|
ISSN 1977-0995 |
||
|
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 68 |
|
|
||
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Mededelingen en bekendmakingen |
58e jaargang |
|
Nummer |
Inhoud |
Bladzijde |
|
|
IV Informatie |
|
|
|
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE |
|
|
|
Europese Commissie |
|
|
2015/C 068/01 |
|
|
V Adviezen |
|
|
|
BESTUURLIJKE PROCEDURES |
|
|
|
Europees Bureau voor personeelsselectie (EPSO) |
|
|
2015/C 068/02 |
||
|
|
GERECHTELIJKE PROCEDURES |
|
|
|
EVA-Hof |
|
|
2015/C 068/03 |
||
|
2015/C 068/04 |
||
|
2015/C 068/05 |
||
|
|
ANDERE HANDELINGEN |
|
|
|
Europese Commissie |
|
|
2015/C 068/06 |
Bekendmaking — Openbare raadpleging — Geografische aanduidingen uit de Republiek Moldavië |
|
NL |
|
IV Informatie
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE
Europese Commissie
|
26.2.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 68/1 |
Wisselkoersen van de euro (1)
25 februari 2015
(2015/C 68/01)
1 euro =
|
|
Munteenheid |
Koers |
|
USD |
US-dollar |
1,1346 |
|
JPY |
Japanse yen |
134,92 |
|
DKK |
Deense kroon |
7,4650 |
|
GBP |
Pond sterling |
0,73280 |
|
SEK |
Zweedse kroon |
9,4910 |
|
CHF |
Zwitserse frank |
1,0773 |
|
ISK |
IJslandse kroon |
|
|
NOK |
Noorse kroon |
8,6325 |
|
BGN |
Bulgaarse lev |
1,9558 |
|
CZK |
Tsjechische koruna |
27,419 |
|
HUF |
Hongaarse forint |
305,55 |
|
PLN |
Poolse zloty |
4,1615 |
|
RON |
Roemeense leu |
4,4223 |
|
TRY |
Turkse lira |
2,8017 |
|
AUD |
Australische dollar |
1,4388 |
|
CAD |
Canadese dollar |
1,4116 |
|
HKD |
Hongkongse dollar |
8,7997 |
|
NZD |
Nieuw-Zeelandse dollar |
1,5031 |
|
SGD |
Singaporese dollar |
1,5378 |
|
KRW |
Zuid-Koreaanse won |
1 248,89 |
|
ZAR |
Zuid-Afrikaanse rand |
13,0250 |
|
CNY |
Chinese yuan renminbi |
7,1025 |
|
HRK |
Kroatische kuna |
7,6840 |
|
IDR |
Indonesische roepia |
14 617,03 |
|
MYR |
Maleisische ringgit |
4,0908 |
|
PHP |
Filipijnse peso |
49,988 |
|
RUB |
Russische roebel |
70,3432 |
|
THB |
Thaise baht |
36,909 |
|
BRL |
Braziliaanse real |
3,2395 |
|
MXN |
Mexicaanse peso |
16,9424 |
|
INR |
Indiase roepie |
70,3083 |
(1) Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.
V Adviezen
BESTUURLIJKE PROCEDURES
Europees Bureau voor personeelsselectie (EPSO)
|
26.2.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 68/2 |
Aankondiging van algemene vergelijkende onderzoeken
(2015/C 68/02)
Het Europees Bureau voor personeelsselectie (EPSO) organiseert de volgende algemene vergelijkende onderzoeken:
EPSO/AD/295-300/15
ADMINISTRATEURS (AD5/AD7)
GESPECIALISEERD IN JURIDISCH ONDERZOEK
|
|
EPSO/AD/295/15 — Juristen met een Bulgaarse juridische opleiding (BG) |
|
|
EPSO/AD/296/15 — Juristen met een Duitse juridische opleiding (DE) |
|
|
EPSO/AD/297/15 — Juristen met een Kroatische juridische opleiding (HR) |
|
|
EPSO/AD/298/15 — Juristen met een Ierse juridische opleiding (IE) |
|
|
EPSO/AD/299/15 — Juristen met een Litouwse juridische opleiding (LT) |
|
|
EPSO/AD/300/15 — Juristen met een Slowaakse juridische opleiding (SK) |
De aankondiging van het vergelijkend onderzoek wordt in 24 talen bekendgemaakt in Publicatieblad van de Europese Unie C 68 A van 26 februari 2015.
