ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 72

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

58e jaargang
28 februari 2015


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

ADVIEZEN

 

Europese Commissie

2015/C 072/01

Advies van de Commissie van 26 februari 2015 betreffende het plan voor de lozing van radioactieve afvalstoffen uit de European Spallation Source-faciliteit (lineaire versneller), gelegen te Lund in Zweden

1

2015/C 072/02

Advies van de Commissie van 26 februari 2015 over het ontwerp van gewijzigde verordening van de Europese Centrale Bank betreffende statistieken van aangehouden effecten

3


 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2015/C 072/03

Inleiding van een procedure (Zaak M.7408 — Cargill/ADM Chocolate Business) ( 1 )

5


 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2015/C 072/04

Wisselkoersen van de euro

6

2015/C 072/05

Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 17 oktober 2014 betreffende een voorontwerp van besluit in zaak AT.39924 — Rentederivaten in Zwitserse frank (CHF LIBOR) — Rapporteur: Nederland

7

2015/C 072/06

Eindverslag van de raadadviseur-auditeur — Rentederivaten in Zwitserse frank (CHF LIBOR) (AT.39924)

8

2015/C 072/07

Samenvatting van het besluit van de Commissie van 21 oktober 2014 (Zaak AT.39924 — Rentederivaten in Zwitserse frank) (CHF LIBOR) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 7605)

9

2015/C 072/08

Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 17 oktober 2014 betreffende een voorontwerp van besluit in zaak AT.39924 — Rentederivaten in Zwitserse frank (Inbreuk inzake spreads) — Rapporteur: Nederland

12

2015/C 072/09

Eindverslag van de raadadviseur-auditeur — Rentederivaten in Zwitserse frank (Inbreuk inzake spreads) (AT.39924)

13

2015/C 072/10

Samenvatting van het besluit van de Commissie van 21 oktober 2014 (Zaak AT.39924 — Rentederivaten in Zwitserse frank) (Schending inzake spreads) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 7602)

14

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

2015/C 072/11

Bijwerking van de lijst van grensdoorlaatposten bedoeld in artikel 2, punt 8, van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode)

17


 

V   Adviezen

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2015/C 072/12

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.7302 — Styrolution/Braskem/JV) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

25

 

ANDERE HANDELINGEN

 

Europese Commissie

2015/C 072/13

Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

26


 

Rectificaties

2015/C 072/14

Rectificatie van de oproep tot het indienen van voorstellen — Richtsnoeren — EACEA 03/2015 — EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp: Technische bijstand aan uitzendende organisaties — Capaciteitsopbouw voor humanitaire hulp bij ontvangende organisaties ( PB C 17 van 20.1.2015 )

31


 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

ADVIEZEN

Europese Commissie

28.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 72/1


ADVIES VAN DE COMMISSIE

van 26 februari 2015

betreffende het plan voor de lozing van radioactieve afvalstoffen uit de „European Spallation Source”-faciliteit (lineaire versneller), gelegen te Lund in Zweden

(Alleen de Zweedse tekst is authentiek)

(2015/C 72/01)

De hieronder gegeven evaluatie is uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in het Euratom-Verdrag, ongeacht eventuele aanvullende evaluaties die moeten worden uitgevoerd krachtens het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en de verplichtingen die daaruit en uit de daarvan afgeleide wetgeving voortvloeien (1).

Op 25 september 2013 heeft de Europese Commissie overeenkomstig artikel 37 van het Euratom-Verdrag van de Zweedse regering algemene gegevens ontvangen betreffende het plan voor de lozing van radioactieve afvalstoffen uit de „European Spallation Source”-faciliteit (lineaire versneller) in Lund.

Op basis van deze algemene gegevens en de aanvullende door de Commissie op 18 oktober 2013 en 22 september 2014 opgevraagde en door de Zweedse autoriteiten op 2 september 2014 en 22 oktober 2014 verstrekte informatie brengt de Commissie, na raadpleging van de groep van deskundigen, het volgende advies uit:

1.

de afstand van de locatie tot de meest nabije grens met een andere lidstaat, in dit geval Denemarken, bedraagt ongeveer 30 km;

2.

in normale bedrijfsomstandigheden veroorzaakt de geplande lozing van vloeibare en gasvormige effluenten voor inwoners van andere lidstaten geen voor de volksgezondheid significante blootstelling aan straling;

3.

secundaire vaste radioactieve afvalstoffen worden tijdelijk op de locatie opgeslagen alvorens te worden overgebracht naar van een vergunning voorziene behandelings- of bergingsfaciliteiten binnen Zweden;

4.

in het geval van een niet-geplande lozing van radioactieve effluenten ten gevolge van een ongeval van het type en de omvang als bedoeld in de algemene gegevens, resulteren de in een andere lidstaat ontvangen stralingsdoses naar verwachting niet in schadelijke effecten voor de volksgezondheid.

Concluderend is de Commissie van mening dat de uitvoering van het plan voor de verwijdering van radioactieve afvalstoffen, in welke vorm ook, uit de „European Spallation Source”-faciliteit te Lund in Zweden, zowel in normale bedrijfsomstandigheden als bij een ongeval van het type en de omvang als bedoeld in de algemene gegevens, niet het risico doet ontstaan van voor de volksgezondheid significante radioactieve besmetting van het water, de bodem of het luchtruim van een andere lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 februari 2015.

Voor de Commissie

Miguel ARIAS CAÑETE

Lid van de Commissie


(1)  Krachtens het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bijvoorbeeld moeten de milieuaspecten verder worden geanalyseerd. De Commissie wil in dat verband graag de aandacht vestigen op het bepaalde in Richtlijn 2011/92/EU betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten en Richtlijn 2001/42/EG betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma’s, alsook in Richtlijn 92/43/EEG inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna en Richtlijn 2000/60/EG tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid.


28.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 72/3


ADVIES VAN DE COMMISSIE

van 26 februari 2015

over het ontwerp van gewijzigde verordening van de Europese Centrale Bank betreffende statistieken van aangehouden effecten

(2015/C 72/02)

Inleiding

Op 15 januari 2015 ontving de Commissie een verzoek van de Europese Centrale Bank (ECB) om advies over een ontwerp van gewijzigde verordening betreffende statistieken van aangehouden effecten.

De Commissie is verheugd over dit verzoek en erkent dat de ECB hierbij handelt in overeenstemming met haar verplichting de Commissie te raadplegen over ontwerpverordeningen van de ECB zodra er verbanden zijn met de vereisten van de Commissie op het gebied van de statistiek, zoals bepaald in artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de ECB (1), teneinde de onderlinge samenhang te garanderen die nodig is voor de productie van statistieken die voldoen aan de respectieve informatievereisten van de ECB en de Commissie. Een goede samenwerking tussen de ECB en de Commissie is zowel voor beide instellingen als voor de gebruikers en de respondenten van nut omdat daardoor op efficiëntere wijze Europese statistieken kunnen worden geproduceerd.

De Commissie erkent het belang van geschikte gegevens en statistieken om in het kader van het prudentieel toezicht op financiële instellingen de omvang en de bewegingen van aangehouden effecten, zowel binnenlandse als grensoverschrijdende, alsook de soort instrumenten op te volgen. Bovendien deelt de Commissie de beoordeling, zoals vastgelegd in overweging 3 van de ontwerpverordening, dat de dynamiek van risicospreiding niet correct kon worden beoordeeld tijdens de financiële crisis, onder meer door een gebrek aan gedetailleerde gegevens over bilaterale risicoposities en besmettingskanalen.

Vanwege haar rol bij het toezicht op financiële instellingen en markten steunt de Commissie ten volle de ontwikkeling van een databank met naar individuele effecten uitgesplitste gegevens, inclusief van-wie-naar-wie-informatie. Bovendien kunnen die zeer nauwkeurige gegevens voor talrijke bijkomende statistische toepassingen worden gebruikt, aangezien ze worden vervat in en gekoppeld aan andere reeksen statistische gegevens, alsook gezien hun gemeenschappelijke definities. In dit verband stelt de Commissie met voldoening vast dat het ontwerp van gewijzigde ECB-verordening betreffende statistieken van aangehouden effecten naar behoren rekening houdt met het nieuwe Europese systeem van rekeningen (ESR 2010), ingesteld krachtens Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie (2).

Opmerkingen over en voorgestelde wijzigingen van het wetgevingsvoorstel

Het ontwerp van gewijzigde ECB-verordening betreffende statistieken van aangehouden effecten heeft als belangrijkste doel dat de verzekeringsinstellingen voortaan rechtstreeks gegevens indienen. De Commissie juicht toe dat er daardoor naar verwachting meer gegevens bekend worden, aangezien verzekeringsinstellingen belangrijke effectenhouders zijn.

De Commissie is zich bewust van de noodzaak om waar mogelijk de rapportagelast voor statistische doeleinden voor institutionele eenheden te beperken. Bij dit wetgevingsvoorstel heeft de ECB rekening gehouden met het feit dat in het kader van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (3) gegevens van verzekeringsinstellingen zullen worden verzameld.

Het op die manier verkregen gedetailleerde beeld van de financiële sector zal ook relevant zijn voor de verschillende fasen van financiële regulering, bijvoorbeeld in het kader van effectbeoordelingen die bij wetgevingsvoorstellen van de Commissie horen of in het kader van achteraf uitgevoerde beoordelingen van bestaande, in de ontwerpverordening aangehaalde wetgeving. In dit verband behoudt de Commissie zich het recht voor om, zodra de herziene rapportageverplichtingen van kracht zijn, te onderzoeken of de statistieken ook geschikt zijn voor de genoemde belangrijke toepassingen ervan bij het ontwerp en de beoordeling van bestaande en toekomstige financiële regulering.

