ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 314

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

58e jaargang
23 september 2015


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2015/C 314/01

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.7541 — IAG/Aer Lingus) ( 1 )

1


 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2015/C 314/02

Wisselkoersen van de euro

2

2015/C 314/03

Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 9 oktober 2014 inzake een voorontwerp van besluit in zaak AT.39523 — Slovak Telekom — Rapporteur: België

3

2015/C 314/04

Eindverslag van de raadadviseur-auditeur — Slovak Telekom (AT.39523)

4

2015/C 314/05

Samenvatting van het besluit van de Commissie van 15 oktober 2014 inzake een procedure op grond van artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 54 van de EER-overeenkomst (Zaak AT.39523 — Slovak Telekom) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 7465 final)

7


 

V   Bekendmakingen

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

 

Europese Commissie

2015/C 314/06

Bericht aan importeurs — Invoer van open weefsels van glasvezels in de Europese Unie uit SAP-begunstigde landen die tot de regionale cumulatiegroepen I en III behoren

11

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2015/C 314/07

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.7769 — Gilde Fund IV/Parcom Fund IV/Koninklijke Ten Cate) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

12


 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

23.9.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 314/1


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.7541 — IAG/Aer Lingus)

(Voor de EER relevante tekst)

(2015/C 314/01)

Op 14 juli 2015 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), in samenhang met artikel 6, lid 2 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32015M7541. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

23.9.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 314/2


Wisselkoersen van de euro (1)

22 september 2015

(2015/C 314/02)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,1155

JPY

Japanse yen

133,75

DKK

Deense kroon

7,4602

GBP

Pond sterling

0,72230

SEK

Zweedse kroon

9,3412

CHF

Zwitserse frank

1,0860

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

9,2145

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

27,057

HUF

Hongaarse forint

310,55

PLN

Poolse zloty

4,1970

RON

Roemeense leu

4,4225

TRY

Turkse lira

3,3881

AUD

Australische dollar

1,5732

CAD

Canadese dollar

1,4804

HKD

Hongkongse dollar

8,6451

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,7715

SGD

Singaporese dollar

1,5817

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 322,15

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

15,2542

CNY

Chinese yuan renminbi

7,1129

HRK

Kroatische kuna

7,6235

IDR

Indonesische roepia

16 257,25

MYR

Maleisische ringgit

4,8017

PHP

Filipijnse peso

52,041

RUB

Russische roebel

73,9790

THB

Thaise baht

40,164

BRL

Braziliaanse real

4,4809

MXN

Mexicaanse peso

18,7248

INR

Indiase roepie

73,5068


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


23.9.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 314/3


Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 9 oktober 2014 inzake een voorontwerp van besluit in zaak AT.39523 — Slovak Telekom

Rapporteur: België

(2015/C 314/03)

I

1.

De meerderheid van het Adviescomité is het eens met de definitie van de Europese Commissie van de relevante productmarkt die bestaat uit:

de wholesalemarkt voor toegang tot de ontbundelde aansluitnetten (ULL), en

de massamarkt voor retailbreedbanddiensten die worden aangeboden op een vaste locatie.

Een minderheid onthoudt zich.

2.

De meerderheid van het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de relevante geografische markt het gehele grondgebied van Slowakije bestrijkt. Een minderheid onthoudt zich.

3.

De meerderheid van het Adviescomité is het met de Commissie eens dat Slovak Telekom, in ieder geval in de periode van 12 augustus 2005 tot en met 31 december 2010, een machtspositie op de wholesalemarkt bekleedde. Een minderheid onthoudt zich.

4.

De meerderheid van het Adviescomité is het met de Commissie eens dat Slovak Telekom, in ieder geval in de periode van 12 augustus 2005 tot en met 31 december 2010, een machtspositie op de retailmarkt bekleedde. Een minderheid onthoudt zich.

5.

De meerderheid van het Adviescomité is het met de Commissie eens dat Slovak Telekom misbruik heeft gemaakt van haar machtspositie op de relevante markt door te weigeren haar wholesaleproducten te leveren aan alternatieve exploitanten in de periode van 12 augustus 2005 tot en met 31 december 2010. Een minderheid onthoudt zich.

6.

De meerderheid van het Adviescomité is het met de Commissie eens dat Slovak Telekom misbruik heeft gemaakt van haar machtspositie door een prijsklem tussen haar wholesaleprijzen en haar retailprijzen te hebben veroorzaakt in de periode van 12 augustus 2005 tot en met 31 december 2010. Een minderheid onthoudt zich.

7.

De meerderheid van het Adviescomité is het ermee eens dat de misbruikpraktijken van Slovak Telekom het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden in de zin van artikel 102 VWEU. Een minderheid onthoudt zich.

II

1.

