ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 452

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

57e jaargang
16 december 2014


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Rekenkamer

2014/C 452/01

Samenvatting van de resultaten van de jaarlijkse controles van de Europese gemeenschappelijke ondernemingen voor onderzoek over 2013 door de Rekenkamer

1

2014/C 452/02

Verslag over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming Artemis betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming

8

2014/C 452/03

Verslag over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming

17

2014/C 452/04

Verslag over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming

26

2014/C 452/05

Verslag over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming voor het initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming

35

2014/C 452/06

Verslag over de jaarrekening van de Europese Gemeenschappelijke Onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming

44

2014/C 452/07

Verslag over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming

58

2014/C 452/08

Verslag over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming

67

NL

 


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Rekenkamer

16.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 452/1


Samenvatting van de resultaten van de jaarlijkse controles van de Europese gemeenschappelijke ondernemingen voor onderzoek over 2013 door de Rekenkamer

(2014/C 452/01)

INHOUD

 

Paragraaf

Page

Inleiding

1-6

2

Toelichting bij de oordelen van de Rekenkamer

7

2

Controleresultaten

8-21

3

Oordelen over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8

3

Oordelen over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9-12

3

Toelichtende paragraaf over de EU-bijdrage in de projectkosten van ITER

13

4

Opmerkingen die niets afdoen aan de oordelen van de Rekenkamer

14

4

Presentatie van de rekeningen

15

4

Begrotings- en financieel beheer

16

4

Internebeheersingsmaatregelen

17-21

4

Conclusies

22-23

5

INLEIDING

1.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft de Rekenkamer de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening onderzocht voor zeven Europese gemeenschappelijke ondernemingen voor onderzoek (GO’s):

Fusion for Energy — F4E (ITER) — ontwikkeling van fusie-energie;

Clean Sky — schone luchtvaarttechnologieën;

Artemis — ingebedde computersystemen;

IMI — het initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen;

Eniac — nano-electronica;

FCH — brandstofcellen en waterstof, en

Sesar — „Single European Sky Air Traffic Management Research” (Gemeenschappelijke Onderneming voor het onderzoek naar het beheer van het luchtverkeer in het gemeenschappelijke Europese luchtruim).

2.

De leden van de gemeenschappelijke ondernemingen kunnen, naast de Europese Unie (vertegenwoordigd door de Commissie), diverse publieke en particuliere partners zijn die bijdragen aan de financiering van de door de gemeenschappelijke ondernemingen verrichte werkzaamheden. De gemeenschappelijke ondernemingen bestaan uit twee deelnemende partijen (bilateraal), namelijk de Europese Commissie en de bedrijfssector, ofwel uit drie partijen (trilateraal) wanneer ook de lidstaten deelnemen (1). Zij spelen een belangrijke rol bij de uitvoering van het onderzoeksbeleid op specifieke terreinen.

3.

Deze samenvatting verschaft een overzicht van de resultaten van de jaarlijkse controles van de gemeenschappelijke ondernemingen door de Rekenkamer met betrekking tot het begrotingsjaar 2013. Het doel ervan is om de analyse en vergelijking te vergemakkelijken van de specifieke verslagen van de Rekenkamer over de jaarrekeningen 2013 van de gemeenschappelijke ondernemingen. De oordelen en opmerkingen van de Rekenkamer alsmede de antwoorden van de gemeenschappelijke ondernemingen zijn te vinden in de gepubliceerde specifieke jaarverslagen. Deze samenvatting is geen controleverslag of -oordeel.

4.

De totale begroting van geraamde ontvangsten 2013 van de gemeenschappelijke ondernemingen (2) bedroeg ongeveer 2,2 miljard euro (2012: 2,5 miljard euro), ofwel ongeveer 1,7 % van de algemene begroting 2013 van de EU (2012: 1,8 %) (3). Van de werkelijk ontvangen bedragen was ongeveer 686 miljoen euro (2012: 618 miljoen euro) afkomstig uit de algemene begroting van de EU (inbreng in contanten van de Europese Commissie) en ongeveer 134 miljoen euro (2012: 134 miljoen euro) van de industriële partners en leden van de gemeenschappelijke ondernemingen.

5.

