ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 188

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

59e jaargang
27 mei 2016


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2016/C 188/01

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.7950 — EGB/GP) ( 1 )

1


 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2016/C 188/02

Wisselkoersen van de euro

2


 

V   Bekendmakingen

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2016/C 188/03

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.8037 — INCJ/Sumitomo/Sekisui/JV) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

3

2016/C 188/04

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.7970 — Air Liquide/OMZ/Gemeenschappelijke Onderneming) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

4

2016/C 188/05

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.8052 — SEGRO/PSPIB/SELP/Torino DC1) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

5

 

ANDERE HANDELINGEN

 

Europese Commissie

2016/C 188/06

Bekendmaking overeenkomstig artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen wat betreft een naam van een gegarandeerde traditionele specialiteit

6

2016/C 188/07

Bekendmaking van een wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

44

2016/C 188/08

Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

50

2016/C 188/09

Aanvraag tot goedkeuring van een minimale wijziging overeenkomstig artikel 53, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad

54


 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

27.5.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 188/1


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.7950 — EGB/GP)

(Voor de EER relevante tekst)

(2016/C 188/01)

Op 19 april 2016 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32016M7950. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

27.5.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 188/2


Wisselkoersen van de euro (1)

26 mei 2016

(2016/C 188/02)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,1168

JPY

Japanse yen

122,93

DKK

Deense kroon

7,4367

GBP

Pond sterling

0,75970

SEK

Zweedse kroon

9,2870

CHF

Zwitserse frank

1,1075

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

9,2470

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

27,023

HUF

Hongaarse forint

314,39

PLN

Poolse zloty

4,4108

RON

Roemeense leu

4,5070

TRY

Turkse lira

3,2744

AUD

Australische dollar

1,5481

CAD

Canadese dollar

1,4443

HKD

Hongkongse dollar

8,6730

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,6591

SGD

Singaporese dollar

1,5381

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 317,87

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

17,4165

CNY

Chinese yuan renminbi

7,3237

HRK

Kroatische kuna

7,4951

IDR

Indonesische roepia

15 192,39

MYR

Maleisische ringgit

4,5435

PHP

Filipijnse peso

52,131

RUB

Russische roebel

72,7420

THB

Thaise baht

39,758

BRL

Braziliaanse real

4,0004

MXN

Mexicaanse peso

20,5139

INR

Indiase roepie

74,9155


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


V Bekendmakingen

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

27.5.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 188/3


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.8037 — INCJ/Sumitomo/Sekisui/JV)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2016/C 188/03)

1.

Op 19 mei 2016 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat Innovation Network Corporation of Japan („INCJ”, Japan), Sumitomo Chemical Co., Ltd („Sumitomo”, Japan) en Sekisui Chemical Co., Ltd („Sekisui”, Japan) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), en artikel 3, lid 4, van de concentratieverordening de gezamenlijke zeggenschap verkrijgen over een nieuw opgerichte gemeenschappelijke onderneming („Gemeenschappelijke onderneming”, Japan) door de verwerving van aandelen. De gemeenschappelijke onderneming zal zich bezighouden met de vervaardiging en de verkoop van agrarische folie, afdichtingsfolie en andere folies.

2.

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

—   INCJ: bevordering van innovatie en bedrijfsleven in Japan, evaluatie van verschillende investeringsmogelijkheden op het gebied van schone energie, elektronica, IT en biotechnologie- en infrastructuurgerelateerde sectoren, zoals watervoorziening;

—   Sumitomo: vervaardiging en verkoop van een breed scala aan chemische producten, waaronder petrochemische producten, kunststoffen, energie, IT-gerelateerde chemicaliën, gezondheid en gewassen, farmaceutica en andere;

—   Sekisui: vervaardiging en verkoop van hoogwaardige kunststoffen, stedelijke infrastructuur en milieuproducten, huisvesting en andere.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax (+32 22964301), via e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer M.8037 — INCJ/Sumitomo/Sekisui/JV, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


27.5.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 188/4


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.7970 — Air Liquide/OMZ/Gemeenschappelijke Onderneming)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2016/C 188/04)

1.

Op 19 mei 2016 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat Air Liquide Global E&C Solutions (Frankrijk) en OMZ (Russische Federatie) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), en artikel 3, lid 4, van de concentratieverordening de gezamenlijke zeggenschap verkrijgen over een nieuw opgerichte gemeenschappelijke onderneming.

2.

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

—   Air Liquide E&C: volle dochteronderneming die onder de zeggenschap staat van Air Liquide SA (Frankrijk), een multinationale producent van industriële gassen en aanbieder van gassen, technologieën en aanverwante diensten voor verschillende industriesectoren en de gezondheidssector. Air Liquide E&C is een van de exploitatie-entiteiten van Air Liquide Group die gasproductie-installaties ontwerpt, ontwikkelt en produceert;

—   OMZ: openbare naamloze vennootschap die onder de zeggenschap staat van „Gazprombank”, een financiële instelling die bank- en beleggingsdiensten aanbiedt. OMZ is actief in de zware machinebouw, waaronder materieel voor kernenergie, petrochemie en olie- en gaswinning, (speciale) staalproducten, materieel voor metallurgie en mijnbouw, cryogene technologie, pijplijnkleppen en engineering, totaaloplossingen en -diensten. Wat andere technologieën, producten en diensten betreft, houdt OMZ zich onder meer bezig met de ontwikkeling, productie en exploitatie van technologieën en materieel voor luchtscheiding, levering van industriële gassen en ontwikkeling van totaaloplossingen voor raffinage van geassocieerd gas, aardgas en vloeibaar aardgas (LNG);

—   Gemeenschappelijke onderneming: verlening van engineering- en ontwerpdiensten en levering van materieel voor het proces van vloeibaarmaking van aardgas.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de Mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax (+32 22964301), via e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer M.7970 — Air Liquide/OMZ/Gemeenschappelijke Onderneming, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


27.5.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 188/5


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.8052 — SEGRO/PSPIB/SELP/Torino DC1)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2016/C 188/05)

1.

Op 19 mei 2016 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat SEGRO plc („SEGRO”, Verenigd Koninkrijk) en Public Sector Pension Investment Board („PSPIB”, Canada) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening, via hun gemeenschappelijke onderneming onder gezamenlijke zeggenschap SEGRO European Logistics Partnership S.à.r.l. („SELP”), gezamenlijke zeggenschap verkrijgen over een toekomstige inkomstengenererende logistieke entiteit in Italië (de „doelentiteit”), nl. de logistieke entiteit Torino DC1, gevestigd in Brandizzo (Italië), door de verwerving van aandelen.

2.

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

—   SEGRO: bezit, beheer en ontwikkeling van moderne gebouwen voor opslag, lichte industrie en datacentra;

—   PSPIB: beheer van aandelen, obligaties en andere vastrentende effecten, alsook van beleggingen in private equity, vastgoed, infrastructuur en natuurlijke hulpbronnen;

—   Torino DC 1: opslag- en distributiecentrum dat zal worden verhuurd aan Decathlon Italia.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax (naar nummer +32 22964301), via e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer M.8052 — SEGRO/PSPIB/SELP/Torino DC1, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


ANDERE HANDELINGEN

Europese Commissie

27.5.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 188/6


Bekendmaking overeenkomstig artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen wat betreft een naam van een gegarandeerde traditionele specialiteit

(2016/C 188/06)

Polen heeft overeenkomstig artikel 26, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1) ter aanduiding van een gegarandeerde traditionele specialiteit (GTS) de namen „Półtorak staropolski tradycyjny”, „Dwójniak staropolski tradycyjny”, „Trójniak staropolski tradycyjny”, „Czwórniak staropolski tradycyjny”, „Kiełbasa jałowcowa staropolska”, „Kiełbasa myśliwska staropolska”, „Olej rydzowy tradycyjny” en „Kabanosy staropolskie” ingediend (2), die in overeenstemming zijn met Verordening (EU) nr. 1151/2012. De namen „Półtorak”, „Dwójniak”, „Trójniak”, „Czwórniak”, „Kiełbasa jałowcowa”, „Kiełbasa myśliwska”, „Olej rydzowy” en „Kabanosy” waren voordien als gegarandeerde traditionele specialiteit zonder reservering van de naam geregistreerd (3) overeenkomstig artikel 13, lid 1, van Verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad (4) en zijn momenteel beschermd overeenkomstig artikel 25, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012.

Naar aanleiding van de nationale bezwaarprocedure als bedoeld in artikel 26, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012:

zijn de namen „Półtorak”, „Dwójniak”, „Trójniak” en „Czwórniak” aangevuld met de term „staropolski tradycyjny”;

zijn de namen „Kiełbasa jałowcowa” en „Kiełbasa myśliwska” aangevuld met de term „staropolska”;

is de naam „Olej rydzowy” aangevuld met de term „tradycyjny”;

is de naam „Kabanosy” aangevuld met de term „staropolskie”.

De aanvullende termen geven het traditionele en specifieke karakter van het product weer, overeenkomstig artikel 26, lid 1, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012.

In het licht van het bovenstaande publiceert de Commissie hierbij de namen

„Półtorak staropolski tradycyjny”

„Dwójniak staropolski tradycyjny”

„Trójniak staropolski tradycyjny”

„Czwórniak staropolski tradycyjny”

„Kiełbasa jałowcowa staropolska”

„Kiełbasa myśliwska staropolska”

„Olej rydzowy tradycyjny”

„Kabanosy staropolskie”

met het oog op de inschrijving ervan in het in artikel 22 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 bedoelde register van gegarandeerde traditionele specialiteiten.

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van de Raad bezwaar aan te tekenen tegen registratie van de namen „Półtorak staropolski tradycyjny”, „Dwójniak staropolski tradycyjny”, „Trójniak staropolski tradycyjny”, „Czwórniak staropolski tradycyjny”, „Kiełbasa jałowcowa staropolska”, „Kiełbasa myśliwska staropolska”, „Olej rydzowy tradycyjny” en „Kabanosy staropolskie” in het in artikel 22 van die verordening bedoelde register van gegarandeerde traditionele specialiteiten.

Indien de namen „Półtorak staropolski tradycyjny”, „Dwójniak staropolski tradycyjny”, „Trójniak staropolski tradycyjny”, „Czwórniak staropolski tradycyjny”, „Kiełbasa jałowcowa staropolska”, „Kiełbasa myśliwska staropolska”, „Olej rydzowy tradycyjny” en „Kabanosy staropolskie” in het register worden opgenomen, wordt het huidige productdossier van de GTS’en „Półtorak”, „Dwójniak”, „Trójniak”, „Czwórniak”, „Kiełbasa jałowcowa”, „Kiełbasa myśliwska”, „Olej rydzowy” en „Kabanosy” overeenkomstig artikel 26, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 beschouwd als het in artikel 19 van die verordening bedoelde productdossier voor de GTS’en „Półtorak staropolski tradycyjny”, „Dwójniak staropolski tradycyjny”, „Trójniak staropolski tradycyjny”, „Czwórniak staropolski tradycyjny”, „Kiełbasa jałowcowa staropolska”, „Kiełbasa myśliwska staropolska”, „Olej rydzowy tradycyjny” en „Kabanosy staropolskie”, als beschermd met reservering van de naam.

Omwille van de volledigheid en overeenkomstig artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 bevat deze bekendmaking het productdossier van de GTS’en „Półtorak”, „Dwójniak”, „Trójniak”, „Czwórniak”, „Kiełbasa jałowcowa”, „Kiełbasa myśliwska” en „Olej rydzowy” zoals bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (5), en van de GTS „Kabanosy” zoals bekendgemaakt in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1044/2011 (6).

AANVRAAG TOT REGISTRATIE VAN EEN GTS

VERORDENING (EG) Nr. 509/2006 VAN DE RAAD

„PÓŁTORAK”

EG-nr. PL-TSG-007-0034-06.09.2005

1.   Naam en adres van de aanvragende groepering

Naam:

Krajowa Rada Winiarstwa i Miodosytnictwa przy Stowarzyszeniu Naukowo-Technicznym Inżynierów i Techników Przemysłu Spożywczego

Adres:

ul. Czackiego 3/6

00-043 Warszawa

POLEN

Tel.

+48 228282721

E-mail:

krwim@sitspoz.pl

2.   Lidstaat of derde land

Polen

3.   Productdossier

3.1.   Benaming waarvoor de registratie wordt aangevraagd

„Półtorak”

Als het product op de markt wordt gebracht, mag het etiket de volgende informatie bevatten: „miód pitny wytworzony zgodnie ze staropolską tradycją” (volgens een oude Poolse traditie geproduceerde mede). Deze informatie moet in de andere officiële talen worden vertaald.

3.2.   De benaming

is zelf specifiek

brengt de specificiteit van het landbouwproduct of het levensmiddel tot uitdrukking.

De naam „półtorak” is afgeleid van het getal „1,5” (PL: „półtora”) en houdt rechtstreeks verband met de in het verleden bepaalde samenstelling en bereidingswijze van „półtorak” — de verhouding tussen honing en water in de most voor de medebereiding is één deel honing op een half deel water. De naam brengt daarom de specificiteit van het product tot uitdrukking. Omdat de term „półtorak” uitsluitend wordt gebruikt om een specifieke soort van mede aan te duiden, moet die naam ook worden beschouwd als zelf specifiek.

3.3.   Aanvraag tot registratie met of zonder reservering overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 509/2006

Registratie met reservering van de benaming

Registratie zonder reservering van de benaming

3.4.   Productcategorie

Categorie 1.8. Andere in bijlage I bij het Verdrag genoemde producten

3.5.   Beschrijving van het landbouwproduct of het levensmiddel waarvoor de in punt 3.1 vermelde benaming geldt

„Półtorak” is een mede (of honingwijn), een heldere drank die is bereid door vergisting van honingmost en wordt gekenmerkt door een karakteristiek honingaroma en de smaak van de gebruikte grondstof.

De smaak van „półtorak” kan worden verrijkt door de smaak van de gebruikte specerijen. De kleur van „półtorak” varieert van goudkleurig tot donker amberkleurig afhankelijk van de soort honing die voor de productie ervan is gebruikt.

De voor „półtorak” typische fysisch-chemische indicatoren zijn:

alcoholgehalte: 15-18 % vol,

reducerende suikers na inversie: meer dan 300 g/l,

totaal zuurgehalte, uitgedrukt in appelzuur: 3,5-8 g/l,

gehalte aan vluchtige zuren, uitgedrukt in azijnzuur: ten hoogste 1,4 g/l,

totaal gehalte aan gebruikte suiker op basis van de werkelijke alcoholconcentratie (in % vol), vermenigvuldigd met 18: ten minste 600 g,

suikervrij extract: niet minder dan

30 g/l,

35 g/l in het geval van vruchtenmede (melomel),

asgehalte: ten minste 1,3 g/l — in het geval van vruchtenmede.

Bij de productie van „półtorak” is het gebruik van bewaarmiddelen, stabilisatoren en kunstmatige kleur- en smaakstoffen verboden.

3.6.   Beschrijving van de methode waarmee het landbouwproduct of het levensmiddel met de in punt 3.1 vermelde benaming wordt geproduceerd

Grondstoffen

Natuurhoning met de volgende parameters:

watergehalte: ten hoogste 20 massaprocenten,

gehalte aan reducerende suikers: ten minste 70 massaprocenten,

gecombineerd sucrose- en melezitosegehalte: ten hoogste 5 massaprocenten,

totaal zuurgehalte — voor neutralisering benodigde NaOH-oplossing (1 mol/liter) per 100 g honing: binnen de bandbreedte 1-5 ml,

gehalte aan 5-hydroxy-methyl-furfurol (HMF): ten hoogste 4,0 mg per 100 g honing.

Gist voor medebereiding tot een hoge vergistingsgraad — m.a.w. gist die geschikt is om in de most waaraan deze is toegevoegd, een hoog percentage van de aanwezige suikers in alcohol om te zetten.

Kruiden en specerijen: kruidnagel, kaneel, nootmuskaat of gember.

Natuurlijke vruchtensappen of verse vruchten.

Ethylalcohol uit landbouwproducten (eventueel).

Productiemethode

Stadium 1

De honingmost wordt gekookt bij een temperatuur van 95-105 °C. Voor „półtorak” is de vereiste verhouding tussen honing en water in het eindproduct één deel honing op een half deel water (of met vruchtensap vermengd water). Omdat de gist bij die suikerconcentratie niet werkzaam is, wordt een most bereid die bestaat uit één deel honing op twee delen water en waaraan kruiden of specerijen kunnen zijn toegevoegd. In het geval van vruchtenmede moet ten minste 30 % van het water zijn vervangen door vruchtensap. Om te komen tot de verhouding tussen honing en water die kenmerkend is voor „półtorak”, wordt de rest van de honing toegevoegd in het eindstadium van de gisting of tijdens de rijping.

Aan de verhouding tussen water en honing moet strikt de hand worden gehouden en om de benodigde suikeroplossing te verkrijgen moet een ketel worden gebruikt die is voorzien van een stoommantel. Bij deze wijze van koken wordt karamellisering van de suikers voorkomen.

Stadium 2

De most wordt gekoeld tot 20-22 °C, de optimale temperatuur voor de vermeerdering van de gist. De most moet worden gekoeld op de dag zelf waarop deze is geproduceerd, en de koeltijd is afhankelijk van de efficiëntie van de koelinrichting. Door de koeling wordt de microbiologische veiligheid van de most gegarandeerd.

Stadium 3

In een gistingstank wordt aan de most een gistoplossing toegevoegd.

Stadium 4

A.

Hoofdgisting — 6-10 dagen. Door de temperatuur op maximaal 28 °C te houden wordt ervoor gezorgd dat het gistingsproces naar behoren verloopt.

B.

Nagisting — 3-6 weken. Door de nagisting worden de vereiste fysisch-chemische parameters bereikt.

In dit stadium kan de resterende hoeveelheid honing worden toegevoegd om de voor „półtorak” vereiste verhouding te realiseren.

Stadium 5

De gegiste most moet worden geklaard.

Nadat een alcoholgehalte van ten minste 12 % vol is bereikt, moet het verkregen product vóór de rijping wordt geklaard. Dit garandeert dat de mede de passende fysisch-chemische en organoleptische eigenschappen zal hebben. Als de most na de nagisting op de gistdrab zou worden gelaten, zou de autolyse van de gist een nadelig effect hebben op de organoleptische eigenschappen van de mede.

Stadium 6

Het product moet tijdens de rijping zo vaak als nodig is worden overgeheveld om te voorkomen dat zich in de gistdrab ongewenste processen voordoen (autolyse van de gist). Ook mogen tijdens de rijping behandelingen worden uitgevoerd zoals pasteurisatie en filtrering. In dit stadium kan, als dat niet in het eindstadium van de gisting is gedaan, de resterende hoeveelheid honing worden toegevoegd om de voor „półtorak” vereiste verhouding te realiseren. Dit stadium is van essentieel belang om ervoor te zorgen dat het product de juiste organoleptische eigenschappen krijgt.

De minimale rijpingstijd voor „półtorak” bedraagt drie jaar.

Stadium 7

In het stadium van het op smaak brengen (aanpassing van de samenstelling) gaat het erom een eindproduct te bereiden dat de voor „półtorak” passende organoleptische en fysisch-chemische eigenschappen bezit zoals aangegeven in punt 3.5 — Beschrijving van het landbouwproduct of het levensmiddel. Om ervoor te zorgen dat de vereiste waarden worden bereikt, kunnen de organoleptische en fysisch-chemische eigenschappen worden gecorrigeerd door:

honing toe te voegen om de mede zoeter te maken,

kruiden en specerijen toe te voegen,

ethylalcohol uit landbouwproducten toe te voegen.

Doel van dit stadium is een product te verkrijgen met de voor „półtorak” karakteristieke geur en smaak.

Stadium 8

Bij een temperatuur van of 18-25 °C wordt het product in de individuele recipiënten gedaan. Aanbevolen wordt om voor „półtorak” traditionele verpakkingen te gebruiken zoals: mandflessen, keramische recipiënten of eikenhouten vaten.

3.7.   Specificiteit van het landbouwproduct of het levensmiddel

De specificiteit van „półtorak” is te danken aan:

de bereiding van de most (samenstelling en verhouding tussen de grondstoffen),

de rijping,

de fysisch-chemische en organoleptische eigenschappen.

Bereiding van de most (samenstelling en verhouding tussen de grondstoffen)

De specificiteit van „półtorak” is vooral te danken aan het feit dat strikt de hand wordt gehouden aan de vastgestelde verhouding tussen honing en water: één deel honing op een half deel water. Deze verhouding is de bepalende factor die „półtorak” zijn unieke eigenschappen verleent.

Rijping

Zoals uit de oude, traditionele Poolse receptuur blijkt, is het karakter van dergelijke producten afhankelijk van de tijd dat zij hebben gerijpt. In het geval van „półtorak” bedraagt deze rijpingstijd ten minste drie jaar.

Fysisch-chemische en organoleptische kenmerken

Een correcte uitvoering van alle in het productdossier beschreven productiestadia zorgt ervoor dat een product met een unieke smaak en aroma wordt verkregen. De unieke smaak en geur van „półtorak” zijn het resultaat van een passend suiker- en alcoholgehalte:

reducerende suikers na inversie: > 300 g/l,

totaal gehalte aan gebruikte suiker op basis van de werkelijke alcoholconcentratie (in % vol), vermenigvuldigd met 18: ten minste 600 g,

alcoholgehalte: 15-18 % vol.

Als gevolg van de strikt vastgestelde verhouding tussen de ingrediënten die bij de productie van „półtorak” worden gebruikt, bezit dit product een enigszins stroperige en dikvloeibare consistentie die typisch is en het van andere soorten mede onderscheidt.

3.8.   Traditioneel karakter van het landbouwproduct of het levensmiddel

Traditionele productiemethode

Al meer dan duizend jaar worden in Polen allerlei soorten mede geproduceerd. Die verscheidenheid is ontstaan door de ontwikkeling en de verbetering van de productiemethode in de loop der eeuwen. De geschiedenis van de productie van mede gaat terug tot het begin van de staatsvorming in Polen. In 966 schreef de Spaanse diplomaat, handelaar en reiziger Ibrahim ibn Yaqub het volgende: „In het land van Mieszko I is naast voedsel, vlees en akkerland ook mede in overvloed te vinden, zo worden de Slavische wijnen en sterke dranken genoemd.” (Mieszko I was de eerste historische koning van Polen). De kronieken van Gallus Anonymus, die omstreeks de overgang van de 11e naar de 12e eeuw de Poolse geschiedenis heeft opgetekend, bevat eveneens talrijke verwijzingen naar de productie van mede.

Het Poolse nationale epos „Pan Tadeusz” van Adam Mickiewicz, dat het verhaal van de adel in 1811 en 1812 vertelt, verschaft heel wat informatie over de productie en het verbruik van mede en over de verschillende soorten mede. Vermeldingen van mede zijn ook te vinden in de gedichten van Tomasz Zan (1796-1855) en in de trilogie van Henryk Sienkiewicz waarin de gebeurtenissen in Polen in de 17e eeuw worden beschreven („Ogniem i mieczem”, gepubliceerd in 1884, „Potop”, gepubliceerd in 1886, en „Pan Wołodyjowski”, gepubliceerd in 1887 en 1888).

Bronnenmateriaal dat de Poolse culinaire tradities van de 17e en de 18e eeuw beschrijft, bevat niet alleen algemene verwijzingen naar mede, maar ook verwijzingen naar verschillende soorten mede. Afhankelijk van de productiemethode werden deze respectievelijk „półtorak”, „dwójniak”, „trójniak” en „czwórniak” genoemd, waarbij de verschillen betrekking hadden op de verhouding tussen honing en water of sap en de rijpingstijd. De productietechniek voor „półtorak” wordt, afgezien van geringe aanpassingen, al eeuwenlang gebruikt.

Traditionele samenstelling

De traditionele indeling van de soorten mede in „półtorak”, „dwójniak”, „trójniak” en „czwórniak” bestaat in Polen dus al eeuwenlang en is tot op de dag van vandaag bekend bij de consumenten. Na de tweede wereldoorlog zijn pogingen ondernomen om die indeling in vier categorieën te reguleren. Uiteindelijk is een en ander in 1948 in het Poolse recht vastgelegd door middel van de wet op de productie van wijn, wijnmost en mede en op de handel in dergelijke producten (staatsblad van de Republiek Polen van 18 november 1948). Die wet bevat regels voor de productie van mede, waarbij de verhouding tussen honing en water en de technologische eisen zijn gespecificeerd. De verhouding tussen honing en water voor „półtorak” is als volgt bepaald: „Alleen mede die is geproduceerd met behulp van één deel natuurhoning op een half deel water, mag „półtorak” worden genoemd.”.

