ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 397

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

58e jaargang
28 november 2015


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2015/C 397/01

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.7821 — Ardian France/Solina) ( 1 )

1

2015/C 397/02

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.7790 — Carrefour Group/Rue du Commerce) ( 1 )

1


 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europees Parlement

2015/C 397/03

Besluit van het Bureau van het Europees Parlement van 26 oktober 2015 tot wijziging van de bepalingen ter uitvoering van het Statuut van de leden van het Europees Parlement

2

 

Europese Commissie

2015/C 397/04

Wisselkoersen van de euro

9


 

V   Bekendmakingen

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

 

Europese Commissie

2015/C 397/05

Bericht van opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van garens met een hoge sterktegraad van polyesters van oorsprong uit de Volksrepubliek China

10

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2015/C 397/06

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.7872 — Novartis/GSK (Ofatumumab Autoimmune Indications)) ( 1 )

20


 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

28.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 397/1


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.7821 — Ardian France/Solina)

(Voor de EER relevante tekst)

(2015/C 397/01)

Op 24 november 2015 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32015M7821. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


28.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 397/1


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.7790 — Carrefour Group/Rue du Commerce)

(Voor de EER relevante tekst)

(2015/C 397/02)

Op 24 november 2015 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Frans en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32015M7790. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europees Parlement

28.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 397/2


BESLUIT VAN HET BUREAU VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 26 oktober 2015

tot wijziging van de bepalingen ter uitvoering van het Statuut van de leden van het Europees Parlement

(2015/C 397/03)

HET BUREAU VAN HET EUROPEES PARLEMENT,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 223, lid 2,

Gezien het Statuut van de leden van het Europees Parlement (1) („het Statuut”),

Gezien de artikelen 10 en 25 van het Reglement van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In het licht van de ervaringen die tijdens de zevende zittingsperiode met de uitvoering van de regels betreffende geaccrediteerde en plaatselijke medewerkers zijn opgedaan, moet een aantal wijzigingen worden aangebracht in de uitvoeringsbepalingen van het Statuut van de leden van het Europees Parlement (2) („de uitvoeringsbepalingen”). Het voornaamste doel van deze wijzigingen is het verduidelijken van bepaalde regels, het corrigeren van de tekortkomingen die bij de toepassing van de uitvoeringsbepalingen naar voren zijn gekomen en het verbeteren van het beheer.

(2)

De vergoeding van aan parlementaire medewerking verbonden kosten moet worden beperkt tot de kosten die zijn gemaakt gedurende de periode van dertig dagen voorafgaand aan de datum van indiening van het verzoek om vergoeding bij de bevoegde dienst van het Parlement. Dit maakt het mogelijk verzoeken af te wijzen indien deze te laat worden ingediend om nog te kunnen controleren of de opgegeven diensten daadwerkelijk zijn verleend en of de nationale socialezekerheids- en arbeidswetgeving in acht is genomen.

(3)

Het maximumbedrag dat met betrekking tot parlementaire medewerking kan worden vergoed, is sinds 2011 ongewijzigd gebleven, ondanks de toename van de bevoegdheden van het Parlement. Dit bedrag moet derhalve met 1 500 EUR worden verhoogd tot 22 879 EUR per maand. In de kredieten die voor deze verhoging nodig zijn, wordt voorzien in de resolutie van het Parlement van 29 april 2015 over de raming van de ontvangsten en uitgaven van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2016.

(4)

Het transparantiebeginsel is neergelegd in artikel 15 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en het belang daarvan is onder meer onderstreept door de Europese Ombudsman in een brief van 30 september 2002 aan de voorzitter van de Commissie. Tegen de achtergrond van dit beginsel moeten, voor de looptijd van hun overeenkomsten, alle details worden bekendgemaakt met betrekking tot de namen van stagiairs, alsook de namen en de bedrijfsnamen van dienstverleners en derdebetalenden waarvoor de kosten voor parlementaire medewerking worden vergoed.

(5)

In bovenbedoelde resolutie van 29 april 2015 drong het Parlement aan op de totstandbrenging van een beter evenwicht tussen geaccrediteerde parlementaire medewerkers en plaatselijke medewerkers. Hiertoe moet 25 % van de vergoeding voor parlementaire medewerking worden voorbehouden aan de salariëring van geaccrediteerde parlementaire medewerkers en uitgaven voor plaatselijke medewerkers, en moet de vergoeding voor dienstverleners en derdebetalenden dienovereenkomstig op 75 % van de vergoeding worden geplafonneerd.

(6)

De salarissen en vergoedingen van plaatselijke medewerkers moeten worden geplafonneerd in overeenstemming met de beginselen die vervat liggen in de aanbevelingen van de tijdelijke evaluatiegroep Tenuitvoerlegging Statuut van de leden en Statuut van de medewerkers, en rekening houdend met de ervaringen die sinds 2012 met de toepassing van die aanbevelingen zijn opgedaan, teneinde het risico te beperken dat de beloning buitensporig van de gemiddelde beloning in de lidstaten afwijkt en buiten verhouding tot de verrichte taken komt te staan. De salarisplafonds moeten voor elke lidstaat worden bepaald onder verwijzing naar het gemiddelde bruto jaarsalaris zoals Eurostat dat voor de betrokken lidstaat heeft vastgesteld, vermenigvuldigd met drie. Het aldus berekende plafond mag evenwel niet lager zijn dan het basissalaris van een geaccrediteerde parlementaire medewerker in graad 6 en niet hoger dan het basissalaris van een geaccrediteerde parlementaire medewerker in graad 19. Het Bureau moet de referentieplafonds, die op de website van het Parlement moeten worden gepubliceerd, kunnen aanpassen.

(7)

De beloning van derdebetalenden moet worden geregeld door deze vast te stellen op een niveau dat niet hoger is dan 10 % van de bedragen waarvan zij de betaling verrichten, met een totaalplafond van 4 % van de vergoeding voor parlementaire medewerking.

(8)

In het licht van de opgedane ervaringen moeten de aard en de inhoud worden bepaald van de documenten die moeten worden overgelegd samen met het verzoek om vergoeding van de kosten die verbonden zijn met de arbeidsovereenkomsten van plaatselijke medewerkers. Bij de bevoegde dienst van het Parlement moeten in het bijzonder een gedetailleerde beschrijving van de baan, details met betrekking tot de plaats van uitvoering van de overeenkomst, een gecertificeerde en getrouwe kopie van het identiteitsbewijs, een verklaring betreffende de woonplaats, diploma's en getuigschriften, en een verklaring waaruit blijkt dat er geen sprake van belangenverstrengeling is, worden ingeleverd.

