ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 143

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

58e jaargang
30 april 2015


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2015/C 143/01

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.7522 — MVV/BayWa r.e./GlendImplex/GreenCom/BEEGY) ( 1 )

1

2015/C 143/02

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.7568 — M1 Fashion/LVMH/Pepe Jeans Group) ( 1 )

1


 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2015/C 143/03

Wisselkoersen van de euro

2

2015/C 143/04

Toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie

3

2015/C 143/05

Nieuwe nationale zijde van voor circulatie bestemde euromuntstukken

4

2015/C 143/06

Nieuwe nationale zijde van voor circulatie bestemde euromuntstukken

5

2015/C 143/07

Nieuwe nationale zijde van voor circulatie bestemde euromuntstukken

6

2015/C 143/08

Mededeling van de Commissie betreffende de thans bij terugvordering van staatssteun toe te passen rentepercentages en de referentie- en disconteringspercentages voor 28 lidstaten, zoals die vanaf 1 mei 2015 gelden (Bekendgemaakt overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 ( PB L 140 van 30.4.2004, blz. 1 ))

7

 

INFORMATIE OVER DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

 

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

2015/C 143/09

Mededeling van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA betreffende de bij terugvordering van staatssteun toe te passen rentepercentages en referentie- en disconteringspercentages voor EVA-Staten, zoals die vanaf 1 januari 2015 gelden (Bekendgemaakt overeenkomstig de voorschriften betreffende de referentie- en disconteringspercentages in deel VII van de richtsnoeren van de Autoriteit inzake staatssteun en artikel 10 van Besluit nr. 195/04/COL van de Autoriteit van 14 juli 2004 ( PB L 139 van 25.5.2006, blz. 37 en EER-supplement nr. 26/2006 van 25.5.2006, blz. 1))

8


 

V   Bekendmakingen

 

GERECHTELIJKE PROCEDURES

 

EVA-Hof

2015/C 143/10

Beroep tegen de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, ingesteld door de Icelandic Financial Services Association op 28 januari 2015 (Zaak E-4/15)

9

2015/C 143/11

Beroep tegen het Koninkrijk Noorwegen, ingesteld door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA op 16 februari 2015 (Zaak E-6/15)

10

2015/C 143/12

Beroep tegen het Koninkrijk Noorwegen, ingesteld door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA op 16 februari 2015 (Zaak E-7/15)

11

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

 

Europese Commissie

2015/C 143/13

Bericht van inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van staven betonstaal die zeer goed tegen metaalmoeheid zijn bestand, van oorsprong uit de Volksrepubliek China

12

 

ANDERE HANDELINGEN

 

Europese Commissie

2015/C 143/14

Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

23


 

Rectificaties

2015/C 143/15

Rectificatie van de mededeling van de Commissie betreffende de thans bij terugvordering van staatssteun toe te passen rentepercentages en de referentie- en disconteringspercentages voor 28 lidstaten, zoals die vanaf 1 april 2015 gelden ( PB C 88 van 14.3.2015 )

27


 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

30.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 143/1


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.7522 — MVV/BayWa r.e./GlendImplex/GreenCom/BEEGY)

(Voor de EER relevante tekst)

(2015/C 143/01)

Op 21 april 2015 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Duits en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32015M7522. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


30.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 143/1


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.7568 — M1 Fashion/LVMH/Pepe Jeans Group)

(Voor de EER relevante tekst)

(2015/C 143/02)

Op 24 april 2015 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32015M7568. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

30.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 143/2


Wisselkoersen van de euro (1)

29 april 2015

(2015/C 143/03)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,1002

JPY

Japanse yen

131,20

DKK

Deense kroon

7,4619

GBP

Pond sterling

0,71610

SEK

Zweedse kroon

9,2723

CHF

Zwitserse frank

1,0491

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

8,3850

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

27,435

HUF

Hongaarse forint

302,55

PLN

Poolse zloty

4,0120

RON

Roemeense leu

4,4125

TRY

Turkse lira

2,9437

AUD

Australische dollar

1,3762

CAD

Canadese dollar

1,3262

HKD

Hongkongse dollar

8,5278

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,4310

SGD

Singaporese dollar

1,4557

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 179,14

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

13,0682

CNY

Chinese yuan renminbi

6,8211

HRK

Kroatische kuna

7,5763

IDR

Indonesische roepia

14 212,78

MYR

Maleisische ringgit

3,9178

PHP

Filipijnse peso

48,743

RUB

Russische roebel

56,7850

THB

Thaise baht

36,142

BRL

Braziliaanse real

3,2467

MXN

Mexicaanse peso

16,8221

INR

Indiase roepie

69,7841


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


30.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 143/3


Toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie

(2015/C 143/04)

Overeenkomstig artikel 9, lid 1, onder a), tweede streepje, van Verordening (EEG) nr. 2658/87 (1) van de Raad worden de toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie (2) als volgt gewijzigd:

Op bladzijde 155 wordt na de tabel in punt 3 van de aanvullende aantekening (GN) 1 op hoofdstuk 30 een nieuw punt 4 ingevoegd met de volgende tekst:

„4.

Aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (RDA) van essentiële aminozuren voor volwassenen met een gewicht van 70 kg volgens de gemeenschappelijke WHO/FAO/UNU-deskundigenraadpleging van 2007.

Essentieel aminozuur

RDA (mg)

Histidine

700

Isoleucine

1 400

Leucine

2 730

Lysine

2 100

Methionine + cysteïne

1 050

Cysteïne

287

Methionine

728

Fenylalanine + tyrosine

1 750

Threonine

1 050

Tryptofaan

280

Valine

1 820

Aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (RDA) van essentiële vetzuren voor volwassenen met een gewicht van 70 kg volgens de gemeenschappelijke WHO/FAO/UNU-deskundigenraadpleging van 2007.

Soorten essentiële vetzuren

Naam van het essentiële vetzuur

RDA (g)

Meervoudig onverzadigde n-3-vetzuren

Linoleenzuur (ALA)

2

Meervoudig onverzadigde n-3-vetzuren met lange keten

EPA plus DHA

0,25

Meervoudig onverzadigde n-6-vetzuren

Linolzuur

10”


(1)  Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).

(2)  PB C 76 van 4.3.2015, blz. 1.


30.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 143/4


Nieuwe nationale zijde van voor circulatie bestemde euromuntstukken

(2015/C 143/05)

Image

Voor circulatie bestemde euromunten hebben in de gehele eurozone de status van wettig betaalmiddel. Om zowel degenen die beroepsmatig met euromunten omgaan als het grote publiek op de hoogte te houden, publiceert de Commissie een beschrijving van de beeldenaar van alle nieuwe euromunten (1). Volgens de conclusies van de Raad van 10 februari 2009 (2) is het de lidstaten van de eurozone en de landen die met de Europese Unie een monetaire overeenkomst hebben gesloten volgens welke zij euromuntstukken mogen uitgeven, toegestaan een bepaalde hoeveelheid voor circulatie bestemde euroherdenkingsmunten uit te geven, en dat onder bepaalde voorwaarden, met name dat alleen het muntstuk van twee euro wordt gebruikt. Deze munten hebben dezelfde technische kenmerken als gewone voor circulatie bestemde munten van twee euro, maar hebben aan de nationale zijde een speciale herdenkingsafbeelding met een grote nationale of Europese symboolwaarde.

Uitgevende staat : Duitsland

Onderwerp van de herdenkingsmunt : Hessen uit de „Länder”-reeks

Beschrijving van de beeldenaar : Het ontwerp toont een klassiek perspectief op de Sint-Paulskerk in Frankfurt (de „Paulskirche” was de zetel van het eerste vrij gekozen wetgevend lichaam in 1849 en wordt beschouwd als de wieg van de Duitse democratie), dat daardoor het perspectief met de grootste herkenbaarheid is. Het ontwerp doet de spanning tussen de dominante toren en de elliptische structuur van het kerkgebouw goed uitkomen. De licht geaccentueerde trap heeft een uitnodigend karakter en zet tegelijk kracht bij aan de eronder aangebrachte inscriptie „HESSEN” (de deelstaat Hessen waar de Sint-Paulskerk zich bevindt). Op de kern zijn aan de linkerzijde tevens het jaar „2015” en het muntteken van de respectieve munt („A”, „D”, „F”, „G”, of „J”) aangebracht en aan de rechterzijde de aanduiding van het land van uitgifte „D” en het merkteken van de graveur (de initialen „HH” — Heinz Hoyer).