Aanvullende informatie is beschikbaar op de website van EPSO: http://blogs.ec.europa.eu/eu-careers.info/
GERECHTELIJKE PROCEDURES
EVA-Hof
|
26.2.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 68/3 |
ARREST VAN HET HOF
van 27 juni 2014
in zaak E-26/13
De IJslandse staat tegen Atli Gunnarsson
(Vrij verkeer van personen — Artikel 28 EER — Richtlijn 2004/38/EG — Richtlijn 90/365/EEG — Verblijfsrecht — Recht om naar de staat van herkomst te verhuizen — Minder gunstige fiscale behandeling)
(2015/C 68/03)
In zaak E-26/13, de IJslandse staat tegen Atli Gunnarson — VERZOEK aan het Hof overeenkomstig artikel 34 van de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie, van het Hooggerechtshof van IJsland (Hæstiréttur Íslands) betreffende de uitlegging van artikel 28 van de EER-overeenkomst en artikel 7 van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, heeft het Hof, samengesteld uit Carl Baudenbacher, voorzitter, Per Christiansen (rechter-rapporteur) en Páll Hreinsson, rechters, op 27 juni 2014 een arrest gewezen, waarvan het dictum als volgt luidt:
Het is niet verenigbaar met artikel 1 van Richtlijn 90/365/EEG en artikel 7, lid 1, onder b) en d), van Richtlijn 2004/38/EG dat een EER-staat echtgenoten die naar een andere EER-staat zijn verhuisd niet de mogelijkheid biedt hun persoonlijke belastingkredieten in verband met de vaststelling van de inkomstenbelasting samen te voegen, terwijl zij wel de mogelijkheid zouden hebben hun persoonlijke belastingskredieten samen te voegen indien zij in de staat van herkomst zouden verblijven, in een situatie waar een van beiden een pensioen ontvangt van de staat van herkomst, en wanneer dat pensioen (nagenoeg) het volledige inkomen van die persoon vormt, terwijl de andere echtgenoot geen inkomen heeft.
|
26.2.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 68/4 |
ARREST VAN HET HOF
van 7 juli 2014
in zaak E-5/13
Schenker North AB, Schenker Privpak AB en Schenker Privpak AS tegen de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA
(Beroep tot nietigverklaring van een besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA — Toegang tot documenten — Ontvankelijkheid — Maatregelen tot organisatie van de procesgang — Regels van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA inzake toegang tot documenten 2012)
(2015/C 68/04)
In zaak E-5/13, Schenker North AB, Schenker Privpak AB en Schenker Privpak AS tegen de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA — VERZOEK tot nietigverklaring van de besluiten van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA van 25 januari 2013 en 18 februari 2013 in zaak nr. 73075 van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA houdende weigering van toegang tot documenten uit de dossiers die hebben geleid tot Besluit nr. 321/10/COL van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA (Posten Norge — getrouwheids-/kortingssysteem) op grond van haar nieuwe regels inzake toegang tot documenten, die zijn neergelegd in Besluit nr. 300/12/COL van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA van 5 september 2012 („de regels van 2012”) (niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), heeft het Hof, samengesteld uit Carl Baudenbacher, voorzitter en rechter-rapporteur, Per Christiansen en Páll Hreinsson, rechters, op 7 juli 2014 een arrest gewezen, waarvan het dictum als volgt luidt:
Het Hof:
|
1. |
