ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 262

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

58e jaargang
10 augustus 2015


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Hof van Justitie van de Europese Unie

2015/C 262/01

Laatste publicaties van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese Unie

1


 

V   Bekendmakingen

 

GERECHTELIJKE PROCEDURES

 

Hof van Justitie

2015/C 262/02

Zaak C-199/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Consiglio di Stato (Italië) op 29 april 2015 — Ciclat Soc. Coop./Consip SpA, Autorità per la Vigilanza sui Contratti Pubblici di lavori, servizi e forniture

2

2015/C 262/03

Zaak C-202/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Commissione Tributaria Regionale di Milano (Italië) op 29 april 2015 — Agenzia delle Entrate — Direzione Regionale Lombardia Ufficio Contenzioso/H3 g SpA

2

2015/C 262/04

Zaak C-207/15 P: Hogere voorziening ingesteld op 4 mei 2015 door Nissan Jidosha KK tegen het arrest van het Gerecht (Derde kamer) van 4 maart 2015 in zaak T-572/12, Nissan Jidosha KK/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

3

2015/C 262/05

Zaak C-212/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunalul Mureș (Roemenië) op 8 mei 2015 — ENEFI Energiahatekonysagi Nyrt/Direcția Generală Regională a Finanțelor Publice (DGRFP) Brașov — Administrația Județeană a Finanțelor Publice Mureș

4

2015/C 262/06

Zaak C-218/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunale ordinario di Campobasso (Italië) op 11 mei 2015 — Strafzaak tegen Gianpaolo Paoletti e.a.

5

2015/C 262/07

Zaak C-221/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Hof van beroep te Brussel (België) op 13 mei 2015 — Openbaar Ministerie tegen Etablissements Fr. Colruyt NV

5

2015/C 262/08

Zaak C-225/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunale di Reggio Calabria (Italië) op 15 mei 2015 — Strafzaak tegen Domenico POLITANO’

6

2015/C 262/09

Zaak C-232/15 P: Hogere voorziening ingesteld op 20 mei 2015 door ultra air GmbH tegen het arrest van het Gerecht (Derde kamer) van 9 maart 2015 in zaak T-377/13, ultra air GmbH/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

6

2015/C 262/10

Zaak C-247/15 P: Hogere voorziening ingesteld op 27 mei 2015 door Maxcom Ltd tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 19 maart 2015 in zaak T-412/13, Chin Haur Indonesia, PT/Raad van de Europese Unie

8

2015/C 262/11

Zaak C-248/15 P: Hogere voorziening ingesteld op 27 mei 2015 door Maxcom Ltd tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 19 maart 2015 in zaak T-413/13, City Cycle Industries/Raad van de Europese Unie

8

2015/C 262/12

Zaak C-250/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen (België) op 29 mei 2015 — Vivium SA tegen Belgische Staat

9

2015/C 262/13

Zaak C-267/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden (Nederland) op 5 juni 2015 — Gemeente Woerden, andere partij: Staatssecretaris van Financiën

10

2015/C 262/14

Zaak C-273/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Augstākā tiesa (Letland) op 8 juni 2015 — ZS Ezernieki/Lauku atbalsta dienests

10

2015/C 262/15

Zaak C-280/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Harju Maakohus (Estland) op 10 juni 2015 — Irina Nikolajeva/OÜ Multi Protect

11

 

Gerecht

2015/C 262/16

Zaak T-3/11: Arrest van het Gerecht van 16 juni 2015 — Portugal/Commissie [EOGFL — Afdeling Garantie — ELGF en Elfpo — Van financiering uitgesloten uitgaven — Tekortkomingen in het systeem voor de identificatie van percelen landbouwgrond en het geografisch informatiesysteem (LPIS-GIS) bij de uitvoering van controles ter plaatse en de berekening van boetes (belastingjaren 2005-2007)]

13

2015/C 262/17

Zaak T-358/11: Arrest van het Gerecht van 19 juni 2015 — Italië/Commissie (EOGFL — Afdeling Garantie — ELGF en Elfpo — Van financiering uitgesloten uitgaven — Openbare suikeropslag — Verhoging van de kosten wegens huur van opslagplaatsen — Jaarlijkse voorraadinventaris — Fysieke inspectie van de opslagplaatsen — Rechtszekerheid — Gewettigd vertrouwen — Evenredigheid — Motiveringsplicht — Bestaan van een risico op financiële schade voor de fondsen — Nuttig effect)

13

2015/C 262/18

Zaak T-655/11: Arrest van het Gerecht van 16 juni 2015 — FSL e.a./Commissie (Mededinging — Mededingingsregelingen — Europese bananenmarkt in Italië, Griekenland en Portugal — Coördinatie bij de vaststelling van de prijzen — Toelaatbaarheid van het bewijsmateriaal — Rechten van de verdediging — Misbruik van bevoegdheid — Bewijs van de inbreuk — Berekening van het bedrag van de geldboete)

14

2015/C 262/19

Zaak T-660/11: Arrest van het Gerecht van 16 juni 2015 — Polytetra/BHIM — EI du Pont de Nemours (POLYTETRAFLON) [Gemeenschapsmerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk POLYTETRAFLON — Ouder gemeenschapswoordmerk TEFLON — Normaal gebruik van het oudere merk — Artikel 42, leden 2 en 3, van verordening (EG) nr. 207/2009 — Eindproduct dat een bestanddeel bevat — Gebruik van het oudere merk voor eindproducten van derden — Motiveringsplicht]

15

2015/C 262/20

Zaak T-26/12: Arrest van het Gerecht van 25 juni 2015 — PT Musim Mas/Raad [Dumping — Invoer van bepaalde vetalcoholen en mengsels daarvan, van oorsprong uit India, Indonesië en Maleisië — Correctie — Artikel 2, lid 9 en lid 10, onder i), van verordening (EG) nr. 1225/2009 — Functies die vergelijkbaar zijn met die van een op commissiebasis werkende agent — Eén economische eenheid — Kennelijke beoordelingsfout — Beginsel van behoorlijk bestuur — Gelijkheid en non-discriminatie]

16

2015/C 262/21

Zaak T-186/12: Arrest van het Gerecht van 25 juni 2015 — Copernicus-Trademarks/BHIM — Maquet (LUCEA LED) [Gemeenschapsmerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk LUCEA LED — Ouder gemeenschapswoordmerk LUCEO — Niet ouder — Beroep op voorrang — Voorrangsdatum ingeschreven in het register — Documenten inzake voorrang — Ambtshalve onderzoek — Rechten van de verdediging]

16

2015/C 262/22

Zaak T-88/13 P: Arrest van het Gerecht van 19 juni 2015 — Z/Hof van Justitie (Hogere voorziening — Openbare dienst — Ambtenaren — Onpartijdigheid van het Gerecht voor ambtenarenzaken — Verzoek om wraking van een rechter — Nieuwe tewerkstelling — Dienstbelang — Regel van overeenstemming tussen de rang en het ambt — Artikel 7, lid 1, van het Statuut — Tuchtprocedure — Rechten van de verdediging)

17

2015/C 262/23

Zaak T-305/13: Arrest van het Gerecht van 25 juni 2015 — SACE en Sace BT/Commissie (Staatssteun — Exportkredietverzekering — Door openbaar bedrijf aan dochtermaatschappij toegekende herverzekeringsdekking — Kapitaalinbreng ter dekking van verliezen van dochtermaatschappij — Begrip staatssteun — Toerekenbaarheid aan de staat — Criterium van de particuliere investeerder — Motiveringsverplichting)

18

2015/C 262/24

Zaak T-306/13: Arrest van het Gerecht van 16 juni 2015 — Silicium España Laboratorios/BHIM– LLR-G5 (LLRG5) [Gemeenschapsmerk — Nietigheidsprocedure — Gemeenschapswoordmerk LLRG5 — Absolute weigeringsgrond — Kwade trouw van de houder van het gemeenschapsmerk — Artikel 52, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009]

19

2015/C 262/25

Zaak T-527/13: Arrest van het Gerecht van 24 juni 2015 — Italië/Commissie (Staatssteun — Melkheffing — Door Italië aan melkproducenten verleende steun — Steunregeling met betrekking tot de terugbetaling van de melkheffing — Voorwaardelijk besluit — Niet-naleving van een voorwaarde voor de verenigbaarverklaring van de steun met de interne markt — De-minimissteun — Bestaande steun — Nieuwe steun — Wijzigingen in bestaande steun — Controleprocedure inzake staatssteun — Motiveringsplicht — Bewijslast)

19

2015/C 262/26

Zaak T-585/13: Arrest van het Gerecht van 16 juni 2015 — H.P. Gauff Ingenieure/BHIM — Gauff (Gauff JBG Ingenieure) [Gemeenschapsmerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk Gauff JBG Ingenieure — Oudere nationale en communautaire woord- en beeldmerken GAUFF — Relatieve weigeringsgronden — Gedeeltelijke weigering van inschrijving — Verzoek om herstel in de vorige toestand — Artikel 81 van verordening (EG) nr. 207/2009]

20

2015/C 262/27

Zaak T-586/13: Arrest van het Gerecht van 16 juni 2015 — H.P. Gauff Ingenieure/BHIM — Gauff (Gauff THE ENGINEERS WITH THE BROADER VIEW) [Gemeenschapsmerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk Gauff THE ENGINEERS WITH THE BROADER VIEW — Oudere nationale en communautaire woord- en beeldmerken GAUFF — Relatieve weigeringsgronden — Gedeeltelijke weigering van inschrijving — Verzoek om herstel in de vorige toestand — Artikel 81 van verordening (EG) nr. 207/2009]

21

2015/C 262/28

Zaak T-654/13: Arrest van het Gerecht van 16 juni 2015 — Gako Konietzko/BHIM (Cilindervormige verpakking in rood en wit) [Gemeenschapsmerk — Aanvraag voor driedimensionaal gemeenschapsmerk — Cilindervormige verpakking in rood en wit — Absolute weigeringsgrond — Geen onderscheidende vermogen — Artikel 7, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009]

22

2015/C 262/29

Zaak T-662/13: Arrest van het Gerecht van 25 juni 2015 — dm drogerie markt/BHIM — Diseños Mireia (M) [Gemeenschapsmerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk M — Ouder gemeenschapswoordmerk dm — Relatieve weigeringsgrond — Geen overeenstemmende tekens — Geen verwarringsgevaar — Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009]

22

2015/C 262/30

Zaak T-60/14: Arrest van het Gerecht van 17 juni 2015 — BMV Mineralöl/BHIM — Delek Europe (GO) [Gemeenschapsmerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk GO — Ouder gemeenschapsbeeldmerk GO — Relatieve weigeringsgrond — Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009]

23

2015/C 262/31

Zaak T-95/14: Arrest van het Gerecht van 25 juni 2015 — Iranian Offshore Engineering & Construction/Raad (Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid — Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran ter voorkoming van nucleaire proliferatie — Bevriezing van tegoeden — Beoordelingsfout — Motiveringsplicht — Recht op effectieve rechterlijke bescherming — Misbruik van bevoegdheid — Eigendomsrecht — Gelijke behandeling)

23

2015/C 262/32

Zaak T-229/14: Arrest van het Gerecht van 16 juni 2015 — Norma Lebensmittelfilialbetrieb/BHIM — Yorma’s (Yorma Eberl) [Gemeenschapsmerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk Yorma Eberl — Ouder gemeenschapswoordmerk en nationaal woordmerk NORMA — Relatieve weigeringsgronden — Geen verwarringsgevaar — Artikel 8, lid 1, onder b), en artikel 8, lid 4, van verordening (EG) nr. 207/2009]

24

2015/C 262/33

Zaak T-395/14: Arrest van het Gerecht van 16 juni 2015 — Best-Lock (Europe)/BHIM — Lego Juris (Vorm van speelgoedfiguur) [Gemeenschapsmerk — Nietigheidsprocedure — Driedimensionaal gemeenschapsmerk — Vorm van een speelgoedfiguur — Absolute weigeringsgronden — Teken dat uitsluitend bestaat uit de vorm die door de aard van de waar wordt bepaald — Teken dat uitsluitend bestaat uit de vorm van de waar die noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen — Artikel 7, lid 1, onder e), i) en ii), van verordening (EG) nr. 207/2009 — Kwade trouw — Artikel 52, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009]

25

2015/C 262/34

Zaak T-396/14: Arrest van het Gerecht van 16 juni 2015 — Best-Lock (Europe)/BHIM — Lego Juris (Vorm van speelgoedfiguur met uitsteeksel) [Gemeenschapsmerk — Nietigheidsprocedure — Driedimensionaal gemeenschapsmerk — Vorm van een speelgoedfiguur met uitsteeksel — Absolute weigeringsgronden — Teken dat uitsluitend bestaat uit de vorm die door de aard van de waar wordt bepaald — Teken dat uitsluitend bestaat uit de vorm van de waar die noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen — Artikel 7, lid 1, onder e), i) en ii), van verordening (EG) nr. 207/2009]

25

2015/C 262/35

Zaak T-621/14: Arrest van het Gerecht van 24 juni 2015 — Infocit/BHIM — DIN (DINKOOL) [Gemeenschapsmerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk DINKOOL — Ouder internationaal beeldmerk DIN — Oudere nationale handelsbenaming DIN — Relatieve weigeringsgronden — Verwarringsgevaar — Artikel 8, leden 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009]

26

2015/C 262/36

Zaak T-847/14: Arrest van het Gerecht van 24 juni 2015 — GHC/Commissie [Milieu — Bescherming van de ozonlaag — Gefluoreerde broeikasgassen — Verordening (EU) nr. 517/2014 — Op de markt brengen van fluorkoolwaterstoffen — Vaststelling van een referentiewaarde — Toewijzing van quota — Motiveringsplicht — Berekeningsmethode]

27

2015/C 262/37

Zaak T-149/15: Beroep ingesteld op 26 maart 2015 — Ben Ali/Raad

27

2015/C 262/38

Zaak T-181/15: Beroep ingesteld op 13 april 2015 — Sopra Steria Group/Parlement

28

2015/C 262/39

Zaak T-182/15: Beroep ingesteld op 13 april 2015 — Sopra Steria Group/Parlement

29

2015/C 262/40

Zaak T-184/15: Beroep ingesteld op 14 april 2015 — Trivisio Prototyping/Commissie

30

2015/C 262/41

Zaak T-216/15: Beroep ingesteld op 24 april 2015 — Dôvera zdravotná poist'ovňa/Commissie