Voor de gemeenschappelijke ondernemingen werken 414 (2012: 409) vaste en tijdelijke ambtenaren ofwel minder dan 1 % van het totale aantal EU-ambtenaren dat is toegestaan krachtens de algemene begroting van de EU (lijst van het aantal ambten). Details over de gecontroleerde gemeenschappelijke ondernemingen, hun begrotingen en hun personeel zijn te vinden in bijlage I.

6.

Terwijl het financiële risico met betrekking tot de gemeenschappelijke ondernemingen beperkt is in verhouding tot de totale EU-begroting, is het reputatierisico voor de Unie hoog: zij vormen een belangrijk instrument bij de uitvoering van de onderzoeksstrategie van de EU en door hun publiek-private partnerschappen hebben zij een grote zichtbaarheid bij de bedrijfstakken waarmee zij samenwerken.

TOELICHTING BIJ DE OORDELEN VAN DE REKENKAMER

7.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat analytische controleprocedures, toetsing van verrichtingen op het niveau van de gemeenschappelijke onderneming en een beoordeling van de essentiële controles van de toezicht- en controlesystemen. Hierbij komt nog informatie uit het werk van andere controleurs en een analyse van de „management representations” en jaarlijkse activiteitenverslagen. Bij de controle over 2013 werd met name de nadruk gelegd op de controles achteraf.

CONTROLERESULTATEN

Oordelen over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

De definitieve jaarrekeningen van alle gemeenschappelijke ondernemingen geven op alle materiële punten een getrouw beeld van hun financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van hun verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van de toepasselijke financiële reglementen en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordelen over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer waren de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekeningen voor het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig bij vier (F4E, Clean Sky, FCH en Sesar) van de zeven gemeenschappelijke ondernemingen.

10.

Voor de Gemeenschappelijke Onderneming Artemis werd de controle van de projectkostendeclaraties in het kader van de geldende administratieve akkoorden gedelegeerd aan de nationale financieringsinstanties (NFI’s). Artemis ontving van de NFI’s controleverslagen maar beoordeelde de kwaliteit van deze controles niet systematisch. Bovendien ontving de onderneming niet van alle NFI’s informatie over de controlestrategieën. Zij was derhalve niet in staat, te beoordelen of de controles achteraf voldoende zekerheid bieden ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. Daarom concludeerde de Rekenkamer dat op basis van de beschikbare informatie over de tenuitvoerlegging van de strategie van de gemeenschappelijke onderneming voor controle achteraf niet kan worden vastgesteld of dit essentiële controle-instrument doeltreffend werkt (4). Voor Artemis werd een oordeel met beperking (5) afgegeven omdat er onvoldoende geschikte controle-informatie was als grondslag voor een oordeel en omdat de mogelijke gevolgen van materieel belang maar niet van diepgaande invloed worden geacht (6).

11.

Voor de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac wordt in de administratieve overeenkomsten tussen Eniac en de NFI’s van de lidstaten bepaald dat de NFI’s in beginsel controles namens de gemeenschappelijke onderneming verrichten. In de strategie voor controle achteraf van de gemeenschappelijke onderneming wordt sterk op de NFI’s vertrouwd voor de controle van kostendeclaraties. In 2013 verrichtte de gemeenschappelijke onderneming een beperkte beoordeling van de kostendeclaraties, maar dit omvatte geen controles en verschafte geen zekerheid over de regelmatigheid van de onderzochte kostendeclaraties. Bijgevolg concludeerde de Rekenkamer dat op basis van de beschikbare informatie over de tenuitvoerlegging van de strategie van de gemeenschappelijke onderneming voor controle achteraf niet kan worden vastgesteld of deze essentiële controle doeltreffend werkt (7). De Rekenkamer gaf voor Eniac een oordeel met beperking af omdat er onvoldoende geschikte controle-informatie was als grondslag voor een oordeel en omdat de mogelijke gevolgen van materieel belang maar niet van diepgaande invloed worden geacht.

12.

Overeenkomstig haar strategie voor controle achteraf verrichtte de Gemeenschappelijke Onderneming IMI een tweede reeks van 40 controles, waarvan er per juni 2014 14 waren afgerond. Het foutenpercentage dat bij deze controles aan het licht kwam, bedroeg 2,3 % (8). Voor IMI werd een oordeel met beperking afgegeven omdat er toereikende geschikte controle-informatie was als grondslag voor een oordeel en omdat de mogelijke gevolgen van materieel belang, maar niet van diepgaande invloed worden geacht (9).