Verklaart het besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA van 25 januari 2013 in zaak nr. 73075 van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA (DB Schenker) nietig, voor zover daarin op grond van artikel 4, leden 4 en 6, van de regels van 2012 de volledige of gedeeltelijke toegang werd geweigerd tot de documenten uit de dossiers die hebben geleid tot Besluit nr. 321/10/COL van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA (Posten Norge — getrouwheids-/kortingssysteem) alsook de toegang tot de volledige versie van Besluit nr. 321/10/COL van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA. |
|
2. |
Het verzoek wordt voor het overige afgewezen. |
|
3. |
Elke partij en de interveniënt worden verwezen in de eigen kosten. |
|
26.2.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 68/5 |
ARREST VAN HET HOF
van 9 juli 2014
in de gevoegde zaken E-3/13 en E-20/13 tussen:
Fred. Olsen en anderen en Petter Olsen en anderen
en
de Noorse staat, vertegenwoordigd door de Centrale Belastingdienst voor grote ondernemingen en het Directoraat Belastingen
(Belasting van gecontroleerde buitenlandse vennootschappen — Vrijheid van vestiging — Vrij verkeer van kapitaal — Omzeiling van nationale wetgeving — Rechtvaardiging — Evenredigheid)
(2015/C 68/05)
In de gevoegde zaken E-3/13 en E-20/13 tussen Fred. Olsen en anderen en Petter Olsen en anderen en de Noorse staat, vertegenwoordigd door de Centrale Belastingdienst voor grote ondernemingen en het Directoraat Belastingen — VERZOEKEN aan het Hof overeenkomstig artikel 34 van de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie, van de Commissie „Herziening van belastingaanslagen” voor de Centrale Belastingsdienst voor grote ondernemingen (Skatteklagenemnda ved Sentralskattekontoret for storbedrifter) en de districtsrechtbank van Oslo (Oslo tingrett) betreffende de uitlegging van de regels inzake de vrijheid van vestiging en het vrije verkeer van kapitaal, in het bijzonder de uitlegging van de artikelen 31 en 40 van de EER-overeenkomst, met betrekking tot de Noorse belastingwetgeving inzake gecontroleerde buitenlandse vennootschappen („CFC-regels”), waardoor een nationale belasting kan worden geheven op kapitaal ondergebracht in een laagbelastend land, heeft het Hof, samengesteld uit Carl Baudenbacher, voorzitter, Per Christiansen en Páll Hreinsson (rechter-rapporteur), rechters, op 9 juli 2014 een arrest gewezen, waarvan het dictum als volgt luidt:
|
1. – 2. |
Een trust zoals Ptarmigan Trust valt binnen de werkingssfeer van artikel 31 EER mits de trust voor onbepaalde tijd en vanuit een duurzame vestiging een reële en daadwerkelijke economische activiteit binnen de EER uitoefent. Het is aan de nationale rechter om te beoordelen of dit het geval is. Alle belanghebbende partijen, dat wil zeggen de oprichters, de trustees en de begunstigden van de trust genieten de rechten uit hoofde van de artikelen 31 en 34 EER. |
|
3. |
De begunstigden van de in een trust ondergebrachte kapitaalgoederen die onder nationale belastingmaatregelen vallen, zoals die welke aan de orde zijn in het hoofdgeding, kunnen zich eventueel beroepen op artikel 40 EER wanneer niet is komen vast te staan dat zij een bepalende invloed hebben uitgeoefend op een zelfstandige onderneming in een andere EER-staat of een economische activiteit hebben uitgeoefend die onder de vrijheid van vestiging valt. Het is aan de nationale rechter om, op basis van de feitelijke omstandigheden van de zaak, hierover definitief te beslissen. |
|
4. |
