te ontwikkelen.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

P. KAŽIMÍR


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

(3)  PB C 96 van 11.3.2016, blz. 1.

(4)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(5)  Het structurele saldo zoals de Commissie dat op basis van de informatie in het stabiliteitsprogramma heeft herberekend volgens de algemeen aanvaarde methode.

(6)  Uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


18.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 299/73


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 12 juli 2016

over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Roemenië en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2016 van Roemenië

(2016/C 299/18)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 november 2015 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2016 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 17-18 maart 2016 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 26 november 2015 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad (2) het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Roemenië heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(2)

Op 26 februari 2016 is het landverslag 2016 voor Roemenië gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Roemenië bij de tenuitvoerlegging van de op 14 juli 2015 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede de vooruitgang die Roemenië in de richting van zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt. Het bevatte ook de diepgaande evaluatie die op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 is uitgevoerd. Op 8 maart 2016 heeft de Commissie de resultaten van de diepgaande evaluatie gepresenteerd. Op basis van haar analyse concludeert de Commissie dat Roemenië niet met macro-economische onevenwichtigheden wordt geconfronteerd.

(3)

Op 28 april 2016 heeft Roemenië zijn nationale hervormingsprogramma 2016 en zijn convergentieprogramma 2016 ingediend. Vanwege de onderlinge verbanden tussen beide programma's zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(4)

De betrokken landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de desbetreffende programma's te herzien en wijzigingen daarop voor te stellen indien dit nodig is om de uitvoering van de betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft nader toegelicht hoe zij van deze bepaling gebruik zou maken in richtsnoeren voor de toepassing van de maatregelen die de doeltreffendheid van de Europese structuur- en investeringsfondsen koppelen aan gezond economisch bestuur.

(5)

Het derde programma voor betalingsbalanssteun (2013-2015) liep af in september 2015 zonder dat een evaluatie werd voltooid. De derde formele evaluatiemissie (16-30 juni 2015) om de uitvoering van de voorwaarden van het programma te beoordelen, is nog niet afgerond. Hoewel op verschillende gebieden enige vooruitgang werd geboekt, werden de huidige en vroegere resultaten van het programma op belangrijke beleidsgebieden ondermijnd. Het postprogrammatoezicht ging op 1 oktober 2015 van start en zal voortduren totdat ten minste 70 % van de lening die in het kader van het eerste betalingsbalansprogramma is toegekend, terugbetaald is, d.w.z. ten minste tot het voorjaar van 2018.

(6)

Roemenië valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact. In haar convergentieprogramma 2016 gaat de regering uit van een verslechtering van het nominale saldo van — 0,7 % van het bbp in 2015 naar — 2,9 % van het bbp in 2016 en 2017. Het structurele saldo zal naar verwachting ook verslechteren. Het programma gaat uit van een afwijking van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn — een structureel tekort van 1 % van het bbp — die in 2014 en 2015 was bereikt, zonder dat de doelstelling opnieuw wordt bereikt in de programmaperiode. Volgens het convergentieprogramma zal de overheidsschuldquote in het tijdsbestek van het programma onder de 40 % blijven. Het macro-economische scenario dat aan deze begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is voor 2016 plausibel en voor 2017 lichtjes optimistisch. Op basis van de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie bestaat het risico van een duidelijke afwijking zowel in 2016 als, bij ongewijzigd beleid, in 2017. Daarnaast wordt in de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie voor 2017 gerekend op een overheidstekort van 3,4 % van het bbp, wat boven de referentiewaarde van 3 % van het bbp van het Verdrag ligt. Op basis van zijn beoordeling van het convergentieprogramma en rekening houdend met de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie is de Raad van oordeel dat het risico bestaat dat Roemenië niet zal voldoen aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact. Daarom zullen verdere maatregelen nodig zijn om de naleving in 2016 en 2017 te garanderen.

(7)

De bepalingen van het begrotingskader in Roemenië zijn solide, maar worden in de praktijk niet doeltreffend toegepast. Geen van de recente tekortverhogende begrotings-maatregelen werd in het kader van het normale begrotingsproces geïnitieerd en aangenomen. Het vereiste dat nieuwe wetgevingsinitiatieven die leiden tot een stijging van de overheids-uitgaven of een daling van de overheidsinkomsten, vergezeld moeten gaan van een door het ministerie van Financiën gecontroleerde effectbeoordeling, dat de uitgavenplafonds moeten worden geëerbiedigd en dat voor inkomstendalingen compenserende maatregelen moeten worden voorgesteld, werd in 2015 niet nageleefd. In de praktijk krijgt de Begrotingsraad erg weinig tijd om op begrotingsvoorstellen te reageren en wordt niet voldoende met de adviezen en aanbevelingen rekening gehouden. De begrotingswet 2016 streeft naar een begrotingstekort van 2,95 % van het bbp, wat tot een aanzienlijke afwijking van de middellangetermijndoelstelling leidt. Dit wijkt af van het nationale begrotingskader.

(8)

Er worden een aantal maatregelen doorgevoerd om de belastingen beter te innen en de belastingwetgeving beter te doen naleven. Het gaat onder meer om verplichte kasregisters, strengere regels voor contante betalingen, een nieuwe btw-registratieprocedure, intensievere controles door de belastingdienst (ANAF) en de lopende reorganisatie van de dienst. De hoge mate van belastingontwijking en de slechte naleving van de belastingwetgeving blijven echter een probleem. Zwartwerk en te lage aangiften blijven op de belastinginkomsten wegen en verstoren de economie. De maatregelen om het zwartwerk in te dammen, waaronder die van de Arbeidsinspectie, zijn niet erg doeltreffend.

(9)

De wet die de pensioenleeftijd van mannen en vrouwen gelijk moet trekken, is sinds 2013 bij het parlement in behandeling. Als die wet wordt aangenomen, zou de arbeidsparticipatie van oudere vrouwen aanzienlijk toenemen, waardoor het genderverschil op het gebied van pensioenen afneemt en vrouwen op hun oude dag minder risico lopen om armoede te lijden.

(10)

De situatie op de arbeidsmarkt is in 2015 verbeterd. De werkloosheid is laag en de werkgelegenheid vertoont een stijgende lijn. De langdurige werkloosheid ligt onder het EU-gemiddelde. Er zijn echter nog grote uitdagingen, vooral het hoge percentage jongeren dat niet werkt of geen onderwijs of opleiding volgt, en niet goed wordt bereikt met het oog op doeltreffende activering.

(11)

Het nationale arbeidsbureau loopt achter in het aanbieden van gepersonaliseerde diensten aan werkzoekenden en heeft slechts een beperkte dienstverlening voor werkgevers, ook al moeten alle vacatures aan dit bureau worden gemeld. Er is een procedure vastgesteld om de verschillende categorieën van werklozen op maat te ondersteunen, maar die is nog niet ingevoerd. De arbeids- en sociale diensten werken nauwelijks samen, waardoor het nog moeilijker is om de begunstigden van sociale bijstand te activeren.

(12)

Het minimumloon, dat tot de laagste in de Unie behoort, is sinds 2013 aanzienlijk gestegen, maar doordat er geen objectieve criteria zijn om het minimumloon vast te stellen, ontstaat onzekerheid. Er is een tripartite werkgroep voor de hervorming van de vaststelling van het minimumloon ingesteld, maar er zijn nog altijd geen duidelijke richtsnoeren of criteria waarin rekening wordt gehouden met het effect ervan op het scheppen van banen, op de sociale voorwaarden en op het concurrentievermogen. Al met al is de sociale dialoog nog zwak ontwikkeld.

(13)

Roemenië kent een van de hoogste risico's van armoede of sociale uitsluiting in de Unie. De arbeidsmarktactivering van mensen die van sociale bijstand leven, is zeer beperkt, vooral in plattelandsgebieden. De sociale referentie-index, waarop de sociale uitkeringen gebaseerd zijn, wordt niet regelmatig bijgewerkt op basis van de economische context, waardoor de toereikendheid van de uitkeringen in de loop der tijd kan worden aangetast. De wet op het minimale inclusie-inkomen, die verbetering moet brengen in de doelgerichtheid en toereikendheid van uitkeringen en de integratie van de ontvangers van dat inkomen op de arbeidsmarkt, is voor aanneming aan het parlement toegezonden. Het „armoedebestrijdings-pakket” van de regering bevat verschillende maatregelen om dit probleem aan te pakken op basis van een geïntegreerde benadering (onderwijs, gezondheid, huisvesting, sociale bescherming, vervoer).

(14)

Roemenië kampt nog altijd met problemen op het gebied van onderwijs. Het beschikt over een aantal strategieën op het gebied van een leven lang leren, beroepsonderwijs en -opleiding, tertiair onderwijs en schooluitval. Het percentage vroegtijdige schoolverlaters ligt echter nog altijd ruim boven het EU-gemiddelde, ten dele doordat de uitvoering van de in 2015 goedgekeurde strategie ter zake aanzienlijke vertraging heeft opgelopen. Er zijn weinig preventie- en begeleidingsprogramma's. Het is voor kwetsbare groepen zoals Roma en kinderen van arme gezinnen nog altijd moeilijk om toegang te krijgen tot kwaliteitsonderwijs en om dergelijk onderwijs met succes af te ronden, zeker op het platteland. Wat onderwijs en opvang voor jonge kinderen betreft, heeft Roemenië maatregelen genomen om de deelname van achtergestelde leerlingen aan het kleuteronderwijs (3-6 jaar) te ondersteunen. De voorzieningen in de eerste levensjaren (0-3 jaar) blijven beperkt. De recente wetgeving ter verlenging van het ouderschapsverlof kan, in combinatie met het tekort aan stimulansen om te gaan werken, de arbeidsparticipatie van vrouwen nog verder bemoeilijken. De participatie in het hoger secundair beroepsonderwijs en de hogere secundaire beroepsopleiding ligt boven het EU-gemiddelde, maar de uitvalpercentages blijven hoog. Het percentage mensen met een voltooide tertiaire opleiding is in stijgende lijn, maar de kwaliteit en de arbeidsmarkts-relevantie van het hoger onderwijs zijn beperkt. De participatie in het volwassenenonderwijs is erg laag.

(15)

De gezondheidsresultaten in Roemenië laten te wensen over. De levensverwachting bij geboorte ligt ruim onder het EU-gemiddelde, zowel voor mannen als voor vrouwen. De toegang tot gezondheidszorg en de te grote afhankelijkheid van ziekenhuiszorg blijven een onopgelost probleem. De wijd verspreide praktijk van informele betalingen maakt de gezondheidszorg minder toegankelijk voor mensen met een laag inkomen. Roemenië heeft maatregelen genomen om de gezondheidszorg toegankelijker te maken voor gepensioneerden met een laag inkomen en mensen in afgelegen en geïsoleerde gemeenschappen. Er wordt een netwerk van sociale en gezondheidsbemiddelaars opgezet en er is een wetsvoorstel inzake gemeenschapsdiensten ingediend. De deïnstitutionalisering van mensen met een beperking blijft een uitdaging.

(16)

Roemenië heeft maatregelen genomen om de onderfinanciering van de gezondheidszorg en het inefficiënte gebruik van overheidsmiddelen aan te pakken. Die hervormingen omvatten het wegwerken van achterstallige betalingen in de gezondheidssector, het houdbaarder maken van de farmaceutische uitgaven, het invoeren van e-gezondheidsoplossingen, het verbeteren van de financiering van het gezondheidsstelsel, het opstellen van een strategie om de middelen te verschuiven van zorg in ziekenhuizen naar preventieve en primaire zorg, en het centraliseren van aanbestedingsprocedures. De uitvoering van de nationale gezondheids-strategie 2014-2020 loopt echter vertraging op doordat er onvoldoende bestuurlijke capaciteit is. De efficiëntie van het gezondheidsstelsel wordt meer bepaald gehinderd doordat de ziekenhuissector te traag wordt gestroomlijnd en de overstap van intramurale zorg naar kosteneffectievere extramurale gezondheidszorg niet snel genoeg wordt gemaakt.

(17)

De belangrijkste verschillen qua ontwikkeling in Roemenië doen zich voor tussen stedelijke en plattelandsgebieden. De resultaten op het gebied van werkgelegenheid, sociale diensten, gezondheidszorg en onderwijs zijn slechter in de plattelandsgebieden, waar onderwijs, medische diensten, basisvoorzieningen en overheidsdiensten veel minder toegankelijk zijn doordat de plaatselijke bestuurlijke capaciteit beperkt en versnipperd is. Tegelijkertijd wordt de sociaaleconomische ontwikkeling van de plattelandsgebieden gehinderd door het feit dat de vervoersinfrastructuur onderontwikkeld is en het aanbod van openbaar en particulier vervoer beperkt is, in combinatie met het feit dat de pendelkosten hoog zijn en de toegang tot breedbandinfrastructuur beperkt is. De lage toegevoegde waarde in de landbouw en het gebrek aan economische diversificatie in de plattelandsgebieden belemmeren de ontwikkeling van een duurzame plattelandseconomie. Een groot deel van de arbeidskrachten op het platteland werkt in de landbouw geheel of gedeeltelijk voor eigen gebruik, wat gepaard gaat met verborgen werkloosheid of onbetaald werk binnen de familie, lage productiviteit en armoede. Een armoedebestrijdingspakket, dat voornamelijk met EU-middelen zal worden gefinancierd, voorziet in een geïntegreerde aanpak om armoede te bestrijden, onder meer in de plattelandsgebieden. Er zijn plannen om geïntegreerde gemeenschapsteams op te zetten die achtergestelde gemeenschappen verschillende geïntegreerde diensten moeten aanbieden, maar die plannen zijn nog niet uitgevoerd.

(18)

Het strategische kader voor de hervorming van de overheidsdiensten bestaat al sinds 2014, maar werd in 2015 slechts traag uitgevoerd. Er zijn in 2016 enkele belangrijke initiatieven goedgekeurd om de overheidsdiensten transparanter en doeltreffender te laten functioneren. De vaststelling van een algemene, transparante aanpak op het gebied van het personeels-beheer, meer bepaald met betrekking tot aanwerving/benoeming, beoordeling, salaris, loopbaanontwikkeling in alle personeelscategorieën en opleiding, heeft echter vertraging opgelopen, wat ruimte laat voor willekeur bij belangrijke procedures en besluiten. Dit heeft, net als de onstabiele organisatiestructuren, een negatief effect op de onafhankelijkheid en het professionalisme van het overheidspersoneel en dus op hun doeltreffendheid en efficiëntie. De dienstverlening (onder meer e-overheidsdiensten) aan het publiek en aan de ondernemingen wordt bemoeilijkt door ingewikkelde bestuurlijke procedures, een inefficiënt systeem voor aanbestedingen en de wijd verspreide corruptie. Er wordt nog altijd onvoldoende gebruikgemaakt van strategische planning, programmabudgettering, raadplegingspraktijken en empirisch onderbouwde beleidsvorming. Door deze problemen wordt de uitvoering van belangrijk beleid op vele gebieden belemmerd en worden de beschikbare EU-middelen en andere financiële steun niet doeltreffend ingezet.

(19)

De staatsbedrijven, die belangrijke economische sectoren domineren, presteren doorgaans ondermaats. Dit is vooral het geval in belangrijke infrastructuursectoren, die 44 % van de omzet en 77 % van de werkgelegenheid in de energiesector vertegenwoordigen, en 24 % respectievelijk 28 % in de vervoerssector. Noodordonnantie 109/2011 van de regering inzake de corporate governance van staatsbedrijven is op 10 mei 2016 in een wet omgezet, met amendementen om het ondernemingsbestuur beter op internationale goede praktijken af te stemmen. Roemenië is opnieuw begonnen met de aanwerving van professionele managers ter vervanging van het voorlopig management in verschillende staatsbedrijven, maar die procedure vordert langzamer dan aanvankelijk was meegedeeld. De transparantie en de verantwoordingsplicht van de staatsbedrijven zouden erbij gebaat zijn als de jaarlijkse begroting sneller zou worden vastgesteld en de gecontroleerde jaarrekeningen sneller zouden worden goedgekeurd en gepubliceerd. Er wordt gewerkt aan een nieuwe privatiseringswet. Die zou echter bepalingen kunnen omvatten die in strijd zijn met de wetgeving inzake corporate governance. Vooral zorgwekkend zijn vermoedelijke overlappingen tussen de verantwoordelijkheden van de met de uitvoering van de privatisering belaste speciale beheerder en die van het management van het bedrijf.

(20)

Ondanks de inspanningen van de gerechtelijke instellingen om de corruptie op hoog niveau aan te pakken, is corruptie nog altijd aanwezig in veel economische sectoren; zowel aangestelde en verkozen ambtsdragers op alle overheidsniveaus als ambtenaren en personeelsleden van overheidsdiensten maken zich eraan schuldig. Er worden omvangrijke gerechtelijke hervormingen doorgevoerd, maar de hoge werklast in de rechtbanken, de voorspelbaarheid en correcte tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen en de externe druk op de rechterlijke macht blijven zorgen baren. In het kader van het samenwerkings- en toetsingsmechanisme krijgt Roemenië aanbevelingen op het gebied van gerechtelijke hervorming en de strijd tegen corruptie. Die gebieden komen dus niet aan bod in de landspecifieke aanbevelingen voor Roemenië.

(21)

De financiële sector is gezonder geworden. De sector blijft echter kwetsbaar voor binnenlandse wettelijke initiatieven. De recentelijk aangenomen wet inzake schuldkwijtschelding die met terugwerkende kracht op de bestaande leningen van toepassing is, kan voor verscheidene kredietinstellingen een probleem vormen en tot minder kredietverlening leiden. De wet kan de risico's voor de stabiliteit van de financiële sector vergroten, waarvan de economie als geheel de gevolgen zal ondervinden. Andere ontwikkelingen die een negatief effect op de banken kunnen hebben, zijn onder meer het voorstel om leningen in buitenlandse valuta om te zetten in leningen in de binnenlandse munt en bepaalde rechterlijke beslissingen inzake oneerlijke voorwaarden in leningcontracten.

(22)

Onvoldoende infrastructuur of infrastructuur van slechte kwaliteit is een van de grootste problemen voor het bedrijfsleven in Roemenië en een belemmering voor handel en economische ontwikkeling. Ondanks een recente lichte verbetering staat Roemenië nog altijd op de laatste plaats ten opzichte van de andere landen in de regio wat de waargenomen kwaliteit van de vervoers- en communicatie-infrastructuur betreft. Zijn wegennet is klein in vergelijking met dat van de andere landen in de regio en voor de omvang van het land. De goedkeuring van het masterplan vervoer en de bijbehorende hervorming van de spoorwegen zijn herhaaldelijk uitgesteld.

(23)

De overheidsinvesteringen zijn sinds 2008 gedaald ondanks de grote beschikbaarheid van financiering, vooral uit EU-fondsen. Deze tendens is sinds 2015 omgebogen maar naar verwachting zullen de overheidsinvesteringen vanaf 2016 dalen, aangezien de uitvoering van het programma 2014-2020 niet volledig van start is gegaan en er onvoldoende uitgerijpte projecten in voorbereiding zijn. Roemenië heeft met recente en lopende inspanningen getracht de interministeriële samenwerking te versterken, het systeem van aanbestedingen te reorganiseren en de planning en uitvoering van investeringsprojecten te verbeteren. Openbare investeringsprojecten worden niettemin nog altijd onvoldoende voorbereid en blijven vatbaar voor externe beïnvloeding. De selectie van projecten wordt nog altijd gehinderd door het gebrek aan middellange- en langetermijnplanning en strategische prioriteiten, het feit dat overeenstemming moet worden bereikt tussen talloze beleidsmakers, de beperkte handhavingsbevoegdheid van de Eenheid evaluatie van overheidsinvesteringen van het Ministerie van Overheidsfinanciën, en het gebrek aan selectiecriteria in het nationale programma voor lokale ontwikkeling.

(24)

Ondanks significante verbeteringen op het gebied van het kostenconcurrentievermogen en de handelsprestaties blijft het niet-kostenconcurrentievermogen van Roemenië problematisch. Structurele barrières belemmeren de overgang naar een economie met hogere toegevoegde waarde en beperken het vermogen van Roemenië om duurzame groei aan te moedigen. De complexiteit van de bestuurlijke procedures, de volatiliteit van het budgettaire en het fiscale beleid en het zwakke ondernemingsklimaat blijven op investeringsbeslissingen wegen. De hoge mate van belastingontwijking en zwartwerk verlagen de belastinginkomsten en verstoren de economie. Kleine en middelgrote ondernemingen hebben nog altijd moeilijk toegang tot financiering.