Algemeen gesteld moeten de aanhalingen aan het begin van de aanhef („Gezien”) in overeenstemming worden gebracht met de interinstitutioneel overeengekomen praktijk en derhalve worden beperkt tot de rechtsgrondslag (d.w.z. de bepaling(en) die de instelling daadwerkelijk de bevoegdheid verleent/verlenen om de voorgenomen handeling vast te stellen) en, in voorkomend geval, verwijzingen naar het voorstel, de procedure en adviezen. Daarom moet, wat de rechtsgrondslag betreft, na een algemene verwijzing naar het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie alleen worden verwezen naar artikel 5, lid 1, en artikel 6, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2533/98. Noch artikel 5 van de statuten van het ESCB en van de ECB, noch Verordening (EU) nr. 549/2013, Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (4), Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (5) of de aangehaalde ECB-verordeningen kunnen als rechtsgrondslag voor het ontwerp van gewijzigde ECB-verordening worden beschouwd. Indien een verwijzing naar deze andere bepalingen en instrumenten nuttig wordt geacht voor een goed begrip van het regelgevende gedeelte van het ontwerp van gewijzigde ECB-verordening, kan in de overwegingen daarnaar worden verwezen.

Conclusie

De Commissie steunt het ontwerp van gewijzigde ECB-verordening, aangezien het naar verwachting zal leiden tot een volledigere gegevensreeks van aangehouden effecten, wat bijzonder belangrijk is voor de stakeholders, waaronder de Commissie zelf.

Gedaan te Brussel, 26 februari 2015.

Voor de Commissie

Marianne THYSSEN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8.

(2)  PB L 174 van 26.6.2013, blz. 1.

(3)  PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1.

(4)  PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349.

(5)  PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338.


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

28.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 72/5


Inleiding van een procedure

(Zaak M.7408 — Cargill/ADM Chocolate Business)

(Voor de EER relevante tekst)

(2015/C 72/03)

Op 23 februari 2015 heeft de Commissie besloten in bovengenoemde zaak de procedure in te leiden nadat zij heeft vastgesteld dat er ernstige twijfel bestaat over de verenigbaarheid van de aangemelde concentratie met de gemeenschappelijke markt. De inleiding van de procedure start een tweede fase in het onderzoek naar de aangemelde concentratie, en behoudens de definitieve beschikking in deze zaak. De beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1).

De Commissie verzoekt belanghebbende derden haar hun eventuele opmerkingen ten aanzien van de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Om met deze opmerkingen in de procedure rekening te kunnen houden dienen deze de Commissie uiterlijk vijftien dagen na dagtekening van deze bekendmaking te hebben bereikt. Zij kunnen de Commissie per fax (+32 22964301) of per post, onder vermelding van referentie nummer M.7408 — Cargill/ADM Chocolate Business, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

28.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 72/6


Wisselkoersen van de euro (1)

27 februari 2015

(2015/C 72/04)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,1240

JPY

Japanse yen

134,05

DKK

Deense kroon

7,4660

GBP

Pond sterling

0,72780

SEK

Zweedse kroon

9,3693

CHF

Zwitserse frank

1,0636

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

8,5740

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

27,438

HUF

Hongaarse forint

303,03

PLN

Poolse zloty

4,1524

RON

Roemeense leu

4,4413

TRY

Turkse lira

2,8300

AUD

Australische dollar

1,4358

CAD

Canadese dollar

1,3995

HKD

Hongkongse dollar

8,7167

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,4849

SGD

Singaporese dollar

1,5289

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 236,16

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

13,0684

CNY

Chinese yuan renminbi

7,0485

HRK

Kroatische kuna

7,6885

IDR

Indonesische roepia

14 555,96

MYR

Maleisische ringgit

4,0576

PHP

Filipijnse peso

49,486

RUB

Russische roebel

69,2000

THB

Thaise baht

36,336

BRL

Braziliaanse real

3,2579

MXN

Mexicaanse peso

16,8723

INR

Indiase roepie

69,4822


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


28.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 72/7


Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 17 oktober 2014 betreffende een voorontwerp van besluit in zaak AT.39924 — Rentederivaten in Zwitserse frank

(CHF LIBOR)

Rapporteur: Nederland

(2015/C 72/05)

1.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de anticoncurrentiële gedraging waarop de twee ontwerpbesluiten betrekking hebben overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen tussen de betrokken ondernemingen vormt in de zin van artikel 101 VWEU en artikel 53 EER-overeenkomst.

2.

Het Adviescomité is het eens met de beoordeling die de Commissie in de twee ontwerpbesluiten heeft gegeven van het product- en geografische toepassingsgebied van de overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen.

3.

Het Adviescomité is het er met de Commissie mee eens dat de ondernemingen waarop de twee ontwerpbesluiten betrekking hebben aan die inbreuk/inbreuken hebben deelgenomen als beschreven in de twee ontwerpbesluiten.

4.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat het voorwerp van de overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen voor de twee inbreuken als beschreven in de twee ontwerpbesluiten erin bestond de concurrentie te beperken in de zin van artikel 101 VWEU en artikel 53 EER-overeenkomst.

5.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen als beschreven in de twee ontwerpbesluiten de handel tussen de lidstaten van de EU merkbaar hebben kunnen beperken.

6.

Het Adviescomité is het eens met de beoordeling van de Commissie wat betreft de duur van de inbreuken als beschreven in de twee ontwerpbesluiten.

7.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat betreft de adressaten van de twee ontwerpbesluiten.

8.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat aan de adressaten van de twee ontwerpbesluiten geldboeten moeten worden opgelegd.

9.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat betreft de toepassing van de Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten die ingevolge artikel 23, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1/2003 voor de twee ontwerpbesluiten zijn opgelegd.

10.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat betreft de basisbedragen van de geldboeten voor de twee ontwerpbesluiten.

11.

Het Adviescomité is het eens met de vaststelling van de duur voor de berekening van de geldboeten voor de twee besluiten.

12.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat betreft de verminderingen van de geldboeten op basis van de clementieregeling van 2006 voor de twee ontwerpbesluiten.

13.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat betreft de vermindering van de geldboeten op basis van de mededeling betreffende schikkingsprocedures van 2008 voor de twee besluiten.

14.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens over de eindbedragen van de geldboeten voor de twee besluiten.

15.

Het Adviescomité beveelt aan dat zijn advies wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


28.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 72/8


Eindverslag van de raadadviseur-auditeur (1)

Rentederivaten in Zwitserse frank

(CHF LIBOR)

(AT.39924)

(2015/C 72/06)

Op 24 juli 2013 heeft de Europese Commissie („Commissie”) ingevolge artikel 11, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1/2003 (2) de procedure ingeleid tegen The Royal Bank of Scotland Group plc, The Royal Bank of Scotland plc („RBS”), JPMorgan Chase & Co en JPMorgan Chase Bank National Association („JPMorgan”) (samen „de partijen”).

Na schikkingsgesprekken en verklaringen met het oog op een schikking overeenkomstig artikel 10 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 773/2004 (3) heeft de Commissie op 23 september 2014 een mededeling van punten van bezwaar vastgesteld waarin wordt verklaard dat RBS en JPMorgan tussen 6 maart 2008 en 13 juli 2009 aan een inbreuk op artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-overeenkomst hadden deelgenomen.

De inbreuk heeft betrekking op de markt voor rentederivaten in Zwitserse frank („CHIRD’s”). Volgens de mededeling van punten van bezwaar waren de partijen betrokken bij anticoncurrentiële praktijken die een onderling verband houdende aaneenschakeling van gebeurtenissen vormden waarvan het gemeenschappelijke doel de beperking en/of vervalsing van de concurrentie in de CHIRD’s-sector was. Te dien einde hebben de partijen voor de CHF Libor in te dienen rentetarieven besproken met dien verstande dat dit voordelig zou kunnen zijn voor de handelspositie in CHIRD’s van ten minste één van de bij de gesprekken betrokken handelaren. Deze gesprekken werden af en toe aangevuld met een uitwisseling van informatie over huidige en toekomstige handelsposities en beoogde prijzen.

De partijen bevestigden in hun antwoorden op de mededeling van punten van bezwaar dat de inhoud van hun verklaringen met het oog op een schikking in de mededeling correct was weergegeven.

Overeenkomstig artikel 16 van Besluit 2011/695/EU heb ik onderzocht of het tot de partijen gerichte ontwerpbesluit enkel de bezwaren behandelt ten aanzien waarvan de partijen in de gelegenheid zijn gesteld hun opmerkingen te maken, en ik ben tot de conclusie gekomen dat dit inderdaad het geval was.

Gezien het bovenstaande, en gezien het feit dat de partijen mij geen verzoeken of klachten hebben doen toekomen (4), ben ik van oordeel dat de daadwerkelijke uitoefening van de procedurele rechten van alle partijen in deze zaak is geëerbiedigd.

Gedaan te Brussel, 17 oktober 2014.

Wouter WILS


(1)  Opgesteld overeenkomstig de artikelen 16 en 17 van Besluit 2011/695/EU van de voorzitter van de Europese Commissie van 13 oktober 2011 betreffende de functie en het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures (PB L 275 van 20.10.2011, blz. 29).

(2)  Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie van 7 april 2004 betreffende procedures van de Commissie op grond van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 18).

(4)  Op basis van artikel 15, lid 2, van Besluit 2011/695/EU, kunnen partijen bij procedures in kartelzaken die, overeenkomstig artikel 10 bis van Verordening (EG) nr. 773/2004, gesprekken met het oog op een schikking aangaan, in elk stadium van de schikkingsprocedure een beroep op de raadadviseur-auditeur doen om te verzekeren dat zij hun procedurele rechten daadwerkelijk kunnen uitoefenen. Zie ook punt 18 van Mededeling 2008/C167/01 van de Commissie betreffende schikkingsprocedures met het oog op de vaststelling van besluiten op grond van de artikelen 7 en 23 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad in kartelzaken (PB C 167 van 2.7.2008, blz. 1).


