|
ISSN 1977-0995 |
||
|
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 324 |
|
|
||
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Mededelingen en bekendmakingen |
58e jaargang |
|
Nummer |
Inhoud |
Bladzijde |
|
|
II Mededelingen |
|
|
|
MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE |
|
|
|
Europese Commissie |
|
|
2015/C 324/01 |
Inleiding van een procedure (Zaak M.7555 — Staples/Office Depot) ( 1 ) |
|
|
2015/C 324/02 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.7753 — Sacyr/Fluor Corporation/Fluor Spain) ( 1 ) |
|
|
2015/C 324/03 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.7559 — Pfizer/Hospira) ( 1 ) |
|
|
IV Informatie |
|
|
|
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE |
|
|
|
Raad |
|
|
2015/C 324/04 |
||
|
2015/C 324/05 |
||
|
|
Europese Commissie |
|
|
2015/C 324/06 |
||
|
2015/C 324/07 |
||
|
2015/C 324/08 |
||
|
2015/C 324/09 |
||
|
2015/C 324/10 |
||
|
2015/C 324/11 |
Nieuwe nationale zijde van voor circulatie bestemde euromuntstukken |
|
|
2015/C 324/12 |
Nieuwe nationale zijde van voor circulatie bestemde euromuntstukken |
|
|
V Bekendmakingen |
|
|
|
PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID |
|
|
|
Europese Commissie |
|
|
2015/C 324/13 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.7678 — Equinix/Telecity) ( 1 ) |
|
|
2015/C 324/14 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.7809 — Grosvenor/PSPIB/Vastgoedactiva in Milaan) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 ) |
|
|
|
ANDERE HANDELINGEN |
|
|
|
Europese Commissie |
|
|
2015/C 324/15 |
|
|
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
|
NL |
|
II Mededelingen
MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE
Europese Commissie
|
2.10.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 324/1 |
Inleiding van een procedure
(Zaak M.7555 — Staples/Office Depot)
(Voor de EER relevante tekst)
(2015/C 324/01)
Op 25 september 2015 heeft de Commissie besloten in bovengenoemde zaak de procedure in te leiden nadat zij heeft vastgesteld dat er ernstige twijfel bestaat over de verenigbaarheid van de aangemelde concentratie met de gemeenschappelijke markt. De inleiding van de procedure start een tweede fase in het onderzoek naar de aangemelde concentratie, en behoudens de definitieve beschikking in deze zaak. De beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder c, van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1).
De Commissie verzoekt belanghebbende derden haar hun eventuele opmerkingen ten aanzien van de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.
Om met deze opmerkingen in de procedure rekening te kunnen houden dienen deze de Commissie uiterlijk vijftien dagen na dagtekening van deze bekendmaking te hebben bereikt. Zij kunnen de Commissie per fax (+32 22964301), per e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van referentie nummer M.7555 — Staples/Office Depot, aan onderstaand adres worden toegezonden:
|
Europese Commissie |
|
Directoraat-generaal Concurrentie |
|
Griffie voor concentraties |
|
1049 Brussel |
|
BELGIË |
(1) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).
|
2.10.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 324/1 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie
(Zaak M.7753 — Sacyr/Fluor Corporation/Fluor Spain)
(Voor de EER relevante tekst)
(2015/C 324/02)
Op 24 september 2015 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:
|
— |
op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector, |
|
— |
in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32015M7753. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving. |
(1) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.
|
2.10.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 324/2 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie
(Zaak M.7559 — Pfizer/Hospira)
(Voor de EER relevante tekst)
(2015/C 324/03)
Op 4 augustus 2015 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), in samenhang met artikel 6, lid 2 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:
|
— |
op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector, |
|
— |
in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32015M7559. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving. |
(1) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.
IV Informatie
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE
Raad
|
2.10.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 324/3 |
Kennisgeving aan de personen op wie de beperkende maatregelen van Besluit (GBVB) 2015/1763 van de Raad en Verordening (EU) 2015/1755 van de Raad betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Burundi van toepassing zijn
(2015/C 324/04)
De volgende informatie wordt ter kennis gebracht van de personen die staan vermeld in de bijlage bij Besluit (GBVB) 2015/1763 van de Raad (1) en in bijlage I bij Verordening (EU) 2015/1755 van de Raad (2) betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Burundi.
De Raad van de Europese Unie heeft besloten dat de personen die in de bovengenoemde bijlagen voorkomen, moeten worden opgenomen in de lijst van personen en entiteiten die zijn onderworpen aan de beperkende maatregelen van Besluit (GBVB) 2015/1763 en Verordening (EU) 2015/1755 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Burundi. De redenen voor plaatsing van die personen op de lijst staan in de betreffende vermeldingen in die bijlagen.
De betrokken personen worden erop geattendeerd dat zij een verzoek kunnen richten tot de bevoegde instanties van de betrokken lidstaat (lidstaten), als vermeld op de websites in bijlage II bij Verordening (EU) 2015/1755, om toestemming te verkrijgen voor het gebruik van bevroren tegoeden voor basisbehoeften of specifieke betalingen (zie artikel 3 van de verordening).
De betrokken personen kunnen vóór 1 juli 2016, onder overlegging van bewijsstukken, op onderstaand adres een verzoek bij de Raad indienen tot heroverweging van het besluit om hen op bovengenoemde lijst te plaatsen:
|
Raad van de Europese Unie |
|
Secretariaat-generaal |
|
DG C 1C |
|
Wetstraat 175 |
|
1048 Brussel |
|
BELGIË |
|
E-mail: sanctions@consilium.europa.eu |
Met eventuele ontvangen opmerkingen zal rekening worden gehouden bij de volgende toetsing door de Raad, overeenkomstig artikel 6 van Besluit (GBVB) 2015/1763 en artikel 13, lid 4, van Verordening (EU) 2015/1755, van de lijst van aangewezen personen en entiteiten.
Tevens worden de betrokken personen erop geattendeerd dat zij tegen het besluit van de Raad beroep kunnen instellen bij het Gerecht van de Europese Unie, overeenkomstig de voorwaarden die neergelegd zijn in artikel 275, tweede alinea, en in artikel 263, vierde en zesde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
(1) PB L 257 van 2.10.2015, blz. 37.
(2) PB L 257 van 2.10.2015, blz. 1.
|
2.10.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 324/4 |
Kennisgeving aan de betrokkenen op wie de beperkende maatregelen van Verordening (EU) 2015/1755 van de Raad betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Burundi van toepassing zijn
(2015/C 324/05)
De aandacht van de betrokkenen wordt gevestigd op onderstaande informatie, overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (1):
de rechtsgrond voor de verwerking van de gegevens is Verordening (EU) 2015/1755 van de Raad (2).
De verantwoordelijke voor de verwerking is de Raad van de Europese Unie, vertegenwoordigd door de directeur-generaal van DG C (Buitenlandse Zaken, Uitbreiding, Civiele Bescherming) van het secretariaat-generaal van de Raad en door eenheid 1C van DG C, de dienst die belast is met de verwerking en bereikbaar is op het volgende adres:
|
Raad van de Europese Unie |
|
Secretariaat-generaal |
|
DG C 1C |
|
Wetstraat 175 |
|
1048 Brussel |
|
BELGIË |
|
E-mail: sanctions@consilium.europa.eu |
Het doel van de verwerking is het opstellen en actualiseren van de lijst van personen op wie beperkende maatregelen van toepassing zijn in overeenstemming met Verordening (EU) 2015/1755.
De betrokkenen zijn de natuurlijke personen die voldoen aan de criteria voor plaatsing op de lijst als vastgesteld in die verordening.
De verzamelde persoonsgegevens omvatten gegevens die nodig zijn voor de correcte identificatie van de betrokken persoon, de motivering en eventuele andere daarmee verband houdende gegevens.
De verzamelde persoonsgegevens kunnen zo nodig worden gedeeld met de Europese Dienst voor extern optreden en de Commissie.
Onverminderd de beperkingen bedoeld in artikel 20, lid 1, onder a) en d), van Verordening (EG) nr. 45/2001, zullen de verzoeken om toegang, alsmede verzoeken om rectificatie of bezwaarschriften, worden beantwoord in overeenstemming met afdeling 5 van Besluit 2004/644/EG van de Raad (3).
De persoonsgegevens worden bewaard gedurende vijf jaar vanaf het moment waarop de betrokkene is geschrapt van de lijst van personen waarop de bevriezing van tegoeden van toepassing is, of totdat de geldigheidsduur van de maatregel is verstreken, of voor de duur van eventueel begonnen gerechtelijke procedures.
De betrokkenen kunnen zich overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 wenden tot de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.
(1) PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.
(2) PB L 257 van 2.10.2015, blz. 1.
(3) PB L 296 van 21.9.2004, blz. 16.
Europese Commissie
|
2.10.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 324/5 |
Door de Europese Centrale Bank toegepaste rentevoet voor de basisherfinancieringstransacties (1):
0,05 % per 1 oktober 2015
Wisselkoersen van de euro (2)
1 oktober 2015
(2015/C 324/06)
1 euro =
|
|
Munteenheid |
Koers |
|
USD |
US-dollar |
1,1153 |
|
JPY |
Japanse yen |
133,56 |
|
DKK |
Deense kroon |
7,4605 |
|
GBP |
Pond sterling |
0,73670 |
|
SEK |
Zweedse kroon |
9,3754 |
|
CHF |
Zwitserse frank |
1,0903 |
|
ISK |
IJslandse kroon |
|
|
NOK |
Noorse kroon |
9,4565 |
|
BGN |
Bulgaarse lev |
1,9558 |
|
CZK |
Tsjechische koruna |
27,173 |
|
HUF |
Hongaarse forint |
312,80 |
|
PLN |
Poolse zloty |
4,2459 |
|
RON |
Roemeense leu |
4,4159 |
|
TRY |
Turkse lira |
3,3796 |
|
AUD |
Australische dollar |
1,5777 |
|
CAD |
Canadese dollar |
1,4799 |
|
HKD |
Hongkongse dollar |
8,6436 |
|
NZD |
Nieuw-Zeelandse dollar |
1,7332 |
|
SGD |
Singaporese dollar |
1,5916 |
|
KRW |
Zuid-Koreaanse won |
1 314,36 |
|
ZAR |
Zuid-Afrikaanse rand |
15,4495 |
|
CNY |
Chinese yuan renminbi |
7,0901 |
|
HRK |
Kroatische kuna |
7,6400 |
|
IDR |
Indonesische roepia |
16 360,31 |
|
MYR |
Maleisische ringgit |
4,9148 |
|
PHP |
Filipijnse peso |
52,147 |
|
RUB |
Russische roebel |
73,0745 |
|
THB |
Thaise baht |
40,630 |
|
BRL |
Braziliaanse real |
4,4023 |
|
MXN |
Mexicaanse peso |
18,8045 |
|
INR |
Indiase roepie |
73,0661 |
(1) Rentevoet die is toegepast op de laatst uitgevoerde transactie voor de opgegeven dag. In geval van een tender met variabele rente, verwijst deze rentevoet naar de marginale interestvoet.
(2) Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.
|
2.10.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 324/6 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 1 oktober 2015
inzake de kennisgeving aan een derde land van de mogelijkheid dat het wordt aangemerkt als derde land dat niet meewerkt bij de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij
(2015/C 324/07)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (1), en met name artikel 32,
Overwegende hetgeen volgt:
1. INLEIDING
|
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1005/2008 (de IOO-verordening) is een Uniesysteem vastgesteld om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij) te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen. |
|
(2) |
Hoofdstuk VI van de IOO-verordening heeft betrekking op de identificatie van niet-meewerkende derde landen, de stappen met betrekking tot die landen, de vaststelling van een lijst van die landen, de schrapping van landen van die lijst, de bekendmaking van die lijst en noodmaatregelen. |
|
(3) |
Krachtens artikel 32 van de IOO-verordening moet de Commissie derde landen in kennis stellen van de mogelijkheid dat zij als niet-meewerkend derde land worden aangemerkt (ook „geïdentificeerd” genoemd). Die kennisgeving is voorlopig. Zij moet worden gebaseerd op de criteria die zijn vastgesteld in artikel 31 van de IOO-verordening. Voorts moet de Commissie alle in artikel 32 van die verordening vastgestelde stappen nemen ten aanzien van de betrokken derde landen. Met name moet de Commissie in de kennisgeving melding maken van de essentiële feiten en overwegingen die aan die aanmerking ten grondslag liggen en van de gelegenheid die aan die landen wordt geboden om te antwoorden en bewijsmateriaal voor te leggen dat de argumenten voor de aanmerking weerlegt of, indien van toepassing, een actieplan om de situatie te verbeteren en de maatregelen die worden genomen om de situatie recht te zetten. De Commissie moet de in kennis gestelde derde landen voldoende tijd geven om op de kennisgeving te antwoorden, alsmede een redelijke termijn om de situatie te verhelpen. |
|
(4) |
Krachtens artikel 31 van de IOO-verordening moet de Commissie derde landen identificeren die naar haar mening niet meewerken bij de bestrijding van IOO-visserij. Een derde land moet als niet-meewerkend worden aangemerkt indien het zich niet kwijt van de taken die het krachtens internationaal recht als vlaggen-, haven-, kust- of marktstaat moet vervullen om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen. |
|
(5) |
Om derde landen als niet-meewerkend aan te merken, moet worden uitgegaan van de beoordeling van alle in artikel 31, lid 2, van de IOO-verordening bedoelde informatie. |
|
(6) |
Overeenkomstig artikel 33 van de IOO-verordening moet de Raad een lijst van niet-meewerkende derde landen opstellen. Op die landen zijn onder meer de in artikel 38 van de IOO-verordening vastgestelde maatregelen van toepassing. |
|
(7) |
Het begrip verantwoordelijkheid van de vlaggenstaat en van de kuststaat is in het internationale visserijrecht gestaag versterkt en wordt vandaag beschouwd als een „zorgvuldigheidsplicht”, wat inhoudt dat de staat verplicht is zijn uiterste best te doen om IOO-visserij te voorkomen - onder meer door bestuursrechtelijke en handhavingsmaatregelen vast te stellen die ervoor moeten zorgen dat noch de onder zijn vlag varende vissersvaartuigen, noch zijn onderdanen, noch de vissersvaartuigen die actief zijn in zijn wateren, betrokken zijn bij activiteiten die een inbreuk vormen op de geldende maatregelen voor de instandhouding en het beheer van biologische rijkdommen van de zee - en dat die staat, in geval van een inbreuk, verplicht is met andere staten samen te werken en te overleggen teneinde de zaak te onderzoeken en zo nodig sancties op te leggen die zwaar genoeg zijn om het begaan van inbreuken te ontraden en om overtreders de uit hun illegale activiteiten voortvloeiende voordelen te ontnemen. |
|
(8) |
Op grond van artikel 20, lid 1, van de IOO-verordening kunnen vangstcertificaten die zijn gevalideerd door derde landen die vlaggenstaat zijn, slechts worden aanvaard indien die derde landen aan de Commissie hebben gemeld welke regelingen zij hebben ingesteld voor de tenuitvoerlegging van, de controle inzake en de handhaving van de door zijn vissersvaartuigen na te leven wet- en regelgeving en instandhoudings- en beheersmaatregelen. |
|
(9) |
Overeenkomstig artikel 20, lid 4, van de IOO-verordening moet de Commissie administratief met derde landen samenwerken op gebieden in verband met de uitvoering van die verordening. |
2. PROCEDURE TEN AANZIEN VAN DE UNIE DER COMOREN
|
(10) |
De Unie der Comoren (hierna „de Comoren” genoemd) heeft bij de Commissie geen kennisgeving als vlaggenstaat op grond van artikel 20 van de IOO-verordening ingediend. |
|
(11) |
Van 4 tot en met 8 mei 2014 heeft de Commissie met de steun van de delegatie van de Europese Unie voor de Republiek Mauritius, de Unie der Comoren en de Republiek der Seychellen een dienstbezoek aan de Comoren afgelegd in het kader van de in artikel 20, lid 4, van de IOO-verordening bedoelde administratieve samenwerking. |
|
(12) |
Doel van het dienstbezoek was informatie te verifiëren over enerzijds de regelingen van de Comoren voor de tenuitvoerlegging van, de controle inzake en de handhaving van door de vaartuigen van dit land in acht te nemen wet- en regelgeving en instandhouding- en beheersmaatregelen, en anderzijds de maatregelen die de Comoren hebben genomen om hun verplichtingen in de strijd tegen de IOO-visserij na te komen. |
|
(13) |
Het eindverslag van het bezoek is op 3 juni 2015 aan de Comoren toegezonden. De Commissie heeft tijdens haar bezoek geconstateerd dat er weinig of geen vooruitgang was geboekt ten aanzien van de kritieke zwakke punten die de Comorese autoriteiten in oktober 2011 (2) beloofd hadden aan te pakken. |
|
(14) |
De Comoren hebben geen opmerkingen bij het eindverslag ingediend. |
|
(15) |
De Comoren zijn lid van de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan (IOTC) en van de Visserijcommissie voor het zuidwestelijke deel van de Indische Oceaan (SWIOFC). De Comoren hebben het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 1982 (UNCLOS) geratificeerd. |
