ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 453

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

57e jaargang
17 december 2014


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2014/C 453/01

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.7445 — 3i Group/Christ Juweliere und Uhrmacher seit 1863) ( 1 )

1

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Raad

2014/C 453/02

Besluit van de Raad van 15 december 2014 tot benoeming van een lid van de raad van bestuur van het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk voor Duitsland

2

 

Europese Commissie

2014/C 453/03

Wisselkoersen van de euro

4

2014/C 453/04

Besluit van de Commissie van 12 december 2014 inzake de kennisgeving aan een derde land van de mogelijkheid dat het land door de Commissie als niet-meewerkend derde land wordt geïdentificeerd op grond van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen

5

2014/C 453/05

Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 14 november 2013 betreffende een ontwerpbesluit in zaak AT.39633(1) — Garnalen — Rapporteur: Ierland

11

2014/C 453/06

Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 25 november 2013 betreffende een ontwerpbesluit in zaak AT.39633(2) — Garnalen — Rapporteur: Ierland

12

2014/C 453/07

Eindverslag van de raadadviseur-auditeur — Garnalen (Zaak AT.39633)

13

2014/C 453/08

Samenvatting van het besluit van de Commissie van 27 november 2013 betreffende een procedure overeenkomstig artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (Zaak AT.39633 — Noordzeegarnalen) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 8286)

16

2014/C 453/09

Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 20 juni 2014 betreffende een ontwerpbesluit in de zaak AT.39965 — Champignons — Rapporteur: Duitsland

19

2014/C 453/10

Eindverslag van de raadadviseur-auditeur — Champignons (AT.39965)

20

2014/C 453/11

Samenvatting van het besluit van de Commissie van 25 juni 2014 (Zaak AT.39965 — Champignons) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 4227 final)

21

 

Rekenkamer

2014/C 453/12

Speciaal verslag nr. 22/2014 Realiseren van zuinigheid: beheersen van de kosten van door de EU gefinancierde projecten voor plattelandsontwikkeling

24

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

2014/C 453/13

Mededeling van de Franse regering in verband met Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruikmaken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen (Bericht betreffende de aanvraag voor een exclusieve opsporingsvergunning voor vloeibare of gasvormige koolwaterstoffen genaamd Permis de Beckenrand)  ( 1 )

25

2014/C 453/14

Mededeling van de Commissie overeenkomstig artikel 16, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap — Intrekking van openbaredienstverplichtingen met betrekking tot geregelde luchtdiensten ( 1 )

27

 

V   Adviezen

 

ANDERE HANDELINGEN

 

Europese Commissie

2014/C 453/15

Sluiting van klacht CHAP(2012) 710

28

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

17.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 453/1


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.7445 — 3i Group/Christ Juweliere und Uhrmacher seit 1863)

(Voor de EER relevante tekst)

(2014/C 453/01)

Op 11 december 2014 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32014M7445. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Raad

17.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 453/2


BESLUIT VAN DE RAAD

van 15 december 2014

tot benoeming van een lid van de raad van bestuur van het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk voor Duitsland

(2014/C 453/02)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 2062/94 van de Raad van 18 juli 1994 tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk (1), en met name artikel 8,

Gezien de voordrachten die de regeringen van de lidstaten en de werkgevers- en werknemersorganisaties bij de Raad hebben ingediend,

Gezien de lijsten van leden en plaatsvervangende leden van het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft bij besluit van 2 december 2013 (2) en van 12 juni 2014 (3) de leden en de plaatsvervangende leden van de raad van bestuur van het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk benoemd voor het tijdvak dat op 7 november 2016 eindigt.

(2)

De werknemersorganisatie Europees Verbond van Vakverenigingen (EVV) heeft een kandidaat voor een vacante zetel voorgedragen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Tot lid van de raad van bestuur van het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk wordt benoemd voor het tijdvak dat op 7 november 2016 eindigt:

II.   VERTEGENWOORDIGERS VAN DE WERKNEMERSORGANISATIES

Land

lid

 

Duitsland

mevrouw Sonja KÖNIG

 

Artikel 2

De Raad zal de nog niet voorgedragen leden en plaatsvervangende leden later benoemen.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 15 december 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

M. MARTINA


(1)  PB L 216 van 20.8.1994, blz. 1.

(2)  Besluit van de Raad van 2 december 2013 houdende benoeming van de leden en de plaatsvervangende leden van de raad van bestuur van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk (PB C 360 van 10.12.2013, blz. 8).

(3)  Besluit van de Raad van 12 juni 2014 tot benoeming van de leden en de plaatsvervangende leden van de raad van bestuur van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk voor Litouwen en Malta (PB C 182 van 14.6.2014, blz. 14); Besluit van de Raad van 12 juni 2014 tot benoeming van de leden en de plaatsvervangende leden van de raad van bestuur van het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk voor Frankrijk (PB C 186 van 18.6.2014, blz. 5).


Europese Commissie

17.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 453/4


Wisselkoersen van de euro (1)

16 december 2014

(2014/C 453/03)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,2537

JPY

Japanse yen

145,79

DKK

Deense kroon

7,4407

GBP

Pond sterling

0,79650

SEK

Zweedse kroon

9,5510

CHF

Zwitserse frank

1,2009

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

9,5420

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

27,607

HUF

Hongaarse forint

312,23

LTL

Litouwse litas

3,45280

PLN

Poolse zloty

4,2061

RON

Roemeense leu

4,4790

TRY

Turkse lira

2,9797

AUD

Australische dollar

1,5206

CAD

Canadese dollar

1,4612

HKD

Hongkongse dollar

9,7206

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,6050

SGD

Singaporese dollar

1,6312

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 354,09

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

14,6054

CNY

Chinese yuan renminbi

7,7624

HRK

Kroatische kuna

7,6670

IDR

Indonesische roepia

16 144,54

MYR

Maleisische ringgit

4,3769

PHP

Filipijnse peso

56,118

RUB

Russische roebel

91,5200

THB

Thaise baht

41,302

BRL

Braziliaanse real

3,4196

MXN

Mexicaanse peso

18,5391

INR

Indiase roepie

80,2218


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


17.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 453/5


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 12 december 2014

inzake de kennisgeving aan een derde land van de mogelijkheid dat het land door de Commissie als niet-meewerkend derde land wordt geïdentificeerd op grond van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen

(2014/C 453/04)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (1), en met name artikel 32,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   INLEIDING

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad (de „IOO-verordening”) is een Unie-systeem tot stand gebracht om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij) te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen.

(2)

Hoofdstuk VI van de IOO-verordening heeft betrekking op de identificatie van niet-meewerkende derde landen, de stappen met betrekking tot die landen, de vaststelling van een lijst van die landen, de schrapping van landen van deze lijst, de bekendmaking van deze lijst en noodmaatregelen.

(3)

Krachtens artikel 32 van de IOO-verordening dient de Commissie de derde landen onverwijld kennis te geven van de mogelijkheid dat zij als niet-meewerkend derde land kunnen worden geïdentificeerd. Deze kennisgeving is voorlopig. De kennisgeving vindt plaats op grond van de bij artikel 31 van de IOO-verordening vastgestelde criteria. De Commissie dient bovendien alle in artikel 32 van deze verordening vastgestelde stappen met betrekking tot de betrokken derde landen te nemen. De Commissie dient in de kennisgeving met name melding te maken van de essentiële feiten en overwegingen die ten grondslag liggen aan de identificatie en van de gelegenheid die aan die landen wordt geboden om een antwoord te bezorgen en bewijsmateriaal in te dienen dat de argumenten voor de identificatie weerlegt of, indien van toepassing, een actieplan met het oog op verbetering en de maatregelen die zijn genomen om de situatie te verhelpen. De Commissie dient de betrokken derde landen voldoende tijd te geven om op de kennisgeving te antwoorden, alsmede een redelijke termijn om de situatie te verhelpen.

(4)

Krachtens artikel 31 van de IOO-verordening dient de Commissie derde landen te identificeren die naar haar mening niet meewerken bij de bestrijding van IOO-visserij. Een derde land dient als niet-meewerkend derde land te worden geïdentificeerd indien het zich niet kwijt van de taken die het krachtens internationaal recht als vlaggen-, haven-, kust- of marktstaat dient te vervullen wat betreft de te ondernemen actie om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen.

(5)

Niet-meewerkende derde landen dienen te worden geïdentificeerd op basis van de beoordeling van alle in artikel 31, lid 2, van de IOO-verordening bedoelde informatie.

(6)

Overeenkomstig artikel 33 van de IOO-verordening dient de Raad een lijst van niet-meewerkende derde landen op te stellen. Op die landen zijn onder meer de in artikel 38 van de IOO-verordening vastgestelde maatregelen van toepassing.

(7)

Op grond van artikel 20, lid 1, van de IOO-verordening kunnen door andere dan EU-vlaggenstaten gevalideerde vangstcertificaten slechts worden aanvaard indien de Commissie een kennisgeving heeft ontvangen van de regelingen die zijn ingesteld voor de tenuitvoerlegging, de controle en de handhaving van de door de vissersvaartuigen van de betrokken derde landen na te leven wet- en regelgeving en instandhoudings- en beheersmaatregelen.

(8)

Op grond van artikel 20, lid 4, van de IOO-verordening dient de Commissie administratief met derde landen samen te werken op gebieden in verband met de uitvoering van die verordening.

2.   PROCEDURE TEN AANZIEN VAN SAINT VINCENT EN DE GRENADINES

(9)

Van 19 tot 20 mei 2014 heeft de Commissie Saint Vincent en de Grenadines bezocht in het kader van de in artikel 20, lid 4, van de IOO-verordening bedoelde administratieve samenwerking.

(10)

Doel van het bezoek was informatie te verifiëren over enerzijds de regelingen van Saint Vincent en de Grenadines voor de tenuitvoerlegging, controle en handhaving van door de vissersvaartuigen van dit land na te leven wet- en regelgeving en instandhoudings- en beheersmaatregelen, en anderzijds de maatregelen die Saint Vincent en de Grenadines heeft genomen om zijn verplichtingen in de strijd tegen de IOO-visserij na te komen.

(11)

Het slotverslag over het bezoek is op 13 juni 2014 aan Saint Vincent en de Grenadines toegezonden.

(12)

Tot op heden heeft Saint Vincent en de Grenadines zijn opmerkingen over dat slotverslag niet meegedeeld aan de Commissie.

(13)

Saint Vincent en de Grenadines is een verdragsluitende partij bij de Internationale Commissie voor de instandhouding van tonijn in de Atlantische Oceaan (ICCAT). Saint Vincent en de Grenadines heeft het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 1982 (UNCLOS) en de overeenkomst van de Verenigde Naties van 1995 over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van grensoverschrijdende en over grote afstanden trekkende visbestanden (UNFSA) geratificeerd.

