ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 232

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

59e jaargang
27 juni 2016


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Hof van Justitie van de Europese Unie

2016/C 232/01

Laatste publicaties van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese Unie

1


 

V   Bekendmakingen

 

GERECHTELIJKE PROCEDURES

 

Hof van Justitie

2016/C 232/02

Zaak C-95/16: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Amtsgericht Hannover (Duitsland) op 17 februari 2016 – Angelika Eckert/Société Air France SA

2

2016/C 232/03

Zaak C-166/16: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberlandesgericht Celle (Duitsland) op 22 maart 2016 – Tui Deutschland GmbH/Stefan Düren

2

2016/C 232/04

Zaak C-174/16: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Berlin (Duitsland) op 24 maart 2016 – H./Land Berlin

3

2016/C 232/05

Zaak C-178/16: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Consiglio di Stato (Italië) op 24 maart 2016 – Impresa di Costruzioni Ing. E. Mantovani SpA en Guerrato SpA/Provincia autonoma di Bolzano, Agenzia per i procedimenti e la vigilanza in materia di contratti pubblici di lavori servizi e forniture (ACP), Autorità nazionale anticorruzione (ANAC)

4

2016/C 232/06

Zaak C-204/16 P: Hogere voorziening ingesteld op 11 april 2016 door SolarWorld AG tegen de beschikking van het Gerecht (Vijfde kamer) van 1 februari 2016 in zaak T-141/14, SolarWorld AG e.a./Raad van de Europese Unie

5

2016/C 232/07

Zaak C-205/16 P: Hogere voorziening ingesteld op 11 april 2016 door SolarWorld AG tegen de beschikking van het Gerecht (Vijfde kamer) van 1 februari 2016 in zaak T-142/14, SolarWorld AG e.a./Raad van de Europese Unie

6

2016/C 232/08

Zaak C-225/16: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden (Nederland) op 22 april 2016 – Strafzaak tegen Mossa Ouhrami

7

2016/C 232/09

Zaak C-232/16 P: Hogere voorziening ingesteld op 20 april 2016 door Simet SpA tegen het arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 3 maart 2016 in zaak T-15/14, Simet/Commissie

7

 

Gerecht

2016/C 232/10

Gevoegde zaken T-322/14 en T-325/14: Arrest van het Gerecht van 12 mei 2016 – mobile.international/EUIPO – Rezon (mobile.de) [Uniemerk — Nietigheidsprocedure — Uniewoordmerk en Uniebeeldmerk mobile.de — Ouder nationaal beeldmerk mobile — Normaal gebruik van het oudere merk — Artikel 15, lid 1, artikel 57, lid 2, en artikel 76, lid 2, van verordening (EG) nr. 207/2009 — Regel 40, lid 6, van verordening (EG) nr. 2868/95]

9

2016/C 232/11

Zaak T-384/14: Arrest van het Gerecht van 12 mei 2016 – Italië/Commissie [EOGFL — Afdeling ‚Garantie’ — ELGF en Elfpo — Van financiering uitgesloten uitgaven — Sector runderen en sector schapen — Forfaitaire financiële correctie — Eenmalige correctie — Artikelen 48 en 69 van verordening (EG) nr. 1782/2003 — Bijzondere toeslagrechten — Motiveringsplicht]

9

2016/C 232/12

Zaak T-468/14: Arrest van het Gerecht van 12 mei 2016 – Holistic Innovation Institute/Commissie [Financiële bijstand — Onderzoek — Zevende kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) — Project eDIGIREGION — Besluit waarbij de Commissie de deelname van een onderneming weigert — Beroep tot nietigverklaring — Beroepstermijn — Aanvang — Niet-ontvankelijkheid — Niet-contractuele aansprakelijkheid — Immateriële schade — Voldoende gekwalificeerde schending van een rechtsregel die particulieren rechten toekent]

10

2016/C 232/13

Zaak T-590/14: Arrest van het Gerecht van 12 mei 2016 – Zuffa/EUIPO (ULTIMATE FIGHTING CHAMPIONSHIP) [Uniemerk — Aanvraag voor Uniewoordmerk ULTIMATE FIGHTING CHAMPIONSHIP — Absolute weigeringsgronden — Geen onderscheidend vermogen — Beschrijvend karakter — Verkrijging van onderscheidend vermogen door gebruik — Motiveringsplicht — Relevant publiek — Artikel 7, lid 1, onder b) en c), en leden 2 en 3, en artikel 75 van verordening (EG) nr. 207/2009]

11

2016/C 232/14

Zaak T-643/14: Arrest van het Gerecht van 12 mei 2016 – Red Lemon/EUIPO – Lidl Stiftung (ABTRONIC) [Uniemerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor Uniewoordmerk ABTRONIC — Ouder Uniewoordmerk TRONIC — Relatieve weigeringsgrond — Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009 — Minimaal intrinsiek onderscheidend vermogen van het oudere merk — Verwarringsgevaar]

12

2016/C 232/15

Zaak T-669/14: Arrest van het Gerecht van 12 mei 2016 – Trioplast Industrier/Commissie (Mededinging — Mededingingsregelingen — Markt voor industriële plastic zakken — Beroep tot nietigverklaring — Voor beroep vatbare handeling — Ontvankelijkheid — Beroep tot schadevergoeding — Vertragingsrente — Begrip vaststaande, liquide en opeisbare vordering — Evenredigheid — Rechtszekerheid — Beginsel van persoonlijk karakter van straffen en sancties — Ontbreken van een rechtsgrondslag — Artikel 266 VWEU — Causaal verband)

12

2016/C 232/16

Zaak T-693/14: Arrest van het Gerecht van 12 mei 2016 – Hamr - Sport/Commissie [Staatssteun — Sportinrichtingen die ter beschikking worden gesteld door organisaties zonder winstoogmerk — Bedrijfs- of investeringssubsidies voor de bouw, de exploitatie, het onderhoud, de wederopbouw of de uitbreiding van sportinrichtingen zonder winstoogmerk — Besluit waarbij de steun verenigbaar wordt verklaard met de interne markt — Artikel 107, lid 3, onder c), VWEU — Beroep tot nietigverklaring — Individueel geraakt — Begrip belanghebbende — Ontvankelijkheid — Geen zodanige verandering van de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad — Ontbreken van twijfels die de inleiding van de formele onderzoeksprocedure rechtvaardigen]

13

2016/C 232/17

Zaak T-749/14: Arrest van het Gerecht van 12 mei 2016 – Chung-Yuan Chang/EUIPO – BSH Hausgeräte (AROMA) [Uniemerk — Nietigheidsprocedure — Internationale inschrijving, met aanduiding van de Europese Unie, van het woordmerk AROMA — Absolute weigeringsgronden — Beschrijvend karakter — Geen onderscheidend vermogen — Artikel 7, lid 1, onder b) en c), van verordening (EG) nr. 207/2009]

14

2016/C 232/18

Zaak T-750/14: Arrest van het Gerecht van 12 mei 2016 – Ivo-Kermartin/EUIPO – Ergo Versicherungsgruppe (ELGO) [Uniemerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor Uniewoordmerk ELGO — Oudere Uniewoordmerken en Uniebeeldmerken ERGO — Relatieve weigeringsgrond — Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009 — Verwarringsgevaar — Herhaalde beperkingen van de inschrijvingsaanvraag — Artikel 43, lid 1, van verordening nr. 207/2009 — Artikel 75, tweede volzin, van verordening nr. 207/2009 — Recht om te worden gehoord — Regel 69 van verordening (EG) nr. 2868/95]

14

2016/C 232/19

Zaak T-775/14: Arrest van het Gerecht van 12 mei 2016 – Red Lemon/EUIPO – Lidl Stiftung (ABTRONIC) [Uniemerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor Uniebeeldmerk ABTRONIC — Ouder Uniewoordmerk TRONIC — Relatieve weigeringsgrond — Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009 — Minimaal intrinsiek onderscheidend vermogen van ouder merk — Verwarringsgevaar]

15

2016/C 232/20

Zaak T-776/14: Arrest van het Gerecht van 12 mei 2016 – Red Lemon/EUIPO – Lidl Stiftung (ABTRONICX2) [Uniemerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor Uniebeeldmerk ABTRONICX2 — Ouder Uniewoordmerk TRONIC — Relatieve weigeringsgrond — Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009 — Minimaal intrinsiek onderscheidend vermogen van ouder merk — Verwarringsgevaar]

16

2016/C 232/21

Zaak T-844/14: Arrest van het Gerecht van 12 mei 2016 – GRE/EUIPO (Mark1) [Uniemerk — Aanvraag voor Uniewoordmerk Mark1 — Absolute weigeringsgrond — Geen onderscheidend vermogen — Artikel 7, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009]

16

2016/C 232/22

Zaak T-32/15: Arrest van het Gerecht van 12 mei 2016 – GRE/EUIPO (Mark1) [Uniemerk — Aanvraag voor Uniebeeldmerk Mark1 — Absolute weigeringsgrond — Geen onderscheidend vermogen — Artikel 7, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009]

17

2016/C 232/23

Zaak T-62/15: Arrest van het Gerecht van 13 mei 2016 – Market Watch/EUIPO – El Corte Inglés (MITOCHRON) [Uniemerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor Uniewoordmerk MITOCHRON — Ouder Uniebeeldmerk mito — Relatieve weigeringsgrond — Verwarringsgevaar — Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009]

18

2016/C 232/24

Zaak T-298/15: Arrest van het Gerecht van 12 mei 2016 – Atlas/EUIPO (EFEKT PERLENIA) [Uniemerk — Aanvraag voor Uniebeeldmerk EFEKT PERLENIA — Absolute weigeringsgrond — Beschrijvend karakter — Artikel 7, lid 1, onder c), van verordening (EG) nr. 207/2009]

18

2016/C 232/25

Zaak T-312/15: Arrest van het Gerecht van 13 mei 2016 – Market Watch/EUIPO – Glaxo Group (MITOCHRON) [Uniemerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor Uniewoordmerk MITOCHRON — Ouder nationaal woordmerk MIVACRON — Relatieve weigeringsgrond — Verwarringsgevaar — Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009]

19

2016/C 232/26

Zaak T-496/15 P: Arrest van het Gerecht van 13 mei 2016 – CX/Commissie (Hogere voorziening — Openbare dienst — Ambtenaren — Tuchtprocedure — Tuchtmaatregel — Terugzetting in rang — Rechten van de verdediging — Artikelen 4 en 6 van het Statuut — Artikel 9 van bijlage IX bij het Statuut — Evenredigheidsbeginsel — Kennelijk onjuiste beoordeling)

20

2016/C 232/27

Zaak T-635/11: Beschikking van het Gerecht van 19 april 2016 – Regency Entertainment Psychagogiki kai Touristiki/Commissie (Staatssteun — Nietigverklaring van het bestreden besluit — Geding zonder voorwerp geraakt — Afdoening zonder beslissing)