Het verschil in behandeling dat voortvloeit uit afdeling 10-60 van de Belastingwet is fiscaal nadelig voor ingezeten belastingplichtigen die onder de wetgeving op de gecontroleerde buitenlandse vennootschappen vallen, die tot gevolg heeft dat hun vrijheid van vestiging wordt belemmerd, doordat zij ervan worden afgebracht om een dochteronderneming op te richten, te verwerven of te behouden in een EER-staat waar deze tegen een laag tarief wordt belast. Er is derhalve sprake van een beperking van de vrijheid van vestiging in de zin van de artikelen 31 en 34 EER. Indien het fiscaal nadeel als gevolg van de gedifferentieerde behandeling van ingezeten belastingplichtigen uit hoofde van afdeling 10-60 van dien aard is dat de begunstigden worden belemmerd om middelen te investeren in een andere EER-staat, zonder invloed op het bestuur van en de zeggenschap over een onderneming te willen uitoefenen, en om deel te nemen aan het kapitaalverkeer van persoonlijke aard, vormt dit een beperking van het vrije verkeer van kapitaal in de zin van artikel 40 EER en bijlage XII bij de EER-overeenkomst. Voorts vormt een regel van nationaal recht die tot gevolg heeft dat persoonlijke deelnemers aan een gecontroleerde buitenlandse vennootschap, anders dan deelnemers aan vergelijkbare binnenlandse entiteiten, in een andere EER-staat niet kunnen ontsnappen aan de uit de Noorse CFC-regels voortvloeiende economische dubbele belasting, een beperking van de vrijheid van vestiging in de zin van de artikelen 31 en 34 EER of, afhankelijk van de beoordeling van de nationale rechter, van het vrije verkeer van kapitaal, wat in beginsel verboden is door artikel 40 EER. |
|
5. |
Een beperking van de vrijheid van vestiging of, in voorkomend geval, het vrije verkeer van kapitaal als gevolg van nationale CFC-wetgeving, zoals die welke van toepassing is in het hoofdgeding, kan worden gerechtvaardigd door dwingende redenen van algemeen belang, in het bijzonder door overwegingen inzake de voorkoming van belastingontwijking of de noodzaak van een evenwichtige verdeling van de heffingsbevoegdheden tussen de EER-staten. De beperking is evenredig als zij uitsluitend betrekking heeft op volstrekt kunstmatige constructies die tot doel hebben de in vergelijkbare situaties te betalen nationale belasting te ontwijken. Een dergelijke belastingmaatregel moet bijgevolg buiten toepassing worden gelaten wanneer, op basis van door derden verifieerbare objectieve factoren blijkt dat, ondanks het bestaan van een fiscale beweegreden, een gecontroleerde buitenlandse vennootschap daadwerkelijk is opgericht in de ontvangende EER-staat en daadwerkelijk een economische activiteit uitoefent in de EER. |
|
6. |
Het is aan de nationale rechter om vast te stellen of de verzoekers (begunstigden van de Ptarmigan Trust) zich in een situatie bevinden die vergelijkbaar is met die van begunstigden van familiestichtingen of vermogensfondsen die niet onderworpen zijn aan de Noorse vermogensbelasting. Indien dit het geval is, vormt het verschil in belastingtarief een beperking in de zin van artikel 31 EER, dan wel van artikel 40 EER. |
|
7. |
Het verschil in belastingtarief kan niet worden gerechtvaardigd indien de begunstigden van de Ptarmigan Trust zich een situatie bevinden die vergelijkbaar is met die van begunstigden van familiestichtingen of vermogensfondsen die niet onderworpen zijn aan de Noorse vermogensbelasting. |
ANDERE HANDELINGEN
Europese Commissie
|
26.2.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 68/7 |
BEKENDMAKING — OPENBARE RAADPLEGING
Geografische aanduidingen uit de Republiek Moldavië
(2015/C 68/06)
De Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Moldavië inzake de bescherming van geografische aanduidingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1) is op 1 april 2013 in werking getreden. Deze Overeenkomst is opgenomen in de Associatie-overeenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds (2).
