ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 204

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

58e jaargang
20 juni 2015


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2015/C 204/01

Informatie betreffende de inwerkingtreding van de wijzigingen in de bijlagen II, V, VII en VIII bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland inzake sanitaire maatregelen voor de handel in levende dieren en dierlijke producten

1

2015/C 204/02

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.7635 — Lindsay Goldberg/VDM Metals Group) ( 1 )

2

2015/C 204/03

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.7586 — Flextronics/bepaalde activa die deel uitmaken van Alcatel-Lucent Italia) ( 1 )

2

 

Europese Centrale Bank

2015/C 204/04

Het ethische kader van de ECB (Deze tekst vervangt de tekst die is bekendgemaakt in het Publicatieblad C 40 van 9 februari 2011, blz. 13 )

3


 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2015/C 204/05

Wisselkoersen van de euro

17

 

Europees Comité voor systeemrisico's

2015/C 204/06

Besluit van het Europees Comité voor systeemrisico’s van 1 juni 2015 betreffende de benoeming van de functionaris voor gegevensbescherming van het Europees Comité voor systeemrisico’s (ESRB/2015/1)

18


 

V   Bekendmakingen

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2015/C 204/07

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.7650 — Katara Hospitality/Starwood Hotel & Resorts Worldwide/Westin Excelsior Hotel) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

19

 

ANDERE HANDELINGEN

 

Europese Commissie

2015/C 204/08

Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

20

2015/C 204/09

Bekendmaking van een wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

24


 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

20.6.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 204/1


Informatie betreffende de inwerkingtreding van de wijzigingen in de bijlagen II, V, VII en VIII bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland inzake sanitaire maatregelen voor de handel in levende dieren en dierlijke producten

(2015/C 204/01)

De vereiste interne procedures voor de inwerkingtreding van de regeling betreffende de wijzigingen in de bijlagen II, V, VII en VIII bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland inzake sanitaire maatregelen voor de handel in levende dieren en dierlijke producten (1), die op 17 december 1996 is ondertekend in Brussel, zijn voltooid. De Europese Unie en Nieuw-Zeeland hebben elkaar hiervan in kennis gesteld middels een briefwisseling, met een brief van de Europese Unie aan Nieuw-Zeeland op 23 maart 2015 en een brief van Nieuw-Zeeland aan de Europese Unie op 31 maart 2015. In overeenstemming met artikel 18, lid 3, van de overeenkomst is deze gewijzigde regeling op 1 april 2015 in werking getreden.


(1)  Besluit 97/132/EG van de Raad van 17 december 1996 betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland inzake sanitaire maatregelen voor de handel in levende dieren en dierlijke producten (PB L 57 van 26.2.1997, blz. 4).


20.6.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 204/2


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.7635 — Lindsay Goldberg/VDM Metals Group)

(Voor de EER relevante tekst)

(2015/C 204/02)

Op 11 juni 2015 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32015M7635. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


20.6.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 204/2


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.7586 — Flextronics/bepaalde activa die deel uitmaken van Alcatel-Lucent Italia)

(Voor de EER relevante tekst)

(2015/C 204/03)

Op 16 juni 2015 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32015M7586. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


Europese Centrale Bank

20.6.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 204/3


HET ETHISCHE KADER VAN DE ECB

(Deze tekst vervangt de tekst die is bekendgemaakt in het Publicatieblad C 40 van 9 februari 2011, blz. 13)

(2015/C 204/04)

I.   DE ARBEIDSVOORWAARDEN VOOR PERSONEELSLEDEN VAN DE ECB MET BETREKKING TOT HET ETHISCHE KADER

Artikel 3

Het gedrag van personeelsleden belemmert noch hun professionele onafhankelijkheid en onpartijdigheid noch schaadt het de reputatie van de ECB. Personeelsleden leven de voorwaarden van het ethische kader van de ECB na, en in het bijzonder:

a)

respecteren zij de gemeenschappelijke waarden van de ECB en gedragen zich beroepshalve en privé zoals overeenkomstig de aard van de ECB als Europese instelling betamelijk is;

b)

kwijten zij zich plichtsgetrouw, eerlijk en niet gedreven door eigenbelang of nationale belangen van hun taken;

c)

vermijden zij situaties die aanleiding geven tot belangenconflicten of als dusdanig kunnen worden opgevat, met inbegrip van uit opvolgende beroepswerkzaamheden voortvloeiende belangenconflicten;

d)

onderschrijven zij strenge normen van beroepsethiek en handelen met loyaliteit aan de Unie en aan de ECB;

e)

respecteren zij de regels van de ECB ten aanzien van financiële privétransacties;

f)

voldoen zij aan de regels van de ECB ten aanzien van waardigheid op het werk.

Ook tijdens het ECB-verlof blijven personeelsleden aan deze verplichting gebonden.

Artikel 4

Met inachtneming van artikel 37 van de Statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, maken personeelsleden, zelfs nadat zij hun taken hebben beëindigd, informatie die zij hebben ontvangen tijdens de uitoefening van hun taken, niet ongeoorloofd openbaar, tenzij die informatie reeds openbaar is gemaakt.

Artikel 4 bis

Zonder voorafgaande toestemming van de ECB-directie onthouden personeelsleden zich van openbaarmaking van informatie om welke reden ook, in het kader van enige administratieve of gerechtelijke procedure, die hen ter kennis is gekomen uit hoofde van hun beroepswerkzaamheden. De ECB geeft toestemming voor openbaarmaking indien a) een dergelijke openbaarmaking in overeenstemming is met de belangen van de ECB, en b) weigering tot toestemming voor openbaarmaking zou leiden tot strafrechtelijke gevolgen voor het betreffende personeelslid. Toestemming tot openbaarmaking is niet vereist indien een personeelslid opgeroepen wordt om voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te getuigen in een zaak tussen de ECB en een huidig of voormalig personeelslid.

Artikel 4 ter

Onder de voorwaarden in de personeelsverordeningen en -regelingen onthouden bepaalde personeelsleden die na het einde van hun dienstverband bij de ECB nieuwe beroepswerkzaamheden willen gaan uitoefenen, zich gedurende een bepaalde periode van beroepswerkzaamheden die zouden kunnen leiden tot een belangenconflict met de ECB (afkoelingsperiode).

Artikel 36 bis

Onder de voorwaarden in de personeelsverordeningen en -regelingen hebben personeelsleden aan wie het, na het einde van hun dienstverband bij de ECB, verboden is om een specifieke beroepswerkzaamheid uit te oefenen, vanwege hun afkoelingsperiode, en geen passende alternatieve beroepswerkzaamheden kunnen vinden en dientengevolge werkloos zijn, recht op de volgende uitkeringen voor de duur van het verbod op uitoefening van de werkzaamheden en voor zolang zij werkloos blijven:

a)

een bijzondere maandelijkse uitkering van:

80 % van het laatstgenoten basissalaris gedurende het eerste jaar,

60 % van het laatstgenoten basissalaris gedurende het daaropvolgende jaar;

b)

een kostwinners- en kindertoelage;

c)

dekking onder de ziektekosten- en ongevallenverzekering van de ECB.

De bovengenoemde uitkeringen vervangen de werkloosheidsuitkeringen […] en gelden als aanvulling op eventuele andere uitkeringen van dezelfde aard uit andere bron, inclusief werkloosheidsuitkeringen. Personeelsleden maken aanspraak op dergelijke andere uitkeringen en doen daarvan opgave, waarna de betreffende uitkeringen in mindering worden gebracht op de door de ECB verschuldigde uitkeringen.

De bovengenoemde uitkeringen zijn niet verschuldigd aan personeelsleden die met pensioen zijn.

II.   DE ARBEIDSVOORWAARDEN VOOR KORTETERMIJNAANSTELLINGEN VOOR PERSONEELSLEDEN VAN DE ECB MET BETREKKING TOT HET ETHISCHE KADER

Artikel 2

Het gedrag van personeelsleden met een kortetermijnaanstelling belemmert noch hun professionele onafhankelijkheid en onpartijdigheid noch schaadt het de reputatie van de ECB. Personeelsleden met een kortetermijnaanstelling leven de voorwaarden van het ethische kader van de ECB zoals vastgelegd in de personeelsverordeningen en -regelingen na, en in het bijzonder:

a)

respecteren zij de gemeenschappelijke waarden van de ECB en gedragen zich beroepshalve en privé zoals overeenkomstig de aard van de ECB als Europese instelling betamelijk is;

b)

kwijten zij zich plichtsgetrouw, eerlijk en niet gedreven door eigenbelang of nationale belangen van hun taken;

c)

vermijden zij situaties die aanleiding geven tot belangenconflicten of als dusdanig kunnen worden opgevat, met inbegrip van uit opvolgende beroepswerkzaamheden voortvloeiende belangenconflicten;

d)

onderschrijven zij strenge normen van beroepsethiek en handelen met loyaliteit aan de Unie en aan de ECB;

e)

respecteren zij de regels van de ECB ten aanzien van financiële privétransacties;

f)

voldoen zij aan de regels van de ECB ten aanzien van waardigheid op het werk.

Ook tijdens het ECB-verlof blijven personeelsleden aan deze verplichting gebonden.

Artikel 3

Met inachtneming van artikel 37 van de Statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank maken personeelsleden met een kortetermijnaanstelling, zelfs nadat zij hun taken hebben beëindigd, informatie die zij hebben ontvangen tijdens de uitoefening van hun taken, niet ongeoorloofd openbaar, tenzij die informatie reeds openbaar is gemaakt.

Artikel 4

Zonder voorafgaande toestemming van de ECB-directie onthouden personeelsleden met een kortetermijnaanstelling zich van openbaarmaking van informatie, om welke reden ook, in het kader van enige administratieve of gerechtelijke procedure, die hen ter kennis is gekomen uit hoofde van hun beroepswerkzaamheden. De ECB geeft toestemming voor openbaarmaking indien a) een dergelijke openbaarmaking in overeenstemming is met de belangen van de ECB, en b) weigering tot toestemming voor openbaarmaking zou leiden tot strafrechtelijke gevolgen voor het betreffende personeelslid met een kortetermijnaanstelling. Toestemming tot openbaarmaking is niet vereist indien een personeelslid met een kortetermijnaanstelling opgeroepen wordt om voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te getuigen in een zaak tussen de ECB en een huidig of voormalig personeelslid.

Artikel 4 bis

Onder de voorwaarden in de personeelsverordeningen en -regelingen, onthouden bepaalde personeelsleden met een kortetermijnaanstelling, die na het einde van hun dienstverband bij de ECB nieuwe beroepswerkzaamheden willen gaan uitoefenen, zich gedurende een bepaalde periode van beroepswerkzaamheden die zouden kunnen leiden tot een belangenconflict met de ECB (afkoelingsperiode).

Artikel 31 bis

Onder de voorwaarden in de personeelsverordeningen en -regelingen zullen personeelsleden met een kortetermijnaanstelling aan wie het, na het einde van hun dienstverband bij de ECB, verboden is om een specifieke beroepswerkzaamheid uit te oefenen vanwege hun afkoelingsperiode en geen passende alternatieve beroepswerkzaamheden kunnen vinden en dientengevolge werkloos zijn, recht hebben op de volgende uitkeringen voor de duur van het verbod op uitoefening van de werkzaamheden en zolang als zij werkloos blijven:

a)

een bijzondere maandelijkse uitkering van:

80 % van het laatstgenoten basissalaris gedurende het eerste jaar,

60 % van het laatstgenoten basissalaris gedurende het daaropvolgende jaar;

b)

dekking onder de ziektekosten- en ongevallenverzekering van de ECB.

De bovengenoemde uitkeringen gelden als aanvulling van eventuele andere uitkeringen van dezelfde aard uit andere bron, inclusief werkloosheidsuitkeringen. Personeelsleden met een kortetermijnaanstelling maken aanspraak op dergelijke andere uitkeringen en doen daarvan opgave, waarna de betreffende uitkeringen in mindering worden gebracht op de door de ECB verschuldigde uitkeringen.