(9)

De derdebetalenden moeten worden verplicht om bij elke jaarlijkse regularisering van de rekeningen met betrekking tot de uitgaven voor plaatselijke medewerkers met een arbeidsovereenkomst stukken over te leggen waaruit blijkt dat de betrokken medewerkers bij een socialezekerheidsstelsel zijn aangesloten of een ongevallenverzekering hebben. De leden zijn voor de afgifte van dergelijke documenten in de regel afhankelijk van de nationale autoriteiten, die vaak niet in staat zijn deze binnen de op dit moment geldende termijn te verstrekken.

(10)

In het licht van de opgedane ervaringen moet meer duidelijkheid worden verschaft over bepaalde voorwaarden die worden gesteld aan plaatselijke medewerkers met een arbeidsovereenkomst, en met name die welke verband houden met de afstand tussen hun verblijf- en werkplaats, het verrichten van nevenactiviteiten en het recht om zich verkiesbaar te stellen.

(11)

Voor de vergoeding van de kosten van diensten ten bedrage van meer dan 500 EUR moet een speciale procedure worden vastgesteld op basis van de beginselen die in Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (3) zijn vastgelegd voor overheidsopdrachten. In dergelijke gevallen moet het verzoek om vergoeding vergezeld gaan van een raming en een ontwerpovereenkomst met een duidelijke omschrijving van de aard van de diensten. In het geval van diensten ten bedrage van meer dan 60 000 EUR moet daarnaast worden aangetoond dat voor de economisch meest voordelige van ten minste drie offertes is gekozen.

(12)

De bepalingen betreffende belangenverstrengeling moeten worden gewijzigd ten einde het verbod op financiering van politieke activiteiten of persoonlijke uitgaven te verduidelijken.

(13)

Verder moet artikel 46 van de uitvoeringsbepalingen, dat betrekking heeft op de beëindiging van het recht op de overbruggingstoelage wanneer de leden een mandaat in een ander parlement of een openbaar ambt aanvaarden, op een aantal punten worden gewijzigd, rekening houdend met de ervaringen die aan het einde van de zevende zittingsperiode zijn opgedaan en met de noodzaak om in de uitvoeringsbepalingen de doelstellingen en de context van de desbetreffende bepalingen van het Statuut, met name de artikelen 9, lid 2, 11 en 13, ten volle tot uitdrukking te doen komen, met inachtneming van het beginsel van het verbod op cumulatie van betalingen uit overheidsmiddelen; dit houdt in dat de bedragen die een lid voor de uitoefening van een mandaat in een ander parlement of een overheidsambt ontvangt, met uitzondering van vergoedingen voor daadwerkelijk gemaakte kosten, in mindering worden gebracht op de overbruggingstoelage van het Europees Parlement, zoals dit thans krachtens artikel 11 van het Statuut geldt voor de bezoldiging die een lid voor de uitoefening van een mandaat in een ander parlement ontvangt. Die nieuwe regeling moet, met het oog op consistente toepassing daarvan, van toepassing zijn vanaf het begin van de huidige zittingsperiode,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De uitvoeringsbepalingen worden als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 3 wordt vervangen door het volgende:

„3.   De kosten worden vergoed voor de duur van het mandaat van de leden. Alleen de kosten die zijn gemaakt gedurende een periode van ten hoogste dertig dagen voorafgaand aan de datum waarop het verzoek om vergoeding in overeenstemming met dit hoofdstuk wordt ingediend, komen voor vergoeding in aanmerking.”;

b)

lid 4 wordt vervangen door het volgende:

„4.   Met ingang van vrijdag 1 januari 2016 bedraagt de maximumvergoeding voor de kosten van alle in artikel 34 vermelde medewerkers 22 879 EUR per maand.”.

2)

Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 2 wordt vervangen door het volgende:

„2.   Verschillende leden kunnen, op basis van een schriftelijke overeenkomst, tezamen een groep vormen om gezamenlijk een of meer medewerkers als bedoeld in lid 1 aan te nemen of om gezamenlijk gebruik te maken van de diensten van een of meer medewerkers als bedoeld in lid 1. In dat geval wijst de groep een of meer leden aan die namens de groep de overeenkomst kan/kunnen ondertekenen of die namens de groep een verzoek om aanwerving kan/kunnen indienen.

De leden doen de bevoegde dienst een schriftelijke verklaring toekomen met de verdeling van hun respectieve bijdragen, die worden afgetrokken van het bedrag vermeld in artikel 33, lid 4.”;

b)

lid 5 wordt vervangen door het volgende:

„5.   De leden kunnen ook een beroep doen op natuurlijke of rechtspersonen die incidenteel en welomschreven diensten verlenen die rechtstreeks verband houden met de uitoefening van hun parlementair mandaat, overeenkomstig de in dit hoofdstuk gestelde voorwaarden.”;

c)

de leden 7 en 8 worden vervangen door het volgende:

„7.   Het Bureau stelt een lijst vast van uitgaven voor parlementaire medewerkers die voor vergoeding in aanmerking komen.

8.   De namen van medewerkers en stagiairs, alsook de namen of bedrijfsnamen van dienstverleners en derdebetalenden, worden, voor de looptijd van hun overeenkomsten, bekendgemaakt op de website van het Europees Parlement, samen met de naam van het lid/de namen van de leden met wie zij een overeenkomst hebben.

Deze medewerkers, stagiairs, dienstverleners en derdebetalenden kunnen middels een naar behoren gemotiveerd schriftelijk verzoek vragen hun naam of bedrijfsnaam ter wille van de bescherming van hun veiligheid niet op de website van het Europees Parlement bekend te maken. De secretaris-generaal besluit of een dergelijk verzoek wordt ingewilligd.”;

d)

de volgende leden worden toegevoegd:

„9.   Het aantal op enig moment tussen een lid en geaccrediteerde medewerkers geldende arbeidsovereenkomsten mag, ongeacht de duur van het werkzaamheden zoals neergelegd in die overeenkomsten, niet meer dan drie bedragen. Dit aantal kan tot vier worden opgetrokken indien de voorzitter van het Parlement hier uitdrukkelijk toestemming voor verleent, nadat de bevoegde dienst zich ervan heeft vergewist dat het betrokken lid over voldoende kantoorruimte beschikt om te voldoen aan de regels die voor het gebruik van de gebouwen van het Parlement gelden, mede rekening houdend met het aantal stagiairs dat mogelijkerwijs aanwezig is.

10.   Ten minste 25 % van het in artikel 33, lid 4, bedoelde bedrag wordt gereserveerd voor de vergoeding van kosten onder titel VII van de aanstellingsvoorwaarden voor andere personeelsleden van de Europese Unie. Alle met parlementaire medewerking verband houdende kostendan die welke zijn bedoeld in titel VII van de aanstellingsvoorwaarden voor andere personeelsleden van de Europese Unie, mogen derhalve niet meer dan 75 % bedragen van het in artikel 33, lid 4, bedoelde bedrag.