3.9.   Minimumeisen en procedures voor de controle van de specificiteit

De verplichte controles betreffen:

de inachtneming van de vastgestelde verhouding tussen de ingrediënten in de honingmost,

de inachtneming van de duur van de rijpingstijd,

de organoleptische eigenschappen van het eindproduct (smaak, geur, kleur, helderheid),

de fysisch-chemische indicatoren van het eindproduct: alcoholgehalte, totaal suikergehalte, gehalte aan reducerende suikers na inversie, totaal zuurgehalte, gehalte aan vluchtige zuren, suikervrij extract en, in het geval van vruchtenmede, asgehalte — de waarden moeten in overeenstemming zijn met de in punt 3.5 van het productdossier vermelde waarden.

De verplichte controles worden ten minste eenmaal per jaar verricht.

Aanbevolen wordt ook controles te verrichten tijdens de hierna genoemde productiestadia. Het is niet verplicht in die productiestadia controles te verrichten, maar het wordt aangeraden omdat dergelijke controles mogelijke fouten in de verschillende productiestadia helpen te voorkomen.

Stadium 4:

Gedurende het gistingsproces dienen regelmatig laboratoriumtests te worden uitgevoerd naar de organoleptische eigenschappen (smaak en geur) en naar fysisch-chemische parameters zoals het alcoholgehalte en het gehalte aan tijdens de alcoholische gisting aan verandering onderhevige suikers.

Stadium 6:

Tijdens de rijping dienen regelmatig controles te worden verricht met betrekking tot de elementaire organoleptische eigenschappen van het product en fysisch-chemische indicatoren zoals het alcoholgehalte, het totale suikergehalte, het totale zuurgehalte en het gehalte aan vluchtige zuren.

Stadium 8:

Vóór het bottelen dienen controles te worden verricht met betrekking tot de verschillende fysisch-chemische en organoleptische parameters die zijn genoemd in punt 3.5 — Beschrijving van het landbouwproduct of het levensmiddel.

4.   Autoriteiten of organen die de naleving van het productdossier controleren

4.1.   Naam en adres

Naam:

Główny Inspektorat Jakości Handlowej Artykułów Rolno — Spożywczych

Adres:

ul. Wspólna 30

00-930 Warszawa

POLEN

Tel.

+48 226232900

Fax

+48 226232998

E-mail:

☒ Openbaar

☐ Particulier

4.2.   Specifieke taken van de autoriteit of het orgaan

De bovengenoemde controleautoriteit is verantwoordelijk voor de controle met betrekking tot het gehele productdossier.

AANVRAAG TOT REGISTRATIE VAN EEN GTS

VERORDENING (EG) Nr. 509/2006 VAN DE RAAD

„DWÓJNIAK”

EG-nr. PL-TSG-007-0036-06.09.2005

1.   Naam en adres van de aanvragende groepering

Naam:

Krajowa Rada Winiarstwa i Miodosytnictwa przy Stowarzyszeniu Naukowo-Technicznym Inżynierów i Techników Przemysłu Spożywczego

Adres:

ul. Czackiego 3/6

00-043 Warszawa

POLEN

Tel.

+48 228282721

E-mail:

krwim@sitspoz.pl

2.   Lidstaat of derde land

Polen

3.   Productdossier

3.1.   Benaming waarvoor de registratie wordt aangevraagd

„Dwójniak”

Als het product op de markt wordt gebracht, mag het etiket de volgende informatie bevatten: „miód pitny wytworzony zgodnie ze staropolską tradycją” (volgens een oude Poolse traditie geproduceerde mede). Deze informatie moet in de andere officiële talen worden vertaald.

3.2.   De benaming

is zelf specifiek

brengt de specificiteit van het landbouwproduct of het levensmiddel tot uitdrukking.

De naam „dwójniak” is afgeleid van het getal „2” (PL: „dwa”) en houdt rechtstreeks verband met de in het verleden bepaalde samenstelling en bereidingswijze van „dwójniak” — de verhouding tussen honing en water in de most voor de medebereiding is één deel honing op één deel water. De naam brengt daarom de specificiteit van het product tot uitdrukking. Omdat de term „dwójniak” uitsluitend wordt gebruikt om een specifieke soort van mede aan te duiden, moet die naam ook worden beschouwd als zelf specifiek.

3.3.   Aanvraag tot registratie met of zonder reservering overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 509/2006

Registratie met reservering van de benaming

Registratie zonder reservering van de benaming

3.4.   Productcategorie

Categorie 1.8. Andere in bijlage I bij het Verdrag genoemde producten

3.5.   Beschrijving van het landbouwproduct of het levensmiddel waarvoor de in punt 3.1 vermelde benaming geldt

„Dwójniak” is een mede (of honingwijn), een heldere drank die is bereid door vergisting van honingmost en wordt gekenmerkt door een karakteristiek honingaroma en de smaak van de gebruikte grondstof.

De smaak van „dwójniak” kan worden verrijkt door de smaak van de gebruikte specerijen. De kleur van „dwójniak” varieert van goudkleurig tot donker amberkleurig afhankelijk van de soort honing die voor de productie ervan is gebruikt.

De voor „dwójniak” typische fysisch-chemische indicatoren zijn:

alcoholgehalte: 15-18 % vol,

reducerende suikers na inversie: 175-230 g/l,

totaal zuurgehalte, uitgedrukt in appelzuur: 3,5-8 g/l,

gehalte aan vluchtige zuren, uitgedrukt in azijnzuur: ten hoogste 1,4 g/l,

som van totaal suikergehalte (g) en werkelijk alcoholgehalte (in % vol), vermenigvuldigd met 18: ten minste 490,

suikervrij extract: niet minder dan

25 g/l,

30 g/l in het geval van vruchtenmede (melomel),

asgehalte: ten minste 1,3 g/l — in het geval van vruchtenmede.

Bij de productie van „dwójniak” is het gebruik van bewaarmiddelen, stabilisatoren en kunstmatige kleur- en smaakstoffen verboden.

3.6.   Beschrijving van de methode waarmee het landbouwproduct of het levensmiddel met de in punt 3.1 vermelde benaming wordt geproduceerd

Grondstoffen

Natuurhoning met de volgende parameters:

watergehalte: ten hoogste 20 massaprocenten,

gehalte aan reducerende suikers: ten minste 70 massaprocenten,

gecombineerd sucrose- en melezitosegehalte: ten hoogste 5 massaprocenten,

totaal zuurgehalte — voor neutralisering benodigde NaOH-oplossing (1 mol/liter) per 100 g honing: binnen de bandbreedte 1-5 ml,

gehalte aan 5-hydroxy-methyl-furfurol (HMF): ten hoogste 4,0 mg per 100 g honing.

Gist voor medebereiding tot een hoge vergistingsgraad — m.a.w. gist die geschikt is om in de most waaraan deze is toegevoegd, een hoog percentage van de aanwezige suikers in alcohol om te zetten.

Kruiden en specerijen: kruidnagel, kaneel, nootmuskaat of gember.

Natuurlijke vruchtensappen of verse vruchten.

Ethylalcohol uit landbouwproducten (eventueel).

Productiemethode

Stadium 1

De honingmost wordt gekookt bij een temperatuur van 95-105 °C. Voor „dwójniak” is de vereiste verhouding tussen honing en water in het eindproduct één deel honing op één deel water (of met vruchtensap vermengd water). Omdat de gist bij die suikerconcentratie niet werkzaam is, wordt een most bereid die bestaat uit één deel honing op twee delen water en waaraan kruiden of specerijen kunnen zijn toegevoegd. In het geval van vruchtenmede moet ten minste 30 % van het water zijn vervangen door vruchtensap. Om te komen tot de verhouding tussen honing en water die kenmerkend is voor „dwójniak”, wordt de rest van de honing toegevoegd in het eindstadium van de gisting of tijdens de rijping.

Aan de verhouding tussen water en honing moet strikt de hand worden gehouden en om de benodigde suikeroplossing te verkrijgen moet een ketel worden gebruikt die is voorzien van een stoommantel. Bij deze wijze van koken wordt karamellisering van de suikers voorkomen.

Stadium 2

De most wordt gekoeld tot 20-22 °C, de optimale temperatuur voor de vermeerdering van de gist. De most moet worden gekoeld op de dag zelf waarop deze is geproduceerd, en de koeltijd is afhankelijk van de efficiëntie van de koelinrichting. Door de koeling wordt de microbiologische veiligheid van de most gegarandeerd.

Stadium 3

In een gistingstank wordt aan de most een gistoplossing toegevoegd.

Stadium 4

A.

Hoofdgisting — 6-10 dagen. Door de temperatuur op maximaal 28 °C te houden wordt ervoor gezorgd dat het gistingsproces naar behoren verloopt.

B.

Nagisting — 3-6 weken. Door de nagisting worden de vereiste fysisch-chemische parameters bereikt.

In dit stadium kan de resterende hoeveelheid honing worden toegevoegd om de voor „dwójniak” vereiste verhouding te realiseren.

Stadium 5

De gegiste most moet worden geklaard.

Nadat een alcoholgehalte van ten minste 12 % vol is bereikt, moet het verkregen product vóór de rijping wordt geklaard. Dit garandeert dat de mede de passende fysisch-chemische en organoleptische eigenschappen zal hebben. Als de most na de nagisting op de gistdrab zou worden gelaten, zou de autolyse van de gist een nadelig effect hebben op de organoleptische eigenschappen van de mede.

Stadium 6

Het product moet tijdens de rijping zo vaak als nodig is worden overgeheveld om te voorkomen dat zich in de gistdrab ongewenste processen voordoen (autolyse van de gist). Ook mogen tijdens de rijping behandelingen worden uitgevoerd zoals pasteurisatie en filtrering.

In dit stadium kan, als dat niet in het eindstadium van de gisting is gedaan, de resterende hoeveelheid honing worden toegevoegd om de voor „dwójniak” vereiste verhouding te realiseren. Dit stadium is van essentieel belang om ervoor te zorgen dat het product de juiste organoleptische eigenschappen krijgt.

De minimale rijpingstijd voor „dwójniak” bedraagt twee jaar.

Stadium 7

In het stadium van het op smaak brengen (aanpassing van de samenstelling) gaat het erom een eindproduct te bereiden dat de voor „dwójniak” passende organoleptische en fysisch-chemische eigenschappen bezit zoals aangegeven in punt 3.5 — Beschrijving van het landbouwproduct of het levensmiddel. Om ervoor te zorgen dat de vereiste waarden worden bereikt, kunnen de organoleptische en fysisch-chemische eigenschappen worden gecorrigeerd door:

honing toe te voegen om de mede zoeter te maken,

kruiden en specerijen toe te voegen,

ethylalcohol uit landbouwproducten toe te voegen.

Doel van dit stadium is een product te verkrijgen met de voor „dwójniak” karakteristieke geur en smaak.

Stadium 8

Bij een temperatuur van of 18-25 °C wordt het product in de individuele recipiënten gedaan. Aanbevolen wordt om voor „dwójniak” traditionele verpakkingen te gebruiken zoals: mandflessen, keramische recipiënten of eikenhouten vaten.

3.7.   Specificiteit van het landbouwproduct of het levensmiddel

De specificiteit van „dwójniak” is te danken aan:

de bereiding van de most (samenstelling en verhouding tussen de grondstoffen),

de rijping,

de fysisch-chemische en organoleptische eigenschappen.

Bereiding van de most (samenstelling en verhouding tussen de grondstoffen)

De specificiteit van „dwójniak” is vooral te danken aan het feit dat strikt de hand wordt gehouden aan de vastgestelde verhouding tussen honing en water: één deel honing op één deel water. Deze verhouding is de bepalende factor die „dwójniak” zijn unieke eigenschappen verleent.

Rijping

Zoals uit de oude, traditionele Poolse receptuur blijkt, is het karakter van dergelijke producten afhankelijk van de tijd dat zij hebben gerijpt. In het geval van „dwójniak” bedraagt deze rijpingstijd ten minste twee jaar.

Fysisch-chemische en organoleptische kenmerken

Een correcte uitvoering van alle in het productdossier beschreven productiestadia zorgt ervoor dat een product met een unieke smaak en aroma wordt verkregen. De unieke smaak en geur van „dwójniak” zijn het resultaat van een passend suiker- en alcoholgehalte:

reducerende suikers na inversie: 175-230 g/l,

som van totaal suikergehalte (g) en werkelijk alcoholgehalte (in % vol), vermenigvuldigd met 18: ten minste 490,

alcoholgehalte: 15-18 % vol.

Als gevolg van de strikt vastgestelde verhouding tussen de ingrediënten die bij de productie van „dwójniak” worden gebruikt, bezit dit product een enigszins stroperige en dikvloeibare consistentie die typisch is en het van andere soorten mede onderscheidt.

3.8.   Traditioneel karakter van het landbouwproduct of het levensmiddel

Traditionele productiemethode

Al meer dan duizend jaar worden in Polen allerlei soorten mede geproduceerd. Die verscheidenheid is ontstaan door de ontwikkeling en de verbetering van de productiemethode in de loop der eeuwen. De geschiedenis van de productie van mede gaat terug tot het begin van de staatsvorming in Polen. In 966 schreef de Spaanse diplomaat, handelaar en reiziger Ibrahim ibn Yaqub het volgende: „In het land van Mieszko I is naast voedsel, vlees en akkerland ook mede in overvloed te vinden, zo worden de Slavische wijnen en sterke dranken genoemd.” (Mieszko I was de eerste historische koning van Polen). De kronieken van Gallus Anonymus, die omstreeks de overgang van de 11e naar de 12e eeuw de Poolse geschiedenis heeft opgetekend, bevat eveneens talrijke verwijzingen naar de productie van mede.

Het Poolse nationale epos „Pan Tadeusz” van Adam Mickiewicz, dat het verhaal van de adel in 1811 en 1812 vertelt, verschaft heel wat informatie over de productie en het verbruik van mede en over de verschillende soorten mede. Vermeldingen van mede zijn ook te vinden in de gedichten van Tomasz Zan (1796-1855) en in de trilogie van Henryk Sienkiewicz waarin de gebeurtenissen in Polen in de 17e eeuw worden beschreven („Ogniem i mieczem”, gepubliceerd in 1884, „Potop”, gepubliceerd in 1886, en „Pan Wołodyjowski”, gepubliceerd in 1887 en 1888).

Bronnenmateriaal dat de Poolse culinaire tradities van de 17e en de 18e eeuw beschrijft, bevat niet alleen algemene verwijzingen naar mede, maar ook verwijzingen naar verschillende soorten mede. Afhankelijk van de productiemethode werden deze respectievelijk „półtorak”, „dwójniak”, „trójniak” en „czwórniak” genoemd, waarbij de verschillen betrekking hadden op de verhouding tussen honing en water of sap en de rijpingstijd. De productietechniek voor „dwójniak” wordt, afgezien van geringe aanpassingen, al eeuwenlang gebruikt.

Traditionele samenstelling

De traditionele indeling van de soorten mede in „półtorak”, „dwójniak”, „trójniak” en „czwórniak” bestaat in Polen dus al eeuwenlang en is tot op de dag van vandaag bekend bij de consumenten. Na de tweede wereldoorlog zijn pogingen ondernomen om die indeling in vier categorieën te reguleren. Uiteindelijk is een en ander in 1948 in het Poolse recht vastgelegd door middel van de wet op de productie van wijn, wijnmost en mede en op de handel in dergelijke producten (staatsblad van de Republiek Polen van 18 november 1948). Die wet bevat regels voor de productie van mede, waarbij de verhouding tussen honing en water en de technologische eisen zijn gespecificeerd. De verhouding tussen honing en water voor „dwójniak” is als volgt bepaald: „Alleen mede die is geproduceerd met behulp van één deel natuurhoning op één deel water, mag „dwójniak” worden genoemd.”.

3.9.   Minimumeisen en procedures voor de controle van de specificiteit

De verplichte controles betreffen:

de inachtneming van de vastgestelde verhouding tussen de ingrediënten in de honingmost,

de inachtneming van de duur van de rijpingstijd,

de organoleptische eigenschappen van het eindproduct (smaak, geur, kleur, helderheid),

de fysisch-chemische indicatoren van het eindproduct: alcoholgehalte, totaal suikergehalte, gehalte aan reducerende suikers na inversie, totaal zuurgehalte, gehalte aan vluchtige zuren, suikervrij extract en, in het geval van vruchtenmede, asgehalte — de waarden moeten in overeenstemming zijn met de in punt 3.5 van het productdossier vermelde waarden.

De verplichte controles worden ten minste éénmaal per jaar verricht.

Aanbevolen wordt ook controles te verrichten tijdens de hierna genoemde productiestadia. Het is niet verplicht in die productiestadia controles te verrichten, maar het wordt aangeraden omdat dergelijke controles mogelijke fouten in de verschillende productiestadia helpen te voorkomen.

Stadium 4:

Gedurende het gistingsproces dienen regelmatig laboratoriumtests te worden uitgevoerd naar de organoleptische eigenschappen (smaak en geur) en naar fysisch-chemische parameters zoals het alcoholgehalte en het gehalte aan tijdens de alcoholische gisting aan verandering onderhevige suikers.

Stadium 6:

Tijdens de rijping dienen regelmatig controles te worden verricht met betrekking tot de elementaire organoleptische eigenschappen van het product en fysisch-chemische indicatoren zoals het alcoholgehalte, het totale suikergehalte, het totale zuurgehalte en het gehalte aan vluchtige zuren.

Stadium 8:

Vóór het bottelen dienen controles te worden verricht met betrekking tot de verschillende fysisch-chemische en organoleptische parameters die zijn genoemd in punt 3.5 — Beschrijving van het landbouwproduct of het levensmiddel.

4.   Autoriteiten of organen die de naleving van het productdossier controleren

4.1.   Naam en adres

Naam:

Główny Inspektorat Jakości Handlowej Artykułów Rolno — Spożywczych

Adres:

ul. Wspólna 30

00-930 Warszawa

POLEN

Tel.

+48 226232900

Fax

+48 226232998

E-mail:

☒ Openbaar

☐ Particulier

4.2.   Specifieke taken van de autoriteit of het orgaan

De bovengenoemde controleautoriteit is verantwoordelijk voor de controle met betrekking tot het gehele productdossier.

AANVRAAG TOT REGISTRATIE VAN EEN GTS

VERORDENING (EG) Nr. 509/2006 VAN DE RAAD

„TRÓJNIAK”

EG-nr. PL-TSG-007-0033-06.09.2005

1.   Naam en adres van de aanvragende groepering

Naam:

Krajowa Rada Winiarstwa i Miodosytnictwa przy Stowarzyszeniu Naukowo-Technicznym Inżynierów i Techników Przemysłu Spożywczego

Adres:

ul. Czackiego 3/6

00-043 Warszawa

POLEN

Tel.

+48 228282721

E-mail:

krwim@sitspoz.pl

2.   Lidstaat of derde land

Polen

3.   Productdossier

3.1.   Benaming waarvoor de registratie wordt aangevraagd

„Trójniak”

Als het product op de markt wordt gebracht, mag het etiket de volgende informatie bevatten: „miód pitny wytworzony zgodnie ze staropolską tradycją” (volgens een oude Poolse traditie geproduceerde mede). Deze informatie moet in de andere officiële talen worden vertaald.

3.2.   De benaming

is zelf specifiek

brengt de specificiteit van het landbouwproduct of het levensmiddel tot uitdrukking.

De naam „trójniak” is afgeleid van het getal „3” (PL: „trzy”) en houdt rechtstreeks verband met de in het verleden bepaalde samenstelling en bereidingswijze van „trójniak” — de verhouding tussen honing en water in de most voor de medebereiding is één deel honing op twee delen water. De naam brengt daarom de specificiteit van het product tot uitdrukking. Omdat de term „trójniak” uitsluitend wordt gebruikt om een specifieke soort van mede aan te duiden, moet die naam ook worden beschouwd als zelf specifiek.

3.3.   Aanvraag tot registratie met of zonder reservering overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 509/2006

Registratie met reservering van de benaming

Registratie zonder reservering van de benaming

3.4.   Productcategorie

Categorie 1.8. Andere in bijlage I bij het Verdrag genoemde producten

3.5.   Beschrijving van het landbouwproduct of het levensmiddel waarvoor de in punt 3.1 vermelde benaming geldt

„Trójniak” is een mede (of honingwijn), een heldere drank die is bereid door vergisting van honingmost en wordt gekenmerkt door een karakteristiek honingaroma en de smaak van de gebruikte grondstof.

De smaak van „trójniak” kan worden verrijkt door de smaak van de gebruikte specerijen. De kleur van „trójniak” varieert van goudkleurig tot donker amberkleurig afhankelijk van de soort honing die voor de productie ervan is gebruikt.

De voor „trójniak” typische fysisch-chemische indicatoren zijn:

alcoholgehalte: 12-15 % vol,

reducerende suikers na inversie: 65-120 g/l,

totaal zuurgehalte, uitgedrukt in appelzuur: 3,5-8 g/l,

gehalte aan vluchtige zuren, uitgedrukt in azijnzuur: ten hoogste 1,4 g/l,

totaal gehalte aan gebruikte suiker op basis van de werkelijke alcoholconcentratie (in % vol), vermenigvuldigd met 18: ten minste 323 g,

suikervrij extract: niet minder dan

20 g/l,

25 g/l in het geval van vruchtenmede (melomel),

asgehalte: ten minste 1,3 g/l — in het geval van vruchtenmede.

Bij de productie van „trójniak” is het gebruik van bewaarmiddelen, stabilisatoren en kunstmatige kleur- en smaakstoffen verboden.

3.6.   Beschrijving van de methode waarmee het landbouwproduct of het levensmiddel met de in punt 3.1 vermelde benaming wordt geproduceerd

Grondstoffen

Natuurhoning met de volgende parameters:

watergehalte: ten hoogste 20 massaprocenten,

gehalte aan reducerende suikers: ten minste 70 massaprocenten,

gecombineerd sucrose- en melezitosegehalte: ten hoogste 5 massaprocenten,

totaal zuurgehalte — 1 mol/l NaOH-oplossing per 100 g honing: binnen de bandbreedte 1-5 ml,

gehalte aan 5-hydroxy-methyl-furfurol (HMF): ten hoogste 4,0 mg per 100 g honing.

Gist voor medebereiding tot een hoge vergistingsgraad — m.a.w. gist die geschikt is om in de most waaraan deze is toegevoegd, een hoog percentage van de aanwezige suikers in alcohol om te zetten.

Kruiden en specerijen: kruidnagel, kaneel, nootmuskaat of gember.

Natuurlijke vruchtensappen of verse vruchten.

Productiemethode

Stadium 1

De honingmost, die bestaat uit één deel honing op twee delen water (of met vruchtensap vermengd water) en waaraan kruiden of specerijen kunnen zijn toegevoegd, wordt gekookt bij een temperatuur van 95-105 °C. In het geval van vruchtenmede moet ten minste 30 % van het water zijn vervangen door vruchtensap.

Aan de verhouding tussen water en honing moet strikt de hand worden gehouden en om de benodigde suikeroplossing te verkrijgen moet een ketel worden gebruikt die is voorzien van een stoommantel. Bij deze wijze van koken wordt karamellisering van de suikers voorkomen.

Stadium 2

De most wordt gekoeld tot 20-22 °C, de optimale temperatuur voor de vermeerdering van de gist. De most moet worden gekoeld op de dag zelf waarop deze is geproduceerd, en de koeltijd is afhankelijk van de efficiëntie van de koelinrichting. Door de koeling wordt de microbiologische veiligheid van de most gegarandeerd.

Stadium 3

In een gistingstank wordt aan de most een gistoplossing toegevoegd.

Stadium 4

A.

Hoofdgisting — 6-10 dagen. Door de temperatuur op maximaal 28 °C te houden wordt ervoor gezorgd dat het gistingsproces naar behoren verloopt.

B.

Nagisting — 3-6 weken. Door de nagisting worden de vereiste fysisch-chemische parameters bereikt.

Stadium 5

De gegiste most moet worden geklaard.