(14)

Om te beoordelen of Saint Vincent en de Grenadines zijn internationale verplichtingen als vlaggen-, haven-, kust- of marktstaat naleeft die zijn opgenomen in de in overweging 13 genoemde internationale overeenkomsten en zijn vastgesteld door de in die overweging genoemde regionale organisatie voor visserijbeheer (ROVB), heeft de Commissie alle informatie die zij hiertoe vereist acht, verzameld en geanalyseerd.

(15)

Daarvoor heeft de Commissie naast algemeen toegankelijke informatie, ook gebruikgemaakt van informatie afkomstig uit beschikbare gegevens gepubliceerd door ROVB’s, in dit geval ICCAT.

3.   MOGELIJKE IDENTIFICATIE VAN SAINT VINCENT EN DE GRENADINES ALS NIET-MEEWERKEND DERDE LAND

(16)

Overeenkomstig artikel 31, lid 3, van de IOO-verordening heeft de Commissie de taken van Saint Vincent en de Grenadines als vlaggen-, haven-, kust- of marktstaat geanalyseerd. Bij die beoordeling heeft de Commissie rekening gehouden met de in artikel 31, leden 4 tot en met 7, van de IOO-verordening opgenomen criteria.

3.1.   Herhaalde IOO-vaartuigen en IOO-handelsstromen (artikel 31, lid 4, van de IOO-verordening)

(17)

Uit de informatie die is verkregen op basis van vaartuigenlijsten van ROVB’s blijken geen onder de vlag van Saint Vincent en de Grenadines varende vaartuigen in voorlopige of definitieve IOO-lijsten te zijn opgenomen. Evenmin is er over IOO-vaartuigen die in het verleden onder de vlag van Saint Vincent en de Grenadines voeren, bewijsmateriaal voorhanden dat de Commissie in staat zou stellen de prestatie van Saint Vincent en de Grenadines op het gebied van terugkerende IOO-visserijactiviteiten te analyseren overeenkomstig artikel 31, lid 4, onder a), van de IOO-verordening.

(18)

Bij gebrek aan informatie en bewijsmateriaal zoals uiteengezet in overweging 17 wordt op grond van artikel 31, lid 3, en lid 4, onder a), geconcludeerd dat er geen dwingende elementen zijn om te evalueren of de actie van Saint Vincent en de Grenadines om de IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, in overeenstemming is met de taken die het land krachtens internationaal recht als vlaggenstaat dient te vervullen ten aanzien van IOO-vaartuigen en IOO-visserij die wordt bedreven of ondersteund door vissersvaartuigen die zijn vlag voeren of door zijn onderdanen.

3.2.   Niet-naleving van de verplichting tot samenwerking en handhaving (artikel 31, lid 5, van de IOO-verordening)

(19)

De Commissie heeft onderzocht of Saint Vincent en de Grenadines effectief met de Commissie heeft samengewerkt door te reageren op verzoeken van de Commissie om IOO-visserij en daarmee verband houdende activiteiten te onderzoeken, bevindingen over dergelijke activiteiten mee te delen of vervolgactie ten aanzien van dergelijke activiteiten te ondernemen.

(20)

Wat dat betreft heeft Saint Vincent en de Grenadines de Commissie geen inlichtingen of antwoorden verstrekt over hoe het de tijdens het bezoek van de Commissie geconstateerde tekortkomingen in zijn visserijbeheerssysteem zal verhelpen.

(21)

Voorts heeft de Commissie in het kader van de algemene beoordeling of Saint Vincent en de Grenadines zich heeft gekweten van zijn taken die het als vlaggenstaat dient te vervullen, ook geanalyseerd of Saint Vincent en de Grenadines samenwerkt met andere staten bij de bestrijding van IOO-visserij.

(22)

De Commissie heeft tijdens haar bezoek geconstateerd dat Saint Vincent en de Grenadines niet in staat is om de activiteiten van zijn visserijvloot te volgen. Saint Vincent en de Grenadines heeft verklaard dat al zijn vissersvaartuigen die in het ICCAT-gebied vissen, hun vangsten uitsluitend aanlanden en overladen in havens van Trinidad en Tobago (Port of Spain en Chaguarams). Deze bewering kon echter niet worden bevestigd als gevolg van het feit dat Saint Vincent en de Grenadines geen gebruik maakt van aangiften van aanlanding en overlading. In het kader van de informele samenwerking met Trinidad en Tobago ontvangt Saint Vincent en de Grenadines slechts eenmaal per jaar de gegevens voor het hele jaar van de logboeken van zijn vissersvaartuigen. Saint Vincent en de Grenadines ontvangt geen inspectieverslagen van Trinidad en Tobago en dient daartoe ook geen verzoeken in. Naast het ontbreken van aangiften van aanlanding en overlading, kan de informatie in de logboeken niet aan kruiscontroles worden onderworpen aangezien de vissersvaartuigen niet zijn uitgerust met het vaartuigmonitoringsysteem (VMS). Saint Vincent en de Grenadines is in feite niet op de hoogte van de bestemming en het gebruik van deze visproducten.

(23)

Overeenkomstig de artikelen 63 en 64 van UNCLOS moeten kust- en vlaggenstaten samenwerken op het gebied van grensoverschrijdende en over grote afstanden trekkende vissoorten. In de artikelen 7 en 20 van UNFSA wordt de verplichting van staten tot samenwerking verder uitgewerkt, respectievelijk voor wat betreft het vaststellen van compatibele instandhoudings- en beheersmaatregelen en het waarborgen van de naleving en handhaving van zulke maatregelen. Dit wordt verder gespecificeerd in de punten 28 en 51 van het IOO-IAP, waarin gedetailleerde methoden voor directe samenwerking tussen staten worden beschreven, waaronder de uitwisseling van gegevens of informatie waarover kuststaten beschikken.

(24)

Het belang van doeltreffende samenwerkingsmechanismen moet worden onderzocht in het licht van de informele samenwerking tussen Saint Vincent en de Grenadines en Trinidad en Tobago. Zoals beschreven in overweging 22 blijkt uit de informatie die Saint Vincent en de Grenadines tijdens het bezoek van de Commissie in mei 2014 heeft verstrekt dat al zijn vissersvaartuigen die in het ICCAT-gebied vissen, hun vangsten uitsluitend in havens van Trinidad en Tobago aanlanden en overladen. De samenwerking tussen Saint Vincent en de Grenadines en Trinidad en Tobago is echter officieus en beperkt tot een minimum aan gegevensuitwisseling. Saint Vincent en de Grenadines ontvangt van Trinidad en Tobago slechts eenmaal per jaar de logboeken van zijn vissersvaartuigen voor de volledige periode van twaalf maanden. Saint Vincent en de Grenadines beschikt niet over de aangiften van aanlanding en overlading. De autoriteiten van Saint Vincent en de Grenadines ontvangen bovendien geen inspectieverslagen van Trinidad en Tobago en dienen daartoe ook geen verzoeken in. Trinidad en Tobago heeft Saint Vincent en de Grenadines verzocht om de statistische ICCAT-vangstdocumenten voor grootoogtonijn en zwaardvis te valideren voor wat betreft de vis die afkomstig is van onder de vlag van Saint Vincent en de Grenadines varende vaartuigen die hun vangsten aanlanden in havens van Trinidad en Tobago. Uit algemeen toegankelijke informatie (ICCAT-website) die op 20 mei 2014 is geraadpleegd, blijkt echter dat Saint Vincent en de Grenadines niet geregistreerd is bij het ICCAT-secretariaat, zoals vereist in de ICCAT-aanbevelingen 01-21 en 01-22, voor de validering van zulke vangstdocumenten. Deze situatie brengt een ernstig gebrek aan doeltreffende samenwerking tussen derde landen en ROVB’s aan het licht, dat nadelige gevolgen kan hebben voor mogelijke acties om potentiële IOO-visserijactiviteiten te onderzoeken, bevindingen over dergelijke activiteiten mee te delen of vervolgacties ten aanzien van dergelijke activiteiten te ondernemen.

(25)

Ten aanzien van doeltreffende handhavingsmaatregelen is in artikel 19, lid 2, van UNFSA vastgesteld dat sancties voor schendingen streng genoeg dienen te zijn om de naleving effectief te verzekeren, schendingen, waar dan ook, te ontmoedigen en om overtreders de uit hun illegale activiteiten voortvloeiende voordelen te ontnemen. Hoewel Saint Vincent en de Grenadines over een rechtskader beschikt voor het beheer van zijn vissersvaartuigen (met name de wet van 2001 inzake de volle zee en de verordening van 2003 inzake de visserij op volle zee) bevat het geen duidelijke definities voor IOO-visserij en ernstige inbreuken. Bovendien is dit rechtskader sinds de inwerkingtreding ervan in respectievelijk 2001 en 2003 niet naar behoren gehandhaafd. Volgens de informatie die Saint Vincent en de Grenadines in mei 2014 heeft verstrekt, heeft het in de laatste tien jaar geen sancties opgelegd uit hoofde van dit rechtskader. Dit kan het rechtskader onbruikbaar maken en de afschrikkende werking van het systeem ondermijnen.

(26)

Saint Vincent en de Grenadines heeft tevens nagelaten de aanbevelingen in punt 24 van het IOO-IAP in overweging te nemen, waarin vlaggenstaten wordt geadviseerd uitgebreide en doeltreffende monitoring en controle van en toezicht op de visserij te verzekeren, vanaf het punt van aanlanding tot de eindbestemming, waaronder de tenuitvoerlegging van het vaartuigmonitoringsysteem (VMS) in overeenstemming met de toepasselijke nationale, regionale en internationale normen. Dit omvat de eis voor vaartuigen onder zijn jurisdictie om VMS aan boord te hebben.

(27)

Tijdens haar bezoek aan Saint Vincent en de Grenadines in mei 2014 heeft de Commissie geconstateerd dat er geen centrum voor visserijtoezicht als zodanig voorhanden is om de open-zeevloot van Saint Vincent en de Grenadines controleren. Voorts is het nationale VMS-beheerssysteem sinds ten minste 2012 buiten werking gesteld na de uitval van het vorige systeem. Om deze reden zenden de vissersvaartuigen van Saint Vincent en de Grenadines sinds 2012 geen VMS-signaal uit naar het centrum voor visserijtoezicht van Saint Vincent en de Grenadines. Het centrum voor visserijtoezicht van Saint Vincent en de Grenadines ontvangt via VMS of een ander plaatsbepalingssysteem geen informatie over de posities van zijn open-zeevloot en Saint Vincent en de Grenadines kan bijgevolg zijn open-zeevloot niet monitoren en controleren. Het kan met name de activiteiten van zijn open-zeevloot die zich in volle zee, in wateren van derde landen of havens van derde landen bevindt, niet monitoren. Het kan niet bevestigen of een bepaald vaartuig zich binnen of buiten een bepaald geografisch gebied bevindt en of een bepaald vaartuig bij het vissen in een bepaald gebied (exclusieve economische zone of ROVB) daadwerkelijk de toestemming heeft om daar te vissen. Bovendien kan Saint Vincent en de Grenadines niet monitoren of zijn vaartuigen de seizoengebonden sluiting van gebieden volgen, zoals vastgesteld door ICCAT.