Daarnaast mogen de kosten die verband houden met de verlening van diensten zoals bedoeld in artikel 34 niet meer bedragen dan 25 % van het in artikel 33, lid 4, bedoelde bedrag.

Deze maxima worden berekend op basis van het gecumuleerde bedrag per begrotingsjaar van de maandelijkse vergoedingen zoals bedoeld in artikel 33, lid 4, vermeerderd met de onbenutte restbedragen die in overeenstemming met artikel 33, lid 6, naar het volgende begrotingsjaar worden overgedragen, op een pro-ratabasis.

11.   Het Parlement vergoedt de uitgaven voor plaatselijke medewerkers op basis van brutosalarissen of vergoedingen zonder btw tot maandelijkse plafonds die door het Bureau overeenkomstig lid 12 worden vastgesteld. Het Bureau kan de plafonds jaarlijks aanpassen. De toepasselijke plafonds worden op de website van het Parlement bekendgemaakt.

12.   De plafonds komen overeen met drie keer het referentiebedrag. Het referentiebedrag is een twaalfde van het bedrag dat Eurostat publiceert als zijnde het gemiddelde brutosalaris van personen met een voltijdse baan in de lidstaat waarin het betrokken lid is verkozen.

De aldus berekende plafonds mogen evenwel niet minder bedragen dan het basissalaris van een geaccrediteerde parlementaire medewerker in graad 6 en niet hoger dan het basissalaris van een geaccrediteerde parlementaire medewerker in graad 19.

Eventuele bonussen worden slechts vergoed tot de eerdergenoemde op jaarbasis berekende plafonds.

De plafonds worden pro rata verlaagd in gevallen waarin de plaatselijke medewerker in deeltijd werkt of waarin de plaatselijke medewerker geen volledige maand werkt.”.

3)

Artikel 35, lid 3, wordt vervangen door:

„3.   Een lid sluit een individuele overeenkomst met een derdebetalende van zijn keuze die voldoet aan de in lid 2 gestelde voorwaarden.

Kosten voor gebruikmaking van de diensten van een derdebetalende overeenkomstig lid 1 worden gedekt door de vergoeding bedoeld in artikel 33, lid 4, en zijn niet onderworpen aan de beperking van artikel 34, lid 10, met betrekking tot diensten.

De honoraria van de derdebetalende mogen exclusief btw niet hoger zijn dan 10 % van de salariskosten, bijdragen en vergoedingen van plaatselijke medewerkers, dienstverleners en stagiairs voor wier betaling zij verantwoordelijk zijn, en mogen niet hoger zijn dan 4 % van het in artikel 33, lid 4, bedoelde bedrag.

De maxima voor de honoraria van derdebetalenden worden cumulatief per kalenderjaar herzien a rato van de duur van de met hen gesloten overeenkomst.”.

4)

Artikel 38 wordt vervangen door:

„Artikel 38

In het kader van de arbeidsovereenkomst over te leggen stukken

Verzoeken om vergoeding van kosten van een arbeidsovereenkomst omvatten:

(a)

het origineel van de arbeidsovereenkomst tussen het lid en zijn plaatselijke medewerker;

(b)

een gedetailleerde taakomschrijving en het precieze adres waarop de taken moeten worden verricht;

(c)

een salarisstrookje met een gedetailleerde beschrijving van de salarisopbouw, de werkgevers- en werknemersbijdragen en andere waarschijnlijke kosten die in de loop van het kalenderjaar en bij de beëindiging van de overeenkomst moeten worden betaald of vergoed en dat rekening houdt met de bepalingen van nationaal recht, waaronder die welke betrekking hebben op minimumlonen, en met contractuele verplichtingen, met inbegrip van kostenvergoedingen voor dienstreizen;

(d)

een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van een geldig identiteitsbewijs van de plaatselijke medewerker;

(e)

een bewijsstuk inzake de gewone verblijfplaats van de plaatselijke medewerker;

(f)

een bewijsstuk inzake de kwalificaties en beroepservaring van de plaatselijke medewerker, en

(g)

een door het lid medeondertekende verklaring dat de plaatselijke medewerker voor de duur van zijn overeenkomst direct noch indirect al dan niet tegen een vergoeding andere activiteiten verricht voor een organisatie die politieke doeleinden nastreeft, zoals een politieke partij, stichting, beweging of fractie, indien die activiteiten van invloed kunnen zijn op de taakverrichting van de betrokkene in zijn hoedanigheid van medewerker of aanleiding kunnen geven tot een belangenconflict.”.

5)

Artikel 39 wordt vervangen door:

„Artikel 39

Regularisering van rekeningen

1.   De derdebetalende doet uiterlijk tegen 31 maart van het jaar volgend op het betreffende boekjaar van het Parlement overzichten betreffende de kosten van salarissen, belastingafdrachten en werkgevers- en werknemersbijdragen, en eventuele andere terugbetaalbare kosten voor iedere in dienst genomen plaatselijke medewerker, toekomen aan de bevoegde dienst, met name met het oog op de verrekening van uitgekeerde voorschotten. Bovendien toont hij aan dat de betrokken plaatselijke medewerker bij een socialezekerheidsstelsel is aangesloten, waarbij het lid als werkgever wordt vermeld, alsook, voor zover het toepasselijke nationale recht zulks vereist, een attest waaruit blijkt dat de medewerker verzekerd is tegen arbeidsongevallen. Ook certificeert hij dat aan alle uit het toepasselijke nationale recht voortvloeiende verplichtingen is voldaan.

In geval van beëindiging van de overeenkomst tussen de derdebetalende en het lid en aan het einde van het mandaat van het lid wordt binnen uiterlijk drie maanden aan deze verplichtingen voldaan.

De in de eerste alinea bedoelde overzichten worden opgesteld conform de door het Parlement vastgestelde specificaties.

2.   Na verificatie van de in lid 1 bedoelde overzichten stuurt de bevoegde dienst de derdebetalende een kennisgeving toe, met kopie aan het lid, waarin wordt verklaard of de verrichte betalingen al dan niet regelmatig zijn en, in voorkomend geval, wordt vermeld welke documenten ontbreken en nog moeten worden overgelegd.

Indien in die kennisgeving wordt geconstateerd dat de betalingen onregelmatig zijn, worden de documenten die nodig zijn voor de regularisering ervan binnen een maand na de datum van kennisgeving ingediend bij de bevoegde dienst. Indien dit niet gebeurt, past het Parlement de artikelen 67 en 68 toe.”.