Nadat een alcoholgehalte van ten minste 12 % vol is bereikt, moet het verkregen product vóór de rijping wordt geklaard. Dit garandeert dat de mede de passende fysisch-chemische en organoleptische eigenschappen zal hebben. Als de most na de nagisting op de gistdrab zou worden gelaten, zou de autolyse van de gist een nadelig effect hebben op de organoleptische eigenschappen van de mede.

Stadium 6

Het product moet tijdens de rijping zo vaak als nodig is worden overgeheveld om te voorkomen dat zich in de gistdrab ongewenste processen voordoen (autolyse van de gist). Ook mogen tijdens de rijping behandelingen worden uitgevoerd zoals pasteurisatie en filtrering. Dit stadium is van essentieel belang om ervoor te zorgen dat het product de juiste organoleptische eigenschappen krijgt.

De minimale rijpingstijd voor „trójniak” bedraagt één jaar.

Stadium 7

In het stadium van het op smaak brengen (aanpassing van de samenstelling) gaat het erom een eindproduct te bereiden dat de voor „trójniak” passende organoleptische en fysisch-chemische eigenschappen bezit zoals aangegeven in punt 3.5 — Beschrijving van het landbouwproduct of het levensmiddel. Om ervoor te zorgen dat de vereiste waarden worden bereikt, kunnen de organoleptische en fysisch-chemische eigenschappen worden gecorrigeerd door:

honing toe te voegen om de mede zoeter te maken,

kruiden en specerijen toe te voegen.

Doel van dit stadium is een product te verkrijgen met de voor „trójniak” karakteristieke geur en smaak.

Stadium 8

Bij een temperatuur van of 55-60 °C wordt het product in de individuele recipiënten gedaan. Aanbevolen wordt om voor „trójniak” traditionele verpakkingen te gebruiken zoals: mandflessen, keramische recipiënten of eikenhouten vaten.

3.7.   Specificiteit van het landbouwproduct of het levensmiddel

De specificiteit van „trójniak” is te danken aan:

de bereiding van de most (samenstelling en verhouding tussen de grondstoffen),

de rijping,

de fysisch-chemische en organoleptische eigenschappen.

Bereiding van de most (samenstelling en verhouding tussen de grondstoffen)

De specificiteit van „trójniak” is vooral te danken aan het feit dat voor de bereiding van de honingmost strikt de hand wordt gehouden aan de vastgestelde verhouding tussen honing en water: één deel honing op twee delen water. Deze verhouding is in alle verdere stadia van de productie van „trójniak” de bepalende factor die dit product zijn unieke eigenschappen verleent.

Rijping

Zoals uit de oude, traditionele Poolse receptuur blijkt, is het karakter van dergelijke producten afhankelijk van de tijd dat zij hebben gerijpt. In het geval van „trójniak” bedraagt deze rijpingstijd ten minste één jaar.

Fysisch-chemische en organoleptische kenmerken

Een correcte uitvoering van alle in het productdossier beschreven productiestadia zorgt ervoor dat een product met een unieke smaak en aroma wordt verkregen. De unieke smaak en geur van „trójniak” zijn het resultaat van een passend suiker- en alcoholgehalte:

reducerende suikers na inversie: > 65-120 g/l,

totaal gehalte aan gebruikte suiker op basis van de werkelijke alcoholconcentratie (in % vol), vermenigvuldigd met 18: ten minste 323 g,

alcoholgehalte: 12-15 % vol.

Als gevolg van de strikt vastgestelde verhouding tussen de ingrediënten die bij de productie van „trójniak” worden gebruikt, bezit dit product een enigszins stroperige en dikvloeibare consistentie die typisch is en het van andere soorten mede onderscheidt.

3.8.   Traditioneel karakter van het landbouwproduct of het levensmiddel

Traditionele productiemethode

Al meer dan duizend jaar worden in Polen allerlei soorten mede geproduceerd. Die verscheidenheid is ontstaan door de ontwikkeling en de verbetering van de productiemethode in de loop der eeuwen. De geschiedenis van de productie van mede gaat terug tot het begin van de staatsvorming in Polen. In 966 schreef de Spaanse diplomaat, handelaar en reiziger Ibrahim ibn Yaqub het volgende: „In het land van Mieszko I is naast voedsel, vlees en akkerland ook mede in overvloed te vinden, zo worden de Slavische wijnen en sterke dranken genoemd.” (Mieszko I was de eerste historische koning van Polen). De kronieken van Gallus Anonymus, die omstreeks de overgang van de 11e naar de 12e eeuw de Poolse geschiedenis heeft opgetekend, bevat eveneens talrijke verwijzingen naar de productie van mede.

Het Poolse nationale epos „Pan Tadeusz” van Adam Mickiewicz, dat het verhaal van de adel in 1811 en 1812 vertelt, verschaft heel wat informatie over de productie en het verbruik van mede en over de verschillende soorten mede. Vermeldingen van mede zijn ook te vinden in de gedichten van Tomasz Zan (1796-1855) en in de trilogie van Henryk Sienkiewicz waarin de gebeurtenissen in Polen in de 17e eeuw worden beschreven („Ogniem i mieczem”, gepubliceerd in 1884, „Potop”, gepubliceerd in 1886, en „Pan Wołodyjowski”, gepubliceerd in 1887 en 1888).

Bronnenmateriaal dat de Poolse culinaire tradities van de 17e en de 18e eeuw beschrijft, bevat niet alleen algemene verwijzingen naar mede, maar ook verwijzingen naar verschillende soorten mede. Afhankelijk van de productiemethode werden deze respectievelijk „półtorak”, „dwójniak”, „trójniak” en „czwórniak” genoemd, waarbij de verschillen betrekking hadden op de verhouding tussen honing en water of sap en de rijpingstijd. De productietechniek voor „trójniak” wordt, afgezien van geringe aanpassingen, al eeuwenlang gebruikt.

Traditionele samenstelling

De traditionele indeling van de soorten mede in „półtorak”, „dwójniak”, „trójniak” en „czwórniak” bestaat in Polen dus al eeuwenlang en is tot op de dag van vandaag bekend bij de consumenten. Na de tweede wereldoorlog zijn pogingen ondernomen om die indeling in vier categorieën te reguleren. Uiteindelijk is een en ander in 1948 in het Poolse recht vastgelegd door middel van de wet op de productie van wijn, wijnmost en mede en op de handel in dergelijke producten (staatsblad van de Republiek Polen van 18 november 1948). Die wet bevat regels voor de productie van mede, waarbij de verhouding tussen honing en water en de technologische eisen zijn gespecificeerd. De verhouding tussen honing en water voor „trójniak” is als volgt bepaald: „Alleen mede die is geproduceerd met behulp van één deel natuurhoning op twee delen water, mag „trójniak” worden genoemd.”.

3.9.   Minimumeisen en procedures voor de controle van de specificiteit

De verplichte controles betreffen:

de inachtneming van de vastgestelde verhouding tussen de ingrediënten in de honingmost,

de inachtneming van de duur van de rijpingstijd,

de organoleptische eigenschappen van het eindproduct (smaak, geur, kleur, helderheid),

de fysisch-chemische indicatoren van het eindproduct: alcoholgehalte, totaal gehalte aan gebruikte suiker, gehalte aan reducerende suikers na inversie, totaal zuurgehalte, gehalte aan vluchtige zuren, suikervrij extract en, in het geval van vruchtenmede, asgehalte — de waarden moeten in overeenstemming zijn met de in punt 3.5 van het productdossier vermelde waarden.

De verplichte controles worden ten minste éénmaal per jaar verricht.

Aanbevolen wordt ook controles te verrichten tijdens de hierna genoemde productiestadia. Het is niet verplicht in die productiestadia controles te verrichten, maar het wordt aangeraden omdat dergelijke controles mogelijke fouten in de verschillende productiestadia helpen te voorkomen.

Stadium 4:

Gedurende het gistingsproces dienen regelmatig laboratoriumtests te worden uitgevoerd naar de organoleptische eigenschappen (smaak en geur) en naar fysisch-chemische parameters zoals het alcoholgehalte en het gehalte aan tijdens de alcoholische gisting aan verandering onderhevige suikers.

Stadium 6:

Tijdens de rijping dienen regelmatig controles te worden verricht met betrekking tot de elementaire organoleptische eigenschappen van het product en fysisch-chemische indicatoren zoals het alcoholgehalte, het totale gehalte aan gebruikte suiker, het totale zuurgehalte en het gehalte aan vluchtige zuren.

Stadium 8:

Vóór het bottelen dienen controles te worden verricht met betrekking tot de verschillende fysisch-chemische en organoleptische parameters die zijn genoemd in punt 3.5 — Beschrijving van het landbouwproduct of het levensmiddel.

4.   Autoriteiten of organen die de naleving van het productdossier controleren

4.1.   Naam en adres

Naam:

Główny Inspektorat Jakości Handlowej Artykułów Rolno — Spożywczych

Adres:

ul. Wspólna 30

00-930 Warszawa

POLEN

Tel.

+48 226232900

Fax

+48 226232998

E-mail:

☒ Openbaar

☐ Particulier

4.2.   Specifieke taken van de autoriteit of het orgaan

De bovengenoemde controleautoriteit is verantwoordelijk voor de controle met betrekking tot het gehele productdossier.

AANVRAAG TOT REGISTRATIE VAN EEN GTS

VERORDENING (EG) Nr. 509/2006 VAN DE RAAD

„CZWÓRNIAK”

EG-nr. PL-TSG-007-0035-06.09.2006

1.   Naam en adres van de aanvragende groepering

Naam:

Krajowa Rada Winiarstwa i Miodosytnictwa przy Stowarzyszeniu Naukowo-Technicznym Inżynierów i Techników Przemysłu Spożywczego

Adres:

ul. Czackiego 3/6

00-043 Warszawa

POLEN

Tel.

+48 228282721

E-mail:

krwim@sitspoz.pl

2.   Lidstaat of derde land

Polen

3.   Productdossier

3.1.   Benaming waarvoor de registratie wordt aangevraagd

„Czwórniak”

Als het product op de markt wordt gebracht, mag het etiket de volgende informatie bevatten: „miód pitny wytworzony zgodnie ze staropolską tradycją” (volgens een oude Poolse traditie geproduceerde mede). Deze informatie moet in de andere officiële talen worden vertaald.

3.2.   De benaming

is zelf specifiek

brengt de specificiteit van het landbouwproduct of het levensmiddel tot uitdrukking.

De naam „czwórniak” is afgeleid van het getal „4” (PL: „cztery”) en houdt rechtstreeks verband met de in het verleden bepaalde samenstelling en bereidingswijze van „czwórniak” — de verhouding tussen honing en water in de most voor de medebereiding is één deel honing op drie delen water. De naam brengt daarom de specificiteit van het product tot uitdrukking. Omdat de term „czwórniak” uitsluitend wordt gebruikt om een specifieke soort van mede aan te duiden, moet die naam ook worden beschouwd als zelf specifiek.

3.3.   Aanvraag tot registratie met of zonder reservering overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 509/2006

Registratie met reservering van de benaming

Registratie zonder reservering van de benaming

3.4.   Productcategorie

Categorie 1.8. Andere in bijlage I bij het Verdrag genoemde producten

3.5.   Beschrijving van het landbouwproduct of het levensmiddel waarvoor de in punt 3.1 vermelde benaming geldt

„Czwórniak” is een mede (of honingwijn), een heldere drank die is bereid door vergisting van honingmost en wordt gekenmerkt door een karakteristiek honingaroma en de smaak van de gebruikte grondstof.

De smaak van „czwórniak” kan worden verrijkt door de smaak van de gebruikte specerijen. De kleur van „czwórniak” varieert van goudkleurig tot donker amberkleurig afhankelijk van de soort honing die voor de productie ervan is gebruikt.

De voor „czwórniak” typische fysisch-chemische indicatoren zijn:

alcoholgehalte: 9-12 % vol,

reducerende suikers na inversie: 35-90 g/l,

totaal zuurgehalte, uitgedrukt in appelzuur: 3,5-8 g/l,

gehalte aan vluchtige zuren, uitgedrukt in azijnzuur: ten hoogste 1,4 g/l,

totaal suikergehalte (g) plus het werkelijke alcoholgehalte (in % vol), vermenigvuldigd met 18: ten minste 240 g,

suikervrij extract: niet minder dan

15 g/l,

20 g/l in het geval van vruchtenmede (melomel),

asgehalte: ten minste 1,3 g/l — in het geval van vruchtenmede.

Bij de productie van „czwórniak” is het gebruik van bewaarmiddelen, stabilisatoren en kunstmatige kleur- en smaakstoffen verboden.

3.6.   Beschrijving van de methode waarmee het landbouwproduct of het levensmiddel met de in punt 3.1 vermelde benaming wordt geproduceerd

Grondstoffen

Natuurhoning met de volgende parameters:

watergehalte: ten hoogste 20 massaprocenten,

gehalte aan reducerende suikers: ten minste 70 massaprocenten,

gecombineerd sucrose- en melezitosegehalte: ten hoogste 5 massaprocenten,

totaal zuurgehalte — 1 mol/l NaOH-oplossing per 100 g honing: binnen de bandbreedte 1-5 ml,

gehalte aan 5-hydroxy-methyl-furfurol (HMF): ten hoogste 4,0 mg per 100 g honing.

Gist voor medebereiding tot een hoge vergistingsgraad — m.a.w. gist die geschikt is om in de most waaraan deze is toegevoegd, een hoog percentage van de aanwezige suikers in alcohol om te zetten.

Kruiden en specerijen: kruidnagel, kaneel, nootmuskaat of gember.

Natuurlijke vruchtensappen of verse vruchten.

Productiemethode

Stadium 1

De honingmost, die voor „czwórniak” bestaat uit één deel honing op drie delen water (of met vruchtensap vermengd water) en waaraan kruiden of specerijen kunnen zijn toegevoegd, wordt gekookt bij een temperatuur van 95-105 °C. In het geval van vruchtenmede moet ten minste 30 % van het water zijn vervangen door vruchtensap.

Aan de verhouding tussen water en honing moet strikt de hand worden gehouden en om de benodigde suikeroplossing te verkrijgen moet een ketel worden gebruikt die is voorzien van een stoommantel. Bij deze wijze van koken wordt karamellisering van de suikers voorkomen.

Stadium 2

De most wordt gekoeld tot 20-22 °C, de optimale temperatuur voor de vermeerdering van de gist. De most moet worden gekoeld op de dag zelf waarop deze is geproduceerd, en de koeltijd is afhankelijk van de efficiëntie van de koelinrichting. Door de koeling wordt de microbiologische veiligheid van de most gegarandeerd.

Stadium 3

In een gistingstank wordt aan de most een gistoplossing toegevoegd.

Stadium 4

A.

Hoofdgisting — 6-10 dagen. Door de temperatuur op maximaal 28 °C te houden wordt ervoor gezorgd dat het gistingsproces naar behoren verloopt.

B.

Nagisting — 3-6 weken. Door de nagisting worden de vereiste fysisch-chemische parameters bereikt.

Stadium 5

De gegiste most moet worden geklaard.

Nadat een alcoholgehalte van ten minste 9 % vol is bereikt, moet het verkregen product vóór de rijping wordt geklaard. Dit garandeert dat de „czwórniak” de passende fysisch-chemische en organoleptische eigenschappen zal hebben. Als de most na de nagisting op de gistdrab zou worden gelaten, zou de autolyse van de gist een nadelig effect hebben op de organoleptische eigenschappen van de mede.

Stadium 6

Het product moet tijdens de rijping zo vaak als nodig is worden overgeheveld om te voorkomen dat zich in de gistdrab ongewenste processen voordoen (autolyse van de gist). Ook mogen tijdens de rijping behandelingen worden uitgevoerd zoals pasteurisatie en filtrering.

Dit stadium is van essentieel belang om ervoor te zorgen dat het product de juiste organoleptische eigenschappen krijgt.

De minimale rijpingstijd voor „czwórniak” bedraagt negen maanden.

Stadium 7

In het stadium van het op smaak brengen (aanpassing van de samenstelling) gaat het erom een eindproduct te bereiden dat de voor „czwórniak” passende organoleptische en fysisch-chemische eigenschappen bezit zoals aangegeven in punt 3.5 — Beschrijving van het landbouwproduct of het levensmiddel. Om ervoor te zorgen dat de vereiste waarden worden bereikt, kunnen de organoleptische en fysisch-chemische eigenschappen worden gecorrigeerd door:

honing toe te voegen om de mede zoeter te maken,

kruiden en specerijen toe te voegen.

Doel van dit stadium is een product te verkrijgen met de voor „czwórniak” karakteristieke geur en smaak.

Stadium 8

Bij een temperatuur van of 55-60 °C wordt het product in de individuele recipiënten gedaan. Aanbevolen wordt om voor „czwórniak” traditionele verpakkingen te gebruiken zoals: mandflessen, keramische recipiënten of eikenhouten vaten.

3.7.   Specificiteit van het landbouwproduct of het levensmiddel

De specificiteit van „czwórniak” is te danken aan:

de bereiding van de most (samenstelling en verhouding tussen de grondstoffen),

de rijping,

de fysisch-chemische en organoleptische eigenschappen.

Bereiding van de most (samenstelling en verhouding tussen de grondstoffen)

De specificiteit van „czwórniak” is vooral te danken aan het feit dat voor de bereiding van de honingmost strikt de hand wordt gehouden aan de vastgestelde verhouding tussen honing en water: één deel honing op drie delen water. Deze verhouding is in alle verdere stadia van de productie van „czwórniak” de bepalende factor die dit product zijn unieke eigenschappen verleent.

Rijping

Zoals uit de oude, traditionele Poolse receptuur blijkt, is het karakter van dergelijke producten afhankelijk van de tijd dat zij hebben gerijpt. In het geval van „czwórniak” bedraagt deze rijpingstijd ten minste negen maanden.

Fysisch-chemische en organoleptische kenmerken

Een correcte uitvoering van alle in het productdossier beschreven productiestadia zorgt ervoor dat een product met een unieke smaak en aroma wordt verkregen. De unieke smaak en geur van „czwórniak” zijn het resultaat van een passend suiker- en alcoholgehalte:

reducerende suikers na inversie: > 35-90 g/l,

totaal suikergehalte (g) plus het werkelijke alcoholgehalte (in % vol), vermenigvuldigd met 18: ten minste 240 g,

alcoholgehalte: 9-12 % vol.

Als gevolg van de strikt vastgestelde verhouding tussen de ingrediënten die bij de productie van „czwórniak” worden gebruikt, bezit dit product een enigszins stroperige en dikvloeibare consistentie die typisch is en het van andere soorten mede onderscheidt.

3.8.   Traditioneel karakter van het landbouwproduct of het levensmiddel

Traditionele productiemethode

Al meer dan duizend jaar worden in Polen allerlei soorten mede geproduceerd. Die verscheidenheid is ontstaan door de ontwikkeling en de verbetering van de productiemethode in de loop der eeuwen. De geschiedenis van de productie van mede gaat terug tot het begin van de staatsvorming in Polen. In 966 schreef de Spaanse diplomaat, handelaar en reiziger Ibrahim ibn Yaqub het volgende: „In het land van Mieszko I is naast voedsel, vlees en akkerland ook mede in overvloed te vinden, zo worden de Slavische wijnen en sterke dranken genoemd.” (Mieszko I was de eerste historische koning van Polen). De kronieken van Gallus Anonymus, die omstreeks de overgang van de 11e naar de 12e eeuw de Poolse geschiedenis heeft opgetekend, bevat eveneens talrijke verwijzingen naar de productie van mede.

Het Poolse nationale epos „Pan Tadeusz” van Adam Mickiewicz, dat het verhaal van de adel in 1811 en 1812 vertelt, verschaft heel wat informatie over de productie en het verbruik van mede en over de verschillende soorten mede. Vermeldingen van mede zijn ook te vinden in de gedichten van Tomasz Zan (1796-1855) en in de trilogie van Henryk Sienkiewicz waarin de gebeurtenissen in Polen in de 17e eeuw worden beschreven („Ogniem i mieczem”, gepubliceerd in 1884, „Potop”, gepubliceerd in 1886, en „Pan Wołodyjowski”, gepubliceerd in 1887 en 1888).

Bronnenmateriaal dat de Poolse culinaire tradities van de 17e en de 18e eeuw beschrijft, bevat niet alleen algemene verwijzingen naar mede, maar ook verwijzingen naar verschillende soorten mede. Afhankelijk van de productiemethode werden deze respectievelijk „półtorak”, „dwójniak”, „trójniak” en „czwórniak” genoemd, waarbij de verschillen betrekking hadden op de verhouding tussen honing en water of sap en de rijpingstijd. De productietechniek voor „czwórniak” wordt, afgezien van geringe aanpassingen, al eeuwenlang gebruikt.

Traditionele samenstelling

De traditionele indeling van de soorten mede in „półtorak”, „dwójniak”, „trójniak” en „czwórniak” bestaat in Polen dus al eeuwenlang en is tot op de dag van vandaag bekend bij de consumenten. Na de tweede wereldoorlog zijn pogingen ondernomen om die indeling in vier categorieën te reguleren. Uiteindelijk is een en ander in 1948 in het Poolse recht vastgelegd door middel van de wet op de productie van wijn, wijnmost en mede en op de handel in dergelijke producten (staatsblad van de Republiek Polen van 18 november 1948). Die wet bevat regels voor de productie van mede, waarbij de verhouding tussen honing en water en de technologische eisen zijn gespecificeerd. De verhouding tussen honing en water voor „czwórniak” is als volgt bepaald: „Alleen mede die is geproduceerd met behulp van één deel natuurhoning op drie delen water, mag „czwórniak” worden genoemd.”.

3.9.   Minimumeisen en procedures voor de controle van de specificiteit

De verplichte controles betreffen:

de inachtneming van de vastgestelde verhouding tussen de ingrediënten in de honingmost,

de inachtneming van de duur van de rijpingstijd,

de organoleptische eigenschappen van het eindproduct (smaak, geur, kleur, helderheid),

de fysisch-chemische indicatoren van het eindproduct: alcoholgehalte, totaal suikergehalte, gehalte aan reducerende suikers na inversie, totaal zuurgehalte, gehalte aan vluchtige zuren, suikervrij extract en, in het geval van vruchtenmede, asgehalte — de waarden moeten in overeenstemming zijn met de in punt 3.5 van het productdossier vermelde waarden.

De verplichte controles worden ten minste éénmaal per jaar verricht.

Aanbevolen wordt ook controles te verrichten tijdens de hierna genoemde productiestadia. Het is niet verplicht in die productiestadia controles te verrichten, maar het wordt aangeraden omdat dergelijke controles mogelijke fouten in de verschillende productiestadia helpen te voorkomen.

Stadium 4:

Gedurende het gistingsproces dienen regelmatig laboratoriumtests te worden uitgevoerd naar de organoleptische eigenschappen (smaak en geur) en naar fysisch-chemische parameters zoals het alcoholgehalte en het gehalte aan tijdens de alcoholische gisting aan verandering onderhevige suikers.

Stadium 6:

Tijdens de rijping dienen regelmatig controles te worden verricht met betrekking tot de elementaire organoleptische eigenschappen van het product en fysisch-chemische indicatoren zoals het alcoholgehalte, het totale suikergehalte, het totale zuurgehalte en het gehalte aan vluchtige zuren.

Stadium 8:

Vóór het bottelen dienen controles te worden verricht met betrekking tot de verschillende fysisch-chemische en organoleptische parameters die zijn genoemd in punt 3.5 — Beschrijving van het landbouwproduct of het levensmiddel.

4.   Autoriteiten of organen die de naleving van het productdossier controleren

4.1.   Naam en adres

Naam:

Główny Inspektorat Jakości Handlowej Artykułów Rolno — Spożywczych

Adres:

ul. Wspólna 30

00-930 Warszawa

POLEN

Tel.

+48 226232900

Fax

+48 226232998

E-mail:

☒ Openbaar

☐ Particulier

4.2.   Specifieke taken van de autoriteit of het orgaan

De bovengenoemde controleautoriteit is verantwoordelijk voor de controle met betrekking tot het gehele productdossier.

AANVRAAG TOT REGISTRATIE VAN EEN GTS

VERORDENING (EG) Nr. 509/2006 VAN DE RAAD

„KIEŁBASA JAŁOWCOWA”

EG-nr. PL-TSG-007-0047-05.12.2006

1.   Naam en adres van de aanvragende groepering

Naam:

Związek „Polskie Mięso” (Vereniging van Poolse vleesproductenten)

Adres:

ul. Chałubińskiego 8

00-613 Warszawa

POLEN

Tel.