(28)

Uit de in de overwegingen 22, 26 en 27 beschreven feiten blijkt dat Saint Vincent en de Grenadines niet heeft voldaan aan de voorwaarden van artikel 94 van UNCLOS, waarin is bepaald dat een vlaggenstaat krachtens zijn interne recht jurisdictie moet uitoefenen ten aanzien van elk onder zijn vlag varend vaartuig en ten aanzien van de kapitein, de officieren en de bemanning van dat vaartuig. Het beschreven gedrag van Saint Vincent en de Grenadines ten aanzien van zijn vaartuigen is tevens in strijd met artikel 18, lid 3, van UNFSA, dat de maatregelen bevat die door een staat moeten worden genomen ten aanzien van onder zijn vlag varende vaartuigen. Bovendien voldoet Saint Vincent en de Grenadines, als vlaggenstaat, niet aan zijn verplichtingen op het gebied van naleving en handhaving overeenkomstig artikel 19 van UNFSA, aangezien het heeft nagelaten aan te tonen dat het heeft gehandeld in overeenstemming met de in dat artikel vermelde gedetailleerde regelgeving.

(29)

Met betrekking tot de voorgeschiedenis, aard, omstandigheden, omvang en ernst van activiteiten die op IOO-visserij wijzen, wordt de mogelijkheid om deze aspecten te beoordelen in gelijke mate belemmerd door het beschreven gebrek aan duidelijkheid en transparantie. Als gevolg van dergelijke tekortkomingen is het niet mogelijk om de potentiële omvang van IOO-visserijgerelateerde activiteiten op betrouwbare wijze vast te stellen. Algemeen wordt echter erkend dat een gebrek aan transparantie, in combinatie met het gebrek aan doeltreffende controles, illegaal gedrag in de hand werkt.

(30)

Wat de bestaande capaciteit van Saint Vincent en de Grenadines betreft, zij erop gewezen dat Saint Vincent en de Grenadines volgens de index voor menselijke ontwikkeling van de Verenigde Naties (2) als een land met een hoge menselijke ontwikkeling wordt beschouwd (91e van 187 landen). In bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1905/2006 van het Europees Parlement en de Raad (3) is Saint Vincent en de Grenadines opgenomen in de categorie van hogere midden-inkomenslanden en -gebieden, overeenkomstig de lijst van 1 januari 2013 met ontvangers van ontwikkelingshulp die wordt bijgehouden door de Commissie voor Ontwikkelingsbijstand (DAC) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) (4). Gezien de positie van Saint Vincent en de Grenadines in deze lijst wordt het niet noodzakelijk geacht om de bestaande capaciteit van het land te analyseren. Het ontwikkelingsniveau van Saint Vincent en de Grenadines kan, zoals uit deze overweging blijkt, niet worden aangemerkt als een factor die afbreuk doet aan zijn capaciteit om met andere landen samen te werken en handhavingsmaatregelen te nemen.

(31)

Ondanks de analyse in overweging 30, wordt tevens opgemerkt dat op basis van de informatie afkomstig van het bezoek van de Commissie in mei 2014, niet kan worden gesteld dat de autoriteiten van Saint Vincent en de Grenadines een gebrek aan financiële middelen hebben. Het ontbreekt Saint Vincent en de Grenadines eerder aan het noodzakelijke juridische en administratieve klimaat en bevoegdheden om de doeltreffende en doelmatige vervulling van zijn internationale taken als vlaggen-, kust-, markt- en havenstaat te waarborgen.

(32)

Gezien de in dit deel opgenomen toelichting bij de situatie en gezien alle door de Commissie verzamelde feitelijke gegevens en alle door het land afgelegde verklaringen, kan op grond van artikel 31, leden 3 en 5, van de IOO-verordening worden vastgesteld dat Saint Vincent en de Grenadines zich niet heeft gekweten van de taken die het krachtens internationaal recht als vlaggenstaat dient te vervullen op het gebied van samenwerking en handhaving.

3.3.   Niet-naleving van de verplichting tot tenuitvoerlegging van internationale regelgeving (artikel 31, lid 6, van de IOO-verordening)

(33)

Saint Vincent en de Grenadines heeft UNCLOS en UNFSA geratificeerd. Saint Vincent en de Grenadines is verdragsluitende partij bij ICCAT.

(34)

De Commissie heeft alle informatie geanalyseerd die zij van belang acht met betrekking tot de status van Saint Vincent en de Grenadines als verdragsluitende partij bij ICCAT.

(35)

In 2011 heeft ICCAT een identificatiebrief gestuurd naar Saint Vincent en de Grenadines waarin de aanmerking van het land op grond van ICCAT-aanbeveling 06-13 inzake handelsmaatregelen (5) werd behouden. Er werd gesteld dat Saint Vincent en de Grenadines niet ten volle en effectief had voldaan aan zijn verplichtingen uit hoofde van ICCAT-aanbeveling 05-09 inzake de nakoming van statistische rapportageverplichtingen. In dezelfde brief werd ook verklaard dat Saint Vincent en de Grenadines niet alle vereiste gegevens en verslagen binnen de vastgestelde uiterste termijnen had verstrekt. Daarbij werden specifiek de volgende tekortkomingen inzake rapportage vermeld: 1) bepaalde gegevens ingediend na de uiterste termijn; 2) gegevens in het kader van Task II (omvang van vangsten) niet ingediend; 3) bepaalde cijfers voor de nalevingstabellen ingediend na de uiterste termijn; 4) intern actieverslag voor vaartuigen groter dan 20 m ingediend na de uiterste termijn; 5) informatie inzake de beheersnorm voor grote op tonijn vissende beugvisserijvaartuigen ingediend na de uiterste termijn.

(36)

ICCAT heeft in 2012 de aanmerking van Saint Vincent en de Grenadines uit hoofde van haar aanbeveling 06-13 opgeheven, maar heeft tegelijk een nieuwe brief gestuurd om haar bezorgdheid tot uitdrukking te brengen vanwege het feit dat Saint Vincent en de Grenadines niet ten volle en effectief had voldaan aan zijn verplichtingen uit hoofde van ICCAT-aanbeveling 05-09 (6). Daarbij werden de volgende tekortkomingen van Saint Vincent en de Grenadines vermeld: 1) jaarverslag niet tijdig ingediend; 2) gegevens in het kader van Task I (vlootkenmerken) inzake vlootkenmerken niet ingediend; 3) frequentiegegevens in het kader van Task II (omvang van vangsten) niet ingediend; 4) nalevingstabellen ingediend na de uiterste termijn; 5) informatie inzake het beheer van grote op tonijn vissende beugvisserijvaartuigen, actieverslag voor vaartuigen groter dan 20 m niet tijdig ingediend. Bovendien heeft ICCAT Saint Vincent en de Grenadines verzocht om zijn gegevensverzamelings- en rapportageprocedures te herzien met het oog op de ICCAT-vereisten.

(37)

In de brief van 2013 heeft ICCAT opnieuw haar bezorgdheid geuit over het feit dat Saint Vincent en de Grenadines niet ten volle en effectief had voldaan aan zijn verplichtingen uit hoofde van ICCAT-aanbeveling 05-09 (7). Daarbij werden de volgende tekortkomingen van Saint Vincent en de Grenadines vermeld: 1) gegevens in het kader van Task I inzake vlootkenmerken niet ingediend; 2) nalevingstabellen ingediend na de uiterste termijn (15 september 2012); 3) geen antwoord op de brief van 2012 waarin ICCAT haar bezorgdheid had geuit. ICCAT heeft Saint Vincent en de Grenadines verzocht te verduidelijken welke ICCAT-vereisten van toepassing zijn op Saint Vincent en de Grenadines en zijn gegevensverzamelings- en rapportageprocedures te herzien met het oog op de ICCAT-vereisten. Bovendien heeft ICCAT haar bezorgdheid geuit over mogelijke illegale overladingen op zee van bijvangsten van ICCAT-soorten en er bij Saint Vincent en de Grenadines op aangedrongen om deze activiteiten te onderzoeken en daarover verslag uit te brengen bij ICCAT.

(38)

De Commissie heeft ook beschikbare informatie van ICCAT over de naleving van de ICCAT-voorschriften en rapportageverplichtingen door Saint Vincent en de Grenadines geanalyseerd. Hiervoor heeft de Commissie gebruikgemaakt van de beknopte nalevingstabellen van ICCAT voor 2012 en voor 2013 (8). Naast de in overwegingen 42 en 43 uiteengezette tekortkomingen, werden in 2013 mogelijke kwesties van niet-naleving van de instandhoudings- en beheersmaatregelen geconstateerd, met name in verband met ICCAT-aanbeveling 11-02: er was geen ontwikkelings- of beheersplan voor de visserij op zwaardvis ingediend. Ten aanzien van quota en vangstbeperkingen zijn in 2013 mogelijke kwesties van niet-naleving vastgesteld: nalevingstabellen niet tijdig ontvangen en verzoek om verduidelijkingen met betrekking tot de vangst van zuidelijke witte tonijn ingediend.

(39)

Voorts is tijdens het bezoek van de Commissie in mei 2014 ook aan het licht gekomen dat het Register van Saint Vincent en de Grenadines is gevestigd in drie registratiekantoren die zich buiten Saint Vincent en de Grenadines bevinden. Deze kantoren zijn niet onderling verbonden en hebben geen toegang tot elkaars informatie. Bovendien heeft het ministerie van Landbouw, Bosbouw en Visserij geen directe toegang tot de registers. Het geringe aantal controles door de autoriteiten van Saint Vincent en de Grenadines op het registratieproces en het gebrek aan desbetreffende vereisten zoals die in punt 14 van de richtsnoeren van de FAO inzake de prestatie van vlaggenstaten, hebben tot gevolg dat de autoriteiten niet kunnen waarborgen dat de vaartuigen die de vlag van Saint Vincent en de Grenadines voeren ook daadwerkelijk een echte band hebben met het land. Het ontbreken van een dergelijke echte band tussen het land en de vaartuigen die in het register van dat land zijn opgenomen, vormt een inbreuk op de in artikel 91 van UNCLOS vastgestelde voorwaarden voor de nationaliteit van vaartuigen. Deze conclusie wordt bevestigd door de Internationale Transportarbeidersfederatie (ITF), die Saint Vincent en de Grenadines als een goedkope-vlaggenstaat beschouwt (9).

