ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 422

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

58e jaargang
17 december 2015


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Rekenkamer

2015/C 422/01

Samenvatting van de resultaten van de jaarlijkse controles van de Europese gemeenschappelijke ondernemingen voor onderzoek door de Rekenkamer over 2014

1

2015/C 422/02

Verslag over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming Artemis voor de periode van 1 januari 2014 tot 26 juni 2014 vergezeld van de antwoorden van de Gemeenschappelijke Onderneming

9

2015/C 422/03

Verslag over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky betreffende het begrotingsjaar 2014, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming

17

2015/C 422/04

Verslag over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac voor de periode van 1 januari 2014 tot 26 juni 2014, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming

25

2015/C 422/05

Verslag over de jaarrekening van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie betreffende het begrotingsjaar 2014 vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming

33

2015/C 422/06

Verslag over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof betreffende het begrotingsjaar 2014, vergezeld van het antwoord van de gemeenschappelijke onderneming

51

2015/C 422/07

Verslag over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming voor de uitvoering van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen betreffende het begrotingsjaar 2014, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming

61

2015/C 422/08

Verslag over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar betreffende het begrotingsjaar 2014 vergezeld van het antwoord van de gemeenschappelijke onderneming

70

2015/C 422/09

Verslag over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel betreffende de periode van 27 juni tot en met 31 december 2014, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming

80


NL

 


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Rekenkamer

17.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 422/1


Samenvatting van de resultaten van de jaarlijkse controles van de Europese gemeenschappelijke ondernemingen voor onderzoek door de Rekenkamer over 2014

(2015/C 422/01)

INHOUD

 

Paragraaf

Bladzijde

Inleiding

1-7

2

Toelichting bij de oordelen van de Rekenkamer

8-11

3

Controleresultaten

12-24

3

Oordelen over de betrouwbaarheid van de rekeningen

12

3

Oordelen over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

13-15

3

Toelichtende paragraaf over de EU-bijdrage in de projectkosten van ITER

16

4

Opmerkingen die niets afdoen aan de oordelen van de Rekenkamer

17-22

4

Begrotings- en financieel beheer

18

4

Internebeheersingsmaatregelen

19-20

5

Monitoring en rapportage van projectonderzoeksresultaten

21

5

De tweede tussentijdse evaluatie van de Commissie

22

5

Conclusies

23-24

5

BIJLAGE I —

Ontvangsten van de gemeenschappelijke ondernemingen (begrotingsramingen, vastgestelde rechten en ontvangen bedragen) en de personeelsformaties

6

BIJLAGE II —

Opmerkingen van de Rekenkamer in 2014

8

INLEIDING

1.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft de Rekenkamer de jaarrekening betreffende het per 31 december 2014 afgesloten begrotingsjaar en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening onderzocht voor acht Europese gemeenschappelijke ondernemingen voor onderzoek (GO’s) (1):

Fusion for Energy — F4E (ITER) — ontwikkeling van fusie-energie;

Clean Sky — schone luchtvaarttechnologieën;

Artemis — ingebedde computersystemen (2);

IMI — het initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen;

Eniac — nano-elektronica (3);

FCH — brandstofcellen en waterstof;

Sesar — Single European Sky Air Traffic Management Research (Gemeenschappelijke Onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie luchtverkeersbeveiligingssysteem), en

Ecsel — elektronische componenten en systemen (4).

2.

De leden van de gemeenschappelijke ondernemingen kunnen, naast de Europese Unie (vertegenwoordigd door de Commissie), diverse publieke en particuliere partners zijn die bijdragen aan de financiering van de door de gemeenschappelijke ondernemingen verrichte werkzaamheden. De gemeenschappelijke ondernemingen bestaan uit twee deelnemende partijen (bilateraal), namelijk de Europese Commissie en het bedrijfsleven, of uit drie partijen (trilateraal) wanneer ook de lidstaten deelnemen (5). Gemeenschappelijke ondernemingen spelen een belangrijke rol bij de uitvoering van het onderzoeksbeleid op specifieke terreinen.

3.

Evenals in voorgaande jaren heeft de Rekenkamer de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen gecontroleerd. 2014 is echter het eerste jaar waarin de jaarrekeningen van twee Gemeenschappelijke Ondernemingen (Fusion for Energy-F4E (ITER) en Sesar) door een onafhankelijk extern controleur (accountantskantoor) werden gecontroleerd op grond van artikel 208, lid 4, van het Financieel Reglement van de EU en artikel 107, lid 1, van de nieuwe financiële kaderregeling voor agentschappen en andere organen. In haar oordeel hield de Rekenkamer rekening met de controlewerkzaamheden van de onafhankelijk extern controleur en de maatregelen die naar aanleiding van zijn bevindingen zijn genomen. Bij de andere gemeenschappelijke ondernemingen voerde de Rekenkamer de werkzaamheden ter controle van de jaarrekeningen zelf uit.

4.

Deze samenvatting geeft een overzicht van de resultaten van de jaarlijkse controle door de Rekenkamer van de gemeenschappelijke ondernemingen betreffende het begrotingsjaar 2014. Het doel ervan is de specifieke jaarverslagen van de Rekenkamer over de jaarrekeningen 2014 van de gemeenschappelijke ondernemingen gemakkelijker te kunnen analyseren en vergelijken. De oordelen en opmerkingen van de Rekenkamer alsmede de antwoorden van de gemeenschappelijke ondernemingen zijn te vinden in de gepubliceerde specifieke jaarverslagen. Deze samenvatting is geen controleverslag of -oordeel.

5.

De totale begroting van de geraamde ontvangsten voor 2014 (6) bedroeg 1,9 miljard euro (2013: 2,2 miljard euro), ofwel 1,6 % van de algemene EU-begroting voor 2014 (2013: 1,7 %). Van de ontvangen bedragen kwam 1  224 miljoen euro (2013: 686 miljoen euro) uit de algemene EU-begroting en 204 miljoen euro (2013: 134 miljoen euro) van de industriële partners en leden van de gemeenschappelijke ondernemingen. De stijging van de bijdragen van de Commissie en het ITER-gastland aan F4E in 2014 verklaren het grootste deel van de stijging in de ontvangen bedragen.

6.

De gemeenschappelijke ondernemingen hebben 432 (2013: 414) vaste en tijdelijke ambtenaren in dienst, ofwel minder dan 1 % van het totale aantal EU-ambtenaren dat is toegestaan krachtens de algemene begroting van de EU (zie bijlage I voor nadere gegevens).

7.

Terwijl het financiële risico met betrekking tot de gemeenschappelijke ondernemingen beperkt is in vergelijking met de totale EU-begroting, is het reputatierisico voor de Unie hoog: ze zijn een essentieel instrument voor de uitvoering van de onderzoeksstrategie van de EU en door hun publiek-private partnerschappen hebben ze een grote zichtbaarheid bij de bedrijfstakken waarmee ze samenwerken.

TOELICHTING BIJ DE OORDELEN VAN DE REKENKAMER

8.

Met betrekking tot de twee door een onafhankelijk extern controleur gecontroleerde gemeenschappelijke ondernemingen heeft de Rekenkamer het werk van de accountantskantoren gecontroleerd in overeenstemming met internationale controlenormen. Bij het vormen van haar oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen in de specifieke jaarverslagen hield de Rekenkamer rekening met het werk van de accountantskantoren.

9.

De Rekenkamer heeft voldoende zekerheid verkregen om haar eigen controleoordelen betreffende de betrouwbaarheid van de rekeningen te baseren op het werk van de particuliere accountantskantoren.

10.

Met betrekking tot de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen, waarvoor de Rekenkamer uitsluitend verantwoordelijk blijft, omvat de door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak cijferanalyses, toetsing van verrichtingen op het niveau van de gemeenschappelijke onderneming en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen. Hierbij komt nog informatie uit het werk van andere controleurs alsmede een analyse van de „management representations” en van de jaarlijkse activiteitenverslagen. Bij de controle van 2014 bleef de nadruk liggen op controles achteraf.

11.

Bij de overige zes gemeenschappelijke ondernemingen zette de Rekenkamer de controle van de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen alsmede de betrouwbaarheid van de jaarrekeningen voort.

CONTROLERESULTATEN

Oordelen over de betrouwbaarheid van de rekeningen

12.

De definitieve rekeningen van alle gemeenschappelijke ondernemingen geven op alle materiële punten een getrouw beeld van hun financiële situatie per 31 december 2014 en van de resultaten van hun verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van de toepasselijke financiële reglementen en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordelen over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

13.

Naar het oordeel van de Rekenkamer waren de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekeningen voor het per 31 december 2014 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig bij vijf (F4E, Clean Sky, FCH, IMI en Sesar) van de acht gemeenschappelijke ondernemingen.

14.

Met betrekking tot de gemeenschappelijke ondernemingen Artemis en Eniac is de controle van de projectkostendeclaraties in het kader van de geldende administratieve akkoorden gedelegeerd aan de nationale financieringsinstanties (NFI’s). Artemis en Eniac ontvingen van de NFI’s controleverslagen, maar beoordeelden de kwaliteit van deze controles niet systematisch. De Rekenkamer beoordeelde de controlestrategieën, waaronder controleverslagen, van drie NFI's. Vanwege de gebruikte methodologieën konden de gemeenschappelijke ondernemingen geen betrouwbaar gewogen foutenpercentage of een restfoutenpercentage berekenen. Daarom concludeerde de Rekenkamer dat de beschikbare informatie over de uitvoering van de strategieën voor controle achteraf door de gemeenschappelijke ondernemingen Artemis en Eniac niet volstaat om vast te stellen of dit belangrijke controle-instrument doeltreffend werkt (7) en gaf zij een oordeel met beperking af (8).

15.

De Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel heeft de projecten van de Gemeenschappelijke Ondernemingen Artemis en Eniac overgenomen. De administratieve overeenkomsten die de Gemeenschappelijke Ondernemingen Artemis en Eniac hebben gesloten met de NFI's van de lidstaten blijven van toepassing na de fusie tot de Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel (9). Als gevolg van de in bovenstaande paragraaf 14 genoemde situatie heeft de Rekenkamer ook een oordeel met beperking voor Ecsel afgegeven met betrekking tot door Artemis en Eniac gestarte projecten.

Toelichtende paragraaf over de EU-bijdrage in de projectkosten van ITER  (10)

16.

Voor F4E werd de EU-bijdrage aan de bouwfase van ITER in 2010 door de Raad vastgesteld (11) op 6,6 miljard euro. Het risico dat dit bedrag zal stijgen, is significant, met name door veranderingen in de reikwijdte van de projectresultaten en door het huidige tijdschema, dat als onrealistisch wordt beschouwd. De meest recente schatting van het tekort tot de afronding van de bouwfase van het project bedraagt 428 miljoen euro. Het uitlopen van de bouwfase van het project werd ten tijde van de controle (maart 2015) door de gemeenschappelijke onderneming op minstens 43 maanden geschat. In verband met deze risico’s is de gemeenschappelijke onderneming bezig een systeem op contractniveau te ontwikkelen om de kostenafwijkingen regelmatig te controleren, maar zij heeft de waardering van haar bijdrage aan het ITER-project nog niet bijgewerkt, behalve met betrekking tot de afronding van de bouwfase. De gemeenschappelijke onderneming werkt momenteel echter aan de uitvoering van een actieplan om de belangrijkste beperkingen die op dit moment de ontwikkeling van het project hinderen aan te pakken.

Opmerkingen die niets afdoen aan de oordelen van de Rekenkamer

17.

De Rekenkamer heeft 55 opmerkingen gemaakt (2013: 55) met betrekking tot alle gemeenschappelijke ondernemingen om de aandacht te vestigen op belangrijke zaken. In bijlage II is een overzicht te vinden van de gemaakte opmerkingen. Hieronder volgt een samenvatting van de meest gemaakte opmerkingen.

Begrotings- en financieel beheer

18.

De opmerkingen in deze rubriek betreffen drie terreinen:

begrotingsuitvoeringspercentage: het begrotingsuitvoeringspercentage voor vastleggingskredieten lag tussen 90 % en 100 % (behalve voor Artemis en Eniac, waar het tussen 38 % en 43 % lag, wat overeenkomt met de uitvoering gedurende 6 maanden van vastleggingen die voor een heel jaar waren goedgekeurd) en het begrotingsuitvoeringspercentage voor betalingskredieten lag tussen 74 % en 100 %. Het laatstgenoemde bedraagt 74 % voor FCH en IMI en 80 % voor Sesar en wordt grotendeels verklaard door vertragingen in de financiering van projecten;

oproepen tot het indienen van voorstellen: behalve bij Artemis, waar het definitieve vastleggingspercentage voor oproepen tot het indienen van voorstellen slechts 48 % bedroeg (49 % per 31 december 2013) van de totale beschikbare begroting voor beleidsuitgaven over de hele looptijd van de gemeenschappelijke onderneming, lagen de cijfers van de andere gemeenschappelijke ondernemingen tussen 90 % en 100 %;

de instellingen en organen zijn verplicht jaarlijks een verslag over het begrotings- en financieel beheer op te stellen (12). De informatie die de gemeenschappelijke ondernemingen in dit verslag verstrekten, was niet geharmoniseerd en vaak onvolledig. De Commissie dient richtsnoeren te verschaffen met betrekking tot de aard en inhoud van het verslag.

Internebeheersingsmaatregelen

19.

Controles achteraf zijn voor de gemeenschappelijke ondernemingen een belangrijk instrument om te garanderen dat de kostendeclaraties van begunstigden en/of partners subsidiabel en juist zijn. Alle gemeenschappelijke ondernemingen behalve Ecsel (13) hebben een strategie voor controle achteraf vastgesteld; vijf ervan hebben de uitvoering van die controles uitbesteed aan onafhankelijke externe accountantskantoren. In drie gevallen (zie de paragrafen 14 en 15) gaf de Rekenkamer een oordeel met beperking af wegens de ontoereikendheid van de uitvoering van de strategie voor controle achteraf.

20.

Met betrekking tot F4E merkt de Rekenkamer op dat er aanzienlijke vooruitgang is geboekt, hoewel de GO ten tijde van de controle nog bezig was met de uitvoering van een aantal essentiële maatregelen (maart 2015). De concurrentie in het kader van de aanbestedingsprocedures, die van essentieel belang zijn voor de uitvoering van het ITER-project door F4E, moet nog versterkt worden. Wat betreft de subsidies werd er per oproep gemiddeld slechts één voorstel ontvangen, evenals in 2013 en 2012.

Monitoring en rapportage van projectonderzoeksresultaten

21.

De monitoring en rapportage van onderzoeksresultaten is vastgelegd in het zevende kaderprogramma (KP7), waarin een monitoring- en rapportagesysteem is vastgesteld betreffende de bescherming, verspreiding en overdracht van controleresultaten. In de subsidieovereenkomsten die de gemeenschappelijke ondernemingen sloten met leden en andere begunstigden hebben zij specifieke bepalingen opgenomen met betrekking tot de intellectuele eigendomsrechten en de verspreiding van onderzoeksactiviteiten en -resultaten. De gemeenschappelijke ondernemingen houden in verschillende stadia van de gefinancierde projecten toezicht op de uitvoering van deze bepalingen en er is in 2014 aanzienlijke vooruitgang geboekt op dit gebied. Om echter te voldoen aan de voorschriften van Horizon 2020 en beter bij te dragen aan de verspreiding van KP7-onderzoeksresultaten, dient de samenwerking tussen de gemeenschappelijke ondernemingen en de Commissie zoveel mogelijk te worden ontwikkeld, waarbij bijzondere aandacht moet worden besteed aan de verdere integratie van bepaalde gegevens van de gemeenschappelijke ondernemingen in de systemen van de Commissie.

De tweede tussentijdse evaluatie van de Commissie

22.

De tweede tussentijdse evaluatie van de Commissie vond gedurende 2013 en begin 2014 plaats. Alle gemeenschappelijke ondernemingen (behalve F4E) werden beoordeeld op belang, doelmatigheid, doeltreffendheid en onderzoekskwaliteit. De actieplannen die als gevolg van de verslagen werden vastgesteld, werden in alle gemeenschappelijke ondernemingen uitgevoerd.

CONCLUSIES

23.

Alle gemeenschappelijke ondernemingen stelden betrouwbare rekeningen op, maar voor drie ervan werden voor de jaarrekening 2014 oordelen met beperking afgegeven ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekeningen.

24.

Er is ruimte voor verbetering van de procedures, met name wat betreft de uitvoering van de strategieën voor controle achteraf, de samenwerking met de Commissie op het gebied van de integratie van de onderzoeksresultaten en, in het geval van F4E, de kostenbeheersingsmechanismen.


(1)  In 2014 werden twee gemeenschappelijke ondernemingen opgericht: GO BBI (biogebaseerde industrieën) en GO Shift2Rail. Omdat deze GO's in 2014 nog geen financiële zelfstandigheid werd verleend door de Commissie, heeft de Rekenkamer hun jaarrekeningen niet gecontroleerd.

(2)  Op 27 juni 2014 is Artemis met de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac gefuseerd tot de GO Ecsel. Als gevolg van de fusie bestrijkt de controle van de Rekenkamer de financiële periode van de Gemeenschappelijke Onderneming Artemis van 1 januari tot 26 juni 2014.

(3)  Op 27 juni 2014 is Eniac met de Gemeenschappelijke Onderneming Artemis gefuseerd tot de GO Ecsel. Als gevolg van de fusie bestrijkt de controle van de Rekenkamer de financiële periode van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac van 1 januari tot 26 juni 2014.

(4)  De Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel is de vervanger en opvolger van de Gemeenschappelijke Ondernemingen Eniac en Artemis, waarvan de officiële beëindiging op 26 juni 2014 van kracht werd. De controle van de Rekenkamer bestrijkt dus de financiële periode van de Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel van 27 juni tot 31 december 2014.

(5)  Bilaterale gemeenschappelijke ondernemingen zijn Clean Sky, IMI, FCH en Sesar. Trilaterale gemeenschappelijke ondernemingen zijn Artemis, Eniac en Ecsel. De leden van Fusion for Energy-F4E (ITER) zijn Euratom, vertegenwoordigd door de Europese Commissie, de lidstaten van Euratom en andere landen die met Euratom een samenwerkingsovereenkomst op het gebied van beheerste kernfusie hebben gesloten en de wens te kennen hebben gegeven lid te worden (stand van zaken op 31 december 2014: Zwitserland).

(6)  De begrotingsraming omvat de vastleggingskredieten (definitieve begroting).

(7)  Artemis en Eniac gingen in 2014 van start met een gezamenlijk actieplan om deze beperking van het oordeel te verhelpen, dat bestond uit bezoeken aan nationale financieringsinstanties en een onderzoek van hun systemen.

(8)  De Rekenkamer geeft een oordeel met beperking af wanneer de controleur voldoende passende controle-informatie heeft verzameld en concludeert dat onjuiste opgaven of gevallen van niet-naleving weliswaar van materieel belang zijn voor, maar niet van diepgaande invloed zijn op de jaarrekening of de onderliggende verrichtingen. De Rekenkamer geeft ook een oordeel met beperking af wanneer de controleur niet in staat is voldoende passende controle-informatie te verkrijgen als grondslag voor een oordeel en de mogelijke gevolgen daarvan voor de jaarrekening of voor de onderliggende verrichtingen van materieel belang maar niet van diepgaande invloed zijn (zie de paragrafen 14 en 15). Van diepgaande invloed zijn effecten die, naar het oordeel van de controleur, niet beperkt zijn tot specifieke elementen, rekeningen of posten in de financiële staten of die, indien zij wel daartoe beperkt zijn, een substantieel deel van de financiële staten vormen.

(9)  Ecsel zet de uitvoering voort van het gezamenlijke actieplan waarmee Artemis en Eniac in 2014 zijn gestart om deze beperking van het oordeel te verhelpen.

(10)  Een toelichtende paragraaf wordt gebruikt om de aandacht van de lezer te vestigen op een punt dat niet materieel onjuist is vermeld in de rekeningen, maar wel dermate belangrijk is dat het voor de gebruikers van fundamenteel belang is voor een goed begrip van de rekeningen.

(11)  Conclusie van de Raad van 7 juli 2010 (ref. 11902/10) over de status van ITER (ref. 11902/10).

(12)  Artikel 142 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1), artikel 93 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42) en artikel 39 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 110/2014 van de Commissie (PB L 38 van 7.2.2014, blz. 2).

(13)  Ecsel heeft nog geen strategie voor controle achteraf vastgesteld voor haar eigen projecten.


BIJLAGE I

Ontvangsten van de gemeenschappelijke ondernemingen (begrotingsramingen, vastgestelde rechten en ontvangen bedragen) en de personeelsformaties

Gemeenschappelijke onderneming

Bevoegd DG

Beleidsterrein

2014

2013

Begrotingsraming (1)

Vastgestelde rechten (2)

Ontvangen bedragen (3)

Personeelsformatie (4)  (5)

Begrotingsraming (1)

Vastgestelde rechten (2)

Ontvangen bedragen (3)

Personeelsformatie (4)

1

Artemis (tot 26 juni 2014)

DG CONNECT

Onderzoek

2 2 24  000

8 63  193

2 0 1 00  000

(15)

3 2 6 43  708

3 2 6 47  545

2 0 1 23  350

15

2

Clean Sky

DG Onderzoek en Innovatie

Onderzoek

22 9 2 41  764

18 9 3 16  793

9 8 5 85  400

37

30 6 0 43  097

22 7 0 00  428

12 4 6 13  566

24

3

Eniac (tot 26 juni 2014)

DG CONNECT

Onderzoek

2 7 20  633

1 0 22  580

5 4 1 44  250

(15)

17 2 6 96  508

17 2 6 08  748

3 6 5 29  216

15

4

Fusion for Energy

DG Onderzoek en Innovatie

Onderzoek

1  16 8 8 25  456

1  16 8 8 25  456

72 0 9 17  805

262

1  29 7 0 13  166

1  29 6 9 52  709

24 5 0 02  495

262

5

FCH — brandstofcellen en waterstof

DG Onderzoek en Innovatie

Onderzoek

11 2 9 19  000

10 8 3 84  000

6 9 3 79  993

26

7 4 4 82  039

7 3 6 72  484

5 6 3 93  265

20

6

IMI — initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen

DG Onderzoek en Innovatie

Onderzoek

22 3 2 94  603

20 7 4 33  859

16 5 6 27  993

37

25 5 7 15  919

25 4 4 35  104

12 5 8 29  159

36

7

Sesar

DG MOVE

Onderzoek

1 3 1 19  600

1 3 0 46  425

9 4 7 53  384

42

8 4 2 22  608

6 4 0 66  631

7 7 5 35  515

42

8

Ecsel (per 27 juni 2014)

DG CONNECT

Onderzoek

15 8 2 45  086

15 8 3 18  481

4 60  000

28

N.v.t.

N.v.t.

N.v.t.

N.v.t.

 

Totaal

 

 

1  91 0 5 90  142

1  84 7 2 10  787

1  22 3 9 67  872

432

2  22 2 8 17  045

2  12 1 3 82  649

68 6 0 26  566

414


(1)  Begrotingsraming omvat vastleggingskredieten (definitieve begroting).

(2)  Vastgestelde rechten omvatten goedgekeurde vastleggingen.

(3)  Ontvangen bedragen omvatten bijdrage in contanten van de Europese Commissie gedurende het jaar.

(4)  Definitieve begroting.

(5)  Artemis en Eniac fuseerden op 27 juni 2014 tot Ecsel. De in totaal 30 posten van beide GO's werden bij Ecsel omgezet in 28 posten. Het totale aantal posten op 31 december 2014 bedraagt dus 432.


BIJLAGE II

Opmerkingen van de Rekenkamer in 2014

 

Gemeenschappelijke onderneming

Begrotings- en financieel beheer

Essentiële controles van de toezicht- en controlesystemen van de GO

Andere aangelegenheden en follow-up van eerdere opmerkingen

Begrotingsuitvoering en meerjarige financiering

Presentatie van de rekeningen

Oproepen tot het indienen van voorstellen

Multilaterale kaderovereenkomst

Internebeheersings- en boekhoudsystemen

Operationele aanbesteding en subsidies

Uitvoering strategie voor controle achteraf

Interne auditfunctie en de dienst Interne audit van de Commissie

Rechtskader

Monitoring en rapportage van onderzoeksresultaten

Intellectuele eigendomsrechten en industrieel beleid

Belangenconflicten

Tweede tussentijdse evaluatie van de Commissie

EU-bijdrage voor ITER in de constructiefase

Overige

1

Artemis

x

 

x

 

 

 

x (1)

x

x

 

 

x

 

 

 

2

Clean Sky

x

 

 

 

x

 

 

x

x

x

 

x

x

 

 

3

Eniac

x

 

x

 

 

 

x (1)

 

x

 

 

 

 

 

 

4

Fusion for Energy

x

x

 

 

x

x

 

 

x

 

x

x

 

x (1)

x

5

FCH — brandstofcellen en waterstof

x

 

x

 

x

 

 

x

x

x

 

x

x

 

 

6

IMI — initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen

x

 

 

 

x

 

 

x

x

x

 

x

x

 

 

7

Sesar

x

 

 

x

 

 

 

x

x

x

 

x

x

 

 

8

Ecsel

x

 

 

 

x

 

x (1)

x

x

x

 

x

 

 

 

 

Subtotaal

8

1

3

1

5

1

3

6

8

5

1

7

4

1

1

 

Totaal

13

9

33


(1)  Deze opmerkingen zijn opgenomen in het gedeelte van het verslag dat het oordeel bevat.


17.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 422/9


VERSLAG

over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming Artemis voor de periode van 1 januari 2014 tot 26 juni 2014 vergezeld van de antwoorden van de Gemeenschappelijke Onderneming

(2015/C 422/02)

INHOUD

 

Paragraaf

Bladzijde

Inleiding

1-4

10

Toelichting bij de betrouwbaarheidsverklaring

5

10

Betrouwbaarheidsverklaring

6-16

10

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

11

11

Grondslag voor een oordeel met beperking over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

12-14

12

Oordeel met beperking over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

15

12

Opmerkingen over het begrotings- en financieel beheer

17-18

12

Uitvoering van de begroting

17

12

Oproepen tot het indienen van voorstellen

18

12

Andere aangelegenheden

19-22

13

Follow-up van eerdere opmerkingen

19-22

13

INLEIDING

1.

De Gemeenschappelijke Onderneming Artemis, gevestigd te Brussel, werd in december 2007 (1) opgericht voor een periode van tien jaar en werkt sinds 2009 autonoom. Op 27 juni 2014 is Artemis met de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac (2) gefuseerd tot de Gemeenschappelijke Onderneming Elektronische Componenten en Systemen voor Europees Leiderschap (GO Ecsel) (3). GO Ecsel is op 27 juni 2014 met haar activiteiten gestart en blijft gedurende een periode van tien jaar actief. Ten gevolge van de fusie bestrijkt dit verslag de financiële periode van de Gemeenschappelijke Onderneming Artemis van 1 januari tot 26 juni 2014.

2.

De voornaamste doelstelling van de gemeenschappelijke onderneming was het vaststellen en ten uitvoer leggen van een „onderzoeksagenda” voor de ontwikkeling van cruciale technologieën voor ingebedde computersystemen voor verschillende toepassingsgebieden, teneinde het Europese concurrentievermogen en de duurzaamheid te versterken en het ontstaan van nieuwe markten en maatschappelijke toepassingen te bevorderen (4).

3.

De oprichtende leden van de Gemeenschappelijke Onderneming Artemis waren de Europese Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, sommige EU-lidstaten (België, Denemarken, Duitsland, Estland, Ierland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Hongarije, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Roemenië, Slovenië, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk), en Artemis-IA, een vereniging die optreedt als vertegenwoordiger van ondernemingen en andere onderzoeksorganisaties die actief zijn op het gebied van ingebedde computersystemen in Europa. In 2009 werden ook de Tsjechische Republiek, Cyprus, Letland en Noorwegen lid van de gemeenschappelijke onderneming en Polen is in 2012 gevolgd.

4.

De maximale EU-bijdrage aan de gemeenschappelijke onderneming ter dekking van de bedrijfskosten en onderzoeksactiviteiten bedroeg 420 miljoen euro en werd betaald uit de begroting van het zevende kaderprogramma voor onderzoek (5). Daarnaast diende Artemis-IA voor de bedrijfskosten een maximale bijdrage van 30 miljoen euro te leveren, terwijl de lidstaten van Artemis bijdragen in natura dienen te leveren voor de bedrijfskosten (door het bevorderen van de uitvoering van projecten) alsook financiële bijdragen die ten minste 1,8 maal de EU-bijdrage belopen. Bijdragen in natura moesten ook worden betaald door de onderzoeksorganisaties die deelnemen aan projecten.

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

5.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, toetsing van verrichtingen op het niveau van de gemeenschappelijke onderneming en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

6.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de rekeningen van de Gemeenschappelijke Onderneming Artemis, die bestaan uit de financiële staten (6) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (7) betreffende de periode van 1 januari 2014 tot 26 juni 2014; en

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij deze rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

7.

Overeenkomstig de artikelen 16 en 22 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 110/2014 van de Commissie (8) is de leiding verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen.