|
(16) |
De Europese Unie en de Unie der Comoren hebben een partnerschapsovereenkomst inzake visserij (3) ondertekend, die momenteel nog steeds geldig is. |
|
(17) |
Om te beoordelen of de Comoren hun internationale verplichtingen als vlaggen-, haven-, kust- of marktstaat naleven die zijn opgenomen in de in overweging 15 bedoelde internationale overeenkomsten en zijn vastgesteld door de in die overweging genoemde betrokken regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s), heeft de Commissie alle informatie die zij hiertoe nodig achtte, verzameld en geanalyseerd. Het huidige nationale rechtskader voor het visserijbeheer door de Comoren bestaat uit de visserij- en aquacultuurwetgeving die is vastgesteld bij wet nr. 07-011/AU van 29 augustus 2007 en een corpus aan ministeriële besluiten. |
|
(18) |
De Commissie heeft ook gebruikgemaakt van beschikbare gegevens die door de desbetreffende ROVB’s zijn gepubliceerd, en van publiek beschikbare informatie. |
3. MOGELIJKE IDENTIFICATIE VAN DE UNIE DER COMOREN ALS NIET-MEEWERKEND DERDE LAND
|
(19) |
De Commissie heeft overeenkomstig artikel 31, lid 3, van de IOO-verordening de taken van de Comoren als vlaggen-, haven-, kust- of marktstaat geanalyseerd. Bij die beoordeling heeft de Commissie rekening gehouden met de criteria die zijn opgenomen in artikel 31, leden 4 tot en met 7, van de IOO-verordening. |
3.1. Herhaalde IOO-visserij en IOO-handelsstromen en in dat verband genomen maatregelen (artikel 31, lid 4, van de IOO-verordening)
|
(20) |
Uit openbaar beschikbare informatie, door de Commissie verzamelde informatie en informatie van de Comorese autoriteiten maakt de Commissie op dat in de periode 2010 tot 2015 een 20-tal Comorese vissersvaartuigen aantoonbaar betrokken waren bij IOO-activiteiten. |
|
(21) |
De Commissie heeft geconstateerd dat ongeveer 20 Comorese vaartuigen buiten de exclusieve economische zone (EEZ) van de Comoren actief waren zonder toestemming van de Comorese autoriteiten. Deze situatie staat haaks op de aanbevelingen van punt 45 van het internationale actieplan om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (IAP-IOO (4)) en op punt 8.2.2 van de gedragscode van de FAO waarin staat dat vlaggenstaten moeten garanderen dat alle vaartuigen die het recht hebben hun vlag te voeren en die buiten hun wateren actief zijn, over een geldige toelating beschikken. Deze situatie druist bovendien in tegen de aanbevelingen van de punten 29 en 30 van de vrijwillige FAO-richtsnoeren over de prestaties van de vlaggenstaat (5). |
|
(22) |
Uit openbaar beschikbare informatie is ook gebleken dat twee Comorese vaartuigen in 2014 voor de West-Afrikaanse kust een overlading op zee hebben uitgevoerd (6). Deze verrichtingen hebben plaatsgevonden zonder toestemming van de Comorese autoriteiten. Het gebrek aan controle door de Comoren druist in tegen punt 49 van het IOO-IAP, waarin is vastgesteld dat vlaggenstaten ervoor moeten zorgen dat al hun bij overladingen betrokken vaartuigen daartoe vooraf toestemming van de vlaggenstaat krijgen en verslag uitbrengen bij de nationale autoriteiten. |
|
(23) |
Bovendien hebben de Comorese autoriteiten erkend dat voor de Comorese vaartuigen die buiten de Comorese EEZ actief zijn, geen enkele maatregel voor toezicht, controle of bewaking geldt. Ze geven hun geografische positie niet op bij het Comorese visserijcontrolecentrum en melden geen enkele andere informatie (zoals vangstgegevens of informatie over aanlandingen of overladingen) bij de Comorese autoriteiten. Door deze tekortkomingen overtreden de Comoren artikel 94, leden 1 en 2, van UNCLOS, op grond waarvan elke staat effectieve jurisdictie en controle moet uitoefenen ten aanzien van de vaartuigen die zijn vlag voeren. Tevens is deze situatie in strijd met de aanbeveling van punt 24 van het IOO-IAP, waar de verplichting is vastgesteld om alomvattende en doeltreffende controle uit te oefenen op de visserijactiviteiten en met punt 35 van het IOO-IAP, waar is bepaald dat een vlaggenstaat, alvorens een vaartuig te registreren, moet waarborgen dat hij zijn verantwoordelijkheid ter harte kan nemen om ervoor te zorgen dat dat vaartuig geen IOO-visserij bedrijft. Ook worden de punten 31, 32 en 33 van de vrijwillige FAO-richtsnoeren over de prestaties van de vlaggenstaat met de voeten getreden, waarin staat dat de vlaggenstaten de controleregelingen ten aanzien van hun vaartuigen moeten toepassen en dat ze moeten beschikken over een handhavingsregeling om, onder meer, inbreuken op de geldende wet- en regelgeving en de geldende internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen op te sporen en handhavingsmaatregelen te nemen. Ten slotte is het waarschijnlijk dat deze vaartuigen door deze tekortkomingen illegale activiteiten verrichten en dat hun vangsten niet worden gemeld. |
|
(24) |
Uit de verklaringen van de Comorese autoriteiten maakt de Commissie op dat de lijst van vaartuigen die de vlag van de Comoren voeren, niet geconsolideerd is. De autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de visserij, beschikken niet over specifieke informatie over Comorese vaartuigen die buiten de Comorese EEZ actief zijn en de autoriteiten die over de registratie van vaartuigen gaan, beschikken slechts over gedeeltelijke informatie over de status van het Comorese register. In strijd met de aanbevelingen in punt 40 van het IAP-IOO en in punt 19 van de vrijwillige FAO-richtsnoeren over de prestaties van de vlaggenstaat is er onvoldoende samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de autoriteiten die instaan voor de registratie van vaartuigen en de autoriteiten die over de visserij gaan. Door deze tekortkoming overtreden de Comoren eveneens artikel 94, lid 2, onder b), van UNCLOS. Ook volgen ze de aanbeveling van punt 42 van het IAP-IOO niet, waarin is bepaald dat elke staat een vaartuigregister moet bijhouden, waarin de identificatiegegevens van de vaartuigen die zijn vlag voeren, zijn opgenomen. |
|
(25) |
Het in overweging 24 beschreven gebrek aan interne samenwerking is in strijd met de verbintenis die de Comorese autoriteiten in oktober 2011 ten aanzien van de Europese Unie zijn aangegaan om een nauwere samenwerking op te bouwen tussen de autoriteiten die instaan voor de registratie van vaartuigen en de autoriteiten die over de visserij gaan (7). |
|
(26) |
Door het gebrek aan samenwerking tussen de autoriteiten die instaan voor de registratie van vaartuigen en de autoriteiten die over de visserij gaan, wordt het toezicht van de Comoren op de omvang en de capaciteit van de vloot bemoeilijkt en kunnen illegale marktdeelnemers ongemerkt onder de Comorese vlag vissen. |
|
(27) |
De Commissie heeft vastgesteld dat het gebrek aan samenwerking tussen de autoriteiten die instaan voor de registratie van vaartuigen en de autoriteiten die over de visserij gaan, nog verder in de hand wordt gewerkt doordat bij het registratieproces particuliere offshorebedrijven betrokken zijn, die verantwoordelijk zijn voor het rekruteren van vaartuigen voor registratie en die tijdelijke registratiecertificaten kunnen toekennen. |
|
(28) |
Daarnaast raadplegen de autoriteiten die instaan voor de registratie, de door de ROVB’s vastgestelde IOO-vaartuigenlijst niet alvorens een vaartuig te registreren dat voornemens is om activiteiten te verrichten buiten de Comorese EEZ. Dat is in strijd met punt 36 van het IAP-IOO, waarin is bepaald dat vlaggenstaten vaartuigen met een voorgeschiedenis van niet-naleving niet onder hun vlag mogen laten varen. Deze situatie laat ook vermoeden dat degelijke registratieprocedures nog moeten worden ontwikkeld en dat het risico op IOO-visserijactiviteiten bij de Comorese vloot hoog is. |
|
(29) |
Op basis van de informatie die is verzameld tijdens het dienstbezoek aan de Comoren in mei 2015, heeft de Commissie voorts ook vastgesteld dat drie Comorese vaartuigen toestemming hebben gekregen om in Comorese wateren te vissen zonder te beschikken over een satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen (VMS) of zonder een waarnemer aan boord. Deze situatie druist in tegen artikel 94, leden 1 en 2, van UNCLOS. Ook is ze in strijd met punt 24 van het IAP-IOO. Bovendien hebben deze vaartuigen de hoeveelheden vis aan boord niet binnen de voorgeschreven termijn vóór de aanlanding op de Comoren meegedeeld aan de Comorese autoriteiten. Dit is in strijd met punt 55 van het IAP-IOO, waar is bepaald dat staten die een vaartuig toegang tot de haven willen verschaffen, moeten eisen dat dat vaartuig vooraf binnen een redelijke termijn onder andere het binnenvaren in de haven meldt, alsook details over zijn visreis en de hoeveelheden vis aan boord; dit om na te gaan of het vaartuig betrokken is geweest bij IOO-visserij of dergelijke visserij heeft ondersteund. Hierdoor kan voor producten die van deze vaartuigen afkomstig zijn, geen garantie worden gegeven dat zij niet van IOO-visserij afkomstig zijn. |
|
(30) |
Op grond van artikel 31, lid 4, onder b), van de IOO-verordening heeft de Commissie ook de maatregelen onderzocht die de Comoren hebben genomen met betrekking tot de toegang van IOO-visserijproducten tot zijn markt. |
|
(31) |
Gezien de situatie die is beschreven in overwegingen 22, 23 en 25, wordt de traceerbaarheid van vis en visproducten verhinderd door het gebrek aan toezicht, controle en bewaking, door de status van het Comorese register en door het gebrek aan samenwerking tussen de autoriteiten die instaan voor de registratie van vaartuigen en de autoriteiten die over de visserij gaan. |
|
(32) |
Volgens de informatie van de Comorese autoriteiten hebben de Comorese vaartuigen die toestemming hadden om in de EEZ van de Comoren te vissen, logboeken gebruikt die door economische operatoren zijn opgesteld in Sri Lankaanse talen. De Comorese visserijinspecteurs begrijpen deze talen niet. Volgens de informatie die is verzameld tijdens het dienstbezoek aan de Comoren in mei 2015, waren de Comorese autoriteiten nog niet klaar met de ontwikkeling van hun logboekmodel. Wanneer gebruik wordt gemaakt van logboeken die zijn opgesteld in een taal die de Comorese visserijinspecteurs niet begrijpen, kan de traceerbaarheid niet worden gegarandeerd. Deze situatie belemmert ook de transparantie en is in strijd met punt 24 van het IOO-IAP en met punt 33 van de vrijwillige FAO-richtsnoeren over de prestaties van de vlaggenstaat, waar de verplichting is vastgesteld om alomvattende en doeltreffende controle uit te oefenen op de visserijactiviteiten vanaf het begin van die visserij, via de plaats van aanlanding, tot de eindbestemming. Dit is ook niet in overeenstemming met punt 71 van het IOO-IAP, waarin is bepaald dat staten stappen moeten ondernemen om de transparantie van hun markten te verbeteren teneinde de traceerbaarheid van vis of visproducten mogelijk te maken. |
|
(33) |
Zoals hierboven in overweging 23 reeds is aangegeven, geldt voor de Comorese vaartuigen die buiten de Comorese EEZ actief zijn, geen enkele vorm van controle door de Comorese autoriteiten. Deze vaartuigen hebben geen logboeken die voor de Comorese autoriteiten zijn bedoeld, en geven de Comorese autoriteiten geen informatie door betreffende hun visserijactiviteiten, aanlandingen en overladingen. Aangezien hierdoor de traceerbaarheid van vis of visproducten die van deze vaartuigen afkomstig zijn, niet kan worden gegarandeerd, is deze situatie in strijd met artikel 94 van UNCLOS, met de aanbevelingen van de punten 24 en 35 van het IOO-IAP en met punt 33 van de vrijwillige FAO-richtsnoeren over de prestaties van de vlaggenstaat. |
|
(34) |
In de punten 11.2 en 11.3 van de gedragscode van de FAO wordt gesteld dat de internationale handel in vis en visserijproducten de duurzame ontwikkeling van de visserij niet in het gedrang mag brengen en gebaseerd moet zijn op transparante maatregelen en eenvoudige en bevattelijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen. Voorts staat in punt 11.1.11 van de gedragscode van de FAO dat staten door een betere identificatie van de oorsprong van de verhandelde vis en visserijproducten moeten garanderen dat de internationale en de binnenlandse handel in vis en visserijproducten in overeenstemming is met deugdelijke instandhoudings- en beheerspraktijken. Verder bevat het IAP-IOO richtsnoeren inzake internationaal overeengekomen marktgerelateerde maatregelen (punten 65 tot en met 76) die bijdragen tot het verminderen of uitbannen van de handel in vis en visserijproducten die afkomstig zijn van IOO-visserij. |
|
(35) |
Uit de door de Commissie verzamelde informatie en uit de verklaringen van de Comorese autoriteiten blijkt dat momenteel in de Comoren verwerkingsvoorzieningen worden ontwikkeld, maar dat nog degelijke traceerbaarheids- en certificeringsregelingen moeten worden vastgesteld. Door deze situatie neemt het risico toe dat van IOO-visserij afkomstige producten door de Comoren worden verwerkt en verhandeld. |
|
(36) |
Gezien de in dit deel van het besluit beschreven situatie, alle door de Commissie verzamelde feitelijke elementen en de door de Comoren afgelegde verklaringen, kan op grond van artikel 31, lid 3, en lid 4, onder a) en b), van de IOO-verordening worden gesteld dat de Comoren zich niet hebben gekweten van de taken die het land krachtens internationaal recht als vlaggen-, haven-, kust- en marktstaat dient te vervullen ten aanzien van IOO-vaartuigen en IOO-visserij die wordt bedreven of ondersteund door vaartuigen die zijn vlag voeren of door zijn onderdanen, en dat de Comoren niet hebben verhinderd dat van IOO-visserij afkomstige visserijproducten toegang vonden op zijn markt. |
3.2. Niet-naleving van de verplichting tot samenwerking en handhaving (artikel 31, lid 5, van de IOO-verordening)
|
(37) |
Overeenkomstig artikel 31, lid 5, onder a), heeft de Commissie onderzocht of de Comoren doeltreffend met haar hebben samengewerkt door te antwoorden op vragen over IOO-visserij en daarmee verband houdende activiteiten, door bevindingen daarover mee te delen of door kwesties in verband daarmee te onderzoeken. |
|
(38) |
Hoewel de Comorese visserijautoriteiten tijdens het dienstbezoek over het algemeen hun medewerking hebben verleend, hebben zij in het kader van de follow-up niet geantwoord op de verzoeken om informatie. De Commissie heeft vastgesteld dat het gebrek aan samenwerking nog verder in de hand wordt gewerkt door de status van het Comorese register en het gebrek aan samenwerking tussen de autoriteiten die instaan voor de registratie van vaartuigen en de autoriteiten die over de visserij gaan, als bepaald in deel 3.1. |
|
(39) |
Zoals hierboven in overweging 25 reeds is aangegeven, had het gebrek aan samenwerking tussen de autoriteiten die instaan voor de registratie van vaartuigen en de autoriteiten die over de visserij gaan, moeten worden aangepakt overeenkomstig de in oktober 2011 door de Comoren aangegane verbintenis om een nauwere samenwerking op te bouwen tussen deze autoriteiten (8). Als vastgesteld in deel 3.1 is in verband met deze kritieke tekortkoming weinig of geen vooruitgang geboekt en hebben de Comoren hun verbintenis niet nageleefd. |
|
(40) |
De Comorese autoriteiten hebben de Commissie tijdens haar bezoek in mei 2015 meegedeeld dat zij de zeevaartwet, die nog moest worden bekrachtigd, nog niet ter beschikking konden stellen. Tot dusverre is de Commissie niet in kennis gesteld van de bekrachtiging van de wet of heeft zij er geen kopie van ontvangen. |
|
(41) |
Daarnaast werd de Comorese autoriteiten verzocht de Commissie een lijst te verstrekken van de Comorese vissersvaartuigen en bij visserij betrokken vaartuigen. De Commissie heeft deze lijst nog niet ontvangen. |
|
(42) |
In het kader van de algemene beoordeling van de vraag of de Comoren zich hebben gekweten van hun taken als vlaggenstaat, heeft de Commissie tevens onderzocht of de Comoren met andere staten samenwerken in de strijd tegen IOO-visserij. |
|
(43) |
De Commissie heeft vastgesteld dat de Comoren weliswaar samenwerken met landen in de regio van de Indische Oceaan, maar niet met derde landen buiten het gebied waar de Comorese vaartuigen actief zijn. Zoals reeds gesteld in overweging 24, kan dit gebrek aan samenwerking te wijten zijn aan het feit dat de Comorese autoriteiten weinig of geen informatie hebben over de betrokken vaartuigen. Deze situatie, die de bevindingen van deel 3.1 bevestigt, druist in tegen de aanbeveling van punt 28 van het IAP-IOO, waarin is gesteld dat staten hun activiteiten op elkaar moeten afstemmen en dat ze moeten samenwerken bij de bestrijding van IOO-visserij. Ook is ze in strijd met punt 31 van het IAP-IOO, waarin is vastgesteld dat vlaggenstaten moeten overwegen overeenkomsten of regelingen te sluiten met andere staten en anderszins samen te werken met het oog op de handhaving van het toepasselijke recht en instandhoudings- en beheersmaatregelen of bepalingen die op nationaal, regionaal of mondiaal niveau zijn aangenomen. |
|
(44) |