6)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 39 bis

Verplichtingen in verband met arbeidsovereenkomsten

1.   Gedurende de door het toepasselijke nationale recht vastgestelde periode, en in elk geval gedurende ten minste een jaar na het einde van de betrokken zittingsperiode, houdt de derdebetalende een salarisdossier waarin de bij wijze van bezoldiging uitbetaalde bedragen en de belastingen en werkgevers- en werknemersbijdragen zijn opgenomen. Indien de overeenkomst met de derdebetalende voor het einde van het mandaat van het lid wordt beëindigd, moet een als eensluidend gewaarmerkt afschrift van het salarisdossier onverwijld worden toegezonden aan de nieuwe derdebetalende van de keuze van het lid als bedoeld in artikel 35, lid 3.

2.   Medewerkers onthouden zich van elke actie waardoor zij in conflict raken met de belangen van de leden die zij assisteren of met de belangen van het Parlement. Zij stellen het betrokken lid onverwijld in kennis van hun voornemen om een andere al dan niet bezoldigde nevenactiviteit te gaan verrichten of zich kandidaat te stellen bij verkiezingen.

Van medewerkers wordt verlangd dat zij op een afstand van hun werkplek wonen die verenigbaar is met de behoorlijke uitoefening van hun taken.

3.   De leden stellen de bevoegde dienst onmiddellijk in kennis van elke wijziging in de arbeidsvoorwaarden die van invloed is op de aan de parlementaire medewerking verbonden kosten en van elk voornemen van medewerkers om nevenactiviteiten te verrichten of zich kandidaat te stellen bij verkiezingen. De leden zien erop toe dat deze nevenactiviteiten en deze verkiezingsdeelname geen gevolgen hebben voor de taakverrichting van medewerkers of indruisen tegen de financiële belangen van de Unie. De bevoegde dienst kan verzoeken om bewijsstukken met betrekking tot de regelingen die daartoe met de betrokken medewerkers zijn getroffen.

4.   Plaatselijke medewerkers die voornemens zijn zich kandidaat te stellen bij verkiezingen, voldoen aan de voor verkiezingscampagnes geldende nationale wetsbepalingen. Medewerkers dienen ten minste voor de duur van de officiële campagne met jaarlijks verlof of met onbetaald verlof te zijn. Indien zij worden verkozen, wordt de vergoeding van de met hen verband houdende kosten gestaakt, tenzij zij kunnen aantonen dat hun mandaat verenigbaar is met de uitoefening van hun taken als parlementaire medewerkers.

5.   Tussen leden en medewerkers gesloten overeenkomsten dienen de in de leden 2 en 4 genoemde verplichtingen te bevatten.”.

7)

Artikel 41 wordt vervangen door:

„Artikel 41

In verband met een dienstverleningsovereenkomst over te leggen stukken

1.   Behalve voor incidentele diensten waarvan de kosten, inclusief btw, niet hoger zijn dan 500 EUR, moet vóór de sluiting van een dienstverleningsovereenkomst een kostenvergoedingsaanvraag worden ingediend, die het volgende bevat:

a)

een kostenraming en een ontwerp van de overeenkomst die het lid met een dienstverlener wil sluiten en waarin de aard van de te verlenen diensten duidelijk wordt beschreven;

b)

in geval van diensten die, inclusief btw, meer dan 60 000 EUR kosten, de motivering van de keuze van de offerte, die de economisch meest voordelige moet zijn van ten minste drie offertes van volledig los van elkaar staande dienstverleners, waarbij naast de prijs ook rekening wordt gehouden met de kwaliteit van de offerte en met sociale aspecten; deze drempel geldt cumulatief in geval van achtereenvolgende overeenkomsten voor soortgelijke diensten van dezelfde dienstverlener;

c)

indien de dienstverlener een rechtspersoon is, een afschrift van zijn inschrijving in het handelsregister of een gelijkwaardig document plus de statuten, of indien de dienstverlener een natuurlijk persoon is, de in artikel 38, onder d) tot en met f), en, behalve bij incidentele overeenkomsten, onder g), opgesomde documenten;

d)

indien de dienstverlener een rechtspersoon is, een verklaring inzake de afwezigheid van belangenconflicten waarin wordt bevestigd dat geen van de personen die bij het verlenen van de dienst betrokken is, een medewerker is in de zin van artikel 34 of onder de in artikel 43, onder d), genoemde categorieën valt.

2.   De kosten van verleende diensten worden vergoed indien het lid aan de bevoegde dienst een rekening of honorariumnota overlegt waarin de daadwerkelijk verleende diensten gedetailleerd worden beschreven, alsook een afschrift van de met de dienstverlener gesloten overeenkomst. De rekening of honorariumnota gaat vergezeld van een verklaring van het lid dat de dienst daadwerkelijk is verleend. Op verzoek van de bevoegde dienst legt het lid ook de belangrijkste bewijsstukken over.

Indien diensten geheel of gedeeltelijk van btw zijn vrijgesteld, kan de bevoegde dienst verlangen dat de derdebetalende de rechtsgrond voor die vrijstelling bevestigt.”.

8)

Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt a) wordt vervangen door:

„a)

de financiering van overeenkomsten met een organisatie die politieke doeleinden nastreeft, zoals een politieke partij, stichting of beweging of een fractie in een parlement;”;

b)

punt d) wordt vervangen door:

„d)

de financiering van overeenkomsten voor indienstneming of gebruikmaking van de diensten van de echtgenoten of vaste partners van de leden, of hun ouders, kinderen, broers of zussen of, in het algemeen, overeenkomsten die tot een belangenconflict als bedoeld in artikel 62, lid 1 bis, kunnen leiden.”.

9)

Artikel 46 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de leden 1, 2 en 3 worden vervangen door:

„1.   Voormalige leden hebben recht op een overbruggingstoelage. Wanneer zij een mandaat vervullen in een ander parlement of een openbaar ambt bekleden, wordt het salaris waarop zij recht hebben, verrekend met de overbruggingstoelage.

2.   Artikel 2, lid 3, is van overeenkomstige toepassing op de overbruggingstoelage.

3.   In de zin van dit artikel wordt onder „ander parlement” verstaan: elk parlement in een lidstaat dat wetgevende bevoegdheid heeft.”;

b)

in lid 4 wordt de inleidende formulering vervangen door:

„4.   Voor de toepassing van dit artikel wordt onder „openbaar ambt” de uitoefening van de volgende functies verstaan:”;

c)

lid 4, onder c), wordt vervangen door:

„c)

hoge ambtenaren die dragers van het openbaar gezag zijn of ambtenaren of leden van een instelling van de Unie.”.

10)

Artikel 48, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   Om de overbruggingstoelage te kunnen verkrijgen, dient het voormalige lid uiterlijk drie maanden na het einde van zijn mandaat een verzoek in bij de secretaris-generaal, vergezeld van een schriftelijke verklaring waarin hij aangeeft of hij een van de in artikel 46 bedoelde functies uitoefent.”.

11)

Artikel 61, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   De tenuitvoerlegging van deze uitvoeringsbepalingen en alle verzoeken om betaling uit hoofde van deze uitvoeringsbepalingen moet stroken met de bepalingen van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (4) en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie (5).

