ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 379

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

58e jaargang
13 november 2015


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2015/C 379/01

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en de Europese Rekenkamer — Jaarrekening van het Europees Ontwikkelingsfonds 2014

1

2015/C 379/02

Betrouwbaarheidsverklaring van de Rekenkamer over het achtste, negende, tiende en elfde EOF aan het Europees Parlement en de Raad — Verslag van de onafhankelijke accountant

124


NL

 


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

13.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 379/1


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE EUROPESE REKENKAMER

Jaarrekening van het Europees Ontwikkelingsfonds 2014

(2015/C 379/01)

INHOUD

CERTIFICERING VAN DE REKENINGEN 2
UITVOERING EN FINANCIËLE VERSLAGLEGGING VAN DE EOF-MIDDELEN 3
FINANCIËLE STATEN EN TOELICHTINGEN DAARBIJ — DE DOOR DE EUROPESE COMMISSIE BEHEERDE MIDDELEN 6
FINANCIËLE STATEN VAN HET EOF 7
TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN VAN HET EOF 15
FINANCIËLE STATEN VAN HET TRUSTFONDS BÊKOU 37
TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN VAN HET TRUSTFONDS BÊKOU 41
GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN VAN HET EOF EN HET TRUSTFONDS BÊKOU 42
EOF-VERSLAG OVER DE TENUITVOERLEGGING VAN DE MIDDELEN 44
FINANCIËLE STATEN EN TOELICHTINGEN DAARBIJ — DE DOOR DE EUROPESE INVESTERINGSBANK BEHEERDE MIDDELEN 72

CERTIFICERING VAN DE REKENINGEN

De jaarrekening van het Europees Ontwikkelingsfonds voor het jaar 2014 is opgesteld volgens de bepalingen van titel IX van het Financieel Reglement van toepassing op het 11e Europees Ontwikkelingsfonds en overeenkomstig de in de bijlage bij de financiële staten beschreven boekhoudbeginselen, -regels en -methoden.

Ik verklaar dat ik verantwoordelijk ben om ervoor te zorgen dat de jaarrekeningen van het Europees Ontwikkelingsfonds worden opgesteld en gepresenteerd overeenkomstig artikel 20 van het Financieel Reglement van toepassing op het 11e Europees Ontwikkelingsfonds.

Ik heb van de ordonnateur en de EIB, die voor de betrouwbaarheid instaan, alle inlichtingen verkregen die nodig zijn voor het opstellen van de jaarrekeningen die een beeld van de activa en de passiva van het Europees Ontwikkelingsfonds en de uitvoering van de begroting geven.

Ik verklaar dat ik op basis van deze inlichtingen en op basis van de controles die ik noodzakelijk achtte om de jaarrekening te kunnen aftekenen, redelijke zekerheid heb dat de jaarrekening in alle materiële opzichten een getrouw beeld van de financiële positie van het Europees Ontwikkelingsfonds geeft.

[ondertekend]

Manfred KRAFF

Rekenplichtige

13 juli 2015

UITVOERING EN FINANCIËLE VERSLAGLEGGING VAN DE EOF-MIDDELEN

1.   ACHTERGROND

De Europese Unie (EU) heeft samenwerkings- en ontwikkelingsbetrekkingen met een groot aantal ontwikkelingslanden. De belangrijkste doelstelling is het bevorderen van de economische, sociale en ecologische ontwikkeling, waarbij de aandacht in eerste instantie wordt toegespitst op het terugdringen en bestrijden van armoede op lange termijn door aan de begunstigde landen ontwikkelingshulp en technische bijstand te verstrekken. Hiertoe stelt de EU samen met de partnerlanden ontwikkelingsstrategieën op en besteedt zij financiële middelen om die strategieën ten uitvoer te leggen. De middelen die de EU voor ontwikkeling uittrekt, zijn afkomstig van drie bronnen:

de begroting van de Europese Unie,

het Europees Ontwikkelingsfonds,

de Europese Investeringsbank.

Het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) is het voornaamste instrument voor het verstrekken van steun van de EU in het kader van de ontwikkelingssamenwerking aan de staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (de ACS-staten) en de landen en gebieden overzee (LGO).

Het EOF wordt niet gefinancierd met middelen uit de EU-begroting. Het EOF is opgericht krachtens een interne overeenkomst van de vertegenwoordigers van de lidstaten in de Raad bijeen en wordt beheerd door een eigen comité. De Europese Commissie (hierna „Commissie” genoemd) is verantwoordelijk voor de financiële uitvoering van de verrichtingen die met middelen van het EOF worden uitgevoerd. De Europese Investeringsbank (EIB) beheert de investeringsfaciliteit.

De geografische steun aan de ACS-staten en de LGO zal voor de periode 2014-2020 verder grotendeels via het EOF worden gefinancierd. Elk EOF wordt gewoonlijk voor een periode van ongeveer vijf jaar gesloten. Op elk EOF is een eigen Financieel Reglement van toepassing dat het opmaken van financiële staten voor elk afzonderlijk EOF verplicht stelt. Financiële staten worden bijgevolg afzonderlijk opgemaakt voor elk EOF met betrekking tot het deel dat door de Commissie wordt beheerd. Door middel van de gecumuleerde voorstelling van deze financiële staten komt een totaalbeeld tot stand van de financiële situatie van de middelen waarvoor de Commissie verantwoordelijk is.

Het Intern Akkoord tot oprichting van het 11e EOF is in juni 2013 door de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, ondertekend (1). De overeenkomst is op 1 maart 2015 in werking getreden. Om de continuïteit te verzekeren tussen de afloop van het 10e EOF en de inwerkingtreding van het 11e EOF heeft de Commissie overgangsmaatregelen voorgesteld, de zogenaamde overbruggingsfaciliteit (2). De overbruggingsfaciliteit is opgenomen in het kader van het 11e EOF.

Tegelijkertijd is het Financieel Reglement van toepassing op het 10e EOF (3) aangepast en is het nieuwe Financieel Reglement van toepassing op de overgangsperiode vastgesteld (4). Deze zijn op 30 mei 2014 in werking getreden. Op 2 maart 2015 heeft de Raad het Financieel Reglement van toepassing op het 11e EOF (5) en de uitvoeringsbepalingen (6) vastgesteld. Deze zijn op 6 maart 2015 in werking getreden.

De investeringsfaciliteit is opgericht in het kader van de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst. De investeringsfaciliteit wordt beheerd door de EIB en wordt gebruikt om de ontwikkeling van de particuliere sector in de ACS-staten te ondersteunen door hoofdzakelijk — maar niet uitsluitend — particuliere investeringen te financieren. De faciliteit is opgezet als een duurzaam fonds, in die zin dat terugbetalingen opnieuw in andere verrichtingen kunnen worden geïnvesteerd, waardoor de faciliteit over eigen middelen kan beschikken en financieel onafhankelijk is. Aangezien de investeringsfaciliteit niet door de Commissie wordt beheerd, wordt zij niet geconsolideerd in het eerste deel van de jaarrekening — de financiële staten van het EOF en het bijhorende financiële uitvoeringsverslag. De financiële staten van de investeringsfaciliteit zijn opgenomen als een afzonderlijk onderdeel van de jaarrekening (deel II) om een volledig beeld te geven van de ontwikkelingshulp van het EOF (7).

2.   HOE WORDT HET EOF GEFINANCIERD?

Op 2 december 2013 heeft de Europese Raad het meerjarig financieel kader 2014-2020 goedgekeurd. In dit kader is besloten dat de geografische samenwerking met de ACS-staten niet in de begroting van EU zou worden opgenomen, maar verder zou worden gefinancierd met de middelen uit het bestaande intergouvernementele EOF.

De EU-begroting wordt jaarlijks opgesteld en volgens het jaarperiodiciteitsbeginsel in begrotingszaken gelden de raming van en de machtiging voor de ontvangsten en uitgaven voor één jaar. In tegenstelling tot de EU heeft de werking van het EOF een meerjarig karakter. Voor elk EOF wordt een algemeen fonds opgericht voor de tenuitvoerlegging van de ontwikkelingssamenwerking gedurende een periode van doorgaans vijf jaar. Aangezien de middelen op meerjarige basis worden toegekend, kunnen de toegewezen middelen tijdens de looptijd van het EOF worden benut. In de begrotingsverslaggeving, waar de budgettaire tenuitvoerlegging van de EOF's wordt afgemeten aan de totale middelen, wordt gewezen op het ontbreken van de jaarperiodiciteit.

De EOF-middelen zijn ad-hocbijdragen van de EU-lidstaten. Ongeveer elke vijf jaar komen vertegenwoordigers van de lidstaten op intergouvernementeel niveau bijeen om het totale bedrag vast te stellen dat aan het fonds zal worden toegewezen en om toezicht te houden op de besteding ervan. Vervolgens worden de middelen door de Commissie beheerd overeenkomstig het EU-ontwikkelingsbeleid. Naast het beleid dat op het niveau van de EU wordt gevoerd, hebben de lidstaten hun eigen ontwikkelingsbeleid en moeten zij met het oog op complementariteit hun eigen beleid met dat van de EU coördineren.

Naast de bovenvermelde bijdragen kunnen lidstaten ook medefinancieringsregelingen aangaan of vrijwillige financiële bijdragen aan het EOF geven.

3.   JAARRAPPORTAGE

3.1.   Jaarrekeningen

De rekenplichtige heeft de verantwoordelijkheid om de jaarrekening op te stellen en ervoor te zorgen dat zij een getrouw beeld geeft van de vermogenspositie van de EDF.

De jaarrekening is als volgt opgebouwd:

Deel I: De door de Commissie beheerde middelen

i)

Jaarrekening van het EOF

ii)

Verslag over de financiële uitvoering van het EOF

Deel II: De door de EIB beheerde middelen

i)

Financiële staten van de investeringsfaciliteit

Aangezien in 2014 voor het eerst een trustfonds is opgericht in het kader van het EOF (zie 3.2), worden de rekeningen van dit trustfonds — samen met de geconsolideerde rekeningen (EOF en trustfonds) — hierna toegelicht.

De jaarrekening wordt uiterlijk op 31 juli van het daaropvolgend jaar door de Commissie goedgekeurd en ter kwijting aan het Europees Parlement en de Raad voorgelegd.

3.2.   Trustfonds Bêkou

Overeenkomstig artikel 187, lid 1, van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Unie en artikel 42 van het Financieel Reglement van toepassing op de overgangsperiode kan de Commissie EU-trustfondsen oprichten voor externe acties in het kader van een met andere donoren gesloten overeenkomst. Deze trustfondsen kunnen worden opgericht voor noodsituaties, operaties na een noodsituatie of acties rond een bepaald thema. Overeenkomstig artikel 187, lid 6, van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Unie is de rekenplichtige van de Commissie de rekenplichtige van de trustfondsen van de Unie.

Het eerste multidonor-trustfonds van de EU, het zogenaamde trustfonds Bêkou, is op 15 juli 2014 opgericht door de Europese Unie, Duitsland, Frankrijk en Nederland, met als doel de stabilisering en wederopbouw van de Centraal-Afrikaanse Republiek te bevorderen. Het trustfonds Bêkou heeft een maximale looptijd van 60 maanden.

Aangezien het trustfonds Bêkou in het kader van het EOF is opgericht, wordt de jaarrekening van dit trustfonds geconsolideerd met de EOF-jaarrekening.

4.   CONTROLE EN KWIJTING

4.1.   Controle

De jaarrekening en het beheer van de middelen van het EOF staan onder toezicht van de externe controleur van het fonds, zijnde de Europese Rekenkamer, die een jaarverslag opstelt voor het Europees Parlement en de Raad.

4.2.   Kwijting

De eindcontrole is de kwijting van de financiële tenuitvoerlegging van de EOF-middelen voor een bepaald begrotingsjaar. Het Europees Parlement is de met kwijting belaste autoriteit van het EOF. Dit betekent dat na de controle en de voltooiing van de jaarrekening de Raad een aanbeveling dient te doen en het Parlement daarna dient te beslissen of het kwijting verleent aan de Commissie voor de financiële tenuitvoerlegging van de EOF-middelen voor het vorige begrotingsjaar. Deze beslissing is gebaseerd op een controle van de rekeningen, het jaarverslag van de Europese Rekenkamer (dat een officiële betrouwbaarheidsverklaring bevat) en de antwoorden van de Commissie, alsook op de antwoorden van de Commissie op aanvullende vragen en verzoeken om meer informatie.

FINANCIËLE STATEN EN TOELICHTINGEN DAARBIJ — DE DOOR DE EUROPESE COMMISSIE BEHEERDE MIDDELEN (8)

INHOUD

FINANCIËLE STATEN VAN HET EOF 7
EOF BALANS 7
EOF STAAT VAN DE FINANCIËLE PRESTATIES 8
EOF KASSTROOMOVERZICHT 9
EOF MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA 10
BALANS — EOF 11
STAAT VAN DE FINANCIËLE PRESTATIES PER EOF 12
MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA PER EOF 13
TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN VAN HET EOF 15
FINANCIËLE STATEN VAN HET TRUSTFONDS BÊKOU 37
CERTIFICERING VAN DE REKENINGEN 38
ACHTERGRONDINFORMATIE OVER HET TRUSTFONDS BÊKOU 39
TRUSTFONDS BÊKOU BALANS 39
TRUSTFONDS BÊKOU STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN 40
TRUSTFONDS BÊKOU KASSTROOMOVERZICHT 40
TRUSTFONDS BÊKOU MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA 40
TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN VAN HET TRUSTFONDS BÊKOU 41
GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN VAN HET EOF EN HET TRUSTFONDS BÊKOU 42
GECONSOLIDEERDE BALANS 42
GECONSOLIDEERDE STAAT VAN DE FINANCIËLE PRESTATIES 43
GECONSOLIDEERDE STAAT VAN MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA 43
EOF VERSLAG OVER DE TENUITVOERLEGGING VAN DE MIDDELEN 44

FINANCIËLE STATEN VAN HET EOF  (9)

EOF BALANS

(miljoen EUR)

 

Toelichting

Per 31.12.2014

Per 31.12.2013

NIET-VLOTTENDE ACTIVA

 

 

 

Voorfinanciering

2.1

472

424

Bijdragen trustfonds

2.2

39

 

 

511

424

VLOTTENDE ACTIVA

 

 

 

Voorfinanciering

2.3

1  403

1  286

Vorderingen

2.4

84

84

Geldmiddelen en kasequivalenten

2.6

391

759

 

 

1  878

2  128

TOTAAL ACTIVA

 

2  389

2  553

 

 

 

 

NIET-VLOTTENDE PASSIVA

 

 

 

Verschuldigde bedragen

2.7

(34)

(25)

 

 

(34)

(25)

VLOTTENDE PASSIVA

 

 

 

Verschuldigde bedragen

2.8

(1  423)

(1  214)

 

 

(1  423)

(1  214)

TOTAAL PASSIVA

 

(1  457)

(1  239)

NETTOACTIVA

 

932

1  313

MIDDELEN EN RESERVES

 

 

 

Afgeroepen middelen van het fonds — actieve EOF's

2.9

35  673

32  529

Afgeroepen overgedragen middelen van afgesloten EOF's

2.10

2  252

2  252

Van vorige jaren overgedragen economisch resultaat

 

(33  468)

(30  396)

Economisch resultaat van het jaar

 

(3  526)

(3  072)

NETTOACTIVA

 

932

1  313


EOF STAAT VAN DE FINANCIËLE PRESTATIES

(miljoen EUR)

 

Toelichting

2014

2013

BELEIDSONTVANGSTEN

3.2

132

123

BELEIDSUITGAVEN

 

 

 

Beleidsuitgaven

3.3

(3  650)

(3  027)

Administratieve lasten

3.4

(22)

(167)

 

 

(3  671)

(3  194)

OVERSCHOT/(TEKORT) VAN BELEIDSACTIVITEITEN

 

(3  539)

(3  072)

Financiële ontvangsten

3.5

13

0

Financiële lasten

 

(0)

0

OVERSCHOT/(TEKORT) VAN FINANCIËLE ACTIVITEITEN

 

13

0

ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET JAAR

 

(3  526)

(3  072)


EOF KASSTROOMOVERZICHT

(miljoen EUR)

 

Toelichting

2014

2013

Economisch resultaat van het jaar

 

(3  526)

(3  072)

BELEIDSACTIVITEITEN

 

 

 

Gewone bijdragen van de lidstaten

 

3  068

2  961

Cofinancieringsbijdragen

 

66

18

(Terugboeking van) waardeverminderingen op vorderingen

 

14

(2)

(Toename)/afname voorfinancieringen op lange termijn

 

(47)

14

(Toename)/afname bijdragen trustfonds

 

(39)

(Toename)/afname voorfinancieringen op korte termijn

 

(117)

48

(Toename)/afname vorderingen op korte termijn  (10)

 

(22)

(7)

Toename/(afname) van langlopende verplichtingen

 

9

(15)

Toename/(afname) van kortlopende verplichtingen  (11)

 

227

123

NETTO KASSTROOM

 

(368)

69

Nettotoename/(-afname) geldmiddelen en kasequivalenten

 

(368)

69

Kasmiddelen en daarmee gelijk te stellen middelen bij het begin van het jaar

2.5

759

690

Geldmiddelen en kasequivalenten aan het einde van het jaar

2.5

391

759


EOF MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA

(miljoen EUR)

 

Middelen van het fonds — actieve EOF

(A)

Niet-afgeroepen middelen — actieve EOF

(B)

Afgeroepen middelen van het fonds — actieve EOF's

(C) = (A)–(B)

Gecumuleerde reserves

(D)

Afgeroepen overgedragen middelen van afgesloten EOF's

(E)

Totaal nettoactiva

(C)+(D)+(E)

SALDO OP 31.12.2012

45  691

16  112

29  579

(30  396)

2  252

1  435

Kapitaalverhoging — gewone bijdragen

(2  950)

2  950

2  950

Economisch resultaat van het jaar

(3  072)

(3  072)

SALDO OP 31.12.2013

45  691

13  162

32  529

(33  468)

2  252

1  313

Kapitaalverhoging — gewone bijdragen

(3  144)

3  144

3  144

Economisch resultaat van het jaar

(3  526)

(3  526)

SALDO OP 31.12.2014

45  691

10  018

35  673

(36  994)

2  252

932


BALANS — EOF

(miljoen EUR)

 

 

Per 31.12.2014

Per 31.12.2013

 

Toelichting

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

NIET-VLOTTENDE ACTIVA

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Voorfinanciering

2.1

17

411

44

90

334

Bijdragen trustfonds

2.2

39

 

 

 

 

 

 

17

411

83

90

334

VLOTTENDE ACTIVA

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Voorfinanciering

2.3

5

142

1  178

77

5

259

1  021

Vorderingen

2.4

3

66

15

0

2

58

24

Verbindingsrekeningen

2.5

216

810

607

290

1  323

Geldmiddelen en kasequivalenten

2.6

391

759

 

 

224

1  018

1  193

1  076

297

1  640

1  804

TOTAAL ACTIVA

 

224

1  035

1  604

1  159

297

1  730

2  138

NIET-VLOTTENDE PASSIVA

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Verschuldigde bedragen

2.7

(34)

(25)

 

 

(34)

(25)

VLOTTENDE PASSIVA

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Verschuldigde bedragen

2.8

(10)

(175)

(1  195)

(43)

(28)

(263)

(923)

Verbindingsrekeningen

2.5

(1  633)

(1  613)

 

 

(10)

(175)

(2  828)

(43)

(28)

(263)

(2  536)

TOTAAL PASSIVA

 

(10)

(175)

(2  862)

(43)

(28)

(263)

(2  561)

NETTOACTIVA

 

214

860

(1  258)

1  116

270

1  467

(423)

MIDDELEN EN RESERVES

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Afgeroepen middelen van het fonds — actieve EOF's

2.9

12  840

11  699

11  134

12  840

11  699

7  990

Afgeroepen overgedragen middelen van afgesloten EOF's

2.10

627

1  625

627

1  625

Afgeroepen middelen van het fonds — overdrachten tussen actieve EOF's

2.11

(3  147)

1  758

(209)

1  597

(3  083)

2  130

952

 

Van vorige jaren overgedragen economisch resultaat

 

(10  114)

(13  988)

(9  356)

(10)

(10  125)

(13  658)

(6  614)

Economisch resultaat van het jaar

 

8

(235)

(2  828)

(472)

10

(331)

(2  751)

 

 

214

860

(1  258)

1  116

270

1  467

(423)

NETTOACTIVA

 

214

860

(1  258)

1  116

270

1  467

(423)


STAAT VAN DE FINANCIËLE PRESTATIES PER EOF

(miljoen EUR)

 

 

2014

2013

Toelichting

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

BELEIDSONTVANGSTEN

3.2

9

43

79

1

64

34

25

BELEIDSUITGAVEN

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Beleidsuitgaven

3.3

(1)

(293)

(2  881)

(475)

(53)

(362)

(2  612)

Administratieve uitgaven

3.4

0

(22)

(0)

(167)

 

 

(1)

(293)

(2  903)

(475)

(53)

(362)

(2  779)

OVERSCHOT/(TEKORT) VAN BELEIDSACTIVITEITEN

 

8

(249)

(2  824)

(474)

11

(328)

(2  754)

Financiële ontvangsten

3.5

0

15

(3)

2

(0)

(3)

3

Financiële lasten

 

(0)

0

OVERSCHOT/(TEKORT) VAN FINANCIËLE ACTIVITEITEN

 

0

15

(4)

2

(0)

(3)

3

ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET JAAR

 

8

(235)

(2  828)

(472)

10

(331)

(2  751)


MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA PER EOF

(miljoen EUR)

8e EOF

Middelen van het fonds — actieve EOF's

(A)

Niet-afgeroepen middelen — actieve EOF's

(B)

Afgeroepen middelen van het fonds — actieve EOF's

(C) = (A)–(B)

Gecumuleer-de reserves

(D)

Afgeroepen overgedragen middelen van afgesloten EOF's

(E)

Afgeroepen middelen van het fonds — overdrach-ten tussen actieve EOF's

(F)

Totaal nettoactiva

(C)+(D)+(E)+(F)

SALDO OP 31.12.2012

12  840

12  840

(10  125)

627

(2  980)

361

Kapitaalverhoging — gewone bijdragen

 

 

 

Overdrachten naar en van het 10e EOF

 

 

 

 

(102)

(102)

Economisch resultaat van het jaar

 

 

10

 

 

10

SALDO OP 31.12.2013

12  840

12  840

(10  114)

627

(3  083)

270

Kapitaalverhoging — gewone bijdragen

 

 

 

Overdrachten naar en van het 10e EOF

 

 

 

(64)

(64)

Overdrachten naar en van het 11e EOF

 

 

 

Economisch resultaat van het jaar

 

 

8

 

 

8

SALDO OP 31.12.2014

12  840

12  840

(10  107)

627

(3  147)

214


(miljoen EUR)

9e EOF

Middelen van het fonds — actieve EOF's

(A)

Niet-afgeroepen middelen — actieve EOF's

(B)

Afgeroepen middelen van het fonds — actieve EOF's

(C) = (A)–(B)

Gecumuleer-de reserves

(D)

Afgeroepen overgedragen middelen van afgesloten EOF's

(E)

Afgeroepen middelen van het fonds — overdrach-ten tussen actieve EOF's

(F)

Totaal nettoactiva

(C)+(D)+(E)+(F)

SALDO OP 31.12.2012

11  699

11  699

(13  657)

1  625

2  501

2  168

Kapitaalverhoging — gewone bijdragen

 

 

 

Overdrachten naar en van het 10e EOF

 

 

 

 

(371)

(371)

Economisch resultaat van het jaar

 

 

(331)

 

 

(331)

SALDO OP 31.12.2013

11  699

11  699

(13  988)

1  625

2  130

1  467

Kapitaalverhoging — gewone bijdragen

 

 

 

Overdrachten naar en van het 10e EOF

 

 

 

 

(372)

(372)

Overdrachten naar en van het 11e EOF

 

 

 

 

 

Economisch resultaat van het jaar

 

 

(235)

 

 

(235)

SALDO OP 31.12.2014

11  699

11  699

(14  223)

1  625

1  758

860


(miljoen EUR)

10e EOF

Middelen van het fonds — actieve EOF's

(A)

Niet-afgeroepen middelen — actieve EOF's

(B)

Afgeroepen middelen van het fonds — actieve EOF's

(C) = (A)–(B)

Gecumuleer-de reserves

(D)

Afgeroepen overgedragen middelen van afgesloten EOF's

(E)

Afgeroepen middelen van het fonds — overdrach-ten tussen actieve EOF's

(F)

Totaal nettoactiva

(C)+(D)+(E)+(F)

SALDO OP 31.12.2012

21  152

16  112

5  040

(6  614)

479

(1  095)

Kapitaalverhoging — gewone bijdragen

(2  950)

2  950

 

 

 

2  950

Overdrachten naar en van het 10e EOF

 

 

 

 

473

473

Economisch resultaat van het jaar

 

 

(2  751)

 

 

(2  751)

SALDO OP 31.12.2013

21  152

13  162

7  990

(9  365)

952

(423)

Kapitaalverhoging — gewone bijdragen

(3  144)

3  144

 

 

 

3  144

Overdrachten naar en van het 8e en 9e EOF

 

 

 

 

(936)

(936)

Overdrachten naar en van het 11e EOF

 

 

 

 

(225)

(225)

Overdracht van overgedragen economisch resultaat — thesaurie — van 10e naar 11e EOF

 

 

 

10

 

 

10

Economisch resultaat van het jaar

 

 

(2  828)

 

 

(2  828)

SALDO OP 31.12.2014

21  152

10  018

11  134

(12  183)

(209)

(1  258)


(miljoen EUR)

11e EOF

Middelen van het fonds — actieve EOF's

(A)

Niet-afgeroepen middelen — actieve EOF's

(B)

Afgeroepen middelen van het fonds — actieve EOF's

(C) = (A)–(B)

Gecumuleer-de reserves

(D)

Afgeroepen overgedragen middelen van afgesloten EOF's

(E)

Afgeroepen middelen van het fonds — overdrach-ten tussen actieve EOF's

(F)

Totaal nettoactiva

(C)+(D)+(E)+(F)

SALDO OP 31.12.2012

 

Kapitaalverhoging — gewone bijdragen

 

 

 

Overdrachten naar en van het 8e, 9e en 10e EOF

 

 

 

 

Economisch resultaat van het jaar

 

 

 

 

SALDO OP 31.12.2013

 

Kapitaalverhoging — gewone bijdragen

 

 

 

Overdrachten naar en van het 8e, 9e en 10e EOF

 

 

 

 

1  597

1  597

Overdracht van overgedragen economisch resultaat — thesaurie — van 10e naar 11e EOF

 

 

 

(10)

 

 

(10)

Economisch resultaat van het jaar

 

 

(472)

 

 

(472)

SALDO OP 31.12.2014

(482)

 

1  597

1  116

TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN VAN HET EOF

1.   BELANGRIJKSTE GEHANTEERDE GRONDSLAGEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGLEGGING

De grondslagen voor financiële verslaglegging van het EOF zijn dezelfde als die welke de Europese Unie hanteert en zijn uiteengezet in toelichting 1 van de geconsolideerde jaarrekening van de EU. Hierna volgt een samenvatting van de belangrijkste bepalingen.

1.1.   Rechtsgrondslag en boekhoudregels

Overeenkomstig artikel 46 van het Financieel Reglement van het EOF heeft het EOF zijn financiële staten voorbereid op grond van boekhoudregels op transactiebasis die zijn afgeleid van de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector (IPSAS). De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels worden toegepast in alle instellingen en organen van de EU en moeten uitgroeien tot een uniform kader voor het opstellen en presenteren van de rekeningen om tot een geharmoniseerde financiële verslaglegging en consolidatie te komen, zoals vereist door artikel 152 van het Financieel Reglement van de EU. Die regels worden toegepast op het EOF rekening houdende met de specifieke aard van de activiteiten.

1.2.   Boekhoudbeginselen

De globale overwegingen (of boekhoudbeginselen) die bij de voorbereiding van de financiële staten moeten worden gevolgd, zijn vastgesteld in EU-boekhoudregel 2 en zijn dezelfde als die welke in IPSAS 1 zijn beschreven, namelijk: juiste weergave, transactiebasis, continuïteit, consistentie van de presentatie, hergroepering, verrekening en vergelijkende informatie. Volgens artikel 144 van het Financieel Reglement van de EU moet de financiële verslaglegging informatie verschaffen die relevant, betrouwbaar, begrijpelijk en vergelijkbaar is.

1.3.   Opstellingsgrondslag

Munteenheid en omrekeningsbeginselen

De jaarrekeningen worden opgemaakt in miljoen euro, aangezien de euro de functionele en rapporteringsvaluta van de EU is. Verrichtingen in vreemde valuta worden omgerekend in euro tegen de op de transactiedatum geldende wisselkoers. De saldi aan het einde van het jaar van in vreemde valuta’s luidende monetaire activa en passiva worden omgerekend in euro tegen de op 31 december geldende wisselkoersen.

Wisselkoersen met de euro

Munteenheid

Per 31.12.2014

Per 31.12.2013

Munteenheid

Per 31.12.2014

Per 31.12.2013

BGN

1,9558

1,9558

LTL

3,4528

3,4528

CZK

27,7350

27,4270

PLN

4,2732

4,1543

DKK

7,4453

7,4593

RON

4,4828

4,4710

GBP

0,7789

0,8337

SEK

9,3930

8,8591

HRK

7,6580

7,6265

CHF

1,2024

1,2276

HUF

315,5400

297,0400

JPY

145,2300

144,7200

LVL

0,7028

USD

1,2140

1,3791

1.3.1.    Gebruik van ramingen

Overeenkomstig de IPSAS en algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen bevatten de financiële staten onvermijdelijk bedragen die steunen op ramingen en veronderstellingen die op basis van de meest betrouwbare beschikbare informatie door het management zijn gedaan. Belangrijke ramingen betreffen onder andere, maar niet uitsluitend de bedragen voor verplichtingen inzake personeelsbeloningen, voorzieningen, financiële risico’s verbonden aan voorraden en vorderingen, toegerekende baten en lasten, voorwaardelijke activa en verplichtingen en waardeverminderingen van immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen. De werkelijke bedragen kunnen van deze ramingen afwijken. Veranderingen in ramingen worden weergegeven in de periode waarin zij bekend worden.

1.4.   Balans

1.4.1.    Immateriële activa

Aangekochte licenties voor computersoftware worden geboekt tegen kostprijs verminderd met de gecumuleerde afschrijvingen en waardeverminderingsverliezen. De activa worden lineair afgeschreven over hun geraamde nuttige levensduur. De geraamde nuttige levensduur van immateriële activa hangt af van hun specifieke economische levensduur of van hun juridische levensduur op grond van een overeenkomst. Intern geproduceerde immateriële activa worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen, als ze aan de relevante criteria van de EU-boekhoudregels voldoen. De opneembare kosten omvatten alle direct toerekenbare kosten die nodig zijn om het actief te creëren, te produceren en voor te bereiden zodat het kan worden gebruikt op de manier die het management beoogt. De kosten voor onderzoeksactiviteiten en de niet-opneembare kosten voor ontwikkeling en onderhoud worden als uitgaven geboekt wanneer zij zich voordoen.

1.4.2.    Materiële vaste activa

Alle materiële vaste activa worden geboekt tegen historische kostprijs verminderd met afschrijvingen en waardeverminderingsverliezen. De historische kostprijs omvat uitgaven die direct aan de aanschaf of de bouw van het actief kunnen worden toegerekend. De daarna gemaakte kosten worden, naargelang het geval, slechts in de boekwaarde van het actief opgenomen of als afzonderlijk actief geboekt wanneer het waarschijnlijk is dat de daaruit in de toekomst voortkomende economische baten of het daaruit voortkomende dienstenpotentieel aan de entiteit zullen toevloeien en de kosten op betrouwbare wijze kunnen worden gemeten. De herstel- en onderhoudskosten worden in de staat van de financiële resultaten geboekt tijdens de begrotingsperiode waarin zij zich voordoen. Op terreinen en kunstwerken worden geen afschrijvingen toegepast, aangezien ervan wordt uitgegaan dat zij een onbeperkte levensduur hebben. Activa in aanbouw worden niet afgeschreven, aangezien deze activa nog niet beschikbaar zijn voor gebruik. De afschrijvingen op andere activa worden voor de toerekening van de kosten aan de restwaarde over hun geraamde levensduur als volgt berekend volgens de lineaire methode:

Type actief

Lineair afschrijvingspercentage

Gebouwen

4 %

Installaties, machines en werktuigen

10 % tot 25 %

Meubelen

10 % tot 25 %

Vast materieel

10 % tot 33 %

Voertuigen

25 %

Computerhardware

25 %

Overige materiële activa

10 % tot 33 %

Baten en verliezen van vervreemdingen worden bepaald door de opbrengsten verminderd met de verkoopkosten te vergelijken met de boekwaarde van het verkochte actief. Zij worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

Leaseovereenkomsten

Leases van materiële activa waarbij de entiteit in wezen alle aan eigendom verbonden risico's en voordelen heeft, worden ingedeeld als financiële leases. Financiële leases worden gekapitaliseerd bij het begin van de leaseovereenkomst tegen de reële waarde van het geleasede actief of de huidige waarde van de minimale leasebetalingen, afhankelijk van welke waarde de laagste is. Elke leasebetaling wordt zo over de financierings- en andere lasten verdeeld dat een constante spreiding van het uitstaande financieringssaldo wordt verkregen. De huurverplichtingen, zonder financieringslasten, worden opgenomen onder verplichtingen. Het rentebestanddeel van de financieringslasten wordt gespreid over de leaseperiode in de staat van de financiële resultaten opgenomen, zodat voor elke periode een constante periodieke rente over het resterende saldo van de verplichting wordt verkregen. De via financiële lease verkregen activa worden afgeschreven over de levensduur van het actief of de leaseperiode, afhankelijk van welke periode het kortst is.

Leases waarbij de leasegever een significant deel van de aan eigendom verbonden risico’s en voordelen behoudt, worden als operationele leases ingedeeld. Betalingen in verband met operationele leases worden lineair over de leaseperiode aan de staat van de financiële resultaten toegerekend.

1.4.3.    Waardevermindering van niet-financiële activa

Op activa zonder beperkte levensduur worden geen afschrijvingen/waardeverminderingen toegepast; zij worden jaarlijks op waardevermindering beoordeeld. Activa waarop afschrijvingen/waardeverminderingen worden toegepast, worden op waardevermindering gecontroleerd telkens als er op grond van gebeurtenissen of veranderde omstandigheden aanleiding is om te veronderstellen dat de boekwaarde niet realiseerbaar is. Een waardeverminderingsverlies is het bedrag waarmee de boekwaarde van een actief zijn realiseerbare waarde overtreft. De realiseerbare waarde is de reële waarde van een actief verminderd met de verkoopkosten of de gebruikswaarde ervan, afhankelijk van welke waarde het hoogst is.

De restwaarde en de nuttige levensduur van de immateriële activa en de vaste bedrijfsmiddelen worden ten minste eenmaal per jaar beoordeeld en zo nodig aangepast. De boekwaarde van een actief wordt onmiddellijk verminderd tot de realiseerbare waarde indien de boekwaarde groter is dan de geraamde realiseerbare waarde. Indien de gronden voor waardeverminderingen waarmee tijdens de vorige jaren rekening is gehouden, niet langer gelden, worden de waardeverminderingsverliezen dienovereenkomstig teruggeboekt.

1.4.4.    Financiële activa

De financiële activa worden geclassificeerd in de volgende categorieën: financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening; leningen en vorderingen; tot einde looptijd aangehouden beleggingen; en voor verkoop beschikbare financiële activa. De indeling van de financiële instrumenten wordt bepaald bij de eerste opname en op elke balansdatum herbekeken.

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening

Financiële activa worden in deze categorie ingedeeld als zij hoofdzakelijk zijn verworven om op korte termijn te worden verkocht of als zij als zodanig door de entiteit zijn aangewezen. Derivaten worden ook in deze categorie ingedeeld. Activa in deze categorie worden ingedeeld als vlottende activa indien verwacht wordt dat zij binnen de twaalf maanden na de balansdatum zullen worden gerealiseerd.

Leningen en vorderingen

Leningen en vorderingen zijn niet-afgeleide financiële activa met vaste of voorzienbare betalingen die niet op een actieve markt zijn genoteerd. Zij ontstaan wanneer de entiteit rechtstreeks aan een debiteur geld, goederen of diensten verstrekt zonder de bedoeling de vordering te verhandelen. Zij worden onder de niet-vlottende activa opgenomen, behalve die met vervaldatum binnen de twaalf maanden na de balansdatum.

Tot einde looptijd aangehouden beleggingen

Tot einde looptijd aangehouden beleggingen zijn niet-afgeleide financiële activa met vaste of te verwachten betalingen en vaste vervaldagen, die de entiteit voornemens en bij machte is om tot het einde van de looptijd aan te houden. De entiteit had in dit begrotingsjaar geen beleggingen van deze categorie.

Voor verkoop beschikbare financiële activa

Voor verkoop beschikbare financiële activa zijn niet-afgeleide instrumenten die in deze categorie zijn ingedeeld of die niet in een van de andere categorieën zijn ingedeeld. Zij worden opgenomen onder de vlottende of niet-vlottende activa, naargelang de termijn waarbinnen de entiteit verwacht om ze van de hand te doen, wat doorgaans de resterende looptijd is op de balansdatum.

1.4.5.    Voorfinanciering

Voorfinanciering heeft ten doel de begunstigde te voorzien van een kasvoorschot, dus van contante middelen. De voorfinanciering kan worden opgesplitst in een aantal betalingen gedurende een periode die in de desbetreffende voorfinancieringsovereenkomst is vastgesteld. Het voorschot wordt terugbetaald of gebruikt voor het doel waarvoor het gedurende de in de overeenkomst vastgestelde periode is verstrekt. Indien de begunstigde geen subsidiabele uitgaven doet, moet hij de voorfinanciering aan de entiteit terugbetalen. Het voorfinancieringsbedrag wordt (geheel of gedeeltelijk) verminderd naarmate subsidiabele kosten worden aanvaard (die als uitgaven worden opgenomen) en bedragen worden teruggestort.

