ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 221

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

58e jaargang
6 juli 2015


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Hof van Justitie van de Europese Unie

2015/C 221/01

Laatste publicaties van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese Unie

1


 

V   Bekendmakingen

 

GERECHTELIJKE PROCEDURES

 

Hof van Justitie

2015/C 221/02

Zaak C-176/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunal de première instance de Liège (België) op 20 april 2015 — Guy Riskin, Geneviève Timmermans/Belgische Staat

2

2015/C 221/03

Zaak C-188/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Cour de cassation (Frankrijk) op 24 april 2015 — Asma Bougnaoui, ADDH — Association de défense des droits de l’homme/Micropole Univers SA

2

2015/C 221/04

Zaak C-191/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberste Gerichtshof (Oostenrijk) op 27 april 2015 — Verein für Konsumenteninformation/Amazon EU Sàrl

3

2015/C 221/05

Zaak C-201/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Symvoulio tis Epikrateias (Griekenland) op 29 april 2015 — Anonymi Geniki Etairia Tsimenton Iraklis (AGET Iraklis)/Ypourgos Ergasias, Koinonikis Asfalisis kai Koinonikis Allilengyis

4

2015/C 221/06

Zaak C-203/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door Kammarrätten i Stockholm (Zweden) op 4 mei 2015 — Tele2 Sverige AB/Post- och telestyrelsen

5

 

Gerecht

2015/C 221/07

Gevoegde zaken T-331/10 RENV en T-416/10 RENV: Arrest van het Gerecht van 21 mei 2015 — Yoshida Metal Industry/BHIM — Pi-Design e.a. (Weergave van een oppervlak met zwarte stippen) [Gemeenschapsmerk — Nietigheidsprocedure — Gemeenschapsbeeldmerken die een oppervlak met zwarte stippen weergeven — Absolute weigeringsgrond — Teken dat uitsluitend bestaat uit de vorm van de waar die noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen — Artikel 7, lid 1, onder e-ii), van verordening (EG) nr. 207/2009]

6

2015/C 221/08

Zaak T-456/10: Arrest van het Gerecht van 20 mei 2015 — Timab Industries en CFPR/Commissie (Mededinging — Mededingingsregelingen — Europese markt van fosfaten voor diervoeder — Besluit houdende vaststelling van een inbreuk op artikel 101 VWEU — Toewijzing van verkoopquota, coördinatie van prijzen en verkoopvoorwaarden alsook uitwisseling van gevoelige commerciële informatie — Afbreking door verzoeksters van de schikkingsprocedure — Geldboeten — Motiveringsplicht — Zwaarte en duur van de inbreuk — Medewerking — Geen toepassing van de in de schikkingsprocedure meegedeelde waarschijnlijke boetebandbreedte)

6

2015/C 221/09

Zaak T-310/12: Arrest van het Gerecht van 20 mei 2015 — Yuanping Changyuan Chemicals/Raad [Dumping — Invoer van oxaalzuur van oorsprong uit India en China — Definitief antidumpingrecht — Bedrijfstak van de Gemeenschap — Vaststelling van de schade — Artikel 9, lid 4, artikel 14, lid 1, en artikel 20, leden 1 en 2, van verordening (EG) nr. 1225/2009 — Motiveringsplicht — Recht om opmerkingen te maken — Artikel 20, lid 5, van verordening nr. 1225/2009]

7

2015/C 221/10

Gevoegde zaken T-22/13 en T-23/13: Arrest van het Gerecht van 21 mei 2015 — Senz Technologies/BHIM — Impliva (Paraplu’s) (Gemeenschapsmodel — Nietigheidsprocedure — Ingeschreven gemeenschapsmodellen die paraplu’s weergeven — Nietigheidsgrond — Openbaarmaking van het oudere model — Ouder model bestaande in een Amerikaans octrooi — Ingewijden in de betrokken sector — Geïnformeerde gebruiker — Aandachtsniveau van de geïnformeerde gebruiker — Modeartikelen — Mate van vrijheid van de ontwerper — Eigen karakter — Verschillende algemene indruk — Vordering tot nietigverklaring)

8

2015/C 221/11

Zaak T-55/13: Arrest van het Gerecht van 21 mei 2015 — Formula One Licensing/BHIM– Idea Marketing (F1H2O) [Gemeenschapsmerk — Oppositieproedure — Internationale inschrijving met aanduiding van de Europese Gemeenschap — Woordmerk F1H2O — Communautaire, internationale en nationale woord- en beeldmerken en Beneluxwoord- en beeldmerken F1 — Relatieve weigeringsgronden — Verwarringsgevaar — Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009 — Ongerechtvaardigd voordeel uit het onderscheidend vermogen of de bekendheid van oudere merken — Artikel 8, lid 5, van verordening nr. 207/2009]

9

2015/C 221/12

Zaak T-201/13: Arrest van het Gerecht van 21 mei 2015 — Rubinum/Commissie (Volksgezondheid — Voedselveiligheid — Toevoegingsmiddel voor diervoeding — Preparaat van Bacillus cereus var. toyoi — Besluit van de Commissie tot schorsing van de vergunningen voor dat preparaat — Risico voor de gezondheid — Onjuiste rechtsopvatting — Voorzorgsbeginsel)

9

2015/C 221/13

Zaak T-218/13: Arrest van het Gerecht van 21 mei 2015 — Nutrexpa/BHIM — Kraft Foods Italia Intellectual Property (Cuétara Maria ORO) [Gemeenschapsmerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk Cuétara Maria ORO — Oudere communautaire en nationale beeldmerken ORO — Gedeeltelijke weigering van inschrijving — Relatieve weigeringsgrond — Verwarringsgevaar — Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009]

10

2015/C 221/14

Zaak T-271/13: Arrest van het Gerecht van 21 mei 2015 — Nutrexpa/BHIM — Kraft Foods Italia Intellectual Property (Cuétara MARĺA ORO) [Gemeenschapsmerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk Cuétara Maria ORO — Oudere communautaire en nationale beeldmerken ORO — Gedeeltelijke weigering van inschrijving — Relatieve weigeringsgrond — Verwarringsgevaar — Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009]

11

2015/C 221/15

Zaak T-56/14: Arrest van het Gerecht van 21 mei 2015 — Evyap/BHIM — Megusta Trading (nuru) [Gemeenschapsmerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk dat een golvende lijn weergeeft — Oudere nationale en internationale woord- en beeldmerken DURU — Relatieve weigeringsgrond — Verwarringsgevaar — Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009]

11

2015/C 221/16

Zaak T-145/14: Arrest van het Gerecht van 21 mei 2015 — adidas/BHIM — Shoe Branding Europe (Motief met twee parallel lopende strepen) [Gemeenschapsmerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor gemeenschapsmerk dat twee parallel lopende strepen op een schoen weergeeft — Oudere communautaire en nationale beeldmerken en oudere internationale inschrijving van een merk waarbij drie parallel lopende strepen worden aangebracht op schoenen en kleding — Relatieve weigeringsgrond — Verwarringsgevaar — Artikel 8, lid 1, onder b), en lid 5, van verordening (EG) nr. 207/2009]

12

2015/C 221/17

Zaak T-197/14: Arrest van het Gerecht van 21 mei 2015 — La Zaragozana/BHIM — Charles Cooper (GREEN’S) [Gemeenschapsmerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk GREEN’S — Ouder nationaal woordmerk AMBAR GREEN — Relatieve weigeringsgrond — Verwarringsgevaar — Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009]

13

2015/C 221/18

Zaak T-203/14: Arrest van het Gerecht van 21 mei 2015 — MO Industries/BHIM (Splendid) [Gemeenschapsmerk — Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk Splendid — Absolute weigeringsgrond — Geen onderscheidend vermogen — Artikel 7, lid 1, onder b), en lid 2, van verordening (EG) nr. 207/2009 — Gelijke behandeling — Beginsel van behoorlijk bestuur]

13

2015/C 221/19

Zaak T-420/14: Arrest van het Gerecht van 21 mei 2015 — Wine in Black/BHIM — Quinta do Noval Vinhos (Wine in Black) [Gemeenschapsmerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk Wine in Black — Ouder gemeenschapswoordmerk NOVAL BLACK — Relatieve weigeringsgrond — Geen verwarringsgevaar — Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009]

14

2015/C 221/20

Zaak T-635/14: Arrest van het Gerecht van 21 mei 2015 — Urb Rulmenti Suceava/BHIM — Adiguzel (URB) [Gemeenschapsmerk — Nietigheidsprocedure — Gemeenschapsbeeldmerk URB — Eerdere nationale merkaanvraag URB, ouder nationaal collectief woordmerk URB, ouder nationaal collectief beeldmerk URB en oudere internationale beeldmerken URB — Absolute weigeringsgrond — Geen kwade trouw van de houder van het gemeenschapsmerk — Artikel 52, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009 — Relatieve weigeringsgrond — Geen machtiging door de houder van de oudere merken — Artikel 8, lid 1, onder b), en artikel 53, lid 1, onder a), van verordening nr. 207/2009 — Geen schending van artikel 22, lid 3, en van artikel 72, lid 1, van verordening nr. 207/2009]

15

2015/C 221/21

Zaak T-202/10 RENV: Beschikking van het Gerecht van 12 mei 2015 — Stichting Woonlinie e.a./Commissie (Staatssteun — Sociale huisvesting — Steunregeling voor woningcorporaties — Bestaande steun — Besluit tot aanvaarding van de verbintenissen van de lidstaat — Kennelijk ongegrond beroep)

15

2015/C 221/22

Zaak T-203/10 RENV: Beschikking van het Gerecht van 12 mei 2015 — Stichting Woonpunt e.a./Commissie (Staatssteun — Sociale huisvesting — Steunregeling voor woningcorporaties — Bestaande steun — Besluit tot aanvaarding van de verbintenissen van de lidstaat — Kennelijk ongegrond beroep)