(4)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1)."

(5)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1).”."

12)

Aan artikel 62 wordt het volgende lid toegevoegd:

„1 bis.   Leden die bij de uitvoering van de begroting zijn betrokken, verrichten geen handelingen die kunnen leiden tot een conflict tussen hun eigen belangen en de financiële belangen van de Unie.

Van een belangenconflict is sprake wanneer handelingen van leden onrechtmatig worden beïnvloed om redenen die verband houden met familie, affectieve banden, economische belangen of enig ander met een begunstigde gedeeld belang.”.

13)

Artikel 78 wordt vervangen door:

„Artikel 78

Overgangsbepalingen voor de overeenkomsten met plaatselijke medewerkers en derdebetalenden

1.   De artikelen 34 en 35, zoals gewijzigd bij het besluit van het Bureau van 26 oktober 2015, inzake het aantal medewerkers en de bezoldiging van medewerkers en derdebetalenden laten nog geldige overeenkomsten onverlet, mits alle aanvragen voor de vergoeding van met hen verband houdende kosten vóór 27 oktober 2015 bij de bevoegde dienst zijn ingediend.

2.   Overeenkomsten als bedoeld in lid 1 kunnen uitsluitend worden verlengd of gewijzigd overeenkomstig het bepaalde in titel I, hoofdstuk 5.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag volgend op die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 januari 2016, met uitzondering van artikel 1, punten 9 en 10, die van toepassing zijn met ingang van 1 juli 2014.


(1)  Besluit 2005/684/EG, Euratom van het Europees Parlement van 28 september 2005 houdende aanneming van het Statuut van de leden van het Europees Parlement (PB L 262 van 7.10.2005, blz. 1).

(2)  Besluit van het Bureau van het Europees Parlement van 19 mei en 9 juli 2008 houdende de uitvoeringsbepalingen van het Statuut van de leden van het Europees Parlement (PB C 159 van 13.7.2009, blz. 1).

(3)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).


Europese Commissie

28.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 397/9


Wisselkoersen van de euro (1)

27 november 2015

(2015/C 397/04)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,0580

JPY

Japanse yen

129,75

DKK

Deense kroon

7,4605

GBP

Pond sterling

0,70290

SEK

Zweedse kroon

9,2420

CHF

Zwitserse frank

1,0900

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

9,1885

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

27,024

HUF

Hongaarse forint

312,08

PLN

Poolse zloty

4,2631

RON

Roemeense leu

4,4467

TRY

Turkse lira

3,0865

AUD

Australische dollar

1,4689

CAD

Canadese dollar

1,4121

HKD

Hongkongse dollar

8,2001

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,6189

SGD

Singaporese dollar

1,4927

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 221,76

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

15,1490

CNY

Chinese yuan renminbi

6,7650

HRK

Kroatische kuna

7,6230

IDR

Indonesische roepia

14 628,60

MYR

Maleisische ringgit

4,5150

PHP

Filipijnse peso

49,921

RUB

Russische roebel

69,9945

THB

Thaise baht

37,972

BRL

Braziliaanse real

3,9359

MXN

Mexicaanse peso

17,5099

INR

Indiase roepie

70,6449


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


V Bekendmakingen

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

Europese Commissie

28.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 397/10


Bericht van opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van garens met een hoge sterktegraad van polyesters van oorsprong uit de Volksrepubliek China

(2015/C 397/05)

Na de bekendmaking van een bericht van het naderend vervallen (1) van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van garens met een hoge sterktegraad van polyesters van oorsprong uit de Volksrepubliek China („het betrokken land”) heeft de Europese Commissie („de Commissie”) op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (2) („de basisverordening”) een verzoek om een nieuw onderzoek ontvangen.

1.   Verzoek om een nieuw onderzoek

Het verzoek werd op 31 augustus 2015 ingediend door CIRFS (The European Manmade Fibres Association) („de indiener van het verzoek”) namens producenten die goed zijn voor meer dan 25 % van de totale productie in de Unie van garens met een hoge sterktegraad van polyesters.

2.   Onderzocht product

Dit nieuwe onderzoek heeft betrekking op garens met een hoge sterktegraad van polyesters (andere dan naaigarens), niet bestemd voor verkoop op detailhandelniveau, monofilamenten van minder dan 67 decitex daaronder begrepen („het onderzochte product”), momenteel ingedeeld onder GN-code 5402 20 00, van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

3.   Bestaande maatregelen

Momenteel geldt een definitief antidumpingrecht dat werd ingesteld bij Verordening (EU) nr. 1105/2010 van de Raad (3).

4.   Motivering van het nieuwe onderzoek

Het verzoek werd ingediend omdat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting van dumping en voortzetting van schade voor de bedrijfstak van de Unie.

4.1.    Bewering dat dumping waarschijnlijk wordt voortgezet

Aangezien de Volksrepubliek China, gelet op artikel 2, lid 7, van de basisverordening, als land zonder markteconomie wordt beschouwd, heeft de indiener van het verzoek de normale waarde voor de invoer uit de Volksrepubliek China vastgesteld op basis van de door berekening vastgestelde normale waarde (productiekosten, verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten (VAA-kosten) en winst) in een derde land met een markteconomie, in dit geval Taiwan. De bewering dat voortzetting van dumping waarschijnlijk is, is gebaseerd op een vergelijking van de aldus vastgestelde normale waarde met de prijs (af fabriek) van het onderzochte product bij uitvoer naar de Unie.

De aldus berekende dumpingmarges blijken voor het betrokken land aanzienlijk te zijn.

4.2.    Bewering dat schade waarschijnlijk zal voortduren

De indiener van het verzoek heeft ook voorlopig bewijsmateriaal overgelegd waaruit blijkt dat de invoer van het onderzochte product uit het betrokken land in de Unie zowel absoluut als qua marktaandeel is gestegen.

Uit dit voorlopige bewijsmateriaal komt naar voren dat de hoeveelheden waarin en de prijzen waartegen het onderzochte product wordt ingevoerd, onder meer een ongunstige invloed hebben gehad op de verkochte hoeveelheden, de in rekening gebrachte prijzen en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie, waardoor de algemene prestaties, de financiële situatie alsmede de werkgelegenheidssituatie van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk zijn verslechterd.

Volgens de indiener van het verzoek is voortzetting van schade waarschijnlijk. In dit verband heeft hij bewijsmateriaal overgelegd waaruit blijkt dat, als de maatregelen zouden komen te vervallen, de invoer van het onderzochte product uit het betrokken land in de Unie wegens de onbenutte capaciteit bij de producenten-exporteurs in de Volksrepubliek China waarschijnlijk in omvang zal toenemen.