20

2016/C 232/28

Zaak T-14/12: Beschikking van het Gerecht van 19 april 2016 – Elliniko Kazino Parnithas/Commissie (Staatssteun — Nietigverklaring van het bestreden besluit — Geding zonder voorwerp geraakt — Afdoening zonder beslissing)

21

2016/C 232/29

Zaak T-36/12: Beschikking van het Gerecht van 19 april 2016 – Athens Resort Casino/Commissie (Staatssteun — Nietigverklaring van het bestreden besluit — Geding zonder voorwerp geraakt — Afdoening zonder beslissing)

22

2016/C 232/30

Zaak T-173/16: Beroep ingesteld op 18 april 2016 – Wöhlke/EUIPO – Danielle Roches (ALIQUA)

22

2016/C 232/31

Zaak T-184/16: Beroep ingesteld op 22 april 2016 – NRJ Group/EUIPO – Sky International (SKY ENERGY)

23

2016/C 232/32

Zaak T-189/16: Beroep ingesteld op 27 april 2016 – Migros-Genossenschafts-Bund/EUIPO – Luigi Lavazza (CReMESPRESSO)

24

2016/C 232/33

Zaak T-192/16: Beroep ingesteld op 22 april 2016 – NF/Europese Raad

25

2016/C 232/34

Zaak T-193/16: Beroep ingesteld op 22 april 2016 – NG/Europese Raad

26

2016/C 232/35

Zaak T-199/16: Beroep ingesteld op 2 mei 2016 – Kohrener Landmolkerei en DHG/Commissie

26

2016/C 232/36

Zaak T-201/16: Beroep ingesteld op 2 mei 2016 – Soudal/Commissie

27

2016/C 232/37

Zaak T-203/16: Beroep ingesteld op 2 mei 2016 – Brancheforeningen for Regulerkraft i Danmark/Commissie

29

2016/C 232/38

Zaak T-204/16: Beroep ingesteld op 3 mei 2016 – Sun Media/EUIPO – Meta4 Spain (METABOX)

30

2016/C 232/39

Zaak T-209/16: Beroep ingesteld op 3 mei 2016 – Apax Partners UK/EUIPO – Apax Partners Midmarket (APAX PARTNERS)

30

2016/C 232/40

Zaak T-214/16: Beroep ingesteld op 3 mei 2016 – SATA/EUIPO (4600)

31

2016/C 232/41

Zaak T-218/16: Beroep ingesteld op 9 mei 2016 – Mühlbauer Technology/EUIPO (Magicrown)

32

2016/C 232/42

Zaak T-219/16: Beroep ingesteld op 9 mei 2016 – Aldi/EUIPO (VISAGE)

32

2016/C 232/43

Zaak T-220/16: Beroep ingesteld op 9 mei 2016 – Perry Ellis International Group/EUIPO (PRO PLAYER)

33

2016/C 232/44

Zaak T-224/16: Beroep ingesteld op 10 mei 2016 – Messe Friedrichshafen/EUIPO - El Corte Inglés (Out Door)

34

2016/C 232/45

Zaak T-225/16: Beroep ingesteld op 9 mei 2016 – Matratzen Concord/EUIPO (Ganz schön ausgeschlafen)

35

2016/C 232/46

Zaak T-226/16: Beroep ingesteld op 10 mei 2016 – Ipuri/EUIPO – van Graaf (IPURI)

35

 

Gerecht voor ambtenarenzaken

2016/C 232/47

Zaak F-51/15: Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 12 mei 2016 – FR/EASA

37


NL

 


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Hof van Justitie van de Europese Unie

27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/1


Laatste publicaties van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese Unie

(2016/C 232/01)

Laatste publicatie

PB C 222 van 20.6.2016

Historisch overzicht van de vroegere publicaties

PB C 211 van 13.6.2016

PB C 200 van 6.6.2016

PB C 191 van 30.5.2016

PB C 175 van 17.5.2016

PB C 165 van 10.5.2016

PB C 156 van 2.5.2016

Deze teksten zijn beschikbaar in

EUR-Lex: http://eur-lex.europa.eu


V Bekendmakingen

GERECHTELIJKE PROCEDURES

Hof van Justitie

27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/2


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Amtsgericht Hannover (Duitsland) op 17 februari 2016 – Angelika Eckert/Société Air France SA

(Zaak C-95/16)

(2016/C 232/02)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Amtsgericht Hannover

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Angelika Eckert

Verwerende partij: Société Air France SA

De zaak is bij beschikking van het Hof van 19 april 2016 doorgehaald in het register van het Hof.


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/2


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberlandesgericht Celle (Duitsland) op 22 maart 2016 – Tui Deutschland GmbH/Stefan Düren

(Zaak C-166/16)

(2016/C 232/03)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Oberlandesgericht Celle

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Tui Deutschland GmbH

Verwerende partij: Stefan Düren

De zaak werd bij beschikking van het Hof van 21 april 2016 in het register van het Hof doorgehaald.


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/3


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Berlin (Duitsland) op 24 maart 2016 – H./Land Berlin

(Zaak C-174/16)

(2016/C 232/04)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Verwaltungsgericht Berlin

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: H.

Verwerende partij: Land Berlin

Prejudiciële vragen

1)

Moeten richtlijn 2010/18/EU van de Raad van 8 maart 2010 tot uitvoering van de door BUSINESSEUROPE, UEAPME, het CEEP en het EVV gesloten herziene raamovereenkomst en tot intrekking van richtlijn 96/34/EG (1), en de in de bijlage opgenomen raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling volgens welke de proeftijd tijdens welke een dienstbetrekking als leidinggevende ambtenaar op proef is toegewezen, van rechtswege en met uitsluiting van de mogelijkheid tot verlenging ook dan een einde neemt wanneer de ambtenaar of ambtenares tijdens het grootste deel van deze proeftijd en ook erna ouderschapsverlof geniet?

2)

Moet richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep (2), en in het bijzonder de artikelen 14, lid 1, onder a) of c), 15 of 16 van de richtlijn, aldus worden uitgelegd dat een nationale regeling als bedoeld in de eerste vraag, een onrechtstreekse discriminatie op basis van geslacht vormt, wanneer door deze regeling veel meer vrouwen dan mannen worden of kunnen worden getroffen?

3)

Indien de eerste of de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord: staan de genoemde bepalingen van Europees recht ook dan in de weg aan een dergelijke nationale regeling wanneer deze wordt gerechtvaardigd door het doel dat ertoe strekt dat tijdens de proeftijd het bewijs van geschiktheid voor een in vast dienstverband toe te wijzen leidinggevend ambt slechts kan worden geleverd wanneer de taken daadwerkelijk over een langere tijdsduur zijn vervuld?

4)

Indien ook de derde vraag bevestigend wordt beantwoord: staat het Europees recht een ander rechtsgevolg toe dan de voortzetting van de proeftijd aansluitend op het einde van het ouderschapsverlof – voor de duur van de periode die bij het begin van het ouderschapsverlof nog niet was verstreken – in dezelfde of een vergelijkbare dienstbetrekking wanneer bijvoorbeeld een dergelijke dienstbetrekking of een vergelijkbare formatieplaats niet meer beschikbaar is?

5)

Vereist het Europees recht in dit geval met oog op de bezetting van een andere dienstbetrekking of een ander leidinggevend ambt dat wordt afgezien van een nieuwe selectieprocedure met deelname van andere kandidaten overeenkomstig de nationale rechtsregels?


(1)  PB L 68, blz. 13.

(2)  PB L 204, blz. 23.


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/4


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Consiglio di Stato (Italië) op 24 maart 2016 – Impresa di Costruzioni Ing. E. Mantovani SpA en Guerrato SpA/Provincia autonoma di Bolzano, Agenzia per i procedimenti e la vigilanza in materia di contratti pubblici di lavori servizi e forniture (ACP), Autorità nazionale anticorruzione (ANAC)

(Zaak C-178/16)

(2016/C 232/05)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Consiglio di Stato

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Impresa di Costruzioni Ing. E. Mantovani SpA en Guerrato SpA

Verwerende partijen: Provincia autonoma di Bolzano, Agenzia per i procedimenti e la vigilanza in materia di contratti pubblici di lavori servizi e forniture (ACP), Autorità nazionale anticorruzione (ANAC)

Prejudiciële vragen

Staat de juiste toepassing van artikel 45, leden 2, onder c) en g), en 3, onder a), van richtlijn 2004/18/EG (1) van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 en van de Unierechtelijke beginselen van de bescherming van gewettigd vertrouwen en rechtszekerheid, gelijke behandeling, evenredigheid en transparantie, verbod op verzwaring van de procedure en maximale openstelling voor mededinging van openbare aanbestedingen, alsmede legaliteit en nauwkeurige omschrijving van strafbare handelingen, in de weg aan een nationale regeling als die van artikel 38, lid 1, onder c), van decreto legislativo nr. 163 van 12 april 2006 (Codice dei contratti pubblici relativi a lavori, servizi e forniture in attuazione delle direttive 2004/17/CE (2) e 2004/18/CE), zoals gewijzigd, voor zover daarbij de daarin neergelegde verplichting om te verklaren dat er geen definitieve veroordelende vonnissen zijn (met inbegrip van vonnissen waarbij de straf door middel van een akkoord tussen de verdachte en de openbaar aanklager is bepaald) voor de daarin vermelde strafbare feiten, wordt uitgebreid tot personen die binnen de betrokken ondernemingen een mandaat bekleedden dat in het jaar voorafgaand aan de publicatie van de aanbesteding is beëindigd, en voor zover deze regeling bepaalt dat de betrokken onderneming van de aanbesteding wordt uitgesloten wanneer zij niet aantoont dat zij zich volledig en daadwerkelijk heeft gedistantieerd van de strafrechtelijk gesanctioneerde handeling van die personen, waarbij de beoordeling of de onderneming zich daarvan heeft gedistantieerd aan de aanbestedende dienst is overgelaten, zodat de aanbestedende dienst op straffe van uitsluiting van de aanbesteding in feite het volgende op kan leggen:

(i)

informatie- en meldingsplichten betreffende strafzaken waarin nog geen definitief vonnis is uitgesproken (en waarvan de uitkomst dus per definitie onzeker is), die zelfs voor de personen die een mandaat bekleden niet in de wet zijn voorzien;

(ii)

plichten zich spontaan te distantiëren van de betrokken handelingen, ongeacht het type rechtvaardigende handeling, de periode (ook voorafgaand aan het moment waarop het strafvonnis definitief wordt) en de fase van de procedure waarin ze vervuld moeten worden;

(iii)

plichten tot loyale samenwerking van onbepaalde aard, afgezien van een verwijzing naar de algemene clausule van goede trouw.