De bovengenoemde uitkeringen zijn niet verschuldigd aan personeelsleden met een kortetermijnaanstelling die met pensioen zijn.

III.   DEEL 0 VAN DE ECB-PERSONEELSVERORDENINGEN EN -REGELINGEN HOUDENDE HET ETHISCHE KADER

0.1   Algemene bepalingen en principes

0.1.1

De voorrechten en immuniteiten die personeelsleden uit hoofde van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie genieten, worden uitsluitend in het belang van de ECB verleend. Niettegenstaande deze voorrechten en immuniteiten dienen personeelsleden hun privéverplichtingen te vervullen en zich te houden aan de vigerende wet- en regelgeving en politieverordeningen. Indien voorrechten en immuniteiten in het geding zijn, stelt het betrokken personeelslid de directie daar onverwijld van in kennis.

0.1.2

Personeelsleden van een andere organisatie of instelling die zijn gedetacheerd bij de ECB of met verlof zijn teneinde te werken voor de ECB op basis van een ECB-arbeidscontract, worden geïntegreerd in het personeelsbestand van de ECB, hebben dezelfde rechten en verplichtingen als de overige personeelsleden en verrichten hun beroepswerkzaamheden ten voordele van de ECB.

0.2   Onafhankelijkheid

0.2.1   Belangenconflicten

0.2.1.1

Personeelsleden vermijden belangenconflicten tijdens de uitoefening van hun beroepswerkzaamheden.

0.2.1.2

Onder „belangenconflict” wordt verstaan een situatie waarin personeelsleden persoonlijke belangen hebben die de onpartijdige en objectieve uitvoering van hun beroepswerkzaamheden zouden kunnen beïnvloeden of lijken te beïnvloeden. Onder „persoonlijke belangen” wordt verstaan enig (potentieel) voordeel van financiële of niet-financiële aard voor personeelsleden, hun gezinnen, hun andere familieleden of hun kring van vrienden en kennissen.

0.2.1.3

Personeelsleden die kennis krijgen van een belangenconflict tijdens de uitoefening van hun beroepswerkzaamheden, brengen hun lijnmanager hier onverwijld van op de hoogte. De lijnmanager kan, na hierover het advies ingewonnen te hebben van het Bureau voor Compliance en Governance, iedere passende maatregel initiëren om een dergelijk belangenconflict te vermijden. Indien het conflict niet opgelost of beperkt kan worden door andere passende maatregelen, kan de lijnmanager personeelsleden ontheffen van verantwoordelijkheid voor de betreffende kwestie. Indien het belangenconflict betrekking heeft op een aanbestedingsprocedure, brengt de lijnmanager de Centrale Dienst aanbestedingen (Central Procurement Office) of het Comité aanbestedingen (Procurement Committee) waar toepasselijk op de hoogte, die of dat vervolgens een besluit zal nemen ten aanzien van de te nemen maatregelen.

0.2.1.4

Voorafgaand aan de benoeming van een kandidaat, beoordeelt de ECB aan de hand van de regels voor selectie en benoeming van kandidaten of er sprake is van een belangenconflict als gevolg van de vroegere beroepswerkzaamheden van de kandidaat of diens nauwe band met personeelsleden, leden van de directie van de ECB of leden van andere interne organen van de ECB. Het selectiecomité of de manager die verantwoordelijk is voor het voorstel tot benoeming vraagt advies van het Bureau voor Compliance en Governance indien zij een belangenconflict hebben vastgesteld.

0.2.2   Giften en gastvrijheid

0.2.2.1

Personeelsleden vragen noch aanvaarden voor zichzelf of een andere persoon enig voordeel dat op enigerlei wijze verband houdt met hun dienstverband bij de ECB.

0.2.2.2

Een „voordeel” is een gift, gastvrijheid of een ander voordeel van financiële of niet-financiële aard, die of dat de financiële, juridische of persoonlijke situatie van de ontvanger of enige andere persoon objectief gezien verbetert en waarop de ontvanger wettelijk geen recht heeft. Gastvrijheid in lichte mate die wordt aangeboden tijdens een werkgerelateerde vergadering, wordt niet als een voordeel beschouwd. Een „voordeel” wordt geacht verband te houden met het dienstverband van een ontvanger bij de ECB indien het wordt aangeboden op basis van de functie van de ontvanger bij de ECB, in plaats van op persoonlijke basis.

0.2.2.3

Als uitzondering op artikel 0.2.2.1, en op voorwaarde dat deze niet frequent zijn en niet van dezelfde bron afkomstig zijn, kan het volgende worden geaccepteerd:

a)

gastvrijheid aangeboden door de privésector ter waarde van hoogstens 50 EUR, indien deze wordt aangeboden in het kader van een werkgerelateerde gebeurtenis. Deze uitzondering is niet van toepassing op gastvrijheid die wordt aangeboden door huidige of potentiële leveranciers of door kredietinstellingen in het kader van door de ECB uitgevoerde inspecties ter plaatse of audits, in welk geval geen gastvrijheid mag worden aangenomen;

b)

voordelen die worden aangeboden door andere centrale banken, nationale overheidsorganen en Europese en internationale organisaties die binnen de grenzen blijven van wat gebruikelijk en passend wordt geacht;

c)

voordelen die worden aangeboden onder specifieke omstandigheden waarvan weigering een belediging zou vormen of de professionele relatie ernstig in gevaar zou brengen.

0.2.2.4

Personeelsleden rapporteren onverwijld aan het Bureau voor Compliance en Governance:

a)

ieder voordeel dat is aanvaard conform artikel 0.2.2.3(c);

b)

ieder voordeel waarvan niet duidelijk kan worden vastgesteld dat de waarde hiervan onder de in artikel 0.2.2.3 vastgestelde drempels ligt;

c)

ieder aanbod van voordelen door derden waarvan aanvaarding is verboden.

Personeelsleden overhandigen alle giften die zijn geaccepteerd in overeenstemming met artikel 0.2.2.3(c) aan de ECB. Dergelijke giften worden het eigendom van de ECB.

0.2.2.5

De aanvaarding van een voordeel doet in geen geval afbreuk aan, noch beïnvloedt ze de objectiviteit en vrijheid van handelen van personeelsleden.

0.2.3   Aanbesteding

Personeelsleden verzekeren de juiste uitvoering van aanbestedingsprocedures door objectief, neutraal en fair te blijven, en transparant handelen te verzekeren. Personeelsleden voldoen in het bijzonder aan alle algemene en specifieke regels inzake het vermijden en rapporteren van belangenconflicten, de aanvaarding van geschenken en het beroepsgeheim.

Personeelsleden communiceren alleen via officiële kanalen en, waar mogelijk, schriftelijk met leveranciers die deelnemen aan een aanbestedingsprocedure.

0.2.4   Prijzen, eerbewijzen en onderscheidingen

Personeelsleden verkrijgen toestemming van het Bureau voor Compliance en Governance vooraleer zij in verband met hun werk voor de ECB prijzen, eerbewijzen of onderscheidingen accepteren.

0.2.5   Verbod op betaling door derden voor de uitoefening van beroepswerkzaamheden

Personeelsleden aanvaarden voor zichzelf geen betalingen van derden met betrekking tot de uitvoering van hun beroepswerkzaamheden. Indien betalingen worden aangeboden door derden, worden deze aan de ECB betaald.

Activiteiten die verband houden met ECB-taken of de verantwoordelijkheden van het personeelslid worden geacht deel uit te maken van de algehele beroepswerkzaamheden van het personeelslid. Bij twijfel beoordeelt en beslist de verantwoordelijke lijnmanager of een activiteit als professionele verplichting beschouwd moet worden.

0.2.6   Externe activiteiten

0.2.6.1

Personeelsleden dienen schriftelijke toestemming te verkrijgen alvorens deel te nemen aan een externe activiteit die van beroepsgerelateerde aard is of anderszins uitstijgt boven wat redelijkerwijs als een vrijetijdsactiviteit wordt beschouwd.

De directeur-generaal Human Resources, Budget en Organisatie of diens plaatsvervanger geeft, na overleg met het Bureau voor Compliance en Governance en de betreffende lijnmanager(s), deze toestemming indien de externe activiteit op geen enkele wijze in de weg staat van de uitoefening van de professionele verplichtingen van het personeelslid jegens de ECB en geen waarschijnlijke bron van belangenconflicten is.

Dergelijke toestemming wordt gegeven voor een periode van steeds maximaal vijf jaar.

0.2.6.2

Bij wijze van uitzondering op artikel 0.2.6.1 is geen toestemming vereist voor externe activiteiten die:

(i)

onbezoldigd zijn;

(ii)

zich in het domein van cultuur, wetenschap, onderwijs, sport, liefdadigheid, religie, sociaal of ander liefdadigheidswerk bevinden, en

(iii)

geen verband houden met de ECB of met de beroepswerkzaamheden van het personeelslid jegens de ECB.

0.2.6.3

Onverminderd de bovenvermelde artikelen 0.2.6.1 en 0.2.6.2 mogen personeelsleden zich bezighouden met politieke activiteiten en vakbondsactiviteiten, maar maken zij daarbij geen gebruik van hun functie bij de ECB en vermelden zij expliciet dat hun persoonlijke standpunten niet noodzakelijkerwijs die van de ECB weergeven.

0.2.6.4

Personeelsleden die voor een openbaar ambt worden verkozen of aangesteld, stellen de directeur-generaal Human Resources, Budget en Organisatie of diens plaatsvervanger daarvan in kennis, die na overleg met het Bureau voor Compliance en Governance, indachtig het dienstbelang, het belang van de functie, de taken die de functie met zich meebrengt en de beloning en terugbetaling van bij de uitvoering van de taken van het ambt gemaakte onkosten, besluit of het betreffende personeelslid:

a)

onbetaald verlof om persoonlijke redenen dient aan te vragen;

b)

jaarlijks verlof dient aan te vragen;

c)

zijn beroepswerkzaamheden parttime mag uitvoeren;

d)

zijn beroepswerkzaamheden als voorheen mag uitvoeren.

Indien een personeelslid om persoonlijke redenen onbetaald verlof dient aan te vragen of zijn beroepswerkzaamheden parttime mag uitvoeren, strookt de termijn van dit onbetaalde verlof of de parttimewerkregeling met de ambtstermijn van het personeelslid.

0.2.6.5

Personeelsleden oefenen externe activiteiten buiten de werktijd uit. Bij wijze van uitzondering kan de directeur-generaal Human Resources, Budget en Organisatie of diens plaatsvervanger afwijkingen van deze regel goedkeuren.

0.2.6.6

De directeur-generaal Human Resources, Budget en Organisatie of diens plaatsvervanger kan op ieder moment en na overleg met het Bureau voor Compliance en Governance en het horen van het personeelslid, waar mogelijk, van het personeelslid eisen dat deze externe activiteiten staakt die op enigerlei wijze in de weg staan van de uitoefening van de beroepswerkzaamheden van het personeelslid jegens de ECB en een waarschijnlijke bron van belangenconflicten zijn, zelfs indien de activiteit eerder was goedgekeurd. Indien dit aldus wordt vereist, wordt aan het personeelslid een redelijke periode gegund voor het stopzetten van de externe activiteiten, tenzij een onmiddellijk staken van dergelijke activiteiten noodzakelijk is voor het dienstbelang.