(25)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Roemenië verricht. Deze analyse is gepubliceerd in het landverslag 2016. Voorts heeft zij zowel het convergentieprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Roemenië zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Roemenië, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de EU te versterken door middel van een inbreng op EU-niveau in toekomstige nationale besluiten. De aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 4 weergegeven.

(26)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het convergentieprogramma onderzocht en zijn advies (4) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

BEVEELT AAN dat Roemenië in 2016 en 2017 de volgende actie onderneemt:

1.

De afwijking van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn in 2016 beperken en in 2017 een jaarlijkse begrotingsaanpassing van 0,5 % van het bbp bereiken, tenzij de begrotingsdoelstelling op middellange termijn met een kleinere inspanning wordt gehaald. De toepassing van het begrotingskader garanderen en de naleving van de belastingwetgeving en de inning van belastingen verder versterken. Ervoor waken dat wetgevende initiatieven de rechtszekerheid ondermijnen en de financiële stabiliteit in gevaar brengen. Indien nodig, maatregelen nemen om die risico's te verminderen.

2.

De dienstverlening van het nationale arbeidsbureau voor werkgevers en werkzoekenden versterken, meer bepaald door de dienstverlening af te stemmen op de profielen van de werkzoekenden, hen beter met sociale bijstand, waaronder sociale diensten, in contact te brengen en niet-geregistreerde jongeren te bereiken. In overleg met de sociale partners objectieve criteria bepalen om het minimumloon vast te stellen. Maatregelen tegen schooluitval nemen en zorgen voor meer kwaliteitsonderwijs, vooral voor Roma. De gelijktrekking van de pensioenleeftijd voor mannen en vrouwen goedkeuren.

3.

Informele betalingen in de gezondheidszorg inperken en zorgen voor een grotere beschikbaarheid van extramurale zorg. De onafhankelijkheid en de transparantie van het personeelsbeleid in de overheidsdiensten versterken. De administratieve procedures voor de ondernemingen en het publiek vereenvoudigen. De corporate governance van de staatsbedrijven verbeteren.

4.

Geïntegreerde overheidsdiensten toegankelijker maken, de basisinfrastructuur uitbreiden en economische diversificatie bevorderen, meer bepaald in plattelandsgebieden. Het masterplan vervoer goedkeuren en uitvoeren. Openbare investeringsprojecten beter prioritiseren en voorbereiden.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

P. KAŽIMÍR


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

(3)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(4)  Uit hoofde van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


18.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 299/79


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 12 juli 2016

over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Finland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2016 van Finland

(2016/C 299/19)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 november 2015 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2016 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 17-18 maart 2016 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 26 november 2015 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Finland heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen. Deze aanbeveling is op 18-19 februari 2016 door de Europese Raad bekrachtigd en op 8 maart 2016 door de Raad goedgekeurd (3). Als land dat de euro als munt heeft en in het licht van de grote onderlinge verwevenheid tussen de economieën in de economische en monetaire unie, dient Finland ervoor te zorgen dat aan deze aanbeveling volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven.

(2)

Op 26 februari 2016 is het landverslag 2016 voor Finland gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Finland bij de tenuitvoerlegging van de op 14 juli 2015 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede de vooruitgang die Finland richting de nationale Europa 2020-streefcijfers heeft geboekt. Het landverslag bevatte ook een op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 uitgevoerde diepgaande evaluatie. Op 8 maart 2016 heeft de Commissie de resultaten van de diepgaande evaluatie gepresenteerd. Op basis van haar analyse concludeert de Commissie dat Finland met macro-economische onevenwichtigheden wordt geconfronteerd. Het is met name van essentieel belang om iets te doen aan het verlies aan kostenconcurrentievermogen dat over meerdere jaren is opgebouwd en dat hoofdzakelijk te wijten is aan het feit dat de loongroei lange tijd groter was dan de productiviteitsgroei, waardoor de lopende rekening tussen 2008 en 2012 drastisch is verslechterd. Uit de analyse kwamen ook aanzienlijke risico's op middellange en lange termijn naar voren voor de houdbaarheid van de al onder druk staande overheidsfinanciën.

(3)

Op 14 april 2016 heeft Finland zijn nationale hervormingsprogramma 2016 en zijn stabiliteitsprogramma 2016 ingediend. Op grond van de onderlinge verbanden tussen beide programma's zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(4)

Relevante landspecifieke aanbevelingen zijn verwerkt in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen voor de periode 2014-2020. Zoals bepaald in artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) kan de Commissie een lidstaat verzoeken de partnerschapsovereenkomst en de relevante programma's te evalueren en wijzigingen voor te stellen wanneer dat noodzakelijk is om de uitvoering van de relevante aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft nadere bijzonderheden over de toepassing van deze bepaling verstrekt in de richtsnoeren inzake de toepassing van maatregelen om de doeltreffendheid van de Europese structuur- en investeringsfondsen te koppelen aan gezond economisch bestuur.

(5)

In het stabiliteitsprogramma 2016 wordt aangegeven dat de gevolgen voor de begroting van de uitzonderlijke toevloed van vluchtelingen aanzienlijk zijn en er wordt afdoende bewijs geleverd voor de omvang en de aard van die extra kosten voor de begroting. Volgens de Commissie bedroegen de in aanmerking komende extra uitgaven in 2015 0,05 % van het bbp en worden deze voor 2016 momenteel op 0,2 % van het bbp geschat. Op grond van de bepalingen van artikel 5, lid 1, en artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97 worden deze extra uitgaven toegestaan, voor zover de instroom van vluchtelingen een uitzonderlijke gebeurtenis is, de gevolgen ervan voor de Finse overheidsfinanciën aanzienlijk zijn en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën niet in gevaar wordt gebracht wanneer een tijdelijke afwijking van het aanpassingstraject in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn wordt toegestaan. Daarom is de vereiste aanpassing in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn voor 2015 naar beneden bijgesteld om rekening te houden met die kosten. Wat 2016 betreft, zal in het voorjaar van 2017 een definitieve beoordeling, met inbegrip van de in aanmerking komende bedragen, worden gemaakt op grond van de feitelijk waargenomen gegevens die de Finse autoriteiten zullen verstrekken.

(6)

Finland valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact. Op 18 mei 2016 heeft de Commissie op grond van artikel 126, lid 3, VWEU een verslag opgesteld omdat de Finse overheidsschuld in 2015 meer dan de referentiewaarde van 60 % van het bbp bedroeg. De conclusie van de analyse was dat het schuldcriterium geacht moest worden vervuld te zijn. In haar stabiliteitsprogramma 2016 gaat de regering uit van een verbetering van het nominale saldo tot — 2,5 % van het bbp in 2016 en verder tot — 1,3 % in 2020. Volgens haar planning zal zij de begrotingsdoelstelling op middellange termijn — een structureel tekort van 0,5 % van het bbp — in 2019 bereiken. Volgens het stabiliteitsprogramma zou de overheidsschuldquote in 2019 pieken op 67,4 %, en daarna dalen tot 67,2 % in 2020. Het macro-economische scenario dat aan deze begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is plausibel. De maatregelen die nodig zijn om in 2019 de geplande begrotingsdoelstellingen op middellange termijn te behalen, zijn niet voldoende gespecificeerd. Op basis van de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie bestaat het risico dat in 2016 enigszins van de aanbevolen begrotingsaanpassing zal worden afgeweken. De conclusie voor 2016 zou niet veranderen indien de budgettaire gevolgen van de uitzonderlijke toevloed van vluchtelingen van de evaluatie werden uitgesloten. Bij ongewijzigd beleid bestaat het gevaar dat in 2017 aanzienlijk zal worden afgeweken van de aanbevolen aanpassing. Naar verwachting zal de overheidsschuldquote blijven stijgen en in 2017 op 66,9 % uitkomen. Op basis van zijn beoordeling van het stabiliteitsprogramma en rekening houdend met de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie is de Raad van oordeel dat het risico bestaat dat Finland niet aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact zal voldoen. Daarom zullen verdere maatregelen nodig zijn om de naleving in 2016 en 2017 te garanderen.

(7)

Als gevolg van de vergrijzing en de krimpende beroepsbevolking zullen de uitgaven voor pensioenen, gezondheidszorg en langdurige zorg naar verwachting stijgen van 23,1 % van het bbp in 2013 tot 26,9 % in 2030. In januari 2016 heeft Finland een pensioenhervorming doorgevoerd waardoor de officiële pensioenleeftijd vanaf 2027 aan veranderingen in de levensverwachting zal worden gekoppeld. De door de gemeenten verstrekte sociale diensten en gezondheidszorg vormen 10 % van het bbp. Als het stelsel niet wordt hervormd, wordt verwacht dat die uitgaven jaarlijks in nominale termen 2,4 % zullen groeien en een groter percentage van het bbp zullen uitmaken. Er is een akkoord over de grote lijnen van een vergaande administratieve hervorming en herstructurering van de gezondheidszorg en de sociale diensten. Een van de belangrijkste doelstellingen van die hervorming is om het houdbaarheidstekort op lange termijn met 3 miljard EUR te verminderen door een betere beheersing van de kosten. Dit zal worden bereikt door de integratie van diensten, schaalvergroting van de dienstenbemiddelaars en digitalisering. Alle details moeten nog worden uitgewerkt en de plannen voor veranderingsmanagement moeten nog worden opgesteld voor de hervorming vanaf 2019 zoals gepland kan worden uitgevoerd. De regering heeft aangekondigd dat de maatregelen om de hervorming uit te voeren eind 2016 zullen worden gepresenteerd. Vanwege de omvang en het strakke tijdschema van de hervorming zal de uitvoering ervan een uitdaging zijn. Het is daarom belangrijk dat de wetgevingsvoorstellen op tijd worden aangenomen.

(8)

Om het concurrentievermogen van Finland te herstellen, moet de werking van de arbeidsmarkt in verschillende opzichten worden verbeterd. Op geaggregeerd niveau zijn de loonstijgingen bescheiden geweest sinds eind 2013 een akkoord werd bereikt over de centraal gesloten loonovereenkomst. In het kader van die overeenkomst vertraagde de jaarlijkse stijging van de lonen van 1,3 % in het laatste kwartaal van 2013 tot 0,5 % in het vierde kwartaal van 2015. In juni 2015 beslisten de sociale partners om de overeenkomst tot 2016 te verlengen. De groei van de arbeidsproductiviteit is evenwel nog niet hersteld en daarom wordt verwacht dat de nominale loonkosten per eenheid product zullen stijgen, zij het in een trager tempo. Er hebben onderhandelingen plaatsgevonden om het kostenconcurrentievermogen te herstellen. Op 29 februari 2016 hebben de sociale partners overeenstemming bereikt over een competitiviteitspact. Die overeenkomst moet in sectorale overeenkomsten worden weergegeven voordat ze kan worden uitgevoerd. Het competitiviteitspact zal worden aangevuld met maatregelen die de sociale partners zijn overeengekomen om te zorgen voor meer flexibiliteit op de arbeidsmarkt en met een nieuw model voor loongroei door de lonen van andere sectoren te koppelen aan die van sectoren waar concurrentie van buitenaf heerst. Het is belangrijk dat de arbeidsmarktmaatregelen zo worden uitgevoerd dat de rol van de sociale partners ten volle wordt gerespecteerd.

(9)

Gezien de krimpende beroepsbevolking is het van belang dat de arbeidsparticipatie wordt vergroot. Dit betekent dat aanhoudende inspanningen nodig zijn om oudere werknemers, jongeren, langdurig werklozen en laaggeschoolden op de arbeidsmarkt te integreren. De arbeidsparticipatie is met meer dan twee procentpunten gedaald, van 70,6 %, het hoogste niveau van vóór de crisis, in 2008 tot 68,5 % in 2015, terwijl de werkloosheid is gestegen van 6,4 % tot 9,4 %. De arbeidsparticipatie van ouderen is geleidelijk verbeterd, maar sommige mogelijkheden voor vervroegd uittreden blijven bestaan in de vorm van verlengde werkloosheidsuitkeringen voor oudere werknemers tot hun pensionering (de „werkloosheidstunnel”). Indien die mogelijkheden niet worden ingeperkt, kunnen ze de positieve gevolgen van de in 2016 doorgevoerde pensioenhervorming in gevaar brengen. De gevolgen van de veranderingen van de parameters van de werkloosheidstunnel in het kader de vorige pensioenhervorming zullen in 2019 worden geëvalueerd. De langdurige werkloosheid is tussen 2008 en 2014 aanzienlijk gestegen, van 1,2 % naar 1,9 % van de totale beroepsbevolking, ondanks het feit dat veel langdurig werklozen uiteindelijk geen deel meer uitmaken van de beroepsbevolking. De jeugdwerkloosheid is in 2015 gestegen tot 22,4 %. Laaggeschoolden worden het zwaarst getroffen door de zwak presterende arbeidsmarkt. Bezuinigingen op het budget voor een actief arbeidsmarktbeleid in een tijd waarin er steeds meer behoefte is aan dergelijke maatregelen zou de kansen van de hierboven vermelde groepen om weer aan het werk te gaan, kunnen beperken. Wat betreft de activering van werklozen kan het complexe uitkeringsstelsel met verschillende soorten vergoedingen resulteren in aanzienlijke inactiviteits- en lagelonenvallen. In het licht van de bezuinigingen op de begrotingsmiddelen voor een actief arbeidsmarktbeleid is het bijzonder belangrijk om die vallen aan te pakken en het aanvaarden van werk met positieve prikkels te stimuleren, zoals het verruimen van de mogelijkheid om werk en uitkeringen te combineren. De komst van een relatief groot aantal migranten en vluchtelingen naar Finland in 2015 kan een gelegenheid zijn om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de vergrijzing, maar alleen als zij succesvol geïntegreerd worden op de arbeidsmarkt en in het onderwijs. Er bestaan afstemmingsproblemen op de arbeidsmarkt, die deels het gevolg zijn van de structurele veranderingen in de economie, omdat nieuwe banen worden gecreëerd in andere regio's en sectoren dan die waar banen verloren zijn gegaan. Er is behoefte aan maatregelen voor meer betaalbare woningen in de regio Helsinki en aan doeltreffende beleidsinitiatieven om mensen te helpen hun vaardigheden bij te werken en een baan te vinden.

(10)

Het ondernemingsklimaat in Finland is even goed als of beter dan in andere ontwikkelde economieën. Een gebrek aan concurrentie, met name bij diensten die in de eerste plaats gericht zijn op de binnenlandse markt, zoals retail- en vervoerdiensten, heeft echter een negatieve invloed op het algemene concurrentievermogen van de Finse economie. Volgens bedrijven wordt de toegang tot en de groei op sommige markten door buitensporige regelgeving belemmerd. Die buitensporige voorschriften moeten worden aangepakt om ondernemerschap en investeringen te bevorderen. In de retailsector zullen er door de hervorming van de planologische voorschriften flexibelere regels komen wat betreft de grootte en de ligging van winkels. De verhandelbare sector wordt nog steeds geherstructureerd en zou gebaat zijn met de ontwikkeling van nieuwe markten, producten en diensten, met name met een hoge toegevoegde waarde. Structurele veranderingen kunnen worden gefaciliteerd door een beleid dat bedrijfsuitbreiding, internationalisering en innovatie ondersteunt. In het najaar van 2015 zijn wetswijzigingen aangenomen, maar de meeste daarvan zullen naar verwachting pas tussen 2016 en 2018 worden uitgevoerd. De regering heeft aangekondigd dat er verdere structurele hervormingen zullen worden doorgevoerd om de concurrentie op de markt te vergroten.

(11)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Finland verricht. Deze analyse is gepubliceerd in het landverslag 2016. Voorts heeft de Commissie zowel het stabiliteitsprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Finland zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Finland, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de EU te versterken door middel van een inbreng op EU-niveau in toekomstige nationale besluiten. De aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 3 weergegeven.

(12)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma onderzocht en zijn advies (5) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

(13)

In het licht van de diepgaande evaluatie door de Commissie en van deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma en het stabiliteitsprogramma onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in de onderstaande aanbevelingen 2 en 3 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Finland in 2016 en 2017 de volgende actie onderneemt:

1.

Een jaarlijkse budgettaire aanpassing in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn realiseren van ten minste 0,5 % van het bbp in 2016 en van 0,6 % in 2017. Eventuele meevallers gebruiken om de schuldquote van de overheid sneller terug te dringen. Ervoor zorgen dat de administratieve hervorming tijdig wordt goedgekeurd en uitgevoerd met het oog op een betere kosteneffectiviteit van sociale diensten en gezondheidszorg.

2.

Met inachtneming van de rol van de sociale partners, ervoor zorgen dat binnen het loonvormingssysteem de lokale loononderhandelingen worden bevorderd en starheden worden geëlimineerd, ten gunste van het concurrentievermogen en een meer door de exportindustrie aangestuurde benadering. Het aanvaarden van werk sterker stimuleren en zorgen voor gerichte en voldoende actieve arbeidsmarktmaatregelen, ook voor personen met een migratieachtergrond. Maatregelen nemen om de regionale mismatches en discrepanties tussen gevraagde en aangeboden vaardigheden tegen te gaan.

3.

De inspanningen voortzetten om de concurrentie in de dienstensector, met inbegrip van de detailhandel, te vergroten. Ondernemerschap en investeringen bevorderen, onder meer door de administratieve rompslomp en de regeldruk te verminderen, teneinde de groei van de productie met een hoge toegevoegde waarde te stimuleren.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

P. KAŽIMÍR


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  PB C 96 van 11.3.2016, blz. 1.

(4)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(5)  Uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


18.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 299/83


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 12 juli 2016

over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Letland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2016 van Letland

(2016/C 299/20)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 november 2015 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2016 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 17-18 maart 2016 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 26 november 2015 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad (2) ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Letland niet heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen. Deze aanbeveling is op 18-19 februari 2016 door de Europese Raad bekrachtigd en op 8 maart 2016 door de Raad goedgekeurd (3). Als land dat de euro als munt heeft, en gelet op de nauwe verwevenheid van de economieën in de economische en monetaire unie, moet Letland ervoor zorgen dat de aanbeveling tijdig en volledig wordt opgevolgd.

(2)

Op 26 februari 2016 is het landverslag 2016 voor Letland gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Letland bij de tenuitvoerlegging van de door de Raad op 14 juli 2015 vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede de vooruitgang die Letland richting zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft gemaakt.

(3)

Op 14 april 2016 heeft Letland zijn nationale hervormingsprogramma 2016 en zijn stabiliteitsprogramma 2016 ingediend. Op grond van de onderlinge verbanden tussen beide programma's zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(4)

De betrokken landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de desbetreffende programma's te herzien, en wijzigingen daarop voorstellen indien dit nodig is om de uitvoering van de betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft in richtsnoeren over de toepassing van de maatregelen die de effectiviteit van de Europese structuur- en investeringsfondsen koppelen aan gezonde economische governance nader aangegeven hoe zij die bepaling toepast.

(5)

In zijn stabiliteitsprogramma 2016 heeft Letland voor 2017 verzocht om een tijdelijke afwijking van 0,5 % van het bbp van het vereiste aanpassingstraject in de richting van de budgettaire middellangetermijndoelstelling, om rekening te houden met ingrijpende structurele hervormingen met een positief effect op de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn. Daarbij gaat het met name om de lopende hervorming van de zorgsector, die berust op de gezondheidsstrategie 2014-2020. De details van de hervorming zijn beknopt weergegeven in het stabiliteitsprogramma. Het is de bedoeling de overheidsfinanciering van de zorgsector te laten toenemen van 3 % van het bbp in 2015 tot 4 % van het bbp in 2020. Volgens de ramingen resulteert een volledig doorgevoerde hervorming in een stijging van de werkgelegenheid van 0,6 % en in een stijging van het bbp van 2,2 % in 2023, wat de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op de lange termijn ten goede zal komen. Het positieve effect op de groei en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op de lange termijn wordt plausibel geacht. Op basis van de huidige inschatting komt Letland in aanmerking voor de gevraagde tijdelijke afwijking in 2017, mits het de overeengekomen hervormingen adequaat implementeert, hetgeen zal worden gemonitord in het kader van het Europees semester. De omvang van de toegestane tijdelijke afwijking is echter afhankelijk van de inachtneming van de minimumbenchmark (dat wil zeggen een structureel tekort van 1,7 % van het bbp). Volgens de voorjaarsprognose 2016 van de Commissie is er in 2017 dan ook ruimte voor een extra tijdelijke afwijking van 0,1 % van het bbp.