16

2015/C 221/23

Zaak T-73/14: Beschikking van het Gerecht van 12 mei 2015 — Red Bull/BHIM — Automobili Lamborghini (Weergave van twee stieren) (Gemeenschapsmerk — Vordering tot vervallenverklaring — Intrekking van de inschrijving — Afdoening zonder beslissing)

17

2015/C 221/24

Zaak T-246/14: Beschikking van het Gerecht van 16 april 2015 — Yoworld/BHIM — Nestlé (yogorino) (Gemeenschapsmerk — Oppositieprocedure — Intrekking van de oppositie — Afdoening zonder beslissing)

18

2015/C 221/25

Zaak T-499/14: Beschikking van het Gerecht van 30 april 2015 — Ertico — Its Europe/Commissie (Aanbeveling 2003/361/EG — Criteria voor de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen in het beleid van de Unie — Besluit van het validatiepanel van de Commissie — Intrekking van het besluit — Geding zonder voorwerp geraakt — Afdoening zonder beslissing)

18

2015/C 221/26

Zaak T-665/14 P: Beschikking van het Gerecht van 13 mei 2015 — Klar en Fernandez Fernandez/Commissie (Hogere voorziening — Openbare dienst — Ambtenaren — Personeelscomité van de Commissie — Terugroeping door de plaatselijke afdeling van één van haar vaste leden in het centraal personeelscomité — Besluit houdende weigering om de wettigheid van het besluit tot terugroeping te erkennen — Beroep in eerste aanleg kennelijk niet-ontvankelijk — Niet-eerbiediging van de precontentieuze procedure — Bezwarend besluit — Hogere voorziening deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond)

19

2015/C 221/27

Zaak T-839/14: Beschikking van het Gerecht van 30 april 2015 — Alnapharm/BHIM — Novartis (Alrexil) (Gemeenschapsmerk — Oppositieprocedure — Intrekking van de oppositie — Afdoening zonder beslissing)

20

2015/C 221/28

Zaak T-153/15 R: Beschikking van de president van het Gerecht van 20 mei 2015 — Hamcho en Hamcho International/Raad (Kort geding — Beperkende maatregelen tegen Syrië — Bevriezing van tegoeden en beperking op de binnenkomst op en de doorreis via het grondgebied van de Unie — Verzoek tot opschorting van de tenuitvoerlegging — Schending van de vormvereisten — Niet-ontvankelijkheid)

20

2015/C 221/29

Zaak T-154/15 R: Beschikking van de president van het Gerecht van 20 mei 2015 — Jaber/Raad (Kort geding — Beperkende maatregelen tegen Syrië — Bevriezing van tegoeden en beperking op de binnenkomst op en de doorreis via het grondgebied van de Unie — Verzoek tot opschorting van de tenuitvoerlegging — Schending van de vormvereisten — Niet-ontvankelijkheid)

21

2015/C 221/30

Zaak T-155/15 R: Beschikking van de president van het Gerecht van 20 mei 2015 — Kaddour/Raad (Kort geding — Beperkende maatregelen tegen Syrië — Bevriezing van tegoeden en beperking op de binnenkomst op en de doorreis via het grondgebied van de Unie — Verzoek tot opschorting van de tenuitvoerlegging — Schending van de vormvereisten — Niet-ontvankelijkheid)

21

2015/C 221/31

Zaak T-197/15 R: Beschikking van de president van het Gerecht van 19 mei 2015 — Costa/Parlement (Kort geding — Voormalig lid van het Europees Parlement — Rechthebbende op een ouderdomspensioen voor parlementsleden — Begunstigde die een vergoeding ontvangt op basis van zijn hoedanigheid van voorzitter van een havenautoriteit — Beginsel van non-cumulatie — Terugvordering van het ontvangen pensioen — Debetnota — Verzoek tot opschorting van de tenuitvoerlegging — Schending van vormvereisten — Niet-ontvankelijkheid)

22

2015/C 221/32

Zaak T-176/15: Beroep ingesteld op 10 april 2015 — Golparvar/Raad

22

2015/C 221/33

Zaak T-206/15: Beroep ingesteld op 23 april 2015 — Intercon/Commissie

24

2015/C 221/34

Zaak T-215/15: Beroep ingesteld op 29 april 2015 — Azarov/Raad

25

2015/C 221/35

Zaak T-235/15: Beroep ingesteld op 15 mei 2015 — Pari Pharma/EMA

26

 

Gerecht voor ambtenarenzaken

2015/C 221/36

Zaak F-44/15: Beroep ingesteld op 18 maart 2015 — ZZ/Commissie

27

2015/C 221/37

Zaak F-61/15: Beroep ingesteld op 23 april 2015 — ZZ/Commissie

27

2015/C 221/38

Zaak F-63/15: Beroep ingesteld op 23 april 2015 — ZZ/BHIM

28

2015/C 221/39

Zaak F-64/15: Beroep ingesteld op 23 april 2015 — ZZ/BHIM

29

2015/C 221/40

Zaak F-65/15: Beroep ingesteld op 23 april 2015 — ZZ/BHIM

29


NL

 


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Hof van Justitie van de Europese Unie

6.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/1


Laatste publicaties van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese Unie

(2015/C 221/01)

Laatste publicatie

PB C 213 van 29.6.2015

Historisch overzicht van de vroegere publicaties

PB C 205 van 22.6.2015

PB C 198 van 15.6.2015

PB C 190 van 8.6.2015

PB C 178 van 1.6.2015

PB C 171 van 26.5.2015

PB C 155 van 11.5.2015

Deze teksten zijn beschikbaar in:

EUR-Lex: http://eur-lex.europa.eu


V Bekendmakingen

GERECHTELIJKE PROCEDURES

Hof van Justitie

6.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/2


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunal de première instance de Liège (België) op 20 april 2015 — Guy Riskin, Geneviève Timmermans/Belgische Staat

(Zaak C-176/15)

(2015/C 221/02)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Tribunal de première instance de Liège

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Guy Riskin, Geneviève Timmermans

Verwerende partij: Belgische Staat

Prejudiciële vragen

1)

Is het voorschrift van artikel 285 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 92, waarbij de dubbele belasting van buitenlandse dividenden die een in België woonachtige natuurlijke persoon ontvangt, stilzwijgend wordt bekrachtigd, verenigbaar met de beginselen van gemeenschapsrecht die zijn neergelegd in artikel 63 VWEU juncto artikel 4 VEU, voor zover België op grond daarvan beleggingen in derde landen (Verenigde Staten) naar eigen goeddunken gunstiger kan behandelen dan beleggingen in lidstaten van de Europese Unie (Polen), al naargelang van de bepalingen van Belgisch recht waarnaar de door België gesloten overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting verwijst, dat wil zeggen naargelang die overeenkomst verwijst naar artikel 285, dat de voorwaarden voor verrekening vastlegt, of naar artikel 286, dat gewoon het verrekenbare forfaitair gedeelte van de buitenlandse belasting vaststelt?

2)

Is artikel 285 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 92 in strijd met de artikelen 49 VWEU, 56 VWEU en 58 VWEU, voor zover het de verrekening van de buitenlandse belasting met de Belgische belasting afhankelijk stelt van de voorwaarde dat het kapitaal en de goederen waaruit de inkomsten worden verkregen, in België worden gebruikt voor de uitoefening van de beroepswerkzaamheid?


6.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/2


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Cour de cassation (Frankrijk) op 24 april 2015 — Asma Bougnaoui, ADDH — Association de défense des droits de l’homme/Micropole Univers SA

(Zaak C-188/15)

(2015/C 221/03)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Cour de cassation

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Asma Bougnaoui, ADDH — Association de défense des droits de l’homme

Verwerende partij: Micropole Univers SA

Prejudiciële vraag

Moeten de bepalingen van artikel 4, lid 1, van richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (1) aldus worden uitgelegd dat de wens van een klant van een ICT-adviesbureau om de ICT-diensten van dat bureau niet langer te laten verrichten door een werkneemster, een projectingenieur, die een islamitische hoofddoek draagt, een wezenlijk en bepalend beroepsvereiste vormt, vanwege de aard van de betrokken specifieke beroepsactiviteiten of de context waarin deze worden uitgevoerd?


(1)  PB L 303, blz. 16.


6.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/3


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberste Gerichtshof (Oostenrijk) op 27 april 2015 — Verein für Konsumenteninformation/Amazon EU Sàrl

(Zaak C-191/15)

(2015/C 221/04)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Oberster Gerichtshof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Verein für Konsumenteninformation

Verwerende partij: Amazon EU Sàrl

Prejudiciële vragen

1)

Dient het recht dat van toepassing is op een verbodsactie in de zin van richtlijn 2009/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende het doen staken van inbreuken in het raam van de bescherming van de consumentenbelangen (1), te worden bepaald aan de hand van artikel 4 van verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Rome-II-verordening) (2), indien de vordering is gericht tegen het gebruik van onrechtmatige contractvoorwaarden door een in een lidstaat gevestigde onderneming die in de elektronische handel overeenkomsten sluit met consumenten die in andere lidstaten, in het bijzonder in het land van de aangezochte rechter, woonachtig zijn?

2)

Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord:

2.1.

Dient onder het land waar de schade zich heeft voorgedaan (artikel 4, lid 1, van de Rome-II-verordening) elk land te worden begrepen waarop de handelsactiviteiten van de verwerende onderneming zijn gericht, zodat de litigieuze voorwaarden naar het recht van het land van de aangezochte rechter moeten worden beoordeeld indien de tot instelling van vorderingen bevoegde instantie opkomt tegen het gebruik van deze voorwaarden bij handelstransacties met consumenten die in dit land woonachtig zijn?

2.2.