Op de buitenrand van de munt zijn de twaalf sterren van de Europese vlag afgebeeld.

Oplage : 30 miljoen

Datum van uitgifte :


(1)  Zie PB C 373 van 28.12.2001, blz. 1, voor een overzicht van alle nationale zijden die in 2002 zijn uitgegeven.

(2)  Zie de conclusies van de Raad Economische en Financiële Zaken van 10 februari 2009 en de Aanbeveling van de Commissie van 19 december 2008 betreffende gemeenschappelijke richtsnoeren voor de nationale zijde en de uitgifte van voor circulatie bestemde euromuntstukken (PB L 9 van 14.1.2009, blz. 52).


30.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 143/5


Nieuwe nationale zijde van voor circulatie bestemde euromuntstukken

(2015/C 143/06)

Image

Voor circulatie bestemde euromunten hebben in de gehele eurozone de status van wettig betaalmiddel. Om zowel degenen die beroepsmatig met euromunten omgaan als het grote publiek op de hoogte te houden, publiceert de Commissie een beschrijving van de beeldenaar van alle nieuwe euromunten (1). Volgens de conclusies van de Raad van 10 februari 2009 (2) is het de lidstaten van de eurozone en de landen die met de Europese Unie een monetaire overeenkomst hebben gesloten volgens welke zij euromuntstukken mogen uitgeven, toegestaan een bepaalde hoeveelheid voor circulatie bestemde euroherdenkingsmunten uit te geven, en dat onder bepaalde voorwaarden, met name dat alleen het muntstuk van twee euro wordt gebruikt. Deze munten hebben dezelfde technische kenmerken als gewone voor circulatie bestemde munten van twee euro, maar hebben aan de nationale zijde een speciale herdenkingsafbeelding met een grote nationale of Europese symboolwaarde.

Uitgevende staat : Republiek San Marino

Onderwerp van de herdenkingsmunt : de 750e verjaardag van de geboorte van Dante Alighieri

Beschrijving van de beeldenaar : Het ontwerp door Annalisa Masini bevat een portret van Dante, ontleend aan een fresco van Botticelli. Rechts van het portret staat in een verticale as de inscriptie „DANTE”. Aan de rechterkant in de kern staat in een halve cirkel de naam van de uitgevende staat, „SAN MARINO”. Tussen deze twee inscripties staan het muntteken „R”, de jaartallen „1265” en „2015” en de initialen van de ontwerper „AM”. Het lettertype dat wordt gebruikt ter aanduiding van de staat en het onderwerp van de munt is geïnspireerd op het lettertype in de eerste exemplaren van de Divina Comedia (De goddelijke komedie van Dante).

Op de buitenrand van de munt zijn de twaalf sterren van de Europese vlag afgebeeld.

Oplage :

Datum van uitgifte :


(1)  Zie PB C 373 van 28.12.2001, blz. 1, voor een overzicht van alle nationale zijden die in 2002 zijn uitgegeven.

(2)  Zie de conclusies van de Raad Economische en Financiële Zaken van 10 februari 2009 en de Aanbeveling van de Commissie van 19 december 2008 betreffende gemeenschappelijke richtsnoeren voor de nationale zijde en de uitgifte van voor circulatie bestemde euromuntstukken (PB L 9 van 14.1.2009, blz. 52).


30.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 143/6


Nieuwe nationale zijde van voor circulatie bestemde euromuntstukken

(2015/C 143/07)

Image

Voor circulatie bestemde euromunten hebben in de gehele eurozone de status van wettig betaalmiddel. Om zowel degenen die beroepsmatig met euromunten omgaan als het grote publiek op de hoogte te houden, publiceert de Commissie een beschrijving van de beeldenaar van alle nieuwe euromunten (1). Volgens de conclusies van de Raad van 10 februari 2009 (2) is het de lidstaten van de eurozone en de landen die met de Europese Unie een monetaire overeenkomst hebben gesloten volgens welke zij euromuntstukken mogen uitgeven, toegestaan een bepaalde hoeveelheid voor circulatie bestemde euroherdenkingsmunten uit te geven, en dat onder bepaalde voorwaarden, met name dat alleen het muntstuk van twee euro wordt gebruikt. Deze munten hebben dezelfde technische kenmerken als gewone voor circulatie bestemde munten van twee euro, maar hebben aan de nationale zijde een speciale herdenkingsafbeelding met een grote nationale of Europese symboolwaarde.

Uitgevende staat : Malta

Onderwerp van de herdenkingsmunt : De eerste vlucht van Malta

Beschrijving van de beeldenaar : De munt herdenkt een mijlpaal in de Maltese luchtvaartgeschiedenis: de honderdste verjaardag van de eerste vlucht van Malta. Op 13 februari 1915 steeg kapitein Kilmer in de Grand Harbour op in een watervliegtuig dat de HMS Ark Royal als moederschip had. Het vliegtuig landde in de haven na een vlucht van 55 minuten. Op de munt is het vliegtuig van kapitein Kilmer afgebeeld met op de achtergrond de kaap van Senglea, een opvallend punt in de Grand Harbour. Aan de bovenzijde is in een halve cirkel de inscriptie „FIRST FLIGHT FROM MALTA” aangebracht. Rechts staan de jaartallen „1915-2015”. Links onder bevindt zich de inscriptie „100TH ANNIVERSARY” en onderaan de initialen van de ontwerper „NGB” (Noel Galea Bason).

Op de buitenrand van de munt zijn de twaalf sterren van de Europese vlag afgebeeld.

Oplage :

Datum van uitgifte : maart 2015


(1)  Zie PB C 373 van 28.12.2001, blz. 1, voor een overzicht van alle nationale zijden die in 2002 zijn uitgegeven.

(2)  Zie de conclusies van de Raad Economische en Financiële Zaken van 10 februari 2009 en de Aanbeveling van de Commissie van 19 december 2008 betreffende gemeenschappelijke richtsnoeren voor de nationale zijde en de uitgifte van voor circulatie bestemde euromuntstukken (PB L 9 van 14.1.2009, blz. 52).


30.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 143/7


Mededeling van de Commissie betreffende de thans bij terugvordering van staatssteun toe te passen rentepercentages en de referentie- en disconteringspercentages voor 28 lidstaten, zoals die vanaf 1 mei 2015 gelden

(Bekendgemaakt overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 (PB L 140 van 30.4.2004, blz. 1))

(2015/C 143/08)

De basispercentages zijn berekend overeenkomstig de mededeling van de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (PB C 14 van 19.1.2008, blz. 6). Afhankelijk van het gebruik van het referentiepercentage, moeten nog de passende opslagen in de zin van die mededeling worden toegepast. Voor het disconteringspercentage betekent dit dat een marge van 100 basispunt dient te worden toegevoegd. In Verordening (EG) nr. 271/2008 van de Commissie van 30 januari 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 794/2004 is bepaald dat, tenzij in een bijzondere beschikking of een bijzonder besluit anders is bepaald, ook het bij terugvordering te hanteren percentage wordt vastgesteld door het basispercentage met 100 basispunt te verhogen.

Gewijzigde percentages zijn vet gedrukt.

De vorige tabel is bekendgemaakt in PB C 88 van 14.3.2015, blz. 6.