Toelichtende paragraaf over de EU-bijdrage in de projectkosten van ITER  (10)

13.

Voor F4E werd de EU-bijdrage aan de bouwfase van ITER in 2010 door de Raad vastgesteld (11) op 6,6 miljard euro. Dit bedrag is onderhevig aan significante risico’s op verhoging, met name door veranderingen in de reikwijdte van de projectresultaten en door het huidige tijdpad, dat als onrealistisch wordt beschouwd. In november 2013 schatte de gemeenschappelijke onderneming het tekort tot de afronding van de aanlegfase van het project op 290 miljoen euro. Het uitlopen van de aanlegfase van het project werd ten tijde van de controle (april 2014) door de gemeenschappelijke onderneming op minstens 30 maanden geschat. Met betrekking tot deze risico’s heeft de gemeenschappelijke onderneming nog geen systeem op contractniveau ingevoerd om de kostenafwijkingen regelmatig te controleren en evenmin heeft zij de waardering van haar bijdrage aan het ITER-project bijgewerkt, afgezien van de afronding van de aanlegfase.

Opmerkingen die niets afdoen aan de oordelen van de Rekenkamer

14.

De Rekenkamer maakte 55 opmerkingen (2012: 45) met betrekking tot alle gemeenschappelijke ondernemingen om de aandacht te vestigen op belangrijke zaken. Een overzicht van de gemaakte opmerkingen is te vinden in bijlage II. De meest voorkomende opmerkingen worden hierna samengevat.

Presentatie van de rekeningen

15.

Voor F4E wordt in de toelichting bij de financiële staten onder „aanbestedingsregelingen voor de internationale organisatie ITER (ITER IO)” de mate van voortgang van de lopende werkzaamheden niet aangegeven, hoewel deze informatie essentieel is om de stand van zaken weer te geven van de verrichte activiteiten inzake de met ITER IO overeengekomen aanbestedingsregelingen.

Begrotings- en financieel beheer

16.

De opmerkingen in deze rubriek betreffen twee terreinen:

uitvoeringsgraad van de begroting: voor de vastleggingskredieten lag deze tussen 90 % en 100 % en voor de betalingskredieten tussen 57 % en 100 %. Voor Artemis bedroeg de uitvoeringsgraad van de betalingskredieten 69 %, hetgeen goeddeels wordt verklaard door vertraging in de administratieve regelingen die met de lidstaten werden aangegaan voor projectuitvoering; voor FCH is de uitvoeringsgraad van 57 % het resultaat van uitstel bij de financiering van drie projecten;

oproepen tot het indienen van voorstellen en projectuitvoering: het gemiddelde tijdsverloop tussen de oproep tot het indienen van voorstellen voor 2013 en de ondertekening van de subsidieovereenkomsten was voor Clean Sky negen maanden (tegenover twaalf maanden in 2012). Bij Artemis is momenteel voor de oproepen tot het indienen van voorstellen slechts 49 % vastgelegd (50,2 % per 31 december 2012) van de totale beschikbare begroting voor beleidsuitgaven over de hele looptijd van de gemeenschappelijke onderneming (tien jaar vanaf 2007).

Internebeheersingsmaatregelen

17.

Controles achteraf zijn voor de gemeenschappelijke ondernemingen een belangrijk instrument om te garanderen dat de kostendeclaraties van begunstigden en/of partners subsidiabel en juist zijn. Alle ondernemingen hebben een strategie vastgesteld voor controle achteraf; vijf ervan hebben de uitvoering van die controles uitbesteed aan onafhankelijke externe accountantskantoren. In drie gevallen (zie de paragrafen 10-12) gaf de Rekenkamer een oordeel met beperking af wegens de ontoereikendheid van de uitvoering van de strategie voor controle achteraf of wegens het bij die uitvoering ontdekte foutenpercentage.

18.

De internebeheersingssystemen voor F4E zijn nog in ontwikkeling. Met name de aanbestedingsprocedures zijn van essentieel belang voor de uitvoering van het ITER-project door F4E. Deze procedures moeten meer op basis van mededinging verlopen. Wat betreft de subsidies werd per oproep gemiddeld slechts één voorstel ontvangen, evenals in 2012.