Is sprake van een kennelijk nauwere band (artikel 4, lid 3, van de Rome-II-verordening) met het recht van het land waar de verwerende onderneming is gevestigd, indien de algemene voorwaarden van deze onderneming bepalen dat op de door haar gesloten overeenkomsten het recht van dit land van toepassing is?

2.3.

Leidt een dergelijk rechtskeuzebeding er anderszins toe dat de toetsing van de litigieuze contractvoorwaarden plaats dient te vinden naar het recht van het land waar de verwerende onderneming is gevestigd?

3)

Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord:

Hoe moet het op de verbodsactie toepasselijke recht dan worden bepaald?

4)

Ongeacht het antwoord op de vorenstaande vragen:

4.1.

Is een in de algemene voorwaarden opgenomen beding op grond waarvan een in de elektronische handel tussen een consument en een in een andere lidstaat gevestigde onderneming gesloten overeenkomst wordt beheerst door het recht van het vestigingsland van de onderneming, oneerlijk in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (3)?

4.2.

Wordt op grond van artikel 4, lid 1, onder a), van richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (4), de verwerking van persoonsgegevens door een onderneming die in de elektronische handel met in een andere lidstaat woonachtige consumenten overeenkomsten sluit, ongeacht het voor het overige toepasselijke recht, uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat waar de onderneming de vestiging heeft in het kader waarvan die verwerking plaatsvindt, of dient de onderneming zich ook te houden aan de voorschriften inzake gegevensbescherming van de lidstaten waarop zij haar handelsactiviteiten richt?


(1)  PB L 110, blz. 30.

(2)  PB L 199, blz. 40.

(3)  PB L 95, blz. 29.

(4)  PB L 281, blz. 31.


6.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/4


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Symvoulio tis Epikrateias (Griekenland) op 29 april 2015 — Anonymi Geniki Etairia Tsimenton Iraklis (AGET Iraklis)/Ypourgos Ergasias, Koinonikis Asfalisis kai Koinonikis Allilengyis

(Zaak C-201/15)

(2015/C 221/05)

Procestaal: Grieks

Verwijzende rechter

Symvoulio tis Epikrateias

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Anonymi Geniki Etairia Tsimenton Iraklis (AGET Iraklis)

Verwerende partij: Ypourgos Ergasias, Koinonikis Asfalisis kai Koinonikis Allilengyis

Prejudiciële vragen

1)

Is met richtlijn 98/59/EG (1) in het bijzonder en met de artikelen 49 en 63 VWEU in het algemeen, verenigbaar een nationale regeling als artikel 5, lid 3, van wet nr. 1387/1983, die als vereiste voor het overgaan tot collectieve ontslagen in een bepaalde onderneming voorschrijft dat deze ontslagen worden goedgekeurd door een bestuursorgaan op basis van criteria verband houdend met a) de omstandigheden op de arbeidsmarkt, b) de situatie waarin de onderneming verkeert, en c) het belang van de nationale economie?

2)

Indien het antwoord op de bovenstaande vraag ontkennend luidt, is een nationale regeling met de beschreven inhoud dan verenigbaar met richtlijn 98/59/EG in het bijzonder en met de artikelen 49 en 63 VWEU in het algemeen, wanneer er sprake is van ernstige maatschappelijke redenen, zoals een acute economische crisis en een bijzonder hoge werkloosheid?


(1)  Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag (PB L 225, blz. 16).


6.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/5


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door Kammarrätten i Stockholm (Zweden) op 4 mei 2015 — Tele2 Sverige AB/Post- och telestyrelsen

(Zaak C-203/15)

(2015/C 221/06)

Procestaal: Zweeds

Verwijzende rechter

Kammarrätten i Stockholm

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Tele2 Sverige AB

Verwerende partij: Post- och telestyrelsen

Prejudiciële vragen

1)

Is een algemene verplichting (zoals beschreven [in het verzoek om een prejudiciële beslissing]), om met het oog op wetshandhaving op strafrechtelijk gebied verkeersgegevens te bewaren, welke verplichting zich zonder enig onderscheid, enige beperking of uitzondering uitstrekt tot alle personen, alle elektronische communicatiemiddelen en alle verkeersgegevens, verenigbaar met artikel 15, lid 1, van richtlijn 2002/58/EG (1), gelezen in samenhang met de artikelen 7, 8 en 52, lid 1, van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie?

2)

Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord, kan de bewaring dan niettemin toegestaan zijn

a)

wanneer de toegang van de nationale instanties tot de gegevens die worden bewaard, is geregeld zoals [beschreven in het verzoek om een prejudiciële beslissing],

b)

wanneer de veiligheidseisen worden geregeld zoals [beschreven in het verzoek om een prejudiciële beslissing], en

c)

alle relevante gegevens moeten worden bewaard gedurende zes maanden te rekenen vanaf de dag waarop de communicatie werd beëindigd, en daarna moeten worden gewist, zoals [beschreven in het verzoek om een prejudiciële beslissing]?


(1)  Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201, blz. 37).


Gerecht

6.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/6


Arrest van het Gerecht van 21 mei 2015 — Yoshida Metal Industry/BHIM — Pi-Design e.a. (Weergave van een oppervlak met zwarte stippen)

(Gevoegde zaken T-331/10 RENV en T-416/10 RENV) (1)

([„Gemeenschapsmerk - Nietigheidsprocedure - Gemeenschapsbeeldmerken die een oppervlak met zwarte stippen weergeven - Absolute weigeringsgrond - Teken dat uitsluitend bestaat uit de vorm van de waar die noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen - Artikel 7, lid 1, onder e-ii), van verordening (EG) nr. 207/2009”])

(2015/C 221/07)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Yoshida Metal Industry Co. Ltd (Tsubame-shi, Japan) (vertegenwoordigers: S. Verea, K. Muraro en M. Balestriero, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: A. Folliard-Monguiral, gemachtigde)

Andere partijen in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Pi-Design AG (Triengen, Zwitserland); Bodum France (Neuilly-sur-Seine, Frankrijk), en Bodum Logistics A/S (Billund, Denemarken) (vertegenwoordigers: H. Pernez en R. Löhr, advocaten)

Voorwerp

Beroepen tegen de beslissingen van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 20 mei 2010 (zaken R 1235/2008-1 en R 1237/2008-1) inzake nietigheidsprocedures tussen Pi-design AG, Bodum France en Bodum Logistics A/S, enerzijds, en Yoshida Metal Industry Co. Ltd, anderzijds

Dictum

1)

De beroepen worden verworpen.

2)

Yoshida Metal Industry Co. Ltd wordt verwezen in haar eigen kosten alsook in de kosten van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM) en van Pi-Design AG, Bodum France en Bodum Logistics A/S, voor het Gerecht en voor het Hof.


(1)  PB C 274 van 9.10.2010.


6.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/6


Arrest van het Gerecht van 20 mei 2015 — Timab Industries en CFPR/Commissie

(Zaak T-456/10) (1)

((„Mededinging - Mededingingsregelingen - Europese markt van fosfaten voor diervoeder - Besluit houdende vaststelling van een inbreuk op artikel 101 VWEU - Toewijzing van verkoopquota, coördinatie van prijzen en verkoopvoorwaarden alsook uitwisseling van gevoelige commerciële informatie - Afbreking door verzoeksters van de schikkingsprocedure - Geldboeten - Motiveringsplicht - Zwaarte en duur van de inbreuk - Medewerking - Geen toepassing van de in de schikkingsprocedure meegedeelde waarschijnlijke boetebandbreedte”))

(2015/C 221/08)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partijen: Timab Industries (Dinard, Frankrijk); en Cie financière et de participations Roullier (CFPR) (Saint-Malo, Frankrijk) (vertegenwoordigers: N. Lenoir en M. Truffier, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: C. Giolito, B. Mongin en F. Ronkes Agerbeek, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek tot nietigverklaring van besluit C (2010) 5001 definitief van de Commissie van 20 juli 2010 inzake een procedure op grond van artikel 101 [VWEU] en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (Zaak COMP/38.866 — Fosfaten voor diervoeder) en, subsidiair, verzoek tot verlaging van het bij dat besluit aan verzoeksters opgelegde boetebedrag

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Timab Industries en Cie financière et de participations Roullier (CFPR) worden verwezen in de kosten.


(1)  PB C 346 van 18.12.2010.


6.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/7


Arrest van het Gerecht van 20 mei 2015 — Yuanping Changyuan Chemicals/Raad

(Zaak T-310/12) (1)

([„Dumping - Invoer van oxaalzuur van oorsprong uit India en China - Definitief antidumpingrecht - Bedrijfstak van de Gemeenschap - Vaststelling van de schade - Artikel 9, lid 4, artikel 14, lid 1, en artikel 20, leden 1 en 2, van verordening (EG) nr. 1225/2009 - Motiveringsplicht - Recht om opmerkingen te maken - Artikel 20, lid 5, van verordening nr. 1225/2009”])

(2015/C 221/09)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Yuanping Changyuan Chemicals Co. Ltd (Yuan Ping City, Xin Zhou, China) (vertegenwoordiger: V. Akritidis, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: J.-P. Hix, gemachtigde, aanvankelijk bijgestaan door N. Chesaites, barrister, en G. Berrisch, advocaat, vervolgens door D. Geradin, advocaat)

Interveniënte aan de zijde van verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: M. França en A. Stobiecka-Kuik, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek tot nietigverklaring van uitvoeringsverordening (EU) nr. 325/2012 van de Raad van 12 april 2012 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op oxaalzuur van oorsprong uit India en de Volksrepubliek China (PB L 106, blz. 1)

Dictum

1)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 325/2012 van de Raad van 12 april 2012 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op oxaalzuur van oorsprong uit India en de Volksrepubliek China, wordt nietig verklaard voor zover deze betrekking heeft op Yuanping Changyuan Chemicals Co. Ltd.