Hij voert voorts aan dat de bedrijfstak van de Unie bij een verdere aanzienlijke toename van de invoer tegen dumpingprijzen uit het betrokken land waarschijnlijk nog meer schade zal lijden als de maatregelen zouden komen te vervallen.

5.   Procedure

Daar de Commissie, na raadpleging van het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening ingestelde comité, tot de conclusie is gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal is om de opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen te rechtvaardigen, opent zij een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening.

5.1.    Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode

Het onderzoek naar de voortzetting of herhaling van dumping zal betrekking hebben op de periode van 1 oktober 2014 tot en met 30 september 2015 („het tijdvak van het nieuwe onderzoek”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade zal betrekking hebben op de periode van 1 januari 2012 tot het einde van het onderzoektijdvak („de beoordelingsperiode”).

5.2.    Procedure voor het vaststellen van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping

Producenten-exporteurs (4) van het onderzochte product uit het betrokken land, met inbegrip van die welke niet hebben meegewerkt aan het onderzoek dat/de onderzoeken die tot de geldende maatregelen heeft/hebben geleid, wordt verzocht aan het onderzoek van de Commissie mee te werken.

5.2.1.   Onderzoek van producenten-exporteurs

5.2.1.1.   Procedure voor de selectie van te onderzoeken producenten-exporteurs in de Volksrepubliek China

a)   Steekproef

Gezien het mogelijk grote aantal producenten-exporteurs in de Volksrepubliek China dat bij dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen betrokken is, kan de Commissie, om het onderzoek binnen de wettelijke termijn te kunnen afronden, haar onderzoek tot een redelijk aantal producenten-exporteurs beperken door een steekproef samen te stellen. De (samenstelling van de) steekproef zal overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening worden uitgevoerd.

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, wordt alle producenten-exporteurs of hun vertegenwoordigers, met inbegrip van die welke niet hebben meegewerkt aan het onderzoek dat tot de onderzochte maatregelen heeft geleid, verzocht contact met de Commissie op te nemen. Zij moeten dat, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie doen en de Commissie de in bijlage I bij dit bericht verlangde informatie over hun onderneming of ondernemingen verstrekken.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van producenten-exporteurs nodig acht, zal de Commissie bovendien contact opnemen met de autoriteiten van de Volksrepubliek China en mogelijk ook met haar bekende verenigingen van producenten-exporteurs.

Belanghebbenden die behalve de hierboven vermelde informatie nog andere informatie willen verstrekken die voor de samenstelling van de steekproef van nut kan zijn, moeten dit, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 21 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie doen.

Indien een steekproef noodzakelijk is, zullen de producenten-exporteurs worden geselecteerd op basis van het grootste representatieve volume van de productie, verkoop of uitvoer dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kan worden onderzocht. De Commissie zal alle haar bekende producenten-exporteurs, de autoriteiten van het betrokken land en de verenigingen van producenten-exporteurs, indien nodig via de autoriteiten van het betrokken land, mededelen welke ondernemingen voor de steekproef zijn geselecteerd.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek met betrekking tot producenten-exporteurs nodig acht, zal de Commissie een vragenlijst toezenden aan de voor de steekproef geselecteerde producenten-exporteurs, aan de haar bekende verenigingen van producenten-exporteurs en aan de autoriteiten van de Volksrepubliek China.

Alle voor de steekproef geselecteerde producenten-exporteurs moeten, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen na de datum van kennisgeving van de samenstelling van de steekproef een ingevulde vragenlijst indienen.

Ondernemingen die hebben ingestemd met opname in de steekproef maar uiteindelijk niet worden geselecteerd, worden onverminderd de mogelijke toepassing van artikel 18 van de basisverordening geacht mee te werken („niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs”).

5.2.2.   Aanvullende procedure met betrekking tot producenten-exporteurs in het betrokken land zonder markteconomie

5.2.2.1.   Selectie van een derde land met een markteconomie

De normale waarde van de invoer uit de Volksrepubliek China zal overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening worden vastgesteld op basis van de prijs of de door berekening vastgestelde waarde in een derde land met een markteconomie.

Bij het vorige onderzoek is Taiwan als derde land met een markteconomie gebruikt om de normale waarde voor de Volksrepubliek China vast te stellen. De Commissie overweegt voor dit onderzoek opnieuw Taiwan te gebruiken. Belanghebbenden wordt verzocht hun opmerkingen over de geschiktheid van deze keuze in te dienen binnen tien dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie. Volgens de informatie waarover de Commissie beschikt, kunnen andere leveranciers van de Unie uit landen met een markteconomie onder andere gevestigd zijn in de Verenigde Staten van Amerika („VS”) en de Republiek Korea. De Commissie zal onderzoeken of het onderzochte product wordt geproduceerd en verkocht in die derde landen met een markteconomie waarvoor aanwijzingen bestaan dat het onderzochte product er wordt geproduceerd.

5.2.3.   Onderzoek van niet-verbonden importeurs  (5)  (6)

Niet-verbonden importeurs die het onderzochte product uit de Volksrepubliek China in de Unie invoeren, wordt verzocht aan dit onderzoek mee te werken.

Gezien het mogelijk grote aantal niet-verbonden importeurs dat bij dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen betrokken is, kan de Commissie, om het onderzoek binnen de wettelijke termijn te kunnen afronden, haar onderzoek tot een redelijk aantal niet-verbonden importeurs beperken door een steekproef samen te stellen. De (samenstelling van de) steekproef zal overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening worden uitgevoerd.

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, wordt alle niet-verbonden importeurs of hun vertegenwoordigers, met inbegrip van die welke niet hebben meegewerkt aan het onderzoek dat tot de onderzochte maatregelen heeft geleid, verzocht contact met de Commissie op te nemen. Zij moeten dat, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie doen en de Commissie de in bijlage II bij dit bericht verlangde informatie over hun onderneming of ondernemingen verstrekken.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van niet-verbonden importeurs nodig acht, kan de Commissie ook contact opnemen met haar bekende verenigingen van importeurs.

Belanghebbenden die behalve de hierboven vermelde informatie nog andere informatie willen verstrekken die voor de samenstelling van de steekproef van nut kan zijn, moeten dit, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 21 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie doen.

Indien een steekproef noodzakelijk is, kunnen de importeurs worden geselecteerd op basis van het grootste representatieve volume van hun verkoop van het onderzochte product in de Unie dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kan worden onderzocht. De Commissie zal alle haar bekende niet-verbonden importeurs en verenigingen van importeurs mededelen welke ondernemingen voor de steekproef zijn geselecteerd.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig acht, zal de Commissie een vragenlijst toezenden aan de in de steekproef opgenomen niet-verbonden importeurs en aan haar bekende verenigingen van importeurs. Deze partijen moeten, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen na de datum van kennisgeving van de samenstelling van de steekproef een ingevulde vragenlijst indienen.