19.

De monitoring en rapportage van onderzoeksresultaten is vastgelegd in het zevende kaderprogramma (KP7) waarin een monitoring- en rapportagesysteem is vastgesteld betreffende de bescherming, verspreiding en overdracht van controleresultaten. In de subsidieovereenkomsten die de gemeenschappelijke ondernemingen sloten met leden en andere begunstigden hebben zij specifieke bepalingen opgenomen met betrekking tot de intellectuele eigendomsrechten en de verspreiding van onderzoeksactiviteiten en -resultaten. De gemeenschappelijke ondernemingen houden wel toezicht op de toepassing van deze bepalingen in verschillende fasen van de gefinancierde projecten, maar verscheidene van hen dienen de wijze waarop de resultaten van hun toezicht worden gerapporteerd verder te ontwikkelen.

20.

De meeste gemeenschappelijke ondernemingen voorkomen belangenconflicten door het vaststellen van specifieke regels en het ontwikkelen van instrumenten voor de documentatie van alle desbetreffende informatie. Artemis heeft echter nog geen alomvattende schriftelijke procedure ontwikkeld om belangenconflicten aan te pakken.

21.

De Commissie verrichtte haar tweede tussentijdse evaluatie in 2013 en begin 2014. Zij beoordeelde voor alle gemeenschappelijke ondernemingen (behalve F4E) de relevantie, doelmatigheid, doeltreffendheid en onderzoeksresultaten. De verslagen waren wel positief, maar wezen ook op mogelijkheden voor verdere verbetering.

CONCLUSIES

22.

Alle gemeenschappelijke ondernemingen stelden betrouwbare rekeningen op, maar voor drie ervan werden voor hun jaarrekening 2013 oordelen met beperking afgegeven ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekeningen.

23.

Er is ruimte voor verbetering van de procedures, met name wat betreft de uitvoering van de strategieën voor controle achteraf en, in het geval van F4E, de kostenbeheersingsmechanismen.


(1)  Bilaterale gemeenschappelijke ondernemingen met twee partijen zijn Clean Sky, IMI, FCH en Sesar; trilateraal zijn Artemis en Eniac. De leden van Fusion for Energy-F4E (ITER) zijn Euratom, vertegenwoordigd door de Europese Commissie, de lidstaten van Euratom en andere landen die met Euratom een samenwerkingsovereenkomst inzake beheerste kernfusie hebben gesloten en de wens te kennen hebben gegeven lid te worden (per 31 december 2013: Zwitserland).

(2)  De begrotingsraming omvat de vastleggingskredieten (definitieve begroting).

(3)  De significante daling in vergelijking met 2012 is hoofdzakelijk afkomstig van F4E, waar de begrotingsraming verminderde van 1  524 miljoen euro in 2012 tot 1  297 miljoen euro in 2013. Die daling houdt verband met het feit dat in 2012 een belangrijke fase van het ITER-project werd ingezet.

(4)  Als reactie op deze opmerking heeft Artemis in 2014 samen met de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac een gezamenlijk actieplan gestart om deze beperking van het oordeel te verhelpen. Tot september 2014 had Artemis drie nationale financieringsinstanties bezocht.

(5)  De Rekenkamer geeft een oordeel met beperking af wanneer de controleur voldoende passende controle-informatie heeft verzameld en concludeert dat onjuiste opgaven of gevallen van niet-naleving van materieel belang maar niet algemeen zijn in de jaarrekening of de onderliggende verrichtingen. Hetzelfde gebeurt wanneer de controleur niet in staat is voldoende passende controle-informatie te verzamelen als basis voor een oordeel en de mogelijke impact daarvan op de jaarrekening of de onderliggende verrichtingen van materieel belang maar niet algemeen is (zie de paragrafen 11 en 12).

(6)  Van diepgaande invloed zijn effecten die, naar het oordeel van de controleur, niet beperkt zijn tot specifieke elementen, rekeningen of posten in de financiële staten of, indien zij wel daartoe beperkt zijn, een substantieel deel van de financiële staten vertegenwoordigen.