2)

De Raad van de Europese Unie draagt zijn eigen kosten alsmede die van Yuanping Changyuan Chemicals Co. Ltd, met uitzondering van de kosten die laatstgenoemde heeft gemaakt in verband met de interventie van de Europese Commissie.

3)

De Commissie draagt haar eigen kosten alsmede de kosten van Yuanping Changyuan Chemicals Co. die verband houden met haar interventie.


(1)  PB C 273 van 8.9.2012.


6.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/8


Arrest van het Gerecht van 21 mei 2015 — Senz Technologies/BHIM — Impliva (Paraplu’s)

(Gevoegde zaken T-22/13 en T-23/13) (1)

((„Gemeenschapsmodel - Nietigheidsprocedure - Ingeschreven gemeenschapsmodellen die paraplu’s weergeven - Nietigheidsgrond - Openbaarmaking van het oudere model - Ouder model bestaande in een Amerikaans octrooi - Ingewijden in de betrokken sector - Geïnformeerde gebruiker - Aandachtsniveau van de geïnformeerde gebruiker - Modeartikelen - Mate van vrijheid van de ontwerper - Eigen karakter - Verschillende algemene indruk - Vordering tot nietigverklaring”))

(2015/C 221/10)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Senz Technologies BV (Delft, Nederland) (vertegenwoordigers: aanvankelijk W. Hoyng en C. Zeri, vervolgens Hoyng en I. de Bruijn, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordigers: aanvankelijk F. Mattina, vervolgens A. Folliard-Monguiral, gemachtigden)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Impliva BV (Mijdrecht, Nederland) (vertegenwoordigers: C. Gielen en A. Verschuur, advocaten)

Voorwerp

Twee beroepen tegen twee beslissingen van de derde kamer van beroep van het BHIM van 26 september 2012 (zaken R 2453/2010-3 en R 2459/2010-3) inzake nietigheidsprocedures tussen Impliva BV en Senz Technologies BV

Dictum

1)

De beslissingen van de derde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM) van 26 september 2012 (zaken R 2453/2010-3 en R 2459/2010-3) worden vernietigd.

2)

Impliva BV zal behalve haar eigen kosten één derde van de kosten van Senz Technologies BV dragen.

3)

Senz Technologies zal twee derde van haar eigen kosten dragen.

4)

Het BHIM zal zijn eigen kosten dragen.


(1)  PB C 101 van 6.4.2013.


6.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/9


Arrest van het Gerecht van 21 mei 2015 — Formula One Licensing/BHIM– Idea Marketing (F1H2O)

(Zaak T-55/13) (1)

([„Gemeenschapsmerk - Oppositieproedure - Internationale inschrijving met aanduiding van de Europese Gemeenschap - Woordmerk F1H2O - Communautaire, internationale en nationale woord- en beeldmerken en Beneluxwoord- en beeldmerken F1 - Relatieve weigeringsgronden - Verwarringsgevaar - Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009 - Ongerechtvaardigd voordeel uit het onderscheidend vermogen of de bekendheid van oudere merken - Artikel 8, lid 5, van verordening nr. 207/2009”])

(2015/C 221/11)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Formula One Licensing BV (Rotterdam, Nederland) (vertegenwoordigers: aanvankelijk B. Klingberg, vervolgens K. Sandberg, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: A. Folliard-Monguiral, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Idea Marketing SA (Lausanne, Zwitserland) (vertegenwoordigers: B. Brisset en O. Vanner, advocaten)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 20 november 2012 (zaak R 1247/2011 4) betreffende een oppositieprocedure tussen Formula One Licensing BV en Idea Marketing SA

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Formula One Licensing BV wordt verwezen in haar eigen kosten alsook in die van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM) en Idea Marketing SA.


(1)  PB C 101 van 6.4.2013.


6.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/9


Arrest van het Gerecht van 21 mei 2015 — Rubinum/Commissie

(Zaak T-201/13) (1)

((„Volksgezondheid - Voedselveiligheid - Toevoegingsmiddel voor diervoeding - Preparaat van Bacillus cereus var. toyoi - Besluit van de Commissie tot schorsing van de vergunningen voor dat preparaat - Risico voor de gezondheid - Onjuiste rechtsopvatting - Voorzorgsbeginsel”))

(2015/C 221/12)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Rubinum, SA (Rubí, Spanje) (vertegenwoordigers: C. Bittner en P.-C. Scheel, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: D. Bianchi, B. Schima en G. von Rintelen, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek tot nietigverklaring van uitvoeringsverordening (EU) nr. 288/2013 van de Commissie van 25 maart 2013 tot schorsing van de vergunningen voor het preparaat van Bacillus cereus var. toyoi (NCIMB 40112/CNCM I-1012) overeenkomstig de verordeningen (EG) nr. 256/2002, (EG) nr. 1453/2004, (EG) nr. 255/2005, (EG) nr. 1200/2005, (EG) nr. 166/2008 en (EG) nr. 378/2009 (PB L 86, blz. 15)

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Rubinum, SA wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 164 van 8.6.2013.


6.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/10


Arrest van het Gerecht van 21 mei 2015 — Nutrexpa/BHIM — Kraft Foods Italia Intellectual Property (Cuétara Maria ORO)

(Zaak T-218/13) (1)

([„Gemeenschapsmerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk Cuétara Maria ORO - Oudere communautaire en nationale beeldmerken ORO - Gedeeltelijke weigering van inschrijving - Relatieve weigeringsgrond - Verwarringsgevaar - Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009”])

(2015/C 221/13)

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Nutrexpa, SL (Barcelona, Spanje) (vertegenwoordigers: J. Grau Mora, M. Ferrándiz Avendaño en Y. Sastre Canet, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordigers: O. Mondéjar Ortuño en V. Melgar, gemachtigden)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Kraft Foods Italia Intellectual Property Srl (Milaan, Italië) (vertegenwoordigers: A. Masetti Zannini de Concina, M. Bucarelli en G. Petrocchi, advocaten)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 11 februari 2013 (zaak R 2455/2011-1) inzake een oppositieprocedure tussen Kraft Foods Italia Intellectual Property Srl en Nutrexpa, SL

Dictum

1)

De voeging van zaak T-218/13 met zaak T-271/13 voor het arrest wordt ongedaan gemaakt.

2)

Het beroep wordt verworpen.

3)

Nutrexpa, SL wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 189 van 29.6.2013.


6.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/11


Arrest van het Gerecht van 21 mei 2015 — Nutrexpa/BHIM — Kraft Foods Italia Intellectual Property (Cuétara MARĺA ORO)

(Zaak T-271/13) (1)

([„Gemeenschapsmerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk Cuétara Maria ORO - Oudere communautaire en nationale beeldmerken ORO - Gedeeltelijke weigering van inschrijving - Relatieve weigeringsgrond - Verwarringsgevaar - Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009”])

(2015/C 221/14)

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Nutrexpa, SL (Barcelona, Spanje) (vertegenwoordigers: J. Grau Mora, M. Ferrándiz Avendaño en Y. Sastre Canet, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordigers: Ó. Mondéjar Ortuño en V. Melgar, gemachtigden)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Kraft Foods Italia Intellectual Property Srl (Milaan, Italië) (vertegenwoordigers: A. Masetti Zannini de Concina, M. Bucarelli en G. Petrocchi, advocaten)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 18 maart 2013 (zaak R 1285/2012-1) inzake een oppositieprocedure tussen Kraft Foods Italia Intellectual Property Srl en Nutrexpa, SL

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Nutrexpa, SL wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 215 van 27.7.2013.


6.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/11


Arrest van het Gerecht van 21 mei 2015 — Evyap/BHIM — Megusta Trading (nuru)

(Zaak T-56/14) (1)

([„Gemeenschapsmerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk dat een golvende lijn weergeeft - Oudere nationale en internationale woord- en beeldmerken DURU - Relatieve weigeringsgrond - Verwarringsgevaar - Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009”])

(2015/C 221/15)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Evyap Sabun Yağ Gliserin Sanayi ve Ticaret A.Ş. (Istanboel, Turkije) (vertegenwoordiger: J. Güell Serra, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: Ó. Mondéjar Ortuño, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Megusta Trading GmbH (Zürich, Zwitserland)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 6 november 2013 (zaak R 1861/2012 4) betreffende een oppositieprocedure tussen Evyap Sabun Yağ Gliserin Sanayi ve Ticaret A.Ş. en Megusta Trading GmbH

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Evyap Sabun Yağ Gliserin Sanayi ve Ticaret A.Ş. wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 129 van 28.4.2014.


6.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/12


Arrest van het Gerecht van 21 mei 2015 — adidas/BHIM — Shoe Branding Europe (Motief met twee parallel lopende strepen)

(Zaak T-145/14) (1)

([„Gemeenschapsmerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor gemeenschapsmerk dat twee parallel lopende strepen op een schoen weergeeft - Oudere communautaire en nationale beeldmerken en oudere internationale inschrijving van een merk waarbij drie parallel lopende strepen worden aangebracht op schoenen en kleding - Relatieve weigeringsgrond - Verwarringsgevaar - Artikel 8, lid 1, onder b), en lid 5, van verordening (EG) nr. 207/2009”])

(2015/C 221/16)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: adidas AG (Herzogenaurach, Duitsland) (vertegenwoordigers: aanvankelijk V. von Bomhard en J. Fuhrmann, advocaten, vervolgens I. Fowler, solicitor)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordigers: P. Bullock en N. Bambara, gemachtigden)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Shoe Branding Europe BVBA (Oudenaarde, België) (vertegenwoordiger: J. Løje, advocaat)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de tweede kamer van beroep van het BHIM van 28 november 2013 (R 1208/2012-2) inzake een oppositieprocedure tussen adidas AG en Shoe Branding Europe BVBA

Dictum

1)

De beslissing van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM) van 28 november 2013 (R 1208/2012-2) wordt vernietigd.

2)

Het BHIM draagt zijn eigen kosten en die van adidas AG.

