ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 150

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

59e jaargang
27 april 2016


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

III   Voorbereidende handelingen

 

REKENKAMER

2016/C 150/01

Advies nr. 1/2016 (uitgebracht krachtens artikel 325 VWEU) betreffende een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 wat betreft het secretariaat van het Comité van toezicht van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)

1


NL

 


III Voorbereidende handelingen

REKENKAMER

27.4.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 150/1


ADVIES NR. 1/2016

(uitgebracht krachtens artikel 325 VWEU)

betreffende een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 wat betreft het secretariaat van het Comité van toezicht van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)

(2016/C 150/01)

DE REKENKAMER VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 325, lid 4,

Gezien het voorstel van de Commissie van 4 maart 2016 voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 wat betreft het secretariaat van het Comité van toezicht van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (1),

Gezien het op 4 april 2016 bij de Rekenkamer ingekomen verzoek van het Europees Parlement om een advies inzake voornoemd voorstel,

Gezien het op 15 maart 2016 bij de Rekenkamer ingekomen verzoek van de Raad om een advies inzake voornoemd voorstel,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

Inleiding

1.

Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) is een directoraat-generaal van de Commissie maar is in functioneel opzicht onafhankelijk wat betreft zijn onderzoekswerkzaamheden. Het Bureau werd opgericht in 1999 en de op onderzoeken door het Bureau toepasselijke voorschriften (hierna genoemd „de OLAF-verordening”) werden in 2013 herzien (2).

2.

OLAF is zo opgezet dat het een Comité van toezicht omvat dat tot taak heeft geregeld toezicht te houden op de wijze waarop het Bureau zich van zijn onderzoekstaak kwijt, ter versterking van de onafhankelijkheid die het Bureau bij de uitoefening van de bij deze verordening toegekende bevoegdheden in acht neemt (3). Het Comité van toezicht dient in het bijzonder de ontwikkelingen te monitoren betreffende de toepassing van de procedurewaarborgen en de duur van de onderzoeken van OLAF.

3.

Het Comité van toezicht is samengesteld uit vijf onafhankelijke leden die ervaring hebben in een hoge gerechtelijke of onderzoeksfunctie of in een vergelijkbare functie op de werkterreinen van het Bureau. Zij worden door het Europees Parlement, de Raad en de Commissie in onderlinge overeenstemming benoemd.

4.

Overeenkomstig artikel 15, lid 8, van de OLAF-verordening wordt het secretariaat van het Comité van toezicht verzorgd door OLAF, in nauw overleg met het Comité van toezicht. Overeenkomstig artikel 18 van de OLAF-verordening maken de begrotingskredieten voor het Comité van toezicht en zijn secretariaat deel uit van het begrotingsonderdeel van het Bureau; dat artikel bepaalt dat de personeelsformatie van het Bureau de ambten voor het Comité van toezicht en zijn secretariaat omvat.

5.

Het secretariaat is weliswaar functioneel verbonden aan het Comité van toezicht, maar het secretariaatspersoneel is in administratief opzicht ondergeschikt aan de directeur-generaal van OLAF. De directeur-generaal heeft de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag en beslist bijvoorbeeld over bevorderingen en overplaatsingen van het secretariaatspersoneel. Volgens het Comité van toezicht heeft deze situatie geleid tot belangenconflicten en heeft deze het secretariaatspersoneel blootgesteld aan tegenstrijdige instructies, zoals bijvoorbeeld het geval was bij de bekendmaking van Advies 2/2012 van het Comité van toezicht (4).

6.

Volgens de voorgestelde verordening wordt het secretariaat van het Comité van toezicht verzorgd door de Commissie en niet langer door OLAF. De begrotingskredieten voor het secretariaat van het Comité van toezicht zullen worden overgeheveld van het begrotingsonderdeel en de personeelsformatie van OLAF naar die van de Commissie. Ten slotte bepaalt het voorstel dat de functionaris voor gegevensbescherming (DPO) van OLAF bevoegd zal blijven voor het toezicht op de verwerking van gegevens door het secretariaat en dat het personeel van het secretariaat gebonden zal blijven door dezelfde regels inzake vertrouwelijkheid als voorheen.