(7)  Als reactie op deze opmerking heeft Eniac in 2014 samen met Artemis een gezamenlijk actieplan gestart om deze beperking van het oordeel te verhelpen. Tot september 2014 had Eniac drie nationale financieringsinstanties bezocht.

(8)  Bij de vorige reeks controles achteraf werd een foutenpercentage ontdekt van 5,8 %.

(9)  In reactie op deze opmerking bleef IMI de fouten melden aan de gecontroleerde begunstigden en de gewenste follow-upmaatregelen nemen. Daarnaast bleef IMI concrete preventieve maatregelen treffen om het risico van fouten in de kostendeclaraties van begunstigden in de toekomst te beperken (bv. het veelvuldig organiseren van financiële workshops voor deelnemers, de regelmatige actualisering van de financiële richtsnoeren van IMI voor deelnemers). Daarnaast ging MI verder met de uitvoering van een intensief jaarprogramma van controles achteraf.

(10)  Een toelichtende paragraaf wordt gebruikt om de aandacht van de lezer te vestigen op een punt dat niet materieel onjuist is vermeld in de rekeningen maar wel dermate belangrijk is dat het voor de gebruiker van essentieel belang is om de rekeningen te begrijpen.

(11)  Conclusie van de Raad van 7 juli 2010 (ref. 11902/10) over de status van ITER.


BIJLAGE I

Ontvangsten van de gemeenschappelijke ondernemingen (begrotingsraming, vastgestelde rechten en ontvangen bedragen) en lijst van het aantal ambten

GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING

Bevoegd DG

Beleidsterrein

2013

2012

Begroting geraamde ontvangsten (1)

Vastgestelde rechten (2)

Ontvangen bedragen (3)

Lijst van het aantal ambten (4)

Begrotingsraming (1)

Vastgestelde rechten (2)

Ontvangen bedragen (3)

Lijst van het aantal ambten (4)

1

Artemis

DG CONNECT

Onderzoek

3 2 6 43  708

3 2 6 47  545

2 0 1 23  350

15

5 7 4 46  787

5 2 1 83  934

2 2 4 79  013

15

2

Clean Sky

DG Onderzoek en Innovatie

Onderzoek

30 6 0 43  097

22 7 0 00  428

12 4 6 13  566

24

20 5 3 64  690

17 3 1 13  201

9 7 3 39  799

24

3

Eniac

DG CONNECT

Onderzoek

17 2 6 96  508

17 2 6 08  748

3 6 5 29  216

15

12 8 0 59  958

12 7 7 55  025

1 5 4 57  127

15

4

Fusion for energy

DG Onderzoek en Innovatie

Onderzoek

1  29 7 0 13  166

1  29 6 9 52  709

24 5 0 02  495

262

1  52 3 7 85  957

1  52 3 3 45  616

26 1 2 39  530

262

5

Brandstofcellen en waterstof — FCH

DG Onderzoek en Innovatie

Onderzoek

7 4 4 82  039

7 3 6 72  484

5 6 3 93  265

20

8 3 3 11  640

8 2 8 43  794

5 3 6 15  206

17

6

Initiatief innovatieve geneesmiddelen — IMI

DG Onderzoek en Innovatie

Onderzoek

25 5 7 15  919

25 4 4 35  104

12 5 8 29  159

36

37 3 7 63  361

35 7 8 98  596

9 7 7 83  960

35

7

Sesar

DG MOVE

Onderzoek

8 4 2 22  608

6 4 0 66  631

7 7 5 35  515

42

15 6 5 64  786

14 8 7 33  577

6 9 7 13  000

41

 

Totaal

 

 

2  22 2 8 17  045

2  12 1 3 82  649

68 6 0 26  566

414

2  52 8 2 97  179

2  46 5 8 73  743

61 7 6 27  635

409


(1)  Begrotingsraming omvat vastleggingskredieten (definitieve begroting).

(2)  Vastgestelde rechten omvatten goedgekeurde vastleggingen.

(3)  Ontvangen bedragen omvatten inbreng in contanten van de Europese Commissie gedurende het jaar.

(4)  Definitieve begroting.