5.3.    Procedure voor het vaststellen van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade

Teneinde vast te stellen of voortzetting of herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk is, wordt de producenten van het onderzochte product in de Unie verzocht aan het onderzoek van de Commissie mee te werken.

5.3.1.   Onderzoek van producenten in de Unie

Gezien het grote aantal producenten in de Unie dat bij dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen betrokken is, heeft de Commissie, om het onderzoek binnen de wettelijke termijn te kunnen afronden, besloten haar onderzoek tot een redelijk aantal producenten in de Unie te beperken door een steekproef samen te stellen. De (samenstelling van de) steekproef wordt overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening uitgevoerd.

De Commissie heeft een voorlopige steekproef van producenten in de Unie samengesteld. Belanghebbenden vinden nadere details in het dossier. Belanghebbenden wordt verzocht het dossier te raadplegen (de contactgegevens van de Commissie zijn opgenomen in punt 5.7). Andere producenten in de Unie of hun vertegenwoordigers, met inbegrip van die welke niet hebben meegewerkt aan het onderzoek dat/de onderzoeken die tot de geldende maatregelen heeft/hebben geleid, die vinden dat er redenen zijn waarom zij in de steekproef zouden moeten worden opgenomen, moeten uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie contact met de Commissie opnemen.

Belanghebbenden die nog andere informatie willen verstrekken die voor de samenstelling van de steekproef van nut kan zijn, moeten dit, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 21 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie doen.

De Commissie zal alle haar bekende producenten in de Unie en/of verenigingen van producenten in de Unie mededelen welke ondernemingen uiteindelijk voor de steekproef zijn geselecteerd.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig acht, zal de Commissie een vragenlijst toezenden aan de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en aan alle haar bekende verenigingen van producenten in de Unie. Deze partijen moeten, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen na de datum van kennisgeving van de samenstelling van de steekproef een ingevulde vragenlijst indienen.

5.4.    Procedure voor het beoordelen van het belang van de Unie

Indien wordt bevestigd dat voortzetting of herhaling van dumping en schade waarschijnlijk is, zal uit hoofde van artikel 21 van de basisverordening een beslissing worden genomen over de vraag of handhaving van de antidumpingmaatregelen niet in strijd zou zijn met het belang van de Unie. Producenten in de Unie, importeurs en hun representatieve verenigingen, gebruikers en hun representatieve verenigingen, en representatieve consumentenorganisaties wordt verzocht om, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie contact op te nemen. Om aan het onderzoek deel te nemen, moeten de representatieve consumentenorganisaties binnen dezelfde termijn aantonen dat er een objectieve band is tussen hun activiteiten en het onderzochte product.

Partijen die binnen de genoemde termijn contact opnemen, kunnen de Commissie, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie informatie verstrekken over het belang van de Unie. Zij kunnen deze informatie vormvrij opstellen of een vragenlijst van de Commissie invullen. Met informatie die op grond van artikel 21 wordt verstrekt, wordt alleen rekening gehouden indien daarbij tegelijkertijd het nodige bewijsmateriaal is gevoegd.

5.5.    Andere schriftelijke opmerkingen

Alle belanghebbenden wordt verzocht om onder de voorwaarden van dit bericht hun standpunt kenbaar te maken en informatie en bewijsmateriaal in te dienen. Tenzij anders aangegeven, moeten deze informatie en het bewijsmateriaal uiterlijk 37 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie in het bezit van de Commissie zijn.

5.6.    Mogelijkheid om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord

Alle belanghebbenden kunnen een verzoek indienen om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord. Dit verzoek moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. Een verzoek om te worden gehoord over zaken die betrekking hebben op het beginstadium van het onderzoek, moet uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie worden ingediend. Daarna moet een verzoek om te worden gehoord, worden ingediend binnen de specifieke termijnen die de Commissie in haar correspondentie met de partijen vermeldt.

5.7.    Instructies voor schriftelijke opmerkingen en de verzending van ingevulde vragenlijsten en correspondentie

Informatie die aan de Commissie wordt verstrekt in het kader van handelsbeschermingsonderzoeken, is vrij van auteursrechten. Alvorens aan de Commissie informatie en/of gegevens te verstrekken die onderworpen zijn aan het auteursrecht van derden, moeten belanghebbenden de houder van het auteursrecht specifiek verzoeken de Commissie uitdrukkelijk toestemming te verlenen om a) voor deze handelsbeschermingsprocedure gebruik te maken van de informatie en gegevens en b) de informatie en/of gegevens te verstrekken aan belanghebbenden in dit onderzoek, in een vorm die hun de mogelijkheid biedt hun recht van verweer uit te oefenen.

Alle schriftelijke opmerkingen (met inbegrip van de in dit bericht gevraagde informatie), ingevulde vragenlijsten en correspondentie die door de belanghebbenden worden verstrekt en waarvoor om een vertrouwelijke behandeling wordt verzocht, moeten zijn voorzien van de vermelding „Limited” (7).

Belanghebbenden die informatie met de vermelding „Limited” verstrekken, moeten hiervan krachtens artikel 19, lid 2, van de basisverordening een niet-vertrouwelijke samenvatting indienen, voorzien van de vermelding „For inspection by interested parties”. Deze samenvatting moet gedetailleerd genoeg zijn om een redelijk inzicht te verschaffen in de essentie van de als vertrouwelijk verstrekte informatie. Als een belanghebbende die vertrouwelijke informatie verstrekt geen niet-vertrouwelijke samenvatting daarvan indient met de vereiste vorm en inhoud, kan deze informatie buiten beschouwing worden gelaten.

Belanghebbenden wordt verzocht alle opmerkingen en verzoeken met inbegrip van gescande volmachten en certificaten per e-mail in te dienen, met uitzondering van uitgebreide antwoorden, die persoonlijk of per aangetekend schrijven worden ingediend op een cd-rom of dvd. Door e-mail te gebruiken, stemmen belanghebbenden in met de geldende voorschriften inzake elektronisch ingediende opmerkingen, zoals die zijn vervat in het document „CORRESPONDENCE WITH THE EUROPEAN COMMISSION IN TRADE DEFENCE CASES” (Correspondentie met de Europese Commissie in handelsbeschermingszaken) op de website van het directoraat-generaal Handel (http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2014/june/tradoc_152578.pdf) Belanghebbenden moeten hun naam, adres, telefoonnummer en een geldig e-mailadres vermelden en ervoor zorgen dat het verstrekte e-mailadres een actief, officieel en zakelijk e-mailadres is dat iedere dag wordt gecontroleerd. Zodra contactgegevens zijn verstrekt, verloopt de communicatie van de Commissie met belanghebbenden uitsluitend per e-mail, behalve indien zij er uitdrukkelijk om verzoeken alle documenten van de Commissie via een ander communicatiemiddel te ontvangen of het document wegens de aard ervan per aangetekend schrijven moet worden verzonden. Voor nadere voorschriften en informatie over de correspondentie met de Commissie, met inbegrip van de beginselen die van toepassing zijn op per e-mail verzonden opmerkingen, moeten belanghebbenden de genoemde instructies over communicatie met belanghebbenden raadplegen.