De meerderheid van het Adviescomité is het met de Commissie eens dat een geldboete moet worden opgelegd aan Slovak Telekom en Deutsche Telekom. Een minderheid onthoudt zich.

2.

De meerderheid van het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de duur van de inbreuk met het oog op de berekening van de geldboete op vijf jaar en vier maanden wordt vastgesteld. Een minderheid onthoudt zich.

3.

De meerderheid van het Adviescomité is het met de Commissie eens over het basisbedrag van de geldboete. Een minderheid onthoudt zich.

4.

De meerderheid van het Adviescomité is het met de Commissie eens dat rekening moet worden gehouden met verzwarende omstandigheden (recidive). Een minderheid onthoudt zich.

5.

De meerderheid van het Adviescomité is het ermee eens dat de geldboete moet worden verhoogd met het oog op een afschrikkend effect. Een minderheid onthoudt zich.

6.

De meerderheid van het Adviescomité is het met de Commissie eens over het eindbedrag van de geldboete. Een minderheid onthoudt zich.

7.

Het Adviescomité beveelt aan dat zijn advies wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Een minderheid onthoudt zich.


23.9.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 314/4


Eindverslag van de raadadviseur-auditeur (1)

Slovak Telekom

(AT.39523)

(2015/C 314/04)

I.   INLEIDING

(1)

De raadadviseur-auditeur die oorspronkelijk bevoegd was voor deze zaak, was de heer Michael Albers. Hij heeft de hoorzitting georganiseerd en geleid en heeft een tussentijds verslag aan het bevoegde lid van de Commissie overgelegd overeenkomstig artikel 14 van Besluit 2011/695/EU. Op 16 oktober 2013 is deze zaak naar aanleiding van het vertrek van de heer Albers uit de Commissie aan mij toegewezen.

(2)

Wat de procedurele stappen van vóór mijn benoeming betreft, is dit verslag derhalve gebaseerd op de bevindingen van de vorige raadadviseur-auditeur.

II.   PROCEDURE

1.   Onderzoeksfase

(3)

De procedure is ambtshalve ingeleid door de Commissie in juni 2008, naar aanleiding van aanwijzingen voor een lage breedbandpenetratie en een vertraagde invoering van tripleplay in de Slowaakse Republiek. Van 13 tot en met 15 januari 2009, en op 13 en 14 juli 2009 zijn inspecties verricht ten kantore van Slovak Telekom (hierna „ST” genoemd). De procedure is formeel ingeleid op 8 april 2009 ten aanzien van ST en op 13 december 2010 ten aanzien van Deutsche Telekom (hierna „DT” genoemd).

(4)

ST heeft een beroep tot nietigverklaring ingesteld tegen twee verzoeken om informatie van de Commissie met betrekking tot gegevens uit de periode vóór de toetreding van de Slowaakse Republiek tot de EU (dat wil zeggen vóór 1 mei 2004), met als argument dat de Commissie niet bevoegd was om dergelijke informatie te verlangen en te gebruiken. Het Gerecht heeft beide beroepen van ST afgewezen (2).

2.   Mededeling van punten van bezwaar

(5)

Op 7 mei 2012 is de mededeling van punten van bezwaar ten aanzien van ST en DT vastgesteld. Daarin neemt de Commissie het voorlopige standpunt in dat ST haar dominante positie op de markt voor diensten inzake wholesalebreedbandtoegang (hierna „WBT” genoemd) in de Slowaakse Republiek heeft misbruikt door het volgende gedrag: i) weigering tot levering en prijsklem met betrekking tot de ontbundelde toegang tot het aansluitnet (hierna „ULL” genoemd), vanaf 12 augustus 2005; ii) prijsklem en weigering tot levering met betrekking tot de regionale WBT, vanaf 6 juni 2007; en iii) prijsklem met betrekking tot de nationale WBT, met ingang van 1 mei 2004. In de mededeling van punten van bezwaar kwam de Commissie tot de voorlopige conclusie dat het gedrag van ST neerkwam op een inbreuk op artikel 102 VWEU in de periode van 1 mei 2004 tot na de vaststelling van de mededeling van punten van bezwaar. Daarnaast werd geconcludeerd dat DT aansprakelijk was voor de vermoedelijke inbreuken van ST omdat zij de moedermaatschappij was en in een zodanige positie verkeerde dat zij een beslissende invloed kon uitoefenen, en zij een dergelijke invloed ook daadwerkelijk uitoefende.

3.   Toegang tot het dossier en verlenging van de termijn voor het beantwoorden van de mededeling van punten van bezwaar

(6)

ST en DT kregen toegang tot het dossier van de Commissie via access-to-file cd-roms op 15 en 18 mei 2012.