(1)  Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (PB L 134, blz. 114).

(2)  Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten (PB L 134, blz. 1).


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/5


Hogere voorziening ingesteld op 11 april 2016 door SolarWorld AG tegen de beschikking van het Gerecht (Vijfde kamer) van 1 februari 2016 in zaak T-141/14, SolarWorld AG e.a./Raad van de Europese Unie

(Zaak C-204/16 P)

(2016/C 232/06)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: SolarWorld AG (vertegenwoordigers: L. Ruessmann, avocat, J. Beck, solicitor)

Andere partijen in de procedure: Brandoni solare SpA, Solaria Energia y Medio Ambiente, SA, Raad van de Europese Unie, Europese Commissie, China Chamber of Commerce for Import and Export of Machinery and Electronic Products (CCCME)

Conclusies

de hogere voorziening ontvankelijk en gegrond verklaren;

de beschikking van het Gerecht in zaak T-141/14 vernietigen;

de zaak zelf afdoen en artikel 3 van verordening nr. 1238/2013 nietig verklaren of de zaak terugverwijzen naar het Gerecht voor een beslissing ten gronde op het beroep tot nietigverklaring, en

de Raad verwijzen in rekwirantes kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat artikel 3 van verordening nr. 1238/2013 (1) niet kan worden gescheiden van de rest van de verordening. Een wijziging van de vorm van maatregelen houdt geen wijziging in van de draagwijdte van de verordening waarbij zij worden ingesteld. Antidumpingmaatregelen zien op alle invoer van producenten van wie is vastgesteld dat zij betrokken zijn bij schadeveroorzakende dumping, en hun doel is, ongeacht hun vorm, de schade van de producenten in de Unie op passende wijze te verhelpen. Nietigverklaring van artikel 3 wijzigt deze draagwijdte niet.

Het bestreden arrest schendt rekwirantes recht zoals neergelegd in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, voor zover daarbij de bedrijfstak van de Unie een voorziening in rechte wordt ontzegd in handelsbeschermingszaken tegen definitieve maatregelen die niet in overeenstemming zijn met de vereisten van de basisverordening. Daarnaast schendt het bestreden arrest rekwirantes recht zoals neergelegd in artikel 20 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie door producenten-exporteurs – die volgens de rechtspraak een recht op beroep hebben – in een betere positie te plaatsen dan de bedrijfstak van de Unie.


(1)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1238/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot instelling van definitieve antidumpingrechten op fotovoltaïsche modules van kristallijn silicium en de belangrijkste componenten daarvan (cellen), van oorsprong uit of verzonden uit de Volksrepubliek China (PB L 325, blz. 1).


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/6


Hogere voorziening ingesteld op 11 april 2016 door SolarWorld AG tegen de beschikking van het Gerecht (Vijfde kamer) van 1 februari 2016 in zaak T-142/14, SolarWorld AG e.a./Raad van de Europese Unie

(Zaak C-205/16 P)

(2016/C 232/07)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: SolarWorld AG (vertegenwoordigers: L. Ruessmann, avocat, J. Beck, solicitor)

Andere partijen in de procedure: Brandoni solare SpA, Solaria Energia y Medio Ambiente, SA, Raad van de Europese Unie, Europese Commissie, China Chamber of Commerce for Import and Export of Machinery and Electronic Products (CCCME)

Conclusies

de hogere voorziening ontvankelijk en gegrond verklaren;

de beschikking van het Gerecht in zaak T-142/14 vernietigen;

de zaak zelf afdoen en artikel 2 van verordening nr. 1239/2013 nietig verklaren of de zaak terugverwijzen naar het Gerecht voor een beslissing ten gronde op het beroep tot nietigverklaring, en

de Raad verwijzen in rekwirantes kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat artikel 2 van verordening nr. 1239/2013 (1) niet kan worden gescheiden van de rest van de verordening. Een wijziging van de vorm van maatregelen houdt geen wijziging in van de draagwijdte van de verordening waarbij zij worden ingesteld. Compenserende maatregelen zien op alle invoer van producenten van wie is vastgesteld dat zij betrokken zijn bij schadeveroorzakende subsidiëring, en hun doel is, ongeacht hun vorm, de schade van de producenten in de Unie op passende wijze te verhelpen. Nietigverklaring van artikel 2 wijzigt deze draagwijdte niet.

Het bestreden arrest schendt rekwirantes recht zoals neergelegd in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, voor zover daarbij de bedrijfstak van de Unie een voorziening in rechte wordt ontzegd in handelsbeschermingszaken tegen definitieve maatregelen die niet in overeenstemming zijn met de vereisten van de basisverordening. Daarnaast schendt het bestreden arrest rekwirantes recht zoals neergelegd in artikel 20 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie door producenten-exporteurs – die volgens de rechtspraak een recht op beroep hebben – in een betere positie te plaatsen dan de bedrijfstak van de Unie.


(1)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1239/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot instelling van een definitief compenserend recht op de invoer van fotovoltaïsche modules van kristallijn silicium en de belangrijkste componenten daarvan (cellen), van oorsprong uit of verzonden uit de Volksrepubliek China (PB L 325, blz. 66).


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/7


Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden (Nederland) op 22 april 2016 – Strafzaak tegen Mossa Ouhrami

(Zaak C-225/16)

(2016/C 232/08)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Hoge Raad der Nederlanden

Partij in het hoofdgeding

Mossa Ouhrami

Prejudiciële vragen

1)

Moet artikel 11, lid 2, van de Terugkeerrichtlijn (1) aldus worden uitgelegd dat de daarin vermelde termijn van vijf jaren wordt berekend:

a.

vanaf het moment dat het inreisverbod (of met terugwerkende kracht: de daarmee gelijk te stellen ongewenstverklaring) is uitgevaardigd, dan wel

b.

met ingang van de datum waarop de betrokkene het· grondgebied van - kort gezegd - de lidstaten van de EU daadwerkelijk heeft verlaten, dan wel

c.

enig ander moment?

2)

Moet artikel 11, lid 2, van de Terugkeerrichtlijn met het oog op de toepassing van het overgangsrecht aldus worden uitgelegd dat deze bepaling meebrengt dat besluiten die zijn genomen voordat deze richtlijn in werking trad, waarvan het rechtsgevolg is dat de geadresseerde gedurende tien achtereenvolgende jaren buiten Nederland moet verblijven en het inreisverbod volgens alle relevante omstandigheden van het individuele geval is bepaald waartegen een rechtsmiddel kon worden aangewend, geen rechtsgevolg meer hebben indien de duur van deze verplichting op het moment waarop deze richtlijn ten uitvoer diende te worden gelegd of op het moment waarop is vastgesteld dat de geadresseerde van dit besluit in Nederland verbleef, de in deze bepaling bedoelde duur overschreed?


(1)  Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB 2008, L 348, blz. 98).


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/7


Hogere voorziening ingesteld op 20 april 2016 door Simet SpA tegen het arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 3 maart 2016 in zaak T-15/14, Simet/Commissie

(Zaak C-232/16 P)

(2016/C 232/09)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Rekwirante: Simet SpA (vertegenwoordigers: A. Clarizia, C. Varrone, P. Clarizia, advocaten)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

het arrest van het Gerecht in zaak T-15/14 houdende verwerping van het rechtstreekse beroep tot nietigverklaring van besluit 2014/201/EU van de Commissie van 2 oktober 2013 betreffende steunmaatregel SA.33037 (2012/C) – Italië – Compensatie voor Simet SpA ten behoeve van het verrichten van openbaarvervoerdiensten in de periode 1987-2003 (hierna: „bestreden arrest”) vernietigen, en dit besluit nietig verklaren;

de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirante stelt dat het Gerecht in het bestreden arrest inbreuk heeft gemaakt op:

artikel 107 VWEU, daar het heeft aangenomen dat de compensatiebetalingen ten gunste van Simet, die haar zijn toegekend door een arrest van de Italiaanse Consiglio di Stato en zijn aangemeld door de nationale autoriteiten, staatssteun vormden, terwijl het door de nationale rechter beslechte geding zag op de vergoeding van de schade die rekwirante had geleden als gevolg van de onregelmatigheden in de handelingen van het ministerie van Infrastructuur en Vervoer met betrekking tot de verrichting van de openbare dienst van interregionaal wegvervoer in de periode van 1987 tot 2003;

verordening (EEG) nr. 1191/69 (1), omdat het heeft nagelaten vast te stellen dat de Italiaanse wettelijke regeling in tweeërlei opzicht niet in overeenstemming was met de voornoemde verordening: 1) omdat die Italiaanse regeling particuliere ondernemingen ertoe verplichtte hun economische activiteit louter in de vorm van een openbare dienst te verrichten, terwijl die wijze van uitoefening van de bedrijfsactiviteit verboden is krachtens verordening nr. 1191/69, daar de openbare dienst met zich brengt dat de concessiehouder onderworpen is aan de openbaredienstverplichtingen, 2) omdat zij niet voorzag in een compensatie voor de door de onderneming nagekomen openbaredienstverplichtingen; ingevolge de door verordening (EEG) nr. 1893/91 (2) ingevoerde wijzigingen konden aan Simet geen openbaredienstverplichtingen meer worden opgelegd daar zij een bedrijf was dat interregionaal busvervoer van passagiers verzorgde;

verordening nr. 1191/69, in het bijzonder aangezien het ten onrechte het besluit van de Commissie als rechtmatig heeft aangemerkt volgens hetwelk de betalingen ten gunste van Simet staatssteun vormden voor zover er gevaar voor overcompensatie bestond omdat de betrokken onderneming de kosten van die activiteit op boekhoudkundig vlak niet gescheiden had weergegeven. Anders dan het Gerecht heeft verklaard, was in de artikelen 5 en volgende van de verordening een andere methode ter bepaling van de compensatiemaatregel vastgelegd, die gebaseerd was op de „repercussies” die de oplegging van dergelijke openbaredienstverplichtingen had kunnen hebben op het verlies aan competitiviteit van de onderneming in haar geheel;

de beginselen inzake de vergoeding van schade die particulieren wegens schending van het Unierecht hebben geleden, op grond waarvan een autoriteit van een lidstaat die in het kader van haar bevoegdheden een met het Unierecht strijdige administratieve maatregel neemt, verplicht is om ten aanzien van de adressaten van deze maatregel de erdoor veroorzaakte schade te vergoeden, gelet op de onrechtmatigheid ervan.


(1)  Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad van 26 juni 1969 betreffende het optreden van de lidstaten ten aanzien van met het begrip openbare dienst verbonden verplichtingen op het gebied van het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren (PB L 156, blz. 1).

(2)  Verordening (EEG) nr. 1893/91 van de Raad van 20 juni 1991 tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1191/69 betreffende het optreden van de lidstaten ten aanzien van met het begrip openbare dienst verbonden verplichtingen op het gebied van het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren (PB L 169, blz. 1).