31

2015/C 262/42

Zaak T-229/15: Beroep ingesteld op 4 mei 2015 — European Dynamics Luxembourg/Europese Bankautoriteit

31

2015/C 262/43

Zaak T-271/15 P: Hogere voorziening ingesteld op 28 mei 2015 door Tuula Rajala tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 18 maart 2015 in zaak F-24/14, Rajala/BHIM

32

2015/C 262/44

Zaak T-290/15: Beroep ingesteld op 31 mei 2015 — Smarter Travel Media/BHIM (SMARTER TRAVEL)

33

2015/C 262/45

Zaak T-295/15: Beroep ingesteld op 26 mei 2015 — Zhang/BHIM — K & L Ruppert Stiftung (Anna Smith)

34

2015/C 262/46

Zaak T-300/15: Beroep ingesteld op 5 juni 2015 — OASE/BHIM — COMPO France (AlGo)

34

2015/C 262/47

Zaak T-313/15: Beroep ingesteld op 12 juni 2015 — Italië/Commissie

35

2015/C 262/48

Zaak T-318/15: Beroep ingesteld op 17 juni 2015 — Zitro IP/BHIM (TRIPLE BONUS)

35

2015/C 262/49

Zaak T-321/15: Beroep ingesteld op 22 juni 2015 — GSA en SGI Security/Parlement

36

2015/C 262/50

Zaak T-331/15: Beroep ingesteld op 23 juni 2015 — Bimbo/BHIM (THE SNACK COMPANY)

37

2015/C 262/51

Zaak T-333/15: Beroep ingesteld op 24 juni 2015 — Josel/BHIM — Nationale-Nederlanden Nederland (NN)

37

 

Gerecht voor ambtenarenzaken

2015/C 262/52

Zaak F-64/13: Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 30 juni 2015 — Z/Hof van Justitie (Openbare dienst — Ambtenaren — Beoordelingsrapport — Te late opstelling van het beoordelingsrapport — Beroep tot nietigverklaring — Beroep tot schadevergoeding)

39

2015/C 262/53

Zaak F-120/14: Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 30 juni 2015 — Curdt-Christiansen/Parlement (Openbare dienst — Ambtenaren — Bezoldiging — Jaarlijkse reiskosten — Artikelen 7, lid 3, en 8 van bijlage VII bij het Statuut — Bepaling van de plaats van herkomst en van het centrum van belangen — Verzoek om herziening van de plaats van herkomst — Begrip centrum van belangen — Wijziging van woonplaats van een familielid — Termijn die is verstreken tussen de wijziging van het centrum van belangen en het verzoek om herziening van de plaats van herkomst — Uitzonderlijk karakter van de herziening)

39

2015/C 262/54

Zaak F-124/14: Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Derde kamer) van 30 juni 2015 — Petsch/Commissie (Openbare dienst — Arbeidscontractant — Personeel van kinderdagverblijven — Hervorming van het Statuut en de RAP per 1 januari 2014 — Verordening nr. 1023/2013 — Verhoging van de arbeidstijd — Extra maandelijks bedrag — Artikel 50 van het Reglement voor de procesvoering — Hiërarchie van normen — Algemene uitvoeringsbepalingen van artikel 110, lid 1, van het Statuut — Artikel 2 van de bijlage bij de RAP — Artikelen 27 en 28 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie)

40

2015/C 262/55

Zaak F-129/14: Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 30 juni 2015 — Dybman/EDEO (Openbare dienst — Personeel van EDEO — Ambtenaren — Tuchtprocedure — Tuchtmaatregel — Strafvervolging gaande op het moment van de vaststelling van de tuchtmaatregel — Gelijkheid van de aan het TABG en aan de strafrechter voorgelegde feiten — Schending van artikel 25 van bijlage IX bij het Statuut)

41

2015/C 262/56

Zaak F-43/15: Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 30 juni 2015 — Centurione/Commissie (Openbare dienst — Ambtenaren — Sociale zekerheid — Ongeval — Artikel 73 van het Statuut — Gemeenschappelijke regeling voor de verzekering tegen ongevallen en beroepsziekten — Vaststelling van de mate van blijvende gedeeltelijke invaliditeit — Rapport van de medische commissie — Artikel 82 van het Reglement voor de procesvoering — Niet-ontvankelijkheidsmiddel van openbare orde — Samenhang tussen het beroep en de klacht — Geen samenhang — Niet-ontvankelijkheid)

41

2015/C 262/57

Zaak F-81/15: Beroep ingesteld op 26 mei 2015 — ZZ en ZZ/Commissie

42

2015/C 262/58

Zaak F-85/15: Beroep ingesteld op 8 juni 2015 — ZZ e.a./Commissie

42

2015/C 262/59

Zaak F-87/15: Beroep ingesteld op 15 juni 2015 — ZZ/Commissie

43

2015/C 262/60

Zaak F-62/14: Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 29 juni 2015 — Chezzi/Commissie

44

2015/C 262/61

Zaak F-64/14: Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 29 juni 2015 — Campanella/Commissie

44

2015/C 262/62

Zaak F-87/14: Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 30 juni 2015 — EI/Raad

44


NL

 


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Hof van Justitie van de Europese Unie

10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/1


Laatste publicaties van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese Unie

(2015/C 262/01)

Laatste publicatie

PB C 254 van 3.8.2015

Historisch overzicht van de vroegere publicaties

PB C 245 van 27.7.2015

PB C 236 van 20.7.2015

PB C 228 van 13.7.2015

PB C 221 van 6.7.2015

PB C 213 van 29.6.2015

PB C 205 van 22.6.2015

Deze teksten zijn beschikbaar in

EUR-Lex: http://eur-lex.europa.eu


V Bekendmakingen

GERECHTELIJKE PROCEDURES

Hof van Justitie

10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/2


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Consiglio di Stato (Italië) op 29 april 2015 — Ciclat Soc. Coop./Consip SpA, Autorità per la Vigilanza sui Contratti Pubblici di lavori, servizi e forniture

(Zaak C-199/15)

(2015/C 262/02)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Consiglio di Stato

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Ciclat Soc. Coop.

Verwerende partijen: Consip SpA, Autorità per la Vigilanza sui Contratti Pubblici di lavori, servizi e forniture

Prejudiciële vraag

Verzetten artikel 45 van richtlijn 18/2004 (1), gelezen in het licht van het redelijkheidsbeginsel, en de artikelen 49 VWEU en 56 VWEU zich tegen een nationale wettelijke regeling op grond waarvan voor aanbestedingsprocedures boven het drempelbedrag ambtshalve mag worden verzocht om een door de socialezekerheidsinstanties opgesteld getuigschrift (DURC) en de aanbestedende dienst verplicht is om als een beletsel voor deelneming aan te merken een getuigschrift waaruit blijkt dat in het verleden een schending van de bijdragebetalingsvoorschriften is begaan, welke schending zich meer in het bijzonder voordeed op het tijdstip van de deelneming, maar waarvan de ondernemer — die op het tijdstip van de deelneming in het bezit was van een geldig positief DURC — geen weet had, en die zich op het tijdstip van de gunning of van de ambtshalve verrichte controle hoe dan ook niet langer voordeed?


(1)  Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (PB L 134, blz. 114).


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/2


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Commissione Tributaria Regionale di Milano (Italië) op 29 april 2015 — Agenzia delle Entrate — Direzione Regionale Lombardia Ufficio Contenzioso/H3 g SpA

(Zaak C-202/15)

(2015/C 262/03)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Commissione Tributaria Regionale di Milano

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Agenzia delle Entrate — Direzione Regionale Lombardia Ufficio Contenzioso

Verwerende partij: H3 g SpA

Prejudiciële vragen

1)

Is het — gezien het feit dat de Italiaanse wetgever de bevoegdheid van de artikelen 90, lid 2, en 185, lid 2, tweede volzin, van richtlijn 2006/112/EG (1) [en voordat deze richtlijn werd vastgesteld, van de artikelen 11 C, lid 1, en 20, lid 1, onder b), tweede alinea, van richtlijn 77/388/EEG (2)] heeft uitgeoefend met betrekking tot respectievelijk de verlaging van de maatstaf voor heffing en de herziening van de voor de belaste handelingen in rekening gebrachte btw in geval van gehele of gedeeltelijke niet-betaling van de door partijen vastgestelde tegenprestatie — in overeenstemming met de in het VWEU verankerde beginselen van evenredigheid en doeltreffendheid en het beginsel van neutraliteit dat de toepassing van btw regelt, dat beperkingen worden gesteld die het de belastingplichtige onmogelijk of uiterst moeilijk maken om de belasting betreffende de geheel of gedeeltelijk niet-betaalde tegenprestatie terug te vorderen?

2)

Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: is een bepaling als artikel 26, lid 2, van DPR 633/1972, die in de praktijk van de belastingdienst van de lidstaat van de Unie het recht op terugvordering van de belasting ondergeschikt maakt aan de levering van het bewijs dat eerst tevergeefs insolventie- of tenuitvoerleggingsprocedures zijn ingesteld, ook wanneer deze handelingen redelijkerwijs onrendabel zijn gezien het bedrag van de vordering, de vooruitzichten op inning daarvan en de kosten van de tenuitvoerleggings- of insolventieprocedures, verenigbaar met de bovenstaande beginselen?


(1)  Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347, blz. 1).

(2)  Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145, blz. 1).


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/3


Hogere voorziening ingesteld op 4 mei 2015 door Nissan Jidosha KK tegen het arrest van het Gerecht (Derde kamer) van 4 maart 2015 in zaak T-572/12, Nissan Jidosha KK/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

(Zaak C-207/15 P)

(2015/C 262/04)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Nissan Jidosha KK (vertegenwoordigers: B. Brandreth, barrister, en D. Cañadas Arcas, abogada)

Andere partij in de procedure: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Conclusies

Rekwirante verzoekt het Hof:

het arrest van het Gerecht van 4 maart 2015 in zaak T-572/12 te vernietigen;

de beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 6 september 2012 (zaak R 2469/2011-1) te vernietigen;

het BHIM te verwijzen in de door rekwirante gemaakte kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirante voert ter onderbouwing van haar hogere voorziening aan dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij zijn uitlegging van artikel 47 van verordening (EG) nr. 207/2009 (1). Het Gerecht heeft met name ten onrechte geoordeeld dat artikel 47 niet toestaat om opeenvolgende aanvragen om vernieuwing in te dienen. Bovenop die onjuiste uitlegging van artikel 47 van verordening nr. 207/2009 heeft het Gerecht ook blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting waar het bij zijn uitlegging van artikel 48 van verordening nr. 207/2009 heeft geoordeeld dat deze bepaling enkel betrekking heeft op het teken van het gemeenschapsmerk.

a)

De uitlegging door het Gerecht van artikel 47, lid 3, is innerlijk tegenstrijdig.

b)

De uitlegging door het Gerecht van artikel 47, lid 3, leidt in de praktijk tot een gedeeltelijke afstand van het merk in omstandigheden die indruisen tegen de voorwaarden waarin artikel 50 van verordening nr. 207/2009 daartoe voorziet.

c)

Het door het Gerecht ingeroepen vereiste van rechtszekerheid wordt enkel aangevoerd wegens de door het BHIM vastgestelde maatregelen. Dit vereiste vloeit niet voort uit de door het Gerecht aan artikel 47, lid 3, gegeven uitlegging en de rechtszekerheid is evenzeer gewaarborgd bij de door rekwirante voorgestelde uitlegging. In casu is het BHIM uitgegaan van de premisse dat afstand was gedaan van het merk, wat door het Gerecht als een onjuiste rechtsopvatting is gekwalificeerd.

d)

De door rekwirante voorgestelde uitlegging van artikel 47, lid 3, is niet uitgesloten gelet op de bewoordingen van deze bepaling.

e)

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij zijn uitlegging van artikel 48 waar het heeft geoordeeld dat deze bepaling enkel betrekking heeft op het teken waaruit het gemeenschapsmerk bestaat.


(1)  Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk (PB L 78, blz. 1).


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/4


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunalul Mureș (Roemenië) op 8 mei 2015 — ENEFI Energiahatekonysagi Nyrt/Direcția Generală Regională a Finanțelor Publice (DGRFP) Brașov — Administrația Județeană a Finanțelor Publice Mureș

(Zaak C-212/15)

(2015/C 262/05)

Procestaal: Roemeens

Verwijzende rechter

Tribunalul Mureș

Partijen in het hoofdgeding

Appellante: ENEFI Energiahatekonysagi Nyrt

Geïntimeerde: Direcția Generală Regională a Finanțelor Publice (DGRFP) Brașov

Prejudiciële vragen

1)

Moet artikel 4, leden 1 en 2, onder f) en k), van verordening nr. 1346/2000 (1) aldus worden uitgelegd dat de gevolgen van de insolventieprocedure die worden beheerst door het recht van de staat waar de insolventieprocedure is geopend, kunnen meebrengen dat het vorderingsrecht van een schuldeiser die niet heeft deelgenomen aan de insolventieprocedure, in een andere lidstaat vervalt of dat de gedwongen tenuitvoerlegging van die vordering in een andere lidstaat wordt opgeschort?

2)

Is het relevant dat de vordering die in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de procedure is geopend, gedwongen ten uitvoer wordt gelegd, een belastingvordering is?


(1)  PB L 160, blz. 1.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/5


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunale ordinario di Campobasso (Italië) op 11 mei 2015 — Strafzaak tegen Gianpaolo Paoletti e.a.

(Zaak C-218/15)

(2015/C 262/06)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Tribunale ordinario di Campobasso

Partijen in de strafzaak

Gianpaolo Paoletti, Umberto Castaldi, Domenico Faricelli, Antonio Angelucci, Mauro Angelucci, Antonio D’Ovidio, Camillo Volpe, Alfredo Viali, Giampaolo Canzano, Raffaele Di Giovanni, Antonio Della Valle

Prejudiciële vragen

1)

Moeten artikel 7 EVRM, artikel 49 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, afgekondigd te Nice op 7 december 2000, en artikel 6 [VEU] aldus worden uitgelegd dat het strafbare feit dat is omschreven in artikel 12 van decreto legislativo nr. 286/1998 (geconsolideerde wet [betreffende immigratie]) met betrekking tot hulp bij immigratie en verblijf van Roemeense staatsburgers op het grondgebied van de Italiaanse Staat, door de toetreding van Roemenië tot de Europese Unie, op 1 januari 2007, is komen te vervallen?