Overeenkomstig artikel 31, lid 5, onder b), van de IOO-verordening heeft de Commissie een analyse gemaakt van de handhavingsmaatregelen die op de Comoren van kracht zijn om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen. |
|
(45) |
De Commissie heeft vastgesteld dat de Comorese autoriteiten geen melding hadden gemaakt van acties ten aanzien van de in overweging 23 genoemde vaartuigen die activiteiten hebben verricht waarbij in 2014 voor de West-Afrikaanse kust een overlading op zee is uitgevoerd. |
|
(46) |
Betreffende de in de overwegingen 21 en 23 vastgestelde informatie en gezien de verklaringen van de Comoren heeft de Commissie geconstateerd dat de Comorese autoriteiten er zich van bewust waren dat vaartuigen die onder de vlag van de Comoren voeren, de Comorese wetgeving en vereisten hebben overtreden door buiten de Comorese EEZ te vissen en door aan te landen in West-Afrika en Azië. De Commissie heeft evenwel geconstateerd dat de Comorese autoriteiten geen handhavingsmaatregelen hebben genomen ten aanzien van deze vaartuigen. |
|
(47) |
Tevens heeft de Commissie tijdens haar bezoek in mei 2015 vastgesteld dat het grootste deel van de Comorese vloot geen VMS-gegevens naar de Comorese autoriteiten doorstuurt. Deze situatie toont duidelijk aan dat de autoriteiten geen toezicht op de activiteiten van de Comorese vaartuigen kunnen uitoefenen, en ondermijnt de capaciteit van de autoriteiten om de voorschriften voor de betrokken zeegebieden doeltreffend te handhaven. Op deze manier worden, in combinatie met het gebrek aan interne samenwerking en samenwerking met derde landen, de ideale omstandigheden gecreëerd voor de ontwikkeling van IOO-visserijactiviteiten. |
|
(48) |
De in de overwegingen 45 tot en met 47 beschreven situatie is in strijd met artikel 94 van UNCLOS. Ook strookt ze niet met de aanbevelingen om handhavingsmaatregelen te nemen tegen IOO-visserij en voldoende strenge sancties te treffen tegen dergelijke activiteiten om IOO-visserij doeltreffend te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen en om overtreders de uit hun illegale activiteiten voortvloeiende voordelen te ontnemen, zoals is vastgesteld in punt 8.2.7 van de gedragscode van de FAO, punt 21 van het IAP-IOO en de punten 31 tot en met 33, 35 en 38 van de vrijwillige FAO-richtsnoeren over de prestaties van de vlaggenstaat. |
|
(49) |
Wat het Comorese rechtskader voor visserij betreft, hebben de Comorese autoriteiten tijdens het bezoek van de Commissie in mei 2015 erkend dat verdere uitvoeringsteksten bij de visserij- en aquacultuurwet moeten worden vastgesteld met het oog op coherentie tussen enerzijds het nationale recht en anderzijds de geldende internationale en regionale voorschriften. |
|
(50) |
Bovendien omvat de definitie van vissersvaartuigen in de Comorese visserij- en aquacultuurwet geen vaartuigen die visserijgerelatereerde activiteiten verrichten. Voorts bestrijkt het Comorese rechtskader weliswaar ernstige inbreuken als omschreven in het internationale recht, maar omvat het geen expliciete omschrijving van IOO-visserij en voorziet het niet uitdrukkelijk in handhavingsmaatregelen en sancties voor onderdanen die IOO-visserij ondersteunen of bedrijven als bepaald in punt 18 van het IAP-IOO. Wat de sanctieregeling betreft, dient te worden opgemerkt dat de boeten in het kader van industriële visserij gebaseerd zijn op de vergoeding voor de vergunningen. De categorieën visvergunningen die in het Comorese recht zijn opgenomen, hebben echter uitsluitend betrekking op tonijn. Bijgevolg zijn er geen boeten voor overtredingen door de industriële vloot die op demersale en pelagische soorten vist, aangezien voor de desbetreffende visvergunningen geen vergoeding is bepaald. Dit verlaagt de afschrikkende werking van de Comorese sanctieregeling. |
|
(51) |
Voorts hebben de Comoren geen nationaal inspectieplan om een coherent beleid inzake de controle op de activiteiten van de Comorese vloot te waarborgen. Gezien de omvang van de Comorese vloot en de verwachte groei (9) beschikken de Comoren niet over voldoende waarnemers. |
|
(52) |
De Comoren scoren slecht op de index voor menselijke ontwikkeling van de Verenigde Naties (UNHDI) en namen in 2013 (10) volgens die index de 159e plaats in een lijst van 187 landen in. In bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1905/2006 van het Europees Parlement en de Raad (11) worden de Comoren bij de categorie minst ontwikkelde landen ingedeeld, overeenkomstig de lijst van 1 januari 2015 met ontvangers van officiële ontwikkelingshulp, opgesteld door de Commissie voor Ontwikkelingsbijstand van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) (12). |
|
(53) |
Onverminderd de analyse in overweging 52 blijkt uit de gegevens die zijn verzameld naar aanleiding van het bezoek van de Commissie in mei 2015, niet dat de Comoren over onvoldoende financiële middelen beschikken. Wel ontbreekt het de Comoren aan het juiste administratieve kader dat nodig is om zijn taken als vlaggen-, kust-, haven- en marktstaat doeltreffend en doelmatig te vervullen. |
|
(54) |
Gezien de in dit deel van het besluit beschreven situatie, alle door de Commissie verzamelde feitelijke gegevens en alle door de Comoren afgelegde verklaringen, kan op grond van artikel 31, leden 3 en 5, van de IOO-verordening worden gesteld dat de Comoren zich niet hebben gekweten van de taken die het land krachtens internationaal recht dient te vervullen op het gebied van samenwerking en handhaving. |
3.3. Niet-naleving van de verplichting tot tenuitvoerlegging van internationale regelgeving (artikel 31, lid 6, van de IOO-verordening)
|
(55) |
De Comoren hebben in 1994 UNCLOS geratificeerd en zijn verdragsluitende partij bij de IOTC en SWIOFC. |
|
(56) |
Op grond van artikel 31, lid 6, onder b), heeft de Commissie alle informatie onderzocht met betrekking tot de status van de Comoren als verdragsluitende partij bij IOTC en SWIOFC. |
|
(57) |
Volgens informatie over de Comoren uit het nalevingsverslag van de IOTC van 23 maart 2015 (13) zijn in 2014 verscheidene herhaalde nalevingskwesties geconstateerd. Met name hebben de Comoren geen gegevens ingediend over nominale vangsten van haaien, als vereist in IOTC-resolutie 05/05, over vangst en inspanning betreffende haaien, als vereist in IOTC-resolutie 05/05, over grootteverdeling bij haaien, als vereist in IOTC-resolutie 05/05, over vangst en inspanning betreffende ringzegenvaartuigen die actief zijn in de Comorese EEZ, als vereist in IOTC-resolutie 10/02 en hebben zij de waarnemersregeling voor artisanaal steekproefonderzoek niet nageleefd, als vereist in IOTC-resolutie 11/04. |
|
(58) |
Daarnaast werden ook niet-herhaalde nalevingskwesties geconstateerd. De Comoren hebben geen gegevens ingediend over nominale vangsten voor de kustvisserij, als vereist in IOTC-resolutie 10/02, over vangst en inspanning betreffende de kustvisserij, als vereist in IOTC-resolutie 10/02 en over grootteverdeling bij de kustvisserij, als vereist in IOTC-resolutie 10/02. |
|
(59) |
Het gebrek aan naleving van de IOTC-regels door de Comoren toont aan dat het land zijn verplichtingen als vlaggenstaat, als vastgesteld in artikel 94 van UNCLOS, niet naleeft. Ook blijkt daardoor dat de Comoren zich niet houden aan de aanbevelingen van de punten 31 tot en met 33, 35 en 38 van de vrijwillige FAO-richtsnoeren over de prestaties van de vlaggenstaat en van punt 24 van het IAP-IOO. |
|
(60) |
Met uitzondering van IOTC en SWIOFC zijn de Comoren geen verdragsluitende partij bij andere ROVB’s. Dit ondermijnt de Comorese inspanningen om te voldoen aan de verplichtingen in het kader van UNCLOS, met name de artikelen 117 en 118, gezien de structuur van de Comorese vloot, die niet uitsluitend in de regio van de Indische Oceaan actief is. |
|
(61) |
Bovendien hebben de Comoren, op UNCLOS na, geen internationale rechtsinstrumenten op het gebied van visserijbeheer geratificeerd. Gezien het belang van grensoverschrijdende en over grote afstanden trekkende visbestanden voor de Comoren, ondermijnt deze bevinding de inspanningen van de Comoren om hun taken als vlaggen-, kust-, haven- en marktstaat in het kader van UNCLOS, met name de artikelen 63 en 64, te vervullen. |
|
(62) |
Terwijl in de Comoren haveninfrastructuur voor visserijactiviteiten wordt uitgebouwd, heeft het land de FAO-overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen 2009 niet geratificeerd. |
|
(63) |
De prestaties van de Comoren bij de tenuitvoerlegging van internationale instrumenten stroken niet met de aanbevelingen in punt 11 van het IAP-IOO, waarin staten wordt aangeraden om, met voorrang, de overeenkomst van de Verenigde Naties over de toepassing van de bepalingen van UNCLOS die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van grensoverschrijdende en over grote afstanden trekkende visbestanden (UNFSA) en de FAO-nalevingsovereenkomst te ratificeren, te aanvaarden of ertoe toe te treden. Ook zijn ze in strijd met punt 14, waarin staat dat de staten de gedragscode en de bijbehorende internationale actieplannen volledig en doeltreffend ten uitvoer moeten leggen. |
|
(64) |
In strijd met de aanbevelingen in de punten 25, 26 en 27 van het IOO-IAP hebben de Comoren geen nationaal actieplan tegen IOO-visserij ontwikkeld. |
|
(65) |
Als reeds vermeld in overweging 27, heeft de Commissie tijdens haar bezoek vastgesteld dat het beheer van het Comorese register gedeeltelijk is gedelegeerd aan een particulier bedrijf dat buiten de Comoren is gevestigd. Op basis van door de Commissie verzamelde informatie en door de Comoren afgelegde verklaringen kon worden geconstateerd dat de Comoren er niet voor hebben gezorgd dat onder hun vlag varende vaartuigen een echte band met het land hebben. Dit is in strijd met artikel 91 van UNCLOS, waarin is vastgesteld dat er tussen de vlaggenstaat en zijn vaartuigen een echte band moet bestaan. |
|
(66) |
Gezien de in dit deel van het besluit beschreven situatie en op basis van alle door de Commissie verzamelde feitelijke gegevens en alle door het land afgelegde verklaringen, kan op grond van artikel 31, leden 3 en 6, van de IOO-verordening worden gesteld dat de Comoren zich niet hebben gekweten van de taken die het land krachtens internationaal recht dient te vervullen op het gebied van internationale voorschriften, regelingen en instandhoudings- en beheersmaatregelen. |
3.4. Specifieke beperkingen van ontwikkelingslanden (artikel 31, lid 7, van de IOO-verordening)
|
(67) |
De Comoren scoren slecht op de index voor menselijke ontwikkeling van de Verenigde Naties (UNHDI) met in 2013 een 159e plaats in een lijst van 187 landen (14). Volgens Verordening (EG) nr. 1905/2006 worden de Comoren bij de categorie minst ontwikkelde landen ingedeeld, overeenkomstig de lijst van 1 januari 2015 met ontvangers van officiële ontwikkelingshulp, opgesteld door de Commissie voor Ontwikkelingsbijstand van de OESO (15). |
|
(68) |
Hoewel in het algemeen specifieke capaciteitsbeperkingen kunnen bestaan op het gebied van toezicht, controle en bewaking, kunnen de specifieke beperkingen waarmee de Comoren door hun ontwikkelingsniveau te maken hebben, niet worden aangevoerd als reden voor de in de vorige delen geïdentificeerde tekortkomingen. Het gaat in het bijzonder om de status van het Comorese register en het ontbreken van controle, met name via VMS, van een deel van de Comorese vloot, terwijl de Comoren over een operationeel visserijcontrolecentrum beschikken en in staat zijn om toezicht uit te oefenen op de activiteiten die in hun EEZ worden verricht. |
|
(69) |
Blijkt dat de geconstateerde tekortkomingen in de eerste plaats voortvloeien uit een administratief kader dat ongepast is om de taken van de Comoren als vlaggen-, kust-, haven- en marktstaat doeltreffend en doelmatig te vervullen. Deze situatie wordt nog verder in de hand gewerkt door de onevenwichtige omvang van de Comorese vloot en het actiegebied ervan. |
|
(70) |
Ook moet worden opgemerkt dat de Europese Unie en de Unie der Comoren een partnerschapsovereenkomst inzake visserij hebben ondertekend (16). Overeenkomstig het huidige protocol (17) van deze overeenkomst omvat de financiële tegenprestatie die aan de Comoren wordt betaald, sectorale financiële steun. De sectorale financiële steun is bedoeld om duurzame visserijontwikkeling te bevorderen door de administratieve en wetenschappelijke capaciteit te versterken door de nadruk te leggen op duurzaam visserijbeheer, toezicht, controle en bewaking. Dit kan de Comoren helpen enerzijds zich te kwijten van de taken die het land krachtens internationaal recht dient te vervullen als vlaggen-, haven-, kust- en marktstaat, en anderzijds IOO-visserij te bestrijden. |
|
(71) |
Daarnaast krijgen de Comoren ook steun uit regionale initiatieven zoals het project SmartFish, dat wordt gefinancierd door de Europese Unie en uitgevoerd door de Commissie voor de Indische Oceaan (IOC) en dat onder meer gericht is op de bestrijding van IOO-visserij via het delen van middelen, informatie-uitwisseling, opleiding en de ontwikkeling van uitvoeringsplannen voor toezicht, controle en bewaking. |
|
(72) |
Gezien de in dit deel van het besluit beschreven situatie, alle door de Commissie verzamelde feitelijke gegevens en alle door de Comoren afgelegde verklaringen kan op grond van artikel 31, lid 7, van de IOO-verordening worden gesteld dat het ontwikkelingsniveau van de Comoren een remmende factor zou kunnen zijn voor de ontwikkelingsstatus en de algemene prestaties van het land op het gebied van visserijbeheer. Gezien de aard van de geconstateerde tekortkomingen kan het ontwikkelingsniveau van de Comoren evenwel niet worden aangevoerd als allesdekkende vergoelijking of rechtvaardiging voor de globale prestatie van de Comoren als vlaggen-, haven-, kust- of marktstaat op het gebied van visserij en voor de ontoereikendheid van de door de Comoren genomen maatregelen om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen. |
4. CONCLUSIE OVER DE MOGELIJKHEID TE WORDEN AANGEMERKT ALS NIET-MEEWERKEND DERDE LAND
|
(73) |
Gezien de hier getrokken conclusies over het feit dat de Comoren zich niet hebben gekweten van de taken die het land krachtens internationaal recht als vlaggen-, haven-, kust- of marktstaat dient te vervullen en geen maatregelen hebben genomen om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, moet aan dit land overeenkomstig artikel 32 van de IOO-verordening kennis worden gegeven van de mogelijkheid dat het door de Commissie wordt aangemerkt als derde land dat niet meewerkt aan de bestrijding van IOO-visserij. |
|
(74) |
Krachtens artikel 32, lid 1, van de IOO-verordening dient de Commissie de Comoren kennis te geven van de mogelijkheid dat het wordt aangemerkt als niet-meewerkend derde land. Tevens dient de Commissie ten aanzien van de Comoren alle in artikel 32 van de IOO-verordening opgenomen stappen te nemen. Met het oog op een deugdelijk beheer dient een termijn te worden vastgesteld waarbinnen de Comoren schriftelijk kunnen reageren op de kennisgeving en de situatie kunnen corrigeren. |
|
(75) |
De kennisgeving aan de Comoren van de mogelijkheid dat het als niet-meewerkend land wordt aangemerkt, sluit niet uit, en brengt evenmin automatisch met zich mee, dat de Commissie of de Raad vervolgens stappen onderneemt om dit land als niet-meewerkend land aan te merken en op de lijst van niet-meewerkende landen te plaatsen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Enig artikel
De Unie der Comoren wordt in kennis gesteld van de mogelijkheid dat het door de Commissie wordt aangemerkt als derde land dat niet meewerkt bij de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij.
Gedaan te Brussel, 1 oktober 2015.
Voor de Commissie
Karmenu VELLA
Lid van de Commissie
(1) PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1.
(2) Bron: http://ec.europa.eu/fisheries/news_and_events/press_releases/2011/20111031/index_en.htm.
(3) Verordening (EG) nr. 1563/2006 van de Raad van 5 oktober 2006 betreffende de sluiting van een Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Unie van de Comoren (PB L 290 van 20.10.2006, blz. 6).
(4) Internationaal actieplan om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties, 2001.
(5) Vrijwillige richtsnoeren over de prestaties van de vlaggenstaat, maart 2014: http://www.fao.org/3/a-mk052e.pdf
(6) Bron: Greenpeace, expeditie Esperanza West-Afrika 2014 (mei 2015): http://www.greenpeace.org/eastasia/publications/reports/oceans/2015/Africas-fisheries-paradise-at-a-crossroads/
(7) Zie voetnoot 2.
(8) Zie voetnoot 2.
(9) Bron: http://www.iotc.org/sites/default/files/documents/2015/03/IOTC-2015-CoC12-05_Add_1E_Collection_of_fleet_development_plans.pdf
(10) Bron: http://hdr.undp.org/en/content/table-1-human-development-index-and-its-components.
(11) Verordening (EG) nr. 1905/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (PB L 378 van 27.12.2006, blz. 41).
(12) Bron: http://www.oecd.org/dac/stats/documentupload/DAC%20List%20of%20ODA%20Recipients%202014%20final.pdf
(13) Bron: http://www.iotc.org/sites/default/files/documents/2015/04/IOTC-2015-CoC12-CR04E-Comoros.pdf
(14) Zie voetnoot 10.
(15) Zie voetnoot 12.
(16) Zie voetnoot 3.