Gerecht

27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/9


Arrest van het Gerecht van 12 mei 2016 – mobile.international/EUIPO – Rezon (mobile.de)

(Gevoegde zaken T-322/14 en T-325/14) (1)

([„Uniemerk - Nietigheidsprocedure - Uniewoordmerk en Uniebeeldmerk mobile.de - Ouder nationaal beeldmerk mobile - Normaal gebruik van het oudere merk - Artikel 15, lid 1, artikel 57, lid 2, en artikel 76, lid 2, van verordening (EG) nr. 207/2009 - Regel 40, lid 6, van verordening (EG) nr. 2868/95”])

(2016/C 232/10)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: mobile.international GmbH (Kleinmachnow, Duitsland) (vertegenwoordiger: T. Lührig, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: M. Fischer, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniënte voor het Gerecht: Rezon OOD (Sofia, Bulgarije) (vertegenwoordigers: P. Kanchev en T. Ignatova, advocaten)

Voorwerp

Twee beroepen tegen de beslissingen van de eerste kamer van beroep van het EUIPO van 9 januari (zaak R 922/2013-1) en van 13 februari 2014 (zaak R 951/2013-1) inzake twee nietigheidsprocedures tussen mobile.international GmbH en Rezon OOD

Dictum

1)

De beroepen worden verworpen.

2)

mobile.international GmbH wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 235 van 21.7.2014.


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/9


Arrest van het Gerecht van 12 mei 2016 – Italië/Commissie

(Zaak T-384/14) (1)

([„EOGFL - Afdeling ‚Garantie’ - ELGF en Elfpo - Van financiering uitgesloten uitgaven - Sector runderen en sector schapen - Forfaitaire financiële correctie - Eenmalige correctie - Artikelen 48 en 69 van verordening (EG) nr. 1782/2003 - Bijzondere toeslagrechten - Motiveringsplicht”])

(2016/C 232/11)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Italiaanse Republiek (vertegenwoordigers: G. Palmieri en B. Tidore, gemachtigden)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: P. Rossi en D. Bianchi, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek tot gedeeltelijke nietigverklaring van uitvoeringsbesluit 2014/191/EU van de Commissie van 4 april 2014 houdende onttrekking aan EU-financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten hebben verricht in het kader van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) of in het kader van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (Elfpo) (PB L 104, blz. 43), voor zover daarbij bepaalde door de Italiaanse Republiek verrichte uitgaven worden uitgesloten

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

De Italiaanse Republiek wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 235 van 21.7.2014.


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/10


Arrest van het Gerecht van 12 mei 2016 – Holistic Innovation Institute/Commissie

(Zaak T-468/14) (1)

([„Financiële bijstand - Onderzoek - Zevende kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) - Project eDIGIREGION - Besluit waarbij de Commissie de deelname van een onderneming weigert - Beroep tot nietigverklaring - Beroepstermijn - Aanvang - Niet-ontvankelijkheid - Niet-contractuele aansprakelijkheid - Immateriële schade - Voldoende gekwalificeerde schending van een rechtsregel die particulieren rechten toekent”])

(2016/C 232/12)

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Holistic Innovation Institute, SLU (Pozuelo de Alarcón, Spanje) (vertegenwoordigers: aanvankelijk R. Muñiz García, vervolgens J. Marín López, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: R. Lyal, gemachtigde, bijgestaan door J. Rivas Andrés, advocaat)

Voorwerp

Enerzijds een verzoek krachtens artikel 263 VWEU tot nietigverklaring van besluit ARES (2014) 710158 van 13 maart 2014, waarbij de Commissie verzoeksters deelname aan het project eDIGIREGION heeft geweigerd, en anderzijds een verzoek krachtens artikel 268 VWEU tot vergoeding van de schade die verzoekster door dat besluit zou hebben geleden, begroot op 3 055 000 EUR vermeerderd met rente, en, subsidiair, tot aanwijzing van een deskundige om de schade te begroten

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Holistic Innovation Institute, SLU wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 292 van 1.9.2014.


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/11


Arrest van het Gerecht van 12 mei 2016 – Zuffa/EUIPO (ULTIMATE FIGHTING CHAMPIONSHIP)

(Zaak T-590/14) (1)

([„Uniemerk - Aanvraag voor Uniewoordmerk ULTIMATE FIGHTING CHAMPIONSHIP - Absolute weigeringsgronden - Geen onderscheidend vermogen - Beschrijvend karakter - Verkrijging van onderscheidend vermogen door gebruik - Motiveringsplicht - Relevant publiek - Artikel 7, lid 1, onder b) en c), en leden 2 en 3, en artikel 75 van verordening (EG) nr. 207/2009”])

(2016/C 232/13)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Zuffa, LLC (Las Vegas, Nevada, Verenigde Staten) (vertegenwoordigers: S. Malynicz, barrister, K. Gilbert en C. Balme, solicitors)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: P. Bullock, gemachtigde)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de tweede kamer van beroep van het EUIPO van 19 mei 2014 (zaak R 1425/2013-2) inzake een aanvraag tot inschrijving van het teken ULTIMATE FIGHTING CHAMPIONSHIP als Uniemerk

Dictum

1)

De beslissing van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 19 mei 2014 (zaak R 1425/2013-2) wordt vernietigd voor zover daarbij het beroep van Zuffa, LLC is verworpen voor de volgende waren en diensten:

„voorbespeelde geluidscassettes; schijfvormige geluidsdragers; compactdiscs (cd); voorbespeelde videocassettes; laservideodiscs; digitale videodiscs; dvd’s; elektronische dragers voor opslag; USB-sticks; cd-roms met wedstrijden, evenementen en programma’s over gemengde oosterse vechtsporten; cinematografische films op het gebied van gemengde oosterse vechtsporten” van klasse 9;

„verschaffen van informatie met betrekking tot gemengde oosterse vechtsporten via communicatie- en computernetwerken; verschaffen van nieuws en informatie op het gebied van sport, fitness en gemengde oosterse vechtsporten via communicatie- en computernetwerken” van klasse 41.

2)

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

3)

Zuffa, LLC en het EUIPO dragen hun eigen kosten.


(1)  PB C 351 van 6.10.2014.


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/12


Arrest van het Gerecht van 12 mei 2016 – Red Lemon/EUIPO – Lidl Stiftung (ABTRONIC)

(Zaak T-643/14) (1)

([„Uniemerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor Uniewoordmerk ABTRONIC - Ouder Uniewoordmerk TRONIC - Relatieve weigeringsgrond - Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009 - Minimaal intrinsiek onderscheidend vermogen van het oudere merk - Verwarringsgevaar”])

(2016/C 232/14)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Red Lemon Inc. (Hongkong, China) (vertegenwoordigers: T. Wieland en S. Müller, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: D. Walicka, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO: Lidl Stiftung & Co. KG (Neckarsulm, Duitsland)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het EUIPO van 15 mei 2014 (zaak R 1899/2013-1) inzake een oppositieprocedure tussen Lidl Stiftung & Co. KG en Red Lemon Inc.

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Red Lemon Inc. wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 380 van 27.10.2014.


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/12


Arrest van het Gerecht van 12 mei 2016 – Trioplast Industrier/Commissie

(Zaak T-669/14) (1)

((„Mededinging - Mededingingsregelingen - Markt voor industriële plastic zakken - Beroep tot nietigverklaring - Voor beroep vatbare handeling - Ontvankelijkheid - Beroep tot schadevergoeding - Vertragingsrente - Begrip vaststaande, liquide en opeisbare vordering - Evenredigheid - Rechtszekerheid - Beginsel van persoonlijk karakter van straffen en sancties - Ontbreken van een rechtsgrondslag - Artikel 266 VWEU - Causaal verband”))

(2016/C 232/15)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Trioplast Industrier AB (Smålandsstenar, Zweden) (vertegenwoordigers: T. Pettersson en A. Johansson, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: V. Bottka, L. Parpala en P. Rossi, gemachtigden)

Voorwerp

Ten eerste verzoek tot nietigverklaring van het beweerdelijk in de brief van de Europese Commissie van 3 juli 2014 in zaak COMP/38354 – Industriële Zakken – Trioplast Industrier AB, vervatte besluit en, ten tweede, schadevordering overeenkomstig artikel 340, tweede alinea, VWEU

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Trioplast Industrier AB wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 409 van 17.11.2014.


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/13


Arrest van het Gerecht van 12 mei 2016 – Hamr - Sport/Commissie

(Zaak T-693/14) (1)

([„Staatssteun - Sportinrichtingen die ter beschikking worden gesteld door organisaties zonder winstoogmerk - Bedrijfs- of investeringssubsidies voor de bouw, de exploitatie, het onderhoud, de wederopbouw of de uitbreiding van sportinrichtingen zonder winstoogmerk - Besluit waarbij de steun verenigbaar wordt verklaard met de interne markt - Artikel 107, lid 3, onder c), VWEU - Beroep tot nietigverklaring - Individueel geraakt - Begrip belanghebbende - Ontvankelijkheid - Geen zodanige verandering van de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad - Ontbreken van twijfels die de inleiding van de formele onderzoeksprocedure rechtvaardigen”])

(2016/C 232/16)

Procestaal: Tsjechisch

Partijen

Verzoekende partij: Hamr - Sport a.s. (Praag, Tsjechische Republiek) (vertegenwoordiger: T. Capoušek, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: T. Maxian Rusche en P. Němečková, gemachtigden)

Interveniënte aan de zijde van de verwerende partij: Tsjechische Republiek (vertegenwoordigers: M. Smolek, J. Vláčil en T. Müller, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek op grond van artikel 263 VWEU tot nietigverklaring van besluit C (2014) 3602 final van de Commissie van 11 juni 2014 betreffende de door centrale overheidsinstellingen van de Tsjechische Republiek ten uitvoer gelegde steunmaatregel SA.33575 (2013/NN) voor sportinrichtingen zonder winstoogmerk

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Hamr - Sport a.s. wordt verwezen in de kosten, met uitzondering van de kosten van de Tsjechische Republiek.

3)

De Tsjechische Republiek draagt haar eigen kosten.


(1)  PB C 7 van 12.1.2015.