Opmerkingen

7.

De Rekenkamer brengt in herinnering dat zij reeds in 2011, bij de laatste herziening van de OLAF-verordening, heeft voorgesteld om een bepaling op te nemen met de strekking dat het secretariaat van het Comité van toezicht uitsluitend overeenkomstig de instructies van het Comité en onafhankelijk van OLAF mag handelen en niet benoemd mag worden door de directeur-generaal van OLAF of onder diens gezag mag vallen (5).

8.

In dit licht is de Rekenkamer ingenomen met het voorstel dat het secretariaat van het Comité van toezicht niet langer door OLAF wordt verzorgd. De nieuwe bepalingen ter vervanging van de laatste zin van artikel 15, lid 8 (6), zouden echter kunnen worden aangevuld om duidelijk te maken dat het secretariaat onafhankelijk van niet alleen OLAF, maar ook van de Commissie dient op te treden, en dat het onder het gezag van het Comité van toezicht staat. De Rekenkamer stelt dan ook de volgende gewijzigde formulering voor:

 

„De Commissie verzorgt het secretariaat van het Comité van toezicht onafhankelijk van het Bureau en in nauw overleg met het Comité. De Commissie dient zich te onthouden van inmenging in de taken van het Comité van toezicht. De secretaris van het Comité van toezicht wordt door de Commissie aangesteld na een positief advies van het Comité van toezicht. De secretaris zal handelen in opdracht van het Comité van toezicht en onafhankelijk van de Commissie.”. (bijkomende tekst onderstreept)

9.

De Rekenkamer merkt op dat de aanstaande algehele evaluatie van de OLAF-verordening in 2017 een gelegenheid zal zijn om het bestuur van OLAF met inbegrip van zijn toezichtregelingen te onderzoeken en, zo nodig, te herzien (7). In het licht van de recente ontwikkelingen (8) zou het echter raadzaam zijn deze algehele evaluatie niet af te wachten om de procedure voor het opheffen van de immuniteit (9) van de directeur-generaal of van enig ander personeelslid van OLAF op verzoek van een nationale gerechtelijke instantie te verduidelijken. Wanneer een nationale gerechtelijke instantie een dergelijk verzoek indient, zou de onafhankelijkheid van OLAF aanvullende waarborgen kunnen vereisen. De Rekenkamer beveelt dan ook aan dat artikel 17 van de OLAF-verordening wordt aangevuld met een bepaling dat de Commissie het Comité van toezicht tijdig van een dergelijk verzoek in kennis stelt en het Comité raadpleegt alvorens een besluit te nemen (10).

Dit advies werd door kamer IV onder leiding van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 5 april 2016.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  COM(2016) 113 final van 4 maart 2016.

(2)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).

(3)  Zie artikel 15, lid 1, van de OLAF-verordening.

(4)  Zie paragraaf 56 van het activiteitenverslag 2014 van het Comité van toezicht van OLAF.

(5)  Zie paragraaf 44 van Advies nr. 6/2011 (PB C 254 van 30.8.2011, blz. 1).

(6)  Zie artikel 1, lid 2, van het voorstel.

(7)  Artikel 19 van de OLAF-verordening bepaalt dat de Commissie uiterlijk op 2 oktober 2017 bij het Europees Parlement en de Raad een evaluatieverslag indient over de toepassing van deze verordening. Dat verslag gaat vergezeld van een advies van het Comité van toezicht en vermeldt of deze verordening wijziging behoeft.

(8)  In maart 2016 heeft de Commissie de vrijstelling van rechtsvervolging van de directeur-generaal van OLAF op verzoek van de gerechtelijke instanties van een lidstaat opgeheven.

(9)  Overeenkomstig artikel 11, onder a), van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten zijn personeelsleden „vrijgesteld van rechtsvervolging voor hetgeen zij in hun officiële hoedanigheid hebben gedaan, gezegd of geschreven […]. Zij blijven deze immuniteit genieten nadat zij hun ambt hebben neergelegd”.

(10)  Evenzo bepaalt artikel 17, lid 9, van de OLAF-verordening reeds dat de Commissie het Comité raadpleegt voordat zij een tuchtmaatregel tegen de directeur-generaal neemt.