(7)

Op verzoek werd ST in juli en augustus 2012 verdere toegang tot het dossier verleend door DG Concurrentie. Op verzoek van ST heeft DG Concurrentie bepaalde eerder weggelaten passages van de mededeling van punten van bezwaar openbaar gemaakt. Voor andere delen heeft de Commissie het verzoek om vertrouwelijke behandeling van DT geaccepteerd.

(8)

In juli 2012 heeft DT haar beklag gedaan over de kwaliteit van de Duitse versie van de mededeling van punten van bezwaar die zij had ontvangen. Een maand later zond DG Concurrentie een rectificatie.

(9)

Naar aanleiding van de verzoeken om verdere toegang tot het dossier en de klacht van DT is de antwoordtermijn voor de mededeling van punten van bezwaar voor beide partijen verlengd met drie weken, tot en met 6 september 2012.

4.   Belanghebbende derden

(10)

Op 9 juli 2012 ontving de raadadviseur-auditeur een verzoek van Slovanet, een alternatieve telecomexploitant in de Slowaakse Republiek, om te worden gehoord als derde. Slovanet gaf blijk van „voldoende belang” en werd dan ook toegelaten om schriftelijk te worden gehoord door de Commissie. Slovanet heeft niet verzocht deel te nemen aan de mondelinge hoorzitting.

III.   MONDELING HOORZITTING

(11)

De mondelinge hoorzitting vond plaats op 6 en 7 november 2012. Zowel ST als DT hebben deelgenomen.

IV.   VERDERE TOEGANG TOT HET DOSSIER NA DE MEDEDELING VAN PUNTEN VAN BEZWAAR

1.   „Letter of Facts”

(12)

Op 6 december 2013 en 10 januari 2014 heeft de Commissie aan respectievelijk ST en DT een „letter of facts” gericht om hen te wijzen op nieuwe feiten waarop zij zich in een eventueel later besluit wil baseren, en heeft hen in de gelegenheid gesteld schriftelijke opmerkingen in te dienen. De Commissie gaf voorts aan dat zij het standpunt zou innemen dat een eventueel toekomstig besluit ten aanzien van ST en DT slechts betrekking mag hebben op de misbruiken in verband met de toegang tot de ULL, en dat de inbreukperiode bijgevolg zou lopen van 12 augustus 2005 tot ten minste 31 december 2010.

(13)

Samen met de „letter of facts” heeft de Commissie ST en DT toegang verleend tot alle documenten die na de mededeling van punten van bezwaar in het dossier zijn opgenomen. Op verzoek van ST heeft DG Concurrentie eerder weggelaten passages van een in de „letter of facts” vermeld document openbaar gemaakt, en ST en DT aanvullende documenten verschaft die aanvankelijk niet in het dossier van de Commissie waren opgenomen.

(14)

Naar aanleiding van verzoeken om verlengingen van de antwoordtermijn, die door DG Concurrentie zijn ingewilligd, hebben ST en DT schriftelijk geantwoord op de „letter of facts” op respectievelijk 21 februari (ST) en 6 maart (DT) 2014.

2.   Verzoek van DT voor een mondelinge hoorzitting

(15)

In haar antwoord op de „letter of facts” en in een latere brief van 8 april 2014 aan DG Concurrentie heeft DT om een mondelinge hoorzitting verzocht. DG Concurrentie heeft dit verzoek afgewezen bij brieven van 21 maart en 15 april 2014, en op 4 september 2014 heeft DT de aangelegenheid aan mij voorgelegd. Ik heb dit verzoek afgewezen omdat de „letter of facts” DT niet het recht op een mondelinge hoorzitting verleende, en anderzijds omdat de „letter of facts” niet kon worden beschouwd als een aanvullende mededeling van punten van bezwaar, aangezien geen nieuwe bezwaren werden ingediend en de in de mededeling genoemde bezwaren niet werden gewijzigd.

3.   Verzoek om toegang tot de analyse van de prijsklem

(16)

Op 16 januari 2014 heeft ST verzocht om inzage in eventuele herziene berekeningen van de prijsklem door de Commissie na de vaststelling van de mededeling van punten van bezwaar. ST voerde aan dat deze berekeningen hadden moeten worden opgenomen in de „letter of facts” en dat ze noodzakelijk waren om het recht van ST om te worden gehoord, naar behoren uit te oefenen. DT deed een vergelijkbaar verzoek aan DG Concurrentie op 1 maart 2014. DG Concurrentie heeft de verzoeken van beide partijen afgewezen en erop gewezen dat de Commissie in dat stadium van de procedure voornemens was om in een eventueel toekomstig besluit dezelfde beginselen en formules met betrekking tot de prijsklem aan te houden als in de mededeling van punten van bezwaar, en de berekeningen bij te werken door een aantal argumenten en berekeningen van ST in haar antwoord op de mededeling van punten van bezwaar te accepteren en andere te weerleggen.