3)

Shoe Branding Europe BVBA draagt haar eigen kosten.


(1)  PB C 129 van 28.4.2014.


6.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/13


Arrest van het Gerecht van 21 mei 2015 — La Zaragozana/BHIM — Charles Cooper (GREEN’S)

(Zaak T-197/14) (1)

([„Gemeenschapsmerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk GREEN’S - Ouder nationaal woordmerk AMBAR GREEN - Relatieve weigeringsgrond - Verwarringsgevaar - Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009”])

(2015/C 221/17)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: La Zaragozana, SA (Zaragoza, Spanje) (vertegenwoordiger: L. Broschat García, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordigers: J. García Murillo en A. Folliard-Monguiral, gemachtigden)

Andere partij(en) in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Charles Cooper Ltd (Leeds, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordigers: M. Granado Carpenter en M. Polo Carreño, advocaten)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vijfde kamer van beroep van het BHIM van 21 januari 2014 (zaak R 1284/2012-5) inzake een oppositieprocedure tussen La Zaragozana, SA en Charles Cooper Ltd

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

La Zaragozana, SA wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 235 van 21.7.2014.


6.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/13


Arrest van het Gerecht van 21 mei 2015 — MO Industries/BHIM (Splendid)

(Zaak T-203/14) (1)

([„Gemeenschapsmerk - Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk Splendid - Absolute weigeringsgrond - Geen onderscheidend vermogen - Artikel 7, lid 1, onder b), en lid 2, van verordening (EG) nr. 207/2009 - Gelijke behandeling - Beginsel van behoorlijk bestuur”])

(2015/C 221/18)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: MO Industries LLC (Los Angeles, Californië, Verenigde Staten) (vertegenwoordiger: P. González-Bueno Catalán de Ocón, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: V. Melgar, gemachtigde)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 7 januari 2014 (zaak R 1542/2013-1) betreffende een verzoek om inschrijving van het beeldteken Splendid als gemeenschapsmerk

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Mo Industries LLC wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 212 van 7.7.2014.


6.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/14


Arrest van het Gerecht van 21 mei 2015 — Wine in Black/BHIM — Quinta do Noval Vinhos (Wine in Black)

(Zaak T-420/14) (1)

([„Gemeenschapsmerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk Wine in Black - Ouder gemeenschapswoordmerk NOVAL BLACK - Relatieve weigeringsgrond - Geen verwarringsgevaar - Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009”])

(2015/C 221/19)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Wine in Black GmbH (Berlijn, Duitsland) (vertegenwoordigers: A. Bauer en V. Ahmann, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordigers: M. Vuijst en A. Folliard-Monguiral, gemachtigden)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Quinta do Noval-Vinhos, SA (Pinhão, Portugal)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 6 maart 2014 (zaak R 1601/2013-1) inzake een oppositieprocedure tussen Quinta do Noval-Vinhos, SA en Wine in Black GmbH

Dictum

1)

De beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM) van 6 maart 2014 (zaak R 1601/2013-1) wordt vernietigd.

2)

Het BHIM wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 303 van 8.9.2014.


6.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/15


Arrest van het Gerecht van 21 mei 2015 — Urb Rulmenti Suceava/BHIM — Adiguzel (URB)

(Zaak T-635/14) (1)

([„Gemeenschapsmerk - Nietigheidsprocedure - Gemeenschapsbeeldmerk URB - Eerdere nationale merkaanvraag URB, ouder nationaal collectief woordmerk URB, ouder nationaal collectief beeldmerk URB en oudere internationale beeldmerken URB - Absolute weigeringsgrond - Geen kwade trouw van de houder van het gemeenschapsmerk - Artikel 52, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009 - Relatieve weigeringsgrond - Geen machtiging door de houder van de oudere merken - Artikel 8, lid 1, onder b), en artikel 53, lid 1, onder a), van verordening nr. 207/2009 - Geen schending van artikel 22, lid 3, en van artikel 72, lid 1, van verordening nr. 207/2009”])

(2015/C 221/20)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Urb Rulmenti Suceava SA (Suceava, Roemenië) (vertegenwoordiger: I. Burdusel, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: P. Bullock, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Harun Adiguzel (Diosd, Hongarije) (vertegenwoordiger: G. Bozocea, advocaat)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 23 juni 2014 (zaak R 1974/2013-4) inzake een oppositieprocedure tussen Urb Rulmenti Suceava SA en M. Harun Adiguzel

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Urb Rulmenti Suceava SA wordt verwezen in de kosten.

3)

Harun Adiguzel zal zijn eigen kosten dragen.


(1)  PB C 361 van 13.10.2014.


6.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/15


Beschikking van het Gerecht van 12 mei 2015 — Stichting Woonlinie e.a./Commissie

(Zaak T-202/10 RENV) (1)

((„Staatssteun - Sociale huisvesting - Steunregeling voor woningcorporaties - Bestaande steun - Besluit tot aanvaarding van de verbintenissen van de lidstaat - Kennelijk ongegrond beroep”))

(2015/C 221/21)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partijen: Stichting Woonlinie (Woudrichem, Nederland), Stichting Allee Wonen (Roosendaal, Nederland), Woningstichting Volksbelang (Wijk bij Duurstede, Nederland), Stichting WoonInvest (Leidschendam-Voorburg, Nederland), Stichting Woonstede (Ede, Nederland) (vertegenwoordigers: aanvankelijk P. Glazener en E. Henny, vervolgens P. Glazener, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: P.-J. Loewenthal en S. Noë, gemachtigden)

Interveniënt aan de zijde van verzoekende partijen: Koninkrijk België (vertegenwoordigers: aanvankelijk T. Materne en J.-C. Halleux, vervolgens J.-C. Halleux, gemachtigden)

Interveniënte aan de zijde van verwerende partij: Vereniging van Institutionele Beleggers in Vastgoed, Nederland (IVBN) (Voorburg, Nederland) (vertegenwoordiger: M. Meulenbelt, advocaat)

Voorwerp

Beroep tot gedeeltelijke nietigverklaring van besluit C(2009) 9963 definitief van de Commissie van 15 december 2009 inzake de steunmaatregelen E 2/2005 en N 642/2009 — Nederland — Bestaande steun en bijzondere projectsteun voor woningcorporaties

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Stichting Woonlinie, Stichting Allee Wonen, Woningstichting Volksbelang, Stichting WoonInvest en Stichting Woonstede dragen hun eigen kosten alsook de kosten van de Europese Commissie.

3)

Het Koninkrijk België en Vereniging van Institutionele Beleggers in Vastgoed, Nederland (IVBN), dragen hun eigen kosten.


(1)  PB C 179 van 3.7.2010.


6.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/16


Beschikking van het Gerecht van 12 mei 2015 — Stichting Woonpunt e.a./Commissie

(Zaak T-203/10 RENV) (1)

((„Staatssteun - Sociale huisvesting - Steunregeling voor woningcorporaties - Bestaande steun - Besluit tot aanvaarding van de verbintenissen van de lidstaat - Kennelijk ongegrond beroep”))

(2015/C 221/22)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partijen: Stichting Woonpunt (Maastricht, Nederland); Stichting Havensteder, voorheen Stichting Com.wonen (Rotterdam, Nederland); Woningstichting Haag Wonen (Den Haag, Nederland); en Stichting Woonbedrijf SWS.Hhvl (Eindhoven, Nederland) (vertegenwoordigers: aanvankelijk P. Glazener en E. Henny, vervolgens P. Glazener, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: P.-J. Loewenthal en S. Noë, gemachtigden)

Interveniënt aan de zijde van de verzoekende partijen: Koninkrijk België (vertegenwoordigers: aanvankelijk T. Materne en J.-C. Halleux, vervolgens J.-C. Halleux, gemachtigden)

Interveniënte aan de zijde van de verwerende partij: Vereniging van Institutionele Beleggers in Vastgoed, Nederland (IVBN) (Voorburg, Nederland) (vertegenwoordiger: M. Meulenbelt, advocaat)

Voorwerp

Beroep tot nietigverklaring van besluit C(2009) 9963 definitief van de Commissie van 15 december 2009 inzake de steunmaatregelen nrs. E 2/2005 en N 642/2009 — Nederland — Bestaande steun en bijzondere projectsteun voor woningcorporaties

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Stichting Woonpunt, Stichting Havensteder, Woningstichting Haag Wonen en Stichting Woonbedrijf SWS.Hhvl dragen hun eigen kosten alsook de kosten van de Europese Commissie.

3)

Het Koninkrijk België en Vereniging van Institutionele Beleggers in Vastgoed, Nederland (IVBN), dragen hun eigen kosten.


(1)  PB C 179 van 3.7.2010.


6.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/17


Beschikking van het Gerecht van 12 mei 2015 — Red Bull/BHIM — Automobili Lamborghini (Weergave van twee stieren)

(Zaak T-73/14) (1)

((„Gemeenschapsmerk - Vordering tot vervallenverklaring - Intrekking van de inschrijving - Afdoening zonder beslissing”))

(2015/C 221/23)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Red Bull GmbH (Fuschl am See, Oostenrijk) (vertegenwoordigers: aanvankelijk A. Renck, V. von Bomhard en J. Fuhrmann, advocaten, en I. Fowler, solicitor, vervolgens A. Renck en I. Fowler)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: D. Walicka, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Automobili Lamborghini SpA (Sant’ Agata Bolognese, Italië) (vertegenwoordiger: M. Hartmann, advocaat)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 14 november 2013 (zaak R 1263/2012-1) inzake een nietigheidsprocedure tussen Automobili Lamborghini SpA en Red Bull GmbH

Dictum

1)

Op het beroep hoeft niet meer te worden beslist.

2)

Verzoekster en interveniënte worden verwezen in hun eigen kosten, alsook ieder in de helft van verweerders kosten.