2)

Moeten deze artikelen aldus worden uitgelegd dat de lidstaat het beginsel van terugwerkende kracht van gunstigere bepalingen niet kan toepassen jegens hen die zich vóór 1 januari 2007 (of een latere datum met ingang waarvan het verdrag volledig werkt), datum van toetreding van Roemenië tot de Europese Unie, schuldig hebben gemaakt aan schending van artikel 12 van decreto legislativo nr. 286/1998 (geconsolideerde wet betreffende immigratie) wegens hulp bij immigratie van Roemeense staatsburgers, een feit dat sinds 1 januari 2007 niet meer strafbaar is?


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/5


Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Hof van beroep te Brussel (België) op 13 mei 2015 — Openbaar Ministerie tegen Etablissements Fr. Colruyt NV

(Zaak C-221/15)

(2015/C 262/07)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Hof van beroep te Brussel

Partijen in het hoofdgeding

Verzoeker: Openbaar Ministerie

Verweerster: Etablissements Fr. Colruyt NV

Prejudiciële vragen

1)

Verzet artikel 15, eerste lid, van richtlijn 2011/64/EU (1), al dan niet in samenlezing met de artikelen 20 en 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (2) van 7 december 2000, zich tegen een nationale maatregel die het detailhandelaars verplicht om minimumprijzen in acht te nemen door te verbieden om voor tabakswaren een prijs toe te passen die lager is dan de prijs die de fabrikant/importeur op de fiscale zegel heeft gezet?

2)

Verzet artikel 34 VWEU zich tegen een nationale maatregel die het detailhandelaars verplicht om minimumprijzen in acht te nemen door te verbieden om voor tabakswaren een prijs toe te passen die lager is dan de prijs die de fabrikant/importeur op de fiscale zegel heeft gezet?

3)

Verzet artikel 4, derde lid, VWEU, in samenlezing met artikel 101 VWEU, zich tegen een nationale maatregel die het detailhandelaars verplicht om minimumprijzen in acht te nemen door te verbieden om voor tabakswaren een prijs toe te passen die lager is dan de prijs die de fabrikant/importeur op de fiscale zegel heeft gezet?


(1)  Richtlijn van de Raad van 21 juni 2011 betreffende de structuur en de tarieven van de accijns op tabaksfabrikaten (PB L 176, blz. 24).

(2)  PB 2000, C 364, blz. 1.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/6


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunale di Reggio Calabria (Italië) op 15 mei 2015 — Strafzaak tegen Domenico POLITANO’

(Zaak C-225/15)

(2015/C 262/08)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Tribunale di Reggio Calabria

Partijen in de strafzaak

Domenico POLITANO’

Prejudiciële vragen

1)

Moeten [artikel] 49 VWEU en het beginsel van gelijke behandeling en het effectiviteitsbeginsel aldus moeten worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale wettelijke regeling op het vlak van kansspelen op grond waarvan een nieuwe aanbesteding (zoals geregeld in artikel [10, lid 9] van wet nr. 44 van 26 april 2012) voor het verlenen van concessies wordt uitgeschreven, met daarin clausules die voorzien in uitsluiting van de aanbesteding wegens het niet voldoen aan het vereiste van economische en financiële draagkracht, zulks omdat daarin niet is voorzien in andere criteria dan het overleggen van twee bankreferenties die van verschillende financiële instellingen afkomstig zijn?

2)

Moet artikel 47 van richtlijn 2004/18/EG (1) van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale wettelijke regeling op het vlak van kansspelen op grond waarvan een nieuwe aanbesteding (zoals geregeld in artikel [10, lid 9] van wet nr. 44 van 26 april 2012) voor het verlenen van concessies wordt uitgeschreven[, met daarin clausules die voorzien in uitsluiting van de aanbesteding wegens het niet voldoen aan het vereiste] van economische en financiële draagkracht, zulks omdat daarin — anders dan in de supranationale regelgeving — niet is voorzien in andere documenten of keuzemogelijkheden?


(1)  Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (PB L 134, blz. 114).


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/6


Hogere voorziening ingesteld op 20 mei 2015 door ultra air GmbH tegen het arrest van het Gerecht (Derde kamer) van 9 maart 2015 in zaak T-377/13, ultra air GmbH/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

(Zaak C-232/15 P)

(2015/C 262/09)

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirante: ultra air GmbH (vertegenwoordiger: C. König, Rechtsanwalt)

Andere partijen in de procedure: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen), Donaldson Filtration Deutschland GmbH

Conclusies

vernietiging van het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 9 maart 2015 in zaak T-377/13, voor zover het Gerecht de beslissing van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM) van 6 mei 2013 (zaak R 1100/2011-4) niet heeft vernietigd;

verwijzing van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt in de kosten van rekwirante.

Middelen en voornaamste argumenten

In het kader van haar hogere voorziening voert rekwirante twee middelen aan:

1. Schending van artikel 7, lid 1, onder c), van verordening nr. 207/2009 (1)

a)

In de eerste plaats is er sprake van schending van artikel 7, lid 1, onder c), van verordening nr. 207/2009 doordat de vermeend beschrijvende betekenis van het merk „ultra.air ultrafilter” in de zin van „lucht van zeer hoge kwaliteit, die door een ultrafilter wordt verkregen” volgens de punten 18 en 19 van het bestreden arrest, niet onmiddellijk en zonder verder nadenken uit het merk voortvloeit. In punt 19 stelt het Gerecht vast dat „ultra.air” als zodanig geen concrete betekenis heeft en noch een kwaliteit noch een hoedanigheid beschrijft. Het Gerecht komt slechts tot de vermeende beschrijvende betekenis van het merk door te veronderstellen dat het relevante publiek de aanduiding „ultra.air” niet zal beoordelen zoals deze hem voor ogen komt, maar deze zal aanvullen met woorden als „zuiver” of „voortreffelijk” die de kwaliteit beschrijven.

b)

In de tweede plaats wordt artikel 7, lid 1, onder c), van verordening nr. 207/2009 geschonden met betrekking tot de waren „Toestellen en installaties voor het filteren van vloeistoffen” doordat de in dit verband door het Gerecht aanvaarde afwijkende beschrijvende betekenis van „ultra.air ultrafilter” in de zin van „filterresultaat van zeer hoge kwaliteit dat door een ultrafilter wordt verkregen”, a fortiori niet onmiddellijk en zonder verder nadenken uit het merk voortvloeit. Het Gerecht zelf is pas tot die afwijkende betekenis gekomen na een redenering in verschillende stappen. Ten eerste zou het relevante publiek „ultra.air ultrafilter” moeten opvatten in de zin van „lucht van zeer hoge kwaliteit, die door een ultrafilter wordt verkregen”. Ten tweede zou dit publiek tot de conclusie moeten komen dat deze vermeende betekenis weliswaar niet beschrijvend is voor de de facto te beoordelen toestellen en installaties voor het filteren van vloeistoffen, maar wel voor toestellen en installaties voor het filteren van lucht. Ten derde zou het relevante publiek dan de concreet vastgestelde betekenis van „ultra.air ultrafilter” moeten omzetten in „filterresultaat van zeer hoge kwaliteit dat door een ultrafilter wordt verkregen”. De vermeende betekenis die door deze redenering in verschillende stappen wordt bereikt, wijst op talrijke termen die in het merk niet aanwezig zijn („filterresultaat”, „hoge kwaliteit”) en laat aanwezige termen („air”) gewoonweg buiten beschouwing.

2. Schending van artikel 7, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009

Artikel 7, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009 wordt om dezelfde redenen geschonden als artikel 7, lid 1, onder c), van verordening nr. 207/2009.


(1)  Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk (PB L 78, blz. 1).


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/8


Hogere voorziening ingesteld op 27 mei 2015 door Maxcom Ltd tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 19 maart 2015 in zaak T-412/13, Chin Haur Indonesia, PT/Raad van de Europese Unie

(Zaak C-247/15 P)

(2015/C 262/10)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Maxcom Ltd (vertegenwoordigers: L. Ruessmann, avocat, J. Beck, solicitor)

Andere partijen in de procedure: Chin Haur Indonesia, PT, Raad van de Europese Unie, Europese Commissie

Conclusies

de hogere voorziening ontvankelijk en gegrond verklaren;

het oordeel van het Gerecht over het tweede onderdeel van het eerste middel van verzoekster in eerste aanleg vernietigen;

het eerste middel van verzoekster in eerste aanleg volledig afwijzen, en

verzoekster in eerste aanleg verwijzen in rekwirantes kosten van de hogere voorziening en haar interventie in eerste aanleg.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar hogere voorziening voert rekwirante de volgende argumenten aan:

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een kennelijk onjuiste beoordeling door te oordelen dat volgens artikel 13, lid 1, van de basisverordening (1) de Raad op basis van de feiten dat i) verzoekster in eerste aanleg geen echte Indonesische producent was en ii) geen assemblagewerkzaamheden verrichtte boven de in artikel 13, lid 2, van de basisverordening neergelegde drempels niet kon besluiten dat verzoekster in eerste aanleg betrokken was bij overlading.

Subsidiair: zelfs indien wordt aangenomen dat de conclusie van de Raad met betrekking tot overlading onjuist was, is het niet gerechtvaardigd verordening 501/2013 (2) nietig te verklaren voor zover zij verzoekster in eerste aanleg betreft, aangezien het Gerecht heeft erkend dat verzoekster in eerste aanleg assemblagewerkzaamheden verrichtte die de in artikel 13, lid 2, van de basisverordening neergelegde drempels niet overschreden en heeft vastgesteld dat alle andere criteria waren vervuld om verzoekster in eerste aanleg geen vrijstelling van de antiontwijkingsmaatregelen te verlenen.


(1)  Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 343, blz. 51).

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 501/2013 van de Raad van 29 mei 2013 tot uitbreiding van het definitieve antidumpingrecht dat bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 990/2011 is ingesteld op de invoer van rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China tot de invoer van rijwielen verzonden uit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië (PB L 153, blz. 1).


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/8


Hogere voorziening ingesteld op 27 mei 2015 door Maxcom Ltd tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 19 maart 2015 in zaak T-413/13, City Cycle Industries/Raad van de Europese Unie

(Zaak C-248/15 P)

(2015/C 262/11)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Maxcom Ltd (vertegenwoordigers: L. Ruessmann, avocat, J. Beck, Solicitor)

Andere partijen in de procedure: City Cycle Industries, Raad van de Europese Unie, Europese Commissie

Conclusies

de hogere voorziening ontvankelijk en gegrond verklaren;

het oordeel van het Gerecht over het tweede onderdeel van het eerste middel van verzoekster in eerste aanleg vernietigen;

het eerste middel van verzoekster in eerste aanleg volledig afwijzen, en

verzoekster in eerste aanleg verwijzen in rekwirantes kosten van de hogere voorziening en haar interventie in eerste aanleg.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar hogere voorziening voert rekwirante de volgende argumenten aan:

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een kennelijk onjuiste beoordeling door te oordelen dat volgens artikel 13, lid 1, van de basisverordening (1) de Raad op basis van de feiten dat i) verzoekster in eerste aanleg geen echte Sri Lankaanse producent was en ii) geen assemblagewerkzaamheden verrichtte boven de in artikel 13, lid 2, van de basisverordening neergelegde drempels niet kon besluiten dat verzoekster in eerste aanleg betrokken was bij overlading.

Subsidiair: zelfs indien wordt aangenomen dat de conclusie van de Raad met betrekking tot overlading onjuist was, is het niet gerechtvaardigd verordening 501/2013 (2) nietig te verklaren voor zover zij verzoekster in eerste aanleg betreft, aangezien het Gerecht heeft erkend dat verzoekster in eerste aanleg assemblagewerkzaamheden verrichtte die de in artikel 13, lid 2, van de basisverordening neergelegde drempels niet overschreden en heeft vastgesteld dat alle andere criteria waren vervuld om verzoekster in eerste aanleg geen vrijstelling van de antiontwijkingsmaatregelen te verlenen.


(1)  Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 343, blz. 51).

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 501/2013 van de Raad van 29 mei 2013 tot uitbreiding van het definitieve antidumpingrecht dat bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 990/2011 is ingesteld op de invoer van rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China tot de invoer van rijwielen verzonden uit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië (PB L 153, blz. 1).


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/9


Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen (België) op 29 mei 2015 — Vivium SA tegen Belgische Staat

(Zaak C-250/15)

(2015/C 262/12)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekster: Vivium SA

Verweerder: Belgische Staat

Prejudiciële vraag

Verzet het recht van de Europese Unie en, in het bijzonder, de doeltreffendheids- en gelijkwaardigheidsbeginselen, zich tegen de toepassing van een wetgeving van een lidstaat op grond waarvan de administratieve of rechterlijke beroepsmogelijkheden, die openstaan tegen handelingen en verordeningen van bestuursorganen die gegrond zijn op een bepaling van nationaal recht, niet worden heropend indien een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, krachtens artikel 267 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (oud artikel 234 EG), beslist dat een bepaling van nationaal recht strijdig is met het recht van de Unie, terwijl iedere belanghebbende een beroep tot vernietiging van een bepaling van nationaal recht kan instellen voor het nationale Grondwettelijk Hof, indien een arrest van het Grondwettelijk Hof, gewezen op prejudiciële vraag van een nationale rechter, heeft vastgesteld dat deze bepaling van nationaal recht strijdig is met de Grondwet, en het vernietigingsarrest van het Grondwettelijk Hof over dat beroep de administratieve of rechterlijke beroepsmogelijkheden heropent die openstaan tegen handelingen en verordeningen van bestuursorganen die gegrond zijn op deze vernietigde bepaling van nationaal recht?


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/10


Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden (Nederland) op 5 juni 2015 — Gemeente Woerden, andere partij: Staatssecretaris van Financiën

(Zaak C-267/15)

(2015/C 262/13)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Hoge Raad der Nederlanden

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekster: Gemeente Woerden

Andere partij: Staatssecretaris van Financiën

Prejudiciële vraag

Heeft een belastingplichtige in een geval als het onderhavige, waarin de belastingplichtige een pand heeft laten bouwen en dit pand heeft verkocht voor een prijs die niet alle kosten dekt terwijl de koper van het pand een bepaald gedeelte daarvan aan een derde om niet in gebruik geeft, recht op aftrek van alle ter zake van de bouw van het pand in rekening gebrachte omzetbelasting, of slechts van een deel daarvan, naar rato van de gedeelten van het pand die de koper gebruikt voor economische activiteiten (in dit geval verhuur tegen een vergoeding)?