BIJLAGE II

Opmerkingen van de Rekenkamer in 2013

 

GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING

Begrotings- en financieel beheer

Essentiële controles van de toezicht- en controlesystemen van de GO

Andere kwesties

Begrotingsuitvoering

Presentatie van de rekeningen

Oproepen tot het indienen van voorstellen

Multilaterale kaderovereenkomst

Systemen voor interne beheersing en boekhouding

Operationele aanbesteding en subsidies

Uitvoering strategie voor controle achteraf

Interne-auditfunctie en de dienst Interne Audit van de Commissie

Rechtskader

Monitoring en rapportage van onderzoeksresultaten

Intellectuele eigendomsrechten en industrieel beleid

Belangenconflicten

Tweede tussentijdse evaluatie van de Commissie

Te late betaling ledenbijdrage

EU-bijdrage opbouwfase ITER

Jaarlijks activiteitenverslag en andere

1

Artemis

x

 

x

 

 

 

x (1)

x

x

x

 

x

x

 

 

 

2

Clean Sky

x

 

 

 

x

 

 

x

x

x

 

x

x

 

 

 

3

Eniac

x

 

x

 

 

 

x (1)

x

x

x

 

x

x

 

 

 

4

Fusion for energy

x

x

 

 

x

x

 

 

x

 

x

x

 

x

x (1)

x

5

Brandstofcellen en waterstof — FCH

x

 

x

 

 

 

 

x

x

x

 

x

x

 

 

 

6

Initiatief innovatieve geneesmiddelen — IMI

x

 

x

 

 

 

x (1)

x

x

x

 

x

x

 

 

 

7

Sesar

x

 

 

x

 

 

 

x

x

x

 

x

x

 

 

 

 

Subtotalen

7

1

4

1

2

1

3

6

7

6

1

7

6

1

1

1

 

Totaal

13

 

 

 

6

 

 

36

 

 

 

 

 

 

 

 


(1)  (1) Deze opmerkingen zijn opgenomen in het beoordelingsdeel van het verslag.


16.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 452/8


VERSLAG

over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming Artemis betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming

(2014/C 452/02)

INHOUD

 

Paragraaf

Bladzijde

Inleiding

1-5

9

Toelichting bij de betrouwbaarheidsverklaring

6

9

Betrouwbaarheidsverklaring

7-18

9

Oordeel ten aanzien van de betrouwbaarheid van de rekeningen

12

10

Grondslag voor een oordeel met beperking ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

13-16

11

Oordeel met beperking ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen

17

11

Opmerkingen over het begrotings- en financieel beheer

19-22

11

Uitvoering van de begroting

19-21

11

Oproepen tot het indienen van voorstellen

22

12

Overige aangelegenheden

23-33

12

Rechtskader

23

12

Interne-auditfunctie en de dienst Interne Audit van de Commissie

24-27

12

Toezicht op en verslaglegging over de onderzoeksresultaten

28

12

Belangenconflicten

29-30

13

De tweede tussentijdse evaluatie van de Commissie

31-32

13

Follow-up van eerdere opmerkingen

33

13

INLEIDING

1.

De Gemeenschappelijke Onderneming Artemis, gevestigd te Brussel, werd in december 2007 (1) opgericht voor een periode van tien jaar en werkt sinds 2009 autonoom.

2.

De voornaamste doelstelling van de gemeenschappelijke onderneming is het vaststellen en ten uitvoer leggen van een „onderzoeksagenda” voor de ontwikkeling van cruciale technologieën voor ingebedde computersystemen voor verschillende toepassingsgebieden, teneinde het Europese concurrentievermogen en de duurzaamheid te versterken en het ontstaan van nieuwe markten en maatschappelijke toepassingen te bevorderen (2).

3.

De oprichtende leden van de Gemeenschappelijke Onderneming Artemis waren de Europese Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, sommige EU-lidstaten (België, Denemarken, Duitsland, Estland, Ierland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Hongarije, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Roemenië, Slovenië, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk), en Artemis-IA, een vereniging die optreedt als vertegenwoordiger van ondernemingen en andere onderzoeksorganisaties die actief zijn op het gebied van ingebedde computersystemen in Europa. In 2009 werden ook de Tsjechische Republiek, Cyprus, Letland en Noorwegen lid van de gemeenschappelijke onderneming en Polen is in 2012 gevolgd.

4.