Aan het einde van het jaar uitstaande voorfinancieringen worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijk uitbetaalde bedrag minus: teruggestorte bedragen, afgewikkelde subsidiabele bedragen, geraamde subsidiabele bedragen die aan het einde van het jaar nog niet zijn afgewikkeld, en waardeverminderingen.

1.4.6.    Vorderingen en verhaalbare bedragen

Vorderingen en verhaalbare bedragen worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke bedrag minus waardeverminderingen. Er wordt een waardevermindering geboekt wanneer er objectief bewijs bestaat dat de entiteit niet alle volgens de oorspronkelijke voorwaarden verschuldigde bedragen zal kunnen innen. De waardevermindering is het verschil tussen de boekwaarde van het actief en het realiseerbare bedrag. De waardevermindering wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten.

1.4.7.    Geldmiddelen en kasequivalenten

Geldmiddelen en kasequivalenten zijn financiële instrumenten en worden gedefinieerd als vlottende activa. Zij omvatten liquide middelen, bij banken opvraagbare deposito's, andere kortlopende, zeer liquide beleggingen met een oorspronkelijke looptijd van ten hoogste drie maanden.

1.4.8.    Voorzieningen

Voorzieningen worden opgenomen wanneer de entiteit een bestaande in rechte afdwingbare of feitelijke verplichting tegenover derden heeft als gevolg van gebeurtenissen in het verleden, het zeer waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen nodig zal zijn om de verbintenis af te wikkelen en het bedrag op betrouwbare wijze kan worden geraamd. Voor toekomstige exploitatieverliezen moeten geen voorzieningen worden opgenomen. Het bedrag van de voorziening is de beste raming van de uitgaven die naar verwachting nodig zullen zijn om de huidige verbintenis op de verslagdatum af te wikkelen. Indien de te waarderen voorziening een groot aantal posten omvat, wordt de verbintenis geraamd door alle mogelijke resultaten af te wegen volgens de waarschijnlijkheid dat ze zich zullen voordoen.

1.4.9.    Verschuldigde bedragen

Een aanzienlijk bedrag van de te betalen posten van de entiteit heeft geen betrekking op de aanschaf van goederen of diensten. Het betreft daarentegen onbetaalde kostendeclaraties van begunstigden van subsidies of van andere vormen van EU-financiering. Zij worden geregistreerd als crediteuren voor het gevraagde bedrag wanneer de kostendeclaratie wordt ontvangen. Na verificatie en aanvaarding van de subsidiabele kosten, worden de crediteuren gewaardeerd tegen het aanvaarde en subsidiabele bedrag.

Te betalen posten die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden bij ontvangst van de factuur opgenomen voor het oorspronkelijke bedrag en de overeenkomstige uitgaven worden in de boeken opgenomen wanneer de goederen of diensten worden geleverd en door de entiteit worden aanvaard.

1.4.10.    Overlopende posten

Aan het einde van de boekhoudkundige periode worden de toegerekende uitgaven opgenomen tegen het geraamde bedrag van de voor de periode verschuldigde overdracht. Ook baten worden geboekt in de periode waarop zij betrekking hebben. Wanneer er aan het einde van het jaar geen factuur is opgesteld en de dienst is verstrekt of de goederen zijn geleverd door de entiteit of er een contractuele overeenkomst bestaat, worden de aan de periode toerekenbare inkomsten in de financiële staten opgenomen. Wanneer er bovendien aan het einde van het jaar een factuur is opgesteld, maar de dienst nog niet is verstrekt of de goederen nog niet zijn geleverd, worden de ontvangsten uitgesteld en in de volgende boekhoudkundige periode geboekt.

1.5.   Staat van de financiële prestaties

1.5.1.    Ontvangsten

Ontvangsten uit niet-wisseltransacties zijn belastingen en overdrachten omdat de overdragende partij middelen ter beschikking stelt van de ontvangende partij zonder dat de ontvangende partij in ruil hiervoor rechtstreeks een ongeveer gelijke waarde verstrekt. Overdrachten zijn de instroom van toekomstige economische voordelen of dienstenpotentieel van niet-wisseltransacties, behalve belastingen.

Handelsbaten uit de verkoop van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de beduidende risico’s en voordelen verbonden aan de eigendom van de goederen op de koper zijn overgegaan. Ontvangsten uit een verrichting die de levering van diensten behelst, worden opgenomen in verhouding tot de mate van voltooiing van de verrichting op de verslagdatum.

1.5.2.    Kosten

Handelsuitgaven die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de goederen zijn geleverd en door de entiteit zijn aanvaard. Zij worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke factuurbedrag.

Niet-handelsuitgaven maken het merendeel van de uitgaven van de entiteit uit. Het gaat om overdrachten aan begunstigden, die van drieërlei aard kunnen zijn: rechten, overdrachten bij overeenkomst en subsidies, bijdragen en giften. Overdrachten worden als uitgaven opgenomen in de periode waarin de gebeurtenissen die aanleiding geven tot de overdracht zich voordoen, mits de overdracht bij besluit is toegestaan of een overeenkomst is ondertekend waarbij de overdracht wordt toegestaan, de begunstigde heeft voldaan aan eventuele subsidiabiliteitscriteria en van het bedrag een redelijke raming kan worden gemaakt.

Betalingsverzoeken of kostendeclaraties die aan de voorwaarden voor erkenning voldoen, worden als uitgave opgenomen voor het in aanmerking komende bedrag.

1.6.   Voorwaardelijke activa en passiva

1.6.1.    Voorwaardelijke activa

Een voorwaardelijk actief is een mogelijk actief dat voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van één of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de entiteit niet de volledige controle heeft. Een voorwaardelijk actief wordt vermeld wanneer een instroom van economische voordelen of dienstenpotentieel waarschijnlijk is geworden.

1.6.2.    Voorwaardelijke passiva

Een voorwaardelijk passief is een mogelijk passief dat voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van één of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de entiteit niet de volledige controle heeft, of een bestaande verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden, maar die niet is opgenomen omdat: het niet waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel in zich bergen vereist zal zijn om de verplichting af te wikkelen of, in zeldzame omstandigheden, omdat het bedrag van de verplichting onvoldoende betrouwbaar kan worden bepaald.

1.7.   Cofinanciering

De ontvangen cofinancieringsbijdragen worden als aan de lidstaten en niet-lidstaten en andere entiteiten te betalen bedragen geboekt, aangezien zij voldoen aan de criteria van ontvangsten uit voorwaardelijke niet-wisseltransacties. Het EOF moet de bijdragen gebruiken voor dienstverlening aan derden. Anders moet het EOF de activa (de ontvangen bijdragen) teruggeven. De openstaande schuld voor cofinancieringsovereenkomsten is de ontvangen cofinancieringsbijdrage verminderd met de uitgaven die met betrekking tot het project zijn gedaan. Dit heeft geen effect op de nettoactiva.

Uitgaven met betrekking tot cofinancieringsprojecten worden opgenomen wanneer zij zich voordoen. Het overeenkomstige bedrag van de bijdragen wordt geboekt als beleidsontvangsten. Er is geen effect op het economisch resultaat van het jaar.

2.   TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS

NIET-VLOTTENDE ACTIVA

2.1.   Voorfinancieringen

(miljoen EUR)

 

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

Totaal 31.12.2014

Totaal 31.12.2013

Voorfinanciering

17

411

44

472

424

Totaal

17

411

44

472

424


(miljoen EUR)

 

Totaal

Per 31.12.2014

Direct beheer

72

 

Ten uitvoer gelegd door:

 

 

 

Commissie

47

 

 

Uitvoerende agentschappen van de EU

3

 

 

EU-delegaties

22

Indirect beheer

400

 

Ten uitvoer gelegd door:

 

 

 

Derde landen

22

 

 

Internationale organisaties

127

 

 

EIB en EIF

223

 

 

Publiekrechtelijke organen

24

 

 

Privaatrechtelijke entiteiten die zijn belast met een openbaredienstverleningstaak

4

Totaal

472

Talrijke contracten voorzien in de betaling van voorschotten voor de aanvang van werken, de levering van voorraden of de verrichting van diensten. Soms wordt in de betalingsregeling van contracten bepaald dat de betalingen op basis van voortgangsverslagen zullen plaatsvinden. Voorfinanciering wordt normaal gesproken uitbetaald in de munteenheid van het land of gebied waar het project wordt uitgevoerd.

De termijn waarbinnen de voorfinanciering kan worden teruggevorderd of gebruikt, bepaalt of zij wordt opgenomen als voorfinanciering op korte of lange termijn. Het gebruik is vastgelegd in de onderliggende overeenkomst van het project. Indien de terugbetaling of het gebruik binnen de twaalf maanden na de verslagdatum moet plaatsvinden, gaat het om een voorfinanciering op korte termijn. Omdat uit het EOF veel langetermijnprojecten worden gefinancierd, moeten de desbetreffende voorfinancieringen langer dan een jaar beschikbaar zijn. Daarom worden sommige voorfinancieringen geboekt als activa op lange termijn. Sedert de afwikkeling van het 8e en 9e EOF vindt voorfinanciering meestal op korte termijn plaats.

De stijging van de voorfinanciering op lange termijn met 80 miljoen EUR ten opzichte van 31.12.2013 is voornamelijk toe te schrijven aan de uitvoering van nieuwe contracten in het kader van de overbruggingsfaciliteit (77 miljoen EUR).

2.2.   Bijdragen trustfonds

Deze rubriek omvat het bedrag dat als bijdrage is betaald aan het EU-trustfonds Bêkou.

VLOTTENDE ACTIVA

2.3.   Voorfinancieringen

(miljoen EUR)

 

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

Totaal 31.12.2014

Totaal 31.12.2013

Voorfinanciering (bruto)

20

517

3  413

384

4  335

3  931

Afgewikkeld in het kader van afsluiting

(15)

(375)

(2  235)

(307)

(2  932)

(2  645)

Totaal

5

142

1  178

77

1  403

1  286


(miljoen EUR)

 

Totaal

Per 31.12.2014

Direct beheer

227

 

Ten uitvoer gelegd door:

 

 

 

Commissie

116

 

 

Uitvoerende agentschappen van de EU

4

 

 

EU-delegaties

106

Indirect beheer

1  176

 

Ten uitvoer gelegd door:

 

 

 

Derde landen

257

 

 

Internationale organisaties

494

 

 

EIB en EIF

357

 

 

Publiekrechtelijke organen

41

 

 

Privaatrechtelijke entiteiten die zijn belast met een openbaredienstverleningstaak

24

 

 

Privaatrechtelijke entiteiten die een publiek-private samenwerking ten uitvoer leggen

2

Totaal

1  403

2.3.1.    Garanties met betrekking tot voorfinanciering

Er worden waarborgen aangehouden om de voorfinancieringen te garanderen. Deze worden vrijgegeven wanneer de laatste kostendeclaratie voor een project is betaald. Op 31 december 2014 bedroeg de nominale waarde van de door het EOF verkregen waarborgen met betrekking tot voorfinanciering 259 miljoen EUR.

2.4.   Vorderingen

(miljoen EUR)

 

Toelichting

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

Totaal 31.12.2014

Totaal 31.12.2013

Vorderingen op afnemers, overheidsorganen, EVA en derde landen

2.4.1

3

10

7

0

21

24

Vorderingen op de lidstaten

 

0

0

3

Overlopende posten

2.4.2

0

56

7

(0)

63

57

Totaal

 

3

66

15

0

84

84


(miljoen EUR)

 

Totaal op 31.12.2014

Totaal op 31.12.2013

Verhaalbare bedragen uit niet-wisseltransacties

21

22

Vorderingen uit wisseltransacties

63

62

Totaal

84

84

2.4.1.    Vorderingen op afnemers, overheidsorganen, EVA en derde landen

(miljoen EUR)

 

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

Totaal 31.12.2014

Totaal 31.12.2013

Vorderingen op afnemers, overheidsorganen, EVA en derde landen

6

34

9

0

49

38

Afschrijving

(3)

(23)

(2)

(0)

(28)

(14)

Totaal

3

10

7

0

21

24

2.4.2.    Overlopende posten

Overlopende posten omvatten voornamelijk opgelopen rente op voorfinancieringsbedragen.

2.5.   Verbindingsrekeningen

(miljoen EUR)

 

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

Totaal 31.12.2014

Verbindingsrekeningen

216

810

(1  633)

607

Totaal

216

810

(1  633)

607

Om redenen van doelmatigheid is de enige kas voor alle EOF's ondergebracht bij het 11e EOF (12); dit leidt tot wederzijdse verrichtingen tussen de verschillende EOF's; deze worden gesaldeerd door middel van verbindingsrekeningen tussen de verschillende EOF-balansen. Verbindingsrekeningen zijn alleen opgenomen in de afzonderlijke EOF's.

2.6.   Geldmiddelen en kasequivalenten  (13)

(miljoen EUR)

 

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

Totaal 31.12.2014

Totaal 31.12.2013

Speciale rekeningen: financiële instellingen van lidstaten

344

344

719

Lopende rekeningen: handelsbanken

47

47

39

Speciaal fonds voor de Democratische Republiek Congo  (14)

1

1

1

Totaal

391

391

759

De algemene daling van geldmiddelen en kasequivalenten is voornamelijk te verklaren door het niveau van de verrichte betalingen en een hoger uitvoeringspercentage van de begroting dan in de vorige verslagperiode het geval was.

Er dient echter opgemerkt te worden dat de Stabex-middelen waarover begunstigde ACS-staten beschikken, niet zijn opgenomen in de balans van het EOF. Stabex is het acroniem voor het compensatoire financieringsmechanisme van de EU om de exportopbrengsten van de ACS-landen te stabiliseren. Zodra de Commissie en de begunstigde ACS-staat een overeenkomst hebben bereikt over de aanwending van de Stabex-middelen, wordt door beide partijen een overdrachtsovereenkomst ondertekend. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 211 van de Vierde Overeenkomst van Lomé (15) (zoals herzien) worden de bedragen op een op naam van de ACS-staat geopende rentedragende rekening gestort, waarvoor twee handtekeningen (Europese Commissie en begunstigde staat) vereist zijn. De middelen blijven op deze rekeningen waarvoor twee handtekeningen vereist zijn, tot een PWV (protocol van wederzijdse verplichtingen) een overdracht voor een project rechtvaardigt. De ordonnateur van de Commissie behoudt de ondertekeningsbevoegdheid over de rekening om erop toe te zien dat de middelen worden uitgekeerd zoals gepland. De middelen op de rekeningen waarvoor twee handtekeningen vereist zijn, zijn eigendom van de ACS-staat en worden dus niet als activa in de jaarrekening van het EOF opgenomen. De overdrachten naar deze rekeningen worden als Stabex-betalingen geboekt. Zie ook toelichting 3.2.2. voor meer informatie.

LANGLOPENDE VERPLICHTINGEN

2.7.   Schulden

(miljoen EUR)

 

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

Totaal 31.12.2014

Totaal 31.12.2013

Cofinanciering — schulden

34

34

25

Totaal

34

34

25

Een verklaring voor de wijziging van de totale in het kader van de cofinanciering te betalen bedragen is in de toelichting 2.8.1.2 opgenomen.

KORTLOPENDE VERPLICHTINGEN

2.8.   Schulden

(miljoen EUR)

 

Toelichting

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

Totaal 31.12.2014

Totaal 31.12.2013

Schulden op korte termijn

2.8.1

0

22

446

5

474

322

Toegerekende lasten

2.8.2

10

153

521

37

722

588

Uitgestelde bijdrage aan middelen van het fonds

2.8.3

228

228

304

Totaal

 

10

175

1  195

43

1  423

1  214

2.8.1.    Schulden op korte termijn

(miljoen EUR)

 

Toelichting

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

Totaal 31.12.2014

Totaal 31.12.2013

Leveranciers en overige

2.8.1.1

0

23

379

(0)

402

244

Cofinanciering — schulden

2.8.1.2

(0)

67

0

67

75

Diverse schulden

2.8.1.3

(1)

(0)

6

4

3

Totaal

 

0

22

446

5

474

322

Schulden omvatten door het EOF ontvangen kostendeclaraties met betrekking tot de subsidieverlening. Zij worden geboekt voor het gevraagde bedrag op het moment dat de declaratie wordt ontvangen. Dezelfde procedure wordt gevolgd voor facturen en kredietnota’s bij opdrachten. Bij de afsluitprocedure aan het einde van het jaar is rekening gehouden met de betrokken kostendeclaraties. Bij de afsluitboekingen zijn de geraamde subsidiabele bedragen opgenomen in de economische resultatenrekening.

2.8.1.1.   Leveranciers en overige

In deze rubriek zijn bedragen opgenomen die verschuldigd zijn aan leveranciers alsook bedragen die aan openbare organen en derde landen verschuldigd zijn.

De stijging met 158 miljoen EUR ten opzichte van de vorige verslagperiode bestaat grotendeels uit een toename met 160 miljoen EUR van schulden aan derde landen.

2.8.1.2.   Cofinancieringsschulden

Het totaalbedrag aan kortlopende en langlopende cofinancieringsschulden is in overeenstemming met dit van vorig jaar. In de loop van 2014 zijn nieuwe cofinancieringsbijdragen ontvangen van de EIB (48 miljoen EUR), België (5 miljoen EUR), Zweden (3 miljoen EUR) en andere landen.

De cofinancieringsschulden zijn verminderd met 57 miljoen EUR om rekening te houden met de ontvangsten in het kader van de cofinancieringsprojecten (zie 3.2.3 en 3.3.2).

2.8.1.3.   Diverse schulden

Diverse schulden omvatten grotendeels niet-toegewezen kasmiddelen en teruggestorte bedragen.

2.8.2.    Toegerekende lasten

(miljoen EUR)

 

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

Totaal 31.12.2014

Totaal 31.12.2013

Toegerekende lasten

10

153

521

37

722

588

Totaal

10

153

521

37

722

588

Aan het einde van het jaar wordt een raming gemaakt van de subsidiabele uitgaven die door begunstigden van EOF-middelen zijn gedaan, maar nog niet zijn gedeclareerd. Naar aanleiding van deze afsluitberekeningen worden de geraamde subsidiabele bedragen als toegerekende lasten geboekt.

De geraamde benutting van de voorfinanciering wordt voorgesteld als een geraamde verrekening van voorfinanciering (zie 2.3).

2.8.3.    Uitgestelde bijdrage aan middelen van het fonds

(miljoen EUR)

 

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

Totaal 31.12.2014

Totaal 31.12.2013

Verenigd Koninkrijk

222

222

296

Tsjechië

4

4

Ierland

5

Litouwen

1

1

2

Totaal

228

228

304

Dit omvat de vooraf betaalde bijdragen van de lidstaten.

NETTOACTIVA

2.9.   Afgeroepen middelen van het fonds — actieve EOF's

(miljoen EUR)

 

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

Totaal

Middelen van het fonds

12  840

11  699

21  152

45  691

Niet-afgeroepen middelen van het fonds

(13  162)

(13  162)

Afgeroepen middelen van het fonds per 31.12.2013

12  840

11  699

7  990

32  529

 

 

 

 

 

 

Middelen van het fonds

12  840

11  699

21  152

45  691

Niet-afgeroepen middelen van het fonds

(10  018)

(10  018)

Afgeroepen middelen van het fonds per 31.12.2014

12  840

11  699

11  134

35  673

Het vermogen van het fonds is het totale bedrag van bijdragen van de lidstaten voor het desbetreffende EOF zoals in elk van de Interne Akkoorden is vastgelegd. De niet-afgeroepen middelen vertegenwoordigen de aanvankelijke toewijzing die nog niet bij de lidstaten is opgevraagd.

De afgeroepen middelen van het fonds komen overeen met het bedrag van de initiële toewijzingen die door de lidstaten zijn afgeroepen voor overdracht naar de rekeningen bij de schatkist.

Het kapitaal van het 8e en 9e EOF is opgevraagd en volledig ontvangen.

In 2014 zijn de activiteiten van de overbruggingsfaciliteit gefinancierd met geannuleerde bedragen van vorige EOF's (zie 2.11 Afgeroepen middelen van het fonds — Overdrachten tussen actieve EOF's). Aangezien het Intern Akkoord tot oprichting van het 11e EOF op 31 december 2014 nog niet in werking was getreden, worden geen middelen van het fonds vermeld onder het 11e EOF.

Opgevraagd en niet-afgeroepen kapitaal van het fonds per lidstaat

(miljoen EUR)

Bijdragen

%

Niet-afgeroepen 10e EOF 31.12.2013

Afgeroepen bijdragen 2014

Niet-afgeroepen 10e EOF 31.12.2014

Oostenrijk

2,41

(317)

76

(241)

België

3,53

(465)

111

(354)

Bulgarije

0,14

(18)

4

(14)

Cyprus

0,09

(12)

3

(9)

Tsjechië

0,51

(67)

16

(51)

Denemarken

2,00

(263)

63

(200)

Estland

0,05

(7)

2

(5)

Finland

1,47

(193)

46

(147)

Frankrijk

19,55

(2  573)

615

(1  958)

Duitsland

20,50

(2  698)

645

(2  053)

Griekenland

1,47

(193)

46

(147)

Hongarije

0,55

(72)

17

(55)

Ierland

0,91

(120)

29

(91)

Italië

12,86

(1  693)

404

(1  288)

Letland

0,07

(9)

2

(7)

Litouwen

0,12

(16)

4

(12)

Luxemburg

0,27

(36)

8

(27)

Malta

0,03

(4)

1

(3)

Nederland

4,85

(638)

152

(486)

Polen

1,30

(171)

41

(130)

Portugal

1,15

(151)

36

(115)

Roemenië

0,37

(49)

12

(37)

Slowakije

0,21

(28)

7

(21)

Slovenië

0,18

(24)

6

(18)

Spanje

7,85

(1  033)

247

(786)

Zweden

2,74

(361)

86

(274)

Verenigd Koninkrijk

14,82

(1  951)

466

(1  485)

Totaal

100,00

(13  162)

3  144

(10  018)

2.10.   Afgeroepen overgedragen middelen van afgesloten EOF's

(miljoen EUR)

 

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

Totaal

Overgedragen middelen van afgesloten EOF's

627

1  625

2  252

Saldo op 31.12.2014

627

1  625

2  252

De rubriek omvat middelen die zijn overgedragen van afgesloten EOF's.

2.11.   Afgeroepen middelen van het fonds — overdrachten tussen actieve EOF's

(miljoen EUR)

 

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

Totaal

Saldo op 31.12.2012

(2  980)

2  501

479

0

Overdracht van geannuleerde bedragen van het 8e en 9e EOF naar het 10e EOF

(102)

(371)

473

0

Saldo op 31.12.2013

(3  083)

2  130

952

0

Overdracht van geannuleerde bedragen naar het 10e EOF prestatiereserve van vorige EOF's

(64)

(372)

436

 

0

Overdracht van geannuleerde bedragen naar het 11e EOF prestatiereserve van vorige EOF's

 

 

(225)

225

0

Overdracht van prestatiereserves van 10e en 11e EOF naar overbruggingsfaciliteit

 

 

(1  372)

1  372

0

Saldo op 31.12.2014

(3  147)

1  758

(209)

1  597

0

Deze rubriek omvat de middelen die zijn overgedragen tussen de actieve EOF's.

Sinds de inwerkingtreding van de Overeenkomst van Cotonou worden alle onbestede middelen in de eerdere, actieve EOF's na vrijmaking naar het meest recentelijk geopende EOF overgedragen. Door de overgedragen middelen van andere EOF's nemen de kredieten van het ontvangende fonds toe en die van het overdragende fonds af. Middelen die zijn overgedragen naar de prestatiereserve van het 10e en 11e EOF, kunnen alleen onder de in de Interne Akkoorden opgenomen specifieke voorwaarden worden vastgelegd.

3.   TOELICHTINGEN BIJ DE STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN

3.1.   Ontvangsten uit wisseltransacties en niet-wisseltransacties

(miljoen EUR)

 

Totaal 2014

Totaal 2013

Ontvangsten uit niet-wisseltransacties

87

79

Ontvangsten uit wisseltransacties

59

43

Totaal

145

123

Ontvangsten ten belope van 87 miljoen EUR uit niet-wisseltransacties zijn uitsluitend beleidsontvangsten, terwijl de ontvangsten ten belope van 59 miljoen EUR uit wisseltransacties zowel beleidsontvangsten (45 miljoen EUR) als financiële ontvangsten (13 miljoen EUR — zie toelichting 3.5) omvatten.

3.2.   Beleidsontvangsten

(miljoen EUR)

 

Toelichting

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

Totaal 2014

Totaal 2013

Teruggevorderde uitgaven

3.2.1

2

22

3

26

13

Teruggevorderde Stabex-middelen

3.2.2

4

4

61

Wisselkoerswinsten

 

3

21

19

1

45

41

Beleidsontvangsten cofinanciering

3.2.3

57

57

8

Totaal

 

9

43

79

1

132

123


(miljoen EUR)

 

Totaal 2014

Direct beheer

17

 

Ten uitvoer gelegd door:

 

 

 

Commissie

0

 

 

EU-delegaties

17

Indirect beheer

70

 

Ten uitvoer gelegd door:

 

 

 

Derde landen

68

 

 

Internationale organisaties

1

Totaal beleidsontvangsten ongerekend wisselkoerswinsten

86

3.2.1.    Teruggevorderde uitgaven

Deze rubriek omvat de door het EOF opgestelde invorderingsopdrachten en verminderingen van daarop volgende betalingen die in het boekhoudsysteem van het EOF zijn opgenomen, waarmee bedragen die vroeger zijn betaald, op basis van controles, audits of subsidiabiliteitsanalyse worden teruggevorderd. Er wordt opgemerkt dat de terugvordering van voorfinancieringen niet als ontvangsten is opgenomen, maar in de rubriek voorfinanciering in de balans is gecrediteerd.

Terugvordering van onverschuldigde betalingen

In 2014 zijn invorderingsopdrachten ten belope van 48 miljoen EUR (ten opzichte van 23 miljoen EUR in 2013) opgesteld voor onverschuldigd betaalde bedragen. Hiervan heeft 25 miljoen EUR betrekking op teruggevorderde uitgaven. Dit bedrag is als beleidsontvangsten geboekt. De terugvordering van voorfinanciering heeft 23 miljoen EUR opgeleverd en is op de balans bij de voorfinanciering geboekt.

Hierna volgt een overzicht van de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen:

(miljoen EUR)

 

Ontvangsten

Voorfinanciering

Totaal 2014

Ontvangsten

Voorfinanciering

Totaal 2013

Fout

0

2

2

2

4

6

Onregelmatigheid

24

20

44

4

12

16

Kennisgeving OLAF

1

0

1

1

1

Totaal

25

23

48

6

17

23

3.2.2.    Teruggevorderde Stabex-middelen

In de loop van 2014 is 4 miljoen EUR teruggestort aan het EOF vanop rekeningen met dubbele handtekening in ACS-landen. Deze middelen werden grotendeels overgemaakt van Ivoorkust (2 miljoen EUR) en Uganda (1 miljoen EUR) Deze ontvangsten worden geboekt als beleidsontvangsten (teruggevorderde Stabex-middelen) in de staat van de financiële resultaten van het 8e EOF.

3.2.3.    Beleidsontvangsten cofinanciering

De beleidsontvangsten met betrekking tot cofinanciering zijn de benutte bijdragen (zie 3.3.2).

3.3.   Beleidsuitgaven

(miljoen EUR)

 

Toelichting

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

Totaal 2014

Totaal 2013

Beleidsuitgaven — steuninstrumenten

3.3.1

(0)

261

2  813

472

3  545

2  957

Beleidsontvangsten cofinanciering

3.3.2

57

57

8

Wisselkoersverliezen

 

2

18

11

3

33

60

Waardevermindering van vorderingen

 

(0)

14

0

0

14

1

Totaal

 

1

293

2  881

475

3  650

3  027


(miljoen EUR)

 

Totaal

2014

Direct beheer

933

 

Ten uitvoer gelegd door:

 

 

 

Commissie

114

 

 

Uitvoerende agentschappen van de EU

2

 

 

EU-delegaties

817

 

 

Trustfondsen

Indirect beheer

2  670

 

Ten uitvoer gelegd door:

 

 

 

Derde landen

1  111

 

 

Internationale organisaties

1  148

 

 

EIB en EIF

179

 

 

Publiekrechtelijke organen

144

 

 

Privaatrechtelijke entiteiten die zijn belast met een openbaredienstverleningstaak

46

 

 

Privaatrechtelijke entiteiten die een publiek-private samenwerking ten uitvoer leggen

41

Totaal beleidsuitgaven: steuninstrumenten en cofinanciering

3  603

3.3.1.    Beleidsuitgaven — steuninstrumenten

(miljoen EUR)

 

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

Totaal 2014

Totaal 2013

Programmeerbare steun

(7)

(3)

2  038

130

2  159

1  719

Macro-economische steun

42

42

21

Sectoraal beleid

0

10

(1)

10

222

Rentesubsidies

3

3

(0)

Intra-ACS-projecten

215

507

258

979

645

Spoedhulp

2

250

84

335

270

Hulp aan vluchtelingen

(0)

(0)

1

Risicokapitaal

0

0

0

Stabex

2

2

(1)

Sysmin

0

0

0

Overige steunprogramma’s met betrekking tot eerdere EOF's

2

2

5

Institutionele steun

19

19

62

Compensatie exportopbrengsten

1

(6)

(5)

13

Totaal

(0)

261

2  813

472

3  545

2  957

De beleidsuitgaven van het EOF hebben betrekking op meerdere steuninstrumenten en nemen verschillende vormen aan, afhankelijk van de wijze waarop de financiële middelen worden uitgekeerd en beheerd.

3.3.2.    Beleidsontvangsten cofinanciering

Deze uitgaven worden gemaakt voor cofinancieringsprojecten in 2014. Aangezien de ontvangen cofinancieringsbijdragen voldoen aan de criteria van ontvangsten uit voorwaardelijke niet-wisseltransacties, wordt een overeenkomstig bedrag aan bijdragen geboekt als beleidsontvangsten (zie 3.2.3).

3.4.   Administratieve uitgaven

(miljoen EUR)

 

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

Totaal 2014

Totaal 2013

Administratieve uitgaven

(0)

22

22

167

Totaal

(0)

22

22

167

Deze rubriek omvat ondersteuningsuitgaven: d.w.z. administratieve kosten voor de programmering en tenuitvoerlegging van de EOF's. Dit omvat uitgaven voor de voorbereiding, opvolging, controle en evaluatie van projecten alsook uitgaven voor computernetwerken, technische bijstand enz.

De daling in de administratieve uitgaven wordt grotendeels veroorzaakt door een wijziging in de ramingsmethode voor transitorische posten. Indien dezelfde methode in 2013 was toegepast, zouden de totale administratieve uitgaven (inclusief transitorische passiva) 80 miljoen EUR lager zijn geweest.

3.5.   Financiële ontvangsten

(miljoen EUR)

 

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

Totaal 2014

Totaal 2013

Rentebaten — Europese banken

0

1

(3)

0

(1)

0

Renteopbrengsten uit voorfinanciering

(0)

13

(1)

2

15

(0)

Opgelopen rente

(0)

12

(1)

11

(5)

Teruggevorderde rente

0

1

0

2

3

5

Totaal

0

15

(3)

2

13

(0)

Rente op voorfinancieringen wordt verwerkt overeenkomstig de bepalingen van artikel 9, lid 2, onder d), van het Financieel Reglement dat van toepassing is op de overgangsperiode. De terugboeking van rentevergoedingen op voorfinanciering resulteerde in 2013 in negatieve renteopbrengsten. Het hogere bedrag renteopbrengsten in 2014 in het 9e EOF is hoofdzakelijk te wijten aan wisselkoersschommelingen USD/EUR.

Financiële ontvangsten worden beschouwd als ontvangsten uit wisseltransacties.

4.   VOORWAARDELIJKE ACTIVA EN PASSIVA EN ANDERE INFORMATIEVERSCHAFFING

4.1.   Voorwaardelijke activa

(miljoen EUR)

 

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

Totaal 31.12.2014

Totaal 31.12.2013

Uitvoeringsgaranties

3

44

54

101

116

Inhoudingsgaranties

2

30

18

50

56

Totaal

5

74

72

150

171

4.1.1.    Uitvoeringsgaranties

Soms worden uitvoeringsgaranties verlangd om ervoor te zorgen dat de begunstigden van EOF-middelen voldoen aan de verplichtingen van hun contracten met het EOF.

4.1.2.    Inhoudingsgaranties

Inhoudingsgaranties hebben alleen betrekking op contracten voor de uitvoering van werken. Meestal wordt 10 % van de tussentijdse betalingen aan begunstigden ingehouden om ervoor te zorgen dat de aannemer zijn verplichtingen nakomt. Deze ingehouden bedragen worden als te betalen bedragen opgenomen. Met instemming van de opdrachtgever kan de aannemer de inhoudingen op de tussentijdse betalingen desgewenst vervangen door een inhoudingsgarantie. Deze verkregen garanties worden opgenomen als voorwaardelijke activa.

4.2.   Voorwaardelijke passiva

4.2.1.    Centrum voor de ontwikkeling van het bedrijfsleven

De ACS-EU-Raad van ministers heeft in juni 2014 ingestemd om „over te gaan tot ordelijke sluiting van het Centrum voor de ontwikkeling van het bedrijfsleven (COB)” en tegelijkertijd „ervoor te zorgen dat wordt gegarandeerd dat de projecten voor steun aan de particuliere sector die door het COB in de ACS-landen en -regio’s worden uitgevoerd, volledig worden voltooid.”. Hiertoe heeft de ACS-EU-Raad van ministers een bevoegdheidsdelegatie verleend aan het ACS-EU-Comité van ambassadeurs om deze aangelegenheid ter hand te nemen met het oog op de vaststelling van de nodige besluiten.

Het ACS-EU-Comité van ambassadeurs heeft bij Besluit nr. 4/2014 van 23 oktober 2014 de raad van bestuur van het COB gemachtigd om met onmiddellijke ingang alle nodige maatregelen ter voorbereiding van de sluiting van het COB te treffen. Zoals in artikel 2 van dit besluit is bepaald, werd de raad van bestuur opgedragen om een curator aan te stellen en een sluitingsplan uit te voeren. Het sluitingsplan moest „het mogelijk maken het COB op ordelijke wijze te sluiten, waarbij de rechten van alle betrokken derden in acht worden genomen en waarbij wordt gegarandeerd dat de lopende projecten voor steun aan de particuliere sector worden voltooid door het COB zelf of door een entiteit die met het beheer ervan kan worden belast.”. In het sluitingsplan wordt bepaald dat het COB uiterlijk op 31 december 2016 geliquideerd moet zijn.

Eind juni 2015 heeft de curator bij de raad van bestuur van het COB een definitief strategisch plan ingediend met een begroting en werkplan, waarbij rekening wordt gehouden met de resultaten van het sociaal overleg. De begroting van het definitief strategisch plan, die door de raad van bestuur van het COB is goedgekeurd, zal de grondslag vormen voor het voorstel van de Commissie voor een financieringsbesluit, dat — nadat het EOF-comité hierover een advies heeft uitgebracht — moet worden goedgekeurd. Na de goedkeuring van dit financieringsbesluit zal een subsidieovereenkomst worden gesloten tussen het COB en de Commissie waarin wordt voorzien in de noodzakelijke financiering voor de volledige vereffening van de activa van het COB en de volledige afwikkeling van zijn verplichtingen. Na de inwerkingtreding van deze subsidieovereenkomst zal de curator in staat zijn het definitief strategisch plan uit te voeren, de maatregelen te nemen die in het plan zijn opgenomen en de middelen voor de hieruit voortvloeiende uitgaven vast te leggen en te betalen.

Bij de opstelling van de financiële staten van het EOF wordt in het strategisch plan en de hieraan gerelateerde begroting ervan uitgegaan dat de totale kosten voor de sluiting ongeveer 18 miljoen EUR zullen bedragen en met middelen uit het EOF zullen worden gefinancierd.

4.3.   Andere significante vermeldingen

4.3.1.    Vastleggingen met betrekking tot nog niet gebruikte kredieten

Dit onderstaande bedrag bestaat uit de budgettaire RAL („reste à liquider”) verminderd met de daarmee verband houdende bedragen die in de staat van de financiële resultaten 2014 zijn opgenomen als uitgaven. De budgettaire RAL is een bedrag dat de openstaande vastleggingen vertegenwoordigt waarvoor nog geen betalingen en/of vrijmakingen zijn gedaan. Dit is het normale gevolg van het bestaan van meerjarenprogramma’s.

(miljoen EUR)

 

8e EOF

9e EOF

10e EOF

11e EOF

Totaal 31.12.2014

Totaal 31.12.2013

Vastleggingen met betrekking tot nog niet gebruikte kredieten

12

360

4  777

143

5  291

5  243

Totaal

12

360

4  777

143

5  291

5  243

Op 31 december 2014 was met de niet-afgewikkelde begrotingsvastleggingen een bedrag van in totaal 5  889 miljoen EUR gemoeid (2013: 6  025 miljoen EUR).

5.   FINANCIEEL RISICOBEHEER

De hieronder verschafte informatie met betrekking tot het financieel risicobeheer van het EOF betreft de kasverrichtingen die door de Commissie werden verricht namens het EOF met het oog op de besteding van EOF-middelen.

5.1.   Beleid inzake risicobeheer en afdekkingsactiviteiten

De voorschriften en beginselen voor het beheer van de kasverrichtingen zijn vastgelegd in het Financieel Reglement van toepassing op het 10e EOF, het Intern Akkoord en het Financieel Reglement dat van toepassing is op de overgangsperiode.

Als gevolg van de bovenvermelde regelgeving zijn de volgende hoofdprincipes van toepassing:

De EOF-bijdragen worden door elke lidstaat gestort op een speciale rekening die bij de centrale bank van de betrokken lidstaat of bij de door hem aangewezen financiële instelling is geopend. Deze bijdragen blijven op die speciale rekeningen totdat de betalingen van het EOF moeten worden uitgevoerd.

EOF-bijdragen worden door de lidstaten in euro betaald, terwijl de EOF-betalingen in euro en in andere valuta, inclusief minder bekende, luiden.