Van

Tot

AT

BE

BG

CY

CZ

DE

DK

EE

EL

ES

FI

FR

HR

HU

IE

IT

LT

LU

LV

MT

NL

PL

PT

RO

SE

SI

SK

UK

1.5.2015

0,26

0,26

2,18

0,26

0,52

0,26

0,27

0,26

0,26

0,26

0,26

0,26

1,58

2,21

0,26

0,26

0,26

0,26

0,26

0,26

0,26

2,16

0,26

2,04

0,13

0,26

0,26

1,02

1.4.2015

30.4.2015

0,34

0,34

2,18

0,34

0,52

0,34

0,42

0,34

0,34

0,34

0,34

0,34

1,58

2,21

0,34

0,34

0,34

0,34

0,34

0,34

0,34

2,16

0,34

2,04

0,23

0,34

0,34

1,02

1.3.2015

31.3.2015

0,34

0,34

2,18

0,34

0,52

0,34

0,66

0,34

0,34

0,34

0,34

0,34

1,58

2,21

0,34

0,34

0,34

0,34

0,34

0,34

0,34

2,16

0,34

2,04

0,33

0,34

0,34

1,02

1.1.2015

28.2.2015

0,34

0,34

2,18

0,34

0,52

0,34

0,66

0,34

0,34

0,34

0,34

0,34

1,58

2,21

0,34

0,34

0,34

0,34

0,34

0,34

0,34

2,16

0,34

2,63

0,46

0,34

0,34

1,02


INFORMATIE OVER DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

30.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 143/8


Mededeling van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA betreffende de bij terugvordering van staatssteun toe te passen rentepercentages en referentie- en disconteringspercentages voor EVA-Staten, zoals die vanaf 1 januari 2015 gelden

(Bekendgemaakt overeenkomstig de voorschriften betreffende de referentie- en disconteringspercentages in deel VII van de richtsnoeren van de Autoriteit inzake staatssteun en artikel 10 van Besluit nr. 195/04/COL van de Autoriteit van 14 juli 2004 (PB L 139 van 25.5.2006, blz. 37 en EER-supplement nr. 26/2006 van 25.5.2006, blz. 1))

(2015/C 143/09)

De basispercentages worden berekend overeenkomstig het hoofdstuk over de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld in de richtsnoeren voor staatssteun van de Autoriteit, gewijzigd bij Besluit nr. 788/08/COL van de Autoriteit van 17 december 2008. Om de toepasselijke referentiepercentages te verkrijgen, worden overeenkomstig de richtsnoeren voor staatssteun passende marges toegevoegd aan het basispercentage.

De basispercentages zijn als volgt vastgesteld:

 

IJsland

Liechtenstein

Noorwegen

1.1.2015 —

6,26

0,16

1,71


V Bekendmakingen

GERECHTELIJKE PROCEDURES

EVA-Hof

30.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 143/9


Beroep tegen de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, ingesteld door de Icelandic Financial Services Association op 28 januari 2015

(Zaak E-4/15)

(2015/C 143/10)

Op 28 januari 2015 werd bij het EVA-Hof beroep ingesteld tegen de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA door de Icelandic Financial Services Association, vertegenwoordigd door Hans-Jörg Niemeyer en Christian Kovács, advocaten bij Hengeler Mueller, de Meeûssquare 40, 1000 Brussel, België.

Verzoekster verzoekt het EVA-Hof:

1.

Besluit 298/14/COL van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA van 16 juli 2014 (PB C 400 van 13.11.2014, blz. 13), waarbij de zaak betreffende bestaande steun aan het IJslandse Fonds voor Woningfinanciering (Íbúðalánasjóður) werd gesloten, nietig te verklaren, en

2.

de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA in de kosten van de procedure te verwijzen.

Feiten en argumenten:

Verzoekster, de Icelandic Financial Services Association, is een vereniging die alle geregistreerde financiële ondernemingen in IJsland vertegenwoordigt, waaronder algemene, investerings- en spaarbanken, alsook verzekerings-, leasing-, effecten- en creditcardbedrijven. De vereniging heeft tot doel de totstandbrenging van een concurrerend bedrijfsklimaat voor financiële ondernemingen in IJsland te ondersteunen en hun belangen internationaal te behartigen.

De zaak betreft een verzoek tot nietigverklaring van een besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA waarbij een zaak betreffende bestaande steun aan het IJslandse Fonds voor Woningfinanciering werd gesloten.

Verzoekster voert aan dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA:

er ten onrechte vanuit is gegaan dat de aan het IJslandse Fonds voor Woningfinanciering verleende steun bestaande steun is, terwijl het in werkelijkheid gaat om nieuwe steun;

haar in het besluit getrokken conclusies niet voldoende heeft gemotiveerd en bijgevolg artikel 16 van de Toezichtovereenkomst heeft geschonden;

artikel 59, lid 2, van de EER-overeenkomst kennelijk onjuist heeft uitgelegd.


30.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 143/10


Beroep tegen het Koninkrijk Noorwegen, ingesteld door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA op 16 februari 2015

(Zaak E-6/15)

(2015/C 143/11)

Op 16 februari 2015 is bij het EVA-Hof beroep ingesteld tegen het Koninkrijk Noorwegen door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, vertegenwoordigd door Xavier Lewis en Clémence Perrin, optredend als gemachtigden van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, Belliardstraat 35, 1040 Brussel, België.

Verzoekster vraagt het EVA-Hof:

1.

vast te stellen dat het Koninkrijk Noorwegen, door het handhaven van sectie 20-1, tweede alinea, en sectie 22-3 van de Wet inzake bouwplanning, gelezen in samenhang met de secties 9-1 tot en met 9-4 en sectie 11-1 van de Bouwverordening, op grond waarvan ondernemingen die bouwwerkzaamheden uitvoeren ertoe verplicht zijn om vóór de start van hun werkzaamheden goedkeuring te verkrijgen van de plaatselijke autoriteiten, zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 16 van het besluit waarnaar wordt verwezen in punt 1 van bijlage X bij de EER-overeenkomst (Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt), of subsidiair artikel 36 van de EER-overeenkomst, niet is nagekomen;

2.

het Koninkrijk Noorwegen te verwijzen in de kosten van de procedure.

Feiten en argumenten:

De zaak betreft het in het Noorse recht neergelegde vereiste (sectie 20-1, tweede alinea, en sectie 22-3 van de Wet inzake bouwplanning, gelezen in samenhang met de secties 9-1 tot en met 9-4 en sectie 11-1 van de Bouwverordening) dat ondernemingen die bouwwerkzaamheden wensen uit te voeren in Noorwegen, vóór de start van hun werkzaamheden goedkeuring moeten verkrijgen van de plaatselijke autoriteiten. Deze goedkeuring moet voor elk individueel bouwproject worden verkregen.

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA betoogt dat dit vereiste een beperking vormt die niet kan worden gerechtvaardigd op grond van artikel 16, leden 1 en 3, van Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt („de dienstenrichtlijn”), of, subsidiair, dat een dergelijke maatregel een beperking vormt van het vrij verrichten van diensten op grond van artikel 36 van de EER-overeenkomst, die niet kan worden gerechtvaardigd op grond van artikel 33 van de EER-overeenkomst.

Het Koninkrijk Noorwegen stelt dat een dergelijke goedkeuringsregeling in beginsel niet in strijd is met de dienstenrichtlijn, aangezien die kan worden gerechtvaardigd op grond van artikel 16, leden 1 en 3, van die richtlijn.


30.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 143/11


Beroep tegen het Koninkrijk Noorwegen, ingesteld door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA op 16 februari 2015

(Zaak E-7/15)

(2015/C 143/12)

Op 16 februari 2015 is bij het EVA-Hof beroep ingesteld tegen het Koninkrijk Noorwegen door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, vertegenwoordigd door Xavier Lewis, Auður Ýr Steinarsdóttir en Øyvind Bø, optredend als gemachtigden van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, Belliardstraat 35, 1040 Brussel, België.

Verzoekster vraagt het EVA-Hof:

1.

vast te stellen dat het Koninkrijk Noorwegen,

i)

door het in de jaren 2008-2012 verscheidene keren overschrijden van de grenswaarden voor zwaveldioxide (SO2), zwevende deeltjes (PM10) en stikstofdioxide (NO2) in de lucht in de zones NO1, NO3, NO4, NO5 en NO6, zoals bedoeld in de artikelen 3 tot en met 5 van Richtlijn 1999/30/EG, huidig artikel 13 van Richtlijn 2008/50/EG, en

ii)

door het verscheidene keren niet voldoen aan de verplichting om met betrekking tot de zones NO1, NO2, NO3, NO4 en NO5 een plan inzake luchtkwaliteit op te stellen, zoals bedoeld in artikel 8, lid 3, van Richtlijn 96/62/EG, huidig artikel 23 van Richtlijn 2008/50/EG,

zijn verplichtingen uit hoofde van het besluit waarnaar wordt verwezen in punt 14c van bijlage XX bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa) niet is nagekomen;

2.

het Koninkrijk Noorwegen te verwijzen in de kosten van de procedure.

Feiten en argumenten:

Richtlijn 1999/30/EG van de Raad betreffende grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes en lood in de lucht, huidige Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa, legt grenswaarden op voor bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht, teneinde de schadelijke gevolgen voor de menselijke gezondheid en het milieu in zijn geheel, te vermijden, te voorkomen of te verminderen. De richtlijn omvat ook bepalingen voor de beoordeling van de verontreiniging en maatregelen voor het behoud van een goede luchtkwaliteit.