(17)

ST heeft de aangelegenheid vervolgens aan mij voorgelegd. Bij brieven van 5 februari en 25 april 2014, heb ik de verzoeken van ST afgewezen. In de eerste plaats was de analyse van de prijsklem nog aan de gang ten tijde van het verzoek van ST, en was dit dus een intern document, dat als zodanig niet toegankelijk was. In de tweede plaats was ik op basis van vaste rechtspraak (3) van mening dat er geen regel is op grond waarvan de Commissie verplicht is ST te horen over het definitieve standpunt dat zij over de berekeningen van de prijsklem wil aannemen, op voorwaarde evenwel dat dit standpunt geen aanleiding geeft tot nieuwe bezwaren. In dit verband had ik geen aanwijzingen dat een van de door de Commissie voorgenomen wijzigingen in de berekeningen van de prijsklem de bezwaren in de mededeling van punten van bezwaar zou veranderen in het nadeel van ST.

(18)

Ter wille van de transparantie heeft DG Concurrentie tijdens state-of-play-bijeenkomsten in september 2014 aan ST en DT de berekeningen van de prijsklem getoond en de wijzigingen in de berekeningen en de gebruikte methodologie in detail toegelicht, en geantwoord op een aantal vragen van de partijen.

(19)

Op 6 oktober 2014 heb ik een brief van ST en DT ontvangen waarin zij aanvoeren dat DG Concurrentie hen tijdens de bijeenkomsten die nieuwe feiten en methoden heeft voorgelegd, met name met betrekking tot de berekeningen van de prijsklem, en waarin zij verzoeken te worden gehoord in een schriftelijke en een mondelinge hoorzitting. Na zorgvuldige afweging heb ik deze verzoeken afgewezen op grond van het feit dat de Commissie in haar ontwerpbesluit in dit verband geen nieuwe beginselen en benaderingen in het nadeel van de partijen heeft ingevoerd.

(20)

DT heeft ook om inzage in het antwoord van ST op de „letter of facts” verzocht. Dit verzoek heeft DG Concurrentie ingewilligd in het loutere belang van de transparantie, met de mogelijkheid om verdere opmerkingen in te dienen.

V.   HET ONTWERPBESLUIT

(21)

Na de adressaten van de mededeling van punten van bezwaar schriftelijk en mondeling te hebben gehoord, heeft de Commissie besloten de beschuldigingen ten aanzien van het misbruik met betrekking tot de regionale en nationale WBT te laten vallen, en alleen de beschuldiging ten aanzien van het misbruik met betrekking tot de toegang tot de ULL te handhaven (4). De totale inbreukperiode is bijgevolg ingekort, aangezien de begindatum is verschoven van 1 mei 2004 naar 12 augustus 2005, en het einde van de inbreukperiode is vastgesteld op 31 december 2010.

(22)

Overeenkomstig artikel 16 van Besluit 2011/695/EU heb ik onderzocht of het ontwerpbesluit uitsluitend de bezwaren betreft ten aanzien waarvan ST en DT in de gelegenheid zijn gesteld hun opmerkingen te maken, en ik ben tot de conclusie gekomen dat dit inderdaad het geval is.

(23)

Alles samengenomen, concludeer ik dat de partijen hun procedurele rechten in deze zaak daadwerkelijk hebben kunnen uitoefenen.

Gedaan te Brussel, 10 oktober 2014.

Joos STRAGIER


(1)  Opgesteld overeenkomstig de artikelen 16 en 17 van Besluit 2011/695/EU van de voorzitter van de Europese Commissie van 13 oktober 2011 betreffende de functie en het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures (PB L 275 van 20.10.2011, blz. 29) (hierna „Besluit 2011/695/EU” genoemd).

(2)  Arrest van het Gerecht van 22 maart 2012 in gevoegde zaken T-458/09 en T-171/10 Slovak Telekom a.s./Commissie, EU:T:2012:145.

(3)  Zaak T-392/09, garantovana a.s./Commissie, EU:T:2012:674, punt 74; en zaak T-15/02 BASF v Commission EU:T:2006:74, punt 94.

(4)  Zie punt 12.


23.9.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 314/7


Samenvatting van het besluit van de Commissie

van 15 oktober 2014

inzake een procedure op grond van artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 54 van de EER-overeenkomst

(Zaak AT.39523 — Slovak Telekom)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 7465 final)

(Slechts de tekst in de Engelse en de Duitse taal is authentiek)

(2015/C 314/05)

Op 15 oktober 2014 heeft de Commissie een besluit vastgesteld inzake een procedure op grond van artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 54 van de EER-overeenkomst. Overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad  (1) publiceert de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van het besluit, waaronder de opgelegde sancties, rekening houdend met het rechtmatige belang van de ondernemingen dat hun zakengeheimen niet aan de openbaarheid worden prijsgegeven.