(6)

Letland valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact. In het stabiliteitsprogramma 2016 heeft de regering een geleidelijke verbetering van het nominale saldo tot 0,5 % van het bbp in 2019 gepland. Het geplande aanpassingstraject in de richting van de middellangetermijndoelstelling — een structureel tekort van 1 % van het bbp — houdt rekening met de gevraagde afwijkingen in verband met de systemische pensioenhervorming in 2017 en 2018 en met de grote structurele hervorming van de zorgsector in 2017-2019. Volgens het stabiliteitsprogramma bereikt de overheidsschuldquote in 2016 een piek van 40 % en daalt deze daarna tot 38 % in 2018. Het macro-economische scenario dat aan deze begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is plausibel. De maatregelen die nodig zijn om vanaf 2017 de geplande tekortdoelstellingen te ondersteunen, zijn echter niet voldoende gespecificeerd. De algehele beoordeling op basis van de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie duidt op het risico van een zekere afwijking in 2016 en, bij ongewijzigd beleid, over 2016 en 2017 tezamen. Op basis van zijn beoordeling van het stabiliteitsprogramma en rekening houdend met de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie is de Raad van mening dat Letland naar verwachting in grote lijnen aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact zal voldoen. Niettemin zullen verdere maatregelen nodig zijn die de naleving ervan in 2016 waarborgen.

(7)

Het arbeidsaanbod wordt beperkt door een afname van de beroepsbevolking en de lonen groeien sterker dan de productiviteit, hetgeen het kostenconcurrentievermogen bedreigt. Ter ondersteuning van het concurrentievermogen zijn dan ook maatregelen nodig om de inzetbaarheid te vergroten en het menselijk kapitaal te verbeteren.

(8)

Het Letse percentage personen waarvoor armoede of sociale uitsluiting dreigt, behoort tot de hoogste in de EU. Er worden voorbereidingen getroffen voor de invoering van een minimuminkomen, maar het is onzeker of het daadwerkelijk zover komt, terwijl de algemene toepassing ervan wordt uitgehold, dit vanwege de begrotingskosten. Verder is de adequaatheid van de bijstandsuitkeringen sinds 2009 niet verbeterd, hetgeen een doeltreffende bestrijding van armoede verhindert. Naar verwachting zal de hervorming van het minimuminkomen de huidige versnippering van de sociale bijstand terugdringen en de arbeidsparticipatie bevorderen.

(9)

De activeringsmaatregelen hebben nog altijd een geringe reikwijdte. Met name langdurig werklozen worden niet goed bereikt. In combinatie met gebrekkige gezondheidszorg en ontoereikende sociale dienstverlening belemmert dit een doeltreffende reïntegratie op de arbeidsmarkt. Door een betere inzet van activeringsmaatregelen zou de arbeidsparticipatie worden bevorderd.

(10)

Door de geringe overheidsfinanciering van gezondheidszorg, intrinsieke structurele tekortkomingen, hoge contante betalingen en suboptimale kosteneffectiviteit krijgt een groot deel van de bevolking niet de zorg die het nodig heeft. Hoewel bepaald is dat kritieke medische gevallen met voorrang toegang tot gezondheidszorg moeten hebben, is de dienstverlening over de hele linie beperkt als gevolg van de financiële krapte.

(11)

Hoewel Letland vooruitgang heeft geboekt met de hervorming van het hoger onderwijs door te voorzien in prikkels die kwaliteit belonen en door een onafhankelijk erkenningssysteem op te zetten, zijn op het gebied van het beroepsonderwijs en -opleiding verbeteringen nodig, waarbij het met name zaak is om de leerprogramma's te hervormen en een regelgevingskader voor werkplekleren op te zetten, teneinde de kwaliteit en beschikbaarheid ervan te verbeteren. De sociale partners kunnen een rol spelen bij de ontwikkeling van leerlingstelsels, overeenkomstig de wet inzake het beroepsonderwijs.

(12)

Investeringen worden belemmerd door knelpunten op het gebied van innovatie, tekortkomingen in het ondernemingsklimaat en de krimp van de beroepsbevolking. Het gebrekkige innovatieklimaat en de gefragmenteerde onderzoeksbasis belemmeren Letlands snelle en efficiënte overgang naar kennisintensievere activiteiten met een hogere toegevoegde waarde. Voorts heeft de geringe bescherming van investeerders bij de toepassing van het insolventierecht, gepaard aan inefficiënties in het overheidsapparaat, een remmende uitwerking op de investeringen.

(13)

De regering heeft een aantal maatregelen genomen om de huidige fragmentatie van de publieke onderzoeksbasis te beperken, de kwaliteit ervan te verbeteren en het innovatievermogen van het bedrijfsleven te bevorderen. Ondanks de vooruitgang investeert zowel de overheid als het bedrijfsleven in vergelijking met het EU-gemiddelde nog steeds bijzonder weinig in onderzoek en innovatie. De onderzoeksbasis moet verder worden geconsolideerd, het aantal onderzoekers moet stijgen en de kwaliteit van onderzoek moet verbeteren. Door de hervormingen op basis van de strategie voor slimme specialisatie onverkort door te voeren en alle bestaande beleidsinstrumenten volledig te benutten, zouden particuliere investeringen in innovatie een stimulans krijgen.

(14)

De insolventieregeling wordt door het bedrijfsleven ervaren als een belemmering voor investeringen, aangezien de uitwinningspercentages laag zijn en weinig toezicht wordt gehouden op curatoren.

(15)

Letland heeft verscheidene succesvolle initiatieven geïntroduceerd om de efficiëntie en kwaliteit van het rechtsstelsel te bevorderen. De regeling ter voorkoming van belangenconflicten bij ambtenaren is weliswaar breed opgezet, maar ook ingewikkeld en weinig flexibel: formele naleving weegt zwaarder dan een beoordeling van een zaak op zich. Bovendien is het bureau voor corruptiebestrijding en -preventie verzwakt door interne spanningen. Deze gaan ten koste van de stabiliteit van het bureau en ondergraven het publieke vertrouwen in zijn optreden en zijn bereidheid om voorrang te geven aan prominente zaken.

(16)

Algemene inefficiënties binnen het overheidsapparaat, die grotendeels het gevolg zijn van het relatief grote personeelsverloop, vertragingen bij de hervorming van de overheidsdiensten en zwak projectbeheer, dragen niet bij tot een aantrekkelijk investeringsklimaat. De beloning in de publieke sector is onvoldoende gekoppeld aan verantwoordelijkheden.

(17)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Letland verricht. Deze analyse is gepubliceerd in het landverslag 2016. Voorts heeft zij zowel het stabiliteitsprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Letland zijn gericht. Daarbij heeft de Commissie niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Letland, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op EU-niveau in toekomstige nationale besluiten. De aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1, 2 en 3 weergegeven.

(18)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma onderzocht en zijn advies (5) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

BEVEELT Letland AAN in 2016 en 2017 de volgende actie te ondernemen:

1.

Ervoor zorgen dat de afwijking van het aanpassingstraject in de richting van de budgettaire middellangetermijndoelstelling in 2016 en 2017 beperkt blijft tot de marge die verband houdt met de systemische pensioenhervorming en de grote structurele hervorming van de zorgsector. Verkleinen van de belastingwig voor de lage inkomens door middel van een groeivriendelijke belastingverschuiving naar milieu- en vastgoedbelastingen en een betere naleving van de belastingregelgeving.

2.

Verbeteren van de adequaatheid van de sociale bijstand en opvoeren van maatregelen die begunstigden ondersteunen bij het vinden en behouden van werk, onder meer door een verhoogde reikwijdte van activeringsmaatregelen. Versnellen van de hervorming van het leerprogramma in het beroepsonderwijs, vaststellen — in overleg met de sociale partners — van een regelgevingskader voor werkplekleren en vergroten van het aanbod ervan. Verbeteren van de toegankelijkheid, kwaliteit en kosteneffectiviteit van het zorgstelsel.

3.

Voortzetten van de consolidatie van onderzoeksinstellingen en stimulansen bieden voor particuliere investeringen in innovatie. Versterken van de regeling ter voorkoming van belangenconflicten en opzetten van een gemeenschappelijk juridisch kader voor al het overheidspersoneel. Aanscherpen van de verantwoordingsplicht van en het openbaar toezicht op curatoren.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

P. KAŽIMÍR


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

(3)  PB C 96 van 11.3.2016, blz. 1.

(4)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(5)  Uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


18.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 299/87


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 12 juli 2016

over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Denemarken en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2016 van Denemarken

(2016/C 299/21)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 november 2015 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2016 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 17-18 maart 2016 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 26 november 2015 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad (2) ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Denemarken niet heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(2)

Op 26 februari 2016 is het landverslag 2016 voor Denemarken gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Denemarken bij de tenuitvoerlegging van de op 14 juli 2015 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede de vooruitgang die Denemarken in de richting van zijn nationale Europa 2020-streefcijfers heeft geboekt.

(3)

Op 26 april 2016 heeft Denemarken zijn nationale hervormingsprogramma 2016 en zijn convergentieprogramma 2016 ingediend. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma's rekening te houden, zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(4)

De betrokken landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de desbetreffende programma's te herzien, en wijzigingen daarop voorstellen indien dit nodig is om de uitvoering van de betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft nadere bijzonderheden over de toepassing van deze bepaling verstrekt in richtsnoeren inzake de toepassing van maatregelen om doeltreffendheid van de Europese structuur- en investeringsfondsen te koppelen aan gezond economisch bestuur.

(5)

Denemarken valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact. In haar convergentieprogramma 2016 gaat de regering uit van een verbetering van het nominale saldo, waarbij in 2020 een begrotingsevenwicht zal worden bereikt. De budgettaire middellangetermijndoelstelling — een structureel tekort van 0,5 % van het bbp — wordt naar verwachting bereikt in 2016. Volgens het convergentieprogramma zal de overheidsschuldquote in 2020 naar verwachting 35,1 % bedragen. Het macro-economische scenario dat aan deze begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is plausibel. Op basis van de voorjaarsprognose 2016 van de Commissie wordt verwacht dat Denemarken in 2016 en 2017 aan de aanbevolen budgettaire aanpassing zal voldoen. Op basis van zijn beoordeling van het convergentieprogramma en rekening houdende met de voorjaarsprognose 2016 van de Commissie is de Raad van oordeel dat Denemarken naar verwachting aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact zal voldoen.

(6)

Een noodzakelijke voorwaarde voor duurzame groei in Denemarken is het veiligstellen van het arbeidsaanbod nu de bevolking vergrijst. Een reeks ingrijpende hervormingen van de arbeidsmarkt in de afgelopen jaren heeft met name tot doel meer arbeidsstimuli te creëren en het actieve arbeidsmarktbeleid efficiënter te maken. Deze hervormingen kunnen bijdragen aan de verwezenlijking van het Europa 2020-streefcijfer inzake werkgelegenheid voor Denemarken en aan de duurzaamheid van het Deense model van de verzorgingsstaat. Toch is het nationale Europa 2020-streefcijfer voor sociale integratie, dat erop gericht is het aantal mensen dat in een huishouden met een zeer lage arbeidsintensiteit leeft, te verminderen, nog lang niet bereikt. Arbeidsmarktintegratie en het verbeteren van de inzetbaarheid van kansarme groepen blijven een uitdaging. Dit geldt vooral voor mensen met een migrantenachtergrond uit derde landen, met inbegrip van wie al lang in Denemarken woont, en voor jongeren met een laag onderwijsniveau. De maatregelen voor integratie in de arbeidsmarkt die in de tripartiete onderhandelingen van 2016 zijn overeengekomen, kunnen de situatie voor nieuw aangekomen vluchtelingen en migranten verbeteren. Toch moeten nog verdere maatregelen worden genomen om andere gemarginaliseerde groepen efficiënter in de arbeidsmarkt te integreren.

(7)

Voor het behoud van het relatief hoge welvaartsniveau in Denemarken is een hogere productiviteitsgroei essentieel. De productiviteitsgroei in de afgelopen twee decennia was evenwel zwak. Een van de factoren die hieraan bijdragen, is het blijvende gebrek aan concurrentie in de binnenlandse dienstensector, vooral in de detailhandel en de bouw. Denemarken moet dan ook de inspanningen ter verbetering van de productiviteit in de bouwsector opvoeren door het wegnemen van obstakels en het waarborgen van evenredige vergunningstelsels waar die nodig worden geacht. Het moet tevens de beperkingen voor detailhandelszaken versoepelen, met name door de uitvoering van de door de regering uitgestippelde hervormingen.

(8)

Sinds de scherpe daling van de particuliere investeringen tijdens de economische crisis is het algemene investeringsniveau in Denemarken laag. Dit is deels toe te schrijven aan lage investeringen in de woningbouw na het uiteenspatten van de vastgoedzeepbel en aan onbenutte capaciteit in het bedrijfsleven. Het stimuleren van investeringen zal Denemarken helpen om zijn economische groei te versterken en zijn productiviteit te verhogen. Er is vastgesteld dat er in de dienstensector en op onderzoeksgebied belemmeringen zijn voor investeringen. De detailhandel en de bouwsector worden geconfronteerd met belemmeringen voor het betreden van de markt, die op hun beurt van invloed zijn op de concurrentie en de productiviteitsgroei. Er zou meer kunnen worden gedaan om de resultaten van universitair onderzoek om te zetten in bedrijfsinnovatie.

(9)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Denemarken verricht. Deze analyse is gepubliceerd in het landverslag 2016. Voorts heeft de Commissie zowel het convergentieprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Denemarken zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Denemarken, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op EU-niveau in toekomstige nationale besluiten. De aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 en 2 weergegeven.

(10)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het convergentieprogramma onderzocht en zijn advies (4) daarover is met name in onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

BEVEELT AAN dat Denemarken in 2016 en 2017 de volgende actie onderneemt:

1.

Respecteren van de budgettaire middellangetermijndoelstelling in 2016, en in 2017 een jaarlijkse budgettaire aanpassing met 0,25 % van het bbp tot stand brengen in de richting van de budgettaire middellangetermijndoelstelling.

2.

Verhogen van de productiviteit en de particuliere investeringen door de concurrentie in de binnenlandse dienstensector te doen toenemen, met name door de markttoegang in de kleinhandel en de bouw te vergemakkelijken. De samenwerking tussen het bedrijfsleven en de universiteiten stimuleren.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

P. KAŽIMÍR


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

(3)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(4)  Uit hoofde van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


18.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 299/90


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 12 juli 2016

over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Slovenië met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2016 van Slovenië

(2016/C 299/22)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 november 2015 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2016 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 17-18 maart 2016 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 26 november 2015 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Slovenië heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen. De aanbeveling van de Raad is op 18-19 februari 2016 door de Europese Raad bekrachtigd en op 8 maart 2016 door de Raad goedgekeurd (3). Als land dat de euro als munt heeft, en gelet op de nauwe verwevenheid van de economieën in de economische en monetaire unie, moet Slovenië ervoor zorgen dat de aanbeveling tijdig en volledig wordt opgevolgd.

(2)

Op 26 februari 2016 is het landverslag 2016 voor Slovenië gepubliceerd. Daarin werden de vorderingen beoordeeld die Slovenië bij de uitvoering van de op 14 juli 2015 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede de vooruitgang die de lidstaat in de richting van zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt. Het bevatte ook de diepgaande evaluatie die op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 is uitgevoerd. Op 8 maart 2016 heeft de Commissie de resultaten van de diepgaande evaluatie gepresenteerd. Op basis van haar analyse concludeert de Commissie dat Slovenië met macro-economische onevenwichtigheden wordt geconfronteerd. Zwakke punten in de banksector, de schuldenlast van het bedrijfsleven, het gebrek aan investeringen en de risico's voor de budgettaire houdbaarheid op lange termijn zijn kwetsbare aspecten die moeten worden verholpen. Het vertrouwen is teruggekeerd in de Sloveense banksector. Toch blijft de kredietgroei negatief en is het niveau van probleemleningen nog steeds relatief hoog. Het is belangrijk dat Slovenië de risico's voor de budgettaire houdbaarheid ten gevolge van de toenemende druk op de gezondheidszorg en de pensioenstelsels aanpakt en de toegenomen overheidsschuld terugdringt. Belemmeringen voor investeringen moeten verder worden verminderd, met name bij de overheid. Men moet de sociale partners sterker betrekken bij het vormgeven en uitvoeren van structurele hervormingen, in het bijzonder op het gebied van pensioenen, gezondheidszorg, langdurige zorg en arbeidsmarktbeleid.

(3)

Op 15 april 2016 heeft Slovenië zijn nationale hervormingsprogramma 2016 en zijn stabiliteitsprogramma 2016 ingediend. Op grond van de onderlinge verbanden tussen beide programma's zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(4)

De betrokken landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de desbetreffende programma's te herzien, en wijzigingen daarop voorstellen indien dit nodig is om de uitvoering van de betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft nader toegelicht hoe zij deze bepaling zal toepassen in richtsnoeren inzake de toepassing van maatregelen om de doeltreffendheid van de Europese structuur- en investeringsfondsen te koppelen aan gezond economisch bestuur.

(5)

In het stabiliteitsprogramma 2016 van Slovenië wordt aangegeven dat de uitzonderlijke instroom van vluchtelingen aanzienlijke gevolgen heeft voor de begroting en wordt afdoende bewijs geleverd voor de omvang en de aard van die extra kosten voor de begroting. Volgens de Commissie bedroegen de in aanmerking komende extra uitgaven 0,06 % van het bbp in 2015 en worden deze momenteel voor 2016 op 0,07 % van het bbp geschat. Op grond van de bepalingen van artikel 5, lid 1, en artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97 worden deze extra uitgaven toegestaan, voor zover de instroom van vluchtelingen een uitzonderlijke gebeurtenis is, de gevolgen ervan voor de Sloveense overheidsfinanciën aanzienlijk zijn en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën niet in gevaar wordt gebracht wanneer een tijdelijke afwijking van het aanpassingstraject in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn wordt toegestaan. Terwijl deze bepaling voor 2015 niet van toepassing is aangezien Slovenië zich in de buitensporigtekortprocedure bevond, zal voor 2016 in het voorjaar van 2017 een definitieve beoordeling, met inbegrip van de in aanmerking komende bedragen, worden gemaakt op grond van de waargenomen gegevens die de Sloveense autoriteiten zullen verstrekken.