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/14


Arrest van het Gerecht van 12 mei 2016 – Chung-Yuan Chang/EUIPO – BSH Hausgeräte (AROMA)

(Zaak T-749/14) (1)

([„Uniemerk - Nietigheidsprocedure - Internationale inschrijving, met aanduiding van de Europese Unie, van het woordmerk AROMA - Absolute weigeringsgronden - Beschrijvend karakter - Geen onderscheidend vermogen - Artikel 7, lid 1, onder b) en c), van verordening (EG) nr. 207/2009”])

(2016/C 232/17)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Peter Chung-Yuan Chang (San Diego, Californië, Verenigde Staten) (vertegenwoordiger: A. Sanz-Bermell y Martínez, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: A. Crawcour en A. Folliard-Monguiral, gemachtigden)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniërend voor het Gerecht: BSH Hausgeräte GmbH, voorheen BSH Bosch und Siemens Hausgeräte GmbH (München, Duitsland) (vertegenwoordiger: S. Biagosch, advocaat)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vierde kamer van beroep van het EUIPO van 4 september 2014 (zaak R 1887/2013-4) inzake een nietigheidsprocedure tussen Peter Chung-Yuan Chang en BSH Hausgeräte

Dictum

1)

De beslissing van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 4 september 2014 (R 1887/2013-4) wordt vernietigd.

2)

Het EUIPO en BSH Hausgeräte GmbH dragen hun eigen kosten en die van Peter Chung-Yuan Chang.


(1)  PB C 16 van 19.1.2015.


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/14


Arrest van het Gerecht van 12 mei 2016 – Ivo-Kermartin/EUIPO – Ergo Versicherungsgruppe (ELGO)

(Zaak T-750/14) (1)

([„Uniemerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor Uniewoordmerk ELGO - Oudere Uniewoordmerken en Uniebeeldmerken ERGO - Relatieve weigeringsgrond - Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009 - Verwarringsgevaar - Herhaalde beperkingen van de inschrijvingsaanvraag - Artikel 43, lid 1, van verordening nr. 207/2009 - Artikel 75, tweede volzin, van verordening nr. 207/2009 - Recht om te worden gehoord - Regel 69 van verordening (EG) nr. 2868/95”])

(2016/C 232/18)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Ivo-Kermartin GmbH (Walzenhausen, Zwitserland) (vertegenwoordiger: F. Henkel, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: S. Hanne, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO: Ergo Versicherungsgruppe AG (Düsseldorf, Duitsland)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vierde kamer van beroep van het EUIPO van 22 augustus 2014 (zaak R 473/2014-4) inzake een oppositieprocedure tussen Ergo Versicherungsgruppe AG en Ivo-Kermartin GmbH

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Ivo-Kermartin GmbH wordt verwezen in haar eigen kosten alsmede in de kosten van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO).


(1)  PB C 26 van 26.1.2015.


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/15


Arrest van het Gerecht van 12 mei 2016 – Red Lemon/EUIPO – Lidl Stiftung (ABTRONIC)

(Zaak T-775/14) (1)

([„Uniemerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor Uniebeeldmerk ABTRONIC - Ouder Uniewoordmerk TRONIC - Relatieve weigeringsgrond - Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009 - Minimaal intrinsiek onderscheidend vermogen van ouder merk - Verwarringsgevaar”])

(2016/C 232/19)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Red Lemon Inc. (Hongkong, China) (vertegenwoordigers: T. Wieland en S. Müller, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: D. Walicka, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO: Lidl Stiftung & Co. KG (Neckarsulm, Duitsland)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het EUIPO van 4 september 2014 (zaak R 2060/2013-1) inzake een oppositieprocedure tussen Lidl Stiftung & Co. KG en Red Lemon Inc.

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Red Lemon Inc. wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 73 van 2.3.2015.


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/16


Arrest van het Gerecht van 12 mei 2016 – Red Lemon/EUIPO – Lidl Stiftung (ABTRONICX2)

(Zaak T-776/14) (1)

([„Uniemerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor Uniebeeldmerk ABTRONICX2 - Ouder Uniewoordmerk TRONIC - Relatieve weigeringsgrond - Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009 - Minimaal intrinsiek onderscheidend vermogen van ouder merk - Verwarringsgevaar”])

(2016/C 232/20)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Red Lemon Inc. (Hongkong, China) (vertegenwoordigers: T. Wieland en S. Müller, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: D. Walicka, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO: Lidl Stiftung & Co. KG (Neckarsulm, Duitsland)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het EUIPO van 4 september 2014 (zaak R 2078/2013-1) inzake een oppositieprocedure tussen Lidl Stiftung & Co. KG en Red Lemon Inc.

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Red Lemon Inc. wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 46 van 9.2.2015.


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/16


Arrest van het Gerecht van 12 mei 2016 – GRE/EUIPO (Mark1)

(Zaak T-844/14) (1)

([„Uniemerk - Aanvraag voor Uniewoordmerk Mark1 - Absolute weigeringsgrond - Geen onderscheidend vermogen - Artikel 7, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009”])

(2016/C 232/21)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: GRE Grand River Enterprises Deutschland GmbH (Kloster Lehnin, Duitsland) (vertegenwoordigers: I. Memmler en S. Schulz, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: D. Walicka, gemachtigde)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het EUIPO van 2 oktober 2014 (zaak R 648/2014-1) inzake een aanvraag tot inschrijving van het beeldteken Mark1 als Uniemerk

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

GRE Grand River Enterprises Deutschland GmbH wordt verwezen in haar eigen kosten alsmede in de kosten van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO).


(1)  PB C 65 van 23.2.2015.


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/17


Arrest van het Gerecht van 12 mei 2016 – GRE/EUIPO (Mark1)

(Zaak T-32/15) (1)

([„Uniemerk - Aanvraag voor Uniebeeldmerk Mark1 - Absolute weigeringsgrond - Geen onderscheidend vermogen - Artikel 7, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009”])

(2016/C 232/22)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: GRE Grand River Enterprises Deutschland GmbH (Kloster Lehnin, Duitsland) (vertegenwoordigers: I. Memmler en S. Schulz, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: D. Walicka, gemachtigde)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het EUIPO van 29 oktober 2014 (zaak R 647/2014-1) inzake een aanvraag tot inschrijving van het beeldteken Mark1 als Uniemerk

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

GRE Grand River Enterprises Deutschland GmbH wordt verwezen in haar eigen kosten alsmede in de kosten van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO).


(1)  PB C 89 van 16.3.2015.


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/18


Arrest van het Gerecht van 13 mei 2016 – Market Watch/EUIPO – El Corte Inglés (MITOCHRON)

(Zaak T-62/15) (1)

([„Uniemerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor Uniewoordmerk MITOCHRON - Ouder Uniebeeldmerk mito - Relatieve weigeringsgrond - Verwarringsgevaar - Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009”])

(2016/C 232/23)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Market Watch Franchise & Consulting, Inc. (Freeport, Bahama’s) (vertegenwoordiger: J. Korab, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: S. Bonne, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO: El Corte Inglés, SA (Madrid, Spanje)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de tweede kamer van beroep van het EUIPO van 19 november 2014 (zaak R 508/2014-2) inzake een oppositieprocedure tussen El Corte Inglés, SA, en Market Watch Franchise & Consulting, Inc.

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Market Watch Franchise & Consulting, Inc. wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 107 van 30.3.2015.


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/18


Arrest van het Gerecht van 12 mei 2016 – Atlas/EUIPO (EFEKT PERLENIA)

(Zaak T-298/15) (1)

([„Uniemerk - Aanvraag voor Uniebeeldmerk EFEKT PERLENIA - Absolute weigeringsgrond - Beschrijvend karakter - Artikel 7, lid 1, onder c), van verordening (EG) nr. 207/2009”])

(2016/C 232/24)

Procestaal: Pools

Partijen

Verzoekende partij: Atlas sp. z o.o. (Łódź, Polen) (vertegenwoordiger: R. Rumpel, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: D. Walicka, gemachtigde)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vijfde kamer van beroep van het EUIPO van 13 maart 2015 (zaak R 2352/2014-5) inzake een aanvraag tot inschrijving van het beeldteken EFEKT PERLENIA als Uniemerk

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Atlas sp. z o.o. wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 245 van 27.7.2015.


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/19


Arrest van het Gerecht van 13 mei 2016 – Market Watch/EUIPO – Glaxo Group (MITOCHRON)

(Zaak T-312/15) (1)

([„Uniemerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor Uniewoordmerk MITOCHRON - Ouder nationaal woordmerk MIVACRON - Relatieve weigeringsgrond - Verwarringsgevaar - Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009”])

(2016/C 232/25)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Market Watch Franchise & Consulting, Inc. (Freeport, Bahama’s) (vertegenwoordiger: J. Korab, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: S. Bonne, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniënte voor het Gerecht: Glaxo Group Ltd (Brentford, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordigers: S. Malynicz, barrister, en A. Smith, solicitor)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de tweede kamer van beroep van het EUIPO van 20 maart 2015 (zaak R 507/2014-2) inzake een oppositieprocedure tussen Glaxo Group Ltd en Market Watch Franchise & Consulting, Inc.

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Market Watch Franchise & Consulting, Inc. wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 270 van 17.8.2015.


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/20


Arrest van het Gerecht van 13 mei 2016 – CX/Commissie

(Zaak T-496/15 P) (1)

((„Hogere voorziening - Openbare dienst - Ambtenaren - Tuchtprocedure - Tuchtmaatregel - Terugzetting in rang - Rechten van de verdediging - Artikelen 4 en 6 van het Statuut - Artikel 9 van bijlage IX bij het Statuut - Evenredigheidsbeginsel - Kennelijk onjuiste beoordeling”))

(2016/C 232/26)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirant: CX (Enghien, België) (vertegenwoordiger: É. Boigelot, advocaat)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie (vertegenwoordigers: C. Ehrbar en F. Simonetti, gemachtigden)

Voorwerp

Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Eerste kamer) van 18 juni 2015, CX/Commissie (F-27/13, EU:F:2015:60), en strekkende tot vernietiging van dat arrest

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

CX wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 371 van 9.11.2015.


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/20


Beschikking van het Gerecht van 19 april 2016 – Regency Entertainment Psychagogiki kai Touristiki/Commissie

(Zaak T-635/11) (1)

((„Staatssteun - Nietigverklaring van het bestreden besluit - Geding zonder voorwerp geraakt - Afdoening zonder beslissing”))

(2016/C 232/27)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Regency Entertainment Psychagogiki kai Touristiki AE (Maroussi Attikis, Griekenland) (vertegenwoordigers: N. Niejahr, advocaat, F. Carlin, barrister, Q. Azau, F. Spyropoulos, I. Dryllerakis, K. Spyropoulos, A. Komninos, K. Struckmann, advocaten, en M. Powell, solicitor)

Verwerende partij: Euorpese Commissie (vertegenwoordigers: P.-J. Loewenthal, D. Triantafyllou en H. van Vliet, gemachtigden)

Interveniënte aan de zijde van verwerende partij: Koinopraxia Touristiki Loutrakiou AE OTA – Loutraki AE – Klab Otel Loutraki Kazino Touristikes kai Xenodocheiakes Epicheiriseis AE (Loutraki, Griekenland) (vertegenwoordiger: S. Pappas, advocaat)

Voorwerp

Nietigverklaring van besluit 2011/716/EU van de Commissie van 24 mei 2011 betreffende de door Griekenland aan bepaalde Griekse casino’s verleende staatssteun – Steunmaatregel C 16/10 (ex NN 22/10, ex CP 318/09) (PB L 285, blz. 25)

Dictum

1)

Op het beroep hoeft niet meer te worden beslist.