(1)  PB C 102 van 7.4.2014.


6.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/18


Beschikking van het Gerecht van 16 april 2015 — Yoworld/BHIM — Nestlé (yogorino)

(Zaak T-246/14) (1)

((„Gemeenschapsmerk - Oppositieprocedure - Intrekking van de oppositie - Afdoening zonder beslissing”))

(2015/C 221/24)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Yoworld SA (Luxemburg, Luxemburg) (vertegenwoordigers: A. Tornato en D. Hazan, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: S. Bonne, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM: Société des produits Nestlé SA (Vevey, Zwitserland)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de tweede kamer van beroep van het BHIM van 20 december 2013 (zaak R 115/2013-2) inzake een oppositieprocedure tussen Société des produits Nestlé SA en Yoworld SA

Dictum

1)

Op het beroep hoeft niet meer te worden beslist.

2)

Verzoekster en de andere partij in de procedure voor de kamer van beroep worden verwezen in hun eigen kosten alsook ieder in de helft van verweerders kosten.


(1)  PB C 235 van 21.7.2014.


6.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/18


Beschikking van het Gerecht van 30 april 2015 — Ertico — Its Europe/Commissie

(Zaak T-499/14) (1)

((„Aanbeveling 2003/361/EG - Criteria voor de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen in het beleid van de Unie - Besluit van het validatiepanel van de Commissie - Intrekking van het besluit - Geding zonder voorwerp geraakt - Afdoening zonder beslissing”))

(2015/C 221/25)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: European Road Transport Telematics Implementation Coordination Organisation — Intelligent Transport Systems & Services Europe (Ertico — Its Europe) (Brussel, België) (vertegenwoordigers: M. Wellinger en K. T’Syen, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: R. Lyal en M. Clausen, gemachtigden)

Voorwerp

Nietigverklaring van het besluit van het validatiepanel van de Europese Commissie van 15 april 2014 dat verzoekster niet behoort tot de categorie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen in de zin van aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124, blz. 36)

Dictum

1)

Op het onderhavige beroep behoeft niet meer te worden beslist.

2)

De Europese Commissie draagt haar eigen kosten en die van European Road Transport Telematics Implementation Coordination Organisation - Intelligent Transport Systems & Services Europe (Ertico - Its Europe).


(1)  PB C 380 van 27.10.2014.


6.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/19


Beschikking van het Gerecht van 13 mei 2015 — Klar en Fernandez Fernandez/Commissie

(Zaak T-665/14 P) (1)

((„Hogere voorziening - Openbare dienst - Ambtenaren - Personeelscomité van de Commissie - Terugroeping door de plaatselijke afdeling van één van haar vaste leden in het centraal personeelscomité - Besluit houdende weigering om de wettigheid van het besluit tot terugroeping te erkennen - Beroep in eerste aanleg kennelijk niet-ontvankelijk - Niet-eerbiediging van de precontentieuze procedure - Bezwarend besluit - Hogere voorziening deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond”))

(2015/C 221/26)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwiranten: Robert Klar (Grevenmacher, Luxemburg) en Francisco Fernandez Fernandez (Steinsel, Luxemburg) (vertegenwoordiger: A. Salerno, advocaat)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie (vertegenwoordigers: C. Ehrbar en J. Currall, gemachtigden)

Voorwerp

Hogere voorziening tegen de beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Derde kamer) van 16 juli 2014, Klar en Fernandez Fernandez/Commissie (F-114/13, EU:F:2014:192), en strekkende tot vernietiging van deze beschikking

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

Klar en Fernandez Fernandez dragen hun eigen kosten en worden verwezen in de kosten die de Europese Commissie in het kader van deze procedure heeft gemaakt.


(1)  PB C 380 van 27.10.2014.


6.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/20


Beschikking van het Gerecht van 30 april 2015 — Alnapharm/BHIM — Novartis (Alrexil)

(Zaak T-839/14) (1)

((„Gemeenschapsmerk - Oppositieprocedure - Intrekking van de oppositie - Afdoening zonder beslissing”))

(2015/C 221/27)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Alnapharm GmbH & Co. KG (Hamburg, Duitsland) (vertegenwoordiger: H. Heldt, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: H. O’Neill, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM: Novartis AG (Basel, Zwitserland)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 23 oktober 2014 (zaak R 1723/2013-4) inzake een oppositieprocedure tussen Novartis AG en Alnapharm GmbH & Co. KG

Dictum

1)

Op het beroep behoeft niet meer te worden beslist.

2)

Verzoekster en de andere partij in de procedure voor de kamer van beroep worden verwezen in hun eigen kosten en elk in de helft van de kosten van verweerder.


(1)  PB C 65 van 23.2.2015.


6.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/20


Beschikking van de president van het Gerecht van 20 mei 2015 — Hamcho en Hamcho International/Raad

(Zaak T-153/15 R)

((„Kort geding - Beperkende maatregelen tegen Syrië - Bevriezing van tegoeden en beperking op de binnenkomst op en de doorreis via het grondgebied van de Unie - Verzoek tot opschorting van de tenuitvoerlegging - Schending van de vormvereisten - Niet-ontvankelijkheid”))

(2015/C 221/28)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partijen: Mohamad Hamcho (Damascus, Syrië); en Hamcho International (Damascus) (vertegenwoordigers: A. Boesch, D. Amaudruz en M. Ponsard, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Voorwerp

Verzoek tot opschorting van de tenuitvoerlegging van de maatregelen die aan verzoekers zijn opgelegd bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 2015/108 van de Raad van 26 januari 2015 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië (PB L 20, blz. 2), en bij uitvoeringsbesluit (GBVB) 2015/117 van de Raad van 26 januari 2015 houdende uitvoering van besluit 2013/255/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië (PB L 20, blz. 85)

Dictum

1)

Het verzoek in kort geding wordt afgewezen.

2)

De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.


6.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/21


Beschikking van de president van het Gerecht van 20 mei 2015 — Jaber/Raad

(Zaak T-154/15 R)

((„Kort geding - Beperkende maatregelen tegen Syrië - Bevriezing van tegoeden en beperking op de binnenkomst op en de doorreis via het grondgebied van de Unie - Verzoek tot opschorting van de tenuitvoerlegging - Schending van de vormvereisten - Niet-ontvankelijkheid”))

(2015/C 221/29)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Aiman Jaber (Lattakia, Syrië) (vertegenwoordigers: A. Boesch, D. Amaudruz en M. Ponsard, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Voorwerp

Verzoek tot opschorting van de tenuitvoerlegging van de maatregelen die aan verzoeker zijn opgelegd bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 2015/108 van de Raad van 26 januari 2015 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië (PB L 20, blz. 2), en bij uitvoeringsbesluit (GBVB) 2015/117 van de Raad van 26 januari 2015 houdende uitvoering van besluit 2013/255/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië (PB L 20, blz. 85)

Dictum

1)

Het verzoek in kort geding wordt afgewezen.

2)

De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.


6.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/21


Beschikking van de president van het Gerecht van 20 mei 2015 — Kaddour/Raad

(Zaak T-155/15 R)

((„Kort geding - Beperkende maatregelen tegen Syrië - Bevriezing van tegoeden en beperking op de binnenkomst op en de doorreis via het grondgebied van de Unie - Verzoek tot opschorting van de tenuitvoerlegging - Schending van de vormvereisten - Niet-ontvankelijkheid”))

(2015/C 221/30)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Khaled Kaddour (Damascus, Syrië) (vertegenwoordigers: A. Boesch, D. Amaudruz en M. Ponsard, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Voorwerp

Verzoek tot opschorting van de tenuitvoerlegging van de maatregelen die aan verzoeker zijn opgelegd bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 2015/108 van de Raad van 26 januari 2015 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië (PB L 20, blz. 2), en bij uitvoeringsbesluit (GBVB) 2015/117 van de Raad van 26 januari 2015 houdende uitvoering van besluit 2013/255/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië (PB L 20, blz. 85)

Dictum

1)

Het verzoek in kort geding wordt afgewezen.

2)

De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.


6.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/22


Beschikking van de president van het Gerecht van 19 mei 2015 — Costa/Parlement

(Zaak T-197/15 R)

((„Kort geding - Voormalig lid van het Europees Parlement - Rechthebbende op een ouderdomspensioen voor parlementsleden - Begunstigde die een vergoeding ontvangt op basis van zijn hoedanigheid van voorzitter van een havenautoriteit - Beginsel van non-cumulatie - Terugvordering van het ontvangen pensioen - Debetnota - Verzoek tot opschorting van de tenuitvoerlegging - Schending van vormvereisten - Niet-ontvankelijkheid”))

(2015/C 221/31)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Paolo Costa (Venetië, Italië) (vertegenwoordigers: G. Orsoni en M. Romeo, advocaten)

Verwerende partij: Europees Parlement (vertegenwoordigers: S. Seyr en G. Corstens, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek tot opschorting van de tenuitvoerlegging van debetnota nr. 2015-239 (dossiernr. 303074) van het Europees Parlement van 23 februari 2015, waarbij verzoeker wordt gelast om uiterlijk op 31 maart 2015 een bedrag van 49  770,42 EUR te betalen

Dictum

1)

Het verzoek in kort geding wordt afgewezen.

2)

De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.


6.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/22


Beroep ingesteld op 10 april 2015 — Golparvar/Raad

(Zaak T-176/15)

(2015/C 221/32)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Gholam Hossein Golparvar (Teheran, Iran) (vertegenwoordigers: M. Taher, Solicitor, T. de la Mare en R. Blakeley, Barristers)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

besluit 2015/236/GBVB van de Raad van 12 februari 2015 tot wijziging van besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran nietig verklaren, voor zover dit besluit verzoeker betreft;

uitvoeringsverordening (EU) nr. 2015/230 van de Raad van 12 februari 2015 houdende uitvoering van verordening (EU) nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran nietig verklaren, voor zover deze verordening verzoeker betreft;

de Raad veroordelen tot betaling aan verzoeker van een schadevergoeding van 50  000 EUR;

de Raad verwijzen in verzoekers kosten van de onderhavige procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van zijn beroep voert verzoeker acht middelen aan.