(40)

Gezien de in dit deel opgenomen toelichting bij de situatie en gezien alle door de Commissie verzamelde feitelijke gegevens en alle door het land afgelegde verklaringen, kan op grond van artikel 31, leden 3 en 6, van de IOO-verordening worden vastgesteld dat Saint Vincent en de Grenadines zich niet heeft gekweten van de taken die het krachtens internationaal recht dient te vervullen op het gebied van internationale voorschriften en regelingen en instandhoudings- en beheersmaatregelen.

3.4.   Specifieke beperkingen van ontwikkelingslanden

(41)

Zoals hierboven reeds is aangegeven, wordt Saint Vincent en de Grenadines volgens de index voor menselijke ontwikkeling van de Verenigde Naties (10) als een land met een hoge menselijke ontwikkeling beschouwd (91e van 187 landen). Bovendien wordt Saint Vincent en de Grenadines volgens Verordening (EG) nr. 1905/2006 ingedeeld bij de hogere midden-inkomenslanden en -gebieden.

(42)

Rekening houdend met die positie kan Saint Vincent en de Grenadines dus niet worden beschouwd als een land met specifieke beperkingen die rechtstreeks zijn terug te voeren op zijn ontwikkelingsniveau. Er is geen bewijs gevonden voor de veronderstelling dat Saint Vincent en de Grenadines zijn uit internationaal recht voortvloeiende verplichtingen niet kan nakomen omdat het land qua ontwikkeling achterop zou blijven. Evenmin is concreet bewijs voorhanden waaruit blijkt dat er een verband bestaat tussen de geconstateerde tekortkomingen op het gebied van monitoring, controle en bewaking van visserijactiviteiten en het gebrek aan capaciteit en infrastructuur. In dit verband zij opgemerkt dat de autoriteiten van Saint Vincent en de Grenadines geen enkel argument met betrekking tot ontwikkelingsproblemen hebben aangevoerd.

(43)

Gezien de in dit deel opgenomen toelichting bij de situatie en gezien alle door de Commissie verzamelde feitelijke gegevens en alle door het land afgelegde verklaringen, kan op grond van artikel 31, lid 7, van de IOO-verordening worden vastgesteld dat het niveau van ontwikkeling van Saint Vincent en de Grenadines geen rem zet op de ontwikkelingsstatus en de globale prestatie van het land op het gebied van visserij.

4.   CONCLUSIE OVER DE MOGELIJKE IDENTIFICATIE VAN NIET-MEEWERKENDE DERDE LANDEN

(44)

Gezien de getrokken conclusies over het onvermogen van Saint Vincent en de Grenadines om zich te kwijten van de taken die het krachtens internationaal recht als vlaggen-, haven-, kust- of marktstaat dient te vervullen, en om maatregelen te nemen teneinde IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, moet aan dit land overeenkomstig artikel 32 van de IOO-verordening kennis worden gegeven van de mogelijkheid dat het door de Commissie wordt geïdentificeerd als derde land dat niet meewerkt aan de bestrijding van IOO-visserij.

(45)

Krachtens artikel 32, lid 1, van de IOO-verordening dient de Commissie Saint Vincent en de Grenadines onverwijld kennis te geven van de mogelijkheid dat het als niet-meewerkend derde land kan worden geïdentificeerd. Tevens dient de Commissie alle in artikel 32 van de IOO-verordening opgenomen stappen te zetten met betrekking tot Saint Vincent en de Grenadines. Met het oog op een degelijk beheer dient een termijn te worden vastgesteld waarbinnen dat land schriftelijk kan reageren op de kennisgeving en de situatie kan corrigeren.

(46)

De kennisgeving aan Saint Vincent en de Grenadines van de mogelijkheid dat het wordt geïdentificeerd als een land dat de Commissie met het oog op de toepassing van dit besluit als een niet-meewerkend land aanmerkt, sluit niet uit, en brengt evenmin automatisch met zich mee, dat de Commissie of de Raad vervolgens stappen onderneemt om landen als niet-meewerkende landen te identificeren en een lijst van deze landen vast te stellen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Enig artikel

Saint Vincent en de Grenadines wordt in kennis gesteld van de mogelijkheid dat het door de Commissie als niet-meewerkend derde land wordt geïdentificeerd bij de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij.

Gedaan te Brussel, 12 december 2014.

Voor de Commissie

Karmenu VELLA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1.

(2)  Bron: http://hdr.undp.org/en/statistics

(3)  Verordening (EG) nr. 1905/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (PB L 378 van 27.12.2006, blz. 41).

(4)  DAC-lijst van ODA-ontvangers (http://www.oecd.org/dac/stats/daclistofodarecipients.htm).

(5)  Brief van ICCAT, 18 januari 2011, „ICCAT Circular” nr. 168.

(6)  Brief van ICCAT, 21 februari 2012, „ICCAT Circular” nr. 639.

(7)  Brief van ICCAT, 11 februari 2013, „ICCAT Circular” nr. 612.

(8)  ICCAT, COC-Verslagen, november 2012 en 2013; doc. nr. ICCAT COC 2012-11 en doc. nr. ICCAT COC 2013-18.

(9)  http://www.itfglobal.org/flags-convenience/flags-convenien-183.cfm

(10)  Bron: http://hdr.undp.org/en/statistics


17.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 453/11


Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 14 november 2013 betreffende een ontwerpbesluit in zaak AT.39633(1) — Garnalen

Rapporteur: Ierland

(2014/C 453/05)

1.

Het Adviescomité is het eens met de door de Europese Commissie gemaakte beoordeling van deze feiten als een overeenkomst en/of onderling afgestemde feitelijke gedraging in de zin van artikel 101, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

2.

Het Adviescomité is het ermee eens dat het geheel van overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen één enkele en voortgezette inbreuk vormt voor de periode waarin die liep.

3.

Het Adviescomité is het ermee eens dat de Commissie het recht heeft gebruik te maken van door de clementieverzoeker verschaft bewijsmateriaal en van bewijsmateriaal met betrekking tot Kok Seafood in de vorm van opnames van telefoongesprekken en transcripties daarvan.

4.

Het Adviescomité is het met de Europese Commissie eens dat de overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen ertoe strekten de mededinging te beperken.

5.

Het Adviescomité is het eens met de beoordeling van de Commissie wat betreft de duur van de inbreuk voor elke adressaat.

6.

Het Adviescomité is het eens met het ontwerpbesluit van de Europese Commissie wat betreft de conclusie dat de overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen tussen de adressaten de handel tussen de EU-lidstaten merkbaar konden beïnvloeden.

7.

Het Adviescomité is het eens met het ontwerpbesluit van de Europese Commissie op het punt van de adressaten, meer bepaald wat betreft de toerekening van de aansprakelijkheid aan de moedermaatschappijen van de betrokken groepen.

8.

Het Adviescomité beveelt aan dat zijn advies wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


17.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 453/12


Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 25 november 2013 betreffende een ontwerpbesluit in zaak AT.39633(2) — Garnalen

Rapporteur: Ierland

(2014/C 453/06)

1.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens over de basisbedragen van de geldboeten.

2.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens over de verlaging van het basisbedrag voor twee ondernemingen wegens verzachtende omstandigheden.

3.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens over een verdere verlaging van de basisbedragen voor alle ondernemingen op grond van punt 37 van de richtsnoeren boetetoemeting van de Commissie van 2006.

4.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens over de verlaging van de geldboete voor één onderneming op grond van de richtsnoeren boetetoemeting van de Commissie van 2006.

5.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens over de afwijzing van het verzoek van één onderneming om, op grond van punt 35 van de richtsnoeren boetetoemeting van de Commissie van 2006, betalingsonmacht in aanmerking te nemen.

6.

Het Adviescomité is het eens met de door de Commissie vastgestelde definitieve bedragen van de geldboeten.

7.

Het Adviescomité beveelt aan dat zijn advies wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


17.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 453/13


Eindverslag van de raadadviseur-auditeur (1)

Garnalen

(Zaak AT.39633)

(2014/C 453/07)

I.   INLEIDING

1.

De raadadviseur-auditeur die oorspronkelijk met deze zaak belast was, was Michael Albers. Hij organiseerde en leidde de hoorzitting en diende, overeenkomstig artikel 14 van Besluit 2011/695/EU, een tussentijds verslag in bij het bevoegde lid van de Commissie. Na het vertrek van de heer Albers bij de Commissie heb ik deze zaak vanaf 16 oktober 2013 overgenomen.

2.

Zodoende is dit verslag, wat de procedurele stappen die vóór mijn aanstelling plaatsvonden, gebaseerd op de bevindingen van de voorgaande raadadviseur-auditeur.

II.   DE PROCEDURE

A.   De onderzoeksfase

3.

Na een immuniteitsverzoek dat noordzeegarnalenhandelaar Klaas Puul (2), op grond van de clementiemededeling (3), op […] had ingediend, heeft de Commissie op 24, 25 en 26 maart 2009 inspecties uitgevoerd op diverse bedrijfslocaties en in particuliere woningen van mogelijke karteldeelnemers in België, Denemarken, Duitsland en Nederland. Op 17 maart 2009 heeft de Commissie Klaas Puul voorwaardelijke immuniteit verleend.

B.   De mededeling van punten van bezwaar

4.

Op 12 juli 2012 deed de Commissie een mededeling van punten van bezwaar uitgaan ten aanzien van Heiploeg Holding BV, Heiploeg Beheer BV, Heiploeg BV en Goldfish BV (hierna tezamen „Heiploeg” genoemd); Klaas Puul Holding BV, Klaas Puul Beheer BV en Klaas Puul BV (hierna tezamen „Klaas Puul” genoemd); Stührk Delikatessen Import GmbH & Co KG (hierna „Stührk” genoemd), en Holding L.J.M. Kok BV en L. Kok International Seafood BV (hierna tezamen „Kok Seafood” genoemd). De Commissie beschuldigde deze handelaren in noordzeegarnalen ervan dat zij markten hadden verdeeld, afnemers hadden toegewezen en hun verkoopprijzen voor de detailhandel en aankoopprijzen bij vissers hadden gecoördineerd.

C.   De toegang tot het dossier

5.

In juli 2012 heeft DG Concurrentie de adressaten van de mededeling van punten van bezwaar toegang tot het dossier verleend via een dvd, en toegang tot de ondernemingsverklaringen van Klaas Puul in zijn kantoren. DG Concurrentie bood de externe raadslieden van de adressaten van de mededeling van punten van bezwaar ook de mogelijkheid om de geluidsopnamen te beluisteren van telefoongesprekken tussen de algemeen directeur van Kok Seafood en andere mogelijke karteldeelnemers, en om de gespreksverslagen van die gesprekken in te zien in een dataroom in de kantoren van het DG. Alleen Heiploeg heeft gebruikgemaakt van de gelegenheid om toegang te krijgen tot de ondernemingsverklaringen, de geluidsopnamen te beluisteren en de gespreksverslagen in te zien.

6.