+48 228302657

Fax

+48 228301648

E-mail:

info@polskie-mieso.pl

2.   Lidstaat of derde land

Polen

3.   Productdossier

3.1.   Benaming(en) waarvoor de registratie wordt aangevraagd (artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1216/2007 van de Commissie)

„Kiełbasa jałowcowa”

3.2.   De benaming

is zelf specifiek

brengt de specificiteit van het landbouwproduct of het levensmiddel tot uitdrukking.

De benaming „kiełbasa jałowcowa” brengt de specificiteit van het product — met name zijn unieke smaak en aroma — tot uitdrukking. Deze eigenschappen moeten worden toegeschreven aan het gebruik van de vruchten van de jeneverbes (Juniperus), die versgemalen aan het vlees worden toegevoegd, en van jeneverbestakken tijdens het roken.

3.3.   Aanvraag tot registratie met of zonder reservering overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 509/2006

Registratie met reservering van de benaming

Registratie zonder reservering van de benaming

3.4.   Productcategorie

Categorie 1.2. Vleesproducten (verhit, gepekeld, gerookt, enz.)

3.5.   Beschrijving van het landbouwproduct of het levensmiddel waarvoor de in punt 3.1 vermelde benaming geldt (artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1216/2007 van de Commissie)

Kiełbasa jałowcowa is een gelijkmatig gerimpelde worst met de karakteristieke vorm van een krans. Aan de buitenkant zijn geen diepe vouwen in de lengterichting te zien. Deze kransvormige worst is in twee formaten verkrijgbaar:

als kleine worst, afgevuld in een natuurlijke darm met een diameter van meer dan 32 mm en een gewicht van ca. 0,5 kg,

als grote worst, afgevuld in een collageendarm met een diameter van 36 mm en een gewicht van ca. 0,8 kg.

Kiełbasa jałowcowa heeft een egale donkerbruine kleur, die typerend is voor sterk gerookte producten.

Kenmerkend voor de consistentie en het gevoel bij aanraking is het droge, gelijkmatig gerimpelde, maar tegelijkertijd gladde vel dat nauw aan de vulling hecht.

De fijne smaak en het malse karakter zijn het resultaat van zorgvuldig geselecteerde grondstoffen en kruiden (in het bijzonder jeneverbessen) en van de natuurlijke wijze waarop de worsten tijdens het productieproces worden gerookt.

Chemische samenstelling:

eiwitgehalte — niet minder dan 15 %,

vochtgehalte — niet meer dan 60 %,

vetgehalte — niet meer dan 35 %,

zoutgehalte — niet meer dan 3,5 %,

gehalte aan nitraten (III) en (V) in de vorm van NaNO2 — niet meer dan 0,0125 %.

Deze uitgebalanceerde chemische samenstelling is een garantie voor de traditionele kwaliteit van het product. De hoeveelheid eindproduct bedraagt 75 % (+/– 3 %) van de verwerkte grondstof (vlees).

3.6.   Beschrijving van de methode waarmee het landbouwproduct of het levensmiddel met de in punt 3.1 vermelde benaming wordt geproduceerd (artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1216/2007 van de Commissie)

Ingrediënten

Vlees (100 kg grondstof):

varkensvlees van categorie I met een vetgehalte van maximaal 15 % — 20 kg

varkensvlees van categorie IIA met een vetgehalte van maximaal 20 % — 50 kg

varkensvlees van categorie III — pezig vlees met een vetgehalte van maximaal 25 % — 20 kg

kleine, harde stukjes vet — 10 kg.

Het varkensvlees van categorie IIA of III kan voor maximaal 50 % worden vervangen door rundvlees.

Kruiden (op 100 kg vlees):

peper — 0,17 kg

jeneverbessen — 0,12 kg

suiker — 0,20 kg.

Overige toevoegingen:

zoutoplossing (op basis van een mengsel van keukenzout (NaCl) en natriumnitriet (NaNO2)) — ca. 2 kg.

Het voor de vervaardiging van kiełbasa jałowcowa gebruikte varkensvoer:

Het voer moet ervoor zorgen dat de gemeste varkens vet en vlees aanzetten. Het doel is het produceren van varkens met een lichaamsgewicht van maximaal 120 kg en meer dan 3 % intramusculair vet.

Het mesten gebeurt met langzaam groeiende rassen, zodat, mits er op de juiste manier wordt gemest, het gewenste gehalte intramusculair vet wordt verkregen. Deze rassen hebben niet het RN-gen, terwijl 20 % van de populatie drager is van het RYR1 T-gen.

Het mesten dient in drie fasen te gebeuren: fase I tot ca. 60 kg, fase II tot ca. 90 kg en fase III tot 120 kg.

Het mesten van dieren tot een lichaamsgewicht van ca. 90 kg gebeurt met twee typen voedermengsels. Deze mengsels (doseringen) bestaan uit:

energiebestanddelen in de vorm van voermeel — tarwe, gerst, rogge, haver, triticale of mais; de mengsels mogen voor 30 % uit maisvoermeel en voermeel van naakte haver bestaan;

eiwitbestanddelen in de vorm van voermeel van lupinen, veldbonen en erwten, sojaschroot, koolzaadschroot, koolzaadkoeken, voedergist of gedroogd groenvoer.

De mengsels (doseringen) voor dieren van 90 tot 120 kg bestaan uit:

energiebestanddelen in de vorm van tarwe-, gerst-, rogge- of triticalevoermeel; voor deze mengsels (doseringen) mag geen maisvoermeel of voermeel van naakte haver worden gebruikt;

eiwitbestanddelen in de vorm van voermeel van peulvruchten (lupinen, veldbonen, erwten), sojaschroot, koolzaadkoeken, koolzaadschroot of gedroogd groenvoer.

Tijdens het mesten is het in geen geval toegestaan om plantaardige olie of voedingsstoffen van dierlijke herkomst (melkpoeder, gedroogde wei, vismeel) aan de mengsels en doseringen toe te voegen.

Tijdens het hele mesttraject zorgen de mengsels voor een metabole energie van 12 tot 13 MJ ME/kg mengsel. Het eiwitgehalte van de mengsels is in fase I ongeveer 16-18 %, in fase II 15-16 % en in fase III ongeveer 14 %.

De voor de mestvarkens bestemde doseringen kunnen bestaan uit louter geconcentreerde mengsels of uit geconcentreerde mengsels en bulkvoer (aardappelen en groenvoer).

Het productietraject van kiełbasa jałowcowa:

Stap 1

Al het vlees wordt eerst fijngehakt. De stukken worden op gelijke grootte gebracht (ca. 5 cm doorsnede).

Stap 2

Het vlees wordt op traditionele wijze (volgens de droge methode) met een zoutoplossing gedurende ca. 48 uur gepekeld.

Stap 3

Mechanische bewerking: het vlees van categorie I wordt fijngehakt tot stukken van ca. 20 mm, dat van categorie IIA tot stukken van ca. 8 mm, dat van categorie III tot stukken van ca. 3 mm. Na toevoeging van 5 kilo ijs wordt alles verder fijngehakt.

Stap 4

Al het vlees wordt samen met de kruiden (peper, suiker en versgemalen jeneverbessen) gemengd.

Stap 5

Het vlees wordt afgevuld in een natuurlijke varkensdarm met een diameter van meer dan 32 mm of een collageendarm met een diameter van 36 mm. De worsten worden gedraaid en tot een kransvorm gebogen. Aangezien er twee verschillende soorten darmen worden gebruikt, kunnen er twee formaten worsten worden gemaakt:

kleine worsten in een dunne varkensdarm en met een gewicht van 0,5 kg,

grote worsten in een collageendarm en met een gewicht van 0,8 kg.

Stap 6

De worsten worden gedurende 2 uur bij een temperatuur van maximaal 30 °C te rusten gehangen. De buitenkant droogt aan en de bestanddelen binnenin komen „op hun plaats”.

Stap 7

De buitenkant droogt verder aan en de worsten worden in warme rook gerookt (gedurende ca. 120 minuten), totdat de gewenste kleur is verkregen. Vervolgens worden ze gebakken, totdat er binnenin een temperatuur van minimaal 70 °C is bereikt.

Stap 8

De worsten koelen gedurende 24 uur af.

Stap 9

De worsten worden gerookt met koude rook van beukenmot en jeneverbestakken (gedurende ca. 120 min.) en vervolgens gedurende 3 tot vijf dagen bij een temperatuur van 14 tot 18 °C te drogen gehangen, totdat het gewenste resultaat (75 % van de totale hoeveelheid verwerkt vlees (+/– 3 %)) is bereikt.

3.7.   Specificiteit van het landbouwproduct of het levensmiddel (artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1216/2007 van de Commissie)

De specificiteit van kiełbasa jałowcowa hangt samen met een aantal karakteristieke kenmerken van dit product, met name:

het malse, sappige en bijzondere karakter van het vlees

de uitzonderlijke smaak en het bijzondere aroma

de unieke vorm.

Het malse, sappige en bijzondere karakter van het vlees:

Het ingrediënt dat bepalend is voor de specificiteit van kiełbasa jałowcowa, is het vlees van langzaam groeiende varkensrassen die tot een lichaamsgewicht van ca. 120 kg worden gemest en die over de in punt 3.6 beschreven genetische eigenschappen beschikken. Dankzij de naleving van deze eisen ontstaat er een intramusculair vetgehalte van meer dan 3 %, waarmee de juiste smaak en technologische eigenschappen kunnen worden verkregen die noodzakelijk zijn voor de productie van kiełbasa jałowcowa. Het is aan het gebruik van deze grondstof en de toepassing van de traditionele productiemethode — vooral met betrekking tot het hakken, pekelen en roken — dat de uitzonderlijke malsheid en sappigheid van kiełbasa jałowcowa moeten worden toegeschreven.

De uitzonderlijke smaak en het bijzondere aroma:

De specificiteit van kiełbasa jałowcowa hangt vooral samen met zijn unieke smaak en aroma, die ontstaan dankzij het gebruik van de vruchten van de jeneverbes (Juniperus). Om de karakteristieke smaak van de worst te versterken en om zijn specifieke karakter nog meer te benadrukken, worden de jeneverbessen pas vlak voor het begin van het productieproces fijngemalen. Dankzij het gebruik van jeneverbestakken tijdens het roken wordt de smaak vervolmaakt en krijgt de worst zijn bijzondere aroma.

De unieke vorm:

Kiełbasa jałowcowa onderscheidt zich van andere worsten door zijn vorm. Er bestaan slechts twee min of meer identieke varianten en daarom is de worst goed herkenbaar voor de consument. Kiełbasa jałowcowa is gelijkmatig gerimpeld en heeft de karakteristieke vorm van een krans. Aan de buitenkant zijn geen diepe vouwen in de lengterichting te zien.

3.8.   Traditioneel karakter van het landbouwproduct of het levensmiddel (artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1216/2007 van de Commissie)

Traditionele grondstoffen

1.

Jeneverbes (Juniperus)

„Brandend jeneverbeshout geeft een aangename aromatische geur af.” Volgens de „Grote algemene geïllustreerde encyclopedie” uit 1903 is dit een van de nuttige eigenschappen van deze struik, die in Polen van oudsher tamelijk veel voorkomt. In dezelfde uitgave staat dat zijn „takken, spaanders en bessen geliefd zijn als mot voor het roken van vlees (en ook voor het maken van wierook); ze geven vleeswaren een geraffineerde smaak en aroma”. Uit documenten uit de tweede helft van de 19e eeuw blijkt dat jeneverbessen ook toen al als toevoeging of ingrediënt werden gebruikt voor bij de bereiding van vleesgerechten en -producten. De in 1863 in Warschau verschenen „Algemene encyclopedie” geeft de volgende omschrijving: „Jeneverbessen hebben een kruidige, bitterzoete smaak en een aangenaam aroma; als specerij […] zijn ze algemeen bekend”. Volgens het artikel „Regulering van voor de markt bestemde assortimenten vleeswaren” in het branchetijdschrift „Gospodarka Mięsna” nr. 3 uit 1954 deed de standaardmethode voor het produceren van worst met jeneverbessen en het roken met jeneverbestakken reeds rond 1950 haar intrede in Polen.

2.

Varkensvlees

Het vlees van varkens die speciaal voor kiełbasa jałowcowa worden gehouden, moet meer dan 3 % intramusculair vet bevatten. Deze zogeheten marmering geeft het product de gewenste malsheid en sappigheid en zijn voortreffelijke smaak. Het gebruik van dit soort vlees is bepalend voor de kwaliteit en specificiteit van het eindproduct en stemt overeen met de traditionele productiemethode.

Traditionele productiemethode en samenstelling

Roken is een manier om vlees te conserveren en in de meeste gevallen werd daarvoor jeneverbeshout gebruik. Dit blijkt onder meer uit Oudpoolse handschriften, zoals de aantekeningen van een anonieme rentmeester van een adellijke boerderij uit de jaren tachtig van de 18e eeuw, waarin een recept is opgenomen voor de bereiding van gerookte worst (handschrift uit het „Archiwum Główne Akt Dawnych” („Centraal archief van historische documenten” — AGAD) in Warschau, archiefeenheid „Verzameling Nationaal museum”, inv. nr. 1249). De volgende beschrijving van het ontbijt van edellieden uit het epische gedicht „Pan Tadeusz” („Heer Tadeusz”) uit 1834 van de beroemde Poolse dichter Adam Mickiewicz bewijst dat het roken met jeneverbeshout zeer populair was: „Alle [vleeswaren] verrukkelijk, alles zelfgemaakt, In de schoorsteen gerookt met jeneverbesrook”.

De traditie van het kruiden en roken van vlees met jeneverbes kent allerlei lokale en regionale varianten. Zo zijn er verschillen in de gehanteerde technieken, maar soms ook in het soort vlees dat wordt gebruik. W. Łęg wijst in de studie „Uit de ervaringen met vleeswarenproductie” („Gospodarka Mięsna” nr. 6, 1953) bijvoorbeeld op de experimenten met „jałowcowa” van wild (haas of wild zwijn aangevuld met varkensvlees). Hoewel de worsten die op die manier werden vervaardigd, anders smaakten, bleef het eigenlijke recept (larderen en roken met jeneverbes) overal hetzelfde. Een deskundige van de vleesbranche die door de regio Kurpie reisde, schreef in het artikel „Regionale boerenvleeswaren” („Gospodarka Mięsna” nr. 7-8, 1950) het volgende: „De worst uit de buurt van Myszyniec in Kurpie wordt met jeneverbeshout gerookt en bevat jeneverbessen. De worst is droog en heeft een voortreffelijke en karakteristieke smaak en aroma”.

Na 1945 werd er, overeenkomstig de doctrine van de planeconomie, een vleesindustrie opgezet waarin de grote voedselfabrieken centraal stonden. Om de kwaliteit en de smaak van vleeswaren te kunnen waarborgen werden producten gestandaardiseerd en werden er technische voorschriften opgesteld op basis van de traditionele recepten. Als productnaam werd kiełbasa jałowcowa in 1947-1948 voor het eerst vermeld in de richtsnoeren voor de levensmiddelenverkoop. In 1954 kwam er een standaardnorm voor kiełbasa jałowcowa, die later werd uitgewerkt tot de norm van het hoofdkantoor voor de vleesindustrie uit 1964 (Uitgeverij van de lichte en voedselverwerkende industrie, Warschau, 1964). Deze laatste vormt de basis van onderhavige aanvraag.

Het doel van deze normen was het waarborgen van de bovengenoemde kwaliteit van kiełbasa jałowcowa. Hoewel de norm waarop deze aanvraag is gebaseerd, niet meer bindend is, zijn de onderliggende voorschriften nog altijd bepalend voor bovenstaande richtsnoeren voor de productie van kiełbasa jałowcowa.

3.9.   Minimumeisen en procedures voor de controle van de specificiteit (artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1216/2007 van de Commissie)

Gezien de specificiteit van kiełbasa jałowcowa moet er bij de controles worden gelet op:

1.

de kwaliteit van de gebruikte grondstoffen (varkensvlees, kruiden) en meer in het bijzonder:

de geschiktheid van het vlees vanuit technologisch opzicht,

de mestwijze,

de duur van het pekelen,

het soort en de hoeveelheid kruiden die voor de productie van kiełbasa jałowcowa zijn gebruikt;

2.

het rookproces van kiełbasa jałowcowa:

tijdens de controle moet worden gelet op:

de naleving van de voorgeschreven temperatuur voor de traditionele rookmethode met warme rook, en van de stooktemperatuur,

de naleving van de voorgeschreven duur van de tweede rookfase en van de voorgeschreven temperatuur van de daarbij gebruikte koude rook,

het gebruik van beukenmot en jeneverbestakken voor het koud roken;

3.

de kwaliteit van het eindproduct:

eiwitgehalte,

vochtgehalte,

vetgehalte,

gehalte aan natriumchloride,

gehalte aan nitraten (III) en (V),

smaak en aroma;

4.

de vorm van het product.

Frequentie van de controles

Bovengenoemde stappen dienen één keer in de twee maanden te worden gecontroleerd. Indien alle stappen volgens de regels zijn uitgevoerd, kan de frequentie worden teruggebracht tot twee controles per jaar.

Indien er in een bepaalde stap onregelmatigheden worden geconstateerd, dient de controle daarvan te worden opgevoerd (tot één keer in de twee maanden). Voor de andere stappen kan in dat geval nog steeds worden volstaan met een halfjaarlijkse controle.

4.   Autoriteiten of organen die de naleving van het productdossier controleren

4.1.   Naam en adres

Naam:

Główny Inspektorat Jakości Handlowej Artykułów Rolno-Spożywczych (Algemene inspectie van de handelskwaliteit van landbouwproducten en levensmiddelen)

Adres:

ul. Wspólna 30

00-930 Warszawa

POLEN

Tel.

+48 226232901

Fax

+48 226232099

E-mail:

☒ Openbaar

☐ Particulier

4.2.   Specifieke taken van de autoriteit of het orgaan

Bovengenoemde controleautoriteit is belast met de controle van het volledige productdossier.

AANVRAAG TOT REGISTRATIE VAN EEN GTS

VERORDENING (EG) Nr. 509/2006 VAN DE RAAD

„KIEŁBASA MYŚLIWSKA”

EG-nr. PL-TSG-0007-0053-19.03.2007

1.   Naam en adres van de aanvragende groepering

Naam:

Związek „Polskie Mięso” (Vereniging van Poolse vleesproducenten)

Adres:

ul. Chałubińskiego 8

00-613 Warszawa

POLEN

Tel.

+48 228302657

Fax

+48 228301648

E-mail:

info@polskie-mieso.pl

2.   Lidstaat of derde land

Polen

3.   Productdossier

3.1.   Benaming(en) waarvoor de registratie wordt aangevraagd (artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1216/2007 van de Commissie)

„Kiełbasa myśliwska”

3.2.   De benaming

is zelf specifiek

brengt de specificiteit van het landbouwproduct of het levensmiddel tot uitdrukking.

De benaming „kiełbasa myśliwska” brengt de specificiteit van het product tot uitdrukking. Deze specificiteit is in de benaming af te lezen aan de etymologische afleiding van de woorden „myśliwy” (jager) en „myślistwo” (jacht) en houdt verband met het oorspronkelijke gebruik van dit product: in vroeger tijden namen jagers dit soort worsten mee als droge proviand. Door zijn houdbaarheid en handzaamheid groeide het uit tot een ideale vorm van mondvoorraad voor wandelingen en reizen en voor een langer verblijf op plaatsen waar warme maaltijden niet direct voorhanden waren. Hoewel het product pas na verloop van tijd zijn weg naar de consument vond, is de benaming onveranderd gebleven.

3.3.   Aanvraag tot registratie met of zonder reservering overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 509/2006

Registratie met reservering van de benaming

Registratie zonder reservering van de benaming

3.4.   Productcategorie

Categorie 1.2. Vleesproducten (verhit, gepekeld, gerookt, enz.)

3.5.   Beschrijving van het landbouwproduct of het levensmiddel waarvoor de in punt 3.1 vermelde benaming geldt (artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1216/2007 van de Commissie)

Kiełbasa myśliwska is een korte, donkerbruine worst met een gelijkmatig gerimpeld vel (zonder holtes in de lengterichting). De worst is sikkelvormig gebogen en gewoonlijk verdeeld in „paren” (met de uiteinden aan elkaar) met een lengte van ca. 15 cm en een diameter van meer dan 32 mm.

De buitenkant van de kiełbasa myśliwska is donkerbruin. Als de worst wordt doorgesneden, zijn er donkerrode stukjes varkensvlees van categorie I en lichtrode stukjes varkensvlees van categorie II te zien.

De buitenkant voelt glad, droog en gelijkmatig gerimpeld aan.

Kiełbasa myśliwska kenmerkt zich door de smaak van vermalst, gezouten, gebakken en gerookt varkensvlees met kruiden.

Behalve door zijn specifieke smaak onderscheidt de worst zich ook door zijn malsheid.

Chemische samenstelling:

eiwitgehalte — niet minder dan 17 %

vochtgehalte — niet meer dan 55 %

vetgehalte — niet meer dan 45 %

zoutgehalte — niet meer dan 4,5 %

gehalte aan nitraten (III) en (V) in de vorm van NaNO2 — niet meer dan 0,0125 %.

Deze uitgebalanceerde chemische samenstelling is een garantie voor de traditionele kwaliteit van het product. De hoeveelheid eindproduct mag niet meer dan 68 % van de verwerkte grondstof (vlees) bedragen.

3.6.   Beschrijving van de methode waarmee het landbouwproduct of het levensmiddel met de in punt 3.1 vermelde benaming wordt geproduceerd (artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1216/2007 van de Commissie)

Ingrediënten

Vlees (100 kg grondstof):

varkensvlees van categorie I met een vetgehalte van maximaal 15 % — 30 kg

varkensvlees van categorie IIA met een vetgehalte van maximaal 20 % — 50 kg

varkensvlees van categorie III — pezig vlees met een vetgehalte van maximaal 25 % — 20 kg.

Het varkensvlees van categorie IIA of III kan voor maximaal 50 % worden vervangen door rundvlees.

Kruiden (op 100 kg vlees):

peper — 0,15 kg

jeneverbessen — 0,10 kg

verse knoflook — 0,10 kg

suiker — 0,20 kg.

Andere toevoegingen:

zoutoplossing (op basis van een mengsel van keukenzout (NaCl) en natriumnitriet (NaNO2)) — ca. 2 kg

mengsel voor het vermalsen van vlees (samengesteld uit 1 liter natuurazijn (10 % oplossing), 1 liter water en 1 liter koolzaad- of zonnebloemolie) — 3 liter.

Het voor de vervaardiging van kiełbasa myśliwska gebruikte varkensvoer:

Het voer moet ervoor zorgen dat de gemeste varkens vet en vlees aanzetten. Het doel is het produceren van varkens met een lichaamsgewicht van maximaal 120 kg en meer dan 3 % intramusculair vet.

Het mesten gebeurt met langzaam groeiende rassen, zodat, mits er op de juiste manier wordt gemest, het gewenste gehalte intramusculair vet wordt verkregen. Deze rassen hebben niet het RN-gen, terwijl 20 % van de populatie drager is van het RYR1 T-gen.

Het mesten dient in drie fasen te gebeuren: fase I tot ca. 60 kg, fase II tot ca. 90 kg en fase III tot 120 kg.

Het mesten van dieren tot een lichaamsgewicht van 90 kg gebeurt met twee typen voedermengsels. Deze mengsels (doseringen) bestaan uit:

energiebestanddelen in de vorm van voermeel — tarwe, gerst, rogge, haver, triticale of mais; de mengsels mogen voor 30 % uit maisvoermeel en voermeel van naakte haver bestaan;

eiwitbestanddelen in de vorm van voermeel van lupinen, veldbonen en erwten, sojaschroot, koolzaadschroot, koolzaadkoeken, voedergist of gedroogd groenvoer.

De mengsels (doseringen) voor dieren van 90 tot 120 kg bestaan uit:

energiebestanddelen in de vorm van tarwe-, gerst-, rogge- of triticalevoermeel; voor deze mengsels (doseringen) mag geen maisvoermeel of voermeel van naakte haver worden gebruikt;

eiwitbestanddelen in de vorm van voermeel van peulvruchten (lupinen, veldbonen, erwten), sojaschroot, koolzaadkoeken, koolzaadschroot of gedroogd groenvoer.