2)

De Europese Commissie draagt haar eigen kosten en die van Regency Entertainment Psychagogiki kai Touristiki AE.

3)

Koinopraxia Touristiki Loutrakiou AE OTA – Loutraki AE – Klab Otel Loutraki Kazino Touristikes kai Xenodocheiakes Epicheiriseis AE draagt haar eigen kosten.


(1)  PB C 32 van 4.2.2012.


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/21


Beschikking van het Gerecht van 19 april 2016 – Elliniko Kazino Parnithas/Commissie

(Zaak T-14/12) (1)

((„Staatssteun - Nietigverklaring van het bestreden besluit - Geding zonder voorwerp geraakt - Afdoening zonder beslissing”))

(2016/C 232/28)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Elliniko Kazino Parnithas AE (Maroussi, Griekenland) (vertegenwoordigers: N. Niejahr, advocaat, F. Carlin, barrister, Q. Azau, F. Spyropoulos, I. Dryllerakis, K. Spyropoulos, A. Komninos, K. Struckmann, advocaten, en M. Powell, solicitor)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: D. Triantafyllou, H. van Vliet en P.-J. Loewenthal, gemachtigden)

Interveniënte aan de zijde van verwerende partij: Koinopraxia Touristiki Loutrakiou AE OTA – Loutraki AE – Klab Otel Loutraki Kazino Touristikes kai Xenodocheiakes Epicheiriseis AE (Loutraki, Griekenland) (vertegenwoordiger: S. Pappas, advocaat)

Voorwerp

Nietigverklaring van besluit 2011/716/EU van de Commissie van 24 mei 2011 betreffende de door Griekenland aan bepaalde Griekse casino’s verleende staatssteun – Steunmaatregel C 16/10 (ex NN 22/10, ex CP 318/09) (PB L 285, blz. 25)

Dictum

1)

Op het beroep hoeft niet meer te worden beslist.

2)

De Europese Commissie draagt haar eigen kosten en die van Elliniko Kazino Parnithas AE.

3)

Koinopraxia Touristiki Loutrakiou AE OTA – Loutraki AE – Klab Otel Loutraki Kazino Touristikes kai Xenodocheiakes Epicheiriseis AE draagt haar eigen kosten.


(1)  PB C 65 van 3.3.2012.


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/22


Beschikking van het Gerecht van 19 april 2016 – Athens Resort Casino/Commissie

(Zaak T-36/12) (1)

((„Staatssteun - Nietigverklaring van het bestreden besluit - Geding zonder voorwerp geraakt - Afdoening zonder beslissing”))

(2016/C 232/29)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Athens Resort Casino AE Symmetochon (Maroussi, Griekenland) (vertegenwoordigers: N. Niejahr, advocaat, F. Carlin, barrister, Q. Azau, F. Spyropoulos, I. Dryllerakis, K. Spyropoulos, A. Komninos, K. Struckmann, advocaten, en M. Powell, solicitor)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: D. Triantafyllou, H. van Vliet en P.-J. Loewenthal, gemachtigden)

Interveniënte aan de zijde van verwerende partij: Koinopraxia Touristiki Loutrakiou AE OTA – Loutraki AE – Klab Otel Loutraki Kazino Touristikes kai Xenodocheiakes Epicheiriseis AE (Loutraki, Griekenland) (vertegenwoordiger: S. Pappas, advocaat)

Voorwerp

Nietigverklaring van besluit 2011/716/EU van de Commissie van 24 mei 2011 betreffende de door Griekenland aan bepaalde Griekse casino’s verleende staatssteun – Steunmaatregel C 16/10 (ex NN 22/10, ex CP 318/09) (PB L 285, blz. 25)

Dictum

1)

Op het beroep hoeft niet meer te worden beslist.

2)

De Europese Commissie draagt haar eigen kosten en die van Athens Resort Casino AE Symmetochon.

3)

Koinopraxia Touristiki Loutrakiou AE OTA – Loutraki AE – Klab Otel Loutraki Kazino Touristikes kai Xenodocheiakes Epicheiriseis AE draagt haar eigen kosten.


(1)  PB C 80 van 17.3.2012.


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/22


Beroep ingesteld op 18 april 2016 – Wöhlke/EUIPO – Danielle Roches (ALIQUA)

(Zaak T-173/16)

(2016/C 232/30)

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Christoph Wöhlke (Hamburg, Duitsland) (vertegenwoordiger: V. Rust-Sorge, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Danielle Roches SARL (Parijs, Frankrijk)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Aanvrager van het betrokken merk: verzoekende partij

Betrokken merk: Uniewoordmerk „ALIQUA” – inschrijvingsaanvraag nr. 12 079 381

Procedure voor het EUIPO: oppositieprocedure

Bestreden beslissing: beslissing van de tweede kamer van beroep van het EUIPO van 28 januari 2016 in zaak R 905/2015-2

Conclusies

intrekking van de bestreden beslissing.

Aangevoerd middel

schending van artikel 65, lid 2, jo. artikel 8, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009.


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/23


Beroep ingesteld op 22 april 2016 – NRJ Group/EUIPO – Sky International (SKY ENERGY)

(Zaak T-184/16)

(2016/C 232/31)

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: NRJ Group (Boileau, Frankrijk) (vertegenwoordiger: M. Antoine-Lalance, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Sky International AG (Zug, Zwitserland)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Aanvrager: andere partij in de procedure voor de kamer van beroep

Betrokken merk: Uniewoordmerk „SKY ENERGY” – inschrijvingsaanvraag nr. 9 727 322

Procedure voor het EUIPO: oppositieprocedure

Bestreden beslissing: beslissing van de vijfde kamer van beroep van het EUIPO van 5 februari 2016 in zaak R 3137/2014-5

Conclusies

bevestiging van de bestreden beslissing voor zover daarbij de oppositie voor de volgende waren en diensten wordt toegewezen:

klasse 9: geregistreerde radioprogramma’s; vastgelegde programma’s voor uitzending of andersoortige verzending op radio;

klasse 38: radio-uitzending; verzendings- en communicatiediensten, uitzending en/of verzending van radioprogramma’s; uitzending en/of verzending via satelliet, digitale grondgebonden televisie, kabel, dsl en breedband van audioprogramma’s; verzending van audioprogramma’s (via eender welk medium); verstrekken van toegang tot nieuws, actueel nieuws en sportinformatie; telecommunicatie van informatie (met inbegrip van websites); telecommunicatie en/of communicatie en/of uitzending en/of verzending van radioprogramma’s;

klasse 41: ontspanning door middel van radio; presentatie en distributie van radioprogramma’s; verschaffing van nieuws, actueel nieuws en sportinformatie; educatieve informatie op het gebied van nieuws en actuele zaken; distributie van radioprogramma’s; verstrekken van radioprogramma’s;

vernietiging van de bestreden beslissing voor het overige;

toewijzing van de oppositie en afwijzing van de bestreden Uniemerkaanvraag voor alle waren en diensten;

verwijzing van het EUIPO in de kosten.

Aangevoerd middel

schending van artikel 8, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009.


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/24


Beroep ingesteld op 27 april 2016 – Migros-Genossenschafts-Bund/EUIPO – Luigi Lavazza (CReMESPRESSO)

(Zaak T-189/16)

(2016/C 232/32)

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Migros-Genossenschafts-Bund (Zürich, Zwitserland) (vertegenwoordiger: M. Treis, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Luigi Lavazza SpA (Turijn, Italië)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Houder van het betrokken merk: andere partij in de procedure voor de kamer van beroep

Betrokken merk: Uniebeeldmerk met het woordelement „CReMESPRESSO” – Uniemerk nr. 8 919 541

Procedure voor het EUIPO: nietigheidsprocedure

Bestreden beslissing: beslissing van de vijfde kamer van beroep van het EUIPO van 23 februari 2016 in zaak R 2823/2014-5

Conclusies

vernietiging van de bestreden beslissing voor zover daarbij het beroep van de gemeenschapsmerkhouder wordt toegewezen en de beslissing van het EUIPO van 24 oktober 2014 gedeeltelijk wordt vernietigd, namelijk voor „apparaten voor het bereiden van roomijs; machines voor het bereiden van roomijs; koffiemachines” van klasse 11 en „ijsverbrijzelmachines” van klasse 7;

verwijzing van verweerder en interveniënte in de kosten van dit beroep.

Aangevoerd middel

schending van artikel 53, lid 1, onder a), van verordening nr. 207/2009.


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/25


Beroep ingesteld op 22 april 2016 – NF/Europese Raad

(Zaak T-192/16)

(2016/C 232/33)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: NF (Lesbos, Griekenland) (vertegenwoordiger: B. Burns, solicitor)

Verwerende partij: Europese Raad

Conclusies

nietigverklaring van de overeenkomst tussen de Europese Raad en Turkije van 18 maart 2016, „Verklaring EU-Turkije, 18 maart 2016”;

verwijzing van de verzoekende partij in de proceskosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van het beroep voert de verzoekende partij vijf middelen aan.

Eerste middel: de overeenkomst tussen de Europese Raad en Turkije van 18 maart 2016, „Verklaring EU-Turkije, 18 maart 2016” is onverenigbaar met EU-grondrechten, in het bijzonder de artikelen 1, 18 en 19 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

Tweede middel: Turkije is geen Europees veilig derde land in de zin van artikel 36 van richtlijn 2005/85/EG van 1 december 2005 betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus (PB L 326, 13.12.2005, blz. 13-34).

Derde middel: richtlijn 2001/55/EG van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen (PB L 212, 7.8.2001, blz. 12-23) had moeten worden uitgevoerd.

Vierde middel: de bestreden overeenkomst is in werkelijkheid een bindend verdrag of „handeling” met rechtsgevolgen voor de verzoekende partij. De niet-naleving van artikel 218 VWEU en/of artikel 78, lid 3 VWEU, tezamen of afzonderlijk, leidt tot de ongeldigheid van de bestreden overeenkomst.

Vijfde middel: het verbod op collectieve uitzetting in de zin van artikel 19, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie is geschonden.


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/26


Beroep ingesteld op 22 april 2016 – NG/Europese Raad

(Zaak T-193/16)

(2016/C 232/34)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: NG (Lesbos, Griekenland) (vertegenwoordiger: B. Burns, solicitor)

Verwerende partij: Europese Raad

Conclusies

nietigverklaring van de overeenkomst tussen de Europese Raad en Turkije van 18 maart 2016, „Verklaring EU-Turkije, 18 maart 2016”;

verwijzing van de verzoekende partij in de proceskosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van het beroep voert de verzoekende partij vijf middelen aan.