[…] (4). Alleen Heiploeg maakte gebruik van de mogelijkheid om opmerkingen te maken bij deze documenten; dit gebeurde op 21 februari 2013. Op 8 november 2013 heeft DG Concurrentie Heiploeg een brief gezonden, waarin Klaas Puul de modaliteiten van de ontdekking van die documenten had verduidelijkt. De Commissie heeft Heiploeg in de gelegenheid gesteld om vóór 14 november 2013 op die brief te reageren.

D.   De hoorzitting

7.

De hoorzitting vond plaats op 7 februari 2013 en alle adressaten van de mededeling van punten van bezwaar namen eraan deel.

E.   Toegang tot het antwoord van Stührk op de mededeling van punten van bezwaar

8.

Op 27 september en 4 oktober 2013 heeft DG Concurrentie uittreksels uit het antwoord van Stührk op de mededeling van punten van bezwaar gedeeld met alle overige partijen en heeft het hen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk opmerkingen te maken bij die uittreksels (5). Alleen Heiploeg en Klaas Puul hebben schriftelijke opmerkingen ingediend (6).

III.   DOOR DE PARTIJEN OPGEWORPEN PROCEDUREKWESTIES

A.   Het weghalen van bewijsmateriaal uit een particuliere woning

9.

Kok Seafood betoogde dat er geen rechtsgrondslag was om tijdens de inspectie bewijsmateriaal uit de particuliere woning van zijn algemeen directeur mee te nemen naar de bedrijfsgebouwen, en dat de Commissie het betrokken bewijsmateriaal dus terzijde dient te schuiven. DG Concurrentie deelde mij mee dat uitsluitend vijf in de SO gebruikte bewijsstukken van de particuliere woning naar het bedrijfspand zijn overgebracht (7). Aangezien de Commissie zich in het ontwerpbesluit niet op dat bewijsmateriaal baseert, is deze kwestie zonder voorwerp geraakt.

B.   De vertrouwelijkheid van de communicatie tussen advocaten en cliënten

10.

Kok Seafood betoogde dat de geluidsopnamen van telefoongesprekken tussen haar algemeen directeur en andere mogelijke karteldeelnemers, de aantekeningen over deze geluidsopnamen die door de algemeen directeur van Kok Seafood of een van zijn medewerkers zijn gemaakt, en de schriftelijke uitwerking door de Commissie van deze geluidsopnamen onder de vertrouwelijkheid van de communicatie tussen advocaten en cliënten (legal professional privilege) vallen — en dus niet als bewijsmateriaal kunnen worden gebruikt.

11.

Het is evenwel vaste rechtspraak dat documenten alleen onder de vertrouwelijkheid van de communicatie tussen advocaten en cliënten vallen, wanneer zij zijn opgesteld met het uitsluitende doel om juridisch advies aan een advocaat te vragen in het kader van de uitoefening van de rechten van de verdediging (8) die verband houden met het voorwerp van de betrokken procedure op grond van artikel 101 of 102 VWEU (9). Aangezien Kok Seafood in haar antwoord op de mededeling van punten van bezwaar heeft toegegeven dat zij die informatie vooral wilde gebruiken als bewijsmateriaal in een contractueel geschil — en dus niet met het uitsluitende doel om juridisch advies aan een advocaat te vragen in het kader van de uitoefening van de rechten van verdediging in de zaak van het noordzeegarnalenkartel -, mag worden geconcludeerd dat de argumenten inzake het vertrouwelijke karakter van die communicatie tussen advocaten en cliënten ongegrond zijn.

C.   Het gebruik van heimelijk opgenomen telefoongesprekken

12.

Heiploeg betoogde dat de geluidsopnamen van telefoongesprekken die door de algemeen directeur van Kok Seafood zijn gemaakt, door de Commissie niet als bewijsmateriaal mogen worden gebruikt, omdat het volgens de wetgeving van een aantal EU-lidstaten verboden is om heimelijk telefoongesprekken op te nemen of deze opnamen aan derden beschikbaar te stellen.

13.

Tijdens de hoorzitting heeft Heiploeg bevestigd dat het opnemen van telefoongesprekken en het beschikbaar stellen van die opnamen aan derden, voor zover haar bekend, niet onrechtmatig is volgens de wetgeving in Nederland (10), het land waar de telefoongesprekken zijn opgenomen en bij de inspecties door de Commissie in beslag zijn genomen.

14.

Zelfs indien de algemeen directeur van Kok Seafood inbreuk zou hebben gemaakt op het nationale recht, betekent dit nog niet noodzakelijk dat de Commissie deze opnamen niet zou mogen gebruiken als rechtmatig bewijsmateriaal. Volgens vaste rechtspraak primeert in het Unierecht het beginsel van de vrije bewijslevering en is het enig relevante criterium ter beoordeling van aangevoerde bewijzen de geloofwaardigheid ervan (11).

15.

Artikel 6, lid 1, van Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) verplicht de Commissie evenmin om bewijsmateriaal dat particuliere partijen onrechtmatig hebben verkregen, terzijde te schuiven, op voorwaarde dat de procedure in zijn geheel genomen eerlijk is geweest (12), d.w.z. dat verweerder de kans heeft gekregen om de authenticiteit van het bewijsmateriaal en het gebruik dat daarvan is gemaakt, aan te vechten. Het gebruik van onrechtmatig verkregen opnamen doet op zich niets af aan de eerlijke behandeling van de zaak in de zin van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 6 EVRM (13).

16.

Aangezien Heiploeg in de gelegenheid is gesteld om de authenticiteit en het gebruik van de geluidsopnamen aan te vechten, mag worden geconcludeerd dat de geluidsopnamen niet als bewijsmateriaal terzijde dienen te worden geschoven op grond van het feit dat de betrokken telefoongesprekken heimelijk zijn opgenomen door de algemeen directeur van Kok Seafood en nadien aan derden beschikbaar zijn gesteld.

D.   Gekleurde weergave van de feiten door de Commissie

17.

Zowel Kok Seafood als Heiploeg betogen dat de schriftelijke uitwerkingen door de Commissie van de geluidsopnames geen echte transcripties van gesproken tekst zijn en dat de Commissie haar eigen interpretatie heeft toegevoegd en selectieve en foutieve citaten heeft opgenomen.

18.

In het ontwerpbesluit legt de Commissie uit dat zij de originele gespreksverslagen soms heeft bewerkt om tekst zonder interpunctie gemakkelijker leesbaar te maken en de gesprekspartners eenvoudiger te kunnen identificeren (14). Waar de partijen kritiek hadden bij de interpretatie door de Commissie van de originele gespreksverslagen, wordt in het ontwerpbesluit uitgelegd waarom de Commissie een bepaalde interpretatie of conclusie gerechtvaardigd acht (15). In het licht van de verschafte toelichting kan ik het standpunt van Kok Seafood en Heiploeg dat de Commissie de feiten gekleurd heeft weergegeven, niet delen.

E.   Recht te worden gehoord op voorgenomen afwijzing van verzoek wegens onvermogen om te betalen

19.

Tijdens een met Heiploeg op 5 november 2013 over de stand van zaken gehouden bijeenkomst, gaf DG Concurrentie Heiploeg aan dat de Commissie voornemens was diens verzoek wegens onvermogen om te betalen af te wijzen. Heiploeg beklaagde zich er bij mij over dat de Commissie Heiploeg onvoldoende in staat had gesteld te reageren op de voorgenomen afwijzing van het verzoek wegens onvermogen om te betalen en de redenen daarvoor.

20.

Ik ben evenwel van oordeel dat het recht te worden gehoord in beginsel uitsluitend betrekking heeft op de door de Commissie in aanmerking genomen bezwaren (16), en geen algemeen recht inhoudt om zich uit te spreken over het standpunt dat de Commissie voornemens is in haar definitieve besluit in te nemen en over de argumenten waarop dat standpunt is gebaseerd (17). Aangezien ook de ter zake dienende bepalingen van de mededeling van de Commissie inzake goede praktijken voor procedures op grond van de artikelen 101 en 102 VWEU (18) niet voorzien in een recht te reageren op de voorgenomen afwijzing van een verzoek wegens onvermogen om te betalen, is er naar mijn oordeel geen reden om te concluderen dat de Commissie de daadwerkelijke uitoefening van de procedurele rechten van Heiploeg, in het bijzonder haar recht te worden gehoord, niet heeft geëerbiedigd.

IV.   HET ONTWERPBESLUIT

21.

Overeenkomstig artikel 16, lid 1, van Besluit 2011/695/EU wordt in het eindverslag nagegaan of het ontwerpbesluit uitsluitend punten van bezwaar betreft ten aanzien waarvan de partijen in de gelegenheid zijn gesteld hun standpunt kenbaar te maken.

22.

Na verificatie van het ontwerpbesluit is mijn conclusie dat daarin geen punten van bezwaar aan bod komen ten aanzien waarvan de partijen niet in de gelegenheid zijn gesteld hun standpunt kenbaar te maken.

V.   CONCLUSIE

23.

Op grond van de bovenstaande overwegingen is de conclusie dat alle partijen bij de procedure in staat zijn geweest om in deze zaak daadwerkelijk hun procedurele rechten uit te oefenen.

Gedaan te Brussel, 26 november 2013.

Joos STRAGIER


(1)  Opgesteld overeenkomstig de artikelen 16 en 17 van Besluit 2011/695/EU van de voorzitter van de Europese Commissie van 13 oktober 2011 betreffende de functie en het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures (PB L 275 van 20.10.2011, blz. 29).

(2)  Klaas Puul Holding BV, Klaas Puul Beheer BV en Klaas Puul BV.

(3)  Mededeling van de Commissie betreffende immuniteit tegen geldboeten en vermindering van geldboeten in kartelzaken (PB C 298 van 8.12.2006, blz. 17).

(4)  […].

(5)  ID 2279-2292.

(6)  Heiploeg deed dit op 14 oktober en Klaas Puul op 18 oktober 2013.

(7)  ID 793, 800, 844, 846 en 847.

(8)  Arrest van 17 september 2007, gevoegde zaken T-125/03 en T-253/03, Akzo Nobel Chemicals Ltd en Akcros Chemicals Ltd/Commissie, Jurispr. 2007, blz. II-3523, punt 123.

(9)  Arrest van 18 mei 1982, zaak 155/79, AM & S Europe Limited/Commissie, Jurisprudentie 1982, blz. 1575, rechtsoverweging 23.

(10)  Volgens artikel 139 c, lid 1, van het Nederlandse Wetboek van Strafrecht is het opnemen van een telefoongesprek alleen onrechtmatig indien dit gebeurt door iemand die gesprekken „opneemt die niet voor hem bestemd zijn”.

(11)  Arrest van 8 juli 2004, gevoegde zaken T-67/00, T-68/00, T-71/00 en T-78/00, JFE Engineering Corp e.a./Commissie, Jurispr. 2004, blz. II-2501, punt 273.