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA betoogt dat het Koninkrijk Noorwegen zijn verplichting om ervoor te zorgen dat het niveau van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht de in het EER-recht vastgelegde grenswaarden niet overschrijdt, niet is nagekomen.

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA betoogt voorts dat het Koninkrijk Noorwegen zijn verplichting om passende plannen inzake luchtkwaliteit op te stellen in geval van overschrijding van de grenswaarden verhoogd met de relevante overschrijdingsmarge, niet is nagekomen.

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA betoogt dat het Koninkrijk Noorwegen in zijn antwoord op de aanmaning en het met redenen omkleed advies de door de Autoriteit vastgestelde tekortkomingen niet heeft betwist.

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA betoogt dat het Koninkrijk Noorwegen, door geen nadere gegevens te verstrekken over de getroffen maatregelen of projecten en een tijdschema voor de uitvoering ervan, en door geen raming te geven van de verwachte verbetering van de luchtkwaliteit en de vereiste termijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen, zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 8, lid 3, van Richtlijn 96/62/EG, huidig artikel 23, lid 1, van Richtlijn 2008/50/EG niet is nagekomen.


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

Europese Commissie

30.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 143/12


Bericht van inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van staven betonstaal die zeer goed tegen metaalmoeheid zijn bestand, van oorsprong uit de Volksrepubliek China

(2015/C 143/13)

De Europese Commissie („de Commissie”) heeft een klacht ontvangen op grond van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), volgens welke de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade lijdt door de invoer met dumping van staven betonstaal die zeer goed tegen metaalmoeheid zijn bestand, van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

1.   Klacht

De klacht werd op 17 maart 2015 ingediend door de European Steel Association („Eurofer”) („de klager”) namens producenten die meer dan 25 % van de totale productie van staven betonstaal die zeer goed tegen metaalmoeheid zijn bestand, in de Unie voor hun rekening nemen.

2.   Onderzocht product

Dit onderzoek heeft betrekking op staven betonijzer of -staal die zeer goed tegen metaalmoeheid zijn bestand (soms „HFP Rebars” genoemd), gemaakt van ijzer, niet-gelegeerd staal of gelegeerd staal (maar niet van roestvrij staal, sneldraaistaal en siliciummangaanstaal), alleen warm gewalst, en eventueel na het walsen getordeerd; de staven zijn voorzien van inkepingen, verdikkingen, ribbels of andere bij het walsen verkregen vervormingen, of worden na het walsen getordeerd. De belangrijkste eigenschap van zeer goed tegen metaalmoeheid bestand metaal is het vermogen om herhaalde belasting te weerstaan zonder te breken en meer specifiek het vermogen meer dan 4,5 miljoen vermoeiingscycli te weerstaan bij een spanningsverhouding (min/max) van 0,2 en een spanningsbereik van meer dan 150 MPa („het onderzochte product”).

3.   Bewering dat er sprake is van dumping

Het product dat met dumping zou worden ingevoerd, is het onderzochte product, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7214 20 00, ex 7228 30 20, ex 7228 30 41, ex 7228 30 49, ex 7228 30 61, ex 7228 30 69, ex 7228 30 70 en ex 7228 30 89, van oorsprong uit de Volksrepubliek China („het betrokken land”). De GN-codes worden slechts ter informatie vermeld.

Aangezien de Volksrepubliek China ingevolge de bepalingen van artikel 2, lid 7, van de basisverordening als land zonder markteconomie wordt beschouwd, heeft de klager de normale waarde voor de invoer uit de Volksrepubliek China vastgesteld op basis van de prijs in twee derde landen met een markteconomie, in dit geval Qatar en de Verenigde Arabische Emiraten.

De klacht over invoer met dumping is gebaseerd op een vergelijking van de aldus vastgestelde normale waarde met de prijs bij uitvoer (af fabriek) van het onderzochte product wanneer het naar de Unie wordt uitgevoerd.

De aldus berekende dumpingmarges blijken voor het betrokken land aanzienlijk te zijn.

4.   Bewering dat er sprake is van schade en oorzakelijk verband

De klager heeft bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat de invoer van het onderzochte product uit het betrokken land zowel absoluut als qua marktaandeel is gestegen.

Uit het voorlopige bewijsmateriaal dat de klager heeft verstrekt, blijkt dat de hoeveelheden waarin en de prijzen waartegen het onderzochte product wordt ingevoerd, onder meer een ongunstige invloed hebben gehad op de in rekening gebrachte prijzen en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie, waardoor de algemene prestaties en de financiële situatie van deze bedrijfstak aanzienlijk zijn verslechterd.

5.   Procedure

Daar de Commissie na kennisgeving aan de lidstaten heeft vastgesteld dat de klacht is ingediend door of namens de bedrijfstak van de Unie en dat er voldoende bewijsmateriaal is om een procedure in te leiden, opent zij hierbij een onderzoek op grond van artikel 5 van de basisverordening.

Bij het onderzoek zal worden vastgesteld of het onderzochte product van oorsprong uit het betrokken land met dumping wordt ingevoerd en of hierdoor schade voor de bedrijfstak van de Unie is ontstaan. Als de conclusies bevestigend zijn, zal in het onderzoek worden nagegaan of het niet tegen het belang van de Unie is maatregelen in te stellen.

5.1.    Procedure voor het vaststellen van dumping

Producenten-exporteurs (2) van het onderzochte product uit het betrokken land worden uitgenodigd aan het onderzoek van de Commissie mee te werken.

5.1.1.   Onderzoek van de producenten-exporteurs

5.1.1.1.   Procedure voor de selectie van te onderzoeken producenten-exporteurs in het betrokken land

a)   Steekproeven

Gezien het mogelijk grote aantal bij deze procedure betrokken producenten-exporteurs in het betrokken land kan de Commissie, om het onderzoek binnen de wettelijke termijn te kunnen afronden, haar onderzoek tot een redelijk aantal producenten-exporteurs beperken door een steekproef samen te stellen. De steekproef zal overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening worden uitgevoerd.

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, wordt alle producenten-exporteurs, of hun vertegenwoordigers, verzocht contact met de Commissie op te nemen. Zij moeten dat, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie doen en de Commissie de in bijlage I bij dit bericht verlangde informatie over hun ondernemingen verstrekken.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van producenten-exporteurs nodig acht, zal de Commissie bovendien contact opnemen met de autoriteiten van het betrokken land en mogelijk ook met haar bekende verenigingen van producenten-exporteurs.

Belanghebbenden die behalve de hierboven vermelde informatie nog andere informatie willen verstrekken die voor de samenstelling van de steekproef van nut kan zijn, moeten dit, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 21 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie doen.

Indien een steekproef noodzakelijk is, kunnen de producenten-exporteurs worden geselecteerd op basis van het grootste representatieve volume van de uitvoer naar de Unie dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kan worden onderzocht. De Commissie zal alle haar bekende producenten-exporteurs, de autoriteiten van het betrokken land en de verenigingen van producenten-exporteurs, indien nodig via de autoriteiten van het betrokken land, mededelen welke ondernemingen voor de steekproef zijn geselecteerd.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek met betrekking tot producenten-exporteurs nodig acht, zal de Commissie een vragenlijst toezenden aan de voor de steekproef geselecteerde producenten-exporteurs, aan de haar bekende verenigingen van producenten-exporteurs en aan de autoriteiten van het betrokken land.

Alle voor de steekproef geselecteerde producenten-exporteurs moeten, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen na de datum van kennisgeving van de samenstelling van de steekproef een ingevulde vragenlijst indienen.