(17) Besluit 2013/786/EU van de Raad van 16 december 2013 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van het tussen de Europese Unie en de Unie der Comoren overeengekomen Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de thans geldende partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen beide partijen (PB L 349 van 21.12.2013, blz. 4) en Protocol tussen de Europese Unie en de Unie der Comoren tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de thans geldende partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen beide partijen (PB L 349 van 21.12.2013, blz. 5).
|
2.10.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 324/15 |
Kennisgeving van de stopzetting van de stappen ten aanzien van een derde land dat op 26 november 2013 in kennis is gesteld van de mogelijkheid dat het als niet-meewerkend derde land wordt geïdentificeerd op grond van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen
(2015/C 324/08)
De Europese Commissie (de Commissie) heeft de stappen stopgezet die op 26 november 2013 in het kader van de bestrijding van IOO-visserij tegen de Republiek Ghana zijn gezet op grond van Besluit 2013/C 346/03 van de Commissie (1) inzake de kennisgeving aan derde landen van de mogelijkheid dat zij door de Commissie als niet-meewerkende derde landen worden geïdentificeerd op grond van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad (2) houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (de IOO-verordening).
1. Rechtskader
Krachtens artikel 32 van de IOO-verordening moet de Commissie derde landen in kennis stellen van de mogelijkheid dat zij als niet-meewerkend land worden geïdentificeerd. Die kennisgeving is voorlopig. De kennisgeving aan derde landen van de mogelijkheid dat zij als niet-meewerkend land worden geïdentificeerd, vindt plaats op grond van de in artikel 31 van de IOO-verordening vastgestelde criteria.
De Commissie moet alle in artikel 32 vastgestelde stappen ten aanzien van deze landen nemen. Met name moet zij in de kennisgeving melding maken van de essentiële feiten en overwegingen die ten grondslag liggen aan die identificatie en van de gelegenheid die aan die landen wordt geboden om een antwoord en andere relevante informatie te bezorgen, bijvoorbeeld bewijsmateriaal dat de identificatie weerlegt, of, indien van toepassing, een actieplan met het oog op verbetering en de maatregelen die zijn genomen om de situatie te verhelpen.
De Commissie moet de betrokken derde landen voldoende tijd geven om op de kennisgeving te antwoorden, alsmede een redelijke termijn om de situatie te verhelpen.
2. Procedure
Op 26 november 2013 heeft de Commissie de Republiek Ghana in kennis gesteld van de mogelijkheid dat zij zou worden geïdentificeerd als een derde land dat niet meewerkt bij de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij).
De Commissie heeft benadrukt dat de Republiek Ghana kon voorkomen als niet-meewerkend land te worden geïdentificeerd indien zij met de Commissie zou samenwerken op basis van een actieplan om de geconstateerde tekortkomingen te verhelpen.
De Commissie is met de Republiek Ghana een dialoog aangegaan. Dit land heeft mondeling en schriftelijk opmerkingen gemaakt die de Commissie in overweging heeft genomen en waarmee zij rekening heeft gehouden. De Commissie is doorgegaan met het verzamelen en verifiëren van alle gegevens die zij noodzakelijk achtte.
De Republiek Ghana heeft de maatregelen ingevoerd die nodig zijn om de vastgestelde IOO-activiteiten stop te zetten en dergelijke activiteiten in de toekomst te voorkomen en heeft handelen of nalaten gecorrigeerd dat aanleiding heeft gegeven tot de kennisgeving van de mogelijkheid te worden geïdentificeerd als een land dat niet meewerkt bij de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij.
3. Conclusie
In de gegeven omstandigheden besluit de Commissie, na onderzoek van de hierboven uiteengezette overwegingen, tot stopzetting van de stappen die op grond van artikel 32 van de IOO-verordening ten aanzien van de Republiek Ghana zijn gezet in verband met de taken die zij krachtens internationaal recht als vlaggen-, haven-, kust- of marktstaat dient te vervullen wat betreft de te ondernemen actie om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen. De Commissie heeft de betrokken bevoegde autoriteiten hiervan officieel in kennis gesteld.
De hierboven bedoelde stopzetting sluit niet uit dat de Commissie of de Raad in de toekomst verdere stappen zet wanneer uit feiten blijkt dat het land zich niet kwijt van de taken die het krachtens internationaal recht als vlaggen-, haven-, kust- of marktstaat dient te vervullen wat betreft de te ondernemen actie om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen.
(1) PB C 346 van 27.11.2013, blz. 26.
(2) PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1.
|
2.10.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 324/16 |
Kennisgeving van de stopzetting van de stappen ten aanzien van een derde land dat op 10 juni 2014 in kennis is gesteld van de mogelijkheid dat het als niet-meewerkend derde land wordt geïdentificeerd op grond van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen
(2015/C 324/09)
De Europese Commissie (de Commissie) heeft de stappen stopgezet die op 10 juni 2014 in het kader van de bestrijding van IOO-visserij tegen de Onafhankelijke Staat Papoea-Nieuw-Guinea (hierna „Papoea-Nieuw-Guinea” genoemd) zijn gezet op grond van Besluit 2014/C 185/02 van de Commissie (1) inzake de kennisgeving aan derde landen van de mogelijkheid dat zij door de Commissie als niet-meewerkende derde landen worden geïdentificeerd op grond van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad (2) houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (de IOO-verordening).
1. Rechtskader
Krachtens artikel 32 van de IOO-verordening moet de Commissie derde landen in kennis stellen van de mogelijkheid dat zij als niet-meewerkend land worden geïdentificeerd. Die kennisgeving is voorlopig. De kennisgeving aan derde landen van de mogelijkheid dat zij als niet-meewerkend land worden geïdentificeerd, vindt plaats op grond van de in artikel 31 van de IOO-verordening vastgestelde criteria.
De Commissie moet alle in artikel 32 vastgestelde stappen ten aanzien van deze landen nemen. Met name moet zij in de kennisgeving melding maken van de essentiële feiten en overwegingen die ten grondslag liggen aan die identificatie en van de gelegenheid die aan die landen wordt geboden om een antwoord en andere relevante informatie te bezorgen, bijvoorbeeld bewijsmateriaal dat de identificatie weerlegt, of, indien van toepassing, een actieplan met het oog op verbetering en de maatregelen die zijn genomen om de situatie te verhelpen.
De Commissie moet de betrokken derde landen voldoende tijd geven om op de kennisgeving te antwoorden, alsmede een redelijke termijn om de situatie te verhelpen.
2. Procedure
Op 10 juni 2014 heeft de Commissie Papoea-Nieuw-Guinea in kennis gesteld van de mogelijkheid dat het zou worden geïdentificeerd als derde land dat niet-meewerkt bij de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij).
De Commissie heeft benadrukt dat Papoea-Nieuw-Guinea kon voorkomen als niet-meewerkend land te worden geïdentificeerd indien het met de Commissie zou samenwerken op basis van een actieplan om de geconstateerde tekortkomingen te verhelpen.
De Commissie is met Papoea-Nieuw-Guinea een dialoog aangegaan. Dit land heeft mondeling en schriftelijk opmerkingen gemaakt die de Commissie in overweging heeft genomen en waarmee zij rekening heeft gehouden. De Commissie is doorgegaan met het verzamelen en verifiëren van alle gegevens die zij noodzakelijk achtte.
Papoea-Nieuw-Guinea heeft de maatregelen ingevoerd die nodig zijn om de betrokken IOO-activiteiten stop te zetten en dergelijke activiteiten in de toekomst te voorkomen en heeft handelen of nalaten gecorrigeerd dat aanleiding heeft gegeven tot de kennisgeving van de mogelijkheid te worden geïdentificeerd als land dat niet meewerkt bij de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij.
3. Conclusie
In de gegeven omstandigheden besluit de Commissie, na onderzoek van de hierboven uiteengezette overwegingen, tot stopzetting van de stappen die op grond van artikel 32 van de IOO-verordening ten aanzien van Papoea-Nieuw-Guinea zijn gezet in verband met de taken die het krachtens internationaal recht als vlaggen-, haven-, kust- of marktstaat dient te vervullen wat betreft de te ondernemen actie om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen. De Commissie heeft de betrokken bevoegde autoriteiten hiervan officieel in kennis gesteld.
De hierboven bedoelde stopzetting sluit niet uit dat de Commissie of de Raad in de toekomst verdere stappen zet wanneer uit feiten blijkt dat het land zich niet kwijt van de taken die het krachtens internationaal recht als vlaggen-, haven-, kust- of marktstaat dient te vervullen wat betreft de te ondernemen actie om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen.
(1) PB C 185 van 17.6.2014, blz. 2.
(2) PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1.
|
2.10.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 324/17 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 1 oktober 2015
inzake de kennisgeving aan een derde land van de mogelijkheid dat het wordt aangemerkt als derde land dat niet meewerkt bij de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij
(2015/C 324/10)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (1), en met name artikel 32,
Overwegende hetgeen volgt:
1. INLEIDING
|
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1005/2008 (de IOO-verordening) is een Uniesysteem vastgesteld om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij) te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen. |
|
(2) |
Hoofdstuk VI van de IOO-verordening heeft betrekking op de identificatie van niet-meewerkende derde landen, de stappen met betrekking tot die landen, de vaststelling van een lijst van die landen, de schrapping van landen van die lijst, de bekendmaking van die lijst en noodmaatregelen. |
|
(3) |
Krachtens artikel 32 van de IOO-verordening moet de Commissie de derde landen in kennis stellen van de mogelijkheid dat zij als niet-meewerkend derde land worden aangemerkt. Die kennisgeving is voorlopig. Zij moet worden gebaseerd op de criteria die zijn vastgesteld in artikel 31 van de IOO-verordening. Voorts moet de Commissie alle in artikel 32 van die verordening vastgestelde stappen nemen ten aanzien van de betrokken derde landen. Met name moet de Commissie in de kennisgeving melding maken van de essentiële feiten en overwegingen die aan die aanmerking ten grondslag liggen en van de gelegenheid die aan die landen wordt geboden om te antwoorden en bewijsmateriaal voor te leggen dat de argumenten voor de aanmerking weerlegt of, indien van toepassing, een actieplan om de situatie te verbeteren en de maatregelen die worden genomen om de situatie recht te zetten. De Commissie moet de in kennis gestelde derde landen voldoende tijd geven om op de kennisgeving te antwoorden, alsmede een redelijke termijn om de situatie te verhelpen. |
|
(4) |
Krachtens artikel 31 van de IOO-verordening moet de Commissie derde landen identificeren die naar haar mening niet meewerken bij de bestrijding van IOO-visserij. Een derde land moet als niet-meewerkend worden aangemerkt indien het zich niet kwijt van de taken die het krachtens internationaal recht als vlaggen-, haven-, kust- of marktstaat moet vervullen om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen. |
|
(5) |
Om derde landen als niet-meewerkend aan te merken moet worden uitgegaan van de beoordeling van alle in artikel 31, lid 2, van de IOO-verordening bedoelde informatie. |
|
(6) |
Overeenkomstig artikel 33 van de IOO-verordening moet de Raad een lijst van niet-meewerkende derde landen opstellen. Op die landen zijn onder meer de in artikel 38 van de IOO-verordening vastgestelde maatregelen van toepassing. |
|
(7) |
Het concept van verantwoordelijkheid van de vlaggenstaat en van de kuststaat is in de internationale visserijwetgeving gestaag versterkt en wordt vandaag beschouwd als een „zorgvuldigheidsplicht”, wat inhoudt dat de staat verplicht is zijn uiterste best te doen om IOO-visserij te voorkomen — onder meer door bestuursrechtelijke en handhavingsmaatregelen vast te stellen die ervoor moeten zorgen dat noch de onder zijn vlag varende vissersvaartuigen, noch zijn onderdanen, noch de vissersvaartuigen die actief zijn in zijn wateren, betrokken zijn bij activiteiten die een inbreuk vormen op de geldende maatregelen voor de instandhouding en het beheer van biologische rijkdommen van de zee — en dat die staat, in geval van een inbreuk, verplicht is met andere staten samen te werken teneinde de zaak te onderzoeken, zo nodig sancties op te leggen die zwaar genoeg zijn om het begaan van inbreuken te ontraden en om overtreders de uit hun illegale activiteiten voortvloeiende voordelen te ontnemen, en overleg te plegen. |
|
(8) |
Op grond van artikel 20, lid 1, van de IOO-verordening kunnen vangstcertificaten die zijn gevalideerd door derde landen die vlaggenstaat zijn, slechts worden aanvaard indien die derde landen aan de Commissie hebben gemeld welke regelingen zij hebben ingesteld voor de tenuitvoerlegging van, de controle inzake en de handhaving van de door zijn vissersvaartuigen na te leven wet- en regelgeving en instandhoudings- en beheersmaatregelen. |
|
(9) |
Overeenkomstig artikel 20, lid 4, van de IOO-verordening moet de Commissie administratief met derde landen samenwerken op gebieden in verband met de uitvoering van die verordening. |
2. PROCEDURE TEN AANZIEN VAN DE VISSERIJENTITEIT TAIWAN
|
(10) |
De kennisgeving van de visserijentiteit Taiwan (2) (hierna „Taiwan” genoemd) als vlaggenstaat (3) overeenkomstig artikel 20 van de IOO-verordening is per 28 januari 2010 door de Commissie aanvaard. |
|
(11) |
Van 20 tot en met 24 februari 2012 heeft de Commissie met de steun van het Europees Bureau voor visserijcontrole (EFCA — European Fisheries Control Agency) een evaluatiebezoek aan Taiwan afgelegd in het kader van de in artikel 20, lid 4, van de IOO-verordening bedoelde administratieve samenwerking en werd een onderzoek ter plaatse verricht. |
|
(12) |
Doel van het bezoek was informatie te verifiëren over de regelingen van Taiwan voor de tenuitvoerlegging van, de controle inzake en de handhaving van de door zijn vissersvaartuigen na te leven wet- en regelgeving en instandhoudings- en beheersmaatregelen, en over de door Taiwan genomen maatregelen om zich te kwijten van zijn verplichtingen in het kader van de strijd tegen IOO-visserij en in het kader van de implementatie van de uniale vangstcertificeringsregeling. |
|
(13) |
Taiwan heeft op 8 maart 2012 aanvullende informatie en op 19 maart 2012 opmerkingen over het verslag ingediend. |
|
(14) |
Taiwan heeft op 2 juli 2012 aanvullende informatie verstrekt (statistieken over invoer/uitvoer van visserijproducten in/uit Taiwan uitgesplitst per visserijproduct en land van oorsprong/land van bestemming van 2010 tot het eerste kwartaal van 2012). |
|
(15) |
Tijdens een follow-upbezoek aan Taiwan van 17 tot en met 19 juli 2012 heeft de Commissie nagegaan welke maatregelen naar aanleiding van het eerste bezoek waren genomen. |
|
(16) |
Op 14 december 2012 vond een technische vergadering tussen Taiwan en de Commissie plaats waar een eerste schets van een „Nationaal Actieplan van Taiwan om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen” (NAP-IOO) werd voorgesteld. |
|
(17) |
Na afloop van die vergadering heeft de Commissie op 21 december 2012 een gedetailleerd en uitvoerig overzicht van de regels van de Unie inzake controle en traceerbaarheid en van de door de Unie genomen maatregelen inzake visserijbeheer en IOO-visserij verstrekt. |
|
(18) |
Op 27 februari 2013 heeft Taiwan een ontwerpversie van het nationale actieplan ingediend. |
|
(19) |
Taiwan heeft op 29 maart 2013 de definitieve versie van het NAP-IOO en een kopie van het Taiwanese werkplan ter bestrijding van IOO-visserij in het kader van de samenwerking tussen Taiwan en de EU in de strijd tegen IOO-visserij ingediend. |
|
(20) |
Op 27 februari 2014 vond een technische vergadering tussen de Commissie en Taiwan plaats om een follow-up te geven aan de door Taiwan genomen maatregelen en op 12 maart 2014 zijn de conclusies aan Taiwan toegezonden. |
|
(21) |
De Commissie heeft op 20 augustus 2014 een gedetailleerd overzicht van haar op- en bemerkingen op de in het kader van het NAP-IOO door Taiwan ondernomen of geplande maatregelen verzonden. |
|
(22) |
Taiwan heeft op 23 oktober 2014 een bijgewerkte versie van het voortgangsverslag van Taiwan inzake de samenwerking ter bestrijding van IOO-visserijactiviteiten ingediend. |
|
(23) |
Op 24 oktober 2014 vond een videoconferentie tussen de Commissie en Taiwan plaats om een follow-up te geven aan de door Taiwan genomen maatregelen en de Commissie heeft op 31 oktober 2014 de conclusies aan Taiwan toegezonden. |
|