(12)  Het Hof van Justitie heeft het algemene beginsel van Unierecht erkend dat eenieder recht heeft op een eerlijk proces (arrest van 2 mei 2006, zaak C-341/04, Eurofood IFSC Ltd, Jurispr. 2006, blz. I-3813, punt 65).

(13)  Arrest Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 26 april 2007, verzoekschrift nr. 71525/01, Popescu/Roemenië (nr. 2), punt 106.

(14)  Zie bv. de overwegingen 95, 104, 138, 207, 212, 218 en 322 van het ontwerpbesluit.

(15)  Zie ook overweging 329 en de overwegingen waarnaar wordt verwezen in voetnoot 521 van het ontwerpbesluit.

(16)  Zie ook artikel 27, lid 1, van Verordening EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1).

(17)  Vgl. arrest van 15 maart 2006, zaak T-15/02, BASF/Commissie, Jurispr. 2006, blz. II-497, punt 94 en arrest van 12 december 2012, zaak T-392/09, 1. garantovaná/Commissie, n.n.g., punt 74.

(18)  PB C 308 van 20.10.2011, blz. 6, punten 87-90.


17.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 453/16


Samenvatting van het besluit van de Commissie

van 27 november 2013

betreffende een procedure overeenkomstig artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

(Zaak AT.39633 — Noordzeegarnalen)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 8286)

(Slechts de teksten in de Duitse en Nederlandse taal zijn authentiek)

(2014/C 453/08)

Op 27 november 2013 nam de Commissie een besluit aan betreffende een procedure krachtens artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Overeenkomstig de bepalingen van artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad  (1) , publiceert de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van de beschikking, met inbegrip van de opgelegde sancties, rekening houdend met het rechtmatige belang van de ondernemingen inzake de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Een niet-vertrouwelijke versie van de volledige tekst van de beschikking is te vinden in de authentieke talen van de zaak en in de werktalen van de Commissie op de website van DG Concurrentie op het volgende adres: http://ec.europa.eu/competition/antitrust/cases/

INLEIDING

(1)

Het besluit legt geldboeten op aan vier handelaars in noordzeegarnalen (Heiploeg, Klaas Puul en Kok Seafood uit Nederland en Stührk uit Duitsland) voor een inbreuk op artikel 101 VWEU.

(2)

In de periode tussen juni 2000 en januari 2009 waren Heiploeg en Klaas Puul betrokken bij prijsafspraken en marktverdeling voor noordzeegarnalen in de EU, en met name in België, Frankrijk, Duitsland en Nederland. Kok Seafood droeg hieraan bij ten minste vanaf februari 2005 en Stührk was betrokken bij prijsafspraken in Duitsland in de periode tussen maart 2003 en november 2007.

PROCEDURE

(3)

De zaak werd geopend na een immuniteitsverzoek van Klaas Puul. De Commissie verkreeg aanvullende bewijzen door middel van inspecties in de loop van maart 2009 in België, Nederland, Duitsland en Denemarken. De Commissie stuurde ook verschillende verzoeken om inlichtingen naar alle betrokken partijen.

(4)

Een mededeling van punten van bezwaar werd vastgesteld op 12 juli 2012, en vervolgens kregen alle ondernemingen de mogelijkheid om toegang te verkrijgen tot het dossier en kregen zij de mogelijkheid om zich schriftelijk te verdedigen tegen het voorlopige standpunt van de Commissie en ook mondeling tijdens een hoorzitting die plaatsvond op 7 februari 2013.

(5)

Het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities bracht op 14 en 25 november 2013 een gunstig advies uit en de Commissie stelde het besluit vast op 27 november 2013.

SAMENVATTING VAN DE INBREUK

(6)

Het besluit betreft één enkele en voortdurende inbreuk van artikel 101 VWEU. De inbreuk bestond uit prijsafspraken, marktverdeling en de uitwisseling van commercieel gevoelige informatie tussen handelaars in noordzeegarnalen.

(7)

De overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen maakten deel uit van een algemene regeling, waarbij de belangrijkste lijnen van het optreden van de deelnemers op de markt werden vastgelegd en hun individuele commerciële gedragingen werden beperkt, met als doel het nastreven van een identieke, mededingingsbeperkende doelstelling en één economisch doel, namelijk het gezamenlijk beïnvloeden van het prijspeil van de noordzeegarnalen, de mededinging te beperken en de markt te stabiliseren.

(8)

Alle deelnemers beoogden de (downstream) verkoopprijzen van noordzeegarnalen te verhogen of minstens te stabiliseren door middel van het afstemmen van de prijsopgaven aan klanten. Afspraken over referentieprijzen werden aangewend om deze doelstelling te bereiken, waar nodig ondersteund door bijkomende afspraken met betrekking tot de inkoopprijzen, marktverdeling en de toewijzing van klanten en specifieke initiatieven ten aanzien van potentiële concurrenten. Deze bijkomende afspraken belemmerden of beperkten verder de mededinging in de noordzeegarnalenhandel.

(9)

De mededingingsbeperkende overeenkomsten vonden met name plaats in België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk en Nederland, maar beïnvloedden de handel in noordzeegarnalen in de hele Europese Unie omdat zij verbonden waren op het gebied van prijzen en commerciële strategie.

(10)

Het in dit besluit beschreven kartel opereerde voornamelijk via bilaterale contacten. Bij deze informele contacten kon ieder aspect van de zaken worden besproken, met inbegrip van de verkoopprijzen, de prijzen betaald aan de vissers, de concurrenten en de klanten.

(11)

Alle vier de ondernemingen die het voorwerp vormen van dit besluit hebben op hun eigen wijze bijgedragen aan een gemeenschappelijk plan om de mededinging te beperken in een gestabiliseerde markt met een afgesproken prijsniveau. Heiploeg en Klaas Puul waren in nauw contact met elkaar voor alle aspecten van het kartel, op verschillende niveaus en verschillende gebieden. Stührk wisselde prijsinformatie uit met Heiploeg en hield rekening met deze informatie bij haar eigen commerciële beslissingen, in ieder geval in Duitsland. De rol van Kok Seafood was voornamelijk beperkt tot de acceptatie van een contract met Heiploeg waardoor zij betaald werd voor de levering van garnalen aan Heiploeg in functie van de gekarteliseerde Heiploeg prijs en dit contract kwam met de verborgen afspraak dat Kok Seafood niet als werkelijke concurrent op de markt zou komen.

(12)

Het mededingingsbeperkende gedrag duurde van ten minste 21 juni 2000 tot 13 januari 2009 en voor elke adressaat wordt een individuele inbreukperiode vastgesteld

(13)

Iedere adressaat wordt aansprakelijk gesteld volgens zijn individuele betrokkenheid bij de kartelregelingen, dat wil zeggen hetzij als rechtstreeks deelnemer, hetzij, in het geval van een moedermaatschappij, omdat de gedraging van de dochteronderneming toegeschreven wordt aan de moedermaatschappij aangezien die moedermaatschappij tijdens de inbreukperiode een beslissende invloed uitoefende over de gedragingen van de dochtermaatschappijen.

(14)

Het besluit is geadresseerd aan de volgende juridische entiteiten en voor de volgende individuele inbreukperiode: Heiploeg BV, Goldfish BV en Heiploeg Beheer BV (21.6.2000-13.1.2009), Heiploeg Holding BV (3.2.2006-13.1.2009); Klaas Puul BV, Klaas Puul Beheer BV en Klaas Puul Holding BV (21.6.2000-13.1.2009); Stührk Delikatessen Import GmbH & Co KG (14.3.2003-5.11.2007); L. Kok International Seafood BV en Holding L.J.M. Kok BV (11.2.2005-13.1.2009).

CORRIGERENDE MAATREGELEN

(15)

In het besluit worden de richtsnoeren inzake geldboeten en de clementieregeling van 2006 toegepast.

(16)

Het basisbedrag werd vastgesteld op een percentage tussen de 15 en 30 % van de gemiddelde waarde van de verkochte noordzeegarnalen van de betrokken ondernemingen op de desbetreffende geografische markt voor de financiële boekjaren binnen de individuele inbreukperiode. De geografische markt omvatte de EU voor Heiploeg, Klaas Puul en Kok Seafood en Duitsland voor Stührk. Er werd rekening gehouden met de zeer ernstige aard van de inbreuk en met het hoge gecombineerde marktaandeel van de karteldeelnemers.

(17)

Het basisbedrag werd vermenigvuldigd met het aantal jaren dat de inbreuk geduurd heeft, waarbij de duur van de deelname van elke individuele onderneming in aanmerking wordt genomen.

(18)

Daarnaast werd nog eens een percentage tussen 15 en 25 % van de waarde van de verkopen van de betrokken ondernemingen toegevoegd om hen er van te weerhouden om zelfs maar deel te nemen aan horizontale prijsafspraken of marktverdelingsovereenkomsten.

(19)

Verzachtende omstandigheden die in aanmerking werden genomen zijn de wezenlijk beperktere rol van Stührk en Kok Seafood in de inbreuk en de medewerking van Stührk met het onderzoek van de Commissie buiten clementie om. De geldboeten zijn ook verminderd op basis van punt 37 van de richtsnoeren inzake geldboeten om er mee rekening te houden dat alle betrokken ondernemingen in verschillende maar belangrijke mate hoofdzakelijk handel drijven in noordzeegarnalen.

(20)

Het bedrag van de geldboete is beperkt tot het wettelijk maximum van 10 % van de wereldwijde omzet van de onderneming in het boekjaar voor de vaststelling van het besluit.

(21)

In het kader van de toepassing van de clementiemededeling van 2006 krijgt Klaas Puul immuniteit van geldboeten.

(22)

Een onderneming beweerde dat zij niet in staat was om de geldboete te betalen. Deze bewering werd op basis van punt 35 van de richtsnoeren inzake geldboeten van 2006 onderzocht en verworpen.

OPGELEGDE GELDBOETEN

Heiploeg BV, Goldfish BV, Heiploeg Beheer BV, hoofdelijk en gezamelijk

14 262 000 EUR

Heiploeg BV, Goldfish BV, Heiploeg Beheer BV, Heiploeg Holding BV, hoofdelijk en gezamelijk

12 820 000 EUR

Klaas Puul BV, Klaas Puul Beheer BV, Klaas Puul Holding BV, hoofdelijk en gezamelijk

0 EUR

Stührk Delikatessen Import GmbH & Co KG

1 132 000 EUR

L. Kok International Seafood BV, Holding L.J.M. Kok BV, hoofdelijk en gezamelijk

502 000 EUR


(1)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.


17.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 453/19


Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 20 juni 2014 betreffende een ontwerpbesluit in de zaak AT.39965 — Champignons

Rapporteur: Duitsland

(2014/C 453/09)

1.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de anticoncurrentiële gedraging waarop het ontwerpbesluit betrekking heeft, overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen tussen ondernemingen vormt in de zin van artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-overeenkomst.