Ondernemingen die hebben ingestemd met opname in de steekproef maar uiteindelijk niet worden geselecteerd, worden onverminderd de toepassing van artikel 18 van de basisverordening geacht mee te werken („niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs”). Onverminderd punt b) zal het antidumpingrecht dat wordt toegepast op de invoer van de niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs niet hoger zijn dan de gewogen gemiddelde dumpingmarge die is vastgesteld voor de producenten-exporteurs in de steekproef (3).

b)   Individuele dumpingmarge voor ondernemingen die niet in de steekproef zijn opgenomen

Niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs kunnen de Commissie uit hoofde van artikel 17, lid 3, van de basisverordening verzoeken om voor hen een individuele dumpingmarge vast te stellen. Producenten-exporteurs die in aanmerking willen komen voor een individuele dumpingmarge, moeten een vragenlijst aanvragen en deze, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen na de datum van kennisgeving van de samenstelling van de steekproef naar behoren ingevuld terugzenden. De Commissie zal onderzoeken of er te hunner aanzien in overeenstemming met artikel 9, lid 5, van de basisverordening een individueel dumpingrecht kan worden vastgesteld. De individuele producenten-exporteurs in het land zonder markteconomie die van mening zijn dat zij het onderzochte product onder marktvoorwaarden vervaardigen en verkopen, kunnen een naar behoren onderbouwde aanvraag om behandeling als marktgerichte onderneming indienen („BMO-aanvraag”) en deze ingevuld retourneren binnen de in punt 5.1.2.2 aangegeven termijnen.

Producenten-exporteurs die een individuele dumpingmarge aanvragen, moeten zich er echter van bewust zijn dat de Commissie kan besluiten geen individuele dumpingmarge vast te stellen, bijvoorbeeld als het aantal producenten-exporteurs zo groot is dat individuele onderzoeken te belastend zijn en een tijdige afsluiting van het onderzoek in de weg staan.

5.1.2.   Aanvullende procedure voor producenten-exporteurs in het betrokken land zonder markteconomie

5.1.2.1.   Selectie van een derde land met een markteconomie

De normale waarde van de invoer uit het betrokken land zal, met inachtneming van punt 5.1.2.2, overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening worden vastgesteld op basis van de prijs of de berekende waarde in een derde land met een markteconomie. De Commissie zal daartoe een geschikt derde land met een markteconomie selecteren. De voorlopige keuze van de Commissie is gevallen op de Verenigde Arabische Emiraten. Belanghebbenden wordt verzocht hun opmerkingen over de geschiktheid van deze keuze uiterlijk tien dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie in te dienen. Volgens de informatie waarover de Commissie beschikt, wordt het onderzochte product ook geproduceerd in Qatar en Turkije. Om uiteindelijk het derde land met een markteconomie te selecteren, zal de Commissie onderzoeken of het onderzochte product wordt geproduceerd en verkocht in die derde landen met een markteconomie waarvoor aanwijzingen bestaan dat het onderzochte product er wordt geproduceerd.

5.1.2.2.   Behandeling van producenten-exporteurs in het betrokken land zonder markteconomie

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening kunnen individuele producenten-exporteurs in het betrokken land die van mening zijn dat zij het onderzochte product onder marktvoorwaarden vervaardigen en verkopen, een naar behoren onderbouwd verzoek om behandeling als marktgerichte onderneming indienen („BMO-aanvraag”). Een BMO wordt toegekend als uit de beoordeling van de BMO-aanvraag blijkt dat aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening (4) is voldaan. Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening wordt de dumpingmarge van de producenten-exporteurs aan wie een BMO is toegekend, voor zover mogelijk en onverminderd het gebruik van beschikbare gegevens uit hoofde van artikel 18 van de basisverordening, berekend op basis van hun eigen normale waarde en uitvoerprijzen.

De Commissie zal BMO-aanvraagformulieren toezenden aan alle producenten-exporteurs in het betrokken land die voor de steekproef zijn geselecteerd, evenals aan alle niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs die een individuele dumpingmarge willen aanvragen, aan alle haar bekende verenigingen van producenten-exporteurs en aan de autoriteiten van het betrokken land. De Commissie zal alleen BMO-aanvraagformulieren beoordelen die zijn ingediend door de producenten-exporteurs in het betrokken land die voor de steekproef zijn geselecteerd, en door de niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs wier verzoek om berekening van een individuele dumpingmarge is aanvaard.

Alle producenten-exporteurs die een BMO willen aanvragen, moeten, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 21 dagen na de datum van kennisgeving van de samenstelling van de steekproef een ingevuld BMO-aanvraagformulier indienen.

5.1.3.   Onderzoek van niet-verbonden importeurs  (5)  (6)

Niet-verbonden importeurs die het onderzochte product uit het betrokken land in de Unie invoeren, worden uitgenodigd aan dit onderzoek mee te werken.

Gezien het mogelijk grote aantal bij deze procedure betrokken niet-verbonden importeurs kan de Commissie, om het onderzoek binnen de wettelijke termijn te kunnen afronden, haar onderzoek tot een redelijk aantal niet-verbonden importeurs beperken door een steekproef samen te stellen. De steekproef zal overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening worden uitgevoerd.

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, wordt alle niet-verbonden importeurs, of hun vertegenwoordigers, verzocht contact met de Commissie op te nemen. Zij moeten dat, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie doen en de Commissie de in bijlage II bij dit bericht verlangde informatie over hun ondernemingen verstrekken.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van niet-verbonden importeurs nodig acht, kan de Commissie ook contact opnemen met haar bekende verenigingen van importeurs.

Belanghebbenden die behalve de hierboven vermelde informatie nog andere informatie willen verstrekken die voor de samenstelling van de steekproef van nut kan zijn, moeten dit, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 21 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie doen.

Indien een steekproef noodzakelijk is, kunnen de importeurs worden geselecteerd op basis van het grootste representatieve volume van hun verkoop van het onderzochte product in de Unie dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kan worden onderzocht. De Commissie zal alle haar bekende niet-verbonden importeurs en verenigingen van importeurs mededelen welke ondernemingen voor de steekproef zijn geselecteerd.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig acht, zal de Commissie een vragenlijst toezenden aan de in de steekproef opgenomen niet-verbonden importeurs en aan alle haar bekende verenigingen van importeurs. Deze partijen moeten de ingevulde vragenlijst, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen na de datum van kennisgeving van de samenstelling van de steekproef indienen.

5.2.    Procedure voor het vaststellen van schade en onderzoek van producenten in de Unie

De vaststelling van de schade is gebaseerd op positief bewijsmateriaal en houdt een objectief onderzoek in van de omvang van de invoer met dumping, de gevolgen daarvan voor de prijzen in de Unie en de gevolgen van deze invoer voor de bedrijfstak van de Unie. Teneinde vast te stellen of de bedrijfstak van de Unie schade heeft geleden, worden de producenten van het onderzochte product in de Unie uitgenodigd aan het onderzoek van de Commissie mee te werken.

Gezien het grote aantal bij deze procedure betrokken producenten in de Unie heeft de Commissie, om het onderzoek binnen de wettelijke termijn te kunnen afronden, besloten haar onderzoek tot een redelijk aantal producenten in de Unie te beperken door een steekproef samen te stellen. De steekproef wordt overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening uitgevoerd.

De Commissie heeft een voorlopige steekproef van producenten in de Unie samengesteld. Belanghebbenden vinden nadere details in het dossier. Belanghebbenden wordt verzocht het dossier te raadplegen (de contactgegevens van de Commissie zijn opgenomen in punt 5.6). Andere producenten in de Unie, of hun vertegenwoordigers, die vinden dat er redenen zijn waarom zij in de steekproef zouden moeten worden opgenomen, moeten uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie contact met de Commissie opnemen.

Belanghebbenden die nog andere informatie willen verstrekken die voor de samenstelling van de steekproef van nut kan zijn, moeten dit, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 21 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie doen.

De Commissie zal alle haar bekende producenten in de Unie en/of verenigingen van producenten in de Unie mededelen welke ondernemingen uiteindelijk voor de steekproef zijn geselecteerd.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig acht, zal de Commissie een vragenlijst toezenden aan de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en aan alle haar bekende verenigingen van producenten in de Unie. Deze partijen moeten de ingevulde vragenlijst, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen na de datum van kennisgeving van de samenstelling van de steekproef indienen.

5.3.    Procedure voor het beoordelen van het belang van de Unie

Indien wordt vastgesteld dat er inderdaad invoer met dumping plaatsvindt en dat daardoor schade wordt veroorzaakt, zal uit hoofde van artikel 21 van de basisverordening een beslissing worden genomen over de vraag of de instelling van antidumpingmaatregelen niet in strijd zou zijn met het belang van de Unie. Producenten in de Unie, importeurs en hun representatieve verenigingen, gebruikers en hun representatieve verenigingen, en representatieve consumentenorganisaties wordt verzocht om, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie contact op te nemen. Om aan het onderzoek deel te nemen, moeten de representatieve consumentenorganisaties binnen dezelfde termijn aantonen dat er een objectieve band is tussen hun activiteiten en het onderzochte product.