28.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 72/9


Samenvatting van het besluit van de Commissie

van 21 oktober 2014

(Zaak AT.39924 — Rentederivaten in Zwitserse frank)

(CHF LIBOR)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 7605)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(2015/C 72/07)

Op 21 oktober 2014 heeft de Commissie een besluit vastgesteld inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (het „Verdrag”) en artikel 53 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (de „EER-overeenkomst”). Overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad  (1) publiceert de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van het besluit, waaronder de opgelegde sancties, rekening houdend met het rechtmatige belang van de ondernemingen inzake de bescherming van hun bedrijfsgeheimen

1.   INLEIDING

(1)

Dit besluit heeft betrekking op één enkele en ononderbroken inbreuk. De adressaten van het besluit hebben deelgenomen aan een inbreuk op artikel 101 van het Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst. Het voorwerp van de inbreuk was de beperking en/of vervalsing van de mededinging met betrekking tot rentederivaten in Zwitserse frank (hierna „CHIRD’s” genoemd), met als referentierente de LIBOR voor Zwitserse frank („CHF Libor”).

(2)

Tijdens de periode van de inbreuk was de CHF Libor de referentierentevoet voor veel in Zwitserse frank luidende financiële instrumenten. De CHF Libor werd door de British Bankers Association (BBA) vastgesteld (2). De rentevoet werd dagelijks voor verschillende looptijden vastgesteld op basis van doorgegeven rentevoeten van banken die lid waren van het CHF Libor panel. Deze banken werd verzocht elke werkdag vóór een bepaald uur schattingen van rentevoeten voor verschillende looptijden door te geven waartegen zij meenden op de Londense interbancaire geldmarkt ongedekt geldmiddelen in een redelijke omvang te kunnen lenen. De berekeningsagent van BBA, Thomson Reuters, berekende vervolgens, op basis van een gemiddelde van deze doorgegeven rentevoeten, onder afhaling van de drie hoogste en drie laagste tarieven, het dagelijkse CHF Libor-tarief voor elke looptijd. De resulterende tarieven werden elke werkdag onmiddellijk gepubliceerd. Op het moment van de inbreuk zaten twaalf banken in het CHF Libor panel, daaronder de twee deelnemers aan deze inbreuk.

(3)

CHF Libor-tarieven komen onder meer tot uiting in de prijsstelling van CHIRD’s, financiële producten die door kapitaalvennootschappen, financiële instellingen, hefboomfondsen en andere mondiale ondernemingen worden gebruikt om hun renterisicoblootstelling te beheren (hedging, zowel voor kredietnemers als beleggers), om als intermediair vergoedingen te genereren of voor speculatiedoeleinden (3).

(4)

De meest voorkomende CHIRD’s zijn: i) rentetermijncontracten, ii) renteswaps, iii) renteopties en iv) rentefutures. CHIRD’s worden in heel de EER verhandeld en kunnen onderhands (otc) of, ingeval van rentefutures, aan de beurs verhandeld worden.

(5)

Het besluit is gericht tot (hierna „de adressaten”):

The Royal Bank of Scotland Group plc en The Royal Bank of Scotland plc (hierna „RBS”), en

JPMorgan Chase & Co. en JPMorgan Chase Bank, National Association (hierna „JPMorgan”).

2.   BESCHRIJVING VAN DE ZAAK

2.1.   Procedure

(6)

De zaak is ingeleid op basis van een verzoek om immuniteit van RBS op 9 augustus 2011. Op […] heeft JPMorgan om een vermindering van geldboeten overeenkomstig de clementieregeling verzocht.

(7)

Op 24 juli 2013 heeft de Commissie de procedure van artikel 11, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1/2003 tegen de adressaten van het besluit ingeleid teneinde schikkingsgesprekken te voeren met hen. Er hebben schikkingsgesprekken met de partijen plaatsgevonden en de partijen hebben vervolgens bij de Commissie hun formeel verzoek tot schikking ingevolge artikel 10 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 773/2004 (4) ingediend, enkel en alleen om in de onderhavige zaak tot een schikking met de Commissie te komen, en onverminderd alle andere procedures (de „verklaringen met het oog op een schikking”).

(8)

Op 23 september 2014 heeft de Commissie een mededeling van punten van bezwaar vastgesteld en hebben beide partijen bevestigd dat de inhoud ervan in overeenstemming was met hun verklaringen met het oog op een schikking en dat zij nog steeds bereid waren de schikkingsprocedure te volgen. Het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities heeft op 17 oktober 2014 een gunstig advies uitgebracht en de Commissie heeft op 21 oktober 2014 het besluit vastgesteld.

2.2.   Adressaten en duur

(9)

De vier adressaten van het besluit hebben aan een kartel deelgenomen en hebben dan ook in de periode van 6 maart 2008 tot 13 juli 2009 artikel 101 van het Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst geschonden.

2.3.   Samenvatting van de inbreuk

(10)

De partijen bij de inbreuk waren betrokken bij de volgende anticoncurrentiële gedraging: in de periode van 6 maart 2008 tot 13 juli 2009 heeft een handelaar bij JPMorgan bij bepaalde gelegenheden met een handelaar bij RBS voor de CHF Libor door te geven hoofdzakelijk 3 maands- en 6 maandsrentetarieven besproken met dien verstande dat dit voordelig zou kunnen zijn voor de handelspositie in CHIRD van ten minste één van de bij de gesprekken betrokken handelaren. Daartoe heeft de handelaar bij RBS de bij RBS met de doorgifte van rentevoeten voor de CHF Libor belaste functionaris benaderd, of zijn bereidheid te kennen gegeven deze te benaderen, om deze te verzoeken aan BBA rentevoeten in een bepaalde richting of bij enkele gelegenheden op een bepaald niveau door te geven. Deze besprekingen van een handelaar bij RBS en een handelaar bij JPMorgan werden af en toe aangevuld met een uitwisseling van informatie over huidige en toekomstige handelsposities en beoogde prijzen.

(11)

Het geografische toepassingsgebied van de inbreuk strekte zich over heel de EER uit.

2.4.   Remedies

(12)

In het besluit worden de Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten van 2006 toegepast (5). Het besluit legt geldboeten op aan de twee JPMorgan-entiteiten die hierboven in punt 5 worden genoemd.

2.4.1.   Basisbedrag van de geldboete

(13)

Het basisbedrag van de geldboete die aan de betrokken ondernemingen moet wordt opgelegd, wordt bepaald op basis van de waarde van de omzet, het feit dat de inbreuk uit haar aard tot de meest schadelijke mededingingsbeperkingen behoort, de duur en het geografische toepassingsgebied van het kartel, het feit dat de samenspanningsactiviteiten verband hielden met financiële benchmarks en een bijkomend bedrag om ondernemingen af te schrikken aan dergelijk illegale praktijken deel te nemen.

(14)

De Commissie neemt normaal de omzet die de ondernemingen gedurende het laatste volledige boekjaar van hun deelname aan de inbreuk hebben behaald (6). Zij kan hier evenwel van afwijken als een andere referentieperiode passender zou zijn gezien de kenmerken van de zaak (7).

(15)

Met betrekking tot deze inbreuk heeft de Commissie de jaarlijkse waarde van de omzet voor JPMorgan en RBS berekend op basis van de kasstromen die elke bank, uit haar betrokken portefeuille van CHIRD’s met als referentierente CHF Libor die zij met in de EER gevestigde tegenpartijen was aangegaan, tijdens de maanden waarin zij aan de inbreuk deelnam heeft ontvangen; deze kasstromen werden vervolgens op jaarbasis herleid. Deze omzetwaarden werden met een uniforme factor verdisconteerd om rekening te houden met de bijzonderheden van de CHIRD’s-industrie, zoals de aan deze industrie inherente saldering, wat inhoudt dat, omdat banken derivaten zowel verkopen als kopen, de inkomende betalingen tegen de uitgaande betalingen worden gesaldeerd.

2.4.2.   Aanpassing van het basisbedrag: verzwarende of verzachtende omstandigheden

(16)

De Commissie heeft geen verzwarende of verzachtende omstandigheden toegepast.

2.4.3.   Toepassing van het 10 %-omzetplafond

(17)

Krachtens artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003 mag de voor elke inbreuk aan elke onderneming opgelegde geldboete niet hoger zijn dan 10 % van de totale omzet die deze in het aan het besluit van de Commissie voorafgaande boekjaar heeft behaald.

(18)

In het onderhavige geval bedraagt geen enkele van de geldboeten meer dan 10 % van de totale omzet van een onderneming betreffende het aan de datum van dit besluit voorafgaande boekjaar.

2.4.4.   Toepassing van de clementieregeling van 2006

(19)

De Commissie heeft volledige immuniteit voor de geldboeten verleend aan RBS. De Commissie heeft voor JPMorgan wegens haar medewerking aan het onderzoek de boete met 40 % verminderd.

2.4.5.   Toepassing van de mededeling betreffende schikkingsprocedures

(20)

Als gevolg van de toepassing van de mededeling betreffende schikkingsprocedures is het bedrag van de geldboeten die aan beide partijen moesten worden opgelegd met 10 % verminderd; deze vermindering is bij elke in het kader van de clementieregeling toegekende beloning gevoegd.

3.   CONCLUSIE

(21)

Overeenkomstig artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003 zijn de volgende geldboeten opgelegd:

Onderneming

Geldboete (in EUR)

RBS

0

JPMorgan

61 676 000


(1)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.

(2)  Na de Wheatley Review van 2012 heeft de Britse regering een nieuwe reeks instellingen aanbevolen om de Libor te beheren en er toezicht op uit te oefenen.

(3)  De verschillende CHF Libor-looptijden komen tot uiting in de prijsstelling van CHIRD’s. Wanneer op een bepaalde dag een CHF LIBOR-tarief voor een bepaalde looptijd verandert, kan dit van invloed zijn op de kasstroom die een bank van de tegenpartij bij het CHIRD ontvangt of de kasstroom die een bank aan de tegenpartij van het CHIRD moet betalen.

(4)  Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie van 7 april 2004 betreffende procedures van de Commissie op grond van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 18).

(5)  PB C 210 van 1.9.2006, blz. 2.

(6)  Punt 13 van de Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten.