1.   INLEIDING

(1)

Op 15 oktober 2014 heeft de Commissie een besluit vastgesteld op grond van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1/2003 (hierna „het besluit” genoemd), dat was gericht tot Slovak Telekom (hierna „ST” genoemd) en haar moedermaatschappij Deutsche Telekom (hierna „DT” genoemd), waarbij een geldboete werd opgelegd aan ST en DT wegens inbreuk op artikel 102 VWEU en artikel 54 van de EER-overeenkomst. Het besluit heeft betrekking op het uitsluitingsgedrag van ST (weigering tot levering en prijsklem) met betrekking tot haar reeds bestaande breedbandinfrastructuur. Het besluit bestrijkt de periode van 12 augustus 2005, datum waarop ST haar referentieaanbod voor ontbundeling (hierna „RAO” genoemd) publiceerde, waarin onbillijke toegangsvoorwaarden zijn vastgelegd, tot en met 31 december 2010 (totale duur van 5 jaar en vier maanden).

2.   PROCEDURE

(2)

Van 13 tot en met 15 januari 2009 heeft de Commissie een inspectie in de gebouwen van ST verricht krachtens artikel 20, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1/2003. Op 8 april 2009 heeft de Commissie een procedure ingeleid ten aanzien van ST, en op 13 december 2010 ten aanzien van DT. Op 7 mei 2012 heeft de Commissie een mededeling van punten van bezwaar vastgesteld waarin zij het voorlopige standpunt innam dat ST mogelijk een prijsklem heeft veroorzaakt bij de toegang tot haar ontbundelde aansluitnetten (Unbundled Local Loops, hierna „ULL” genoemd) en bij de regionale en nationale wholesalebreedbandtoegang („WBT”) voor haar concurrenten, en dat zij mogelijk toegang tot de eerste twee van deze wholesaleproducten heeft geweigerd. De Commissie nam het voorlopige standpunt in dat DT op grond van de aansprakelijkheid van de moedermaatschappij aansprakelijk kan worden gesteld voor het gedrag van haar dochteronderneming. Op 6 en 7 november 2012 heeft een mondelinge hoorzitting plaatsgevonden.

(3)

Op 6 december 2013 is een „letter of facts” aan ST toegezonden en op 10 januari 2014 aan DT, om hen in de gelegenheid te stellen te reageren op aanvullende bewijselementen.

(4)

Op 9 oktober 2014 is het Raadgevend Comité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities geraadpleegd. Op 10 oktober 2014 heeft de raadadviseur-auditeur zijn eindverslag uitgebracht.

3.   FEITEN

(5)

De eindbeslissing in deze zaak heeft betrekking op het misbruik betreffende de toegang tot haar ULL.

(6)

ST, de gevestigde telecomexploitant in de Slowaakse Republiek, is eigenaar van het enige vaste koperen toegangsnetwerk met landelijke dekking. Overeenkomstig het EU-regelgevingskader voor elektronische communicatie en op grond van een regelgevende besluit van de Slowaakse telecomregulator (hierna „TUSR” genoemd) moet ST alternatieve exploitanten toegang verlenen tot de ULL in haar netwerk. ST heeft een monopolie op de wholesalemarkt voor toegang tot de ULL en bekleedt een machtspositie op de massamarkt voor vaste retailbreedbanddiensten. Door het onrechtmatig gedrag van ST kregen alternatieve exploitanten geen toegang tot de ULL en konden zij dus niet toetreden tot de Slowaakse retailbreedbandmarkt op een wijze die hun de mogelijkheid zou hebben geboden hoogwaardige retailbreedbanddiensten aan te bieden en daadwerkelijk te concurreren met ST.

4.   JURIDISCHE BEOORDELING

4.1.   Betrokken markten

(7)

In overeenstemming met eerdere zaken op grond van artikel 102 VWEU (Deutsche Telekom, Telefónica, Telekommunikacja Polska (2)) is in het besluit een nationale wholesalemarkt voor toegang tot de ULL van ST gedefinieerd. Deze marktdefinitie is in overeenstemming met de door TÚSR, de Slowaakse telecomregulator, vastgestelde definitie. Met de publicatie van een RAO op 12 augustus 2005 begon ST toegang tot haar ULL te bieden, in overeenstemming met haar wettelijke verplichtingen. In toegang tot de andere mogelijke lokale toegangsnetwerken (vezel, televisiekabel, vaste draadloze toegang (hierna „FWA” genoemd) en mobiele breedbandtoegang) wordt door de eigenaars van deze netwerken niet voorzien. Voor alternatieve exploitanten is het technisch ook onmogelijk om dergelijke netwerken te gebruiken om toegang te krijgen tot particuliere klanten in heel Slowakije en een zelfde kwaliteit te bieden als met de ULL van ST. WBA is geen substituut voor ontbundelde wholesaletoegang tot het aansluitnetwerk, aangezien de maandelijkse vergoedingen hoger liggen dan in het geval van ULL, een alternatieve exploitant veel minder investeert in eigen infrastructuur en het WBA-product de alternatieve exploitant zeer weinig controle geeft over de verbinding, waardoor hij zijn retailaanbod nauwelijks kan differentiëren van dat van ST.