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen materiële afwijkingen als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (9) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van de gemeenschappelijke onderneming.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

8.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (10) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

9.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op materiële afwijkingen in de rekeningen en op materiële niet-conformiteit van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

10.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

11.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming over de periode van 1 januari 2014 tot en met 26 juni 2014 op alle materiële punten een getrouw beeld van haar financiële situatie per 26 juni 2014 en van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen voor de op die datum afgesloten periode, overeenkomstig de bepalingen van haar financiële regeling en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Grondslag voor een oordeel met beperking over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

12.

De strategie voor controle achteraf van de gemeenschappelijke onderneming (11) werd vastgesteld bij besluit van de raad van bestuur van 25 november 2010, gewijzigd op 20 februari 2013, en vormt een essentieel instrument (12) bij de beoordeling van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De in 2014 verrichte betalingen in verband met de door de nationale financieringsinstanties (NFI’s) van de lidstaten afgegeven kostenacceptatiecertificaten beliepen 5,9 miljoen euro, ofwel 37 % van de totale betalingen.

13.

Hoewel de controle van de projectkostendeclaraties wordt overgelaten aan de NFI's, bevatten de administratieve overeenkomsten met die instanties geen praktische regelingen voor controle achteraf.

14.

De gemeenschappelijke onderneming ontving controleverslagen van de NFI's met betrekking tot ongeveer 46 % (per april 2015) van de kosten voor afgeronde projecten. De gemeenschappelijke onderneming beoordeelde de kwaliteit van deze controles echter niet (13). De Rekenkamer heeft een beoordeling gemaakt van de controlestrategieën van drie NFI's, met inbegrip van de controleverslagen, waaruit lijkt te kunnen worden opgemaakt dat de door de NFI's gebruikte methodologieën de gemeenschappelijke onderneming niet in staat stellen om een betrouwbaar gewogen foutenpercentage of een restfoutenpercentage te berekenen. Derhalve is het niet mogelijk om te concluderen of de controles achteraf doeltreffend zijn en of deze essentiële controles voldoende zekerheid bieden ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen.

Oordeel met beperking over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

15.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening voor het per 26 juni 2014 afgesloten jaar, behoudens de mogelijke gevolgen van de in de grondslag voor een oordeel met beperking in de paragrafen 12-14 omschreven aangelegenheid, op alle materiële punten wettig en regelmatig.

16.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGS- EN FINANCIEEL BEHEER

Uitvoering van de begroting

17.

De oorspronkelijke begroting voor 2014 omvatte vastleggingskredieten voor bedrijfskosten ad 2,2 miljoen euro. De begroting omvatte geen vastleggingskredieten voor operationele activiteiten, hetgeen is terug te voeren op de plannen voor een fusie tussen Artemis en Eniac gedurende 2014, waaruit Ecsel moet worden gevormd, die verantwoordelijk zal zijn voor de oproep in 2014. De bestedingsgraad voor de administratieve vastleggingskredieten was 38 %, omdat de fusie plaatsvond in juni, hoewel de begroting was vastgesteld voor het hele jaar.

Oproepen tot het indienen van voorstellen

18.

De verordening van de Raad tot oprichting van de gemeenschappelijke onderneming voorzag in een totale begroting van maximaal 410 miljoen euro ter dekking van de beleidsuitgaven. Op het moment van fuseren beliepen de voor de oproepen tot het indienen van voorstellen vastgelegde kredieten 198 miljoen euro (48 % van de totale begroting). Krachtens de verordening van de Raad tot oprichting van de gemeenschappelijke onderneming moet Artemis een verhouding van 1 tot 1,8 in acht nemen tussen de bijdragen van de EU en die van de lidstaten. Vanwege budgettaire beperkingen in de lidstaten was het niet mogelijk om het resterende deel van de begroting (52 %) vast te leggen.

ANDERE AANGELEGENHEDEN

Follow-up van eerdere opmerkingen

19.

Het nieuwe Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Unie (14) werd vastgesteld op 25 oktober 2012 en trad in werking op 1 januari 2013 (15). De financiële modelregeling voor publiek-private partnerschapsorganen waar in artikel 209 van het nieuwe Financieel Reglement naar wordt verwezen, werd echter pas op 8 februari 2014 van kracht (16). Vanwege de fusie tot de Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel werden de financiële regels van de gemeenschappelijke onderneming niet gewijzigd.

20.

Artikel 6, lid 2, van de verordening van de Raad tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Artemis bepaalt dat de gemeenschappelijke onderneming een intern controleorgaan krijgt. Op het moment van de fusie was dit orgaan nog niet opgericht.

21.

De taakomschrijving van de dienst Interne Audit van de Commissie (DIA) werd door de raad van bestuur goedgekeurd op 25 november 2010. Vanwege de fusie tot de Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel werden de financiële regels van de gemeenschappelijke onderneming niet gewijzigd om de bepalingen uit de kaderverordening ten aanzien van de bevoegdheden van de intern controleur van de Commissie erin op te nemen.

22.

Op het moment van de controle had de gemeenschappelijke onderneming nog geen uitgebreide schriftelijke procedure voor het omgaan met belangenconflicten.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 20 oktober 2015.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  Verordening (EG) nr. 74/2008 van de Raad van 20 december 2007 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Artemis voor de tenuitvoerlegging van een gezamenlijk technologie-initiatief inzake ingebedde computersystemen (PB L 30 van 4.2.2008, blz. 52).

(2)  De Gemeenschappelijke Onderneming Eniac werd opgericht bij Verordening (EG) nr. 72/2008 van de Raad van 20 december 2007 (PB L 30 van 4.2.2008, blz. 21) met als doel het vaststellen en ten uitvoer leggen van een „onderzoeksagenda” voor de ontwikkeling van cruciale competenties voor nano-elektronica.

(3)  De Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel werd opgericht bij Verordening (EU) nr. 561/2014 van de Raad van 6 mei 2014 (PB L 169 van 7.6.2014, blz. 152).

(4)  Ter informatie geeft de bijlage een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming.

(5)  Het zevende kaderprogramma, vastgesteld bij Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1), brengt alle onderzoeksgerelateerde EU-initiatieven samen onder één dak en speelt een cruciale rol bij de verwezenlijking van de doelstellingen voor groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid. Het is tevens een hoeksteen van de Europese Onderzoeksruimte.

(6)  Deze omvatten de balans en de staat van de financiële resultaten, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(7)  Deze omvatten de verslagen over de uitvoering van de begroting en een overzicht van begrotingsbeginselen en andere toelichtingen.

(8)  PB L 38 van 7.2.2014, blz. 2.

(9)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(10)  Artikel 47 van Verordening (EU) nr. 110/2014.

(11)  De algemene financieringsovereenkomst tussen de Europese Commissie en de gemeenschappelijke onderneming bepaalt dat de gemeenschappelijke onderneming via haar bevoegde raad haar strategie voor controle achteraf vaststelt teneinde redelijke zekerheid te verkrijgen over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen, en dat die strategie gebaseerd moet zijn op onderzoek van procedures en van een steekproef van verrichtingen voor alle, of een steekproef van begunstigden en dat ze vooral de betrokken risico’s adequaat moet weergeven.

(12)  In artikel 12 van Verordening (EG) nr. 74/2008 wordt bepaald dat de Gemeenschappelijke Onderneming Artemis er „door het uitvoeren of laten uitvoeren van de nodige interne en externe controles, [over waakt] dat de financiële belangen van haar leden op adequate wijze worden beschermd” en dat zij „ter plaatse controles en financiële verificaties uit[voert] bij de ontvangers van openbare financiering door de Gemeenschappelijke Onderneming Artemis. Deze controles en verificaties kunnen worden uitgevoerd, hetzij direct door de Gemeenschappelijke Onderneming Artemis, hetzij door de Artemis-lidstaten namens de gemeenschappelijke onderneming. De Artemis-lidstaten mogen bij de ontvangers van hun nationale financiering alle andere controles en verificaties uitvoeren die zij nodig achten, en delen de resultaten daarvan mede aan de Gemeenschappelijke Onderneming Artemis.”.

(13)  Overeenkomstig de door de raad van bestuur van Artemis vastgestelde strategie voor controle achteraf moet de gemeenschappelijke onderneming ten minste eenmaal per jaar beoordelen of de van de Artemis-lidstaten ontvangen informatie voldoende zekerheid biedt over de wettigheid en regelmatigheid van de uitgevoerde verrichtingen.

(14)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(15)  Artikel 214 van Verordening nr. 966/2012 met de aangehaalde uitzonderingen.

(16)  Verordening (EU) nr. 110/2014.


BIJLAGE

Gemeenschappelijke onderneming Artemis (Brussel)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(De artikelen 187 en 188 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma voorziet in een communautaire bijdrage voor de oprichting van publiek-private partnerschappen op lange termijn in de vorm van gezamenlijke technologie-initiatieven die zouden kunnen worden uitgevoerd via gemeenschappelijke ondernemingen in de zin van artikel 187 van het Verdrag.

Verordening (EG) nr. 74/2008 van de Raad van 20 december 2007 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Artemis voor de tenuitvoerlegging van een gezamenlijk technologie-initiatief.

Bevoegdheden van de gemeenschappelijke onderneming

(Verordening (EG) nr. 74/2008 van de Raad)

Doelstellingen

De gemeenschappelijke onderneming draagt bij tot de uitvoering van het zevende kaderprogramma door belangrijke delen van de strategische onderzoeksagenda van Artemis voor de ontwikkeling van cruciale technologieën voor ingebedde computersystemen vast te stellen en ten uitvoer te leggen, door een duurzaam publiek-privaat partnerschap tot stand te brengen en door de particuliere en publieke investeringen in de sector van de ingebedde systemen in Europa te mobiliseren en verhogen.

De GO beoogt een doeltreffende coördinatie en synergie van de middelen en financiering uit de industrie, het kaderprogramma, nationale programma’s voor O&O en intergouvernementele stelsels voor O&O te bewerkstelligen en op die manier bij te dragen tot een versterking van de toekomstige groei, het concurrentievermogen en de duurzame ontwikkeling van Europa.

De doelstelling van Artemis is ook de samenwerking tussen alle belanghebbenden te versterken, onder meer de betrokken bedrijfssector inclusief het mkb, de nationale of regionale overheden, de academische wereld en de onderzoekscentra, meer bepaald door de onderzoeksinspanningen beter af te stemmen en te coördineren.

De GO stelt een gemeenschappelijk overeengekomen onderzoeksagenda vast, die nauw de aanbevelingen volgt van de door het Artemis-technologieplatform ontwikkelde strategische onderzoeksagenda. Deze onderzoeksagenda moet de, regelmatig geactualiseerde, onderzoeksprioriteiten voor de ontwikkeling en aanname van cruciale technologieën voor ingebedde computersystemen voor verschillende toepassingsgebieden bevatten, met het oog op de versterking van het Europese concurrentievermogen en de bevordering van het ontstaan van nieuwe markten en toepassingen die maatschappelijk van belang zijn.

De GO ondersteunt O&O-activiteiten op basis van jaarlijks gepubliceerde open en vergelijkende oproepen tot het indienen van voorstellen om de beste Europese onderzoeksideeën en -capaciteiten op het gebied van ingebedde computersystemen aan te trekken. Voorstellen die naar aanleiding van oproepen van de GO Artemis worden ingediend, worden beoordeeld in een technisch evaluatie- en selectieproces waarin onafhankelijke deskundigen bijstand verlenen. Dit proces waarborgt dat de toewijzing van de openbare middelen van de gemeenschappelijke onderneming plaatsvindt overeenkomstig de beginselen van gelijke behandeling, uitnemendheid en concurrentie.

Bestuur

Het bestuursorgaan van de GO is de raad van bestuur. Het uitvoerende team wordt geleid door de uitvoerend directeur, en de industrie (met inbegrip van het mkb en de academische wereld en onderzoekscentra) wordt vertegenwoordigd door de Artemis Industry Association (Artemis-IA). Artemis-IA levert de voorzitter van de raad van bestuur en de leden van het comité industrie en onderzoek, dat verantwoordelijk is voor het technische werkprogramma. De leden uit de openbare sector (deelnemende lidstaten en de Europese Commissie) zijn afzonderlijk vertegenwoordigd in de raad van bestuur en de raad van openbare instanties, die verantwoordelijk is voor financiële aangelegenheden.

In 2014 ter beschikking van de gemeenschappelijke onderneming gestelde middelen

Begroting

2 5 54  510 euro voor vastleggingen.

3 0 3 30  178 euro voor betalingen (voor beleidsactiviteiten).

Personeelsbestand per 26 juni 2014

15 posten op de lijst van het aantal ambten (8 tijdelijke functionarissen, 7 arbeidscontractanten); 13 waren bezet en waren als volgt verdeeld: operationele activiteiten (8); administratieve taken (5); gemengde taken (0).

In 2014 verrichte activiteiten en diensten

Zie het meest recente jaarlijks activiteitenverslag voor 2013 van de gemeenschappelijke onderneming op http://www.artemis-ju.eu/reference_documents.

Bron: Door de Gemeenschappelijke Onderneming Artemis verstrekte gegevens.


ANTWOORDEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING

13.

De Gemeenschappelijke Onderneming Artemis heeft met de nationale financieringsinstanties (NFI's) regelingen getroffen binnen de grenzen die zijn vastgelegd in Verordening (EG) nr. 74/2008 van de Raad (1), waarin de vaststelling van de totale kosten is toevertrouwd aan voornoemde NFI's op basis van de subsidieovereenkomsten die zij sluiten „overeenkomstig hun nationale regels, met name wat de subsidiabiliteitscriteria en andere financiële en wettelijke vereisten betreft”. Deze verordening geeft de gemeenschappelijke onderneming niet de bevoegdheid regels voor de NFI's vast te stellen, noch de mogelijkheid ter plaatse controles en verificaties bij de NFI's uit te voeren. Deze tekortkomingen zijn erkend en verbeterd in Verordening (EU) nr. 561/2014 van de Raad tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel, waarin de gemeenschappelijke onderneming de bevoegdheid krijgt de EU-subsidies toe te kennen in exacte overeenstemming met de procedures van Horizon 2020.

14.

De Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel bevestigt dat uit haar uitgebreide beoordelingen van de nationale systemen voor betrouwbaarheidsverklaringen blijkt dat deze een redelijke bescherming van de financiële belangen van haar leden bieden. Zoals de Rekenkamer echter al aangeeft, maken de verschillende nationale methodologieën het niet mogelijk een gewogen foutenpercentage noch een resterend foutenpercentage te berekenen voor de projecten die onder de Gemeenschappelijke Ondernemingen Artemis en Eniac van start zijn gegaan. Dit technisch probleem leidt echter niet tot een negatief oordeel van de Rekenkamer, maar belet haar — hetgeen begrijpelijk is — de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen zonder enig voorbehoud te bevestigen.

20.

Onmiddellijk na de fusie van Artemis en Eniac in Ecsel heeft de raad van bestuur van Ecsel — op 4 juli 2014 — de functie van interne controleur ingesteld, met verantwoordelijkheden voor zowel de overgenomen programma's van Artemis en Eniac als voor Ecsel zelf.

22.

De raad van bestuur van Ecsel heeft een omvattend beleid dat belangenconflicten moet voorkomen.


(1)  Verordening (EG) nr. 74/2008 van de Raad van 20 december 2007 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Artemis.


17.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 422/17


VERSLAG

over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky betreffende het begrotingsjaar 2014, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming

(2015/C 422/03)

INHOUD

 

Paragraaf

Bladzijde

Inleiding

1-5

18

Toelichting bij de betrouwbaarheidsverklaring

6

19

Betrouwbaarheidsverklaring

7-14

19

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

12

20

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

13

20

Opmerkingen over het begrotings- en financieel beheer

15-16

20

Uitvoering van de begroting

15

20

Meerjarige financiering

16

20

Andere aangelegenheden

17-19

20

Essentiële controles en toezichtsystemen

17

20

Rechtskader

18

21

De interne-auditfunctie en de dienst Interne Audit van de Commissie

19

21

Follow-up van eerdere opmerkingen

20-23

21

Monitoring en rapportage van projectonderzoeksresultaten

20-21

21

Belangenconflicten

22

21

Tweede tussentijdse evaluatie van de Commissie

23

21

INLEIDING

1.

De Gemeenschappelijke Onderneming voor de toepassing van het gezamenlijk technologie-initiatief in de luchtvaart (de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky), gevestigd te Brussel, werd in december 2007 (1) opgericht voor een periode van tien jaar en werkt sinds 16 november 2009 op autonome wijze. Op 6 mei 2014 (2) stelde de Raad een nieuwe oprichtingsverordening vast waarbij de oorspronkelijke verordening werd ingetrokken en de gemeenschappelijke onderneming, aangeduid als „Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky 2” (3), nieuwe taken kreeg opgedragen in het kader van Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (4), en waarbij de looptijd van de gemeenschappelijke onderneming werd verlengd tot 31 december 2024.

2.

De Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky 2 heeft tot doel, bij te dragen aan de voltooiing van de onderzoeksactiviteiten van het zevende kaderprogramma (5) en aan het verbeteren van de milieueffecten van luchtvaarttechnologieën, alsmede aan het ontwikkelen van een sterke en wereldwijd concurrerende luchtvaartindustrie en -toeleveringsketen in Europa. De doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky 2 vallen onder de pijler maatschappelijke uitdagingen in Horizon 2020, te weten slim, groen en geïntegreerd vervoer (6).

3.

De door de gemeenschappelijke onderneming gecoördineerde onderzoeksactiviteiten omvatten a) de voortzetting van zes technologische en op demonstratie gerichte terreinen of demonstratiemodellen van geïntegreerde technologie („Integrated Technology Demonstrators” (ITD's) voor de tenuitvoerlegging van projecten van het zevende kaderprogramma, en b) negen nieuwe technologische en demonstratiegerichte terreinen voor de uitvoering van Horizon 2020-projecten:

drie demonstratiemodellen van geïntegreerde technologie (ITD's,

drie innovatieve vliegtuigdemonstratieplatforms (IADP's, „Innovative Aircraft Demonstration Platform”),

drie horizontale terreinen (TA's — „transverse areas”), inclusief de technologie-evaluator.

4.

De leden van de gemeenschappelijke onderneming zijn overeenkomstig de nieuwe verordening de Europese Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, de industriële leiders van de ITD's/IADP's/TA's, en de overige leden van de nieuw opgerichte gemeenschappelijke onderneming zullen worden geselecteerd aan de hand van open en concurrerende oproepen en zullen de status van kernpartners aannemen. De geassocieerde leden van de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky in het kader van het zevende kaderprogramma zullen deze lidmaatschapsstatus houden totdat hun onderzoeksactiviteiten en acties die zijn geïnitieerd op grond van Verordening (EG) nr. 71/2008 zijn afgerond.

5.

De maximale EU-bijdrage aan de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky in het kader van het zevende kaderprogramma, die diende ter dekking van de kosten en onderzoeksactiviteiten, bedroeg 800 miljoen euro. De maximale EU-bijdrage aan de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky 2 in het kader van Horizon 2020 zal 1  755 miljoen euro bedragen. De leiders en kernpartners van de gemeenschappelijke onderneming dienen een minimumbedrag aan particuliere bijdragen aan het programma in te brengen ad 2  193,7 miljoen euro gedurende de levensduur van de gemeenschappelijke onderneming (7), met inbegrip van bijdragen voor bijkomende activiteiten (8) van ten minste 965,2 miljoen euro gedurende dezelfde periode (9). De administratieve kosten mogen niet hoger zijn dan 78 miljoen euro en dienen gelijkelijk door de EU en de particuliere leden van de gemeenschappelijke onderneming te worden gedragen.

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

6.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, toetsing van verrichtingen op het niveau van de gemeenschappelijke onderneming en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

7.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky, die bestaat uit de financiële staten (10) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (11) betreffende het per 31 december 2014 afgesloten begrotingsjaar;

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

8.

Overeenkomstig de artikelen 16 en 22 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 110/2014 van de Commissie (12) is de leiding verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen.

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen materiële afwijkingen als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (13) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van de gemeenschappelijke onderneming.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

9.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (14) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

10.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op materiële afwijkingen in de rekeningen en op materiële niet-conformiteit van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

11.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

12.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming op alle materiële punten een getrouw beeld van haar financiële situatie per 31 december 2014 en van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van haar financiële regeling en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

13.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2014 afgesloten jaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

14.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan het oordeel van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGS- EN FINANCIEEL BEHEER

Uitvoering van de begroting

15.

De definitieve begroting 2014 omvatte vastleggingskredieten ad 201,6 miljoen euro en betalingskredieten ad 153,6 miljoen euro. De bestedingsgraad bedroeg 93,9 % (90,6 % voor 2013) voor de vastleggingskredieten en 90,2 % (87,7 % voor 2013) voor de betalingskredieten. Deze verbeterde bestedingsgraad wordt verklaard door het snellere proces van toekenning.

Meerjarige financiering

16.

Van 2007 tot aan de controle (april 2015) beliep de door de Europese Unie vastgelegde bijdrage 703 miljoen euro op een operationele begroting van 790 miljoen euro (ofwel 88,9 %) in het kader van het oorspronkelijke Clean Sky-programma, waarvan 631 miljoen euro (ofwel 79,9 %) was uitbetaald. De bijdrage van de overige leden voor de operationele activiteiten bedroeg per 31 december 2014 486 miljoen euro (15), ofwel 82,4 % van de totale operationele begroting van de overige leden ad 590 miljoen euro.

ANDERE AANGELEGENHEDEN

Essentiële controles en toezichtsystemen

17.

Betalingstermijnen worden niet altijd in acht genomen, hetgeen leidt tot boetes (41  000 euro in 2014).

Rechtskader

18.

De financiële regeling van de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky 2 werd op 3 juli 2014 vastgesteld op basis van de financiële modelregeling voor publiek-private partnerschapsorganen (16) en overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EU) nr. 558/2014 tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky 2.

De interne-auditfunctie en de dienst Interne Audit van de Commissie

19.

In 2014 rondde de dienst Interne Audit (DIA) van de Commissie een controle van de financiële aspecten van subsidiebeheer af. De DIA deed twee zeer belangrijke aanbevelingen inzake de richtsnoeren voor validering vooraf en controlelijsten voor de goedkeuring van financiële staten van leden en partners, alsmede inzake het proces van goedkeuring van projectresultaten voor partners. De overeengekomen acties werden goedgekeurd voor beide aanbevelingen.

FOLLOW-UP VAN EERDERE OPMERKINGEn

Monitoring en rapportage van projectonderzoeksresultaten

20.

Met betrekking tot het toezicht op en verslaglegging over de onderzoeksresultaten van projecten (17) gebruikt Clean Sky haar eigen instrumenten naast die van de Europese Commissie om haar onderzoeksresultaten te integreren in het algemene rapportagesysteem van de Commissie. Het recentste toezichtsverslag van de Commissie over KP7, dat verscheen in maart 2015 (18), bevat voor het eerst kwantitatieve gegevens over de activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky (19). Wat de kwalitatieve gegevens betreft, staan de resultaten van de onderzoeksactiviteiten van Clean Sky op haar website, in haar activiteitenverslag, in de samenvattingen van de jaarverslagen over subsidieovereenkomsten met leden (SOL), en in andere publicaties.

21.

Het rechtskader van Horizon 2020 vereist specifiek toezicht op onderzoeksresultaten op basis van kwantitatief en, waar passend, kwalitatief bewijs, inclusief aan prestatie-indicatoren afgemeten vooruitgang (20). Om aan de vereisten van Horizon 2020 te voldoen en beter bij te dragen aan de verspreiding van onderzoeksresultaten van KP7 (vooral wanneer gefinancierde projecten de eindfase bereiken), wordt de samenwerking tussen de gemeenschappelijke onderneming en de Commissie versterkt om de rapportage en verspreiding van onderzoeksresultaten te verbeteren (21).

Belangenconflicten

22.

De Commissie ontwikkelt een gemeenschappelijke template voor de gemeenschappelijke ondernemingen. Ondertussen blijft de procedure van Clean Sky gelden.

De tweede tussentijdse evaluatie van de Commissie

23.

Naar aanleiding van de tweede tussentijdse evaluatie van de Commissie (22) werd op 20 maart 2014 een actieplan inzake de aanbevelingen besproken door de raad van bestuur. De meeste aanbevelingen hebben betrekking op het Clean Sky 2-programma en worden ten uitvoer gelegd.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 6 oktober 2015.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  Verordening (EG) nr. 71/2008 van de Raad van 20 december 2007 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky (PB L 30 van 4.2.2008, blz. 1).

(2)  Verordening (EU) nr. 558/2014 van de Raad van 6 mei 2014 tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky 2 (PB L 169 van 7.6.2014, blz. 77).

(3)  In dit verslag wordt „Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky” gebruikt, tenzij onderscheid tussen beide programma's moet worden gemaakt.

(4)  Het kaderprogramma Horizon 2020 voor onderzoek en innovatie, vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104), is het onderzoek- en innovatieprogramma voor 2014-2020 en bundelt alle bestaande EU-financiering voor onderzoek en innovatie.

(5)  Het zevende kaderprogramma, vastgesteld bij Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1), brengt alle onderzoeksgerelateerde EU-initiatieven samen onder één dak en speelt een cruciale rol bij de verwezenlijking van de doelstellingen voor groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid.

(6)  Ter informatie geeft de bijlage een overzicht van de bevoegdheden, activiteiten en beschikbare middelen van de gemeenschappelijke onderneming.

(7)  Artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) nr. 558/2014.

(8)  Kosten die zijn gemaakt door leiders en kernpartners buiten het werkplan van Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky 2, en die bijdragen tot de doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky.

(9)  Artikel 15, lid 3, van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 558/2014 bepaalt: „De operationele kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky 2 worden als volgt betaald: a) een financiële bijdrage van de Unie; b) bijdragen in natura van de leiders en kernpartners en hun geassocieerde entiteiten, bestaande uit de door hen opgelopen kosten bij de uitvoering van acties onder contract minus de bijdrage van de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky 2 en alle andere bijdragen van de Unie aan die kosten.”.

(10)  Deze omvatten de balans en de staat van de financiële resultaten, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(11)  Deze omvatten de verslagen over de uitvoering van de begroting en een overzicht van begrotingsbeginselen en andere toelichtingen.

(12)  PB L 38 van 7.2.2014, blz. 2.

(13)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(14)  Artikel 47 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 110/2014.

(15)  De totale bijdrage van de overige leden (498 miljoen euro) omvat bijdragen van leden die al zijn gevalideerd (448 miljoen euro), bijdragen die zijn ontvangen maar nog niet gevalideerd (38 miljoen euro) en de contante bijdrage ter dekking van exploitatiekosten (12 miljoen euro).

(16)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 110/2014.

(17)  Paragraaf 27 van het verslag van de Rekenkamer over 2013 (PB C 452 van 16.12.2014, blz. 17).

(18)  http://ec.europa.eu/research/evaluations/pdf/archive/fp7_monitoring_reports/7th_fp7_monitoring_report.pdf#view=fit&pagemode=none

(19)  In het EC-toezichtsverslag wordt deze informatie in de vorm van geaggregeerde waarden gepresenteerd in combinatie met de informatie van de andere gemeenschappelijke technologie-initiatieven.

(20)  Artikel 31 van Verordening (EU) nr. 1291/2013 tot vaststelling van Horizon 2020 en bijlage II (prestatie-indicatoren) bij Besluit 2013/743/EU (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 965) van de Raad van 3 december 2013 tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van „Horizon 2020” — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020).

(21)  Zie het Jaarlijks voortgangsverslag van de Europese Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de activiteiten van de GO's voor de uitvoering van de GTI's (COM(2013) 935).

(22)  Paragraaf 30 van het verslag van de Rekenkamer over 2013 (PB C 452 van 16.12.2014, blz. 17).


BIJLAGE

Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky 2 (Brussel)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(Artikelen 187 en 188 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1982/2006 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104). Horizon 2020 beoogt een groter effect op onderzoek en innovatie te bewerkstelligen door financiering uit hoofde van het kaderprogramma Horizon 2020 en uit de private sector te combineren in publiek-private partnerschappen voor kerngebieden waarop onderzoek en innovatie kunnen bijdragen tot de bredere concurrentiedoelstellingen van de Unie, als hefboom kunnen dienen voor private investeringen en kunnen helpen bij het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen.

Verordening (EU) nr. 558/2014 van de Raad van 6 mei 2014 tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky 2 (PB L 169 van 7.6.2014, blz. 77).