(7)  Zaak T-76/06, Plasticos Españoles (ASPLA) tegen Commissie, nog niet gepubliceerd, punten 111-113.


28.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 72/12


Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 17 oktober 2014 betreffende een voorontwerp van besluit in zaak AT.39924 — Rentederivaten in Zwitserse frank

(Inbreuk inzake spreads)

Rapporteur: Nederland

(2015/C 72/08)

1.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de anticoncurrentiële gedraging waarop de twee ontwerpbesluiten betrekking hebben overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen tussen de betrokken ondernemingen vormt in de zin van artikel 101 VWEU en artikel 53 EER-overeenkomst.

2.

Het Adviescomité is het eens met de beoordeling die de Commissie in de twee ontwerpbesluiten heeft gegeven van het product- en geografische toepassingsgebied van de overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen.

3.

Het Adviescomité is het er met de Commissie mee eens dat de ondernemingen waarop de twee ontwerpbesluiten betrekking hebben aan die inbreuk/inbreuken hebben deelgenomen als beschreven in de twee ontwerpbesluiten.

4.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat het voorwerp van de overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen voor de twee inbreuken als beschreven in de twee ontwerpbesluiten erin bestond de concurrentie te beperken in de zin van artikel 101 VWEU en artikel 53 EER-overeenkomst.

5.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen als beschreven in de twee ontwerpbesluiten de handel tussen de lidstaten van de EU merkbaar hebben kunnen beperken.

6.

Het Adviescomité is het eens met de beoordeling van de Commissie wat betreft de duur van de inbreuken als beschreven in de twee ontwerpbesluiten.

7.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat betreft de adressaten van de twee ontwerpbesluiten.

8.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat aan de adressaten van de twee ontwerpbesluiten geldboeten moeten worden opgelegd.

9.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat betreft de toepassing van de Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten die ingevolge artikel 23, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1/2003 voor de twee ontwerpbesluiten zijn opgelegd.

10.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat betreft de basisbedragen van de geldboeten voor de twee ontwerpbesluiten.

11.

Het Adviescomité is het eens met de vaststelling van de duur voor de berekening van de geldboeten voor de twee besluiten.

12.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat betreft de verminderingen van de geldboeten op basis van de clementieregeling van 2006 voor de twee ontwerpbesluiten.

13.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat betreft de vermindering van de geldboeten op basis van de mededeling betreffende schikkingsprocedures van 2008 voor de twee besluiten.

14.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens over de eindbedragen van de geldboeten voor de twee besluiten.

15.

Het Adviescomité beveelt aan dat zijn advies wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


28.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 72/13


Eindverslag van de raadadviseur-auditeur (1)

Rentederivaten in Zwitserse frank

(Inbreuk inzake spreads)

(AT.39924)

(2015/C 72/09)

Op 24 juli 2013 heeft de Europese Commissie („Commissie”) ingevolge artikel 11, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1/2003 (2) de procedure ingeleid tegen The Royal Bank of Scotland Group plc, The Royal Bank of Scotland plc, UBS AG, JPMorgan Chase & Co, JPMorgan Chase Bank, National Association, Credit Suisse Group AG, Credit Suisse International en Credit Suisse Securities (Europe) Limited (samen „de partijen”).

Na schikkingsgesprekken en verklaringen met het oog op een schikking overeenkomstig artikel 10 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 773/2004 (3) heeft de Commissie op 23 september 2014 een mededeling van punten van bezwaar vastgesteld waarin wordt verklaard dat de partijen van 7 mei tot 25 september 2007 aan een inbreuk op artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-overeenkomst hadden deelgenomen.

De inbreuk betreft bepaalde korte onderhandse rentederivaten in Zwitserse frank met een looptijd tot 24 maanden („ST OTC CHIRD’s”). De partijen zijn overeengekomen aan derden grotere spreads voor de betrokken ST OTC CHIRD’s af te geven, en kleinere spread voor transacties tussen henzelf aan te houden. Het doel van deze contacten was allereerst om de eigen transactiekosten van de partijen te verlagen en liquiditeit tussen elkaar in stand te houden terwijl getracht werd aan derden hogere spreads op te leggen om zo hun winsten te vergroten. In de tweede plaats beoogden de partijen te verhinderen dat andere marktspelers op dezelfde voorwaarden als zij zouden kunnen concurreren.

De partijen bevestigden in hun antwoorden op de mededeling van punten van bezwaar dat de inhoud van hun verklaringen met het oog op een schikking in de mededeling correct was weergegeven.

Overeenkomstig artikel 16 van Besluit 2011/695/EU heb ik onderzocht of het tot de partijen gerichte ontwerpbesluit enkel de bezwaren behandelt ten aanzien waarvan de partijen in de gelegenheid zijn gesteld hun opmerkingen te maken, en ik ben tot de conclusie gekomen dat dit inderdaad het geval was.

Gezien het bovenstaande, en gezien het feit dat de partijen mij geen verzoeken of klachten hebben doen toekomen (4), ben ik van oordeel dat de daadwerkelijke uitoefening van de procedurele rechten van alle partijen in deze zaak is geëerbiedigd.

Gedaan te Brussel, 17 oktober 2014.

Wouter WILS


(1)  Opgesteld overeenkomstig de artikelen 16 en 17 van Besluit 2011/695/EU van de voorzitter van de Europese Commissie van 13 oktober 2011 betreffende de functie en het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures (PB L 275 van 20.10.2011, blz. 29).

(2)  Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie van 7 april 2004 betreffende procedures van de Commissie op grond van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 18).

(4)  Op basis van artikel 15, lid 2, van Besluit 2011/695/EU, kunnen partijen bij procedures in kartelzaken die, overeenkomstig artikel 10 bis van Verordening (EG) nr. 773/2004, gesprekken met het oog op een schikking aangaan, in elk stadium van de schikkingsprocedure een beroep op de raadadviseur-auditeur doen om te verzekeren dat zij hun procedurele rechten daadwerkelijk kunnen uitoefenen. Zie ook punt 18 van de Mededeling 2008/C 167/01 van de Commissie betreffende schikkingsprocedures met het oog op de vaststelling van besluiten op grond van de artikelen 7 en 23 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad in kartelzaken (PB C 167 van 2.7.2008, blz. 1).


28.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 72/14


Samenvatting van het besluit van de Commissie

van 21 oktober 2014

(Zaak AT.39924 — Rentederivaten in Zwitserse frank)

(Schending inzake spreads)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 7602)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(2015/C 72/10)

Op 21 oktober 2014 heeft de Commissie een besluit vastgesteld inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (het „Verdrag”) en artikel 53 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (de „EER-overeenkomst”). Overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad  (1) publiceert de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van het besluit, waaronder de opgelegde sancties, rekening houdend met het rechtmatige belang van de ondernemingen inzake de bescherming van hun bedrijfsgeheimen.

1.   INLEIDING

(1)

Dit besluit heeft betrekking op één enkele en ononderbroken inbreuk. De adressaten van het besluit hebben deelgenomen aan een inbreuk op artikel 101 van het Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst in de sector van de korte onderhandse rentederivaten in Zwitserse frank met een looptijd tot 24 maanden („ST OTC CHF rentederivaten” of kortweg „ST OTC CHIRD’s”).

(2)

ST OTC CHIRD’s zijn financiële producten die door kapitaalvennootschappen, financiële instellingen, hefboomfondsen en andere mondiale ondernemingen worden gebruikt om hun renterisicoblootstelling te beheren (hedging, zowel voor kredietnemers als voor beleggers) en om als intermediair vergoedingen te genereren of voor speculatiedoeleinden. Volgens de statistieken voor onderhandse derivaten van de Bank voor Internationale Betalingen vormen rentederivaten, waartoe ST OTC CHIRD’s behoren, het grootste segment van alle onderhandse derivatenproducten. In juni 2013 hadden de uitstaande rentederivaten in CHF een bruto marktwaarde van 113 miljard USD (2).

(3)

De specifieke soorten van ST OTC CHIRD’s waarop de inbreuk betrekking had, beperkten zich tot: i) rentetermijncontracten (3) (met als referentierente de LIBOR in Zwitserse frank) en ii) swaps (4), die overnight index swaps (met als referentierente de TOIS in Zwitserse frank (5)) en renteswaps (met als referentierente de LIBOR in Zwitserse frank) omvatten.

(4)

Het besluit is gericht tot (hierna „de adressaten”):

The Royal Bank of Scotland Group plc en The Royal Bank of Scotland plc (hierna „RBS”);

UBS AG (hierna „UBS”);

JPMorgan Chase & Co. en JPMorgan Chase Bank, National Association (hierna „JPMorgan”) en

Credit Suisse Group AG, Credit Suisse International en Credit Suisse Securities (Europe) Limited (hierna „Credit Suisse”).

2.   BESCHRIJVING VAN DE ZAAK

2.1.   Procedure

(5)

De zaak is ingeleid op basis van een verzoek om immuniteit van RBS op 9 augustus 2011. Op […] heeft UBS om een vermindering van de geldboeten overeenkomstig de clementieregeling en op […] heeft J.P. Morgan om een vermindering van de geldboeten overeenkomstig de clementieregeling verzocht.

(6)

Op 24 juli 2013 heeft de Commissie de procedure van artikel 11, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1/2003 tegen de adressaten van het besluit ingeleid teneinde schikkingsgesprekken te voeren met hen. Er hebben schikkingsgesprekken met de partijen plaatsgevonden en de partijen hebben vervolgens bij de Commissie hun formeel verzoek tot schikking ingevolge artikel 10 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 773/2004 (6) ingediend, enkel en alleen om in de onderhavige zaak tot een schikking met de Commissie te komen, en onverminderd alle andere procedures (de „verklaringen met het oog op een schikking”).

(7)

Op 23 september 2014 heeft de Commissie een mededeling van punten van bezwaar vastgesteld en hebben alle partijen bevestigd dat de inhoud ervan in overeenstemming was met hun verklaringen met het oog op een schikking en dat zij nog steeds bereid waren de schikkingsprocedure te volgen. Het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities heeft op 17 oktober 2014 een gunstig advies uitgebracht en de Commissie heeft op 21 oktober 2014 het besluit vastgesteld.