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/10


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Augstākā tiesa (Letland) op 8 juni 2015 — ZS „Ezernieki”/Lauku atbalsta dienests

(Zaak C-273/15)

(2015/C 262/14)

Procestaal: Lets

Verwijzende rechter

Augstākā tiesa

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: ZS „Ezernieki”

Verwerende partij: Lauku atbalsta dienests

Prejudiciële vragen

1)

Is de toepassing van de in artikel 71, lid 2, van verordening nr. 817/2004 (1) bedoelde rechtsgevolgen op steun voor milieumaatregelen in de landbouw die is toegekend voor een aanvankelijk aangegeven deel van een oppervlakte ten aanzien waarvan gedurende vijf jaar is voldaan aan de voorwaarden voor de toekenning van die steun, verenigbaar met de doelstelling van verordening (EG) nr. 1257/1999 (2) en verordening (EG) nr. 817/2004 en het evenredigheidsbeginsel?

2)

Moet artikel 17 juncto artikel 52 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie aldus worden uitgelegd dat daarmee verenigbaar is de toepassing van de in artikel 71, lid 2, van verordening nr. 817/2004 bedoelde rechtsgevolgen op steun voor milieumaatregelen in de landbouw die is toegekend voor een deel van een oppervlakte ten aanzien waarvan gedurende vijf jaar is voldaan aan de voorwaarden voor de toekenning van die steun?

3)

Moet artikel 52 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie aldus worden uitgelegd dat kan worden afgeweken van de toepassing van de rechtsgevolgen die volgens een verordening en de door de lidstaat overeenkomstig die verordening vastgestelde regels verplicht is, indien er in het concrete geval sprake is van bijzondere omstandigheden waarin de betrokken beperking als onevenredig moet worden aangemerkt?

4)

Is de bodemrechter gelet op de doelstelling van de verordeningen nr. 1257/1999 en nr. 817/2004 en de door die verordeningen aan de beoordelingsmarge van de lidstaten gestelde grenzen gerechtigd om geen volledige toepassing te geven aan artikel 84 van besluit nr. 295 van de ministerraad van 23 maart 2010, „Besluit inzake de toekenning en het beheer van en het toezicht op staatssteun en steun van de Europese Unie voor landbouwontwikkeling ter verbetering van het agrarische en natuurlijke landschap”, dat ziet op de terugbetaling van steun, indien de toepassing ervan in de concrete omstandigheden van de zaak in strijd is met het evenredigheidsbeginsel, zoals uitgelegd in de rechtsorde van de lidstaat?


(1)  Verordening (EG) nr. 817/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) (PB L 153, blz. 30).

(2)  Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen (PB L 160, blz. 80).


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/11


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Harju Maakohus (Estland) op 10 juni 2015 — Irina Nikolajeva/OÜ Multi Protect

(Zaak C-280/15)

(2015/C 262/15)

Procestaal: Ests

Verwijzende rechter

Harju Maakohus

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Irina Nikolajeva

Verwerende partij: OÜ Multi Protect

Prejudiciële vragen

De volgende prejudiciële vragen van uitlegging van verordening (EG) nr. 207/2009 (1) van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk (gecodificeerde versie) worden voorgelegd:

1)

Moet een rechtbank voor het gemeenschapsmerk het in artikel 102, lid 1, [van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk] bedoelde bevel ook dan geven wanneer de verzoekende partij dat niet vordert en partijen niet stellen dat de verwerende partij na een bepaalde dag in het verleden op een gemeenschapsmerk inbreuk heeft gemaakt of gedreigd te maken, of is het een „speciale reden” in de zin van de eerste volzin van deze bepaling wanneer een dergelijke vordering niet wordt ingesteld en deze omstandigheid niet wordt aangevoerd?

2)

Moet artikel 9, lid 3, [van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk] aldus worden uitgelegd dat de houder van een gemeenschapsmerk van een derde voor het gebruik van een teken dat gelijk is aan het merk in de periode na de publicatie van de aanvraag van het merk tot de publicatie van de inschrijving ervan enkel een redelijke vergoeding krachtens artikel 9, lid 3, tweede volzin, kan verlangen, maar geen vergoeding van de gebruikelijke waarde van het dankzij de inbreuk verkregene en van de schade, en dat voor de periode tot aan de publicatie van de aanvraag van het merk ook geen aanspraak op een redelijke vergoeding bestaat?

3)

Welke soorten kosten en andere vergoedingen behelst de redelijke vergoeding krachtens artikel 9, lid 3, tweede volzin, en kan daaronder ook — en zo ja, onder welke omstandigheden — een vergoeding van de immateriële schade van de merkhouder worden begrepen?


(1)  PB L 78, blz. 1.


Gerecht

10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/13


Arrest van het Gerecht van 16 juni 2015 — Portugal/Commissie

(Zaak T-3/11) (1)

([„EOGFL - Afdeling ‚Garantie’ - ELGF en Elfpo - Van financiering uitgesloten uitgaven - Tekortkomingen in het systeem voor de identificatie van percelen landbouwgrond en het geografisch informatiesysteem (LPIS-GIS) bij de uitvoering van controles ter plaatse en de berekening van boetes (belastingjaren 2005-2007)”])

(2015/C 262/16)

Procestaal: Portugees

Partijen

Verzoekende partij: Portugese Republiek (vertegenwoordigers: L. Inez Fernandes, M. Figueiredo en J. Saraiva de Almeida, gemachtigden)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: P. Guerra e Andrade en P. Rossi, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek tot nietigverklaring van besluit 2010/668/EU van de Commissie van 4 november 2010 houdende onttrekking aan EU-financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten in het kader van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) of in het kader van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo), hebben verricht (PB L 288, blz. 24), voor zover daarbij financiële correcties zijn opgelegd aan de Portugese Republiek voor een bedrag van 4 0 6 90  655,11 EUR wegens „[t]ekortkomingen in het LPIS-GIS [systeem voor de identificatie van percelen landbouwgrond-geografisch informatiesysteem], bij de uitvoering van controles ter plaatse en de berekening van boetes” in de jaren 2005 tot en met 2007

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

De Portugese Republiek wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 139 van 7.5.2011.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/13


Arrest van het Gerecht van 19 juni 2015 — Italië/Commissie

(Zaak T-358/11) (1)

((„EOGFL - Afdeling ‚Garantie’ - ELGF en Elfpo - Van financiering uitgesloten uitgaven - Openbare suikeropslag - Verhoging van de kosten wegens huur van opslagplaatsen - Jaarlijkse voorraadinventaris - Fysieke inspectie van de opslagplaatsen - Rechtszekerheid - Gewettigd vertrouwen - Evenredigheid - Motiveringsplicht - Bestaan van een risico op financiële schade voor de fondsen - Nuttig effect”))

(2015/C 262/17)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Italiaanse Republiek (vertegenwoordigers: G. Palmieri, gemachtigde, bijgestaan door P. Marchini, avvocato dello Stato)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: P. Rossi en D. Nardi, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek om nietigverklaring van uitvoeringsbesluit 2011/244/EU van de Commissie van 15 april 2011 houdende onttrekking aan EU-financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten in het kader van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) of in het kader van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (Elfpo) hebben verricht (PB L 102, blz. 33), voor zover daarbij zijn uitgesloten bepaalde kosten die de Italiaanse Republiek heeft gemaakt, alsook om nietigverklaring van de brieven van de Commissie van 3 februari 2010 en 3 januari 2011 als voorbereidende handelingen van dat besluit

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

De Italiaanse Republiek zal haar eigen kosten dragen alsook die van de Europese Commissie.


(1)  PB C 252 van 27.8.2011.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/14


Arrest van het Gerecht van 16 juni 2015 — FSL e.a./Commissie

(Zaak T-655/11) (1)

((„Mededinging - Mededingingsregelingen - Europese bananenmarkt in Italië, Griekenland en Portugal - Coördinatie bij de vaststelling van de prijzen - Toelaatbaarheid van het bewijsmateriaal - Rechten van de verdediging - Misbruik van bevoegdheid - Bewijs van de inbreuk - Berekening van het bedrag van de geldboete”))

(2015/C 262/18)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: FSL Holdings (Antwerpen, België), Firma Léon Van Parys (Antwerpen) en Pacific Fruit Company Italy SpA (Rome, Italië) (vertegenwoordigers: P. Vlaemminck, C. Verdonck, B. Van Vooren en B. Gielen, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: M. Kellerbauer en A. Biolan, gemachtigden)

Voorwerp

Primair, verzoek tot nietigverklaring van besluit C(2011) 7273 definitief van de Commissie van 12 oktober 2011 betreffende een procedure op grond van artikel 101 [VWEU] [zaak COMP/39482 — Exotische Vruchten (Bananen)], en, subsidiair, verzoek tot verlaging van de geldboete

Dictum

1)

Artikel 1 van besluit C(2011) 7273 definitief van de Commissie van 12 oktober 2011 betreffende een procedure op grond van artikel 101 [VWEU] [zaak COMP/39482 — Exotische Vruchten (Bananen)] wordt nietig verklaard voor zover het de periode van 11 augustus 2004 tot 19 januari 2005 betreft en voor zover het betrekking heeft op FSL Holdings, Firma Léon Van Parys en Pacific Fruit Company Italy SpA.

2)

Artikel 2 van besluit C(2011) 7273 definitief wordt nietig verklaard voor zover het bedrag van de aan FSL Holdings, Firma Léon Van Parys en Pacific Fruit Company Italy opgelegde geldboete daarbij is vastgesteld op 8 9 19  000 EUR.

3)

Het bedrag van de in artikel 2 van besluit C(2011) 7273 definitief aan FSL Holdings, Firma Léon Van Parys en Pacific Fruit Company Italy opgelegde geldboete wordt vastgesteld op 6 6 89  000 EUR.

4)

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

5)

FSL Holdings, Firma Léon Van Parys en Pacific Fruit Company Italy dragen een derde van hun eigen kosten en de helft van de kosten van de Europese Commissie.

6)

De Commissie draagt de helft van haar eigen kosten en twee derde van de kosten van FSL Holdings, Firma Léon Van Parys en Pacific Fruit Company Italy.


(1)  PB C 58 van 25.2.2012.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/15


Arrest van het Gerecht van 16 juni 2015 — Polytetra/BHIM — EI du Pont de Nemours (POLYTETRAFLON)

(Zaak T-660/11) (1)

([„Gemeenschapsmerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk ‚POLYTETRAFLON’ - Ouder gemeenschapswoordmerk ‚TEFLON’ - Normaal gebruik van het oudere merk - Artikel 42, leden 2 en 3, van verordening (EG) nr. 207/2009 - Eindproduct dat een bestanddeel bevat - Gebruik van het oudere merk voor eindproducten van derden - Motiveringsplicht”])

(2015/C 262/19)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Polytetra GmbH (Mönchengladbach, Duitsland) (vertegenwoordiger: R. Schiffer, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: P. Bullock, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: EI du Pont de Nemours and Company (Wilmington, Verenigde Staten) (vertegenwoordiger: E. Armijo Chávarri, advocaat)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 29 september 2011 (zaak R 2005/2010-1) inzake een oppositieprocedure tussen EI du Pont de Nemours and Company en Polytetra GmbH

Dictum

1)

De beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM) van 29 september 2011 (zaak R 2005/2010-1) wordt vernietigd.

2)

Het BHIM zal zijn eigen kosten dragen alsook die van Polytetra GmbH.

3)

EI du Pont de Nemours and Company zal haar eigen kosten dragen.


(1)  PB C 65 van 3.3.2012.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/16


Arrest van het Gerecht van 25 juni 2015 — PT Musim Mas/Raad

(Zaak T-26/12) (1)

([„Dumping - Invoer van bepaalde vetalcoholen en mengsels daarvan, van oorsprong uit India, Indonesië en Maleisië - Correctie - Artikel 2, lid 9 en lid 10, onder i), van verordening (EG) nr. 1225/2009 - Functies die vergelijkbaar zijn met die van een op commissiebasis werkende agent - Eén economische eenheid - Kennelijke beoordelingsfout - Beginsel van behoorlijk bestuur - Gelijkheid en non-discriminatie”])

(2015/C 262/20)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: PT Perindustrian dan Perdagangan Musim Semi Mas (PT Musim Mas) (Medan, Indonesië) (vertegenwoordiger: D. Luff, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: J.-P. Hix, gemachtigde, aanvankelijk bijgestaan door G. Berrisch, advocaat, en door N. Chesaites, barrister, vervolgens door D. Geradin, advocaat, en ten slotte door E. McGovern, barrister)

Interveniënten aan de zijde van verweerder: Europese Commissie (vertegenwoordigers: M. França en A. Stobiecka-Kuik, gemachtigden), Sasol Olefins & Surfactants GmbH (Hamburg, Duitsland) en Sasol Germany GmbH (Hamburg) (vertegenwoordigers: aanvankelijk V. Akritidis, advocaat, en J. Beck, solicitor, en vervolgens V. Akritidis)

Voorwerp

Verzoek tot nietigverklaring van uitvoeringsverordening (EU) nr. 1138/2011 van de Raad van 8 november 2011 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en definitieve inning van het voorlopige recht op bepaalde vetalcoholen en mengsels daarvan, van oorsprong uit India, Indonesië en Maleisië (PB L 293, blz. 1), alsmede uitvoeringsverordening nr. 1241/2012 van de Raad van 11 december 2012 tot wijziging van uitvoeringsverordening (EU) nr. 1138/2011 (PB L 352, blz. 1)

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

PT Perindustrian dan Perdagangan Musim Semi Mas (PT Musim Mas) draagt haar eigen kosten en die van de Raad van de Europese Unie.

3)

De Europese Commissie draagt haar eigen kosten.

4)

Sasol Olefins & Surfactants GmbH en Sasol Germany GmbH dragen hun eigen kosten.


(1)  PB C 80 van 17.3.2012.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/16


Arrest van het Gerecht van 25 juni 2015 — Copernicus-Trademarks/BHIM — Maquet (LUCEA LED)

(Zaak T-186/12) (1)

([„Gemeenschapsmerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk LUCEA LED - Ouder gemeenschapswoordmerk LUCEO - Niet ouder - Beroep op voorrang - Voorrangsdatum ingeschreven in het register - Documenten inzake voorrang - Ambtshalve onderzoek - Rechten van de verdediging”])

(2015/C 262/21)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Copernicus-Trademarks Ltd (Borehamwood, Verenigd Koninkrijk), die werd toegestaan om in de plaats te treden van Verus EOOD (vertegenwoordigers: aanvankelijk S. Vykydal, vervolgens F. Henkel, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: A. Folliard-Monguiral, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Maquet SAS (Ardon, Frankrijk) (vertegenwoordiger: N. Hebeis, advocaat)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 13 februari 2012 (zaak R 67/2011-4) inzake een oppositieprocedure tussen Capella EOOD en Maquet SAS

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Copernicus-Trademarks Ltd zal haar eigen kosten alsook die van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM) en van Maquet SAS dragen.