Correspondentieadres van de Commissie:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat H

Kamer CHAR 04/039

1040 Brussel

BELGIË

E-mail

:

TRADE-HTY-R627-DUMPING@ec.europa.eu;

TRADE-HTY-R627-INJURY@ec.europa.eu

6.   Niet-medewerking

Wanneer belanghebbenden geen toegang tot de nodige gegevens verlenen, deze niet binnen de gestelde termijn verstrekken of het onderzoek aanmerkelijk belemmeren, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening conclusies worden getrokken aan de hand van de beschikbare gegevens, zowel in positieve als in negatieve zin.

Wanneer blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, kunnen deze buiten beschouwing worden gelaten en kan van de beschikbare gegevens gebruik worden gemaakt.

Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en de conclusies daarom overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, kan het resultaat voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan indien hij wel medewerking had verleend.

Indien de belanghebbende zijn antwoord niet door middel van systemen voor automatische gegevensverwerking verstrekt, wordt dit niet als niet-medewerking beschouwd, mits deze belanghebbende aantoont dat verstrekking van het antwoord in de gevraagde vorm voor hem een onredelijke extra belasting zou betekenen of onredelijke extra kosten zou meebrengen. De belanghebbende moet onmiddellijk contact opnemen met de Commissie.

7.   Raadadviseur-auditeur

Belanghebbenden kunnen erom vragen dat de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures wordt ingeschakeld. De raadadviseur-auditeur fungeert als tussenpersoon tussen de belanghebbenden en de onderzoeksdiensten van de Commissie. Hij behandelt verzoeken om toegang tot het dossier, geschillen over de vertrouwelijkheid van documenten, verzoeken om termijnverlenging en verzoeken van derden om te worden gehoord. De raadadviseur-auditeur kan een hoorzitting met een individuele belanghebbende beleggen en als bemiddelaar optreden om te garanderen dat de belanghebbenden hun recht van verweer ten volle kunnen uitoefenen.

Een verzoek om door de raadadviseur-auditeur te worden gehoord, moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. Een verzoek om te worden gehoord over zaken die betrekking hebben op het beginstadium van het onderzoek, moet uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie worden ingediend. Daarna moet een verzoek om te worden gehoord, worden ingediend binnen de specifieke termijnen die de Commissie in haar correspondentie met de partijen vermeldt.

De raadadviseur-auditeur kan ook een hoorzitting voor belanghebbenden beleggen waar uiteenlopende standpunten en tegenargumenten naar voren kunnen worden gebracht met betrekking tot kwesties in verband met onder andere de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping en schade, en het belang van de Unie.

Belanghebbenden die contact willen opnemen, vinden de nodige gegevens en nadere informatie op de pagina’s van de raadadviseur-auditeur op de website van DG Handel: http://ec.europa.eu/trade/trade-policy-and-you/contacts/hearing-officer/

8.   Tijdschema voor het onderzoek

Het onderzoek wordt overeenkomstig artikel 11, lid 5, van de basisverordening uiterlijk 15 maanden na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie afgesloten.

9.   Verzoek om een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening

Aangezien dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen wordt geopend overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening, kunnen de bestaande maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 6, van de basisverordening naar aanleiding van de bevindingen van het onderzoek worden ingetrokken of gehandhaafd, maar niet worden gewijzigd.

Belanghebbenden die van oordeel zijn dat de maatregelen opnieuw moeten worden onderzocht zodat deze kunnen worden gewijzigd, kunnen een verzoek om een nieuw onderzoek indienen op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening.

Zij moeten daartoe contact opnemen met de Commissie op het bovenstaande adres. Een dergelijk onderzoek zal onafhankelijk van het in dit bericht aangekondigde onderzoek worden uitgevoerd.

10.   Verwerking van persoonsgegevens

Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (8).


(1)  PB C 77 van 5.3.2015, blz. 9.

(2)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1105/2010 van de Raad van 29 november 2010 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op garens met een hoge sterktegraad van polyesters van oorsprong uit de Volksrepubliek China en tot beëindiging van de procedure betreffende de invoer van garens met een hoge sterktegraad van polyesters van oorsprong uit de Republiek Korea en Taiwan (PB L 315 van 1.12.2010, blz. 1).

(4)  Onder producent-exporteur wordt verstaan een onderneming uit het betrokken land die het onderzochte product produceert en naar de markt van de Unie uitvoert, hetzij rechtstreeks hetzij via derden, met inbegrip van verbonden ondernemingen die betrokken zijn bij de productie, binnenlandse verkoop of uitvoer van het onderzochte product.

(5)  Uitsluitend importeurs die niet verbonden zijn met de producenten-exporteurs, mogen in de steekproef worden opgenomen. Importeurs die met producenten-exporteurs verbonden zijn, moeten bijlage I bij de vragenlijst voor deze producenten-exporteurs invullen. Zie voetnoot 3 van bijlage II voor de definitie van een verbonden partij.

(6)  Gegevens die door niet-verbonden importeurs zijn verstrekt, mogen ook worden gebruikt voor andere aspecten van dit onderzoek dan het vaststellen van dumping.

(7)  Een „Limited”-document wordt als vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51) en artikel 6 van de WTO-overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 (antidumpingovereenkomst) beschouwd. Het is ook een beschermd document krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).

(8)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.


BIJLAGE I

Image

Image


BIJLAGE II

Image

Image


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

28.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 397/20


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.7872 — Novartis/GSK (Ofatumumab Autoimmune Indications))

(Voor de EER relevante tekst)

(2015/C 397/06)

1.

Op 18 november 2015 heeft de Europese Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat Novartis AG („Novartis”, Zwitserland) van GlaxoSmithKline plc („GSK”, Verenigd Koninkrijk) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening de uitsluitende zeggenschap verkrijgt over de rechten op de auto-immunologische indicaties met betrekking tot het geneesmiddel Ofatumumab, door de verwerving van activa.

2.

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

—   Novartis: Zwitserse onderneming die wereldwijd actief is in drie grote segmenten van de gezondheidszorg: geneesmiddelen, oogverzorging en generieke geneesmiddelen;

—   GSK: Britse farmaceutische onderneming die wereldwijd actief is op het gebied van geneesmiddelen, vaccins en gezondheidsproducten voor de consument.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Europese Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

4.

De Europese Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Europese Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax (+32 22964301), per e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer M.7872 — Novartis/GSK (Ofatumumab Autoimmune Indications), aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).