2.2.   Adressaten en duur

(8)

De acht adressaten van het besluit hebben aan een kartel deelgenomen en hebben dan ook in de periode van maandag 7 mei 2007 tot dinsdag 25 september 2007 artikel 101 van het Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst geschonden.

2.3.   Samenvatting van de inbreuk

(9)

De partijen bij de inbreuk — RBS, UBS, JPMorgan en Credit Suisse — waren bij de volgende anticoncurrentiële gedraging betrokken: handelaren bij RBS, UBS, JPMorgan en Credit Suisse kwamen overeen grotere vaste spreads voor de betrokken ST OTC CHIRD’s voor transacties met derden (inclusief makelaren tussen handelaren) af te geven, en kleinere spreads voor transacties tussen henzelf aan te houden. De term spread slaat op het verschil tussen de voor een bepaald contract afgegeven bied- en laatkoers. De biedkoers is de prijs die een handelaar wil betalen voor een bepaald contract, de laatkoers is de prijs waartegen de handelaar bereid is een bepaald contract te verkopen. Het doel van deze contacten was om de eigen transactiekosten van de banken te verlagen en liquiditeit tussen elkaar in stand te houden terwijl getracht werd aan derden hogere spreads op te leggen om zo de winsten van de banken te vergroten. Een daaraan gerelateerde doelstelling van deze samenspanning was te verhinderen dat andere marktspelers op dezelfde voorwaarden als de vier hoofdspelers zouden kunnen concurreren.

(10)

Het geografische toepassingsgebied van de inbreuk strekte zich over heel de EER uit.

2.4.   Remedies

(11)

In het besluit worden de Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten van 2006 toegepast (7). Met uitzondering van RBS legt het besluit geldboeten op aan alle in punt 4 genoemde entiteiten.

2.4.1.   Basisbedrag van de geldboete

(12)

Het basisbedrag van de geldboete die aan de betrokken ondernemingen moet wordt opgelegd, wordt bepaald op basis van de waarde van de omzet, het feit dat de inbreuk uit haar aard tot de meest schadelijke mededingingsbeperkingen behoort, de duur en het geografische toepassingsgebied van het kartel en een bijkomend bedrag om ondernemingen af te schrikken aan dergelijk illegale praktijken deel te nemen.

(13)

De Commissie neemt normaal de omzet die de ondernemingen gedurende het laatste volledige boekjaar van hun deelname aan de inbreuk hebben behaald (8). Zij kan hier evenwel van afwijken als een andere referentieperiode passender zou zijn gezien de kenmerken van de zaak (9).

(14)

Met betrekking tot deze inbreuk heeft de Commissie de jaarlijkse waarde van de omzet voor RBS, UBS, JPMorgan en Credit Suisse berekend op basis van de notionele bedragen waarvoor de ST OTC CHIRD’s-contracten met als referentierente de LIBOR in Zwitserse frank of de TOIS in Zwitserse frank die met in de EER gevestigde ondernemingen werden aangegaan tijdens de maanden waarin de ondernemingen aan de inbreuk deelnamen werden verhandeld; deze werden vervolgens op jaarbasis herleid. Onder erkenning van de bijzondere kenmerken van de ST OTC CHIRD’s-sector en van de aard van de inbreuk, heeft de Commissie deze notionele bedragen verminderd door toepassing van een uniforme factor die voor de spread staat.

2.4.2.   Aanpassing van het basisbedrag: verzwarende of verzachtende omstandigheden

(15)

De Commissie heeft geen verzwarende of verzachtende omstandigheden toegepast.

2.4.3.   Toepassing van het 10 %-omzetplafond

(16)

Krachtens artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003 mag de voor elke inbreuk aan elke onderneming opgelegde geldboete niet hoger zijn dan 10 % van de totale omzet die deze in het aan het besluit van de Commissie voorafgaande boekjaar heeft behaald.

(17)

In het onderhavige geval bedraagt geen enkele van de geldboeten meer dan 10 % van de totale omzet van een onderneming betreffende het aan de datum van dit besluit voorafgaande boekjaar.

2.4.4.   Toepassing van de clementieregeling van 2006

(18)

De Commissie heeft volledige immuniteit voor de geldboeten verleend aan RBS. De Commissie heeft voorts de geldboete voor UBS en voor JPMorgan met 30 respectievelijk 25 % verminderd wegens hun medewerking aan het onderzoek.

2.4.5.   Toepassing van de mededeling betreffende schikkingsprocedures

(19)

Als gevolg van de toepassing van de mededeling betreffende schikkingsprocedures is het bedrag van de geldboeten die aan RBS, UBS, JPMorgan en Credit Suisse moesten worden opgelegd met 10 % verminderd; deze vermindering is bij elke in het kader van de clementieregeling toegekende beloning gevoegd.

3.   CONCLUSIE

(20)

Overeenkomstig artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003 zijn de volgende geldboeten opgelegd:

Onderneming

Geldboete (in EUR)

RBS

0

UBS

12 650 000

JPMorgan

10 534 000

Credit Suisse

9 171 000


(1)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.

(2)  Bank for International Settlements; http://www.bis.org/statistics/dt21a21b.pdf

(3)  Een rentetermijncontract is een overeenkomst tussen twee tegenpartijen om vandaag gedurende een bepaalde periode in de toekomst de rentevoet vast te leggen die over een bepaald notioneel bedrag verschuldigd is.

(4)  Een swap is een overeenkomst waarbij twee tegenpartijen overeenkomen regelmatig en gedurende een vastgelegde termijn stromen van toekomstige rentebetalingen te ruilen (of te swappen).

(5)  TOIS is de rente waartegen Zwitserse franken van de volgende werkdag tot de dag erna zonder gestelde zekerheid kunnen worden geleend. TOIS wordt gebruikt als referentierente voor in Zwitserse frank uitgedrukte overnight index swaps.

(6)  Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie van 7 april 2004 betreffende procedures van de Commissie op grond van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 18).

(7)  PB C 210 van 1.9.2006, blz. 2.

(8)  Punt 13 van de Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten.

(9)  Zaak T-76/06, Plasticos Españoles (ASPLA) tegen Commissie, nog niet gepubliceerd, punten 111-113.


INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

28.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 72/17


Bijwerking van de lijst van grensdoorlaatposten bedoeld in artikel 2, punt 8, van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (1)

(2015/C 72/11)

De publicatie van de lijst van grensdoorlaatposten bedoeld in artikel 2, punt 8, van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (2) is gebaseerd op de informatie die door de lidstaten aan de Commissie wordt verstrekt overeenkomstig artikel 34 van de Schengengrenscode.

Naast de publicatie in het Publicatieblad wordt de lijst regelmatig bijgewerkt op de website van het directoraat-generaal Binnenlandse Zaken.

GRIEKENLAND

Vervanging van de informatie die is bekendgemaakt in PB C 420 van 22.11.2014

LIJST VAN GRENSDOORLAATPOSTEN

Εναέρια σύνορα  (3)

Luchthaven

1.

Αθήνα

Αthina

2.

Ηράκλειο

Heraklio

3.

Θεσσαλονίκη

Thessaloniki

4.

Ρόδος

Rodos (Rhodes)

5.

Κέρκυρα

Kerkira (Corfou)

6.

Αντιμάχεια Κω

Antimachia (Kos)

7.

Χανιά

Chania

8.

Πυθαγόρειο Σάμου

Pithagorio, Samos

9.

Μυτιλήνη

Mitilini

10.

Ιωάννινα

Ioannina

11.

Άραξος

Araxos

12.

Σητεία

Sitia

13.

Χίος

Chios

14.

Αργοστόλι

Argostoli

15.

Καλαμάτα

Kalamata

16.

Καβάλα

Kavala

17.

Άκτιο Βόνιτσας

Aktio Vonitsas

18.

Μήλος

Milos

19.

Ζάκυνθος

Zakinthos

20.

Θήρα

Thira

21.

Σκιάθος

Skiathos

22.

Κάρπαθος

Karpathos

23.

Μύκονος

Mikonos

24.

Αλεξανδρούπολη

Alexandroupoli

25.

Ελευσίνα

Elefsina

26.

Ανδραβίδα

Andravida

27.

Ατσική Λήμνου

Atsiki — Limnos

28.

Νέα Αγχίαλος

Νea Aghialos

29.

Καστοριά

Kastoria


Θαλάσσια σύνορα

Havens (Zeegrenzen)

1.

Γύθειο

Githio

2.

Σύρος

Siros

3.

Ηγουμενίτσα

Igoymenitsa

4.

Στυλίδα

Stilida

5.

Άγιος Νικόλαος

Agios Nikolaos

6.

Ρέθυμνο

Rethimno

7.

Λευκάδα

Lefkada

8.

Σάμος

Samos

9.

Βόλος

Volos

10.

Κως

Kos

11.

Δάφνη Αγίου Όρους

Dafni, Agiou Oros

12.

Ίβηρα Αγίου Όρους

Ivira, Agiou Oros

13.

Γερακινή

Gerakini

14.

Γλυφάδα

Glifada

15.

Πρέβεζα

Preveza

16.

Πάτρα

Patra

17.

Κέρκυρα

Kerkira

18.

Σητεία

Sitia

19.

Χίος

Chios

20.

Αργοστόλι

Argostoli

21.

Θεσσαλονίκη

Thessaloniki

22.

Κόρινθος

Korinthos

23.

Καλαμάτα

Kalamata

24.

Κάλυμνος

Kalymnos (4)

25.

Καβάλα

Kavala

26.

Ιθάκη

Ithaki

27.

Πύλος

Pilos

28.

Πυθαγόρειο Σάμου

Pithagorio — Samos

29.

Λαύριο

Lavrio

30.

Ηράκλειο

Heraklio

31.

Σάμη Κεφαλληνίας

Sami, Kefalonia

32.