(1)  PB C 200 van 7.7.2012.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/17


Arrest van het Gerecht van 19 juni 2015 — Z/Hof van Justitie

(Zaak T-88/13 P) (1)

((„Hogere voorziening - Openbare dienst - Ambtenaren - Onpartijdigheid van het Gerecht voor ambtenarenzaken - Verzoek om wraking van een rechter - Nieuwe tewerkstelling - Dienstbelang - Regel van overeenstemming tussen de rang en het ambt - Artikel 7, lid 1, van het Statuut - Tuchtprocedure - Rechten van de verdediging”))

(2015/C 262/22)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirant: Z (Luxemburg, Luxemburg) (vertegenwoordiger: F. Rollinger, advocaat)

Andere partij in de procedure: Hof van Justitie van de Europese Unie (vertegenwoordiger: A. Placco, gemachtigde)

Voorwerp

Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Derde kamer) van 5 december 2012, Z/Hof van Justitie (F-88/09 en F-48/10, JurAmbt., EU:F:2012:171), en strekkende tot vernietiging van dit arrest

Dictum

1)

Het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Derde kamer), Z/Hof van Justitie (F-88/09 en F-48/10, JurAmbt., EU:F:2012:171), wordt vernietigd, voor zover daarbij wordt afgewezen het in zaak F-48/10 aangevoerde middel ontleend aan de onbevoegdheid van het klachtencomité en aan de onwettigheid van artikel 4 van het besluit van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 4 mei 2004 betreffende de uitoefening van de bevoegdheden die door het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie zijn verleend aan het tot aanstelling bevoegd gezag alsmede door de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie aan het tot het sluiten van aanstellingsovereenkomsten bevoegd gezag.

2)

De hogere voorziening wordt afgewezen voor het overige.

3)

Het beroep in zaak F-48/10 wordt verworpen voor zover het was gebaseerd op het middel ontleend aan de onbevoegdheid van het klachtencomité en aan de onwettigheid van artikel 4 van het besluit van het Hof van Justitie van 4 mei 2004 betreffende de uitoefening van de bevoegdheden die door het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie zijn verleend aan het tot aanstelling bevoegd gezag alsmede door de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie aan het tot het sluiten van aanstellingsovereenkomsten bevoegd gezag.

4)

Wat de kosten van de onderhavige procedure betreft, draagt Z drie vierde van de kosten van het Hof van Justitie en drie vierde van zijn eigen kosten en draagt het Hof van Justitie één vierde van zijn eigen kosten en één vierde van de kosten van Z.


(1)  PB C 233 van 10.8.2013.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/18


Arrest van het Gerecht van 25 juni 2015 — SACE en Sace BT/Commissie

(Zaak T-305/13) (1)

((„Staatssteun - Exportkredietverzekering - Door openbaar bedrijf aan dochtermaatschappij toegekende herverzekeringsdekking - Kapitaalinbreng ter dekking van verliezen van dochtermaatschappij - Begrip staatssteun - Toerekenbaarheid aan de staat - Criterium van de particuliere investeerder - Motiveringsverplichting”))

(2015/C 262/23)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partijen: Servizi assicurativi del commercio estero SpA (SACE) (Rome, Italië) en Sace BT SpA (Rome) (vertegenwoordigers: M. Siragusa en G. Rizza, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: G. Conte, D. Grespan en K. Walkerová, gemachtigden)

Interveniënte aan de zijde van verzoekende partijen: Italiaanse Republiek (vertegenwoordigers: G. Palmieri, gemachtigde, bijgestaan door S. Fiorentino, avvocato dello Stato)

Voorwerp

Verzoek tot nietigverklaring van besluit 2014/525/EU van de Commissie van 20 maart 2013 betreffende steunmaatregelen SA.23425 (11/C) (ex NN 41/10) die Italië in 2004 en 2009 ten uitvoer heeft gelegd ten behoeve van Sace BT SpA (PB 2014, L 239, blz. 24)

Dictum

1)

Artikel 2, tweede alinea, van besluit 2014/525/EU van de Commissie van 20 maart 2013 betreffende steunmaatregelen SA.23425 (11/C) (ex NN 41/10) die Italië in 2004 en 2009 ten uitvoer heeft gelegd ten gunste van Sace BT SpA, wordt nietig verklaard.

2)

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

3)

Servizi assicurativi del commercio estero SpA (SACE) en Sace BT dragen hun eigen kosten, daaronder begrepen de kosten die op de procedure in kort geding zijn gevallen.

4)

De Europese Commissie draagt haar eigen kosten, daaronder begrepen de kosten die op de procedure in kort geding zijn gevallen.

5)

De Italiaanse Republiek draagt haar eigen kosten, daaronder begrepen de kosten die op de procedure in kort geding zijn gevallen.


(1)  PB C 207 van 20.7.2013.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/19


Arrest van het Gerecht van 16 juni 2015 — Silicium España Laboratorios/BHIM– LLR-G5 (LLRG5)

(Zaak T-306/13) (1)

([„Gemeenschapsmerk - Nietigheidsprocedure - Gemeenschapswoordmerk LLRG5 - Absolute weigeringsgrond - Kwade trouw van de houder van het gemeenschapsmerk - Artikel 52, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009”])

(2015/C 262/24)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Silicium España Laboratorios, SL (Tarragona, Spanje) (vertegenwoordiger: C. Sueiras Villalobos, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: A. Folliard-Monguiral, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: LLR-G5 Ltd (Castlebar, Ierland) (vertegenwoordigers: A. von Mühlendahl en H. Hartwig, advocaten)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 7 maart 2013 (zaak R 383/2012-1) inzake een nietigheidsprocedure tussen LLR-G5 Ltd en Silicium España Laboratorios, SL

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Silicium España Laboratorios, SL wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 226 van 3.8.2013.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/19


Arrest van het Gerecht van 24 juni 2015 — Italië/Commissie

(Zaak T-527/13) (1)

((„Staatssteun - Melkheffing - Door Italië aan melkproducenten verleende steun - Steunregeling met betrekking tot de terugbetaling van de melkheffing - Voorwaardelijk besluit - Niet-naleving van een voorwaarde voor de verenigbaarverklaring van de steun met de interne markt - De-minimissteun - Bestaande steun - Nieuwe steun - Wijzigingen in bestaande steun - Controleprocedure inzake staatssteun - Motiveringsplicht - Bewijslast”))

(2015/C 262/25)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Italiaanse Republiek (vertegenwoordigers: G. Palmieri, gemachtigde, bijgestaan door S. Fiorentino en P. Grasso, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: D. Grespan, D. Nardi en P. Němečková, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek tot nietigverklaring van besluit 2013/665/EU van de Commissie van 17 juli 2013 betreffende de door Italië ten uitvoer gelegde steunmaatregel SA.33726 (2011/C) [ex SA.33726 (2011/NN)] (Uitstel van betaling van de melkheffing in Italië) (PB L 309, blz. 40)

Dictum

1)

Artikel 1, lid 2, van besluit 2013/665/EU van de Commissie van 17 juli 2013 betreffende de door Italië ten uitvoer gelegde steunmaatregel SA.33726 (2011/C) [ex SA.33726 (2011/NN)] (Uitstel van betaling van de melkheffing in Italië), wordt nietig verklaard.

2)

De artikelen 2 tot en met 4 van dit besluit worden nietig verklaard voor zover zij betrekking hebben op de in artikel 1, lid 2, ervan bedoelde steunregeling en op de met toepassing van die steunregeling toegekende individuele steun.

3)

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

4)

De Italiaanse Republiek en de Europese Commissie dragen hun eigen kosten.


(1)  PB C 344 van 23.11.2013.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/20


Arrest van het Gerecht van 16 juni 2015 — H.P. Gauff Ingenieure/BHIM — Gauff (Gauff JBG Ingenieure)

(Zaak T-585/13) (1)

([„Gemeenschapsmerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk Gauff JBG Ingenieure - Oudere nationale en communautaire woord- en beeldmerken GAUFF - Relatieve weigeringsgronden - Gedeeltelijke weigering van inschrijving - Verzoek om herstel in de vorige toestand - Artikel 81 van verordening (EG) nr. 207/2009”])

(2015/C 262/26)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: H.P. Gauff Ingenieure GmbH & Co. KG — JBG (Nürnberg, Duitsland) (vertegenwoordiger: G. Schneider-Rothhaar, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: A. Schifko, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Gauff GmbH & Co. Engineering KG (Nürnberg, Duitsland) (vertegenwoordiger: A. Molnar, advocaat)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 5 september 2013 (zaak R 596/2013-1), inzake een verzoek om herstel in de vorige toestand

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

H.P. Gauff Ingenieure GmbH & Co. KG — JBG wordt, behalve in haar eigen kosten, verwezen in de kosten van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM).

3)

Gauff GmbH & Co. Engineering KG draagt haar eigen kosten.


(1)  PB C 24 van 25.1.2014.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/21


Arrest van het Gerecht van 16 juni 2015 — H.P. Gauff Ingenieure/BHIM — Gauff (Gauff THE ENGINEERS WITH THE BROADER VIEW)

(Zaak T-586/13) (1)

([„Gemeenschapsmerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk Gauff THE ENGINEERS WITH THE BROADER VIEW - Oudere nationale en communautaire woord- en beeldmerken GAUFF - Relatieve weigeringsgronden - Gedeeltelijke weigering van inschrijving - Verzoek om herstel in de vorige toestand - Artikel 81 van verordening (EG) nr. 207/2009”])

(2015/C 262/27)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: H.P. Gauff Ingenieure GmbH & Co. KG — JBG (Nürnberg, Duitsland) (vertegenwoordiger: G. Schneider-Rothhaar, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: A. Schifko, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Gauff GmbH & Co. Engineering KG (Nürnberg, Duitsland) (vertegenwoordiger: A. Molnar, advocaat)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 5 september 2013 (zaak R 118/2013-1), inzake een verzoek om herstel in de vorige toestand

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

H.P. Gauff Ingenieure GmbH & Co. KG — JBG wordt, behalve in haar eigen kosten, verwezen in de kosten van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM).

3)

Gauff GmbH & Co. Engineering KG draagt haar eigen kosten.


(1)  PB C 24 van 25.1.2014.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/22


Arrest van het Gerecht van 16 juni 2015 — Gako Konietzko/BHIM (Cilindervormige verpakking in rood en wit)

(Zaak T-654/13) (1)

([„Gemeenschapsmerk - Aanvraag voor driedimensionaal gemeenschapsmerk - Cilindervormige verpakking in rood en wit - Absolute weigeringsgrond - Geen onderscheidende vermogen - Artikel 7, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009”])

(2015/C 262/28)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Gako Konietzko GmbH (Bamberg, Duitsland) (vertegenwoordiger: S. Reinhardt, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: M. Fischer, gemachtigde)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 19 september 2013 (zaak R 2232/2012-1) inzake een aanvraag tot inschrijving van een driedimensionaal teken bestaande in een cilindervormige verpakking in rood en wit als gemeenschapsmerk

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Gako Konietzko GmbH wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 39 van 8.2.2014.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/22


Arrest van het Gerecht van 25 juni 2015 — dm drogerie markt/BHIM — Diseños Mireia (M)

(Zaak T-662/13) (1)

([„Gemeenschapsmerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk M - Ouder gemeenschapswoordmerk dm - Relatieve weigeringsgrond - Geen overeenstemmende tekens - Geen verwarringsgevaar - Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009”])

(2015/C 262/29)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: dm-drogerie markt GmbH & Co. KG (Karlsruhe, Duitsland) (vertegenwoordigers: O. Bludovsky en C. Mellein, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: P. Geroulakos, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Diseños Mireia, SL (Barcelona, Spanje)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 11 september 2013 (zaak R 911/2012 1) inzake een oppositieprocedure tussen dm-drogerie markt GmbH & Co. KG en Diseños Mireia, SL

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

dm-drogerie markt GmbH & Co. KG wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 61 van 1.3.2014.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/23


Arrest van het Gerecht van 17 juni 2015 — BMV Mineralöl/BHIM — Delek Europe (GO)

(Zaak T-60/14) (1)

([„Gemeenschapsmerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk GO - Ouder gemeenschapsbeeldmerk GO - Relatieve weigeringsgrond - Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009”])

(2015/C 262/30)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: BMV Mineralöl Versorgungsgesellschaft mbH (Berlijn, Duitsland) (vertegenwoordigers: M. von Fuchs en I. Czernik, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: A. Schifko, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM: Delek Europe BV (Breda, Nederland)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 22 november 2013 (zaak R 382/2013-4) inzake een oppositieprocedure tussen BMV Mineralöl Versorgungsgesellschaft mbH en Delek Europe BV

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

BMV Mineralöl Versorgungsgesellschaft mbH wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 93 van 29.3.2014.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/23


Arrest van het Gerecht van 25 juni 2015 — Iranian Offshore Engineering & Construction/Raad

(Zaak T-95/14) (1)

((„Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid - Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran ter voorkoming van nucleaire proliferatie - Bevriezing van tegoeden - Beoordelingsfout - Motiveringsplicht - Recht op effectieve rechterlijke bescherming - Misbruik van bevoegdheid - Eigendomsrecht - Gelijke behandeling”))

(2015/C 262/31)

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Iranian Offshore Engineering & Construction Co. (Teheran, Iran) (vertegenwoordigers: J. Viñals Camallonga, L. Barriola Urruticoechea en J. Iriarte Ángel, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: Á. de Elera-San Miguel Hurtado en V. Piessevaux, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek om nietigverklaring van besluit 2013/661/GBVB van de Raad van 15 november 2013 houdende wijziging van besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (PB L 306, blz. 18), en van uitvoeringsverordening (EU) nr. 1154/2013 van de Raad van 15 november 2013 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (PB L 306, blz. 3), voor zover deze handelingen betrekking hebben op verzoekster

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Iranian Offshore Engineering & Construction Co. zal haar eigen kosten en die van de Raad van de Europese Unie dragen.