0.2.7   Betaalde beroepswerkzaamheden van een echtgeno(o)t(e) of erkende partner

Personeelsleden informeren het Bureau voor Compliance en Governance omtrent enige betaalde beroepswerkzaamheid van hun echtgeno(o)t(e) of erkende partner die mogelijkerwijze leidt tot een belangenconflict. Indien de aard van de beroepswerkzaamheid tot een belangenconflict met de beroepswerkzaamheden van het personeelslid leidt, informeert en adviseert het Bureau voor Compliance en Governance eerst de verantwoordelijke lijnmanager met betrekking tot de te nemen passende maatregelen om het belangenconflict te matigen, waaronder, indien noodzakelijk, het ontheffen van het personeelslid van verantwoordelijkheid voor de betreffende aangelegenheid.

0.2.8   Restricties na afloop van het dienstverband

Onderhandelingen over toekomstige beroepswerkzaamheden

0.2.8.1

Bij het onderhandelen over toekomstige beroepswerkzaamheden zijn personeelsleden integer en discreet. Zij informeren het Bureau voor Compliance en Governance indien de aard van de beroepswerkzaamheid zou kunnen leiden tot een belangenconflict met de beroepswerkzaamheden van het personeelslid. Indien er een belangenconflict bestaat, informeert en adviseert het Bureau voor Compliance en Governance eerst de verantwoordelijke lijnmanager met betrekking tot de te nemen passende maatregelen om het belangenconflict te matigen, waaronder, indien noodzakelijk, het ontheffen van het personeelslid van verantwoordelijkheid voor de betreffende aangelegenheid.

Kennisgevingsverplichtingen

0.2.8.2

Personeelsleden en voormalige personeelsleden stellen het Bureau voor Compliance en Governance voorafgaande aan aanvaarding van enige beroepswerkzaamheid in kennis gedurende de hiernavolgende kennisgevingsperioden:

a)

voor personeelsleden in salarisschaal I of hoger en die betrokken zijn bij toezichtactiviteiten: twee jaar vanaf de datum waarop hun betrokkenheid bij toezichtactiviteiten eindigde;

b)

voor personeelsleden in salarisschalen F/G t.e.m. H en die betrokken zijn bij toezichtactiviteiten: zes maanden vanaf de datum waarop hun betrokkenheid bij toezichtactiviteiten eindigde;

c)

andere personeelsleden in salarisschaal I of hoger: een jaar vanaf de datum waarop zij effectief werden ontheven van hun beroepswerkzaamheden.

Afkoelingsperioden

0.2.8.3

De volgende personeelsleden zijn onderworpen aan afkoelingsperioden:

a)

personeelsleden die gedurende hun dienstverband bij de ECB gedurende ten minste zes maanden betrokken waren bij toezichtactiviteiten, kunnen alleen werk aanvangen bij:

1)

een kredietinstelling bij wiens toezicht zij direct betrokken waren, na:

(i)

één jaar indien zij in salarisschaal I of hoger zitten (wat in uitzonderlijke omstandigheden verhoogd kan worden naar twee jaar in overeenstemming met artikel 0.2.8.7);

(ii)

zes maanden indien zij in salarisschalen F/G t.e.m. H zitten

vanaf de datum waarop hun directe betrokkenheid bij het toezicht op de kredietinstelling eindigde;

2)

een directe concurrent van een dergelijke kredietinstelling na:

(i)

zes maanden indien zij in salarisschaal I of hoger zitten;

(ii)

drie maanden indien zij in salarisschalen F/G t.e.m. H zitten

vanaf de datum waarop hun directe betrokkenheid bij het toezicht op de kredietinstelling eindigde;

b)

personeelsleden in salarisschaal I of hoger die ten minste zes maanden werkzaam waren in het directoraat-generaal Economie, het directoraat-generaal Onderzoek, het directoraat-generaal Macroprudentieel Beleid en Financiële Stabiliteit, het directoraat-generaal Markttransacties, het directoraat Risicobeheer, het directoraat-generaal Internationale & Europese Betrekkingen, de vertegenwoordiging van de ECB in Washington, het directoraat-generaal Secretariaat (met uitzondering van de afdeling Informatiebeheer) (DIV/IMS)), de directieadviseurs, het directoraat-generaal Juridische Zaken, de directoraten-generaal Microprudentieel Toezicht I tot en met IV of het secretariaat van de Raad van Toezicht mogen pas aanvangen met werken voor een in de Unie gevestigde financiële instelling na het verstrijken van drie maanden vanaf de datum waarop hun werk in deze bedrijfsonderdelen eindigde;

c)

personeelsleden in salarisschaal K of hoger die ten minste zes maanden werkzaam waren in enig ander bedrijfsonderdeel van de ECB, mogen pas aanvangen met werken voor een in de Unie gevestigde financiële instelling na het verstrijken van drie maanden vanaf de datum waarop hun werk in deze bedrijfsonderdelen eindigde;

d)

personeelsleden in salarisschaal I of hoger die tijdens hun dienstverband bij de ECB ten minste zes maanden betrokken waren bij toezicht op betalingssystemen, mogen pas aanvangen met werken voor een entiteit bij wiens toezicht zij direct betrokken waren, na het verstrijken van zes maanden vanaf de datum waarop hun directe betrokkenheid bij het toezicht op de entiteit eindigde;

e)

personeelsleden in salarisschaal I of hoger die tijdens hun dienstverband bij de ECB direct betrokken waren bij de selectie van een leverancier of het beheren van een contract met een toeleverancier, mogen pas aanvangen met werken voor een dergelijke leverancier na:

1)

zes maanden, indien de totale waarde van het contract/de contracten met deze leverancier meer bedraagt dan 200 000 EUR maar minder dan 1 miljoen EUR;

2)

één jaar indien de totale waarde van het contract/de contracten met deze leverancier 1 miljoen EUR of meer bedraagt

vanaf de dag waarop hun betrokkenheid eindigde;

f)

personeelsleden in salarisschaal I of hoger mogen zich na hun dienstverband bij de ECB alleen bezighouden met lobbyen en belangenbehartiging jegens de ECB met betrekking tot zaken waarvoor zij gedurende hun dienstverband voor de ECB verantwoordelijk waren na het verstrijken van zes maanden vanaf de datum waarop hun verantwoordelijkheid voor deze zaken eindigde;

g)

personeelsleden in salarisschaal I of hoger die tijdens hun dienstverband bij de ECB direct betrokken waren bij een rechtsgeschil of een ernstige conflictueuze relatie met een andere entiteit, mogen pas aanvangen met werken voor een dergelijke entiteit of voor enige andere partij die optreedt namens die entiteit, na het verstrijken van zes maanden vanaf de datum waarop hun directe betrokkenheid eindigde.

0.2.8.4

Indien de voorgenomen beroepswerkzaamheid valt onder twee verschillende afkoelingsperioden, is de langere periode van toepassing.

0.2.8.5

Voor personeelsleden van wie het dienstverband bij de ECB niet langer is dan vier jaar, is de duur van de kennisgevingsverplichtingen en de afkoelingsperioden zoals uiteengezet in de artikelen 0.2.8.2 en 0.2.8.3 niet langer dan de helft van de duur van hun dienstverband bij de ECB.

0.2.8.6

Op verzoek van een personeelslid kan de directie bij uitzondering de in artikel 0.2.8.3 vastgelegde afkoelingsperioden afschaffen of verminderen, indien er bijzondere omstandigheden zijn die belangenconflicten als resultaat van de opvolgende beroepswerkzaamheid uitsluiten. Het personeelslid dient een met redenen omkleed verzoek, inclusief ondersteunend bewijsmateriaal, in bij het Bureau voor Compliance en Governance voor een besluit door de directie binnen een redelijke termijn.

0.2.8.7

Indien de in artikel 0.2.8.3(a)(1)(i) uiteengezette afkoelingsperiode van toepassing is, kan de directie onder uitzonderlijke omstandigheden en op voorstel van het Bureau voor Compliance en Governance besluiten om die afkoelingsperiode te verlengen tot maximaal twee jaar indien belangenconflicten aanhouden.

0.3   Beroepsnormen

0.3.1   Beroepsgeheim

Personeelsleden houden zich aan de regels van de ECB met betrekking tot het beheer en de geheimhouding van documenten, en in het bijzonder vragen zij toestemming voor openbaarmaking van informatie binnen en buiten de ECB, waar nodig.

0.3.2   Betrekkingen met derden

0.3.2.1

Personeelsleden handelen indachtig de onafhankelijkheid en de reputatie van de ECB en de noodzaak het beroepsgeheim te handhaven. Bij de uitoefening van hun beroepswerkzaamheden vragen noch aanvaarden personeelsleden instructies van enige regering, autoriteit, organisatie of persoon buiten de ECB. Personeelsleden informeren hun lijnmanager indien een derde tracht de ECB te beïnvloeden bij de uitvoering van haar taken.

Wanneer personeelsleden een mening geven waaomtrent de ECB geen standpunt heeft bepaald, vermelden zij expliciet dat hun persoonlijke standpunten niet noodzakelijkerwijs die van de ECB weergeven.

0.3.2.2

Personeelsleden houden een hoge mate van toegankelijkheid aan in hun contacten met andere Europese instellingen, organen, agentschappen en internationale organisaties, en zijn alert en houden zich beschikbaar voor tijdige reacties.

Personeelsleden werken nauw samen met hun collega’s van de nationale centrale banken van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) en de nationale bevoegde autoriteiten die deelnemen aan het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme (GTM), waarbij zij rekening houden met hun verplichtingen jegens de ECB en de onpartijdige rol van de ECB binnen het ESCB.

0.3.2.3

Personeelsleden betrachten voorzichtigheid in hun betrekkingen met belangengroepen en de media. Personeelsleden verwijzen alle informatieverzoeken door het publiek in het algemeen of de media naar het directoraat-generaal Communicatie en Talendiensten (DG/C) in overeenstemming met de bepalingen die zijn vastgelegd in het Business Practice Handbook. Personeelsleden verwijzen alle informatieverzoeken door het publiek in het algemeen of de media om toegang tot ECB-documenten naar het directoraat-generaal Secretariaat in overeenstemming met de bepalingen die zijn vastgelegd in het Business Practice Handbook.

0.3.2.4

Personeelsleden die spreker wensen te zijn op externe conferenties of seminars of overwegen bij te dragen aan externe publicaties, verzoeken om voorafgaande toestemming in overeenstemming met het Business Practice Handbook en leven de relevante bepalingen na.

0.3.2.5

De artikelen 0.3.2.3 en 0.3.2.4 zijn niet van toepassing op personeelsvertegenwoordigers met betrekking tot zaken die binnen hun mandaat vallen. Personeelsvertegenwoordigers brengen DG/C tijdig op de hoogte van mediacontacten, speeches of externe publicaties. Hun verplichtingen op het gebied van loyaliteit en het beroepsgeheim blijven in alle gevallen volledig van kracht.

0.3.3   Interne betrekkingen

0.3.3.1

Personeelsleden volgen de instructies van hun meerderen en rapporteren zoals voorgeschreven. Indien personeelsleden van mening zijn dat een aan hen gegeven opdracht onregelmatig is, brengen zij hun lijnmanager op de hoogte van hun bezorgdheid of, indien zij van mening zijn dat hun lijnmanager hun zorgen niet voldoende heeft weggenomen, hun directeur-generaal, directeur of hun plaatsvervangers. Indien de opdracht schriftelijk wordt bevestigd door de directeur-generaal, directeur of hun plaatsvervangers, voeren personeelsleden deze opdracht uit, tenzij deze evident onwettig is.

0.3.3.2

Personeelsleden vragen andere personeelsleden niet voor hen of voor anderen privétaken uit te voeren.

0.3.3.3

Personeelsleden gedragen zich loyaal ten opzichte van hun collega’s. Met name houden personeelsleden ten opzichte van andere personeelsleden geen informatie achter die de uitvoering van het werk zou kunnen beïnvloeden, in het bijzonder met het oog op persoonlijk voordeel, noch verschaffen zij valse, verkeerde of overdreven informatie. Voorts belemmeren noch weigeren zij samenwerking met collega’s.