1.

Eerste middel: kennelijk onjuiste beoordeling

Aangezien verzoeker volledig met pensioen is (wat niet is betwist), voldoet hij aan geen van de criteria voor plaatsing op een lijst en is de motivering van de Raad (waarin niet is betwist dat verzoeker met pensioen is) feitelijk onjuist. Door verzoeker opnieuw op een lijst te plaatsen, heeft de Raad dus blijk gegeven van een kennelijk onjuiste beoordeling.

2.

Tweede middel: schending van verzoekers procedurele rechten en van zijn rechten van verdediging

De Raad heeft verzoekers procedurele rechten en zijn rechten van verdediging geschonden door geen rekening te houden met de door verzoeker ingediende opmerkingen en de door hem overgelegde bewijzen waaruit duidelijk blijkt dat hij volledig met pensioen was.

3.

Derde middel: schending van artikel 266 VWEU

De Raad heeft verzoeker opnieuw op een lijst willen plaatsen op basis van grotendeels dezelfde juridische redenering en dezelfde bewijzen als die waarop hij zich had gebaseerd voor de aanvankelijke plaatsing op een lijst, die door het Gerecht nietig was verklaard.

4.

Vierde middel: schending van het beginsel van gezag van gewijsde

De heropneming van verzoeker op een lijst vormt misbruik van procedure en schendt het beginsel van gezag van gewijsde en/of het rechtszekerheidsbeginsel en/of het beginsel van onherroepelijkheid.

5.

Vijfde middel: schending van met name het doeltreffendheidsbeginsel en het recht op effectieve rechterlijke bescherming

De heropneming van verzoeker op een lijst schendt het doeltreffendheidsbeginsel en het recht op effectieve rechterlijke bescherming, waarop hij recht heeft krachtens artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: „Handvest”) en/of de artikelen 6 en 13 EVRM.

6.

Zesde middel: schending van het recht op behoorlijk bestuur

De heropneming van verzoeker op een lijst vormt misbruik van bevoegdheid en/of schendt verzoekers recht op behoorlijk bestuur, dat in artikel 41 van het Handvest is verankerd.

7.

Zevende middel: schending van de rechten die verzoeker geniet krachtens de artikelen 7 en 17 van het Handvest en/of artikel 8 EVRM en artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM en/of van het evenredigheidsbeginsel

De heropneming van verzoeker op een lijst schendt zijn grondrechten op eerbiediging van zijn goede naam en op ongestoord genot van zijn eigendom alsmede het evenredigheidsbeginsel.

8.

Achtste middel: onrechtmatigheid van de heropneming van verzoeker op een lijst

De heropneming van verzoeker op een lijst is hoe dan ook gebaseerd op de aanname dat de aan Islamic Republic of Iran Shipping lines opgelegde beperkende maatregelen rechtmatig zijn, doch die IRISL-maatregelen zijn onrechtmatig (om de door IRISL aangevoerde redenen, waarnaar hier wordt verwezen en die verzoeker overneemt), zodat de aan verzoeker opgelegde maatregelen nietig moeten worden verklaard.


6.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/24


Beroep ingesteld op 23 april 2015 — Intercon/Commissie

(Zaak T-206/15)

(2015/C 221/33)

Procestaal: Pools

Partijen

Verzoekende partij: Intercon Sp. z o.o. (Łódź, Polen) (vertegenwoordiger: B. Eger, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

vaststellen dat de gelden die de Europese Commissie aan verzoekende partij heeft betaald voor haar deelname aan een project in het kader van overeenkomst VPH2-224635 subsidiabele uitgaven vormen in de zin van artikel II.14 van de algemene bepalingen van de overeenkomst en verzoekende partij bijgevolg niet tot terugbetaling verplicht is;

de Europese Commissie verwijzen in de kosten, en

de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking opschorten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekende partij een middel aan, dat zij schraagt op de schending van het beginsel van wederzijdse loyaliteit van overeenkomstsluitende partijen en van het beginsel dat ondernemers de Commissie moeten kunnen vertrouwen.

De Commissie heeft niet met alle door verzoekende partij bij schrijven van 14 augustus 2014 voorgelegde standpunten en documenten rekening gehouden. De Commissie heeft wat dat betreft een beroep gedaan op artikel 22.II.5 van bijlage II bij de overeenkomst, op grond waarvan de Commissie gerechtigd is te late verklaringen en bewijsstukken buiten beschouwing te laten. Een dergelijk handelen is echter gelet op het feit dat de Commissie verzoekende partij zelf had verzocht hernieuwd stelling te nemen, niet rechtmatig geweest. In deze situatie vormt het volledige buiten beschouwing laten van nieuwe bewijsstukken en stellingnamen een schending van het beginsel van wederzijdse loyaliteit van overeenkomstsluitende partijen en van het beginsel dat ondernemers de Commissie moeten kunnen vertrouwen.


6.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/25


Beroep ingesteld op 29 april 2015 — Azarov/Raad

(Zaak T-215/15)

(2015/C 221/34)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Mykola Yanovych Azarov (Kiev, Oekraïne) (vertegenwoordigers: G. Lansky en A. Egger, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

overeenkomstig artikel 263 VWEU besluit 2015/364/GBVB van de Raad van 5 maart 2015 tot wijziging van besluit 2014/119/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne (PB L 62, blz. 25) en uitvoeringsverordening (EU) 2015/357 van de Raad van 5 maart 2015 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 208/2014 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne (PB L 62, blz. 1) nietig verklaren, voor zover zij betrekking hebben op verzoekende partij;

overeenkomstig artikel 64 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht bepaalde maatregelen tot organisatie van de procesgang treffen, en

overeenkomstig artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering de Raad verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekende partij vijf middelen aan.

1.

Eerste middel: schending van de motiveringsplicht

In dit verband wordt onder andere aangevoerd dat de motivering van de bestreden rechtshandeling met betrekking tot verzoekende partij te algemeen is.

2.

Tweede middel: schending van de grondrechten

In het kader van dit middel voert verzoekende partij schending van het recht op eigendom en schending van de vrijheid van ondernemerschap aan. Zij klaagt voorts over de onevenredigheid van de opgelegde beperkende maatregelen. Ten slotte voert zij aan dat haar rechten van verdediging zijn geschonden.

3.

Derde middel: misbruik van bevoegdheid

Verzoekende partij voert in dit verband onder ander aan, dat de Raad zijn bevoegdheid misbruikt heeft, omdat met het opleggen van de beperkende maatregelen aan verzoekende partij overwegend andere doeleinden worden nagestreefd dan de feitelijke versterking en ondersteuning van de rechtsstaat en eerbieding van de mensenrechten in Oekraïne.

4.

Vierde middel: schending van het beginsel van behoorlijk bestuur

In het kader van dit middel klaagt verzoekende partij met name over de schending van het recht op een onpartijdige behandeling, de schending van het recht op een rechtvaardige of eerlijke behandeling en de schending van het recht op een zorgvuldig onderzoek van de feiten.

5.

Vijfde middel: kennelijke beoordelingsfout


6.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/26


Beroep ingesteld op 15 mei 2015 — Pari Pharma/EMA

(Zaak T-235/15)

(2015/C 221/35)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Pari Pharma GmbH (Starnberg, Duitsland) (vertegenwoordigers: M. Epping en W. Rehmann, lawyers)

Verwerende partij: Europees Geneesmiddelenbureau

Conclusies

het op grond van verordening (EG) nr. 1049/2001 (1) genomen besluit ASK-11351 (Vantobra) van het Europees Geneesmiddelenbureau („EMA”) van 24 april 2015 nietig verklaren voor zover daarbij aan derden toegang wordt verleend tot het „CHMP Assessment Report for VANTOBRA on similarity with Cayston and TOBI Podhaler” (EMA/CHMP/702525/2014), en het „CHMP Assessment Report on clinical superiority to TOBI Podhaler” (EMA/CHMP/778270/2014);

EMA gelasten de in de eerste vordering genoemde documenten niet openbaar te maken;

subsidiair, besluit ASK-11351 (Vantobra) van de EMA van 24 april 2015 nietig verklaren, voor zover daarbij aan een derde toegang wordt verleend tot (i) het „CHMP Assessment Report on clinical superiority to TOBI Podhaler, (EMA/CHMP/778270/2014)” zonder aanvullende bewerkingen op bladzijde 9 („Superior Respiratory Tolerability of Vantobra over Tobi Podhaler”), bladzijden 11, 12 en 14 („Extrapolation of tolerability from TOBI to Vantobra”), bladzijden 17 tot en met 19 (verzoeksters stelling „Q.1” en „assessment of the response”) en bladzijden 19 tot en met 23 (verzoeksters stelling „Q.2”, „Assessment of the response”, „3. Conclusion and Recommendation”), zoals aangegeven in bijlage A1, en (ii) het „CHMP Assessment Report for VANTOBRA on similarity with Cayston and TOBI Podhaler” (EMA/CHMP/702525/2014) zonder aanvullende bewerkingen op bladzijden 9 en 10, afdeling 2.3 [„Therapeutic indication”, „1) Data from field survey”] alsmede bladzijden 10 en 11, afdeling 2.3 [„Therapeutic indication”, „2) Interview of physicians in CF centers”], zoals aangegeven in bijlage A2, en EMA gelasten genoemde documenten niet openbaar te maken zonder de bewerkingen als aangegeven in bijlagen A1 en A2; en

EMA verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster één middel aan.