(8)

Het besluit bevat een definitie van een nationale massamarkt voor retailbreedbanddiensten die worden aangeboden op een vaste locatie (al dan niet draadloos). De productmarkt omvat breedbandverbindingen via xDSL, vezel, televisiekabel en FWA-netwerken. Mobiele breedbanddiensten worden niet opgenomen in de betrokken markt, met name vanwege de aanzienlijke verschillen in kwaliteit en datagebruiksprofielen tussen vaste en mobiele breedbanddiensten gedurende de hele inbreukperiode. Voorts kan noch uit de prijzen en de prijsontwikkelingen, noch uit de veranderingen van exploitant, worden geconcludeerd dat vaste en mobiele breedbanddiensten deel uitmaken van dezelfde markt.

(9)

De betrokken geografische retailmarkt voor vaste breedbanddiensten en de betrokken geografische wholesalemarkt voor ULL-toegang zijn nationale markten omdat ST (zowel op de retail- als op de wholesalemarkt) en andere exploitanten (op de retailmarkt) op uniforme wijze handelen (dezelfde prijs en voorwaarden) in hun hele netwerkgebied. Deze marktdefinitie is in overeenstemming met de besluitvormingspraktijk van de Commissie in telecomzakenen (Deutsche Telekom, Telefónica, Telekommunikacja Polska).

4.2.   Machtspositie

(10)

In het besluit wordt geconcludeerd dat ST een monopoliepositie bekleedt op de groothandelsmarkt voor ULL en dat er geen directe of indirecte druk is in de vorm van een daadwerkelijke of potentiële mededinging die de marktmacht van ST als ULL-aanbieder met een monopolie kan beperken. Het ontbreken van mededinging wordt met name verklaard door de hoge toegangsbarrières die de reproductie van het netwerk van ST in termen van geografische en technische reikwijdte onmogelijk maken. Deze conclusie is in overeenstemming met de vroegere besluitvormingspraktijk van de Commissie en met de regelgeving voor de telecommarkten.

(11)

Met betrekking tot de positie van ST op de retailmarkt wordt in het besluit geconcludeerd dat ST tijdens de analyseperiode een machtspositie innam op de massamarkt voor op een vaste locatie aangeboden retailbreedbanddiensten. Tijdens de inbreukperiode varieerde het marktaandeel van ST op basis van het aantal abonnees tussen [35 % en 55 %]. Het (dalende) marktaandeel van de op een na grootste concurrent, UPC, lag bijna vijf keer lager ([5 % - 15 %] in 2010). Hoewel ST werd geconfronteerd met enige concurrentie van alternatieve exploitanten (met name wat betreft de geleidelijke uitrol van glasvezelnetwerken), konden deze concurrenten niet voldoende druk uitoefenen op ST. Zo bleef Orange ondanks haar zware investeringen in de uitrol van glasvezel en marketing slechts een marginale marktdeelnemer met een marktaandeel van [0 % - 10 %] in 2010.

4.3.   Misbruik van machtspositie

4.3.1.   Weigering tot levering van ULL

(12)

In het besluit wordt aangetoond dat, hoewel meerdere alternatieve exploitanten er een groot belang bij hadden toegang tot de ULL te krijgen, ST onbillijke voorwaarden heeft vastgesteld in haar RAO om ontbundelde toegang tot het aansluitnet onaanvaardbaar te maken voor alternatieve exploitanten, en zo hun toetreding tot de markt voor retailbreedbanddiensten te vertragen, te bemoeilijken of te verhinderen. Met name:

a)

heeft ST de voor de ontbundeling van het aansluitnet noodzakelijke informatie over het netwerk achtergehouden, waardoor alternatieve exploitanten geen passende bedrijfsplannen konden opstellen.

b)

heeft ST de reikwijdte van haar ontbundelingsplicht kunstmatig beperkt door:

i)

te weigeren toegang te verlenen tot de lijnen via welke geen diensten werden aangeboden, maar die wel werden gedekt door het netwerk van ST („passieve lijnen”), en bijgevolg potentiële klanten voor zichzelf te behouden.

ii)

te weigeren gedeelde toegang te verlenen tot de lijnen via welke sociale telefonieplannen zoals „ST Mini” werden aangeboden, met als gevolg dat ST potentiële klanten voor DSL onrechtmatig voor zichzelf behield.