0.3.4   Respecteren van het beginsel van scheiding tussen toezichtfunctie en monetairbeleidsfunctie

Personeelsleden respecteren het beginsel van scheiding tussen toezichtfunctie en monetairbeleidsfunctie zoals neergelegd in de regelgeving waarin dit beginsel wordt geïmplementeerd.

0.4   Financiële privétransacties

0.4.1   Algemene principes

0.4.1.1

Personeelsleden betrachten uiterste behoedzaamheid en zorgvuldigheid bij het doen van financiële privétransacties voor eigen rekening of voor rekening van een derde, teneinde de reputatie en geloofwaardigheid van de ECB te waarborgen evenals het vertrouwen van het publiek in de integriteit en onpartijdigheid van de personeelsleden van de ECB. Hun financiële privétransacties zijn niet-speculatief, terughoudend en staan in redelijke verhouding tot hun inkomen en vermogen teneinde hun financiële onafhankelijkheid niet in gevaar te brengen.

0.4.1.2

Het Bureau voor Compliance en Governance kan bindende richtsnoeren uitvaardigen voor de interpretatie en toepassing van dit artikel. Op voorwaarde dat de directie hiervoor toestemming geeft, kan het Bureau voor Compliance en Governance in het bijzonder nadere financiële privétransacties aanduiden die verboden zijn of onderworpen worden aan voorafgaande toestemming op basis van de artikelen 0.4.2.2 en 0.4.2.3 indien deze transacties in strijd zijn met de activiteiten van de ECB, of als dusdanig kunnen worden opgevat. Het Bureau voor Compliance en Governance publiceert dergelijke richtsnoeren via de daartoe geëigende kanalen.

0.4.1.3

Personeelsleden mogen ter bevordering van hun eigen of andermans privébelangen geen informatie gebruiken of trachten te gebruiken, die gerelateerd is aan de activiteiten van de ECB, nationale centrale banken, nationale bevoegde autoriteiten of het Europees Comité voor systeemrisico’s, en welke informatie niet openbaar is gemaakt noch voor het publiek toegankelijk is (hierna „voorwetenschap”).

Personeelsleden mogen met name geen voordeel putten uit voorwetenschap bij enige financiële privétransactie of bij het aanbevelen of afraden van dergelijke transacties.

0.4.1.4

Bij twijfel over de uitleg van dit artikel vragen personeelsleden advies aan het Bureau voor Compliance en Governance alvorens een financiële privétransactie aan te gaan.

0.4.2   Categorieën financiële privétransacties

Onverminderd de algemene verplichtingen uit de artikelen 0.4.1 en 0.4.3 voldoen personeelsleden aan de regels die van toepassing zijn op de volgende categorieën:

a)

vrijgestelde financiële privétransacties,

b)

verboden financiële privétransacties,

c)

financiële privétransacties die zijn onderworpen aan voorafgaande toestemming,

d)

financiële privétransacties die zijn onderworpen aan rapportage achteraf.

0.4.2.1   Vrijgestelde financiële privétransacties

Onverminderd de algemene verplichtingen uit de artikelen 0.4.1 en 0.4.3, mogen personeelsleden de volgende financiële privétransacties uitvoeren zonder enige restrictie of kennisgevingsverplichting:

a)

aan- of verkoop van rechten van deelneming in een collectieve beleggingsregeling ten aanzien waarvan het personeelslid geen invloed heeft op het beleggingsbeleid, behalve regelingen waarvan het hoofddoel is om te beleggen in activa die vallen onder de artikelen 0.4.2.2(b) en 0.4.2.3(b) en (c), evenals overmakingen en deviezentransacties die direct samenhangen met een dergelijke aan- of verkoop;

b)

aankoop of aflossing van verzekeringspolissen of lijfrenten;

c)

aan- of verkoop van vreemde valuta voor de incidentele aankoop van niet-financiële beleggingen of activa, voor privéreisdoeleinden, of ter dekking van huidige of toekomstige persoonlijke uitgaven in een andere valuta dan die waarin het salaris van het personeelslid wordt uitbetaald;

d)

uitgaven, inclusief aan-of verkoop van niet-financiële beleggingen of activa, waaronder onroerend goed;

e)

het regelen van hypotheken;

f)

overmaking van fondsen van een lopende rekening of spaarrekening in enige valuta van personeelsleden naar een andere lopende rekening of spaarrekening op naam van henzelf of een derde;

g)

andere financiële privétransacties die noch verboden, noch onderworpen zijn aan voorafgaande toestemming en waarvan de waarde niet hoger is dan 10 000 EUR binnen een gegeven kalendermaand. Personeelsleden mogen financiële privétransacties niet opsplitsen teneinde deze drempel te omzeilen.

0.4.2.2   Verboden financiële privétransacties

Personeelsleden doen geen van de ieder van de hiernavolgende financiële privétransacties:

a)

transacties met betrekking tot ofwel een particuliere rechtspersoon ofwel individuen waarmee het personeelslid een voortdurende professionele relatie heeft namens de ECB;

b)

transacties inzake (i) individueel verhandelbare obligaties en aandelen die worden uitgegeven door financiële instellingen (behalve centrale banken) die zijn gevestigd of een dochteronderneming hebben in de Unie; (ii) met dergelijke obligaties en aandelen verband houdende derivaten; (iii) gecombineerde instrumenten indien een van de componenten valt onder (i) of (ii), en (iv) rechten van deelneming in collectieve beleggingsregelingen waarvan het hoofddoel is om te beleggen in dergelijke obligaties, aandelen of instrumenten.

0.4.2.3   Financiële privétransacties die zijn onderworpen aan voorafgaande toestemming

Personeelsleden vragen de toestemming van het Bureau voor Compliance en Governance voordat zij de volgende financiële privétransacties aangaan:

a)

kortetermijnhandel, d.w.z. de aan- of verkoop van activa met hetzelfde internationaal effectenidentificatienummer (ISIN), die in de voorgaande maand zijn verkocht of aangekocht. Toestemming is niet vereist indien de daaropvolgende verkoop geschiedt ter uitvoering van een stop-lossopdracht die door het personeelslid is gegeven aan zijn makelaar;

b)

transacties hoger dan 10 000 EUR binnen een gegeven kalendermaand in (i) overheidsobligaties uitgegeven door eurogebiedlidstaten; (ii) met dergelijke overheidsobligaties verband houdende derivaten; (iii) gecombineerde instrumenten indien een van de componenten valt onder (i) of (ii), en (iv) rechten van deelneming in collectieve beleggingsregelingen waarvan het hoofddoel is om te beleggen in dergelijke effecten of instrumenten;

c)

transacties hoger dan 10 000 EUR binnen een gegeven kalendermaand in (i) goud en goudgerelateerde derivaten (inclusief goud-geïndexeerde effecten); (ii) aandelen, obligaties of daarmee verband houdende derivaten die zijn uitgegeven door bedrijven waarvan de hoofdactiviteit mijnbouw of goudproductie is; (iii) gecombineerde instrumenten indien een van de componenten valt onder (i) of (ii), en (iv) rechten van deelneming in collectieve beleggingsregelingen waarvan het hoofddoel is om te beleggen in dergelijke effecten of instrumenten;

d)

deviezentransacties met uitzondering van de in artikel 0.4.2.1(c) opgesomde en die meer dan 10 000 EUR bedragen binnen een gegeven kalendermaand.

0.4.2.4   Financiële privétransacties die achteraf moeten worden gerapporteerd

Iedere financiële privétransactie van meer dan 10 000 EUR binnen een gegeven kalendermaand, die niet onder een van de voorgaande drie categorieën valt, wordt door personeelsleden binnen 30 kalenderdagen na uitvoering daarvan gerapporteerd aan het Bureau voor Compliance en Governance. Het Bureau voor Compliance en Governance stelt vast welke informatie gerapporteerd moet worden, evenals het rapportageformat en de procedure.

De rapportageverplichting heeft in het bijzonder betrekking op:

a)

leningen, niet-zijnde hypotheken (inclusief het omschakelen van een vaste naar een variabele regeling of andersom, of de verlenging van een bestaande lening). Personeelsleden geven aan of de lening wordt gebruikt voor de verwerving van financiële instrumenten;

b)

rentegerelateerde derivaten en derivaten op basis van indexcijfers;

c)

aan- of verkopen van aandelen van instellingen anders dan die vermeld in artikel 0.4.2.2(b) en obligaties die worden uitgegeven door dergelijke instellingen.

0.4.2.5   Bestaande activa voortvloeiend uit verboden transacties

Personeelsleden mogen activa die voortvloeien uit transacties in de zin van artikel 0.4.2.2, behouden:

a)

die in hun bezit zijn op het moment waarop zij onderworpen worden aan de in artikel 0.4 vastgestelde restricties;

b)

die zij op een later tijdstip verwerven zonder enige handeling van hun kant, in het bijzonder als gevolg van een erfenis, gift, verandering in de samenstelling van hun gezin, of als gevolg van een verandering in de kapitaalstructuur of een wijziging in de zeggenschap van de entiteit waarin het personeelslid activa of rechten bezit;

c)

die zij hadden verworven toen de transactie nog niet verboden was.

Personeelsleden mogen beschikken over de aan deze activa verbonden rechten of deze uitoefenen mits voorafgaand toestemming is verleend door het Bureau voor Compliance en Governance.

Personeelsleden vragen advies aan het Bureau voor Compliance en Governance indien het aanhouden van deze activa een belangenconflict in het leven zou kunnen roepen. In dat geval kan het Bureau voor Compliance en Governance eisen dat het personeelslid dergelijke activa verkoopt binnen een redelijke termijn, indien een dergelijke verkoop noodzakelijk is ter vermijding van een belangenconflict.

0.4.2.6   Verzoek om toestemming

Een verzoek om toestemming in de zin van artikel 0.4.2.3 of 0.4.2.5 wordt ten minste vijf dagen voor de beoogde orderdatum voorgelegd aan het Bureau voor Compliance en Governance in het door het Bureau voor Compliance en Governance gespecificeerde format. Het Bureau voor Compliance en Governance beslist binnen vijf werkdagen over het verzoek, waarbij in het bijzonder en indien relevant wordt overwogen: (a) de beroepswerkzaamheden van het personeelslid en diens toegang tot relevante voorwetenschap; (b) de speculatieve/niet-speculatieve aard van de transactie; (c) de betrokken bedragen, indien aangegeven; (d) het reputatierisico voor de ECB, en (e) de timing, met name de nabijheid ten opzichte van een vergadering van de besluitvormende organen van de ECB. Het Bureau voor Compliance en Governance kan bepaalde voorwaarden verbinden aan toestemming. Indien het Bureau voor Compliance en Governance niet binnen vijf werkdagen reageert op een verzoek om toestemming, wordt toestemming geacht te zijn verleend voor de transactie.

0.4.2.7   Vermogensbeheer op discretionaire basis door een derde

Financiële transacties worden vrijgesteld van de in artikel 0.4.2.2 tot en met 0.4.2.6 neergelegde restricties voor zover zij worden uitgevoerd door een derde aan wiens beoordelingsbevoegdheid het personeelslid het beheer van zijn financiële privétransacties heeft toevertrouwd op basis van een schriftelijke vermogensbeheersovereenkomst. Deze vrijstelling is onderworpen aan toestemming van het Bureau voor Compliance en Governance. De toestemming wordt verleend indien bewijs wordt verstrekt dat de algemene voorwaarden garanderen dat het personeelslid geen invloed, direct of indirect, kan uitoefenen op enig door de derde te nemen beheersbesluit. Het personeelslid brengt het Bureau voor Compliance en Governance op de hoogte van iedere wijziging van de algemene voorwaarden van de vermogensbeheersovereenkomst.