(6)

Ingevolge de intrekking van de buitensporigtekortprocedure is Slovenië aan het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact en aan de overgangsregel voor de schuld onderworpen. In zijn stabiliteitsprogramma 2016 rekent de regering met een geleidelijke verbetering van het nominale saldo van 2,2 % van het bbp in 2016 naar 0,4 % van het bbp in 2019. De begrotingsdoelstelling op middellange termijn — een begroting in structureel evenwicht, die niet in overeenstemming is met de vereisten van het stabiliteits- en groeipact — zal naar verwachting worden bereikt in 2020, buiten de prognoseperiode van het programma. Het herberekende structurele saldo (5) wijst echter op een structureel tekort van 1,2 % van het bbp in 2019. Volgens het stabiliteitsprogramma zal de overheidsschuldquote naar verwachting dalen tot 80,2 % van het bbp in 2016 en verder tot 73,8 % van het bbp in 2019. Het macro-economische scenario dat aan deze begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is plausibel. De maatregelen die nodig zijn om vanaf 2017 de geplande tekortdoelstellingen te ondersteunen, zijn echter niet voldoende gespecificeerd. Volgens de voorjaarsprognose 2016 van de Commissie wordt de outputgap van Slovenië in 2017 geraamd op 1,8 % van het bbp, terwijl de potentiële groei naar verwachting 1,1 % en de reële groei naar verwachting 2,3 % van het bbp zal bedragen. Op deze basis luidt de evaluatie dat voor Slovenië in 2017 „goede tijden” aanbreken, waarbij een structurele aanpassing van 1 % van het bbp vereist is. In het specifieke geval van Slovenië bestaat echter significante onzekerheid over de berekening van de potentiële groei en van de outputgap wegens de specifieke situatie van de arbeidsmarkt, de bijzonder sterke economische recessie in 2008-2013 en de structurele hervormingen die in uitvoering zijn. Alternatieve ramingen van de outputgap die betrekking hebben op een langere prognoseperiode, waarin de lopende herziening van de ramingsmethode tot uiting komt, zouden wijzen op een rustiger profiel van outputgap voor Slovenië, hetgeen betekent dat het voorbarig is te oordelen dat de Sloveense economie in 2017 „goede tijden” tegemoetgaat. Het zou derhalve meer aangewezen zijn om in de huidige situatie voor 2017 een structurele inspanning in overeenstemming met „normale tijden” te vragen. Er blijkt een risico te zijn op enige afwijking van de aanbevolen aanpassing in de richting van de middellangetermijndoelstelling in 2016 en, bij ongewijzigd beleid, een significante afwijking in 2017. De conclusie voor 2016 zou niet veranderen ingeval de gevolgen voor de begroting van de uitzonderlijke instroom van vluchtelingen van de evaluatie werden uitgesloten. Verwacht wordt dat Slovenië in 2016 zal voldoen aan de overgangsregel voor de schuld, en daar in 2017 in grote lijnen aan zal voldoen. Op basis van zijn beoordeling van het stabiliteitsprogramma en rekening houdend met de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie is de Raad van oordeel dat het risico bestaat dat Slovenië niet aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact zal voldoen. Daarom zullen verdere maatregelen nodig zijn om de naleving in 2016 en 2017 te garanderen.

(7)

In juli 2015 heeft het parlement de wet inzake de budgettaire regels aangenomen. Er moet echter nog een onafhankelijke begrotingsraad worden benoemd die toezicht zal houden op de uitvoering van de regels. Voorts moet nog werk worden gemaakt van de herziening van de wet inzake de overheidsfinanciën hetgeen noodzakelijk is om volledig uitvoering te geven aan de wet inzake de budgettaire regels, om een wettelijke status te verlenen aan de meerjarige aanpak van het begrotingswerk.

(8)

Met het hoge niveau van overheidsschuld van ruim boven de 60 % van het bbp is Slovenië kwetsbaar voor groei- en renteschokken. Tegelijkertijd vergrijst de bevolking van Slovenië sneller dan in de meeste lidstaten. Slovenië heeft af te rekenen met hoge risico's voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn; de indicator voor het houdbaarheidstekort op lange termijn is immers de hoogste van alle lidstaten, als gevolg van de verwachte stijging van de overheidsuitgaven in verband met pensioenen, gezondheidszorg en langdurige zorg. De verwachte overheidsuitgaven voor pensioenen liggen hoger dan in alle andere lidstaten en zullen volgens de ramingen toenemen van 11,8 % in 2013 tot 15,3 % van het bbp in 2060. De afhankelijkheidsratio van ouderen zal naar verwachting meer dan verdubbelen tussen 2013 en 2060, wat aanzienlijke druk op de pensioenstelsels meebrengt. De te verwachten impliciete verplichtingen in verband met de vergrijzingskosten tonen welke uitdagingen de verouderende bevolking op lange termijn meebrengt. Daarnaast kunnen wat de toereikendheid betreft in de toekomst problemen worden verwacht voor werknemers met een onvolledige loopbaan; een groeiend aantal personen heeft nl. een onvolledige of korte loopbaan, mede vanwege hun late toetreding tot de arbeidsmarkt, hun arbeidsprestaties in tijdelijke banen en het lage niveau van bijdragen. Een witboek over pensioenen werd in april 2016 gepubliceerd en zal dienen als basis voor een brede openbare raadpleging. De resultaten van de raadpleging zullen worden verwerkt in een nieuwe pensioenhervorming die binnen de huidige zittingsperiode van het parlement dient te worden goedgekeurd, onmiddellijk startend met een overeenkomst met de sociale partners over belangrijke onderdelen van de hervorming, zijnde de pensioengerechtigde leeftijd, het niveau van de pensioenen, de indexering en de optimalisering van de tweede pijler.

(9)

De overheidsuitgaven voor langdurige zorg zullen volgens de verwachtingen tegen 2060 meer dan verdubbelen als gevolg van de vergrijzing. Dit vormt voor Slovenië een grote uitdaging voor de budgettaire houdbaarheid. Het aandeel van de bevolking van 80 jaar en ouder zal naar verwachting verdrievoudigen, van 4,6 % in 2013 tot 12,4 % in 2060. Tussen 2003 en 2013 zijn de totale uitgaven voor langdurige zorg met 85 % gestegen, waarbij de particuliere uitgaven sneller stijgen dan de overheidsuitgaven. Er is geen geïntegreerd stelsel voor langdurige zorg in Slovenië. Slovenië spitst zijn uitgaven toe op formele voordelen in natura en de meeste uitgaven gaan naar institutionele zorg meer dan naar thuiszorg, hoewel beide cijfers onder het EU-gemiddelde liggen. Er is aanzienlijke speelruimte om de kosteneffectiviteit van de gezondheidszorg te verbeteren door striktere maatregelen om de eerstelijnszorg beter te laten functioneren als „poortwachter”, met een verschuiving van intramurale naar extramurale gezondheidszorg, meer efficiëntie en beter beheer van ziekenhuizen, vlotter verloop van de processen voor gunning en betaling van contracten, ontwikkeling van betere kosteninformatie voor de aanpassing van de ingevoerde diagnosegerelateerde groepen en verdere uitwerking van het kader voor kwaliteitsbewaking. Aanbestedingen gebeuren niet vaak gezamenlijk en er wordt sterk gefocust op het gunningscriterium „laagste prijs”. De algemene evaluatie van het stelsel voor gezondheidszorg werd afgerond en de regering en het parlement keurden respectievelijk einde 2015, maart 2016 een resolutie goed met het plan 2016-2025 voor nationale gezondheidszorg. De resolutie behelst een strategisch plan voor de ontwikkeling van de gezondheidszorg. Een aantal van de erin vervatte maatregelen worden nu uitgevoerd terwijl voorstellen voor andere belangrijke bindende uitvoeringsmaatregelen in voorbereiding zijn en nog moeten worden ingediend. Voorts blijft het onduidelijk of de hervorming aandacht zal hebben voor belangrijke vraagstukken zoals ingebouwde automatische stabilisatieregelingen, die inkomstenschommelingen in de conjunctuurcyclus zouden opvangen, en de toegang tot en de kwaliteit van de dienstverlening. De goedkeuring van de wet langdurige zorg en de wet gezondheidszorg en zorgverzekering is herhaaldelijk uitgesteld en de huidige routekaart voor de vaststelling van deze wetgeving blijkt optimistisch voor de tweede helft van 2016.

(10)

De arbeidsmarktprestaties verbeteren geleidelijk en de sociale omstandigheden zijn gestabiliseerd. De creatie van banen is goed op gang gekomen en de werkloosheid is aan het dalen. De arbeidsparticipatie van oudere en laaggeschoolde werknemers blijft echter een uitdaging. Langdurig werklozen vertegenwoordigen nog steeds meer dan de helft van alle werklozen en een aanzienlijk deel onder hen is laaggeschoold of ouder dan 50 jaar. De richtsnoeren voor maatregelen inzake actief arbeidsmarktbeleid 2016-2020 vormen een voortzetting van de tot nog toe gevolgde aanpak, maar de uitgaven voor dit beleidsterrein blijven laag. In november 2015 werden tijdelijke vrijstellingen van sociale premies ten laste van werkgevers goedgekeurd voor nieuw aangeworven werknemers van meer dan 55 jaar. Verdere maatregelen om het arbeidsleven te verlengen, onder meer door aanpassing van de werkomgeving, die eveneens van belang zijn voor de houdbaarheid van het pensioenstelsel, zullen naar verwachting in 2016 worden voorgesteld. De groei van de lonen is gelijke tred blijven houden met de productiviteitswinsten en is het externe concurrentievermogen blijven ondersteunen. In november 2015 heeft het parlement een door de vakbonden voorgestelde wet aangenomen waarin het minimumloon opnieuw werd gedefinieerd met uitsluiting van bepaalde bonussen. Ten gevolge daarvan hebben werkgeversorganisaties zich uit het sociaal pact teruggetrokken, hetgeen de sociale dialoog aanmerkelijk verzwakt.

(11)

Er is vooruitgang geboekt bij de herschikking van oninbare leningen, ook al blijven deze op een hoog niveau in vergelijking met de periode vóór de crisis. Slovenië heeft een aantal beleidsmaatregelen genomen om de houdbaarheid van de banksector te verbeteren. De maatregelen hebben onder meer betrekking op de versterking van de capaciteit van banken om oninbare leningen weg te werken en actiemodellen met specifieke streefdoelen voor het terugdringen van oninbare leningen. Slovenië heeft ook diverse maatregelen ingevoerd ter beheersing van het kredietrisico. Medio 2016 worden positieve resultaten verwacht. Toch blijft het beleid op de korte termijn prioritair gericht op de verdere afwikkeling van de oninbare leningen en het beheer van kredietrisico's. De operationele en financiële herstructurering van grote ondernemingen is voltooid en de raamovereenkomsten voor herstructurering staan onder voortdurende controle. De Bank Asset Management Company (BAMC) is volledig operationeel en haar strategie voor 2017-2022 is vastgesteld. Hoewel de BAMC vorderingen heeft gemaakt in de sanering van haar leningenportefeuille, blijft er een significant risico voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën bestaan. In 2015 droegen haar activiteiten met 1 % van het bbp bij tot het overheidstekort van 2,9 %. Het toezicht op de activiteiten van de BAMC blijkt ontoereikend omdat de autoriteiten het tekort van deze onderneming in 2015 met 0,7 % van het bbp aanzienlijk hebben onderschat en niet op de hoogte bleken van het niveau van de door de BAMC gerealiseerde afschrijvingen. Er zijn ook aanvullende herstructureringsinstrumenten beschikbaar. Samen met aanzienlijke vorderingen bij de herstructurering van grote ondernemingen heeft Slovenië een aanvang gemaakt met de herstructurering van een aantal kleine en middelgrote ondernemingen. De richtsnoeren voor de herstructurering van kmo's worden momenteel door de banken uitgevoerd. Wat de toegang tot financiering voor kleine, middelgrote en micro-ondernemingen betreft, is er vooruitgang geboekt. De toegang tot alternatieve financieringsbronnen zoals durfkapitaal is niettemin beperkt. Ondanks de toenemende beschikbaarheid van schuld- en vermogensinstrumenten op de markt zijn kleine bedrijven nog steeds te afhankelijk van bankleningen. Dat segment is daarom zeer gevoelig voor ontwikkelingen op de kredietmarkt.

(12)

De groei van de investeringen is de afgelopen jaren stilgevallen, hetgeen de economische output en de vooruitzichten op toekomstige groei in Slovenië beperkt. De particuliere investeringen zijn tijdens de economische crisis sterk teruggelopen en het aandeel daarvan in het bbp is sindsdien gedaald. Terwijl de overheidsinvesteringen sterk afhankelijk zijn van de dynamiek van EU-fondsen, zijn meer productieve investeringen noodzakelijk om economische groei te stimuleren en te ondersteunen. De buitenlandse directe investeringen zijn de afgelopen twee jaar sterk gegroeid in Slovenië, hetgeen hoofdzakelijk te danken is aan intensievere privatiseringsinspanningen. Toch wordt het ondernemingsklimaat in Slovenië nog gehinderd door de lopende schuldafbouw en een hoog niveau van administratieve lasten, met name in de bouwsector en op het gebied van ruimtelijke ordening en naleving van de belastingwetgeving, maar ook ten gevolge van de restrictieve regeling voor toegang tot en uitoefening van gereglementeerde beroepen, hetgeen de instroom van investeringen belemmert. Om het zakendoen in Slovenië te vergemakkelijken moet het vertrouwen van de ondernemingswereld worden versterkt en moeten inefficiënties binnen het overheidsapparaat en bureaucratie ten gevolge van de grote aantallen wetten en regels en de talrijke wetswijzigingen, verder worden weggewerkt. Van de maatregelen ter vermindering van de administratieve lasten die in het enig document van de regering zijn vermeld, is ongeveer de helft uitgevoerd maar hebben een aantal relevante maatregelen, in het bijzonder met betrekking tot bouwvergunningen en ruimtelijke ordening, vertraging opgelopen.

(13)

De strategie 2015-2020 voor de ontwikkeling van het openbaar bestuur, die is aangenomen als onderdeel van Sloveniës naleving van de voorwaarden voor toegang tot Europese structuur- en investeringsfondsen voor de periode 2014-2020, heeft betrekking op verschillende portefeuilles, waardoor interministeriële coördinatie van essentieel belang is, wil de strategie naar behoren en tijdig worden uitgevoerd. In februari 2016 heeft de regering het tweede tussentijds verslag over de uitvoering van het programma „nultolerantie voor corruptie” goedgekeurd. Bij de uitvoering van dat programma is enige vooruitgang geboekt. Bepaalde maatregelen van het programma (gezamenlijke overheidsaanbestedingen voor gezondheidszorg, onderzoek van criminaliteit in de banksector en vaststelling van de wet voor integriteit en preventie van corruptie) hebben echter vertraging opgelopen. De voorgenomen wijziging van de wet inzake integriteit en corruptiepreventie zal een kans bieden om de werking van de commissie voor corruptiepreventie te verbeteren, omdat kwesties met betrekking tot geloofwaardigheid en efficiënte werking aandacht krijgen. In het justitiële stelsel is de duur van rechtszaken verder ingekort en is het aantal hangende zaken, komende van zeer hoge niveaus, teruggedrongen, hetgeen deels te danken is aan een kleiner aantal binnenkomende zaken. De daling is tot op zekere hoogte ook toe te schrijven aan wijzigingen in de procedurele en statistische behandeling van handhavingszaken. Het Hooggerechtshof gaat verder met het actualiseren van bedrijfsprocessen in rechtbanken en met het hervormen van casemanagementsystemen. Ondanks een verbeterd insolventiekader, dat bedrijven meer kansen tot reorganisatie biedt, blijven liquidatieprocedures slepend lang en inefficiënt.

(14)

De staatsinmenging in de economie blijft groot. De overheid is de grootste werkgever, vermogensbeheerder en houder van bedrijfsschuld in Slovenië. Als reactie op de aanbevelingen die dienaangaande tussen 2012 en 2015 tot de lidstaat werden gericht, heeft Slovenië een nieuw kader voor de Sloveense overheidsholding opgesteld. Dit bevat een strategie voor het beheer van staatseigendom, een reeks prestatiecriteria voor activa en een beheersplan voor 2016. Dit stelsel vormt een aanvulling op de nieuwe code corporate governance voor staatsbedrijven die eind 2014 werd goedgekeurd. De strategie bevestigt de omvang van de huidige overheidsinmenging in de economie en spitst zich in sterkere mate toe op het verbeteren van prestaties van staatsbedrijven. Daarom is het des te belangrijker dat de herziene kaderregeling door de Sloveense overheidsholding wordt geïmplementeerd om te zorgen voor scheiding van de eigendoms- en regulerende functies van de overheid en het professionele beheer van staatsbedrijven. Dit moet samen met de verdere privatisering van geselecteerde activa de voorwaardelijke verplichtingen verminderen voor de begroting op dit gebied. De privatisering van de Nova Ljubljanska Banka (NLB) moet in 2016 worden gelanceerd in overeenstemming met het beheersplan van de Sloveense overheidsholding.

(15)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Slovenië verricht. Deze analyse is gepubliceerd in het landverslag 2016. Voorts heeft zij zowel het stabiliteitsprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Slovenië zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Slovenië, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op EU-niveau in toekomstige nationale besluiten. De aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 4 weergegeven.

(16)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma onderzocht en zijn advies (6) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling (1) weergegeven.

(17)

In het licht van de diepgaande evaluatie door de Commissie en van deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma en het stabiliteitsprogramma onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in de onderstaande aanbevelingen 1, 3 en 4 weergegeven.

BEVEELT AAN dat Slovenië in 2016 en 2017 de volgende actie onderneemt:

1.

Na de correctie van het buitensporig tekort een jaarlijkse budgettaire aanpassing van 0,6 % van het bbp realiseren in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn in 2016 en in 2017. Een middellangetermijnbegrotingsdoelstelling vaststellen in overeenstemming met de vereisten van het stabiliteits- en groeipact. Het begrotingskader versterken, onder meer door de aanstelling van een onafhankelijke begrotingsraad en de wijziging van de wet inzake de overheidsfinanciën. De hervorming van de stelsels voor langdurige zorg en gezondheidszorg voltooien en implementeren, door deze kostenefficiënter te maken om zo de houdbaarheid op lange termijn van toegankelijke, hoogwaardige gezondheidszorg te garanderen. Uiterlijk eind 2017 de nodige maatregelen nemen om te zorgen voor de houdbaarheid en de toereikendheid van het pensioenstelsel op de lange termijn.

2.

In overleg met de sociale partners de inzetbaarheid van laaggeschoolde en oudere werknemers vergroten, onder meer via gerichte maatregelen voor een leven lang leren en activering.

3.

De financieringsvoorwaarden voor kredietwaardige bedrijven verbeteren, onder meer door duurzame afwikkeling van oninbare leningen en toegang tot alternatieve financieringsbronnen te bevorderen. Zorgen voor correcte uitvoering van de strategie van het agentschap voor het beheer van bankactiva.

4.

Maatregelen nemen om de overheidsdiensten te moderniseren en de administratieve lasten voor het bedrijfsleven te verminderen. De governance en de prestaties van staatsbedrijven verbeteren.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

P. KAŽIMÍR


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  PB C 96 van 11.3.2016, blz. 1.

(4)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(5)  Het structurele saldo zoals de Commissie dat op basis van de informatie in het stabiliteitsprogramma heeft herberekend volgens de algemeen aanvaarde methode.

(6)  Uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


18.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 299/96


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 12 juli 2016

over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Kroatië en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2016 van Kroatië

(2016/C 299/23)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 november 2015 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven voor het Europees semester 2016 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 17-18 maart 2016 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 26 november 2015 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Kroatië heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(2)

Op 26 februari 2016 is het landverslag 2016 voor Kroatië gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Kroatië bij de tenuitvoerlegging van de op 14 juli 2015 door de Raad aangenomen landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede de vooruitgang die Kroatië richting de nationale Europa 2020-streefcijfers heeft geboekt. Het bevatte ook de diepgaande evaluatie die op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 is uitgevoerd. Op 8 maart 2016 heeft de Commissie de resultaten van de diepgaande evaluatie gepresenteerd. Op basis van haar analyse concludeert de Commissie dat Kroatië met buitensporige macro-economische onevenwichtigheden wordt geconfronteerd. Het is met name van cruciaal belang dat in de context van hoge werkloosheid de kwetsbaarheden als gevolg van de hoge staats-, bedrijfs- en buitenlandse schuld worden aangepakt. Andere zwakke punten die specifieke beleidsmaatregelen vereisen, zijn de budgettaire governance, de governance van staatsbedrijven, de efficiëntie van het overheidsapparaat en de afwikkeling van oninbare leningen.

(3)

Op 28 april 2016 heeft Kroatië zijn nationale hervormingsprogramma 2016 en zijn convergentieprogramma 2016 ingediend. Op grond van de onderlinge verbanden tussen beide programma's zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd. Het nationaal hervormingsprogramma vormt een behoorlijk ambitieuze hervormingsagenda die, indien zij binnen de vooropgestelde termijnen volledig wordt uitgevoerd, de macro-economische onevenwichtigheden kan helpen aanpakken. Het programma bevat een lijst van maatregelen voor een beter beheer van de overheidsfinanciën, de gezondheidssector en het ondernemingsklimaat, en toezeggingen voor ambitieuze hervormingen van het overheidsapparaat, het pensioenstelsel, de sociale bescherming en een betere governance in staatsbedrijven. Op grond van de beoordeling van de beleidsvoornemens van Kroatië is het in dit stadium niet nodig de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden te verscherpen.