2.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de ondernemingen waarop het ontwerpbesluit betrekking heeft, hebben deelgenomen aan één enkele en voortdurende inbreuk op artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-overeenkomst.

3.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen tot doel hadden de mededinging te beperken in de zin van artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-overeenkomst.

4.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen de handel tussen de EU-lidstaten merkbaar konden beïnvloeden.

5.

Het Adviescomité onderschrijft de beoordeling van de Commissie wat betreft de duur van de inbreuk voor elke adressaat.

6.

Het Adviescomité onderschrijft de beoordeling van de Commissie wat betreft de adressaten van het besluit.

7.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de adressaten van het voorontwerp van besluit een geldboete moet worden opgelegd.

8.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat betreft de basisbedragen van de geldboeten.

9.

Het Adviescomité is het eens met de vastgestelde duur van de inbreuk met het oog op de berekening van het bedrag van de geldboeten.

10.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat er in deze zaak geen verzachtende/verzwarende omstandigheden van toepassing zijn.

11.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens over de aanpassing van de geldboeten op grond van punt 37 van de richtsnoeren inzake geldboeten van 2006.

Een minderheid onthoudt zich.

12.

Het Adviescomité is het eens met de door de Commissie toegepaste verlaging van de geldboeten op grond van de clementieregeling van 2006.

13.

Het Adviescomité is het eens met de door de Commissie toegepaste verlaging van de geldboeten op grond van de mededeling betreffende schikkingsprocedures van 2008.

14.

Het Adviescomité is het eens met de door de Commissie vastgestelde definitieve bedragen van de geldboeten.

15.

Het Adviescomité beveelt aan dat zijn advies wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


17.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 453/20


Eindverslag van de raadadviseur-auditeur (1)

Champignons

(AT.39965)

(2014/C 453/10)

Op 9 april 2013 heeft de Europese Commissie de procedure van artikel 11, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1/2003 (2) ingeleid tegen Bonduelle SCA, Bonduelle SAS, Bonduelle Conserve International SAS („Bonduelle”), Lutèce bv, Lutèce Holding bv, C4C Holding bv („Lutèce”), Prochamp bv, Peffer Holding bv („Prochamp”) en [een andere onderneming].

Nadat schikkingsgesprekken waren gevoerd en verklaringen met het oog op een schikking waren ingediend overeenkomstig artikel 10 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 773/2004 (3), heeft de Europese Commissie op 15 mei 2014 een mededeling van punten van bezwaar gericht tot Bonduelle, Lutèce en Prochamp („schikkende partijen”) vastgesteld blijkens welke deze hebben deelgenomen aan één enkele en voortdurende inbreuk op artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-overeenkomst.

De inbreuk als beschreven in de tot de schikkende partijen gerichte mededeling van punten van bezwaar betrof een EER-wijd kartel op het gebied van de verkopen van private labels (MDD, HD en MPP) (4) van ingeblikte champignons middels aanbestedingsprocedures aan kleinhandelaars en het foodservicekanaal. Doel was de marktaandelen voor het gekartelleerde product te stabiliseren en de daling van prijzen te stoppen. Het kartel duurde van 1 september 2010 tot 22 december 2011 voor wat betreft Lutèce en tot 28 februari 2012 voor wat betreft Bonduelle en Prochamp.

De schikkende partijen bevestigden in hun respectieve antwoorden op de mededeling van punten van bezwaar dat de inhoud van hun verklaringen met het oog op een schikking in de mededeling correct was weergegeven.

Overeenkomstig artikel 16 van Besluit 2011/695/EU heb ik onderzocht of het ontwerpbesluit uitsluitend de bezwaren betreft ten aanzien waarvan de schikkende partijen in de gelegenheid zijn gesteld hun standpunt kenbaar te maken, en ik ben tot de conclusie gekomen dat dit inderdaad het geval was.

Gezien het bovenstaande, en gezien het feit dat de schikkende partijen mij geen verzoeken of klachten hebben doen toekomen (5), ben ik van mening dat de daadwerkelijke uitoefening van de procedurele rechten van alle schikkende partijen in deze zaak is geëerbiedigd.

Gedaan te Brussel, 23 juni 2014.

Wouter WILS


(1)  Opgesteld overeenkomstig de artikelen 16 en 17 van Besluit 2011/695/EU van de voorzitter van de Europese Commissie van 13 oktober 2011 betreffende de functie en het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures („Besluit 2011/695/EU”) (PB L 275 van 20.10.2011, blz. 29).

(2)  Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie van 7 april 2004 betreffende procedures van de Commissie op grond van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 18).

(4)  MDD staat voor „Marque des Distributeurs”, HD staat voor „Hard Discounts” en MPP staat voor „Marque Premier Prix”.

(5)  Op basis van artikel 15, lid 2, van Besluit 2011/695/EU, kunnen partijen bij procedures in kartelzaken die, overeenkomstig artikel 10 bis van Verordening (EG) nr. 773/2004, gesprekken met het oog op een schikking aangaan, in elk stadium van de schikkingsprocedure een beroep op de raadadviseur-auditeur doen om te verzekeren dat zij hun procedurele rechten daadwerkelijk kunnen uitoefenen. Zie ook punt 18 van de Mededeling 2008/C 167/01 van de Commissie betreffende schikkingsprocedures met het oog op de vaststelling van beschikkingen op grond van de artikelen 7 en 23 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad in kartelzaken (PB C 167 van 2.7.2008, blz. 1).


17.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 453/21


Samenvatting van het besluit van de Commissie

van 25 juni 2014

(Zaak AT.39965 — Champignons)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 4227 final)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(2014/C 453/11)

Op 25 juni 2014 heeft de Commissie een besluit vastgesteld inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-overeenkomst. Overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad  (1) publiceert de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van het besluit, waaronder de opgelegde sancties, rekening houdend met het rechtmatige belang van de ondernemingen inzake de bescherming van hun bedrijfsgeheimen.

1.   INLEIDING

(1)

Het besluit heeft betrekking op één voortdurende inbreuk op artikel 101 van het Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst betreffende in blikken en potten verkochte champignons („ingeblikte champignons”). Het anticoncurrentiële gedrag waarop de onderhavige procedure betrekking heeft, houdt verband met de verkopen van private labels (MDD, HD en MPP) (2) van ingeblikte champignons middels aanbestedingsprocedures aan retailers en de voedingsdiensten industrie (3). Het besluit is tot de volgende ondernemingen gericht: i) Bonduelle SCA, Bonduelle SAS en Bonduelle Conserve International SAS (Bonduelle); ii) C4C Holding bv, Lutèce Holding bv en Lutèce bv (Lutèce) en iii) Peffer Holding bv en Prochamp bv (Prochamp).

2.   BESCHRIJVING VAN DE ZAAK

2.1.   Procedure

(2)

Ingevolge het verzoek om immuniteit van Lutèce in december 2011 heeft de Commissie in februari 2012 onaangekondigde inspecties verricht in de bedrijfsruimten van verschillende producenten van ingeblikte champignons. Vanaf april 2012 heeft de Commissie verschillende verzoeken om informatie aan de partijen gezonden. In september 2012 heeft Prochamp een clementie verzoek tot boetevermindering ingediend.

(3)

Op 9 april 2013 heeft de Commissie tegen de adressaten van het besluit en een andere partij de procedure van artikel 11, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1/2003 ingeleid teneinde schikkingsgesprekken te voeren met hen. Vervolgens hebben Bonduelle, Lutèce en Prochamp hun formele verzoeken tot schikking bij de Commissie ingediend overeenkomstig artikel 10 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 773/2004 (4).

(4)

Op 15 mei 2014 heeft de Commissie een mededeling van punten van bezwaar goedgekeurd gericht tot Bonduelle, Lutèce en Prochamp. Al deze partijen hebben bevestigd dat de inhoud ervan in overeenstemming was met de door hen verstrekte informatie en dat zij daarom nog steeds bereid waren de schikkingsprocedure te volgen. Het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities bracht op 20 juni 2014 een gunstig advies uit, waarna de Commissie op 25 juni 2014 het besluit heeft vastgesteld.

2.2.   Adressaten en duur

(5)

De adressaten van het besluit hebben aan een kartel deelgenomen en/of worden daarvoor ook aansprakelijk gesteld omdat zij artikel 101 van het Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst in de hieronder aangegeven perioden hebben geschonden:

Entiteit

Duur

Bonduelle SCA

Bonduelle SAS

Bonduelle Conserve International SAS

1 september 2010-28 februari 2012

C4C Holding bv

Lutèce Holding bv

Lutèce bv

1 september 2010-22 december 2011

Peffer Holding bv

Prochamp bv

1 september 2010-28 februari 2012

2.3.   Samenvatting van de inbreuk

(6)

Het besluit betreft een kartel, waarvan het uiteindelijke doel was de marktaandelen voor het gekartelleerde product te stabiliseren en de daling van prijzen te stoppen. Samengevat had het kartel de vorm van een niet-aanvalspact met een compensatieregeling in het geval van een overstap van afnemers, en de toepassing van vooraf afgesproken minimumprijzen. Om dit doel te bereiken, wisselden de kartelleden vertrouwelijke informatie over aanbestedingen uit, stelden zij minimumprijzen vast, spraken zij volumedoelstellingen af en verdeelden zij afnemers onder elkaar.

(7)

De kartelleden hielden regelmatig multilaterale vergaderingen en occasioneel hadden sommige kartelleden ook bilateraal bijkomend contact en de kartelafspraken werden geheim gehouden. De tenuitvoerlegging van het kartel werd grondig aangepakt, niet alleen door de uitwisseling van te bieden prijzen in aanbestedingen en informatieverstrekking over individuele klanten in vervolgvergaderingen, maar ook door de invoering van een mechanisme om de overgang van klanten tussen concurrenten te compenseren en aldus de marktaandelen voor de verkopen van private labels te stabiliseren.

(8)

De geografische reikwijdte van de inbreuk betrof, ten aanzien van alle schikkende partijen, de EER gedurende de gehele periode van de inbreuk. Al bij al bestond het kartel ten minste vanaf 1 september 2010 tot 28 februari 2012 (22 december 2011 voor Lutèce).

2.4.   Remedies

(9)

In het besluit worden de richtsnoeren inzake geldboeten van 2006 toegepast (5). Met uitzondering van Lutèce legt het besluit boeten op aan alle in punt 5 genoemde entiteiten.

2.4.1.   Basisbedrag van de geldboete

(10)

Bij het bepalen van de boeten hield de Commissie rekening met de verkopen van ingeblikte champignons van de ondernemingen (als gedefinieerd in punt 1) in de EER in het laatste jaar vóór het kartel werd beëindigd, met het feit dat prijscoördinatie- en marktverdelingsafspraken tot de schadelijkste vormen van concurrentiebeperking behoren, met de duur van het kartel en met een extra bedrag om ondernemingen af te schrikken om zich met prijsafspraken in te laten.