Bankrekeningen die door de Commissie namens het EOF zijn geopend, mogen geen negatief saldo vertonen.

Naast de speciale rekeningen heeft de Commissie namens het EOF nog andere bankrekeningen geopend bij financiële instellingen (centrale banken en commerciële banken) om andere betalingen te verrichten en te ontvangen dan de bijdragen van de lidstaten aan de begroting.

De kasverrichtingen en de betalingen zijn sterk geautomatiseerd en maken gebruik van moderne informaticasystemen. Er worden specifieke procedures toegepast om de veiligheid van het systeem te waarborgen en om te garanderen dat de taken gescheiden worden conform het Financieel Reglement, de internecontrolenormen van de Commissie en de controleprincipes.

Een op schrift gestelde reeks richtsnoeren en procedures regelt het beheer van de kasverrichtingen en betalingen met als doel het operationele en financiële risico te beperken en een gepast controleniveau te waarborgen. Zij betreffen de verschillende werkingsgebieden en de naleving van de richtsnoeren en procedures wordt periodiek gecontroleerd.

5.2.   Valutarisico

Blootstelling van het EOF aan valutarisico aan het einde van het jaar — nettopositie

(miljoen EUR)

 

Per 31.12.2014

Per 31.12.2013

USD

GBP

DKK

SEK

EUR

Overige

Totaal

USD

GBP

DKK

SEK

EUR

Overige

Totaal

Financiële activa

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Vorderingen en verhaalbare bedragen

0

 

 

 

76

8

84

4

 

 

 

75

4

84

Geldmiddelen en kasequivalenten

6

0

 

 

386

 

391

0

0

 

 

759

 

759

Totaal

6

0

462

8

475

4

0

834

4

843

Financiële verplichtingen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Verschuldigde bedragen

0

 

 

 

(691)

(45)

(736)

(1)

0

 

 

(574)

(74)

(648)

Totaal

0

(691)

(45)

(736)

(1)

0

(574)

(74)

(648)

Totaal

6

0

(229)

(37)

(261)

3

0

260

(70)

195

Alle bijdragen luiden in euro en andere valuta worden slechts aangekocht wanneer zij noodzakelijk zijn voor de uitvoering van betalingen. Bijgevolg zijn de kasverrichtingen van het EOF niet blootgesteld aan een valutarisico.

5.3.   Renterisico

Het EOF ontleent geen geldmiddelen; bijgevolg is het EOF niet blootgesteld aan een renterisico.

Het EOF krijgt evenwel rente op de saldi die het op zijn verschillende bankrekeningen aanhoudt. Namens het EOF heeft de Commissie dus maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat de op gezette tijd verworven rente in overeenstemming is met de marktrentevoeten en hun mogelijke fluctuatie.

Overnightsaldi op commerciële bankrekeningen worden dagelijks vergoed. De vergoeding voor saldi op dergelijke rekeningen is gebaseerd op variabele marktrentevoeten waarop een contractuele marge (positief of negatief) wordt toegepast. Voor de meeste rekeningen is de renteberekening gekoppeld aan de EONIA (Euro Over Night Index Average) en wordt zij aangepast aan de schommelingen van deze rentevoet. Voor enkele andere rekeningen is de renteberekening gekoppeld aan de rentevoet die de ECB hanteert voor haar herfinancieringsverrichtingen. Bijgevolg loopt het EOF geen risico dat zijn saldi tegen een lager tarief dan de marktrentevoeten worden vergoed.

5.4.   Kredietrisico (tegenpartijrisico)

Financiële activa die niet vervallen zijn en evenmin een waardevermindering hebben ondergaan:

(miljoen EUR)

 

Totaal

Niet vervallen en evenmin in waarde verminderd

Achterstallig maar niet in waarde verminderd

< 1 jaar

1-5 jaar

> 5 jaar

Wisselvorderingen en verhaalbare bedragen die geen waarderuil meebrengen

84

75

5

4

 

Totaal op 31.12.2014

84

75

5

4

Wisselvorderingen en verhaalbare bedragen die geen waarderuil meebrengen

84

73

9

1

Totaal op 31.12.2013

84

73

9

1


Financiële activa per risicocategorie:

(miljoen EUR)

 

Per 31.12.2014

Per 31.12.2013

Vorderingen

Contanten

Totaal

Vorderingen

Contanten

Totaal

Tegenpartijen met externe kredietrating

 

 

 

 

 

 

Beste en uitstekende rating

0

318

318

3

606

609

Rating hoge middenklasse

 

39

39

 

12

12

Rating lage middenklasse

 

7

7

 

123

123

Non-investment rating

 

27

27

 

17

17

Totaal

0

391

391

3

758

761

Tegenpartijen zonder externe kredietrating

 

 

 

 

Groep 1 (debiteuren zonder wanbetalingen in het verleden)

83

 

83

79

 

79

Groep 2 (debiteuren met wanbetalingen in het verleden)

1

 

1

2

 

2

Totaal

84

 

84

81

 

81

Totaal

84

391

475

84

758

842

Middelen in de categorieën rating non-investment en rating lage middenklasse hebben hoofdzakelijk betrekking op EOF-bijdragen van de lidstaten op de speciale rekeningen die door lidstaten zijn geopend overeenkomstig artikel 22, lid 3, van het Financieel Reglement van het EOF. Overeenkomstig dit Financieel Reglement moet het bedrag van deze bijdragen op die speciale rekeningen blijven totdat de betalingen moeten worden uitgevoerd.

De meeste kasmiddelen van het EOF worden conform het Financieel Reglement van toepassing op het EOF aangehouden op de „speciale rekeningen” die geopend zijn door de lidstaten voor de betaling van hun bijdragen. De meeste van deze rekeningen worden aangehouden bij de schatkist of de nationale centrale bank van de lidstaten. Deze instellingen houden voor het EOF het laagste tegenpartijrisico in (risico ligt bij de lidstaten).

Wat betreft het deel van de kasmiddelen van het EOF die worden aangehouden bij commerciële banken ter dekking van betalingen, worden deze rekeningen precies op tijd aangevuld. Deze aanvulling wordt automatisch beheerd door het kasbeheersysteem van de thesaurie van de Commissie. Minimumkassaldi, evenredig met het gemiddelde bedrag van de uitgevoerde dagelijkse betalingen, worden op elke rekening aangehouden. Bijgevolg zijn de bedragen die overnight op deze rekeningen staan, voortdurend laag. Hierdoor is het EOF slechts in beperkte mate aan risico blootgesteld.

Bovendien worden specifieke richtsnoeren toegepast voor de selectie van de commerciële banken om het tegenpartijrisico waaraan het EOF is blootgesteld, nog verder te minimaliseren.

Alle commerciële banken worden via openbare aanbestedingen geselecteerd. Om toegelaten te worden tot de aanbestedingsprocedures, dienen de banken minimaal over een kredietrating op korte termijn te beschikken van Moody’s P-1 of gelijkwaardig (S&P A-1 of Fitch F1). In bepaalde en naar behoren gemotiveerde omstandigheden kan een lager niveau geëist worden.

5.5.   Liquiditeitsrisico

Vervaldagenanalyse van de financiële verplichtingen op basis van resterende contractuele vervaldag

(miljoen EUR)

 

< één jaar

1-5 jaar

> 5 jaar

Totaal

Verschuldigde bedragen

702

34

 

736

Totaal op 31.12.2014

702

34

736

Verschuldigde bedragen

623

25

 

648

Totaal op 31.12.2013

623

25

648

Voor het EOF geldende begrotingsbeginselen zorgen ervoor dat de totale kasmiddelen voor de begrotingsperiode steeds toereikend zijn voor de uitvoering van alle desbetreffende betalingen. De totale bijdragen van de lidstaten stemmen immers overeen met het totale bedrag van de betalingskredieten voor de desbetreffende begrotingsperiode.

De bijdragen van de lidstaten aan het EOF worden evenwel betaald in drie tranches per jaar, terwijl de betalingen in zekere mate seizoensgebonden zijn.

Om ervoor te zorgen dat de kasmiddelen steeds toereikend zijn om de in een bepaalde maand uit te voeren betalingen te dekken, worden op gezette tijden gegevens over de kassituatie uitgewisseld tussen de thesaurie van de Commissie en de desbetreffende uitgevende diensten om ervoor te zorgen dat de in een bepaalde periode uitgevoerde betalingen de beschikbare kasmiddelen niet overschrijden.

Naast het bovenstaande zorgen geautomatiseerde kasbeheerinstrumenten er in het kader van de dagelijkse kasverrichtingen van het EOF voor dat dagelijks voldoende liquiditeit beschikbaar is op elke bankrekening van het EOF.

6.   INFORMATIEVERSCHAFFING OVER VERBONDEN PARTIJEN

In deze rubriek zijn er geen verrichtingen met verbonden partijen waarover specifieke informatie moet worden verschaft.

7.   GEBEURTENISSEN NA DE BALANSDATUM

Op de datum van overdracht van de rekeningen zijn geen relevante punten onder de aandacht gekomen van de rekenplichtige van het EOF die een afzonderlijke vermelding in deze rubriek zouden vereisen. Evenmin waren dergelijke punten bij hem aangemeld. Bij het opstellen van de jaarrekeningen en de bijbehorende toelichtingen werd gebruikgemaakt van de recentste beschikbare gegevens en dit komt tot uiting in de hierboven opgenomen informatie.

8.   AFSTEMMING VAN HET ECONOMISCH RESULTAAT EN HET BEGROTINGSRESULTAAT

Het economisch resultaat van het jaar is berekend op transactiebasis. Het begrotingsresultaat is evenwel gebaseerd op de beginselen van de kasboekhouding. Aangezien het economisch resultaat en het begrotingsresultaat het gevolg zijn van dezelfde onderliggende verrichtingen, is het nuttig om na te gaan of ze op elkaar kunnen worden afgestemd. In onderstaande tabel is deze afstemming opgenomen, met vermelding van de belangrijkste afgestemde bedragen, opgesplitst in ontvangsten en uitgaven.

(miljoen EUR)

 

2014

2013

ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET JAAR

(3  526)

(3  072)

Ontvangsten

 

 

Rechten die het begrotingsresultaat niet beïnvloeden

(10)

(68)

Rechten die in het lopende jaar zijn vastgesteld, maar nog niet geïnd zijn

(19)

(6)

Rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld en in het lopende jaar geïnd zijn

12

10

Netto-effect van voorfinanciering

41

71

Toegerekende baten (netto)

(71)

19

Uitgaven

 

 

Nog niet betaalde uitgaven van het lopende jaar

165

90

Uitgaven van het vorige jaar betaald in het lopende jaar

(28)

(53)

Betalingsannuleringen

65

13

Netto-effect van voorfinanciering

(562)

(431)

Toegerekende uitgaven (netto)

417

464

BEGROTINGSRESULTAAT VAN HET JAAR

(3  516)

(2  963)

8.1.   Afstemmingsposten — ontvangsten

De begrotingsontvangsten van een begrotingsjaar zijn gelijk aan de bedragen die worden geïnd van tijdens het begrotingsjaar vastgestelde rechten en de bedragen die worden geïnd van rechten die zijn vastgesteld tijdens voorafgaande begrotingsjaren.

De rechten die het begrotingsresultaat niet beïnvloeden, worden geboekt in de economische resultatenrekening. Vanuit begrotingsoogpunt kunnen zij evenwel niet als ontvangsten worden beschouwd, aangezien het ontvangen bedrag naar de reserve wordt overgeheveld en zonder een besluit van de Raad niet opnieuw kan worden vastgelegd.

De rechten die in het huidige jaar zijn vastgesteld maar nog niet geïnd, moeten ten behoeve van de afstemming van het economisch resultaat worden afgetrokken, aangezien zij geen deel uitmaken van de begrotingsontvangsten. Daarentegen moeten de rechten die tijdens vorige jaren zijn vastgesteld en in het huidige jaar geïnd, ten behoeve van de afstemming bij het economisch resultaat worden opgeteld.

Het netto-effect van voorfinanciering is de vereffening van de teruggevorderde voorfinancieringen. Dit is een kasontvangst die geen gevolgen heeft voor de economische resultaten.

De netto toegerekende uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit uitgaven die toegerekend zijn met het oog op afsluiting aan het einde van het jaar. Alleen het netto-effect, dat wil zeggen de toegerekende baten voor het lopende jaar minus de terugboekte toegerekende baten van vorig jaar, wordt in aanmerking genomen.

8.2.   Afstemmingsposten — uitgaven

Uitgaven van het lopende jaar die nog niet zijn betaald, moeten ten behoeve van de afstemming worden toegevoegd, aangezien zij in het economisch resultaat zijn opgenomen maar geen deel uitmaken van de begrotingsontvangsten. Daarentegen moeten de uitgaven van vorige jaren die in het huidige jaar betaald, ten behoeve van de afstemming van het economisch resultaat worden afgetrokken, aangezien zij deel uitmaken van de begrotingsuitgaven van het lopende jaar, maar zij het economisch resultaat niet beïnvloeden of in het geval van correcties de uitgaven verminderen.

De kasmiddelen van betalingsannuleringen hebben geen invloed op de economische resultaten, maar wel op het begrotingsresultaat.

Het netto-effect van voorfinanciering is de combinatie van de nieuwe voorfinancieringsbedragen die tijdens het lopende jaar zijn betaald (geboekt als begrotingsuitgaven van het jaar) en de vereffening van de voorfinancieringen die tijdens het lopende jaar of vorige jaren werden betaald via de aanvaarding van subsidiabele kosten. De laatste zijn wel toegerekende uitgaven, doch geen uitgave in de begrotingsboekhouding, aangezien de aanvankelijke voorfinanciering reeds als een begrotingsuitgave werd beschouwd op het ogenblik van de betaling.

De netto toegerekende uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit uitgaven die toegerekend zijn met het oog op afsluiting aan het einde van het jaar, dat wil zeggen subsidiabele uitgaven die begunstigden van EOF-middelen hebben gedaan, maar nog niet aan het EOF hebben gedeclareerd. Alleen het netto-effect, dat wil zeggen de toegerekende uitgaven voor het lopende jaar minus de terugboekte toegerekende uitgaven van vorig jaar, wordt in aanmerking genomen.

FINANCIËLE STATEN VAN HET TRUSTFONDS BÊKOU  (16)

CERTIFICERING VAN DE REKENINGEN

De jaarrekening van het EU-trustfonds Bêkou voor het jaar 2014 is opgesteld overeenkomstig het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Unie en de door mezelf in mijn hoedanigheid van rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels, zoals die door alle instellingen en organen van de Unie moeten worden toegepast.

Ik verklaar dat ik verantwoordelijk ben om ervoor te zorgen dat de jaarrekening van het EU-trustfonds Bêkou wordt opgesteld en gepresenteerd overeenkomstig artikel 68 van het Financieel Reglement.

Ik heb van de ordonnateurs, die voor de betrouwbaarheid instaan, alle inlichtingen verkregen die nodig zijn voor het opstellen van de jaarrekening die een beeld van de activa en de passiva van het EU-trustfonds Bêkou en de uitvoering van de begroting geven.

Ik verklaar dat ik op basis van deze inlichtingen en op basis van de controles die ik noodzakelijk achtte om de jaarrekening te kunnen aftekenen, redelijke zekerheid heb dat de jaarrekening in alle materiële opzichten een getrouw beeld van de vermogenspositie, de resultaten van de verrichtingen en de kasstromen van het EU-trustfonds Bêkou geeft.

[ondertekend]

Manfred KRAFF

Rekenplichtige van de Europese Commissie

5 juni 2015

ACHTERGRONDINFORMATIE OVER HET TRUSTFONDS BÊKOU

Overeenkomstig artikel 187, lid 1, van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Unie en artikel 42 van het Financieel Reglement van toepassing op het 10e EOF voor de uitvoering van de overbruggingsfaciliteit, kan de Commissie EU-trustfondsen oprichten voor externe acties in het kader van een met andere donoren gesloten overeenkomst. Deze trustfondsen kunnen worden opgericht voor noodsituaties, operaties na een noodsituatie of acties rond een bepaald thema. De doelstellingen van elk trustfonds worden in de oprichtingsakte ervan vastgesteld.

Het eerste multidonor-trustfonds van de EU, dat de naam „Bêkou” draagt (wat „hoop” betekent in het Sango), is op 15 juli 2014 opgericht door de Europese Unie (vertegenwoordigd door de DG’s DEVCO en ECHO, en het EDEO) en drie EU-lidstaten (Duitsland, Frankrijk en Nederland) met als doel de stabilisering en wederopbouw van de Centraal-Afrikaanse Republiek te bevorderen. Het heeft een maximale looptijd van 60 maanden om te voorzien in een reactie op de middellange termijn.

EU-trustfondsen voor externe acties moeten hun eigen jaarrekeningen opstellen en goedkeuren. Aangezien het EU-trustfonds Bêkou in het kader van het EOF is opgericht, wordt de jaarrekening van dit trustfonds geconsolideerd met de EOF-jaarrekening. De voorbereiding van de jaarrekeningen is toevertrouwd aan de rekenplichtige van het EU-trustfonds Bêkou, die overeenkomstig artikel 187, lid 5, van het Financieel Reglement van de EU ook de rekenplichtige van de Commissie is.

In 2014 waren de activiteiten van het EU-trustfonds Bêkou zeer beperkt. In de loop van het jaar werden sommige bijdragen ontvangen van de donoren. Er vonden evenwel geen betalingen plaats.

TRUSTFONDS BÊKOU BALANS

(miljoen EUR)

 

Toelichting

31.12.2014

VLOTTENDE ACTIVA

 

 

Voorfinanciering

 

Vorderingen

1.1

45

Geldmiddelen en kasequivalenten

 

 

 

45

TOTAAL ACTIVA

 

45

LANGLOPENDE VERPLICHTINGEN

 

 

Verschuldigde bedragen

1.2

(45)

 

 

(45)

KORTLOPENDE VERPLICHTINGEN

 

 

Verschuldigde bedragen

 

 

 

TOTAAL PASSIVA

 

(45)

NETTOACTIVA

 

MIDDELEN EN RESERVES

 

 

Van vorige jaren overgedragen economisch resultaat

 

Economisch resultaat van het jaar

 

NETTOACTIVA

 

TRUSTFONDS BÊKOU STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN

In 2014 vonden geen ontvangsten- of uitgavenverrichtingen plaats.

TRUSTFONDS BÊKOU KASSTROOMOVERZICHT

(miljoen EUR)

 

 

2014

Economisch resultaat van het jaar

 

BELEIDSACTIVITEITEN

 

 

(Terugboeking van) waardeverminderingen op vorderingen

 

(Toename)/afname voorfinancieringen op lange termijn

 

(Toename)/afname voorfinancieringen op korte termijn

 

(Toename)/afname vorderingen op korte termijn

 

(45)

(Toename/afname van langlopende verplichtingen

 

45

Toename/(afname) van kortlopende verplichtingen

 

NETTO KASSTROOM

 

Nettotoename/(-afname) geldmiddelen en kasequivalenten

 

Geldmiddelen en daarmee gelijk te stellen middelen bij het begin van het jaar

 

Geldmiddelen en daarmee gelijk te stellen middelen aan het einde van het jaar

 

TRUSTFONDS BÊKOU MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA

(miljoen EUR)

 

Vermogen van het fonds

(A)

Niet-afgeroepen middelen

(B)

Afgeroepen middelen van het fonds

(C) = (A)–(B)

Gecumuleerde reserves

(D)

Andere reserves

(E)

Totaal nettoactiva

(C)+(D)+(E)

SALDO OP 31.12.2013

Economisch resultaat van het jaar

SALDO OP 31.12.2014

TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN VAN HET TRUSTFONDS BÊKOU

TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS

ACTIVA

Vorderingen

Het EU-trustfonds Bêkou beschikt niet over een eigen thesaurie, maar maakt gebruik van een gemeenschappelijk centraal thesauriesysteem dat voor de EU-trustfondsen is opgericht. Alle betalingen worden verwerkt via het centrale thesauriesysteem van de trustfondsen en geboekt op intergroeprekeningen die in deze rubriek zijn opgenomen. Kasontvangsten worden geboekt op een specifieke bankrekening van het EU-trustfonds Bêkou en worden nadien samengevoegd op de bankrekening van de centrale thesaurie van de trustfondsen. Het bedrag van 45 miljoen EUR bestaat uit bijdragen die in de loop van 2014 zijn ontvangen van het EOF, Frankrijk en Nederland.

VERPLICHTINGEN

Verschuldigde bedragen

De ontvangen bijdragen van deelnemers worden als financiële verplichtingen aan het Europees Ontwikkelingsfonds en de lidstaten geboekt, aangezien zij voldoen aan de criteria van ontvangsten uit voorwaardelijke niet-wisseltransacties. Het trustfonds moet de bijdragen gebruiken voor dienstverlening aan derden. Anders moet het trustfonds de activa (de ontvangen bijdragen) aan de donoren teruggeven.

De totale niet-vlottende financiële verplichtingen ten aanzien van lidstaten bestaan uit 39 miljoen EUR bijdragen van het EOF, 5 miljoen EUR van Frankrijk en 1 miljoen EUR van Nederland.

GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN VAN HET EOF EN HET TRUSTFONDS BÊKOU  (17)

GECONSOLIDEERDE BALANS

(miljoen EUR)

 

31.12.2014

NIET-VLOTTENDE ACTIVA

 

Voorfinanciering

472

 

472

VLOTTENDE ACTIVA

 

Voorfinanciering

1  403

Vorderingen

129

Geldmiddelen en kasequivalenten

391

 

1  923

TOTAAL ACTIVA

2  395

LANGLOPENDE VERPLICHTINGEN

 

Verschuldigde bedragen

(40)

 

(40)

KORTLOPENDE VERPLICHTINGEN

 

Verschuldigde bedragen

(1  423)

 

(1  423)

TOTAAL PASSIVA

(1  463)

NETTOACTIVA

932

MIDDELEN EN RESERVES

 

Afgeroepen middelen van het fonds — actieve EOF's

35  673

Afgeroepen overgedragen middelen van afgesloten EOF's

2  252

Van vorige jaren overgedragen economisch resultaat

(33  468)

Economisch resultaat van het jaar

(3  526)

NETTOACTIVA

932

GECONSOLIDEERDE STAAT VAN DE FINANCIËLE PRESTATIES

(miljoen EUR)

 

2014

BELEIDSONTVANGSTEN

132

BELEIDSUITGAVEN

 

Beleidsuitgaven

(3  650)

Administratieve uitgaven

(22)

 

(3  671)

OVERSCHOT/(TEKORT) VAN BELEIDSACTIVITEITEN

(3  539)

Financiële ontvangsten

13

Financiële lasten

(0)

OVERSCHOT/(TEKORT) VAN FINANCIËLE ACTIVITEITEN

13

ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET JAAR

(3  526)

GECONSOLIDEERDE STAAT VAN MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA

(miljoen EUR)

 

Vermogen van het fonds

(A)

Niet-afgeroepen middelen

(B)

Afgeroepen middelen van het fonds

(C) = (A)–(B)

Gecumuleerde reserves

(D)

Andere reserves

(E)

Totaal nettoactiva

(C)+(D)+(E)

SALDO OP 31.12.2013

45  691

13  162

32  529

(33  468)

2  252

1  313

Kapitaalverhoging — gewone bijdragen

(3  144)

3  144

3  144

Economisch resultaat van het jaar

(3  526)

(3  526)

SALDO OP 31.12.2014

45  691

10  018

35  673

(36  994)

2  252

932

EOF VERSLAG OVER DE TENUITVOERLEGGING VAN DE MIDDELEN

VERSLAG OVER DE TENUITVOERLEGGING VAN DE MIDDELEN — 2014.

INLEIDENDE OPMERKINGEN

Vorige EOF's

Aangezien het 6e EOF in 2006 en het 7e EOF in 2008 zijn afgesloten, bevat de jaarrekening niet langer uitvoeringstabellen voor deze EOF's. De uitvoering van de overgedragen saldi valt daarentegen in het 9e EOF te vinden.

Met het oog op een transparante presentatie van de rekeningen van het jaar 2014 werd in de navolgende tabellen, net zoals de vorige jaren, voor het 8e EOF apart aangegeven welke middelen werden aangewend volgens de programmering van de Overeenkomsten van Lomé en welke middelen werden aangewend volgens de programmering van de Overeenkomst van Cotonou.

Overeenkomstig artikel 1, lid 2, onder b), van het Intern Akkoord van het 9e EOF zijn de saldi en vrijmakingen van vorige EOF's overgeheveld naar het 9e EOF en zijn zij in de looptijd van het 9e EOF vastgelegd als middelen van het 9e EOF.

10e EOF

De ACS-EG-partnerschapsovereenkomst, die de lidstaten van de Europese Gemeenschap en de landen in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (ACS) op 23 juni 2000 in Cotonou hebben ondertekend, is op 1 april 2003 in werking getreden. De Overeenkomst van Cotonou is tweemaal gewijzigd, eerst bij de in Luxemburg op 25 juni 2005 ondertekende overeenkomst en vervolgens door de in Ouagadougou op 22 juni 2010 ondertekende overeenkomst.

Het besluit betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee (LGO) met de Europese Gemeenschap (Besluit 2001/822/EG), dat op 27 november 2001 door de Raad van de Europese Unie is aangenomen, is op 2 december 2001 in werking getreden. Dit besluit is op 19 maart 2007 gewijzigd bij Besluit 2007/249/EG.

Het Intern Akkoord inzake de financiering van de steun van de Gemeenschap binnen het financieel meerjarenkader voor de periode 2008-2013, overeenkomstig de herziene Overeenkomst van Cotonou, goedgekeurd door de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Gemeenschap op 17 juli 2006, is op 1 juli 2008 in werking getreden.

In het kader van de Overeenkomst van Cotonou wordt de tweede periode (2008-2013) van steun van de Unie aan de ACS-staten en de LGO gefinancierd door het 10e EOF, dat over een bedrag van 22  682 miljoen EUR aan middelen beschikt, waarvan:

21  966 miljoen EUR bestemd is voor de ACS-staten overeenkomstig het meerjarig financieel kader in bijlage Ib bij de herziene Overeenkomst van Cotonou, waarvan 20  466 miljoen EUR door de Europese Commissie wordt beheerd;

286 miljoen EUR bestemd is voor de LGO overeenkomstig bijlage IIAa van het herziene besluit van de Raad betreffende de associatie de LGO met de Europese Gemeenschap, waarvan 256 miljoen EUR door de Europese Commissie wordt beheerd;

430 miljoen EUR voor de Commissie voor de financiering van de kosten die voortvloeien uit de programmering en besteding van de middelen van het 10e EOF, overeenkomstig artikel 6 van het Intern akkoord.

Overeenkomstig de vervalclausule van het 10e EOF (artikel 1, lid 4 en artikel 1, lid 5, van het Intern Akkoord van het 10e EOF) konden na 31 december 2013 geen middelen meer worden vastgelegd. Niet-vastgelegde middelen zijn overgeheveld naar de prestatiereserve.

Overbruggingsfaciliteit

Het Intern Akkoord tot oprichting van het elfde Europees Ontwikkelingsfonds (11e EOF) werd door de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, in juni 2013 goedgekeurd. De overeenkomst is op 1 maart 2015 in werking getreden.

Om de continuïteit te verzekeren tussen de afloop van het 10e EOF en de inwerkingtreding van het 11e EOF heeft de Commissie overgangsmaatregelen voorgesteld, de zogenaamde overbruggingsfaciliteit, om ervoor te zorgen dat middelen beschikbaar blijven voor de samenwerking met de ACS-staten en de LGO, alsook voor ondersteuningsuitgaven.

De overbruggingsfaciliteit is vastgesteld op 12 december 2013 (Besluit 2013/759/EU) en is op 1 januari 2014 in werking getreden. De overbruggingsfaciliteit wordt gefinancierd met:

geannuleerde middelen van het 8e en 9e EOF (tot en met 31.12.2013),

niet-vastgelegde saldi van het 10e EOF (tot en met 31.12.2013),

geannuleerde middelen van het 10e EOF en vorige EOF's (vanaf 1.1.2014 en tijdens het jaar).

Een totaalbedrag van 1  597 miljoen EUR is in 2014 ter beschikking gesteld van de overbruggingsfaciliteit, waarvan 1  488 miljoen EUR is toegewezen en opgevoerd in het kader van het 11e EOF en 109 miljoen EUR niet-toegewezen bleef op de overbruggingsfaciliteit.

Het totaalbedrag dat in 2014 beschikbaar was op het 11e EOF, inclusief rente en Stabex (19 miljoen EUR) bedroeg 1  616 miljoen EUR (zie totaal tabel 2.6).

Vastgelegde en niet-vastgelegde/niet-toegewezen middelen per 31.12.2014

Per 31.12.2014 zijn 1  160 miljoen EUR vastgelegd en 456 miljoen EUR werden niet-vastgelegd of niet toegewezen;

(miljoen euro)

Beschikbare middelen

1  616

Verminderd met vastgelegde middelen in de loop van 2014

-  1  160

Totaal niet-vastgelegd + niet-toegewezen middelen per 31.12.2014

456

De niet-vastgelegde en niet-toegewezen middelen kunnen als volgt wordt uitgesplitst:

(miljoen euro)

ACS niet-vastgelegd (bilateraal, regionaal, intra ACS, NIP/RIP-reserve)

333

LGO niet-vastgelegd

14

Overbruggingsfaciliteit niet-toegewezen

109

Totaal niet-vastgelegd + niet-toegewezen middelen per 31.12.2014

456

Resterende middelen op niet-besteedbare prestatiereserves per 31.12.2014

Tot op het ogenblik van de inwerkingtreding van de overbruggingsfaciliteit op 1 januari 2014 werden de vrijgemaakte bedragen van projecten in het kader van het 9e EOF en vorige EOF's overgeheveld naar de prestatiereserve van het 10e EOF. Op 1 januari 2014 zijn de niet-vastgestelde middelen van het 10e EOF overgeheveld naar de prestatiereserve van het 11e EOF, met uitzondering van de Stabex-middelen en de middelen voor administratieve uitgaven.

In 2014 zijn alle vrijgemaakte middelen van vorige EOF's overgeheveld naar de respectieve reserves.

Overeenkomstig artikel 1.4 van het Intern Akkoord van het 10e EOF en het besluit van de Raad van 12 december 2013 (Besluit 2013/759/EU) werden deze middelen toegewezen aan de overbruggingsfaciliteit.

(miljoen euro)

Totaal beschikbare niet-besteedbare prestatiereserves per 31.12.2013

938

Totaal ter beschikking gesteld op niet-besteedbare prestatiereserves in 2014

661

Min totaal overgeheveld naar de overbruggingsfaciliteit

-  1  597

Niet-besteedbare prestatiereserve niet overgeheveld naar de overbruggingsfaciliteit op 31.12.2014

2

Stabexreserve van het 11e EOF

Na de afsluiting van de Stabex-rekeningen zijn de niet-bestede/vrijgemaakte bedragen overgedragen naar de reserve van de A-enveloppe van het 11e EOF (artikel 1, lid 4, van het Intern Akkoord van het 10e EOF) en vervolgens naar de nationale indicatieve programma’s van de desbetreffende landen. Per 31 december 2014 bedroeg het totaalbedrag van geannuleerde Stabex-middelen die naar het 11e EOF waren overgeheveld, 5 miljoen EUR.

10e EOF-cofinanciering

In het kader van het 10e EOF werden overdrachtovereenkomsten voor cofinanciering van lidstaten ondertekend en werden vastleggingskredieten geopend voor een totaalbedrag van 198,4 miljoen EUR, terwijl betalingskredieten werden geopend voor de ontvangen bedragen van 177,1 miljoen EUR.

In de onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de cofinancieringskredieten per 31.12.2014:

(miljoen euro)

 

Vastleggingskredieten

Betalingskredieten

Cofinanciering — A-enveloppe

181,4

160,5

Cofinanciering — Intra ACS

12,1

12,1

Cofinanciering — Administratieve uitgaven

4,9

4,5

 

198,4

177,1

In de onderstaande tabellen in verband met de vastgelegde bedragen, de bedragen waarvoor een overeenkomst is gesloten en de betaalde bedragen, zijn nettobedragen opgenomen.

De tabellen met een overzicht van de situatie per instrument zijn in de bijlage opgenomen.

Tabel 1.1

8e EOF

OVERZICHT VAN DE KREDIETEN — 31 december 2014

ANALYSE VAN DE KREDIETEN PER INSTRUMENT

(miljoen EUR)

INSTRUMENT

AANVANKELIJKE TOEWIJZING

GECUMULEERDE TOE-/AFNAME VAN DE MIDDELEN OP 31 DECEMBER 2013

TOE-/AFNAME VAN DE MIDDELEN IN 2014

Toelichting

HUIDIGE TOEWIJZING

A C S

 

 

 

 

 

Lomé

 

 

 

 

 

Periodieke bijdragen van de lidstaten

12  967

(3  190)

(62)

 

9  715

Hulp aan vluchtelingen

120

(17)

(2)

 (18)

100

Rentesubsidies

370

(287)

(4)

 (18)

79

Risicokapitaal

1  000

19

(4)

 (18)

1  016

Structurele aanpassing

1  400

97

(0)

 (18)

1  497

Totaal indicatieve programma's

7  562

(2  542)

(52)

 (18)

4  967

Gebruik van rentebaten

0

35

(0)

 (18)

35

Sysmin

575

(474)

 

 

101

Spoedhulp (Lomé)

140

(4)

 

 

136

Stabex

1  800

(1  077)

 

 

723

HIP-landen (Lomé)

0

1  060

 

 

1  060

Cotonou

 

 

 

 

 

Periodieke bijdragen van de lidstaten

0

656

(2)

 

654

A-enveloppe — Nationale toewijzingen

0

418

(1)

 (18)

418

B-enveloppe — Nationale toewijzingen

0

238

(1)

 (18)

237

Rentebaten en andere ontvangsten

0

0

 

 

0

SUBTOTAAL ACS

12  967

(2  534)

(64)

 

10  369

L G O

 

 

 

 

 

Lomé

 

 

 

 

 

Periodieke bijdragen van de lidstaten

167

(118)

(0)

 

48

Rentesubsidies

9

(8)

 

 

1

Risicokapitaal

30

(24)

 

 

6

Noodhulp

3

(3)

 

 

0

Hulp aan vluchtelingen

1

(1)

 

 

0

Totaal indicatieve programma's

115

(78)

(0)

 (18)

37

Sysmin

3

(1)

 

 

2

Stabex

6

(5)

 

 

1

SUBTOTAAL LGO

167

(118)

(0)

 

48

TOTAAL 8e EOF

13  134

(2  652)

(64)

 

10  417

Tabel 1.2

9e EOF

OVERZICHT VAN DE KREDIETEN — 31 december 2014

ANALYSE VAN DE KREDIETEN PER INSTRUMENT

(miljoen EUR)

INSTRUMENT

AANVANKELIJKE TOEWIJZING

GECUMULEERDE TOE-/AFNAME VAN DE MIDDELEN OP 31 DECEMBER 2013

TOE-/AFNAME VAN DE MIDDELEN IN 2013

Toelichting

HUIDIGE TOEWIJZING

ACS

 

 

 

 

 

Lomé

 

 

 

 

 

Periodieke bijdragen van de lidstaten

0

717

(17)

 

700

Overdrachten van het 6e EOF — Lomé

0

21

(0)

 (19)

20

Overdrachten van het 7e EOF — Lomé

0

696

(17)

 (19)

679

Cotonou

 

 

 

 

 

Periodieke bijdragen van de lidstaten

10  401

4  692

(354)

 

14  739

A-enveloppe — Nationale toewijzingen

5  318

3  640

(212)

 (19)

8  746

B-enveloppe — Nationale toewijzingen

2  108

(843)

(33)

 

1  232

Reserve langetermijnontwikkeling

258

(258)

0

 

0

Reserve nationale toewijzingen

1  224

(1  224)

0

 

0

Regionale toewijzingen

904

(45)

(38)

 (19)

821

Andere Intra-ACS-toewijzingen

300

2  411

(48)

 (19)

2  663

Vredesfaciliteit

0

380

(18)

 

362

COB, TCLP en PV

164

(6)

(4)

 

154

Uitvoeringskosten

125

53

(0)

 (20)+ (21)

178

Renten en andere ontvangsten

0

63

(0)

 

63

Speciale toewijzing D.R. Congo

0

105

(0)

 

105

Vrijwillige bijdrage vredesfaciliteit

0

39

0

 

39

Stabex Sudan

0

36

0

 

36

Speciale toewijzing Sudan

0

74

0

 (20)

74

Speciale toewijzing Zuid-Sudan

0

267

0

 (21)

267

SUBTOTAAL ACS

10  401

5  408

(371)

 

15  439

LGO

 

 

 

 

 

Lomé

 

 

 

 

 

Periodieke bijdragen van de lidstaten

0

3

 

 

3

Overdrachten uit 6e EOF — Lomé

0

0

 

 

0

Overdrachten uit 7e EOF — Lomé

0

3

 

 

3

Cotonou

 

 

 

 

 

Periodieke bijdragen van de lidstaten

154

145

(2)

 

297

A-enveloppe — Nationale toewijzingen

0

245

(2)

 

244

B-enveloppe — Nationale toewijzingen

0

4

 

 

4

Reserve langetermijnontwikkeling

144

(144)

 

 

0

Regionale toewijzingen

8

40

 

 

48

Studies/Technische bijstand LGO

2

(1)

 

 

1

SUBTOTAAL LGO

154

148

(2)

 

300

TOTAAL 9e EOF

10  555

5  556

(373)

 

15  739

Tabel 1.3

10e EOF

OVERZICHT VAN DE KREDIETEN — 31 december 2014

ANALYSE VAN DE KREDIETEN PER INSTRUMENT

(miljoen EUR)

INSTRUMENT

AANVANKELIJKE TOEWIJZING

GECUMULEERDE TOE-/AFNAME VAN DE MIDDELEN OP 31 DECEMBER 2013

TOE-/AFNAME VAN DE MIDDELEN IN 2013

Toelichting

HUIDIGE TOEWIJZING

ACS

 

 

 

 

 

Periodieke bijdragen van de lidstaten

20  896

1  132

(1  157)