Πειραιάς

Pireas

33.

Μήλος

Milos

34.

Κατάκολο

Katakolo

35.

Σούδα Χανίων

Souda — Chania

36.

Ιτέα

Itea

37.

Ελευσίνα

Elefsina

38.

Μύκονος

Mikonos

39.

Ναύπλιο

Nafplio

40.

Χαλκίδα

Chalkida

41.

Ρόδος

Rodos

42.

Ζάκυνθος

Zakinthos

43.

Θήρα

Thira

44.

Καλοί Λιμένες Ηρακλείου

Kali — Limenes — Herakliou

45.

Μύρινα Λήμνου

Myrina — Limnos

46.

Παξοί

Paxi

47.

Σκιάθος

Skiathos

48.

Αλεξανδρούπολη

Alexandroupoli

49.

Αίγιο

Aighio

50.

Πάτμος

Patmos

51.

Σύμη

Simi

52.

Μυτιλήνη

Mitilini

53.

Χανιά

Chania

54.

Αστακός

Astakos

55.

Πέτρα Λέσβου

Petra, Lesbos (5)


Χερσαία σύνορα

Landgrenzen

Με την Αλβανία

Met Albanië

1.

Κακαβιά

1.

Kakavia

2.

Κρυσταλλοπηγή

2.

Kristalopigi

3.

Σαγιάδα

3.

Sagiada

4.

Μερτζάνη

4.

Mertzani

Με την πρώην Γιουγκοσλαβική Δημοκρατία της Μακεδονίας

Met de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

1.

Νίκη

1.

Niki

2.

Ειδομένη (σιδηροδρομικό)

2.

Idomeni (Spoor)

3.

Εύζωνοι

3.

Evzoni

4.

Δοϊράνη

4.

Doirani

Με τη Βουλγαρία

Met Bulgarije

1.

Προμαχώνας

1.

Promachonas

2.

Προμαχώνας (σιδηροδρομικό)

2.

Promachonas (Spoor)

3.

Δίκαια (σιδηροδρομικό)

3.

Dikea, Evros (Spoor)

4.

Ορμένιο

4.

Ormenio, Evros

5.

Εξοχή

5.

Εxohi

6.

Άγιος Κωνσταντίνος Ξάνθης

6.

Agios Konstantinos (Xanthi)

7.

Κυπρίνος Έβρου

7.

Kyprinos (Evros)

8.

Νυμφαία

8.

Nymfaia

Με την Τουρκία

Met Turkije

1.

Καστανιές Έβρου

1.

Kastanies

2.

Πύθιο (σιδηροδρομικό)

2.

Pithio (Spoor)

3.

Κήποι Έβρου

3.

Kipi

FINLAND

Vervanging van de informatie die is bekendgemaakt in PB C 51 van 22.2.2013

LIJST VAN GRENSDOORLAATPOSTEN

Landgrenzen (Finland-Rusland)

1.

Haapovaara (*)

2.

Imatra (*)

3.

Imatra (spoorweg (*))

4.

Inari (*)

5.

Karttimo (*)

6.

Kurvinen (*)

7.

Kuusamo

8.

Leminaho (*)

9.

Niirala

10.

Nuijamaa

11.

Parikkala (*)

12.

Raja-Jooseppi

13.

Salla

14.

Vaalimaa

15.

Vainikkala (spoorweg)

16.

Vartius

Toelichting:

De grensdoorlaatposten zijn vastgelegd in de Overeenkomst tussen de regering van de Republiek Finland en de regering van de Russische Federatie over de wederzijdse grensdoorlaatposten (Helsinki, 11 maart 1994). De posten met een asterisk (*) worden slechts in beperkte mate gebruikt en zijn volgens de overeenkomst uitsluitend toegankelijk voor Finse en Russische burgers. Deze posten worden voor het verkeer opengesteld wanneer dat nodig is. Het verkeer betreft vrijwel uitsluitend het transport van hout. De meeste doorlaatposten zijn doorgaans gesloten. Over deze grensdoorlaatposten wordt door de Finse en de Russische autoriteiten onderhandeld.

Luchthavens

1.

Enontekiö

2.

Helsinki-Hernesaari (enkel voor helikopters)

3.

Helsinki-Malmi

4.

Helsinki-Vantaa

5.

Ivalo

6.

Joensuu

7.

Jyväskylä

8.

Kajaani

9.

Kemi-Tornio

10.

Kittilä

11.

Kokkola — Pietarsaari

12.

Kuopio

13.

Kuusamo

14.

Lappeenranta

15.

Maarianhamina

16.

Mikkeli

17.

Oulu

18.

Pori

19.

Rovaniemi

20.

Savonlinna

21.

Seinäjoki

22.

Tampere-Pirkkala

23.

Turku

24.

Vaasa

25.

Varkaus

Zeegrenzen

Doorlaatposten in havens voor koopvaardijschepen en vissersboten

1.

Eckerö

2.

Eurajoki

3.

Färjsundet

4.

Förby

5.

Hamina

6.

Hanko (ook voor pleziervaartuigen)

7.

Haukipudas

8.

Helsinki

9.

Inkoo

10.

Kalajoki

11.

Kaskinen

12.

Kemi

13.

Kemiö

14.

Kirkkonummi

15.

Kokkola

16.

Kotka

17.

Kristiinankaupunki

18.

Lappeenranta

19.

Loviisa

20.

Långnäs

21.

Maarianhamina (ook voor pleziervaartuigen)

22.

Merikarvia

23.

Naantali

24.

Nuijamaa (ook voor pleziervaartuigen)

25.

Oulu

26.

Parainen

27.

Pernaja

28.

Pietarsaari

29.

Pohja

30.

Pori

31.

Porvoo

32.

Raahe

33.

Rauma

34.

Salo

35.

Sipoo

36.

Taalintehdas

37.

Tammisaari

38.

Tornio

39.

Turku

40.

Uusikaupunki

41.

Vaasa

Posten van de kustwacht die dienst doen als grensdoorlaatpost voor pleziervaartuigen:

1.

Åland

2.

Haapasaari

3.

Hanko

4.

Nuijamaan satama

5.

Santio

6.

Suomenlinna

Posten van de kustwacht die dienst doen als grensdoorlaatpost voor watervliegtuigen:

1.

Åland

2.

Hanko

3.

Kotka

4.

Porkkala

5.

Suomenlinna

Lijst van eerdere publicaties

 

PB C 316 van 28.12.2007, blz. 1

 

PB C 134 van 31.5.2008, blz. 16

 

PB C 177 van 12.7.2008, blz. 9

 

PB C 200 van 6.8.2008, blz. 10

 

PB C 331 van 31.12.2008, blz. 13

 

PB C 3 van 8.1.2009, blz. 10

 

PB C 37 van 14.2.2009, blz. 10

 

PB C 64 van 19.3.2009, blz. 20

 

PB C 99 van 30.4.2009, blz. 7

 

PB C 229 van 23.9.2009, blz. 28

 

PB C 263 van 5.11.2009, blz. 22

 

PB C 298 van 8.12.2009, blz. 17

 

PB C 74 van 24.3.2010, blz. 13

 

PB C 326 van 3.12.2010, blz. 17

 

PB C 355 van 29.12.2010, blz. 34

 

PB C 22 van 22.1.2011, blz. 22

 

PB C 37 van 5.2.2011, blz. 12

 

PB C 149 van 20.5.2011, blz. 8

 

PB C 190 van 30.6.2011, blz. 17

 

PB C 203 van 9.7.2011, blz. 14

 

PB C 210 van 16.7.2011, blz. 30

 

PB C 271 van 14.9.2011, blz. 18

 

PB C 356 van 6.12.2011, blz. 12

 

PB C 111 van 18.4.2012, blz. 3

 

PB C 183 van 23.6.2012, blz. 7

 

PB C 313 van 17.10.2012, blz. 11

 

PB C 394 van 20.12.2012, blz. 22

 

PB C 51 van 22.2.2013, blz. 9

 

PB C 167 van 13.6.2013, blz. 9

 

PB C 242 van 23.8.2013, blz. 2

 

PB C 275 van 24.9.2013, blz. 7

 

PB C 314 van 29.10.2013, blz. 5

 

PB C 324 van 9.11.2013, blz. 6

 

PB C 57 van 28.2.2014, blz. 4

 

PB C 167 van 4.6.2014, blz. 9

 

PB C 244 van 26.7.2014, blz. 22

 

PB C 332 van 24.9.2014, blz. 12

 

PB C 420 van 22.11.2014, blz. 9.


(1)  Zie de lijst van eerdere publicaties aan het einde van deze herziening.

(2)  PB L 105 van 13.4.2006, blz. 1.

(3)  

Opmerking: Zij zijn alleen in de zomerperiode operationeel.

(4)  

Opmerking: tijdelijk, van 23 augustus tot 31 oktober 2013.

(5)  

Opmerking: tijdelijk, van 1 april tot 30 november 2015.


V Adviezen

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

28.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 72/25


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.7302 — Styrolution/Braskem/JV)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2015/C 72/12)

1.

Op 23 februari 2015 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat Styrolution Group GmbH („Styrolution”, Duitsland) en Braskem SA („Braskem”, Brazilië) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening de gezamenlijke zeggenschap verkrijgen over een nieuw opgerichte gemeenschappelijke onderneming („JV”) door de verwerving van aandelen.

2.

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

—   Styrolution: vervaardiging en verkoop van een reeks thermoplastische harsen op basis van styreen voor gebruik in verschillende toepassingen;

—   Braskem: vervaardiging en verkoop van thermoplastische harsen (zoals polyethyleen, polypropyleen en polyvinylcloride) alsook chemische basisgrondstoffen;

—   JV: verkoop van bepaalde thermoplastische harsen in Brazilië en andere Zuid-Amerikaanse landen, onder andere op basis van haar eigen Braziliaanse productie.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de Mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax (+32 22964301), via e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer M.7302 — Styrolution/Braskem/JV, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


ANDERE HANDELINGEN

Europese Commissie

28.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 72/26


Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

(2015/C 72/13)

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag.