Bevoegdheden van de gemeenschappelijke onderneming

(Verordening (EU) nr. 558/2014 van de Raad)

Doelstellingen

De Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky heeft de volgende doelstellingen:

a)

bijdragen aan de voltooiing van de onderzoeksactiviteiten die zijn ingezet uit hoofde van Verordening (EG) nr. 71/2008 en aan de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) nr. 1291/2013, en met name de uitdaging van slim, groen en geïntegreerd vervoer van onderdeel III — maatschappelijke uitdagingen — van Besluit 2013/743/EU;

b)

bijdragen aan het verbeteren van de milieueffecten van luchtvaarttechnologieën, met inbegrip van de technologieën van kleinschalige luchtvaart, en bijdragen aan het ontwikkelen van een sterke en wereldwijd concurrerende luchtvaartindustrie en -toeleveringsketen in Europa. Dit kan worden verwezenlijkt door de ontwikkeling van schonere luchtvervoertechnologieën te versnellen, zodat ze zo spoedig mogelijk kunnen worden ingevoerd, en in het bijzonder de integratie, demonstratie en validering van technologieën die het onderstaande kunnen:

i)

verbeteren van de brandstofzuinigheid van vliegtuigen en daarmee het verlagen van de CO2-uitstoot met 20 tot 30 % ten opzichte van volgens de huidige techniek gebouwde vliegtuigen die per 2014 in gebruik worden genomen;

ii)

verlagen van de NOx- en geluidsemissies van vliegtuigen met 20 tot 30 % ten opzichte van volgens de huidige techniek gebouwde vliegtuigen die per 2014 in gebruik worden genomen.

Organisatie

Het bestuursorgaan van de GO is de raad van bestuur, bestaande uit:

a)

één vertegenwoordiger van de Commissie namens de Unie;

b)

één vertegenwoordiger van elke leider;

c)

één vertegenwoordiger van kernpartners per ITD;

d)

één vertegenwoordiger van geassocieerde leden per ITD;

e)

één vertegenwoordiger van kernpartners per IADP.

De bevoegdheden/taken van de raad worden uiteengezet in artikel 8 van de statuten (bijlage I bij de GO-verordening).

De Unie bezit 50 % van de stemrechten. De stemrechten van de Unie zijn ondeelbaar. Elke andere vertegenwoordiger beschikt over een gelijk aantal stemmen.

Het uitvoerend team wordt geleid door een uitvoerend directeur, die tevens een officieel orgaan van de GO vormt en wiens bevoegdheden/taken in artikel 10 van de Statuten worden uiteengezet.

De industrie is rechtstreeks vertegenwoordigd in de raad en via de andere organen van de GO, de ITD- en IADP-stuurgroepen, wier bevoegdheden/taken in artikel 11 van de Statuten worden uiteengezet. De groep met vertegenwoordigers van de staten en het wetenschappelijk comité vormen ook organen van de GO, maar hebben slechts een adviserende functie.

In 2014 ter beschikking van de gemeenschappelijke onderneming staande middelen

Begroting

22 9 2 41  764 euro

Personeelsbestand per 31 december 2014

37 posten op de lijst van het aantal ambten (31 tijdelijke functionarissen en 6 arbeidscontractanten), waarvan 31 bezet; deze personeelsleden verrichtten operationele activiteiten (24) of gemengde taken (6).

In 2014 verrichte activiteiten en diensten

Zie het jaarlijks activiteitenverslag voor 2014 van de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky 2 op http://www.cleansky.eu/

Bron: Door de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky 2 verstrekte gegevens.


ANTWOORDEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING

17.

De Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky heeft maatregelen getroffen om te voorkomen dat betalingen met vertraging verwerkt worden, met name voor subsidieovereenkomsten met partners, waarvan vastgesteld is dat zij de belangrijkste oorzaak voor deze kwestie vormen:

efficiëntere workflow voor validering van de jaarrekeningen van de partners en verbeterde samenwerking tussen de operationele en financiële eenheden,

invoering van de „centrale indieningsprocedure” (voor technische en financiële verslagen) van de Europese Commissie,

regelmatig, maandelijks toezicht op de benodigde tijdsduur voor het uitbetalen van toegekende subsidies.

21.

Om de verspreiding van onderzoeksresultaten van KP7 verder te verbeteren en om ook voor het H2020-programma een toepasselijke rapportage aan de hand van prestatie-indicatoren mogelijk te maken, heeft de gemeenschappelijke onderneming een actieplan opgesteld dat bestaat uit:

A)

het creëren van een onderzoeksresultatenregister op de website van Clean Sky;

B)

het harmoniseren van de rapportage in het jaarlijkse activiteitenverslag 2015 met betrekking tot de verspreiding van resultaten in samenwerking met de Europese Commissie en het gebruik van gemeenschappelijke H2020 kernprestatie-indicatoren;

C)

het ontwikkelen van een rapportage-/verspreidingsmodule in onze interne tool voor subsidiebeheer (Grant Management Tool).


17.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 422/25


VERSLAG

over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac voor de periode van 1 januari 2014 tot 26 juni 2014, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming

(2015/C 422/04)

INHOUD

 

Paragraaf

Bladzijde

Inleiding

1-4

26

Toelichting bij de betrouwbaarheidsverklaring

5

26

Betrouwbaarheidsverklaring

6-16

26

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

11

27

Grondslag voor een oordeel met beperking ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen

12-14

28

Oordeel met beperking over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

15

28

Opmerkingen over het begrotings- en financieel beheer

17-18

28

Uitvoering van de begroting

17

28

Oproepen tot het indienen van voorstellen

18

28

Andere aangelegenheden

19

29

Rechtskader

19

29

INLEIDING

1.

De Europese Gemeenschappelijke Onderneming voor de toepassing van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake nano-elektronica (de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac), gevestigd te Brussel, werd in december 2007 (1) opgericht voor een periode van tien jaar en werkt sinds 2010 op autonome wijze. Op 27 juni 2014 is Eniac met de Gemeenschappelijke Onderneming Artemis (2) gefuseerd tot de Gemeenschappelijke Onderneming voor de uitvoering van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake elektronische componenten en systemen voor Europees leiderschap (GO Ecsel) (3). GO Ecsel is op 27 juni 2014 met haar activiteiten gestart en blijft gedurende een periode van tien jaar actief. Ten gevolge van de fusie bestrijkt dit verslag de financiële periode van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac van 1 januari tot 26 juni 2014.

2.

De voornaamste doelstelling van de gemeenschappelijke onderneming was het vaststellen en ten uitvoer leggen van een „onderzoeksagenda” voor de ontwikkeling van cruciale competenties voor nano-elektronica op verschillende toepassingsgebieden, teneinde het Europese concurrentievermogen en de duurzaamheid van de economie te versterken en het ontstaan van nieuwe markten en maatschappelijke toepassingen te bevorderen (4).

3.

De oprichtende leden van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac waren de Europese Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, bepaalde EU-lidstaten (België, Duitsland, Estland, Ierland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Nederland, Polen, Portugal, Zweden en het Verenigd Koninkrijk) en Aeneas, de vereniging voor Europese nano-elektronische activiteiten. Andere lidstaten en geassocieerde landen, alsmede alle andere landen of elke andere rechtspersoon die in staat is een wezenlijke financiële bijdrage te leveren aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac, zouden kunnen toetreden tot de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac.

4.

De maximale EU-bijdrage aan de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac ter dekking van de bedrijfskosten en onderzoeksactiviteiten bedroeg 450 miljoen euro en werd betaald uit de begroting van het zevende kaderprogramma voor onderzoek (5). Aeneas betaalde een maximale bijdrage van 30 miljoen euro voor de bedrijfskosten van de gemeenschappelijke onderneming. De lidstaten van Eniac moesten bijdragen in natura betalen voor de bedrijfskosten (door het bevorderen van de uitvoering van projecten) alsook financiële bijdragen die ten minste 1,8 maal de EU-bijdrage belopen. De onderzoeksorganisaties die deelnemen aan projecten, moesten ook bijdragen in natura leveren, en wel ter hoogte van ten minste die van de Commissie en de lidstaten samen.

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

5.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, toetsing van verrichtingen op het niveau van de gemeenschappelijke onderneming en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

6.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac, die bestaat uit de financiële staten (6) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (7) betreffende de periode van 1 januari 2014 tot 26 juni 2014, en

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij deze rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

7.

Overeenkomstig de artikelen 16 en 22 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 110/2014 van de Commissie (8) is de leiding verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen.

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen materiële afwijkingen als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (9) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van de gemeenschappelijke onderneming.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

8.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (10) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

9.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op materiële afwijkingen in de rekeningen en op materiële niet-conformiteit van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

10.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

11.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming over de periode van 1 januari 2014 tot 26 juni 2014 op alle materiële punten een getrouw beeld van haar financiële situatie per 26 juni 2014 en van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen voor de op die datum afgesloten periode, overeenkomstig de bepalingen van haar financiële regeling en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Grondslag voor een oordeel met beperking ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen

12.

De strategie voor controle achteraf van de gemeenschappelijke onderneming (11) werd vastgesteld bij besluit van de raad van bestuur van 18 november 2010 en vormt een essentieel instrument (12) bij de beoordeling van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De in 2014 verrichte betalingen in verband met de door de nationale financieringsinstanties (NFI’s) van de lidstaten afgegeven kostenacceptatiecertificaten beliepen 14,2 miljoen euro, ofwel 79 % van de totale betalingen.

13.

Hoewel de controle van de projectkostendeclaraties wordt overgelaten aan de NFI's, bevatten de administratieve overeenkomsten met die instanties geen praktische regelingen voor controle achteraf.

14.

De gemeenschappelijke onderneming ontving controleverslagen van de NFI's met betrekking tot ongeveer 76 % (per april 2015) van de kosten voor afgeronde projecten. De gemeenschappelijke onderneming beoordeelde de kwaliteit van deze controles echter niet (13). De Rekenkamer heeft een beoordeling gemaakt van de controlestrategieën van drie NFI's, met inbegrip van de controleverslagen, waaruit lijkt te kunnen worden opgemaakt dat de door de NFI's gebruikte methodologieën de gemeenschappelijke onderneming niet in staat stellen om een betrouwbaar gewogen foutenpercentage of een restfoutenpercentage te berekenen. Derhalve is het niet mogelijk om te concluderen of de controles achteraf doeltreffend zijn en of deze essentiële controles voldoende zekerheid bieden ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen.

Oordeel met beperking ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

15.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening voor het per 26 juni 2014 afgesloten jaar, behoudens de mogelijke gevolgen van de in de grondslag voor een oordeel met beperking in de paragrafen 12-14 omschreven aangelegenheid, op alle materiële punten wettig en regelmatig.

16.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGS- EN FINANCIEEL BEHEER

Uitvoering van de begroting

17.

De oorspronkelijke begroting voor 2014 omvatte alleen vastleggingskredieten voor operationele kosten ad 2,3 miljoen euro. De begroting omvat geen vastleggingskredieten voor operationele activiteiten, hetgeen een gevolg is van de plannen voor een fusie tussen Eniac en Artemis gedurende 2014, waaruit Ecsel moet worden gevormd, dat verantwoordelijk zal zijn voor de oproep in 2014. De bestedingsgraad voor de administratieve vastleggingskredieten was 43 %. De voornaamste oorzaak van de lage begrotingsuitvoering is dat de fusie plaatsvond in juni, hoewel de begroting was vastgesteld voor het hele jaar.

Oproepen tot het indienen van voorstellen

18.

Ten tijde van de fusie was het totale bedrag vastgelegd dat was uitgetrokken voor de oproepen tot het indienen van voorstellen.

ANDERE AANGELEGENHEDEN

Rechtskader

19.

Het nieuwe Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Unie (14) werd vastgesteld op 25 oktober 2012 en trad in werking op 1 januari 2013 (15). De financiële modelregeling voor publiek-private partnerschapsorganen waarnaar in artikel 209 van het nieuwe Financieel Reglement (16) wordt verwezen, werd echter pas op 8 februari 2014 van kracht. Vanwege de fusie tot de Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel werd de financiële regeling van de gemeenschappelijke onderneming niet gewijzigd.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 20 oktober 2015.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  Verordening (EG) nr. 72/2008 van de Raad van 20 december 2007 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac (PB L 30 van 4.2.2008, blz. 21).

(2)  De Gemeenschappelijke Onderneming Artemis werd opgericht bij Verordening (EG) nr. 74/2008 van de Raad van 20 december 2007 (PB L 30 van 4.2.2008, blz. 52) met als doel het vaststellen en ten uitvoer leggen van een „onderzoeksagenda” voor de ontwikkeling van cruciale technologieën voor ingebedde computersystemen.

(3)  De Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel werd opgericht bij Verordening (EU) nr. 561/2014 van de Raad van 6 mei 2014 (PB L 169 van 7.6.2014, blz. 152).

(4)  Ter informatie geeft de bijlage een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming.

(5)  Het zevende kaderprogramma, vastgesteld bij Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1), brengt alle onderzoeksgerelateerde EU-initiatieven samen onder één dak en speelt een cruciale rol bij de verwezenlijking van de doelstellingen voor groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid. Het is tevens een hoeksteen van de Europese Onderzoeksruimte.

(6)  Deze omvatten de balans en de staat van de financiële resultaten, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(7)  Deze omvatten de verslagen over de uitvoering van de begroting en een overzicht van begrotingsbeginselen en andere toelichtingen.

(8)  PB L 38 van 7.2.2014, blz. 2.

(9)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(10)  Artikel 47 van Verordening (EU) nr. 110/2014.

(11)  In de strategie voor controle achteraf van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac wordt verklaard dat de gemeenschappelijke onderneming voldoende informatie zal trachten te verkrijgen met betrekking tot de procedures voor controle achteraf die worden gehanteerd in de Eniac-lidstaten om de nationale procedures te beoordelen op hun geschiktheid om voldoende zekerheid te bieden met betrekking tot de regelmatigheid en de wettigheid van de verrichtingen die verband houden met de projecten van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac.

(12)  Artikel 12 van Verordening (EG) nr. 72/2008 bepaalt dat zij er „door het uitvoeren of laten uitvoeren van de nodige interne en externe controles, [over waakt] dat de financiële belangen van haar leden op adequate wijze worden beschermd” en dat zij „ter plaatse controles en financiële verificaties [uitvoert] bij de ontvangers van openbare financiering door de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac. Deze controles en verificaties kunnen worden uitgevoerd, hetzij direct door de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac, hetzij door de Eniac-lidstaten namens de gemeenschappelijke onderneming.”

(13)  Overeenkomstig de door de raad van bestuur van Eniac vastgestelde strategie voor controle achteraf moet de gemeenschappelijke onderneming ten minste eenmaal per jaar beoordelen of de van de Eniac-lidstaten ontvangen informatie voldoende zekerheid biedt over de wettigheid en regelmatigheid van de uitgevoerde verrichtingen.

(14)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(15)  Artikel 214 van Verordening nr. 966/2012 met de aangehaalde uitzonderingen.

(16)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 110/2014 van de Commissie.


BIJLAGE

Gemeenschappelijke Onderneming Eniac (Brussel)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(Artikelen 187 en 188 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma voorziet in een communautaire bijdrage voor de oprichting van publiek-private partnerschappen op lange termijn in de vorm van gezamenlijke technologie-initiatieven die zouden kunnen worden uitgevoerd via gemeenschappelijke ondernemingen in de zin van artikel 187 van het Verdrag.

Verordening (EG) nr. 72/2008 van de Raad van 20 december 2007 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac.

Bevoegdheden van de gemeenschappelijke onderneming

(Verordening (EG) nr. 72/2008 van de Raad)

Doelstellingen

De Gemeenschappelijke Onderneming Eniac draagt bij tot de uitvoering van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) en het thema „Informatie- en communicatietechnologieën” van het specifieke programma „Samenwerking” voor de tenuitvoerlegging van het zevende kaderprogramma (2007-2013) van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie. Zij zal met name:

een onderzoeksagenda voor de ontwikkeling van cruciale competenties voor nano-elektronica op verschillende toepassingsgebieden vaststellen en ten uitvoer leggen, teneinde het Europese concurrentievermogen en de duurzaamheid van de economie te versterken en het ontstaan van nieuwe markten en maatschappelijke toepassingen te bevorderen;

de voor de tenuitvoerlegging van de onderzoeksagenda vereiste activiteiten (hierna „O&O-activiteiten” genoemd) ondersteunen, met name door het toekennen van financiering aan de deelnemers in projecten die geselecteerd zijn op basis van vergelijkende oproepen tot het indienen van voorstellen;

een publiek-privaat partnerschap bevorderen met het oog op het mobiliseren en samenbrengen van communautaire, nationale en particuliere inspanningen, waardoor de totale investeringen voor onderzoek en ontwikkeling op het gebied van nano-elektronica worden verhoogd en de samenwerking tussen de publieke en particuliere sectoren wordt versterkt;

de efficiëntie en duurzaamheid garanderen van het GTI op het gebied van nano-elektronica;

synergie en coördinatie bewerkstelligen van de Europese onderzoeks- en ontwikkelingsinspanningen op het gebied van nano-elektronica, inclusief de geleidelijke integratie in de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac van verwante activiteiten op dit gebied die momenteel worden uitgevoerd in het kader van intergouvernementele stelsels voor onderzoek en ontwikkeling (Eureka).

Bestuur

Het bestuursorgaan van de GO is de raad van bestuur. Het uitvoerend team wordt geleid door een uitvoerend directeur. Het bedrijfsleven wordt vertegenwoordigd in het Comité Industrie en Onderzoek en door de vereniging Aeneas als oprichtend lid. De Commissie, die de Unie vertegenwoordigt, de lidstaten en geassocieerde landen vormen de Raad van openbare instanties.

In 2014 ter beschikking van de gemeenschappelijke onderneming gestelde middelen

Begroting

2 3 56  000,00 euro voor vastleggingen

7 6 5 00  250,00 euro voor betalingen

Personeelsbestand per 26 juni 2014

15 posten op de lijst van het aantal ambten (7 tijdelijke functionarissen, 8 arbeidscontractanten), waarvan 15 bezet; deze personeelsleden verrichtten operationele activiteiten (6), administratieve taken (5) en gemengde taken (4).

In 2014 verrichte activiteiten en diensten

Zie het jaarlijks activiteitenverslag van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac over 2014 op www.ecsel.eu

Bron: Door de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac verstrekte gegevens.


ANTWOORDEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING

13.

De Gemeenschappelijke Onderneming Eniac heeft met de nationale financieringsinstanties (NFI's) regelingen getroffen binnen de grenzen die zijn vastgelegd in Verordening (EG) nr. 72/2008 (1) van de Raad, waarin de vaststelling van de totale kosten is toevertrouwd aan voornoemde NFI's op basis van de subsidieovereenkomsten die zij sluiten „overeenkomstig hun nationale regels, met name wat de subsidiabiliteitscriteria en andere financiële en wettelijke vereisten betreft”. Deze verordening geeft de gemeenschappelijke onderneming niet de bevoegdheid regels voor de NFI's vast te stellen, noch de mogelijkheid ter plaatse controles en verificaties bij de NFI's uit te voeren. Deze tekortkomingen zijn erkend en verbeterd in Verordening (EG) nr. 561/2014 van de Raad tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel, waarin de gemeenschappelijke onderneming de bevoegdheid krijgt de EU-subsidies toe te kennen in exacte overeenstemming met de procedures van Horizon 2020.

14.

De Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel bevestigt dat uit haar uitgebreide beoordelingen van de nationale systemen voor betrouwbaarheidsverklaringen blijkt dat deze een redelijke bescherming van de financiële belangen van haar leden bieden. Zoals de Rekenkamer echter al aangeeft, maken de verschillende nationale methodologieën het niet mogelijk een gewogen foutenpercentage noch een resterend foutenpercentage te berekenen voor de projecten die onder de Gemeenschappelijke Ondernemingen Artemis en Eniac van start zijn gegaan. Dit technisch probleem leidt echter niet tot een negatief oordeel van de Rekenkamer, maar belet haar — hetgeen begrijpelijk is — de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen zonder enig voorbehoud te bevestigen.


(1)  Verordening (EG) nr. 72/2008 van de Raad van 20 december 2007 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac.


17.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 422/33


VERSLAG

over de jaarrekening van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie betreffende het begrotingsjaar 2014 vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming

(2015/C 422/05)

INHOUD

 

Paragraaf

Bladzijde

Inleiding

1-3

34

Toelichting bij de betrouwbaarheidsverklaring

4

34

Betrouwbaarheidsverklaring

5-17

34

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

10

35

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

11

35

Toelichtende paragraaf

12-16

36

Opmerkingen over het begrotings- en financieel beheer

18-19

37

Financiële staten

18

37

Uitvoering van de begroting

19

37

Opmerkingen over essentiële controles van de toezicht- en controlesystemen van de gemeenschappelijke onderneming

20-25

37

Operationele aanbesteding en subsidies

21-22

38

Algemene controle van en toezicht op operationele aanbestedingsovereenkomsten en subsidies

23-25

39

Andere aangelegenheden

26-27

39

Rechtskader

26

39

Jaarlijks activiteitenverslag

27

39

Follow-up van eerdere opmerkingen

28-34

39

Intellectuele-eigendomsrechten en industrieel beleid

28-31

39

Belangenconflicten

32

40

Gastheerschapsovereenkomst

33

40

Uitvoeringsvoorschriften van het statuut

34

40

INLEIDING

1.

De Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER (1) en de ontwikkeling van fusie-energie (F4E) werd in maart 2007 (2) opgericht voor een periode van 35 jaar. Hoewel de belangrijkste fusiefaciliteiten in Cadarache in Frankrijk ontwikkeld zullen worden, is de gemeenschappelijke onderneming gevestigd te Barcelona.

2.

De taken van de gemeenschappelijke onderneming zijn (3):

a)

het leveren van de bijdrage van Euratom aan de Internationale ITER-organisatie voor fusie-energie (4);

b)

het leveren van de bijdrage van Euratom aan de activiteiten in het kader van de bredere aanpak (aanvullend gemeenschappelijk fusie-onderzoek) met Japan voor de snelle ontwikkeling van fusie-energie;

c)

het opstellen en coördineren van een activiteitenprogramma ter voorbereiding van de bouw van een demonstratiefusiereactor en gerelateerde faciliteiten, inclusief de International Fusion Materials Irradiation Facility.

3.

De leden van de gemeenschappelijke onderneming zijn Euratom, vertegenwoordigd door de Europese Commissie, de lidstaten van Euratom en andere landen die met Euratom een samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten op het gebied van beheerste kernfusie (per 31 december 2014: Zwitserland).

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

4.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, toetsing van verrichtingen op het niveau van de gemeenschappelijke onderneming en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

5.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie energie, die bestaat uit de financiële staten (5) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (6) betreffende het per 31 december 2014 afgesloten begrotingsjaar, en

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

6.

Overeenkomstig de artikelen 39 en 50 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (7) is de leiding verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen.

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen materiële afwijkingen als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (8) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van de gemeenschappelijke onderneming.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

7.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (9) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

8.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op materiële afwijkingen in de rekeningen en op materiële niet-conformiteit van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

9.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor de hiernavolgende oordelen.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

10.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming op alle materiële punten een getrouw beeld van haar financiële situatie per 31 december 2014 en van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van haar financiële regels en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

11.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming betreffende het per 31 december 2014 afgesloten jaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

Toelichtende paragraaf

12.

Zonder iets af te doen aan het in de paragrafen 10 en 11 gegeven oordeel, wil de Rekenkamer de aandacht vestigen op de volgende kwestie. In de op 7 juli 2010 aangenomen conclusies van de Raad (10) werd een bedrag van 6,6 miljard euro goedgekeurd (waarde van 2008) voor de bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming voor de ITER-bouwfase van het project. De oorspronkelijk begrote kosten voor deze fase van het project verdubbelden door dit bedrag, waarin een in 2010 door de Commissie voorgesteld bedrag van 663 miljoen euro voor eventuele onvoorziene omstandigheden niet was meegerekend (11).

13.

De complexiteit van de F4E-activiteiten (12) brengt mee dat het bedrag van de bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming aan de bouwfase van het project onderhevig is aan significante risico’s op verhoging (13). Deze risico’s worden met name veroorzaakt door veranderingen in de reikwijdte (14) van de projectresultaten en door vertragingen in de huidige tijdpad, dat als onrealistisch wordt beschouwd (15). Het uitbrengen van de nieuwe „contouren” van het ITER-project (reikwijdte, tijdpad en kosten) door de raad van ITER IO (16), gepland voor juni 2015, is uitgesteld tot november 2015. Het uitlopen van de bouwfase van het project werd ten tijde van de controle (maart 2015) door de gemeenschappelijke onderneming op minstens 43 maanden geschat.

14.

In haar laatste raming van november 2014 schatte de gemeenschappelijke onderneming het tekort („negatieve onvoorziene omstandigheden”) tot de afronding van de bouwfase van het project op 428 miljoen euro (waarde van 2008) (17). F4E werkt op dit moment aan een nauwkeurigere, geactualiseerde raming.

15.

De gemeenschappelijke onderneming is nog steeds bezig met de ontwikkeling van een centraal en uniform systeem waarin alle operationele gegevens kunnen worden geïntegreerd en regelmatig toezicht op en controle van ramingen, kosten en afwijkingen mogelijk is (18). Bovendien heeft zij de waardering van haar bijdrage aan het ITER-project na de afronding van de bouwfase niet bijgewerkt.

16.

In reactie op de huidige uitdagingen voor het ITER-project heeft de nieuwe directeur-generaal van ITER IO aan de ITER-raad een actieplan gepresenteerd met specifieke maatregelen voor de aanpak van de belangrijkste beperkingen waardoor de ontwikkeling van het project op dit moment wordt beïnvloed (19). Wat betreft de Gemeenschappelijke Onderneming F4E heeft de nieuwe waarnemend directeur (20) aan de raad van bestuur een F4E-actieplan gepresenteerd dat het ITER IO-actieplan grotendeels ondersteunt (21). Op het moment van de controle waren de praktische maatregelen voor de tenuitvoerlegging van beide actieplannen nog niet bepaald.

17.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGS- EN FINANCIEEL BEHEER

Financiële staten

18.

In de toelichting bij de financiële staten, de tabel en de informatie onder rubriek 4.3.1.1. „Aanbestedingsregelingen voor ITER (ITER IO)” worden de tot nu toe gesloten aankoopovereenkomsten (kolom 3) weergegeven en de tot nu toe gecrediteerde overheidsopdrachten (kolom 4). De voortgang van de lopende werkzaamheden wordt echter niet aangegeven in de tabel en de tekst bevat beperkte informatie. Deze informatie is essentieel om de stand van zaken en de waarde van de tot nu toe door de gemeenschappelijke onderneming uitgevoerde activiteiten weer te geven.

Uitvoering van de begroting

19.

De definitieve begroting 2014 die beschikbaar was voor de tenuitvoerlegging omvatte vastleggingskredieten ten belope van 1  168,8 miljoen euro en betalingskredieten ten belope van 567,6 miljoen euro. De bestedingsgraad bedroeg 100 % voor de vastleggingskredieten en 88,5 % voor de betalingskredieten. De uitvoeringsgraad van de betalingskredieten met betrekking tot de oorspronkelijke begroting voor 2014 was echter 73 % (22). Wat betreft de vastleggingskredieten ad 1  125,2 miljoen euro die beschikbaar waren voor beleidsactiviteiten werd 23 % uitgevoerd door middel van rechtstreekse afzonderlijke vastleggingen en de overige 77 % door middel van globale vastleggingen. De lage uitvoeringsgraad van individuele vastleggingen kan worden verklaard door de totale uitloop van het ITER-projecten de verschillende veranderverzoeken vanuit ITER IO.

OPMERKINGEN OVER ESSENTIËLE CONTROLES VAN DE TOEZICHT- EN CONTROLESYSTEMEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING

20.

De Rekenkamer merkt op dat op vele terreinen aanzienlijke vooruitgang is geboekt. Op het moment van de controle (maart 2015) was F4E nog bezig met de aanpak van een aantal essentiële maatregelen met betrekking tot het beheer van de gemeenschappelijke onderneming.

F4E is nog steeds bezig met de ontwikkeling van een centraal en uniform systeem waarin alle operationele gegevens kunnen worden geïntegreerd en waarmee alle ramingen en kostenafwijkingen regelmatig kunnen worden gemonitord en gecontroleerd, met inbegrip van het systeem waarmee de waarde van alle afzonderlijke werkzaamheden op contractniveau kan worden bepaald. Op het moment van de controle had F4E een actualisering afgerond van haar referentiescenario inzake de kosten (23) op niveau 4 van de Working Base Structure (werkbasisstructuur — WBS), maar niet op contractniveau (niveau 6). Bovendien moet het systeem dat informatie moet verschaffen over de mate waarin de activiteiten worden uitgevoerd (Earn Value Management) nog worden ontwikkeld.

De actieplannen die door de gemeenschappelijke onderneming zijn vastgesteld naar aanleiding van de interne audits betreffende financieel verkeer, subsidiebeheer en deskundigencontracten waren op het moment van de controle (maart 2015) volledig of op de meeste punten uitgevoerd. Wat betreft de algemene status van alle actieplannen die door F4E naar aanleiding van de tot dusverre verrichte interne audits (24) zijn vastgesteld, kan worden opgemerkt dat de uitvoeringstermijn voor 29 van de 46 aanbevelingen die nog liepen, op de datum van de controle was verstreken.