(4)

In de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen voor de periode 2014-2020 is rekening gehouden met de relevante landspecifieke aanbevelingen. Overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) kan de Commissie een lidstaat verzoeken de partnerschapsovereenkomst en de relevante programma's te evalueren en wijzigingen voor te stellen indien dat noodzakelijk is om de uitvoering van de relevante aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft ter zake nadere bijzonderheden verstrekt in richtsnoeren over de toepassing van de maatregelen waarin de doeltreffendheid van de Europese structuur- en investeringsfondsen wordt gekoppeld aan behoorlijk economisch bestuur.

(5)

Kroatië valt momenteel onder het corrigerende deel van het stabiliteits- en groeipact. Volgens haar convergentieprogramma 2016 verwacht de regering dat het nominale tekort in 2016 onder 3 % van het bbp zal uitkomen, namelijk op 2,6 %, en dat het daarna verder zal dalen tot 1,0 % van het bbp in 2019. Bovendien verwacht de regering dat de middellangetermijndoelstelling voor de begroting — een structureel tekort van 1,75 % van het bbp — gedurende de gehele programmaperiode zal worden behaald. De overheidsschuldquote bereikte in 2015 een hoogste punt van 86,7 %, maar volgens het convergentieprogramma zou dit geleidelijk afnemen tot 80,0 % in 2019. Op het eerste gezicht voldoen de programmaprognoses voor de overheidsschuldquote aan de schuldreductiebenchmark. Hoewel het macro-economische scenario dat aan deze begrotingsprognoses ten grondslag ligt, in reële termen plausibel is, wordt daarin uitgegaan van een hogere nominale bbp-groei dan voorspeld in de prognoses van de Commissie, vooral voor 2016. De voorspelde daling van de schuldquote berust met andere woorden op gunstige prognoses van de nominale groei. Bovendien wordt hiervoor gerekend op significante schuldverlagende stock-flow aanpassingen uit de verkoop van financiële activa, die onvoldoende gespecificeerd zijn. Voorts worden de maatregelen die nodig zijn ter ondersteuning van de voorgenomen tekortdoelstellingen na 2017 veelal niet nader toegelicht. Uitgaande van de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie zou het overheidstekort in 2016 2,7 % van het bbp bedragen, wat in overeenstemming is met de in de aanbeveling van de Raad van 21 januari 2014 overeenkomstig artikel 126, lid 7, VWEU opgenomen nominale tekortdoelstelling. De in het kader van de buitensporigtekortprocedure aanbevolen begrotingsinspanning zal naar verwachting worden gerealiseerd. De prognoses van de Commissie wijzen daarentegen niet op naleving van de toekomstgerichte schuldreductiebenchmark. Daar waar een structurele aanpassing van 0,2 % van het bbp in 2017 voldoende zou zijn om de budgettaire middellangetermijndoelstelling te realiseren, zou een grotere structurele aanpassing nodig zijn om de schuldreductiebenchmark te halen. Met name lijkt gezien de hoge schuldenlast en de huidige conjunctuur in Kroatië een aanpassing met meer dan de benchmark van 0,5 % van het bbp aangewezen. De verwachting is momenteel dat het structurele saldo in 2017 zal verslechteren met 0,2 % van het bbp. Op basis van zijn beoordeling van het convergentieprogramma en rekening houdend met de voorjaarsprognose 2016 van de Commissie is de Raad van mening dat het risico aanwezig is dat Kroatië niet aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact voldoet. Daarom zijn extra maatregelen nodig om naleving in 2017 te bewerkstelligen.

(6)

De Kroatische begrotingsplanning vertoont nog steeds grote tekortkomingen, ondanks enkele verbeteringen door de wijziging van de begrotingswet in 2015. De koppeling tussen het meerjarenbegrotingskader en de jaarlijkse begroting blijft zwak en er zijn geen duidelijke regels voor het veranderen van de begrotingsplannen in de loop van het jaar. De strategische planning van afzonderlijke begrotingseenheden wordt niet systematisch gecontroleerd en biedt onvoldoende ondersteuning voor de afstemming van beleidsprioriteiten op de budgettaire middellangetermijndoelstellingen. In het begrotingsproces wordt weinig aandacht besteed aan de aanzienlijke transacties die buiten de begroting om plaatsvinden en aan boekhoudkundige aanpassingen die gevolgen hebben voor het overheidstekort en de staatsschuld. De becijferde begrotingsregels worden momenteel herzien. Een van de belangrijkste uitdagingen is ze werkbaarder te maken en beter af te stemmen op het stabiliteits- en groeipact. Er zijn ook inspanningen nodig om de statistische basis van de begrotingsplanning te verbeteren.

(7)

Het Comité Begrotingsbeleid, dat toezicht houdt op de naleving van de begrotingsregels op nationaal niveau, heeft nauwe banden met de nationale begrotingsautoriteiten en is onderbemand. In deze omstandigheden zijn de politieke en functionele onafhankelijkheid niet gewaarborgd. Een herziening van de institutionele structuur en van het mandaat van het Comité Begrotingsbeleid is aangekondigd voor het derde kwartaal van 2016.

(8)

Kroatië is gestart met een hervorming van het stelsel van gemeentebelastingen, die wordt voorgesteld als onderdeel van een bredere hervorming van de belasting op onroerend goed. De totale inkomsten uit periodieke belastingen op onroerend goed en gemeentebelastingen zijn relatief laag in verhouding tot het bbp.

(9)

De belangrijkste uitdagingen zijn de hoge achterstallige belastingschulden, btw-fraude en de zwarte economie. Er worden maatregelen getroffen om de belastingnaleving te verbeteren, zoals de ontwikkeling van een systeem voor compliancerisicobeheer. Er is echter nog steeds weinig informatie over de doeltreffendheid van de genomen maatregelen.

(10)

De overheidsschuld is hoog en neemt nog steeds toe, waardoor een toekomstgerichte proactieve aanpak van het schuldbeheer onontbeerlijk is. Binnenkort wordt volgens de planning een schuldbeheerstrategie voor de periode 2016-2018 aangenomen. Het ontbreekt Kroatië echter nog steeds aan een meer overkoepelende aanpak van het schuldbeheer, met onder meer jaarlijkse herzieningen waarin rekening wordt gehouden met marktontwikkelingen, een passende risicobeheerstrategie en de versterking van de functie die de hiermee samenhangende taken moet uitvoeren.

(11)

Een groot deel van de beroepsbevolking neemt niet deel aan de arbeidsmarkt. Een van de hoofdredenen hiervoor is vervroegde uittreding, ook door mannen in de meest actieve leeftijdsgroep. Werknemers kunnen vijf volledige jaren vóór de wettelijke pensioenleeftijd vervroegd uittreden en financiële stimulansen om tot die leeftijd (en erna) te werken zijn gering. Bovendien voorziet het pensioenstelsel in een aantal bijzondere bepalingen voor specifieke categorieën van werknemers en zijn er genereuze mogelijkheden voor vervroegde uittreding voor bepaalde beroepsgroepen. De wettelijke pensioenleeftijd voor mannen en vrouwen wordt gelijkgeschakeld en verhoogd tot 67 jaar, maar dit gebeurt slechts langzaam. Zowel de huidige als de toekomstige pensioenen zijn weinig toereikend en leiden tot een hoog risico op armoede op oudere leeftijd, met name bij werknemers met een korte loopbaan.

(12)

Het probleem van de hoge inactiviteit wordt nog verergerd door de hoge werkloosheid; de lage benutting van het arbeidspotentieel remt de groei af. De jeugdwerkloosheid blijft een belangrijk probleem en wijst op zwakke punten in het onderwijsstelsel; ook is er nog ruimte voor verbetering van de doeltreffendheid, de controle en de evaluatie van de jongerengarantie. Het percentage langdurig werklozen is recentelijk gedaald, maar is nog ongeveer twee keer zo hoog als het EU-gemiddelde. De participatiegraad op het gebied van een leven lang leren blijft erg laag als gevolg van het onvoldoende ontwikkelde stelsel voor volwassenenonderwijs.

(13)

Er zijn regionale verschillen in uitgaven per capita voor sociale bescherming en inconsistenties wat betreft de criteria om in aanmerking te komen voor algemene en specifieke sociale bescherming. Bovendien gaat slechts een klein deel van het totale budget voor sociale bescherming naar de nationale minimuminkomensregeling. Dit leidt tot inefficiëntie en biedt onvoldoende bescherming aan de armsten. De hervorming van het socialezekerheidsstelsel heeft vertraging opgelopen op het vlak van de consolidatie van de uitkeringen en de invoering van een éénloketsysteem voor dienstverlening op het gebied van sociale bescherming.

(14)

De functionele verdeling van overheidsbevoegdheden tussen de centrale en de lokale niveaus is complex en het systeem is versnipperd. De toewijzing van gedecentraliseerde administratieve taken aan lokale overheden is niet in overeenstemming met hun budgettaire capaciteiten. Hierdoor worden deze sterk afhankelijk van overdrachten van de centrale overheid, terwijl er grote regionale verschillen blijven bestaan op het vlak van openbare dienstverlening. De versnippering van de overheidsdiensten weegt op de dienstverlening, het ondernemingsklimaat en de doeltreffendheid van de overheidsuitgaven. Er is in wezen geen vooruitgang geboekt met de hervorming van de overheid. Er is een rechtskader gecreëerd voor de vrijwillige fusie van lokale overheden, maar er zijn geen stimulansen om voor deze optie te kiezen. De rationalisering van het systeem van overheidsinstellingen vordert langzaam.

(15)

De lonen in de overheidssector worden bepaald aan de hand van bepalingen inzake complexiteit van de job, secundaire arbeidsvoorwaarden en loontoeslagen die voor elke instelling verschillend zijn. Dit beperkt de controle van de overheid over de loonkosten en gaat ten koste van de efficiëntie van de publieke sector. Aangezien de publieke sector voor een relatief groot deel van de totale werkgelegenheid zorgt, is de loonontwikkeling in deze sector ook relevant voor de economie in bredere zin.

(16)

Staatsbedrijven maken een groot deel van de economie uit. Door tekortkomingen op het gebied van bestuur, zoals het gebrek aan passend toezicht op de prestaties, ligt de winstgevendheid van staatsbedrijven nog steeds aanzienlijk lager dan die van vergelijkbare particuliere ondernemingen, hetgeen negatieve gevolgen heeft voor de overheidsfinanciën. Beursnotering van aandelen van overheidsbedrijven kan helpen om hun corporate governance te verbeteren, met name door versterking van de rapportage- en internecontrolemechanismen. Er is het voorbije jaar trage vooruitgang geboekt met de stappen om staatsbedrijven voor particuliere investeerders open te stellen.

(17)

De nationale stimuleringsbank „Kroatische bank voor wederopbouw en ontwikkeling (HBOR)”, een door de staat gecontroleerde entiteit, kan een cruciale rol spelen bij het herstel van Kroatië. De kredieten die de bank verstrekt, zouden in aanzienlijke mate investeringen kunnen aanmoedigen en tegelijk het marktfalen verhelpen. Er is behoefte aan een passend regelgevend kader en een degelijke corporate governance om haar operationele risico's te beperken, vooral omdat de HBOR in toenemende mate rechtstreeks kredieten verstrekt.

(18)

De onafhankelijke kwaliteitsbeoordeling van de activa in HBOR's kredietportefeuille die de overheid in 2017 wil laten uitvoeren, is alvast een stap om de bovengenoemde uitdagingen aan te pakken. Intussen is het noodzakelijk de op HBOR toepasselijke toezichts- en verantwoordingsmechanismen te versterken.

(19)

Als gevolg van onder meer ontoereikende administratieve capaciteit, omslachtige procedures en het beperkte aantal uitvoeringsklare projecten, was de absorptiegraad van de Europese structuur- en investeringsfondsen tot dusver laag.

(20)

Het Kroatische ondernemingsklimaat heeft nog steeds te lijden onder grote tekortkomingen die het investeringsklimaat ondermijnen. Het ondernemingsklimaat wordt verder gehinderd door de vele parafiscale heffingen voor bedrijven. De regelgeving voor dienstverleners en gereglementeerde beroepen blijft restrictief. Er gelden beperkingen voor de toegang tot en de uitoefening van bepaalde gereglementeerde beroepen, bijvoorbeeld voor juristen en belastingadviseurs. Kroatië heeft de noodzakelijkheid en de evenredigheid van deze beperkingen geëvalueerd, maar de tenuitvoerlegging van maatregelen is uitgesteld. Voorts zien gereglementeerde beroepen en bedrijven zich geconfronteerd met hoge administratieve lasten.

(21)

Ook de instabiele regelgeving en de als laag ervaren kwaliteit van de wetgeving hebben een nadelige invloed op het ondernemingsklimaat. Door de lange procedures, de aanzienlijke vertragingen en de inconsistente jurisprudentie, staan het rechtssysteem, en met name de handelsrechtbanken, voor kwaliteits- en efficiëntie-uitdagingen. De ICT-systemen zijn onvoldoende ontwikkeld, met name voor de communicatie met partijen bij gerechtelijke procedures en de elektronische verzending van gerechtelijke stukken.

(22)

De afwikkeling van oninbare leningen is van cruciaal belang om de totale schuldenlast in de economie af te bouwen. Daartoe zijn belangrijke stappen gezet door de pre-insolventie- en insolventiekaders voor bedrijven te versterken en een procedure van persoonlijke faillietverklaring in te voeren. Het effect van deze nieuwe kaders moet nauwkeurig worden opgevolgd. De juridische onzekerheid met betrekking tot de fiscale behandeling van afschrijvingen vormt echter nog steeds een belemmering voor de vlotte afwikkeling van de uitstaande oninbare leningen van de banken.

(23)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Kroatië verricht. Deze analyse is gepubliceerd in het landverslag 2016. Voorts heeft de Commissie zowel het convergentieprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Kroatië zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Kroatië, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op EU-niveau in toekomstige nationale besluiten. De aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 5 weergegeven.

(24)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het convergentieprogramma onderzocht en zijn advies daarover (4) is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

(25)

In het licht van de diepgaande evaluatie door de Commissie en van deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma en het convergentieprogramma onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 5 weergegeven.

BEVEELT AAN dat Kroatië in 2016 en 2017 de volgende actie onderneemt:

1.

Zorgen voor een duurzame correctie van het buitensporig tekort tegen 2016. Vervolgens in 2017 een jaarlijkse begrotingsaanpassing van ten minste 0,6 % van het bbp realiseren. Uitzonderlijke meevallers gebruiken om de overheidsschuldquote sneller af te bouwen. Tegen september 2016 de becijferde begrotingsregels, alsook de onafhankelijkheid en het mandaat van het Comité Begrotingsbeleid versterken. Uiterlijk eind 2016 de begrotingsplanning verbeteren en het meerjarig begrotingskader versterken. Uiterlijk eind 2016 van start gaan met een hervorming van de periodieke belastingen op onroerend goed. Het kader voor het beheer van de overheidsschuld versterken. Een strategie voor het beheer van de schuld voor de periode 2016-2018 goedkeuren en beginnen met de uitvoering ervan.

2.

Uiterlijk eind 2016 maatregelen nemen om vervroegde uittreding te ontmoedigen, de overgang naar een hogere wettelijke pensioenleeftijd bespoedigen en de pensioenregelingen voor specifieke beroepscategorieën in overeenstemming brengen met de algemene regelingen. Passende bij- en omscholingsmaatregelen treffen met als doel een verhoogde inzetbaarheid van de beroepsbevolking, met name van laaggeschoolden en langdurig werklozen, te bewerkstelligen. De sociale uitkeringen consolideren, met inbegrip van bijzondere regelingen, door de criteria om voor uitkeringen in aanmerking te komen te uniformiseren, het beheer ervan integreren en de steun concentreren op de meest behoeftigen.

3.

Uiterlijk eind 2016 van start gaan met het terugdringen van de versnippering en het verbeteren van de functionele verdeling van overheidsbevoegdheden om de efficiëntie te vergroten en de regionale verschillen op het vlak van openbare dienstverlening af te bouwen. In overleg met de sociale partners de loonschalen in alle geledingen van de overheid en de overheidsdiensten harmoniseren. Vorderingen maken met het afstoten van staatseigendommen en het toezicht op de prestaties van staatsbedrijven en de verantwoordingsplicht van het bestuur versterken, onder meer door vooruitgang te boeken inzake de beursnotering van staatsbedrijven.

4.

De parafiscale heffingen aanzienlijk verminderen. Ongerechtvaardigde regels opheffen die de toegang tot en uitoefening van gereglementeerde beroepen beperken. De administratieve last voor ondernemingen verminderen.

5.

Maatregelen treffen om de kwaliteit en efficiëntie van het gerechtelijk apparaat in handelsrechtbanken en administratieve rechtbanken te verhogen. De afwikkeling van oninbare leningen vergemakkelijken, met name door de fiscale behandeling ervan te verbeteren.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

P. KAŽIMÍR


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(4)  Uit hoofde van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


18.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 299/101


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 12 juli 2016

over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Luxemburg en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2016 van Luxemburg

(2016/C 299/24)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 november 2015 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2016 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 17-18 maart 2016 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 26 november 2015 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad (2) ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Luxemburg niet heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen. Die aanbeveling is op 18-19 februari 2016 door de Europese Raad bekrachtigd en op 8 maart 2016 door de Raad goedgekeurd (3). Als land dat de euro als munt heeft en in het licht van de grote onderlinge verwevenheid tussen de economieën van de economische en monetaire unie, dient Luxemburg ervoor te zorgen dat aan deze aanbevelingen volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven.

(2)

Op 26 februari 2016 is het landverslag voor Luxemburg gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Luxemburg bij de tenuitvoerlegging van de op 14 juli 2015 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede de vooruitgang die Luxemburg richting de nationale doelstellingen van Europa 2020 heeft geboekt.

(3)

Op 29 april 2016 heeft Luxemburg zijn nationale hervormingsprogramma 2016 en zijn stabiliteitsprogramma 2016 ingediend. Op grond van de onderlinge verbanden tussen beide programma's zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(4)

Relevante landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen voor de periode 2014-2020. Zoals bepaald in artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) kan de Commissie, wanneer het noodzakelijk is om de uitvoering van de desbetreffende aanbevelingen van de Raad te ondersteunen, een lidstaat verzoeken de partnerschaps-overeenkomst en de betrokken programma's te evalueren en wijzigingen voor te stellen. De Commissie heeft nadere bijzonderheden ter zake verstrekt in richtsnoeren over de toepassing van de maatregelen om de doeltreffendheid van de Europese structuur- en investeringsfondsen te koppelen aan gezond economisch bestuur.

(5)

Luxemburg valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact. Volgens haar stabiliteitsprogramma 2016 wil de regering in 2017 een begrotingsevenwicht bereiken en in de daaropvolgende jaren geringe overschotten boeken, tot 0,4 % van het bbp in 2020. De budgettaire middellangetermijndoelstelling zal gedurende de gehele programmaperiode worden gehaald. In zijn stabiliteitsprogramma kondigt Luxemburg echter aan dat de budgettaire middellangetermijndoelstelling zal veranderen van een structureel overschot van 0,5 % van het bbp tot en met 2016 in een structureel tekort van 0,5 % van het bbp vanaf 2017. Volgens het stabiliteitsprogramma zal de overheidsschuldquote naar verwachting geleidelijk stijgen tot 23,5 % van het bbp in 2020. Het macro-economische scenario dat aan deze begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is plausibel, behalve voor 2017 en 2018, waarvoor het optimistisch is. Op basis van de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie zou het structurele overschot dalen tot 1,4 % van het bbp in 2016 en tot 0,3 % van het bbp in 2017, waarmee het boven het niveau van de budgettaire middellangetermijndoelstelling blijft. Toekomstige afwijkingen zouden worden getoetst aan de vereiste om het structurele saldo op het niveau van de middellangetermijndoelstelling te houden, teneinde de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn, met name op het gebied van de pensioenen, te waarborgen. Op basis van zijn beoordeling van het stabiliteitsprogramma en rekening houdend met de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie is de Raad van mening dat Luxemburg naar verwachting aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact zal voldoen.