(24) |
Op 28 oktober 2014 heeft Taiwan zijn nationale actieplan voor het beheer van de visserijcapaciteit (NAP-visserijcapaciteit) ingediend. |
|
(25) |
Op 17 december 2014 heeft Taiwan een gedetailleerd plan inzake e-logboekdekking en het overzicht van de aanladingsaangifteregeling ingediend. |
|
(26) |
Op 18 december 2014 vond een videoconferentie tussen de Commissie en Taiwan plaats om een follow-up te geven aan de door Taiwan genomen maatregelen. |
|
(27) |
De Commissie heeft op 19 januari 2015 voorbeelden van gepubliceerde inspectieprogramma’s van de Unie en een analyse van de geconstateerde tekortkomingen in door de Taiwanese autoriteiten gevalideerde vangstcertificaten toegezonden. |
|
(28) |
Taiwan heeft op 11 februari 2015 schriftelijke opmerkingen over de analyse van de geconstateerde tekortkomingen in de gevalideerde vangstcertificaten doen toekomen. |
|
(29) |
De Commissie heeft op 27 februari 2015, 13 maart 2015 en 18 maart 2015 een verzoek voor een dienstbezoek aan Taiwan en informatie met betrekking tot het dienstbezoek, kwesties in verband met vangstcertificering en visserijbeheersmaatregelen ter bestrijding van IOO-visserij verzonden. |
|
(30) |
Taiwan heeft op 17 en 19 maart 2015 schriftelijke opmerkingen met betrekking tot vangstcertificering, ernstige inbreuken, aanlandingsaangiften en audits van visserijhandelsondernemingen ingediend. |
|
(31) |
Op 24 maart 2015 vond een vervolgbezoek van de Commissie aan Taiwan plaats om een follow-up te geven aan door Taiwan genomen maatregelen. |
|
(32) |
Taiwan heeft op 7 april 2015, 14 mei 2015 en 4 augustus 2015 schriftelijke opmerkingen inzake gegevens betreffende de naleving van regels van regionale organisaties voor visserijbeheer, onder Taiwanese vlag varende vissersvaartuigen en vangstcertificering ingediend. De Commissie heeft op 10 augustus 2015 schriftelijke uitleg over de implementatie van de vangstcertificeringsregeling verstrekt. |
|
(33) |
Taiwan heeft op 16 april 2015 schriftelijke commentaren over zijn plan om samen te werken in de strijd tegen IOO-visserij ingediend. |
|
(34) |
Het verslag over het bezoek is op 27 mei 2015 aan Taiwan toegezonden. De Commissie heeft tijdens haar bezoek geconstateerd dat er weinig of geen vooruitgang was geboekt ten aanzien van de cruciale tekortkomingen die al in 2012 aan het licht waren gekomen. Daarnaast was het plan om samen te werken in de strijd tegen IOO-visserij vaag en voorzag het in maatregelen met een looptijd tot 2017. |
|
(35) |
Taiwan heeft op 29 juni 2015 schriftelijke opmerkingen over het verslag ingediend. Deze opmerkingen bevatten geen toezegging om de vastgestelde tekortkomingen binnen een redelijke termijn aan te pakken. |
|
(36) |
Er zij op gewezen dat Taiwan vanwege zijn politieke status geen lid van de Verenigde Naties (VN) is. Vandaar dat Taiwan geen van de internationale overeenkomsten inzake visserij heeft ondertekend of geratificeerd, zoals het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (UNCLOS), de overeenkomst van de Verenigde Naties over visbestanden (UNFSA) of de overeenkomst van de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) om te bevorderen dat vissersvaartuigen op de volle zee de internationale maatregelen voor instandhouding en beheer van de visbestanden naleven (FAO-nalevingsovereenkomst). Wel heeft Taiwan in de periode dat zijn autoriteiten deel uitmaakten van de VN (4), het Verdrag van Genève van 1958 inzake de volle zee (5) en het Verdrag inzake de territoriale zee en de aansluitende zone ondertekend. Teneinde de naleving door Taiwan van zijn internationale verplichtingen als vlaggen-, haven-, kust-, of marktstaat te evalueren, achtte de Commissie het passend, naast de overeenkomsten waarbij Taiwan partij is, het UNCLOS te gebruiken als het primaire toepasselijke internationale rechtskader. In deze bepalingen zijn reeds eerder bestaande regels van gewoonterecht gecodificeerd en is de tekst van het Verdrag inzake de volle zee en het Verdrag inzake de territoriale zee en de aansluitende zone bijna letterlijk overgenomen. Er wordt tevens opgemerkt dat de plicht van vlaggenstaten om hun zorgvuldigheidsverplichtingen met betrekking tot onder meer de IOO-visserijactiviteiten van hun vaartuigen na te komen, deel uitmaakt van het internationaal gewoonterecht. |
|
(37) |
Taiwan is een verdragsluitende partij bij de Commissie voor de instandhouding van de zuidelijke blauwvintonijn (CCSBT), de Regionale Organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan (SPRFMO) en de Commissie voor visserij in de noordelijke Stille Oceaan (NPFC) en een samenwerkende niet-verdragsluitende partij bij de Commissie voor de visserij in de westelijke en centrale Stille Oceaan (WCPFC), de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn (IATTC) en de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (ICCAT). Voorts is Taiwan uitgenodigd deskundige bij de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan (IOTC). |
|
(38) |
Om te beoordelen of Taiwan zijn internationale verplichtingen als vlaggen-, haven-, kust- of marktstaat naleeft die zijn opgenomen in de in overweging 36 bedoelde internationale overeenkomsten en zijn vastgesteld door de in die overweging genoemde betrokken regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s), heeft de Commissie alle informatie die zij hiertoe nodig acht, verzameld en geanalyseerd. Het voornaamste huidige interne rechtskader voor het visserijbeheer van Taiwan bestaat uit de Wet op de visserij (afgekondigd in november 1929 en laatst gewijzigd in november 2012) en een reeks ministeriële overeenkomsten. De Taiwanese autoriteiten hebben erkend dat het rechtskader voor de visserij aan herziening toe is en dat een nieuw instrument moet worden ontwikkeld. |
|
(39) |
De Commissie heeft ook gebruikgemaakt van beschikbare gegevens die door de betrokken ROVB’s zijn gepubliceerd, en van publiek beschikbare informatie. |
3. MOGELIJKE IDENTIFICATIE VAN TAIWAN ALS NIET-MEEWERKEND DERDE LAND
|
(40) |
De Commissie heeft overeenkomstig artikel 31, lid 3, van de IOO-verordening de taken van Taiwan als vlaggen-, haven-, kust- of marktstaat geanalyseerd. Bij die beoordeling heeft de Commissie rekening gehouden met de criteria die zijn opgenomen in artikel 31, leden 4 tot en met 7, van de IOO-verordening. |
3.1. Herhaalde IOO-visserij en IOO-handelsstromen en ten aanzien daarvan genomen maatregelen (artikel 31, lid 4, van de IOO-verordening)
|
(41) |
De Commissie heeft op basis van informatie die afkomstig is van haar bezoeken ter plaatse, en van publiek beschikbare informatie geconstateerd dat in de periode van 2010 tot en met 2015 ten minste 22 vaartuigen bij IOO-activiteiten waren betrokken. |
|
(42) |
Een onder Taiwanese vlag varend vissersvaartuig (Yu Fong 168) is nog steeds opgenomen in de WCPFC-lijst van IOO-vaartuigen omdat het in 2009 zonder toestemming en in strijd met de instandhoudings- en beheersmaatregelen in de EEZ van de Marshalleilanden heeft gevist (6). Taiwan heeft uitgelegd dat dat vaartuig sinds 2009 niet onder zijn controle staat en dat de enige maatregel die de autoriteiten konden nemen, het opleggen van een sanctie wegens schending van de regel inzake de terugkeer naar de haven was. Zonder enige aanvullende informatie te verstrekken, heeft Taiwan uitgelegd dat het herhaaldelijk zulke sancties heeft opgelegd. In dit verband wordt opgemerkt dat de Wet op de visserij voor een dergelijke inbreuk voorziet in de oplegging van een boete van 3 400 tot 8 500 EUR. |
|
(43) |
Op basis van het verzamelde bewijsmateriaal is een onder Taiwanese vlag varend vissersvaartuig in 2015 in de Marshalleilanden opgebracht wegens illegale visserij en poging tot beïnvloeding van waarnemers (7). Tot op heden hebben de Taiwanese autoriteiten geen sanctie opgelegd aan het vissersvaartuig en aan Taiwanese onderdanen die betrokken waren bij of deelnamen aan de visserijactiviteiten van dit vaartuig. De enige actie die zij hebben ondernomen bestond erin het onderzoek naar de zaak voort te zetten en de Commissie ervan op de hoogte brengen dat de zaak naar de rechtbanken van de Marshalleilanden was verwezen. |
|
(44) |
De Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan heeft gerapporteerd dat twintig onder Taiwanese vlag varende vissersvaartuigen in 2013 en 2014 inbreuken op de instandhoudings- en beheersmaatregelen van kuststaten in de Indische Oceaan hebben begaan. Deze vaartuigen hebben werkzaamheden uitgevoerd met ongemarkeerd vistuig, zonder originele documenten aan boord van het vaartuig of met ontbrekende visserijgerelateerde documentatie, met verlopen visvergunningen, zonder machtiging van de laatst aangedane vissershaven, zonder visvergunning van de vlaggenstaat, zonder operationeel satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen (VMS) aan boord of met een defect VMS aan boord, hebben zich ingelaten met het vinnen van haaien en illegale overladingen op zee, en hebben verzuimd overladingen aan te geven. |
|
(45) |
De Commissie heeft informatie dienaangaande aan Taiwan bezorgd en de Taiwanese autoriteiten verzocht deze incidenten te onderzoeken. Het Taiwanese visserijagentschap voerde aan dat volgens hun inleidende onderzoek alle vaartuigen naar behoren waren gemachtigd om te vissen in de wateren van kuststaten en dat er geen problemen waren met betrekking tot VMS-rapportage of actieve visvergunningen. De Taiwanese autoriteiten hebben evenwel niet verklaard of zij op de hoogte waren van de bezwaren van de kuststaten en of zij zouden gaan samenwerken met de betrokken kuststaten met het oog op de activiteiten van deze vaartuigen, hun kapiteins, officieren en bemanning. |
|
(46) |
Met betrekking tot de in de overwegingen 42, 43 en 44 vervatte informatie is de Commissie van oordeel dat Taiwan in strijd met zijn verantwoordelijkheden als vlaggenstaat niet heeft verhinderd dat zijn vloot IOO-activiteiten verricht. In dit verband wordt erop gewezen dat de vlaggenstaat overeenkomstig artikel 94, lid 2, onder b), van het UNCLOS krachtens zijn interne recht jurisdictie moet uitoefenen ten aanzien van onder zijn vlag varende vaartuigen, met inbegrip van het optreden van de kapitein, de officieren en de bemanning aan boord (zie artikel 5 van het Verdrag van Genève van 1958 inzake de volle zee (8)). Het is de taak van de vlaggenstaat om zelf of in samenwerking met andere staten voor hun respectieve onderdanen de maatregelen te nemen die nodig zijn voor de instandhouding van de levende rijkdommen in volle zee. Volgens de punten 31, 32, 33, 35 en 38 van de vrijwillige FAO-richtsnoeren over de prestaties van de vlaggenstaat (9) moet de vlaggenstaat bovendien de controleregelingen ten aanzien van zijn vaartuigen toepassen en beschikken over een handhavingsregeling om, onder meer, inbreuken op de geldende wet- en regelgeving en de geldende internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen op te sporen en handhavingsmaatregelen te nemen, onder meer in de vorm van doeltreffende sancties. |
|
(47) |
Op grond van artikel 31, lid 4, onder b), heeft de Commissie ook de maatregelen onderzocht die Taiwan heeft genomen met betrekking tot de toegang van IOO-visserijproducten tot zijn markt. |
|
(48) |
De Commissie heeft een analyse verricht van de documentatie en andere informatie over de wijze waarop Taiwan toezicht en controle uitoefent op zowel visserijproducten van de eigen zeevisserij als ingevoerde, uitgevoerde of internationaal verhandelde producten. Op basis van die beoordeling is de Commissie van mening dat Taiwan niet kan waarborgen dat de visserijproducten die zijn havens en verwerkingsbedrijven binnenkomen, niet van IOO-visserij afkomstig zijn. De Taiwanese autoriteiten konden niet aantonen dat zij over alle informatie beschikken die nodig is om te certificeren dat de invoer en de verwerkte producten die voor de markt van de Unie bestemd zijn, legaal zijn. De belangrijkste elementen die aan de beoordeling van de Commissie ten grondslag liggen, worden hieronder samengevat. |
|
(49) |
Tijdens de bezoeken van 2012 en 2015 bleek dat Taiwan geen traceerbaarheidssysteem had dat in alle stadia van de visserijketen, d.w.z. vangst, overlading, aanlanding, vervoer, fabrieksverwerking, uitvoer en handel, volledige transparantie kan waarborgen. In 2012 heeft de Commissie exploitanten en tussenhandelaren bezocht om een beoordeling te maken van de transparantie en de traceerbaarheid op de Taiwanese visserijmarkt. Er werden enige tekortkomingen geconstateerd die aan de autoriteiten werden meegedeeld zonder verdere follow-up. |
|
(50) |
De Commissie heeft vastgesteld dat de handelsondernemingen in hun boekhoudsystemen geen informatie met betrekking tot de traceerbaarheid in de visserijketen opnemen en dat het niet zeker is dat wat in de systemen van de autoriteiten wordt geregistreerd, overeenkomt met wat in de boekhoud- en productiesystemen van de ondernemingen wordt geregistreerd. Deze situatie ondermijnt de betrouwbaarheid van de traceerbaarheidsketen op het niveau van de ondernemingen. Hierdoor staat het systeem ook bloot aan mogelijk misbruik. De exploitanten kunnen namelijk te grote inkomende hoeveelheden aangeven in het kader van onjuiste vangstcertificaten en via deze overschattingen vis „witwassen”. Voorts zijn de Taiwanese elektronische databanken ter ondersteuning van de systemen van de autoriteiten onvolledig en zijn cruciale documenten in de toeleveringsketen zoals aanlandingsaangiften, e-logboeken en informatie van aangewezen havens nog niet volledig geregistreerd of ontbreken ze. Dit wijst op tekortkomingen van het traceerbaarheidssysteem als geheel. |
|
(51) |
Het risico van gebrekkige traceerbaarheid wordt versterkt door de specifieke omstandigheden van de Taiwanese vissersvloot. Taiwan heeft een langeafstandsvloot met een groot aantal vaartuigen, nl. 468 vaartuigen met een brutotonnage (BT) van meer dan 100 ton en tussen 1 200 en 1 400 vaartuigen met een BT van minder dan 100 ton. Bovendien hebben Taiwanese onderdanen geïnvesteerd in en exploiteren zij 238 onder buitenlandse vlag varende vissersvaartuigen. De vissersvaartuigen van de Taiwanese langeafstandsvloot zijn actief op volle zee en in wateren van kuststaten; zij gebruiken havens in derde landen als vissers- en aanlandingsplaatsen en keren slechts zelden terug naar hun thuishaven. Visserijproducten worden ofwel van de visgronden op volle zee of in de wateren van kuststaten naar Taiwan verzonden voor verdere verwerking of worden door Taiwanese handelsondernemingen voor verdere verwerking naar derde landen verzonden. Er is een gebrek aan samenwerking tussen Taiwan en de autoriteiten van derde landen en er zijn aanzienlijke problemen met betrekking tot het vermogen van Taiwan om toezicht te houden op de omvang en capaciteit van de vloot. Hierdoor kunnen exploitanten en handelaren die voornemens zijn illegale handelingen te plegen, vanuit Taiwan opereren zonder het risico te lopen dat zij worden betrapt. Het risico dat Taiwanese vaartuigen in strijd met de toepasselijke instandhoudings- en beheersregels opereren en dat Taiwanese handelsondernemingen niet-gemelde vangsten voor verwerking verhandelen, blijft hoog. Hierdoor neemt het risico toe dat voor visserijproducten op basis van vis van Taiwanese oorsprong die bestemd zijn voor de markt van de Unie, geen garantie kan worden gegeven dat zij niet van IOO-visserij afkomstig zijn. |
|
(52) |
Taiwan voldoet niet aan de vereisten om het toezicht op en de controle en bewaking van de visserij omvattend en doelmatig te waarborgen overeenkomstig artikel 94 van het UNCLOS, punt 33, van de vrijwillige FAO-richtsnoeren over de prestaties van de vlaggenstaat en punt 24 van het internationaal actieplan om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (IAP-IOO (10)). |
|
(53) |
De Taiwanese autoriteiten zijn traceerbaarheidsregelingen aan het ontwikkelen om doeltreffend toezicht en controle uit te oefenen op van hun vaartuigen afkomstige vis en daaruit voortkomende visserijproducten die hun havens voor verwerking en wederuitvoer binnenkomen. De autoriteiten hebben dit jaar ook een strategisch plan voor de auditing van handelsondernemingen gepresenteerd. Tot op heden is dit plan echter niet uitgevoerd en hebben er geen audits van visserijhandelsondernemingen plaatsgevonden. Het gebrek aan audits door het visserijagentschap wijst op onwil om te zorgen voor transparantie in de toeleveringsketen en laat zien dat tegen exploitanten die direct of indirect bij IOO-visserijactiviteiten betrokken zijn, geen maatregelen overeenkomstig de punten 72 tot en met 74 van het IAP-IOO worden genomen. |
|
(54) |