Artikel 298, lid 1, van de reeds genoemde Associatieovereenkomst biedt de partijen de mogelijkheid om in de bijlagen XXX-C en XXX-D overeenkomstig de in artikel 306, lid 3, bedoelde procedure nieuwe te beschermen geografische aanduidingen (GA's) toe te voegen. In deze context wordt overwogen de onderstaande Moldavische namen in de Europese Unie te beschermen als geografische aanduiding.
De Commissie geeft lidstaten, derde landen en elke natuurlijke persoon of rechtspersoon met een rechtmatig belang die in een lidstaat of een derde land gevestigd of woonachtig is, de mogelijkheid om bezwaar tegen een dergelijke bescherming aan te tekenen door een met redenen omklede verklaring in te dienen.
Bezwaarschriften moeten de Commissie bereiken binnen twee maanden te rekenen vanaf de datum van deze bekendmaking. De bezwaarschriften moeten worden gestuurd naar het volgende e-mailadres:
AGRI-A4-GI@ec.europa.eu
De bezwaarschriften zullen slechts worden onderzocht als zij binnen de genoemde termijn worden ontvangen en indien daarin wordt aangetoond dat de naam, indien hij zou worden beschermd:
|
a) |
strijdig is met de naam van een planten- of dierenras en de consument daardoor zou kunnen worden misleid met betrekking tot de werkelijke oorsprong van het product; |
|
b) |
geheel of gedeeltelijk homoniem is met een naam die in de Europese Unie reeds is beschermd op grond van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten (3) of Verordening (EG) nr. 110/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 betreffende de definitie, de aanduiding, de presentatie, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1576/89 van de Raad (4), of met een naam die is opgenomen in de overeenkomsten die de Unie heeft gesloten met de volgende landen:
|
|
c) |
gezien de faam en de bekendheid van een handelsmerk en de duur van de periode waarin dat merk reeds in gebruik is, de consument zou kunnen misleiden met betrekking tot de werkelijke identiteit van het product; |
|
d) |
schade zou toebrengen aan een bestaande geheel of gedeeltelijk identieke naam of een handelsmerk, of aan bestaande producten die op de datum van deze bekendmaking sedert ten minste vijf jaar legaal op de markt zijn; |
|
e) |
blijkens verstrekte gegevens generiek is. |
De genoemde criteria zullen worden beoordeeld voor wat betreft het grondgebied van de Unie, dat, als het om intellectuele eigendomsrechten gaat, alleen betrekking heeft op het grondgebied waar de betrokken rechten beschermd zijn. De mogelijke bescherming van deze namen in de Europese Unie hangt af van de succesvolle afronding van deze onderhandelingen en het daaruit voortvloeiende wetsbesluit.
Geen gevolgen voor de begroting.
Lijst van GA's voor wijn en voor landbouwproducten en levensmiddelen (21)
|
Productcategorie |
Naam waaronder het product in de Republiek Moldavië is geregistreerd |
|
Wijn |
Codru |
|
Wijn |
Ştefan vodă |
|
Wijn |
Vadul lui Traian |
|
Gedistilleerde dranken |
Divin |
(1) PB L 10 van 15.1.2013, blz. 3.
(2) PB L 260 van 31.8.2014, blz. 4.
(3) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(4) PB L 39 van 13.2.2008, blz. 16.
(5) Besluit 2009/49/EG van de Raad van 28 november 2008 inzake de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Australië inzake de handel in wijn (PB L 28 van 30.1.2009, blz. 1).
(6) Besluit 2002/979/EG van de Raad van 18 november 2002 betreffende de ondertekening en de voorlopige toepassing van enkele bepalingen van de Overeenkomst tot oprichting van een associatie tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Chili, anderzijds (PB L 352 van 30.12.2002, blz. 1).