0.4.3   Toezicht op naleving

0.4.3.1

Personeelsleden verschaffen een actuele lijst aan het Bureau voor Compliance en Governance van:

a)

hun bankrekeningen, waaronder gezamenlijke rekeningen, bewaarnemingsrekeningen, kredietkaartrekeningen en rekeningen bij effectenmakelaars, en

b)

hun door derden betreffende hun bankrekeningen verleende volmachten, waaronder bewaarnemingsrekeningen. Personeelsleden mogen slechts over volmachten voor bankrekeningen van derden beschikken en deze gebruiken indien het aan hen is toegestaan om de relevante bestanden beschikbaar te stellen aan de ECB in de zin van artikel 0.4.3.2.

Personeelsleden zorgen ervoor dat deze lijst wordt geactualiseerd.

0.4.3.2

Met het oog op hun rapportageverplichtingen krachtens artikel 0.4.3, houden personeelsleden bestanden bij voor het afgelopen en huidige kalenderjaar van alle volgende zaken:

a)

rekeningafschriften voor alle in artikel 0.4.3.1 vermelde rekeningen;

b)

alle aan-en verkopen van financiële activa of rechten gedaan door personeelsleden of derden voor rekening en risico van personeelsleden of gedaan door personeelsleden voor rekening en risico van derden;

c)

het afsluiten of wijzigen van hypotheken of andere leningen voor hun eigen rekening en risico, of door hen uitgevoerd voor rekening en risico van anderen;

d)

hun handelingen met betrekking tot pensioenplannen, waaronder het Pensioenplan van de ECB;

e)

hun door derden betreffende hun bankrekeningen verleende volmachten, waaronder bewaarnemingsrekeningen;

f)

de algemene voorwaarden van enige schriftelijke vermogensbeheersovereenkomst zoals gedefinieerd in artikel 0.4.2.7 en van wijzigingen van een dergelijke overeenkomst.

0.4.3.3

Onder voorbehoud van goedkeuring door de directie kan het ECB-Bureau voor Compliance en Governance aan een externe dienstverlener verzoeken om de volgende zaken uit te voeren:

a)

regelmatige controles op naleving met betrekking tot een bepaald percentage personeelsleden zoals vastgesteld door het Bureau voor Compliance en Governance, en

b)

ad-hocnalevingscontroles die gericht zijn op ofwel een specifieke groep personeelsleden ofwel specifieke soorten transacties.

Voor de toepassing van dergelijke controles op naleving kan het Bureau voor Compliance en Governance aan de personeelsleden verzoeken om, ten aanzien van een gespecificeerde periode, de in artikel 0.4.3.2 vermelde bestanden aan te leveren in een verzegelde envelop voor doorsturing naar de externe dienstverlener. Personeelsleden overleggen deze bestanden binnen de termijn die wordt vastgesteld door het Bureau voor Compliance en Governance.

0.4.3.4

Onverminderd artikel 0.4.3.5 neemt de externe dienstverlener strikte geheimhouding in acht ten aanzien van alle ontvangen gegevens en documentatie en gebruikt deze alleen voor de uitvoering van nalevingscontroles.

0.4.3.5

Indien de externe dienstverlener aanwijzingen ontdekt die aanleiding geven tot een vermoeden van een schending van professionele verplichtingen door een personeelslid of een schending van contractuele verplichtingen door een externe persoon die werkt voor de ECB, en met inachtneming van de restricties uit artikel 0.4 uit hoofde van hun contract, rapporteren zij een dergelijke mogelijke schending samen met de ondersteunende documentatie aan het Bureau voor Compliance en Governance. Het Bureau voor Compliance en Governance beoordeelt de mogelijke schending en, indien het vermoeden wordt bevestigd, rapporteert deze aan het bevoegde orgaan of bedrijfsonderdeel of -delen voor, indien noodzakelijk, verder onderzoek of disciplinaire opvolging. Het rapport van de externe dienstverlener, inclusief de ondersteunende documentatie die in overeenstemming met de bovengenoemde regels is ingediend, kan onderdeel uitmaken van opvolgende interne en/of externe procedures.

0.4.3.6

De verplichtingen van personeelsleden op basis van artikel 0.4.3 blijven van kracht tot het einde van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin hun dienstverband eindigde. Het in artikel 0.4.1.3 neergelegde verbod op het gebruik van voorwetenschap blijft van kracht zolang de informatie niet openbaar is gemaakt.

0.5   Waardigheid op het werk

0.5.1   Personeelsleden respecteren de waardigheid van hun collega’s en onthouden zich van elk ongepast gedrag waardoor anderen omlaag worden gehaald. Zij tonen gevoeligheid en respect ten opzichte van anderen.

0.5.2   Definities

Voor de toepassing van het ethische kader gelden de volgende definities:

1.

„waardigheid op het werk”: de afwezigheid van ongepast gedrag. Ongepast gedrag houdt in: iedere vorm van directe of indirecte discriminatie, fysiek geweld, psychologisch geweld (ook wel pesten of psychische intimidatie genoemd) en seksuele intimidatie;

2.

„directe discriminatie”: wordt geacht plaats te vinden indien een persoon vanwege zijn nationaliteit, geslacht, ras, etnische afkomst, religie of geloof, invaliditeit, leeftijd of seksuele geaardheid, minder gunstig is of wordt behandeld of zou worden behandeld dan een andere persoon in een vergelijkbare situatie;

3.

„indirecte discriminatie”: wordt geacht plaats te vinden indien een ogenschijnlijk neutrale bepaling, criterium of praktijk een persoon in een specifiek nadelige positie plaatst in vergelijking met een andere persoon op grond van nationaliteit, geslacht, ras, etnische afkomst, religie of geloof, invaliditeit, leeftijd of seksuele geaardheid, tenzij de bepaling, het criterium of de praktijk objectief gerechtvaardigd is;

4.

„fysiek geweld”: het opzettelijk gebruik van fysiek geweld of het bedreigen daarmee van een andere persoon, resulterend in fysieke, seksuele of psychologische schade;

5.

„psychologisch geweld”: iedere vorm van onbehoorlijk gedrag dat plaatsvindt gedurende een bepaalde periode, herhaaldelijk of systematisch is, in de vorm van fysiek gedrag, gesproken of geschreven taalgebruik, gebaren of andere opzettelijke handelingen omvat die de persoonlijkheid, waardigheid of fysieke of psychologische integriteit van enig persoon kunnen aantasten;

6.

„seksuele intimidatie”: ongewenst gedrag van seksuele aard jegens een persoon, met als doel of resultaat die persoon in zijn waardigheid aan te tasten of een intimiderende, vijandige, agressieve of verstorende sfeer te creëren.

De ongepastheid van het gedrag wordt objectief beoordeeld vanuit het redelijke perspectief van een derde.

0.5.3   Procedures

0.5.3.1

Personeelsleden die van mening zijn dat zij het doelwit zijn van ongepast gedrag, kunnen gebruikmaken van zowel een informele als een formele procedure. Personeelsleden die een dergelijke procedure opstarten, ondervinden daar geen negatieve consequenties van, tenzij in de context van de procedure wordt vastgesteld dat zij opzettelijk valse of kwaadaardige klachten hebben gedaan.

0.5.3.2

Informele procedure

Onder de informele procedure kan het personeelslid:

a)

de beweerde overtreder rechtstreeks benaderen;

b)

een vertrouwenspersoon van eigen keuze, inclusief een personeelsvertegenwoordiger, erbij betrekken;

c)

zijn lijnmanager erbij betrekken voor directe actie door het management, of

d)

de Social Counsellor erbij betrekken.

0.5.3.3

Formele procedure

Indien het personeelslid van mening is dat de informele procedure niet geschikt is of indien de informele procedure niet succesvol was, kan het betreffende personeelslid de directeur-generaal Human Resources, Budget en Organisatie of diens plaatsvervanger verzoeken om passende (interim)maatregelen te nemen. De directeur-generaal of diens plaatsvervanger behandelt dergelijke verzoeken snel, serieus en vertrouwelijk. Indien noodzakelijk kan de directeur-generaal of diens plaatsvervanger de kwestie rapporteren aan het bevoegde orgaan om te beslissen of een intern administratief onderzoek opgestart moet worden.

0.5.3.4

Managers aan wie ongepast gedrag ter kennis komt, dat niet naar behoren afgehandeld kan worden door directe actie van het management, rapporteren dit gedrag onverwijld aan de directeur-generaal Human Resources, Budget en Organisatie of diens plaatsvervanger, die zullen beslissen ten aanzien van vervolgacties in overeenstemming met artikel 0.5.3.

0.5.3.5

Andere personeelsleden aan wie ongepast gedrag ter kennis komt, kunnen dit gedrag rapporteren aan hun lijnmanager of, indien noodzakelijk, rechtstreeks aan de directeur-generaal Human Resources, Budget en Organisatie of diens plaatsvervanger. De regels ten aanzien van bescherming van personeelsleden die schendingen van professionele verplichtingen rapporteren, zijn van overeenkomstige toepassing.

0.6   Gebruik van ECB-middelen

Personeelsleden respecteren en beschermen ECB-eigendommen. Alle apparatuur en voorzieningen, ongeacht hun aard, stelt de ECB uitsluitend ter beschikking voor officieel gebruik, tenzij privégebruik is toegestaan, ofwel overeenkomstig desbetreffende interne regels in het Business Practice Handbook, ofwel met speciale toestemming van de directeur-generaal Human Resources, Budget en Organisatie of diens plaatsvervanger. Voor het efficiëntste gebruik van de beschikbare middelen nemen personeelsleden alle redelijke en gepaste kostenbeperkende maatregelen.

0.7   Implementatie

0.7.1

Onverminderd artikel 0.4.2 kan het Bureau voor Compliance en Governance, samen met de directeur-generaal Human Resources, Budget en Organisatie of diens plaatsvervanger, richtsnoeren uitvaardigen met betrekking tot de interpretatie en toepassing van het ethische kader.

0.7.2

Personeelsleden kunnen het Bureau voor Compliance en Governance of de directeur-generaal Human Resources, Budget en Organisatie of diens plaatsvervanger verzoeken om in gevallen waarin zij beslissingsbevoegd zijn, een leidraad te verschaffen met betrekking tot naleving door hen van het ethische kader. Personeelsgedrag dat volledig in overeenstemming is met het advies dat is gegeven door het Bureau voor Compliance en Governance of de directeur-generaal Human Resources, Budget en Organisatie, wordt geacht te voldoen aan het ethische kader en geeft geen aanleiding tot enige disciplinaire procedure. Een dergelijk advies ontheft personeelsleden echter niet van aansprakelijkheid op basis van nationaal recht.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

20.6.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 204/17


Wisselkoersen van de euro (1)

19 juni 2015

(2015/C 204/05)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,1299

JPY

Japanse yen

139,19

DKK

Deense kroon

7,4611

GBP

Pond sterling

0,71340

SEK

Zweedse kroon

9,2177

CHF

Zwitserse frank

1,0449

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

8,8255

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

27,211

HUF

Hongaarse forint

312,85

PLN

Poolse zloty

4,1729

RON

Roemeense leu

4,4875

TRY

Turkse lira

3,0645

AUD

Australische dollar

1,4591

CAD

Canadese dollar

1,3865

HKD

Hongkongse dollar

8,7585

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,6393

SGD

Singaporese dollar

1,5110

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 249,77

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

13,8608

CNY

Chinese yuan renminbi

7,0160

HRK

Kroatische kuna

7,5765

IDR

Indonesische roepia

15 050,27

MYR

Maleisische ringgit

4,2298

PHP

Filipijnse peso

50,887

RUB

Russische roebel

61,4023

THB

Thaise baht

38,066

BRL

Braziliaanse real

3,4665

MXN

Mexicaanse peso

17,3146

INR

Indiase roepie

71,8193


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


Europees Comité voor systeemrisico's

20.6.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 204/18


BESLUIT VAN HET EUROPEES COMITÉ VOOR SYSTEEMRISICO’S

van 1 juni 2015

betreffende de benoeming van de functionaris voor gegevensbescherming van het Europees Comité voor systeemrisico’s

(ESRB/2015/1)

(2015/C 204/06)

DE ALGEMENE RAAD VAN HET EUROPEES COMITÉ VOOR SYSTEEMRISICO’S,

Gezien Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico’s (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (2), en met name artikel 24,

Gezien Verordening (EU) nr. 1096/2010 van de Raad van 17 november 2010 tot toewijzing aan de Europese Centrale Bank van specifieke taken betreffende de werking van het Europees Comité voor systeemrisico’s (3), en met name artikel 6,

Gezien Besluit ESRB/2012/1 van het Europees Comité voor systeemrisico’s van 13 juli 2012 houdende invoering van regels inzake de bescherming van persoonsgegevens bij het Europees Comité voor systeemrisico’s (4), en met name artikel 3,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Mevr. Barbara Eggl wordt benoemd tot functionaris voor gegevensbescherming (DPO) van het Europees Comité voor systeemrisico’s (ECSR), zulks met ingang van 1 juni 2015 tot en met 31 mei 2017. Mevr. Eggl wordt benoemd tot ECSR-DPO in haar hoedanigheid van personeelslid en DPO van de Europese Centrale Bank.