In de punten 11.2 en 11.3 van de gedragscode van de FAO wordt gesteld dat de internationale handel in vis en visserijproducten de duurzame ontwikkeling van de visserij niet in het gedrang mag brengen en gebaseerd moet zijn op transparante maatregelen en eenvoudige en bevattelijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen. Voorts staat in punt 11.1.11 van de gedragscode van de FAO dat staten door een betere identificatie van de oorsprong van de verhandelde vis en visserijproducten moeten garanderen dat de internationale en de binnenlandse handel in vis en visserijproducten in overeenstemming zijn met deugdelijke instandhoudings- en beheerspraktijken. Verder bevat het IAP-IOO richtsnoeren inzake internationaal overeengekomen marktgerelateerde maatregelen (punten 65 tot en met 76) die bijdragen tot het verminderen of uitbannen van de handel in vis en visserijproducten die afkomstig zijn van IOO-visserij. Uit de traceerbaarheidssystemen die de Commissie heeft aangetroffen (als beschreven in de overwegingen 48 tot en met 53), kan duidelijk worden opgemaakt dat Taiwan geen maatregelen heeft genomen om de transparantie van zijn markten te verbeteren en zo te voorkomen dat van IOO-visserij afkomstige producten via Taiwan of via in Taiwan gevestigde handelsondernemingen worden verhandeld. |
|
(55) |
Met het bezoek van 2015 in het vooruitzicht heeft het Europees Bureau voor visserijcontrole enkele honderden vangstcertificaten onderzocht die aan de grenzen van de Unie werden aangeboden voor zendingen van oorsprong uit Taiwan. Deze vangstcertificaten waren door de Taiwanese autoriteiten gevalideerd op basis van de informatie die de Taiwanese exploitanten hadden verstrekt. De gevolgen van de hierboven beschreven problemen met de gegevensregistratiesystemen komen tot uiting in de hieronder beschreven onregelmatigheden (de overwegingen 56 en 57). |
|
(56) |
Het onderzoek van producten gevangen door onder Taiwanese vlag varende vaartuigen heeft de volgende inconsistenties aan het licht gebracht: vangstcertificaten met gewijzigde gegevens of zonder alle vereiste gegevens, inconsistentie in de informatie betreffende vangsten, kapiteinsverklaringen, logboek, statistische documenten van de ICCAT, verklaringen over de veiligheid van dolfijnen, overlading-, aanlandings- en verwerkingsgegevens en -datums, gebrek aan toegang tot gegevens over de werkelijk geleverde visserijinspanning van vaartuigen die actief zijn in de Atlantische Oceaan in het dagschema voor vaartuigen, geen registratie van vergunningen van kuststaten, inconsistenties met betrekking tot vissers- en transportvaartuigen (vaartuigen die van naam veranderen en vaartuigen die niet zijn opgenomen in de lijst van door de Unie in het kader van gezondheidsvoorschriften goedgekeurde inrichtingen, onbegrijpelijke handelspatronen (i.e. vis gevangen in de Stille Oceaan/Indische Oceaan, vervoerd naar Azië, verwerkt en uitgevoerd naar de Unie) en onvolledige informatie over verklaringen van verwerking en de desbetreffende productieopbrengsten. |
|
(57) |
De Commissie heeft gedetailleerde informatie over de resultaten van de EFCA-analyse aan de Taiwanese autoriteiten verstrekt. De autoriteiten hebben de zaak onderzocht en bevredigende antwoorden met betrekking tot productieopbrengsten in verklaringen van verwerking verstrekt. Zij hebben terdege nota genomen van de kwesties en toegegeven dat de interne regels moeten worden bijgewerkt om de problemen op te lossen. Zij hebben ook meegedeeld dat zij met de Commissie willen samenwerken aan het verbeteren van hun operationele procedures. |
|
(58) |
De in overweging 56 beschreven situatie vestigt de aandacht op het risico dat Taiwanese verwerkte visserijproducten of uit Taiwan afkomstige visserijgrondstoffen voortkomen van vangsten die rechtstreeks met IOO-activiteiten samenhangen. Dat er duidelijk identificeerbare fouten voorkomen, zoals bedoeld in overweging 56, toont aan dat Taiwan niet met andere staten en regionale organisaties voor visserijbeheer heeft samengewerkt om passende marktgerelateerde maatregelen te nemen teneinde IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, zoals is bepaald in de punten 68 en 72 van het IAP-IOO. |
|
(59) |
Uit de in overweging 56 gegeven informatie blijkt dat de door Taiwan verwerkte of via Taiwan verhandelde producten niet stroken met punt 11 van de gedragscode van de FAO inzake duurzame praktijken na de oogst, en dat Taiwan geen regels heeft opgelegd die een adequate samenwerking garanderen met derde landen in de wateren waarvan zijn vaartuigen vissen en aanlanden, en evenmin maatregelen heeft opgelegd waardoor de transparantie en traceerbaarheid van producten op de markt worden gewaarborgd overeenkomstig de punten 67 tot en met 69 en 71 en 72 van het IAP-IOO, om voor de traceerbaarheid van vis en visserijproducten te zorgen. |
|
(60) |
Gezien de in dit deel van het besluit opgenomen toelichting bij de situatie en gezien alle door de Commissie verzamelde feitelijke gegevens en alle door het land afgelegde verklaringen, kan op grond van artikel 31, lid 3, en lid 4, onder a) en b), van de IOO-verordening worden vastgesteld dat Taiwan zich niet heeft gekweten van de taken die het krachtens internationaal recht als vlaggen-, haven-, kust- of marktstaat dient te vervullen ten aanzien van IOO-vaartuigen en IOO-visserij die wordt bedreven of ondersteund door vissersvaartuigen die zijn vlag voeren of door zijn onderdanen, en dat Taiwan onvoldoende maatregelen heeft genomen om de toegang van visserijproducten afkomstig van IOO-visserij tot zijn markt te voorkomen. |
3.2. Niet-naleving van de verplichting tot samenwerking en handhaving (artikel 31, lid 5, van de IOO-verordening)
|
(61) |
Overeenkomstig artikel 31, lid 5, onder a), heeft de Commissie onderzocht of Taiwan doeltreffend met haar heeft samengewerkt door te antwoorden op vragen over IOO-visserij en daarmee verband houdende activiteiten, bevindingen daarover mee te delen of kwesties in verband daarmee te onderzoeken. |
|
(62) |
Na haar bezoek in 2012 heeft de Commissie Taiwan verzocht om samen te werken voor een aantal aspecten van het visserijbeheer waaraan dringend aandacht moest worden besteed. Het ging daarbij om het volgende. Het juridisch en administratief kader voor visserijbeheer moest worden bijgewerkt; daartoe moesten een herziene visserijwet en IOO-gedragscode (nationaal actieplan inzake IOO-visserij) worden aangenomen om internationale en regionale wetgeving en niet-bindende aanbevelingen inzake visserijbeheer in nationale wetgeving om te zetten. De Commissie heeft Taiwan verzocht een samenhangende en afschrikkende sanctieregeling vast te stellen, die berust op een register van inbreuken en sancties. De Commissie heeft gesuggereerd het kader voor toezicht, controle en bewaking te verbeteren om controle van de Taiwanese vloot die actief is in volle zee en in de wateren van derde landen te waarborgen, en logboeken, systemen voor vangstrapportage, aanlandingsaangiften en aangewezen havens en een inspectieplan voor de controle van visserijactiviteiten, overladingen en aanlandingen te ontwikkelen. De doeltreffendheid en transparantie van de vangstcertificering en van de traceerbaarheidsregeling voor producten die voor uitvoer naar de markt van de Unie zijn bestemd, hadden moeten worden verbeterd. |
|
(63) |
Taiwan heeft in 2013 aan de hand van zijn NAP-IOO en in 2014 aan de hand van zijn NAP-visserijcapaciteit geantwoord. De Commissie en de Taiwanese autoriteiten hielden enkele briefwisselingen, videoconferenties en bijeenkomsten over deze documenten. |
|
(64) |
Met betrekking tot het NAP-IOO bracht de analyse van de Commissie aan het licht dat, hoewel de in het plan vervatte ideeën in principe juist zijn, het tijdschema voor de uitvoering onredelijk lang is en het maatregelen tot 2020 omvat. Rekening houdend met de omvang van de Taiwanese vloot, die in meer dan 30 landen actief is, en gezien het feit dat de Taiwanese vissersvaartuigen belangrijke leveranciers van grondstoffen voor verwerkingsfabrieken en conservenfabrieken zijn, is het belangrijk voor Taiwan om zijn maatregelen inzake toezicht, controle en bewaking, waarnemers, aanlandingen en overladingen spoedig uit te voeren, en in zijn Wet op de visserij doeltreffend de kwesties met betrekking tot ernstige inbreuken en controle van onderdanen aan de orde te stellen. |
|
(65) |
Met betrekking tot het NAP-visserijcapaciteit bracht de analyse van de Commissie aan het licht dat dit plan geen koppeling tussen de controlecapaciteit van Taiwan en het aantal Taiwanese vissersvaartuigen voor lange afstand waarborgt. De door Taiwan ingevoerde maatregelen voor vloottoezicht (logboeken, e-logboeken, systemen inzake aanlandingsaangiften, vangstrapportage en aangewezen havens, inspectie en controle van aanlandingen, overladingen, aan boord gaan en inspecteren van vaartuigen, nationale inspectie-/waarnemingsplannen en traceerbaarheid) zijn niet omvattend genoeg aangezien deze maatregelen de langeafstandsvloot slechts ten dele beslaan, slechts ten dele worden uitgevoerd of zich nog in de planningsfase bevinden en nog niet zijn uitgewerkt. Bovendien is in het kader van dit beleid niet voorzien in kwantificeerbare beheersdoelstellingen, indicaties inzake visserijinspanningsniveaus, quota’s, vergunningen, vismachtigingen voor derde landen, aantal vaartuigen in ROVB’s, bestandsbeoordelingen en streefdoelen of wetenschappelijk advies. Er is geen analyse van het verband tussen het aantal vaartuigen, het aantal vergunningen, de omvang van de vangsten en de beschikbare financiële en personele middelen voor het toezicht op en de controle van de industrie. Er zijn geen benchmarks voor het halen van beleidsdoelstellingen of een methode voor het ontwikkelen van zulke benchmarks. Tot slot zijn de toekomstige acties waarvan melding wordt gemaakt, vaag en is niet aangegeven hoe en wanneer de autoriteiten deze beleidsmaatregelen zullen uitvoeren. |
|
(66) |
In de periode 2012-2015 heeft de Commissie gedetailleerde opmerkingen over de verschillende plannen van Taiwan voor het aanpakken van IOO-visserij verstrekt en de noodzaak van samenwerking en corrigerende maatregelen herhaald. Zonder de bevindingen van de Commissie aan te vechten, heeft Taiwan herhaaldelijk aangevoerd dat er reflectie over de maatregelen en meer tijd voor de uitvoering nodig was. |
|
(67) |
Uit het bezoek aan Taiwan van 2015 is naar voren gekomen dat weinig of geen vooruitgang was geboekt ten aanzien van de zorgpunten waarop de Commissie in de periode 2012-2015 had gewezen (zoals beschreven in de bovenstaande overweging). De Wet op de visserij was nog in de ontwerpfase, het NAP-IOO bevond zich zogezegd in de uitvoeringsfase, maar in werkelijkheid werden geen van de in deze afdeling van het besluit beschreven maatregelen uitgevoerd en de termijnen waren onduidelijk, en het NAP-visserijcapaciteit voorzag nog steeds niet in echte doelstellingen of uitvoeringstermijnen. Ontwikkelingen in het kader voor toezicht, controle en bewaking waren minimaal: de e-logboeken beslaan slechts een deel van de vloot, de aangewezen havens zijn onbestaande, de aangiften van aanlanding betreffen enkel binnenlandse visserij en de plannen om deze in de toekomst tot de langeafstandsvloot uit te breiden en de maatregelen om overladingen te controleren, bevinden zich in de ontwikkelingsfase. Het verslag van de Commissie van juli 2012 geeft nadere toelichting bij de in deze overweging vermelde punten. Tijdens het recente bezoek van maart 2015 kwamen diezelfde punten opnieuw aan de orde. Het verslag van de Commissie over het dienstbezoek van maart 2015 bevatte opnieuw alle cruciale kwesties en wees op de mogelijke gevolgen van een gebrek aan vooruitgang. |
|
(68) |
Om deze redenen is de Commissie van oordeel dat Taiwan niet alle in de periode 2012-2015 aangewezen punten heeft aangepakt. |
|
(69) |
Evenmin heeft Taiwan een rechtskader vastgesteld waarin wordt voorzien in definities van IOO-visserij en ernstige inbreuken overeenkomstig IOTC-resolutie 11/03 (11) en artikel 25, lid 4, van het WCPFC-verdrag (12). Ook heeft het niet zijn jurisdictie over de administratieve en technische aangelegenheden van zijn vloot overeenkomstig artikel 94 van het UNCLOS uitgeoefend (zie ook artikel 5 van het Verdrag van Genève van 1958 inzake de volle zee). Tevens heeft het geen uitvoering gegeven aan de bepalingen van de punten 31-33 van de vrijwillige FAO-richtsnoeren over de prestaties van de vlaggenstaat. Voorts heeft het geen gevolg gegeven aan punt 24 van het IAP-IOO wat betreft toezicht, controle en bewaking ten aanzien van zijn vloot. |
|
(70) |
Over het algemeen hebben de Taiwanese autoriteiten hun medewerking verleend en hebben zij meestal snel gereageerd op verzoeken om informatie of verificaties van de lidstaten en de Commissie op grond van artikel 17, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1005/2008. Enkele kwesties met betrekking tot toegang van lidstaten tot informatie betreffende VMS-gegevens van onder Taiwanese vlag varende vaartuigen werden opgelost door de tussenkomst van de Commissie. De juistheid van de antwoorden van de Taiwanese autoriteiten werd evenwel ondermijnd door de ontoereikendheid van hun traceerbaarheidssystemen, zoals is uiteengezet in punt 3.1 van dit besluit. |
|
(71) |
Overeenkomstig artikel 31, lid 5, onder b), van de IOO-verordening heeft de Commissie ook een analyse gemaakt van de handhavingsmaatregelen die in Taiwan van kracht zijn om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen. |
|
(72) |
In de periode 2012-2015 heeft de Commissie gewezen op de noodzaak voor Taiwan om een nieuwe Visserijwet af te kondigen. De bestaande wet bevat geen duidelijke definities van het toepassingsgebied en ernstige inbreuken en voorziet niet in een bepaling inzake een zwaardere inbreuk ingeval van herhaaldelijke overtredingen. Het huidige niveau van de boeten in de wet volstaat niet om grote commerciële vaartuigen de voordelen van mogelijke illegale activiteiten te ontnemen (de maximumboeten zijn vastgesteld op ongeveer 9 000 EUR). De sancties in hun huidige vorm zijn niet uitgebreid qua toepassingsgebied en niet streng genoeg om een afschrikkend effect te hebben. Tevens is er een gebrek aan specifieke bepalingen in de wet betreffende onderdanen die IOO-activiteiten ondersteunen of bedrijven. In de ordonnantie is een aantal facultatieve sanctiebepalingen opgenomen voor Taiwanese investeringen in de exploitatie van onder buitenlandse vlag varende vissersvaartuigen, met sancties voor het „witwassen” van de oorsprong van vis en het exploiteren van onder buitenlandse vlag varende vissersvaartuigen in strijd met de door de vlaggenstaat vastgestelde regels. De geldelijke sancties waarin is voorzien, zijn echter niet verplicht en het is niet duidelijk of ze worden opgelegd indien andere landen aan Taiwanese onderdanen onvoldoende strenge boeten hebben opgelegd voor dezelfde inbreuk. |
|
(73) |
Tot slot is er geen duidelijk rechtskader voor de omzetting van de instandhoudings- en beheersmaatregelen van ROVB’s. De Taiwanese autoriteiten hebben bevestigd dat het rechtskader moet worden herzien om de bovengenoemde kwesties aan te pakken. Taiwan heeft ook aangegeven dat het zich ten volle zal inzetten om ervoor te zorgen dat zijn vissersvaartuigen die door kuststaten aan een onvoldoende strenge sanctie zijn onderworpen, in Taiwan verder zullen worden bestraft. De Taiwanese autoriteiten hebben aangekondigd dat er eind 2014 een nieuwe visserijwet zou zijn. Tot op heden is dit echter niet het geval. Taiwan komt zijn verplichtingen om doeltreffende handhavingsmaatregelen op te leggen krachtens artikel 94 van het UNCLOS niet na (zie ook artikel 5 van het Verdrag van Genève van 1958 inzake de volle zee). Voorts volgt het ook niet de punten 31-33, 35 en 38 van de vrijwillige FAO-richtsnoeren over de prestaties van de vlaggenstaat en toont het niet aan dat het beschikt over een adequate sanctieregeling ter bestrijding van IOO-visserij zoals aanbevolen in punt 21 van het IAP-IOO en dat het maatregelen heeft aangenomen betreffende onder haar jurisdictie vallende onderdanen die IOO-visserij ondersteunen of bedrijven, zoals aanbevolen in punt 18 van het IAP-IOO. |
|
(74) |
De capaciteiten van Taiwan op het gebied van toezicht, controle en bewaking zijn onvoldoende ontwikkeld. Er is geen nationaal inspectieplan om een coherent beleid inzake de bewaking van en het toezicht op de activiteiten van zijn vloot te waarborgen. Zoals is uitgelegd in de overwegingen 65 en 67 schieten specifieke toezichts-, controle-, en bewakingsmaatregelen nog steeds tekort en ondermijnen zij aldus het vermogen van de Taiwanese handhavingsmaatregelen om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen. Volgens beschikbare informatie dekt Taiwan slechts 60 % van zijn langeafstandsvloot met een brutotonnage van meer dan 100 ton die buiten de Taiwanese wateren actief is, met inbegrip van alle ringzegenvaartuigen. Taiwan werkt met meer dan dertig landen samen aan de vaststelling van aangewezen havens, maar heeft momenteel nog geen operationele regelingen getroffen. Het heeft sinds 2014 een nieuwe regeling voor de aangifte van aanlandingen en is bezig met het verbeteren ervan door middel van nieuwe wetsbepalingen, maar de nieuwe aanlandingsaangifteregeling dekt nog steeds niet alle vaartuigen van de langeafstandsvloot. Tot slot werkt het nog steeds aan de ontwikkeling van een doeltreffend controlesysteem voor overladingen door vaartuigen van zijn langeafstandsvloot. |