 

20  871

A-enveloppe — Nationale toewijzingen

0

13  652

(126)

 (23)

13  526

B-enveloppe — Nationale toewijzingen

0

2  037

(11)

 (23)

2  026

Regionale toewijzingen

0

1  987

(2)

 (23)

1  985

Nationale toewijzingen Reserve A-enveloppe Stabex

0

0

0

 

0

NIP/RIP-reserve

683

(658)

(25)

 (23)

0

Institutionele uitgaven en steunuitgaven

0

280

(38)

 (23)

242

Andere Intra-ACS-toewijzingen

0

1  915

(10)

 (23)

1  904

Vredesfaciliteit

0

700

(12)

 (23)

688

Uitvoeringskosten

430

0

(1)

 (23)

429

Renten en andere ontvangsten

0

77

(8)

 (23)

70

Niet-beschikbare reserve

0

925

(925)

 (23)

0

A-enveloppe reserve

13  500

(13  500)

 

 

0

B-enveloppe reserve

1  800

(1  800)

 

 

0

Intra-ACS reserve

2  700

(2  700)

 

 

0

Reserve regionale toewijzingen

1  783

(1  783)

 

 

0

Medefinanciering

0

134

64

 

198

A-enveloppe — Nationale toewijzingen

0

118

63

 (24)

181

Andere Intra-ACS-toewijzingen

0

12

 

 (24)

12

Vredesfaciliteit

0

1

 

 (24)

1

Uitvoeringskosten

0

4

1

 (24)

5

SUBTOTAAL ACS

20  896

1  266

(1  093)

 

21  069

LGO

 

 

 

 

 

Periodieke bijdragen van de lidstaten

256

15

(12)

 

259

A-enveloppe — Nationale toewijzingen

0

196

(0)

 (23)

196

B-enveloppe — Nationale toewijzingen

0

15

 

 

15

Regionale toewijzingen

0

40

 

 

40

Nationale toewijzingen Reserve A-enveloppe Stabex

0

0

 

 

0

Niet-besteedbare reserve

0

14

(12)

 (23)

2

Studies/Technische bijstand LGO

6

0

 

 

6

A-enveloppe reserve

195

(195)

 

 (23)

0

B-enveloppe reserve

15

(15)

 

 (23)

0

Reserve regionale toewijzingen

40

(40)

 

 

0

SUBTOTAAL LGO

256

15

(12)

 

259

TOTAAL 10e EOF

21  152

1  281

(1  105)

 

21  328

Tabel 1.4

11e EOF — Overbruggingsfaciliteit

OVERZICHT VAN DE KREDIETEN — 31 december 2014

ANALYSE VAN DE KREDIETEN PER INSTRUMENT

(miljoen EUR)

INSTRUMENT

AANVANKELIJKE TOEWIJZING

GECUMULEERDE TOE-/AFNAME VAN DE MIDDELEN OP 31 DECEMBER 2013

TOE-/AFNAME VAN DE MIDDELEN IN 2014

Toelichting

HUIDIGE TOEWIJZING

ACS

 

 

 

 

 

Periodieke bijdragen van de lidstaten

1  583

0

19

 

1  602

Overbruggingsfaciliteit

1  583

0

(1  485)

 (25)+ (27)

98

A-enveloppe — Nationale toewijzingen

0

0

653

 

653

B-enveloppe — Nationale toewijzingen

0

0

86

 

86

Regionale toewijzingen

0

0

103

 

103

Nationale toewijzingen Reserve A-enveloppe Stabex

0

0

0

 (28)

0

Institutionele uitgaven en steunuitgaven

0

0

33

 

33

Andere Intra-ACS-toewijzingen

0

0

56

 

56

Vredesfaciliteit

0

0

445

 

445

Uitvoeringskosten

0

0

115

 

115

Renten en andere ontvangsten

0

0

13

 (28)

13

Niet-besteedbare reserve

0

0

(0)

 (29)

(0)

SUBTOTAAL ACS

1  583

0

19

 

1  602

LGO

 

 

 

 

 

Periodieke bijdragen van de lidstaten

14

0

0

 

14

Overbruggingsfaciliteit

14

0

(3)

 (25)+ (27)

11

Niet-besteedbare reserve

0

0

0

 (29)

0

Studies/Technische bijstand LGO

0

0

3

 

3

SUBTOTAAL LGO

14

0

0

 

14

TOTAAL 11e EOF

1  597

0

19

 (26)

1  616

Tabel 2.1

EOF GECONSOLIDEERDE REKENINGEN PER 31 DECEMBER 2014

VOORTGANGSVERSLAG

(miljoen EUR)

 

TOEWIJZING

EOF

 

8

9

10

11

TOTAAL

L o m é

Diverse inkomsten

35

 

 

 

35

Totaal indicatieve programma's

5  005

 

 

 

5  005

Totaal niet-programmeerbare hulp

4  723

 

 

 

4  723

Overdrachten van andere fondsen

 

703

 

 

703

 

SUBTOTAAL: PERIODIEKE BIJDRAGEN VAN DE LIDSTATEN

9  763

703

 

 

10  466

C o t o n o u

A-enveloppe — Nationale toewijzingen

418

8  990

13  721

653

23  781

B-enveloppe — Nationale toewijzingen

237

1  236

2  041

86

3  599

Overbruggingsfaciliteit

 

 

 

109

109

COB, TCLP en PPV

 

154

 

 

154

 

Landenreserve

 

 

0

 

0

 

Uitvoeringskosten en rentenbaten

0

242

505

131

878

 

Intra-ACS-toewijzingen

 

3  025

2  835

533

6  393

 

Intra-ACS-reserve

 

 

0

 

0

 

Nationale toewijzingen Reserve A-enveloppe Stabex

 

 

0

0

1

 

NIP/RIP-reserve

 

 

0

 

0

 

Niet-besteedbare reserve

 

 

2

0

2

 

Regionale toewijzingen

 

869

2  025

103

2  997

 

Reserve regionale toewijzingen

 

 

0

 

0

 

Speciale toewijzing D.R. Congo

 

105

 

 

105

 

Speciale toewijzing Zuid-Sudan

 

267

 

 

267

 

Speciale toewijzing Sudan

 

110

 

 

110

 

Vrijwillige bijdrage Vredesfaciliteit

 

39

 

 

39

 

SUBTOTAAL: PERIODIEKE BIJDRAGEN VAN DE LIDSTATEN

654

15  036

21  129

1  616

38  435

 

A-enveloppe — Nationale toewijzingen

 

 

181

 

181

 

Uitvoeringskosten en rentenbaten

 

 

5

 

5

 

Intra-ACS-toewijzingen

 

 

12

 

12

 

SUBTOTAAL: MEDEFINANCIERING

 

 

198

 

198

 

TOTAAL

10  417

15  739

21  328

1  616

49  100

 

EDF

Geconsolideerd totaal

Jaarcijfers

Op 31/12/2014

% toewijzing

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

Besluiten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

8

10  415

100 %

(53)

(42)

(45)

(60)

(64)

(98)

(63)

 

9

15  703

100 %

775

(54)

(116)

(9)

(297)

(72)

(381)

 

10

21  294

100 %

4  766

3  501

2  349

3  118

3  524

4  131

(95)

 

11

1  160

72 %

 

 

 

 

 

 

1  160

Totaal

 

48  573

 

5  488

3  405

2  187

3  049

3  163

3  961

621

Toegewezen fondsen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

8

10  400

100 %

55

(42)

8

(13)

(46)

(11)

(37)

 

9

15  407

98 %

3  163

997

476

9

(187)

(96)

(1)

 

10

18  252

86 %

130

3  184

2  820

2  514

3  460

3  457

2  687

 

11

731

45 %

 

 

 

 

 

 

731

Totaal

 

44  790

 

3  348

4  140

3  304

2  509

3  226

3  350

3  380

Betalingen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

8

10  379

100 %

323

152

158

90

15

18

16

 

9

14  941

95 %

3  253

1  806

1  304

906

539

230

145

 

10

12  985

61 %

90

1  111

1  772

1  879

2  655

2  715

2  760

 

11

595

37 %

 

 

 

 

 

 

595

Totaal

 

38  900

 

3  666

3  069

3  233

2  874

3  209

2  963

3  516

*

Negatieve cijfers zijn vrijmakingen.

Tabel 2.2

EOF GECONSOLIDEERDE REKENINGEN PER 31 DECEMBER 2014

SOORT STEUN

(miljoen EUR)

 

EDF

8

%

9

%

10

%

11

%

TOTAL

%

 (30)

 (30)

 (30)

 (30)

 (30)

Lomé

Diverse inkomsten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kredieten

35

 

 

 

 

 

 

 

35

 

Besluiten

35

100 %

 

 

 

 

 

 

35

100 %

Toegewezen fondsen

35

100 %

 

 

 

 

 

 

35

100 %

Betalingen

35

100 %

 

 

 

 

 

 

35

100 %

Totaal indicatieve programma's

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kredieten

5  005

 

 

 

 

 

 

 

5  005

 

Besluiten

5  003

100 %

 

 

 

 

 

 

5  003

100 %

Toegewezen fondsen

4  992

100 %

 

 

 

 

 

 

4  992

100 %

Betalingen

4  988

100 %

 

 

 

 

 

 

4  988

100 %

Totaal niet-programmeerbare steun

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kredieten

4  723

 

 

 

 

 

 

 

4  723

 

Besluiten

4  723

100 %

 

 

 

 

 

 

4  723

100 %

Toegewezen fondsen

4  722

100 %

 

 

 

 

 

 

4  722

100 %

Betalingen

4  707

100 %

 

 

 

 

 

 

4  707

100 %

Overdrachten van andere fondsen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kredieten

 

 

703

 

 

 

 

 

703

 

Besluiten

 

 

700

100 %

 

 

 

 

700

100 %

Toegewezen fondsen

 

 

688

98 %

 

 

 

 

688

98 %

Betalingen

 

 

670

95 %

 

 

 

 

670

95 %

Periodieke bijdragen van de lidstaten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Cotonou

A-enveloppe — Nationale toewijzingen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kredieten

418

 

8  990

 

13  721

 

653

 

23  781

 

Besluiten

418

100 %

8  980

100 %

13  720

100 %

458

70 %

23  575

99 %

Toegewezen fondsen

418

100 %

8  917

99 %

11  402

83 %

197

30 %

20  933

88 %

Betalingen

417

100 %

8  805

98 %

7  800

57 %

185

28 %

17  207

72 %

B-enveloppe — Nationale toewijzingen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kredieten

237

 

1  236

 

2  041

 

86

 

3  599

 

Besluiten

237

100 %

1  236

100 %

2  040

100 %

83

96 %

3  596

100 %

Toegewezen fondsen

235

99 %

1  226

99 %

1  944

95 %

65

75 %

3  470

96 %

Betalingen

232

98 %

1  206

98 %

1  670

82 %

47

55 %

3  155

88 %

Cotonou

Overbruggingsfaciliteit

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kredieten

 

 

 

 

 

 

109

 

109

 

Besluiten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Toegewezen fondsen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Betalingen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

COB, TCLP en PV

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kredieten

 

 

154

 

 

 

 

 

154

 

Besluiten

 

 

154

100 %

 

 

 

 

154

100 %

Toegewezen fondsen

 

 

154

100 %

 

 

 

 

154

100 %

Betalingen

 

 

154

100 %

 

 

 

 

154

100 %

Uitvoeringskosten en rentenbaten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kredieten

0

 

242

 

505

 

131

 

878

 

Besluiten

 

 

242

100 %

505

100 %

104

79 %

851

97 %

Toegewezen fondsen

 

 

240

99 %

502

99 %

92

70 %

834

95 %

Betalingen

 

 

239

99 %

480

95 %

92

70 %

812

92 %

Intra-ACS-toewijzingen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kredieten

 

 

3  025

 

2  835

 

533

 

6  393

 

Besluiten

 

 

3  020

100 %

2  835

100 %

413

77 %

6  267

98 %

Toegewezen fondsen

 

 

2  983

99 %

2  689

95 %

315

59 %

5  987

94 %

Betalingen

 

 

2  885

95 %

2  012

71 %

232

43 %

5  130

80 %

Regionale toewijzingen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kredieten

 

 

869

 

2  025

 

103

 

2  997

 

Besluiten

 

 

865

100 %

2  023

100 %

103

100 %

2  991

100 %

Toegewezen fondsen

 

 

833

96 %

1  557

77 %

63

61 %

2  453

82 %

Betalingen

 

 

770

89 %

972

48 %

39

38 %

1  781

59 %

Speciale toewijzing D.R. Congo

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kredieten

 

 

105

 

 

 

 

 

105

 

Besluiten

 

 

105

100 %

 

 

 

 

105

100 %

Toegewezen fondsen

 

 

105

100 %

 

 

 

 

105

100 %

Betalingen

 

 

105

100 %

 

 

 

 

105

100 %

Speciale toewijzing Zuid-Sudan

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kredieten

 

 

267

 

 

 

 

 

267

 

Besluiten

 

 

266

100 %

 

 

 

 

266

100 %

Toegewezen fondsen

 

 

131

49 %

 

 

 

 

131

49 %

Betalingen

 

 

38

14 %

 

 

 

 

38

14 %

Cotonou

Speciale toewijzing Sudan

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kredieten

 

 

110

 

 

 

 

 

110

 

Besluiten

 

 

110

100 %

 

 

 

 

110

100 %

Toegewezen fondsen

 

 

105

95 %

 

 

 

 

105

95 %

Betalingen

 

 

45

41 %

 

 

 

 

45

41 %

Vrijwillige bijdrage Vredesfaciliteit

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kredieten

 

 

39

 

 

 

 

 

39

 

Besluiten

 

 

24

62 %

 

 

 

 

24

62 %

Toegewezen fondsen

 

 

24

62 %

 

 

 

 

24

62 %

Betalingen

 

 

24

62 %

 

 

 

 

24

62 %

Periodieke bijdragen van de lidstaten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

A-enveloppe — Nationale toewijzingen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kredieten

 

 

 

 

185

 

 

 

185

 

Besluiten

 

 

 

 

156

84 %

 

 

156

84 %

Toegewezen fondsen

 

 

 

 

145

79 %

 

 

145

79 %

Betalingen

 

 

 

 

41

22 %

 

 

41

22 %

Uitvoeringskosten en rentenbaten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kredieten

 

 

 

 

5

 

 

 

5

 

Besluiten

 

 

 

 

3

59 %

 

 

3

59 %

Toegewezen fondsen

 

 

 

 

1

10 %

 

 

1

10 %

Betalingen

 

 

 

 

1

10 %

 

 

1

10 %

Intra-ACS-toewijzingen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kredieten

 

 

 

 

12

 

 

 

12

 

Besluiten

 

 

 

 

12

99 %

 

 

12

99 %

Toegewezen fondsen

 

 

 

 

12

98 %

 

 

12

98 %

Betalingen

 

 

 

 

9

70 %

 

 

9

70 %

Medefinanciering

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

KREDIETEN

8

%

9

%

10

%

11

%

TOTAAL

%

 

 (30)

 (30)

 (30)

 (30)

 (30)

Cotonou

Landenreserve

 

 

 

 

0

 

 

 

0

 

Intra-ACS-reserve

 

 

 

 

0

 

 

 

0

 

Nationale toewijzingen Reserve A-enveloppe Stabex

 

 

 

 

0

 

0

 

1

 

NIP/RIP-reserve

 

 

 

 

0

 

 

 

0

 

Reserve regionale toewijzingen

 

 

 

 

0

 

 

 

0

 

Besteedbare reserves

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Niet-besteedbare reserve

 

 

 

 

2

 

0

 

2

 

Niet-besteedbare reserve

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

8

%

9

%

10

%

11

%

TOTAAL

%

 

 (30)

 (30)

 (30)

 (30)

 (30)

 

Kredieten

10  417

 

15  739

 

21  331

 

1  615

 

49  103

 

 

Besluiten

10  415

100 %

15  703

100 %

21  294

100 %

1  160

72 %

48  573

99 %

 

Toegewezen fondsen

10  400

100 %

15  407

98 %

18  252

86 %

731

45 %

44  790

91 %

 

Betalingen

10  379

100 %

14  941

95 %

12  985

61 %

595

37 %

38  900

79 %

 

TOTAAL: ALLE TOEWIJZINGEN

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tabel 2.3

EOF GECONSOLIDEERDE REKENINGEN PER 31 DECEMBER 2014

SOORT STEUN

ACS + LGO — 8e EOF

 

(miljoen EUR)

 

 

KREDIETEN

BESLUITEN

TOEGEWEZEN FONDSEN

BETALINGEN

GECUMULEERD TOTAAL

JAARLIJKS

%

GECUMULEERD TOTAAL

JAARLIJKS

%

GECUMULEERD TOTAAL

JAARLIJKS

%

(1)

(2)

 

(2): (1)

(3)

 

(3): (2)

(4)

 

(4): (3)

Lomé

Periodieke bijdragen van de lidstaten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gebruik van rentenbaten

35

35

 

100 %

35

 

100 %

35

 

100 %

SUBTOTAAL: DIVERSE INKOMSTEN

35

35

 

100 %

35

 

100 %

35

 

100 %

Totaal indicatieve programma's

4  967

4  967

(52)

100 %

4  956

(29)

100 %

4  952

10

100 %

SUBTOTAAL: TOTAAL INDICATIEVE PROGRAMMA'S

4  967

4  967

(52)

100 %

4  956

(29)

100 %

4  952

10

100 %

Hulp aan vluchtelingen

100

100

(1)

100 %

100

(0)

100 %

100

(0)

100 %

Noodhulp (Lomé)

136

136

 

100 %

136

 

100 %

136

 

100 %

HIP-landen (Lomé)

1  060

1  060

 

100 %

1  060

 

100 %

1  060

 

100 %

Rentesubsidies

79

79

(4)

100 %

79

(3)

100 %

69

(0)

86 %

Risicokapitaal

1  016

1  016

(4)

100 %

1  015

(4)

100 %

1  012

0

100 %

Stabex

723

723

1

100 %

723

1

100 %

722

3

100 %

Structurele aanpassing

1  497

1  497

(0)

100 %

1  497

 

100 %

1  497

(0)

100 %

Sysmin

101

101

 

100 %

101

 

100 %

101

 

100 %

SUBTOTAAL: TOTAAL NIET-PROGRAMMEERBARE STEUN

4  713

4  712

(7)

100 %

4  711

(7)

100 %

4  696

3

100 %

Cotonou

Periodieke bijdragen van de lidstaten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

A-enveloppe — Nationale toewijzingen

418

418

(1)

100 %

418

0

100 %

417

0

100 %

SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN

418

418

(1)

100 %

418

0

100 %

417

0

100 %

B-enveloppe — Nationale toewijzingen

237

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Compensatie exportopbrengsten

 

237

(1)

 

235

(2)

99 %

232

3

99 %

SUBTOTAAL: B-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN

237

237

(1)

100 %

235

(2)

99 %

232

3

99 %

Rentenbaten en overige ontvangsten

0

 

 

 

 

 

 

 

 

 

SUBTOTAAL: UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN

0

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

TOTAAL ACS (A)

10  369

10  369

(61)

100 %

10  354

(37)

100 %

10  332

16

100 %

Lomé

Periodieke bijdragen van de lidstaten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal indicatieve programma's

37

36

(2)

96 %

35

 

98 %

35

 

100 %

SUBTOTAAL: TOTAAL INDICATIEVE PROGRAMMA'S

37

36

(2)

96 %

35

 

98 %

35

 

100 %

Rentesubsidies

1

1

 

100 %

1

 

100 %

1

 

100 %

Risicokapitaal

6

6

 

100 %

6

 

100 %

6

 

100 %

Stabex

1

1

 

100 %

1

 

100 %

1

 

100 %

Sysmin

2

2

 

100 %

2

 

99 %

2

 

100 %

SUBTOTAAL: TOTAAL NIET-PROGRAMMEERBARE STEUN

11

11

 

100 %

11

 

100 %

11

 

100 %

 

TOTAAL LGO (B)

48

47

(2)

97 %

46

 

99 %

46

 

100 %

 

TOTAAL: ACS + LGO (A + B)

10  417

10  415

(63)

100 %

10  400

(37)

100 %

10  379

16

100 %

Tabel 2.4

EOF GECONSOLIDEERDE REKENINGEN PER 31 DECEMBER 2014

SOORT STEUN

ACS + LGO — 9e EOF

 

(miljoen EUR)

 

 

KREDIETEN

BESLUITEN

TOEGEWEZEN FONDSEN

BETALINGEN

GECUMULEERD TOTAAL

JAARLIJKS

%

GECUMULEERD TOTAAL

JAARLIJKS

%

GECUMULEERD TOTAAL

JAARLIJKS

%

(1)

(2)

 

(2): (1)

(3)

 

(3): (2)

(4)

 

(4): (3)

Lomé

ACS

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Periodieke bijdragen van de lidstaten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Overdrachten van het 6e EOF — Lomé

20

20

(0)

100 %

20

(0)

99 %

20

 

100 %

Overdrachten van het 7e EOF — Lomé

679

676

(19)

100 %

664

(1)

98 %

647

(1)

97 %

SUBTOTAAL: OVERDRACHTEN VAN ANDERE FONDSEN

700

697

(20)

100 %

685

(1)

98 %

667

(1)

97 %

Cotonou

ACS

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Periodieke bijdragen van de lidstaten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

A-enveloppe — Nationale toewijzingen

8  746

8  740

(212)

100 %

8  679

(74)

99 %

8  569

27

99 %

SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN

8  746

8  740

(212)

100 %

8  679

(74)

99 %

8  569

27

99 %

B-enveloppe — Nationale toewijzingen

1  232

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Compensatie exportopbrengsten

 

156

(13)

 

155

(7)

99 %

150

0

96 %

Noodhulp

 

1  064

(20)

 

1  056

(6)

99 %

1  040

(3)

99 %

HIP-landen

 

11

 

 

11

 

100 %

11

 

100 %

SUBTOTAAL: B-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN

1  232

1  232

(33)

100 %

1  222

(12)

99 %

1  201

(3)

98 %

Cotonou

COB, TCLP en PV

154

154

(4)

100 %

154

(0)

100 %

154

 

100 %

SUBTOTAAL: TOTAAL: COB, TCLP en PV

154

154

(4)

100 %

154

(0)

100 %

154

 

100 %

Uitvoeringskosten

178

178

(0)

100 %

177

(0)

99 %

176

6

99 %

Rentenbaten en overige ontvangsten

63

63

(0)

100 %

63

(0)

99 %

63

 

100 %

SUBTOTAAL: UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN

241

241

(0)

100 %

240

(0)

99 %

239

6

100 %

Andere intra-ACS-toewijzingen

2  663

2  660

(49)

100 %

2  622

(17)

99 %

2  531

40

97 %

Vredesfaciliteit

362

361

(19)

100 %

361

(15)

100 %

354

0

98 %

SUBTOTAAL: INTRA-ACS-TOEWIJZINGEN

3  025

3  020

(69)

100 %

2  983

(32)

99 %

2  885

40

97 %

Regionale toewijzingen

821

818

(38)

100 %

787

(10)

96 %

725

30

92 %

SUBTOTAAL: REGIONALE TOEWIJZINGEN

821

818

(38)

100 %

787

(10)

96 %

725

30

92 %

Speciale toewijzing D.R. Congo

105

105

(0)

100 %

105

 

100 %

105

 

100 %

SUBTOTAAL: SPECIALE TOEWIJZING R.D. CONGO

105

105

(0)

100 %

105

 

100 %

 

 

100 %

Speciale toewijzing Zuid-Sudan

267

266

(0)

100 %

131

74

49 %

38

22

29 %

SUBTOTAAL: SPECIALE TOEWIJZING ZUID-SUDAN

267

266

(0)

100 %

131

74

49 %

38

22

29 %

Speciale toewijzing Sudan

110

110

0

100 %

105

57

95 %

45

20

43 %

SUBTOTAAL: SPECIALE TOEWIJZING SUDAN

110

110

0

100 %

105

57

95 %

45

20

43 %

Vrijwillige bijdrage Vredesfaciliteit

39

24

(0)

62 %

24

(0)

100 %

24

 

100 %

SUBTOTAAL: VRIJWILLIGE BIJDRAGE VREDESFACILITEIT

39

24

(0)

62 %

24

(0)

100 %

24

 

100 %

 

TOTAAL: ACS (A)

15  439

15  407

(376)

100 %

15  115

3

98 %

14  651

143

97 %

Lomé

LGO

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Periodieke bijdragen van de lidstaten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Overdrachten van het 6e EOF — Lomé

0

0

 

100 %

0

 

100 %

0

 

100 %

Overdrachten van het 7e EOF — Lomé

3

3

 

100 %

3

 

99 %

3

 

100 %

SUBTOTAAL: OVERDRACHTEN VAN ANDERE FONDSEN

3

3

 

100 %

3

 

99 %

3

 

100 %

Cotonou

LGO

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Periodieke bijdragen van de lidstaten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

A-enveloppe — Nationale toewijzingen

244

240

(5)

99 %

238

(4)

99 %

236

2

99 %

SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN

244

240

(5)

99 %

238

(4)

99 %

236

2

99 %

B-enveloppe — Nationale toewijzingen

4

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Spoedhulp

 

4

 

 

4

 

100 %

4

 

100 %

SUBTOTAAL: B-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN

4

4

 

100 %

4

 

100 %

4

 

100 %

Studies/Technische bijstand LGO

1

1

 

100 %

1

 

100 %

1

 

100 %

SUBTOTAAL: UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN

1

1

 

100 %

1

 

100 %

1

 

100 %

Regionale toewijzingen

48

48

(0)

99 %

46

(0)

97 %

45

0

97 %

SUBTOTAL: REGIONALE TOEWIJZINGEN

48

48

(0)

99 %

46

(0)

97 %

45

0

97 %

 

TOTAAL: LGO (B)

300

296

(5)

99 %

292

(4)

99 %

289

2

99 %

 

TOTAAL: ACS + LGO (A + B)

15  739

15  703

(381)

100 %

15  407

(1)

98 %

14  941

145

97 %

Tabel 2.5

EOF GECONSOLIDEERDE REKENINGEN PER 31 DECEMBER 2014

SOORT STEUN

ACS + LGO — 10e EOF

(miljoen EUR)

 

KREDIETEN

BESLUITEN

TOEGEWEZEN FONDSEN

BETALINGEN

GECUMULEERD TOTAAL

JAARLIJKS

%

GECUMULEERD TOTAAL

JAARLIJKS

%

GECUMULEERD TOTAAL

JAARLIJKS

%

(1)

(2)

 

(2): (1)

(3)

 

(3): (2)

(4)

 

(4): (3)

ACS

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Periodieke bijdragen van de lidstaten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Toewijzingen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

A-enveloppe — Nationale toewijzingen

13  526

13  524

(108)

100 %

11  270

1  550

83 %

7  696

1  751

68 %

SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN

13  526

13  524

(108)

100 %

11  270

1  550

83 %

7  696

1  751

68 %

B-enveloppe — Nationale toewijzingen

2  026

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Compensatie exportopbrengsten

 

210

(0)

 

183

78

87 %

130

75

71 %

Spoedhulp

 

856

(0)

 

809

141

95 %

656

109

81 %

HIP-landen

 

49

 

 

49

0

100 %

49

0

100 %

Andere schokken met budgettaire gevolgen

 

911

(3)

 

890

19

98 %

823

75

92 %

SUBTOTAAL: B-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN

2  026

2  025

(4)

100 %

1  931

238

95 %

1  658

259

86 %

Uitvoeringskosten

429

429

(1)

100 %

429

9

100 %

414

8

97 %

Rentenbaten en overige ontvangsten

70

70

(1)

100 %

68

5

97 %

62

4

92 %

SUBTOTAAL: UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN

499

499

(2)

100 %

497

13

99 %

476

12

96 %

Institutionele en ondersteuningskosten

242

242

(19)

100 %

240

8

99 %

211

20

88 %

Andere intra-ACS-toewijzingen

1  904

1  904

(9)

100 %

1  766

320

93 %

1  167

219

66 %

Vredesfaciliteit

688

688

(12)

100 %

683

69

99 %

634

104

93 %

SUBTOTAAL: INTRA-ACS-TOEWIJZINGEN

2  835

2  835

(39)

100 %

2  689

397

95 %

2  012

343

75 %

Regionale toewijzingen

1  985

1  983

(3)

100 %

1  531

386

77 %

964

324

63 %

SUBTOTAAL: REGIONALE TOEWIJZINGEN

1  985

1  983

(3)

100 %

1  531

386

77 %

964

324

63 %

Medefinanciering

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Toewijzingen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

A-enveloppe — Nationale toewijzingen

181

156

59

86 %

145

82

93 %

41

27

29 %

SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN

181

156

59

86 %

145

82

93 %

41

27

29 %

Uitvoeringskosten

5

3

2

62 %

1

0

17 %

1

0

100 %

SUBTOTAAL: UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN

5

3

2

62 %

1

0

17 %

1

0

100 %

Andere intra-ACS-toewijzingen

12

11

(0)

98 %

11

(0)

99 %

8

2

70 %

Vredesfaciliteit

1

1

 

100 %

1

 

99 %

1

 

100 %

SUBTOTAAL: INTRA-ACS-TOEWIJZINGEN

12

12

(0)

99 %

12

(0)

99 %

9

2

72 %

Mobiliseerbare reserves

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Reserves

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Reserve A-enveloppe

0

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Reserve B-enveloppe

0

 

 

 

 

 

 

 

 

 

SUBTOTAAL: LANDENRESERVE

0

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Intra-ACS-reserve

0

 

 

 

 

 

 

 

 

 

SUBTOTAAL: INTRA-ACS-RESERVE

0

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Nationale toewijzingen Reserve A-enveloppe Stabex

0

 

 

 

 

 

 

 

 

 

SUBTOTAAL: NATIONALE TOEWIJZINGEN RESERVE A-ENVELOPPE STABEX

0

 

 

 

 

 

 

 

 

 

NIP/RIP-reserve

0

 

 

 

 

 

 

 

 

 

SUBTOTAAL: NIP/RIP-RESERVE

0

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Reserve regionale toewijzingen

0

 

 

 

 

 

 

 

 

 

SUBTOTAAL: RERSERVE REGIONALE TOEWIJZINGEN

0

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Niet-besteedbare reserve

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Reserves

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Niet-besteedbare reserve

0

 

 

 

 

 

 

 

 

 

SUBTOTAAL: NIET-BESTEEDBARE RESERVE

0

 

 

 

 

 

 

 

 

 

TOTAAL: ACS (INCL. RESERVES) (A)

21  069

21  037

(95)

99 %

18  076

2  666

86 %

12  857

2  719

71 %

ACS

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Periodieke bijdragen van de lidstaten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Toewijzingen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

A-enveloppe — Nationale toewijzingen

 

 

 

 

 

 

 

2

 

 

SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN

 

 

 

 

 

 

 

2

 

 

Compensatie exportopbrengsten

 

 

 

 

 

 

 

0

 

 

Spoedhulp

 

 

 

 

 

 

 

0

 

 

SUBTOTAAL: B-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN

 

 

 

 

 

 

 

0

 

 

Andere intra-ACS-toewijzingen

 

 

 

 

 

 

 

0

 

 

SUBTOTAAL: INTRA-ACS-TOEWIJZINGEN

 

 

 

 

 

 

 

0

 

 

Regionale toewijzingen

 

 

 

 

 

 

 

0

 

 

SUBTOTAAL: REGIONALE TOEWIJZINGEN

 

 

 

 

 

 

 

0

 

 

TOTAAL: ACS (INCL. RESERVES)

 

 

 

 

 

 

 

3

 

 

LGO

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Periodieke bijdragen van de lidstaten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Toewijzingen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

A-enveloppe — Nationale toewijzingen

196

196

0

100 %

131

12

67 %

101

25

77 %

SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN

196

196

0

100 %

131

12

67 %

101

25

77 %

B-enveloppe — Nationale toewijzingen

15

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Spoedhulp

 

9

 

 

7

0

76 %

6

4

89 %

Andere schokken met budgettaire gevolgen

 

6

 

 

6

0

100 %

6

6

100 %

SUBTOTAAL: B-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN

15

15

 

100 %

13

0

86 %

12

10

94 %

Studies/Technische bijstand LGO

6

6

0

100 %

5

2

89 %

4

1

81 %

SUBTOTAAL: UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN

6

6

0

100 %

5

2

89 %

4

1

81 %

Regionale toewijzingen

40

40

0

100 %

26

7

65 %

8

4

31 %

SUBTOTAAL: REGIONALE TOEWIJZINGEN

40

40

0

100 %

26

7

65 %

8

4

31 %

Besteedbare reserves

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Reserves

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Reserve A-enveloppe

0

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Reserve B-enveloppe

0

 

 

 

 

 

 

 

 

 

SUBTOTAAL: LANDENRESERVE

0

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Nationale toewijzingen Reserve A-enveloppe Stabex

0

 

 

 

 

 

 

 

 

 

SUBTOTAAL: NATIONALE TOEWIJZINGEN RESERVE A-ENVELOPPE STABEX

0

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Reserve regionale toewijzingen

0

 

 

 

 

 

 

 

 

 

SUBTOTAAL: RESERVE REGIONALE TOEWIJZINGEN

0

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Niet-besteedbare reserve

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Reserves

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Niet-besteedbare reserve

2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

SUBTOTAAL: NIET-BESTEEDBARE RESERVE

2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

TOTAAL: LGO (INCL. RESERVES) (B)

259

257

0

99 %

176

21

68 %

126

41

72 %

TOTAAL: ACS + LGO (INCL. RESERVES) (A + B)

21  328

21  294

(95)

99 %

18  252

2  687

86 %

12  985

2  760

71 %

Tabel 2.6

EOF GECONSOLIDEERDE REKENINGEN PER 31 DECEMBER 2014

SOORT STEUN

ACS + LGO — 11e EOF

(miljoen EUR)

 

KREDIETEN

BESLUITEN

TOEGEWEZEN FONDSEN

BETALINGEN

GECUMULEERD TOTAAL

JAARLIJKS

%

GECUMULEERD TOTAAL

JAARLIJKS

%

GECUMULEERD TOTAAL

JAARLIJKS

%

(1)

(2)

 

(2): (1)

(3)

 

(3): (2)

(4)

 

(4): (3)

A C S

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Periodieke bijdragen van de lidstaten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Toewijzingen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

A-enveloppe — Nationale toewijzingen

653

458

458

70 %

197

197

43 %

185

185

94 %

SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN

653

458

458

70 %

197

197

43 %

185

185

94 %

B-enveloppe — Nationale toewijzingen

86

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Spoedhulp

 

83

83

 

65

65

78 %

47

47

73 %

SUBTOTAAL: B-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN

86

83

83

96 %

65

65

78 %

47

47

73 %

Overbruggingsfaciliteit

98

 

 

 

 

 

 

 

 

 

SUBTOTAAL: OVERBRUGGINGSFACILITEIT

98

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Uitvoeringskosten

115

99

99

86 %

92

92

93 %

92

92

100 %

Rentenbaten an overige ontvangsten

13

5

5

38 %

 

 

 

 

 

 

SUBTOTAAL: UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN

128

104

104

81 %

92

92

88 %

92

92

100 %

Institutionele en ondersteuningskosten

33

33

33

100 %

14

14

42 %

6

6

43 %

Andere intra-ACS-toewijzingen

56

55

55

99 %

 

 

 

 

 

 

Vredesfaciliteit

445

325

325

73 %

301

301

93 %

226

226

75 %

SUBTOTAAL: INTRA-ACS-TOEWIJZINGEN

533

413

413

77 %

315

315

76 %

232

232

74 %

Regionale toewijzingen

103

103

103

100 %

63

63

61 %

39

39

63 %

SUBTOTAAL: REGIONALE TOEWIJZINGEN

103

103

103

100 %

63

63

61 %

39

39

63 %

Besteedbare reserves

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Reserves

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Nationale toewijzingen Reserve A-enveloppe Stabex

0

 

 

 

 

 

 

 

 

 

SUBTOTAAL: NATIONALE TOEWIJZINGEN RESERVE A-ENVELOPPE STABEX

0

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Niet-besteedbare reserve

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Reserves

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Niet-besteedbare reserve

(0)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

SUBTOTAAL: NIET-BESTEEDBARE RESERVE

(0)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

TOTAAL: ACS (INCL. RESERVES) (A)

1  602

1  160

1  160

72 %

731

731

63 %

595

595

81 %

L G O

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Periodieke bijdragen van de lidstaten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Toewijzingen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Overbruggingsfaciliteit

11

 

 

 

 

 

 

 

 

 

SUBTOTAAL: OVERBRUGGINGSFACILITEIT

11

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Studies/Technische bijstand LGO

3

0

0

0 %

 

 

 

 

 

 

SUBTOTAAL: UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN

3

0

0

0 %

 

 

 

 

 

 

Niet-besteedbare reserve

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Reserves

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Niet-besteedbare reserve

0

 

 

 

 

 

 

 

 

 

SUBTOTAAL: NIET-BESTEEDBARE RESERVE

0

 

 

 

 

 

 

 

 

 

TOTAAL: LGO (INCL. RESERVES) (B)

14

0

0

0 %

 

 

 

 

 

 

TOTAAL: ACS + LGO (INCL. RESERVES) (A + B)

1  616

1  160

1  160

72 %

731

731

63 %

595

595

81 %

FINANCIËLE STATEN EN TOELICHTINGEN DAARBIJ — DE DOOR DE EUROPESE INVESTERINGSBANK BEHEERDE MIDDELEN

EUROPESE INVESTERINGSBANK

CA/481/15

12 maart 2015

 

Document 15/082

RAAD VAN BESTUUR

INVESTERINGSFACILITEIT

FINANCIËLE STATEN

PER 31 DECEMBER 2014

Overzicht van de financiële positie

Overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten

Overzicht van de wijzigingen in de middelen van de contribuanten

Kasstroomoverzicht

Toelichtingen bij de financiële staten

Verslag van de onafhankelijke accountant

INVESTERINGSFACILITEIT

Overzicht van de financiële positie Per 31 december 2014

(1  000 EUR)

 

Toelichting

31.12.2014

31.12.2013

ACTIVA

 

 

 

Geldmiddelen en kasequivalenten

5

5 45  399

5 99  515

Afgeleide financiële instrumenten

6

448

1  024

Leningen en kortlopende vorderingen

7

1 3 31  918

1 2 22  199

Voor verkoop beschikbare financiële activa

8

4 03  085

3 31  699

Door contribuanten te storten bedragen

9/15

42  590

Tot einde looptijd aangehouden activa

10

99  988

1 02  562

Overige activa

11

5  522

148

Totaal activa

 

2 4 28  950

2 2 57  147

PASSIVA EN MIDDELEN VAN CONTRIBUANTEN

 

 

 

PASSIVA

 

 

 

Afgeleide financiële instrumenten

6

14  632

3  545

Uitgestelde baten

12

31  310

35  083

Aan derde partijen verschuldigde bedragen

13

68  824

3 31  235

Overige passiva

14

2  591

2  572

Totaal passiva

 

1 17  357

3 72  435

MIDDELEN CONTRIBUANTEN

 

 

 

Afgeroepen bijdrage van de lidstaten

15

2 0 57  000

1 6 61  309

Reëlewaardereserve

 

1 56  122

78  191

Ingehouden winsten

 

98  471

1 45  212

Totaal middelen contribuanten

 

2 3 11  593

1 8 84  712

Totaal passiva en middelen contribuanten

 

2 4 28  950

2 2 57  147


Overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten

Voor het jaar geëindigd op 31 december 2014

(1  000 EUR)

 

Toelichting

Vanaf 1.1.2014

Vanaf 1.1.2013

tot 31.12.2014

tot 31.12.2013

Rente en soortgelijke baten

17

77  240

69  593

Rente en soortgelijke uitgaven

17

-  1  522

-  1  175

Nettorente en soortgelijke baten

 

75  718

68  418

Baten uit honoraria en provisies

18

1  163

2  728

Uitgaven aan honoraria en provisies

18

- 37

- 43

Nettobaten van honoraria en provisies

 

1  126

2  685

Wijziging in reële waarde van afgeleide financiële instrumenten

 

-  11  663

4  399

Netto gerealiseerde baten op voor verkoop beschikbare financiële activa

19

8  109

5  294

Nettoverlies valuta

 

- 222

-  6  925

Nettoresultaten van financiële transacties

 

-  3  776

2  768

Wijziging bij waardevermindering op leningen en vorderingen, minus terugboekingen

7

-  75  756

-  27  334

Waardevermindering van voor verkoop beschikbare financiële activa

8

-  6  262

-  8  176

Andere baten

21

337

Algemene administratiekosten

20

-  38  128

-  37  851

(Verlies)/Winst over het boekjaar

 

-  46  741

510

Niet-gerealiseerde resultaten

 

 

 

Posten die opnieuw zijn ingedeeld of kunnen worden ingedeeld bij winst of verlies

 

 

 

Voor verkoop beschikbare financiële activa — reëlewaardereserve

8

 

 

1.