(1)  PB C 102 van 7.4.2014.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/24


Arrest van het Gerecht van 16 juni 2015 — Norma Lebensmittelfilialbetrieb/BHIM — Yorma’s (Yorma Eberl)

(Zaak T-229/14) (1)

([„Gemeenschapsmerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk Yorma Eberl - Ouder gemeenschapswoordmerk en nationaal woordmerk NORMA - Relatieve weigeringsgronden - Geen verwarringsgevaar - Artikel 8, lid 1, onder b), en artikel 8, lid 4, van verordening (EG) nr. 207/2009”])

(2015/C 262/32)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Norma Lebensmittelfilialbetrieb Stiftung & Co. KG (Nuremberg, Duitsland) (vertegenwoordiger: A. Parr, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: G. Schneider, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Yorma’s AG (Deggendorf, Duitsland) (vertegenwoordigers: A. Weiß en C. Muck, advocaten)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 11 februari 2014 (zaak R 532/2013 4) inzake een oppositieprocedure tussen Norma Lebensmittelfilialbetrieb Stiftung & Co. KG en Yorma’s AG

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Norma Lebensmittelfilialbetrieb Stiftung & Co. KG wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 194 van 24.6.2014.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/25


Arrest van het Gerecht van 16 juni 2015 — Best-Lock (Europe)/BHIM — Lego Juris (Vorm van speelgoedfiguur)

(Zaak T-395/14) (1)

([„Gemeenschapsmerk - Nietigheidsprocedure - Driedimensionaal gemeenschapsmerk - Vorm van een speelgoedfiguur - Absolute weigeringsgronden - Teken dat uitsluitend bestaat uit de vorm die door de aard van de waar wordt bepaald - Teken dat uitsluitend bestaat uit de vorm van de waar die noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen - Artikel 7, lid 1, onder e), i) en ii), van verordening (EG) nr. 207/2009 - Kwade trouw - Artikel 52, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009”])

(2015/C 262/33)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Best-Lock (Europe) Ltd (Colne, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordiger: J. Becker, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordigers: D. Hanf en A. Folliard-Monguiral, gemachtigden)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Lego Juris A/S (Billund, Denemarken) (vertegenwoordiger: V. von Bomhard, advocaat)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 26 maart 2014 (zaak R 1695/2013-4) inzake een nietigheidsprocedure tussen Best-Lock (Europe) Ltd en Lego Juris A/S

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Best-Lock (Europe) Ltd wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 315 van 15.9.2014.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/25


Arrest van het Gerecht van 16 juni 2015 — Best-Lock (Europe)/BHIM — Lego Juris (Vorm van speelgoedfiguur met uitsteeksel)

(Zaak T-396/14) (1)

([„Gemeenschapsmerk - Nietigheidsprocedure - Driedimensionaal gemeenschapsmerk - Vorm van een speelgoedfiguur met uitsteeksel - Absolute weigeringsgronden - Teken dat uitsluitend bestaat uit de vorm die door de aard van de waar wordt bepaald - Teken dat uitsluitend bestaat uit de vorm van de waar die noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen - Artikel 7, lid 1, onder e), i) en ii), van verordening (EG) nr. 207/2009”])

(2015/C 262/34)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Best-Lock (Europe) Ltd (Colne, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordiger: J. Becker, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordigers: D. Hanf en A. Folliard-Monguiral, gemachtigden)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Lego Juris A/S (Billund, Denemarken) (vertegenwoordiger: V. von Bomhard, advocaat)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 26 maart 2014 (zaak R 1696/2013-4) inzake een nietigheidsprocedure tussen Best-Lock (Europe) Ltd en Lego Juris A/S

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Best-Lock (Europe) Ltd wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 315 van 15.9.2014.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/26


Arrest van het Gerecht van 24 juni 2015 — Infocit/BHIM — DIN (DINKOOL)

(Zaak T-621/14) (1)

([„Gemeenschapsmerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk DINKOOL - Ouder internationaal beeldmerk DIN - Oudere nationale handelsbenaming DIN - Relatieve weigeringsgronden - Verwarringsgevaar - Artikel 8, leden 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009”])

(2015/C 262/35)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Infocit — Prestação de Serviços, Comércio Geral e Indústria, Lda (Luanda, Republiek Angola) (vertegenwoordiger: A. Oliveira, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: M. Fischer, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: DIN — Deutsches Institut für Normung eV (Berlijn, Duitsland) (vertegenwoordiger: M. Bagh, advocaat)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de tweede kamer van beroep van het BHIM van 4 juni 2014 (zaak R 1312/2013-2), inzake een oppositieprocedure tussen DIN — Deutsches Institut für Normung eV en Infocit — Prestação de Serviços, Comércio Geral e Indústria, Lda

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Infocit — Prestação de Serviços, Comércio Geral e Indústria, Lda, zal haar eigen kosten dragen, alsook die van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM).

3)

DIN — Deutsches Institut für Normung eV zal haar eigen kosten dragen.


(1)  PB C 351 van 6.10.2014.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/27


Arrest van het Gerecht van 24 juni 2015 — GHC/Commissie

(Zaak T-847/14) (1)

([„Milieu - Bescherming van de ozonlaag - Gefluoreerde broeikasgassen - Verordening (EU) nr. 517/2014 - Op de markt brengen van fluorkoolwaterstoffen - Vaststelling van een referentiewaarde - Toewijzing van quota - Motiveringsplicht - Berekeningsmethode”])

(2015/C 262/36)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: GHC Gerling, Holz & Co. Handels GmbH (Hamburg, Duitsland) (vertegenwoordiger: D. Lang, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: C. Hermes en K. Mifsud-Bonnici, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek tot nietigverklaring van uitvoeringsbesluit 2014/774/EU van de Commissie van 31 oktober 2014 tot vaststelling, ingevolge verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende gefluoreerde broeikasgassen, van referentiewaarden voor de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2017 voor elke producent of importeur die krachtens verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad heeft gemeld fluorkoolwaterstoffen op de markt te hebben gebracht (PB L 318, blz. 28), voor zover dat besluit verzoekster betreft

Dictum

1)

Uitvoeringsbesluit 2014/774/EU van de Commissie van 31 oktober 2014 tot vaststelling, ingevolge verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende gefluoreerde broeikasgassen, van referentiewaarden voor de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2017 voor elke producent of importeur die krachtens verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad heeft gemeld fluorkoolwaterstoffen op de markt te hebben gebracht, wordt nietig verklaard voor zover het GHC Gerling, Holz & Co. Handels GmbH betreft.

2)

De Europese Commissie wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 56 van 16.2.2015.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/27


Beroep ingesteld op 26 maart 2015 — Ben Ali/Raad

(Zaak T-149/15)

(2015/C 262/37)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Sirine (Cyrine) Bent Zine El Abidine Ben Haj Hamda Ben Ali (Tunis, Tunesië) (vertegenwoordiger: S. Maktouf, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

besluit 2011/72/GBVB van de Raad van 31 januari 2011 betreffende restrictieve maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten vanwege de situatie in Tunesië (PB L 28, blz. 62) en verordening (EU) nr. 101/2011 van de Raad van 4 februari 2011 betreffende restrictieve maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met de situatie in Tunesië (PB L 31, blz. 1), zoals regelmatig verlengd (1) en gewijzigd (2) (hierna: „bestreden besluiten”), nietig verklaren, voor zover verzoekster daarbij op een lijst wordt geplaatst,

de Raad verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster vijf middelen aan.

1.

Eerste middel: kennelijk onjuiste beoordeling

Verzoekster voert aan dat, gelet op de gewijzigde politieke situatie in Tunesië, de redenen voor de vaststelling van de maatregelen achterhaald zijn.

2.

Tweede middel: kennelijk onjuiste beoordeling

Verzoekster voert aan dat zodanig is getalmd bij de uitvoering van de in Tunesië tegen haar ingestelde strafvervolging dat niet kan worden gesteld dat jegens haar een „werkelijk” onderzoek loopt wegens de strafbare feiten die de vaststelling van de maatregelen rechtvaardigen.

3.

Derde middel: ontoereikende motivering

Volgens verzoekster wordt in de motivering die de Raad voor haar plaatsing op een lijst heeft verstrekt, enkel de aan de maatregelen ten grondslag liggende motivering herhaald.

4.

Vierde middel: schending van de grondrechten

Verzoekster betoogt dat ten aanzien van haar op willekeurige wijze maatregelen zijn vastgesteld die erop waren gericht de toekomstige inbeslagneming van haar tegoeden te vergemakkelijken. Bijgevolg zijn verzoeksters eigendomsrecht en haar recht op vermoeden van onschuld geschonden.

5.

Vijfde middel: kennelijk onjuiste beoordeling

Verzoekster voert aan dat de door de Raad verstrekte motivering en de bepalingen van nationaal recht waarop die motivering is gebaseerd, niet overeenstemmen met de aan de maatregelen ten grondslag liggende motivering.


(1)  Besluit 2012/50/GBVB van de Raad van 27 januari 2012 tot wijziging van besluit 2011/72/GBVB betreffende restrictieve maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten vanwege de situatie in Tunesië (PB L 27, blz. 11) en besluit 2013/72/GBVB van de Raad van 31 januari 2013 tot wijziging van besluit 2011/72/GBVB betreffende restrictieve maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten vanwege de situatie in Tunesië (PB L 32, blz. 20).

(2)  Besluit 2014/49/GBVB van de Raad van 30 januari 2014 tot wijziging van besluit 2011/72/GBVB betreffende restrictieve maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten vanwege de situatie in Tunesië (PB L 28, blz. 38) en uitvoeringsverordening (EU) nr. 81/2014 van de Raad van 30 januari 2014 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 101/2011 betreffende restrictieve maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met de situatie in Tunesië (PB L 28, blz. 2).


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/28


Beroep ingesteld op 13 april 2015 — Sopra Steria Group/Parlement

(Zaak T-181/15)

(2015/C 262/38)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Sopra Steria Group SA (Annecy-le-Vieux, Frankrijk) (vertegenwoordigers: A. Verlinden, R. Martens en J. Joossen, advocaten)

Verwerende partij: Europees Parlement

Conclusies

Verzoekster verzoekt het Gerecht:

het besluit van het Europees Parlement van onbekende datum om de procedure van gunning via onderhandelingen zonder bekendmaking van een aankondiging van een opdracht voor NPE-15.8 te starten, nietig te verklaren;

ieder besluit dat mogelijk door het Europees Parlement is genomen met betrekking tot het verdere verloop van deze procedure van gunning via onderhandelingen zonder bekendmaking voor NPE-15.8, nietig te verklaren;

de overeenkomst(en) die mogelijk is (zijn) gesloten op basis van de procedure van gunning via onderhandelingen zonder bekendmaking van een aankondiging van een opdracht voor NPE-15.8, nietig te verklaren;

het Europees Parlement te verwijzen in de kosten van de onderhavige procedure, met inbegrip van de door de verzoekende partij gemaakte kosten voor juridisch advies.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster één middel aan, dat is gebaseerd op schending van artikel 102 van het Financieel Reglement, artikel 103 van het Financieel Reglement, artikel 104, lid 2, van het Financieel Reglement en artikel 134, lid 1, onder c), van de uitvoeringsvoorschriften, waardoor het besluit van onbekende datum om de procedure van gunning via onderhandelingen zonder bekendmaking van een aankondiging van een opdracht te starten, ongeldig is.

Volgens verzoeksters heeft het Europees Parlement ten onrechte en onrechtmatig gebruik gemaakt van de procedure van gunning via onderhandelingen zonder bekendmaking van een aankondiging van een opdracht, waarbij had moeten worden vermeld dat deze procedure een bijzondere procedure was die moest zijn gerechtvaardigd (mede gezien de verplichting van het Europees Parlement er in overeenstemming met artikel 102, lid 2, van het Financieel Reglement voor te zorgen dat alle overheidsopdrachten beginnen met een zo ruim mogelijke basis). Een dergelijke rechtvaardiging was volgens verzoekster door het Europees Parlement niet aangevoerd, noch bestond er enige dwingende spoed als gevolg van onvoorzienbare gebeurtenissen die niet aan het Europees Parlement te wijten waren (zoals vereist ingevolge artikel 134, lid 1, onder c), van de uitvoeringsvoorschriften).


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/29


Beroep ingesteld op 13 april 2015 — Sopra Steria Group/Parlement

(Zaak T-182/15)

(2015/C 262/39)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Sopra Steria Group SA (Annecy-le-Vieux, Frankrijk) (vertegenwoordigers: A. Verlinden, R. Martens en J. Joossen, advocaten)

Verwerende partij: Europees Parlement

Conclusies

Verzoekster verzoekt het Gerecht:

de besluiten van het Europees Parlement van onbekende datum, medegedeeld bij brieven van 13 februari 2015, om IBI IUS uit te sluiten van perceel 2 en STEEL uit te sluiten van perceel 3 in de aanbestedingsprocedure PE/ITEC-ITS14, nietig te verklaren;

de overeenkomst(en) met andere inschrijvers naar aanleiding van deze besluiten tot uitsluiting, nietig te verklaren;

het Europees Parlement te verwijzen in de kosten van de onderhavige procedure, met inbegrip van de door de verzoekende partij gemaakte kosten voor juridisch advies.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster één middel aan, ontleend aan de schending door het Europees Parlement van het transparantiebeginsel, het evenredigheidsbeginsel en het beginsel van gelijke behandeling uit artikel 102, lid 1 van het Financieel Reglement, de schending van de criteria voor uitsluiting uit artikel 107, lid 1, onder a), en b), van het Financieel Reglement, de schending van artikel 158, lid 3, van de uitvoeringsvoorschriften, de schending door het Europees Parlement van zijn eigen bestek voor ITS14, waardoor de besluiten van onbekende datum, die zijn medegedeeld bij brieven van 13 februari 2015, om IBI IUS uit te sluiten van perceel 2 en STEEL uit te sluiten van perceel 3 van ITS14, ongeldig zijn.

Verzoekster betoogt in het eerste onderdeel van het enige middel, dat het Europees Parlement zijn eigen bestek voor ITS14 en het algemene procedurele vereiste van het beginsel „patere legem quam ipse fecisti” onjuist heeft toegepast en artikel 107, lid 1, onder a), en b), van het Financieel Reglement heeft geschonden door de uitsluiting van verzoekster en dientengevolge van de consortia IBI IUS voor perceel 2 en STEEL voor perceel 3 van ITS14, op grond van een gestelde (en niet aangetoonde) mogelijke belangenverstrengeling en vanwege een gesteld (en niet aangetoond) niet verstrekken van informatie aan het Europees Parlement.