iii)

te weigeren toegang te verlenen tot 75 % van de onder haar ontbundelingsplicht vallende lijnen ingevolge een voorschrift inzake het beheer van het veiligheidsspectrum, zogenaamd om interferenties en overspraakproblemen te voorkomen wanneer verschillende diensten op eenzelfde telefoonlijn worden gebruikt.

c)

heeft ST alternatieve exploitanten ervan weerhouden te ontbundelen door nog meer onbillijke voorwaarden in haar RAO vast te stellen. Met name:

i)

heeft ST de collocatie (3) onnodig belastend en duur gemaakt en heeft zij geen prijsinformatie vooraf gegeven;

ii)

heeft ST de „kwalificatieprocedure” (4) verplicht gesteld en vergoedingen gevraagd zelfs wanneer dat niet nodig was;

iii)

paste ST ongunstige voorwaarden inzake prognoses (5) toe en stelde zij bijvoorbeeld een boete in voor niet-naleving van de geraamde aantallen.

iv)

paste ST onbillijke voorwaarden toe voor reparaties, zoals de mogelijkheid om de aansprakelijkheid eenzijdig bij de alternatieve exploitanten te leggen in geval van onvoldoende samenwerking bij reparaties;

v)

verlangde ST een bankgarantie waarvan het bedrag niet in verhouding stond tot de risico’s en de kosten van ST voor het verlenen van toegang tot de aansluitnetten.

4.3.2.   Prijsklem

(13)

Uit de berekeningen in het besluit, waarbij de gegevens van ST in aanmerking zijn genomen, kan worden opgemaakt dat een even efficiënte concurrent die gebruik maakte van de ULL-wholesaletoegang van ST, met aanzienlijke negatieve marges te maken zou hebben en de retailbreedbandportefeuille van ST niet op rendabele en duurzame wijze zou kunnen reproduceren. Dit is zelfs het geval wanneer aanvullende diensten (spraakdiensten, IPTV, multi-playdiensten) in een downstreamportefeuille in aanmerking worden genomen. De opneming van spraakdiensten (spraaktoegang, spraakgebruik) dient als sensitivity check omdat deze markten niet onder dit besluit vallen.

4.4.   Waarschijnlijke gevolgen voor de mededinging en de consument

(14)

Het gedrag van ST heeft alternatieve exploitanten belet daadwerkelijk met ST en andere marktspelers, te concurreren door middel van ULL-toegang en door de concurrentie aan te gaan op de massamarkt voor vaste retailbreedbanddiensten. Overeenkomstig haar strategie heeft ST door haar gedrag alternatieve exploitanten afgeschermd van het op ULL gebaseerde xDSL-basissegment van de retailmarkt. Zo heeft ST kunstmatig barrières voor toetreding tot de retailmarkt gecreërd door de mededinging op de retailmarkt te bemoeilijken en bijgevolg minder effectief te maken, inclusief mededinging die gebaseerd is op eigen netwerken van alternatieve exploitanten (op infrastructuur gebaseerde mededinging).

(15)

De lokale uitrol van netwerken van alternatieve exploitanten kan niet opwegen tegen deze negatieve effecten. Zonder de uitsluitingspraktijken van ST zou de mededinging waarschijnlijk effectiever zijn geweest op het hele grondgebied van Slowakije en zelfs in de dichtbevolkte gebieden, waar een op infrastructuur gebaseerde mededinging bestond. Een dergelijke toetreding en de concurrerende reactie die deze zou hebben uitgelokt bij ST en andere breedbandaanbieders, zouden de consumenten wellicht ten goede zijn gekomen door een grotere keuze, lagere prijzen en hoogwaardiger diensten.

4.5.   Aansprakelijkheid van DT

(16)

In het besluit wordt geconcludeerd dat DT als moedermaatschappij aansprakelijk is voor de inbreuk. Met betrekking tot het vermogen om een beslissende invloed uit te oefenen over ST wordt in het besluit voornamelijk verwezen naar het feit dat i) DT de meerderheidsaandeelhouder is met 51 % en dat de Slowaakse Staat, die de overige 49 % in handen heeft, geen bijzondere minderheidsrechten heeft; en ii) dat DT de meerderheid van de Raad van bestuur (RvB) kan benoemen. De uitoefening van een beslissende invloed wordt met name aangetoond door i) de overlap in leden van het senior management tussen DT en ST; ii) bewijs van de invloed van DT op het besluitvormingsproces in de RvB van ST; en iii) de upstreamrapportage van ST aan DT. De bewijselementen vormen onderling overeenstemmende aanwijzingen voor het bestaan van een economische eenheid tussen DT en ST.

5.   GELDBOETEN EN RECHTSMIDDELEN

(17)

Voor zover een van de vastgestelde misbruikpraktijken nog aan de gang zijn, moeten ST en DT een einde maken aan de inbreuk en voortaan afzien van prakijken die hetzelfde of een vergelijkbaar doel of effect hebben als beschreven in het besluit.