(6)

De Luxemburgse autoriteiten hebben de hoofdlijnen bekendgemaakt van een grootschalige belastinghervorming, die in 2017 in werking zou moeten treden.. Die hervorming voorziet voornamelijk in wijzigingen op het gebied van de directe belastingen, zowel voor particulieren als voor ondernemingen. Zij heeft tot doel het tarief van de vennootschapsbelasting geleidelijk omlaag te brengen (om het concurrentievermogen te vergroten) en meer progressiviteit in de inkomstenbelasting in te bouwen (voor meer billijkheid). Tegelijkertijd houdt de verhoging van bepaalde belastinguitgaven, met name met betrekking tot huisvesting, het risico in van een versmalling van de belastinggrondslag. Sommige internationale ontwikkelingen kunnen eveneens gevolgen hebben voor het ontwerp van het Luxemburgse belastingstelsel en tonen de kwetsbaarheid van ten minste een deel van de belastinginkomsten aan. Om de voorspelbaarheid van die inkomsten te verzekeren, zou de belastinggrondslag verder kunnen worden verbreed, met name door de huidige lage belasting op woningbezit te herzien en door beter gebruik te maken van alternatieve inkomstenbronnen, zoals milieubelastingen. In dit opzicht maakt de intrekking van de octrooibox een zekere verbreding van de heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting mogelijk. De goedkeuring en tenuitvoerlegging van de belastinghervormingen zal nauwlettend verder worden gemonitord in het kader van het Europees semester.

(7)

De Luxemburgse autoriteiten hebben getracht de economie te diversifiëren, in het besef van de risico's die verbonden zijn aan een grote afhankelijkheid van de financiële sector. Gezien 's lands hoge arbeidskosten schuilt het potentieel om alternatieve bronnen van groei aan te spreken in activiteiten met een hogere toegevoegde waarde. Een succesvolle diversifiëring van de Luxemburgse economie hangt derhalve in grote mate af van de sectoren die minder gevoelig zijn voor arbeidskosten. Deze sectoren steunen in belangrijke mate op onderzoek en innovatie, die gewoonlijk hoogtechnologisch en kennisintensief zijn. Ook een verdere uitbreiding van de reeds succesvolle niet-financiële dienstensector zou de diversifiëring van de economie in de hand kunnen werken. Door investerings- en innovatiebelemmerende factoren die de economische ontwikkeling afremmen, terug te dringen of weg te nemen, zou het innovatiepotentieel ten volle kunnen worden benut en de diversifiëring worden bevorderd. Hoewel de overheidsinvesteringen boven het gemiddelde van de eurozone liggen, zijn de particuliere investeringen ondermaats. Een hoog investeringsniveau aanhouden is van essentieel belang om groeivooruitzichten te bewaren. Uit de analyse in het landverslag blijkt dat Luxemburg van alle lidstaten de meest restrictieve regelgeving heeft voor zakelijke dienstverlening en retailvestigingen. De belangrijkste beperkingen zijn vereisten inzake aandeelhouderschap, het stemrecht en multidisciplinaire beperkingen in de sector zakelijke dienstverlening, en operationele vereisten en vestigingsvoorwaarden in de detailhandel.

(8)

De aanhoudende stijging van de woningprijzen in de afgelopen decennia zou, samen met de sterke bevolkings- en werkgelegenheidsdynamiek die de komende jaren wordt verwacht, de voorziene toename van het inwonertal en de beroepsbevolking kunnen doorkruisen. Dit vooruitzicht is des te waarschijnlijker daar de economie grotendeels afhankelijk is van de instroom van hooggekwalificeerde werknemers uit de buurlanden, die goed zijn voor ongeveer een derde van de totale werkgelegenheid. De prijsdynamiek van residentieel vastgoed wordt gevoed door niet op elkaar aansluiten van vraag en aanbod, met name door het gebrek aan onmiddellijk beschikbare en betaalbare woningen. Het tekort aan bouwgrond en de suboptimale administratieve afhandeling van bouwvergunningsprocedures remmen de flexibiliteit van het woningaanbod af. Door het starre woningaanbod zal een groot deel van de in het huidige beleid beschikbare belastingsubsidies waarschijnlijk in de woningprijzen worden doorgerekend. Ook zouden de inspanningen om sociale huisvesting tegen betaalbare prijzen aan te bieden, kunnen worden opgevoerd. De huidige woningmarkt weerhoudt gezinnen er niet alleen van zich in Luxemburg te vestigen; zij vergroot ook het probleem van verkeerscongestie en vervuiling. De nieuwe bevolkingsprognoses in het vergrijzings-verslag 2015 verhogen ook de druk om knelpunten weg te werken die investeringen op het gebied van vervoer en huisvesting belemmeren en zouden tot uiting moeten komen in de op komst zijnde vier sectorale plannen voor huisvesting, vervoer, zones met een economische bestemming en groene ruimte.

(9)

De totstandbrenging van economische diversificatie zou kunnen worden afgeremd doordat de lonen in een aantal sectoren niet meestijgen met de productiviteit. Dit beperkt het actieterrein nog meer, voornamelijk tot sectoren met een hoge toegevoegde waarde. In het afgelopen decennium zijn de loonkosten per eenheid product in Luxemburg sneller gestegen dan in de meeste lidstaten van de eurozone. De in de gehele economie toegepaste automatische loonindexering is een factor die loonverschillen tussen de sectoren beperkt en kan het in aanmerking nemen van productiviteitsverschillen in de weg staan. De aanhoudend lage inflatie heeft echter geleid tot een vertraging van de automatische loonaanpassing en heeft bijgedragen tot loonmatiging. Tegelijk met de geringe loonontwikkelingen en de sterke toename van de output is het kostenconcurrentievermogen minder sterk gedaald. In deze omstandigheden is het zaak de loonontwikkelingen in de gaten te houden.

(10)

Leeftijdsgerelateerde geldelijke verplichtingen blijven een risico op de lange termijn, met name wat de pensioenlasten betreft. Luxemburg heeft beperkte vooruitgang geboekt met het dichten van de kloof tussen de wettelijke en de effectieve pensioenleeftijd door vervroegde uittreding te beperken. In juli 2015 is een wetsontwerp tot wijziging van de regelingen voor vervroegde uittreding bij het parlement ingediend. Hoewel één regeling afgeschaft zal worden, zullen de voorwaarden om in aanmerking te komen voor andere stelsels voor vervroegde pensionering ten dele versoepeld worden. Een wet op de herkwalificatie van werknemers met een arbeidsbeperking is in juli 2015 goedgekeurd en wordt sinds 1 januari 2016 ten uitvoer gelegd. De wet biedt werknemers met een arbeidsbeperking meer mogelijkheden om actief te blijven op de arbeidsmarkt en leidt bijgevolg tot een daling van het aantal vervroegd gepensioneerden. Vervroegde uittreding blijft wijdverbreid en de stimulansen om langer te werken zijn beperkt. Een echte strategie inzake leeftijdsbeleid om oudere werknemers langer aan het werk te houden en hen stimulansen en vaardigheden te geven om opnieuw aan het werk te gaan, ontbreekt nog steeds. Het „leeftijdspact”, dat erop gericht is ondernemingen met meer dan 150 werknemers oudere werknemers langer in dienst te laten houden, wordt nog besproken in het parlement.

(11)

Volgens de pensioenhervorming van 2012 moet de houdbaarheid van het pensioenstelsel om de vijf jaar na goedkeuring van deze hervorming worden gecontroleerd en geëvalueerd. De regering heeft haar voornemen bevestigd om de evaluatie te vervroegen naar 2016 — in plaats van 2017, zoals aanvankelijk gepland — en heeft een werkgroep pensioenen opgericht om de evaluatie uit te voeren. Er is geen vooruitgang geboekt wat betreft de eerdere aanbeveling van de Raad om de wettelijke pensioenleeftijd aan de levensverwachting te koppelen. Luxemburg is de enige lidstaat waar voor de periode 2013-2060 geen verdere verhoging van de wettelijke en vervroegde pensioenleeftijd is vastgelegd. In het vergrijzingsverslag 2015 wordt de verwachte stijging van de leeftijdsgerelateerde uitgaven naar beneden bijgesteld, maar dit wordt vrijwel uitsluitend verklaard door gunstigere bevolkingsprognoses, in een context waarin geen nieuwe hervormingen zijn aangenomen. Zelfs na de herziening behoort de verwachte stijging van de pensioenuitgaven nog steeds tot de hoogste in de Unie. Bovendien loopt Luxemburg risico's door de verwachte stijging van de uitgaven voor langdurige zorg, die in verhouding tot het bbp tot de hoogste van alle lidstaten behoren. Dit lijkt dan weer te worden veroorzaakt door de naar verwachting sterkste stijging van het aandeel zorgbehoevenden tegen 2060 in de Unie. Er zijn voorbereidende werkzaamheden verricht voor een hervorming die de houdbaarheid van de verzekering voor langdurige zorg op lange termijn moet garanderen.

(12)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Luxemburg verricht. Deze analyse is gepubliceerd in het landverslag 2016. Voorts heeft de Commissie zowel het stabiliteitsprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Luxemburg zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Luxemburg, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op EU-niveau in toekomstige nationale besluiten. De aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 en 2 weergegeven.

(13)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma onderzocht en is hij van mening (5) dat Luxemburg naar verwachting aan het stabiliteits- en groeipact zal voldoen.

BEVEELT AAN dat Luxemburg in 2016 en 2017 de volgende actie onderneemt:

1.

De pensioenen op lange termijn houdbaar maken door de daadwerkelijke pensioenleeftijd te verhogen en vervroegde uittreding te beperken, door meer stimulansen te creëren om langer te blijven werken, en door de wettelijke pensioenleeftijd te koppelen aan veranderingen in de levensverwachting.

2.

Investerings- en innovatiebelemmerende factoren wegnemen die de economische ontwikkeling van de sector zakelijke dienstverlening afremmen. Knelpunten aanpakken die een belemmering vormen voor investeringen in woningen.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

P. KAŽIMÍR


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

(3)  PB C 96 van 11.3.2016, blz. 1.

(4)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(5)  Uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


18.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 299/105


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 12 juli 2016

over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Malta en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2016 van Malta

(2016/C 299/25)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 november 2015 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2016 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 17-18 maart 2016 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 26 november 2015 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad (2) ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Malta niet genoemd heeft als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen. Deze aanbeveling is op 18-19 februari 2016 door de Europese Raad bekrachtigd en op 8 maart 2016 door de Raad goedgekeurd. (3) Als land dat de euro als munt heeft, en gelet op de nauwe verwevenheid van de economieën in de economische en monetaire unie moet Malta ervoor zorgen dat de aanbeveling tijdig en volledig wordt opgevolgd.

(2)

Op 26 februari 2016 is het landverslag 2016 voor Malta gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Malta bij de uitvoering van de door de Raad op 14 juli 2015 vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede de vooruitgang die Malta richting zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt.

(3)

Op 15 april 2016 heeft Malta zijn nationale hervormingsprogramma 2016 en zijn stabiliteitsprogramma 2016 ingediend. Op grond van de onderlinge verbanden tussen beide programma's zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(4)

De betrokken landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de desbetreffende programma's te herzien, en wijzigingen daarop voorstellen indien dit nodig is om de uitvoering van de betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft nadere bijzonderheden over de toepassing van deze bepaling verstrekt in richtsnoeren inzake de toepassing van maatregelen om de doeltreffendheid van de Europese structuur- en investeringsfondsen te koppelen aan gezond economisch bestuur.

(5)

Malta valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact en is onderworpen aan de schuldregel. In het stabiliteitsprogramma 2016 van Malta zet de regering plannen uiteen om het nominale saldo te verbeteren tot een overschot van 0,1 % van het bbp in 2019. Het structurele saldo zal geleidelijk verbeteren, zodat de budgettaire middellangetermijndoelstelling van Malta — een structureel begrotingsevenwicht — in 2019 wordt bereikt. Volgens het stabiliteitsprogramma zal de overheidsschuldquote naar verwachting in 2016 dalen tot 62,6 % en daarna verder dalen tot 55,5 % in 2019. Het macro-economische scenario dat aan deze begrotingsprojecties ten grondslag ligt, is voor 2016 plausibel en voor de periode 2017-2019 voorzichtig. De maatregelen die nodig zijn om de geplande tekortstreefdoelen vanaf 2017 te ondersteunen, zijn niet voldoende gespecificeerd. Op basis van de voorjaarsprognose 2016 van de Commissie is er een groot risico op een aanzienlijke afwijking van de aanbevolen aanpassing in de richting van de middellangetermijndoelstelling voor de jaren 2015 en 2016 tezamen, die voornamelijk een gevolg zijn van de ontsporing in 2015 waarvoor in 2016 moet worden gecorrigeerd, en bij gelijkblijvend beleid in 2017. De ontsporing in 2015 is gedeeltelijk te verklaren door de plotselinge toename van de investeringen, voornamelijk als gevolg van de uitzonderlijk hoge absorptiegraad van EU-middelen in de aanloop naar de afsluiting van de programmerings-periode 2007-2013. Om de afwijking over de tweejarige periode 2015-2016 te verminderen, zijn in het stabiliteitsprogramma 2016 aanvullende maatregelen voor 2016 opgenomen die nog niet in de voorjaarsprognose 2016 van de Commissie konden worden opgenomen. Deze maatregelen zijn erop gericht om de primaire uitgaven te verminderen (met 0,16 % van het bbp), met name ten aanzien van de beloning van werknemers, intermediair verbruik en kapitaaloverdrachten. Bovendien zijn de ramingen van enkele maatregelen aan de ontvangstenzijde voor de periode 2016-2019 herzien om rekening te houden met recentere informatie, alsmede met de werkelijke effecten van de maatregelen voor 2015. Samen hebben deze maatregelen een netto tekortverminderend effect van 0,2 % van het bbp. Vergeleken met de voorspelling van de Commissie zou het meerekenen van deze maatregelen de structurele inspanning verbeteren, en de pijler van het structurele saldo zou dan gemiddeld een geringe afwijking te zien geven over de beide jaren 2015 en 2016, terwijl er voor 2017 toch een risico op een aanzienlijke afwijking zou blijven bestaan. Verwacht wordt dat Malta zowel in 2016 als in 2017 aan de schuldreductiebenchmark zal voldoen. Op basis van zijn beoordeling van het stabiliteitsprogramma en rekening houdend met de voorjaarsprognose 2016 van de Commissie, is de Raad van mening dat er een risico bestaat dat Malta niet aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact zal voldoen. Daarom zijn nadere maatregelen nodig om in 2016 en 2017 naleving te garanderen.

(6)

De langetermijnhoudbaarheid van de openbare financiën in Malta blijft een uitdaging. Dat is voornamelijk toe te schrijven aan de budgettaire gevolgen van de uitgaven in verband met de vergrijzing, zoals de gezondheidszorg, de langdurige zorg en de pensioenen. Het pensioenstelsel wordt geconfronteerd met de tweeledige uitdaging om houdbaar te blijven en tegelijkertijd te zorgen voor toereikende pensioeninkomens. De pensioenuitgaven lagen in 2013 onder het EU-gemiddelde, namelijk 9,6 % van het bbp, maar deze zullen naar verwachting oplopen tot 12,8 % van het bbp in 2060, waarmee het dan een van de hoogste percentages in de Unie zal zijn. In maart 2016 heeft de regering verschillende maatregelen vastgesteld om de houdbaarheid en de toereikendheid van het pensioenstelsel aan te pakken, maar de gevolgen voor de begroting zijn nog niet beoordeeld. Om de doelmatigheid van het systeem te verbeteren, blijft het nationale niet-premievrije minimumpensioen zich in 2016 ontwikkelen, totdat het in 2027 uiteindelijk 60 % van het mediane inkomen bedraagt en de dekking ervan is uitgebreid. De doeltreffendheid van de hervorming zal afhangen van het behoud van de inzetbaarheid van de oudere leeftijdsgroepen. Behalve de overheidsuitgaven voor pensioenen, stijgen ook die voor de gezondheidszorg en de langdurige zorg naar verwachting sneller dan het EU-gemiddelde, met respectievelijk 2,1 % en 1,2 % van het bbp. De autoriteiten hebben een nationale gezondheidszorgstrategie vastgesteld en houden momenteel de gezondheidsuitgaven tegen het licht, om de uitgaven efficiënter te maken. Deze inspanningen hebben echter nog steeds niet tot concrete besparingen geleid. De houdbaarheid op de lange termijn zou gebaat zijn bij het gebruik van de potentiële besparingen om de verwachte toename van de uitgaven op te vangen.

(7)

Er zijn aanzienlijke investeringen gedaan, maar de onderwijs- en opleidingsresultaten liggen nog steeds onder het streefcijfer. Dit heeft gevolgen voor de kwaliteit van het arbeidsaanbod en de arbeidsmarktparticipatie. Het opleidingsniveau van de Maltese beroepsbevolking is nog steeds een van de laagste in de Unie. Malta voert momenteel een alomvattende strategie voor een leven lang leren uit, maar de deelname aan programma's voor een leven lang leren is nog steeds beperkt, met name onder mensen met een laag opleidingsniveau. Uitdagingen op dit gebied zijn onder meer een gerichte voorlichting, een betere toegang tot opleiding en partnerschappen tussen onderwijs- en opleidingsinstellingen en werkgevers. Een wet tot oprichting van een instituut voor de continue professionele ontwikkeling van leerkrachten (het instituut voor onderwijs) is in 2015 goedgekeurd. De belangrijkste doelstellingen van het instituut zijn: i) leraren de vaardigheden geven die zij nodig hebben bij hun dagelijkse beroepsactiviteiten, ii) dienen als centrum waar opleiders elkaar kunnen ontmoeten en hun ervaringen met anderen kunnen delen, en iii) het vergroten van leiderschap op onderwijsgebied. Dat instituut is thans operationeel aan het worden en zal naar verwachting in belangrijke mate voorzien in de behoeften inzake professionele ontwikkeling van leerkrachten. De vorderingen op dit gebied zullen moeten worden gemonitord.

(8)

Afgezien van eenmalige grootschalige projecten in 2014 en 2015, zijn de investeringen in Malta teruggelopen door de structurele veranderingen in de economie, en omdat er sprake is van enkele knelpunten. Dat hangt grotendeels samen met het toenemende belang van de dienstensector, die minder kapitaalintensief is, waardoor de toekomstige investerings-behoeften van de economie geringer worden. Niettemin blijven de investeringen in Malta achter, omdat sommige problemen voortduren, zoals de ontoereikende innovatiecapaciteit, het bestaan van knelpuntberoepen, inefficiëntie van delen van het openbaar bestuur en het justitiële apparaat, de administratieve lasten en de slechte doorstroming van het verkeer.

(9)

De logistieke en de vervoersinfrastructuur vormen de belangrijkste belemmeringen voor buitenlandse investeringen. Voor de Maltese economie zijn de vervoerskosten de belangrijke externe kosten. Deze zijn vooral het gevolg van een inefficiënt gebruik van het vervoersnetwerk van het land en van het ontbreken van echte alternatieven voor het gebruik van personenauto's. Bovendien vormen het grote aantal particuliere voertuigen, de vervuiling en de verkeerscongestie een uitdaging voor de houdbaarheid van de nationale vervoerssector. Er is nog geen alomvattende strategie uitgevoerd, ondanks het feit dat de ontwikkeling van een nationale vervoersstrategie en een masterplan een voorwaarde is voor de toegang tot de Europese structuur- en investeringsfondsen (2014-2020), die zullen worden gebruikt voor de cofinanciering van investeringen op het gebied van vervoer.

(10)

De regering heeft verschillende maatregelen genomen ter verbetering van de toegang tot financiering voor het midden- en kleinbedrijf (mkb). Deze maatregelen waren gericht op aandelenkapitaal en risicokapitaal, dat de afgelopen jaren als knelpunt was aangemerkt. Daarnaast omvatten de toekomstige maatregelen het opzetten van een centraal kredietregister en een ontwikkelingsbank, en de lancering door de effectenbeurs van Malta van een platform dat specifiek bedoeld is om het mkb te helpen via de kapitaalmarkt financiële middelen aan te trekken. Malta heeft nog problemen op het gebied van de toegang tot niet-bancaire instrumenten, maar het mkb in Malta profiteert van een beter financieringsklimaat dan grote delen van het mkb in andere EU-lidstaten.