|
(75) |
Het ontbreken van een doeltreffend systeem voor toezicht, controle en bewaking geeft het onvermogen aan om toezicht te houden op de visserijactiviteiten op zee en ondermijnt de capaciteit van het visserijagentschap om de voorschriften die op de betrokken zeegebieden van toepassing zijn, op doeltreffende wijze te handhaven. In combinatie met het gebrek aan effectieve samenwerking met derde landen op het gebied van aangewezen havens en overladingen, verhoogt dit het risico op IOO-visserij door Taiwanese vaartuigen. De Commissie is daarom van mening dat Taiwan niet zorgt voor een uitgebreid en doelmatig systeem voor toezicht, controle en bewaking ten aanzien van de visserijactiviteiten van de vaartuigen die zijn vlag voeren. Dat Taiwan geen efficiënt systeem voor toezicht, controle en bewaking heeft ontrold, heeft een nadelige invloed op de naleving door Taiwan van artikel 94 van het UNCLOS (zie ook artikel 5 van het Verdrag van Genève van 1958 inzake de volle zee). Tevens betekent het dat de aanbevelingen van punt 33 van de vrijwillige FAO-richtsnoeren over de prestaties van de vlaggenstaat en punt 24 van het IAP-IOO niet worden gevolgd. |
|
(76) |
De Commissie merkt op dat uit de informatie die in het kader van de dienstbezoeken van de Commissie in 2012 en 2015 en de discussies met de Taiwanese autoriteiten in de periode 2012-2015 werd verkregen, niet blijkt dat de Taiwanese autoriteiten onvoldoende financiële middelen zouden hebben, maar veeleer dat zij niet over het vereiste juridische en administratieve kader beschikken om hun taken als vlaggen-, haven- en marktstaat, doeltreffend en doelmatig te vervullen. |
|
(77) |
Er wordt aan herinnerd dat Taiwan vanwege zijn politieke status geen lid van de Verenigde Naties (VN) is. Op basis van de statistieken van de index voor menselijke ontwikkeling van de Verenigde Naties (HDI) die Taiwan aan de hand van de methode van de VN heeft verzameld, wordt Taiwan als een land met een hoge menselijke ontwikkeling beschouwd (21e van 188 landen) (13). |
|
(78) |
Gelet op deze elementen is de Commissie van oordeel dat het niet zo is dat Taiwan onvoldoende financiële middelen zou hebben om zijn taken als vlaggen-, haven- en marktstaat te vervullen, maar veeleer dat het niet over de juridische en administratieve instrumenten beschikt die nodig zijn om zich op doeltreffende en doelmatige wijze van zijn taken te kwijten. |
|
(79) |
Gezien de in dit deel van het besluit beschreven situatie, alle door de Commissie verzamelde feitelijke gegevens en alle door Taiwan afgelegde verklaringen, kan op grond van artikel 31, leden 3 en 5, van de IOO-verordening worden gesteld dat Taiwan zich niet heeft gekweten van de taken die het krachtens internationaal recht dient te vervullen op het gebied van samenwerking en handhaving. |
3.3. Niet-naleving van de verplichting tot tenuitvoerlegging van internationale voorschriften (artikel 31, lid 6, van de IOO-verordening)
|
(80) |
Taiwan heeft geen enkele specifiek op visserij gerichte internationale overeenkomst ondertekend of geratificeerd. Zoals is uitgelegd in overweging 36 wordt Taiwan geacht onder reeds bestaande regels van het gewoonterecht te vallen en onder een zorgvuldigheidsverplichting ten aanzien van zijn vissersvaartuigen die IOO-visserij bedrijven. Taiwan is een verdragsluitende partij bij de CCSBT, de SPRFMO en de NPFC, een samenwerkende niet-verdragsluitende partij bij de WCPFC, de IATTC en de ICCAT. Voorts is Taiwan uitgenodigd deskundige bij de IOTC. |
|
(81) |
Overeenkomstig artikel 31, lid 6, onder b), heeft de Commissie alle informatie betreffende de status van Taiwan als verdragsluitende partij bij de CCSBT, de SPRFMO en de NPCF, als samenwerkende niet-verdragsluitende partij bij de WCPFC, de IATTC en de ICCAT en als uitgenodigd deskundige bij de IOTC geanalyseerd. |
|
(82) |
Voorts heeft de Commissie een analyse gemaakt van de als relevant beschouwde informatie over het akkoord van Taiwan om de instandhoudings- en beheersmaatregelen toe te passen die zijn vastgesteld door de WCPFC, de IATTC, de CCSBT, de SPRFMO en de IOTC. |
|
(83) |
Volgens informatie uit het op 23 maart 2015 uitgebrachte nalevingsverslag van de IOTC voor Taiwan (14), zijn in 2014 tal van herhaalde nalevingsproblemen geconstateerd. Met name heeft Taiwan volgens de beschikbare informatie niet alle verplichte informatie over de lijst van vaartuigen voor tropische tonijn in 2006 verstrekt volgens de IOTC-norm, zoals voorgeschreven bij IOTC-resolutie 12/11. Het heeft niet alle verplichte informatie over de lijst van vaartuigen die in 2007 op zwaardvis en witte tonijn hebben gevist, ingediend volgens de IOTC-norm, zoals voorgeschreven bij IOTC-resolutie 12/11. Het heeft niet alle verplichte informatie over de lijst van gemachtigde vaartuigen met een lengte over alles van 24 m of meer ingediend volgens de IOTC-norm, zoals voorgeschreven bij IOTC-resolutie 14/04. Het heeft de grootteverdelingsgegevens voor de beugvisserij niet gerapporteerd volgens de IOTC-norm, zoals voorgeschreven bij IOTC-resolutie 10/02. Het heeft de grootteverdelingsgegevens over haaien niet gerapporteerd volgens de IOTC-norm, zoals voorgeschreven bij resolutie 05/05. Het heeft geen waarnemersverslag voorgelegd, zoals voorgeschreven bij resolutie 11/04. Voorts heeft Taiwan het verslag over het VMS-overzicht niet verstrekt, zoals voorgeschreven bij resolutie 12/13, heeft het de markering van passief vistuig niet uitgevoerd, zoals voorgeschreven bij resolutie 13/02, en heeft het geen gedetailleerd verslag over overladingen in de haven overgelegd, zoals voorgeschreven bij resolutie 12/05. Tevens werd vastgesteld dat Taiwan IOTC-resolutie 14/06 niet heeft nageleefd. |
|
(84) |
Op grond hiervan heeft de IOTC Taiwan in 2014 als recidivist aangemerkt omdat in 2014 herhaalde inbreuken voor achtenveertig van zijn grote beugvaartuigen voor de tonijnvisserij (large scale tuna longline vessels — LSTLV’s) zijn geregistreerd en achtendertig ervan ook in 2013 mogelijk inbreuken zouden hebben gepleegd (15). |
|
(85) |
Ook werd geconstateerd dat Taiwan nog steeds de gevallen van IOO-visserij uit 2013 moet aanpakken waarbij een vaartuig en een onderdaan van Taiwan betrokken waren (zie overweging 86). |
|
(86) |
Volgens informatie uit het op 26 april 2014 uitgebrachte IOTC-nalevingsverslag over Taiwan (16), heeft de IOTC vastgesteld dat Taiwan IOTC-resolutie 12/05 niet heeft nageleefd. Meer bepaald heeft de IOTC Taiwan in 2013 als recidivist aangewezen omdat in 2013 herhaalde inbreuken zijn geregistreerd voor honderd en twee LSTLV’s van zijn vloot en vierendertig daarvan ook in 2012 mogelijk inbreuken zouden hebben begaan. Voorts heeft Taiwan geen bewijs verstrekt dat er adequate onderzoeken zijn gevoerd en dat er voldoende strenge sancties zijn opgelegd ten aanzien van een vaartuig (met de naam „MAN YIH FENG”) dat is opgenomen op de voorlopige lijst van IOO-vaartuigen van de IOTC (17). |
|
(87) |
Naar aanleiding van het bezoek van 2015 heeft Taiwan aan de Commissie meegedeeld dat het het belang erkent van de kwesties inzake overladingen van grootschalige vissersvaartuigen en heeft het verklaard dat het maatregelen heeft genomen om overladingen te verbieden, voor geldige visvergunningen te zorgen en nieuwe logboeken aan vaartuigen te verstrekken. Tevens heeft Taiwan de noodzaak erkend van maatregelen inzake gegevens over de grootte van haaien, waarnemersverslagen, de markering van passief vistuig en gedetailleerde verslagen over overlading in de haven. |
|
(88) |
Dat Taiwan een grote vloot voor de lange afstand heeft en volgens schattingen 73 % van de overladingen op zee in het IOTC-gebied door Taiwanese vaartuigen wordt verricht, verergert de problemen van Taiwan met de IOTC (18). |
|
(89) |
De nalevingsproblemen van Taiwan met betrekking tot de IOTC tonen aan dat Taiwan zijn verplichtingen als vlaggenstaat uit hoofde van artikel 94 van het UNCLOS (zie ook artikel 5 van het Verdrag van Genève van 1958 inzake de volle zee) niet heeft nageleefd. Daarmee volgt Taiwan bovendien niet de aanbevelingen van de punten 31-33, 35 en 38 van de vrijwillige FAO-richtsnoeren over de prestaties van de vlaggenstaat en punt 24 van het IAP-IOO. |
|
(90) |
De Commissie heeft ook door de ICCAT beschikbaar gestelde informatie over de naleving van de ICCAT-voorschriften en verplichtingen inzake toezicht, controle en bewaking door Taiwan geanalyseerd. Hiervoor heeft de Commissie gebruikgemaakt van de ICCAT-tabellen inzake mogelijke gevallen van niet-naleving in het kader van de regionale waarnemersprogramma’s van de ICCAT, die door de regionale waarnemers van de ICCAT zijn vastgesteld (19). |
|
(91) |
Uit beschikbare gegevens voor 2014 van de ICCAT blijkt dat Taiwanese vaartuigen aan de ICCAT-waarnemers geen geldige vergunningen om over te laden en geen recente versies van de aangifte van overlading konden overleggen (er werden vorige versies gebruikt, die niet de laatste wijzigingen omvatten, zoals de opname van een verwijzing naar het bestand en het gebied). Bovendien konden de Taiwanese vaartuigen geen geldige vergunningen om te vissen in het ICCAT-gebied overleggen en zijn er verscheidene gevallen van niet-naleving met betrekking tot de logboeken vastgesteld, zoals logboeken die in strijd met aanbeveling 03-13 niet waren gebonden, en logboekbladen die niet waren genummerd, zoals voorgeschreven bij ICCAT-aanbeveling 11-01, bijlage 1. Voorts werden ook gevallen van niet-naleving met betrekking tot markering en VMS-voorschriften en inconsistenties in de mededeling van informatie aan de ICCAT-waarnemers vastgesteld. |
|
(92) |
Er wordt ook aan herinnerd dat de ICCAT in 2014 in een brief aan Taiwan (20) haar bezorgdheid heeft geuit over de mogelijke overladingen op zee en de mogelijke IOO-activiteiten van Taiwanese onderdanen, met name wat betreft controle op vangsten en inconsistenties tussen vangstaangiften en totale gerapporteerde vangsten. |
|
(93) |
Na het bezoek van 2015 voerde Taiwan aan dat het de ICCAT-regels van 2007 tot en met 2012 en in 2014 onverkort in acht heeft genomen. Wat de door Taiwan erkende nalevingsproblemen met betrekking tot het jaar 2013 betreft, beweerde Taiwan alle passende maatregelen te hebben genomen om de ICCAT-kwesties aan te pakken en bijgevolg heeft de ICCAT geen maatregelen genomen. |
|
(94) |
Tijdens het dienstbezoek van 2015 hebben de Commissie en de Taiwanese autoriteiten de naleving door Taiwan van de door de WCPFC vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen besproken. |
|
(95) |
Taiwan heeft de Commissie meegedeeld dat het het WCPFC-verdrag en de instandhoudings- en beheersmaatregelen van de WCPFC in zijn nationaal rechtsstelsel heeft geïntegreerd en bezig was met het oplossen van een aantal geconstateerde gevallen van niet-naleving van instandhoudings- en beheersmaatregelen van de WCPFC. |
|
(96) |
Tevens wordt opgemerkt dat het tiende wetenschappelijk comité van de WCPFC het probleem van ontbrekende gegevens over de ringzegenvloot van Taiwan aan de orde heeft gesteld en heeft verzocht dat Taiwan aan het elfde wetenschappelijk comité een paper zou verstrekken over de gehanteerde methode om de vangsten van tonijnachtigen te schatten in hun aan de WCPFC verstrekte geaggregeerde ringzegengevens (21). |
|
(97) |
Beschikbare informatie van de SPRFMO (22) toont aan dat Taiwan met betrekking tot 2014 de normen voor de verzameling, rapportage, verificatie en uitwisseling van gegevens (CMM 2.02 (1e)) niet heeft gehaald en de vereisten inzake aanlandings- en overladingsgegevens niet onverkort is nagekomen (CMM 2.02 (1d)). |
|
(98) |
Na het bezoek van 2015 heeft Taiwan aan de Commissie meegedeeld dat het krachtens CMM 2.02 (1e) verplicht was beknopte gegevens te verstrekken vanwege nationale bepalingen inzake gegevensbescherming. Tevens verklaarde het slechts ten dele niet in overeenstemming te zijn met CMM 2.02 (1d). |
|
(99) |
De nalevingsproblemen van Taiwan met betrekking tot de WCPFC en de SPRFMO tonen aan dat Taiwan zijn verplichtingen als vlaggenstaat uit hoofde van artikel 94 van het UNCLOS (zie ook artikel 5 van het Verdrag van Genève van 1958 inzake de volle zee) niet heeft nageleefd. Bovendien volgt Taiwan niet de aanbevelingen van de punten 31-33, 35 en 38 van de vrijwillige FAO-richtsnoeren over de prestaties van de vlaggenstaat en punt 24 van het IAP-IOO. |
|
(100) |
Gezien de in dit deel van het besluit opgenomen toelichting bij de situatie en gezien alle door de Commissie verzamelde feitelijke gegevens en alle door het land afgelegde verklaringen, kan op grond van artikel 31, leden 3 en 6, van de IOO-verordening worden vastgesteld dat Taiwan zich niet heeft gekweten van de taken die het krachtens internationaal recht dient te vervullen op het gebied van internationale voorschriften en regelingen en instandhoudings- en beheersmaatregelen. |
3.4. Specifieke beperkingen van ontwikkelingslanden (artikel 31, lid 7, van de IOO-verordening)
|
(101) |
Er wordt aan herinnerd dat Taiwan vanwege zijn politieke status geen lid van de Verenigde Naties is. Op basis van de HDI-statistieken die Taiwan aan de hand van de methode van de VN heeft verzameld, wordt Taiwan als een land met een hoge menselijke ontwikkeling beschouwd (21e van 188 landen) (23). |
|
(102) |
De kennisgeving van Taiwan als vlaggenstaat is met ingang van 28 januari 2010 door de Commissie aanvaard overeenkomstig artikel 20 van de IOO-verordening. Taiwan heeft overeenkomstig artikel 20, lid 1, van de IOO-verordening bevestigd nationale regelingen te hebben ingesteld voor de tenuitvoerlegging, de controle en de handhaving van de door zijn vissersvaartuigen na te leven wet- en regelgeving en instandhoudings- en beheersmaatregelen. |
|
(103) |
Gelet op de plaats die Taiwan, zoals reeds gezegd, inneemt volgens de index voor menselijke ontwikkeling van de Verenigde Naties, en gelet op de bevindingen van de dienstbezoeken van 2012 tot en met 2015 zijn er geen aanwijzingen dat een laag ontwikkelingsniveau de reden zou zijn waarom Taiwan zich niet heeft gekweten van de taken die het krachtens internationaal recht dient te vervullen. Er zijn geen feitelijke gegevens op grond waarvan tekortkomingen bij het toezicht, de controle en de bewaking op het gebied van de visserij kunnen worden gelinkt aan ontoereikende capaciteit en infrastructuur. Taiwan heeft nooit gesteld dat ontwikkelingsproblemen van invloed zijn op zijn vermogen om sterke prestaties op het gebied van toezicht, controle en bewaking te leveren en heeft nooit om steun van de Unie verzocht. |
|
(104) |
Gezien de in dit deel van het besluit beschreven situatie, alle door de Commissie verzamelde feitelijke gegevens en alle door Taiwan afgelegde verklaringen kan op grond van artikel 31, lid 7, van de IOO-verordening worden gesteld dat het ontwikkelingsniveau van Taiwan geen remmende factor is voor de ontwikkelingsstatus en de algemene prestaties van het land op het gebied van visserijbeheer. |
4. CONCLUSIE OVER DE MOGELIJKHEID TE WORDEN AANGEMERKT ALS NIET-MEEWERKEND DERDE LAND
|
(105) |
Gezien de hier getrokken conclusies over het feit dat Taiwan zich niet heeft gekweten van de taken die het krachtens internationaal recht als vlaggen-, haven-, kust- of marktstaat dient te vervullen en geen maatregelen heeft genomen om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, moet aan dit land overeenkomstig artikel 32 van de IOO-verordening kennis worden gegeven van de mogelijkheid dat het door de Commissie wordt aangemerkt als derde land dat niet meewerkt bij de bestrijding van IOO-visserij. |
|
(106) |
Krachtens artikel 32, lid 1, van de IOO-verordening dient de Commissie Taiwan onverwijld kennis te geven van de mogelijkheid dat het wordt aangemerkt als niet-meewerkend derde land. Tevens dient de Commissie ten aanzien van Taiwan alle in artikel 32 van de IOO-verordening opgenomen stappen te nemen. Met het oog op een deugdelijk beheer dient een termijn te worden vastgesteld waarbinnen Taiwan schriftelijk kan reageren op de kennisgeving en de situatie kan corrigeren. |
|
(107) |
De kennisgeving aan Taiwan van de mogelijkheid dat het wordt aangemerkt als een niet-meewerkend land, sluit niet uit, en brengt evenmin automatisch met zich mee, dat de Commissie of de Raad vervolgens stappen onderneemt om dit land als niet-meewerkend land aan te merken en op de lijst van niet-meewerkende landen te plaatsen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Enig artikel
Taiwan wordt in kennis gesteld van de mogelijkheid dat het door de Commissie wordt aangemerkt als derde land dat niet meewerkt bij de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij.
Gedaan te Brussel, 1 oktober 2015.
Voor de Commissie
Karmenu VELLA
Lid van de Commissie
(1) PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1.
(2) Het afzonderlijk douanegebied van Taiwan, Penghu, Kinmen en Matsu (Chinees Taipei).
(3) De termen „staat” en „land” worden ten aanzien van de visserijentiteit Taiwan uitsluitend gebruikt in de context van de IOO-verordening.