In 2014 heeft de interne auditcapaciteit van de gemeenschappelijke onderneming de controle op de tenuitvoerlegging van contracten in verband met de ITER-gebouwen (25) geëvalueerd, waarbij zij op belangrijke risicofactoren heeft gewezen, zoals het onrijpe ontwerp van enkele van de ITER-activiteiten, het grote aantal verzoeken voor projectwijzigingen, het onrealistische tijdspad van het project en de huidige vertraging bij de tenuitvoerlegging van de activiteiten. Enkele van deze risico's zijn voor F4E lastig op doeltreffende wijze te beperken, omdat zij onder de verantwoordelijkheid van de IO ITER vallen. Uit de evaluatie is ook gebleken dat er steviger controles en proceswijzigingen nodig zijn, met name met betrekking tot de controle van beheer van veranderingen, het financieel beheer van contracten en het beheer van niet-conformiteit.

De dienst Interne Audit van de Europese Commissie (DIA) heeft een beperkte evaluatie van het contractbeheer opgesteld (26), waarin hij erop heeft gewezen dat F4E zich van een voornamelijk op aanbestedingen gerichte organisatie ontwikkelt tot een organisatie die voornamelijk contracten beheert. Hoewel er in de evaluatie wordt geconcludeerd dat F4E voortgang boekt in de richting van de opzet van orgaanbrede controles voor de aanpak van de risico's in verband met de tenuitvoerlegging van de contracten, is daarin ook een aantal terreinen geïdentificeerd waarop de aanwezige controles nog niet ver genoeg ontwikkeld zijn, met name met betrekking tot het beheer van contractwijzigingen en onvoorziene omstandigheden.

Het interne risicobeheersysteem van F4E heeft in 2014 10 nieuwe risico's geïdentificeerd. Per oktober 2014 zijn 32 acties geïdentificeerd voor de aanpak van de 6 zeer hoge risico's; 13 daarvan waren uitgevoerd, 9 liepen nog, 1 actie was verouderd en werd daarom geannuleerd en 9 waren nog niet gestart.

Operationele aanbesteding en subsidies

21.

58 % van 67 in 2014 uitgeschreven operationele aanbestedingsprocedures bestond uit procedures van gunning via onderhandelingen (44 % in 2013). Hoewel de gemeenschappelijke onderneming werkzaam is op een zeer specialistisch, technisch terrein, moet zij nog steeds de concurrentie in het kader van haar aanbestedingsprocedures versterken. Gemiddeld werd er slechts één subsidieaanvraag per oproep ontvangen.

22.

Er werden vijf operationele aanbestedingsprocedures gecontroleerd. De volgende gebreken werden vastgesteld:

F4E is er, één uitzondering daargelaten, niet in geslaagd om op het moment waarop de procedure werd uitgeschreven, de bedragen ter beschikking te stellen uit de op 6,6 miljard euro gemaximeerde begroting die waren toegewezen aan de verschillende contracten. Bovendien heeft zij evenmin een bedrag ter hoogte van de geschatte waarde bij de voltooiing (27) van deze activiteiten verstrekt. Deze informatie is van essentieel belang voor de berekening van de kostenafwijkingen ten opzichte van de gemaximeerde begroting.

In één geval beliep de overschrijding van de toegekende waarde van het contract ten opzichte van het referentiescenario inzake de kosten 29 % (12,4 miljoen euro, waarden van 2008). Deze afwijking werd niet gerapporteerd in de verslagen van het evaluatiecomité.

Er werden gebreken aangetroffen in de beoordeling door het evaluatiecomité van de financiële offertes. In één geval was er in de beoordeling rekening gehouden met de contractvarianten (ad 32 miljoen euro) noch de bijkomende kosten. In een ander geval werden de offertes niet vergeleken met de toegewezen waarde van de gemaximeerde begroting of met het referentiescenario inzake de kosten. In geen van de onderzochte procedures wordt in de verslagen van het evaluatiecomité de GWV van deze contracten genoemd.

De doelmatigheid van één aanbestedingsprocedure werd benadeeld door een vertraging van 21 maanden ten opzichte van de streefdatum voor de voltooiing. In twee andere aanbestedingsprocedures werden de contracten respectievelijk tien en vijf maanden na de streefdatum gegund.

In één aanbestedingsprocedure moest de gemeenschappelijke onderneming een onvoorziene en niet-begrote activiteit opnemen in het werkprogramma voor 2014 (28). De waarde van het aanvullende contract beliep 2,88 miljoen euro.

In één aanbestedingsprocedure waren de in het verslag van het evaluatiecomité vermelde technische gunningscriteria te algemeen en waren de geregistreerde opmerkingen niet voldoende gedetailleerd ter onderbouwing van de toegekende scores.

Hoewel de gemeenschappelijke onderneming de desbetreffende kennisgeving van opdracht heeft gepubliceerd en een aantal aan de aanbesteding voorafgaande activiteiten heeft uitgevoerd, heeft de gemeenschappelijke onderneming het contract in drie aanbestedingsprocedures niet ter bevordering van de zichtbaarheid en de concurrentie via een vooraankondiging uitgeschreven, zoals wordt aanbevolen door het vademecum voor overheidsopdrachten van de Commissie.

Algemene controle en toezicht op operationele aanbestedingsovereenkomsten en subsidies

23.

De gemeenschappelijke onderneming heeft een systeem voor de uitvoering van controles (29) op het niveau van de contractanten om de naleving van de kwaliteitsborgingsvoorschriften te controleren (30).

24.

De interne auditcapaciteit en de dienst Interne Audit van de Europese Commissie gaan in hun controleplannen voor 2014 (31) in op de algemene controle van en het toezicht op operationele contracten (met inbegrip van financiële en nalevingsgerichte controles).

25.

Op het moment van de controle van de Rekenkamer waren de werkzaamheden in verband met de controles achteraf van subsidies (die onderdeel uitmaken van de algehele controle- en toezichtstrategie van F4E) nog niet afgerond.

ANDERE AANGELEGENHEDEN

Rechtskader

26.

Het nieuwe Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Unie (32) werd vastgesteld op 25 oktober 2012 en trad in werking op 1 januari 2013 (33). De financiële kaderregeling van de organen waarnaar in artikel 208 van het nieuwe Financieel Reglement (34) wordt verwezen, werd op 8 december 2013 van kracht. Op het moment van de controle waren de financiële regels van de gemeenschappelijke onderneming nog niet aangepast om uitdrukking te geven aan deze wijzigingen.

Jaarlijks activiteitenverslag

27.

De voorzitter van de raad van bestuur van F4E wijst in het jaarlijks activiteitenverslag 2014 op de noodzaak alle kostenbeperkende maatregelen na te streven, terwijl de uitvoerend directeur erop wijst dat het internecontrolesysteem wordt verbeterd en versterkt om op passende wijze de risico's te beperken die door de Europese Rekenkamer zijn vastgesteld in de „toelichtende paragraaf” van haar jaarverslag 2013 (35).

FOLLOW-UP VAN EERDERE OPMERKINGEN

Intellectuele-eigendomsrechten en industrieel beleid

28.

Het besluit inzake de tenuitvoerlegging van het industrieel beleid aangaande fusie voor energie en het beleid aangaande de intellectuele-eigendomsrechten en informatieverspreiding werd op 27 juni 2013 aangenomen door de raad van bestuur van de gemeenschappelijke onderneming.

29.

Verschillende maatregelen in verband met de tenuitvoerlegging van intellectuele-eigendomsrechten en industrieel beleid werden in 2014 (36) afgerond, terwijl sommige andere maatregelen zich nog steeds in de uitvoeringsfase bevinden (37); bij drie maatregelen werden verdere ontwikkelingen afgewacht (38). Zodra deze maatregelen zijn uitgevoerd, wil F4E een effectbeoordeling uitvoeren om te meten welke impact de verschillende maatregelen hebben gehad op de industriële beleidsdoelstellingen.

30.

Eén van de maatregelen die F4E in 2013 heeft vastgesteld om de interesse van de industrie te wekken voor het ITER-project en ter bevordering van de concurrentie, biedt de contractanten de exclusieve rechten op de exploitatie van de intellectuele eigendom die zij voortbrengen op andere gebieden dan fusie, en de niet-exclusieve rechten op het gebied van fusie.

31.

De gemeenschappelijke onderneming heeft specifieke clausules vastgelegd in haar contracten die van toepassing zijn op de F4E-activiteiten ter beperking van de risico's in verband met de verplichting van de gemeenschappelijke onderneming om de rechten te behouden om toegang te hebben tot de volledige intellectuele-eigendomsrechten (achtergrond- en voorgrondkennis) die betrokken zijn bij de Europese bijdragen in natura, en om deze toegangsrechten, indien noodzakelijk, over te kunnen hevelen naar de ITER-organisatie.

Belangenconflicten

32.

De regels inzake het beheer van belangenconflicten met betrekking tot personeelsleden werden vastgesteld door de raad van bestuur van F4E en traden in werking op 1 juli 2014 (39). Overeenkomstig artikel 6 van de regel inzake belangenconflicten is er een register ingesteld voor het toezicht op de belangrijkste gevallen, met informatie over het betrokken personeelslid, de aard van het belangenconflict en de situatie die de aanleiding gaf tot het belangenconflict. De databank voor de algemene belangenverklaringen, waarnaar wordt verwezen in artikel 7 van de regels inzake belangenconflicten, is ook opgezet.

Gastheerschapsovereenkomst

33.

In de gastheerschapsovereenkomst die op 28 juni 2007 werd ondertekend met het Koninkrijk Spanje wordt bepaald dat de permanente kantoorruimte tegen juni 2010 beschikbaar zou zijn gesteld aan de gemeenschappelijke onderneming. Naar aanleiding van contacten tussen F4E en de Spaanse overheid werd op 10 maart 2015 een formeel aanbod gedaan aan de gemeenschappelijke onderneming. Het aanbod werd op 19 maart gepresenteerd aan de raad van bestuur en op dit moment vinden er gesprekken met de Spaanse autoriteiten plaats.

Uitvoeringsvoorschriften van het statuut

34.

Gedurende 2014 heeft de gemeenschappelijke onderneming verschillende voorschriften van de Europese Commissie ter uitvoering van het statuut overgenomen (40). Op het moment van de controle (maart 2015) moesten enkele specifieke regels van de Europese Commissie nog worden vastgesteld (41).

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 20 oktober 2015.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  ITER: internationale thermonucleaire experimentele reactor.

(2)  Besluit 2007/198/Euratom van de Raad van 27 maart 2007 tot oprichting van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie en tot toekenning van gunsten daaraan (PB L 90 van 30.3.2007, blz. 58) gewijzigd bij Besluit 2013/791/Euratom van de Raad van 13 december 2013 (PB L 349 van 21.12.2013, blz. 100) en Besluit (Euratom) 2015/224 van de Raad van 10 februari 2015 (PB L 37 van 13.2.2015, blz. 8).

(3)  Ter informatie geeft de bijlage een overzicht van de bevoegdheden, activiteiten en beschikbare middelen van de gemeenschappelijke onderneming.

(4)  De Internationale ITER-organisatie voor fusie-energie werd in oktober 2007 opgericht voor een aanvankelijke periode van 35 jaar voor de uitvoering van het ITER-project, dat beoogt de wetenschappelijke en technologische haalbaarheid van fusie-energie aan te tonen. De leden zijn Euratom, de Volksrepubliek China, de Republiek India, Japan, de Republiek Korea, de Russische Federatie en de Verenigde Staten.

(5)  Deze omvatten de balans en de staat van de financiële resultaten, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(6)  Deze omvatten de verslagen over de uitvoering van de begroting en een overzicht van begrotingsbeginselen en andere toelichtingen.

(7)  PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42.

(8)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(9)  Artikel 107 van Verordening (EU) nr. 1271/2013.

(10)  Conclusie van de Raad over de status van ITER van 7 juli 2010 (Ref. 11902/10).

(11)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 4 mei 2010 inzake de stand van zaken van ITER en mogelijke verdere maatregelen (COM(2010) 226 final).

(12)  Dit is hoofdzakelijk terug te voeren op de innovatieve technische oplossingen en technische uitdagingen van vele van de aan de Internationale ITER-organisatie(ITER IO) te leveren bijdragen in natura, alsmede op de veranderingen met betrekking tot de technische specificaties en de reikwijdte, die onder de bevoegdheid van ITER IO vallen en waarop F4E weinig tot geen invloed heeft.

(13)  Dit is ook gerapporteerd aan de Raad van de Europese Unie in het voortgangsverslag inzake fusie voor energie van november 2014 en in de 3e jaarlijkse beoordeling van het verslag inzake fusie voor energie aan de Raad van de Europese Unie van november 2014.

(14)  Wat betreft de veranderingen met betrekking tot de reikwijdte van de aan ITER IO te leveren bijdragen in natura geeft het huidige systeem voor het vergoeden van de uit deze veranderingen voortvloeiende kostenstijgingen nog steeds aanleiding tot geschillen tussen ITER IO en F4E, waarbij laatstgenoemde van mening is dat het huidige systeem niet wordt toegepast zoals het is bedoeld en dat F4E met niet-gecompenseerde kostenstijgingen blijft zitten (voortgangsverslag inzake fusie voor energie van november 2014 aan de Raad van de Europese Unie).

(15)  Paragraaf 12, voetnoot 12 van het verslag van de Rekenkamer over 2013 (PB C 452 van 16.12.2014, blz. 44).

(16)  De raad van de internationale ITER-organisatie.

(17)  Dit vormt een afwijking van 7,2 % van het in 2010 door de Raad goedgekeurde bedrag (voortgangsverslag inzake fusie voor energie van november 2013 aan de Europese Raad Concurrentievermogen). De toename ten opzichte van de in november 2013 gerapporteerde afwijking (290 miljoen euro) bedraagt 138 miljoen euro en houdt hoofdzakelijk verband met aanvullende middelen voor ITER IO, alsmede met een aanvullende bijdrage aan Japan in verband met de aan Japan overgedragen EU-aanbestedingen, waarin niet werd voorzien in het referentiescenario van de oorspronkelijke kosten (zie paragraaf 2.7 van de F4E-rekeningen voor 2014).

(18)  Zie paragraaf 20.

(19)  Op 5 maart 2015 heeft de internationale ITER-raad een nieuwe directeur-generaal benoemd en het ITER IO-actieplan voor 2015 bekrachtigd.

(20)  In afwachting van de selectieprocedure voor een nieuwe directeur werd de nieuwe waarnemend directeur op 3 december 2014 door de raad van bestuur van F4E benoemd voor een periode van één jaar, met ingang van 1 maart 2015.

(21)  De in het F4E-actieplan vastgelegde belangrijkste beginselen, en met name de maatregelen ter ondersteuning van de oprichting van een nieuwe geïntegreerde organisatie, zoals wordt beoogd door het nieuwe DG van ITER-IO, zijn bekrachtigd door de raad van bestuur van F4E, die daarnaast opdracht heeft gegeven tot een onderzoek naar eventuele juridische kwesties met betrekking tot de tenuitvoerlegging van het actieplan.

(22)  De oorspronkelijke op 11 december 2013 vastgelegde begroting voor betalingskredieten beliep 698 miljoen euro. Deze werd daarna teruggebracht tot 567,6 miljoen euro in de gewijzigde begrotingen van 11 juni en 3 december 2014, hoofdzakelijk vanwege vertragingen in de uitvoering van de activiteiten met betrekking tot het begrotingshoofdstuk over de bouw van ITER.

(23)  Volgens de definitie uit voetnoot 3 van het voortgangsverslag aan de Raad van de Europese Unie uit 2014 is een referentiescenario inzake de kosten („cost baseline”, CB) de hoeveelheid geld die op het moment waarop de contouren van het project („project baseline”) werden vastgesteld, volgens de raming nodig was voor een project, een component met een analytisch taakoverzicht, een werkpakket of een geplande activiteit. Hierin komen de kostenramingen tot uitdrukking die oorspronkelijk de basis vormden voor de F4E-begroting van 6,6 miljard euro, die naar behoren is aangepast, waardoor slechts de geraamde kosten zijn toegevoegd die verband houden met wijzigingen van de reikwijdte tot op heden. Dit is de referentiewaarde waaraan de kosteneffectiviteit van F4E zal worden afgemeten. De CB voor een bepaald deel van de reikwijdte wordt bepaald aan de hand van een waarschijnlijkheiddichtheidsfunctie (pdf).

(24)  De interne controles van financieel verkeer, subsidiebeheer, deskundigencontracten, operationele activiteiten vóór de aanbestedingen, aanbestedingen op het gebied van ITER-gebouwen, selectie en werving, het controleren van contractuitvoering in verband met ITER-gebouwen, de opstelling van aanbestedingsregelingen in verband met de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie, de beoordeling van de concurrentiegerichte dialogen voor de aanbesteding van inschrijvingsgroep 03 (Tokamak-gebouwen), alsmede de beperkte beoordeling van contractbeheer;

(25)  Evaluatie van de interne auditcapaciteit van F4E van oktober 2014 inzake de tenuitvoerlegging van contracten op het gebied van de ITER-gebouwen.

(26)  IAS Limited Review of Contracts Management Entity-wide Controls in the European Joint Undertaking for ITER and the Development of Fusion Energy of October 2014 (beperkte evaluatie van de dienst Interne Audit van de Europese Commissie van oktober 2014 inzake orgaanbrede controles van contractbeheer in de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie).

(27)  Volgens de definitie uit voetnoot 4 van het voortgangsverslag aan de Raad van de Europese Unie uit 2014 zijn dit de verwachte totaalkosten van een geplande activiteit, een component met een analytisch taakoverzicht, of het project op het moment dat de vastgelegde reikwijdte van de werkzaamheden is behaald. In de praktijk omvatten deze de meest actuele kostenramingen voor de activiteiten van F4E, met inbegrip van de daadwerkelijke kosten van afgeronde contracten, geactualiseerde totale kostenramingen van lopende contracten, alsmede geraamde kosten van toekomstige contracten. De GWV omvatten daarom ook de kosten van verwachte wijzigingen en van risico's die zich mogelijkerwijs materialiseren gedurende de uitvoering van de lopende en toekomstige contracten. De GWV worden bepaald aan de hand van een waarschijnlijkheiddichtheidsfunctie (pdf).

(28)  Dit kwam doordat de gemeenschappelijke onderneming de kosten moest dragen van een storing in de productiefase van de component.

(29)  Van de 19 in 2014 uitgevoerde controles waren er in maart 2015 17 afgesloten. In de controles werden 21 situaties van niet-naleving van de procedures en 129 verbeterterreinen geïdentificeerd.

(30)  De controles omvatten het kwaliteitsplan, gevallen van niet-conformiteit (elke omstandigheid waarin niet wordt voldaan aan een bepaalde voorwaarde), controle van aankopen en beheer van onderaanneming, beheer van documenten en gegevens, beheer van wijzigingen en afwijkingen, kwaliteitscontroleplan voor civiele werken, het gedetailleerde projectschema, contractrisicobeheer en het kwaliteitscontroleplan voor technische werken.

(31)  Zie paragraaf 20, de punten 4 en 5.

(32)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(33)  Artikel 214 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 met de aangehaalde uitzonderingen.

(34)  PB L 38 van 7.2.2014, blz. 2.

(35)  Paragraaf 30 van het jaarverslag 2013 van de Rekenkamer (PB C 452 van 16.12.2014, blz. 50).

(36)  Onder meer de expliciete beperking van de aansprakelijkheid voor indirecte of gevolgschade voor de waarde van het contract; de betaling door F4E van aanvullende kosten die door de contractant zijn gemaakt ten gevolge van de wijziging van de toepasselijke wetgeving; deling van het risico op fouten bij de invoer van technische documentatie; schadeloosstelling van contractanten ingeval het contract gedurende een vastgelegde, minimale tijdsduur wordt opgeschort; vergoeding van bijkomende kosten die door de contractant zijn gemaakt in het geval van vertragingen bij de levering van gratis uit te delen artikelen; het verbeterplan voor het F4E Industry Portal (F4E-industrieportaal) en de tenuitvoerlegging van verdere oplossingen voor e-aanbestedingen; de ontwikkeling van geharmoniseerde richtsnoeren voor de definitie en toepassing van selectie- en gunningscriteria.

(37)  Richtsnoeren met betrekking tot de financiële compensatie voor deelname aan een concurrentiegerichte dialoog.

(38)  Een uitgebreide ontheffing van nucleaire verplichtingen; de overgang naar hoofdzakelijk prestatiegerelateerde aanbestedingen, en het verkennen van de mogelijkheid van een concurrentiegerichte dialoog in twee fasen.

(39)  Besluit van de raad van bestuur van de gemeenschappelijke onderneming voor fusie voor energie tot vaststelling van de regels inzake het voorkomen en beheren van belangenconflicten met betrekking tot personeelsleden van de gemeenschappelijke onderneming.

(40)  Met name wat betreft pensioenen, salarissen en vergoedingen, arbeidsomstandigheden, medische onkosten, ethiek en gedrag en personeelsleden met standplaats buiten de EU.

(41)  Onder andere inzake de aanwerving van tijdelijke functionarissen, het gebruik en de inzet van arbeidscontractanten en procedures voor de beoordeling van ambtenaren en promoties.


BIJLAGE

Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie (Barcelona)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(Artikelen 45 en 49 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie)

Hoofdstuk 5 over „Gemeenschappelijke Ondernemingen” van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en name:

Artikel 45

„Ondernemingen welke van fundamenteel belang zijn voor de ontwikkeling van de industrie op het gebied van de kernenergie binnen de Gemeenschap, kunnen worden opgericht als gemeenschappelijke ondernemingen in de zin van dit Verdrag, overeenkomstig de bepalingen van de hiernavolgende artikelen.”

Artikel 49

„De oprichting van een gemeenschappelijke onderneming geschiedt ingevolge besluit van de Raad. Iedere gemeenschappelijke onderneming bezit rechtspersoonlijkheid.”

Bevoegdheden van de gemeenschappelijke onderneming

(Besluit 2007/198/Euratom van de Raad, gewijzigd bij Besluit 2013/791/Euratom van de Raad en bij Besluit (Euratom) 2015/224 van de Raad)

Doelstellingen

Het leveren van de bijdrage van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) aan de Internationale ITER-organisatie voor fusie-energie;

het leveren van de bijdrage van Euratom aan de activiteiten in het kader van de bredere aanpak met Japan voor de snelle verwezenlijking van fusie-energie;

het opstellen en coördineren van een programma van activiteiten ter voorbereiding van de bouw van een demonstratiefusiereactor en gerelateerde faciliteiten, inclusief de International Fusion Materials Irradiation Facility (IFMIF).

Taken

Het toezicht op de voorbereiding van de locatie van het ITER-project;

de levering van onderdelen, uitrusting, materialen en andere middelen aan de ITER-organisatie;

het beheer van regelingen voor het plaatsen van opdrachten met betrekking tot de ITER-organisatie en met name de desbetreffende procedures voor kwaliteitsborging;

de voorbereiding en coördinatie van de bijdrage van Euratom aan de wetenschappelijke en technische exploitatie van het ITER-project;

het coördineren van activiteiten voor wetenschappelijk en technologisch onderzoek en ontwikkeling ter ondersteuning van de bijdrage van Euratom aan de ITER-organisatie;

het verlenen van de financiële bijdrage van Euratom aan de ITER-organisatie;

het treffen van regelingen om personeel beschikbaar te stellen voor de ITER-organisatie;

de samenwerking met de ITER-organisatie en de uitvoering van alle andere activiteiten ter bevordering van de ITER-overeenkomst.

Organisatie

Raad van bestuur, directeur en andere lichamen

De raad van bestuur is verantwoordelijk voor het toezicht op de gemeenschappelijke onderneming bij de verwezenlijking van haar doelstellingen en verzekert de nauwe samenwerking tussen de gemeenschappelijke onderneming en haar leden bij de uitvoering van haar activiteiten. Naast de raad van bestuur en de directeur, die als president-directeur verantwoordelijk is voor het dagelijks beheer van de gemeenschappelijke onderneming en haar wettelijk vertegenwoordiger is, kent de gemeenschappelijke onderneming verschillende lichamen:

Bureau, technisch adviespanel, uitvoerend comité, administratief & financieel comité, auditcomité.

Intern controleur: interne auditcapaciteit en de dienst Interne Audit (DIA) van de Europese Commissie, sinds 1 januari 2012.

Extern controleur: Europese Rekenkamer.

Kwijtingverlenende autoriteit: Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad.

In 2014 ter beschikking van de gemeenschappelijke onderneming gestelde middelen

Begroting

Definitieve ontvangsten ad 550,6 miljoen euro (betalingskredieten), waarvan 77 % gefinancierd door de communautaire bijdrage.

Personeelsbestand per 31 december 2014

262 vaste en tijdelijke EU-ambten opgenomen in de lijst van het aantal ambten, waarvan 249 bezet;

144 bezette posten voor arbeidscontractanten.

In 2014 verrichte activiteiten en diensten

Zie voor gedetailleerde informatie over de in 2014 ontplooide activiteiten en geleverde diensten de website van F4E: http://www.fusionforenergy.europa.eu/

Bron: Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie.


ANTWOORDEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING

13.

De afgelopen jaren is F4E gevraagd een project met inherente technische uitdagingen en managementrandvoorwaarden die wereldwijd nauwelijks een precedent hebben, uit te voeren: in het kader van de reeds enorme uitdagingen die de tenuitvoerlegging van een technisch complexe inrichting als ITER, die enig in haar soort is, meebrengt, zijn de technische specificaties gebaseerd op inputs die grotendeels zijn verstrekt door een andere entiteit, de ITER-organisatie (IO), en afwijkingen van specificaties, ook tijdens de uitvoering van het contract, zijn buitengewoon frequent. F4E bevindt zich aan het ontvangende eind daarvan en heeft deze inputs grotendeels zonder enige compensatie moeten implementeren.

De goedkeuring in 2011 door de ITER-raad van de zogeheten „MAC-10-richtsnoeren”, waarin de verantwoordelijkheden voor veranderingen in het financieringsontwerp zijn vastgelegd en die oorspronkelijk zijn ingevoerd om besluitvormingsprocessen te stroomlijnen, heeft de hierboven beschreven situatie verergerd in plaats van verbeterd. Dit heeft geleid tot een bescheiden systeem-/waardeanalyse in de IO-integratie, waarbij zich kostenoverschrijdingen en verdere spanningen hebben ontwikkeld tussen de IO en alle Binnenlandse Agentschappen (BA's). Dit is een ernstig probleem voor alle BA's, maar met name voor F4E, waar het effect van voortdurende veranderingen op onderdelen bijna „per definitie” gevolgen heeft voor de gebouwen, zoals blijkt uit de documenten die aan de raad van bestuur van F4E zijn verstrekt in diens vergadering van december 2014.

De kosten hangen uiteraard samen met de reikwijdte van de werkzaamheden (d.w.z. het ontwerp), en des te meer wanneer er wijzigingen moeten worden doorgevoerd als de bouwfase al is begonnen. Uit het feit dat deze bouwfase onder controle van de IO en haar bestuur staat en de kosten een verantwoordelijkheid van F4E zijn, blijkt duidelijk een slechte afstemming van verantwoordelijkheden.

Dit is zonder meer een van de meest uitdagende aspecten van het ITER-project, zoals ook vastgesteld in de studie van het Europees Parlement van 2013 naar de kosteneffectiviteit van het ITER-project door Ernst & Young. De kopjes van de samenvatting van die studie luiden dan ook: „De kostenstijgingen zijn grotendeels voortgevloeid uit het projectniveau en liggen buiten de rechtstreekse controle van F4E” en „F4E is een sui generis organisatie die opereert in een complexe omgeving, hetgeen de mogelijkheden voor kostenefficiëntie beperkt”. Kort gezegd heeft F4E, als gevolg van de opzet van de overeenkomst en de instrumenten daarvan, geen rechtstreekse controle over een significante portie van de kosten die F4E moet absorberen.

Specifiek met betrekking tot de kwestie van de kostenbeheersing, een belangrijke doelstelling van F4E, zou geen enkel controlesysteem dat zich tot F4E beperkt op grond van de MAC-10-richtsnoeren de instroom van veranderingen uit de IO (die optreedt als eigenaar en integrator) hebben kunnen beperken. Pas nu, na de intrekking van de MAC-10-richtsnoeren en de invoering van een vervangend systeem voor het verwezenlijken van de beoogde doelstellingen ervan (het reservefonds van de IO), en de belofte van het nieuwe IO-management om een alomvattend configuratiebeheersysteem te implementeren, is het wellicht mogelijk om door middel van een geleidelijke integratie van technische beheerprocessen een effectiever kostencontrolesysteem ten uitvoer te leggen.

Met name op basis van het voorgaande zijn de belanghebbenden bij het project (de IO en de BA's — met inbegrip van F4E) tot de conclusie gekomen dat het huidige tijdpad niet realistisch is, een feit dat de afgelopen twee jaar (2013-2014) ook is bevestigd in diverse onafhankelijke beoordelingen. Om deze reden werken de IO/F4E, samen met de BA's van de andere partijen, aan een nieuw, herzien tijdpad, dat in november 2015 zou moeten worden gepresenteerd aan de ITER-raad. Het herziene tijdpad zal vervolgens worden beoordeeld door de ITER-partijen, waarbij ook de beschikbare middelen en het kostenaspect in aanmerking dienen te worden genomen, aangezien deze elementen nauw met elkaar zijn verbonden. Het is derhalve zeer waarschijnlijk dat als gevolg van het herziene tijdpad de raming van de totale kosten zal moeten worden besproken en voorgesteld. Dit zal niet alleen van invloed zijn op de middelen die nodig zijn in het huidige MFK (meerjarig financieel kader), maar ook gevolgen hebben op de langere termijn.