Nettowijziging in reële waarde van voor verkoop beschikbare financiële activa

 

87  230

12  350

2.

Nettobedrag overgedragen naar winst of verlies

 

-  9  299

-  2  593

Totaal voor verkoop beschikbare financiële activa

 

77  931

9  757

Totaal overige niet-gerealiseerde resultaten

 

77  931

9  757

Totaal niet-gerealiseerde resultaten voor het jaar

 

31  190

10  267


Overzicht van de wijzigingen in de middelen van de contribuanten

Voor het jaar geëindigd op 31. december 2014

(1  000 EUR)

 

Toelichting

Afgeroepen bijdrage

Reëlewaardereserve

Ingehouden winsten

Totaal

Per 1 januari 2014

 

1 6 61  309

78  191

1 45  212

1 8 84  712

Bijdrage lidstaten afgeroepen in de loop van het jaar

15

1 05  691

1 05  691

Niet-gebruikte rentesubsidies en technische bijstand

15

2 90  000

2 90  000

Verlies voor het jaar 2014

 

-  46  741

-  46  741

Totaal andere niet-gerealiseerde resultaten voor het jaar

 

77  931

77  931

Wijzigingen middelen contribuanten

 

3 95  691

77  931

-  46  741

4 26  881

Per 31 december 2014

 

2 0 57  000

1 56  122

98  471

2 3 11  593

Per 1 januari 2013

 

1 5 61  309

68  434

1 44  702

1 7 74  445

Bijdrage lidstaten afgeroepen in de loop van het jaar

15

1 00  000

1 00  000

Winst voor het jaar 2013

 

510

510

Totaal andere niet-gerealiseerde resultaten voor het jaar

 

9  757

9  757

Wijzigingen middelen contribuanten

 

1 00  000

9  757

510

1 10  267

Per 31 december 2013

 

1 6 61  309

78  191

1 45  212

1 8 84  712


Kasstroomoverzicht

Voor het jaar geëindigd op 31 december 2014

(1  000 EUR)

 

Toelichting

Vanaf 1.1.2014 tot 31.12.2014

Vanaf 1.1.2013 tot 31.12.2013

BELEIDSACTIVITEITEN

 

 

 

(Verlies)/Winst over het boekjaar

 

-  46  741

510

Aanpassingen voor:

 

 

 

Waardevermindering van voor verkoop beschikbare financiële activa

8

6  262

8  176

Andere baten

21

- 337

Nettowijziging waardevermindering op leningen en vorderingen

7

75  756

27  334

Gekapitaliseerde rente op leningen en vorderingen

7

-  11  915

-  10  363

Wijziging opgelopen rente en geamortiseerde kostprijs leningen en vorderingen

 

895

- 249

Wijziging opgelopen rente en geamortiseerde kostprijs tot einde looptijd aangehouden financiële activa

10

12

733

Wijziging uitgestelde baten

 

-  3  773

-  2  725

Gevolgen wijzigingen wisselkoers op leningen

7

-  92  707

30  402

Effect wijzigingen wisselkoers op voor verkoop beschikbare financiële activa

 

- 449

-  1  154

Gevolgen wijzigingen wisselkoers op aangehouden tegoeden

 

-  9  362

- 378

(Verlies)/winst beleidsactiviteiten voor wijzigingen in beleidsactiva en -passiva

 

-  82  359

52  286

Uitkeringen lening

7

- 2 48  326

- 2 42  203

Terugbetalingen leningen

7

1 66  578

1 19  160

Wijziging opgelopen rentebaten op geldmiddelen en kasequivalenten

5

7

- 1

Wijziging reële waarde derivaten

 

11  663

-  4  399

Stijging tot einde looptijd aangehouden financiële activa

10

-  1 6 10  057

- 6 80  635

Looptijden van tot einde looptijd aangehouden financiële activa

10

1 6 12  619

6 76  369

Stijging voor verkoop beschikbare financiële activa

8

-  42  646

-  34  700

Terugbetalingen/verkoop van voor verkoop beschikbare financiële activa

8

43  378

38  737

(Toename)/afname andere activa

 

-  5  374

76

Toename andere passiva

 

19

1  419

Afname bedragen te betalen aan Europese Investeringsbank

 

- 175

-  6  539

Netto kasstromen van beleidsactiviteiten

 

- 1 54  673

-  80  430

FINANCIERINGSACTIVITEITEN

 

 

 

Bijdrage van lidstaten

15

1 05  691

1 87  310

Bedragen ontvangen van lidstaten met betrekking tot rentesubsidies en technische bijstand

 

7  410

50  000

Bedragen betaald namens lidstaten met betrekking tot rentesubsidies en technische bijstand

 

-  21  899

-  24  312

Netto kasstromen van financieringsactiviteiten

 

91  202

2 12  998

Netto(afname)/(toename) geldmiddelen en kasequivalenten

 

-  63  471

1 32  568

Samenvattende staat van kasstromen:

 

 

 

Geldmiddelen en kasequivalenten bij het begin van het boekjaar

 

5 99  507

4 66  561

Netto kasstroom:

 

 

 

Beleidsactiviteiten

 

- 1 54  673

-  80  430

Financieringsactiviteiten

 

91  202

2 12  998

Effect wijzigingen wisselkoers op geldmiddelen en kasequivalenten

 

9  362

378

Geldmiddelen en kasequivalenten bij het einde van het begrotingsjaar

 

5 45  398

5 99  507

Geldmiddelen en kasequivalenten zijn samengesteld uit:

 

 

 

Kasmiddelen

5

9  642

1 94  107

Termijndeposito’s (exclusief opgelopen rente)

 

4 15  756

4 05  400

Commercial paper

5

1 20  000

 

 

5 45  398

5 99  507

Toelichtingen bij de financiële staten per 31 december 2014

1.   Algemene informatie

De investeringsfaciliteit (de „faciliteit”) werd opgericht in het kader van de Overeenkomst van Cotonou (de „overeenkomst”) betreffende steun voor samenwerking en ontwikkeling, die door de landen in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan („de ACS-staten”) en de Europese Unie en haar lidstaten op 23 juni 2000 werd gesloten en op 25 juni 2005 en 23 juni 2010 werd herzien.

De faciliteit is geen afzonderlijke rechtspersoon en de Europese Investeringsbank („EIB”) beheert de bijdragen namens de lidstaten („donoren”) overeenkomstig de voorwaarden van de overeenkomst en treedt op als een beheerder van de faciliteit.

De in het kader van de overeenkomst vastgelegde financiering is afkomstig uit de begrotingen van de EU-lidstaten. EU-lidstaten dragen bij met bedragen die worden gebruikt voor de financiering van de faciliteit en subsidies die worden gebruikt voor de financiering van rentesubsidies zoals is voorzien in de meerjarige financiële kaders (het eerste financieel protocol voor de periode 2000-2007 en waarnaar wordt verwezen als het 9e EOF, het tweede financieel protocol voor de periode 2008-2013 en waarnaar wordt verwezen als het 10e EOF, alsook de overbruggingsfaciliteit die betrekking heeft op de periode vanaf 1 januari 2014 tot de inwerkingtreding van het derde financieel protocol voor de periode 2014-2020 en waarnaar wordt verwezen als het 11e EOF). De EIB is belast met het beheer van:

de faciliteit, een risicodragend roterend fonds ten belope van 3  185,5 miljoen EUR dat ertoe strekt de investeringen in de particuliere sector in de ACS-landen te bevorderen, waarbij een bedrag van 48,5 miljoen EUR aan de landen en gebieden overzee (LGO) is toegewezen;

subsidies voor de financiering van rentesubsidies ten belope van 586,85 miljoen EUR voor ACS-landen en maximaal 3,5 miljoen EUR voor LGO. Tot 15 % van deze subsidies kan worden benut voor de financiering van projectgerelateerde technische bijstand;

de overbruggingsfaciliteit, die voorziet in de subsidies voor de financiering van rentesubsidies en projectgerelateerde technische bijstand en is samengesteld uit niet-vastgelegde en vrijgemaakte saldi van vorige EOF's.

De huidige financiële overzichten bestrijken de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014.

Op voorstel van het beheerscomité van de EIB heeft het directiecomité van de EIB de financiële staten op 12 maart 2015 opgesteld en heeft het besloten deze ter goedkeuring voor te leggen aan de Raad van bestuur op zijn bijeenkomst van 28 april 2015.

2.   Belangrijkste gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging

2.1.   Grondslag voor de voorbereiding — verklaring van overeenstemming

De financiële staten van de faciliteit zijn opgemaakt in overeenstemming met de International Financial Reporting Standards (IFRS), die door de Europese Unie zijn goedgekeurd.

2.2.   Herindeling van cijfers van vorige jaren

De weergave van bereidstellingsprovisies onder baten van honoraria en provisies is gewijzigd naar rentebaten en soortgelijke opbrengsten.

Het effect van de herindeling ten opzichte van de vergelijkbare cijfers van 2013 bedraagt 1 3 23  000 EUR.

2.3.   Belangrijke beoordelingen en ramingen

Bij het opmaken van de financiële staten moet een beroep worden gedaan op ramingen. Bij het toepassen van de grondslagen voor financiële verslaglegging van de faciliteit moet het management van de Europese Investeringsbank ook beoordelingen maken. Indien er sprake is van een hogere mate van beoordeling of complexiteit of indien veronderstellingen en ramingen voor de financiële staten van belang zijn, wordt dit hierna bekendgemaakt.

Onder meer in volgende gevallen werd een beroep gedaan op beoordelingen en ramingen:

Vaststelling van de reële waarde van financiële instrumenten

De reële waarde van financiële activa en financiële passiva die worden verhandeld op actieve markten zijn gebaseerd op genoteerde marktprijzen en prijsnoteringen van effectenmakelaars. Wanneer de reële waarde niet uit actieve markten kan worden afgeleid, wordt de waarde bepaald met gebruikmaking van uiteenlopende waarderingstechnieken, waaronder mathematische modellen. De input voor deze modellen wordt waar mogelijk uit waarneembare markten gehaald. Is dit niet mogelijk, dan is er een zekere mate van beoordeling vereist voor de vaststelling van de reële waarde. De waarderingen kunnen worden ingedeeld in verschillende niveaus van de reëlewaardehiërarchie op grond van de inputs die worden gebruikt bij de waarderingstechnieken zoals beschreven en bekendgemaakt in de toelichtingen 2.5.3 en 4.

Bij deze waarderingstechnieken kan onder meer gebruik worden gemaakt van de methoden van netto contante waarde en geactualiseerde waarde van de kasstroom, vergelijking met soortgelijke instrumenten waarvoor waarneembare marktprijzen bestaan, de Black-Scholes en polynomische prijsbepalingsmodellen en andere waarderingsmodellen. De bij de waarderingstechnieken gebruikte veronderstellingen en inputs omvatten risicovrije rentevoeten en basisrentevoeten, kredietspreads die worden gebruikt bij de raming van discontovoeten, obligatie- en aandelenkoersen, wisselkoersen, aandelen- en aandelenindexkoersen en verwachte prijsschommelingen en correlaties.

De waarderingstechnieken hebben tot doel te komen tot een waardering tegen reële waarde, die een weergave is van de prijs die zou worden ontvangen om het actief te verkopen of die zou worden betaald om de verplichting over te dragen in een regelmatige transactie tussen marktdeelnemers op de waarderingsdatum.

De faciliteit gebruikt algemeen erkende waarderingstechnieken voor het bepalen van de reële waarde van veel voorkomende en meer eenvoudige financiële instrumenten, zoals rentevoeten en valutaswaps die alleen gebruikmaken van waarneembare marktgegevens en een geringe beoordeling en inschatting door het management vereisen. Waarneembare prijzen en modelinputs zijn doorgaans beschikbaar op de markt voor beursgenoteerde schuldbewijzen en gewone aandelen, op de beurs verhandelde derivaten en eenvoudige over-the-counter derivaten, zoals renteswaps. Door de beschikbaarheid van waarneembare marktprijzen en modelinputs zijn beoordelingen en inschattingen door het management minder vereist en wordt ook de onzekerheid over de vaststelling van de reële waarden verminderd. De beschikbaarheid van waarneembare marktprijzen en inputs hangt af van de producten en de markten en is onderhevig aan wijzigingen als gevolg van specifieke gebeurtenissen en de algemene omstandigheden die zich op de financiële markten voordoen.

Voor meer complexe modellen maakt de faciliteit gebruik van haar eigen waarderingsmodellen, die zijn ontwikkeld op basis van erkende waarderingsmodellen. Sommige of alle belangrijke inputs voor deze modellen kunnen niet waarneembaar zijn op de markt en zijn afgeleid van marktprijzen of koersen of zijn geraamd op basis van veronderstellingen. Voorbeelden van instrumenten waarbij gebruik wordt gemaakt van aanzienlijke niet-waarneembare inputs zijn onder meer leningen en garanties waarvoor er geen actieve markt is. Voor waarderingsmodellen die gebruikmaken van aanzienlijke niet-waarneembare inputs moet in hogere mate een beroep worden gedaan op de beoordelingen en inschattingen door het management bij de vaststelling van de reële waarde. Beoordelingen en inschattingen door het management zijn doorgaans vereist bij de keuze van het geschikte waarderingsmodel, de vaststelling van verwachte toekomstige kasstromen voor het te waarderen financieel instrument, de vaststelling van kans op wanbetaling door tegenpartijen en vervroegde aflossing en de selectie van geschikte disconteringspercentages.

De faciliteit heeft een risicobeheerskader opgesteld met betrekking tot de waardering van reële waarden. Dit kader omvat de EIB-diensten Risicobeheer en Beheer van de marktgegevens. Deze diensten zijn onafhankelijk van het frontofficebeheer en zijn verantwoordelijk voor de controle van aanzienlijke waarderingen tegen reële waarde. Specifieke controles omvatten:

verificatie van waarneembare prijszetting;

evaluatie en goedkeuring van nieuwe waarderingsmodellen en wijzigingen aan bestaande modellen;

ijking en backtesting van modellen tegen waargenomen markttransacties;

analyse en onderzoek van significante ontwikkelingen van de waardering;

evaluatie van significante niet-waarneembare inputs en waarderingsaanpassingen.

Wanneer informatie van derden zoals noteringen van makelaars of prijsinformatiediensten worden gebruikt om de reële waarde te bepalen, gaat de faciliteit na of deze waarderingen beantwoorden aan de IFRS-vereisten. Dit omvat onder meer het volgende:

bepalen of de notering van de makelaar of de prijszetting van de prijsinformatiedienst terecht is;

beoordelen of een specifieke notering van een makelaar of prijsinformatiedienst betrouwbaar is;

inzicht verwerven in de wijze waarop de reële waarde is bepaald en de mate waarin deze waarde een weergave is van werkelijke markttransacties;

wanneer prijzen voor soortgelijke instrumenten worden gebruikt om de reële waarde te bepalen, nagaan hoe deze prijzen zijn aangepast om rekening te houden met de kenmerken van het instrument waarvoor een waardebepaling is tot stand gekomen.

Waardevermindering op leningen en vorderingen

Op elke verslagleggingsdatum onderzoekt de faciliteit haar leningen en vorderingen teneinde te beoordelen of er in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten een voorziening voor waardevermindering moet worden opgevoerd. Om het niveau van de voorziening te bepalen, is een beoordeling van het management van de Europese Investeringsbank vereist voor de raming van het bedrag en het tijdschema van toekomstige kasstromen. Dergelijke ramingen zijn gebaseerd op veronderstellingen over een aantal factoren en de werkelijke resultaten kunnen afwijken, met toekomstige wijzigingen van de voorziening tot gevolg. Naast specifieke voorzieningen voor afzonderlijke belangrijke leningen en vorderingen voert de faciliteit ook een collectieve voorziening voor waardevermindering op voor risicoposities die afzonderlijk genomen weliswaar geen waardevermindering hebben ondergaan, doch waarvoor de kans op niet-nakoming veel groter is geworden dan op de datum van toekenning.

In beginsel wordt ervan uitgegaan dat een lening niet wordt nagekomen wanneer de betaling van de rente en hoofdsom een achterstand van 90 dagen of meer heeft opgelopen en tegelijkertijd het management van de Europese Investeringsbank van oordeel is dat er een objectieve aanwijzing van waardevermindering is.

Waardering van voor verkoop beschikbare beleggingen in niet-beursgenoteerde aandelen

Bij de waardering van beleggingen in niet-beursgenoteerde aandelen wordt normaal gesproken met een van volgende gegevens rekening gehouden:

recente zakelijke en objectieve markttransacties tussen onafhankelijke partijen;

actuele reële waarde van andere instrumenten die in wezen hetzelfde zijn;

de verwachte kasstromen die verdisconteerd zijn met behulp van actuele rentevoeten die gelden voor instrumenten met soortgelijke voorwaarden en risicokenmerken;

methode op basis van de aangepaste intrinsieke waarde, of

andere waarderingsmodellen.

De bepaling van de kasstromen en discontofactoren voor voor verkoop beschikbare beleggingen in niet-beursgenoteerde aandelen berust in grote mate op ramingen. De faciliteit stemt de waarderingstechnieken op gezette tijden op elkaar af en toetst hun geldigheid hetzij aan de prijzen van waarneembare actuele marktverrichtingen in hetzelfde instrument, hetzij aan andere beschikbare waarneembare marktgegevens.

Waardevermindering van voor verkoop beschikbare financiële activa

In het kader van de faciliteit is bepaald dat voor verkoop beschikbare investeringen in aandelen als in waarde verminderd worden beschouwd wanneer hun reële waarde aanzienlijk of langdurig beneden de kosten is gedaald of wanneer er andere aanwijzingen van waardevermindering voorhanden zijn. Om te bepalen of een daling „aanzienlijk” of „langdurig” is, is een beoordeling vereist. De faciliteit beschouwt aanzienlijk meestal als 30 % of meer en „langdurig” als langer dan twaalf maanden. Voorts houdt de faciliteit rekening met andere factoren, onder meer de normale volatiliteit van aandelen voor beursgenoteerde aandelen, de toekomstige kasstromen en de discontofactoren voor investeringen in niet-beursgenoteerde aandelen.

Consolidatie van entiteiten waarin de faciliteit belangen aanhoudt

De faciliteit heeft belangrijke beoordelingen opgesteld waaruit blijkt dat geen enkele entiteit waarin zij een belang aanhoudt door haar wordt gecontroleerd. Dit valt toe te schrijven aan het feit dat in al dergelijke entiteiten, hetzij de beherende vennoot, hetzij de fondsbeheerder, hetzij de raad van bestuur als enigen beslissingsbevoegdheid hebben voor het beheer en de controle van de activiteiten en de aangelegenheden van het partnerschap. Zij beschikken over de bevoegdheid en het gezag om alle maatregelen te treffen die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het partnerschap in overeenstemming met de investerings- en beleidsrichtsnoeren.

2.4.   Wijzigingen in de grondslagen voor financiële verslaggeving

Met uitzondering van de hierna vermelde wijzigingen heeft de faciliteit consequent het in toelichting 2.5 beschreven waarderingsbeleid toegepast op alle perioden die in deze financiële staten zijn opgenomen. De faciliteit heeft de volgende nieuwe normen en wijzigingen aan normen aangenomen.

Gebruikte normen

De volgende normen, wijzigingen van normen en interpretaties zijn aangenomen tijdens de voorbereiding van deze financiële staten.

IFRS 10 Geconsolideerde jaarrekening

IFRS 10 vervangt het deel van IAS 27 „Geconsolideerde jaarrekening en enkelvoudige jaarrekening” dat betrekking heeft op de geconsolideerde jaarrekening en SIC 12 „Consolidatie — Voor een bijzonder doel opgerichte entiteiten”. In het kader van IFRS 10 is er een nieuwe definitie van controle, die voorziet in één enkele grondslag voor de consolidatie van alle entiteiten. Deze grondslag is gebaseerd op het begrip macht over de deelneming, veranderlijkheid van de uit zijn betrokkenheid bij de deelneming voortvloeiende opbrengsten en de koppeling tussen beide, waarbij de focus wordt verlegd op wettelijke controle, blootstelling aan risico’s en beloningen, afhankelijk van de aard van de entiteit. De goedkeuring van IFRS 10 had geen effect op de consolidatie van de investeringen die door de faciliteit worden aangehouden. Voor de toepassing van IFRS 10 zijn dus geen aanpassingen nodig.

IFRS 11 Gezamenlijke overeenkomsten

IFRS 11 vervangt IAS 31 „Belangen in joint ventures” en SIC-13 „Entiteiten waarover gezamenlijke zeggenschap wordt uitgeoefend — Niet-monetaire bijdragen door deelnemers in een joint venture” en stelt de grondslagen voor financiële verslaggeving vast door entiteiten die een belang hebben in overeenkomsten waarover gezamenlijke zeggenschap wordt uitgeoefend (gezamenlijke overeenkomsten).

In het kader van IFRS 11 zijn er slechts twee soorten gezamenlijke overeenkomsten, nl. gezamenlijke bedrijfsactiviteiten en joint ventures en hun classificatie is gebaseerd op de rechten en plichten die uit de overeenkomst voortvloeien, veeleer dan de juridische vorm. De invoering van deze norm had geen effect op de financiële staten van de faciliteit.

IFRS 12 Informatieverschaffing over belangen in andere entiteiten

IFRS 12 specificeert welke informatie moet worden verstrekt in de jaarrekeningen om gebruikers van jaarrekeningen in staat te stellen de aard van en de risico’s die verband houden met de belangen van de rapporterende entiteit in dochterondernemingen, gezamenlijke overeenkomsten, geassocieerde deelnemingen en niet-geconsolideerde gestructureerde entiteiten, te beoordelen. Op grond van de openbaarmakingsvereisten van IFRS 12 is het niet noodzakelijk vergelijkende informatie ter beschikking te stellen voor de perioden die voorafgaan aan de eerste toepassing. Nieuwe informatieverstrekking is opgenomen in toelichting 22.

IFRS 10, 11 en 12 Wijzigingen — Geconsolideerde jaarrekening, gezamenlijke overeenkomsten en informatieverschaffing over belangen in andere entiteiten: overgangsleidraden

De wijzigingen verduidelijken de overgangsleidraad in IFRS 10, verlenen tevens additionele overgangsondersteuning in IFRS 10, IFRS 11 en IFRS 12, en beperken het vereiste om slechts over de vorige vergelijkende periode aangepaste vergelijkende informatie te verschaffen. Voorts wordt voor informatieverstrekking betreffende niet-geconsolideerde gestructureerde entiteiten het vereiste geschrapt om vergelijkende informatie in te dienen over perioden vóór de eerste toepassing van IFRS 12. De invoering van deze wijziging had geen effect op de financiële staten van de faciliteit.

IAS 36 Wijziging — Informatieverschaffing over de realiseerbare waarde van niet-financiële activa

De wijzigingen beperken de vereiste om de realiseerbare waarde van een actief of een kasstroomgenererende eenheid bekend te maken tot de perioden waarin een waardeverminderingsverlies is opgenomen of teruggeboekt.

Zij omvatten ook gedetailleerde openbaarmakingsvereisten die van toepassing zijn wanneer een realiseerbare waarde van een actief of kasstroomgenererende eenheid is bepaald op grond van de reële waarde minus vervreemdingskosten en een waardeverminderingsverlies tijdens de periode is opgenomen of teruggeboekt.

De invoering van deze wijziging had geen effect op de financiële staten van de faciliteit.

Uitgevaardigde normen die nog niet in werking zijn getreden

De volgende normen, wijzigingen van normen en interpretaties zijn van kracht voor jaarperioden die aanvangen na 1 januari 2014 en zijn niet toegepast bij de opstelling van deze financiële staten. De normen die relevant kunnen zijn voor de faciliteit, zijn hierna opgenomen.

IFRS 9 Financiële instrumenten

De norm is uitgevaardigd op 24 juli 2014 en vervangt de bestaande richtsnoeren in IAS 39 „Financiële instrumenten: opname en waardering”. IFRS 9 omvat herziene richtsnoeren met betrekking tot de classificatie en waardering van financiële instrumenten, inclusief een nieuw kredietverliesmodel voor de berekening van waardeverminderingen van financiële activa en de nieuwe algemene bepalingen inzake hedge accounting. IFRS 9 voorziet ook in een voortzetting van de richtsnoeren over het opnemen en niet langer opnemen van financiële instrumenten van IAS 39. IFRS 9 is momenteel nog niet goedgekeurd door de Europese Unie. De faciliteit heeft de omvang van het effect van deze norm nog niet bepaald.

IFRS 15 Opbrengsten van contracten met klanten

IFRS 15 stelt een alomvattend kader vast om te bepalen of, hoeveel en wanneer ontvangsten moeten worden opgenomen. IFRS 15 vervangt de bestaande richtsnoeren voor de opname van opbrengsten, inclusief IAS 18 „Opbrengsten”, IAS 11 „Onderhanden projecten in opdracht van derden” en IFRIC 13 „Loyaliteitsprogramma’s”. IFRS 15 is van kracht voor verslagperioden die aanvangen op of na 1 januari 2017, waarbij een vervroegde invoering is toegestaan. IFRS 15 is momenteel nog niet goedgekeurd door de Europese Unie. De faciliteit heeft de omvang van het effect van deze norm nog niet bepaald.

2.5.   Overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging

In het overzicht van de financiële positie zijn de activa en passiva opgenomen in dalende volgorde van liquiditeit en wordt er geen onderscheid gemaakt tussen vlottende en niet-vlottende posten.

2.5.1.    Omrekening vreemde valuta

Voor de presentatie van de financiële staten wordt de euro gebruikt, die ook de functionele munteenheid is. Tenzij anders aangegeven, is de financiële verslaglegging in euro afgerond op het dichtstbijzijnde veelvoud van duizend euro.

De verrichtingen in vreemde valuta worden omgerekend tegen de wisselkoers van de datum van de verrichting.

Financiële activa en passiva die in andere valuta dan de euro zijn uitgedrukt, worden in euro omgerekend tegen de wisselkoers van de datum van de balans. De winst of het verlies uit die omrekening wordt in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten opgevoerd.

Niet-monetaire posten die worden geboekt tegen in een vreemde munteenheid uitgedrukte historische kosten, worden omgerekend tegen de wisselkoers van de datum van de oorspronkelijke transactie. Niet-monetaire posten die worden geboekt tegen de in een vreemde munteenheid uitgedrukte reële waarde, worden omgerekend tegen de wisselkoers van de datum waarop de reële waarde werd bepaald.

Wisselkoersverschillen die voortvloeien uit de vereffening van verrichtingen tegen een andere koers dan die van de datum van de transactie, en niet-gerealiseerde wisselkoersverschillen op in vreemde valuta uitgedrukte monetaire activa en passiva die niet zijn vereffend, worden in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten opgevoerd.

De elementen van het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten worden maandelijks in euro omgerekend tegen de aan het einde van de maand geldende wisselkoers.

2.5.2.    Geldmiddelen en kasequivalenten

In het kader van de faciliteit worden lopende rekeningen, kortetermijndeposito’s of schuldpapier met oorspronkelijke looptijden van drie maanden of minder als geldmiddelen en kasequivalenten beschouwd.

2.5.3.    Andere financiële activa dan derivaten

Financiële activa worden geboekt op basis van de valutadatum.

Reële waarde van financiële instrumenten

De reële waarde van een financieel instrument is de prijs die zou worden ontvangen om een actief te verkopen of die zou worden betaald om een verplichting over te dragen in een regelmatige transactie tussen marktdeelnemers op de waarderingsdatum in de hoofdsom; of bij ontstentenis hiervan op de voordeligste markt waartoe de faciliteit op dat moment toegang heeft.

In voorkomend geval bepaalt de EIB namens de faciliteit de reële waarde van een instrument waarbij gebruikt wordt gemaakt van een prijsnotering op een actieve markt voor dat instrument. Een actieve markt is een markt waarop transacties voor het actief of de verplichting voldoende frequent en in voldoende volume plaatsvinden om op permanente basis prijsinformatie te verschaffen.

Wanneer de reële waarde van financiële activa en financiële passiva in de balans niet uit actieve markten kan worden afgeleid, wordt de waarde bepaald met gebruikmaking van uiteenlopende waarderingstechnieken, waaronder mathematische modellen. De input voor deze modellen wordt waar mogelijk uit waarneembare markten gehaald. Is dit niet mogelijk, dan is er een zekere mate van beoordeling vereist voor de vaststelling van de reële waarde. De gekozen waarderingstechniek omvat alle factoren waarmee marktdeelnemers rekening zouden houden bij de prijszetting van een transactie.

Bij de vaststelling van reële waarden maakt de EIB gebruik van de volgende reëlewaardehiërarchie die het belang van de bij de waarderingen gebruikte inputs weerspiegelt:

Niveau 1: inputs die niet zijn aangepast aan op actieve markten genoteerde marktprijzen voor identieke instrumenten waartoe de faciliteit toegang heeft;

Niveau 2: andere inputs dan de in niveau 1 ondergebrachte prijsnoteringen die waarneembaar zijn, hetzij rechtstreeks (dus als prijzen) of onrechtstreeks (dus afgeleid van prijzen). Deze categorie omvat instrumenten die zijn gewaardeerd op grond van op actieve markten genoteerde marktprijzen voor soortgelijke instrumenten, prijsnoteringen voor identieke of soortgelijke instrumenten op markten die als minder actief worden beschouwd of andere waarderingstechnieken waarbij alle significante inputs rechtstreeks of onrechtstreeks waarneembaar zijn van marktgegevens.

Niveau 3: inputs die niet waarneembaar zijn. Deze categorie omvat alle instrumenten waarvoor de waarderingstechniek inputs omvat die niet gebaseerd zijn op waarneembare gegevens en waarbij de niet-waarneembare inputs een significant effect hebben op de waardering van het instrument. Deze categorie omvat instrumenten die zijn gewaardeerd op grond van prijsnoteringen voor soortgelijke instrumenten waarbij aanzienlijke niet-waarneembare aanpassingen of veronderstellingen vereist zijn om de verschillen tussen de instrumenten weer te geven.

De faciliteit erkent overdrachten tussen de niveaus van de reëlewaardehiërarchie op het einde van de rapportageperiode waarin de wijziging heeft plaatsgevonden.

Tot einde looptijd aangehouden activa

Tot einde looptijd aangehouden financiële activa bestaan uit beursgenoteerde obligaties die men tot einde looptijd wil aanhouden en commercial paper met oorspronkelijke looptijden van meer dan drie maanden.

Deze obligaties en commercial papers worden voor het eerst opgenomen tegen reële waarde plus eventuele rechtstreeks aan te rekenen transactiekosten. Het verschil tussen boekwaarde en aflossingswaarde wordt afgeschreven in overeenstemming met de effectieverentemethode over de resterende looptijd van het instrument.

De faciliteit beoordeelt bij elke balansdatum of er voldoende objectieve aanwijzingen voorhanden zijn dat financiële activa of een groep van financiële activa een waardevermindering hebben ondergaan. Financiële activa of groepen van financiële activa worden geacht een waardevermindering te hebben ondergaan indien, en alleen indien, er objectieve aanwijzingen voorhanden zijn van een waardevermindering die het gevolg is van één of meer gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan na de eerste opname van de activa (een „tot verlies leidende gebeurtenis”) en die tot verlies leidende gebeurtenis (of gebeurtenissen) een effect heeft (of hebben) op de geschatte toekomstige kasstromen uit de financiële activa of de groep van financiële activa dat betrouwbaar kan worden geraamd. Waardeverminderingsverlies wordt opgenomen in winst en verlies en het verlies wordt gewaardeerd als het verschil tussen de boekwaarde en de actuele waarde van de geraamde toekomstige kasstromen die verdisconteerd zijn tegen de oorspronkelijke effectieve rentevoet van het instrument.

Leningen

Door de faciliteit verstrekte leningen worden bij de activa van de faciliteit opgenomen wanneer de geldmiddelen aan de lener zijn uitgekeerd. Door de faciliteit verstrekte leningen worden in eerste instantie tegen kosten (netto uitgekeerde bedragen) opgenomen, dat wil zeggen de reële waarde van de geldmiddelen waarmee de lening tot stand is gekomen inclusief transactiekosten, en vervolgens tegen geamortiseerde kostprijs gewaardeerd, waarbij de methode van het effectieve rendement wordt gehanteerd, minus een voorziening voor waardevermindering of oninbaarheid.

Voor verkoop beschikbare financiële activa

Voor verkoop beschikbare financiële activa zijn activa die als zodanig zijn aangewezen of die niet in een van de volgende categorieën kunnen worden ingedeeld: tegen reële waarde in de winst-en-verliesrekening geboekte waarden, tot aan het einde van de looptijd gehouden waarden of leningen en vorderingen. Het gaat om directe aandeleninvesteringen en investeringen in risicokapitaalfondsen.

Na aanvankelijke waardering worden voor verkoop beschikbare financiële activa vervolgens tegen reële waarde geboekt. In verband met de waardering van de reële waarde van beleggingen in aandelen die niet uit actieve markten kan worden afgeleid, gelden de volgende regels:

a)   Risicokapitaalfondsen

De reële waarde van elk risicokapitaalfonds is gebaseerd op de door het fonds gerapporteerde laatst beschikbare intrinsieke waarde, indien deze waarde is berekend op basis van een internationale waarderingsnorm die wordt beschouwd in overeenstemming te zijn met de IFRS (bv. de „International Private Equity and Venture Capital Valuation”-richtsnoeren (IPEV-richtsnoeren), gepubliceerd door de European Venture Capital Association (Europese Vereniging voor risicodragend kapitaal)). De faciliteit mag evenwel overgaan tot een aanpassing van de door het fonds gerapporteerde intrinsieke waarde indien er factoren zijn die de waardering kunnen beïnvloeden.

b)   Directe aandeleninvesteringen

De reële waarde van de investering is gebaseerd op de laatste reeks beschikbare financiële staten, waarbij — indien van toepassing — opnieuw hetzelfde model wordt gebruikt als het model dat bij de verwerving van de participatie werd gebruikt.

Niet-gerealiseerde winsten of verliezen op risicokapitaalfondsen en directe beleggingen in aandelen worden in het vermogen van de contribuant verwerkt tot de verkoop, de inning of de afstoting van de belegging of totdat is vastgesteld dat de belegging een waardevermindering heeft ondergaan. Indien vastgesteld wordt dat een voor verkoop beschikbare belegging in waarde is verminderd, worden de gecumuleerde niet-gerealiseerde winsten of verliezen die voordien in de rubriek eigen vermogen waren verwerkt, in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten opgenomen.

Voor beleggingen in niet-beursgenoteerde aandelen wordt de reële waarde bepaald aan de hand van erkende waarderingstechnieken (bijvoorbeeld (methode op basis van de intrinsieke waarde, verdisconteerde kasstromen of meervoudige prognose). Deze beleggingen worden tegen kosten verwerkt wanneer de reële waarde niet op betrouwbare wijze kan worden gemeten. De deelnemingen van de faciliteit zijn doorgaans investeringen in risicodragend kapitaal of risicokapitaalfondsen.