Eerste middel: de overeenkomst tussen de Europese Raad en Turkije van 18 maart 2016, „Verklaring EU-Turkije, 18 maart 2016” is onverenigbaar met EU-grondrechten, in het bijzonder de artikelen 1, 18 en 19 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

Tweede middel: Turkije is geen Europees veilig derde land in de zin van artikel 36 van richtlijn 2005/85/EG van 1 december 2005 betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus (PB L 326, 13.12.2005, blz. 13-34).

Derde middel: richtlijn 2001/55/EG van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen (PB L 212, 7.8.2001, blz. 12-23) had moeten worden uitgevoerd.

Vierde middel: de bestreden overeenkomst is in werkelijkheid een bindend verdrag of „handeling” met rechtsgevolgen voor de verzoekende partij. De niet-naleving van artikel 218 VWEU en/of artikel 78, lid 3 VWEU, tezamen of afzonderlijk, leidt tot de ongeldigheid van de bestreden overeenkomst.

Vijfde middel: het verbod op collectieve uitzetting in de zin van artikel 19, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie is geschonden.


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/26


Beroep ingesteld op 2 mei 2016 – Kohrener Landmolkerei en DHG/Commissie

(Zaak T-199/16)

(2016/C 232/35)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partijen: Kohrener Landmolkerei GmbH (Penig, Duitsland) en DHG Deutsche Heumilchgesellschaft mbH (Frohburg, Duitsland) (vertegenwoordiger: A. Wagner, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

uitvoeringsverordening (EU) 2016/304 van de Commissie van 2 maart 2016 tot inschrijving van een naam in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten [Heumilch/Haymilk/Latte fieno/Lait de foin/Leche de heno (GTS)] nietig verklaren

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeksters voeren ter ondersteuning van hun beroep drie middelen aan.

1.

Verzoeksters betogen dat hun bezwaar tegen de vaststelling van de bestreden uitvoeringsverordening door verweerster niet in aanmerking werd genomen, hoewel het bezwaar tijdig bij de volgens verordening (EU) nr. 1151/2012 (1) bevoegde nationale autoriteit werd ingediend, welke dan het bezwaarschrift niet tijdig aan de Commissie heeft toegezonden.

2.

Verzoeksters betogen voorts dat verweerster reeds een uitvoeringsverordening heeft vastgesteld vóór de definitieve uitspraak van het Gerecht op het beroep in zaak T-178/15, Kohrener Landmolkerei en DHG/Commissie, dat was ingesteld wegens verweersters onjuiste beslissing om het bezwaarschrift wegens termijnoverschrijding af te wijzen.

3.

Tot slot werden verzoeksters door de vaststelling van de bestreden uitvoeringsverordening aanzienlijk benadeeld. Hierdoor zijn de regelingen van de Europese Unie tot vrijwaring van een vrije en eerlijke mededinging geschonden.


(1)  Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 343, blz. 1).


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/27


Beroep ingesteld op 2 mei 2016 – Soudal/Commissie

(Zaak T-201/16)

(2016/C 232/36)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partij: Soudal NV (Turnhout, België) (vertegenwoordigers: H. Viaene, B. Hoorelbeke, D. Gillet en F. Verhaegen, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

het verzoek tot vernietiging ontvankelijk te verklaren;

het besluit van de Europese Commissie van 11 januari 2016 betreffende de staatssteunregeling inzake vrijstelling van overwinst SA.37667 (2015/C) (ex 2015/NN) door België ten uitvoer gelegd, zoals aan verzoekster meegedeeld door de Belgische Staat dd. 23 februari 2016, nietig te verklaren;

de Commissie in de kosten te verwijzen.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vier middelen aan.

1.

Eerste middel, ontleend aan een schending van artikel 1, onder d), van verordening 2015/1589 (1), van artikel 107, lid 1, VWEU en van artikel 296 VWEU, aangezien de Commissie de bestreden maatregel ten onrechte als een steunregeling kwalificeert.

De Commissie zou artikel 1, onder d), van verordening 2015/1589 en artikel 107, lid 1, VWEU schenden nu zij ten onrechte de bestreden maatregel als een steunregeling kwalificeert. De bestreden steun kan niet uitsluitend op basis van artikel 185, paragraaf 2, onder b), van het Wetboek van de inkomstenbelastingen van 1992 worden toegekend, maar vereist verdere uitvoeringsmaatregelen die deze bepaling toepassen.

De Commissie zou artikel 296 VWEU schenden daar de motivering van de Commissie een tegenstrijdigheid bevat. De tegenstrijdigheid berust op het feit dat de Commissie niet verklaart waarom bij onderzoek van het criterium van selectiviteit zij van oordeel is dat de voorafgaande beslissingen niet rechtstreeks voortvloeien uit artikel 185, paragraaf 2, onder b), van het Wetboek van de inkomstenbelastingen van 1992, waarbij zij bij het onderzoek van het bestaan van een steunregeling aanneemt dat voormelde bepaling geen verdere uitvoeringsmaatregelen behoeft.

2.

Tweede middel, ontleend aan een schending van artikel 107, lid 1, VWEU en van de motiveringsplicht afgeleid uit artikel 296 VWEU, aangezien de Commissie het bestaan van een voordeel niet correct beoordeeld heeft en het beginsel van de particuliere investeerder niet toegepast heeft.

De Commissie zou niet hebben onderzocht of de bestreden steunmaatregel effectief leidde tot het toekennen van een voordeel, in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU, aan de begunstigde ondernemingen. Dit ondanks het feit dat deze voorwaarde een bestaansvoorwaarde is voor staatssteun, dewelke de Commissie dus gehouden is te onderzoeken vooraleer zij kan besluiten tot het bestaan van staatssteun, en dit op straffe van schending van haar motiveringsplicht voortvloeiende uit artikel 296 VWEU.

De Belgische Staat zou zich bij de toekenning aan verzoekster van de bestreden ruling hebben gedragen als een zuivere marktdeelnemer in de markteconomie. Daarbij heeft de Belgische Staat een som geld geïnvesteerd in verzoekster, in de vorm van het verlenen van een belastingverlaging, waarvan zij op grond van de aan verzoekster opgelegde voorwaarden mocht verwachten dat zij hieruit vanuit economisch oogpunt een attractief rendement zou kunnen halen. Gelet op het feit dat de theorie van de private investeerder geen uitzondering vormt die de Commissie enkel moet toepassen op vraag van de betrokken lidstaat, heeft de Commissie artikel 107, lid 1, VWEU, alsook haar motiveringsplicht afgeleid uit artikel 296 VWEU, geschonden, door het vervuld zijn van de theorie van de private investeerder niet te onderzoeken.

3.

Derde middel, ontleend aan een schending van artikel 107, lid 1, VWEU en van de motiveringsplicht afgeleid uit artikel 296 VWEU, aangezien de Commissie het selectieve karakter van de bestreden maatregel niet correct beoordeeld heeft.

Artikel 185 paragraaf 2, onder b), van het Wetboek van de inkomstenbelastingen van 1992 en het daaruit voortvloeiende systeem van vrijstelling van overwinst staat open voor alle ondernemingen die zich in een vergelijkbare feitelijke en juridische situatie bevinden en die de economische operaties uitvoeren die het voorwerp uitmaken van de bestreden maatregel. De bestreden maatregel zou dus niet beperkt zijn tot bepaalde ondernemingen die op grond van specifieke kenmerken kunnen worden afgebakend, en zou derhalve niet selectief zijn in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU.

De Commissie zou een manifeste beoordelingsfout hebben begaan door te oordelen dat de vrijstelling van overwinst geen onderdeel vormt van de referentieregeling. De vrijstelling van overwinst gebaseerd op synergieën en schaalvoordelen in toepassing van het arm’s length-principe maakt integraal onderdeel uit van de voorzieningen die de totale belastbare winst bepalen, en kan dus niet beschouwd worden als een afwijking op de referentieregeling die leidt tot selectiviteit.

De Commissie zou er niet in slagen om te bewijzen dat het zakelijkheidsbeginsel verkeerd werd toegepast door de Belgische Rulingcommissie in het kader van de toepassing van artikel 185, paragraaf 2, onder b), van het Wetboek van de inkomstenbelastingen van 1992. De redenering van de Commissie zou niet coherent zijn en zou belangrijke elementen in overweging nemen die echter in onderlinge tegenspraak zijn dan wel de vereiste coherentie missen.

4.

Vierde middel, ontleend aan het feit dat de verplichting tot terugvordering het rechtszekerheidsbeginsel zou schenden.


(1)  Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (voor de EER relevante tekst) (PB 2015, L 248, blz. 9).


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/29


Beroep ingesteld op 2 mei 2016 – Brancheforeningen for Regulerkraft i Danmark/Commissie

(Zaak T-203/16)

(2016/C 232/37)

Procestaal: Deens

Partijen

Verzoekende partij: Brancheforeningen for Regulerkraft i Danmark [Deense vakorganisatie voor regelvermogen] (Ikast, Denemarken) (vertegenwoordiger: advocaat N. Gade)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

voor recht verklaren dat de Commissie artikel 265 VWEU heeft geschonden doordat zij, in weerwil van de in dit artikel genoemde uitnodiging tot handelen, na de in artikel 4, lid 4, van verordening (EU) 2015/1589 bedoelde formele onderzoeksprocedure inzake staatssteun te hebben ingeleid, heeft nagelaten binnen de in artikel 9, lid 6, van deze verordening gestelde termijn een besluit te nemen over de steunmaatregelen SA.32699 en SA.32184 betreffende aan elektriciteitsleveranciers toegekende steun waardoor de markt voor regelvermogen ongunstig wordt beïnvloed;

de Europese Commissie verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster voert aan dat de Commissie artikel 265 VWEU heeft geschonden doordat zij ten eerste de formele onderzoeksprocedure pas 29 maanden na verzoeksters klacht heeft ingeleid, en ten tweede 31 maanden na de inleiding van deze procedure nog geen besluit in deze zaak heeft genomen.

Voorts voert verzoekster aan dat de Commissie alle informatie heeft ontvangen die voor de beëindiging van de staatssteunprocedure nodig zou kunnen zijn, en dat een tijdsspanne van 31 maanden ruim voldoende moet worden geacht om de relevante feitelijke aspecten van de zaak in kaart te brengen, met name gelet op het feit dat de Commissie voorafgaand aan de formele onderzoeksprocedure 29 maanden, en tot nog toe in totaal vijf jaar, heeft besteed aan het onderzoek van de zaak.