Tijdens het mesten is het in geen geval toegestaan om plantaardige olie of voedingsstoffen van dierlijke herkomst (melkpoeder, gedroogde wei, vismeel) aan de mengsels en doseringen toe te voegen.

Tijdens het hele mesttraject zorgen de mengsels voor een metabole energie van 12 tot 13 MJ ME/kg mengsel. Het eiwitgehalte van de mengsels is in fase I ongeveer 16-18 %, in fase II 15-16 % en in fase III ongeveer 14 %.

De voor de mestvarkens bestemde doseringen kunnen bestaan uit louter geconcentreerde mengsels of uit geconcentreerde mengsels en bulkvoer (aardappelen en groenvoer).

Het productietraject van kiełbasa myśliwska:

Stap 1

Al het vlees wordt eerst fijngehakt. De stukken worden op gelijke grootte gebracht (ca. 5 cm doorsnede).

Stap 2

Het vlees wordt op traditionele wijze (volgens de droge methode) met een zoutoplossing gedurende ca. 48 uur gepekeld.

Stap 3

Mechanische bewerking: het vlees van categorie I wordt fijngehakt tot stukken van ca. 20 mm, dat van categorie IIA tot stukken van ca. 8 mm, dat van categorie III tot stukken van ca. 3 mm. Na toevoeging van 2 kilo ijs wordt alles verder fijngehakt.

Stap 4

Het vlees van categorie I en IIA wordt met een speciaal mengsel vermalst en zorgvuldig gemengd.

Stap 5

Het fijngehakte vlees van categorie III en de kruiden worden toegevoegd en alles wordt zorgvuldig gemengd.

Stap 6

Het vlees wordt afgevuld in een natuurlijke varkensdarm met een diameter van meer dan 32 mm, waarna de worsten worden gedraaid tot een lengte van ongeveer 15 cm.

Stap 7

De worsten worden gedurende 2 uur bij een temperatuur van maximaal 30 °C te rusten gehangen. De buitenkant droogt aan en de bestanddelen binnenin komen „op hun plaats”.

Stap 8

De buitenkant droogt verder aan en de worsten worden op traditionele wijze in warme rook gerookt (gedurende ca. 135 minuten) en vervolgens gebakken, totdat er binnenin een temperatuur van minimaal 70 °C is bereikt.

Stap 9

De worsten koelen af en worden daarna verder gekoeld tot een temperatuur van minder dan 10 °C.

Stap 10

De worsten worden gedurende 5 tot zeven dagen te drogen gehangen bij een temperatuur van 14 tot 18 °C en een luchtvochtigheid van 70 tot 80 %, totdat het gewenste resultaat (niet meer dan 68 % van de totale hoeveelheid verwerkt vlees) is bereikt.

3.7.   Specificiteit van het landbouwproduct of het levensmiddel (artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1216/2007 van de Commissie)

De specificiteit van kiełbasa myśliwska hangt samen met een aantal karakteristieke kenmerken van dit product, met name:

het malse, sappige en bijzondere karakter van het vlees

de uitzonderlijke smaak en het bijzondere aroma

de korte, karakteristieke vorm

de uitzonderlijk lange houdbaarheid.

Het malse, sappige en bijzondere karakter van het vlees:

Het ingrediënt dat bepalend is voor de specificiteit van kiełbasa myśliwska, is het vlees van langzaam groeiende varkensrassen die tot een lichaamsgewicht van ca. 120 kg worden gemest en die over de in punt 3.6 beschreven genetische eigenschappen beschikken. Dankzij de naleving van deze eisen ontstaat er een intramusculair vetgehalte van meer dan 3 %, waarmee de juiste smaak en technologische eigenschappen kunnen worden verkregen die noodzakelijk zijn voor de productie van kiełbasa myśliwska. Het is aan het gebruik van deze grondstof en de toepassing van de traditionele productiemethode — vooral met betrekking tot het hakken, pekelen en roken — dat de uitzonderlijke malsheid en sappigheid van kiełbasa myśliwska moeten worden toegeschreven.

Het vlees dat in kiełbasa myśliwska is verwerkt, is zo mals dankzij de toevoeging van een speciaal geselecteerd mengsel van azijn, water en koolzaad- of zonnebloemolie.

De uitzonderlijke smaak en het bijzondere aroma:

Kiełbasa myśliwska onderscheidt zich van andere worsten door zijn smaak en aroma, die ontstaan dankzij de toevoeging van een afgewogen hoeveelheid zorgvuldig gekozen kruiden, zoals jeneverbessen, peper, suiker en de zoutoplossing, maar ook de verse knoflook, die zo typerend is voor dit product, en het mengsel voor het vermalsen van vlees.

De uitzonderlijke smaak en het bijzondere aroma zijn ook het resultaat van het roken en drogen en de extra lange periode van nadrogen, die kenmerkend is voor kiełbasa myśliwska.

De korte, karakteristieke vorm:

De specificiteit van kiełbasa myśliwska houdt vooral verband met de unieke vorm: korte, gelijkmatig gerimpelde en sikkelvormig gebogen staafjes die gewoonlijk in „paren” (met de uiteinden aan elkaar) zijn verdeeld.

Het belangrijkste kenmerk van kiełbasa myśliwska is de buitengewone „handzaamheid”. Dit product met zijn herkenbare vorm is zeer praktisch en wordt onderweg en tijdens allerlei uitstapjes veel geconsumeerd.

De uitzonderlijk lange houdbaarheid:

Een ander wezenlijk kernmerk van kiełbasa myśliwska, die hoofdzakelijk als aanvulling is bedoeld op het proviand van jagers en toeristen, is zijn uitzonderlijk lange houdbaarheid, die onder meer het resultaat is van de traditionele bereiding met verse knoflook en de extra lange periode van nadrogen tijdens de laatste stap van de productie.

3.8.   Traditioneel karakter van het landbouwproduct of het levensmiddel (artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1216/2007 van de Commissie)

Traditionele grondstoffen en samenstelling

1.

Vlees van op traditionele wijze gevoerde varkens

Het vlees van varkens die speciaal voor kiełbasa myśliwska worden gehouden, moet meer dan 3 % intramusculair vet bevatten. Deze zogeheten marmering geeft het product de gewenste malsheid en sappigheid en zijn voortreffelijke smaak. Het gebruik van dit soort vlees is bepalend voor de kwaliteit en specificiteit van het eindproduct en stemt overeen met de traditionele productiemethode.

2.

Zorgvuldig geselecteerde kruiden

Het gebruik van een afgewogen hoeveelheid zorgvuldig geselecteerde kruiden (peper, jeneverbessen, suiker en zoutoplossing, maar vooral ook verse knoflook en het mengsel voor het vermalsen van vlees) tijdens het productieproces vloeit direct voort uit de ervaring en de jarenlange traditie die Polen heeft opgebouwd met het vervaardigen van vleesproducten.

Traditionele productiemethode

De jacht ging eeuwenlang gepaard met eigen regels en gebruiken. In de Poolse literatuur zijn verschillende beschrijvingen van de jacht te vinden, bijvoorbeeld in het epische gedicht „Pan Tadeusz” („Heer Tadeusz”) van Adam Mickiewicz uit 1834. De jacht vormde een bijna heilige gebeurtenis, vol met rituelen en symboliek, zoals de signalen die met een hoorn werden doorgegeven, de „doop” of initiatie van de jager, en de feestmalen na afloop van de jacht. De laatste jaren hebben jachtverengingen deze gebruiken weer in ere hersteld.

Een vast en onmisbaar onderdeel van de jagersuitrusting is nog altijd de jagerstas, waarin van oudsher onder meer de droge mondvoorraad werd bewaard voor de lange tochten door het bos, die een hele dag konden duren. In de literatuur, zoals in het bovengenoemde gedicht „Pan Tadeusz”, worden de maaltijden beschreven die tijdens de jacht werden gebruikt. Een vast onderdeel van het proviand dat tijdens pauzes werd gegeten, waren de gedroogde en gerookte en daardoor relatief lang houdbare worsten.

De benaming „kiełbasa myśliwska” is hoogstwaarschijnlijk tijdens het interbellum ontstaan. Zoals in het tijdschrift „Gospodarka Mięsna” nr. 1-2 uit 1949 wordt beschreven, legden talrijke kleine voedselverwerkende fabrieken in Polen zich in die tijd toe op het vervaardigen van vleeswaren.

Na de Tweede Wereldoorlog begon de kiełbasa myśliwska aan zijn grote opmars op de Poolse markt. Op grond van Besluit nr. 485 van 3 november 1953 van de ministers van Vlees- en Zuivelindustrie en Binnenlandse Handel werd kiełbasa myśliwska opgenomen in de officiële lijst van voor de markt bestemde vleeswaren. Het recept en de technische documentatie werden vervolgens uit kwaliteitsoverwegingen vastgelegd overeenkomstig de norm RN-54/MPMiMl-Mięs-58 van 30 december 1954 en krachtens de „interne voorschriften nr. 21” die in 1964 in Warschau waren opgesteld door het hoofdkantoor voor de vleesindustrie. Nog altijd is kiełbasa myśliwska een van de populairste en meest gegeten soorten vleeswaren.

3.9.   Minimumeisen en procedures voor de controle van de specificiteit (artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1216/2007 van de Commissie)

Gezien de specificiteit van kiełbasa myśliwska moet er bij de controles worden gelet op:

1.

de kwaliteit van de gebruikte grondstoffen (varkensvlees, kruiden) en meer in het bijzonder:

de geschiktheid van het vlees vanuit technologisch opzicht,

de mestwijze,

de duur van het pekelen,

het soort en de hoeveelheid kruiden die voor de productie van kiełbasa myśliwska zijn gebruikt;

2.

het rookproces van kiełbasa myśliwska:

tijdens de controle moet worden gelet op:

de naleving van de voorgeschreven temperatuur voor de traditionele rookmethode met warme rook, en van de stooktemperatuur,

de naleving van de voorgeschreven duur van de tweede rookfase en van de voorgeschreven temperatuur van de daarbij gebruikte koude rook,

het gebruik van beukenmot voor het koud roken;

3.

de kwaliteit van het eindproduct:

eiwitgehalte,

vochtgehalte,

vetgehalte,

gehalte aan natriumchloride,

gehalte aan nitraten (III) en (V),

smaak en aroma;

4.

de vorm van het product.

Frequentie van de controles

Bovengenoemde stappen dienen één keer in de twee maanden te worden gecontroleerd. Indien alle stappen volgens de regels zijn uitgevoerd, kan de frequentie worden teruggebracht tot twee controles per jaar.

Indien er in een bepaalde stap onregelmatigheden worden geconstateerd, dient de controle daarvan te worden opgevoerd (tot één keer in de twee maanden). Voor de andere stappen kan in dat geval nog steeds worden volstaan met een halfjaarlijkse controle.

4.   Autoriteiten of organen die de naleving van het productdossier controleren

4.1.   Naam en adres

Naam:

Główny Inspektorat Jakości Handlowej Artykułów Rolno-Spożywczych (Algemene inspectie van de handelskwaliteit van landbouwproducten en levensmiddelen)

Adres:

ul. Wspólna 30

00-930 Warszawa

POLEN

Tel.

+48 226232901

Fax

+48 226232099

E-mail:

☒ Openbaar

☐ Particulier

4.2.   Specifieke taken van de autoriteit of het orgaan

Bovengenoemde controleautoriteit is belast met de controle van het volledige productdossier.

AANVRAAG TOT REGISTRATIE VAN EEN GTS

VERORDENING (EG) Nr. 509/2006 VAN DE RAAD

„OLEJ RYDZOWY”

EG-nr. PL-STG-007-0049-28.12.2006

1.   Naam en adres van de aanvragende groepering

Naam van de groepering of de organisatie:

„SemCo” S.G.N.i P. Krystyna Just,

Instytut Włókien Naturalnych — Tłocznia Oleju,

Krzysztof Gałkowski -Zakład Wytłaczania Oleju i Wyrób Kitu,

Zakład Doświadczalno-Dydaktyczny Uprawy Roli i Roślin, Gorzyń

Adres:

Śmiłowo 16

64-500 Szamotuły

POLEN

Tel.

+48 612920402/603137517

E-mail:

info@semco.pl

2.   Lidstaat of derde land

Polen

3.   Productdossier

3.1.   Benaming waarvoor de registratie wordt aangevraagd

„Olej rydzowy”

3.2.   Geef aan of de naam

zelf specifiek is

de specificiteit van het landbouwproduct of het levensmiddel tot uitdrukking brengt.

„Olej rydzowy” (huttentutolie, ook wel camelinaolie genoemd) wordt geproduceerd uit de plant Camelina sativa, d.w.z. huttentut: De Poolse naam is „lnianka siewna”, en de volksnaam is „rydz”, „rydzyk”, „ryżyk”, of soms, „lennica”.

In sommige gebieden in Polen wordt alleen de volksnaam van deze plant gebruikt, te weten „rydz”, vanwege zijn bijzondere roestkleurige zaden. De kleur lijkt namelijk op die van de paddenstoel Lactarius deliciosus („smakelijke melkzwam”), die in het Pools „rydz” heet en in het hele land te vinden is en die ook een roestbruine kleur heeft. Het komt dus door de gelijkenis in kleur van de paddenstoel met de zaden van de huttentut dat de olie van laatstgenoemde „olej rydzowy” heet.

3.3.   Aanvraag tot registratie met of zonder reservering overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 509/2006

Registratie met reservering van de benaming

Registratie zonder reservering van de benaming

3.4.   Productcategorie

Categorie 1.5. Oliën en vetten (boter, margarine, spijsolie, enz.)

3.5.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel waarvoor de in punt 3.1 vermelde benaming geldt

„Olej rydzowy” ziet eruit als een heldere, doorzichtige, olieachtige vloeistof met een kleine hoeveelheid sediment op de bodem en met een roestbruine kleur. Afhankelijk van het gebruik van de voorjaars- of de wintervariëteit van de plant (Camelina sativa of Camelina silvestris) varieert de kleur van de olie van goudbruin tot roodbruin. De kleur wordt ook beïnvloed door de temperatuur bij het verwarmen van de zaden. „Olej rydzowe” heeft een kenmerkende uien- en mosterdsmaak en een sterk en rijk aroma.

„Olej rydzowy” heeft de volgende fysisch-chemische eigenschappen:

Zuurgraad — niet meer dan 6 mg KOH/g

Peroxidegetal, milli-equivalent actieve zuurstof per kg — niet meer dan 6

Joodgetal: 140-160

Stollingstemperatuur: tussen – 15 °C en – 18 °C.

„Olej rydzowy” kan lange tijd worden opgeslagen, in tegenstelling tot oliën met een vergelijkbare samenstelling en een vergelijkbare verhouding van verzadigde en onverzadigde vetzuren. Dit komt door het hoge gehalte aan natuurlijke antioxidanten van de tocoferol-groep (vitamine E), ongeveer 550-1 100 mg/kg olie.

Het gehalte verzadigde vetzuren is laag, 10-11 %, terwijl het gehalte onverzadigde vetzuren ongeveer 90 % is, waarvan 36 % enkelvoudig onverzadigd en 50 % à 60 % meervoudig onverzadigd.

3.6.   Beschrijving van de productiemethode van het landbouwproduct of levensmiddel waarvoor de in punt 3.1 vermelde benaming geldt

Stap 1

Het verkrijgen van de zaden

De zaden worden verkregen door de teelt van de voorjaars- of de wintervariëteit van huttentut. Afhankelijk van de soort, wordt de plant in de herfst of in het voorjaar gezaaid.

De planten worden slechts eenmaal geoogst, wanneer de zaden rijp zijn.

Stap 2

Het drogen en schoonmaken van de zaden

De zaden worden binnen 6 uur na de oogst gedroogd. Ze moeten worden gedroogd totdat het vochtgehalte 7 tot 12 % bedraagt.

Deze fase wordt gevolgd door het verder schoonmaken van de zaden tot meer dan 98 %.

Stap 3

Het voorbereiden van het persen

De eerste voorbereidende stap is het tot vlokken stampen (pletten) van de zaden met een gladde roller.

Stap 4

Het conditioneren van de zaden

De geplette zaden worden verwarmd tot 38 °C in een ketel met ofwel een watermantel („au bain-marie”), ofwel verwarmd blik.

Stap 5

Het persen

Om olie met de gewenste fysisch-chemische eigenschappen te verkrijgen, moet de persing plaatsvinden in persen die de temperatuur van de geplette zaden niet tot boven 38 °C verhogen.

Stap 6

Het zuiveren van de olie

De olie wordt gezuiverd door sedimentatie, d.w.z. een proces dat erin bestaat dat de olie 7-10 dagen blijft staan, zodat de zwaardere foezeloliën bij kamertemperatuur naar de bodem van het vat kunnen zinken, waarna de bovenste laag van de olie geschikt is voor consumptie.

De olie wordt op geen enkele manier geraffineerd.

Stap 7

Het opslaan van de olie

De olie wordt opgeslagen op droge plaatsen die niet aan het zonlicht zijn blootgesteld, bij een maximumtemperatuur van 20 °C en een minimumtemperatuur van 4 °C. Correcte opslag is van invloed op de kwaliteit van de olie.

Verboden praktijken

Om het specifieke karakter van de huttentutolie te bewaren, is het tijdens de productie niet toegestaan:

de zaden tot meer dan 38 °C te verhitten;

oliepersen te gebruiken die de temperatuur van de pulp tot boven de vastgestelde maximumtemperatuur van 38 °C verhitten;

de druk tijdens het persen tot meer dan 300A te verhogen.

3.7.   Specificiteit van het landbouwproduct of het levensmiddel

De specificiteit van huttentutolie heeft met de basiskenmerken van het product te maken, te weten:

uitzonderlijke geur en smaak,

kleur,

fysisch-chemische samenstelling,

mogelijkheid tot langdurige opslag.

Smaak en geur

De olie verschilt van andere producten van deze soort door de specifieke smaak, met een duidelijke nasmaak van ui en mosterd, alsmede een aangenaam, gematigd sterk, zuiver aroma.

Kleur

Huttentutolie is roestbruin van kleur.

Fysisch-chemische samenstelling

Huttentutolie dankt zijn specificiteit voornamelijk aan de specifieke voedingswaarde en aan zijn rijke chemische samenstelling. De olie bevat een aantal onderdelen die in de diëtetiek erg gewild zijn, in het bijzonder meervoudig onverzadigde vetzuren.

Het gehalte dergelijke zuren in huttentutolie is tussen de 50 % en 60 %, waarvan 35 tot 40 % Omega-3 vetzuren en 15 % tot 20 % omega-6 vetzuren. Daarmee is huttentutolie een van rijkste plantaardige bronnen van Omega-3 zuren die bekend is.

Langdurige opslag mogelijk:

Ondanks het hoge zuurgehalte van huttentutolie, is het lang houdbaar en zelfs zes maanden na productie nog geschikt voor consumptie, als de aanbevelingen voor de opslag worden nageleefd. De lange houdbaarheid hangt samen met het hoge gehalte aan natuurlijke antioxidanten van de tocoferol-groep (vitamine E), ongeveer 550-1 100 mg/kg olie. Ook dit is kenmerkend voor de bijzondere aard van het product.

3.8.   Traditioneel karakter van het landbouwproduct of het levensmiddel

Traditionele grondstof

De grondstof voor de productie van huttentutolie is de huttentutplant, die tot de familie der kruisbloemigen (Cruciferae) en het geslacht Camelina behoort, waartoe een aantal soorten behoren. Twee soorten huttentut worden gebruikt voor de olieproductie: de voorjaarssoort (Camelina sativa) en de wintersoort (Camelina silvestris). Huttentut is 30-100 cm lang en bloeit met een langgerekte geelwitte tros bloemen. De vrucht van de huttentut is een peervormige hauw (3-7 mm), die snel houtig en hard wordt en ongeveer 10 roestbruine tot bruingele zaden van 0,6 tot 2,6 mm lang bevat. De plant kan op lichte en zandige bodems worden geteeld.

De plant komt van oorsprong uit het Midden-Oosten. Volgens onderzoek naar de geschiedenis van de teelt van de plant en het persen van olie daaruit, zijn van deze plant op het grondgebied van het huidige Polen 3 000 jaar oude zaden uit de bronstijd gevonden bij opgravingen in Strzegom Śląski (deze informatie wordt bevestigd in een artikel uit 1966 door professor F. Dembiński met de titel „Rośliny oleiste” — „Olieplanten”). In zijn werken over de huttentut heeft de botanist professor Marian Nowiński erop gewezen dat de zaden ervan zijn ontdekt op archeologische vindplaatsen met sporen van activiteiten van Proto-Slavische volkeren van de Lausitzcultuur, alsmede in het gebied van Biskupin, een nederzetting uit de achtste eeuw voor Christus en de beroemdste archeologische opgraving in Midden-Europa.

Het grote aantal volksbenamingen in het Pools voor deze plant, namelijk: rydz, rydzyk, ryżyk, lennica, getuigt eveneens van het feit dat de huttentutzaden eeuwenlang zijn gebruikt (vgl. Szczegółowa uprawa roślin, een leerboek over de plantenteelt; een uitgave uit 1956 onder redactie van professor Anatol Listkowski).

Het frequente gebruik, tot op de dag van vandaag, van het spreekwoord „lepszy rydz niż nic” (het Poolse equivalent voor „beter één vogel in de hand dan tien in de lucht”, of, letterlijk: „beter huttentut dan niks”) geeft ook aan hoe populair deze plant in Polen is.

Dat de plant zo populair is, komt ook omdat hij zo weinig eisen stelt aan de bodemgesteldheid en een korte vegetatieperiode kent, nl. slechts 70 tot 100 dagen.

Volgens professor Tadeusz Zając was de teelt van huttentut op de slechtere gronden dominant. Het was daar een zeer populaire olieplant, en de zaden ervan werden gebruikt voor de productie van huttentutolie (uit een artikel in het tijdschrift Magazyn Farmerski van juli 2006).

Uit het vóórkomen van huttentut kunnen we afleiden dat de Slavische stammen die op het huidige Poolse grondgebied woonden, wisten hoe ze olie moesten persen. Eeuwenlang gebruikte de bevolking huttentutolie, hoewel de chemische samenstelling niet bekend was.

Traditionele methode

De traditie van het olie persen uit huttentutzaden heeft een lange geschiedenis. Uit archeologische vondsten blijkt dat de inwoners van Biskupin bekend waren met het procedé voor het persen van olie uit huttentutzaden. De archeologen hebben ter plaatse behalve de huttentutzaden de resten gevonden van werktuigen voor het persen van olie. Andere archeologische vondsten bevestigen dat ook na het einde van de Lausitzcultuur olie uit huttentutzaden werd gewonnen, toen Slavische stammen zich op het grondgebied van het huidige Polen vestigden.

In zijn boek Olejarnia dworska z XVII wieku (over grote oliemolens in de zeventiende eeuw), beschrijft H. Samsonowicz nauwgezet de grote en kleinschalige oliemolens uit die tijd en de machines die destijds werden gebruikt om olie te persen, zoals wigpersen, alsmede de methoden die werden gebruikt om die wiggen erin te drijven. Het boek vermeld ook het feit dat olie van huttentutzaden populair was bij de Poolse landadel. Deze informatie wordt nog eens bevestigd door een tentoonstelling in het landbouwmuseum in Szreniawa van machines en gereedschappen die in Poolse herenboerderijen gebruikt worden voor het persen van olie.

H. Olszański schrijft in zijn boek Tradycyjne olejarstwo w Polsce (over de traditionele oliefabricage in Polen) dat, toen de technologische kennis in de negentiende eeuw toenam, de traditionele werktuigen voor het olie malen, zoals handmolens, vijzels of wigpersen, werden vervangen door verwarmingssystemen met roerders, werktuigen met verscheidene rollers voor het pletten van de zaden en hevelpersen, en later hydraulische persen die door tredmolens werden aangedreven, daarna stoommachines, verbrandingsmotoren en recentelijk door elektrische motoren. Machines van dit type worden tot op heden gebruikt, maar de basisregel voor het verkrijgen van olie, namelijk dat de temperatuur van de geplette zaden tot niet meer dan 38 °C mag worden verwarmd, is niet veranderd.