Verzoekster betoogt in het tweede gedeelte van het eerste en enige middel (subsidiair) dat het Europees Parlement van het transparantiebeginsel, het evenredigheidsbeginsel en het beginsel van gelijke behandeling uit artikel 102, lid 1, van het Financieel Reglement heeft geschonden door de uitsluiting van verzoekster en dientengevolge de consortia IBI IUS voor perceel 2 en STEEL voor perceel 3 van ITS14, op grond van een gestelde (en niet aangetoonde) mogelijke belangenverstrengeling en vanwege een gesteld (en niet aangetoond) niet verstrekken van informatie aan het Europees Parlement.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/30


Beroep ingesteld op 14 april 2015 — Trivisio Prototyping/Commissie

(Zaak T-184/15)

(2015/C 262/40)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Trivisio Prototyping GmbH (Trier, Duitsland) (vertegenwoordigers: A. Bartosch en A. Böhlke, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietigverklaring van besluit C(2015) 633 final van de Europese Commissie van 2 februari 2015 betreffende de inning van het door Trivisio Prototyping GmbH verschuldigde bedrag van 3 85  112,19 EUR, te vermeerderen met rente;

verwijzing van de Commissie in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster drie middelen aan.

1.

Eerste middel: onjuiste beoordeling van de feiten

Verzoekster betoogt met dit middel onder meer dat de Commissie bij de ondertekening van de subsidieovereenkomsten ULTRA („Ultra portable augmented reality for industrial maintenance applications”), IMPROVE („Improving Display and Rendering Technology for Virtual Environments”) en CINeSPACE („Experiencing urban film and cultural heritage while on-the-move”) wist of tenminste had moeten weten dat Russische ingenieurs werden ingeschakeld. Zij voegt eraan toe dat de inning van het gevorderde bedrag in de gegeven omstandigheden misbruik van recht oplevert.

2.

Tweede middel: geen schending van de regels inzake de uitbesteding door verzoekster in bijlage 2 bij de subsidieovereenkomsten

Verzoekster stelt dat tussen haar en de respectievelijke werkgever van de Russische ingenieurs — ongeacht het feit dat het om verschillende rechtspersonen ging — een zeggenschapsverhouding bestond, zodat de bepalingen inzake uitbesteding in bijlage II bij de subsidieovereenkomsten niet werden geschonden.

3.

Derde middel: subsidiair schending van het vertrouwensbeginsel

Subsidiair verweert verzoekster zich tegen de litigieuze inning met een beroep op het vertrouwensbeginsel.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/31


Beroep ingesteld op 24 april 2015 — Dôvera zdravotná poist'ovňa/Commissie

(Zaak T-216/15)

(2015/C 262/41)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Dôvera zdravotná poist'ovňa, s.a. (Bratislava, Slowakije) (vertegenwoordigers: O. Brouwer en A. Pliego Selie, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

besluit (EU) 2015/248 van de Commissie van 15 oktober 2014 betreffende steunmaatregel SA.23008 (2013/C) (ex 2013/NN) door de Slowaakse Republiek ten uitvoer gelegd ten gunste van Spoločná zdravotná poisťovňa a. s. (SZP) en Všeobecná zdravotná poisťovňa a. s. (VšZP) (kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 7277) (PB 2015, L 41, blz. 25) nietig verklaren, en

de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekende partij twee middelen aan:

1.

Eerste middel: onjuiste toepassing van artikel 107, lid 1, VWEU

De Commissie heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door het begrip ondernemingen in de specifieke context van artikel 107, lid 1, VWEU onjuist toe te passen.

2.

Tweede middel: onjuiste rechtsopvattingen en kennelijke beoordelingsfouten

De Commissie heeft bij het vaststellen en toepassen van criteria ter bepaling van de economische aard van het verzekeringsstelsel blijk gegeven van onjuiste rechtsopvattingen en kennelijke beoordelingsfouten door de conclusie te trekken dat SZP/VšZP niet als onderneming kan worden aangemerkt en hiervoor een ontoereikende motivering te geven.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/31


Beroep ingesteld op 4 mei 2015 — European Dynamics Luxembourg/Europese Bankautoriteit

(Zaak T-229/15)

(2015/C 262/42)

Procestaal: Grieks

Partijen

Verzoekende partijen: European Dynamics Luxembourg SA (Luxemburg, Luxemburg), Evropaïki Dynamiki — Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis AE (Athene, Griekenland), European Dynamics Belgium SA (Brussel, België) (vertegenwoordigers: I. Ampazis en M. Sfyri, advocaten)

Verwerende partij: Europese Bankautoriteit (EBA)

Conclusies

Verzoeksters verzoeken het Gerecht:

de beslissing van de EBA te vernietigen, welke beslissing aan verzoeksters is meegedeeld bij brief van 2 maart 2015 van de uitvoerende directeur van de Europese Bankautoriteit, waarbij de EBA het deel van de door verzoeksters in het kader van beperkte aanbestedingsprocedure nr. 2014/S 158 283576 (EBA/2014/06/OPS/SER/RT) ingediende offerte, met als opschrift „Voorlopige terbeschikkingstelling van arbeidskrachten”; Deel 1: „Voorlopige terbeschikkingstelling van arbeidskrachten in de informaticasector”, heeft afgewezen;

de EBA te veroordelen tot vergoeding van de schade die verzoeksters hebben geleden doordat zij met betrekking tot deel I van kaderovereenkomst EBA/2014/06/OPS/SER/RT niet de kans hebben gehad de eerste plaats te behalen, welke schade ex aequo et bono wordt begroot op 3 00  000 EUR, vermeerderd met interesten te rekenen vanaf de dag van de uitspraak van het arrest of van elke andere maatregel die het Gerecht zal vermenen vast te stellen;

de EBA te verwijzen in de alle door verzoeksters in de onderhavige procedure gemaakte kosten.

Aangevoerd middelen

Ter onderbouwing van hun beroep voeren verzoeksters twee middelen aan.

1.

Met hun eerste middel stellen verzoeksters schending door de EBA van de motiveringsplicht, daar zij geen afdoende motivering heeft verstrekt betreffende de beoordeling van de technische offerte van verzoeksters.

2.

Met hun tweede middel stellen verzoeksters schending van de aanbestedingsstukken en van het recht van de Unie, aangezien kennelijke beoordelingsfouten zijn gemaakt.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/32


Hogere voorziening ingesteld op 28 mei 2015 door Tuula Rajala tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 18 maart 2015 in zaak F-24/14, Rajala/BHIM

(Zaak T-271/15 P)

(2015/C 262/43)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirerende partij: Tuula Rajala (El Campello, Spanje) (vertegenwoordiger: H. Tettenborn, advocaat)

Andere partij in de procedure: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Conclusies

De rekwirerende partij verzoekt het Gerecht:

het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 18 maart 2015 in zaak F-24/14 te vernietigen;

het beoordelingsrapport van de rekwirerende partij over de periode van 1 oktober 2011 tot en met 31 december 2012 nietig te verklaren;

het BHIM te veroordelen tot betaling van een passende, door het Gerecht vast te stellen vergoeding — die echter niet minder mag bedragen dan 500 EUR — voor de materiële en immateriële schade die de rekwirerende partij door dat beoordelingsrapport heeft geleden;

het BHIM te verwijzen in de kosten van de procedure voor het Gerecht voor ambtenarenzaken en van het Gerecht.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van de hogere voorziening voert de rekwirerende partij vier middelen aan.

1.

Eerste middel, ontleend aan het feit dat het Gerecht voor ambtenarenzaken belangrijke feiten verkeerd heeft opgevat en zijn beslissing heeft gebaseerd op verkeerd opgevatte feiten. Het gaat om de volgende verkeerde opvattingen:

verkeerde opvatting, aangezien de eerbiediging van de termijnen was beïnvloed door de gezondheidsproblemen van de rekwirerende partij;

verkeerde opvatting, aangezien de eerbiediging van de termijnen negatief was beïnvloed doordat zij de enige onderzoeker was die voor een deel van de beoordelingsperiode in het Fins werkte en slechts één van de twee Finse onderzoekers voor het overige deel van de beoordelingsperiode;

verkeerde opvatting, aangezien zij een buitengewoon groot aantal en bijzonder moeilijk zaken had behandeld die veel tijd vereisten;

verkeerde opvatting, aangezien de uitvoering van het IP Translator arrest een negatieve invloed had op haar kwantitatieve productie en de punctualiteit van haar besluiten;

verkeerde opvatting in verband met haar cijfers voor punctualiteit in vergelijking met de andere onderzoekers.

2.

Tweede middel, ontleend aan een verkeerde rechtsopvatting van het Gerecht voor ambtenarenzaken, daar het heeft geoordeeld dat uit de vaststelling dat tenminste vijf van de zeven beoordeelde bekwaamheden in overeenstemming waren met het niveau van de uitgeoefende functie, geen kennelijke beoordelingsfout kon worden afgeleid.

3.

Derde middel, ontleend aan het feit dat het Gerecht voor ambtenarenzaken blijk heeft gegeven van een verkeerde rechtsopvatting bij zijn oordeel dat het BHIM niet de vertrouwensplicht had geschonden.

4.

Vierde middel, ontleend aan het feit dat het Gerecht voor ambtenarenzaken blijk heeft gegeven van een verkeerde rechtsopvatting bij zijn oordeel dat het BHIM niet haar gewettigd vertrouwen had geschonden.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/33


Beroep ingesteld op 31 mei 2015 — Smarter Travel Media/BHIM (SMARTER TRAVEL)

(Zaak T-290/15)

(2015/C 262/44)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Smarter Travel Media LLC (Boston, Verenigde Staten van Amerika) (vertegenwoordiger: P. Olson, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

Gegevens betreffende de procedure voor het BHIM

Betrokken merk: gemeenschapsbeeldmerk met de woordelementen „SMARTER TRAVEL” — inschrijvingsaanvraag nr. 12 460 044

Bestreden beslissing: beslissing van de tweede kamer van beroep van het BHIM van 20 maart 2015 in zaak R 1986/2014-2

Conclusies

vernietiging van de bestreden beslissing;

verwijzing van het BHIM in de kosten.

Aangevoerde middelen

de kamer van beroep heeft blijk gegeven van een onjuiste opvatting door te oordelen dat het merk geen onderscheidend vermogen had;

de kamer van beroep heeft blijk gegeven van een onjuiste opvatting door de Bild-rechtspraak onjuist toe te passen;

de kamer van beroep heeft ten onrechte niet in aanmerking genomen dat het merk een element bevat dat onafhankelijk kan worden ingeschreven;

de kamer van beroep heeft ten onrechte niet in aanmerking genomen dat hetzelfde merk met een ander logo was ingeschreven voor hoofdzakelijk dezelfde diensten en dat de nieuwe aanvraag louter een modernisering is;

de kamer van beroep is ten onrechte niet overgegaan tot een globale beoordeling.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/34


Beroep ingesteld op 26 mei 2015 — Zhang/BHIM — K & L Ruppert Stiftung (Anna Smith)

(Zaak T-295/15)

(2015/C 262/45)

Taal van het verzoekschrift: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Yongyu Zhang (Manchester, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordiger: M. Steinert, advocate)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: K & L Ruppert Stiftung & Co. Handels-KG (Weilheim, Duitsland)

Gegevens betreffende de procedure voor het BHIM

Aanvrager: verzoekende partij

Betrokken merk: gemeenschapswoordmerk „Anna Smith” — inschrijvingsaanvraag nr. 11 981 446

Procedure voor het BHIM: oppositieprocedure

Bestreden beslissing: beslissing van de vijfde kamer van beroep van het BHIM van 27 februari 2015 in zaak R 1559/2014-5

Conclusies

de bestreden beslissing in oppositieprocedure nr. B 2 264 227 met betrekking tot inschrijvingsaanvraag voor gemeenschapsmerk nr. 11 981 446 van 12 juli 2013 vernietigen en het woordmerk Anna Smith conform de aanvraag als gemeenschapsmerk toestaan voor de klassen 18 en 25.

Aangevoerd middel

schending van artikel 8, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/34


Beroep ingesteld op 5 juni 2015 — OASE/BHIM — COMPO France (AlGo)

(Zaak T-300/15)

(2015/C 262/46)

Taal van het verzoekschrift: Duits

Partijen

Verzoekende partij: OASE GmbH (Hörstel, Duitsland) (vertegenwoordiger: T. Weeg, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: COMPO France SAS (Roche-Lez-Beaupré, Frankrijk)

Gegevens betreffende de procedure voor het BHIM

Aanvrager: verzoekende partij

Betrokken merk: gemeenschapswoordmerk „AlGo” — inschrijvingsaanvraag nr. 10 096 337

Procedure voor het BHIM: oppositieprocedure

Bestreden beslissing: beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 11 februari 2015 in zaak R 1409/2013-1

Conclusies

de bestreden beslissing aldus wijzigen dat de oppositie in haar geheel wordt afgewezen;

het BHIM verwijzen in de kosten.

Aangevoerde middelen

schending van artikel 42, leden 2 en 3, van verordening nr. 207/2009;

schending van artikel 8, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/35


Beroep ingesteld op 12 juni 2015 — Italië/Commissie

(Zaak T-313/15)

(2015/C 262/47)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Italiaanse Republiek (vertegenwoordigers: P. Gentili, staatsadvocaat, en G. Palmieri, gemachtigde)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietigverklaring van de aankondiging van het vergelijkend onderzoek EPSO/AD/301/15 — Administrateurs (AD 5)

verwijzing van de Commissie in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

De aangevoerde middelen en voornaamste argumenten zijn gelijk aan die in zaak T-17/15, Italië/Commissie (PB C 81 van 9.3.2015, blz. 27).


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/35


Beroep ingesteld op 17 juni 2015 — Zitro IP/BHIM (TRIPLE BONUS)

(Zaak T-318/15)

(2015/C 262/48)

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Zitro IP Sàrl (Luxemburg, Luxemburg) (vertegenwoordiger: A. Canela Giménez, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

Gegevens betreffende de procedure voor het BHIM

Betrokken merk: gemeenschapsbeeldmerk met de woordelementen „TRIPLE BONUS” — inschrijvingsaanvraag nr. 12 013 629

Bestreden beslissing: beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 15 april 2015 in zaak R 1648/2014-4

Conclusies

Vernietiging van de bestreden beslissing;

Verwijzing van het BHIM in de kosten.