Gedaan te Frankfurt am Main, 1 juni 2015.

De voorzitter van het ECSR

Mario DRAGHI


(1)  PB L 331 van 15.12.2010, blz. 1.

(2)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(3)  PB L 331 van 15.12.2010, blz. 162.

(4)  PB C 286 van 22.9.2012, blz. 16.


V Bekendmakingen

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

20.6.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 204/19


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.7650 — Katara Hospitality/Starwood Hotel & Resorts Worldwide/Westin Excelsior Hotel)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2015/C 204/07)

1.

Op 11 juni 2015 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat Katara Hospitality („Katara”, Qatar), dat onder de uiteindelijke zeggenschap staat van Qatar Investment Authority („QIA”, Qatar), en Starwood Hotel & Resorts Worldwide Inc („Starwood”, Verenigde Staten) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening de gezamenlijke zeggenschap verkrijgen over het vastgoedobject Westin Excelsior Hotel in Rome (Italië) en de aanverwante activiteiten en beheer door de verwerving van activa en een beheerovereenkomst.

2.

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

—   Katara: eigendom, beheer en ontwikkeling van hotels over de hele wereld;

—   QIA: het staatsinvesteringsfonds van Qatar;

—   Starwood: eigendom, franchise en beheer van hotels over de hele wereld.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de Mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax (+32 22964301), via e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer M.7650 — Katara Hospitality/Starwood Hotel & Resorts Worldwide/Westin Excelsior Hotel, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


ANDERE HANDELINGEN

Europese Commissie

20.6.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 204/20


Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

(2015/C 204/08)

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag.

PRODUCTDOSSIER VAN EEN GEGARANDEERDE TRADITIONELE SPECIALITEIT

„JĀŅU SIERS”

EU-nr.: LV-TSG-0007-01264 — 09.10.2014

LETLAND

1.   Naam waarvoor de registratie wordt aangevraagd

„Jāņu siers”

2.   Productcategorie

Categorie 1.3 Kaas

3.   Grond voor registratie

3.1.   Het product is

    het resultaat van een productiewijze, verwerkingswijze of samenstelling die in overeenstemming is met de traditionele gebruiken voor dat product of dat levensmiddel;

    vervaardigd uit de traditioneel gebruikte grondstoffen of ingrediënten.

De bereidingswijze, het recept, het uiterlijk, de kleur en de smaak verlenen „Jāņu siers” zijn traditionele karakter dat al tientallen of zelfs honderden jaren ongewijzigd is gebleven.

„Jāņu siers” is een verse zuremelkse kaas die als volgt wordt bereid: de melk wordt gestremd met alleen de gist van melkzuurbacteriën of wrongel. „Jāņu siers” wordt geproduceerd met melk en wrongel. Die worden verwarmd om de wei te verwijderen en aan wat achterblijft, worden boter of room, eieren, zout en karwijzaad toegevoegd. De resulterende massa wordt verwarmd en grondig omgeroerd tot een homogene consistentie wordt verkregen.

3.2.   De naam

    wordt van oudsher gebruikt om het specifieke product aan te duiden;

    is een verwijzing naar het traditionele karakter of de specificiteit van het product.

Jāņi is een traditioneel Lets festival waarbij de zonnewende wordt gevierd. Er worden heel wat tradities geassocieerd met Jāņi, zoals kransen weven, de woning versieren met bloemen, kruiden en grassen die tijdens Jāņi worden geplukt, zingen, vreugdevuren aansteken en speciale gerechten bereiden. Toen Duitse kruisvaarders in de 12e eeuw arriveerden op de kusten van de Baltische Zee, waren ze verbaasd over de omvang van de festiviteiten die plaatsvonden rond de vreugdevuren tijdens de nacht van Jāņi. Bier en „Jāņu siers” zijn onlosmakelijk verbonden met deze vieringen tijdens de nacht van Jāņi. De naam „Jāņu siers” die werd gegeven aan de kaas die tijdens de vieringen van de zonnewende (Jāņi) wordt gegeten, komt voor in Letse volksliederen die een ware schat zijn aan Letse mondelinge folklore. Deze liederen werden tussen 1894 en 1915 verzameld, geordend en bewerkt door Krišjānis Barons in zijn werk Latvju dainas.

4.   Beschrijving

4.1.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is, met inbegrip van de belangrijkste fysieke, chemische, microbiologische of organoleptische kenmerken die het specifieke karakter van het product aantonen (artikel 7, lid 2, van deze verordening)

„Jāņu siers” is een zuremelkse kaas met een zuivere, melkzurige smaak en geur en een uitgesproken secundaire smaak en geur van karwijzaad.

„Jāņu siers” heeft de vorm van een lage cilinder met een diameter van 8-30 cm en een hoogte van 4-6 cm. De kleur van de kaas varieert van lichtgeel tot geel.

De kaas is licht zoutig. De consistentie is zacht, compact, wat korrelig en volledig homogeen. Uitzicht van het snijvlak: geen ogen, maar er kunnen wel gaten en compacte gebieden aanwezig zijn in de massa; zichtbare, gelijkmatig verdeelde karwijzaden.

Chemische kenmerken:

Vetgehalte in droge stof: niet meer dan 30 %

Maximaal watergehalte: 58 %

Zoutgehalte: 1,2-1,8 %

4.2.   Beschrijving van de productiemethode van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is, die door de producenten moet worden gevolgd, met inbegrip van, in voorkomend geval, de aard en de kenmerken van de gebruikte grondstoffen of ingrediënten en de manier waarop het product wordt bereid (artikel 7, lid 2, van deze verordening)

De volgende ingrediënten zijn nodig om 10 kg „Jāņu siers” te produceren:

28-50 liter magere melk,

10-13 kg wrongel van magere melk,

1,0-1,2 kg boter (82 % vet) of 2,5 l room (35 % vet),

0,6-1,0 kg eierstruif (zonder schaal),

40-50 g karwijzaad,

100-120 g keukenzout,

er mag ook kleurstof voor voedingsmiddelen (bètacaroteen) worden toegevoegd.

Productiemethode:

De melk wordt verwarmd in een pan (tot 85-90 °C), maar niet tot het kookpunt.

De verkruimelde wrongel wordt toegevoegd aan de warme melk. Het roeren blijft doorgaan tot het mengsel een temperatuur heeft van 65-70 °C. Het roeren blijft doorgaan tot de melk volledig gestremd is en de wei zich begint af te scheiden.

Tijdens het verwarmen wijzigt de structuur van de wrongel en wordt die licht rekbaar.

Men laat de wei uitlekken.

De kaasmassa wordt terug in de pan gelegd. Het eimengsel, de boter of room, de karwijzaden en het zout worden toegevoegd en het mengsel wordt opgewarmd tot 65-85 °C (al roerend) tot de kaasmassa loskomt van de zijkanten van de pan (na ongeveer 15-30 minuten) en een homogene massa wordt met een licht elastische consistentie.

De kaasmassa wordt in vormen geplaatst en 1-2 uur op een koele plaats gezet. De kaas wordt vervolgens uit de vormen verwijderd, gedroogd en verpakt.

Hoewel de vraag naar „Jāņu siers” het sterkst is rond de periode van de zonnewende, wordt hij het hele jaar door geproduceerd.

4.3.   Beschrijving van de belangrijkste elementen die het traditionele karakter van het product bepalen (artikel 7, lid 2, van deze verordening)

„Jāņu siers” heeft zijn unieke karakter te danken aan de traditionele productiemethoden, zijn ingrediënten en zijn vorm en kleur, die alle al honderden jaren ongewijzigd zijn gebleven.

Traditionele ingrediënten

„Jāņu siers” wordt gemaakt van melk en wrongel waaraan boter of room, eieren, zout en karwijzaad worden toegevoegd. Dit wordt in heel wat schriftelijke bronnen gedocumenteerd, die historische informatie samenbrengen over de recepten en bereidingswijzen van „Jāņu siers”, zoals Latviešu svētki; Latviešu Folkloras Krātuves materiāli, 1940; Latviešu pavāru grāmata; Muižas pavāriem par mācību visādus ēdienus gardi sataisīt un savārīt, Jelgava, 1796; Amols, M. Piens, sviests un siers un viņu apstrāde, Jelgava, 1899; Kļaviņa, A. Viesību galds, Riga: Liesma, 1971; Gustava, V., Jansone, I. Pavārgrāmata, Riga: Liesma, 1977; Masiļūne, N., Pasopa, A. Latviešu ēdieni, Riga: Avots, 1986; Ozola, L. Siera ražošanas tehnoloģija, Riga: Neo, 1997; Dumpe, L. Latviešu tradicionālā piensaimniecība; Piena produkti un piena ēdieni, Riga, 1998; Ozola, L. en Ciproviča, I. Piena pārstrādes tehnoloģijas, Jelgava: LLU, 2002; Praktiskā Jāņu grāmata, SIA Tautas mākslas centrs, 2004; Jāņu siers, Siera Klubs, 2004.

In zijn werk over landbouwvoorschriften, dat in het midden van de 19e eeuw werd gepubliceerd, benadrukte Kārlis Lepevičs dat de kenmerkende smaken en consistentie van de kaas afhangen van de juiste verhouding van de gebruikte ingrediënten. Het kookboek van Henriete Dauderte, dat in dezelfde periode werd gepubliceerd, geeft net als andere receptenboeken uit de 20e eeuw aan dat meer melk dan wrongel wordt toegevoegd, afhankelijk van de zuurtegraad van de wrongel, aangezien het toevoegen van meer melk de kaas zoeter maakt.

Vorm en kleur

De ronde vorm van „Jāņu siers” is belangrijk en symbolisch. Ronde voedingswaren worden vaak gegeten in de periode van de zonnewende als symbolische voorstelling van de zon. Op dezelfde manier worden de vorm en de kleur van „Jāņu siers” geassocieerd met de symbolische voorstelling van de zon. Tijdens de festiviteiten rond de zonnewende belichaamt „Jāņu siers” zowel de creatieve energie van de zon als de overvloedige en succesvolle productie van zuivelproducten. De ronde vorm van „Jāņu siers” symboliseert de zon en de wereld. Door de kaas in stukken te snijden krijgt iedereen een deel van de energie van de zon.