Uit het feit dat het productieproces van „olej rydzowy” niet is veranderd, blijkt dat het nog steeds hetzelfde traditionele product is, en bovendien blijkt daaruit hoe onovertroffen deze productiemethode is.

3.9.   Minimumeisen en procedures voor de controle van de specificiteit

Ten aanzien van het specifieke karakter van huttentutolie moet met name het volgende worden gecontroleerd:

de kwaliteit van de grondstof voor de productie, d.w.z.:

controleren of de zaden schoon zijn, en

het proces van het pletten, verwarmen en persen van de zaden controleren;

de kwaliteit van het eindproduct, d.w.z.:

de kenmerkende smaak van ui en mosterd controleren,

het aangename, zuivere aroma controleren,

de helderheid van de vloeistof controleren, die goudbruin tot bruinachtig moet zijn, waarbij zich een kleine hoeveelheid sediment op de bodem mag bevinden.

Deze controles worden ten minste een keer per jaar uitgevoerd.

4.   Autoriteiten of organismen die de naleving van dit productdossier controleren

4.1.   Naam en adres

Naam:

Główny Inspektorat Jakości Handlowej Artykułów Rolno-Spożywczych

Adres:

ul. Wspólna 30

00-930 Warszawa

POLEN

Tel.

+48 226232901

Fax

+48 226232099

E-mail:

☒ Overheid

☐ Overheidsorgaan

4.2.   Specifieke taken van de autoriteit of het orgaan

Het bovenstaande controleorgaan is verantwoordelijk voor de controle van de hele specificatie.

AANVRAAG TOT REGISTRATIE VAN EEN GTS

VERORDENING (EG) Nr. 509/2006 VAN DE RAAD

„KABANOSY”

EG-nr. PL-TSG-0007-0050-22.01.2007

1.   Naam en adres van de aanvragende groepering

Naam:

Związek „Polskie Mięso”

Adres:

ul. Chałubińskiego 8

00-613 Warszawa

POLEN

Tel.

+48 228302657

Fax

+48 228301648

E-mailadres:

info@polskie-mieso.pl

2.   Lidstaat of derde land

Polen

3.   Productdossier

3.1.   Benaming(en) waarvoor de registratie wordt aangevraagd (artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1216/2007 van de Commissie)

„Kabanosy”

In de etikettering wordt de vermelding „Geproduceerd volgens de Poolse traditie” opgenomen in de taal van het land waar het product wordt afgezet.

3.2.   De benaming

is zelf specifiek

brengt de specificiteit van het landbouwproduct of het levensmiddel tot uitdrukking.

De benaming „kabanosy” brengt de specificiteit van het product tot uitdrukking. In het negentiende-eeuwse Polen en Litouwen werden de benaming „kabana” en het verkleinwoord „kabanek” gebruikt voor jonge varkens die op extensieve wijze werden gehoed en hoofdzakelijk met aardappelen werden gemest. Het vlees van dergelijke varkens werd doorgaans „kabanina” genoemd. De naam kabanos is afgeleid van de benaming van dit type varken.

3.3.   Aanvraag tot registratie met of zonder reservering overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 509/2006

Registratie met reservering van de benaming

Registratie zonder reservering van de benaming

3.4.   Productcategorie

Categorie 1.2. Vleesproducten (verhit, gepekeld, gerookt, enz.)

3.5.   Beschrijving van het landbouwproduct of het levensmiddel waarvoor de in punt 3.1 vermelde benaming geldt (artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1216/2007 van de Commissie)

„Kabanosy” zijn lange, dunne droge worsten die aan één kant zijn gedraaid. Het vel is gelijkmatig gerimpeld. De worsten zijn gebogen en in de plooi is de afdruk van de vleeshaak te zien.

De buitenkant van „kabanosy” is donkerrood met kerskleurige tinten. Als de worst schuin wordt doorgesneden, zijn er donkerrode stukjes vlees en licht-crèmekleurige stukjes vet te zien.

De buitenkant voelt glad, droog en gelijkmatig gerimpeld aan.

„Kabanosy” kenmerken zich door hun uitgesproken smaak van gebakken en gezouten varkensvlees, maar ook door de lichte rookachtige nasmaak van komijn en peper.

Chemische samenstelling:

eiwitgehalte — niet minder dan 15,0 %

vochtgehalte — niet meer dan 60,0 %

vetgehalte — niet meer dan 35,0 %

zoutgehalte — niet meer dan 3,5 %

gehalte aan nitraten (III) en (V) in de vorm van NaNO2 — niet meer dan 0,0125 %.

Deze uitgebalanceerde chemische samenstelling is een garantie voor de traditionele kwaliteit van het product. De hoeveelheid eindproduct mag niet meer dan 68 % van de verwerkte grondstof (vlees) bedragen.

3.6.   Beschrijving van de methode waarmee het landbouwproduct of het levensmiddel met de in punt 3.1 vermelde benaming wordt geproduceerd (artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1216/2007 van de Commissie)

Ingrediënten

Vlees (100 kg grondstof):

varkensvlees van categorie I met een vetgehalte van maximaal 15 % — 30 kg

varkensvlees van categorie IIA met een vetgehalte van maximaal 20 % — 40 kg

varkensvlees van categorie IIB — pezig vlees met een vetgehalte van maximaal 40 % — 30 kg.

Kruiden (op 100 kg vlees):

peper — 0,15 kg

nootmuskaat — 0,05 kg

komijn — 0,07 kg

suiker — 0,20 kg

Overige toevoegingen:

zoutoplossing (op basis van een mengsel van keukenzout (NaCl) en natriumnitriet (NaNO2)) — ca. 2 kg.

Het voor de vervaardiging van „kabanosy” gebruikte varkensvoer

Het voer moet ervoor zorgen dat de gemeste varkens vet en vlees aanzetten. Het doel is het produceren van varkens met een lichaamsgewicht van maximaal 120 kg en meer dan 3 % intramusculair vet.

Het mesten gebeurt met langzaam groeiende rassen, zodat, mits er op de juiste manier wordt gemest, het gewenste gehalte intramusculair vet wordt verkregen. Deze rassen hebben niet het RN-gen, terwijl 20 % van de populatie drager is van het RYR 1T-gen.

Het mesten dient in drie fasen te gebeuren: fase I tot ca. 60 kg, fase II tot ca. 90 kg en fase III tot 120 kg.

Het mesten van dieren tot een lichaamsgewicht van 90 kg gebeurt met twee typen voedermengsels. Deze mengsels (doseringen) bestaan uit:

energiebestanddelen in de vorm van voermeel — tarwe, gerst, rogge, haver, triticale of mais; de mengsels mogen voor 30 % uit maisvoermeel en voermeel van naakte haver bestaan;

eiwitbestanddelen in de vorm van voermeel van lupinen, veldbonen en erwten, sojaschroot, koolzaadschroot, koolzaadkoeken, voedergist of gedroogd groenvoer.

De mengsels (doseringen) voor dieren van 90 tot 120 kg bestaan uit:

energiebestanddelen in de vorm van tarwe-, gerst-, rogge- of triticalevoermeel; voor deze mengsels (doseringen) mag geen maisvoermeel of voermeel van naakte haver worden gebruikt;

eiwitbestanddelen in de vorm van voermeel van peulvruchten (lupinen, veldbonen, erwten), sojaschroot, koolzaadkoeken, koolzaadschroot of gedroogd groenvoer.

Tijdens het mesten is het in geen geval toegestaan om plantaardige olie of voedingsstoffen van dierlijke herkomst (melkpoeder, gedroogde wei, vismeel) aan de mengsels en doseringen toe te voegen.

Tijdens het hele mesttraject zorgen de mengsels voor een metabole energie van 12 tot 13 MJ ME/kg mengsel. Het eiwitgehalte van de mengsels is in fase I ongeveer 16-18 %, in fase II 15-16 % en in fase III ongeveer 14 %.

De voor de mestvarkens bestemde doseringen kunnen bestaan uit louter geconcentreerde mengsels of uit geconcentreerde mengsels en bulkvoer (aardappelen en groenvoer).

Het productietraject van „kabanosy”:

Stap 1

Al het vlees wordt eerst fijngehakt. De stukken worden op gelijke grootte gebracht (ca. 5 cm doorsnede).

Stap 2

Het vlees wordt op traditionele wijze (volgens de droge methode) met een zoutoplossing gedurende ca. 48 uur gepekeld.

Stap 3

Het vlees van categorie I wordt fijngehakt tot stukken van ca. 10 mm, dat van categorie IIA en IIB tot stukken van ca. 8 mm.

Stap 4

Al het vlees wordt samen met de kruiden (peper, nootmuskaat, komijn en suiker) gemengd.

Stap 5

Het vlees wordt afgevuld in een dunne schapendarm met een diameter van 20-22 mm, waarna de worsten aan één kant worden gedraaid tot een lengte van ongeveer 25 cm.

Stap 6

De worsten worden gedurende twee uur bij een temperatuur van maximaal 30 °C te rusten gehangen. De buitenkant droogt aan en de bestanddelen binnenin komen „op hun plaats”.

Stap 7

De buitenkant droogt verder aan en de worsten worden op traditionele wijze in warme rook gerookt (gedurende ca. 150 minuten) en vervolgens gebakken, totdat er binnenin een temperatuur van minimaal 70 °C is bereikt.

Stap 8

De worsten hangen gedurende ca. 1 uur in de gedoofde rookkast. Daarna koelen ze aan de lucht af en worden ze verder gekoeld tot een temperatuur van minder dan 10 °C.

Stap 9

De worsten worden gedurende 3 tot vijf dagen te drogen gehangen bij een temperatuur van 14 tot 18 °C en een luchtvochtigheid van 80 %, totdat het gewenste resultaat (niet meer dan 68 % van de totale hoeveelheid verwerkt vlees) is bereikt.

3.7.   Specificiteit van het landbouwproduct of het levensmiddel (artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1216/2007 van de Commissie)

De specificiteit van „kabanosy” hangt samen met een aantal karakteristieke kenmerken van dit product, met name:

het malse, sappige en bijzondere karakter van het vlees,

de uitzonderlijke smaak en het bijzondere aroma,

de unieke en karakteristieke vorm.

Het malse, sappige en bijzondere karakter van het vlees

Het ingrediënt dat bepalend is voor de specificiteit van „kabanosy”, is het vlees van langzaam groeiende varkensrassen die tot een lichaamsgewicht van ca. 120 kg worden gemest en die over de in punt 3.6 beschreven genetische eigenschappen beschikken. Dankzij de naleving van deze eisen ontstaat er een intramusculair vetgehalte van meer dan 3 %, waarmee de juiste smaak en technologische eigenschappen kunnen worden verkregen die noodzakelijk zijn voor de productie van „kabanosy”. Het is aan het gebruik van deze grondstof en de toepassing van de traditionele productiemethode — vooral met betrekking tot het hakken, pekelen en roken — dat de uitzonderlijke malsheid en sappigheid van „kabanosy” moeten worden toegeschreven. Een andere karakteristieke eigenschap van „kabanosy” is het knappende geluid dat te horen is als de worst in tweeën wordt gebroken. Dit zogeheten „schot” is een gevolg van de malsheid van het vlees en dus ook van de bereiding van „kabanosy”, met name het drogen en roken.

De uitzonderlijke smaak en het bijzondere aroma

„Kabanosy” onderscheiden zich van andere worsten door hun smaak en aroma, die ontstaan dankzij de toevoeging van een afgewogen hoeveelheid zorgvuldig geselecteerde kruiden (peper, nootmuskaat, komijn en suiker) tijdens het productieproces en dankzij het rookproces, dat de smaak van het product nog eens extra versterkt.

De unieke en karakteristieke vorm

Wat „kabanosy” zo uniek maakt, is hun vorm. „Kabanosy” zijn lange, dunne droge worsten die aan één kant zijn gedraaid. Het vel is gelijkmatig gerimpeld.

3.8.   Traditioneel karakter van het landbouwproduct of het levensmiddel (artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1216/2007 van de Commissie)

Traditionele productiemethode en samenstelling

„Kabanosy” — dunne gedroogde en gerookte varkensworsten in schapendarmen — werden al in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw in heel Polen gegeten. Ze werden in kleine varkensslagerijen en vleesfabrieken voor de lokale markt geproduceerd. Hoewel overal dezelfde naam werd gehanteerd, bestonden er regionale verschillen. Deze hingen vooral samen met de kruiden die werden gebruikt, maar ook met de kwaliteit van de worsten zelf. Kookboeken en boeken over dieet en voeding uit die tijd, zoals „Wyrób wędlin i innych przetworów mięsnych sposobem domowym” („Huisgemaakte vleeswaren en andere vleesproducten”) van M. Karczewska (Warschau, 1937), hebben het recept en de gestandaardiseerde productiemethode onder een breed publiek verspreid, met als gevolg dat het merk „kabanosy” op de kaart werd gezet en de kwaliteit toenam. De kracht van dit product school in de smaak en de lange houdbaarheid, die het resultaat was van conserveringsmethoden als roken en drogen.

Om de kwaliteit van het product te ontwikkelen zijn er na 1945 normen opgesteld. Bij het besluit van de ministers van Bevoorrading en Handel, en Industrie van 15 september 1948 (Poolse staatscourant nr. 44, pos. 334, 1948) werd de verkoop van „kabanosy” officieel toegestaan. Een aantal jaren later werden de productie en de daarbij gehanteerde technieken overeenkomstig de norm RN-54/MPMIM1-Mięs-56 van 30 december 1954 gestandaardiseerd, en in 1964 werd op basis van de aloude traditionele productiemethode een uniek recept opgesteld voor deze worst, waarmee uitvoering werd gegeven aan de in Warschau gepubliceerde norm van het hoofdkantoor voor de vleesindustrie (Interne voorschriften nr. 21 — „Kabanosy” — recept).

Ten tijde van de Poolse Volksrepubliek (1945-1989) werden de „kabanosy” zeer populair. Ze werden door iedereen gekocht. Ze prijkten niet alleen op elegant gedekte feesttafels, maar deden ook perfect dienst als proviand voor op reis, als cadeau of als hapje bij een glas wodka. Ook werden ze, net als ham en bacon, als een typisch Poolse specialiteit geëxporteerd.

Traditionele grondstof — Varkensvlees

„Kabanosy” worden gemaakt van het vlees van speciale mestvarkens. Zo’n varken werd vroeger „kaban” genoemd. Het begrip „kaban” komt ook voor in het epische gedicht „Pan Tadeusz” („Heer Tadeusz”) uit 1834 van de beroemde Poolse dichter Adam Mickiewicz. De oorspronkelijke betekenis was wild zwijn of varken, maar ook paard. Uit de in 1863 in Warschau uitgegeven „Algemene encyclopedie” (deel 13) blijkt echter dat „kaban” in de 19e eeuw al de gangbare benaming was voor een jong en goed vetgemest varken. Dergelijke varkens werden speciaal gemest om een fijn en delicaat soort vlees te verkrijgen met een hoog gehalte aan intramusculair vet waarmee een sappig en mals product met een geheel eigen, uitgesproken smaak kon worden vervaardigd. Het van „kaban” afgeleide begrip „kabanina”, waarmee volgens het „Woordenboek van de Poolse taal” (Vilnius, 1861) in de regel varkensvlees wordt aangeduid, is eveneens in het dagelijks taalgebruik doorgedrongen.

Het vlees van varkens die speciaal voor „kabanosy” worden gehouden, moet meer dan 3 % intramusculair vet bevatten. Deze zogeheten marmering geeft het product de gewenste malsheid en sappigheid en zijn voortreffelijke smaak. Het gebruik van dit soort vlees is bepalend voor de kwaliteit en specificiteit van het eindproduct en stemt overeen met de traditionele productiemethode.

3.9.   Minimumeisen en procedures voor de controle van de specificiteit (artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1216/2007 van de Commissie)

Gezien de specificiteit van „kabanosy” moet er bij de controles worden gelet op:

1.

de kwaliteit van de gebruikte grondstoffen (varkensvlees, kruiden) en meer in het bijzonder:

de geschiktheid van het vlees vanuit technologisch opzicht,

de mestwijze,

de duur van het pekelen,

het soort en de hoeveelheid kruiden die voor de productie van „kabanosy” zijn gebruikt;

2.

het rookproces van „kabanosy”:

tijdens de controle moet worden gelet op:

de naleving van de voorgeschreven temperatuur voor de traditionele rookmethode met warme rook, en van de stooktemperatuur,

de naleving van de voorgeschreven duur van de tweede rookfase en van de voorgeschreven temperatuur van de daarbij gebruikte koude rook,

het gebruik van beukenmot voor het koud roken;

3.

de kwaliteit van het eindproduct:

eiwitgehalte,

vochtgehalte,

vetgehalte,

gehalte aan natriumchloride,

gehalte aan nitraten (III) en (V),

smaak en aroma;

4.

de vorm van het product.

Frequentie van de controles

Bovengenoemde stappen dienen één keer in de twee maanden te worden gecontroleerd. Indien alle stappen volgens de regels zijn uitgevoerd, kan de frequentie worden teruggebracht tot twee controles per jaar.

Indien er in een bepaalde stap onregelmatigheden worden geconstateerd, dient de controle daarvan te worden opgevoerd (tot één keer in de twee maanden). Voor de andere stappen kan in dat geval nog steeds worden volstaan met een halfjaarlijkse controle.

4.   Autoriteiten of organen die de naleving van het productdossier controleren

4.1.   Naam en adres

Naam:

Główny Inspektorat Jakości Handlowej Artykułów Rolno-Spożywczych

Adres:

ul. Wspólna 30

00-930 Warszawa

POLEN

Tel.

+48 226232901

Fax

+48 226232099

E-mail:

☒ Openbaar

☐ Particulier

4.2.   Specifieke taken van de autoriteit of het orgaan

Bovengenoemde controleautoriteit is belast met de controle van het volledige productdossier.


(1)  Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1).

(2)  EU-nr. PL-TSG-0107-01407 — 22.12.2015.

(3)  Verordening (EG) nr. 729/2008 van de Commissie van 28 juli 2008 houdende inschrijving van een aantal benamingen in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten (Czwórniak (GTS), Dwójniak (GTS), Półtorak (GTS), Trójniak (GTS)) (PB L 200 van 29.7.2008, blz. 6).

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 379/2011 van de Commissie van 18 april 2011 houdende inschrijving van een benaming in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten („Kiełbasa jałowcowa” (GTS)) (PB L 103 van 19.4.2011, blz. 2).

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 382/2011 van de Commissie van 18 april 2011 houdende inschrijving van een benaming in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten („Kiełbasa myśliwska” (GTS)) (PB L 103 van 19.4.2011, blz. 6).

Verordening (EG) nr. 506/2009 van de Commissie van 15 juni 2009 houdende inschrijving van een benaming in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten (Olej rydzowy (GTS)) (PB L 151 van 16.6.2009, blz. 26).

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1044/2011 van de Commissie van 19 oktober 2011 houdende inschrijving van een benaming in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten (Kabanosy (GTS)) (PB L 275 van 20.10.2011, blz. 16).

(4)  Verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 93 van 31.3.2006, blz. 1). Verordening ingetrokken bij en vervangen door Verordening (EU) nr. 1151/2012.

(5)  Półtorak, EG-nr. PL/TSG/007/0034/06.09.2005 (PB C 267 van 9.11.2007, blz. 40).

Dwójniak, EG-nr. PL/TSG/007/036/06.09.2005 (PB C 268 van 10.11.2007, blz. 22).

Trójniak, EG-nr. PL/TSG/007/0033/06.09.2005 (PB C 265 van 7.11.2007, blz. 29).

Czwórniak, EG-nr. PL/TSG/007/0035/06.09.2006 (PB C 266 van 8.11.2007, blz. 27).

Kiełbasa jałowcowa, EG-nr.: PL-TSG-007-0047-05.12.2006 (PB C 158 van 11.7.2009, blz. 24).

Kiełbasa myśliwska, EG-nr. PL-TSG-0007-0053-19.03.2007 (PB C 160 van 14.7.2009, blz. 12).

Olej rydzowy, EG-nr. PL-STG-007-0049-28.12.2006 (PB C 244 van 25.9.2008, blz. 27).

(6)  Zie voetnoot 3.


27.5.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 188/44


Bekendmaking van een wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

(2016/C 188/07)

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de wijzigingsaanvraag.

WIJZIGINGSAANVRAAG

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen  (2)

WIJZIGINGSAANVRAAG OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 9

„GORGONZOLA”

EU-nr.: IT-PDO-0217-01214 — 18.3.2014

BGA ( ) BOB ( X )

1.   Rubriek van het productdossier waarop de wijziging betrekking heeft

Naam van het product

Beschrijving van het product

Geografisch gebied

Bewijs van oorsprong

Werkwijze voor het verkrijgen van het product

Verband

Etikettering

Nationale eisen

Overige [wijziging van de verpakkingsregels]

2.   Aard van de wijziging(en)

Wijziging van het enige document of de samenvatting

Wijziging van het productdossier voor een geregistreerde BOB of BGA waarvoor geen enig document en evenmin een samenvatting bekend zijn gemaakt

Wijziging van het productdossier waarbij geen wijziging van het bekendgemaakte enige document nodig is (artikel 9, lid 3, van Verordening (EG) nr. 510/2006)

Tijdelijke wijziging van het productdossier als gevolg van een verplichte gezondheids- of fytosanitaire maatregel die is opgelegd door de overheid (artikel 9, lid 4, van Verordening (EG) nr. 510/2006)

3.   Wijziging(en):

Beschrijving van het product

Het product is niet veranderd. Het bijvoeglijk naamwoord „zachte” wordt evenwel geschrapt, aangezien dit niet alle soorten „Gorgonzola” goed beschrijft; met name de sterke variëteit kan niet als zachte kaas worden geclassificeerd. Derhalve kan de term „zachte” niet voor alle soorten „Gorgonzola” worden gebruikt. Dit zou bovendien kunnen leiden tot verwarring tijdens officiële controles van de naleving van het productdossier in het geval van de sterke variëteit. Het bijvoeglijk naamwoord „vette” wordt ook geschrapt, aangezien de indicatie van het minimumvetgehalte in de droge stof, dat onder punt 3.2 van het enig document wordt genoemd, dit overbodig maakt.

In het huidige productdossier wordt de kleur van de kaasmassa omschreven als „blauwgroen”. Om alle mogelijke kleuren van de verschillende soorten „Gorgonzola” onder de beschrijving te laten vallen, moet de kleur „grijsblauw” worden toegevoegd. Hoewel blauwgroen de kenmerkende kleur van de kaasmassa is, kan de ontwikkeling van levende, aërobe schimmels tijdens de rijping de kaas namelijk een grijsblauwe kleur geven. Als in het productdossier niet wordt bepaald dat de kaas een grijsblauwe kleur kan hebben, zou dit wederom kunnen leiden tot verwarring tijdens officiële controles om te bepalen of de kleur van de kaasmassa in overeenstemming is met het productdossier.

De minimale rijpingsperiode die in het huidige productdossier wordt genoemd is afhankelijk van het soort „Gorgonzola”. Daarom klopt de huidige algemene verwijzing naar een minimale rijpingsperiode van vijftig dagen niet en moet deze worden geschrapt.

Het product is niet veranderd. De vermelding dat de smaak alleen afhangt van de duur van de rijpingsperiode, is echter onjuist en wordt derhalve geschrapt. De smaak wordt immers — zij het in mindere mate — ook nog door andere factoren bepaald, zoals het gewicht van de kaas.

De verschillende soorten „Gorgonzola” worden op passender wijze beschreven, op basis van hun gewicht, smaak en rijping. De vorige indeling, die in 2009 middels een wijziging werd ingevoerd, kan misleidend zijn aangezien deze uitsluitend gebaseerd leek te zijn op de afmetingen van de kaas, met gebruik van de termen „groot”, „middelgroot” en „klein”. Met het oog op de duidelijkheid hebben wij daarom bepaald dat de kazen niet uitsluitend op basis van hun gewicht, maar ook op basis van hun smaak en rijpingsperiode worden geclassificeerd. Het gebruik van de termen „milde soort”, „sterke soort” en „kleine, sterke soort” voor de indeling lijkt geschikter voor de identificatie van de verschillende soorten „Gorgonzola”. De „milde soort” is de als „grote kaas” aangemerkte kaas van het vorige productdossier. De term „licht pittig” wordt geschrapt, omdat deze vanwege de „milde” smaak van de kaas, zoals aangegeven in het productdossier, niet passend wordt geacht. De „sterke soort” is de als „middelgrote kaas” aangemerkte kaas van het vorige productdossier. De „kleine, sterke soort” is de als „kleine kaas” aangemerkte kaas van het vorige productdossier.