De deelnemingen van de faciliteit zijn doorgaans investeringen in risicodragend kapitaal of risicokapitaalfondsen. Volgens de gangbare praktijk in de financiële sector wordt op dergelijke investeringen doorgaans gezamenlijk ingeschreven door een aantal investeerders, die elk afzonderlijk niet in staat zijn de dagelijkse transacties en de investeringsactiviteit van een dergelijk fonds te beïnvloeden. Bijgevolg geeft het lidmaatschap van een investeerder in een bestuursorgaan van een dergelijk fonds deze investeerder doorgaans niet het recht de dagelijkse transacties van het fonds te beïnvloeden. Daarnaast bepalen individuele investeerders in risicodragend kapitaal of een durfkapitaalfonds niet het beleid van een dergelijk fonds op het vlak van het uitkeringsbeleid van dividenden of andere uitkeringen. Dergelijke besluiten worden doorgaans genomen door de directie van een fonds op basis van de aandeelhoudersovereenkomst waarin de rechten en de plichten zijn vastgelegd van de directie en alle aandeelhouders van het fonds. Doorgaans is het individuele investeerders op grond van de aandeelhoudersovereenkomst ook verboden om op bilaterale basis materiële transacties met het fonds uit te voeren, personeelswijzigingen tot stand te brengen bij de kaderleden of bevoorrechte toegang te verkrijgen tot cruciale technische informatie. De investeringen van de faciliteit worden uitgevoerd overeenkomstig de bovenvermelde gangbare praktijk van de financiële sector, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de faciliteit geen controle of significante invloed in de zin van IFRS 10 en IAS 28 uitoefent over deze investeringen, inclusief de investeringen waarin de faciliteit meer dan 20 % van de stemrechten bezit.

Zekerheidstellingen

Bij de eerste opname worden de financiële garanties tegen reële waarde in de balans opgenomen die overeenstemt met de intrinsieke waarde van de verwachte instroom van premies. Deze berekening wordt uitgevoerd op de begindatum van elke transactie en wordt opgenomen in de balans als „Financiële garanties” onder de rubriek „overige activa” en „overige passiva”.

Na de eerste opname worden de passiva van de faciliteit uit hoofde van elke garantie geherwaardeerd tegen het hoogste van de volgende bedragen:

de best mogelijke raming van de middelen die nodig zijn om te voldoen aan de financiële verplichtingen die uit de garantie voortvloeien, die gebaseerd is op alle relevante factoren en informatie die op balansdatum beschikbaar is;

het oorspronkelijk opgenomen bedrag verminderd met de geaccumuleerde afschrijving. De afschrijving van het oorspronkelijk opgenomen bedrag komt tot stand op basis van de actuariële methode.

Elke toe- of afname van het passief in verband met financiële garanties wordt in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten opgenomen onder de post „baten van honoraria en provisies”.

Vervolgens worden de activa van de faciliteit die met een dergelijke zekerheidsstelling worden gewaarborgd, afgeschreven waarbij gebruik wordt gemaakt van de actuariële waarderingsmethode en worden zij op waardevermindering gecontroleerd.

Bij de ondertekening van een garantieovereenkomst wordt deze overeenkomst opgenomen als een voorwaardelijke verplichting voor de faciliteit en wanneer een beroep op de garantie wordt gedaan, als een vastlegging voor de faciliteit.

2.5.4.    Waardevermindering van financiële activa

De faciliteit beoordeelt bij elke balansdatum of er voldoende objectieve aanwijzingen voorhanden zijn dat financiële activa een waardevermindering hebben ondergaan. Financiële activa of groepen van financiële activa worden geacht een waardevermindering te hebben ondergaan indien, en alleen indien, er objectieve aanwijzingen voorhanden zijn van een waardevermindering die het gevolg is van één of meer gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan na de eerste opname van de activa (een „tot verlies leidende gebeurtenis”) en die tot verlies leidende gebeurtenis (of gebeurtenissen) een effect heeft (of hebben) op de geschatte toekomstige kasstromen uit de financiële activa of de groep van financiële activa dat betrouwbaar kan worden geraamd. Aanwijzingen van waardevermindering kunnen zijn dat de lener of een groep van leners aanzienlijke financiële moeilijkheden ondervindt, in gebreke blijft en rente of hoofdsommen niet betaalt, de waarschijnlijkheid dat zij failliet zullen worden verklaard of een andere financiële reorganisatie zullen ondergaan, of dat waarneembare gegevens erop wijzen dat er een meetbare daling is in de geraamde toekomstige kasstromen, zoals wijzigingen in betalingsachterstallen of in de economische omstandigheden die met niet-nakoming samengaan.

Voor de aan het einde van het begrotingsjaar uitstaande leningen die tegen geamortiseerde kostprijs zijn geboekt, komen waardeverminderingen tot stand wanneer er objectieve aanwijzingen voorhanden zijn dat het risico bestaat dat de uitgeleende bedragen geheel of gedeeltelijk niet volgens de oorspronkelijke contractuele voorwaarden of de overeenstemmende waarde zullen kunnen worden geïnd. Indien er objectieve aanwijzingen voorhanden zijn dat er zich een waardevermindering heeft voorgedaan, wordt het verlies gewaardeerd als het verschil tussen de boekwaarde van het actief en de actuele waarde van de geraamde toekomstige kasstromen. De boekwaarde van het actief wordt verminderd door middel van een voorziening en het bedrag van het verlies wordt in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten opgenomen. Rentebaten worden nog steeds toegerekend op de verminderde boekwaarde volgens de effectieve rentevoet van de lening. Leningen worden samen met de daarmee samenhangende voorziening afgeschreven indien er geen realistische vooruitzichten op toekomstige inning bestaan. Indien het bedrag van de geraamde waardevermindering in een volgend jaar toe- of afneemt als gevolg van een gebeurtenis die zich na de opname van de waardevermindering voordoet, wordt de eerder geboekte waardevermindering verhoogd of verlaagd door de voorziening aan te passen.

Aangezien de faciliteit voor elke lening een kredietrisicobeoordeling uitvoert, hoeft er geen voorziening voor collectieve waardevermindering te worden opgenomen.

Voor de voor verkoop beschikbare financiële activa beoordeelt de faciliteit op elke balansdatum of er objectieve aanwijzingen voorhanden zijn dat een investering een waardevermindering heeft ondergaan. Objectieve aanwijzingen kunnen bestaan in een aanzienlijke of langdurige daling van de reële waarde van de investering beneden haar kostprijs. Zijn er aanwijzingen van een waardevermindering voorhanden, dan wordt het gecumuleerde verlies (gewaardeerd als het verschil tussen de kosten van verwerving en de actuele reële waarde, minus de waardevermindering op de betrokken investering die reeds eerder in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten was opgenomen) uit de middelen van de contribuant gehaald en in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten opgenomen. Waardeverminderingen op voor verkoop beschikbare financiële activa worden niet via het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten teruggenomen; toenames van hun reële waarde na waardevermindering worden direct in de middelen van de contribuanten opgenomen.

In het kader van haar risicobeheer gaat de EIB ten minste eenmaal per jaar na of haar financiële activa een waardevermindering hebben ondergaan. De hieruit voortvloeiende aanpassingen leiden onder meer tot het ontbinden van het disagio in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten tijdens de gehele levensduur van het actief en alle aanpassingen die zijn vereist met betrekking tot een herbeoordeling van de oorspronkelijke waardevermindering.

2.5.5.    Afgeleide financiële instrumenten

Derivaten omvatten cross currency swaps, „cross currency”-renteswaps, currency swaps op korte termijn („FX swaps”) en renteswaps.

De faciliteit mag in de uitoefening van haar normale activiteiten swapovereenkomsten sluiten ter afdekking van specifieke kredietverrichtingen of „currency forward”-contracten sluiten ter afdekking van haar valutaposities, die in andere actief verhandelde valuta dan de euro luiden, om het risico (winst of verlies) van wisselkoersschommelingen af te dekken.

De faciliteit doet geen beroep op een van de afdekkingsmogelijkheden op grond van IAS 39. Alle afgeleide financiële instrumenten zijn tegen reële waarde in de winst-en-verliesrekening opgenomen en worden gerapporteerd als afgeleide financiële instrumenten. Reële waarden worden hoofdzakelijk bepaald op grond van contantewaardeberekeningen, optiewaarderingsmodellen en prijsnoteringen van derde partijen.

Derivaten worden tegen reële waarde als activa geboekt wanneer hun reële waarde positief is en als passiva wanneer hun reële waarde negatief is. Wijzigingen in de reële waarde van afgeleide financiële instrumenten zijn opgenomen in het overzicht van winst en verlies en niet-gerealiseerde resultaten onder de rubriek „Wijziging in reële waarde van afgeleide financiële instrumenten”.

In eerste instantie worden derivaten opgenomen met gebruikmaking van de transactiedatum.

2.5.6.    Bijdragen

Bijdragen van de lidstaten worden in de balans als te innen schuldvorderingen beschouwd met ingang van de datum van het besluit van de Raad waarin de door de lidstaten te betalen financiële bijdragen aan de faciliteit worden vastgesteld.

De bijdragen van de lidstaten voldoen aan de volgende voorwaarden en worden bijgevolg als vermogen geboekt:

zoals in de bijdrageovereenkomst is vastgelegd, geven zij de lidstaten het recht om bij een liquidatie van de faciliteit te bepalen hoe de nettoactiva van de faciliteit worden besteed;

zij behoren tot de categorie instrumenten die bij alle andere categorieën instrumenten is achtergesteld;

alle financiële instrumenten die deel uitmaken van de categorie instrumenten die bij alle andere categorieën instrumenten is achtergesteld, hebben identieke kenmerken;

het instrument heeft geen kenmerken waardoor het als een passief zou moeten geboekt, alsmede

de verwachte totale kasstromen die gedurende de looptijd van het instrument aan het instrument zijn toe te rekenen, zijn in aanzienlijke mate gebaseerd op de winst of het verlies, de verandering in de opgenomen nettoactiva of de verandering in de reële waarde van de opgenomen en niet-opgenomen nettoactiva van de faciliteit gedurende de looptijd van het instrument.

2.5.7.    Rentebaten van leningen

Rente van door de faciliteit verstrekte leningen wordt geboekt in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten („Rente en soortgelijke baten”) en in het overzicht van de financiële positie („Leningen en vorderingen”) volgens het toerekeningsbeginsel met gebruikmaking van de effectieve rentevoet, die de factor is om de geraamde toekomstige kasstromen of ontvangsten tijdens de verwachte looptijd van de lening exact naar de nettoboekwaarde van de lening te verdisconteren. Zodra de boekwaarde van een lening door een waardevermindering afgenomen is, blijven de rentebaten opgenomen met gebruikmaking van de oorspronkelijke effectieve rentevoet die op de nieuwe boekwaarde wordt toegepast.

Bereidstellingsprovisies worden uitgesteld en als inkomsten erkend waarbij de effectieve rentemethode wordt gebruikt met betrekking tot de periode van de uitbetaling tot de terugbetaling van de desbetreffende lening en worden in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten gepresenteerd onder rentebaten en soortgelijke opbrengsten.

2.5.8.    Rentesubsidies en technische bijstand

Het beheer van de rentesubsidies en technische bijstand namens de lidstaten is een onderdeel van de activiteiten van de faciliteit.

Het deel van de bijdragen van de lidstaten dat aan de betaling van rentesubsidies en technische bijstand wordt toegewezen, wordt niet opgevoerd in de middelen van de contribuanten van de faciliteit, maar wordt ingedeeld als „aan derden verschuldigd bedrag”. De faciliteit betaalt de eindbegunstigden uit en vermindert vervolgens het aan derden verschuldigde bedrag.

Wanneer bijdragen voor rentesubsidies en technische bijstand niet volledig worden toegekend, worden zij opnieuw geboekt als bijdrage aan de faciliteit.

2.5.9.    Rentebaten van geldmiddelen en kasequivalenten

Rentebaten van geldmiddelen en kasequivalenten worden volgens het toerekeningsbeginsel opgenomen in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten van de faciliteit.

2.5.10.    Honoraria, provisies en dividenden

Honoraria die werden ontvangen met betrekking tot diensten die over een bepaalde periode werden verstrekt, worden als baten opgenomen in de mate dat de diensten zijn verstrekt. Honoraria die werden ontvangen bij de uitvoering van een belangrijke handeling, worden als baten opgenomen wanneer de belangrijke handeling heeft plaatsgevonden. Deze honoraria worden opgenomen in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten onder de post „baten van honoraria en provisies”.

Dividenden van voor verkoop beschikbare financiële activa worden bij ontvangst opgenomen en worden in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten gepresenteerd onder netto gerealiseerde baten van voor verkoop beschikbare financiële activa.

2.5.11.    Belastingen

Het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, bepaalt dat de bezittingen, inkomsten en andere eigendommen van de instellingen van de Unie vrijgesteld zijn van alle directe belastingen.

3.   Risicobeheer

Deze toelichting bevat gegevens over de blootstelling van de faciliteit aan krediet- en financiële risico’s, beheer en controle van deze risico’s door de faciliteit, in het bijzonder de primaire risico’s die verband houden met het gebruik van financiële instrumenten. Hierbij gaat het om de volgende risico’s:

kredietrisico — het risico op verlies als gevolg van het in gebreke blijven van de cliënt of tegenpartij dat zich voordoet bij alle vormen kredietblootstelling, inclusief afwikkelingsrisico;

liquiditeitsrisico — het risico dat een entiteit niet in staat is om toename van activa te financieren en te voldoen aan haar verplichtingen wanneer deze vervallen, zonder onaanvaardbare verliezen op te lopen;

marktrisico — het risico dat wijzigingen in marktprijzen en koersen, zoals rentevoeten, aandelenkoersen, wisselkoersen de ontvangsten van de entiteit of de waarde van haar deelnemingen in financiële instrumenten beïnvloeden.

3.1.   Organisatie van het risicobeheer

De Europese Investeringsbank past haar risicobeheer voortdurend aan.

Het risicobeheer van de EIB is verantwoordelijk voor de identificatie, de beoordeling, het toezicht en de rapportage over de risico’s waaraan de faciliteit is blootgesteld. Binnen een kader waarbij de scheiding van taken in acht wordt genomen, staat het risicobeheer los van de frontoffices. De directeur-generaal Risicobeheer rapporteert over de risico’s aan de vicepresident van de EIB die hiervoor verantwoordelijk is. Deze vicepresident vergadert op gezette tijden met het auditcomité om te overleggen over risicokwesties. Hij is ook verantwoordelijk voor het toezicht op de risicorapportage aan het beheerscomité en het directiecomité van de Europese Investeringsbank.

3.2.   Kredietrisico

Kredietrisico is het mogelijke risico op verlies als gevolg van het in gebreke blijven van de cliënt of tegenpartij dat zich voordoet bij alle vormen kredietblootstelling, inclusief afwikkeling.

3.2.1.    Beleid op het vlak van kredietrisico

Bij het uitvoeren van de kredietanalyse van de tegenpartijen bij de lening beoordeelt de EIB het kredietrisico met het oog op een getalsmatige weging en waardering. De faciliteit heeft een interne ratingmethodiek (IRM) ontwikkeld voor bedrijven of financiële instellingen om de interne ratings te bepalen van de belangrijkste begunstigde tegenpartijen die als lener/borgsteller optreden. De methodiek is gebaseerd op een systeem van puntenlijsten die zijn aangepast aan elke belangrijke tegenpartij (bv. bedrijven, banken, openbare entiteiten enz.). Rekening houdende met zowel de beste bancaire praktijken als de principes in het kader van kapitaalakkoord Bazel II, worden alle tegenpartijen die essentieel zijn voor het kredietprofiel van een specifieke transactie gerangschikt in interne ratingcategorieën waarbij gebruik wordt het gemaakt van de IRM voor het specifieke type tegenpartij. Aan elke tegenpartij wordt in eerste instantie een interne rating toegekend die een weerspiegeling is van de langetermijnrating in vreemde valuta van de tegenpartij na een diepgaande analyse van het risicoprofiel van de tegenpartij en de risicocontext van het land van die tegenpartij.

Bij de kredietbeoordeling van projectfinanciering en andere gestructureerde transacties met beperkte aanwending wordt gebruikgemaakt van kredietrisico-instrumenten die van belang zijn voor de sector en hoofdzakelijk zijn toegespitst op beschikbaarheid van cashflow en aflossingscapaciteit. Bij deze instrumenten gaat het om de analyse van het contractueel kader van projecten, de analyse van de tegenpartij en cashflowsimulaties. Net zoals bij bedrijven en financiële instellingen wordt voor elk project een interne risicorating en een verwacht verlies berekend.

Alle verrichtingen zonder de overheid als tegenpartij (of zonder overheidsgarantie/hiermee gelijkgestelde garantie) zijn onderworpen aan een specifiek transactieniveau en beperkingen van de grootte van de tegenpartij. Voor het maximale nominale bedrag van transacties geldt een bovengrens die afhangt van het verwachte verlies van de transactie. Tegenpartijlimieten worden toegepast op geconsolideerde blootstellingen. Dergelijke beperkingen weerspiegelen doorgaans de omvang van de eigen middelen van de tegenpartijen alsook hun totale externe financiering op lange termijn.

Om het kredietrisico te beperken, maakt de faciliteit gebruik van verschillende kredietverbeteringen, waaronder:

projectgerelateerde effecten (bv. de aandelen als onderpand, de activa als onderpand, overdracht van rechten, toezeggingen met betrekking tot de rekeningen), en/of

waarborgen, doorgaans verstrekt door de sponsor van het gefinancierde project (bv. vervollediging van de waarborgen, afroepgaranties).

Daarnaast maakt de faciliteit soms gebruik van kredietverbeteraars die geen rechtstreeks verband houden met het projectrisico, zoals onderpanden of bankgaranties.

De faciliteit doet geen beroep op kredietderivaten om het kredietrisico te beperken.

3.2.2.    Maximale blootstelling aan kredietrisico zonder rekening te houden met zekerheidsstellingen en andere kredietbeschermingen

In de onderstaande tabel is de maximale blootstelling aan kredietrisico opgenomen voor de onderdelen van de balans, inclusief derivaten. De maximale blootstelling is een brutoweergave, zonder het risicobeperkende effect van het gebruik van zekerheidsstellingen.

Maximale blootstelling (1  000 EUR)

31.12.2014

31.12.2013

ACTIVA

 

 

Geldmiddelen en kasequivalenten

5 45  399

5 99  515

Afgeleide financiële instrumenten

448

1  024

Leningen en kortlopende vorderingen

1 3 31  918

1 2 22  199

Door contribuanten te storten bedragen

42  590

Tot einde looptijd aangehouden activa

99  988

1 02  562

Overige activa

5  522

148

Totaal activa

2 0 25  865

1 9 25  448

POSTEN BUITEN DE BALANS

 

 

Voorwaardelijke verplichtingen

 

 

Getekende niet-verstrekte garanties

25  000

25  000

Vastleggingen

 

 

Niet-uitgekeerde leningen

1 1 61  859

8 89  866

Verstrekte garanties

2  298

4  414

Totaal buitenbalansposten

1 1 89  157

9 19  280

Totaal kredietrisico

3 2 15  022

2 8 44  728

3.2.3.    Kredietrisico op leningen en vorderingen

3.2.3.1.   Meting kredietrisico op leningen en vorderingen

Elke leningsactiviteit van de faciliteit gaat gepaard met een uitgebreide risicobeoordeling en weging van de prognoses van verwachte verliezen die zijn opgenomen in de rating van de lening. De rating wordt opgesteld volgens algemeen aanvaarde criteria, op basis van de kwaliteit van de lener, de looptijd van de lening, de garantie en in voorkomend geval de borgsteller.

Het systeem voor de rating van leningen omvat methodieken, processen, databases en IT-systemen voor de beoordeling van het kredietrisico bij leningen en de weging van de prognoses van verwachte verliezen. Het is een samenvatting van een grote hoeveelheid gegevens om een relatieve rating van de kredietrisco’s van de leningen tot stand te brengen. De rating is een weerspiegeling van de huidige waarde van het geraamde niveau van de „verwachte verliezen”, waarbij rekening wordt gehouden met de waarschijnlijkheid van een wanbetaling van de belangrijkste schuldenaars, de risicoblootstelling en de ernst van het verlies bij wanbetaling. De rating wordt gebruikt voor de volgende doelstellingen:

als hulpmiddel voor een meer accurate en kwantitatieve beoordeling van de leningrisico’s;

als hulpmiddel bij het toezicht;

als beschrijving van de kwaliteit van de leningportfolio op een bepaalde datum;

als input bij risicowaarderingsbesluiten op basis van de verwachte verliezen.

De volgende factoren spelen mee bij de vaststelling van een rating:

i)

De kredietwaardigheid van de lener: hierbij gaat het om een onafhankelijke beoordeling van de leners en een evaluatie van hun kredietwaardigheid op basis van interne methodieken en externe data. Overeenkomstig de gekozen geavanceerde benadering van Basel II heeft de Bank een interne ratingmethodiek opgesteld om de interne ratings van leners en borgstellers te bepalen. Dit is gebaseerd op een reeks specifieke puntenlijsten voor elke categorie tegenpartij.

ii)

De wanbetalingcorrelatie: geeft aan hoe waarschijnlijk het is dat zowel de lener als de borgsteller tegelijkertijd met financieringsmoeilijkheden zullen worden geconfronteerd. Hoe hoger de correlatie tussen kansen op wanbetaling van de lener en de borgsteller, hoe geringer de waarde van de garantie en dus hoe lager de rating.

iii)

De waarde van garantie-instrumenten en effecten: deze waarde wordt beoordeeld op basis van de combinatie van de kredietwaardigheid van de emittent en het soort instrument dat wordt gebruikt.

iv)

Het contractuele kader: een degelijk contractueel kader versterkt de kwaliteit van de lening en verhoogt zijn interne rating.

v)

De looptijd van de lening: als alle andere parameters gelijk blijven, geldt: hoe langer de looptijd van de lening, hoe hoger het risico op moeilijkheden bij de aflossing van de lening.

Het verwachte verlies op een lening wordt berekend door een combinatie te maken van de vijf bovenvermelde punten. Uitgaande van het niveau van dit verlies wordt een lening ondergebracht in een van de onderstaande categorieën:

A

Leningen van uitstekende kwaliteit: er zijn drie subcategorieën. A omvat alle EU-landenrisico’s, dit zijn leningen die zijn verleend aan of die volledig, uitdrukkelijk en onvoorwaardelijk door de lidstaten zijn gegarandeerd, waarbij verwacht wordt dat er zich geen terugbetalingsmoeilijkheden zullen voordoen en met een percentage voor onverwachte verliezen van 0 %. A+ omvat leningen die toegekend zijn aan (of gegarandeerd zijn door) andere entiteiten dan lidstaten, waarbij ervan uitgegaan wordt dat tijdens de looptijd geen verslechtering zal optreden. A- omvat leningen waarbij er enige twijfel is omtrent het behoud van hun huidige status (bijvoorbeeld wegens de lange looptijd of als gevolg van de hoge volatiliteit van de toekomstige prijs van een anders uitstekend onderpand), maar waarbij elke neerwaartse ontwikkeling naar verwachting vrij beperkt zal zijn.

B

Leningen van hoge kwaliteit: activa waarvoor de bank geen problemen verwacht, hoewel een geringe verslechtering in de toekomst niet wordt uitgesloten. B+ en B- worden gebruikt om de relatieve waarschijnlijkheid aan te geven van de mogelijkheid dat een dergelijke verslechtering zich voordoet.

C

Leningen van goede kwaliteit: voorbeelden hiervan zijn niet-gegarandeerde leningen aan solide banken en bedrijven met een 7-jaar bullet of soortgelijke afschrijving, vervaldag bij uitbetaling.

D

Deze categorie vertegenwoordigt de grensgevallen tussen leningen van „aanvaardbare kwaliteit” en die waarbij zich enige problemen hebben voorgedaan. Dit keerpunt in de rating wordt nauwkeuriger omschreven door de subcategorieën D+ en D-. Leningen met een rating D- vereisen een verhoogd toezicht.

E

Deze categorie omvat leningen met een groter risicoprofiel dan doorgaans wordt aanvaard. Tot deze categorie behoren ook leningen waarbij zich tijdens de looptijd ernstige problemen hebben voorgedaan en waarbij een verlies niet kan worden uitgesloten. Derhalve zijn deze leningen onderworpen aan een rigoureus en doorgedreven toezicht. Met de subcategorieën E+ en E- wordt het verschil in intensiteit aangegeven van dit speciaal toezicht, waarbij de transacties met een rating E- zich in een positie bevinden waarbij er een grote kans is dat de aflossing niet tijdig kan plaatsvinden en er dus een vorm van schuldherstructurering noodzakelijk wordt, hetgeen kan resulteren in een waardeverminderingsverlies.

F

F (wanbetaling) verwijst naar leningen met onaanvaardbare risico’s. Leningen met een rating F- kunnen alleen het resultaat zijn van lopende transacties die na ondertekening geconfronteerd werden met onvoorziene, uitzonderlijke en bijzonder ongunstige omstandigheden. Alle transacties waarbij zich een verlies van de hoofdsom voor de faciliteit voordoet, worden onder F gerangschikt. Hiervoor geldt een specifieke benadering.

Doorgaans worden leningen die intern D- of lager zijn gerangschikt op een toezichtslijst geplaatst. Indien een lening in eerste instantie was goedgekeurd met een risicoprofiel van D- of lager, zal deze lening alleen op de toezichtslijst worden geplaatst als gevolg een feitelijke kredietgebeurtenis die geleid heeft tot een verdere verslechtering van de rating van de lening.

In de tabel in afdeling 3.2.3.3 is de analyse opgenomen van de kredietkwaliteit van de leningportfolio van de faciliteit op basis van de bovenstaande rating.

3.2.3.2.   Analyse van blootstelling aan kredietrisico van leningen

In de onderstaande tabel wordt de maximale blootstelling weergegeven aan kredietrisico van ondertekende en uitbetaalde leningen per categorie lener, waarbij rekening wordt gehouden met de garanties die door de borgstellers zijn verstrekt:

(1  000 EUR)

Per 31.12.2014

Gegarandeerd

Andere kredietverbeteraars

Niet gegarandeerd

Totaal

% v/h totaal

Banken

16  457

1 06  667

5 71  609

6 94  733

52

Ondernemingen

23  494

93  731

3 10  396

4 27  621

32

Openbare instellingen

33  279

31

33  310

3

Staten

4  815

1 71  439

1 76  254

13

Totaal uitgekeerd

73  230

2 05  213

1 0 53  475

1 3 31  918

100

Ondertekend, niet uitgekeerd

1 21  826

1 17  758

9 22  275

1 1 61  859

 


(1  000 EUR)

Per 31.12.2013

Gegarandeerd

Andere kredietverbeteraars

Niet gegarandeerd

Totaal

% v/h totaal

Banken

18  341

1 12  178

3 38  464

4 68  983

38

Ondernemingen

26  315

94  365

4 17  990

5 38  670

44

Openbare instellingen

29  120

31

29  151

2

Staten

5  322

1 80  073

1 85  395

16

Totaal uitgekeerd

73  776

2 11  865

9 36  558

1 2 22  199

100

Ondertekend, niet uitgekeerd

14  966

1 17  758

7 57  142

8 89  866

 

Beheer en herstructurering van transacties is belast met het toezicht op kredietnemer en garantiegever alsook met projectgerelateerd financieel en contractueel toezicht. Er wordt dus voortdurend toezicht uitgeoefend op de kredietwaardigheid van de leningen, leners en borgstellers van de faciliteit, minstens op jaarbasis, maar vaker wanneer dit noodzakelijk wordt geacht en op basis van de kredietgebeurtenissen. Beheer en herstructurering van transacties gaat met name na of aan de contractuele rechten is voldaan. Bij een verslechtering van de kredietbeoordeling en/of contractuele tekortkomingen, worden corrigerende maatregelen getroffen. Wanneer dit noodzakelijk is, worden risicobeperkende maatregelen genomen overeenkomstig de richtsnoeren voor kredietrisico. Ook bij verlengingen van bankgaranties voor haar leningen, wordt ervoor gezorgd dat deze worden vervangen of dat tijdig wordt opgetreden.

3.2.3.3.   Analyse kredietkwaliteit per categorie lener

In de onderstaande tabel wordt de analyse weergegeven van de kredietkwaliteit van de portefeuille leningen van de portfolio van de faciliteit per 31 december 2014 en 31 december 2013 uitgaande van de rating van de leningen, op basis van de ondertekende blootstellingen (uitgekeerd en niet-uitgekeerd).

(1  000 EUR)

Per 31.12.2014

Uitstekende rating

Standaardrating

Minimaal aanvaardbaar risico

Hoog risico

Geen rating

Totaal

% v/h totaal

A t/m B-

C

D+

D- en lager

Lener

Banken

75  268

7  074

3 07  049

8 79  420

3 36  318

1 6 05  129

65

Ondernemingen

1 02  974

7  964

16  713

4 56  210

5 83  861

23

Openbare instellingen

33  279

40  031

73  310

3

Staten

4  815

2 26  662

2 31  477

9

Totaal

1 78  242

15  038

3 61  856

1 6 02  323

3 36  318

2 4 93  777

100


(1  000 EUR)

Per 31.12.2013

Uitstekende rating

Standaardrating

Minimaal aanvaardbaar risico

Hoog risico

Geen rating

Totaal

% v/h totaal

A t/m B-

C

D+

D- en lager

Lener

Banken

65  571

15  434

97  478

6 89  905

4 04  129

1 2 72  517

60

Ondernemingen

6  773

15  970

5  691

5 20  048

5 48  482

26

Openbare instellingen

69  151

69  151

3

Staten

2 21  915

2 21  915

11

Totaal

72  344

31  404

1 03  169

1 5 01  019

4 04  129

2 1 12  065

100

3.2.3.4.   Risicoconcentraties van leningen en vorderingen

3.2.3.4.1.   Geografische analyse

Op basis van het land van de ontlener kan de leningportefeuille van de faciliteit worden uitgesplitst in de volgende geografische regio’s (1  000 EUR):

Land van de ontlener

31.12.2014

31.12.2013

Uganda

1 61  657

1 44  816

Kenia

1 55  168

1 31  384

Nigeria

1 37  832

73  469

Regionaal ACS

1 36  182

1 01  863

Mauritanië

95  319

93  455

Jamaica

77  272

68  000

Ethiopië

68  614

75  962

Dominicaanse Republiek

64  614

64  015

Tanzania

62  916

26  121

Kameroen

61  067

70  154

Togo

45  780

50  319

Congo (Democratische Republiek)

39  786

39  047

Mauritius

35  811

1 08  511

Mozambique

29  139

26  202

Kaapverdië

26  101

27  470

Ghana

16  130

6  365

Rwanda

14  854

6  439

Frans-Polynesië

14  622

13  994

Senegal

12  046

13  063

Malawi

9  945

3  999

Samoa

7  595

8  872

Burkina Faso

7  456

8  944

Haïti

7  379

5  511

Mali

7  207

7  717

Congo

6  919

8  649

Zambia

5  761

6  412

Vanuatu

3  835

5  028

Angola

3  623

6  380

Nieuw-Caledonië

3  211

3  708

Niger

2  581

3  020

Saint Lucia

2  363

2  102

Palau

2  254

2  224

Grenada

1  996

2  243

Trinidad en Tobago

1  180

Micronesia

1  141

Liberia

821

364

Tonga

681

1  416

Gabon

528

512

Fiji

474

1  032

Burundi

40

Tsjaad

18

Lesotho

3  417

Totaal

1 3 31  918

1 2 22  199

3.2.3.4.2.   Analyse op grond van de bedrijfstak

In de onderstaande tabel wordt de leningportefeuille van de faciliteit opgesplitst per bedrijfstak van de ontlener. De uitkeringen die eerst worden verstrekt aan een financiële tussenpersoon voordat zij aan de eindbegunstigde worden uitbetaald, zijn onder de globale leningen opgenomen (1  000 EUR):

Bedrijfstak van de ontlener

31.12.2014

31.12.2013

Globale leningen en agentuurovereenkomsten

5 41  600

3 37  482

Stedelijke ontwikkeling, renovatie en vervoer

2 09  849

2 16  244

Elektriciteit, kolen en andere

1 98  604

2 34  106

Tertiaire sector en overige

1 68  689

1 48  875

Grondstoffen en mijnbouw

1 08  367

1 76  909

Autosnelwegen en andere wegen

43  993

38  880

Luchthavens en systemen voor luchtverkeersafhandeling

33  310

29  116

Verwerking van materialen, bouwsector

16  243

20  884

Telecommunicatie

6  089

11  746

Papierketen

5  156

4  540

Voedselketen

18

Investeringsgoederen/duurzame consumptiegoederen

3  417

Totaal

1 3 31  918

1 2 22  199

3.2.3.5.   Achterstallen op leningen en waardeverminderingen

De identificatie, het toezicht en de rapportage over achterstallige bedragen verloopt overeenkomstig de procedures die zijn vastgelegd in de richtsnoeren en procedures voor financieel toezicht die binnen de bank gelden. Deze procedures zijn in overeenstemming met de optimale bancaire werkmethoden en worden gebruikt voor alle leningen die door de EIB worden beheerd.

Het toezicht is gestructureerd om ervoor te zorgen dat i) potentiële achterstallen op betalingen tijdig worden opgespoord en dat de bevoegde diensten hierover worden ingelicht; ii) problematische gevallen onverwijld worden behandeld op het juiste operationele en besluitvormingsniveau, iii) op gezette tijden verslag wordt uitgebracht bij het management en de desbetreffende externe instellingen (Europese Commissie en lidstaten) over de algemene stand van zaken met betrekking tot de achterstallen en de invorderingsmaatregelen die reeds zijn genomen en die men van plan is te nemen.

De achterstallen en waardeverminderingen op de leningen kunnen als volgt worden geanalyseerd (1  000 EUR):

 

 

Leningen en kortlopende vorderingen

Leningen en kortlopende vorderingen

Toelichting

31.12.2014

31.12.2013

Boekwaarde

 

1 3 31  918

1 2 22  199

Individueel in waarde verminderde activa

 

 

 

Brutobedrag

 

2 10  338

2 27  007

Voorziening voor waardevermindering

7

- 1 52  137

-  70  791

Individueel in waarde verminderde boekwaarde

 

58  201

1 56  216

Collectief in waarde verminderde activa

 

 

 

Brutobedrag

 

Voorziening voor waardevermindering

 

Collectief in waarde verminderde boekwaarde

 

Achterstallig maar niet in waarde verminderd

 

 

 

„Achterstallig” omvat

 

 

 

0-30 dagen

 

2  558

1  561

30-60 dagen

 

528

60-90 dagen

 

5

90-180 dagen

 

meer dan 180 dagen

 

Achterstallige maar niet in waarde verminderde boekwaarde

 

3  091

1  561

Boekwaarde die niet vervallen is en evenmin in waarde is verminderd

 

1 2 70  626

1 0 64  422

Totale boekwaarde leningen en vorderingen

 

1 3 31  918

1 2 22  199

3.2.4.    Kredietrisico met betrekking tot geldmiddelen en kasequivalenten

De beschikbare middelen worden geïnvesteerd overeenkomstig het schema van de faciliteit voor de contractuele uitbetaling van de verplichtingen. Per 31 december 2014 en 31 december 2013 vonden investeringen plaats in de vorm van rekeningtegoeden, depositobewijzen en commercial paper.

De goedgekeurde entiteiten beschikken over een rating die overeenstemt met de ratings op korte en lange termijn die is vereist voor de beleggingen van kasmiddelen die door de EIB voor eigen rekening worden uitgevoerd; De minimale kortetermijnrating voor goedgekeurde entiteiten is P-1/A-1/F1 (Moody’s, S&P, Fitch). Bij verschillende ratings die door meer dan één ratingbureau zijn verleend, geldt de laagste rating. De maximale toegestane limiet voor elke goedgekeurde bank (ongerekend operationele kasgeldrekeningen van de faciliteit) bedraagt momenteel 5 0 0 00  000 EUR (vijftig miljoen EUR).

Alle investeringen worden geplaatst bij de goedgekeurde entiteiten met een maximale looptijd van drie maanden vanaf de transactiedatum tot de limietdatum van de kredietblootstelling. Per 31 december 2014 en 31 december 2013 hadden alle rekeningtegoeden, depositobewijzen, commercial paper en kasmiddelen die werden aangehouden door de thesaurieportfolio van de faciliteit een minimale rating P-1 van Moody’s of gelijkwaardig op de vereffening.

In de onderstaande tabel is het saldo van de geldmiddelen en kasequivalenten inclusief opgelopen rente opgenomen (1  000 EUR):

Minimale kortetermijnrating

Minimale langetermijnrating

31.12.2014

31.12.2013

(terminologie Moody’s)

(terminologie Moody’s)

P-1

Aaa

47  937

9 %

0 %

P-1

Aa1

0 %

48  130

8 %

P-1

Aa2

38

0 %

48

0 %

P-1

Aa3

0 %

50  000

8 %

P-1

A1

1 37  820

25 %

1 06  572

18 %

P-1

A2

3 59  604

66 %

3 94  765

66 %

Totaal

5 45  399

100 %

5 99  515

100 %

3.2.5.    Kredietrisico met betrekking tot derivaten

3.2.5.1.   Beleid op het vlak van kredietrisico van derivaten

Het kredietrisico met betrekking tot derivaten is het verlies dat een bepaalde partij kan oplopen wanneer de tegenpartij bij de transactie niet in staat zou zijn contractuele verplichtingen na te komen. Het kredietrisico bij derivaten hangt af van een aantal factoren (zoals rentevoeten en wisselkoersen) en stemt doorgaans overeen met een klein onderdeel van hun referentiewaarde.

De faciliteit mag in de uitoefening van haar normale activiteiten swapovereenkomsten sluiten ter afdekking van specifieke kredietverrichtingen of „currency forward”-contracten sluiten ter afdekking van haar valutaposities, die in andere actief verhandelde valuta dan de euro luiden. Alle swaps worden uitgevoerd door de Europese Investeringsbank met een externe tegenpartij. De swaps vallen onder dezelfde „Master Swap”-overeenkomsten en „Credit Support”-bijlagen die tussen de Europese Investeringsbank en haar externe tegenpartijen zijn afgesloten.