(4) Bron:
https://treaties.un.org/pages/ViewDetails.aspx?src=TREATY&mtdsg_no=XXI-1&chapter=21&lang=en
https://treaties.un.org/pages/HistoricalInfo.aspx#China
(5) Bron:
https://treaties.un.org/pages/ViewDetails.aspx?src=TREATY&mtdsg_no=XXI-2&chapter=21&lang=en#1
https://treaties.un.org/pages/HistoricalInfo.aspx#China
(6) Zie Uitvoeringsverordening (EU) nr. 137/2014 van de Commissie van 12 februari 2014 houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 468/2010 tot vaststelling van de EU-lijst van vaartuigen die illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij bedrijven (PB L 43 van 13.2.2014, blz. 47).
(7) Bron: http://www.radionz.co.nz/international/pacific-news/266070/arrests-in-marshalls-over-illegal-fishing
(8) Bron: http://legal.un.org/ilc/texts/instruments/english/conventions/8_1_1958_high_seas.pdf
(9) Vrijwillige richtsnoeren over de prestaties van de vlaggenstaat, 2014: http://www.fao.org/3/a-mk052e.pdf
(10) Internationaal actieplan om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties, 2001.
(11) IOTC-resolutie 11/03, bron: http://www.iotc.org/sites/default/files/documents/compliance/cmm/iotc_cmm_11-03_en.pdf
(12) WCPFC-verdrag, bron: https://www.wcpfc.int/system/files/text.pdf
(13) http://eng.stat.gov.tw/ct.asp?xItem=25280&ctNode=6032&mp=5
(14) IOTC-nalevingsverslag voor Taiwan, documentnr. IOTC-2015-CoC12-CR36, 23 maart 2015.
(15) IOTC-documentnr. IOTC-2015-CoC12-08c Add_1, 27 maart 2015.
(16) IOTC-documentnr. IOTC-2014-CoC11-08c Add_1, 26 april 2014.
(17) Verslag van de elfde zitting van het Comité naleving, Colombo, Sri Lanka, 26-28 mei, 2014, blz. 14-15.
(18) Bron:
http://www.iotc.org/sites/default/files/documents/2015/03/IOTC-2015-CoC12-04bE_-_IOTC_ROP_-_Contractors_Report.pdf
(19) Regionale waarnemersprogramma’s van de ICCAT en antwoorden, 5 november 2014, COC-305/2014, blz. 33-49.
(20) Letter of concern van 13 februari 2014.
(21) Beknopt verslag van de wetenschappelijke commissie van de WCPFC, tiende gewone zitting, punt 82.
(22) Beoordeling van de naleving door leden en CNCP’s, 2e vergadering van het nalevings- en technisch comité, Auckland, Nieuw-Zeeland, 30-31 januari 2015.
(23) http://eng.stat.gov.tw/ct.asp?xItem=25280&ctNode=6032&mp=5
|
2.10.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 324/29 |
Nieuwe nationale zijde van voor circulatie bestemde euromuntstukken
(2015/C 324/11)
Voor circulatie bestemde euromunten hebben in de gehele eurozone de status van wettig betaalmiddel. Om zowel degenen die beroepsmatig met euromunten omgaan als het grote publiek op de hoogte te houden, publiceert de Commissie alle nieuwe ontwerpen van euromunten (1). Volgens de conclusies van de Raad van 10 februari 2009 (2) is het de lidstaten van de eurozone en de landen die met de Europese Unie een monetaire overeenkomst hebben gesloten volgens welke zij euromuntstukken mogen uitgeven, toegestaan een bepaalde hoeveelheid voor circulatie bestemde euroherdenkingsmunten uit te geven, en dat onder bepaalde voorwaarden, met name dat alleen het muntstuk van twee euro wordt gebruikt. Deze munten hebben dezelfde technische kenmerken als gewone voor circulatie bestemde munten van twee euro, maar hebben aan de nationale zijde een speciale herdenkingsafbeelding met een grote nationale of Europese symboolwaarde.
Uitgevend land : San Marino
Onderwerp van de herdenkingsmunt : de 25e verjaardag van de Duitse hereniging
Beschrijving van het ontwerp : het ontwerp toont de Brandenburgse Poort, die zich tijdens de Koude Oorlog in Oost-Berlijn bevond, weergegeven in twee voorstellingen die ineengestrengeld zijn als twee handen, waarmee de hereniging van de twee delen van Berlijn wordt gesymboliseerd. Links het muntteken „R” en de initialen van de kunstenaar „ES” (Erik Spiekermann). In een cirkel rond de afbeelding staan vermeld „25o ANNIVERSARIO DELLA RIUNIFICAZIONE DELLA GERMANIA 1990-2015” (25e verjaardag van de Duitse hereniging) en het land en jaar van uitgifte „San Marino MMXV”.
Op de buitenrand van de munt zijn de 12 sterren van de Europese vlag afgebeeld.
Oplage :
Datum van uitgifte : september 2015.
(1) Zie PB C 373 van 28.12.2001, blz. 1, voor een overzicht van alle nationale zijden die in 2002 zijn uitgegeven.
(2) Zie de conclusies van de Raad Economische en Financiële Zaken van 10 februari 2009 en de Aanbeveling van de Commissie van 19 december 2008 betreffende gemeenschappelijke richtsnoeren voor de nationale zijde en de uitgifte van voor circulatie bestemde euromuntstukken (PB L 9 van 14.1.2009, blz. 52).
|
2.10.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 324/30 |
Nieuwe nationale zijde van voor circulatie bestemde euromuntstukken
(2015/C 324/12)
Voor circulatie bestemde euromunten hebben in de gehele eurozone de status van wettig betaalmiddel. Om zowel degenen die beroepsmatig met euromunten omgaan als het grote publiek op de hoogte te houden, publiceert de Commissie een beschrijving van het ontwerp van alle nieuwe euromunten (1). Volgens de conclusies van de Raad van 10 februari 2009 (2) is het de lidstaten van de eurozone en de landen die met de Europese Unie een monetaire overeenkomst hebben gesloten volgens welke zij euromuntstukken mogen uitgeven, toegestaan een bepaalde hoeveelheid voor circulatie bestemde euroherdenkingsmunten uit te geven, en dat onder bepaalde voorwaarden, met name dat alleen het muntstuk van twee euro wordt gebruikt. Deze munten hebben dezelfde technische kenmerken als gewone voor circulatie bestemde munten van twee euro, maar hebben aan de nationale zijde een speciale herdenkingsafbeelding met een grote nationale of Europese symboolwaarde.
Uitgevende staat : Griekenland
Onderwerp van de herdenkingsmunt : de 75e verjaardag van het overlijden van Spyros Louis
Beschrijving van het ontwerp : Het ontwerp toont Spyros Louis en de beker die hij won tegen de achtergrond van het Stadion Panathinaiko. Langs de binnenzijde staan het land van uitgifte „HELLEENSE REPUBLIEK” en „DE 75e VERJAARDAG VAN HET OVERLIJDEN VAN SPYROS LOUIS” vermeld (in het Grieks). Boven de beker staan het jaar van uitgifte „2015” en rechts een palmet (het muntteken van het Griekse munthuis). Onderaan is het monogram van de kunstenaar (George Stamatopoulos) zichtbaar.
Op de buitenrand van de munt zijn de twaalf sterren van de Europese vlag afgebeeld.
Oplage :
Datum van uitgifte : 3e kwartaal van 2015.
(1) Zie PB C 373 van 28.12.2001, blz. 1, voor een overzicht van alle nationale zijden die in 2002 zijn uitgegeven.
(2) Zie de conclusies van de Raad Economische en Financiële Zaken van 10 februari 2009 en de aanbeveling van de Commissie van 19 december 2008 betreffende gemeenschappelijke richtsnoeren voor de nationale zijde en de uitgifte van voor circulatie bestemde euromuntstukken (PB L 9 van 14.1.2009, blz. 52).
V Bekendmakingen
PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID
Europese Commissie
|
2.10.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 324/31 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie
(Zaak M.7678 — Equinix/Telecity)
(Voor de EER relevante tekst)
(2015/C 324/13)
|
1. |
Op 24 september 2015 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat de onderneming Equinix Inc. („Equinix”, Verenigde Staten) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening de volledige zeggenschap verkrijgt over Telecity Group plc. („Telecity”, Verenigd Koninkrijk) door de verwerving van aandelen. |
|
2. |
De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn: — Equinix: aanbieder van datacenter- en aanverwante diensten, zoals interconnectiediensten, met activiteiten in 15 landen over de hele wereld; — Telecity: aanbieder van datacenter- en aanverwante diensten, zoals interconnectiediensten, met activiteiten in 10 EU-landen en Turkije. |
|
3. |
Op grond van een voorlopig onderzoek is de Europese Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. |
|
4. |
De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken. Deze opmerkingen moeten de Europese Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax (+32 22964301), per e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer M.7678 — Equinix/Telecity, aan onderstaand adres worden toegezonden:
|
(1) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).
|
2.10.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 324/32 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie
(Zaak M.7809 — Grosvenor/PSPIB/Vastgoedactiva in Milaan)
Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak
(Voor de EER relevante tekst)
(2015/C 324/14)
|
1. |
Op 23 september 2015 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat de onderneming Grosvenor International Investments Limited, die deel uitmaakt van Grosvenor Group Limited („Grosvenor”, Verenigd Koninkrijk), en de onderneming PSPLUX S.à.r.l., die deel uitmaakt van Public Sector Pension Investment Board („PSPIB”, Canada), in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening de gezamenlijke zeggenschap verkrijgen over vastgoedactiva in Milaan (Italië). |
|
2. |
De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn: — Grosvenor: vastgoedgroep in particuliere handen die zich bezighoudt met de eigendom, de ontwikkeling en het beheer van vastgoed en andere vastgoedgerelateerde activiteiten; — PSPIB: belegging van de pensioenfondsen van de Canadian Federal Public Service, de Canadian Forces en de Royal Canadian Mounted Police. Het beheert een wereldwijd gediversifieerde portefeuille van aandelen, obligaties en andere vastrentende effecten, beleggingen in vastgoed, private-equity, infrastructuur en natuurlijke hulpbronnen. |
|
3. |
Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de Mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2). |
|
4. |
De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken. Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax (naar nummer +32 22964301), via e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer M.7809 — Grosvenor/PSPIB/Vastgoedactiva in Milaan, aan onderstaand adres worden toegezonden:
|
(1) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).
(2) PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.
ANDERE HANDELINGEN
Europese Commissie
|
2.10.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 324/33 |
Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen
(2015/C 324/15)
Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag (1).
ENIG DOCUMENT
„COCHINILLA DE CANARIAS”
EU-nummer: ES-PDO-0005-01302 - 22.1.2015
BOB ( X ) BGA ( )
1. Naam
„Cochinilla de Canarias”
2. Lidstaat of derde land
Spanje
3. Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel
3.1. Productcategorie
Categorie 2.12. Cochenille
3.2. Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is
„Cochinilla de Canarias” is de grondstof van dierlijke oorsprong die wordt verkregen op de Canarische Eilanden door de natuurlijke dehydratie van de volwassen vrouwtjes van de soort Dactylopius coccus (traditioneel bekend als de cochenilleluis), een halfvleugelig insect van de familie van de Coccidae, geoogst van de schijven van de cactusvijg (Opuntia ficus indica).
Het product heeft de volgende specifieke kenmerken:
Het is een vaste stof die uit korrels bestaat, waarbij elke korrel een vrouwelijk insect is. De korrels hebben een onregelmatige, ovale en gesegmenteerde vorm.
De korrels variëren in grootte, maar zijn altijd minder dan 1 cm lang.
Vochtgehalte: niet meer dan 13 %.
Karmijnzuurgehalte: minstens 19 % in de droge stof.
De textuur van het product is korrelig en voelt droog aan.
De kleur varieert van donkergrijs tot zwart, met rood- en witachtige tinten afkomstig van de resten van de katoenachtige was die de korrels beschermt.
3.3. Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong) en grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)
De cochenilleluis voedt zich met de waardplant (Opuntia ficus indica, ook geclassificeerd als Opuntia maxima en Opuntia tomentosa), die voor de 19e eeuw op de Canarische Eilanden werd geïntroduceerd en nu een genaturaliseerde soort is op alle eilanden wegens haar belang in de landbouw bij het kweken van cochenilleluizen.
3.4. Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden
De onderstaande productiestadia moeten plaatsvinden in het geografische gebied:
|
— |
Het telen van de waardplant |
|
— |
Het inoculeren, ontwikkelen en oogsten van het insect |
|
— |
Het drogen van het gezeefde product en de voorbereiding voor het inpakken. |
3.5. Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz. van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst
Het product wordt verpakt in zakken, gemaakt van jute of een soortgelijk materiaal, bij voorkeur een natuurlijke vezel die ventilatie mogelijk maakt.
Gezien de kenmerken van cochenille, een grondstof van dierlijke oorsprong die wordt verkregen door de natuurlijke dehydratie van het insect en die uitgesproken fysisch-chemische en organoleptische kenmerken heeft, moet het verpakken zo snel mogelijk na het drogen en zeven plaatsvinden. Daarom moet het eindproduct worden verpakt op de Canarische Eilanden, specifiek op de plaats waar het wordt geproduceerd. Dit voorkomt veranderingen in de fysisch-chemische en organoleptische kenmerken van het product, met het oog op het behoud van de kwaliteit.
3.6. Specifieke voorschriften betreffende de etikettering van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst
Het communautaire logo van „Beschermde oorsprongsbenaming” en de beschermde oorsprongsbenaming „Cochinilla de Canarias” moeten prominent aanwezig zijn op het etiket.
4. Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied
De cochenille wordt geproduceerd op alle zeven eilanden van de Canarische archipel.
Op Tenerife, Gran Canaria, La Gomera, La Palma en El Hierro wordt cochenille geproduceerd in de kustgebieden en in op gemiddelde hoogte gelegen gebieden tot 1 200 m boven de zeespiegel. Op Fuerteventura en Lanzarote omvat het productiegebied alle landbouwgebieden lager dan 600 m boven de zeespiegel.
5. Verband met het geografische gebied
De oorzakelijke verbanden tussen de kwaliteit en de kenmerken van het product enerzijds en de geografische omgeving anderzijds zijn:
|
— |
De geografische locatie van de Canarische Eilanden: De Canarische Eilanden bevinden zich tussen 27° 37′ en 29° 25′ NB en tussen 13° 20′ en 18° 10′ WL. Deze geografische locatie biedt optimale omstandigheden voor de productie van „Cochinilla de Canarias”. |
|
— |
De Canarische Eilanden liggen in het gebied dat wordt beïnvloed door de passaatwinden die worden veroorzaakt door het Azorenhoog. Hierdoor ontstaat een temperatuurinversie en een „wolkenzee”, die een broeikaseffect teweegbrengen. De vochtige passaatwinden hydrateren de waardplant van de cochenilleluis net voldoende zodat de vochtigheid niet te hoog wordt, maar de plant en het insect zich toch kunnen ontwikkelen. |
|
— |
De wolken die het broeikaseffect veroorzaken, dragen bij tot de stabiliteit van de koele Canarische stroom, die het klimaat van de eilanden zachter maakt. |
|
— |
Het temperatuurverschil tussen de warmste en de koudste maanden is minder dan 10 °C, met temperaturen die schommelen tussen 17 °C en 25 °C, behalve op de bergtoppen. De stabiele temperaturen zijn bevorderlijk voor de ontwikkeling van het insect, met erg weinig variatie in de fysisch-chemische en organoleptische kenmerken, zoals reeds beschreven in punt 3.2 van dit productdossier. |
|
— |
De subtropische geografische locatie van de Canarische Eilanden, die gemiddeld 3 000 uur zon krijgen per jaar, zorgt ervoor dat het drogen op natuurlijke wijze kan plaatsvinden, zonder chemische stoffen en enkel gebruikmakend van natuurlijk zonlicht. |
|
— |
De vulkanische bodem op de Canarische Eilanden is arm en wordt gekenmerkt door een gebrek aan organisch materiaal en een overvloed aan basaltmineralen. Deze mineralen hebben heel specifieke fysische en chemische eigenschappen als gevolg van de amorfe of slecht gekristalliseerde bestanddelen die ze bevatten, zoals aluminiumsilicaten en ijzer- en aluminiumoxyhydroxiden. Deze bestanddelen, bekend als andische materialen, geven de bodem een hoge porositeit, een lage dichtheid, een hoog watervasthoudend vermogen en een sterk vermogen om stabiele microaggregaten te vormen. De waardplanten die op deze bodem groeien, hebben een laag vochtgehalte en heel weinig voedingsbehoeften. Bijgevolg hebben de cochenilleluizen die zich op deze waardplanten bevinden, een laag vochtgehalte (minder dan 13 %) en een hoog karmijnzuurgehalte (minstens 19 % in de droge stof). |
Er zijn ook menselijke factoren die bijdragen tot de kenmerken van „Cochinilla de Canarias”.
|
— |
In tegenstelling tot de cochenilles die in andere regio’s worden verkregen, worden op de Canarische Eilanden slechts één type waardplant (Opuntia ficus indica) en één type insect (Dactylopius coccus) geteeld. Zowel de waardplant als het insect zijn perfect aangepast aan de geografische omgeving. |
|
— |
Alle productiestadia, van het planten van de cactus en het kweken van de parasiet tot het oogsten en drogen, worden met de hand uitgevoerd door middel van ambachtelijke methoden. Dit heeft geleid tot de ontwikkeling van technieken en een expertise die van generatie op generatie werden doorgegeven en tot het ontstaan van een specifiek vakjargon, zoals „rengues”, „cuchara”, „milana”, „grano” enz. |
Er kan derhalve worden geconcludeerd dat een combinatie van natuurlijke en historische factoren de „Cochinilla de Canarias” in verband brengt met zijn geografische omgeving en de tradities en gebruiken van de producenten, waardoor het product zijn eigen, specifieke kenmerken heeft.
Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier
(Artikel 6, lid 1, tweede alinea, van de onderhavige verordening)
http://www.gobiernodecanarias.org/agricultura/icca/Doc/Productos_calidad/PLIEGO_DE_CONDICIONES_DOP_COCHINILLA_DE_CANARIAS.pdf
(1) PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.