De minimale en maximale afmetingen van de kazen zijn licht aangepast om de daadwerkelijke productie te weerspiegelen, aangezien het volume kan toe- of afnemen naargelang het vochtgehalte van de kaas.

Er wordt een maximale rijpingsperiode ingevoegd (zie „Werkwijze voor het verkrijgen van het product”).

De verschillende soorten „Gorgonzola” worden ingedeeld op basis van hun gewicht, smaak en rijping:

grote kaas, milde soort: van 9 tot 13,5 kg, met een milde smaak en een rijpingsperiode van minimaal vijftig en maximaal honderdvijftig dagen;

grote kaas, „sterke” soort: van 9 tot 13,5 kg, met een uitgesproken sterke smaak en een rijpingsperiode van minimaal tachtig en maximaal tweehonderdzeventig dagen;

kleine kaas, sterke soort: van 5,5 tot 9 kg, met een uitgesproken sterke smaak en een rijpingsperiode van minimaal zestig en maximaal tweehonderd dagen.

Bewijs van de oorsprong

Om de echtheid te garanderen, mag „Gorgonzola” in hele kazen, halve, horizontaal gesneden kazen of in gegaufreerde aluminiumfolie verpakte porties worden verkocht.

Om ervoor te zorgen dat de kwaliteit behouden blijft, om de oorsprong te garanderen en om te zorgen voor controles, mag „Gorgonzola” na certificering door een bevoegde toezichtinstantie of ander voor dat doel aangewezen orgaan ook in voorverpakte porties zonder de gegaufreerde aluminiumfolie worden verkocht.

Werkwijze voor het verkrijgen van het product

De temperatuur en de relatieve luchtvochtigheid in de rijpingsruimten worden licht gewijzigd om rekening te houden met innovaties op het gebied van rijpingsinstallaties en -technologieën die de kwaliteitskenmerken van „Gorgonzola” verbeteren.

Er wordt een maximale rijpingsperiode ingevoegd, aangezien bij een langere rijping het risico groot is dat het product zijn specifieke eigenschappen en organoleptische kenmerken verliest.

Etikettering

Om de controle van de naleving van het productdossier te vergemakkelijken en met name om de consument in staat te stellen met kennis van zaken een keuze te maken wanneer het product op diens verzoek wordt verpakt op een verkooppunt, wordt een verplichting opgenomen om op de gegaufreerde aluminiumfolie van de grote en de kleine sterke Gorgonzola-soort en de horizontaal gesneden halve kazen en porties van deze soort de vermelding „piccante” (sterk) aan te brengen.

Daarnaast wordt, wederom om de controle van de naleving van het productdossier te vergemakkelijken en met name om de consument in staat te stellen met kennis van zaken een keuze te maken, een verplichting ingevoerd om op de primaire verpakking van voorverpakte porties van de grote en kleine sterke Gorgonzola-soort het woord „piccante” (sterk) te vermelden.

Overige

Om ervoor te zorgen dat de kwaliteit behouden blijft, om de oorsprong te garanderen en om te zorgen voor controles van de voorverpakte porties „Gorgonzola” die op de markt worden gebracht, wordt in de nieuwe tekst bepaald dat het snijden en verpakken van de porties moet worden gecertificeerd door een bevoegde toezichtinstantie of ander voor dit doel aangewezen orgaan en worden hiervoor redenen gegeven. De reden is dat het vanwege de voedselveiligheid niet mogelijk is om de in gegaufreerde aluminiumfolie verpakte hele en horizontaal gesneden halve kazen mechanisch te snijden en dat, aangezien de „Gorgonzola” geen markering op de zijkant heeft, de oorsprong van de porties zonder aluminiumfolie moet worden gecertificeerd door de toezichtinstantie. Dit betekent niet dat detailhandelaren de porties niet meer zelf kunnen snijden en verpakken voor de directe verkoop op verzoek van de consument. De detailhandelaren verwijderen de gegaufreerde aluminiumfolie waarin de kazen en halve kazen zijn verpakt immers niet voordat zij deze met een mes snijden en er bestaat hier geen gevaar voor de voedselveiligheid. Bovendien moet de detailhandelaar dergelijke handelingen in principe in aanwezigheid van de consument uitvoeren of kan de consument hierom vragen, met name om te controleren of op de gebruikte kaas of halve kaas wel degelijk gegaufreerde aluminiumfolie voorhanden is. Dat detailhandelaren kazen of halve kazen die in gegaufreerde aluminiumfolie zijn verpakt, met de hand snijden met het oog op de directe verkoop van het voorverpakte product, moet als toegestaan worden beschouwd, mits in elk geval een deel van de folie op de portie aanwezig blijft als garantie van echtheid.

ENIG DOCUMENT

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen  (3)

„GORGONZOLA”

EU-nr.: IT-PDO-0217-01214 — 18.3.2014

BGA ( ) BOB ( X )

1.   Naam

„Gorgonzola”

2.   Lidstaat of derde land

Italië

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel

3.1.   Productcategorie

Categorie 1.3. Kaas

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is

„Gorgonzola” is een blauwaderkaas die uitsluitend uit gepasteuriseerde volle koemelk wordt verkregen en die een homogene, witte en lichtgele, niet-gekookte kaasmassa heeft, met karakteristieke blauwgroene en/of grijsblauwe aderen als gevolg van schimmelvorming (marmering).

„Gorgonzola” bezit de volgende kenmerken:

—   vorm:

cylindrisch, met een vlakke onder- en bovenkant en een rechte zijkant;

afmetingen: minimumhoogte van de rand 13 cm; diameter tussen de 20 en 32 cm;

indeling op basis van gewicht, smaak en rijping:

1.

grote kaas, milde soort: van 9 tot 13,5 kg, met een milde smaak en een rijpingsperiode van minimaal vijftig en maximaal honderdvijftig dagen;

2.

grote kaas, sterke soort: van 9 tot 13,5 kg, met een uitgesproken sterke smaak en een rijpingsperiode van minimaal tachtig en maximaal tweehonderdzeventig dagen;

3.

kleine kaas, sterke soort: van 5,5 tot 9 kg, met een uitgesproken sterke smaak en een rijpingsperiode van minimaal zestig en maximaal tweehonderd dagen.

—   korst: grijs en/of roze van kleur, niet eetbaar;

—   kaasmassa: homogeen, wit en lichtgeel, met de typische blauwgroene en/of grijsblauwe aderen als gevolg van schimmelvorming (marmering);

—   vetgehalte in de droge stof: ten minste 48 %.

3.3.   Grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)

Volle koemelk, kalverstremsel, zout.

3.4.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong)

Op jaarbasis komt ten minste 50 % van de droge stof van het voeder voor de koeien uit het productiegebied.

3.5.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden

De melkproductie en -verwerking, de rijping van de kaas die als „Gorgonzola” moet worden verkocht en de aanbrenging van de merktekens als bedoeld onder punt 3.7 hieronder vinden plaats in het afgebakende geografische gebied.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken, enz.

„Gorgonzola” mag worden verkocht als hele kaas, horizontaal gesneden halve kaas of porties verpakt in gegaufreerde aluminiumfolie.

„Gorgonzola” mag na certificering door een bevoegde toezichtinstantie of ander voor dat doel aangewezen orgaan ook in voorverpakte porties zonder de gegaufreerde aluminiumfolie worden verkocht. Om ervoor te zorgen dat de kwaliteit behouden blijft, om de oorsprong te garanderen en om te zorgen voor controles van de voorverpakte porties „Gorgonzola” die op de markt worden gebracht, moet het snijden en verpakken van de porties worden gecertificeerd door een bevoegde toezichtinstantie of ander voor dit doel aangewezen orgaan. De reden is dat het vanwege de voedselveiligheid niet mogelijk is om de in gegaufreerde aluminiumfolie verpakte hele en horizontaal gesneden halve kazen mechanisch te snijden en dat, aangezien de „Gorgonzola” geen markering op de zijkant heeft, de oorsprong van de porties zonder aluminiumfolie moet worden gecertificeerd door de toezichtinstantie.

Porties „Gorgonzola” mogen op verzoek van de consument op verkooppunten worden gesneden en verpakt, mits de gegaufreerde aluminiumfolie zichtbaar is. Porties „Gorgonzola” mogen ook voor de directe verkoop op verkooppunten worden gesneden en verpakt, mits in elk geval een deel van de gegaufreerde aluminiumfolie op de portie aanwezig blijft als garantie van de echtheid.

3.7.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering

Het „Gorgonzola”-kaaswiel onderscheidt zich door twee merktekens die in het afgebakende geografische gebied worden aangebracht, namelijk:

één merkteken dat reeds op de plaats van productie op de vlakke onder- en bovenkant wordt aangebracht en het identificatienummer van de kaasmakerij draagt (zie afbeelding 1);

Afbeelding 1

Image

wanneer het product de kenmerken vertoont die vereist zijn om het in de handel te mogen brengen, wordt de gegaufreerde aluminiumfolie met het gegaufreerde merkteken (zie afbeelding 2) rond de hele of de horizontaal gesneden halve kaas of, overeenkomstig de bepalingen voor voorverpakte porties zoals vastgesteld onder punt 3.6, de porties gewikkeld; de gegaufreerde aluminiumfolie bevat ook de aanduiding „DOP Gorgonzola”, met het EU-symbool; in het geval van de grote en kleine kazen, horizontaal gesneden halve kazen en porties van de sterke „Gorgonzola”-soort is op de gegaufreerde aluminiumfolie het woord „piccante” aangebracht, naast of onder de aanduiding „DOP Gorgonzola”, in een kleiner lettertype dan dat van de bovengenoemde aanduiding.

Afbeelding 2

Image

Van het kaaswiel gesneden voorverpakte porties

De primaire verpakking van voorverpakte porties „Gorgonzola” is voorzien van de volgende vermeldingen in het hoofdgezichtsveld:

de aanduiding „DOP Gorgonzola” en het BOB-symbool van de EU;

het woord „piccante” voor porties van de grote en kleine sterke „Gorgonzola”-soort naast of onder de aanduiding „DOP Gorgonzola”, in een kleiner lettertype.

4.   Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied

Het afgebakende geografische gebied omvat het gehele grondgebied van de volgende provincies:

Bergamo, Biella, Brescia, Como, Cremona, Cuneo, Lecco, Lodi, Milan, Monza, Novara, Pavia, Varese, Verbano-Cusio-Ossola, Vercelli.

Het omvat daarnaast de volgende gemeenten van de provincie Alessandria:

Casale Monferrato, Villanova Monferrato, Balzola, Morano Po, Coniolo, Pontestura, Serralunga di Crea, Cereseto, Treville, Ozzano Monferrato, San Giorgio Monferrato, Sala Monferrato, Cellamonte, Rosignano Monferrato, Terruggia, Ottiglio, Frassinello Monferrato, Olivola, Vignale, Camagna, Conzano, Occimiano, Mirabello Monferrato, Giarole, Valenza, Pomaro Monferrato, Bozzole, Valmacca, Ticineto, Borgo San Martino en Frassineto Po.

5.   Verband met het geografische gebied

5.1.   Specificiteit van het geografische gebied

De natuurlijke factoren houden verband met het klimaat in het afgebakende geografische gebied, dat zich uitstekend leent voor een overvloedige en kwalitatief hoogwaardige productie van voedergewassen voor het melkvee, en dat zeer bevorderlijk is voor de ontwikkeling van microbiologische agentia die bepalend zijn voor de organoleptische kenmerken en de kleuring van de kaas. Met betrekking tot de menselijke factoren moet naast het historische belang van de kaas voor de lokale economie worden benadrukt dat de complexe handelingen die nodig zijn voor de productie van „Gorgonzola”, zijn gebaseerd op traditionele, ambachtelijke technieken voor de kaasproductie: de technieken voor de toevoeging van melkfermenten, penicillinesporen en geselecteerde gisten en kalverstremsel op de ideale temperatuur, het droog zouten en de karakteristieke perforatie van de kaasmassa tijdens de rijping zijn door de eeuwen heen doorgegeven in het afgebakende geografische gebied.

5.2.   Specificiteit van het product

„Gorgonzola” is een kaas met een homogene, witte en lichtgele, niet-gekookte kaasmassa, met karakteristieke blauwgroene en/of grijsblauwe aderen als gevolg van schimmelvorming (marmering).

De smaak loopt uiteen van een milde tot een uitgesproken pikante smaak, die afhankelijk is van verschillende factoren en met name de duur van de rijpingsperiode.

5.3.   Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA)

De organoleptische kenmerken en de kleur van „Gorgonzola” worden gewaarborgd door de overvloed aan kwaliteitsvoeder voor de melkkoeien en de traditionele technieken voor de kaasproductie, met name de toevoeging van penicillinesporen, het droog zouten en de perforatie van de kaasmassa tijdens de rijping.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier

(Artikel 5, lid 7, van Verordening (EG) nr. 510/2006 (4))

De geconsolideerde tekst van het productdossier is beschikbaar op de volgende website: http://www.politicheagricole.it/flex/cm/pages/ServeBLOB.php/L/IT/IDPagina/3335

of

door de website van het Ministerie van Landbouw-, Voedsel- en Bosbouwbeleid (www.politicheagricole.it) te bezoeken en te klikken op „Prodotti DOP IGP” (rechtsboven op het scherm), vervolgens op „Prodotti DOP IGP STG” (links op het scherm), en ten slotte op „Disciplinari di Produzione all’esame dell’UE”.


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12. Vervangen door Verordening (EU) nr. 1151/2012.

(3)  Vervangen door Verordening (EU) nr. 1151/2012.

(4)  Zie voetnoot 3.


27.5.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 188/50


Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

(2016/C 188/08)

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag.

ENIG DOCUMENT

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen  (2)

„ข้าวสังข์หยดเมืองพัทลุง” (KHAO SANGYOD MUANG PHATTHALUNG)

EG-nr.: TH-PGI-0005-01115 — 27.5.2013

BGA ( X ) BOB ( )

1.   Naam

„ข้าวสังข์หยดเมืองพัทลุง” (Khao Sangyod Muang Phatthalung)

2.   Lidstaat of derde land

Koninkrijk Thailand

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel

3.1.   Productcategorie

Categorie 1.6. Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is

Khao Sangyod Muang Phatthalung wordt geteeld uit de variëteit Sangyod Phatthalung en is een voor fotoperiodiciteit gevoelige rijst die wordt geteeld in laaggelegen gebieden. Deze inheemse rijst wordt gezaaid, geteeld, geoogst, geslepen, verpakt en van een etiket voorzien in de provincie Phatthalung in het zuiden van Thailand. Khao Sangyod Muang Phatthalung is niet-kleverig, licht, klein, dun en lichtjes geurend. Het kan gaan om padie, bruine rijst en halfwitte rijst.

Fysieke kenmerken

De padie is strogeel.

De kleur van de bruine rijst varieert van rood tot donkerrood in dezelfde korrel.

De halfwitte rijst is lichtrood van kleur.

De korrel is lang, dun en klein. Het vlies is rood.

Het product heeft een lichte, doch kenmerkende geur.

Fysiek kenmerk

Padie

Bruine rijst

Halfwitte rijst

Lengte (mm)

(9,33 ) 9,1 - 9,4

6,50 - 6,90

6,40 - 6,80

Breedte (mm)

(2,11 ) 1,9 - 2,25

1,61 - 1,81

1,57 - 1,87

Dikte (mm)

(1,77 ) 1,7 - 1,8

1,51 - 1,71

1,44 - 1,64

Kleur

Strogeel

Rood of donkerrood

Lichtrood

Chemische eigenschappen

Chemische kenmerken

Padie

Bruine rijst

Halfwitte rijst

Eiwitgehalte (%)

Niet van toepassing

7 - 10

6 - 9

Amylose (% droge stof)

Niet van toepassing

13 - 17

Verhouding lengtetoename van de korrel

Niet van toepassing

1,5 - 1,8

Culinaire eigenschappen

De verhouding rijst/water bij het koken is 1 kop rijst op 1,25 - 2 koppen water.

Om Khao Sangyod Muang Phatthalung een extra zachte textuur te geven, wordt de rijst gedurende 5 à 10 minuten in water geweekt alvorens te koken.

Aroma en smaak

De gekookte rijst is zacht en een beetje kleverig. Hij heeft een lichtzoete smaak en een mild aroma.

3.3.   Grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)

De zaden die worden gebruikt voor de productie van Khao Sangyod Muang Phatthalung moeten van de variëteit Sangyod Phatthalung zijn en moeten in de provincie Phatthalung geteeld zijn. Die provincie is geschikt om Sangyod Phatthalung-rijst te telen dankzij de geografische ligging, die bijdraagt tot de kenmerkende eigenschappen en kwaliteit van Khao Sangyod Muang Phatthalung.

De zaden moeten worden geproduceerd door het Thaise rijstdepartement en zijn agentschappen, zoals het onderzoekscentrum voor rijst van Phatthalung en het centrum voor rijstzaden van Phatthalung. Zij beschikken namelijk over betrouwbare faciliteiten en voldoen aan de normen voor de productie van rijstzaad om raszuivere zaden te produceren met de kenmerkende eigenschappen van Khao Sangyod Muang Phatthalung.

Indien de zaden worden verkregen via andere bronnen, zoals landbouwersorganisaties of particuliere organisaties, moeten die bronnen worden goedgekeurd door het Thaise rijstdepartement en voldoen aan de normen voor de productie van rijstzaad.

Ingeval landbouwers de rijstzaden zelf kweken, mogen ze de hierboven vermelde, erkende variëteit gebruiken (de zaden moeten binnen drie jaar na aankoop worden geplant).

3.4.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong)

3.5.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden

De volledige productiecyclus van Khao Sangyod Muang Phatthalung moet in het afgebakende geografische gebied plaatsvinden zodat hij volledig in de voor het productiegebied specifieke geomorfologische omstandigheden wordt doorlopen. Khao Sangyod Muang Phatthalung moet worden geteeld, gedroogd, bewaard, geslepen en verwerkt in de provincie Phatthalung. Khao Sangyod Muang Phatthalung kan bij elke stap worden getraceerd door middel van de begeleidende documenten, transportbewijzen en registers.

Khao Sangyod Muang Phatthalung moet worden geteeld tussen augustus en oktober en worden geoogst tijdens de rijpingsfase tussen december en februari. Het moment van de oogst wordt bepaald op basis van het klimaat en de rijpheid van de rijst. De geoogste rijst wordt vervolgens in het geografische gebied in silo’s met temperatuur- en vochtigheidsregeling bewaard om bepaalde risico’s te vermijden, zoals het vermengd raken met andere rijstvariëteiten, verontreiniging en te hoge vochtigheid, maar ook om te voorkomen dat de kenmerkende geur zou verzwakken.

De belangrijkste productiepraktijken van Khao Sangyod Muang Phatthalung zijn onder meer:

het voorbereiden van de bodem, namelijk een eerste ruwe ploegbewerking en een tweede ploegbewerking om het aantal spontaan opkomende rijstplanten (m.a.w. planten die ontkiemen uit zaden van het vorige seizoen) en rijst van een niet gewenst type (rijstplanten van andere op het rijstveld geteelde variëteiten, maar met uitzondering van onkruidrijst) te beperken

het regelmatig bemesten en verbeteren van de bodem

het verzorgen van de rijstplanten, door voor een geschikt waterbeheer te zorgen en rijstplanten van niet gewenste types te verwijderen tijdens de uitloopfase, de voortplantingsfase en de rijpingsfase om zo plagen te bestrijden

de oogst vindt plaats tijdens het regenseizoen (augustus-oktober) na de rijpingsfase. Het is een traditie in de provincie Phatthalung om te oogsten na de rijpingsfase.

vochtigheid van de korrel — de vochtigheid van de rijstkorrel moet worden teruggebracht tot 14 % of minder.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken, enz.

Khao Sangyod Muang Phatthalung moet in de provincie Phatthalung worden verpakt en van een etiket worden voorzien. Dit heeft ten doel de consumenten een echte garantie met betrekking tot de oorsprong en de kwaliteit van de rijst te geven. Om mogelijke vermenging, verontreiniging of wijziging van de rijst te vermijden, is het niet toegestaan de rijst te herverpakken. Bovendien moet Khao Sangyod Muang Phatthalung worden verpakt in de provincie Phatthalung om te voorkomen dat zijn kenmerkende aroma zou verminderen.

3.7.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering

Op de verpakking moet een etiket worden aangebracht waarop het gewicht, de datum van slijpen en verpakken, de naam van de rijstpellerij of de naam van de teler of coöperatie evenals het lot- of serienummer worden vermeld.

Op elke verpakking moet de vermelding „ข้าวสังข์หยดเมืองพัทลุง” en/of Khao Sangyod Muang Phatthalung staan.

Verplichte gegevens zijn ook het Thaise GA-logo en het EU-logo voor de BGA (na toekenning van de BGA).

Image

4.   Beknopte omschrijving van de afbakening van het geografische gebied

Provincie Phatthalung

5.   Verband met het geografische gebied

5.1.   Specificiteit van het geografische gebied

Phatthalung is een van de zuidelijke provincies van Thailand. De naburige provincies zijn vanaf het noorden en met de wijzers van de klok mee Nakhon Si Thammarat, Songkhla, Satun en Trang. Het gebied is 3 424,5 km2 of 2 140 296 rai groot.

Phatthalung is een laagvlakte tussen het Songkhla-meer ten oosten en de Bantat-bergketen ten westen. De vlakte komt tot stand door de afzettingen van het ondergelopen meer tijdens de moesson. De belangrijkste bron van water voor de landbouw is het Songkhla-meer.

De afwateringscapaciteit van de bodem bevordert het ontwikkelen en rijpen van Khao Sangyod Muang Phatthalung en het watervasthoudend en -herverdelend vermogen garandeert een matige maar continue irrigatie, zelfs in droge perioden.

Het klimaat in Phatthalung heeft belangrijke gevolgen voor de kenmerken van Khao Sangyod Muang Phatthalung. Door zijn zuidelijke ligging wordt Phatthalung beïnvloed door zowel een oceaanklimaat als een continentaal klimaat. De continentale invloed is verantwoordelijk voor het kenmerkende droge seizoen met vele uren fotoperiodiciteit.

5.2.   Specificiteit van het product

Khao Sangyod Muang Phatthalung verwijst naar padie, bruine rijst en halfwitte rijst die tijdens het regenseizoen in de provincie Phatthalung wordt geteeld en een natuurlijk aroma afgeeft. Het product wordt gekenmerkt door zijn rode vlies, zachte textuur na het koken en lichte geur.

De kwaliteit, kenmerken en uniciteit van de rijst worden op significante wijze beïnvloed door natuurlijke factoren. De bodem in Phatthalung heeft niet alleen een drainerend vermogen, maar bevat ook vruchtbare afzettingen en heeft watervasthoudende en -herverdelende eigenschappen. Phatthalung wordt beïnvloed door zowel een oceaanklimaat als een continentaal klimaat. Door de oceaaninvloed (Golf van Thailand) is er een aanzienlijke hoeveelheid regenval tijdens het regenseizoen en is de temperatuurvariatie over de seizoenen heen minder uitgesproken. Voornamelijk de laaggelegen locatie en de weersomstandigheden zorgen ervoor dat het vruchtbare land en het gunstige klimaat van Phatthalung bijdragen tot de kenmerkende eigenschap van Khao Sangyod Muang Phatthalung, namelijk de dunne korrelvorm. Wanneer Sangyod Phatthalung-rijst in andere provincies wordt geteeld, zullen de kenmerken verschillen (bijvoorbeeld dikkere korrels en lichtere rode kleur). Volgens de lokale traditie wordt de rijst geoogst na de rijpingsfase waardoor de korrel roder en sterker van geur wordt en zachter na het koken dan Sangyod Phatthalung-rijst die elders wordt geteeld.

Deze uitstekende kenmerken verwerft de rijst slechts dankzij de unieke geomorfologische omstandigheden die in het zuiden van Thailand worden aangetroffen, met name de bodemgesteldheid, de waterkwaliteit, het aantal uren zonneschijn, de beperkte temperatuurvariatie en het zware regenseizoen.