Verzoekster brengt naar voren dat het besluit van de EMA in strijd is met verordening (EG) nr. 1049/2001, en dat het besluit daarmee inbreuk maakt op verzoeksters grondrechten en vrijheden inzake het privéleven en de vertrouwelijkheid op grond van artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie („Handvest”), artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van 4 november 1950 en artikel 339 VWEU, op haar vrijheid van ondernemerschap op grond van artikel 16 van het Handvest, en op haar recht op intellectuele eigendom overeenkomstig artikel 17, lid 2, van het Handvest. Verzoekster brengt naar voren dat (i) openbaarmaking concurrenten de mogelijkheid zou geven om eenvoudigweg en zonder enige aanvullende investering gebruik te maken van de gegevens en informatie die verzoekster heeft verstrekt om een vergunning te verkrijgen voor het in de handel brengen van haar eigen tobramycine-product, hetgeen verzoeksters commerciële belangen zou aantasten, en dat (ii) met de openbaarmaking van deze documenten geen zwaarwegender openbaar belang is gemoeid.


(1)  Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB 2001 L 145, blz. 43).


Gerecht voor ambtenarenzaken

6.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/27


Beroep ingesteld op 18 maart 2015 — ZZ/Commissie

(Zaak F-44/15)

(2015/C 221/36)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: ZZ (vertegenwoordiger: G. Bellotti, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Voorwerp en beschrijving van het geding

Nietigverklaring van het besluit om een andere persoon aan te stellen in het ambt van hoofd van de eenheid C4 („Legal Advice”) en niet verzoeker, die sinds het vertrek van het vorige eenheidshoofd waarnemend hoofd van die eenheid was en heeft gesolliciteerd in het kader van de kennisgeving van vacature van het ambt

Conclusies van de verzoekende partij

nietig verklaren het besluit met kenmerk Ares (2015)43686 van 7 januari 2015 tot afwijzing van de klacht die op 30 september 2014 is ingediend (nr. R/994/14) krachtens artikel 90, lid 2, van het Statuut;

nietig verklaren het besluit van 30 juni 2014, vastgesteld door de directeur-generaal van OLAF in zijn hoedanigheid van TABG, betreffende de benoeming van het hoofd van de eenheid OLAF.C4 (Legal advice);

verklaren dat de selectieprocedure voor het hoofd van de eenheid OLAF.C4 (Legal advice) als gevolg van de nietigverklaring van de twee voormelde besluiten onwettig is vanaf het moment waarop die onwettigheid is vastgesteld;

de Europese Commissie veroordelen tot vergoeding — ex aequo et bono — van de schade als gevolg van het door verzoeker geleden verlies van een kans en wel voor een bedrag dat niet lager zal zijn dan het bedrag van 10  000 EUR

de Commissie verwijzen in de kosten van de procedure.


6.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/27


Beroep ingesteld op 23 april 2015 — ZZ/Commissie

(Zaak F-61/15)

(2015/C 221/37)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: ZZ (vertegenwoordigers: S. Orlandi en T. Martin, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Voorwerp en beschrijving van het geding

Nietigverklaring van het besluit van het Bureau beheer en afwikkeling van individuele rechten van de Commissie van 25 september 2014 houdende weigering om verzoeker de ontheemdingstoelage toe te kennen

Conclusies van de verzoekende partij

nietigverklaring van het besluit van het TAOBG van 25 september 2014 houdende weigering om verzoeker de ontheemdingstoelage toe te kennen;

verwijzing van de Europese Commissie in de kosten van de procedure.


6.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/28


Beroep ingesteld op 23 april 2015 — ZZ/BHIM

(Zaak F-63/15)

(2015/C 221/38)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: ZZ (vertegenwoordiger: H. Tettenborn, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

Voorwerp en beschrijving van het geding

Nietigverklaring van het besluit van de verwerende partij van 4 juni 2014 om verzoeksters arbeidsovereenkomst overeenkomstig een daarin opgenomen clausule te beëindigen

Conclusies van de verzoekende partij

nietigverklaring van het bij schrijven van 4 juni 2014 meegedeeld besluit van het BHIM om verzoeksters overeenkomst van tijdelijk functionaris bij het BHIM met een opzegtermijn van 6 maanden, ingaande op 4 juni 2014, te beëindigen;

veroordeling van het BHIM tot betaling van een passende vergoeding waarvan de hoogte door het Gerecht zal worden vastgesteld voor de materiële en immateriële schade die zij door bovengenoemd besluit van het BHIM heeft geleden;

veroordeling van het BHIM om verzoekster, met volledig herstel van de loopbaan die zij zonder onderbreking van het dienstverband zou hebben gehad, opnieuw in dienst te nemen en haar materiële schade volledig te vergoeden, met name door uitbetaling van alle achterstallige salarissen en alle andere materiële schade die zij door de onrechtmatige gedraging van het BHIM heeft geleden (met aftrek van de ontvangen werkloosheidsuitkering);

subsidiair, voor het geval het in casu juridisch of feitelijk onmogelijk is om verzoekster opnieuw in dienst te nemen en/of haar onder de huidige voorwaarden in dienst te houden, veroordeling van het BHIM tot betaling van een vergoeding voor de materiële schade die verzoekster heeft geleden door de onrechtmatige beëindiging van haar dienstverband, ter hoogte van het verschil tussen de inkomsten die zij daadwerkelijk mag verwachten en die welke zij zou hebben gehad indien de overeenkomst werd voortgezet, rekening houdend met de pensioenbijdragen en andere aanspraken.

verwijzing van het BHIM in de kosten van de procedure.


6.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/29


Beroep ingesteld op 23 april 2015 — ZZ/BHIM

(Zaak F-64/15)

(2015/C 221/39)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: ZZ (vertegenwoordiger: H. Tettenborn, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

Voorwerp en beschrijving van het geding

Nietigverklaring van het besluit van de verwerende partij van 4 juni 2014 om verzoeksters arbeidsovereenkomst overeenkomstig een daarin opgenomen clausule te beëindigen

Conclusies van de verzoekende partij

nietigverklaring van het bij schrijven van 4 juni 2014 meegedeeld besluit van het BHIM om verzoeksters overeenkomst van tijdelijk functionaris bij het BHIM met een opzegtermijn van 6 maanden, ingaande op 4 juni 2014, te beëindigen;

veroordeling van het BHIM tot betaling van een passende vergoeding waarvan de hoogte door het Gerecht zal worden vastgesteld voor de materiële en immateriële schade die zij door bovengenoemd besluit van het BHIM heeft geleden;

veroordeling van het BHIM om verzoekster, met volledig herstel van de loopbaan die zij zonder onderbreking van het dienstverband zou hebben gehad, opnieuw in dienst te nemen en haar materiële schade volledig te vergoeden, met name door uitbetaling van alle achterstallige salarissen en alle andere materiële schade die zij door de onrechtmatige gedraging van het BHIM heeft geleden (met aftrek van de ontvangen werkloosheidsuitkering);

subsidiair, voor het geval het in casu juridisch of feitelijk onmogelijk is om verzoekster opnieuw in dienst te nemen en/of haar onder de huidige voorwaarden in dienst te houden, veroordeling van het BHIM tot betaling van een vergoeding voor de materiële schade die verzoekster heeft geleden door de onrechtmatige beëindiging van haar dienstverband, ter hoogte van het verschil tussen de inkomsten die zij daadwerkelijk mag verwachten en die welke zij zou hebben gehad indien de overeenkomst werd voortgezet, rekening houdend met de pensioenbijdragen en andere aanspraken;

verwijzing van het BHIM in de kosten van de procedure.


6.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/29


Beroep ingesteld op 23 april 2015 — ZZ/BHIM

(Zaak F-65/15)

(2015/C 221/40)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: ZZ (vertegenwoordiger: H. Tettenborn, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

Voorwerp en beschrijving van het geding

Nietigverklaring van het besluit van de verwerende partij van 4 juni 2014 om verzoeksters arbeidsovereenkomst overeenkomstig een daarin opgenomen clausule te beëindigen

Conclusies van de verzoekende partij

nietigverklaring van het bij schrijven van het BHIM van 4 juni 2014 meegedeeld besluit om verzoeksters overeenkomst van tijdelijk functionaris bij het BHIM met een opzegtermijn van 6 maanden, ingaande na het verstrijken van de geldigheid van de reservelijst van vergelijkend onderzoek EPSO OHIM/AST/02/13, te beëindigen;

veroordeling van het BHIM tot betaling aan verzoekster van een passende vergoeding waarvan de hoogte door het Gerecht zal worden vastgesteld voor de materiële en immateriële schade die zij door bovengenoemd besluit van het BHIM heeft geleden;

voor het geval het tijdstip van het arrest respectievelijk de rechtsgeldige afsluiting van de onderhavige procedure na de beëindiging van verzoeksters arbeidsovereenkomst door het BHIM ligt: veroordeling van het BHIM om verzoekster, met volledig herstel van de loopbaan die zij zonder onderbreking van het dienstverband zou hebben gehad, opnieuw in dienst te nemen en haar materiële schade volledig te vergoeden, met name door uitbetaling van alle achterstallige salarissen en alle andere materiële schade die zij door de onrechtmatige gedraging van het BHIM heeft geleden (met aftrek van de ontvangen werkloosheidsuitkering);

subsidiair, voor het geval het in casu om juridische of feitelijke redenen onmogelijk is om verzoekster opnieuw in dienst te nemen en/of haar onder de huidige voorwaarden in dienst te houden, veroordeling van het BHIM tot betaling van een vergoeding voor de materiële schade die verzoekster heeft geleden door de onrechtmatige beëindiging van haar dienstverband, ter hoogte van het verschil tussen de inkomsten die zij daadwerkelijk mag verwachten en die welke zij zou hebben gehad indien de overeenkomst werd voortgezet, rekening houdend met de pensioenbijdragen en andere aanspraken;

verwijzing van de verwerende partij in de kosten van de procedure.