(7) Besluit 2002/51/EG van de Raad van 21 januari 2002 inzake de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Zuid-Afrika betreffende de handel in wijn (PB L 28 van 30.1.2002, blz. 3) en Besluit 2002/52/EG van de Raad van 21 januari 2002 inzake de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Zuid-Afrika betreffende de handel in gedistilleerde dranken (PB L 28 van 30.1.2002, blz. 112).
(8) Besluit 2002/309/EG, Euratom van de Raad en, wat betreft de overeenkomst inzake Wetenschappelijke en Technologische samenwerking, van de Commissie van 4 april 2002 betreffende de sluiting van zeven overeenkomsten met de Zwitserse Bondsstaat (PB L 114 van 30.4.2002, blz. 1) en met name de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten — bijlage 7.
(9) Besluit 97/361/EG van de Raad van 27 mei 1997 inzake de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Mexicaanse Staten betreffende de wederzijdse erkenning en bescherming van de benamingen van gedistilleerde dranken (PB L 152 van 11.6.1997, blz. 15).
(10) Besluit 2011/265/EU van de Raad van 16 september 2010 betreffende de ondertekening namens de Europese Unie en de voorlopige toepassing van de Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds (PB L 127 van 14.5.2011, blz. 1).
(11) Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Midden-Amerika, anderzijds (PB L 346 van 15.12.2012, blz. 3).
(12) Handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Colombia en Peru, anderzijds (PB L 354 van 21.12.2012, blz. 3).
(13) Besluit 2001/916/EG van de Raad van 3 december 2001 betreffende de sluiting van een Aanvullend Protocol tot aanpassing van de handelsaspecten van de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds, om rekening te houden met de uitkomst van de onderhandelingen tussen de partijen over wederzijdse preferentiële handelsconcessies voor bepaalde wijnen, de wederzijdse erkenning, bescherming en controle van wijnbenamingen en de wederzijdse erkenning, bescherming en controle van benamingen van gedistilleerde dranken en gearomatiseerde dranken (PB L 342 van 27.12.2001, blz. 6).
(14) Besluit 2004/91/EG van de Raad van 30 juli 2003 betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Canada inzake de handel in wijnen en gedistilleerde dranken (PB L 35 van 6.2.2004, blz. 1).
(15) Besluit 2006/232/EG van de Raad van 20 december 2005 inzake de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika betreffende de handel in wijn (PB L 87 van 24.3.2006, blz. 1).
(16) Besluit 2006/580/EG van de Raad van 12 juni 2006 inzake de ondertekening en de sluiting van de Interim-overeenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Republiek Albanië, anderzijds — Protocol nr. 3 betreffende wederzijdse preferentiële handelsconcessies voor bepaalde wijnen, de wederzijdse erkenning, bescherming en controle van de benamingen van wijnen, gedistilleerde dranken en gearomatiseerde wijnen (PB L 239 van 1.9.2006, blz. 1).
(17) Besluit 2007/855/EG van de Raad van 15 oktober 2007 inzake de ondertekening en sluiting van de Interimovereenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds (PB L 345 van 28.12.2007, blz. 1).
(18) Besluit 2008/474/EG van de Raad van 16 juni 2008 inzake de ondertekening en sluiting van een Interimovereenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en Bosnië en Herzegovina, anderzijds (PB L 169 van 30.6.2008, blz. 10). – Protocol 6.
(19) Besluit 2010/36/EG van de Raad van 29 april 2008 inzake de ondertekening en sluiting van de Interimovereenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Republiek Servië, anderzijds (PB L 28 van 30.1.2010, blz. 1).
(20) Besluit 2012/164/EU van de Raad van 14 februari 2012 betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Georgië inzake de bescherming van geografische aanduidingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 93 van 30.3.2012, blz. 1).
(21) Lijst van de Moldavische autoriteiten in het kader van de lopende herziening, als geregistreerd in de Republiek Moldavië.