5.3.   Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA)

Al sinds mensenheugenis is Phatthalung een belangrijke bron van rijst in het zuiden van Thailand. De uitgestrekte vlakten, het klimaat en de aanwezigheid van grote hoeveelheden water maken dit gebied ideaal voor het telen van Khao Sangyod Muang Phatthalung. Volgens een legende over de vlakte tussen de KhaoHin Look Doan-bergen zijn bezoekers getuige van het verse groen van de eindeloze rijstvelden aan het begin van het landbouwseizoen en krijgen diezelfde rijstvelden een gouden kleur wanneer de oogsttijd nadert in januari en februari.

Khao Sangyod Muang Phatthalung wordt al meer dan honderd jaar geteeld in Phatthalung, maar de plaatselijke bevolking van de provincie Phatthalung eet zelf liever hardere rijst die rijker is aan amylose, niet de zachte, gekookte rijst zoals Khao Sangyod Muang Phatthalung. Khao Sangyod Muang Phatthalung wordt daarom traditioneel als geschenk gegeven aan gerespecteerde ouderen en gekookt voor bijzondere personen, bijvoorbeeld koninklijke gasten of officiële buitenlandse bezoekers, tijdens speciale gelegenheden, religieuze ceremonies of traditionele festivals. Deze traditie heeft Khao Sangyod Muang Phatthalung de reputatie bezorgd van rijst voor bijzondere personen en speciale gelegenheden in Phatthalung.

Bovendien heeft de natuurlijke omgeving in de provincie Phatthalung een belangrijke invloed op de productie van Khao Sangyod Muang Phatthalung. Vooral de laagvlaktes van Phatthalung die tot stand komen door afzettingen van het overstroomde meer tijdens de moesson, leveren verschillende voedingsstoffen aan de bodem waardoor het gebied geschikt is voor de productie van Khao Sangyod Muang Phatthalung. Hierdoor heeft Khao Sangyod Muang Phatthalung die hier wordt geteeld, speciale eigenschappen zoals een dunne korrel en zachte geur.

Deze omstandigheden worden aangevuld door de nauwgezette selectie van de zaden, de zorgvuldige teelt- en oogstprocedures en het gestandaardiseerde productieproces. De procedures en controles dragen bij tot het behoud van de unieke kwaliteit van de rijst.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier

(Artikel 5, lid 7, van Verordening (EG) nr. 510/2006 (3))


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12. Vervangen door Verordening (EU) nr. 1151/2012.

(3)  Vervangen door Verordening (EU) nr. 1151/2012.


27.5.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 188/54


Aanvraag tot goedkeuring van een minimale wijziging overeenkomstig artikel 53, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad

(2016/C 188/09)

De Europese Commissie heeft deze minimale wijziging goedgekeurd overeenkomstig artikel 6, lid 2, derde alinea, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 664/2014 van de Commissie (1).

AANVRAAG TOT GOEDKEURING VAN EEN MINIMALE WIJZIGING

Aanvraag tot goedkeuring van een minimale wijziging overeenkomstig artikel 53, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad  (2)

„CRUDO DI CUNEO”

EU-nr.: PDO-IT-02118 — 4.2.2016

BOB ( X ) BGA ( ) GTS ( )

1.   Aanvragende groepering en rechtmatig belang

Consorzio di Tutela della denominazione di origine protetta „Crudo di Cuneo” [Consortium voor de bescherming van de beschermde oorsprongsbenaming „Crudo di Cuneo”]

Corso Dante Alighieri n. 51

C/o Unione Industriali della Provincia di Cuneo

12100 Cuneo

ITALIA

Het „Consorzio di Tutela” (Consortium voor de bescherming) voor de beschermde oorsprongsbenaming „Crudo di Cuneo” is gerechtigd een wijzigingsaanvraag in te dienen overeenkomstig artikel 13, lid 1, van Besluit nr. 12511 van het ministerie van Landbouw-, Voedsel- en Bosbouwbeleid van 14 oktober 2013.

2.   Lidstaat of derde land

Italië

3.   Rubriek van het productdossier waarop de wijziging/en betrekking heeft/hebben

Beschrijving van het product

Bewijs van oorsprong

Werkwijze voor het verkrijgen van het product

Verband

Etikettering

Overige [bijgewerkte verwijzing naar wetgeving]

4.   Aard van de wijziging(en)

Wijziging van een productdossier van een geregistreerde BOB of BGA die overeenkomstig artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 als minimaal wordt beschouwd en waarvoor geen wijziging van het bekendgemaakte enig document is vereist.

Wijziging van een productdossier van een geregistreerde BOB of BGA die overeenkomstig artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 als minimaal wordt beschouwd en waarvoor een wijziging van het bekendgemaakte enig document is vereist.

Wijziging van een productdossier van een geregistreerde BOB of BGA die overeenkomstig artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 als minimaal wordt beschouwd en waarvoor geen enig document (of geen gelijkwaardig document) is bekendgemaakt.

Wijziging van een productdossier van een geregistreerde GTS die overeenkomstig artikel 53, lid 2, vierde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 als minimaal wordt beschouwd.

5.   Wijziging(en)

Beschrijving van het product

De wijzigingen van de volgende twee punten houden verband met elkaar:

De volgende zin van de laatste paragraaf van punt 2.2 van artikel 2 van het productdossier:

„De varkens moeten een gemiddeld gewicht van 156 kg (levend gewicht) kunnen bereiken, met een afwijking van maximaal 10 %.”

wordt als volgt gewijzigd:

„De varkens moeten een gemiddeld gewicht van 165 kg (levend gewicht) kunnen bereiken, met een afwijking van maximaal 10 %.”

De volgende vereiste van punt 2.6 van artikel 2 van het productdossier:

„gewicht (na volledige rijping): 7-10 kg”

wordt als volgt gewijzigd:

„gewicht (na volledige rijping): 8,5-12,00 kg”.

Deze wijziging betreft een toename van het gemiddelde gewicht per varken en de daaruit voortvloeiende toename van het gewicht van de gedroogde ham. Varkenshouders hebben in de afgelopen jaren geconstateerd dat varkens bij het slachten zwaarder zijn dan tien of vijftien jaar geleden. Dankzij genetische selectie kunnen de varkens een hoger gewicht bereiken dan een paar jaar geleden, waarbij de intrinsieke kwaliteit van het vlees dat wordt gebruikt om de ham te maken, behouden blijft. De nieuwe genetische soorten hebben een betere dagelijkse gewichtstoename en voederconversie; hun rantsoenen zijn evenwichtiger en doeltreffender en zorgen, in combinatie met de verbetering van het dierenwelzijn, voor een grotere gewichtstoename in dezelfde tijdspanne en voor de productie van bouten van optimale kwaliteit.

De wijziging van het productdossier met betrekking tot de toename van het gemiddelde gewicht van de varkens bij slachting en de hieruit voortvloeiende toename van het gewicht van de gedroogde hammen heeft dus de volgende twee doelen: het aanpassen van het productdossier aan de daadwerkelijke productieomstandigheden op de varkenshouderijen en het waarborgen van de kwaliteit van de ham „Crudo di Cuneo” BOB door gebruik van varkensbouten die optimaal zijn gerijpt.

Deze wijziging is een „minimale” wijziging als bedoeld in artikel 53, lid 2, derde alinea, onder a) tot en met e), van Verordening (EU) nr. 1151/2012.

Werkwijze voor het verkrijgen van het product

De volgende zin van punt 5.5 van artikel 5, de zoutingsfase:

„De zoutingsfase duurt ten minste twee weken.”

wordt als volgt gewijzigd:

„De zoutingsfase duurt ten minste twaalf dagen.”.

De minimale duur van de zoutingsfase moet worden verkort van veertien naar twaalf dagen op grond van onderzoek en verbeteringen op het gebied van de technieken voor conservering en verwerking van het vlees als gevolg waarvan minder zout kan worden gebruikt dan enkele jaren geleden. Hierdoor kan de tijd die nodig is voor het zouten worden verkort. Met name voor bouten die zijn bijgekant en die niet bijzonder zwaar zijn, d.w.z., 12-13 kg, moet de zoutingsfase worden verkort om te voorkomen dat het vlees te veel zout opneemt en de ham niet voldoet aan de eisen die consumenten momenteel aan hun voedsel stellen.

Deze wijziging is een „minimale” wijziging als bedoeld in artikel 53, lid 2, derde alinea, onder a) tot en met e), van Verordening (EU) nr. 1151/2012.

Overige — bijgewerkte verwijzing naar wetgeving

De voorwaarden van artikel 8

„Met het oog op de toepassing van dit productdossier wordt de beschermde oorsprongsbenaming „Crudo di Cuneo” onderworpen aan controles door een instantie die overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 510/2006 is aangewezen.”

worden als volgt gewijzigd:

„De naleving van het productdossier wordt gecontroleerd overeenkomstig de bepalingen van artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1151/2012. De instantie die verantwoordelijk is voor het controleren van het productdossier is het ISTITUTO Nord Ovest qualità Soc. Coop. — Piazza Carlo Alberto Grosso, 82 -12033 Moretta (CN), ITALIA.”

Na de inwerkingtreding van Verordening (EU) nr. 1151/2012 werd het passend geacht de verwijzingen naar de wetgeving in dit artikel te actualiseren en de gegevens van de controle-instantie hierin op te nemen.

ENIG DOCUMENT

„CRUDO DI CUNEO”

EU-nr.: PDO-IT-02118 — 4.2.2016

BOB ( X ) BGA ( )

1.   Naam/Namen

„Crudo di Cuneo”

2.   Lidstaat of derde land

Italië

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel

3.1.   Productcategorie

Categorie 1.2. Vleesproducten (verhit, gepekeld, gerookt enz.)

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is

Voor de productie van de „Crudo di Cuneo” mogen enkel verse varkensbouten worden gebruikt afkomstig van dieren die geboren, gefokt en geslacht werden in de productiezone in kwestie.

De ham moet gedurende ten minste tien maanden rijpen — berekend vanaf het begin van het productieproces — voordat deze in de handel wordt gebracht; gewicht (na rijping): 8,5-12,00 kg; de kleur bij het snijden is gelijkmatig rood; het buitenste magere gedeelte is stevig en het zachte binnendeel is compact en niet slap; het vet dat zichtbaar is aan de buitenkant (onderhuids vet) is wit van kleur en neigt wat naar het geel; het is compact en niet vettig; bij het snijden is de ham geurig en gerijpt en zacht van smaak; het inwendige vet is wit van kleur en in kleine hoeveelheden aanwezig tussen de verschillende spierbundels; er zijn geen reukanomalieën. Het vet mag bij het prikken geen overdreven ranzige geur nalaten en ook niet ruiken naar melk, vis of andere afwijkende geuren. De chemische samenstelling van het vetarme percentage van de tweehoofdige dijbeenspier moet overeenstemmen met de volgende minimum- en maximumgrenzen: zoutgehalte tussen 4,5 en 6,9; vochtigheid tussen 57 en 63 %; proteolyse tussen 22 en 31 %. Geen anomalieën aan de buitenkant: het zwoerd en de beenderen moeten intact zijn en er mogen geen duidelijke tekens van schimmelvorming of overdreven weekheid zijn. De kleur van het snijvlak moet uniform zijn en er mogen geen vlekken of streeppatronen te zien zijn.

3.3.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong) en grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)

Diervoeders

Het voederrantsoen wordt dusdanig geformuleerd dat er een analytische samenstelling wordt verkregen waardoor de behoeften van het varken gedurende de drie fasen worden gerespecteerd, meer bepaald gedurende de speenfase, de opfokfase en de afmestfase.

1.   SPEENFASE (tot 30 kg levend gewicht)

Kenmerken van het rantsoen:

Ruw eiwit van 16 tot 22 %

Opneembare energie/dag van 3 230 tot 3 900

Lysine g/kg van 10 tot 16 %

Ruwvoer van 3 tot 5 %

Dagrantsoen (samenstelling van het rantsoen uitgedrukt in % van de verschillende bestanddelen, toegediend a rato van 4 % van het levend gewicht)

Maïs van 35 tot 40

Sojameel van 16 tot 20

Tarwe van 12 tot 15

Gerst van 13 tot 17

Sojaolie van 1 tot 3

Zachte tarwezemelen van 8 tot 12

Voedingssupplementen met mineralen en vitaminen van 3 tot 5

In deze fase is het gebruik van een varkensplasma-spray, verse en geconcentreerde afgeleiden en bijproducten van melk verboden.

2.   OPFOKFASE (van 30 kg tot 80 kg levend gewicht)

Kenmerken van het rantsoen:

Ruw eiwit van 15,50 tot 18 %

Opneembare energie/dag van 3 200 tot 3 600

Lysine g/kg van 7 tot 16 %

Ruwvoer van 3,5 tot 5 %

Dagrantsoen (samenstelling van het rantsoen uitgedrukt in % van de verschillende bestanddelen, toegediend a rato van 3 % van het levend gewicht)

Maïs van 45 tot 49

Sojameel van 14 tot 18

Tarwe van 10 tot 13

Gerst van 9 tot 12

Vetten van 1,5 tot 2

Zachte tarwezemelen van 10 tot 14

Voedingssupplementen met mineralen en vitaminen van 3 tot 5

3.   AFMESTFASE (van 80 kg tot 165 kg levend eindgewicht)

Kenmerken van het rantsoen:

Ruw eiwit van 13,5 tot 17,5 %

Opneembare energie/dag van 3 100 tot 3 400

Lysine g/kg van 6 tot 9 %

Ruwvoer van 3,5 tot 5,5 %

Dagrantsoen (samenstelling van het rantsoen uitgedrukt in % van de verschillende bestanddelen, toegediend a rato van 2,3 % van het levend gewicht)

Maïs van 49 tot 53

Sojameel van 12 tot 16

Tarwe van 9 tot 12

Gerst van 8 tot 11

Vetten van 1 tot 1,5

Zachte tarwezemelen van 10 tot 14

Voedingssupplementen met mineralen en vitaminen van 3 tot 5

In deze fase is het verboden om tafelafval, visolie (vanaf een levend gewicht van 40 kg), perskoeken met een vetgehalte van meer dan 4 % (vanaf een levend gewicht van 120 kg), koekjes, soepstengels, zoet gebak (vanaf een levend gewicht van 60 kg tot het slachten), slachtafval en diermeel over het algemeen en bijproducten van rijst te geven.

De vereisten van de verschillende fasen kunnen variëren afhankelijk van de groei van het varken of wanneer er zich abnormale klimatologische omstandigheden voordoen als gevolg van overdreven zomerwarmte.

De grondstoffen die worden gebruikt voor het voeder, zijn voornamelijk afkomstig uit de productiezone van de ham „Crudo di Cuneo” en de graanproducten worden grotendeels geproduceerd door de bedrijven die ook de varkens fokken.

Grondstoffen

De varkens die in aanmerking komen voor de productie van „Crudo di Cuneo”, zijn varkens van de traditionele rassen Italiaanse „Large White” en Italiaans „Landrace”, veredeld volgens het varkensstamboek van Italië, of nakomelingen van beren van dezelfde rassen, nakomelingen van beren van het ras Italiaanse „Duroc”, veredeld volgens het stamboek van Italië, of nakomelingen van beren van andere rassen of van hybride beren op voorwaarde dat de selectie- of kruisingsschema’s van deze varkens verenigbaar zijn met de doelstellingen van het stamboek van Italië voor het fokken van zware varkens.

Voor de productie van „Crudo di Cuneo” mogen geen diepgevroren hammen worden gebruikt. Het gebruik van beren en zeugen is uitgesloten. De hammen die mogen worden verwerkt, zijn afkomstig van dieren die minimaal 24 uur en maximaal 120 uur voordien geslacht zijn.

3.4.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden

Voor de productie van de BOB „Crudo di Cuneo” worden enkel verse varkenshammen gebruikt afkomstig van varkens die geboren en gefokt worden volgens hoge dierenwelzijnsnormen. De naleving van die normen wordt gewaarborgd als het varken gedurende de speenfase, de opfokfase en de afmestfase niet te maken krijgt met stress als gevolg van transport of als het niet naar een andere stal gebracht wordt. De dieren moeten ook dusdanig worden gefokt dat de resultaten aan het einde van de afmestfase stroken met de kenmerken van het eindproduct. De „Crudo di Cuneo” wordt namelijk gekenmerkt door zijn optimale vetlaag. Om die redenen moeten de dieren in het productiegebied geboren en gefokt worden.

Ook de slachtfase moet in het productiegebied plaatsvinden, om de noodzakelijke termijnen tussen het slachten en het verwerken van het vlees te respecteren en om te voorkomen dat het transport kneuzingen en hematomen en aders zou veroorzaken die een inbreuk zouden vormen op de verwerkingsvoorwaarden voor de hammen.

De verwerking van de hammen en het rijpen ervan hangen sterk samen met de menselijke en natuurlijke factoren van het productiegebied en het beperken van deze handelingen tot het geografische productiegebied is dus absoluut noodzakelijk voor de productie van de „Crudo di Cuneo”.

3.5.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz. van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst

„Crudo di Cuneo” mag heel worden verkocht, met of zonder been, vacuümverpakt, in stukken of in plakken.

„Crudo di Cuneo” moet op zodanige wijze worden gesneden dat het vooraf aangebrachte merkteken van de producent zichtbaar is op het zwoerd van elk stuk.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst

Op het ogenblik dat de ham „Crudo di Cuneo” BOB op de markt komt, moet hij voorzien zijn van een bijzonder merkteken dat de oorsprong garandeert en van een identificatiemerk bestaande uit het logo dat bij de hamproducent op de twee brede zijden van de ham wordt gebrandmerkt.

Op de verpakking van de BOB „Crudo di Cuneo” of op de etiketten, de bordjes, ringen of linten die aan het product zijn bevestigd, moet in duidelijke en onuitwisbare letters die van alle andere informatie op de verpakking kunnen worden onderscheiden, het specifieke en ondubbelzinnige logo voorkomen, evenals het symbool van de Unie als bedoeld in artikel 12 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 en het identificatienummer dat wordt toegekend aan iedere producent die toegetreden is tot het controlesysteem. Het logo van de BOB „Crudo di Cuneo” bestaat uit twee belangrijke elementen voor de herkenbaarheid van het product: de gestileerde vorm van een ham en de driehoek of „wig” (in het Italiaans „cuneo”) die verwijst naar het verband met Cuneo, de hoofdplaats van de gelijknamige provincie, waarvan de originele plattegrond de vorm van een wig had.

Image

4.   Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied

Het productiegebied van de „Crudo di Cuneo” BOB ligt in de Ligurische Alpen tussen de Cadibonapas en de Navapas, van de Zee-Alpen tot het massief van de Tendapas en de Cottische Alpen. De berggebieden vormen een grote U-vormige rug waarin de hoogvlakte ligt, waardoor van het zuiden naar het noorden de Tanaro en de Po en hun bijrivieren lopen. Deze zone omvat de provincie Cuneo, de provincie Asti en de volgende dorpen van de provincie Turijn: Airasca, Andezeno, Arignano, Baldissero Torinese, Bibiana, Bricherasio, Buriasco, Cambiano, Campiglione Fenile, Candiolo, Cantalupa, Carignano, Carmagnola, Castagnole Piemonte, Cavour, Cercenasco, Chieri, Cumiana, Frossasco, Garzigliana, Isolabella, Lombriasco, Luserna S. Giovanni, Lusernetta, Macello, Marentino, Mombello di Torino, Montaldo Torinese, Moriondo Torinese, None, Osasco, Osasio, Pancalieri, Pavarolo, Pecetto Torinese, Pinerolo, Pino Torinese, Piobesi Torinese, Piossasco, Piscina, Poirino, Pralormo, Prarostino, Riva, Roletto, Rora’, S. Secondo di Pinerolo, Santena, Scalenghe, Trofarello, Vigone, Villafranca Piemonte, Villastellone en Vinovo. In deze geografische zone bestaat er door de vorming van winden een homogene vochtigheidsgraad tussen 50 en 70 %. De gemiddelde temperatuur is in de winter niet bijzonder koud en in de zomer ook niet te warm, waardoor de „Crudo di Cuneo” gelijkmatig kan rijpen en wordt gekenmerkt door de proteolysewaarde en de lage vochtigheidsgraad.

5.   Verband met het geografische gebied

Het productiegebied van de BOB is al eeuwenlang verbonden met de geschiedenis van de varkensteelt en het bewerken en rijpen van de „Crudo di Cuneo”; dat komt door de specifieke pedologische en klimatologische kenmerken die dit gebied onderscheiden van andere gebieden en die aan het product typische kwalitatieve eigenschappen verlenen die duidelijk herkenbaar zijn voor de eindconsument.

De vochtigheidsgraad van de „Crudo di Cuneo” hangt nauw samen met het zoutgehalte en wordt bepaald door de invloed van de winden. Die winden, die afkomstig zijn van de bergen, zorgen in alternerende richting, ’s ochtends en ’s nachts, voor een lage atmosferische vochtigheid, ideaal voor een optimale rijping van het product. Dat heeft meteen ook een weerslag op de lage vochtigheidswaarden, de rijpingstijden en de kenmerkende proteolysewaarden van de „Crudo di Cuneo”. Ook de grondstof zorgt voor een nauwe band tussen het product en de omgeving; de proteolyse van de ham wordt namelijk ook bepaald door de kenmerken van de grondstof. De varkens uit Cuneo worden gefokt op plaatsen die op een gemiddelde hoogte van 350 m boven het zeeniveau liggen, waar de afwezigheid van winterse mist en zomerse hitte zorgen voor een uitstekende gezondheid van de dieren. Naast de gezonde lucht en het zuivere water zorgt het traditionele gezonde en natuurlijke voeder op basis van granen die ter plaatse worden verbouwd, ervoor dat het vlees sneller rijpt. Het fenomeen van de proteolyse hangt samen met de ontwikkeling van oppervlakkige micro-organismen: de vleesverwerkers gebruiken namelijk een verfijnd zoutingsproces waardoor het vocht dat nog aanwezig is in het vlees van de hammen, capillair naar boven komt. Op die manier worden op de magere oppervlakte van de ham microklimatische omstandigheden gevormd waardoor de vochtigheid licht toeneemt. Dat is uitstekend voor de ontwikkeling van schimmels en gisten die de eiwitcomponent vernietigen die nog in het magere gedeelte aanwezig is. Daardoor komen peptidenfracties vrij die op doorslaggevende wijze bijdragen tot de smaak en de geur van de „Crudo di Cuneo”.

Ook de mens heeft op doorslaggevende wijze bijgedragen tot de kwaliteit en de reputatie en faam van de BOB, door specifieke bewerkingstechnieken te ontwikkelen die werden overgedragen van generatie op generatie, tot op de dag van vandaag. Dat blijkt uit het werk „Clypeo del gentilhuomo” van Guglielmino Prato, uit 1618, waarin op gedetailleerde wijze het werk van de „norcini” (varkensslachters/-verwerkers) van Piemonte wordt beschreven.

De consumptie van de „Crudo di Cuneo” wordt historisch aangetoond door de talrijke aanvragen van edellieden, abdijen en kloosters uit het gebied. Het was inderdaad de stijgende vraag naar ham die ervoor zorgde dat heel wat vleesverwerkers zich in de streek vestigden.

De BOB „Crudo di Cuneo” is dus het resultaat van een combinatie van menselijke en omgevingsfactoren die in de loop der tijd het resultaat hebben beïnvloed en hebben bijgedragen tot de kwalitatieve kenmerken ervan.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier

(Artikel 6, lid 1, tweede alinea, van de onderhavige verordening)

Het ministerie heeft de nationale procedure voor de indiening van bezwaarschriften ingeleid met de bekendmaking van de aanvraag tot wijziging van de BOB „Crudo di Cuneo” in de Gazetta Ufficiale van Italië nr. 265 van 13 november 2015.

De geconsolideerde tekst van het productdossier kan worden geraadpleegd op de volgende website: http://www.politicheagricole.it/flex/cm/pages/ServeBLOB.php/L/IT/IDPagina/3335

of:

door de website van het ministerie van Landbouw-, Voedsel- en Bosbouwbeleid (www.politicheagricole.it) te bezoeken en te klikken op „Prodotti DOP IGP” (rechtsboven op het scherm), vervolgens op „Prodotti DOP IGP STG” (links op het scherm), en ten slotte op „Disciplinari di Produzione all’esame dell’UE”.


(1)  PB L 179 van 19.6.2014, blz. 17.

(2)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.