14.

F4E is gebonden aan de uitvoering van de door de IO opgelegde eisen en wijzigingen in het ontwerp, ook als deze mogelijk effecten op en risico's voor de kosten zouden kunnen meebrengen. Tegelijkertijd voert F4E, onder nauw toezicht van zijn raad van bestuur, vastberaden een groot aantal kostenbeperkende maatregelen uit om ervoor te zorgen dat het in het huidige MFK tot 2020 vastgestelde begrotingsplafond wordt gerespecteerd. Enkele van deze maatregelen zijn:

beter gebruikmaken van de verschillende beschikbare typen aanbestedingsprocedures, waardoor F4E kosten kan verminderen en efficiënter kan werken: dit omvat een uitgebreider gebruik van de concurrentiegerichte dialoog en procedures van gunning via onderhandelingen, indien toegestaan door het Financieel Reglement van F4E, wat ons helpt om samen met aannemers kosteneffectieve oplossingen te vinden;

verbeteren van de prijs-kwaliteitverhouding in aanbestedingsprocedures door de concurrentie tussen potentiële leveranciers te vergroten: dit omvat het gebruik van gefaseerde aanbestedingsstrategieën met meerdere aanbieders die tijdens de vroege fasen parallel aan elkaar prototypen ontwerpen en vervolgens meedingen naar de productie in serie;

vergemakkelijken van een sterkere waardeanalyse, bevorderen van een efficiënte verdeling van aanbestedingsverplichtingen tussen verschillende actoren (IO en BA's), overeenkomen van normen, en waar mogelijk benutten van schaalvoordelen.

Kostenbeheersing zal een prioriteit blijven op het niveau van het algemene projectmanagement onder leiding van de nieuwe (sinds maart 2015) directeur-generaal van de ITER-organisatie.

Wat de kosten op het niveau van F4E betreft, wordt een gedetailleerde raming van de totaalkosten tot voltooiing op niveau 6 van het projectstructuurplan (Work Breakdown Structure — WBS) uitgevoerd voor de bijdragen in natura van de EU, rekening houdend met risico's en onzekerheden. Het resultaat zal leiden tot de beoordeling van nieuwe eisen in het geval van onvoorziene gebeurtenissen.

15.

Zoals bij eerdere gelegenheden is gerapporteerd door F4E, is het begrotingsplafond in het huidige MFK vastgesteld op basis van de veronderstellingen van de in 2008 verrichte analyse (verslag-Toschi), die is uitgevoerd op WBS-niveau 3 (systeem) en 4 (aanbestedingsregeling). Dat betekent op geen enkele wijze dat er geen systeem is om de kosten te monitoren. Feitelijk bestaat er reeds een volledig operationeel systeem om kosten op het niveau van de aanbestedingsregeling (WBS-niveau 4) en op het niveau van het systeem (WBS-niveau 3) te beheersen en te monitoren, (zoals bekrachtigd door de Rekenkamer in haar verslag van 2013). Waar F4E ten tijde van de audit (maart 2015) echter nog niet over beschikte, waren alle gegevens op niveau 6 (contracten). Dat betekent niet dat F4E de kosten van afzonderlijke contracten niet heeft geraamd; dat heeft F4E wel gedaan, maar in de afzonderlijke projectteams, en niet centraal en op uniforme wijze.

Hoewel F4E al sinds jaren gebruikmaakt van een aantal gegevensbeheertools om haar operationele en financiële gegevens bij te houden/te beheren (bv. ABAC, ABAC-contracten, Primavera, IDM enz.), geïntegreerd in een kernsysteem, het „geïntegreerde rapportagesysteem”, bevestigt F4E dat er wordt gewerkt aan de verbetering van haar systeem voor het beheer van kostengegevens en -afwijkingen. Het eerste deel, het systeem en de methodologie voor de monitoring van kostenramingen en -afwijkingen op contractniveau, is in september 2015 gepresenteerd aan de dienst Interne Audit (Internal Audit Service — IAS) van de Commissie tijdens het bezoek van de dienst in het kader van de follow-upaudit van de opstelling van de aanbestedingsregeling. De tweede fase zal bestaan uit de tenuitvoerlegging van een volledig geïntegreerd Enterprise Resource Planning (ERP)-systeem waarin gegevens en processen zullen worden geïntegreerd, van begroten over aanbesteden tot afwijkingenbeheer en levering. De tenuitvoerlegging van het ERP is overeengekomen op het niveau van de raad van bestuur, samen met de oprichting van een speciale, vierde afdeling binnen de F4E-organisatie die zich zal richten op projectbeheer (kosten, reikwijdte, kwaliteit, tijdpad en risico) en de infrastructuur ervan (datamodellen, tools, processen).

F4E bevestigt dat het referentiescenario voor de kosten zoals ontwikkeld door de groep-Toschi in 2008, rekening houdend met de wijzigingen in de reikwijdte door de IO in het verleden, op niveau 4 is bijgewerkt en opnieuw zal worden bijgewerkt telkens wanneer wijzigingen van de kostenraming worden goedgekeurd door de ITER-raad (voornamelijk door middel van projectwijzigingsverzoeken). Wat het referentiescenario voor de kosten op niveau 6 betreft, is de reconstructie van de kostenramingen volgens de methode-Toschi op dat niveau alleen voor enkele systemen (zoals het Magnet-systeem) mogelijk gebleken, omdat er onvoldoende gegevens van de resultaten van de groep-Toschi beschikbaar zijn om een alomvattende (d.w.z. waarin de hele reikwijdte wordt opgesomd) opsplitsing van de niveau 4-waarden tot niveau 6 mogelijk te maken.

Daarom hebben de werkzaamheden zich geconcentreerd op het helemaal opnieuw opstellen van een nieuw referentiescenario voor de kosten, waarin niet alleen rekening wordt gehouden met risico's die van invloed kunnen zijn op de prijzen (zoals in de analyse van Toschi), maar ook met de raming van de totaalkosten tot voltooiing voor alle geplande niveau 6-activiteiten.

Daartoe heeft de directeur van F4E een taskforce ingesteld, die een gestructureerd en traceerbaar proces moet vaststellen en toepassen teneinde een voorlopige raming van de totaalkosten tot voltooiing op niveau 6 te verkrijgen voor het totaal van de werkzaamheden die F4E moet voltooien om aan haar verplichtingen uit hoofde van het ITER-project te voldoen. Dit komt ook tegemoet aan de noodzaak om de geloofwaardigheid van de kostenramingen en de factoren (zoals risico's en onzekerheden) die de resultaten en de betrouwbaarheid ervan beïnvloeden te verzekeren en te behouden. Het systeem en de methodologie zijn reeds aan de IAS gepresenteerd tijdens het follow-upbezoek van september 2015.

Er is geen update van de EU-bijdrage aan het ITER-project na de bouwfase uitgevoerd, en deze zal ook niet worden ingepland totdat door het project relevante informatie is verstrekt die een dergelijke analyse mogelijk maakt.

16.

F4E wil erop wijzen dat de volgende twee actieplannen, voor zover dat mogelijk is binnen het wettelijk kader van het ITER-project, gericht zijn op maatregelen die enkele van de hierboven vermelde zwakke punten moeten wegnemen.

In de eerste plaats heeft de ITER-raad (waarin Europa wordt vertegenwoordigd door de Commissie) op 5 maart 2015 de nieuwe directeur-generaal van de IO benoemd en zijn goedkeuring gehecht aan een actieplan dat deze had opgesteld in reactie op, onder andere, het beheersonderzoek 2013 voor ITER. Naast de opstelling van een nieuw basisscenario (reikwijdte, tijdpad en kosten) voor het ITER-project werd in het actieplan van de IO een aantal specifieke maatregelen voorgesteld, zoals:

het opzetten van een nieuwe organisatie die wordt gekarakteriseerd door een diepe integratie van de BA's en het centrale team van de IO (IO-CT);

de instelling van een uitvoerende projectraad, bestaande uit de directeur-generaal van de IO en de BA's, om centrale en snelle besluitvorming over technische aangelegenheden mogelijk te maken;

de instelling van een reservefonds om BA's te compenseren voor kostenstijgingen die zijn ontstaan als gevolg van wijzigingen van de oorspronkelijke technische specificaties door het IO-CT, waarmee de zogeheten „MAC-10-richtsnoeren” van 2011 worden vervangen;

het opzetten van gemeenschappelijke projectteams van managers en personeel van het IO-CT en de BA's voor specifieke gebieden en het vergemakkelijken van een grotere uitwisseling en mobiliteit van personeel.

In de tweede plaats heeft de nieuwe waarnemend directeur van F4E een actieplan opgesteld en op 24 maart 2015 aan de raad van bestuur van F4E gepresenteerd, die het volledig bekrachtigde. Het F4E-actieplan vormt in een aantal opzichten een aanvulling op het ITER-actieplan, maar omvat ook verdere verbeteringen van de eigen activiteiten van F4E. De belangrijkste elementen zijn de volgende:

bijdragen tot het realistische tijdpad dat nauwkeurigere commitmentprofielen en een betere uitvoering van de begroting overeenkomstig de planning mogelijk moet maken;

bepalen van de kostenramingen met behulp van een verbeterde, realistischere methodologie, en ten uitvoer leggen van een systeem voor het beheer van de middelen. F4E heeft een centraal en uniform systeem voor het beheer van kostengegevens geïmplementeerd met het oog op een beter toezicht op ramingen, kosten en afwijkingen. Dit zal F4E in staat stellen de ontwikkeling van de begroting beter te beheersen en kostenafwijkingen op regelmatige basis te monitoren en ervoor te zorgen dat de directeur en het hogere management van F4E een efficiënt en gezond financieel beheer over het project kunnen voeren;

versterking van het risicobeheerkader van F4E, waaronder de vaststelling van een passende risicobereidheid, om de flexibiliteit van F4E te verbeteren en een gezonder financieel beheer mogelijk te maken;

verdere veranderingen in de organisatie van F4E om de efficiëntie van de organisatie te verbeteren, met name op het gebied van projectbeheerinstrumenten en -processen;

tenuitvoerlegging van de auditaanbevelingen van interne en externe auditors om de zwakke punten van de internecontrolesystemen van F4E (kosten, contractbeheer, aanbestedingsactiviteiten enz.) adequaat te beperken, onze interne processen te verbeteren en onze activiteiten voor het verder vergroten van de efficiëntie te optimaliseren.

Deze actieplannen worden sinds maart 2015 uitgevoerd door de IO en F4E, en verwacht wordt dat dit zal leiden tot verbeteringen ten aanzien van een groot aantal van de door de Rekenkamer en het Europees Parlement in het kwijtingverslag voor 2013 gemaakte opmerkingen. De tenuitvoerlegging van deze actieplannen wordt nauwlettend gevolgd op de hoogste bestuurlijke niveaus van het ITER-project, zowel in de IO als in F4E.

18.

F4E levert namens Europa bijdragen in natura aan het ITER-project in de vorm van onderdelen. Zodra het ontwerp van een onderdeel voldoende is ontwikkeld, wordt een zogeheten aanbestedingsregeling gesloten tussen F4E en de IO, waarin wordt vastgelegd wat er wanneer moet worden geleverd. Nu de werkzaamheden tot tevredenheid van de IO worden uitgevoerd, krijgt F4E geleidelijk meer krediet van ITER, als blijk van erkenning voor de voortgang van het werk zoals gemeten aan de hand van specifieke, van tevoren overeengekomen mijlpalen. Dit is het systeem dat door de ITER-partners is overeengekomen om ervoor te zorgen dat het juiste niveau van informatie aan de ITER-raad wordt verstrekt, teneinde op die manier een geïntegreerde rapportage door alle BA's en een passende maatstaf voor de voortgang van het project te waarborgen.

In de financiële staten 2014 (opgenomen in de jaarrekening 2014 van F4E) heeft F4E een tabel opgenomen die laat zien dat de waarde van de ondertekende aanbestedingsregelingen en de van de IO ontvangen kredieten tot nu toe laag is. De reden hiervoor is dat het initiële IO-management kredieten in aanbestedingsregelingen voornamelijk pas tegen het einde distribueerde; deze tekortkoming leidt tot enig „pessimisme” in verslagen. Dit is geïdentificeerd als een probleem dat moet worden opgelost, en samen met de IO wordt al gewerkt aan een herziening van de kredietdistributies tijdens het bestaan van de aanbestedingsregelingen zodat de door elk BA gerealiseerde voortgang nauwkeuriger wordt weerspiegeld. Dit zal naar verwachting in de loop van 2015 worden opgelost.

Het is om deze reden dat F4E in de financiële staten 2014 een raming van het percentage afgeronde werken heeft opgenomen, op basis van het bedrag van de kosten die in 2014 zijn gemaakt in verband met aanbestedingsregelingen, en een vergelijking maakt met de geraamde waarde van de bijdrage in natura aan het project.

Daarnaast stelt F4E een jaarlijks voortgangsverslag en een jaarlijks activiteitenverslag op, waarin gedetailleerde informatie wordt verstrekt over de algehele voortgang van de Europese bijdrage aan het ITER-project, samen met de resultaten van de jaarlijkse KPI's en bedrijfsdoelstellingen. Bovendien wordt F4E jaarlijks onderworpen aan een externe beoordeling, waarbij onafhankelijke deskundigen de voortgang van het project beoordelen op basis van bestaande verslagen om de raad van bestuur en de Europese Raad een overzicht van de voortgang van het ITER-project te kunnen geven.

19.

De lange vertragingen die zich in het project hebben geaccumuleerd ten opzichte van het huidige basisscenario (eerste plasma in november 2020) hebben een verschuiving in de vastleggingen voor een groot aantal systemen veroorzaakt.

De vele wijzigingsverzoeken van de IO hebben het project afgeremd; ze hebben geleid tot vertragingen en hebben ontelbare afwijkingen van bestaande contracten veroorzaakt, en daarmee het project in algemene zin vertraagd. Hoewel deze gebeurtenissen voor het merendeel buiten de controle van F4E vielen, werd F4E gevraagd deze afwijkingen ten uitvoer te leggen in overeenstemming met de door de ITER-raad (waarin Europa wordt vertegenwoordigd door de Commissie, en niet door F4E) goedgekeurde MAC-10-richtsnoeren. Vanwege deze frequente wijzigingen heeft F4E ook vaak besloten om bepaalde aanbestedingsacties niet te ondernemen, d.w.z. totdat de specificaties relatief stabiel werden geacht. Op open contracten toegepaste afwijkingen zijn feitelijk een significante oorzaak van kostenstijgingen en moeten daarom tot een minimum worden beperkt om de problemen met de kostenbeperking die de Rekenkamer in andere bevindingen aan de orde stelt te bestrijden.

Voorts is de starheid van het begrotingsprofiel in het MFK moeilijk te rijmen met de waargenomen ontwikkelingen in een innovatief project van deze aard, dat een meer realistisch tijdpad nodig heeft. Als gevolg daarvan stond de uitvoering van de vastleggingskredieten van F4E de afgelopen jaren onder druk. Het plan voor een Europees Fonds voor strategische investeringen maakte een verschuiving van 500 miljoen euro aan vastleggingskredieten van 2015 naar 2018-2020 mogelijk. Deze verschuiving sluit beter aan bij het uitvoeringsprofiel en is meer in overeenstemming met het nieuwe, realistische tijdpad.

Wat de betalingskredieten betreft, hebben de vertragingen in het project de ondertekening van contracten vertraagd, waardoor de geplande voorfinancieringen en andere voorziene betalingen niet mogelijk waren.

De wijziging in het management van de IO en de inmiddels lopende herziening van het basisscenario van het project zouden de basis moeten vormen voor een toekomstige verbetering op dit gebied.

20.

F4E is verheugd dat de Rekenkamer de aanzienlijke geboekte vooruitgang erkent, en ziet de lopende acties als onderdeel van de voortdurende verbetering en ontwikkeling van haar controlesystemen.

In verband met het centrale systeem voor het monitoren van de kosten: we verwijzen naar ons antwoord op paragraaf 15. F4E beschikt inmiddels over een centraal systeem om kostengegevens op contractniveau te monitoren en te beheersen.

In verband met de actieplannen in reactie op interne controles: F4E werkt actief aan de tenuitvoerlegging van de open acties op basis van de door de directeur vastgestelde en door het auditcomité en de raad van bestuur goedgekeurde prioriteiten, waarbij de als „kritiek” en „zeer belangrijk” aangemerkte aanbevelingen met de nodige urgentie worden uitgevoerd. Bij de tenuitvoerlegging van deze actieplannen is substantiële vooruitgang geboekt.

Voor de controles inzake subsidiebeheer, deskundigencontracten en operationele activiteiten vóór de aanbestedingen heeft het IAC follow-upacties uitgevoerd. De resultaten zijn besproken in het auditcomité, dat tevreden was met het resultaat, en derhalve worden deze controles nu als afgesloten beschouwd.

De actieplannen die F4E heeft vastgesteld in reactie op de interne controles op het gebied van financiële circuits, het opstellen van aanbestedingsregelingen en de concurrentiegerichte dialoog voor TB03, worden inmiddels volledig ten uitvoer gelegd, en de IAS en het IAC voeren momenteel follow-ups uit.

Voor de controle inzake selectie en aanwerving zijn 34 acties ten uitvoer gelegd, lopen er nog twee, is er één opgeschort en is er één verouderd.

Voor de controle inzake aanbestedingen op het gebied van ITER-gebouwen zijn 31 acties ten uitvoer gelegd, lopen er twee nog en is er één geannuleerd.

Evaluatie door het IAC van de monitoring van contractuitvoering op het gebied van de ITER-gebouwen: het actieplan in reactie op deze controle is in februari 2015 vastgesteld, en er is significante vooruitgang geboekt: van de 24 voorgestelde acties zijn er twintig ten uitvoer gelegd, is er één geannuleerd en lopen er drie nog.

Evaluatie door de IAS van het contractbeheer: het actieplan is in november 2014 vastgesteld, en de huidige stand van zaken is als volgt: van de 19 voorgestelde acties zijn er twaalf ten uitvoer gelegd en lopen er zeven nog.

Bedrijfsrisico's: De update van grote risico's van 2015 zal worden uitgevoerd met het oog op de volgende vergadering van het AC in november, waaronder het vaststellen van een passende risicobereidheid om de flexibiliteit van F4E te verbeteren en een gezonder financieel beheer mogelijk te maken.

21.

F4E wil benadrukken dat het relatief hoge percentage procedures van gunning via onderhandelingen het gevolg is van de complexe en innovatieve context waarin de gemeenschappelijke onderneming opereert. Dit resulteert vaak in beperkte mededinging of (in extreme gevallen) een monopolie of zelfs geen deelname aan oproepen tot het indienen van voorstellen. In het bijzonder waren in 15 van de 39 in 2014 afgesloten procedures van gunning via onderhandelingen de specifieke omstandigheden van de markt en/of de aan te besteden diensten/werken zodanig dat de procedure van gunning via onderhandelingen de beste aanbestedingsoptie was, in overeenstemming met artikel 100, lid 2, van de uitvoeringsvoorschriften voor F4E.

De overige 24 procedures van gunning via onderhandelingen hadden betrekking op contracten met een lage waarde, in overeenstemming met artikel 100, lid 1, van de uitvoeringsvoorschriften voor F4E. Opgemerkt moet worden dat deze 24 contracten 36 % van het totale aantal ondertekende contracten (alle typen aanbestedingsprocedures) uitmaken, maar slechts 0,3 % van de gegunde waarde. De procedures van gunning via onderhandelingen met een lage waarde gaan (als gevolg van procedurele vereenvoudigingen) gepaard met een veel beperkter gebruik van interne middelen dan de open procedure, de beperkte procedure en de concurrentiegerichte dialoog, en het gebruik ervan wordt door F4E daarom beschouwd als een waardevol instrument om de beperkte interne middelen te focussen op de aanbestedingen met een hoge waarde/hoog risico.

F4E wil eraan herinneren dat de aard van de activiteiten die verband houden met de reikwijdte van het ITER-project, zodanig is dat beperkte concurrentie helaas een feit is waarop F4E niet meer dan bescheiden invloed kan uitoefenen. De meeste kansen die in de handen van F4E lagen om de concurrentie te vergroten, zijn aangegrepen (namelijk brede verspreiding aan de industrie in alle lidstaten via industriële verbindingsfunctionarissen en speciaal aan dit onderwerp gewijde vergaderingen, gerichte en algemene informatiedagen voor de industrie op verschillende locaties in Europa, opvoering van de inspanningen voor de stabilisering van en een beter inzicht in onze toeleveringsketen, een intern beleid inzake vooraankondigingen, intensivering van marktonderzoek, standaard intellectuele-eigendomsrechten en aansprakelijkheidsbepalingen, enz.). De activiteiten van F4E moeten worden vergeleken met soortgelijke, grensverleggende hightechprojecten die wereldwijd enig in hun soort zijn. Het valt niet te ontkennen dat F4E nog meer zou kunnen investeren in inspanningen om de concurrentie te vergroten, maar dit zou duidelijk een groter beslag leggen op interne middelen en daarom negatieve gevolgen hebben voor andere werkterreinen.

Ook het zeer kleine aantal voorstellen dat ontvangen wordt voor subsidieaanvragen, is vooral toe te schrijven aan twee factoren: enerzijds houdt de bijzonder gespecialiseerde aard van de subsidies van F4E in dat deze enkel interessant zijn voor een klein aantal aanvragers in Europa, en anderzijds leidt het succes van het Europese fusieprogramma bij het oprichten van een Europees onderzoeksdomein op het gebied van fusie met een minimale overlap en een nauwe samenwerking tussen teams die in één domein actief zijn, tot pan-Europese consortia die de meeste voorstellen doen naar aanleiding van oproepen van F4E.

22.

In verband met de vijf aanbestedingsprocedures wil F4E de volgende opmerkingen maken:

Aan de verschillende contracten toegewezen bedragen:

De Rekenkamer merkt op dat op het moment dat de aanbestedingsprocedures werden uitgeschreven (2013 en 2014), F4E nog niet een waarde (binnen de 6,6 miljard euro) had toegewezen aan de verschillende contracten. Zoals F4E eerder heeft gerapporteerd, was de op 6,6 miljard euro gemaximeerde begroting vastgesteld op basis van de veronderstellingen van het verslag-Toschi voor WBS-niveaus 3 (systeem) en 4 (aanbestedingsregeling) en niet voor niveau 6 (contracten). De reden hiervan was dat de mate van gedetailleerdheid van de verdeling van het totale project (reikwijdte) over verschillende contracten op dat moment niet homogeen was tussen de verschillende systemen. Vandaar de noodzaak om de reikwijdte en de daaraan gerelateerde kosten te monitoren op niveau 3 en niveau 4, wat een rechtstreekse vergelijking met het referentiescenario van Toschi en dus met de 6,6 miljard euro mogelijk maakte.

Afwijking van de toegewezen waarde van het referentiescenario voor de kosten:

Het door de Rekenkamer genoemde geval heeft betrekking op een aanbestedingsprocedure op het gebied van gebouwen, waar het lage niveau van vaststelling van het ontwerp (op het niveau van functionele specificaties) en de voortdurend veranderende eisen van de IO, die ook het gevolg waren van de nieuwe verzoeken van de Franse veiligheidsautoriteit, een escalatie van de kosten op dit gebied veroorzaakte die de initieel toegekende portie van de begroting overschreed.

Om de kostenrisico's te beheren en het kosteneffect van hoofdzakelijk de voortdurende veranderingen in de reikwijdte van de projectresulaten waarmee F4E op enkele van haar verantwoordelijkheidsgebieden te maken kreeg te minimaliseren, is in december 2014 een gedetailleerde analyse van de oorzaken en de geleerde lessen gepresenteerd aan de raad van bestuur van F4E. Aangetoond is dat vertragingen in de levering van inputgegevens en de voortdurende wijzigingsverzoeken door de IO, alsmede de aanscherping van de veiligheidseisen na het ongeval in Fukushima, de voortgang van het werk afremmen en leiden tot talloze afwijkingen met een enorm kosteneffect.

F4E heeft weliswaar beperkende maatregelen genomen om de kosten te beheersen, maar de tenuitvoerlegging van aan het project opgelegde wijzigingen, met de daaraan verbonden kosten, was in veel gevallen onvermijdelijk.

Gebreken in de beoordeling van de financiële offertes:

F4E is van mening dat de beoordeling van de financiële offertes geen gebreken vertoonde.

Daarbij mag niet uit het oog worden verloren dat de monitoring en controle van de ontwikkeling van de reikwijdte en de daarmee verbonden kosten ten tijde van deze aanbestedingsprocedures op niveau 3 en 4 gebeurde. Ook moet worden benadrukt dat als F4E een groot contract toekent, er altijd, naast de verplichte aanbeveling van het uitvoerend comité, specifieke vergaderingen worden gehouden met de ordonnateur om, voorafgaand aan de gunning van het contract, een volledig beeld te geven van zowel kosten- als risicoaspecten. Elke keer dat deze aanbestedingsprocedures werden geïnitieerd, had de projectteammanager de mogelijke kosten van de procedure reeds geraamd (d.w.z. door middel van een eigen beoordeling, input van deskundigen of een raming van de industrie) en ervoor gezorgd dat de oorspronkelijke reikwijdte werd bestreken tegen kosten die het mogelijk maakten om de totale kosten op WBS-niveau 4 onder het toegekende plafond te houden. De nu uitgevoerde werkzaamheden op centraal niveau om een raming van de totaalkosten tot voltooiing op WBS-niveau 6 te maken, zorgen voor een betere aanpak van de beheersing en verdere beperking van de kosten.

Met betrekking tot de contractvarianten ad 32 miljoen euro en de bijkomende kosten moet worden opgemerkt dat deze varianten zijn bedoeld om potentiële risico's voor de gehele aanbestedingsregeling (toroïdale spoelen) op te vangen. Het financiële effect van risico's werd beheerd op het niveau van de aanbestedingsregeling (d.w.z. op WBS-niveau 4). In dit specifieke systeem heeft F4E in totaal een besparing gerealiseerd: de totale financiële waarde van de drie contracten die zijn gegund voor de vervaardiging van de toroïdale spoelen lag feitelijk circa 50 miljoen euro onder de financiële waarde die was toegewezen aan de toroïdale spoelen op niveau 4 (overeenkomstig de gemaximeerde begroting van 6,6 miljard euro). Dit bedrag ligt ruim boven de 32 miljoen euro van de varianten van dit contract, en daarom is het meer dan adequaat om niet alleen de risico's van dit contract, maar ook die van de andere twee contracten te dekken. Tevens is het belangrijk om op te merken dat de waarschijnlijkheid dat deze risico's zich materialiseren inmiddels, dankzij de risicobeperkingsstrategie van F4E voor deze drie contracten, laag is (momenteel lager dan 5 %).

Vertragingen in de aanbestedingsprocedures:

F4E is van mening dat deze vertragingen geen zwak punt in de aanbestedingsprocedures vormen, omdat ze feitelijk het gevolg zijn van de buitengewone omstandigheden waarin F4E opereert (gebrek aan concurrentie en contractuele complexiteit) alsmede van de noodzaak om te streven naar kostenbesparingen door ervoor te zorgen dat de specificaties voldoende uitontwikkeld zijn voordat de aanbestedingsprocedures worden gestart.

Onvoorziene activiteit:

F4E moest in het werkprogramma voor 2014 een materiële aanbestedingsactiviteit opnemen die inderdaad niet was voorzien in het referentiescenario voor het JT-60SA Broader Approach Project. Deze werd op basis van deskundig advies geïnitieerd om een onvoorziene technische moeilijkheid te overwinnen. De activiteit, en de potentiële risico's en reputatieschade van het niet-opnemen van de activiteit, is besproken tijdens de vergadering van december 2013 van de raad van bestuur, die besloot om deze aanbesteding met urgentie uit te voeren. Deze aanvullende activiteit werd hoe dan ook uitgevoerd binnen de voorziening voor onvoorziene omstandigheden die aan dit specifieke project was toegewezen, en F4E is er ondanks de urgente aard van de activiteit in geslaagd om een redelijk niveau van concurrentie te bereiken en een economische prijs te verkrijgen.

Beoordeling van technische gunningscriteria:

De technische specificaties zijn opgesteld op basis van het resultaat van de deskundigenevaluatie, en de in de specificaties vervatte eisen gaven een volledige omschrijving van de materiële vereisten. De uitdrukkelijke aanvaarding van alle eisen door elk van de twee bieders (in de vorm van een naar behoren ingevulde „compliancematrix”), samen met de beschrijving van het voorgestelde productieproces en de risicobeoordeling die bij de offertes waren gevoegd, gaven volledige zekerheid over de technische kwaliteit van de twee aanbiedingen. Op grond hiervan besloot het evaluatiecomité unaniem dat de toekenning van de maximale technische score aan beide offertes gerechtvaardigd was.