(11)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Malta verricht. Deze analyse is gepubliceerd in het landverslag 2016. Voorts heeft de Commissie zowel het stabiliteitsprogramma als het nationale hervormings-programma doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Malta zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Malta, maar heeft zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op EU-niveau in toekomstige nationale besluiten. De aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen (1) en (2) weergegeven.

(12)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma onderzocht en zijn advies (5) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling (1) weergegeven.

BEVEELT AAN dat Malta in 2016 en 2017 de volgende actie onderneemt:

1.

Met het oog op een hoog risico op een significante afwijking, in 2016 en 2017 een jaarlijkse budgettaire aanpassing van 0,6 % van het bbp in de richting van de budgettaire middellangetermijndoelstelling bereiken door de noodzakelijke structurele maatregelen te nemen. Maatregelen om de langetermijnhoudbaarheid van de openbare financiën te garanderen, intensiveren.

2.

Maatregelen nemen om het arbeidsaanbod te versterken, in het bijzonder door middel van grotere deelname van laaggeschoolden aan een leven lang leren.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

P. KAŽIMÍR


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

(3)  PB C 96 van 11.3.2016, blz. 1.

(4)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(5)  Uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


18.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 299/109


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 12 juli 2016

over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Portugal en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2016 van Portugal

(2016/C 299/26)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 november 2015 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2016 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 17-18 maart 2016 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 26 november 2015 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Portugal heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen. Deze aanbeveling is op 18-19 februari 2016 door de Europese Raad bekrachtigd en op 8 maart 2016 door de Raad goedgekeurd (3). Als land dat de euro als munt heeft, en gelet op de nauwe verwevenheid van de economieën in de economische en monetaire unie, moet Portugal ervoor zorgen dat de aanbeveling tijdig en volledig wordt opgevolgd.

(2)

Op 26 februari 2016 is het landverslag 2016 voor Portugal gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Portugal bij de uitvoering van de door de Raad op 14 juli 2015 vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede de vooruitgang die Portugal richting zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt. Het landverslag bevatte ook een op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 uitgevoerde diepgaande evaluatie. Op 8 maart 2016 heeft de Commissie de resultaten van de diepgaande evaluatie gepresenteerd. Op basis van haar analyse concludeert de Commissie dat er in Portugal sprake is van macro-economische onevenwichtigheden. Met name de hoge netto externe verplichtingen, de private en publieke schulden en het hoge percentage oninbare leningen vormen kwetsbaarheden in een context van hoge werkloosheid. Er blijven lacunes in het beleid bestaan met betrekking tot product- en dienstenmarkten, schuldherstructurering van bedrijven, budgettaire kwesties en specifieke segmenten van de arbeidsmarkt.

(3)

Op 29 april 2016 heeft Portugal zijn nationale hervormingsprogramma 2016 en zijn stabiliteitsprogramma 2016 ingediend. Op grond van de onderlinge verbanden tussen beide programma's zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd. Het Portugese nationale hervormingsprogramma geeft blijk van voldoende ambitie om de buitensporige onevenwichtigheden aan te pakken, bevat geschikte maatregelen om de concurrentiekracht te bevorderen en de particuliere schuld af te bouwen en verwijst naar de uitdagingen in het landverslag 2016 en de aanbevelingen voor de eurozone die gericht zijn op de noodzaak om de investeringen een nieuwe impuls te geven en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te waarborgen. Indien zij volledig en spoedig ten uitvoer worden gelegd, kunnen deze maatregelen bijdragen tot het aanpakken van de macro-economische onevenwichtigheden die Portugal ondervindt. Op basis van de beoordeling van de beleidsvoornemens van Portugal is er in dit stadium geen intensivering van de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden vereist.

(4)

De betrokken landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de desbetreffende programma's te herzien en wijzigingen voor te stellen indien dit nodig is om de uitvoering van de betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft nadere bijzonderheden over de toepassing van deze bepaling verstrekt in richtsnoeren inzake de toepassing van maatregelen om de doeltreffendheid van de Europese structuur- en investeringsfondsen te koppelen aan gezond economisch bestuur.

(5)

Portugal valt momenteel onder het corrigerende deel van het stabiliteits- en groeipact. Portugal heeft zijn buitensporig tekort in 2015 niet binnen de vastgestelde termijn weten te corrigeren en heeft evenmin de door de Raad aanbevolen begrotingsinspanning verwezenlijkt. In haar stabiliteitsprogramma 2016 is de regering voornemens het buitensporige tekort te corrigeren en een nominaal tekort te bereiken van 2,2 % van het bbp in 2016. Zodra een duurzame correctie van het buitensporige tekort is bewerkstelligd, wordt Portugal onderworpen aan het preventieve deel en de overgangsregel voor de schuld. Het (herberekende (5)) structurele saldo zal naar verwachting met slechts 0,35 % van het bbp per jaar verbeteren, hetgeen onder de voor de periode 2016-2020 vereiste verbetering van 0,6 % van het bbp ligt, en de begrotingsdoelstelling op middellange termijn — een structureel overschot van 0,25 % van het bbp — zal naar verwachting niet binnen de looptijd van het programma worden verwezenlijkt. Volgens het stabiliteitsprogramma zal de overheidsschuldquote naar verwachting dalen tot 124,8 % in 2016 en vervolgens verder teruglopen tot 110,3 % in 2020. Het macro-economische scenario dat aan deze budgettaire projecties ten grondslag ligt, is vrij optimistisch. Bovendien zijn de maatregelen die moeten worden genomen om de vanaf 2017 geplande tekortdoelstellingen te halen, onvoldoende gespecificeerd. Op basis van de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie bedraagt het overheidstekort in 2016 naar verwachting 2,7 % van het bbp (minder dan de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp) en in 2017 2,3 % van het bbp. Aangezien het structurele tekort naar verwachting lichtjes zal stijgen in 2016 en 2017, is de begrotingsinspanning niet in overeenstemming met de vereisten van het stabiliteits- en groeipact. Voorts zal Portugal volgens de prognose in 2017 niet aan de overgangsregel voor de schuld voldoen. Op basis van zijn beoordeling van het stabiliteitsprogramma en rekening houdend met de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie is er volgens de Raad een risico dat Portugal niet aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact zal voldoen. Daarom zullen verdere maatregelen moeten worden genomen om in 2016 en 2017 de naleving van de vereisten van het stabiliteits- en groeipact te waarborgen.

(6)

Overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1467/97 volgt de Commissie regelmatig de tenuitvoerlegging van de maatregelen die Portugal heeft genomen naar aanleiding van de aanbeveling van de Raad van 21 juni 2013 op grond van artikel 126, lid 7, VWEU; de Commissie zal de Raad dan ook de passende stappen aanbevelen die in het kader van de buitensporigtekortprocedure moeten worden gezet.

(7)

Met een tijdige en onverkorte uitvoering van de hervormde budgettaire kaderwet, de wet op de beheersing van de verplichtingen en verdere verbeteringen op het vlak van de belastinginning en de uitgavencontrole kan aanzienlijk worden bijgedragen tot de verwezenlijking van de vereiste begrotingsaanpassing. Portugal wordt geconfronteerd met de tweeledige uitdaging om de budgettaire houdbaarheid op lange termijn van de gezondheidszorg tot stand te brengen en tegelijkertijd het niveau van toegang tot de gezondheidszorg te handhaven door middel van efficiëntieverbeteringen in het stelsel. Hoewel het aandeel van de overheidsuitgaven voor gezondheidszorg in Portugal in verhouding tot de totale uitgaven één van de laagste in de Unie is, is de verwachte stijging van de overheidsuitgaven voor de gezondheidszorg met 2,5 % van het bbp tegen 2060 de hoogste. Met het oog op het aanpakken van de uitdagingen voor de houdbaarheid op lange termijn in de gezondheidszorg zijn nog geen alomvattende maatregelen genomen om ziektepreventie en een volksgezondheidsbeleid te bevorderen en evenmin om een vroegtijdige en goedkopere eerstelijnsgezondheidszorg uit te bouwen. Op korte termijn blijft een nauwkeurige begrotingsplanning en -uitvoering in ziekenhuizen met het oog op het wegwerken van achterstallen een belangrijke uitdaging. Hoewel de houdbaarheid op lange termijn van het pensioenstelsel in het kader van de recente hervormingen is aangepakt, zijn de problemen op korte en middellange termijn nog niet verholpen. Het openbare pensioenstelsel wordt gekenmerkt door een grote afhankelijkheid van overdrachten uit de begroting en ongelijkheden tussen de generaties. Vertragingen bij de uitvoering en lacunes in het beleid belemmeren nog steeds de budgettaire houdbaarheid van overheidsbedrijven, in het bijzonder in de vervoersector. Het versterken van efficiëntiebevorderende maatregelen in de herstructureringsplannen van deze overheidsbedrijven blijft cruciaal bij het realiseren van bezuinigingen.

(8)

Aanzienlijke inspanningen zijn geleverd om belastingontwijking tegen te gaan door de efficiëntie van de belastingdiensten verder te verbeteren. Er zijn maatregelen genomen om belastingfraude te bestrijden, gegevensuitwisseling met financiële instellingen te verbeteren en het kader voor de strijd tegen witwassen van geld te versterken. Ondanks de geboekte vooruitgang is er nog steeds ruimte om de naleving van de belastingwetgeving te verbeteren. Een hervorming van de belastingdiensten om deze efficiënter te laten werken, zou eveneens de investeringen bevorderen.

(9)

De algemene loonontwikkelingen waren gematigd, hetgeen in overeenstemming is met de hoge werkloosheid en de noodzaak om een herstel van het extern evenwicht te bevorderen, en sporen met de productiviteitsgroei op middellange termijn. Collectieve onderhandelingen op sectoraal niveau hebben deze trend ondersteund, hoewel de kenmerken van het stelsel voor het voeren van collectieve loononderhandelingen de reikwijdte van de aanpassingen op ondernemingsniveau nog steeds beperken. In een context van lage inflatie en hoge werkloosheid is het minimumloon in januari 2016 opgetrokken van 505 EUR tot 530 EUR per maand. Volgens de plannen zal het geleidelijk verder stijgen tot 600 EUR per maand in 2019 (14 keer per jaar betaald). Wat betreft de minimumlonen als percentage van de gemiddelde lonen, neemt Portugal in de EU een middenpositie in, maar het behoort wel tot de landen met het hoogste minimumloon als percentage van het mediane loon. Hieruit blijkt dat de inkomensherverdeling in Portugal zeer sterk gericht is op de lagere lonen en dat als gevolg van verdere verhogingen van het minimumloon het percentage werknemers dat onder het minimumloon valt, snel kan toenemen. In 2016 verdiende bijna een kwart van alle werknemers het minimumloon. Hiermee kan de intensiteit van de armoede onder werkenden tot een lager niveau worden teruggebracht, maar dit resulteert ook in een grotere samendrukking van de loonstructuur, met een opwaartse druk op de lonen in het algemeen. Indien dit niet gepaard gaat met productiviteitsverhogingen, kan dit nadelig uitvallen voor de werkgelegenheid en het concurrentievermogen, in het bijzonder in arbeidsintensieve bedrijfstakken. Bovendien bestaat het risico dat de stimulans om te investeren in vaardigheden hierdoor afneemt.

(10)

De Portugese arbeidsmarkt heeft zich in 2014 en 2015 verder hersteld en aanzienlijke inspanningen zijn geleverd om het activeringsbeleid te hervormen, de publieke arbeidsbemiddelingsdiensten te moderniseren en niet-geregistreerde jongeren beter te bereiken, hoewel bij de uitvoering enkele problemen blijven bestaan. In het licht van de recente verslechtering van de sociale toestand, in het bijzonder met betrekking tot de toenemende kinderarmoede, moeten ook belangrijke maatregelen worden genomen om de sociale bijstand te versterken, met name op het vlak van de minimuminkomensregeling, kinderbijslag en lage pensioenen. De impact van deze maatregelen bij het verminderen van de intensiteit van de armoede onder werkenden, moet worden geëvalueerd. De zorg voor het grote aantal langdurig werklozen blijft evenwel een uitdaging, die economische groei en de sociale situatie negatief beïnvloedt. Er is ruimte voor een verdere activering van langdurig werklozen, via een gericht arbeidsmarktbeleid en een betere coördinatie tussen de diensten voor arbeidsbemiddeling en de sociale diensten. Hoewel het herstel zorgde voor vele nieuwe banen met vaste arbeidsovereenkomsten, blijft de segmentatie van de arbeidsmarkt aanzienlijk. Het percentage werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd behoort nog steeds tot de hoogste van Europa, en de overgang van tijdelijke naar vaste arbeidsovereenkomsten is beperkt.

(11)

De hoge schuldenlast van de particuliere sector blijft een belangrijk kwetsbaar punt voor de Portugese economie en de financieringsvoorwaarden voor het midden- en kleinbedrijf blijven ongunstig. Er is enige vooruitgang geboekt op het vlak van het terugdringen van de hoge schuldenlast van het bedrijfsleven en de particuliere sector kon zijn schulden blijven afbouwen. De schuldenlast van de Portugese particuliere sector is evenwel nog steeds een van de hoogste in de Unie. Dit is een belangrijke belemmering voor investeringen en potentiële productiegroei. Niet-financiële vennootschappen passen hun balansen aan, maar in mindere mate dan gezinnen. Het hoge en nog steeds toenemende niveau van de oninbare leningen in de bedrijfswereld drukt op de balansen van zowel de niet-financiële als de financiële sector en vormt een belangrijke belemmering voor investeringen. Op verscheidene niveaus zijn maatregelen genomen om de schuldenlast van het bedrijfsleven aan te pakken, maar de resultaten daarvan laten op zich wachten. De bevoordeling van schulden in de vennootschapsbelasting blijft hoog. In de voorbije jaren heeft de regering ernaar gestreefd dit probleem aan te pakken door de invoering van regelgeving inzake onderkapitalisering en van een aftrek voor het eigen vermogen van een onderneming. In 2015 bleef het verschil in kapitaalkosten (voor en na belasting) tussen met schulden en met eigen vermogen gefinancierde investeringen evenwel een van de hoogste in de Unie. Toegang tot krediet blijft duur en moeilijk voor ondernemingen, in het bijzonder voor mkb-bedrijven en starters. Alternatieve financieringsbronnen, zoals private equity, durfkapitaal, crowdfunding en business angels, blijven van marginaal belang en ernstig onderontwikkeld.

(12)

Ondanks de geboekte vooruitgang worden de groei, het concurrentievermogen en de investeringen van de bedrijven nog steeds gehinderd door regelgevende barrières en een gebrekkige institutionele capaciteit. De efficiëntie van het Portugese justitiële stelsel blijft laag, in het bijzonder met betrekking tot de behandeling van belastinggeschillen. De plaatsing van overheidsopdrachten verloopt grotendeels transparant in Portugal. Volgens gegevens van het gespecialiseerde onlineplatform „BASE” maken aanbestedende diensten in Portugal evenwel vaak gebruik van onderhandse gunning, die voor de periode 2013-2015 doorgaans in 87,3 % van alle overheidsopdrachten werd toegepast, wat neerkomt op 47 % van de totale contractbedragen. Transparantie blijft een moeilijk punt bij concessieovereenkomsten en publiek-private partnerschappen, in het bijzonder op lokaal en regionaal niveau. De taskforce voor publiek-private partnerschappen van het ministerie van Financiën (UTAP) oefent toezicht uit op sommige publiek-private partnerschappen die door de centrale overheidsdiensten worden beheerd, maar concessies, regionale en lokale publiek-private partnerschappen vallen niet onder dit toezicht. De hervormingen van de havensector hebben nog steeds te kampen met vertragingen bij de uitvoering en belemmeringen voor de toegang van nieuwe spelers. De registratie van een onderneming is nu gemakkelijker geworden, maar het verstrekken van een vergunning is nog omslachtig en complexe administratieve procedures zijn nadelig voor het vertrouwen van investeerders. Er zijn nog steeds pijnpunten met betrekking tot de procedures voor de toegang tot de bouwsector, het verkrijgen van een bouwvergunning en de doeltreffende uitvoering van een gestroomlijnde regelgeving voor milieuvergunningen. Regelgevingsbarrières in sommige sectoren voor zakelijke dienstverlening verhinderen dat middelen doeltreffend worden ingezet, in het bijzonder wat juridische dienstverlening betreft. De regelgeving die van toepassing is op beroepsorganen, met name die welke betrekking heeft op de statuten en interne regels, is restrictief en kan verhinderen dat zowel natuurlijke als rechtspersonen toegang krijgen tot de desbetreffende beroepen. Dit geldt met name voor de juridische beroepen, waar onder andere beperkingen inzake adverteren en multidisciplinaire activiteiten courant zijn.

(13)

Portugal presteert ondermaats op het vlak van samenwerking tussen wetenschap en bedrijfsleven en de commercialisering van kennis. De belemmeringen voor samenwerking tussen de universiteiten en de bedrijfswereld zijn aanzienlijk, zowel als gevolg van regelgevings- en bureaucratische hindernissen, als wegens het gebrek aan stimulansen voor samenwerking in de academische wereld. Dit is nadelig voor de inzetbaarheid van afgestudeerden en innovatie. De invoering van de nieuwe technische opleidingen van het type korte cyclus (TeSP's) voorziet in nieuwe kansen voor samenwerking tussen polytechnische hogescholen en regionale economische actoren, maar de academische programma's zijn niet betrokken bij de modernisering.

(14)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Portugal verricht. Deze analyse is gepubliceerd in het landverslag 2016. Voorts heeft de Commissie zowel het stabiliteitsprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Portugal zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Portugal, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op EU-niveau in toekomstige nationale besluiten. De aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 5 weergegeven.

(15)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma onderzocht en zijn advies daarover (6) is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

(16)

In het licht van de diepgaande evaluatie door de Commissie en van deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma en het stabiliteitsprogramma onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 5 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Portugal in 2016 en 2017 de volgende actie onderneemt:

1.

Zorgen voor een duurzame correctie van het buitensporig tekort overeenkomstig de relevante besluiten en aanbevelingen in het kader van de buitensporigtekortprocedure, door de noodzakelijke structurele maatregelen te treffen en alle meevallers te gebruiken om het tekort en de schuld te verminderen. Daarna een jaarlijkse budgettaire aanpassing van ten minste 0,6 % van het bbp realiseren. Uiterlijk in februari 2017 een brede evaluatie van de uitgaven verrichten en op alle overheidsniveaus uitgavenbeheersing, kosteneffectiviteit en passende budgettering versterken. Waarborgen van de houdbaarheid op lange termijn van de gezondheidszorg, zonder de toegang tot eerstelijnsgezondheidszorg in het gedrang te brengen. De afhankelijkheid van het pensioenstelsel van overdrachten uit de begroting verminderen. Tegen eind 2016 de lopende herstructureringsplannen van de overheidsbedrijven heroriënteren.

2.

In overleg met de sociale partners ervoor zorgen dat het minimumloon spoort met de doelstellingen inzake de bevordering van de werkgelegenheid en het concurrentievermogen in alle sectoren.

3.

Zorgen voor de doeltreffende activering van de langdurig werklozen en de coördinatie verbeteren tussen de diensten voor arbeidsbemiddeling en de sociale diensten. Ervoor zorgen dat ondernemingen meer ertoe worden aangezet om aan te werven met vaste arbeidsovereenkomsten.

4.

Tegen oktober 2016 maatregelen nemen om de opschoning van de balansen van kredietinstellingen te bevorderen en het hoge niveau van de oninbare leningen aanpakken. De bevoordeling van schulden in de vennootschapsbelasting terugschroeven en de toegang tot financiering via de kapitaalmarkt verbeteren voor starters en mkb-bedrijven.

5.

De transparantie en doeltreffendheid verhogen van aanbestedingen bij publiek-private partnerschappen en concessies. Tegen eind 2016 de administratieve en vergunningsprocedures verbeteren en versnellen, de afwikkeling van belastinggeschillen versnellen en regelgevende barrières afbouwen, met name voor zakelijke dienstverlening. De samenwerking tussen het bedrijfsleven en de universiteiten stimuleren.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

P. KAŽIMÍR


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  PB C 96 van 11.3.2016, blz. 1.

(4)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(5)  Het structurele saldo zoals herberekend door de Commissie volgens de algemeen aanvaarde methode op basis van de informatie in het stabiliteitsprogramma.