(18)

Bij het besluit wordt aan DT en ST gezamenlijk en hoofdelijk een geldboete van 38 838 000 EUR en aan DT een geldboete van 31 070 000 EUR opgelegd. Deze geldboete is vastgesteld op basis van de waarde van de verkopen op de betrokken markt, de ernst van de inbreuk en de inbreukperiode, die 5 jaar en vier maanden bedroeg, het feit dat DT in 2003 reeds een vergelijkbare inbreuk pleegde en de noodzaak om voor afschrikking te zorgen.


(1)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.

(2)  Zie de zaken AT.37451 van 21 mei 2003, AT.38784 van 4 juli 2007 en AT.39525 van 22 juni 2011.

(3)  Onder collocatie wordt verstaan het plaatsen van de apparatuur van alternatieve exploitanten op het niveau van de hoofdverdeler (Main Distribution Frame, MDF) van de gevestigde exploitant.

(4)  Onder „kwalificatie” wordt verstaan het proces waarbij ST naging of een bepaalde lijn geschikt was voor ontbundeling.

(5)  Alternatieve exploitanten zijn verplicht prognoses in te dienen met betrekking tot hun voorgenomen aanvragen tot kwalificatie van het aansluitnet.


V Bekendmakingen

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

Europese Commissie

23.9.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 314/11


BERICHT AAN IMPORTEURS

Invoer van open weefsels van glasvezels in de Europese Unie uit SAP-begunstigde landen die tot de regionale cumulatiegroepen I en III behoren

(2015/C 314/06)

De Europese Commissie vestigt de aandacht van EU-bedrijven erop dat er gegronde twijfel is ontstaan over de correcte toepassing van de preferentiële behandeling en de toepasselijkheid van de oorsprongsbewijzen die in de Unie worden overgelegd voor de invoer van open weefsels van glasvezels, ingedeeld onder GS-onderverdelingen 7019 40, 7019 51 en 7019 59, uit SAP-begunstigde landen die tot de regionale cumulatiegroepen I en III behoren (1).

Naar aanleiding van verschillende onderzoeken is gebleken dat er kennelijk aanzienlijke hoeveelheden open weefsels van glasvezels, ingedeeld onder GS-onderverdelingen 7019 40, 7019 51 en 7019 59 en doorgaans verzonden vanuit Singapore naar de EU, voor het vrije verkeer in de Unie worden aangegeven met als preferentiële oorsprong een van de landen die tot de regionale cumulatiegroep I of III behoren, zonder dat zij hiervoor in aanmerking komen.

EU-bedrijven die aangifte doen van de oorsprong en/of bewijzen van oorsprong overleggen van voornoemde producten, dienen daarom de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen. Het in het vrije verkeer brengen van de goederen in kwestie kan immers een douaneschuld doen ontstaan, aanleiding geven tot fraude en aldus de financiële belangen van de Europese Unie schaden. Wanneer de eventuele boeking achteraf van een douaneschuld het gevolg is van voornoemde omstandigheden, kan de belastingschuldige geen goede trouw inroepen overeenkomstig artikel 220, lid 2, onder b), vijfde alinea, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2).


(1)  De lijst van landen is vermeld in artikel 86 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek. Op het moment van de bekendmaking van dit bericht behoren de volgende begunstigde landen tot:

Groep I: Cambodja, Filipijnen, Indonesië, Laos, Vietnam, Myanmar/Birma;

Groep III: Bangladesh, Bhutan, India, Nepal, Pakistan en Sri Lanka.

(2)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

23.9.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 314/12


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.7769 — Gilde Fund IV/Parcom Fund IV/Koninklijke Ten Cate)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2015/C 314/07)

1.

Op 14 september 2015 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat Gilde Buy-Out Fund IV CV en Gilde Buy Out-Fund IV Coöperatief UA (tezamen „Gilde Fund IV”, Nederland) en Parcom Buy-Out Fund IV BV („Parcom Fund IV”, Nederland) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening de gezamenlijke zeggenschap verkrijgen over Koninklijke Ten Cate NV (Nederland) door de verwerving van aandelen.

2.

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

—   Gilde Fund IV: onafhankelijke investeringen in mid-marketondernemingen, met een portfolio dat uitlopende sectoren bestrijkt en activiteiten hoofdzakelijk in de Benelux, in Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk;

—   Parcom Fund IV: private-equity-investeringen hoofdzakelijk in middelgrote ondernemingen in de Benelux;

—   Koninklijke Ten Cate NV: leverancier van halffabrikaten en componenten op het gebied van technisch textiel en geavanceerde composietmaterialen, geosynthetics en kunstgras.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de Mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax (+32 22964301), via e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer M.7769 — Gilde Fund IV/Parcom Fund IV/Koninklijke Ten Cate, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.