Gebruik van vooraankondigingen:

F4E is van mening dat dit geen zwak punt in de aanbestedingsprocedure vormde, omdat mitigerende acties zijn ondernomen om de concurrentie te vergroten.

In de drie door de Rekenkamer vermelde procedures is er inderdaad geen vooraankondiging gepubliceerd, aangezien daar destijds niet in werd voorzien in de interne procedures (dit is in de tussentijd veranderd om in andere controles aan het licht gekomen risico's af te dekken, en nu is het gebruik van vooraankondigingen verplicht voor aanbestedingen met een waarde van meer dan 10 miljoen euro). F4E is van mening dat het risico van een laag niveau van concurrentie is beperkt door de uitvoering van gerichte maatregelen (informatiedagen, evenementen als bedrijfsfora, marktonderzoeken, gebruik van het netwerk van industriële verbindingsfunctionarissen enz.). Een dergelijke informatieverspreidingsstrategie wordt geacht effectiever te zijn dan de simpele publicatie van een vooraankondiging in het Publicatieblad, aangezien de betrokken economische actoren zo op een meer rechtstreekse manier worden bereikt.

25.

Van de drie in 2014 uitgevoerde controles werden in december 2014 twee eindcontroleverslagen ontvangen, die aan de Rekenkamer zijn doorgegeven. Ook in december 2014 werd het voorlopige controleverslag van de derde controle ontvangen, en de gesprekken met de auditor en de begunstigde zijn momenteel gaande.

De planning van de controles achteraf van de F4E-subsidies voor 2015 begon in september 2014 met de selectie van drie begunstigden en de ondertekening in februari 2015 van de specifieke contracten met de externe auditfirma's. De drie desbetreffende voorlopige controleverslagen zijn ontvangen en worden momenteel geanalyseerd.

26.

Het financieel reglement van F4E moet worden gewijzigd om de door de herziene financiële kaderregeling en het Financieel Reglement ingevoerde veranderingen te weerspiegelen, in overeenstemming met de opmerkingen van de Rekenkamer.

Het financieel reglement van F4E en de uitvoeringsvoorschriften daarvoor zijn door F4E op 25 juli 2014 aan de Commissie voorgelegd, en sindsdien lopen de besprekingen. De Commissie wil een algemeen advies over het financieel reglement en de uitvoeringsbepalingen van F4E afgeven zodra de bepalingen van de aanbestedingsvoorschriften van de nieuwe Richtlijn 2014/24/EU van 26 februari 2014 zijn omgezet in het Financieel Reglement en de bijbehorende uitvoeringsbepalingen en in de financiële kaderregeling en de bijbehorende uitvoeringsbepalingen.

Om de wijziging van het financieel reglement en de uitvoeringsvoorschriften van F4E niet verder te vertragen, heeft de raad van bestuur tijdens zijn meest recente vergadering van juni 2015 besloten om in dit dossier een procedure met twee fasen te volgen:

F4E en de Commissie zouden ernaar moeten streven om de besprekingen over het financieel reglement van F4E zo spoedig mogelijk af te ronden (zonder het aanbestedingshoofdstuk).

Zodra de nieuwe aanbestedingsregels van de Commissie beschikbaar zijn, moeten F4E en de Commissie besprekingen beginnen met het oog op de presentatie van een nieuw aanbestedingshoofdstuk, dat de raad van bestuur dan in het voorjaar van 2016 kan goedkeuren.

Ondertussen heeft de Commissie op 3 juli 2015 de nieuwe ontwerp-aanbestedingsvoorschriften ter overweging aan F4E voorgelegd, waardoor, afhankelijk van het proces van goedkeuring door de Raad en het Europees Parlement (Financieel Reglement) en de Commissie (uitvoeringsvoorschriften voor het Financieel Reglement), een proces met één fase nog steeds tot de mogelijkheden behoort.

29.

De relevante besluiten van de raad van bestuur bepalen de middelen voor de tenuitvoerlegging van de verplichtingen met betrekking tot intellectuele-eigendomsrechten in verband met de beschikbaarheid van technologieën en de toekenning van gebruikersrechten: deze beide aspecten worden bestreken door de bewoording van de modelclausules inzake intellectuele-eigendomsrechten van F4E. Wat betreft de uitvoering van de andere maatregelen met betrekking tot het industriële beleid, moet worden opgemerkt dat F4E eind 2014 24 van de 32 voorziene maatregelen ten uitvoer had gelegd.

F4E is van mening dat haar aanpak van intellectuele-eigendomsrechten de concurrentie vergroot omdat de contractuele voorwaarden aantrekkelijker zijn voor aannemers, wat zowel bijdraagt tot het beperken van de kosten als tot de verspreiding van onze aanwezigheid in Europa.

33.

In maart 2015 heeft de Spaanse regering nieuwe kantoorruimte voor F4E aangeboden in een gebouw dat zal worden gedeeld met de Comisión Nacional de los Mercados y la Competencia (CNMC). Dit aanbod werd door F4E gunstig onthaald, en de goedkeuring werd onderworpen aan een gedetailleerde inspectie en analyse door deskundigen.

In juni 2015 heeft een onafhankelijke externe architect een analyse verricht om te proberen het aanbod af te wegen tegen de vereisten. Daaruit kwam naar voren dat er nog steeds kritieke zorgen zijn, met name ten aanzien van de beschikbare ruimte op de korte tot middellange termijn, die door het gastland moeten worden weggenomen voordat het voorstel volledig aansluit op de behoeften van F4E.

F4E en het gastland beoordelen de wijze waarop kan worden tegemoetgekomen aan deze essentiële punten teneinde op korte termijn tot een definitieve oplossing te komen.

34.

Om een wettelijk vacuüm te voorkomen in afwachting van de formele vaststelling van de uitstaande uitvoeringsvoorschriften voor haar personeelsstatuut, heeft F4E de volgende twee overgangsmaatregelen toegepast:

vaststelling van ad-hocbesluiten van de directeur waarin de uitvoeringsmodaliteiten van de desbetreffende voorschriften voor het personeelsstatuut gedetailleerd worden omschreven. Deze besluiten weerspiegelden over het algemeen de uitvoeringsbeginselen en -praktijken van de Commissie, zij het met bepaalde aanpassingen om de specifieke kenmerken van F4E in aanmerking te nemen; en

vaststelling van besluiten van de directeur waarin wordt verklaard dat de op agentschappen van toepassing zijnde modeluitvoeringsvoorschriften of de voorschriften van de Europese Commissie naar analogie van toepassing zijn op de gemeenschappelijke onderneming (tenzij anders wordt vermeld).

Hierbij is aanzienlijke vooruitgang geboekt, en het aantal formeel vastgestelde of naar analogie op de gemeenschappelijke onderneming toegepaste uitvoeringsvoorschriften staat momenteel op 26. Nog eens vier uitvoeringsvoorschriften doorlopen momenteel het proces van vaststelling door F4E via de schriftelijke procedure en zullen naar verwachting in november 2015 formeel worden vastgesteld.

Wat betreft de overige nog vast te stellen uitvoeringsvoorschriften, na de hervorming van het Statuut van de EU in 2014:

is de Commissie momenteel bezig om vijf nieuwe op agentschappen en gemeenschappelijke ondernemingen toepasselijke modeluitvoeringsvoorschriften vast te stellen. F4E zal het vaststellingsproces voor deze nieuwe voorschriften initiëren zodra ze zijn „vrijgegeven” door de Commissie. In overeenstemming met artikel 110 van het Statuut heeft de gemeenschappelijke onderneming vanaf de datum van „vrijgave” door de Commissie negen maanden de tijd voor de eigen vaststelling;

zijn er nog acht uitvoeringsvoorschriften waarvoor F4E op feedback van de Commissie wacht naar aanleiding van opt-out- of goedkeuringsverzoeken van F4E.


17.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 422/51


VERSLAG

over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof betreffende het begrotingsjaar 2014, vergezeld van het antwoord van de gemeenschappelijke onderneming

(2015/C 422/06)

INHOUD

 

Paragraaf

bladzijde

Inleiding

1-4

52

Toelichting bij de betrouwbaarheidsverklaring

5

52

Betrouwbaarheidsverklaring

6-13

53

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

11

54

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

12

54

Opmerkingen over het begrotings- en financieel beheer

14-18

54

Uitvoering van de begroting

14-15

54

Oproepen tot het indienen van voorstellen

16-17

54

Meerjarige financiering

18

54

Andere aangelegenheden

19-22

55

Rechtskader

19

55

De interne-auditfunctie en de dienst Interne Audit van de Commissie

20-21

55

De rekenplichtige

22

55

Follow-up van eerdere opmerkingen

23-26

55

Toezicht op en verslaglegging over projectonderzoeksresultaten

23-24

55

Belangenconflicten

25

56

Tweede tussentijdse evaluatie van de Commissie

26

56

INLEIDING

1.

De Gemeenschappelijke Onderneming voor de uitvoering van het gezamenlijk technologie-initiatief voor brandstofcellen en waterstof (de Gemeenschappelijke Onderneming FCH), gevestigd te Brussel, werd in mei 2008 (1) opgericht voor de periode tot 31 december 2017 en werd financieel autonoom op 15 november 2010. In mei 2014 (2) heeft de Raad de oorspronkelijke verordening ingetrokken en de looptijd van de gemeenschappelijke onderneming, aangeduid met „Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof 2” (GO FCH 2) (3), verlengd tot 31 december 2024 binnen het kaderprogramma Horizon 2020 voor onderzoek en innovatie (4).

2.

De Gemeenschappelijke Onderneming FCH heeft onder meer tot doel, in overleg met de industrie en onderzoeksorganisaties onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratieactiviteiten in de lidstaten en met het zevende kaderprogramma (5) geassocieerde landen te ondersteunen en zich daarbij te richten op de ontwikkeling van markttoepassingen en daardoor extra inspanningen van de industrie te vergemakkelijken voor een snelle toepassing van brandstofcel- en waterstoftechnologieën. Binnen Horizon 2020 heeft de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 tot doel, bij te dragen aan de realisatie van de uitdagingen van veilige, schone en efficiënte energie en van slim, groen en geïntegreerd vervoer en aan de doelstellingen van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake brandstofcellen en waterstof door de ontwikkeling van een sterke, duurzame en wereldwijd concurrerende brandstofcel- en waterstofsector in de Unie (6).

3.

De leden van de gemeenschappelijke onderneming zijn de Europese Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, de New Energy World Industry Grouping (NEW-IG) en de New European Research Grouping on Fuel Cells and Hydrogen (N.ERGHY).

4.

De maximale EU-bijdrage aan de Gemeenschappelijke Onderneming FCH ter dekking van de lopende kosten en onderzoeksactiviteiten bedraagt 470 miljoen euro uit de begroting van het zevende kaderprogramma (waarbij het deel dat bestemd is voor de administratieve kosten maximaal 20 miljoen euro mag bedragen). De maximale EU-bijdrage aan de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 ter dekking van de administratieve kosten en operationele kosten bedraagt 665 miljoen euro uit de begroting van het programma Horizon 2020 (waarbij het deel dat bestemd is voor de administratieve kosten maximaal 19 miljoen euro mag bedragen (7)). De industrie- en onderzoeksgroeperingen dragen 50 % van de administratieve kosten en dragen bij aan het programma door het leveren van bijdragen in natura (8) voor de door de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 gefinancierde projecten en voor bijkomende activiteiten (9) die buiten het werkplan van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 vallen, maar wel bijdragen aan de doelstellingen van het gezamenlijk technologie-initiatief FCH.

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

5.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, toetsing van verrichtingen op het niveau van de gemeenschappelijke onderneming en een beoordeling van de essentiële controles van de toezicht- en controlesystemen. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de ''management representations''.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

6.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof, die bestaat uit de financiële staten (10) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (11) betreffende het per 31 december 2014 afgesloten begrotingsjaar;

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

7.

Overeenkomstig de artikelen 16 en 22 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 110/2014 van de Commissie (12) is de leiding verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen.

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen materiële afwijkingen als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (13) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van de gemeenschappelijke onderneming.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

8.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (14) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

9.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op materiële afwijkingen in de rekeningen en op materiële niet-conformiteit van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

10.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

11.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming op alle materiële punten een getrouw beeld van haar financiële situatie per 31 december 2014 en van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van haar financiële regeling en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

12.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2014 afgesloten jaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

13.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGS- EN FINANCIEEL BEHEER

Uitvoering van de begroting

14.

De oorspronkelijke en definitieve begrotingen 2014 omvatten vastleggingskredieten ad 100,9 miljoen euro, respectievelijk 112,9 miljoen euro en betalingskredieten ad, 72,1 miljoen euro, respectievelijk 97,5 miljoen euro.

15.

De bestedingsgraad van de vastleggingskredieten beliep 99,5 %, respectievelijk 96 % (98,9 % in 2013). De bestedingsgraad van de betalingskredieten beliep 66,3 %, respectievelijk 74,5 % (56,7 % in 2013), waarin het uitstel van de eind 2014 voorziene betaling van projectkostendeclaraties tot begin 2015 tot uitdrukking komt.

Oproepen tot het indienen van voorstellen

16.

Per 31 december 2014 omvatte het KP7-programma van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 155 subsidieovereenkomsten op grond van zeven jaarlijkse oproepen die gedurende de jaren 2008-2013 werden gedaan. De eerste subsidieovereenkomsten in het kader van het programma Horizon 2020 zullen worden ondertekend in 2015.

17.

Voor KP7 was het gemiddelde tijdsverloop tot de toekenning van voorfinanciering 370 dagen en tot de betaling ervan 14 dagen; voor de laatste oproep voor KP7 werd dit verbeterd (280, respectievelijk 5 dagen).

Meerjarige financiering

18.

De oproepen tot het indienen van KP7-voorstellen van 2008-2013 leidden tot subsidieovereenkomsten voor een totaalbedrag van 450 miljoen euro, de maximale EU-bijdrage aan de gemeenschappelijke onderneming voor onderzoeksactiviteiten.

ANDERE AANGELEGENHEDEN

Rechtskader

19.

De financiële regeling van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 werd op 30 juni 2014 vastgesteld op basis van de financiële modelregeling voor publiek-private partnerschapsorganen (15) en overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EU) nr. 559/2014 tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2.

De interne-auditfunctie en de dienst Interne Audit van de Commissie

20.

Overeenkomstig het DIA-werkplan 2014 voor de Gemeenschappelijke Onderneming FCH verrichtte de interne-auditcapaciteit (IAC) van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH een follow-upcontrole inzake de gebruikerstoegangsrechten in de IT-tools van KP7 en verleende zij andere verzekerings- en adviesdiensten zoals de beoordeling van het niveau van de bijdragen in natura.

21.

In 2014 werd de Gemeenschappelijke Onderneming FCH niet onderworpen aan controle door de DIA van de Commissie. Deze dienst verrichtte echter wel een beperkt onderzoek naar de benutting en verspreiding van onderzoeksresultaten (16). Er werden actieplannen opgesteld en uitgevoerd in verband met controles van eerdere begrotingsjaren door de IAC van FCH en de DIA van de Commissie.

De rekenplichtige

22.

De raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 heeft de rekenplichtige van de Europese Commissie per 15 juli 2014 benoemd tot rekenplichtige van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2, overeenkomstig de in het financieel reglement van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 geboden mogelijkheid.

FOLLOW-UP VAN EERDERE OPMERKINGEN

Toezicht op en verslaglegging over de onderzoeksresultaten van projecten

23.

Met betrekking tot het toezicht op en de verslaglegging over de onderzoeksresultaten van projecten (17) gebruikte FCH haar eigen instrumenten naast die van de Europese Commissie om haar onderzoeksresultaten te integreren in het algemene rapportagesysteem van de Commissie. Het recentste toezichtsverslag van de Commissie over KP7, dat verscheen in maart 2015 (18), bevat voor het eerst kwantitatieve gegevens over de activiteiten van FCH (19). Sinds 2011 brengt de gemeenschappelijke onderneming jaarlijks een programma-evaluatieverslag (20) uit over de resultaten van de door de Gemeenschappelijke Onderneming FCH gefinancierde projecten in de portefeuille, afgemeten aan haar strategische doelstellingen.

24.

Het rechtskader van Horizon 2020 schrijft specifiek toezicht op onderzoeksresultaten voor op basis van kwantitatief en, waar passend, kwalitatief bewijs, inclusief aan prestatie-indicatoren afgemeten vooruitgang (21). Teneinde te voldoen aan de voorschriften van Horizon 2020 en om de verspreiding van KP7-onderzoeksresultaten te verbeteren (vooral naarmate de gefinancierde projecten ten einde lopen) (22), dient de samenwerking tussen de gemeenschappelijke onderneming en de Commissie te worden opgevoerd om de rapportage en verspreiding van onderzoeksresultaten te verbeteren (23).

Belangenconflicten

25.

De Commissie ontwikkelt een gemeenschappelijke template voor de gemeenschappelijke ondernemingen. Ondertussen blijft de procedure van FCH gelden.

Tweede tussentijdse evaluatie van de Commissie

26.

Op grond van de tweede tussentijdse evaluatie van de Commissie (24) werd een actieplan ten aanzien van de aanbevelingen vastgesteld door de raad van bestuur op 11 november 2014. De meeste aanbevelingen werden uitgevoerd (25).

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 6 oktober 2015.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  Verordening (EG) nr. 521/2008 van de Raad van 30 mei 2008 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof (PB L 153 van 12.6.2008, blz. 1) zoals gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1183/2011 van de Raad van 14 november 2011 (PB L 302 van 19.11.2011, blz. 3).

(2)  Verordening (EU) nr. 559/2014 van de Raad van 6 mei 2014 betreffende de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming brandstofcellen en waterstof 2 (PB L 169 van 7.6.2014, blz. 108).

(3)  In dit verslag wordt de aanduiding „Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof” gebruikt, tenzij onderscheid tussen beide programma's moet worden gemaakt.

(4)  Het kaderprogramma Horizon 2020 voor onderzoek en innovatie, vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104), is het onderzoek- en innovatieprogramma voor 2014-2020 en bundelt alle bestaande EU-financiering voor onderzoek en innovatie.

(5)  Het zevende kaderprogramma, vastgesteld bij Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1), brengt alle onderzoeksgerelateerde EU-initiatieven samen onder één dak en speelt een cruciale rol bij de verwezenlijking van de doelstellingen voor groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid. Het is tevens een hoeksteen van de Europese Onderzoeksruimte.

(6)  Ter informatie geeft de bijlage een overzicht van de bevoegdheden, activiteiten en beschikbare middelen van de gemeenschappelijke onderneming.

(7)  De administratieve kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 bedragen ten hoogste 38 miljoen euro en worden gedekt door de financiële bijdragen die op jaarbasis gelijkelijk worden verdeeld tussen de Unie en de andere leden.

(8)  Artikel 13, lid 3, van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 559/2014 bepaalt: „De exploitatiekosten van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 worden als volgt gedekt: a) een financiële bijdrage van de Unie; b) bijdragen in natura van de samenstellende entiteiten of gelieerde entiteiten van de andere leden dan de Unie die deelnemen aan acties onder contract, bestaande uit de door hen gemaakte kosten bij het uitvoeren van acties onder contract minus de bijdrage van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 en alle andere bijdragen van de Unie aan die kosten.”

(9)  Zoals bepaald in artikel 4, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 559/2014.

(10)  Deze omvatten de balans en de staat van de financiële resultaten, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(11)  Deze omvatten de verslagen over de uitvoering van de begroting en een overzicht van begrotingsbeginselen en andere toelichtingen.

(12)  PB L 38 van 7.2.2014, blz. 2.

(13)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(14)  Artikel 47 van Verordening (EU) nr. 110/2014.

(15)  Verordening (EU) nr. 110/2014.

(16)  Zie voetnoot 22.

(17)  Paragrafen 21-23 van het Verslag van de Rekenkamer over 2013 (PB C 452 van 16.12.2014, blz. 67).

(18)  http://ec.europa.eu/research/evaluations/pdf/archive/fp7_monitoring_reports/7th_fp7_monitoring_report.pdf#view=fit&pagemode=none

(19)  In het EC-toezichtsverslag wordt deze informatie gepresenteerd in geaggregeerde waarden, samen met de informatie van de andere gemeenschappelijke technologie-initiatieven.

(20)  http://www.fch.europa.eu/sites/default/files/FCH-PPR14-17Mar2015-web%20%283%29.pdf

(21)  Artikel 31 van Verordening (EU) nr. 1291/2013 tot vaststelling van Horizon 2020 en bijlage II (prestatie-indicatoren) bij Besluit 2013/743/EU van de Raad van 3 december 2013 tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van „Horizon 2020” — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 965).

(22)  In dit kader voltooide de dienst Interne audit van de Commissie in mei 2014 een beperkt onderzoek naar de benutting en verspreiding van onderzoeksresultaten door de Gemeenschappelijke Onderneming FCH. De DIA erkende weliswaar dat de GO een beheers- en controlesysteem had ingevoerd voor het toezicht op de plannen van de begunstigden voor gebruik en verspreiding van onderzoeksresultaten, maar beval de GO FCH aan, haar plan voor de centrale verspreiding van onderzoeksresultaten te versterken.

(23)  Zie het Jaarlijks voortgangsverslag van de Europese Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de activiteiten van de GO's voor de uitvoering van de GTI's (COM(2013) 935).

(24)  Paragraaf 26 van het Verslag van de Rekenkamer over 2013 (PB C 452 van 16.12.2014, blz. 67).

(25)  Met name waren er belangrijke aanbevelingen over a) organisatie, ontwerp en beheer, die in Verordening (EU) nr. 559/2014 van de Raad tot oprichting van de GO FCH 2 werden meegenomen en werkelijk worden uitgevoerd (zoals meer middelen voor programma- en kennisbeheer, boekhouddiensten van de Commissie); b) technologisch toezicht en beleidsondersteuning, die werden toegepast door de invoering van een specifiek instrument, TEMONAS, voor het monitoren van technologische vorderingen; en c) betrokkenheid van lidstaten, die werden verwerkt in Verordening (EU) nr. 559/2014, waarin een grotere rol wordt toebedacht aan de groep vertegenwoordigers van de staten.


BIJLAGE

Gemeenschappelijke onderneming brandstofcellen en waterstof (Brussel)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(Artikelen 187 en 188 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 voorziet in publiek-private partnerschappen in de vorm van gezamenlijke technologie-initiatieven die zouden kunnen worden uitgevoerd via gemeenschappelijke ondernemingen in de zin van artikel 187 VWEU en van Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad (Horizon 2020), waarmee wordt gestreefd naar een grotere impact op onderzoek en innovatie door het combineren van middelen uit Horizon 2020 en de particuliere sector met publiek-private partnerschappen op essentiële terreinen waar onderzoek en innovatie kunnen bijdragen tot de bredere doelstellingen van de Unie inzake concurrentievermogen, particuliere investeringen kunnen opleveren en maatschappelijke uitdagingen kunnen helpen aanpakken.

Verordening (EU) nr. 559/2014 van de Raad van 6 mei 2014 tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2.

Bevoegdheden van de gemeenschappelijke onderneming

zoals bepaald in Verordening (EU) nr. 559/2014 van de Raad

Doelstellingen

De Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof 2 heeft de volgende doelstellingen:

a)

bijdragen aan de uitvoering van Verordening (EU) nr. 1291/2013 en in het bijzonder de uitdaging van veilige, schone en efficiënte energie en de uitdaging van slim, groen en geïntegreerd vervoer in het kader van deel III van bijlage I bij Besluit 2013/743/EU;

b)

bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake brandstofcellen en waterstof door de ontwikkeling van een sterke, duurzame en wereldwijd concurrerende brandstofcel- en waterstofsector in de Unie.

Zij moet met name:

a)

de productiekosten van brandstofcelsystemen voor vervoerstoepassingen terugdringen en de levensduur ervan verlengen tot niveaus die kunnen concurreren met conventionele technologieën;

b)

zorgen voor een verhoging van de elektrische efficiëntie en de duurzaamheid van de verschillende soorten brandstofcellen die worden gebruikt voor de elektriciteitsproductie, tot niveaus die kunnen concurreren met conventionele technologieën, en de kosten terugdringen;

c)

de energie-efficiëntie van het produceren van waterstof uit hoofdzakelijk elektrolyse van water en hernieuwbare bronnen verhogen en tegelijk de exploitatiekosten en kapitaalkosten terugdringen, zodat het waterstofproductiesysteem en de conversie met behulp van het brandstofcelsysteem als gecombineerd systeem kunnen concurreren met op de markt beschikbare alternatieven voor elektriciteitsproductie;

d)

op grote schaal de uitvoerbaarheid demonstreren van het gebruik van waterstof ter ondersteuning van de integratie van hernieuwbare energiebronnen in de energiesystemen, onder meer door het gebruik ervan als concurrerend opslagmedium voor elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen;

e)

het gebruik terugdringen van de door de EU gedefinieerde „kritieke grondstoffen”, bijvoorbeeld door middel van grondstoffen die platinumvrij zijn of die een laag platinumgehalte hebben en door zeldzame aardmetalen te recycleren of het gebruik ervan terug te dringen of te vermijden.

Organisatie

zoals bepaald in Verordening (EU) nr. 559/2014 van de Raad

De organen van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH zijn:

 

1 —

De raad van bestuur

De raad van bestuur is het voornaamste besluitvormingsorgaan van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH.

 

2 —

De uitvoerend directeur

De uitvoerend directeur is belast met het dagelijks beheer van de gemeenschappelijke onderneming en is de wettelijke vertegenwoordiger ervan. Hij is verantwoording verschuldigd aan de raad van bestuur.

 

3 —

Het wetenschappelijk comité

Bestaat uit maximaal negen leden, waarbij wordt gestreefd naar een evenwichtige vertegenwoordiging van expertise van wereldklasse uit de academische wereld, de industrie en toezichthouders. Het comité heeft de volgende taken:

a)

advies uitbrengen over de in de jaarlijkse werkplannen aan te pakken wetenschappelijke prioriteiten;

b)

advies uitbrengen over de in het jaarlijks activiteitenverslag beschreven wetenschappelijke prestaties.

De externe adviesorganen van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH zijn:

 

4 —

De groep vertegenwoordigers van de FCH-staten

De groep is samengesteld uit één vertegenwoordiger van elke lidstaat en met H2020 geassocieerd land.

De groep vertegenwoordigers van de staten moet worden geraadpleegd en zal met name informatie onderzoeken en advies verlenen over het volgende:

a)

de voortgang van het programma in de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 en de verwezenlijking van de doelstellingen ervan;

b)

de actualisering van de strategische oriëntatie;

c)

de koppeling aan Horizon 2020;

d)

de jaarlijkse werkplannen;

e)

de betrokkenheid van het mkb.

De groep vertegenwoordigers van de staten moet ook informatie verstrekken aan en fungeren als contactpunt voor de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 inzake het volgende:

a)

de situatie van relevante nationale of regionale onderzoeks- en innovatieprogramma's en het vinden van mogelijke samenwerkingsterreinen, inclusief het inzetten van FCH-technologieën om synergieën te benutten en overlappingen te vermijden;

b)

specifieke maatregelen op nationaal of regionaal niveau met betrekking tot de bekendmaking van evenementen, specifieke technische workshops en communicatie-activiteiten.

 

5 —

Het forum van belanghebbenden

Het FVB vormt een belangrijk communicatiekanaal inzake de activiteiten van de GO FCH en staat open voor alle publieke en particuliere belanghebbenden en internationale belangengroeperingen in de lidstaten, geassocieerde landen en derde landen. Het wordt eenmaal per jaar bijeengeroepen. Het FVB wordt geïnformeerd over de werkzaamheden van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH en wordt verzocht zijn opmerkingen kenbaar te maken.

De interne en externe controleurs en de kwijtingverlenende autoriteit van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH zijn:

 

6 —

Interne audit

De manager interne audit van GO FCH (d.w.z. interne-auditcapaciteit — IAC);

de dienst Interne audit van de Commissie (DIA).

 

7 —

Externe controle

Europese Rekenkamer.

 

8 —

Kwijtingverlenende autoriteit

Parlement, op aanbeveling van de Raad.

In 2014 ter beschikking van de gemeenschappelijke onderneming gestelde middelen

Definitieve rekeningen 2014 van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH

Begroting (vastleggingskredieten)

112,0 miljoen euro

Personeelsbestand per 31 december 2014

De lijst van het aantal ambten voor 2014 omvatte 26 posten (24 tijdelijke functionarissen en 2 arbeidscontractanten), waarvan er eind 2014 25 bezet waren; de betrokkenen verrichtten beleidsondersteunende activiteiten (18 VTE) en administratieve taken (7 VTE).

In 2014 verrichte activiteiten en diensten

Zie het jaarlijks activiteitenverslag 2014 van de GO FCH: http://www.fch.europa.eu/page/documents

Bron: Door de Gemeenschappelijke Onderneming FCH verstrekte gegevens.


ANTWOORD VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING

De Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 verheugt zich over het positieve oordeel van de Europese Rekenkamer betreffende de jaarrekening en alle onderliggende verrichtingen voor het begrotingsjaar 2014 van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof, en neemt nota van de gemaakte opmerkingen.