3.2.5.2.   Meting van de kredietrisico’s voor derivaten

Alle door de Europese Investeringsbank uitgevoerde swaps die betrekking hebben op de faciliteit, worden behandeld binnen hetzelfde contractuele kader en volgens dezelfde methodiek die gelden voor de derivaten die door de Europese Investeringsbank voor eigen doeleinden zijn ingezet. Met name de geschiktheid van de tegenpartijen bij de swapovereenkomst wordt bepaald door de Europese Investeringsbank op basis van dezelfde geschiktheidsvoorwaarden die gelden voor de algemene swapdoeleinden.

Voor het meten van de blootstelling aan kredietrisico met betrekking tot transacties met swaps en derivaten maakt de Europese Investeringsbank gebruik van de „Net Market Exposure”- (NME) en „Potential Future Exposure”- (PFE) benadering voor verslaglegging en toezicht op de limieten. De derivaten van de faciliteit zijn volledig opgenomen in de NME en PFE.

In de onderstaande tabel zijn de looptijden van de valutaswaps en de valutarenteswaps opgenomen, opgesplitst voor hun referentiewaarde en reële waarde:

(1  000 EUR)

Swapcontracten per 31.12.2014

minder dan

1 jaar

5 jaar

meer dan

Totaal 2014

1 jaar

> 5 jaar

> 10 jaar

10 jaar

Notionele waarde

11  606

11  606

Reële waarde (d.i. netto contante waarde)

-  3  219

-  3  219


(1  000 EUR)

Swapcontracten per 31.12.2013

minder dan

1 jaar

5 jaar

meer dan

Totaal 2013

1 jaar

> 5 jaar

> 10 jaar

10 jaar

Notionele waarde

2  453

2  584

13  491

18  528

Reële waarde (d.i. netto contante waarde)

19

- 62

-  1  892

-  1  935

De faciliteit sluit valuataswapcontracten op korte termijn („FX swaps”) af om het valutarisico af te dekken op uitkeringen van leningen in andere valuta dan de euro. FX swaps hebben een looptijd van maximaal drie maanden en worden regelmatig verlengd. Het referentiebedrag van FX swaps bedroeg 1  059 miljoen EUR op 31 december 2014 ten opzichte van 700 miljoen EUR op 31 december 2013. De reële waarde van FX swaps bedroeg -  10,8 miljoen EUR op 31 december 2014 ten opzichte van - 1,5 miljoen EUR op 31 december 2013.

De faciliteit sluit renteswapcontracten af om het renterisico op uitbetaalde leningen af te dekken. Per 31 december 2014 zijn er twee niet-afgewikkelde renteswaps met een referentiebedrag van 44,7 miljoen EUR (2013: 43,3 miljoen EUR) en een reële waarde van - 0,1 miljoen EUR (2013: 0,9 miljoen EUR).

3.2.6.    Kredietrisico op tot einde looptijd aangehouden financiële activa

In de volgende tabel wordt de situatie toegelicht van de portefeuille van tot de vervaldatum aangehouden posities die volledig bestaan uit schatkistpapier van België, Frankrijk, Italië, Portugal en Spanje met een resterende looptijd van minder dan drie maanden. De EU-lidstaten zijn in aanmerking komende emittenten. De maximaal toegestane limiet voor elke goedgekeurde emittent bedraagt momenteel 5 0 0 00  000 EUR (vijftig miljoen EUR). Investeringen in obligaties op middellange en lange termijn kwamen ook in aanmerking, overeenkomstig de investeringsrichtsnoeren en afhankelijk van de liquiditeitsbehoeften.

Minimale kortetermijnrating

Minimale langetermijnrating

31.12.2014

31.12.2013

(terminologie Moody’s)

(terminologie Moody’s)

P-1

Aa2

0 %

16  199

16 %

P-1

Aa3

0 %

39  399

38 %

NP

Ba2

49  994

50 %

0 %

P-3

Baa3

49  994

50 %

46  964

46 %

Totaal

99  988

100 %

1 02  562

100 %

3.3.   Liquiditeitsrisico

Liquiditeitsrisico verwijst naar het vermogen van een entiteit om toename van activa te financieren en te voldoen aan haar verplichtingen wanneer deze vervallen, zonder onaanvaardbare verliezen op te lopen. Dit risico kan worden opgesplitst in een liquiditeitsfinancieringsrisico en een marktliquiditeitsrisico. Een liquiditeitsfinancieringsrisico is het risico dat een entiteit niet in staat zal zijn om op doeltreffende wijze gevolg te geven aan de verwachte en onverwachte huidige en toekomstige thesauriebehoeften, zonder afbreuk te doen aan haar dagelijkse verrichtingen of haar financiële positie. Een marktliquiditeitsrisico is het risico dat een entiteit een positie niet gemakkelijk kan compenseren of ongedaan kan maken tegen de marktprijs als gevolg van een ontoereikende marktdiepte of verstoring van de markten.

3.3.1.    Beheer van het liquiditeitsrisico

De faciliteit wordt in eerste instantie gefinancierd met jaarlijkse bijdragen van de lidstaten (middelen uit het 9e en 10e EOF) en alsook met terugbetalingen afkomstig van door de faciliteit uitgevoerde verrichtingen. Het liquiditeitsfinancieringsrisico wordt in eerste instantie door de faciliteit beheerd door het inventariseren van haar liquiditeitsbehoeften en de vereiste jaarlijkse bijdragen van de lidstaten.

Rekening houdend met de verwachtingen van de EIB betreffende het beheer en de verrichtingen van de faciliteit stelt de Commissie jaarlijks de staat vast van de vastleggingen, de betalingen en het jaarlijkse bedrag van de afgeroepen bijdragen (met inbegrip van de rentesubsidies) voor het lopende en de volgende begrotingsjaren, en zij stelt de Raad hiervan vóór 15 oktober in kennis.

Om de jaarlijkse bijdragen van de lidstaten te berekenen, worden de uitkeringspatronen van de bestaande en geplande portefeuille onderzocht en tijdens het jaar opgevolgd. Speciale gebeurtenissen, zoals vroegtijdige terugbetalingen, verkoop van aandelen of wanbetalingen worden in aanmerking genomen met het oog op een aanpassing van de jaarlijkse liquiditeitsvereisten.

Om het liquiditeitsrisico verder te beperken, beschikt de faciliteit over een liquiditeitsreserve die voldoende is om steeds de tijdig voorspelde uitbetalingen van contanten (op gezette tijden bekendgemaakt door de afdeling Kredietverlening van de EIB) te kunnen dekken. Middelen worden geïnvesteerd op de geldmarkt en de obligatiemarkten in de vorm van interbancaire deposito’s en andere financiële instrumenten op korte termijn waarbij rekening wordt gehouden met de verplichtingen inzake uitbetalingen van contanten van de faciliteit. De liquide activa van de faciliteit worden beheerd door de dienst Thesaurie van de bank om ervoor te zorgen dat de nodige kasmiddelen worden aangehouden om de faciliteit in staat te stellen haar verplichtingen na te komen.

Overeenkomstig het beginsel van scheiding van taken tussen front- en backoffice vallen afwikkelingstransacties die betrekking hebben op de investering van deze activa onder de verantwoordelijkheid van de EIB-afdeling Planning en afwikkeling van transacties. Daarnaast vallen de goedkeuring van tegenprestaties en de limieten voor investeringen in schatkistpapier, alsook het toezicht op deze limieten, onder de verantwoordelijkheid van het directoraat Risicobeheer van de bank.

3.3.2.    Meting van het liquiditeitsrisico

In de in deze afdeling opgenomen tabellen wordt een overzicht gegeven van de financiële verplichtingen van de faciliteit volgens looptijd op basis van de resterende periode tussen de balansdatum en de contractuele vervaldag (op basis van niet-gedisconteerde kasstromen).

Wat betreft de niet-afgeleide financiële verplichtingen heeft de faciliteit verbintenissen in de vorm van niet-uitbetaalde delen van het krediet uit hoofde van ondertekende kredietovereenkomsten, niet-uitbetaalde delen van ondertekende inschrijvingen op kapitaal/investeringsovereenkomsten, toegekende leninggaranties, of van toegezegde rentesubsidies en technische bijstand („TA”).

In het kader van de faciliteit afgesloten leningen hebben een uitbetalingstermijn. De uitbetalingen komen evenwel tot stand op momenten en in bedragen die een weerspiegeling zijn van de geboekte vooruitgang bij de desbetreffende investeringsprojecten. Bovendien zijn de leningen van de faciliteit transacties die tot stand komen in een relatief volatiele werkomgeving. Derhalve is het uitbetalingsschema onderworpen aan een aanzienlijke mate van onzekerheid.

Kapitaalinvesteringen worden opeisbaar wanneer en zodra uit hoofde van de fondsenbeheerders geldige opvragingen voor kapitaal tot stand komen, die een beeld geven van de geboekte vooruitgang bij hun investeringsactiviteiten. De trekkingsperiode is gewoonlijk drie jaar en wordt vaak met één of twee jaar verlengd. Sommige uitbetalingsverbintenissen blijven gewoonlijk ook van kracht na afloop van de trekkingsperiode totdat de onderliggende investeringen van het fonds volledig beschikbaar zijn, aangezien de liquiditeiten van het fonds soms ontoereikend kunnen zijn om te voldoen aan de betalingsverplichtingen met betrekking tot vergoedingen en andere kosten.

Garanties gaan niet gepaard met specifieke uitbetalingsverplichtingen tenzij door de begunstigde van de lening een waarborg wordt afgeroepen. Het bedrag van uitstaande garanties wordt verlaagd volgens het aflossingsschema van gegarandeerde leningen.

Vastgelegde kasuitstromen van rentesubsidies vinden plaats bij gesubsidieerde leningen die met eigen middelen van de EIB worden gefinancierd. De gerapporteerde uitstromen zijn dus evenwel alleen vastleggingen die verband houden met deze leningen in plaats van het totaalbedrag vastlegde niet-uitgekeerde rentesubsidies. Zoals bij de leningen, is hun uitbetalingsschema onzeker.

Vastgelegde technische bijstand „Bruto nominale uitstroom” in de tabel „Looptijdprofiel van niet-afgeleide financiële verplichtingen” verwijst naar het totale niet-uitbetaalde deel van de ondertekende contracten voor technische bijstand. Het uitkeringspatroon is in aanzienlijke mate onzeker. Kasuitstromen die zijn ondergebracht in de categorie „drie maanden of minder” vertegenwoordigen het bedrag van uitstaande facturen dat tegen de verslagleggingsdatum wordt ontvangen.

Vastleggingen voor niet-afgeleide financiële verplichtingen zonder vastgestelde contractuele vervaldatum worden gerangschikt onder „Looptijd niet bepaald”. Vastleggingen met een vastgelegd verzoek voor uitbetalingen van contanten op de verslagleggingsdatum worden onder de desbetreffende termijn gerangschikt.

Bij afgeleide financiële verplichtingen vertegenwoordigt het looptijdprofiel de contractuele niet-gedisconteerde kasstromen van swapovereenkomsten met inbegrip van cross currency swaps (CCS), „cross currency”-renteswaps (CCIRS), currency swaps op korte termijn en renteswaps.

Looptijdprofiel van niet-afgeleide financiële verplichtingen

Drie maanden of minder

Van drie maanden tot één jaar

Van één jaar tot vijf jaar

Meer dan vijf jaar

Looptijd niet bepaald

Bruto nominale uitstroom

1  000 EUR per 31.12.2014

Uitstroom voor vastgelegde maar niet-uitbetaalde leningen

1  576

1 1 60  283

1 1 61  859

Uitstroom voor vastgelegde investeringsmiddelen en inschrijving op aandelen

4  584

1 96  053

2 00  637

Andere (getekende niet-verstrekte garanties, verstrekte garanties)

27  298

27  298

Uitstroom voor vastgelegde rentesubsidies

2 41  890

2 41  890

Uitstroom voor vastgelegde technische bijstand

595

18  978

19  573

Totaal

6  755

1 6 44  502

1 6 51  257


Looptijdprofiel van niet-afgeleide financiële verplichtingen

Drie maanden of minder

Van drie maanden tot één jaar

Van één jaar tot vijf jaar

Meer dan vijf jaar

Looptijd niet bepaald

Bruto nominale uitstroom

1  000 EUR per 31.12.2013

Uitstroom voor vastgelegde maar niet-uitbetaalde leningen

363

8 89  503

8 89  866

Uitstroom voor vastgelegde investeringsmiddelen en inschrijving op aandelen

1  689

1 75  132

1 76  821

Andere (getekende niet-verstrekte garanties, verstrekte garanties)

29  414

29  414

Uitstroom voor vastgelegde rentesubsidies

1 91  760

1 91  760

Uitstroom voor vastgelegde technische bijstand

759

14  707

15  466

Totaal

2  811

1 3 00  516

1 3 03  327


Looptijdprofiel van afgeleide financiële verplichtingen

Drie maanden of minder

Van drie maanden tot één jaar

Van één jaar tot vijf jaar

Meer dan vijf jaar

Bruto nominale instroom of uitstroom

1  000 EUR per 31.12.2014

CCS en CCIRS — instroom

6

2  218

10  036

12  260

CCS en CCIRS — uitstroom

-  3  202

-  12  809

-  16  011

Valutaswaps op korte termijn — instroom

1 0 59  000

1 0 59  000

Valutaswaps op korte termijn — uitstroom

-  1 0 70  677

-  1 0 70  677

Renteswaps — instroom

371

1  103

6  495

3  619

11  588

Renteswaps — uitstroom

-  2  143

-  6  373

-  3  022

-  11  538

Totaal

-  11  300

-  2  024

-  2  651

597

-  15  378


Looptijdprofiel van afgeleide financiële verplichtingen

Drie maanden of minder

Van drie maanden tot één jaar

Van één jaar tot vijf jaar

Meer dan vijf jaar

Bruto nominale instroom of uitstroom

1  000 EUR per 31.12.2013

CCS en CCIRS — instroom

506

5  183

11  476

2  731

19  896

CCS en CCIRS — uitstroom

- 539

-  5  858

-  12  894

-  2  819

-  22  110

Valutaswaps op korte termijn — instroom

7 00  000

7 00  000

Valutaswaps op korte termijn — uitstroom

- 7 01  490

- 7 01  490

Renteswaps — instroom

232

1  053

6  341

5  720

13  346

Renteswaps — uitstroom

-  1  874

-  6  385

-  3  773

-  12  032

Totaal

-  1  291

-  1  496

-  1  462

1  859

-  2  390

3.4.   Marktrisico

Het marktrisico is het risico dat wijzigingen in marktprijzen en koersen, zoals rentevoeten, aandelenkoersen, wisselkoersen de ontvangsten van de entiteit of de waarde van haar deelnemingen in financiële instrumenten beïnvloeden.

3.4.1.    Renterisico

Het renterisico is de volatiliteit van de economische waarde van of van de baten afkomstig van de rentedragende posities van de faciliteit als gevolg van ongunstige ontwikkelingen van de rentevoeten.

De blootstelling van de faciliteit aan renterisico is het gevolg van de volatiliteit van de economische waarde van haar rentedragende activa en micro hedging swaps.

De gevoeligheid van de kredietportefeuille en de micro hedging swaps van de faciliteit voor renterisico wordt gemeten op basis van een „basis point value”- (BPV) berekening. Micro hedging swaps omvatten CCS, CCIRS en renteswaps die verband houden met de afdekking van specifieke kredietverrichtingen.

In de BPV-berekening wordt de winst of het verlies gemeten van de netto contante waarde van de desbetreffende portfolio, ten gevolge van een stijging met een 1 basispunt (0,01 %) van rentevoettrends binnen een specifiek tijdsinterval „Geldmarkt — tot en met 1 jaar”, „Zeer kort — 2 tot 3 jaar”, „Kort — 4 tot 6 jaar”, „Gemiddeld — 7 tot 11 jaar”„Lang — 12 tot 20 jaar” of „Extra lang — meer dan 21 jaar”.

Voor het verkrijgen van de netto contante waarde (NPV) van de kasstromen van de leningen in euro gebruikt de faciliteit de EUR-financieringscurve van de EIB (EUR-swapcurve bijgesteld met de globale financieringsspread van de EIB). De USD-financieringscurve van de EIB wordt gebruikt voor de berekening van de NPV van kasstromen van de leningen in dollar. De netto contante waarde (NCW) van kasstromen van leningen in valuta waarvoor geen betrouwbare en voldoende volledige discontocurve beschikbaar is, wordt bepaald door de EUR-financieringscurve van de EIB als maatstaf te gebruiken.

Voor het berekenen van de netto contante waarde van micro hedging swaps gebruikt de faciliteit de EUR-swapcurve voor kasstromen in euro en de USD-swapcurve voor kasstromen in dollar.

Zoals blijkt uit de volgende tabel, zou de netto contante waarde van de leningenportefeuille inclusief de hieraan gerelateerde micro hedging swaps op 31 december 2014 dalen met 4 19  000 EUR (per 31.12.2013: daling met 3 44  000 EUR) als alle rentevoeten tegelijkertijd stijgen met 1 basispunt.

Basispuntwaarde

Geldmarkt

Zeer kort

Kort

Gemiddeld

Lang

Extra lang

Totaal

(1  000 EUR)

Saldo op 31.12.2014

1 jaar

2 tot 3 jaar

4 tot 6 jaar

7 tot 11 jaar

12 tot 20 jaar

21 jaar

Totaal gevoeligheid van leningen en micro hedging swaps

- 33

- 70

- 126

- 146

- 44

- 419


Basispuntwaarde

Geldmarkt

Zeer kort

Kort

Gemiddeld

Lang

Extra lang

Totaal

(1  000 EUR)

Saldo op 31.12.2013

1 jaar

2 tot 3 jaar

4 tot 6 jaar

7 tot 11 jaar

12 tot 20 jaar

21 jaar

Totaal gevoeligheid van leningen en micro hedging swaps

- 25

- 57

- 90

- 124

- 48

- 344

3.4.2.    Valutarisico

Het valutarisico is de volatiliteit van de economische waarde van of van de baten afkomstig van de posities van de faciliteit als gevolg van ongunstige ontwikkelingen van de wisselkoersen.

Met een referentierekenvaluta (euro voor de faciliteit) ontstaat er een valutarisico zodra er een mismatch optreedt tussen in niet-referentierekenvaluta luidende activa en passiva. Onder het valutarisico valt ook het effect van wijzigingen in de waarde van toekomstige in een niet-referentierekenvaluta luidende kasstromen, bv. interest en dividenduitkeringen, als gevolg van wisselkoersschommelingen.

3.4.2.1.   Valutarisico en schatkistpapier

Het schatkistpapier van de faciliteit luidt in euro of dollar.

Het valutarisico wordt gedekt door contante of termijntransacties in vreemde valuta, valutaswaps of cross currency swaps. De afdeling Thesaurie van de Bank kan, als zij dit nodig en passend acht, gebruikmaken van een ander instrument, overeenkomstig het beleid van de Bank, dat bescherming biedt tegen de marktrisico’s met betrekking tot de financiële activiteiten van de faciliteit.

3.4.2.2.   Valutarisico en door de faciliteit gefinancierde of gegarandeerde transacties

De bijdragen van de lidstaten aan de faciliteit worden ontvangen in euro. De door de faciliteit gefinancierde of gegarandeerde transacties alsook de rentesubsidies kunnen in euro, dollar of elke andere goedgekeurde valuta luiden.

Een blootstelling aan valutarisico (ten opzichte van de referentievaluta euro) doet zich voor wanneer transacties in andere valuta dan de euro niet afgedekt worden. De richtsnoeren voor de afdekking van de wisselkoers van de faciliteit worden hierna toegelicht.

3.4.2.2.1.   Afdekking van verrichtingen in dollar

Het totale uitstaande bedrag van alle transacties van de faciliteit (leningen en aandelenkapitaal) in dollar wordt afgeschermd door middel van USD/EUR-valutaswaps, die periodiek worden verlengd. Bij de aanvang van elke periode worden de tijdens de volgende periode in dollar te ontvangen of betalen kasstromen geraamd op basis van de geplande of verwachte terugbetalingen/uitkeringen. Vervolgens worden de verlopen valutaswaps verlengd, waarbij hun bedrag wordt aangepast om ten minste de voor de volgende periode geraamde liquiditeitsbehoeften in dollar te dekken.

In de boekhouding komt een periodieke berekening van de totale blootstelling aan dollar tot stand om in voorkomend geval de afdekking op de volgende valutaswapverlenging aan te passen.

Indien de dienst Thesaurie dit uit operationeel oogpunt passend vindt, kunnen ook cross currency swaps worden gebruikt om specifieke leningen in dollar af te dekken.

Binnen een doorrolperiode kunnen onverwachte tekorten aan liquiditeiten in dollar worden gedekt door ad-hocvalutaswaptransacties, terwijl liquiditeitsoverschotten in schatkistpapier geïnvesteerd kunnen worden of in euro kunnen worden omgezet.

3.4.2.2.2.   Afdekking van transacties in andere valuta dan euro of dollar

Leningen van de faciliteit in andere valuatie dan euro of dollar worden afgedekt met „cross currency”-swapcontracten met hetzelfde financiële profiel als de onderliggende lening, op voorwaarde dat er een operationele swapmarkt is.

Transacties in valuta waarvoor geen efficiënte markt is en waarvoor de afdeling Thesaurie niet kan voorzien in valutadekking, blijven ongedekt. Derhalve is de faciliteit blootgesteld aan het valutarisico dat hierbij wordt gelopen. Dit geldt ook voor transacties in een lokale valuta die in euro of dollar worden afgewikkeld.

3.4.2.2.3.   Deviezenpositie

De deviezenpositie wordt voorgesteld overeenkomstig het nieuwe kader voor financiële risico’s dat het risicobeheer van de EIB in de loop van 2014 heeft ontwikkeld. In dit kader, dat op 22 januari 2015 is goedgekeurd door het Comité van de faciliteit, wordt de netto gerapporteerde deviezenpositie gebaseerd op boekhoudkundige gegevens en gedefinieerd als het saldo tussen geselecteerde activa en passiva. De activa en passiva in de netto gerapporteerde deviezenpositie worden geselecteerd om ervoor te zorgen dat de opbrengsten alleen bij ontvangst worden omgezet in de rapporteringsvaluta (euro).

In het nieuwe kader worden niet-gerealiseerde winsten en verliezen en waardevermindering op voor verkoop beschikbare financiële activa opgenomen in de netto gerapporteerde deviezenpositie, alsook waardevermindering op leningen en vorderingen. In de gerapporteerde deviezenpositie opgenomen derivaten worden gewaardeerd tegen hun nominale waarde in plaats van hun reële waarde, om in overeenstemming te worden gebracht met de ingehouden waarde van de activa, die ook worden gewaardeerd tegen hun nominale waarde aangepast met de waardevermindering voor leningen.

De deviezenpositie per 31 december 2013, zoals weergegeven in deze financiële staten, is dienovereenkomstig geherformuleerd.

In de onderstaande tabellen wordt de deviezenpositie van de faciliteit toegelicht (1  000 EUR):

Saldo op 31 december 2014 (1  000 EUR)

EUR

USD

KES

DOP

TZS

UGX

ACS/LGO-valuta

Totaal

ACTIVA

 

 

 

 

 

 

 

 

Geldmiddelen en kasequivalenten

4 46  872

98  526

5 45  398

Leningen en kortlopende vorderingen

3 93  296

6 97  247

97  921

26  317

52  799

27  029

25  243

1 3 19  852

Voor verkoop beschikbare financiële activa

65  979

3 29  472

4  949

2  685

4 03  085

Door contribuanten te storten bedragen

42  590

42  590

Tot einde looptijd aangehouden activa

99  988

99  988

Totaal activa in de gerapporteerde valutapositie

1 0 48  725

1 1 25  245

97  921

31  266

52  799

27  029

27  928

2 4 10  913

Totaal activa uit de gerapporteerde valutapositie

6  085

6  639

2  481

1  273

613

503

443

18  037

Totaal activa

1 0 54  810

1 1 31  884

1 00  402

32  539

53  412

27  532

28  371

2 4 28  950

PASSIVA EN MIDDELEN VAN CONTRIBUANTEN

 

 

 

 

 

 

 

 

Passiva

 

 

 

 

 

 

 

 

Afgeleide financiële instrumenten

-  1 0 70  606

1 0 83  166

12  560

Aan derden verschuldigde bedragen

68  824

68  824

Overige passiva

1  944

29

1

75

2  049

Totaal passiva in de gerapporteerde valutapositie

- 9 99  838

1 0 83  195

1

75

83  433

Totaal passiva uit de gerapporteerde valutapositie

31  282

2  642

33  924

Totaal passiva

- 9 68  556

1 0 85  837

1

75

1 17  357

Gerapporteerde netto valutapositie

2 0 48  563

42  050

97  921

31  266

52  799

27  028

27  853

2 3 27  480

Middelen contribuanten

 

 

 

 

 

 

 

 

Afgeroepen bijdrage van de lidstaten

2 0 57  000

2 0 57  000

Reëlewaardereserve

1 56  122

1 56  122

Ingehouden winsten

98  471

98  471

Totaal middelen contribuanten

2 3 11  593

2 3 11  593

Totaal passiva en middelen contribuanten

1 3 43  037

1 0 85  837

1

75

2 4 28  950

Per 31 december 2014:

 

 

 

 

 

 

 

 

VASTLEGGINGEN

 

 

 

 

 

 

 

 

Niet-uitgekeerde leningen en voor verkoop beschikbare financiële activa

1 1 24  509

2 37  987

1 3 62  496

Verstrekte garanties

2  298

2  298

Rentesubsidies en technische bijstand

2 85  239

2 85  239

VOORWAARDELIJKE PASSIVA

 

 

 

 

 

 

 

 

Getekende niet-verstrekte garanties

25  000

25  000


Saldo op 31 december 2013 (1  000 EUR)

EUR

USD

KES

DOP

TZS

UGX

ACS/LGO-valuta

Totaal

ACTIVA

 

 

 

 

 

 

 

 

Geldmiddelen en kasequivalenten

5 42  365

57  142

5 99  507

Afgeleide financiële instrumenten

3  250

-  3  060

190

Leningen en kortlopende vorderingen

4 83  066

5 67  294

64  488

28  117

25  966

25  133

14  138

1 2 08  202

Voor verkoop beschikbare financiële activa

70  299

2 52  668

6  427

2  305

3 31  699

Tot einde looptijd aangehouden activa

1 02  562

1 02  562

Totaal activa in de gerapporteerde valutapositie

1 2 01  542

8 74  044

64  488

34  544

25  966

25  133

16  443

2 2 42  160

Totaal activa uit de gerapporteerde valutapositie

5  109

5  968

1  623

1  336

155

438

358

14  987

Totaal activa

1 2 06  651

8 80  012

66  111

35  880

26  121

25  571

16  801

2 2 57  147

PASSIVA EN MIDDELEN VAN CONTRIBUANTEN

 

 

 

 

 

 

 

 

Passiva

 

 

 

 

 

 

 

 

Afgeleide financiële instrumenten

- 7 15  278

7 17  012

1  734

Aan derden verschuldigde bedragen

3 31  235

3 31  235

Overige passiva

1  827

142

1  969

Totaal passiva in de gerapporteerde valutapositie

- 3 82  216

7 17  012

142

3 34  938

Totaal passiva uit de gerapporteerde valutapositie

34  814

2  683

37  497

Totaal passiva

- 3 47  402

7 19  695

142

3 72  435

Gerapporteerde netto valutapositie

1 5 83  758

1 57  032

64  488

34  544

25  966

25  133

16  301

1 9 07  222

Middelen contribuanten

 

 

 

 

 

 

 

 

Afgeroepen bijdrage van de lidstaten

1 6 61  309

1 6 61  309

Reëlewaardereserve

78  191

78  191

Ingehouden winsten

1 45  212

1 45  212

Totaal middelen contribuanten

1 8 84  712

1 8 84  712

Totaal passiva en middelen contribuanten

1 5 37  310

7 19  695

142

2 2 57  147

Per 31 december 2013:

 

 

 

 

 

 

 

 

VASTLEGGINGEN

 

 

 

 

 

 

 

 

Niet-uitgekeerde leningen en voor verkoop beschikbare financiële activa

8 96  655

1 70  032

1 0 66  687

Verstrekte garanties

4  414

4  414

Rentesubsidies en technische bijstand

2 22  588

2 22  588

VOORWAARDELIJKE PASSIVA

 

 

 

 

 

 

 

 

Getekende niet-verstrekte garanties

25  000

25  000

3.4.2.3.   Deviezen gevoeligheidsanalyse

Per 31 december 2014 zou een waardevermindering ten belope van 10 % van de EUR ten opzichte van alle niet EUR-valuta resulteren in een stijging van de middelen van de contribuanten ten belope van 32 miljoen EUR (31 december 2013: 36,7 miljoen EUR). Een waardeverhoging ten belope van 10 % van de EUR ten opzichte van alle niet EUR-valuta zou resulteren in een daling van de middelen van de contribuanten ten belope van 26,2 miljoen EUR (31 december 2013: 30,0 miljoen EUR).

3.4.2.4.   Omrekeningskoers

De volgende omrekeningskoersen werden gebruikt voor de opstelling van de balans op 31 december 2014 en 31 december 2013:

 

31 december 2014

31 december 2013

Andere dan EU-valuta

 

 

Dominicaanse peso (DOP)

53,1988

58,3329

Fijidollar (FJD)

2,376

2,5655

Haïtiaanse gourde (HTG)

55,23

60,1459

Keniaanse shilling (KES)

109,86

118,73

Mauritaanse ouguiya (MRO)

350,61

398,7

Mauritiaanse roepie (MUR)

38,46

41,27

Rwandese frank (RWF)

831,04

926,86

Tanzaniaanse shilling (TZS)

2  096,58

2  179,05

Ugandese shilling (UGX)

3  354,00

3  476,00

US-dollars (USD)

1,2141

1,3791

CFA-franken (XAF/XOF)

655,957

655,957

Zuid-Afrikaanse rand (ZAR)

14,0353

14,566

Mozambikaanse metical (MZN)

40,04

40,94

3.4.3.    Aandelenkoersrisico

Het aandelenkoersrisico is het risico dat de reële waarde van deelname in het aandelenkapitaal daalt als gevolg van de wijzigingen in het niveau van de aandelenkoersen en/de waarde van de aandeleninvesteringen.

De faciliteit is blootgesteld aan het aandelenkoersrisico via zijn investeringen in directe beleggingen in aandelen en risicokapitaalfondsen.

De waarde van niet-beursgenoteerde activa is niet gemakkelijk beschikbaar met het oog op een toezicht en controle op continue basis. Voor dergelijke posities omvatten de best beschikbare aanwijzingen prijzen van relevante waarderingstechnieken.

De effecten op de middelen van de contribuanten van de faciliteit (naar aanleiding van een verandering van de reële waarde van de voor verkoop beschikbare aandelenportfolio) als gevolg van een +/- 10 %-wijziging van de waarde van de individuele directe beleggingen in aandelen en risicokapitaalfondsen, waarbij alle andere variabelen constant blijven, komen neer op 40,3 miljoen EUR respectievelijk -  40,3 miljoen EUR op 31 december 2014 (33,2 miljoen EUR respectievelijk -  33,2 miljoen EUR op 31 december 2013).

4.   Reële waarde van financiële instrumenten

4.1.   Indeling van de rekeningen en reële waarde

In de volgende tabel zijn de boekwaarden en reële waarden van de financiële activa en verplichtingen opgenomen, inclusief hun niveau in de reëlewaardehiërarchie. In deze tabel zijn geen gegevens over de reële waarde opgenomen voor financiële activa en financiële verplichtingen die niet tegen reële waarde zijn geboekt als de boekwaarde een redelijke benadering is van de reële waarde.

Per 31 december 2014

Boekwaarde

Reële waarde

(1  000 EUR)

Voor handelsdoeleinden aangehouden

Beschikbaar voor verkoop

Geldmiddelen, leningen en vorderingen

Aangehouden tot einde looptijd

Overige financiële verplichtingen

Totaal

Niveau 1

Niveau 2

Niveau 3

Totaal

Financiële activa geboekt tegen reële waarde:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Afgeleide financiële instrumenten

448

448

448

448

Durfkapitaalfondsen

3 85  245

3 85  245

3 85  245

3 85  245

Directe beleggingen in aandelen

17  840

17  840

1  159

16  681

17  840

Totaal

448

4 03  085

4 03  533

1  159

448

4 01  926

4 03  533

Financiële activa niet geboekt tegen reële waarde

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Geldmiddelen en kasequivalenten

5 45  399

5 45  399

 

 

 

 

Leningen en kortlopende vorderingen

1 3 31  918

1 3 31  918

1 4 88  215

1 4 88  215

Door contribuanten te storten bedragen

42  590

42  590

 

 

 

 

Obligaties

99  988

99  988

99  985

99  985

Overige activa

5  522

5  522

 

 

 

 

Totaal

1 9 25  429

99  988

2 0 25  417

1 5 88  200

1 5 88  200

Totaal financiële activa

448

4 03  085

1 9 25  429

99  988

2 4 28  950

 

 

 

 

Financiële activa geboekt tegen reële waarde:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Afgeleide financiële instrumenten

-  14  632

-  14  632

-  14  632

-  14  632

Totaal

-  14  632

-  14  632

-  14  632

-  14  632

Financiële verplichtingen niet geboekt tegen reële waarde:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aan derde partijen verschuldigde bedragen

-  68  824

-  68  824

 

 

 

 

Overige passiva

-  2  591

-  2  591

 

 

 

 

Totaal

-  71  415

-  71  415

 

 

 

 

Totale financiële verplichtingen

-  14  632

-  71  415

-  86  047

 

 

 

 


Per 31 december 2013

Boekwaarde

Reële waarde

(1  000 EUR)

Voor handelsdoeleinden aangehouden

Beschikbaar voor verkoop

Geldmiddelen, leningen en vorderingen

Aangehouden tot einde looptijd

Overige financiële verplichtingen

Totaal

Niveau 1

Niveau 2

Niveau 3

Totaal

Financiële activa geboekt tegen reële waarde:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Afgeleide financiële instrumenten

1  024

1  024

1  024

1  024

Durfkapitaalfondsen

3 05  642

2 69  252

3 05  642

2 69  252

Directe beleggingen in aandelen

26  057

62  447

6  844

19  213

62  447

Totaal

1  024

3 31  699

3 32  723

6  844

1  024

3 24  855

3 32  723

Financiële activa niet geboekt tegen reële waarde:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Geldmiddelen en kasequivalenten

5 99  515

5 99  515

 

 

 

 

Leningen en kortlopende vorderingen

1 2 22  199

1 2 22  199

1 3 51  244

1 3 51  244

Obligaties

1 02  562

1 02  562

1 02  549

1 02  549

Overige activa

148

148

Totaal

1 8 21  862

1 02  562

1 9 24  424

1 02  549

1 3 51  244

1 4 53  793

Totaal financiële activa

1  024

3 31  699

1 8 21  862

1 02  562

2 2 57  147

 

 

 

 

Financiële passiva geboekt tegen reële waarde:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Afgeleide financiële instrumenten

-  3  545

-  3  545

-  3  545

-  3  545

Totaal

-  3  545

-  3  545

-  3  545

-  3  545

Financiële verplichtingen niet geboekt tegen reële waarde:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aan derde partijen verschuldigde bedragen

- 3 31  235

- 3 31  235

 

 

 

 

Overige passiva

-  2  572

-  2  572

 

 

 

 

Totaal

- 3 33  807

- 3 33  807

 

 

 

 

Totale financiële verplichtingen

-  3  545

- 3 33  807

- 3 37  352

 

 

 

 

4.2.   Waardering van reële waarden

4.2.1.    Waarderingstechnieken en aanzienlijke niet-waarneembare inputs

In de onderstaande tabel zijn gegevens opgenomen over de waarderingstechnieken en de aanzienlijke niet-waarneembare inputs voor de waardering van financiële instrumenten, die zijn ingedeeld onder niveau 2 en 3 van de reëlewaardehiërarchie:

Waarderingstechniek

Aanzienlijke niet-waarneembare inputs

Verhouding tussen niet-waarneembare inputs en waardering van reële waarden

Financiële instrumenten gewaardeerd tegen reële waarde

 

 

Afgeleide financiële instrumenten

Gedisconteerde kasstroom: Toekomstige kasstromen worden gewaardeerd op basis van termijnkoersen/rentevoeten (uitgaande van waarneembare termijnkoersen en rentecurven op het einde van de rapportageperiode) en termijncontracten/rentevoeten, gedisconteerd tegen een percentage dat rekening houdt met het kredietrisico van verschillende tegenpartijen.

Niet van toepassing.

Niet van toepassing.

Risicokapitaalfonds (VCF)

Methode op basis van de aangepaste intrinsieke waarde: De reële waarde wordt bepaald aan de hand van hetzij het percentage van het onderliggende instrument dat de faciliteit in handen heeft, zoals vastgesteld in het laatste voor kasstromen bijgewerkte rapport, hetzij, voor zover deze gegevens beschikbaar zijn, de waarde per aandeel op dezelfde datum, zoals meegedeeld door de desbetreffende fondsbeheerder. Om de kloof tussen de laatst beschikbare intrinsieke waarde en de rapportage op het jaareinde te overbruggen, wordt een daaropvolgende evaluatieprocedure uitgevoerd en indien nodig wordt de gerapporteerde intrinsieke waarde aangepast.

Aanpassing voor de verstreken tijd tussen de laatste rapporteringsdatum van het durfkapitaalfonds en de waarderingsdatum, waarbij rekening wordt gehouden met de beleidsuitgaven en de beheerskosten, hierop volgende wijzigingen in de reële waarde van de onderliggende activa van de durfkapitaalfondsen, opgelopen extra verplichtingen en marktwijzigingen of andere wijzigingen in de economische omstandigheden.

Hoe langer de periode tussen de datum van de waardering van reële waarden en de laatste rapporteringsdatum van het durfkapitaalfonds, hoe hoger de aanpassing voor de verstreken tijd.

Directe aandeleninvesteringen

Aangepaste intrinsieke waarde

Aanpassing voor de verstreken tijd tussen de laatste rapporteringsdatum van de vennootschap waarin is geïnvesteerd en de waarderingsdatum, waarbij rekening wordt gehouden met de beleidsuitgaven, hierop volgende wijzigingen in de reële waarde van de onderliggende activa van de vennootschappen waarin is geïnvesteerd, opgelopen extra verplichtingen en marktwijzigingen of andere wijzigingen in de economische omstandigheden, kapitaalsverhoging, verkoop/wijziging van de controle.