In veel van de volksliedjes in Latvju dainas (1894-1915), een werk van Krišjāņa Barons, wordt het knopen van „Jāņu siers” voorgesteld als een speciaal ritueel: de kaas wordt omwikkeld zodat de knoop zich in het midden van de kaasschijf bevindt, en de plooien van de stof worden zo gelegd dat een indruk ontstaat op het oppervlak van de kaas. De knoop en het gebied eromheen creëren de „Jāņu siera viducītis” (midden van de „Jāņu siers”) en de plooien laten een indruk na die op zonnestralen lijkt. Het knopen geeft de kaas zijn vorm die wordt vergeleken met een „rond wiel”. Dit proces wordt beschreven in alle schriftelijke bronnen over de productiewijze van „Jāņu siers”.

Productiemethode

De zachte, compacte, licht elastische en homogene consistentie en de milde smaak van „Jāņu siers” zijn het gevolg van vaardigheden die over een periode van vele jaren werden ontwikkeld.

De bereiding van de wrongel wordt vermeld in documenten van het Jezuïetencollege in Riga, die dateren uit de late 16e en vroege 17e eeuw.

Het recept voor „Jāņu siers” is terug te vinden in heel wat boeken, zoals Kļaviņa, A. Viesību galds, Riga: Liesma, 1971; Gustava, V., Jansone, I. Pavārgrāmata, Riga: Liesma, 1977; Masiļūne, N., Pasopa, A. Latviešu ēdieni, Riga: Avots, 1986.

„Jāņu siers” is een nationale schat geworden. Het is een prominent en populair symbool van de culturele identiteit die Letland uitdraagt naar andere landen. „Jāņu siers” speelt ook een belangrijke rol in andere grote Letse overgangsriten en seizoensgebonden festivals.

Al vele jaren lang wordt een jaarlijkse show en wedstrijd rond zuivelproducten georganiseerd in Letland. Om de twee jaar strijden Letse kaasproducenten om de eer van producent van de meest traditionele en smaakvolle „Jāņu siers”. In 2003 werd tijdens het evenement „Latvijas novadu Siera diena” [Letse Regionale Kaasdag] „Jāņu siers” erg sterk aangeprezen en kreeg het product de eervolle titel „Latvijas Sieru karalis” (de „koning” van de Letse kazen).


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.


20.6.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 204/24


Bekendmaking van een wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

(2015/C 204/09)

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de wijzigingsaanvraag.

AANVRAAG TOT GOEDKEURING VAN EEN NIET-MINIMALE WIJZIGING VAN HET PRODUCTDOSSIER INZAKE BESCHERMDE OORSPRONGSBENAMINGEN/BESCHERMDE GEOGRAFISCHE AANDUIDINGEN

Aanvraag tot goedkeuring van een wijziging overeenkomstig artikel 53, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012

„HUILE D’OLIVE DE NICE”

EU-nr. FR-PDO-0105-01278 — 17.11.2014

BOB ( X ) BGA ( )

1.   Aanvragende groepering en rechtmatig belang

Syndicat interprofessionnel de l’olive de Nice

Box 58 MIN Fleurs 6

06296 Nice Cedex 3

FRANKRIJK

Tel. +33 497257644

Fax +33 493176404

E-mail: aoc.olive@aocolivedenice.com

Het „Syndicat interprofessionnel de l’olive de Nice” is een vereniging bestaande uit producenten en verwerkers van de „Huile d’Olive de Nice” die een rechtmatig belang heeft bij het indienen van de wijzigingsaanvraag.

2.   Lidstaat of derde land

Frankrijk

3.   Rubriek van het productdossier waarop de wijziging(en) betrekking heeft/hebben

    Naam van het product

    Beschrijving van het product

    Geografisch gebied

    Bewijs van oorsprong

    Werkwijze voor het verkrijgen van het product

    Verband

    Etikettering

    Overige: controle

4.   Aard van de wijziging(en)

    Wijziging van een productdossier van een geregistreerde BOB of BGA die overeenkomstig artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 niet als minimaal kan worden beschouwd.

    Wijziging van een productdossier van een geregistreerde BOB of BGA waarvoor geen enig document (of gelijkwaardig document) is bekendgemaakt, die overeenkomstig artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 niet als minimaal kan worden beschouwd.

5.   Wijziging(en)

Beschrijving van het product

De beschrijving van het product is herzien en aangevuld.

Er wordt met name aangegeven dat het gaat om olie van het type „rijp fruitig” met amandel als belangrijkste aroma. Gedurende verscheidene jaren hebben proeverijen van de olie plaatsgevonden, en het Centre technique de l’olivier (CTO) van de Association française interprofessionnelle de l’olive (Afidol) heeft de resultaten van meer dan tien jaar analysen verzameld. Hieruit blijkt dat de „Huile d’olive de Nice” grotendeels wordt gekenmerkt door een aroma van (verse of gedroogde) amandel, maar ook door de volgende secundaire aroma’s: rauwe artisjok, brembloemen, hooi, gebak en tonen van citroen. Deze aroma’s vormen een aanvulling op de aroma’s van gedroogde vruchten en gerijpte appel die werden genoemd in het productdossier dat bij de registratieaanvraag van de BOB werd overgelegd.

Verder wordt, om het product beter te beschrijven, voorgesteld een maximale scherpte van 2 en een maximale bitterheid van 1,5 op de organoleptische schaal van de IOR aan te houden. Deze maximumwaarden zijn mede vastgesteld op basis van de conclusies van de werkzaamheden van het CTO.

Om een optimale kwaliteit te behouden, is het maximale gehalte vrije zuren verlaagd tot 1 g/100 g in plaats van de oorspronkelijke 1,5 g/100 g.

Op het moment van de eerste verkoop mag het peroxidegetal ten hoogste 16 milli-equivalenten peroxidezuurstof per kg olijfolie bedragen, om de kwaliteit voor de consument te behouden.

De aanduiding van het kenmerk „van eerste persing” wordt geschrapt, omdat dit kenmerk uitsluitend verband houdt met de analytische kenmerken van de olie en „Huile d’olive de Nice” onder de categorie „olie van eerste persing” of „extra olie van eerste persing” kan vallen.

Geografisch gebied

In het productdossier werden fouten vastgesteld in de naam van gemeenten in het geografische gebied van de oorsprongsbenaming. Die fouten zijn gecorrigeerd. De correcties veranderen evenwel niets aan de grenzen van het geografische productiegebied.

Verder zijn de stappen die moeten plaatsvinden binnen het geografische gebied van de oorsprongsbenaming, verduidelijkt: „Alle handelingen vanaf de olijventeelt tot en met de verwerking tot olijfolie vinden plaats binnen het afgebakende geografische gebied.”.

Ook zijn de voorschriften voor de identificatie van percelen nauwkeuriger omschreven conform de nieuwe nationale procedures.

Bewijs van oorsprong

In het licht van de nationale ontwikkelingen op wet- en regelgevingsgebied is de rubriek „Elementen waaruit blijkt dat het product uit het geografische gebied afkomstig is” geconsolideerd; ze bevat met name de aangifteverplichtingen en de verplichte registers met betrekking tot de traceerbaarheid van het product en de follow-up van de productievoorwaarden.

Daarnaast is deze rubriek uitgebreid en aangevuld met diverse bepalingen in verband met de registers en de aangiftedocumenten waarmee de traceerbaarheid van de producten wordt gewaarborgd en kan worden nagegaan of de producten aan de eisen van het productdossier voldoen.

Werkwijze voor het verkrijgen van het product

Bestuivingsvariëteiten

De wijziging betreft het schrappen van het maximale gehalte olijven van bestuivingsvariëteiten of oude lokale variëteiten dat voor de productie van de olie is toegestaan en oorspronkelijk op 5 % was vastgesteld (hetzelfde percentage gold voor het aantal bomen in de olijfboomgaarden dat tot deze variëteiten behoort). Alle olijven in de boomgaarden worden namelijk van oudsher in één keer geoogst, en de hoeveelheid olijven die van bomen van bestuivingsvariëteiten of oude lokale variëteiten wordt geplukt, wordt doorgaans gevoegd bij het totale volume olijven dat naar de molen wordt gebracht om er olie met de oorsprongsbenaming van te maken, en is miniem. Gelet op deze marginale aanwezigheid van olijven van bestuivingsvariëteiten wordt de zin „De olie mag uitsluitend afkomstig zijn van olijven van de variëteit Cailletier” vervangen door „De olie is afkomstig van olijven van de variëteit Cailletier.”.

Tot slot wordt een definitie van „oude lokale variëteiten” ingevoerd. Dit zijn „vóór de vorst van 1956 geplante variëteiten die worden vertegenwoordigd door een groot aantal bomen binnen het productiegebied”.

Beplantingsdichtheid

De wijziging beoogt rekening te houden met de bijzondere situatie van olijfbomen die op terrassen zijn geplant ten opzichte van op vlak terrein geplante olijfbomen. Het merendeel van de olijfbomen die olijven met de oorsprongsbenaming dragen, is namelijk aangeplant op sterk hellend terrein; dit is zelfs kenmerkend. Dit soort beplanting belemmert de wortelvorming van de bomen niet. Bovendien krijgen de bomen door de graad van de helling elk voldoende licht. Daarom wordt voorgesteld om bij de berekening van de vereiste minimale afstand tussen de bomen de hoogte van het terras in acht te nemen en in dat geval de minimale oppervlakte van 24 m2 per boom niet toe te passen.

De bepalingen in verband met de minimale afstand tussen de bomen (4 m) zijn verduidelijkt voor bomen die zijn geplant vanaf 27 april 2001 (publicatiedatum van het eerste decreet inzake de erkenning van de gecontroleerde oorsprongsbenaming).

Tussenteelten

Volgens de plaatselijke gebruiken mogen fruitbomen verspreid in de boomgaard staan, zonder dat dit gevolgen heeft voor de eindkwaliteit van het product, op voorwaarde dat het daarbij gaat om maximaal 5 % van het aantal bomen op het betrokken perceel.

Irrigatie

Voorgesteld wordt om een uiterste irrigatiedatum vast te stellen ter vervanging van de oorspronkelijke bepaling die irrigatie toeliet tot de rijping, aangezien die bepaling weinig accuraat is en de rijpingsdatum licht kan schommelen volgens de geografische sectoren binnen het geografische gebied (kust tegenover binnenland), wat de controle kan bemoeilijken.

De uiterste irrigatiedatum wordt daarom vastgesteld op 1 november.

Opbrengst

De maximaal toegestane opbrengst wordt van 6 t/ha opgetrokken naar 10 t/ha. De bomen van de jonge aanplant komen momenteel namelijk in productie en de opbrengst van die olijfboomgaarden benadert 8 tot 10 t/ha. Bovendien zijn olijfboomgaarden met bomen die al meerdere eeuwen oud zijn, geen zeldzaamheid, en in dat geval hebben de bomen een zeer omvangrijk takwerk en dragen ze bijgevolg bijzonder veel olijven. De professionalisering van de producenten en de vernieuwing van de percelen dragen eveneens bij tot de optimalisatie van de opbrengst.

Bovendien is de wijze van berekening van de opbrengst verduidelijkt, zodat uiteenlopende interpretaties worden voorkomen. Zo wordt vermeld dat de opbrengst wordt berekend met betrekking tot de geoogste productie (en niet met betrekking tot de totale productie van de boom, waaronder op de grond gevallen olijven, die niet worden opgeraapt en die de benaming niet mogen dragen).

De leeftijd waarop de bomen in productie komen, is vermeld (ten minste vijf jaar) om te garanderen dat de gebruikte olijven van voldoende kwaliteit zijn.

Oogstdatum

Aanvankelijk werd de oogstdatum bij besluit van de prefect op voorstel van de bevoegde autoriteit vastgesteld.

In het kader van een vereenvoudiging van de administratieve procedures op nationaal niveau wordt voorgesteld deze datum voortaan vast te stellen bij besluit van de directeur van het INAO op een met redenen omkleed voorstel van de groepering.

Oogst

De uitdrukking „het afslaan van de vruchten met een mechanisch hulpmiddel” is vervangen door „mechanische procedés”. Deze redactionele wijziging verandert niets aan de verschillende oogsttechnieken die voor de BOB „Huile d’olive de Nice” zijn toegestaan.