17.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 422/61


VERSLAG

over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming voor de uitvoering van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen betreffende het begrotingsjaar 2014, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming

(2015/C 422/07)

INHOUD

 

Paragraaf

Bladzijde

Inleiding

1-4

62

Toelichting bij de betrouwbaarheidsverklaring

5

62

Betrouwbaarheidsverklaring

6-13

62

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

11

64

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

12

64

Opmerkingen over het begrotings- en financieel beheer

14-16

64

Uitvoering van de begroting

14-15

64

Meerjarige financiering

16

64

Andere aangelegenheden

17-20

64

Essentiële controles en toezichtsystemen

17

64

Rechtskader

18

65

De interne-auditfunctie en de dienst Interne Audit van de Commissie

19-20

65

Follow-up van eerdere opmerkingen

21-24

65

Toezicht op en verslaglegging over projectonderzoeksresultaten

21-22

65

Belangenconflicten

23

65

Tweede tussentijdse evaluatie van de Commissie

24

66

INLEIDING

1.

De Europese Gemeenschappelijke Onderneming voor de uitvoering van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen (Gemeenschappelijke Onderneming IMI), gevestigd te Brussel, werd in december 2007 opgericht (1) voor een periode van tien jaar en werkt sinds 16 november 2009 op autonome wijze. In mei 2014 (2) heeft de Raad de oorspronkelijke verordening ingetrokken en de gemeenschappelijke onderneming, nu met de naam „Gemeenschappelijke Onderneming voor het initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen 2” (GO IMI 2) (3), nieuwe taken toevertrouwd binnen het kaderprogramma Horizon 2020 voor onderzoek en innovatie (4) en de looptijd van de gemeenschappelijke onderneming verlengd tot 31 december 2024.

2.

De doelstelling van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI binnen het zevende kaderprogramma (5) is de doelmatigheid en doeltreffendheid van het ontwikkelingsproces van geneesmiddelen aanzienlijk te verbeteren, zodat de farmaceutische sector op de lange termijn doeltreffendere en veiligere innovatieve geneesmiddelen ontwikkelt. Binnen het programma Horizon 2020 heeft de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 tot doel de gezondheid te verbeteren door het bespoedigen van de ontwikkeling van innovatieve geneesmiddelen en de toegang daartoe voor patiënten, met name op terreinen waarop daaraan nog een onvervulde medische of sociale behoefte bestaat. Zij doet dit door de samenwerking te bevorderen tussen belangrijke spelers op het vlak van gezondheidsonderzoek, waaronder universiteiten, de farmaceutische en andere industrieën, het midden en kleinbedrijf (mkb), patiëntenorganisaties en toezichthouders voor geneesmiddelen (6).

3.

De oprichtende leden van de gemeenschappelijke onderneming zijn de Europese Unie, vertegenwoordigd door de Europese Commissie, en de Europese Federatie van Verenigingen van farmaceutische bedrijven (EFPIA). Andere leden en geassocieerde partners kunnen zich ook bij het programma aansluiten.

4.

De maximale EU-bijdrage aan de Gemeenschappelijke Onderneming IMI ter dekking van de lopende kosten en onderzoeksactiviteiten bedraagt 1 miljard euro, te betalen uit de begroting van het zevende kaderprogramma. De financiële bijdrage van de EU in het kader van Horizon 2020 tot de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 bedraagt maximaal 1,638 miljard euro, waarvan maximaal 1,425 miljard euro staat tegenover de bijdrage (7) van de farmaceutische sector en maximaal 213 miljoen euro tegenover de bijdrage van andere ondernemingen die besluiten zich als geassocieerde partners aan te sluiten bij IMI 2. De leden dragen in gelijke mate bij aan de exploitatiekosten (die niet hoger mogen zijn dan de 85,2 miljoen euro voor de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2).

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

5.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, toetsing van verrichtingen op het niveau van de gemeenschappelijke onderneming en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

6.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI, die bestaat uit de financiële staten (8) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (9) betreffende het per 31 december 2014 afgesloten begrotingsjaar, en

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij deze rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

7.

Overeenkomstig de artikelen 16 en 22 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 110/2014 van de Commissie (10) is de leiding verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen.

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen materiële afwijkingen als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (11) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van de gemeenschappelijke onderneming.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

8.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (12) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

9.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op materiële afwijkingen in de rekeningen en op materiële niet-conformiteit van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

10.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

11.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming op alle materiële punten een getrouw beeld van haar financiële situatie per 31 december 2014 en van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van haar financiële regeling en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

12.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming betreffende het per 31 december 2014 afgesloten jaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

13.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGS- EN FINANCIEEL BEHEER

Uitvoering van de begroting

14.

De begroting 2014 omvatte vastleggingskredieten ad 223 miljoen euro en betalingskredieten ad 171 miljoen euro. De globale uitvoeringsgraad bedroeg 92,4 % (99,5 % in 2013) voor vastleggingskredieten en 73,9 % (97,5 % in 2013) voor begrotingskredieten.

15.

In het geval van de operationele activiteiten bedroegen de begrotingsuitvoeringspercentages 93 % voor de vastleggingskredieten en 74 % voor de betalingskredieten (13). De vastleggingskredieten werden echter globaal vastgelegd, wat betekent dat de betrokken subsidieovereenkomsten aan het einde van 2014 niet zijn ondertekend.

Meerjarige financiering

16.

De oproepen tot het indienen van KP7-voorstellen van 2008 tot 2013 leidden tot subsidieovereenkomsten voor een totaalbedrag van 897 miljoen euro, ofwel 93 % van de maximale EU-bijdrage aan de gemeenschappelijke onderneming voor onderzoeksactiviteiten.

ANDERE AANGELEGENHEDEN

Essentiële controles en toezichtsystemen

17.

Op de volgende kritieke terreinen was de doelmatigheid van operationele controles vooraf van de betaling van projectkosten ontoereikend gedocumenteerd:

a)

het door de wetenschappelijke projectmedewerkers van IMI gebruikte formulier voor controles vooraf was niet zozeer op operationele, maar op administratieve conformiteit gericht, aangezien de projectstatus (loopt nog, loopt nog maar onderhevig aan gebreken, opgeschort/geannuleerd) of de projectresultaten (geen punten van voorbehoud, punten van voorbehoud die moeten worden verduidelijkt, ernstige punten van voorbehoud) daarin niet duidelijk werden aangegeven of becommentarieerd;

b)

betalingen werden verricht zonder dat er door de wetenschappelijke projectmedewerkers een officieel overzicht van de resultaten was goedgekeurd en zonder enige verwijzing naar de door hen uitgevoerde beoordeling van de resultaten.

Rechtskader

18.

De financiële regeling van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 werd op 7 juli 2014 vastgesteld op basis van de financiële modelregeling voor publiek-private partnerschapsorganen (14) en overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EU) nr. 557/2014 tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2.

De interneauditfunctie en de dienst Interne Audit van de Commissie

19.

In januari 2014 heeft de dienst Interne Audit (DIA) van de Commissie een controle afgerond inzake het projecttoezicht en de verslaglegging over de operationele doelmatigheid bij de Gemeenschappelijke Onderneming IMI. Sinds april 2015 is er door middel van overeengekomen maatregelen (15) aandacht besteed aan alle aanbevelingen. De DIA houdt toezicht op de uitvoering van het actieplan en naar verwachting zal de afsluiting van de aanbevelingen in de loop van 2015 worden beoordeeld.

20.

Daarnaast zijn er begin 2015 nog twee controles afgerond: één inzake controles vooraf voor operationele uitgaven en één inzake risicobeoordeling. De Gemeenschappelijke Onderneming IMI heeft door middel van een door de DIA aanvaard actieplan aandacht besteed aan de aanbeveling met betrekking tot controles vooraf.

FOLLOW-UP VAN EERDERE OPMERKINGEN

Toezicht op en verslaglegging over projectonderzoeksresultaten

21.

Met betrekking tot het toezicht op en de verslaglegging over de onderzoeksresultaten van projecten (16) gebruikt de Gemeenschappelijke Onderneming IMI haar eigen instrumenten om haar onderzoeksresultaten te integreren in het algemene rapportagesysteem van de Commissie. Het recentste toezichtverslag van de Commissie over KP7, dat verscheen in maart 2015 (17), bevat voor het eerst kwantitatieve gegevens over de activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI (18). Met betrekking tot kwalitatieve gegevens is het zo dat de gemeenschappelijke onderneming, in aanvulling op de informatie die wordt verstrekt op de website van IMI, een halfjaarlijkse bibliometrische analyse van lopende projecten (19) uitbrengt ter vergelijking van onderzoek dat is gepubliceerd door projecten die door IMI worden ondersteund met dat van andere geselecteerde publiek-private partnerschappen. De Gemeenschappelijke Onderneming IMI heeft ook essentiële prestatie-indicatoren ontwikkeld voor de verschillende aspecten van projectresultaten en daaraan meet zij de voortgang af.

22.

Het rechtskader van Horizon 2020 vereist specifiek toezicht op onderzoeksresultaten op basis van kwantitatief en, waar passend, kwalitatief bewijs, inclusief aan prestatie-indicatoren afgemeten vooruitgang (20). Teneinde te voldoen aan de voorschriften van Horizon 2020 en om beter bij te dragen tot de verspreiding van KP7-onderzoeksresultaten, dient de samenwerking tussen de gemeenschappelijke onderneming en de Commissie zo ver mogelijk te worden ontwikkeld (21), waarbij met name aandacht moet worden besteed aan de verdere integratie van de gegevens van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI in de systemen van de Commissie.

Belangenconflicten

23.

De Commissie ontwikkelt een gemeenschappelijk model voor de gemeenschappelijke ondernemingen. Intussen blijft de procedure van IMI van kracht.

Tweede tussentijdse evaluatie van de Commissie

24.

De aanbevelingen van de tweede tussentijdse evaluatie van de Commissie werden op 29 oktober 2013 gepresenteerd aan de raad van bestuur. Er werd voorgesteld follow-up te geven aan de aanbeveling en enkele essentiële maatregelen (22) werden geïntegreerd in het jaarlijkse uitvoeringsplan 2014. De uitvoerend directeur heeft periodiek verslag uitgebracht over de follow-up van de maatregelen aan de raad van bestuur. Aanbevelingen met betrekking tot de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 (23) worden op dit moment uitgevoerd en er bestaan plannen om het programmabureau tegen het einde van 2015 een geconsolideerde follow-up en beoordeling te laten uitvoeren van de genomen maatregelen.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 6 oktober 2015.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  Verordening (EG) nr. 73/2008 van de Raad van 20 december 2007 tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming voor de uitvoering van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen (PB L 30 van 4.2.2008, blz. 38).

(2)  Verordening (EU) nr. 557/2014 van de Raad van 6 mei 2014 tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming voor het initiatief innovatieve geneesmiddelen 2 (PB L 169 van 7.6.2014, blz. 54).

(3)  In dit verslag wordt „Gemeenschappelijke Onderneming voor het initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen” gebruikt, tenzij onderscheid tussen beide programma's moet worden gemaakt.

(4)  Het kaderprogramma Horizon 2020 voor onderzoek en innovatie, vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104), is het onderzoek- en innovatieprogramma voor 2014-2020 en bundelt alle bestaande EU-financiering voor onderzoek en innovatie.

(5)  Het zevende kaderprogramma, vastgesteld bij Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1), brengt alle onderzoeksgerelateerde EU-initiatieven samen onder één dak en speelt een cruciale rol bij de verwezenlijking van de doelstellingen voor groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid.

(6)  Ter informatie geeft de bijlage een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming.

(7)  Artikel 13, lid 3, van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 557/2014 bepaalt: „De operationele kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 worden bekostigd uit de volgende bijdragen: a) een financiële bijdrage van de Unie; b) bijdragen in natura van de andere leden dan de Unie en de geassocieerde partners […] bestaande uit de door hen opgelopen kosten bij de uitvoering van acties onder contract […] minus de bijdrage van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 en alle andere […] bijdragen van de Unie aan die kosten.”

(8)  Deze omvatten de balans en de staat van de financiële resultaten, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(9)  Deze omvatten de verslagen over de uitvoering van de begroting en een overzicht van begrotingsbeginselen en andere toelichtingen.

(10)  PB L 38 van 7.2.2014, blz. 2.

(11)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(12)  Artikel 47 van Verordening (EU) nr. 110/2014.

(13)  Voor administratieve uitgaven was er in 2014 8,9 miljoen euro aan kredieten beschikbaar. De Gemeenschappelijke Onderneming IMI realiseerde een uitvoeringspercentage van 84 % voor de vastleggingskredieten en van 70 % voor de betalingskredieten.

(14)  Verordening (EU) nr. 110/2014.

(15)  Hierbij gaat het onder meer om twee aanbevelingen die zijn aangemerkt als „zeer belangrijk” en die betrekking hebben op de „evaluatie van het ontwerp van en de verslaglegging over doelstellingen en essentiële prestatie-indicatoren (KPI's)” en op het „versterken van het projecttoezicht en de IT-systemen om de verslaglegging te verbeteren”. Enkele maatregelen in verband met het laatstgenoemde punt lopen nog.

(16)  Paragraaf 21 van het verslag van de Rekenkamer over 2013 (PB C 452 van 16.12.2014, blz. 67).

(17)  http://ec.europa.eu/research/evaluations/pdf/archive/fp7_monitoring_reports/7th_fp7_monitoring_report.pdf#view=fit&pagemode=none

(18)  In het EC-toezichtverslag wordt deze informatie in de vorm van geaggregeerde waarden gepresenteerd in combinatie met de informatie van de andere gemeenschappelijke technologie-initiatieven.

(19)  http://www.imi.europa.eu/sites/default/files/uploads/documents/BibliometricsReport5.pdf

(20)  Artikel 31 van Verordening (EU) nr. 1291/2013 tot vaststelling van Horizon 2020 en bijlage II (prestatie-indicatoren) bij Beschikking 2013/743/EU van de Raad van 3 december 2013 houdende een specifiek programma voor toepassing van Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 965).

(21)  Zie het jaarlijks voortgangsverslag van de Europese Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de activiteiten van de gemeenschappelijke ondernemingen voor de uitvoering van de gezamenlijke technologie-initiatieven (COM(2013) 935).

(22)  Bijvoorbeeld een evaluatie van de communicatiestrategie, in KPI's vertaalde sociaaleconomische gevolgen, verdere betrokkenheid van de industrie en met name van het mkb, het vergroten van de flexibiliteit bij het uitschrijven van aanbestedingen en het gebruik van niet-EU-bijdragen in natura.

(23)  Bijvoorbeeld betrokkenheid van industriële deelnemers uit andere, aan de gezondheidszorg gerelateerde sectoren en een grotere flexibiliteit en transparantie met betrekking tot de organisatie.


BIJLAGE

Gemeenschappelijke Onderneming voor de uitvoering van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen (Brussel)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

Uittreksels uit de artikelen 187 en 188 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

De Unie kan gemeenschappelijke ondernemingen of andere structuren in het leven roepen die noodzakelijk zijn voor de goede uitvoering van programma's voor onderzoek en technologische ontwikkeling en demonstratie in de Unie.

De Raad stelt, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité, de in artikel 187 bedoelde bepalingen vast.

Het Europees Parlement en de Raad stellen, volgens de gewone wetgevingsprocedure en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité, de in de artikelen 183, 184 en 185 bedoelde bepalingen vast. Voor de vaststelling van de aanvullende programma's is de instemming van de betrokken lidstaten vereist.

Bevoegdheden van de gemeenschappelijke onderneming

Verordening (EU) nr. 557/2014 van de Raad van 6 mei 2014 tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming voor het initiatief innovatieve geneesmiddelen 2 (PB L 169 van 7.6.2014, blz. 54).

Doelstellingen

Overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EU) nr. 557/2014 van de Raad heeft de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 de volgende doelstellingen:

a)

ondersteuning bieden, overeenkomstig artikel 25 van Verordening (EU) nr. 1291/2013, voor de ontwikkeling en uitvoering van preconcurrentieel onderzoek en van innovatieactiviteiten die van strategisch belang zijn voor de concurrentiepositie en het industrieel leiderschap van de Unie, dan wel specifieke maatschappelijke problemen aanpakken, in het bijzonder zoals omschreven in de delen II en III van bijlage I bij Besluit 2013/743/EU van de Raad, en met name de uitdaging om de gezondheid en het welzijn van de Europese burgers te verbeteren;

b)

bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen, in het bijzonder teneinde:

i)

het succespercentage te verhogen van klinische proeven met geneesmiddelen die volgens de Wereldgezondheidsorganisatie voorrang genieten;

ii)

indien mogelijk, de tijd te verkorten die het kost om bij de ontwikkeling van geneesmiddelen, zoals voor kanker of voor immunologische, respiratorische, neurologische en neurodegeneratieve ziekten, de tweede klinische fase te bereiken;

iii)

nieuwe therapieën te ontwikkelen voor ziekten met een grote behandelingsbehoefte waarin niet is voorzien, zoals in het geval van de ziekte van Alzheimer, of waarvoor de marktprikkels gering zijn, zoals in het geval van antimicrobiële resistentie;

iv)

biomarkers voor diagnostiek en behandeling te ontwikkelen voor ziekten die duidelijk klinisch relevant zijn en die zijn goedgekeurd door de toezichthouders;

v)

het percentage mislukte kandidaat-vaccins in de derde klinische fase te verminderen door middel van nieuwe biomarkers die eerste werkzaamheid aanduiden en veiligheidscontroles;

vi)

het huidige geneesmiddelenontwikkelingsproces te verbeteren door ondersteuning van de ontwikkeling van instrumenten, normen en benaderingen voor het beoordelen van de doeltreffendheid, veiligheid en kwaliteit van gereguleerde gezondheidsproducten.

Bestuur

De bestuursorganen van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 bestaan uit i) de raad van bestuur, ii) de uitvoerend directeur, iii) het wetenschappelijk comité, iv) de groep van vertegenwoordigers van de staten en v) het forum van belanghebbenden. De raad van bestuur kan daarnaast andere adviesgroepen in het leven roepen.

De raad van bestuur bestaat uit tien bestuursleden die de twee leden van de gemeenschappelijke onderneming gelijkelijk vertegenwoordigen: de Europese Unie (vertegenwoordigd door de Europese Commissie) en de Europese Federatie van Verenigingen van farmaceutische bedrijven (EFPIA). De raad van bestuur heeft de algehele verantwoordelijkheid voor de strategische oriëntatie en de werkzaamheden van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 en houdt toezicht op de tenuitvoerlegging van haar activiteiten.

De uitvoerend directeur is de president-directeur die verantwoordelijk is voor het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 overeenkomstig de besluiten van de raad van bestuur, en wordt ondersteund door een programmabureau. De uitvoerend directeur is de wettelijk vertegenwoordiger van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 en voert de begroting daarvoor uit.

Het wetenschappelijk comité, de groep van vertegenwoordigers van de staten en het forum van belanghebbenden vormen de adviesorganen van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2.

Een door de raad van bestuur opgerichte strategische bestuursgroep verzekert de coördinatie van de werkzaamheden van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 op bepaalde strategische terreinen alsmede van haar inspanningen voor een transparantere en doeltreffendere ontwikkeling van nieuwe onderwerpen.

In 2014 ter beschikking van de gemeenschappelijke onderneming gestelde middelen

Begroting

22 3 2 94  603 euro voor vastleggingen

17 0 8 01  250 euro voor betalingen

De bedragen omvatten overgedragen kredieten uit 2013, alsmede een herziening naar aanleiding van de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 per 27 juni 2014.

Personeelsbestand per 31 december 2014

34 van de 37 posten op de lijst van het aantal ambten (29 tijdelijke functionarissen en 8 arbeidscontractanten) waren bezet. 80 % van deze middelen worden rechtstreeks toegewezen aan ondersteuning van operationele activiteiten.

In 2014 verrichte activiteiten en diensten

Zie het jaarlijks activiteitenverslag 2014 van de GO IMI op www.imi.europa.eu

Bron: Door de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 verstrekte gegevens.


ANTWOORDEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING

Grondslag voor een goedkeurend oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

Grondslag voor een goedkeurend oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen

Paragrafen 11 en 12

IMI is ingenomen met de positieve conclusie van de Rekenkamer ten aanzien van de betrouwbaarheid van haar rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van alle onderliggende verrichtingen.

Zij blijft haar financieringsbeheer baseren op het beginsel van gezond financieel beheer en van vertrouwen in de deelnemers van de projecten, maar zorgt tegelijkertijd voor voldoende controle en verantwoordingsplicht. Deze evenwichtige aanpak zal ook bijdragen aan het welslagen van haar projecten aangezien veel projecten nu al indrukwekkende of veelbelovende resultaten beginnen op te leveren die in het belang zijn van patiënten en de samenleving in het algemeen.

Uitvoering van de begroting

Paragraaf 15

Alle acht subsidieovereenkomsten onder oproep 2 van Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 werden in het eerste kwartaal van 2015 ondertekend.

Essentiële controles en toezichtsystemen

Paragraaf 17

De controles voorafgaand aan de betaling van projectkosten worden versterkt in de lijn van de aanbevelingen en het actieplan dat is overeengekomen met de dienst Interne Audit (IAS) van de Commissie.

Interneauditfunctie en de dienst Interne Audit van de Commissie

Paragraaf 20

Er is een actieplan ontwikkeld en aan de IAS op 6 maart 2015 meegedeeld. Deze achtte de voorgestelde actie toereikend. Het actieplan wordt nu door IMI uitgevoerd.

Follow-up van eerdere opmerkingen

Paragraaf 22

Oproepen en projectgegevens van IMI zijn geëxporteerd en sinds september 2013 in Corda beschikbaar. Op basis van de delegatieovereenkomst van de Europese Commissie met Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 wordt momenteel gewerkt aan een verdere integratie van haar IT-systeem voor het beheer van oproepen en projecten. Gestreefd wordt naar voltooiing begin 2016.


17.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 422/70


VERSLAG

over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar betreffende het begrotingsjaar 2014 vergezeld van het antwoord van de gemeenschappelijke onderneming

(2015/C 422/08)

INHOUD

 

Paragraaf

Bladzijde

Inleiding

1-5

71

Toelichting bij de betrouwbaarheidsverklaring

6

71

Betrouwbaarheidsverklaring

7-14

72

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

12

73

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

13

73

Opmerkingen over het begrotings- en financieel beheer

15-18

73

Uitvoering van de begroting 2014

15-16

73

Multilaterale kaderovereenkomst (MKO)

17-18

73

Andere aangelegenheden

19 -21

73

Rechtskader

19

73

De interneauditfunctie en de dienst Interne Audit van de Commissie

20-21

73

Follow-up van eerdere opmerkingen

22-26

74

Monitoring en rapportage van projectonderzoeksresultaten

22-24

74

Belangenconflicten

25

74

Tweede tussentijdse evaluatie van de Commissie

26

74

INLEIDING

1.

De Gemeenschappelijke Onderneming Sesar (GOS), gevestigd te Brussel, werd in februari 2007 (1) opgericht voor het beheer van het technologische bestanddeel van het Sesar-project (Single European Sky Air Traffic Management Research) en begon op 10 augustus 2007 autonoom te werken. In juni 2014 (2) wijzigde de Raad de oorspronkelijke verordening en verlengde hij de looptijd van de gemeenschappelijke onderneming tot 31 december 2024.

2.

Het Sesar-project beoogt de modernisering van de luchtverkeersbeveiliging (ATM) in Europa en is in drie fasen verdeeld:

een „definitiefase” (2004-2007), geleid door de Europese Organisatie voor de veiligheid van de luchtvaart (Eurocontrol), met cofinanciering uit de begroting van de Europese Unie via het programma voor het trans-Europese vervoersnetwerk. Het resultaat was het Europese „ATM-masterplan” dat de inhoud van de nieuwe generatie ATM-systemen bepaalt en de ontwikkeling en ingebruikname ervan beschrijft;

een „ontwikkelingsfase” in twee perioden (periode 1: 2008-2016, gefinancierd uit de programmeringsperiode 2008-2013; periode 2: verlengd tot 2024 met een maximale programmaduur van het programma 2020 van 2016-2024) die wordt beheerd door de GOS en leidt tot de totstandbrenging van nieuwe technologische systemen, bestanddelen en operationele procedures zoals bepaald in het Europese ATM-masterplan;

een „stationeringsfase” (2014-2024) die zal worden geleid door het bedrijfsleven en belanghebbenden, voor de grootschalige productie en invoering van de nieuwe ATM-infrastructuur.

3.

In het kaderprogramma Horizon 2020 voor onderzoek en innovatie (3) heeft de Raad de GOS belast met de voortzetting van onderzoek en innovatie in de luchtverkeersbeveiliging en met name de gecoördineerde aanpak in het kader van de „Single European Sky” om aldus de vastgestelde prestatiedoelstellingen te verwezenlijken. Het Sesar II-programma in het kader van Horizon 2020 zal in de tweede helft van 2015 van start gaan onder de naam Sesar 2020.

4.

De GOS werd opgezet als publiek-privaat partnerschap. De oprichtende leden zijn de Europese Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, en Eurocontrol, vertegenwoordigd door zijn agentschap. Na een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling werden 15 publieke en particuliere ondernemingen uit de luchtvaartindustrie lid van de gemeenschappelijke onderneming. Daaronder bevinden zich vliegtuigbouwers, fabrikanten van grond- en vliegtuigapparatuur, verleners van luchtvaartnavigatiediensten en luchthavenautoriteiten.

5.

De begroting voor de ontwikkelingsfase van het programma Sesar I bedraagt 2  100 miljoen euro, dat in gelijke delen door de EU, Eurocontrol en de deelnemende publieke en private partners moet worden gedragen. De bijdrage van de EU wordt betaald uit het zevende kaderprogramma voor onderzoek, het programma voor de trans-Europese vervoersnetwerken en, voor Sesar 2020, het programma Horizon 2020. Ongeveer 90 % van de financiering door Eurocontrol en de andere belanghebbenden wordt in natura verstrekt.

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

6.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, toetsing van verrichtingen op het niveau van de gemeenschappelijke onderneming en een beoordeling van de essentiële controles van de toezicht- en controlesystemen. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

7.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming Sesar, die bestaat uit de financiële staten (4) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (5) betreffende het per 31 december 2014 afgesloten begrotingsjaar;

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

8.

Overeenkomstig de artikelen 39 en 50 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (6) is de leiding verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen.

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen materiële afwijkingen als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (7) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van de gemeenschappelijke onderneming.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

9.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (8) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

10.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico’s op materiële afwijkingen in de rekeningen en op materiële niet-conformiteit van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

11.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

12.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming op alle materiële punten een getrouw beeld van haar financiële situatie per 31 december 2014 en van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van haar financiële regeling en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

13.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2014 afgesloten jaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

14.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGS- EN FINANCIEEL BEHEER

Uitvoering van de begroting 2014

15.

De oorspronkelijke en definitieve begrotingen 2014 omvatten vastleggingskredieten ad 12,4 miljoen euro, respectievelijk 13,1 miljoen euro en betalingskredieten ad 116,4 miljoen euro, respectievelijk 121,9 miljoen euro.

16.

De bestedingsgraad van de vastleggingskredieten beliep 99,4 % (99,6 % in 2013). De bestedingsgraad van de betalingskredieten beliep 79,8 % (94,4 % in 2013); het verschil weerspiegelt de van eind 2014 tot begin 2015 uitgestelde betaling van 3 van de 15 jaarlijkse ledenkostendeclaraties.

Multilaterale kaderovereenkomst (MKO)

17.

Op 31 december 2014 werd er in de ontwikkelingsfase van de GOS door 16 leden (inclusief Eurocontrol) gewerkt aan programma-activiteiten waarbij meer dan 100 particuliere en openbare entiteiten en onderaannemers waren betrokken. Van de 369 Sesar-programmaprojecten krachtens de vierde wijziging van de MKO waren er 348 (94 %) in uitvoering of reeds voltooid.

18.

Van de 556 miljoen euro aan cofinancieringsbijdragen die de Europese Unie en Eurocontrol krachtens de vierde wijziging van de MKO (sinds 1 januari 2014) aan de 15 andere leden moeten betalen, was per 31 december 2014 100 % vastgelegd en 66 % (369 miljoen euro) betaald, en de resterende 34 % (187 miljoen euro) zal naar verwachting per 31 december 2017 zijn betaald.

ANDERE AANGELEGENHEDEN

Rechtskader

19.

Het Financieel Reglement van de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar voor de programmeringsperiode 2014-2020 werd op 25 juni 2015 vastgesteld door de raad van bestuur (9).

De interneauditfunctie en de dienst Interne Audit van de Commissie

20.

De interneauditcapaciteit (IAC) van de GOS verrichtte controles van de personele middelen/werving en van de validering van de machtigingen voor de ABAC-workflow, en verleende andere diensten op het gebied van kwaliteitsborging en advisering.

21.

De DIA verrichtte een controle van het risicobeheer en daarna een risicobeoordeling. Naar aanleiding van de controle werden drie aanbevelingen gedaan (10), die werden geaccepteerd. Een actieplan wordt momenteel uitgevoerd.