Hoe langer de periode tussen de datum van de waardering van reële waarden en de laatste rapporteringsdatum van de vennootschap waarin is geïnvesteerd, hoe hoger de aanpassing voor de verstreken tijd.

 

 

Korting voor het ontbreken aan verhandelbaarheid (liquiditeit), die wordt bepaald door verwijzingen naar vorige transactieprijzen voor soortgelijke aandelen in het land/de regio, variërende van 5 % tot 30 %.

Hoe hoger de korting voor verhandelbaarheid, hoe lager de reële waarde.

Financiële activa niet gewaardeerd tegen reële waarde

 

 

Leningen en kortlopende vorderingen

Gedisconteerde kasstromen: Het waarderingsmodel maakt gebruik van contractuele kasstromen die alleen worden uitgekeerd als de debiteur niet in gebreke blijft. Er wordt geen rekening gehouden met de waarde van de zekerheden of mogelijkheden voor vervroegde aflossing. Om de netto contante waarde (NCW) van de leningen te verkrijgen, worden in het gekozen model de contractuele kasstromen van elke lening verrekend waarbij gebruik wordt gemaakt van een aangepaste marktdiscontovoet. De NCW van elke afzonderlijke lening wordt vervolgens aangepast om rekening te kunnen houden met het desbetreffende hiermee samenhangende verwachte verlies. De resultaten worden vervolgens opgeteld om de reële waarde van de leningen en vorderingen te verkrijgen

Niet van toepassing.

Niet van toepassing.

Aan derde partijen verschuldigde bedragen

Gedisconteerde kasstromen

Niet van toepassing.

Niet van toepassing.

Overige passiva

Gedisconteerde kasstromen

Niet van toepassing.

Niet van toepassing.

Bij de toepassing van IFRS 13 worden waarderingsaanpassingen opgenomen in de reële waarde van de derivaten per 31 december 2014 en 2013. Hierbij gaat het om:

Aanpassingen van de kredietwaarderingen (CVA), waarbij het tegenpartijkredietrisico bij derivatentransacties in aanmerking wordt genomen, hetgeen resulteert in een daling met 1 84  000 EUR per 31 december 2014 en in een daling met 1 84  000 EUR per 31 december 2013.

Aanpassingen aan de debetwaarderingen (DVA), waarbij het eigen kredietrisico bij derivatentransacties in aanmerking wordt genomen, hetgeen resulteert in een stijging met 30  000 EUR per 31 december 2014 en neerkomt op nul per 31 december 2013.

Het beleid van de faciliteit komt erop neer de overdrachten tussen niveaus te erkennen op de datum waarop zich de gebeurtenis of de gewijzigde omstandigheden hebben voorgedaan, die tot de overdracht hebben geleid.

4.2.2.    Overdrachten tussen niveau 1 en 2

Zowel in 2014 als 2013 vonden er binnen de faciliteit geen overdrachten plaats van niveau 1 naar 2 of van niveau 2 naar 1 van de reëlewaardehiërarchie.

4.2.3.    Reële waarden niveau 3

Afstemming van reële waarden niveau 3

In de onderstaande tabellen zijn de wijzigingen opgenomen bij de instrumenten in niveau 3 voor de op 31 december 2014 en 31 december 2013 afgesloten jaren:

(1  000 EUR)

Voor verkoop beschikbare financiële activa

Saldo op 1 januari 2014

3 24  855

Baten of verliezen opgenomen in winst of verlies:

 

netto gerealiseerde baten van voor verkoop beschikbare financiële activa

8  109

waardevermindering van voor verkoop beschikbare financiële activa

-  2  084

Totaal

6  025

Baten of verliezen opgenomen in andere niet-gerealiseerde resultaten:

 

nettowijziging in reële waarde van voor verkoop beschikbare financiële activa

71  778

Totaal

71  778

Uitgekeerde bedragen

42  646

Terugbetalingen

-  43  378

Saldo op 31 december 2014

4 01  926


(1  000 EUR)

Voor verkoop beschikbare financiële activa

Saldo op 1 januari 2013

3 22  000

Baten of verliezen opgenomen in winst of verlies:

 

netto gerealiseerde baten van voor verkoop beschikbare financiële activa

5  294

waardevermindering van voor verkoop beschikbare financiële activa

-  2  701

Totaal

2  593

Baten of verliezen opgenomen in andere niet-gerealiseerde resultaten:

 

nettowijziging in reële waarde van voor verkoop beschikbare financiële activa

4  299

Totaal

4  299

Uitgekeerde bedragen

34  700

Terugbetalingen

-  38  737

Saldo op 31 december 2013

3 24  855

Zowel in 2014 als 2013 vonden er binnen de faciliteit geen overdrachten plaats uit of naar niveau 3 van de reëlewaardehiërarchie.

Gevoeligheidsanalyse

Een wijziging ten belope van +/- 10 % op de verslagleggingsdatum met betrekking tot een van de aanzienlijke niet-waarneembare inputs die worden gebruikt om de reële waarden van de durfkapitaalfondsen en directe aandeleninvesteringen te bepalen — waarbij alle andere inputs constant blijven — zou de volgende gevolgen hebben op de andere niet-gerealiseerde resultaten:

Per 31 december 2014

Stijging

Daling

(1  000 EUR)

Directe aandeleninvesteringen

31

- 31

Totaal

31

- 31


Per 31 december 2013

Stijging

Daling

(1  000 EUR)

Durfkapitaalfondsen

20

- 20

Directe aandeleninvesteringen

141

- 141

Totaal

161

- 161

5.   Geldmiddelen en kasequivalenten (1  000 EUR)

Geldmiddelen en kasequivalenten zijn samengesteld uit:

 

31.12.2014

31.12.2013

Kasmiddelen

9  642

1 94  107

Termijndeposito’s

4 15  757

4 05  408

Commercial paper

1 20  000

Geldmiddelen en kasequivalenten in het vermogensoverzicht

5 45  399

5 99  515

Lopende rente

- 1

- 8

Geldmiddelen en kasequivalenten in het kasstroomoverzicht

5 45  398

5 99  507

6.   Afgeleide financiële instrumenten (1  000 EUR)

Hierna volgt een overzicht van de belangrijkste onderdelen van de afgeleide financiële instrumenten die voor handelsdoeleinden worden aangehouden:

Per 31 december 2014

Reële waarde

Notionele waarde

Activa

Passiva

Valutarenteswaps

-  3  219

11  606

Renteswaps

448

- 564

44  749

FX swaps

-  10  849

1 0 59  000

Totaal afgeleide financiële instrumenten

448

-  14  632

1 1 15  355


Per 31 december 2013

Reële waarde

Notionele waarde

Activa

Passiva

Valutaswaps

56

2  067

Valutarenteswaps

44

-  2  035

16  461

Renteswaps

924

43  335

FX swaps

-  1  510

7 00  000

Totaal afgeleide financiële instrumenten

1  024

-  3  545

7 61  863

7.   Leningen en vorderingen (1  000 EUR)

Hierna volgt een overzicht van de belangrijkste onderdelen van leningen en kortlopende vorderingen:

 

Globale leningen (31)

Niet-achtergestelde leningen

Achtergestelde leningen

Totaal

Nominaal per 1 januari 2014

3 42  113

8 06  007

1 31  632

1 2 79  752

Uitgekeerde bedragen

2 16  672

31  654

2 48  326

Terugbetalingen

-  58  417

- 1 07  794

- 367

- 1 66  578

Gekapitaliseerde rente

11  915

11  915

Verschillen wisselkoersen

42  138

52  696

3  463

98  297

Nominaal per 31 december 2014

5 42  506

7 82  563

1 46  643

1 4 71  712

Waardevermindering per 1 januari 2014

-  7  675

-  12  734

-  50  382

-  70  791

Opgenomen waardevermindering in overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten

-  79  249

-  79  249

Terugboeking van waardeverminderingsverliezen

2  586

907

3  493

Verschillen wisselkoersen

- 662

-  1  664

-  3  264

-  5  590

Waardevermindering per 31 december 2014

-  5  751

-  13  491

- 1 32  895

- 1 52  137

Geamortiseerde kosten

-  2  562

-  5  125

28

-  7  659

Rente

7  407

11  930

665

20  002

Leningen en vorderingen per 31 december 2014

5 41  600

7 75  877

14  441

1 3 31  918


 

Globale leningen (32)

Niet-achtergestelde leningen

Achtergestelde leningen

Totaal

Nominaal per 1 januari 2013

2 54  686

7 89  970

1 33  780

1 1 78  436

Uitgekeerde bedragen

1 50  513

91  690

2 42  203

Terugbetalingen

-  51  595

-  55  865

-  11  700

- 1 19  160

Gekapitaliseerde rente

- 342

10  705

10  363

Verschillen wisselkoersen

-  11  491

-  19  446

-  1  153

-  32  090

Nominaal per 31 december 2013

3 42  113

8 06  007

1 31  632

1 2 79  752

Waardevermindering per 1 januari 2013

-  6  494

-  14  296

-  24  355

-  45  145

Opgenomen waardevermindering in overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten

-  1  341

-  27  081

-  28  422

Terugboeking van waardeverminderingsverliezen

1  088

1  088

Verschillen wisselkoersen

160

474

1  054

1  688

Waardevermindering per 31 december 2013

-  7  675

-  12  734

-  50  382

-  70  791

Geamortiseerde kosten

-  2  109

-  3  883

- 66

-  6  058

Rente

5  154

10  536

3  606

19  296

Leningen en vorderingen per 31 december 2013

3 37  483

7 99  926

84  790

1 2 22  199

8.   Voor verkoop beschikbare financiële activa (1  000 EUR)

Hierna volgt een overzicht van de voornaamste onderdelen van de voor verkoop beschikbare activa:

 

Durfkapitaalfondsen

Directe aandeleninvesteringen

Totaal

Kosten per 1 januari 2014

2 56  161

23  620

2 79  781

Uitgekeerde bedragen

41  990

656

42  646

Terugbetalingen/verkoop

-  38  535

-  4  843

-  43  378

Wisselkoerswijzigingen bij terugbetalingen/verkoop

168

281

449

Kosten per 31 december 2014

2 59  784

19  714

2 79  498

Niet-gerealiseerde winsten en verliezen per 1 januari 2014

71  931

6  260

78  191

Nettowijziging niet-gerealiseerde winsten en verliezen

78  064

- 133

77  931

Niet-gerealiseerde winsten en verliezen per 31 december 2014

1 49  995

6  127

1 56  122

Waardevermindering per 1 januari 2014

-  22  450

-  3  823

-  26  273

Opgenomen waardevermindering in overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten tijdens het jaar

-  2  084

-  4  178

-  6  262

Waardevermindering per 31 december 2014

-  24  534

-  8  001

-  32  535

Voor verkoop beschikbare financiële activa per 31 december 2014

3 85  245

17  840

4 03  085


 

Durfkapitaalfondsen

Directe aandeleninvesteringen

Totaal

Kosten per 1 januari 2013

2 58  426

24  238

2 82  664

Uitgekeerde bedragen

33  600

1  100

34  700

Terugbetalingen/verkoop

-  37  361

-  1  376

-  38  737

Wisselkoerswijzigingen bij terugbetalingen/verkoop

1  496

- 342

1  154

Kosten per 31 december 2013

2 56  161

23  620

2 79  781

Niet-gerealiseerde winsten en verliezen per 1 januari 2013

59  234

9  200

68  434

Nettowijziging niet-gerealiseerde winsten en verliezen

12  697

-  2  940

9  757

Niet-gerealiseerde winsten en verliezen per 31 december 2013

71  931

6  260

78  191

Waardevermindering per 1 januari 2013

-  14  345

-  3  752

-  18  097

Opgenomen waardevermindering in overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten tijdens het jaar

-  8  105

- 71

-  8  176

Waardevermindering per 31 december 2013

-  22  450

-  3  823

-  26  273

Voor verkoop beschikbare financiële activa per 31 december 2013

3 05  642

26  057

3 31  699

9.   Door contribuanten te storten bedragen (1  000 EUR)

Hierna volgt een overzicht van de belangrijkste onderdelen van de door contribuanten te storten bedragen:

 

31.12.2014

31.12.2013

Afgeroepen maar niet vrijgegeven bijdrage van de lidstaten

42  590

Totaal van contribuanten te ontvangen bedragen

42  590

10.   Tot einde looptijd aangehouden financiële activa (1  000 EUR)

De tot einde looptijd aangehouden portfolio bestaat uit beursgenoteerde obligaties met een resterende looptijd van minder dan drie maanden op de verslagleggingsdatum. In de onderstaande tabel worden de bewegingen weergegeven van de tot einde looptijd aangehouden portfolio:

Saldo per 1 januari 2014

1 02  562

Verwervingen

1 6 10  057

Looptijden

-  1 6 12  619

Afschrijvingen van agio/disagio

- 12

Saldo per 31 december 2014

99  988


Saldo per 1 januari 2013

99  029

Verwervingen

6 80  635

Looptijden

- 6 76  369

Afschrijvingen van agio/disagio

228

Verandering in de opgelopen rente

- 961

Saldo per 31 december 2013

1 02  562

11.   Overige activa (1  000 EUR)

Hierna volgt een overzicht van de belangrijkste onderdelen van de overige activa:

 

31.12.2014

31.12.2013

Door de EIB te betalen bedragen

5  447

6

Financiële garanties

75

142

Te ontvangen bedragen met betrekking tot uitbetalingen voor technische bijstand (toelichting 21)

337

Waardevermindering op te ontvangen bedragen met betrekking tot uitbetalingen voor technische bijstand (toelichting 21)

- 337

Totaal overige activa

5  522

148

12.   Uitgestelde baten (1  000 EUR)

Hierna volgt een overzicht van de voornaamste onderdelen van uitgestelde baten:

 

31.12.2014

31.12.2013

Uitgestelde rentesubsidies

30  750

34  787

Uitgestelde commissies op leningen en vorderingen

560

296

Totaal uitgestelde baten

31  310

35  083

13.   Aan derden verschuldigde bedragen (1  000 EUR)

Hierna volgt een overzicht van de belangrijkste onderdelen van de aan derden verschuldigde bedragen:

 

31.12.2014

31.12.2013

Netto algemene administratiekosten aan EIB te betalen

38  348

37  851

Andere aan EIB te betalen bedragen

44

716

Nog niet uitgekeerde rentesubsidies en technische bijstand die aan lidstaten zijn verschuldigd

30  432

2 92  668

Totaal aan derden verschuldigde bedragen

68  824

3 31  235

14.   Overige verplichtingen (1  000 EUR)

De voornaamste onderdelen van overige verplichtingen zijn:

 

31.12.2014

31.12.2013

Voorschotten op terugbetalingen lening

1  973

1  827

Uitgestelde baten van rentesubsidies

542

603

Financiële garanties

76

142

Totaal overige verplichtingen

2  591

2  572

15.   Afgeroepen faciliteitsbijdrage lidstaten (1  000 EUR)

Lidstaten

Bijdrage aan de faciliteit

Bijdrage aan rentesubsidies en technische bijstand (33)

Totaal bijgedragen

Afgeroepen en niet betaald (34)

Oostenrijk

54  511

3  808

58  319

1  205

België

80  634

5  633

86  267

1  765

Bulgarije

70

Cyprus

45

Tsjechië

255

Denemarken

44  020

3  075

47  095

1  000

Estland

25

Finland

30  444

2  127

32  571

735

Frankrijk

4 99  851

34  917

5 34  768

9  775

Duitsland

4 80  515

33  566

5 14  081

10  250

Griekenland

25  713

1  796

27  509

735

Hongarije

275

Ierland

12  753

891

13  644

455

Italië

2 57  948

18  019

2 75  967

6  430

Letland

35

Litouwen

60

Luxemburg

5  965

417

6  382

135

Malta

15

Nederland

1 07  375

7  500

1 14  875

2  425

Polen

650

Portugal

19  953

1  394

21  347

575

Roemenië

185

Slowakije

105

Slovenië

90

Spanje

1 20  129

8  391

1 28  520

3  925

Zweden

56  156

3  923

60  079

1  370

Verenigd Koninkrijk

2 61  033

18  234

2 79  267

Totaal per 31 december 2014

2 0 57  000

1 43  691

2 2 00  691

42  590

Totaal per 31 december 2013

1 6 61  309

4 33  691

2 0 95  000

16.   Voorwaardelijke verplichtingen en vastleggingen (1  000 EUR)

 

31.12.2014

31.12.2013

Vastleggingen

 

 

- Niet-uitgekeerde leningen

1 1 61  859

8 89  866

Niet-uitbetaalde verbintenis met betrekking tot voor verkoop beschikbare financiële activa

2 00  637

1 76  821

Verstrekte garanties

2  298

4  414

Rentesubsidies en technische bijstand

2 85  239

2 22  588

Voorwaardelijke verplichtingen

 

 

Getekende niet-verstrekte garanties

25  000

25  000

Totaal voorwaardelijke verplichtingen en vastleggingen

1 6 75  033

1 3 18  689

17.   Rente en soortgelijke baten en lasten (1  000 EUR)

De voornaamste onderdelen van rente en soortgelijke baten zijn als volgt:

 

Vanaf 1.1.2014

Vanaf 1.1.2013

 

tot 31.12.2014

tot 31.12.2013

Geldmiddelen en kasequivalenten

543

273

Tot einde looptijd aangehouden activa

276

461

Leningen en kortlopende vorderingen

72  135

64  512

Rentesubsidies

4  286

4  347

Totale rente en soortgelijke baten

77  240

69  593

De voornaamste onderdelen van rente en soortgelijke lasten zijn als volgt:

 

Vanaf 1.1.2014

Vanaf 1.1.2013

 

tot 31.12.2014

tot 31.12.2013

Afgeleide financiële instrumenten

-  1  522

-  1  175

Totale rente en soortgelijke lasten

-  1  522

-  1  175

18.   Baten en lasten van honoraria en provisies (1  000 EUR)

De voornaamste onderdelen van baten van honoraria en provisies zijn als volgt:

 

Vanaf 1.1.2014

Vanaf 1.1.2013

 

tot 31.12.2014

tot 31.12.2013

Honoraria en provisies op leningen en vorderingen

316

2  573

Honoraria en provisies op financiële garanties

78

145

Overige

769

10

Totaal baten van honoraria en provisies

1  163

2  728

De voornaamste onderdelen van lasten van honoraria en provisies zijn als volgt:

 

Vanaf 1.1.2014

Vanaf 1.1.2013

 

tot 31.12.2014

tot 31.12.2013

Provisies betaald aan derden met betrekking tot voor verkoop beschikbare financiële activa

- 37

- 43

Totaal uitgaven uit honoraria en provisies

- 37

- 43

19.   Netto gerealiseerde baten van voor verkoop beschikbare financiële activa (1  000 EUR)

Hierna volgt een overzicht van de voornaamste onderdelen van de netto gerealiseerde baten van voor verkoop beschikbare financiële activa

 

Vanaf 1.1.2014

Vanaf 1.1.2013

 

tot 31.12.2014

tot 31.12.2013

Netto-opbrengsten van voor verkoop beschikbare financiële activa

3  179

2  688

Dividendinkomsten

4  930

2  606

Netto gerealiseerde baten van voor verkoop beschikbare financiële activa

8  109

5  294

20.   Algemene administratiekosten (1  000 EUR)

De algemene administratiekosten zijn de werkelijke kosten die door de EIB worden gemaakt bij het beheer van de faciliteit minus de baten uit standaard taxatievergoedingen die direct door de EIB aan de cliënten van de faciliteit in rekening worden gebracht.

 

Vanaf 1.1.2014

Vanaf 1.1.2013

 

tot 31.12.2014

tot 31.12.2013

De daadwerkelijke kosten die door de EIB zijn gemaakt

-  40  912

-  40  966

Baten van taxatievergoedingen die rechtstreeks bij de cliënten van de faciliteit in rekening worden gebracht

2  784

3  115

Totaal algemene administratiekosten

-  38  128

-  37  851

Na de inwerkingtreding van de herziene Partnerschapsovereenkomst van Cotonou op 1 juli 2008 worden de algemene administratiekosten niet meer door de lidstaten gedekt.

21.   Waardevermindering overige activa (1  000 EUR)

Gedurende 2012 heeft de faciliteit technische bijstand ten bedrage van 638 EUR verstrekt die door frauduleus gedrag van de tegenpartij de eindbegunstigde niet heeft bereikt. Er werden juridische stappen ondernomen, waarna de faciliteit een bedrag van 301 EUR kon recupereren. Het resterende uitstaande bedrag van 337 EUR werd geboekt als waardevermindering in het overzicht van de niet-gerealiseerde resultaten van de faciliteit.

In 2014 is het uitstaande bedrag van 337 EUR toegewezen aan rentesubsidies en middelen voor technische bijstand van de faciliteit. Dit bedrag is geboekt als overige baten in het overzicht van winst en verlies en niet-gerealiseerde resultaten van de faciliteit.

22.   Betrokkenheid bij ongeconsolideerde gestructureerde entiteiten (1  000 EUR)

Definitie van een gestructureerde entiteit

Een gestructureerde entiteit is zodanig opgezet dat stemrechten of vergelijkbare rechten niet de dominante factor zijn bij het uitmaken wie zeggenschap over de entiteit uitoefent. Volgens IFRS 12 heeft een gestructureerde entiteit veelal sommige of alle volgende kenmerken of eigenschappen:

beperkte activiteiten;

een beperkte en duidelijk omlijnde doelstelling, zoals het uitvoeren van een fiscaal interessante lease, het verrichten van onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten, het verstrekken aan een entiteit van een bron van kapitaal of financiering, of het bieden van investeringsmogelijkheden aan investeerders door aan de activa van de gestructureerde entiteit verbonden risico’s en voordelen aan investeerders over te dragen;

ontoereikend eigen vermogen om de gestructureerde entiteit in staat te stellen haar activiteiten te financieren zonder achtergestelde financiële steun;

financiering in de vorm van diverse contractueel verbonden instrumenten ten behoeve van investeerders welke tot kredietconcentraties of andere risico’s aanleiding geven (tranches).

Niet-geconsolideerde gestructureerde entiteiten

Met „niet-geconsolideerde gestructureerde entiteiten” wordt verwezen naar alle gestructureerde entiteiten die niet door de faciliteit worden gecontroleerd. Hieronder vallen onder meer belangen in gestructureerde entiteiten die niet geconsolideerd zijn.

Definitie van belangen in gestructureerde entiteiten:

In IFRS 12 wordt „belang” breed gedefinieerd als een contractuele of niet-contractuele betrokkenheid die de verslaggevende entiteit blootstelt aan veranderlijkheid van opbrengsten uit de prestaties van de andere entiteit. Voorbeelden van dergelijke belangen zijn onder meer het aanhouden van deelnemingen en andere vormen van betrokkenheid, zoals het verstrekken van financiering, liquiditeitssteun, kredietverbetering, verbintenissen en garanties aan de andere entiteit. IFRS 12 bepaalt dat een entiteit niet noodzakelijkerwijze een belang heeft in een andere entiteit enkel en alleen omdat er een typische klanten-leveranciersrelatie bestaat.

In de onderstaande tabel worden de types gestructureerde entiteiten vermeld die door de faciliteit niet zijn geconsolideerd maar waarin zij een belang heeft.

Type gestructureerde entiteit

Aard en oogmerk

Door de faciliteit aangehouden belang

Projectfinanciering — leningen aan voor een bijzonder doel opgerichte entiteiten („SPV”)

Projectfinancieringstransacties zijn transacties waarbij de faciliteit voor haar schuldaflossing een beroep doet op een kredietnemer wiens enige of belangrijkste inkomstenbron tot stand komt door een actief of een beperkt aantal activa die met een dergelijke schuld worden gefinancierd of andere reeds bestaande activa die contractueel aan het project zijn gerelateerd. Projectfinancieringstransacties worden vaak gefinancierd met SPV.

Netto uitgekeerde bedragen

Rentebaten

Risicokapitaaltransacties

De faciliteit financiert risicokapitaal en beleggingsfondsen. Risicokapitaal en beleggingsfondsen voorzien in het samenvoegen en beheren van middelen van investeerders die op zoek zijn naar deelnemingen in kleine en middelgrote ondernemingen met sterk groeipotentieel en die infrastructuurprojecten willen financieren.

Investeringen in participaties/aandelen die zijn uitgegeven door de durfkapitaalentiteit;

Dividenden ontvangen als baten uit dividenden;

De boekwaarden van de niet-geconsolideerde gestructureerde entiteiten waarin de faciliteit een belang heeft op de verslagleggingsdatum, alsook de maximale blootstelling van de faciliteit aan verlies met betrekking tot deze entiteiten zijn opgenomen in de onderstaande tabel. De maximale blootstelling aan verlies omvat de boekwaarde en de hieraan gerelateerde niet-uitbetaalde vastleggingen.

Type gestructureerde entiteit

Opschrift

Nettoboekwaarde op 31.12.2014

Maximale blootstelling aan verlies op 31.12.2014

Verrichtingen op het vlak van projectfinanciering

Leningen en kortlopende vorderingen

7  225

7  225

Risicokapitaalfondsen

Voor verkoop beschikbare financiële activa

3 85  245

5 55  629

Totaal

 

3 92  470

5 62  854

23.   Latere gebeurtenissen

Er hebben zich na de balansdatum geen materiële gebeurtenissen voorgedaan die aanleiding zouden geven tot bekendmaking of wijziging van de financiële staten per 31 december 2014.


(1)  PB L 210 van 6.8.2013, blz. 1.

(2)  De oprichting van de overbruggingsfaciliteit is eerst voorgesteld als een artikel van de uitvoeringsverordening van het 11e EOF (COM(2013) 445). Als alternatief heeft de Commissie evenwel de oprichting van de overbruggingsfaciliteit voorgesteld op grond van een specifiek besluit van de Raad (Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende overgangsmaatregelen voor het beheer van het EOF tussen 1 januari 2014 en de inwerkingtreding van het elfde Europees Ontwikkelingsfonds, COM(2013) 663).

(3)  Verordening (EG) nr. 215/2008 van de Raad van 18 februari 2008 inzake het Financieel Reglement van toepassing op het 10e Europees Ontwikkelingsfonds (PB L 78 van 19.2.2008, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) nr. 567/2014 van de Raad van 26 mei 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 215/2008 inzake het Financieel Reglement van toepassing op het 10e Europees Ontwikkelingsfonds wat betreft de toepassing van de overgangsperiode tussen het 10e Europees Ontwikkelingsfonds en het 11e Europees Ontwikkelingsfonds tot de inwerkingtreding van het Intern Akkoord betreffende het 11e Europees Ontwikkelingsfonds (PB L 157 van 27.5.2014, blz. 52).

(5)  Verordening (EU) 2015/323 van de Raad van 2 maart 2015 inzake het Financieel Reglement van toepassing op het 11e Europees Ontwikkelingsfonds (PB L 58 van 3.3.2015, blz. 17).

(6)  Verordening (EU) 2015/322 van de Raad van 2 maart 2015 inzake de uitvoering van het 11e Europees Ontwikkelingsfonds (PB L 58 van 3.3.2015, blz. 1).

(7)  Verordening (EU) nr. 567/2014 van de Raad van 26 mei 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 215/2008 inzake het Financieel Reglement van toepassing op het 10e Europees Ontwikkelingsfonds wat betreft de toepassing van de overgangsperiode tussen het 10e Europees Ontwikkelingsfonds en het 11e Europees Ontwikkelingsfonds tot de inwerkingtreding van het Intern Akkoord betreffende het 11e Europees Ontwikkelingsfonds (PB L 157 van 27.5.2014, artikel 43).

(8)  Opgelet: doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.

(9)  Opgelet: doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen niet correct zijn opgeteld.

(10)  Kortlopende vorderingen met uitzondering van vorderingen met betrekking tot gewone bijdragen en cofinanciering.

(11)  Kortlopende verplichtingen met uitzondering van verplichtingen met betrekking tot gewone bijdragen en cofinanciering.

(12)  Overeenkomstig artikel 59 van het Financieel Reglement dat van toepassing is op de overgangsperiode tussen het 10e Europees Ontwikkelingsfonds en het 11e Europees Ontwikkelingsfonds tot de inwerkingtreding van het Intern Akkoord betreffende het 11e Europees Ontwikkelingsfonds, is de kas opgenomen in de balans van het 11e EOF.

(13)  Overeenkomstig artikel 59 van het Financieel Reglement dat van toepassing is op de overgangsperiode tussen het 10e Europees Ontwikkelingsfonds en het 11e Europees Ontwikkelingsfonds tot de inwerkingtreding van het Intern Akkoord betreffende het 11e Europees Ontwikkelingsfonds, is de kas opgenomen in de balans van het 11e EOF. De kenmerken van de verschillende bankrekeningen worden toegelicht in hoofdstuk 5, Financieel risicobeheer.

(14)  Dit saldo komt overeen met de voor de Democratische Republiek Congo beschikbare middelen overeenkomstig de bepalingen van Beschikking 2003/583/EG van de Raad.

(15)  PB L 156 van 29.5.1998, blz. 3.

(16)  Opgelet: doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen niet correct zijn opgeteld.

(17)  Opgelet: doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen niet correct zijn opgeteld.

(18)  Alle dalingen zijn vrijmakingen die worden overgedragen naar de niet-besteedbare prestatiereserve van het 10e EOF.

(19)  Alle dalingen zijn vrijmakingen die worden overgedragen naar de niet-besteedbare prestatiereserve van het 10e EOF.

(20)  Overeenkomstig Besluit 2010/406/EU van de Commissie werd 150 miljoen EUR toegevoegd uit de niet-besteedbare prestatiereserve van het 10e EOF voor Sudan (147 miljoen EUR voor speciale toewijzing Sudan en 3 miljoen EUR voor uitvoeringskosten).

(21)  Overeenkomstig Besluit 2011/315/EU van de Commissie werd 200 miljoen EUR toegevoegd uit de niet-besteedbare prestatiereserve van het 10e EOF voor Sudan (194 miljoen EUR voor speciale toewijzing Zuid-Sudan en 6 miljoen EUR voor uitvoeringskosten).

(22)  Overdracht van vrijmakingen uit projecten van het 9e EOF en vorige EOF's naar de niet-besteedbare prestatiereserve (377 miljoen EUR) verminderd met overdracht uit de reserve voor Zuid-Sudan naar 9e EOF (200 miljoen EUR). Momenteel bedraagt de niet-besteedbare ACS-reserve in totaal 807 miljoen EUR, waarvan 350 miljoen EUR is besteed (150 miljoen EUR voor Sudan, 200 miljoen EUR voor Zuid-Sudan, beide overgedragen naar het 9e EOF).

(23)  Overdrachten in/van de 10e EOF-reserves

(24)  Voor de cofinancieringen zijn in de tabel alleen de vastleggingskredieten opgenomen.

(25)  Besluit 2013/759/EU van de Raad (3) stelde overgangsmaatregelen vast voor het beheer van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) (de „overbruggingsfaciliteit”) om ervoor te zorgen dat de middelen voor de samenwerking met de landen in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan en met de landen en gebieden overzee (LGO), alsook de middelen voor ondersteunende uitgaven, beschikbaar blijven tussen 1 januari 2014 en de inwerkingtreding van het Intern Akkoord van het 11e EOF.

(26)  Oorspronkelijke kredieten op de overbruggingsfaciliteit zijn afkomstig van overdrachten van niet-besteedbare reserves van het 8e en 9e EOF ten belope van 1  372,5 miljoen EUR en van overdrachten van de niet-besteedbare reserves van het 10e EOF ten belope van 224,7 miljoen EUR, voor een totaal van 1  597 miljoen EUR voor zowel ACS en LGO.

(27)  Overdracht van oorspronkelijke kredieten van de overbruggingsfaciliteit naar andere instrumenten van het 11e EOF voor een totaal van 1  488 miljoen EUR (ACP en LGO).

(28)  Naast de overdrachten van de overbruggingsfaciliteit worden andere instrumenten van het 11e EOF van middelen voorzien door rechtstreekse overdrachten uit vorige EOF's (uit A-enveloppe Stabex 10e EOF, rentebaten en overige ontvangsten) ten belope van 16,56 miljoen EUR en van ontvangsten ten bate van de begroting ten belope van 2,1 miljoen EUR.

(29)  Niet-besteedbare reserves zijn het resultaat van overdrachten (vrijmakingen) van de niet-besteedbare prestatiereserve van het 10e EOF ten belope van 225 miljoen EUR die rechtstreeks worden overgedragen naar de overbruggingsfaciliteit (224,7 miljoen EUR) en andere instrumenten van het 11e EOF (0,8 miljoen EUR).

(30)  % toewijzingen.

(31)  Inclusief agentuurovereenkomsten.

(32)  Inclusief agentuurovereenkomsten.

(33)  In 2014 zijn bijdragen van de lidstaten aan rentesubsidies en technische bijstand ten belope van 2 90  000 EUR in het kader van het 9e EOF, bestemd als voorfinanciering van de rentesubsidies en technische bijstand in het kader van het 10e EOF, herschikt als bijdrage tot de faciliteit.

(34)  Op 10 november 2014 heeft de Raad het bedrag vastgesteld van de financiële bijdragen die door elke lidstaat uiterlijk op 21 januari 2015 dienen te worden betaald.


13.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 379/124


BETROUWBAARHEIDSVERKLARING VAN DE REKENKAMER OVER HET ACHTSTE, NEGENDE, TIENDE EN ELFDE EOF AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD — VERSLAG VAN DE ONAFHANKELIJKE ACCOUNTANT

(2015/C 379/02)

I —

Krachtens het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en artikel 49 van het Financieel Reglement van toepassing op het tiende Europees Ontwikkelingsfonds inzake de toepassing van de overgangsperiode tussen het tiende Europees Ontwikkelingsfonds en het elfde Europees Ontwikkelingsfonds tot de inwerkingtreding van het Intern Akkoord betreffende het elfde Europees Ontwikkelingsfonds, dat ook van toepassing is op eerdere EOF’s, hebben wij gecontroleerd:

a)

de op 24 juli 2015 door de Commissie goedgekeurde jaarrekening van het achtste, negende, tiende en elfde Europees Ontwikkelingsfonds, die de balans, de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva, de staat van de vorderingen van de Europese ontwikkelingsfondsen en het verslag over de financiële uitvoering voor het per 31 december 2014 afgesloten begrotingsjaar omvat, en

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening binnen het wettelijk kader van de EOF’s ten aanzien van het gedeelte van de EOF-middelen waarvan het financieel beheer onder de verantwoordelijkheid van de Commissie valt (1).

De verantwoordelijkheid van de leiding

II —

Overeenkomstig de artikelen 310 tot en met 325 van het VWEU en de toepasselijke financiële reglementen (2) is de leiding verantwoordelijk voor het opstellen en weergeven van de jaarrekening van de EOF’s op basis van de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector (3), alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen daarbij. Deze verantwoordelijkheid omvat het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en weergave van financiële staten die geen materiële afwijkingen als gevolg van fraude of fouten bevatten. De leiding dient er ook voor te zorgen dat de in de financiële staten weergegeven activiteiten, financiële verrichtingen en informatie in overeenstemming zijn met de voorschriften waar ze onder vallen. De Commissie draagt uiteindelijk de verantwoordelijkheid voor de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen die ten grondslag liggen aan de rekeningen van de EOF’s (artikel 317 VWEU).

De verantwoordelijkheid van de controleur

III —

Wij hebben de verantwoordelijkheid om op basis van onze controle aan het Europees Parlement en de Raad een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. Wij hebben onze controle verricht overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moeten wij de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van de EOF’s geen materiële afwijkingen bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

IV —

Een controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat een inschatting omvat van de risico’s op materiële afwijkingen in de rekeningen en op materiële niet-conformiteit van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de EOF’s, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting wordt gekeken naar de interne beheersing met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen, om controleprocedures op te zetten die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet zijn bedoeld om een oordeel te geven over de doeltreffendheid van de interne beheersing. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

V —

Wij zijn van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor onze oordelen.

Betrouwbaarheid van de rekeningen

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

VI —

Naar ons oordeel geeft de jaarrekening van het achtste, negende, tiende en elfde EOF op alle materiële punten een getrouw beeld van hun financiële situatie per 31 december 2014, van de resultaten van hun verrichtingen, van hun kasstromen en van de veranderingen in de nettoactiva over het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig het Financieel Reglement van het tiende EOF en overeenkomstig boekhoudregels op basis van internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de publieke sector.

De wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

Ontvangsten

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende ontvangsten bij de rekeningen

VII —

Naar ons oordeel zijn de onderliggende ontvangsten bij de rekeningen betreffende het per 31 december 2014 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

Betalingen

Grondslag voor een afkeurend oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende betalingen bij de rekeningen

VIII —

Wij schatten het meest waarschijnlijke foutenpercentage voor de uitgavenverrichtingen van het achtste, negende, tiende en elfde EOF op 3,8 %.

Afkeurend oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende betalingen bij de rekeningen

IX —

Gelet op de ernst van de kwesties die werden beschreven in de paragraaf over de grondslag voor een afkeurend oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende betalingen bij de rekeningen, zijn wij van oordeel dat de onderliggende betalingen bij de rekeningen voor het per 31 december 2014 afgesloten jaar fouten van materieel belang vertonen.

16 juli 2015

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President

Europese Rekenkamer

12, rue Alcide de Gasperi, 1615 Luxemburg, LUXEMBURG


(1)  Overeenkomstig de artikelen 16, 43, 48, 49, 50 en 58 van het Financieel Reglement van toepassing op het tiende EOF heeft de betrouwbaarheidsverklaring geen betrekking op het deel van de middelen van het EOF dat wordt beheerd door en onder de verantwoordelijkheid valt van de EIB.

(2)  Financiële reglementen van toepassing op het achtste, negende, tiende en elfde EOF. Het Financieel Reglement van het tiende EOF is ook van toepassing op de overbruggingsfaciliteit die wordt verantwoord onder het elfde EOF.

(3)  De door de rekenplichtige van het EOF vastgestelde boekhoudregels en -methoden zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, bij ontbreken daarvan, de International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.