Gezondheidstoestand van de gebruikte olijven

De oorspronkelijke bewoording van het productdossier luidde dat de naar de molen gebrachte olijven „gaaf” moesten zijn. Deze formulering is gewijzigd om de verwachte gezondheidstoestand nader aan te duiden en om aan te geven dat de gebruikte en niet de naar de molen gebrachte olijven moeten worden gecontroleerd. De bepaling luidt als volgt:

„De gebruikte olijven zijn gaaf. Niettemin wordt een aandeel wormstekige, aangepikte of door vorst beschadigde olijven toegestaan van in totaal ten hoogste 3 op de 100 olijven per gebruikte partij. Beschimmelde of gefermenteerde olijven komen niet voor gebruik in het kader van de oorsprongsbenaming in aanmerking.”.

Procedé voor het extraheren van de olie

Om de algemene regelgeving betreffende „koude extractie” te eerbiedigen, wordt de maximumtemperatuur van de olijvenpasta tijdens het procedé voor het extraheren van de olijfolie verlaagd van 30 °C tot 27 °C.

Met het oog op een heldere bewoording hebben de producenten alle voor de bereiding van de olijfolie toegestane procedés en bewerkingen willen vermelden. Toegevoegd zijn: ontbladeren, vermalen, kneden en extractie door centrifugeren of persen.

Opslagcondities

Om de kwaliteit van het product tijdens de verkoop te behouden, is de volgende bepaling toegevoegd:

„„Huile d’olive de Nice” wordt opgeslagen in een ruimte die geschikt is voor het bewaren van het product, in een voor voeding bestemde verpakking die licht, lucht en warmte tegenhoudt, waardoor de kenmerken van het product bewaard blijven.”.

Etikettering

De voor de oorsprongsbenaming specifieke vermeldingen op het etiket zijn in overeenstemming gebracht met de bepalingen van Verordening (EU) nr. 1151/2012.

Bovendien behoren het BOB-symbool van de Europese Unie en de vermelding „appellation d’origine protégée” (beschermde oorsprongsbenaming) of „A.O.P.” (B.O.B.) tot de verplichte vermeldingen op het etiket van het product met de oorsprongsbenaming „Huile d’olive de Nice”.

Overige: controle

In het licht van de nationale ontwikkelingen op wet- en regelgevingsgebied bevat de rubriek „Nationale eisen” een tabel met de belangrijkste controlepunten plus de bijbehorende referentiewaarden en beoordelingsmethode.

ENIG DOCUMENT

„HUILE D’OLIVE DE NICE”

EU-nr. FR-PDO-0105-01278 — 17.11.2014

BOB ( X ) BGA ( )

1.   Naam

„Huile d’olive de Nice”

2.   Lidstaat of derde land

Frankrijk

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel

3.1.   Productcategorie

Categorie 1.5. Oliën en vetten (boter, margarine, spijsolie, enz.)

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is

„Huile d’olive de Nice” is een olijfolie van het type „rijp fruitig”. Het belangrijkste aroma van de olie is amandel. Een of meer van de volgende secundaire aroma’s kunnen eveneens aanwezig zijn: rauwe artisjok, brembloemen, hooi, blad, gras, gebak, gerijpte appel, gedroogde vruchten, tonen van citroen.

De scherpte is ten hoogste 2 en de bitterheid ten hoogste 1,5 op de organoleptische schaal van de Internationale Olijfraad (IOR).

De olie is hoofdzakelijk afkomstig van de variëteit Cailletier.

Het gehalte vrije zuren, uitgedrukt in oliezuur, bedraagt maximaal 1 g per 100 g. Op het moment van de eerste verkoop mag het peroxidegetal van de olie ten hoogste 16 milli-equivalenten peroxidezuurstof per kg olijfolie bedragen.

3.3.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong) en grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)

De olijfolie wordt bereid uit olijven van boomgaarden die voor ten minste 95 % uit de variëteit Cailletier en ten hoogste 5 % uit bestuivingsvariëteiten en „oude lokale variëteiten” (vóór de vorst van 1956 geplante variëteiten die worden vertegenwoordigd door een groot aantal bomen binnen het productiegebied) bestaan.

3.4.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden

Alle handelingen vanaf de olijventeelt tot en met de verwerking tot olijfolie vinden plaats binnen het afgebakende geografische gebied.

3.5.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken, enz. van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst

Naast de vermeldingen die moeten worden aangebracht krachtens de regelgeving inzake etikettering en de presentatie van voedingsmiddelen, moeten de etiketten van olijfolie met de oorsprongsbenaming „Huile d’olive de Nice” de volgende vermeldingen bevatten:

de oorsprongsbenaming „Huile d’olive de Nice”, de vermelding „appellation d’origine protégée” of „A.O.P.”.

Bovenstaande vermeldingen moeten duidelijk bij elkaar in hetzelfde visuele veld worden geplaatst.

Ze moeten worden aangebracht in duidelijk leesbare, onuitwisbare en voldoende grote letters zodat zij goed uitkomen tegen de achtergrond waarop zij zijn gedrukt en duidelijk kunnen worden onderscheiden van alle andere aanduidingen en tekeningen.

het BOB-symbool van de Europese Unie.

4.   Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied

Het afgebakende geografische gebied van „Huile d’olive de Nice” bevindt zich binnen de volgende gemeenten van het departement Alpes-Maritimes:

Aiglun, Antibes, Biot, Bouyon, Cannes, Clans, Conségude, Les Ferres, Malaussène, Mandelieu-la-Napoule, Massoins, Nice, Roquestéron-Grasse, La Tour, Tournefort, Vallauris, Villars-sur-Var,

de gemeenten van de volgende kantons: Le Bar-sur-Loup (behalve de gemeenten Caussols en Courmes), Breil-sur-Roya, Cagnes-sur-Mer-Centre, Cagnes-sur-Mer-Ouest, Le Cannet, Carros, Contes, L’Escarène, Grasse-Nord, Grasse-Sud, Lantosque, Levens, Menton-Est, Menton-Ouest (behalve de gemeente Roquebrune-Cap-Martin), Mougins, Nice 13e Canton, Roquebillière (behalve de gemeente Belvédère), Roquesteron, Saint-Laurent-du-Var-Cagnes-sur-Mer-Est, Saint-Vallier-de-Thiey (behalve de gemeenten Escragnolles en Saint-Vallier-de-Thiey), Sospel (behalve de gemeente Moulinet), Vence, Villefranche-sur-Mer (behalve de gemeenten Cap-d’Ail en Saint-Jean-Cap-Ferrat).

5.   Verband met het geografische gebied

5.1.   Specificiteit van het geografische gebied

Dit geografische gebied ligt in een streek waar identieke gebruiken worden gehanteerd voor de aanplanting van olijfboomgaarden en de bewerking van olijven, en de specificiteit ervan berust op de originele eigenschappen van het natuurlijke milieu (topografie, bodem- en klimaateigenschappen).

De olijfboomgaarden waar de „Olive de Nice” groeit, bevinden zich in het hart van een regio waar gebergte en zee samenkomen en in elkaar opgaan. De afwatering gebeurt voornamelijk door de rivier Var met haar zijrivieren de Vésubie, de Tinée en de Estéron, die elk door een vallei lopen. De olijventeelt werd ontwikkeld in de lager gelegen gedeelten van die valleien, die minder ingesloten zijn dan de plekken hogerop. Deze olijfboomgaarden bevinden zich op heuvels, hoogvlakten die iets landinwaarts gelegen zijn en hellingen die vaak zijn bewerkt tot „terrassen”. De bodem, die bijzonder gunstig is voor de olijfboom, is colluviaal en rijk aan kalk- of kalkmergelhoudende, door de vorst gebarsten rotsen, met een leemachtige textuur.

In het gebied waar olijven worden gekweekt, heerst een mediterraan klimaat met lichte invloed van de bergen. De temperaturen zijn mild (4 tot 11 °C in de winter), er valt veel neerslag (800 tot 1 100 mm) en het aantal uren zonneschijn is zeer hoog (2 760 u/jaar). Aan de kust is er nooit strenge vorst, in het binnenland doet die zich zelden voor op plaatsen lager dan 750 m. In deze omgeving, waar de wind nooit hard waait, heeft de variëteit Cailletier, met een hoge groei en lange, afhangende takken, zich door de eeuwen heen doen gelden als de dominante variëteit in de boomgaarden rond Nice.

De olijventeelt is altijd één van de voornaamste teelten geweest van de bevolking in het „graafschap Nizza” (van 1526 tot 1847 een bestuurlijk onderdeel van het hertogdom Savoye) en aan de Azurenkust. De oogst start doorgaans in november en duurt tot april, met een intensere oogstperiode van januari tot maart, wanneer de olijven worden geoogst die „van kleur veranderen” (ten minste 50 % wijnrode olijven).

5.2.   Specificiteit van het product

„Huile d’olive de Nice” is hoofdzakelijk afkomstig van de lokale olijvenvariëteit Cailletier (ten minste 95 % van de olijfbomen in de boomgaard). Het betreft een olie van het type „rijp fruitig” die wordt gewaardeerd vanwege zijn „zachtheid” (de olie is noch scherp noch bitter).

Het amandelaroma is kenmerkend en overheersend. Sommige secundaire aroma’s, die afhankelijk van de olie in meerdere of mindere mate aanwezig zijn, zoals het aroma van de „brembloem”, „gebak” of „tonen van citroen” zijn eveneens specifiek voor „Huile d’olive de Nice”.

5.3.   Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA)

De kenmerken van het geografische gebied hebben het landschap voor de olijventeelt rond Nice gevormd en bepalen de eigenschappen van „Huile d’olive de Nice”.

In de Alpes-Maritimes is er door de geografische ligging (de Alpen die uitlopen in de zee) slechts weinig landbouwruimte. Er is weinig akkerland en de olijfbomen zijn geplant op aangelegde terrassen. De olijfboomgaarden waar de „Olive de Nice” groeit, vormen een karakteristiek landschap met hellingen waar stenen stapelmuren zijn gebouwd die beschermen tegen erosie en de aarde tegenhouden. De olijventeelt is op bepaalde kwetsbare terreinen het enige alternatief voor braakland.

Het bijzondere mediterrane klimaat van het geografische gebied, met weinig harde wind en weinig vorst, een zeer groot aantal uren zonneschijn en overvloedige regenbuien in de lente en de herfst, is gunstig voor de olijventeelt, tot op wel 700 m hoogte. De streek waar „Huile d’olive de Nice” wordt bereid, bestrijkt zowel de kust als het middelgebergte.

In die omstandigheden vertegenwoordigt de variëteit Cailletier, die hier perfect gedijt, 95 % van de olijfbomen in het geografische gebied. In deze specifieke streek wordt deze kenmerkende variëteit met afhangende takken vanouds in één keer van hoge bomen geoogst. De oogst vindt relatief laat plaats vergeleken met andere bekkens waar olijven worden verbouwd, vooral in het middelgebergte, waar de oogst dankzij het zachte klimaat tot aan het einde van de winter doorgaat, na de rijping van de vruchten.

Het gebruik van deze lokale variëteit zorgt in combinatie met de late oogst voor de zachte smaak en de bijzondere aroma’s van „Huile d’olive de Nice”, zoals „amandel”, maar ook „brembloem”, „gebak”, of tonen van „citroen”, die aan de reputatie van het product ten grondslag liggen.

Verwijzing naar de bekendmaking in het productdossier

(artikel 6, lid 1, tweede alinea, van de onderhavige verordening (2))

https://info.agriculture.gouv.fr/gedei/site/bo-agri/document_administratif-0e3dc185-56cd-4d6b-be3e-d82ae3a731ce/telechargement


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  Zie voetnoot 1.