Aangevoerde middelen

Schending van artikel 7, lid 1, onder b) en c), van verordening nr. 207/2009.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/36


Beroep ingesteld op 22 juni 2015 — GSA en SGI Security/Parlement

(Zaak T-321/15)

(2015/C 262/49)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partijen: Gruppo Servizi Associati SpA (GSA) (Rome, Italië) en Security Guardian’s Institute (SGI Security) (Bierges, België) (vertegenwoordiger: E. van Nuffel d’Heynsbroeck, advocaat)

Verwerende partij: Europees Parlement

Conclusies

De verzoekende partijen verzoeken het Gerecht:

nietig te verklaren het besluit van het Parlement, meegedeeld op 12 juni 2015, waarbij de offerte van Gruppo Servizi Associati SpA en Security Guardian’s Institute SA in het kader van openbare aanbesteding EP/DGSAFE/UIB/SER/2014-014 betreffende diensten in het kader van brandveiligheid en bijstand aan personen en buitenbewaking op de locatie van het Europees Parlement te Brussel, non conform is verklaard, alsook het besluit om de opdracht aan een andere inschrijver te gunnen;

het Parlement te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voeren de verzoekende partijen twee middelen aan.

1.

Eerste middel: schending van het evenredigheidsbeginsel en het gelijkheidsbeginsel doordat het Parlement ten onrechte heeft verlangd dat alle leden van het consortium in het bezit zijn van een vergunning overeenkomstig de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, waardoor dat vereiste ook gold voor de leden van het consortium die niet de onder genoemde wet vallende diensten zouden gaan verrichten.

2.

Tweede — subsidiaire — middel: schending van het vrij verrichten van diensten en van de daaraan ten grondslag liggende beginselen van gelijkheid en evenredigheid, doordat het vereiste van een door de wet van 10 april 1990 voorgeschreven vergunning de deelneming van een onderneming waarvan de offerte een niet aan die wet onderworpen dienst betreft uiterst moeilijk zo niet onmogelijk maakt.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/37


Beroep ingesteld op 23 juni 2015 — Bimbo/BHIM (THE SNACK COMPANY)

(Zaak T-331/15)

(2015/C 262/50)

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Bimbo (Barcelona, Spanje) (vertegenwoordiger: J. Carbonell Callicó, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

Gegevens betreffende de procedure voor het BHIM

Betrokken merk: gemeenschapsbeeldmerk met de woordelementen „THE SNACK COMPANY” — inschrijvingsaanvraag nr. 12 173 852

Bestreden beslissing: beslissing van de tweede kamer van beroep van het BHIM van 31 maart 2015 in zaak R 954/2014-2

Conclusies

vernietiging van de bestreden beslissing;

toewijzing van de inschrijving van het aangevraagde merk;

verwijzing van het BHIM in de kosten.

Aangevoerde middelen

schending van artikel 7, lid 1, onder b) en c), en lid 2, van verordening nr. 207/2009;

schending van het gelijkheidsbeginsel;

schending van artikel 75 van verordening nr. 207/2009.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/37


Beroep ingesteld op 24 juni 2015 — Josel/BHIM — Nationale-Nederlanden Nederland (NN)

(Zaak T-333/15)

(2015/C 262/51)

Taal van het verzoekschrift: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Josel, SL (Barcelona, Spanje) (vertegenwoordiger: L. Rivas Zurdo, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Nationale-Nederlanden Nederland BV (Amsterdam, Nederland)

Gegevens betreffende de procedure voor het BHIM

Houder van het betrokken merk: andere partij in de procedure voor de kamer van beroep

Betrokken merk: gemeenschapsbeeldmerk met woordelement „NN” — inschrijvingsaanvraag nr. 1 066 097

Procedure voor het BHIM: oppositieprocedure

Bestreden beslissing: beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 14 april 2015 in zaak R 1531/2014-4

Conclusies

vernietiging van de bestreden beslissing voor zover daarbij verzoeksters beroep gedeeltelijk is afgewezen en de beslissing van de oppositieafdeling houdende afwijzing van oppositie B 1 887 887 en toewijzing van gemeenschapswoordmerk (internationale inschrijving) nr. 1 066 097 „NN”, klasse 26, is bevestigd;

verwijzing in de kosten van de partij(en) die zich tegen dit beroep verzet(ten).

Aangevoerd middel

schending van artikel 8, lid 1, onder a) en b), van verordening nr. 207/2009.


Gerecht voor ambtenarenzaken

10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/39


Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 30 juni 2015 — Z/Hof van Justitie

(Zaak F-64/13) (1)

((Openbare dienst - Ambtenaren - Beoordelingsrapport - Te late opstelling van het beoordelingsrapport - Beroep tot nietigverklaring - Beroep tot schadevergoeding))

(2015/C 262/52)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Z (vertegenwoordiger: F. Rollinger, advocaat)

Verwerende partij: Hof van Justitie van de Europese Unie (vertegenwoordiger: A. V. Placco, gemachtigde)

Voorwerp

Verzoek om nietigverklaring van verzoeksters beoordelingsrapport over de periode van 1 januari tot en met 31 december 2008 alsmede veroordeling van de verwerende partij tot betaling van een vergoeding voor de immateriële schade

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Z draagt haar eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van het Hof van Justitie van de Europese Unie.


(1)  PB C 274 van 21.9.2013, blz. 30.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/39


Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 30 juni 2015 — Curdt-Christiansen/Parlement

(Zaak F-120/14) (1)

((Openbare dienst - Ambtenaren - Bezoldiging - Jaarlijkse reiskosten - Artikelen 7, lid 3, en 8 van bijlage VII bij het Statuut - Bepaling van de plaats van herkomst en van het centrum van belangen - Verzoek om herziening van de plaats van herkomst - Begrip centrum van belangen - Wijziging van woonplaats van een familielid - Termijn die is verstreken tussen de wijziging van het centrum van belangen en het verzoek om herziening van de plaats van herkomst - Uitzonderlijk karakter van de herziening))

(2015/C 262/53)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Caspar Curdt-Christiansen (Perl, Duitsland) (vertegenwoordiger: A. Salerno, advocaat)

Verwerende partij: Europees Parlement (vertegenwoordigers: E. Taneva en N. Chemaï, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek om nietigverklaring van het besluit van het Parlement tot afwijzing van verzoekers verzoek om na zijn overplaatsing naar het Europees Parlement zijn plaats van herkomst te wijzigen in Larnaca (Cyprus) en het centrum van zijn belangen in Singapore, in plaats van Montreal (Canada)

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Curdt-Christiansen draagt zijn eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van het Europees Parlement.


(1)  PB C 7 van 12.1.2015, blz. 57.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/40


Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Derde kamer) van 30 juni 2015 — Petsch/Commissie

(Zaak F-124/14) (1)

((Openbare dienst - Arbeidscontractant - Personeel van kinderdagverblijven - Hervorming van het Statuut en de RAP per 1 januari 2014 - Verordening nr. 1023/2013 - Verhoging van de arbeidstijd - Extra maandelijks bedrag - Artikel 50 van het Reglement voor de procesvoering - Hiërarchie van normen - Algemene uitvoeringsbepalingen van artikel 110, lid 1, van het Statuut - Artikel 2 van de bijlage bij de RAP - Artikelen 27 en 28 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie))

(2015/C 262/54)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Olivier Petsch (Brussel, België) (vertegenwoordigers: J.-N. Louis, R. Metz, D. Verbeke en N. de Montigny, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: C. Berardis-Kayser en G. Berscheid, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek om nietigverklaring van het besluit van de Commissie om het salaris van verzoeker, een arbeidscontractant bij het OIB, na een verhoging van de wekelijkse arbeidstijd tot 40 uur als gevolg van de inwerkingtreding van het nieuwe Statuut op 1 januari 2014, niet te verhogen

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Petsch draagt zijn eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van de Europese Commissie.


(1)  PB C 7 van 12.1.2015, blz. 59.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/41


Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 30 juni 2015 — Dybman/EDEO

(Zaak F-129/14) (1)

((Openbare dienst - Personeel van EDEO - Ambtenaren - Tuchtprocedure - Tuchtmaatregel - Strafvervolging gaande op het moment van de vaststelling van de tuchtmaatregel - Gelijkheid van de aan het TABG en aan de strafrechter voorgelegde feiten - Schending van artikel 25 van bijlage IX bij het Statuut))

(2015/C 262/55)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Pierre Dybman (Brussel, België) (vertegenwoordigers: J.-N. Louis, R. Metz, D. Verbeke en N. de Montigny, advocaten)

Verwerende partij: Europese Dienst voor extern optreden (vertegenwoordigers: S. Marquardt en M. Silva, gemachtigden)

Voorwerp

Nietigverklaring van het besluit van EDEO om verzoeker tuchtrechtelijk ontslag zonder vermindering van pensioenrechten te verlenen

Dictum

1)

Het besluit van 16 januari 2014 waarbij de Europese Dienst voor extern optreden Dybman tuchtrechtelijk ontslag zonder vermindering van pensioenrechten heeft verleend wordt nietig verklaard.

2)

De Europese Dienst voor extern optreden draagt zijn eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van Dybman.


(1)  PB C 7 van 12.1.2015, blz. 61.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/41


Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 30 juni 2015 — Centurione/Commissie

(Zaak F-43/15) (1)

((Openbare dienst - Ambtenaren - Sociale zekerheid - Ongeval - Artikel 73 van het Statuut - Gemeenschappelijke regeling voor de verzekering tegen ongevallen en beroepsziekten - Vaststelling van de mate van blijvende gedeeltelijke invaliditeit - Rapport van de medische commissie - Artikel 82 van het Reglement voor de procesvoering - Niet-ontvankelijkheidsmiddel van openbare orde - Samenhang tussen het beroep en de klacht - Geen samenhang - Niet-ontvankelijkheid))

(2015/C 262/56)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Fernando Centurione (Nijvel, België) (vertegenwoordiger: S. Pappas, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: J. Currall en T. S. Bohr, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek om nietigverklaring van het besluit van de Commissie om verzoeker na zijn arbeidsongeval slechts een invaliditeitspercentage van 2 % toe te kennen

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Elke partij zal haar eigen kosten dragen.


(1)  PB C 178 van 1.6.2015, blz. 29.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/42


Beroep ingesteld op 26 mei 2015 — ZZ en ZZ/Commissie

(Zaak F-81/15)

(2015/C 262/57)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partijen: ZZ en ZZ (vertegenwoordigers: T. Bontinck, A. Guillerme, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Voorwerp en beschrijving van het geding

Vaststelling van de onwettigheid van artikel 45 van en van bijlage I bij het Ambtenarenstatuut en nietigverklaring van de besluiten van het TABG om verzoekers niet op te nemen op de lijst van ambtenaren die in het kader van de bevorderingsronde 2014 naar de rang AST 10 zijn bevorderd

Conclusies van de verzoekende partijen

primair, vaststelling van de onwettigheid van artikel 45 van het Statuut en van bijlage I daarbij alsmede van de daarmee verband houdende overgangsmaatregelen;

nietigverklaring van het besluit van het TABG van 14 november 2014 om verzoekers niet op te nemen op de lijst van ambtenaren die in het kader van de in artikel 45 van het Statuut voorziene jaarlijkse bevorderingsronde voor 2014 zijn bevorderd naar de rang AST 10;

verwijzing van de Commissie in de kosten.

subsidiair, nietigverklaring van het besluit van het TABG van 14 november 2014 om verzoekers niet op te nemen op de lijst van ambtenaren die in het kader van de in artikel 45 van het Statuut voorziene jaarlijkse bevorderingsronde voor 2014 zijn bevorderd naar de rang AST 10;

verwijzing van de Commissie in de kosten.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/42


Beroep ingesteld op 8 juni 2015 — ZZ e.a./Commissie

(Zaak F-85/15)

(2015/C 262/58)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partijen: ZZ e.a. (vertegenwoordiger: C. Mourato, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Voorwerp en beschrijving van het geding

Nietigverklaring van het besluit om verzoekers niet toe te laten tot de beoordelingsfase van vergelijkend onderzoek EPSO/AD/204/10, na de heropening van dat vergelijkend onderzoek door EPSO naar aanleiding van de nietigverklaring door het Gerecht voor ambtenarenzaken van het oorspronkelijke besluit om verzoekers niet toe te laten tot de beoordelingsfase van het vergelijkend onderzoek alsmede schadeloosstelling van verzoekers voor de materiële en immateriële schade die zij zouden hebben geleden

Conclusies van de verzoekende partijen

nietigverklaring van de besluiten van de jury van vergelijkend onderzoek EPSO/AD/204/10 van 25 juli 2014 die aan elke verzoeker zijn gezonden;

toekenning aan elke verzoeker van een voorlopige vergoeding van 1  000 EUR voor de geleden immateriële schade en van een tweede voorlopige vergoeding van 2 27  899,50 EUR voor de geleden financiële schade;

verwijzing van de Commissie in de kosten.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/43


Beroep ingesteld op 15 juni 2015 — ZZ/Commissie

(Zaak F-87/15)

(2015/C 262/59)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: ZZ (vertegenwoordigers: L. Levi, A. Tymen, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Voorwerp en beschrijving van het geding

Nietigverklaring van het besluit om niet de erkenning te verlengen dat de ziekte van verzoekers dochter een ernstige ziekte is en vergoeding van de materiële en immateriële schade die zou zijn geleden

Conclusies van de verzoekende partij

nietigverklaring van het besluit van het Afwikkelingsbureau te Brussel van 25 augustus 2014 houdende weigering om de erkenning te verlengen dat de ziekte van verzoekers dochter een ernstige ziekte is;

nietigverklaring van het besluit van de verwerende partij van 5 maart 2015 tot afwijzing van verzoekers klacht van 24 november 2014;

vergoeding van verzoekers materiële en immateriële schade;

verwijzing van de verwerende partij in alle kosten.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/44


Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 29 juni 2015 — Chezzi/Commissie

(Zaak F-62/14) (1)

(2015/C 262/60)

Procestaal: Frans

De president van de Eerste kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 361 van 13.10.2014, blz. 31.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/44


Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 29 juni 2015 — Campanella/Commissie

(Zaak F-64/14) (1)

(2015/C 262/61)

Procestaal: Frans

De president van de Eerste kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 361 van 13.10.2014, blz. 31.


10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/44


Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 30 juni 2015 — EI/Raad

(Zaak F-87/14) (1)

(2015/C 262/62)

Procestaal: Frans

De president van de Derde kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 431 van 1.12.2014, blz. 49.