Partijen die binnen de genoemde termijn contact opnemen, kunnen de Commissie, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie informatie verstrekken over het belang van de Unie. Zij kunnen deze informatie vormvrij opstellen of een vragenlijst van de Commissie invullen. Met informatie die op grond van artikel 21 wordt verstrekt, wordt alleen rekening gehouden indien daarbij tegelijkertijd het nodige bewijsmateriaal is gevoegd.

5.4.    Andere schriftelijke opmerkingen

Alle belanghebbenden wordt hierbij verzocht om onder de voorwaarden van dit bericht hun standpunt kenbaar te maken en informatie en bewijsmateriaal in te dienen. Tenzij anders aangegeven, moeten deze informatie en het bewijsmateriaal uiterlijk 37 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie in het bezit van de Commissie zijn.

5.5.    Mogelijkheid om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord

Alle belanghebbenden kunnen een verzoek indienen om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord. Dit verzoek moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. Een verzoek om te worden gehoord over zaken die betrekking hebben op het beginstadium van het onderzoek, moet uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie worden ingediend. Daarna moet een verzoek om te worden gehoord, worden ingediend binnen de specifieke termijnen die de Commissie in haar correspondentie met de partijen vermeldt.

5.6.    Instructies voor schriftelijke opmerkingen en de verzending van ingevulde vragenlijsten en correspondentie

Informatie die aan de Commissie wordt verstrekt in het kader van handelsbeschermingsonderzoeken is vrij van auteursrechten. Alvorens aan de Commissie informatie en/of gegevens te verstrekken die onderworpen zijn aan het auteursrecht van derden, moeten belanghebbenden de houder van het auteursrecht specifiek verzoeken de Commissie uitdrukkelijk toestemming te verlenen om: a) voor deze handelsbeschermingsprocedure gebruik te maken van de informatie en gegevens, en b) de informatie en/of gegevens te verstrekken aan belanghebbenden in dit onderzoek, in een vorm die hun de mogelijkheid biedt hun recht van verweer uit te oefenen.

Alle schriftelijke opmerkingen, met inbegrip van de in dit bericht gevraagde informatie, ingevulde vragenlijsten en correspondentie die door de belanghebbenden worden verstrekt en waarvoor om een vertrouwelijke behandeling wordt verzocht, moeten zijn voorzien van de vermelding „Limited” (7).

Belanghebbenden die informatie met de vermelding „Limited” verstrekken, moeten hiervan krachtens artikel 19, lid 2, van de basisverordening een niet-vertrouwelijke samenvatting indienen, voorzien van de vermelding „For inspection by interested parties”. Deze samenvatting moet gedetailleerd genoeg zijn om een redelijk inzicht te verschaffen in de wezenlijke inhoud van de als vertrouwelijk verstrekte inlichtingen. Als een belanghebbende die vertrouwelijke inlichtingen verstrekt, geen niet-vertrouwelijke samenvatting daarvan indient met de vereiste vorm en inhoud, kan deze informatie buiten beschouwing worden gelaten.

Belanghebbenden wordt verzocht alle opmerkingen en verzoeken met inbegrip van gescande volmachten en certificaten per e-mail in te dienen, met uitzondering van uitgebreide antwoorden, die persoonlijk of per aangetekend schrijven worden ingediend op een cd-rom of dvd. Door e-mail te gebruiken, stemmen belanghebbenden in met de geldende voorschriften inzake elektronisch ingediende opmerkingen, zoals bepaald in het document „CORRESPONDENCE WITH THE EUROPEAN COMMISSION IN TRADE DEFENCE CASES” (Correspondentie met de Europese Commissie in handelsbeschermingszaken) op de website van het Directoraat-Generaal Handel (http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2011/june/tradoc_148003.pdf). Belanghebbenden moeten hun naam, adres, telefoon en een geldig e-mailadres vermelden en ervoor zorgen dat het verstrekte e-mailadres een actief, officieel en zakelijk e-mailadres is dat elke dag wordt gecontroleerd. Zodra contactgegevens zijn verstrekt, verloopt de communicatie van de Commissie met belanghebbenden uitsluitend per e-mail, behalve indien zij er uitdrukkelijk om verzoeken alle documenten van de Commissie via een ander communicatiemiddel te ontvangen, of het document wegens de aard ervan per aangetekend schrijven moet worden verzonden. Voor nadere voorschriften en informatie over de correspondentie met de Commissie, met inbegrip van de beginselen die van toepassing zijn op per e-mail verzonden opmerkingen, moeten belanghebbenden de genoemde instructies over communicatie met belanghebbenden raadplegen.

Correspondentieadres van de Commissie:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat H

Kamer CHAR 04/039

1040 Brussel

BELGIË

E-mail

:

TRADE-HFP-REBARS-DUMPING@ec.europa.eu

en

TRADE-HFP-REBARS-INJURY@ec.europa.eu

6.   Niet-medewerking

Wanneer belanghebbenden geen toegang tot de nodige gegevens verlenen, deze niet binnen de gestelde termijn verstrekken of het onderzoek aanmerkelijk belemmeren, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening voorlopige of definitieve conclusies worden getrokken aan de hand van de beschikbare gegevens, zowel in positieve als in negatieve zin.

Wanneer blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, kunnen deze buiten beschouwing worden gelaten en kan van de beschikbare gegevens gebruik worden gemaakt.

Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en de bevindingen daarom overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, kan het resultaat voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan indien hij wel medewerking had verleend.

Indien de belanghebbende zijn antwoord niet door middel van systemen voor automatische gegevensverwerking verstrekt, wordt dit niet als niet-medewerking beschouwd, mits deze belanghebbende aantoont dat verstrekking van het antwoord in de gevraagde vorm voor hem een onredelijke extra belasting zou betekenen of onredelijke extra kosten met zich zou meebrengen. De belanghebbende moet onmiddellijk contact opnemen met de Commissie.

7.   Raadadviseur-auditeur

Belanghebbenden kunnen erom vragen dat de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures wordt ingeschakeld. De raadadviseur-auditeur fungeert als tussenpersoon tussen de belanghebbenden en de onderzoeksdiensten van de Commissie. Hij behandelt verzoeken om toegang tot het dossier, geschillen over de vertrouwelijkheid van documenten, verzoeken om termijnverlenging en verzoeken van derden om te worden gehoord. De raadadviseur-auditeur kan een hoorzitting met een individuele belanghebbende beleggen en als bemiddelaar optreden om te garanderen dat de belanghebbenden hun recht van verweer ten volle kunnen uitoefenen.

Een verzoek om door de raadadviseur-auditeur te worden gehoord, moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. Een verzoek om te worden gehoord over zaken die betrekking hebben op het beginstadium van het onderzoek, moet uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie worden ingediend. Daarna moet een verzoek om te worden gehoord, worden ingediend binnen de specifieke termijnen die de Commissie in haar correspondentie met de partijen vermeldt.

De raadadviseur-auditeur kan ook een hoorzitting voor belanghebbenden beleggen waar uiteenlopende standpunten en tegenargumenten naar voren kunnen worden gebracht met betrekking tot kwesties in verband met onder andere dumping, schade, oorzakelijk verband en belang van de Unie. Een dergelijke hoorzitting vindt normaliter uiterlijk aan het einde van de vierde week na de mededeling van de voorlopige bevindingen plaats.

Belanghebbenden die contact willen opnemen, vinden de nodige gegevens en nadere informatie op de pagina’s van de raadadviseur-auditeur op de website van DG Handel: http://ec.europa.eu/trade/trade-policy-and-you/contacts/hearing-officer/

8.   Tijdschema voor het onderzoek

Het onderzoek wordt overeenkomstig artikel 6, lid 9, van de basisverordening uiterlijk 15 maanden na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie afgesloten. Overeenkomstig artikel 7, lid 1, van de basisverordening kunnen tot uiterlijk negen maanden na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie voorlopige maatregelen worden ingesteld.

9.   Verwerking van persoonsgegevens

Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (8).


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  Onder producent-exporteur wordt verstaan: een onderneming uit het betrokken land die het onderzochte product produceert en naar de markt van de Unie uitvoert, hetzij rechtstreeks of via derden, met inbegrip van verbonden ondernemingen die betrokken zijn bij de productie, binnenlandse verkoop of uitvoer van het onderzochte product.