FOLLOW-UP VAN EERDERE OPMERKINGEN

Monitoring en rapportage van projectonderzoeksresultaten

22.

Wat betreft de monitoring en rapportage van projectonderzoeksresultaten (11), heeft de GOS een eigen systeem en instrumenten voor het verzamelen van gegevens en het verspreiden van de resultaten van de operationele en technologische verbeteringen die worden ontwikkeld door de leden en partners van Sesar (12). Over de resultaten wordt gerapporteerd op haar website (13), in de jaarlijkse productieverslagen en de jaarlijkse activiteitenverslagen.

23.

Op 5 december 2014 zette de Commissie de „Sesar Deployment Manager” (SDM) (14) op om ervoor te zorgen dat nieuwe technologieën en oplossingen die reeds zijn getest en gevalideerd in de onderzoeks- en ontwikkelingsfasen van de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar, worden toegepast in de praktijk. De SDM is verantwoordelijk voor verslaglegging over en het toezicht op de toepassing van de oplossingen.

24.

De gemeenschappelijke onderneming bereidt momenteel een alomvattend verslag voor over de maatschappelijke en economische voordelen van de voltooide projecten, alsook informatie over de bijdrage van alle Sesar-leden aan het programma. Dit verslag zal naar verwachting beschikbaar komen in de tweede helft van 2015.

Belangenconflicten

25.

De Commissie ontwikkelt een gemeenschappelijke template voor de gemeenschappelijke ondernemingen. Ondertussen blijft de procedure van Sesar van kracht.

Tweede tussentijdse evaluatie van de Commissie

26.

Op grond van de tweede tussentijdse evaluatie van de Commissie (15) werden specifieke acties (16) als antwoord op de twee aanbevelingen besproken en vastgesteld door de raad van bestuur in oktober en december 2014 (17). Deze acties lopen nog en de stand van uitvoering ervan wordt gevolgd.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 6 oktober 2015.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  Verordening (EG) nr. 219/2007 van de Raad van 27 februari 2007 betreffende de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie luchtverkeersbeveiligingssysteem (Sesar) (PB L 64 van 2.3.2007, blz. 1), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1361/2008 (PB L 352 van 31.12.2008, blz. 12).

(2)  Verordening (EU) nr. 721/2014 van de Raad van 16 juni 2014 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 219/2007 betreffende de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie luchtverkeersbeveiligingssysteem (Sesar), voor wat de verlenging van de looptijd van de gemeenschappelijke onderneming tot 2024 betreft (PB L 192 van 1.7.2014, blz. 1).

(3)  Het kaderprogramma Horizon 2020 voor onderzoek en innovatie, vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104) is het onderzoek- en innovatieprogramma voor 2014-2020 en bundelt alle bestaande EU-financiering voor onderzoek en innovatie.

(4)  Deze omvatten de balans en de staat van de financiële resultaten, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(5)  Deze omvatten de verslagen over de uitvoering van de begroting en een overzicht van begrotingsbeginselen en andere toelichtingen.

(6)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie van 30 september 2013 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).

(7)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(8)  Artikel 107 van Verordening (EU) nr. 1271/2013.

(9)  De vaststelling door de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar volgde op de vaststelling op 4 juni 2015 door de Commissie van een Uitvoeringsbesluit van de Commissie waarmee toestemming werd gegeven om met ingang van 1 januari 2014 af te wijken van het Financieel Reglement van de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar zoals bepaald in Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013.

(10)  De drie aanbevelingen betroffen: i) het ontwerp (koppeling tussen risico’s en doelstellingen), ii) doeltreffende werking, en iii) beheerstoezicht en rapportage.

(11)  Paragraaf 21 van het verslag van de Rekenkamer over 2013 (PB C 452 van 16.12.2014, blz. 58).

(12)  De resultaten van de onderzoeks- en innovatieprojecten van Sesar worden Sesar-oplossingen genoemd. Deze oplossingen zijn de operationele en technologische verbeteringen die worden ontwikkeld door de leden en partners van Sesar. Deze moeten bijdragen tot de modernisering van het Europese en wereldwijde ATM-systeem om aan te tonen dat de praktische toepassing ervan duidelijke zakelijke voordelen inhoudt voor de ATM-sector.

(13)  http://www.sesarju.eu/solutions

(14)  „Sesar Deployment Manager” is de entiteit die onder toezicht van de Europese Commissie de modernisering van het Europese luchtverkeersbeveiligingssysteem synchroniseert en coördineert. De SDM wordt opgezet krachtens een kaderpartnerschapsovereenkomst met de Commissie en is als zodanig een andere entiteit dan de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar. De Gemeenschappelijke Onderneming Sesar (GOS) en de SESAR Deployment Manager (SDM) vormen formeel twee pijlers van hetzelfde Sesar-project in het kader van het initiatief „Single European Sky”.

(15)  Paragraaf 26 van het verslag van de Rekenkamer over 2013.

(16)  Met name een nieuwe communicatiestrategie en een beheersplan voor programma-afsluiting.

(17)  Over de voorbereiding en het dagelijks beheer van dit beheersplan voor programma-afsluiting werd overeenstemming bereikt tijdens de drie vergaderingen van de programma-afsluitingsgroep en de drie vergaderingen voor programma-afsluiting tussen oktober 2014 en maart 2015.


BIJLAGE

Gemeenschappelijke Onderneming Sesar (Brussel)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(Artikelen 187 en 188 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma voorziet in een communautaire bijdrage voor de oprichting van publiek-private partnerschappen op lange termijn in de vorm van gezamenlijke technologie-initiatieven die zouden kunnen worden uitgevoerd via gemeenschappelijke ondernemingen in de zin van artikel 187 van het Verdrag.

Verordening (EG) nr. 219/2007 van de Raad betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar, zoals laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1361/2008 (PB L 352 van 31.12.2008).

Verordening (EU) nr. 721/2014 van de Raad van 16 juni 2014 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 219/2007 betreffende de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie luchtverkeersbeveiligingssysteem (Sesar), voor wat de verlenging van de looptijd van de gemeenschappelijke onderneming tot 2024 betreft.

Bevoegdheden van de gemeenschappelijke onderneming

(Verordening (EG) nr. 219/2007 van de Raad, zoals laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1361/2008)

Doelstellingen

De gemeenschappelijke onderneming heeft tot doel door coördinatie en concentratie van alle relevante onderzoeks- en ontwikkelingsinspanningen in de Unie te zorgen voor de modernisering van het Europese luchtverkeersbeveiligingssysteem. Zij is belast met de uitvoering van het ATM-masterplan, en met name met de volgende taken:

in overeenstemming met het ATM-masterplan zorgen voor de organisatie en de coördinatie van de activiteiten van de SESAR-ontwikkelingsfase, zoals deze resulteerden uit de definitiefase van het project dat door Eurocontrol werd geleid, door de publieke en de particuliere financiële middelen in één enkele structuur te bundelen en te beheren;

de nodige financiering voor de activiteiten van de Sesar-ontwikkelingsfase aantrekken, in overeenstemming met het ATM-masterplan;

de betrokkenheid van de belanghebbenden van de luchtverkeersbeveiligingssector in Europa garanderen; het gaat met name om verleners van luchtvaartnavigatiediensten, luchtruimgebruikers, belangenorganisaties van beroepspersoneel, luchthavens en de fabrikanten, maar ook om de relevante wetenschappelijke instellingen of de relevante wetenschappelijke gemeenschap;

de technische onderzoeks-, ontwikkelings-, validerings- en studiewerkzaamheden organiseren die onder haar gezag moeten worden uitgevoerd en tegelijkertijd versnippering van deze activiteiten voorkomen;

toezicht uitoefenen op de activiteiten met betrekking tot de ontwikkeling van naar behoren in het ATM-masterplan aangegeven gemeenschappelijke producten en, zo nodig, speciale openbare aanbestedingen organiseren.

Organisatie

(Verordening (EG) nr. 219/2007 van de Raad, zoals laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1361/2008)

Raad van bestuur

De raad van bestuur heeft tot taak:

a)

het door de Raad goedgekeurde ATM-masterplan, als bedoeld in artikel 1, lid 2, van de verordening vast te stellen en alle wijzigingsvoorstellen goed te keuren;

b)

de nodige richtsnoeren te geven en besluiten te nemen die nodig zijn voor de uitvoering van de ontwikkelingsfase van het Sesar-project en algemeen toezicht uit te oefenen op de uitvoering daarvan;

c)

het in artikel 16, lid 1, bedoelde werkprogramma en de jaarlijkse werkprogramma’s van de gemeenschappelijke onderneming, alsmede de jaarlijkse begroting, met inbegrip van de personeelsformatie goed te keuren;

d)

een onderhandelingsmandaat te verlenen en te beslissen over de toetreding van nieuwe leden en over de bijbehorende, in artikel 1, lid 3, bedoelde lidmaatschapsovereenkomsten;

e)

toe te zien op de uitvoering van de overeenkomsten tussen de leden en de gemeenschappelijke onderneming;

f)

de uitvoerend directeur te benoemen en te ontslaan en het organigram goed te keuren en toe te zien op het functioneren van de uitvoerend directeur;

g)

te beslissen over de hoogte van de financiële bijdragen van de leden en de procedures voor de betaling daarvan en over de raming van de bijdragen in natura;

h)

de financiële regeling van de gemeenschappelijke onderneming vast te stellen;

i)

de jaarrekening en de balans goed te keuren;

j)

het jaarverslag over de vorderingen in de ontwikkelingsfase van het Sesar-project en de financiële situatie bedoeld in artikel 16, lid 2, goed te keuren;

k)

besluiten te nemen over de voorstellen aan de Commissie betreffende verlenging of ontbinding van de gemeenschappelijke onderneming;

l)

de voorwaarden vast te stellen voor verlening van toegangsrechten tot materiële en immateriële activa die het eigendom zijn van de gemeenschappelijke onderneming en voor de overdracht van deze activa;

m)

de regels en procedures vast te stellen voor het sluiten van de overeenkomsten, die nodig zijn voor uitvoering van het ATM-masterplan, met inbegrip van specifieke procedures in geval van belangenverstrengeling;

n)

overeenkomstig artikel 24 besluiten te nemen over voorstellen aan de Commissie tot wijziging van de statuten;

o)

andere bevoegdheden uit te oefenen en andere functies op zich te nemen, met inbegrip van de eventuele oprichting van hulporganen die nodig zijn voor de doeleinden van de Sesar-ontwikkelingsfase;

p)

de regelingen ter uitvoering van artikel 8 aan te nemen.

Uitvoerend directeur

De uitvoerend directeur verricht zijn taken in alle onafhankelijkheid binnen de grenzen van de hem verleende bevoegdheden.

Interne controle

Intern controleur van de Europese Commissie.

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement, Europese Raad en de raad van bestuur van de gemeenschappelijke onderneming.

In 2014 ter beschikking van de gemeenschappelijke onderneming gestelde middelen

Definitieve rekeningen 2014 van de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar

Begroting

1 3 1 19  600 euro voor vastleggingen

12 1 9 42  760 euro voor betalingen

Personeelsbestand per 31 december 2014

De operationele begroting 2014 voorziet in een lijst van het aantal ambten met 39 tijdelijke functionarissen en 3 gedetacheerde nationale deskundigen (GND's). Het gaat dus in totaal om 42 posten, waarvan er eind 2014 37 bezet waren:

31 tijdelijke personeelsleden, extern aangeworven,

1 door leden van de GOS gedetacheerd personeelslid overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 219/2007,

3 arbeidscontractanten,

2 GND’s,

waarvan er

20 uitvoerende,

16 administratieve en ondersteunende taken verrichten, en

1 gemengde taken verricht.

In 2014 verrichte activiteiten en diensten

Zie het jaarlijks activiteitenverslag voor 2014 van de gemeenschappelijke onderneming op http://www.sesarju.eu/

Bron: Door de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar verstrekte gegevens.


ANTWOORD VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING

De gemeenschappelijke onderneming heeft kennis genomen van het verslag van de Rekenkamer.


17.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 422/80


VERSLAG

over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel betreffende de periode van 27 juni tot en met 31 december 2014, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming

(2015/C 422/09)

INHOUD

 

Paragraaf

Bladzijde

Inleiding

1-4

81

Toelichting bij de betrouwbaarheidsverklaring

5

81

Betrouwbaarheidsverklaring

6-17

81

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

11

82

Grondslag voor een oordeel met beperking ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen

12-15

83

Oordeel met beperking over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

16

83

Opmerkingen over het begrotings- en financieel beheer

18

83

Uitvoering van de begroting

18

83

Andere aangelegenheden

19-24

83

Rechtskader

19

83

Toezicht op en verslaglegging over projectonderzoeksresultaten

20-21

84

Follow-up van eerdere opmerkingen

22-24

84

INLEIDING

1.

De Gemeenschappelijke Onderneming voor de uitvoering van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake elektronische componenten en systemen voor Europees leiderschap (Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel), gevestigd te Brussel, werd opgericht in mei 2014 (1) binnen het kaderprogramma Horizon 2020 voor onderzoek en innovatie (2) voor de periode tot en met 31 december 2024. De Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel is de vervanger en opvolger van de Gemeenschappelijke Ondernemingen Eniac en Artemis, die werden opgericht bij Verordening (EG) nr. 72/2008 en Verordening (EG) nr. 74/2008; de beëindiging van beide gemeenschappelijke ondernemingen werd officieel van kracht op 26 juni 2014. De Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel begon autonoom te werken op 27 juni 2014.

2.

De Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel heeft tot doel bij te dragen tot de ontwikkeling van een sterke branche van elektronische componenten en systemen in de Unie, die wereldwijd kan concurreren. Zij moet er tevens voor zorgen dat elektronische componenten en systemen beschikbaar zijn voor essentiële markten en voor het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen, alsook de Europese capaciteit voor de fabricage van halfgeleiders en slimme systemen in stand houden en uitbreiden. Ten slotte moet zij de strategieën van de lidstaten op elkaar afstemmen om particuliere investeringen aan te trekken en bij te dragen tot de effectiviteit van de overheidssteun door onnodige overlapping en fragmentatie te voorkomen en door de deelname van spelers op het gebied van onderzoek en innovatie te faciliteren (3).

3.

De oprichtende leden van de gemeenschappelijke onderneming zijn de Europese Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, de aan Ecsel deelnemende staten (België, Bulgarije, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, de Tsjechische Republiek, het Verenigd Koninkrijk en Zweden), en particuliere leden vertegenwoordigd door de verenigingen Aeneas, Artemisia en EPoSS, die optreden als vertegenwoordiger van ondernemingen en andere onderzoeksorganisaties die actief zijn op het gebied van ingebedde en cyberfysieke systemen, slimme systeemintegratie en micro- en nano-elektronika.

4.

De maximale EU-bijdrage aan de Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel in het kader van Horizon 2020 bedraagt 1,185 miljard euro. Een ten minste vergelijkbaar bedrag zal afkomstig zijn van de aan Ecsel deelnemende staten. De particuliere bijdrage zal ten minste 2,340 miljard euro bedragen. De administratieve kosten worden volledig gedekt door financiële bijdragen, terwijl de operationele kosten worden gedekt door financiële bijdragen van de EU en de aan Ecsel deelnemende staten en door bijdragen in natura van particuliere leden.

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

5.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, toetsing van verrichtingen op het niveau van de gemeenschappelijke onderneming en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

6.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel, die bestaat uit de financiële staten (4) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (5) betreffende de periode van 27 juni tot en met 31 december 2014, en

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij deze rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

7.

Overeenkomstig de artikelen 16 en 22 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 110/2014 van de Commissie (6) is de leiding verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen.

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen materiële afwijkingen als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (7) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van de gemeenschappelijke onderneming.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

8.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (8) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

9.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op materiële afwijkingen in de rekeningen en op materiële niet-conformiteit van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen, en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

10.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

11.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming over de periode van 27 juni tot en met 31 december 2014 op alle materiële punten een getrouw beeld van haar financiële situatie per 31 december 2014 en van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen voor de op die datum afgesloten periode, overeenkomstig de bepalingen van haar financiële regeling en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Grondslag voor een oordeel met beperking ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen

12.

Ecsel heeft de projecten van de Gemeenschappelijke Ondernemingen Artemis en Eniac overgenomen. De van 27 juni tot 31 december 2014 door de Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel voor deze projecten verrichte betalingen tegen de door de nationale financieringsinstanties (NFI’s) van de lidstaten afgegeven kostenacceptatiecertificaten beliepen 12,6 miljoen euro, ofwel 48 % van de totale betalingen voor beleidsactiviteiten door de gemeenschappelijke onderneming.

13.

De Gemeenschappelijke Ondernemingen Artemis en Eniac hadden administratieve overeenkomsten gesloten met de NFI's van de lidstaten en deze blijven van kracht na de fusie van de Gemeenschappelijke Ondernemingen Artemis en Eniac tot de Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel. In die regelingen is bepaald dat de controles achteraf van deze betalingen worden overgelaten aan de NFI's die controles verrichten namens de gemeenschappelijke onderneming. In de strategie voor controle achteraf van de Gemeenschappelijke Ondernemingen Artemis en Eniac wordt voor de controle van projectkostendeclaraties sterk vertrouwd op de NFI’s (9).

14.

Hoewel de controle van de projectkostendeclaraties is gedelegeerd aan de NFI's, bevatten de administratieve overeenkomsten daarmee geen praktische regelingen voor controles achteraf.

15.

De van de NFI's ontvangen controleverslagen betroffen ongeveer 61 %(per april 2015) van de kosten voor afgeronde projecten. De Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel beoordeelde de kwaliteit van deze controles echter niet. De Rekenkamer heeft een beoordeling verricht van de controlestrategieën van drie NFI's, met inbegrip van de controleverslagen, die uitwezen dat de door de NFI's gebruikte methodologieën de Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel niet in staat stellen om een betrouwbaar gewogen foutenpercentage of een restfoutenpercentage te berekenen voor de projecten die zijn gestart door de Gemeenschappelijke Ondernemingen Artemis en Eniac. Derhalve is het niet mogelijk om te concluderen of de controles achteraf voor Artemis en Eniac doeltreffend werken en of deze essentiële controles voldoende zekerheid bieden ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen.

Oordeel met beperking over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

16.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming voor het op 31 december 2014 afgesloten begrotingsjaar, behoudens de mogelijke gevolgen van de in de paragrafen 12-15 van de grondslag voor een oordeel met beperking omschreven aangelegenheid, in elk materieel opzicht wettig en regelmatig.

17.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGS- EN FINANCIEEL BEHEER

Uitvoering van de begroting

18.

De oorspronkelijke operationele begroting 2014 omvatte vastleggingskredieten ad 138,2 miljoen euro en betalingskredieten ad 71,3 miljoen euro. Aan het eind van het jaar stelde de raad van bestuur een gewijzigde begroting vast waarbij de vastleggingskredieten werden verhoogd tot 158,2 miljoen euro. De uitvoeringsgraad voor de operationele vastleggingskredieten was 99,7 %. De vastleggingskredieten werden echter globaal vastgelegd, wat betekent dat de betrokken subsidieovereenkomsten nog niet zijn ondertekend.

ANDERE AANGELEGENHEDEN

Rechtskader

19.

De financiële regeling van de Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel werd op 3 juli 2014 vastgesteld op basis van de financiële modelregeling voor publiek-private partnerschapsorganen (10) en overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EU) nr. 561/2014 tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel.

Toezicht op en verslaglegging over projectonderzoeksresultaten

20.

Ecsel zal verder informatie en documentatie publiceren over de door haar voorlopers gestarte projecten. Zij gebruikt haar eigen toezichtsinstrumenten om haar onderzoeksresultaten te verwerken in het algemene rapportagesysteem van de Commissie. Het meest recente toezichtsverslag van de Commissie over KP7, dat verscheen in maart 2015 (11), bevat kwantitatieve gegevens over de activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel (12). Wat betreft de rapportage van kwalitatieve gegevens, moet Ecsel de systematische verspreiding van onderzoeksresultaten, evenals van de informatie in het jaarlijks activiteitenverslag van de GO, op haar website en in andere specifieke verslagen opvoeren (13).

21.

Het rechtskader van Horizon 2020 vereist specifiek toezicht op onderzoeksresultaten op basis van kwantitatief en, waar passend, kwalitatief bewijs, inclusief aan prestatie-indicatoren afgemeten vooruitgang (14). Teneinde te voldoen aan de voorschriften van Horizon 2020 en om beter bij te dragen tot de verspreiding van KP7-onderzoeksresultaten, dient de samenwerking tussen de gemeenschappelijke onderneming en de Commissie te worden opgevoerd (15).

Follow-up van eerdere opmerkingen  (16)

22.

Artikel 26 van de financiële regeling voor de Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel bepaalt dat deze een internecontrolefunctie krijgt die wordt uitgevoerd door de intern controleur van de Commissie en stelt de aanstelling in die functie, de betreffende bevoegdheden en taken vast.

23.

Bovendien heeft de raad van bestuur overeenkomstig artikel 28 van de financiële regeling voor de Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel een interneauditcapaciteit ingesteld en het desbetreffende handvest voor interne audits vastgesteld, dat de taken, doelstellingen en rapportage- en werkregelingen aangeeft.

24.

De Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel heeft een alomvattend beleid vastgesteld om belangenconflicten te voorkomen.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 20 oktober 2015.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  Verordening (EU) nr. 561/2014 van de Raad van 6 mei 2014 tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel (PB L 169 van 7.6.2014, blz. 152).

(2)  Het kaderprogramma Horizon 2020 voor onderzoek en innovatie, vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104), is het onderzoek- en innovatieprogramma voor 2014-2020 en bundelt alle bestaande EU-financiering voor onderzoek en innovatie.

(3)  Ter informatie geeft de bijlage een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming.

(4)  Deze omvatten de balans en de staat van de financiële resultaten, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(5)  Deze omvatten de verslagen over de uitvoering van de begroting en een overzicht van begrotingsbeginselen en andere toelichtingen.

(6)  PB L 38 van 7.2.2014, blz. 2.

(7)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(8)  Artikel 47 van Verordening (EU) nr. 110/2014.

(9)  Overeenkomstig de door Artemis en Eniac vastgestelde strategieën voor controle achteraf moet de gemeenschappelijke onderneming ten minste eenmaal per jaar beoordelen of de van de lidstaten ontvangen informatie voldoende zekerheid biedt over de wettigheid en regelmatigheid van de uitgevoerde verrichtingen.

(10)  Verordening (EU) nr. 110/2014.

(11)  http://ec.europa.eu/research/evaluations/pdf/archive/fp7_monitoring_reports/7th_fp7_monitoring_report.pdf#view=fit&pagemode=none

(12)  In het EC-toezichtsverslag wordt deze informatie gepresenteerd in geaggregeerde waarden, samen met de informatie van de andere gemeenschappelijke technologie-initiatieven. In het geval van Ecsel gaat het hoofdzakelijk om de programma's die werden opgezet door de vroegere Gemeenschappelijke Ondernemingen Artemis en Eniac, die op 27 juni 2014 opgingen in Ecsel.

(13)  In maart 2015 publiceerde Artemis een verslag over bedrijfsimpact en cijfergegevens.

(14)  Artikel 31 van Verordening (EU) nr. 1291/2013 tot vaststelling van Horizon 2020 en bijlage II (prestatie-indicatoren) bij Beschikking 2013/743/EU van de Raad van 3 december 2013 houdende een specifiek programma voor toepassing van Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 965).

(15)  Zie het jaarlijks voortgangsverslag van de Europese Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de activiteiten van de gemeenschappelijke ondernemingen voor de uitvoering van de gezamenlijke technologie-initiatieven (COM(2013) 935).

(16)  Deze opmerkingen werden gemaakt in de verslagen van de Rekenkamer over 2013 betreffende de Gemeenschappelijke Ondernemingen Artemis en Eniac (PB C 452 van 16.12.2014, blz. 8 en 26).


BIJLAGE

Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel (Brussel)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(Artikelen 187 en 188 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

Verordening (EU) nr. 561/2014 van de Raad van 6 mei 2014 tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel.

Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad.

Bevoegdheden van de gemeenschappelijke onderneming

(Verordening (EU) nr. 561/2014 van de Raad)

Doelstellingen

De Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel heeft de volgende doelstellingen:

a)

bijdragen tot de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) nr. 1291/2013 en in het bijzonder deel II van Besluit 2013/743/EU;

b)

bijdragen tot de ontwikkeling van een sterke branche van elektronische componenten en systemen in de Unie, die wereldwijd kan concurreren;

c)

ervoor zorgen dat elektronische componenten en systemen beschikbaar zijn voor essentiële markten en voor het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen, zodat Europa op het gebied van technologische ontwikkelingen een pionier blijft, de kloof tussen onderzoek en commercialisering wordt overbrugd, de innovatiecapaciteit wordt versterkt en de economische groei en werkgelegenheid in de Unie worden gestimuleerd;

d)

de strategieën van de lidstaten op elkaar afstemmen om particuliere investeringen aan te trekken en bij te dragen tot de effectiviteit van de overheidssteun door overlapping en fragmentatie te voorkomen, en door de deelname van belangrijke spelers op het gebied van onderzoek en innovatie te faciliteren;

e)

in stand houden en uitbreiden van de Europese capaciteit voor de fabricage van halfgeleiders en slimme systemen, met inbegrip van een leidende positie op het gebied van productieapparatuur en materiaalverwerking;

f)

een leidende positie veiligstellen en versterken op het gebied van ontwerp en systeemtechniek, met inbegrip van ingebedde technologieën;

g)

alle belanghebbenden toegang verlenen tot infrastructuur van wereldniveau voor het ontwerp en de fabricage van elektronische componenten en ingebedde/cyberfysieke en slimme systemen, en

h)

een dynamisch ecosysteem opzetten waarin kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) actief zijn, om zo bestaande clusters te versterken en het ontstaan van nieuwe clusters in veelbelovende nieuwe segmenten te bevorderen.

Bestuur

Het bestuursorgaan van de gemeenschappelijke onderneming is de raad van bestuur. Het programmabureau wordt geleid door een uitvoerend directeur. Het bedrijfsleven is vertegenwoordigd in de raad van particuliere leden. De Commissie, die de Unie vertegenwoordigt, en de deelnemende staten vormen de raad van openbare instanties.

In 2014 ter beschikking van de gemeenschappelijke onderneming gestelde middelen

Begroting

16 0 1 14  500 euro voor vastleggingen

10 4 1 44  250 euro voor betalingen

Personeelsbestand per 31 december 2014

28 posten op de lijst van het aantal ambten (14 tijdelijke functionarissen, 13 arbeidscontractanten en 1 gedetacheerde deskundige), waarvan 26 bezet; deze personeelsleden verrichtten operationele activiteiten (13), administratieve taken (10) of gemengde taken (3).

In 2014 verrichte activiteiten en diensten

Zie het jaarlijks activiteitenverslag van de Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel over 2014 op www.ecsel.eu

Bron: Door de Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel verstrekte gegevens.


ANTWOORDEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING

14.

De Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel heeft met de nationale financieringsinstanties (NFI's) regelingen getroffen binnen de grenzen die zijn vastgelegd in Verordeningen (EG) nr. 72/2008 (1) en (EG) nr. 74/2008 (2) van de Raad, waarin de vaststelling van de totale kosten van subsidie-overeenkomsten die zij sluiten, is toevertrouwd aan voornoemde NFI's „overeenkomstig hun nationale regels, met name wat de subsidiabiliteitscriteria en andere financiële en wettelijke vereisten betreft”. Deze verordeningen geven de gemeenschappelijke onderneming niet de bevoegdheid regels voor de NFI's vast te stellen, noch de mogelijkheid controles en audits bij de NFI's ter plaatse te verrichten. Deze tekortkomingen zijn erkend en verbeterd in Verordening (EU) nr. 561/2014 van de Raad tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel, waarin de gemeenschappelijke onderneming de bevoegdheid krijgt de EU-subsidies toe te kennen in exacte overeenstemming met de procedures van Horizon 2020.

15.

De Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel bevestigt dat uit haar uitgebreide beoordelingen van de nationale systemen voor betrouwbaarheidsverklaringen blijkt dat deze een redelijke bescherming van de financiële belangen van haar leden bieden. Zoals de Rekenkamer echter al aangeeft, maken de verschillende nationale methodologieën het niet mogelijk een gewogen foutenpercentage noch een resterend foutenpercentage te berekenen voor de projecten die onder de Gemeenschappelijke Ondernemingen Artemis en Eniac van start zijn gegaan. Dit technisch probleem leidt echter niet tot een negatief oordeel van de Rekenkamer, maar belet haar — hetgeen begrijpelijk is — de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen zonder enig voorbehoud te bevestigen.

20.

De website van de Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel wordt voortdurend zowel kwantitatief als kwalitatief uitgebouwd met een toenemend aantal publicaties. Bovendien werkt de Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel continu en nauw samen met de bevoegde diensten van de Commissie, en met name met het Common Support Center (CSC) voor de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van relevante tools voor verslaglegging en verspreiding van onderzoeksresultaten.


(1)  Verordening (EG) nr. 72/2008 van de Raad van 20 december 2007 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac.

(2)  Verordening (EG) nr. 74/2008 van de Raad van 20 december 2007 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Artemis.