ENIG DOCUMENT

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen  (2)

PLATE DE FLORENVILLE

EG-nr.: BE-PGI-0005-01151 — 6.9.2013

BGA ( X ) BOB ( )

1.   Naam

„Plate de Florenville”

2.   Lidstaat of derde land

België

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel

3.1.   Productcategorie

Categorie 1.6 Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is

De „Plate de Florenville” is een aardappel (Solanum tuberosum L.) van de oude Franse „Rosa”-variëteit. Deze late tot middellate variëteit kent een zeer lange kiemrust en moet gemiddeld 120 dagen in de grond doorbrengen.

De knollen van de „Plate de Florenville” hebben de volgende variëteits- en fysieke kenmerken:

—   kleur van de schil: rozeachtig;

—   kleur van het vruchtvlees: geel;

—   vorm: lang, regelmatig, licht afgeplat (knotsvormig, niervormig);

—   drogestofgehalte: < 20 %;

—   grootte: tussen 25 en 45 mm.

De „Plate de Florenville” behoort tot de culinaire groep aardappelen met stevig vruchtvlees. Hij heeft de volgende eigenschappen (op basis van de internationaal erkende onderzoekscriteria voor aardappelvariëteiten die gelden voor inschrijving in de Belgische catalogus):

—   consistentie van het vruchtvlees: maximaal 4 (op een schaal van 0 tot 10: 0 = stevig; 3 = redelijk stevig; 6 = redelijk zacht; 9 = zacht);

—   reactie bij het koken: maximaal 3 (op een schaal van 0 tot 10: 0 = blijft heel; 3 = valt licht uiteen; 6 = valt sterk uiteen; 9 = valt geheel uiteen);

—   vochtgehalte: minimaal 3 - maximaal 6 (op een schaal van 0 tot 10: 0 = vochtig; 3 = redelijk vochtig; 6 = redelijk droog; 9 = droog);

—   zwartkleuring na het koken: maximale index 30 (index < 20 = goed (zwakke zwartkleuring); 20 ≤ index < 30 = matig; 30 ≤ index < 35 = zwak; 35 ≤ index < 45 = slecht; ≥ 45 = zeer slecht).

Volgens de internationaal erkende categorisering van aardappelvariëteiten als geldend voor inschrijving in de Belgische catalogus behoort de „Plate de Florenville” tot groep A (A - AB - BA). Deze aardappelgroep is ideaal voor de bereiding van salades, om te stomen en om te koken in de schil.

In organoleptisch opzicht wordt de „Plate de Florenville” gekenmerkt door een fijne, subtiele en intense smaak. De aardappel ligt aangenaam stevig in de mond, is niet bloemig en kenmerkt zich door een licht wasachtig mondgevoel.

De „Plate de Florenville” kan als verse aardappel of als bewaaraardappel worden verkocht. Door de zeer lange kiemrust van deze variëteit kan de aardappel gemakkelijk lang worden bewaard, zonder gevaar voor vroegtijdige en ongecontroleerde scheutvorming.

3.3.   Grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)

3.4.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong)

3.5.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden

Buiten de productie van pootaardappelen vindt de gehele productie (van het poten van de knollen tot de opslag van de oogst) plaats in het afgebakende gebied.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz.

Verwerking en verpakking zijn op het gehele grondgebied van de Europese Unie toegestaan.

3.7.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering

Etiketten op de verpakking van de „Plate de Florenville” bevatten naast de wettelijk verplichte vermeldingen het volgende: de geregistreerde naam, het Europese logo van de beschermde geografische aanduiding (BGA) (in hetzelfde gezichtsveld als de naam), een verwijzing naar het officiële, onafhankelijke certificeringsorgaan van de producent, alsmede een partijnummer en de identificatiegegevens van de producent wanneer deze de aardappelen niet zelf heeft verwerkt of verpakt.

Wanneer de aardappelen in onverpakte vorm rechtstreeks aan de consument worden verkocht, wordt met bovengenoemde verplichte aanduidingen duidelijk aangegeven dat het om de „Plate de Florenville” gaat.

De vermelding „primeur” mag worden toegevoegd aan de naam „Plate de Florenville” indien de aardappel de kenmerken heeft van een primeuraardappel (vóór volledige rijping geoogste aardappel met een schil die door wrijven gemakkelijk loskomt) en vóór 15 september vers wordt verkocht.

De vermelding „krieltjes” mag worden toegevoegd aan de naam „Plate de Florenville” indien de knollen kleiner zijn dan 25 mm.

Voor alle etiketten en identificatiemiddelen dient vooraf goedkeuring te worden verleend door het officiële, onafhankelijke certificeringsorgaan van de desbetreffende producent.

4.   Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied

Het productiegebied van de Plate de Florenville bestaat uit de volgende gemeenten:

Chiny (deelgemeenten Izel en Jamoigne);

Etalle (Buzenol, Chantemelle, Etalle, Sainte-Marie, Vance);

Florenville (Chassepierre, Florenville, Fontenoille, Muno, Villers-devant-Orval);

Meix-devant-Virton (Gérouville, Meix-devant-Virton, Robelmont, Sommethone, Villers-la-Loue);

Saint-Léger (Châtillon, Saint-Léger);

Tintigny (Bellefontaine, Saint-Vincent, Tintigny);

Virton (Ethe, Virton).

In dit gebied wordt de „Plate de Florenville” enkel geteeld in bodems die hiervoor het meest geschikt zijn, zoals:

zand- of leemzandbodems met een natuurlijke overmatige of licht overmatige afwatering;

zandleembodems met een natuurlijke afwatering.

5.   Verband met het geografische gebied

5.1.   Specificiteit van het geografische gebied

Het geografische gebied dat verband houdt met de naam „Plate de Florenville” komt overeen met een gebied in het zuiden van België dat „Belgisch-Lotharingen” of, in geologisch en landbouwkundig verband, het „Juragebied” wordt genoemd. Dit is het enige gebied uit het Mesozoïcum in België. Het productiegebied van de „Plate de Florenville” ligt met name in een deel van dit Juragebied, namelijk de Gaumestreek (historisch-geografische benaming).

Het bijzondere cuestas-reliëf, met naar het zuiden gerichte gronden, vormt een van de belangrijkste kenmerken van de Gaumestreek. Deze streek ligt precies op de grens van het gematigde zeeklimaat in het noorden van het land en het continentale klimaat, en wordt door het hoger gelegen Ardennenmassief beschermd tegen de koude wind en neerslag uit het noorden. De temperatuurverschillen zijn er groter, er zijn meer zomerdagen en meer zonne-uren, de neerslaghoeveelheden zijn geringer en er waaien minder sterke winden.

De samenstelling van de ondergrond (kalkachtig) is een bijkomende gunstige factor, want hierdoor wordt de warmte goed vastgehouden. De twee bodemlagen rondom Florenville bestaan uit leemgrond met weinig zand, een goede doorluchting en een sterke afwatering. Deze grond warmt snel op, in tegenstelling tot de kleigronden in de omgeving, die zwaar zijn en een slechte afwatering hebben. Mettertijd hebben de producenten vastgesteld dat de „Plate de Florenville” van betere kwaliteit was wanneer hij op dergelijke bodemsoorten (leem-zand of zand-leem) werd geteeld. Zij hebben dus gezocht naar stukken grond met een dergelijke bodem en die gronden aangewend voor de teelt van de „Plate de Florenville”. Zo hebben zij specifieke, unieke kennis over de teelt van deze aardappelvariëteit verworven.

Het spoor heeft waarschijnlijk een belangrijke rol gespeeld bij de goede reputatie van deze aardappelen. In 1880 kreeg de voormalige gemeente Florenville namelijk een station, op lijn 165 tussen Virton en Bertrix. Met deze lijn kon destijds, en kan nu nog steeds, naar Aarlen, Namen en Brussel (het centrale punt van het Belgische spoorwegnet) worden gereisd. De toevoeging „de Florenville” zou afkomstig zijn van het etiket op de treinwagons die vertrokken uit Florenville, het station waar de Plateaardappelen via het streeknetwerk werden aangevoerd. De Plateaardappelen zouden hun naam dus te danken hebben aan het station waarvandaan zij werden vervoerd.

5.2.   Specificiteit van het product

De „Plate de Florenville” heeft als voornaamste kenmerken, buiten zijn kleur en vorm, dat hij in hoge mate vastkokend is en een fijne, subtiele smaak heeft.

De aardappel blijft namelijk volledig intact, valt niet uiteen en behoudt zijn vorm, ook wanneer hij lang wordt gekookt. Hierdoor valt de „Plate de Florenville” in culinaire groep A (zie punt 3.2). Het is een ideale aardappel voor de bereiding van salades, om te stomen en om te koken in de schil.

Hij heeft een intense, subtiele en zeer fijne smaak. Soms wordt een hazelnootaroma waargenomen. De intense smaak is toe te schrijven aan de kleine afmetingen van de knollen, waarin de aromatische componenten in veel hogere concentraties aanwezig zijn dan in grote knollen.

Beide kenmerken vloeien voort uit het kenmerkende lage drogestofgehalte (< 20 %) van de „Plate de Florenville”.

De naam „Plate de Florenville” bestaat al minstens een eeuw, zoals blijkt uit het volgende overzicht:

in 1901 wordt de Plate in de Landbouwmonografie van het Juragebied (de Gaumestreek) gedefinieerd als een lokale variëteit;

in 1909 wordt in het „Journal de la société agricole de la province du Luxembourg” gesteld dat de Plate in Florenville wordt verkocht;

in 1930 vermeldt de Belgische landbouwencyclopedie dat de „Plate de Florenville”„in de Gaumestreek wordt verbouwd” en „op de markt in Luik een veelgevraagd product is”;

in 2006 wordt de „Plate de Florenville” of de „corne de Florenville” opgenomen in het „Dictionnaire des belgicismes” van Georges Lebouc en in 2010 in het „Dictionnaire des belgicismes”, dat is opgesteld onder leiding van Michel Francard.