(3)  Ingevolge artikel 9, lid 6, van de basisverordening wordt geen rekening gehouden met nihilmarges, minimale marges of marges die onder de in artikel 18 van de basisverordening bedoelde omstandigheden zijn vastgesteld.

(4)  De producenten-exporteurs moeten met name aantonen dat: i) besluiten van bedrijven en de door hen gemaakte kosten een reactie zijn op marktsignalen, zonder staatsinmenging van betekenis; ii) bedrijven beschikken over een duidelijke basisboekhouding die onder controle staat van een onafhankelijke instantie in overeenstemming met de internationale standaarden voor jaarrekeningen en die alle terreinen bestrijkt; iii) er geen verstoringen van betekenis zijn die nog voortvloeien uit het vroegere systeem zonder markteconomie; iv) de faillissements- en eigendomswetten rechtszekerheid en stabiliteit bieden; v) omrekening van munteenheden tegen de marktkoers geschiedt.

(5)  Uitsluitend importeurs die niet verbonden zijn met de producenten-exporteurs mogen in de steekproef worden opgenomen. Importeurs die met producenten-exporteurs verbonden zijn, moeten bijlage I bij de vragenlijst voor deze producenten-exporteurs invullen. Overeenkomstig artikel 143 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie houdende bepalingen ter uitvoering van het communautaire douanewetboek worden personen slechts geacht te zijn verbonden indien: a) zij functionaris of directeur zijn van elkaars zaken; b) zij door de wettelijke bepalingen worden erkend als in zaken verbonden; c) zij werkgever en werknemer zijn; d) enig persoon, hetzij rechtstreeks of zijdelings, 5 % of meer van het stemgerechtigde uitstaande kapitaal of aandelen van beiden bezit, controleert of houdt; e) één van hen de ander, rechtstreeks of zijdelings, controleert; f) beiden, rechtstreeks of zijdelings, worden gecontroleerd door een derde persoon; g) zij samen, rechtstreeks of zijdelings, een derde persoon controleren, of h) zij behoren tot dezelfde familie. Personen worden slechts geacht leden te zijn van dezelfde familie indien zij op een van de volgende wijzen met elkaar bloed- of aanverwant zijn: i) echtgenoot en echtgenote, ii) ouder en kind, iii) broers en zusters (of halfbroers en halfzusters), iv) grootouder en kleinkind, v) oom of tante en neef of nicht (oomzeggers), vi) schoonouder en schoondochter of schoonzoon, vii) zwagers en schoonzusters (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1). In deze context worden onder personen zowel natuurlijke als rechtspersonen verstaan.

(6)  Gegevens die door niet-verbonden importeurs zijn verstrekt, mogen ook worden gebruikt voor andere aspecten van dit onderzoek dan het vaststellen van dumping.

(7)  Een „Limited”-document wordt als vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51) en artikel 6 van de WTO-overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 (antidumpingovereenkomst) beschouwd. Het is ook een beschermd document krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).

(8)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.


BIJLAGE I

Image

Image


BIJLAGE II

Image

Image


ANDERE HANDELINGEN

Europese Commissie

30.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 143/23


Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

(2015/C 143/14)

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 51 van Verordening (EG) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag.

ENIG DOCUMENT

„ΓΑΛΑΝΟ ΜΕΤΑΓΓΙΤΣΙΟΥ ΧΑΛΚΙΔΙΚΗΣ” (GALANO METAGGITSIOU CHALKIDIKIS)

EG-nr. EL-PDO-0005-01027-07.08.2012

BGA ( ) BOB ( X )

1.   Naam

„Γαλανό Μεταγγιτσίου Χαλκιδικής” (Galano Metaggitsiou Chalkidikis)

2.   Lidstaat of derde land

Griekenland

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel

3.1.   Productcategorie

Categorie 1.5. Oliën en vetten (boter, margarine, spijsolie, enz.)

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is

Extra olijfolie van eerste persing „Galano Metaggitsiou Chalkidikis” wordt verkregen uit twee olijfvariëteiten: Strongilolia (Galani, Prasinolia) en Hondrolia Halkidikis. De verhoudingen zijn als volgt: ten minste 90 % Strongilolia (Galani, Prasinolia) en ten hoogste 10 % Hondrolia Halkidikis.

„Galano Metaggitsiou Chalkidikis” vertoont de volgende fysieke, chemische en organoleptische kenmerken:

Zuurtegraad: tot maximaal 0,60

Peroxidegetal: maximaal 15

Κ232: maximaal 2,35

Κ270: maximaal 0,18

Was: maximaal 110 mg/kg

Percentage onverzadigde vetzuren: gelijk aan of groter dan 84 %

Percentage oliezuur: minimaal 73 %

Linoleenzuur: < 1,0 %

Linolzuur: < 11 %

Kleur: groen met gele tinten tot goudgeel, troebel meteen na het persen, maar wordt geleidelijk aan helemaal helder.

Organoleptische kenmerken:

Descriptor

Gemiddelde waarde

Defecten

0

Mediaan van fruitigheid

> 3

Mediaan van scherpheid

> 3

Mediaan van bitterheid

< 2,5

3.3.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong) en grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)

3.4.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden

Extra olijfolie van eerste persing „Galano Metaggitsiou Chalkidikis” wordt verkregen uit olijven die uitsluitend in het afgebakende geografische gebied worden geteeld en geperst.

3.5.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken, enz. van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst

„Galano Metaggitsiou Chalkidikis” wordt in het afgebakende gebied gebotteld om te voorkomen dat de kwaliteit van het product wordt aangetast en dat het product zijn specifieke kenmerken verliest als gevolg van het vervoer in bulk.

Er worden heel specifieke maatregelen getroffen om te voorkomen dat de productkwaliteit wordt aangetast, zoals:

1.

Het product wordt eerst opgeslagen in genummerde roestvrijstalen tanks in de opslagruimten van de producenten, die weten hoe zuurstof en licht de olie tijdens de opslag kunnen aantasten.

2.

Ten behoeve van de productcontrole worden de tanks verzegeld met zegellak met de vermelding „κυανούν” (blauw) en worden zij, wanneer ze niet volledig leeggemaakt zijn, opnieuw verzegeld.

3.

Het product mag niet worden gedecanteerd of in bulk worden vervoerd buiten het afgebakende geografische productiegebied om de duur van het contact tussen vet en zuurstof aan het raakoppervlak lucht-olie tot een minimum te beperken, zowel in de transportank als tijdens het verpakken.

4.

Het product mag niet buiten het afgebakende geografische productiegebied worden vervoerd in transparante tanks of containers om blootstelling aan direct zonlicht te voorkomen, hetgeen kan leiden tot foto-oxidatie.

5.

De flessen worden verzegeld met zegellak, waarvan de samenstelling van partij tot partij verschilt (de verhouding van de componenten van de zegellak, de methode om de containers te verzegelen). Op die manier wordt het risico op namaak van het product uitgesloten (de controle wordt versterkt) en wordt de traceerbaarheid van het product gegarandeerd.

Het product wordt verpakt in niet-transparante recipiënten uit voor levensmiddelen geschikt glas, metaal of aardewerk, of uit een ander inert materiaal dat de inhoud niet aantast en voldoet aan de commerciële en/of wettelijke vereisten van de landen waarin het op de markt wordt gebracht.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst

De etikettering moet voldoen aan de eisen van de Europese wetgeving en moet een van de volgende logo’s bevatten:

Image

Ook de code van de producent moet op de fles worden vermeld. Elke fles wordt bovendien genummerd zodat de consument over specifieke en nauwkeurige informatie beschikt.

4.   Beknopte omschrijving van de afbakening van het geografische gebied

Het afgebakende geografische gebied waar de olijfolie van eerste persing „Galano Metaggitsiou Chalkidikis” wordt geproduceerd, is het gebied dat binnen de administratieve grenzen valt van Metaggitsi in de gemeente Sithonia.

5.   Verband met het geografische gebied

5.1.   Specificiteit van het geografische gebied

De specificiteit van het geografische gebied ligt in het feit dat het wordt begrensd door een rivier in het westen, de zee in het oosten en heuvels in het noorden en het zuiden.