(6)  Uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


18.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 299/114


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 12 juli 2016

over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Frankrijken met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2016 van Frankrijk

(2016/C 299/27)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 november 2015 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2016 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 17-18 maart 2016 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 26 november 2015 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Frankrijk heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen. 's Raads aanbeveling is op 18-19 februari 2016 door de Europese Raad bekrachtigd en op 8 maart 2016 door de Raad goedgekeurd (3). Als land dat de euro als munt heeft en in het licht van de grote onderlinge verwevenheid tussen de economieën van de economische en monetaire unie dient Frankrijk ervoor te zorgen dat deze aanbeveling volledig en tijdig wordt uitgevoerd.

(2)

Op 26 februari 2016 is het landverslag 2016 voor Frankrijk gepubliceerd. Daarin werden de vorderingen beoordeeld die Frankrijk bij de tenuitvoerlegging van de door de Raad op 14 juli 2015 vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede de vooruitgang die Frankrijk richting zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt. Het landverslag bevatte ook een op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 uitgevoerde diepgaande evaluatie. Op 8 maart 2016 heeft de Commissie de resultaten van de diepgaande evaluatie gepresenteerd. Op basis van haar analyse concludeert de Commissie dat Frankrijk met buitensporige macro-economische onevenwichtigheden wordt geconfronteerd. Met name in een context van gematigde groei en lage inflatie heeft Frankrijk een hoge, toenemende publieke schuld in combinatie met een verslechtering van het concurrentievermogen. Het is vooral belangrijk dat actie wordt ondernomen om het risico van negatieve effecten op de Franse economie en, gezien de omvang ervan, van negatieve overloopeffecten op de economische en monetaire unie te verminderen.

(3)

Op 29 april 2016 heeft Frankrijk zijn nationale hervormingsprogramma 2016 en zijn stabiliteitsprogramma 2016 ingediend. Op grond van de onderlinge verbanden tussen beide programma's zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(4)

Relevante landspecifieke aanbevelingen zijn aangepakt in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen voor de periode 2014-2020. Zoals bepaald in artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) kan de Commissie, wanneer het noodzakelijk is om de uitvoering van de relevante aanbevelingen van de Raad te ondersteunen, een lidstaat verzoeken de partnerschapsovereenkomst en de relevante programma's te evalueren en wijzigingen voor te stellen. De Commissie heeft in richtsnoeren met betrekking tot de toepassing van de maatregelen die de effectiviteit van de Europese structuur- en investeringsfondsen koppelen aan gezonde economische governance nader aangegeven hoe zij van die bepaling zou gebruikmaken.

(5)

Frankrijk valt momenteel onder het corrigerende deel van het stabiliteits- en groeipact. In haar stabiliteitsprogramma 2016 voorziet de regering erin het buitensporig tekort nog in 2017 te corrigeren, in lijn met de aanbeveling van de Raad van 10 maart 2015. Voorzien wordt dat het nominale tekort verder daalt tot 1,2 % van het bbp in 2019. Voorzien wordt dat de begrotingsdoelstelling op middellange termijn — een structureel tekort van 0,4 % van het bbp — voor eind 2018 gerealiseerd wordt. Volgens het stabiliteitsprogramma zal de overheidsschuldquote naar verwachting pieken op 96,5 % van het bbp in 2017 alvorens te dalen tot 93,3 % van het bbp in 2019. Het macro-economische scenario dat aan de begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is al bij al plausibel. De maatregelen die nodig zijn om vanaf 2017 de geplande tekortdoelstellingen te ondersteunen, zijn echter niet voldoende gespecificeerd. Op basis van de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie zal het nominale tekort, in lijn met het door de Raad in 2015 aanbevolen tekort, naar verwachting 3,4 % van het bbp bereiken in 2016. Voor 2017 zal, bij ongewijzigd beleid, het nominale tekort naar verwachting 3,2 % van het bbp bereiken en wordt de termijn voor de correctie van het buitensporig tekort misschien niet nageleefd. De aanbevolen begrotingsinspanning zal in 2016 en 2017 naar verwachting niet worden geleverd omdat de door Frankrijk gevolgde consolidatiestrategie voornamelijk steunt op verbetering van de cyclische omstandigheden en een voortduring van het klimaat van lage rente, waarop de autoriteiten geen vat hebben, hetgeen nalevingsrisico's inhoudt. Op basis van zijn beoordeling van het stabiliteitsprogramma en rekening houdend met de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie is de Raad van oordeel dat Frankrijk — ondanks de huidige verwachting dat het zijn nominale tekortdoelstelling in 2016 haalt — wel eens niet aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact zou kunnen voldoen. Derhalve zullen verdere maatregelen nodig zijn om te zorgen voor een duurzame correctie van het buitensporig tekort tegen 2017.

(6)

De collectieve uitgavenquote van Frankrijk is één van de hoogste in de Unie en blijft ondanks een lichte daling in 2015 ver boven het gemiddelde voor de eurozone. Frankrijk voert een plan uit om op alle overheidsniveaus de overheidsuitgaven tussen 2015 en 2017 terug te dringen met een bedrag van 50 miljard EUR ten opzichte van het trendmatige groei, hetgeen evenwel onvoldoende zou kunnen zijn om tot een significante vermindering van de overheidsuitgaven te kunnen komen. Het detailleren van de maatregelen die ten grondslag liggen aan de uitgavenverlagingen, waarbij wordt gewaarborgd dat de bezuinigingsmaatregelen rekening houden met het feit dat de inflatie nagenoeg nul bedraagt, zou bijdragen tot een grotere efficiëntie van dit plan.

(7)

De uitdagingen die resteren, zijn het verder verkleinen van de uitgavenquote zoals gepland, aangezien tot dusver het proces van identificatie van grote gebieden van potentiële besparingen onvoldoende resultaten en de uitgaventoetsingen beperkte resultaten hebben opgeleverd. In de woonsector besteedt Frankrijk bijna tweemaal zoveel als zijn Europese collega's zonder merkbare betere resultaten op de huizenmarkt. Het gecombineerde effect van de implementatie van de geplande vermindering van de subsidies van de centrale overheid aan de lokale autoriteiten en een sterkere controle op de uitgaven van de lokale overheid, in het bijzonder door het indammen van de stijging van de administratieve kosten van de lokale overheden, zou hun investeringscapaciteit kunnen vrijwaren. De uitgaventoetsingen zouden een passend instrument kunnen zijn voor het identificeren van dergelijke besparingen. Bovendien kan de recente hervorming van het lokale bestuur de doeltreffendheid van het systeem op middellange tot lange termijn verhogen.

(8)

Omvangrijke kortetermijnbesparingen kunnen niet worden gerealiseerd zonder significante beteugeling van de stijging van de socialezekerheidsuitgaven, die meer dan de helft van de overheidsuitgaven vertegenwoordigen. De houdbaarheid van het pensioenstelsel is verbeterd dankzij het akkoord over aanvullende pensioenregelingen in 2015, maar desalniettemin kan het stelsel op korte en middellange termijn weer met tekorten te maken krijgen, vooral als de macro-economische omstandigheden tegen zitten. Bovendien zullen de vorige pensioenhervormingen het huidige hoge niveau van de uitgavenquote van de publieke pensioenuitgaven naar verwachting pas na 2025 kunnen verminderen. Frankrijk heeft voor 2016 en 2017 ambitieuze doelstellingen vastgesteld ter beperking van de groei van de uitgaven voor gezondheidszorg. Deze doelstellingen kunnen worden aangevuld met verdere inspanningen om efficiëntieverhogingen op middellange tot lange termijn te identificeren.

(9)

Er zijn beleidsmaatregelen ondernomen om de arbeidskosten te verminderen en de winstmarges van ondernemingen te verbeteren via het belastingkrediet ter waarde van 20 miljard EUR voor concurrentievermogen en werkgelegenheid en de 10 miljard EUR extra bezuinigingen op de socialezekerheidsbijdragen van werkgevers overeenkomstig het verantwoordelijkheids- en solidariteitspact. De opzet van deze maatregelen, die 1,5 % van het bbp uitmaken en bijdragen tot het verkleinen van de kloof tussen Frankrijk en het eurozonegemiddelde op het gebied van arbeidskosten, kan de effectiviteit ervan belemmeren. De resultaten van de geplande evaluaties van deze kostenverminderingsmaatregelen zullen een beslissing over de toekomstige opzet van deze regelingen in de hand werken, om ervoor te zorgen dat deze maatregelen hun doelstellingen op het gebied van efficiëntie bereiken. Het effect op de loonvorming en werkgelegenheid is van bijzonder belang voor deze evaluaties.

(10)

In de huidige context van hoge werkloosheid zijn er risico's dat de arbeidskosten voor het minimumloon de arbeidsparticipatie van laaggeschoolden belemmeren. Terwijl het minimumloon hoog is in vergelijking met het mediane loon, zijn de arbeidskosten voor het minimumloon door vrijstellingen van sociale bijdragen verminderd. Verhogingen van het minimumloon leiden tot loonsverhogingen voor de meeste categorieën werknemers en kunnen tot opwaartse looncompressie leiden. Als gevolg van het minimumloonindexeringsmechanisme zijn er terugkoppelingseffecten tussen verhogingen van de gemiddelde lonen en wijzigingen van het minimumloon, die de noodzakelijke loonaanpassing ingevolge een zwakke economische situatie vertragen.

(11)

De recente hervormingen hebben slechts beperkte ruimte gecreëerd waarbinnen werkgevers van sectorale overeenkomsten kunnen afwijken. Dit heeft betrekking op alle aspecten van de arbeidsvoorwaarden, waaronder lonen, arbeidstijd, arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden, en beperkt de mogelijkheden voor ondernemingen om het personeelsbestand aan te passen aan hun behoeften. Momenteel kunnen branches ondernemingen beletten per geval en na onderhandelingen met de sociale partners de voorwaarden vast te stellen waaronder de arbeidstijd van brancheovereenkomsten kan afwijken. Het zou gemakkelijker kunnen worden gemaakt, in overleg met de sociale partners, via akkoorden op bedrijfsniveau, gebruik te maken van afwijkingen van brancheakkoorden en algemene wettelijke bepalingen inzake arbeidsvoorwaarden.

(12)

De werkloosheid steeg in 2015 tot 10,4 %. De werkloosheid is hoger onder jongeren, onderdanen van een derde land en lager gekwalificeerde werknemers. De structuur van de arbeidsmarkt is steeds meer gepolariseerd, met hoogopgeleide werknemers die worden aangenomen op contracten voor onbepaalde duur en een constant percentage banen voor laaggeschoolden die hoe langer hoe precairder worden. Het percentage arbeidsovereenkomsten voor bepaalde duur van minder dan één maand is in de totaliteit van de indienstnemingen gestegen tot bijna 70 % in 2015. Het wettelijk kader voor arbeidscontracten, met name wat betreft de wetgeving inzake ontslag met betrekking tot arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde duur, kan bijdragen tot de hoge segmentatie van de arbeidsmarkt. De langdurige verslechtering op de arbeidsmarkt heeft de houdbaarheid van het stelsel van werkloosheidsuitkeringen onder druk gezet. In februari 2016 werd het tekort geraamd op 4,5 miljard EUR in 2015, 4,2 miljard EUR in 2016 en 3,6 miljard EUR in 2017. Daardoor zou de schuldenlast van het stelsel verder stijgen van 25,8 miljard EUR in 2015 tot 30,0 miljard EUR in 2016 en 33,6 miljard EUR in 2017. De berekening van de uitkeringen is gunstiger bij opeenvolgende kortetermijnvoltijdbanen dan bij langetermijndeeltijdbanen en creëert voor werkgevers stimulansen om kortetermijnwerkgelegenheid aan te bieden die met arbeidsgebonden voordelen moet worden aangevuld. Bovendien kan de opzet van het stelsel van werkloosheidsuitkeringen, met name wat betreft de toelatingscriteria en de degressiviteit van de uitkeringen, minder motiveren om weer aan het werk te gaan.

(13)

De overgang van school naar werk blijft moeilijk en de minst gekwalificeerde jongeren worden het meest getroffen. Er wordt onder de laag gekwalificeerde categorieën minder een beroep gedaan op het leerlingstelsel in een context van gedifferentieerde regionale strategieën en een beperkte capaciteit van het systeem om op de nieuwe economische behoeften in te spelen. Het aanbod aan opleidingen voor werklozen, laagopgeleide werknemers en werknemers van kleine en middelgrote ondernemingen is nog altijd ontoereikend. De lopende hervormingen in het beroepsonderwijs, waaronder op het gebied van goed bestuur, stimuleringsmaatregelen en counseling en het nieuwe gerichte opleidingsplan voor werklozen, zijn nog niet volledig ten uitvoer gelegd en moeten worden versterkt. De onbevredigende samenwerking tussen de diverse actoren die betrokken zijn bij de voortgezette beroepsopleiding verhindert een efficiënte toewijzing van middelen. Met de weldra verwachte „compte personnel d'activité” kan de toegang mogelijk weer in balans gebracht worden.

(14)

Het Franse bedrijfsklimaat blijft een middenpositie innemen, met name wat betreft de door de overheidsregulering veroorzaakte last, waarvoor Frankrijk in internationale vergelijkingen slecht scoort. Het vereenvoudigingsprogramma wordt voortgezet als gepland, maar de uitvoering verloopt onregelmatig, vooral wat betreft maatregelen die gericht zijn op ondernemingen, en er blijven uitdagingen op een aantal gebieden.

(15)

De Franse economie heeft in vergelijking met andere lidstaten een onevenredig hoog percentage kleinere bedrijven, en dit beperkt hun productiviteitsniveau. Recente initiatieven om de impact van omvanggerelateerde vereisten te verzachten, zullen, met name vanwege de beperkte reikwijdte en het tijdelijke karakter van sommige maatregelen, naar verwachting geen significante invloed hebben op de groei van bedrijven. Bijgevolg zullen drempeleffecten de groei van Franse bedrijven blijven beperken.

(16)

De concurrentie in de diensten is verbeterd in sommige sectoren, maar in andere sectoren blijven belemmeringen bestaan, in het bijzonder in de zakelijke diensten, omdat een significant percentage van deze diensten geen invloed ondervonden van de recente hervormingen, en de netwerkindustrieën. Een aantal barrières voor toetreding en voorschriften alsook tarieven beperken de economische activiteit in de gereglementeerde beroepen en wegen op de productiviteit van de andere sectoren die gebruikmaken van deze diensten. De aanneming van de wet Macron in 2015 heeft enkele beperkingen teruggeschroefd, maar verdere inspanningen zijn desalniettemin geboden. Verdere problemen vloeien voort uit de restrictieve toepassing van vergunningsvereisten.

(17)

Frankrijk heeft nog steeds een achterstand op de innovatieleiders in de EU, ondanks de royale publieke ondersteuning op dit gebied. De overheidsprogramma's ter ondersteuning van innovatie schoten als paddenstoelen uit de grond en waren vaak geen lang leven beschoren de afgelopen 15 jaar, hetgeen bezorgdheid doet rijzen wat betreft de algemene coördinatie, consistentie en efficiëntie van die programma's. Dit treft vooral kleine en middelgrote ondernemingen.

(18)

De belastingquote is een van de hoogste in de EU. De samenstelling ervan is niet bevorderlijk voor de economische groei omdat hij significant op productiefactoren weegt, maar relatief weinig op consumptie. De vennootschapsbelasting is in 2014 in bescheiden mate gaan dalen en Frankrijk is op het stuk van milieubelasting begonnen met het dichten van de kloof met het EU-gemiddelde, maar de btw-opbrengsten blijven, als gevolg van lage tarieven, brede toepassing van verlaagde tarieven en een hoog aantal vrijstellingen ten opzichte van het EU-gemiddelde, zowel qua percentage van het bbp als qua percentage van de totale belasting laag. Naast de lopende uitfasering van de solidariteitsheffing voor ondernemingen en de afschaffing van de buitengewone vennootschapsbelasting, moeten de concrete stappen om, zoals aangekondigd, in 2020 het wettelijk tarief van de vennootschapsbelasting tot 28 % te verlagen, volledig worden uitgewerkt..

(19)

Het belastingstelsel is zeer complex. Een groot aantal inefficiënte belastingen die weinig of niets opbrengen, blijven bestaan en de personenbelasting is buitengewoon complex, hetgeen significante administratieve kosten veroorzaakt. Ondanks de invoering in de „loi de programmation des finances publiques 2014-2019” van het vereiste om belastingkortingen regelmatig te beoordelen en te monitoren, is de verwachte vermindering van belastingkortingen voor 2016 bescheiden na verscheidene jaren te zijn gestegen.

(20)

Al bij al zijn de barrières voor private investeringen gematigd, waarbij de grote regeldruk en de hoge vennootschapsbelasting de voornaamste obstakels zijn. Het investeringsklimaat zou verbeteren door bevordering van het ondernemingsklimaat, verlaging van zowel de belastingen op productie als het wettelijke tarief van de vennootschapsbelasting, alsmede door vereenvoudiging van het belastingstelsel. Alle maatregelen die zijn genomen ter verbetering van het kosten- en niet-kostenconcurrentievermogen van Franse ondernemingen kunnen de investeringen opkrikken en ondernemingen ertoe aanzetten in fysiek en menselijk kapitaal te investeren om de productiviteit te verbeteren. Het groeipotentieel op lange termijn wordt eveneens beperkt door getemperde investeringen in innovatieactiviteiten.

(21)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Frankrijk verricht. Deze analyse is gepubliceerd in het landverslag 2016. Voorts heeft de Commissie zowel het stabiliteitsprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Frankrijk zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Frankrijk, maar heeft zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op EU-niveau in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 5 weergegeven.

(22)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma onderzocht en zijn advies (5) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling (1) weergegeven.

(23)

In het licht van de diepgaande evaluatie door de Commissie en van deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma en het stabiliteitsprogramma onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 5 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Frankrijk in de periode 2016-2017 de volgende actie onderneemt:

1.

Zorgen voor een duurzame correctie van het buitensporig tekort voor eind 2017 door de vereiste structurele maatregelen te nemen en door alle meevallers te gebruiken om het tekort en de schuld te verminderen. Specificeren van de uitgavenbesnoeiingen die voor de komende jaren gepland zijn en opvoeren van de inspanningen om het bedrag te verhogen van de besparingen die gegenereerd worden door de uitgaventoetsingen, inclusief met betrekking tot de uitgaven van de lokale overheden, tegen eind 2016. Versterken van onafhankelijke evaluaties van het overheidsbeleid om mogelijke efficiëntieverhogingen in alle subsectoren van de overheid te identificeren.

2.

Ervoor zorgen dat de verlagingen van de arbeidskosten worden volgehouden en dat de ontwikkelingen van het minimumloon kloppen met de banencreatie en het concurrentievermogen. Hervormen van het arbeidsrecht om de werkgevers meer te motiveren op basis van contracten voor onbepaalde duur aan te werven.

3.

Verbeteren van de banden tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt, met name door hervorming van het leerlingenstelsel en de beroepsopleiding, met de klemtoon op de laaggeschoolden. Tegen eind 2016 actie ondernemen om het stelsel van werkloosheidsuitkeringen te hervormen teneinde het stelsel weer houdbaar te maken en het aantrekkelijker te maken weer aan het werk te gaan.

4.

Wegnemen van barrières voor activiteiten in de dienstensector, met name in de zakelijke dienstverlening en gereglementeerde beroepen. Stappen zetten ter vereenvoudiging en verbetering van de efficiëntie van regelingen voor innovatiebeleid. Tegen eind 2016 groottegerelateerde criteria in voorschriften verder herzien die een belemmering vormen voor de groei van bedrijven en verder vereenvoudigen van de administratieve, fiscale en financiëleverslaggevingsregels voor bedrijven door voortzetting van het vereenvoudigingsprogramma.

5.

Actie ondernemen om de belastingen op productie en het wettelijke tarief van de vennootschapsbelasting te verlagen en daarbij de belastinggrondslag voor consumptie, met name wat betreft btw, te verbreden. Opheffen van inefficiënte belastinguitgaven, afschaffen van belastingen die weinig of niets opbrengen en aannemen van de hervorming van de bronheffing in de personenbelasting tegen eind 2016.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

P. KAŽIMÍR


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  PB C 96 van 11.3.2016, blz. 1.

(4)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(5)  Uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.