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/30


Beroep ingesteld op 3 mei 2016 – Sun Media/EUIPO – Meta4 Spain (METABOX)

(Zaak T-204/16)

(2016/C 232/38)

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Sun Media Ltd (Central Hong Kong, Hong Kong Special Administrative Region of China) (vertegenwoordiger: A. Schnider, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Meta4 Spain, SA (Las Rozas, Spanje)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Aanvrager van het betrokken merk: verzoekende partij

Betrokken merk: Uniewoordmerk „METABOX” – inschrijvingsaanvraag nr. 11 819 125

Procedure voor het EUIPO: oppositieprocedure

Bestreden beslissing: beslissing van de tweede kamer van beroep van het EUIPO van 8 februari 2016 in zaak R 307/2015-2

Conclusies

vernietiging van de bestreden beslissing;

verwijzing van het EUIPO en, indien zij intervenieert, de andere partij in de procedure voor het EUIPO in hun eigen kosten en in de kosten die verzoekster zijn opgekomen in de procedure voor het Gerecht en in de beroepsprocedure voor het EUIPO.

Aangevoerde middelen

schending van artikel 8, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009;

schending van artikel 75 e.v. van verordening nr. 207/2009;

schending van de plicht van het EUIPO om zijn bevoegdheden in overeenstemming met de algemene beginselen van het recht van de Europese Unie uit te oefenen.


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/30


Beroep ingesteld op 3 mei 2016 – Apax Partners UK/EUIPO – Apax Partners Midmarket (APAX PARTNERS)

(Zaak T-209/16)

(2016/C 232/39)

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Apax Partners UK Ltd (Londen, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordigers: D. Rose en J. Warner, solicitors)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Apax Partners Midmarket (Parijs, Frankrijk)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Houder van het betrokken merk: verzoekende partij

Betrokken merk: Uniewoordmerk „APAX PARTNERS” – Uniemerk nr. 1 805 282

Procedure voor het EUIPO: procedure tot nietigverklaring

Bestreden beslissing: beslissing van de tweede kamer van beroep van het EUIPO van 17 februari 2016 in zaak R 1611/2014-2

Conclusies

de bestreden beslissing in haar geheel vernietigen en gelasten dat het EUIPO de inschrijving in haar geheel herstelt;

het EUIPO en de bij deze procedure voor de kamer van beroep betrokken partijen verwijzen in de kosten van deze procedure en in de kosten van het beroep bij de kamer van beroep en van nietigheidsprocedure nr. 779 C voor de nietigheidsafdeling.

Aangevoerd middel

schending van artikel 8, lid 1, onder a) en b), juncto artikel 53, lid 1, onder a), van verordening nr. 207/2009.


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/31


Beroep ingesteld op 3 mei 2016 – SATA/EUIPO (4600)

(Zaak T-214/16)

(2016/C 232/40)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: SATA GmbH & Co. KG (Kornwestheim, Duitsland) (vertegenwoordiger: M. Simon, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Betrokken merk: Uniemerk „4600” – inschrijvingsaanvraag nr. 13 965 595

Bestreden beslissing: beslissing van de vierde kamer van beroep van het EUIPO van 24 februari 2016 in zaak R 1942/2015-4

Conclusies

vernietiging van de bestreden beslissing voor zover daarbij Uniemerkaanvraag nr. 13965595 is afgewezen;

verwijzing van het EUIPO in de kosten van de procedure.

Aangevoerde middelen

niet-nakoming van de motiveringsplicht van artikel 75 van verordening nr. 207/2009;

schending van artikel 7, lid 1, onder b) en c), van verordening nr. 207/2009;

schending van de algemene rechtsbeginselen van gelijkheid en behoorlijk bestuur.


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/32


Beroep ingesteld op 9 mei 2016 – Mühlbauer Technology/EUIPO (Magicrown)

(Zaak T-218/16)

(2016/C 232/41)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Mühlbauer Technology GmbH (Hamburg, Duitsland) (vertegenwoordigers: M. Zintler en A. Stolz, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Betrokken merk: Uniewoordmerk „Magicrown” – inschrijvingsaanvraag nr. 13 627 641

Bestreden beslissing: beslissing van de vierde kamer van beroep van het EUIPO van 7 maart 2016 in zaak R 1213/2015-4

Conclusies

vernietiging van de bestreden beslissing;

verwijzing van het EUIPO in de kosten.

Aangevoerde middelen

schending van artikel 7, lid 1, onder b) en c), van verordening nr. 207/2009.


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/32


Beroep ingesteld op 9 mei 2016 – Aldi/EUIPO (VISAGE)

(Zaak T-219/16)

(2016/C 232/42)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Aldi GmbH & Co. KG (Mülheim an der Ruhr, Duitsland) (vertegenwoordigers: N. Lützenrath, U. Rademacher en C. Fürsen, advocaten, N. Bertram, advocate)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Betrokken merk: Uniebeeldmerk met het woordelement „VISAGE” – inschrijvingsaanvraag nr. 13 502 364

Bestreden beslissing: beslissing van de vijfde kamer van beroep van het EUIPO van 19 februari 2016 in zaak R 507/2015-5

Conclusies

vernietiging van de bestreden beslissing;

verwijzing van het EUIPO in de kosten.

Aangevoerd middel

schending van artikel 7, lid 1, onder b) en c), van verordening nr. 207/2009.


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/33


Beroep ingesteld op 9 mei 2016 – Perry Ellis International Group/EUIPO (PRO PLAYER)

(Zaak T-220/16)

(2016/C 232/43)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Perry Ellis International Group Holdings Ltd (Nassau, Bahama’s) (vertegenwoordigers: O. Günzel, C. Tenkhoff, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Betrokken merk: Uniewoordmerk „PRO PLAYER” – inschrijvingsaanvraag nr. 13 258 595

Bestreden beslissing: beslissing van de tweede kamer van beroep van het EUIPO van 24 februari 2016 in zaak R 1091/2015-2

Conclusies

vernietiging van de bestreden beslissing;

verwijzing van het EUIPO in de kosten.

Aangevoerde middelen

schending van artikel 7, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009;

schending van artikel 7, lid 1, onder c), van verordening nr. 207/2009;

schending van artikel 7, lid 2, van verordening nr. 207/2009.


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/34


Beroep ingesteld op 10 mei 2016 – Messe Friedrichshafen/EUIPO - El Corte Inglés (Out Door)

(Zaak T-224/16)

(2016/C 232/44)

Taal van het verzoekschrift: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Messe Friedrichshafen GmbH (Friedrichshafen, Duitsland) (vertegenwoordiger: W. Schulte Hemming, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: El Corte Inglés, SA (Madrid, Spanje)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Aanvrager van het betrokken merk: verzoekende partij

Betrokken merk: Uniebeeldmerk in zwart, geel en oranje met de de woordbestanddelen „Out Door” - inschrijvingsaanvraag nr. 6 938 864

Procedure voor het EUIPO: oppositieprocedure

Bestreden beslissing: beslissing van de tweede kamer van beroep van het EUIPO van 8 februari 2016 in zaak R 2302/2011-2

Conclusies

vernietiging van de bestreden beslissing voor zover daarbij inschrijving van het merk „Out Door” (inschrijvingsaanvraag nr. 006938864) is geweigerd voor de waren en diensten van de klassen 9, 16, 25, 28, 35, 37, 38, 41, 42, 43 en 45;

subsidiair, vernietiging van de bestreden beslissing voor zover daarbij inschrijving van het merk „Out Door” (inschrijvingsaanvraag nr. 006938864) is geweigerd voor de waren en diensten

„organisatie en inrichting van congressen, conferenties, seminaries en workshops, beurzen en tentoonstellingen voor handels- en commerciële doeleinden, daaronder begrepen via internet en andere elektronische media; organisatie van deelname aan beurzen; verkoopbevordering en bemiddeling bij handels-, aanbiedings- en commerciële contacten alsook handel in consumptie- en investeringsgoederen via internet en andere elektronische media met behulp van een virtuele beurs; terbeschikkingstelling en verhuur van standoppervlakte en beursstanden, daaronder begrepen daarbij horende uitrusting (voor zover begrepen onder deze klasse); reclame voor exposanten en commerciële mededelingen; decoratie van beursstanden en podia”

van klasse 35;

verwijzing van het EUIPO in de kosten die verzoekster zijn opgekomen.

Aangevoerde middelen

schending van artikel 8, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009;

schending van artikel 76 van verordening nr. 207/2009.


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/35


Beroep ingesteld op 9 mei 2016 – Matratzen Concord/EUIPO (Ganz schön ausgeschlafen)

(Zaak T-225/16)

(2016/C 232/45)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Matratzen Concord GmbH (Keulen, Duitsland) (vertegenwoordiger: I. Selting, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Betrokken merk: Uniewoordmerk „Ganz schön ausgeschlafen” – inschrijvingsaanvraag nr. 13 610 316

Bestreden beslissing: beslissing van de eerste kamer van beroep van het EUIPO van 24 februari 2016 in zaak R 1234/2015-1

Conclusies

vernietiging van de bestreden beslissing;

het EUIPO te verwijzen in de kosten die in de procedure zijn opgekomen.

Aangevoerd middel

schending van artikel 7, lid 1, onder b) en c), van verordening nr. 207/2009.


27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/35


Beroep ingesteld op 10 mei 2016 – Ipuri/EUIPO – van Graaf (IPURI)

(Zaak T-226/16)

(2016/C 232/46)

Taal van het verzoekschrift: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Ipuri GmbH (Hamburg, Duitsland) (vertegenwoordiger: K. Sandberg, advocate)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: van Graaf GmbH & Co. KG (Wenen, Oostenrijk)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Aanvrager van het betrokken merk: andere partij in de procedure voor de kamer van beroep

Betrokken merk: Uniewoordmerk „IPURI” – inschrijvingsaanvraag nr. 8 971 021

Procedure voor het EUIPO: oppositieprocedure

Bestreden beslissing: beslissing van de vierde kamer van beroep van het EUIPO van 10 maart 2016 in zaak R 886/2015-4

Conclusies

vernietiging van de bestreden beslissing;

verwijzing van het EUIPO in de kosten, daaronder begrepen de kosten van de beroepsprocedure.

Aangevoerde middelen

schending van artikel 15 juncto artikel 42, leden 2 en 3, van verordening nr. 207/2009, van regel 22, leden 3 en 4, van verordening nr. 2868/95 alsmede van artikel 78, lid 1, onder f), van verordening nr. 207/2009;

schending van artikel 8, lid 2, onder a), bij de toepassing van artikel 42, lid 3, van verordening nr. 207/2009.


Gerecht voor ambtenarenzaken

27.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 232/37


Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 12 mei 2016 – FR/EASA

(Zaak F-51/15) (1)

(2016/C 232/47)

Procestaal: Engels

De alleensprekende rechter heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 190 van 8.6.2015, blz. 37.