5.3.   Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA)

Kwaliteit

De klimaatomstandigheden en de bodemgesteldheid van de Gaumestreek en de in punt 5.1 genoemde bodemsoorten zijn bijzonder gunstig voor de teelt van de „Plate de Florenville”. Deze aardappelvariëteit gedijt namelijk op grond die zich kenmerkt door een goede afwatering (die voorkomt dat de wortels stikken) en die snel opwarmt, zodat de aardappelen goed ontkiemen. In het hierboven beschreven klimaat is bovendien sprake van een goede watertoevoer en is er een kleinere kans op late nachtvorst, waarvoor deze aardappelen zeer gevoelig zijn. Dankzij deze goede waterhuishouding heeft de „Plate de Florenville” een drogestofgehalte van minder dan 20 %. In een droger klimaat zouden de aardappelen bloemiger worden, in een kouder en vochtiger klimaat zou er geen goede knolvorming mogelijk zijn. Aangezien de „Plate de Florenville” een variëteit met een laag groeitempo is, moet deze aardappel zo vroeg mogelijk worden gepoot. De snelle opwarming van de teeltgrond vormt dus een groot voordeel. Er zij echter op gewezen dat de opbrengst van de „Plate de Florenville” op deze bodems met sterke afwatering veel lager is dan de nominale opbrengst van de „Rosa”-variëteit (die 90 % van de referentievariëteit „Bintje” bedraagt): naar gelang van de weersomstandigheden schommelt deze tussen 12 en 25 ton per hectare, wat de maximaal toegestane opbrengst is voor de naam „Plate de Florenville”. Deze lage opbrengst is doorslaggevend voor de smaakkwaliteit van de „Plate de Florenville”: hoe kleiner de knollen, hoe groter de concentratie aromatische moleculen en hoe smaakvoller de aardappel.

De „Rosa”-variëteit dankt haar hoogwaardige eigenschappen dus aan de combinatie van bodem- en klimaatfactoren en de kennis en ervaring van de producenten.

Faam

„Plate”-pootaardappelen worden al halverwege de negentiende eeuw genoemd in Belgische historische bronnen. In 1860 inventariseert Edouard de Croeser de Berges 128 aardappelvariëteiten in België, waaronder de „Plate”. Over deze aardappel wordt geschreven dat hij van goede kwaliteit is, een goede opbrengst garandeert en geen ziekten vertoont. Deze variëteit wordt tevens genoemd in de Almanach agricole belge uit 1899.

De „Plate de Florenville” geniet lokale, nationale en internationale vermaardheid. Zo wordt er sinds 1994 jaarlijks een „Aardappelfeest” georganiseerd in Florenville (een weekend in oktober). Hierover wordt verslag gedaan in de regionale pers (bijvoorbeeld in L’Avenir du Luxembourg, in 2011, 2012 en 2013), maar ook buiten de grenzen (vermeldingen in de Franse krant L’Union-L’Ardennais, in 2013). De „Plate de Florenville” wordt tevens genoemd in de nationale pers (bijvoorbeeld in de Franstalige kranten Le Soir en La Libre Belgique en in de Nederlandstalige krant De Standaard) en in de internationale pers (bijvoorbeeld in de Franse krant Le Figaro).

Ook wordt in diverse toeristische gidsen over de Gaumestreek aandacht besteed aan de aardappelvariëteit, waaronder:

Tourisme en Beau Canton de Gaume, in 2002 gepubliceerd door het Maison du Tourisme van Chiny, Florenville en Herbeumont;

La Transgaumaise, een wandelgids van André Pierlot uit 2009.

De „Plate de Florenville” wordt gebruikt in een aantal recepten uit de provincie Luxemburg, waarbij de stevigheid essentieel is:

„touffaye”, een aardappelstoofpot waarbij de aardappelen worden gesmoord („’al touffaye”) (Chantal Van Gelderen, 1999);

„roustiquettes gaumaises”, een recept van Noël Anselot uit 1980;

„Floriflette”, een recept van de Confrérie des Sossons d’Orvaulx.

Vanwege zijn culinaire kwaliteiten komt deze aardappel ook voor op de menukaart van diverse restaurants, die gerechten met deze variëteit als verfijnd en typisch presenteren, bijvoorbeeld:

„Gratinée de Florenville” van restaurant La Ferme des Sanglochons (in Verlaine-Neufchâteau, in de provincie Luxemburg);

„Moelleux de plates de Florenville au crabe, aux crevettes grises et au Royal Belgian caviar, beurre blanc d’huîtres à la ciboulette” van gastronomisch restaurant Comme Chez Soi (in Brussel).

De „Plate de Florenville” wordt zeer op prijs gesteld door de consument. Deze aardappel heeft weliswaar een lagere opbrengst, maar is van zeer goede kwaliteit. Dat komt tot uitdrukking in de prijs. Uit diverse bronnen uit de eerste helft van de twintigste eeuw blijkt dat deze aardappel hoger geprijsd was dan andere soorten. Ook vandaag de dag is deze variëteit duurder (1,99 EUR/kg) dan andere soorten aardappelen met stevig vruchtvlees, zoals de Charlotte (1,20 EUR/kg).

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier

(artikel 5, lid 7, van Verordening (EG) nr. 510/2006 (3))

http://agriculture.wallonie.be/apps/spip_wolwin/IMG/pdf/Dossier-Plate-Florenville-IGP.pdf


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12. Vervangen door Verordening (EU) nr. 1151/2012.

(3)  Zie voetnoot 2.


Rectificaties

28.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 72/31


Rectificatie van de oproep tot het indienen van voorstellen

Richtsnoeren — EACEA 03/2015

EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp:

Technische bijstand aan uitzendende organisaties

Capaciteitsopbouw voor humanitaire hulp bij ontvangende organisaties

( Publicatieblad van de Europese Unie C 17 van 20 januari 2015 )

(2015/C 72/14)

Op pagina 12:

in plaats van:

„6.1.2.   Partners en subsidiabel partnerschap

De partnerorganisatie moet:

een niet-gouvernementele zonder winstofmerk, of

een publiekrechtelijk lichaam van civiele aard, of

de internationale federatie van de verenigingen van het Rode Kruis en de Rode Halve Maan zijn.”,

te lezen:

„6.1.2.   Partners en subsidiabel partnerschap

Voor de technische bijstand aan uitzendende organisaties, de partner organisatie moet een

niet-gouvernementele organisaties zonder winstoogmerk die zijn opgericht volgens de wetgeving van een lidstaat en waarvan het hoofdkantoor binnen de Unie is gevestigd, of

publiekrechtelijke lichamen met een civiel aard, of

de internationale federatie van de verenigingen van het Rode Kruis en de Rode Halve Maan zijn.

Capaciteitsopbouw voor humanitaire hulp bij ontvangende organisaties, de partnerorganisaties moet tot een van de volgende categorieën behoren:

niet-gouvernementele organisaties zonder winstoogmerk die actief of gevestigd zijn in een derde land, volgens de wetgeving van dat land, of

publiekrechtelijke lichamen met een civiel aard, of

internationale agentschappen en organisaties.”.

Op pagina 13:

in plaats van:

„b)

Lichamen die in de volgende lidstaten zijn opgericht, kunnen partners zijn bij projecten voor capaciteitsopbouw:

de lidstaten van de Europese Unie: België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Kroatië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, Verenigd Koninkrijk en Zweden;

derde landen waarin humanitaire hulp wordt verleend (2). De lijst van derde landen is te vinden op: https://eacea.ec.europa.eu/eu-aid-volunteers/funding/

De aanvrager en partnerorganisaties die betrokken zijn bij projecten voor capaciteitsopbouw moeten uit minstens zes verschillende landen komen. Daarbij moeten

ten minste drie partners uit een derde land komen;

alle partners uit programmalanden gedurende minstens vijf jaar actief zijn geweest op het gebied van humanitaire hulp;

ten minste twee partners uit derde landen actief zijn op het gebied van humanitaire hulp;

en moet ten minste één partner uit een programmaland gedurende minstens vijf jaar actief zijn geweest op het gebied van het beheer van vrijwilligerswerk;”,

te lezen:

„b)

Lichamen die in de volgende lidstaten zijn opgericht, kunnen partners zijn bij projecten voor capaciteitsopbouw:

de lidstaten van de Europese Unie: België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Kroatië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, Verenigd Koninkrijk en Zweden;

derde landen waarin humanitaire hulp wordt verleend (1).

De aanvrager en partnerorganisaties die betrokken zijn bij projecten voor capaciteitsopbouw moeten uit minstens zes verschillende landen komen. Daarbij moeten

partnerorganisaties ten minste uit drie landen zijn die aan het programma deelnemen, waaronder de aanvrager, en ten minste drie derde landen;

alle partners uit programmalanden gedurende minstens vijf jaar actief zijn geweest op het gebied van humanitaire hulp;

ten minste twee partners uit derde landen actief zijn op het gebied van humanitaire hulp;

en moet ten minste één partner uit een programmaland gedurende minstens vijf jaar actief zijn geweest op het gebied van het beheer van vrijwilligerswerk;


(1)  Humanitaire hulp wordt in artikel 3, onder d), van Verordening (EU) nr. 375/2014 gedefinieerd als: activiteiten en operaties in derde landen waarmee op behoeften gebaseerde noodhulp wordt verleend, om levens te redden, menselijk lijden te voorkomen en te verlichten en de menselijke waardigheid te bewaren tijdens door de mens of de natuur veroorzaakte crises. Dit omvat bijstand, hulp en bescherming tijdens een humanitaire crisis of de nasleep daarvan, ondersteunende maatregelen om de toegankelijkheid en de vrije aanvoer van hulp te waarborgen, maatregelen ter verbetering van de rampenparaatheid en de vermindering van het risico op rampen, bijdragen tot betere bestandheid tegen crises en vergroting van de capaciteit om een crisis aan te pakken en ervan te herstellen.”.