2.4.2.   Aanpassingen van het basisbedrag

(11)

De Commissie heeft in deze zaak geen verzwarende of verzachtende omstandigheden toegepast.

2.4.3.   Toepassing van het 10 %-omzetplafond

(12)

De aangepaste basisbedragen van de boete voor zowel Lutèce als Prochamp bedragen meer dan 10 % van hun totale omzet in 2013. Daarom wordt de geldboete voor beide ondernemingen beperkt tot 10 % van hun respectieve totale omzet.

2.4.4.   Toepassing van de clementieregeling van 2006: boeteverlaging

(13)

De Commissie heeft Lutèce volledige immuniteit voor boeten en Prochamp een boeteverlaging van 30 % verleend.

2.4.5.   Aanpassing — Punt 37 van de richtsnoeren inzake geldboeten

(14)

Gelet op de specifieke omstandigheden van deze zaak heeft de Commissie in uitoefening van haar discretionaire bevoegdheid in overeenstemming met punt 37 van de richtsnoeren inzake geldboeten van 2006 de geldboete van Prochamp met 10 % verlaagd om er voor te zorgen dat de geldboete voldoende afschrikkend is zonder onevenredig te zijn.

2.4.6.   Toepassing van de mededeling betreffende schikkingsprocedures

(15)

Op grond van de toepassing van de mededeling betreffende schikkingsprocedures werd het bedrag van de geldboeten van alle adressaten met 10 % verlaagd.

3.   CONCLUSIE

(16)

Overeenkomstig artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003 werden de volgende boeten opgelegd:

a)

Bonduelle SCA, Bonduelle SAS en Bonduelle Conserve International SAS, gezamenlijk en hoofdelijk: 30 204 000 EUR;

b)

C4C Holding bv, Lutèce Holding bv en Lutèce bv, gezamenlijk en hoofdelijk: 0 EUR;

c)

Peffer Holding bv en Prochamp bv, gezamenlijk en hoofdelijk: 2 021 000 EUR.


(1)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.

(2)  MDD staat voor „Marques des Distributeurs”, „HD” voor „Hard Discounts” en MPP staat voor „Marques Premier Prix”.

(3)  Het retail kanaal behelst verkopen aan supermarkten, hypermarkten en prijsvechters.

Het voedingsdiensten kanaal behelst verkopen aan groothandelaars in en verwerkers van levensmiddelen.

Verkopen van verse en diepgevroren champignons zijn niet in het geding.

Ingeblikte champignons die niet via aanbestedingsprocedures verkocht worden, zoals de verkopen van de eigen merken van partijen, zijn evenmin in het geding.

Het „business to business” segment (d.w.z. industriële klanten die ingeblikte champignons gebruiken als ingrediënt voor de producten die zij aan de retail of de voeding-dienstenindustrie verkopen) maken evenmin deel uit van de inbreuk.

(4)  Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie van 7 april 2004 betreffende procedures van de Commissie op grond van de artikelen 81 en 82 van het EG-Verdrag (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 18).

(5)  PB C 210 van 1.9.2006, blz. 2.


Rekenkamer

17.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 453/24


Speciaal verslag nr. 22/2014 „Realiseren van zuinigheid: beheersen van de kosten van door de EU gefinancierde projecten voor plattelandsontwikkeling”

(2014/C 453/12)

De Europese Rekenkamer deelt u mede dat Speciaal verslag nr. 22/2014 „Realiseren van zuinigheid: beheersen van de kosten van door de EU gefinancierde projecten voor plattelandsontwikkeling” zojuist gepubliceerd is.

Het verslag kan worden ingezien op of gedownload van de website van de Europese Rekenkamer: http://eca.europa.eu

Het verslag is op aanvraag gratis in papieren vorm verkrijgbaar bij de Rekenkamer:

Europese Rekenkamer

Publicaties (PUB)

12, rue Alcide De Gasperi

1615 Luxemburg

LUXEMBURG

Tel. +352 4398-1

E-mail: eca-info@eca.europa.eu

of door het invullen van een elektronische bestelbon bij EU-Bookshop.


INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

17.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 453/25


Mededeling van de Franse regering in verband met Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruikmaken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen (1)

(Bericht betreffende de aanvraag voor een exclusieve opsporingsvergunning voor vloeibare of gasvormige koolwaterstoffen genaamd „Permis de Beckenrand”)

(Voor de EER relevante tekst)

(2014/C 453/13)

Bij verzoek van 8 augustus 2014 heeft de onderneming Vermilion REP SAS, waarvan de hoofdzetel gevestigd is te 1762, route de Pontenx, 40160 Parentis-en-Born (Frankrijk), voor een duur van vijf jaar een exclusieve vergunning aangevraagd voor de opsporing van vloeibare of gasvormige koolwaterstoffen, genaamd „Permis de Beckenrand”, gelegen op een deel van het grondgebied van het departement Haut-Rhin.

Het gebied waarop deze aanvraag betrekking heeft, heeft een omtrek die wordt gevormd door de lijnstukken die de hieronder gedefinieerde hoekpunten met elkaar verbinden:

Hoekpunt

NTF meridiaan van Parijs

RGF93 meridiaan van Greenwich

Oosterlengte

Noorderbreedte

Oosterlengte

Noorderbreedte

BLOK 1

A

5,60 gr

53,80 gr

7°22′36″

48°25′12″

B

5,70 gr

53,80 gr

7°28′00″

48°25′12″

C

5,70 gr

53,70 gr

7°28′00″

48°19′48″

D

5,60 gr

53,70 gr

7°22′36″

48°19′48″

BLOK 2

E

5,50 gr

53,60 gr

7°17′12″

48°14′24″

F

5,60 gr

53,60 gr

7°22′36″

48°14′24″

G

5,60 gr

53,40 gr

7°22′36″

48°03′36″

H

5,50 gr

53,40 gr

7°17′12″

48°03′36″

De aldus omschreven oppervlakte bedraagt ongeveer 201 km2.

Indiening van aanvragen en gunningscriteria

De indieners van de oorspronkelijke aanvraag en ondernemingen die aanvragen om eveneens in aanmerking te komen moeten voldoen aan de voorwaarden als omschreven in de artikelen 4 en 5 van Besluit 2006-648 van 2 juni 2006 inzake mijnbouwtitels en vergunningen voor ondergrondse opslag, als gewijzigd (Staatsblad van de Franse Republiek van 3 juni 2006).

Geïnteresseerde bedrijven kunnen binnen een termijn van negentig dagen na de publicatie van deze mededeling verzoeken eveneens in aanmerking te komen voor deze concessie, waarbij de procedure dient te worden gevolgd die is vermeld in de „Mededeling inzake het verkrijgen van mijnbouwtitels voor koolwaterstoffen in Frankrijk”, gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen C 374 van 30 december 1994, blz. 11, en vastgesteld bij Besluit 2006-648 van 2 juni 2006, als gewijzigd, inzake mijnbouwtitels en vergunningen voor ondergrondse opslag (Staatsblad van de Franse Republiek van 3 juni 2006).

De aanvragen om eveneens in aanmerking te komen moeten worden gericht aan het ministerie van Ecologie, Duurzame Ontwikkeling en Energie op het onderstaande adres. Besluiten inzake de oorspronkelijke aanvraag en de aanvragen om eveneens in aanmerking te komen worden genomen binnen een termijn van twee jaar, te rekenen vanaf de datum van ontvangst door de Franse autoriteiten van de oorspronkelijke aanvraag, dat wil zeggen uiterlijk op 16 augustus 2016.

Voorwaarden en eisen betreffende de uitoefening en beëindiging van de activiteit

De aandacht van ondernemingen met belangstelling wordt gevestigd op de artikelen L. 161-1 en L. 161-2 van de mijnbouwcode en op Besluit 2006-649 van 2 juni 2006 betreffende de uitoefening van mijnbouwwerkzaamheden, werkzaamheden voor ondergrondse opslag en de politie voor mijnbouw en ondergrondse opslag, als gewijzigd (Staatsblad van de Franse Republiek van 3 juni 2006).

Nadere informatie kan worden verkregen bij het ministerie van Ecologie, Duurzame Ontwikkeling en Energie op het volgende adres:

Ministère de l’écologie, du développement durable et de l’énergie

Direction générale de l’énergie et du climat — Direction de l’énergie

Bureau exploration et production des hydrocarbures

Tour Séquoia

1 place Carpeaux

92800 Puteaux

FRANCE

Tel. +33 140819527

Alle bovengenoemde wettelijke en administratieve bepalingen kunnen worden geraadpleegd op de website van Légifrance:

http://www.legifrance.gouv.fr


(1)  PB L 164 van 30 juni 1994, blz. 3.


17.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 453/27


Mededeling van de Commissie overeenkomstig artikel 16, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap

Intrekking van openbaredienstverplichtingen met betrekking tot geregelde luchtdiensten

(Voor de EER relevante tekst)

(2014/C 453/14)

Lidstaat

ITALIË

Betrokken route

Aosta–Rome Fiumicino en omgekeerd

Oorspronkelijke datum waarop de openbaredienstverplichtingen van kracht zijn geworden

29 september 2013

Datum van intrekking

18 november 2014

Adres waar de tekst en alle relevante informatie en/of documentatie met betrekking tot de openbaredienstverplichting kunnen worden verkregen

Referentiedocument

PB C 41 van 13.2.2013, blz. 3.

Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met:

Ministero delle Infrastrutture e dei Trasporti

Direzione Generale per Aeroporti e il Trasporto Aereo

Tel. +39 0659084908/4041/4350

Fax +39 0659083280

E-mail: dg.ta@pec.mit.gov.it

Internet: http://www.mit.gov.it


V Adviezen

ANDERE HANDELINGEN

Europese Commissie

17.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 453/28


Sluiting van klacht CHAP(2012) 710

(2014/C 453/15)

Via de in PB C 230 van 1.8.2012, blz. 12 bekendgemaakte ontvangstbevestiging met de mededeling vóór de sluiting van de procedure betreffende een reeks klachten inzake de omwisseling van de voormalige Italiaanse nationale munteenheid tegen eurobankbiljetten en -munten (referentie CHAP/2012/710) werden de klagers op de hoogte gebracht van de resultaten van het door de Commissie verrichte onderzoek van hun klachten en van het voornemen van de Commissie om het dossier af te sluiten.

Aangezien de klagers niet hebben gereageerd binnen de vastgestelde termijn vanaf de bekendmaking van de mededeling vóór de sluiting van de procedure en om de daarin uiteengezette redenen, bevestigt de Commissie hierbij dat het onderzoek naar hun klachten werd afgesloten op de datum van bekendmaking van deze mededeling.