Wat het reliëf betreft, bestaat het grootste deel (1 820 ha) van het afgebakende gebied uit hellingen met een hellingsgraad van 1 tot 15 %. In het gebied eromheen, dat wordt gekenmerkt door steilere hellingen, kan de hellingsgraad meer dan 60 % bedragen. Het grootste deel van het vruchtbare land wordt dus omgeven door heuvels. Op die manier wordt een gesloten bekken gevormd dat beschermd wordt tegen de vochtige winden uit het oosten, maar waar toch een lage temperatuur heerst. De gemiddelde temperatuur tijdens de koudste maand bedraagt 2,5 °C en 22,5 °C tijdens de warmste maand. Het gebied wordt gekenmerkt door vroege vorstperioden, die voornamelijk te wijten zijn aan de combinatie van klimaat en reliëf.

Er heerst een mediterraan klimaat. Toch zijn er ook kenmerken aanwezig van een continentaal klimaat met mediterrane invloeden. De neerslag is niet echt overvloedig met een gemiddelde jaarlijkse neerslag tussen 505 mm op lage hoogte en 662 mm hogerop. De periode juni-september wordt beschouwd als de droogste periode met 119 tot 169 mm neerslag, waarbij de kleinste hoeveelheid neerslag valt in september (20 tot 29 mm). De olijfgaarden van Metaggitsi Halkidikis bevinden zich op paleozoïsche grond in de Vertiskos-zone, die is gevormd uit glimmerhoudend en biotisch gneis, graniet, schist, kwartsiet, dioriet en veldspaat, met een matige zuurtegraad met lage pH-waarden (5 en 6), terwijl de andere olijfgaarden in de prefectuur van Halkidiki op alkalische kalkhoudende bodem zijn geplant met een pH van 7 of hoger. Vanuit mechanisch oogpunt bezit de bodem een lichte tot middelzware textuur met een goede vochtigheid. De bodem is goed verlucht en matig waterdoorlatend met een goede drainage. Water en bodemoplossingen kunnen zich gemakkelijk verplaatsen. De bodem is tevens rijk aan fosfor.

De olijfgaarden van Metaggitsi Halkidikis bestaan voor ten minste 90 % uit de olijfvariëteit Strongilolia (Galani, Prasinolia), die wijdverspreid is in het afgebakende geografische gebied door de specifieke bodem- en klimaatomstandigheden die er heersen, en voor ten hoogste 10 % uit de variëteit Hondrolia Halkidikis. De dominante aanwezigheid van de variëteit Strongilolia in het gebied is een gevolg van het microklimaat en de menselijke activiteit die de landbouwgronden letterlijk vorm heeft gegeven door de zuurtegraad van de bodem te bestrijden met organische meststoffen en groenbemesting en door de bodemruwheid aan te pakken door met de hand te graven.

Strongilolia is een grote olijf. De vruchten zijn rond-ovaal van vorm, zonder punt en rijpen in november. Ze worden vroeg geoogst, wanneer ze een groenpaarse kleur hebben en worden koud geperst (de temperatuur bij het mengen van de olijvenmassa mag niet hoger zijn dan 27 °C). Het gewicht varieert van 2,6 g tot 7,5 g (gemiddeld 4,6) en het oliegehalte bedraagt 16 %. De variëteit Strongilolia wordt gebruikt om zowel tafelolijven als olijfolie te produceren en wordt gekenmerkt door zijn vruchten en bladeren.

Hondrolia Halkidikis is een grote olijf met een verhouding vruchtvlees/pit van 7-10:1. Hondrolia Halkidikis wordt gebruikt om zowel tafelolijven als olijfolie te produceren en wordt gekenmerkt door zijn vruchten en bladeren.

5.2.   Specificiteit van het product

„Galano Metaggitsiou Chalkidikis” heeft de volgende kenmerken:

minstens 90 % van de olie komt van de olijfvariëteit Strongilolia (Galani, Prasinolia)

een hoog oliezuurgehalte (minstens 73 %)

een hoger gehalte onverzadigde vetzuren (gelijk aan of groter dan 84 %) in vergelijking met verzadigde vetzuren

een laag percentage linoleenzuur (minder dan 1,0 %) en linolzuur (minder dan 11 %)

een gemiddelde fruitigheid, met een mediaanwaarde > 3, een gemiddelde scherpheid, mediaanwaarde > 3, en een lage tot gemiddelde bitterheid, mediaanwaarde < 2,5. „Galano Metaggitsiou Chalkidikis” kan worden beschreven als een milde olie, aangezien de bitterheid doorgaans een waarde heeft < 2.

„Galano Metaggitsiou Chalkidikis” wordt verkregen uit olijven die vroeg worden geoogst, vanaf oktober, wanneer het fruit een groenpaarse kleur heeft en de vruchten worden koud geperst (de temperatuur bij het mengen van de olijvenmassa mag niet hoger zijn dan 27 °C).

5.3.   Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA)

„Galano Metaggitsiou Chalkidikis” wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van de olijfsoort Strongilolia (Galani of Prasinolia), die voor commerciële doeleinden wordt geteeld in het geografische gebied en bijna nergens anders. De variëteit is wijdverspreid in het gebied en vertegenwoordigt bijna alle olijfbomen, oftewel 90 % van de geteelde olijven. De dominante aanwezigheid van deze variëteit in het gebied is een gevolg van het microklimaat (droogte, droog weer, vroege vorst, lage temperaturen, lage pH-waarden in de bodem, reliëf) en de menselijke activiteit die de landbouwgronden letterlijk vorm heeft gegeven door de zuurtegraad van de bodem te bestrijden met organische meststoffen en groenbemesting en door de bodemruwheid aan te pakken door met de hand te graven. Deze bodem- en klimaatomstandigheden zorgen voor een hoger oliezuurgehalte (73 %) en lagere gehalten aan linoleenzuur (minder dan 1,0 %) en linolzuur (minder dan 11 %), waardoor „Galano Metaggitsiou Chalkidikis” een hogere oxidatiestabiliteit heeft.

De positieve kenmerken heeft de olijfolie „Galano Metaggitsiou Chalkidikis” ook te danken aan het hoge fosforgehalte in de bodem. Bovendien bezit de extra olijfolie van eerste persing „Galano Metaggitsiou Chalkidikis” een fris, zuiver, fruitig olijfaroma dankzij de kleine hoeveelheid neerslag, die voor evenwichtige aroma’s zorgt, dankzij de vroege oogst, die een intense aromatische olie oplevert, en dankzij de gebruikte persmethode (koud persen), die de aromatische bestanddelen van de olie niet beschadigt of vernietigt.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier

(artikel 6, lid 1, tweede alinea, van de onderhavige verordening)

http://www.minagric.gr/images/stories/docs/agrotis/POP-PGE/Galano_Metaggitsiou_Xalkidikis_300714.pdf


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.


Rectificaties

30.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 143/27


Rectificatie van de mededeling van de Commissie betreffende de thans bij terugvordering van staatssteun toe te passen rentepercentages en de referentie- en disconteringspercentages voor 28 lidstaten, zoals die vanaf 1 april 2015 gelden

( Publicatieblad van de Europese Unie C 88 van 14 maart 2015 )

(2015/C 143/15)

Op bladzijde 6 wordt de tabel vervangen door de volgende tabel:

„Van

Tot

AT

BE

BG

CY

CZ

DE

DK

EE

EL

ES

FI

FR

HR

HU

IE

IT

LT

LU

LV

MT

NL

PL

PT

RO

SE

SI

SK

UK

1.4.2015

0,34

0,34

2,18

0,34

0,52

0,34

0,42

0,34

0,34

0,34

0,34

0,34

1,58

2,21

0,34

0,34

0,34

0,34

0,34

0,34

0,34

2,16

0,34

2,04

0,23

0,34

0,34

1,02

1.3.2015

31.3.2015

0,34

0,34

2,18

0,34

0,52

0,34

0,66

0,34

0,34

0,34

0,34

0,34

1,58

2,21

0,34

0,34

0,34

0,34

0,34

0,34

0,34

2,16

0,34

2,04

0,33

0,34

0,34

1,02

1.1.2015

28.2.2015

0,34

0,34

2,18

0,34

0,52

0,34

0,66

0,34

0,34

0,34

0,34

0,34

1,58

2,21

0,34

0,34

0,34

0,34

0,34

0,34

0,34

2,16

0,34

2,63

0,46

0,34

0,34

1,02