De maximale EU-bijdrage aan de gemeenschappelijke onderneming ter dekking van de bedrijfskosten en onderzoeksactiviteiten bedraagt 420 miljoen euro en wordt betaald uit de begroting van het zevende kaderprogramma (3). Verder dient Artemis-IA een maximale bijdrage van 30 miljoen euro aan de bedrijfskosten te leveren, terwijl de lidstaten van Artemis bijdragen in natura voor de bedrijfskosten dienen te leveren (door het faciliteren van de uitvoering van projecten) alsook financiële bijdragen die ten minste 1,8 maal de EU-bijdrage belopen. Bijdragen in natura worden ook betaald door de onderzoeksorganisaties die deelnemen aan projecten.

5.

De Gemeenschappelijke Ondernemingen Artemis en Eniac (4) fuseerden met het oog op de totstandbrenging van het gemeenschappelijk technologie-initiatief Elektronische componenten en systemen voor Europees leiderschap (ECSEL JTI) (5). Naast de combinatie van het initiatief van Artemis over ingebedde systemen en het initiatief van Eniac inzake nano-elektronica zal JTI onderzoek en innovatie over slimme systemen omvatten. ECSEL JTI is in juni 2014 van start gegaan en zal tien jaar lopen. Desondanks is dit rapport gebaseerd op het beginsel van bedrijfscontinuïteit.

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

6.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, toetsing van verrichtingen op het niveau van de gemeenschappelijke onderneming en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

7.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming Artemis, die bestaat uit de financiële staten (6) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (7) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar, en

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

8.

Overeenkomstig de artikelen 33 en 43 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie (8) is de leiding verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen.

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het selecteren en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie (9) vastgestelde boekhoudregels en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van de gemeenschappelijke onderneming.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internetbeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

9.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (10) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

10.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de interne beheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

11.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel ten aanzien van de betrouwbaarheid van de rekeningen

12.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming op alle materiële punten een getrouw beeld van haar financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen voor het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van haar financiële regeling en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Grondslag voor een oordeel met beperking ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

13.

De strategie voor controle achteraf van de gemeenschappelijke onderneming (11) werd vastgesteld bij besluit van de raad van bestuur van 25 november 2010 en gewijzigd op 20 februari 2013 en vormt een essentieel instrument (12) bij de beoordeling van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De in 2013 verrichte betalingen in verband met de door de nationale financieringsinstanties (NFI’s) van de lidstaten afgegeven kostenacceptatiecertificaten beliepen 11,7 miljoen euro, ofwel 57 % van de totale betalingen van operationele uitgaven.

14.

Hoewel de controle op declaraties van projectkosten is gedelegeerd aan de NFI's, omvatten de met de NFI's gesloten administratieve overeenkomsten geen praktische regelingen voor controles achteraf.

15.

De gemeenschappelijke onderneming ontving controleverslagen van de NFI's met betrekking tot ongeveer 46 % van de kosten voor afgeronde projecten. De gemeenschappelijke onderneming beoordeelde de kwaliteit van deze controles echter niet. Bovendien had de gemeenschappelijke onderneming eind maart 2014 van 7 van de 23 NFI's nog geen informatie ontvangen over de controlestrategieën. Zij was derhalve niet in staat te beoordelen of de controles achteraf voldoende zekerheid bieden ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (13).

16.

De Rekenkamer kan op basis van de beschikbare informatie over de tenuitvoerlegging van de strategie van de gemeenschappelijke onderneming voor controle achteraf niet vaststellen of deze essentiële controle doeltreffend werkt.

Oordeel met beperking ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen

17.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening voor het op 31 december 2013 afgesloten jaar, behoudens de mogelijke gevolgen van de in de grondslag voor een oordeel met beperking in de paragrafen 13-16 omschreven aangelegenheid, op alle materiële punten wettig en regelmatig.

18.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGS- EN FINANCIEEL BEHEER

Uitvoering van de begroting

19.

De oorspronkelijke begroting 2013 omvatte vastleggingskredieten ten belope van 68,9 miljoen euro. Aan het einde van het jaar had de raad van bestuur een gewijzigde begroting aangenomen die de vastleggingskredieten tot 32,6 miljoenen euro terugbracht. Terwijl de bestedingsgraad voor de operationele vastleggingskredieten (na de vermindering) 99,4 % bedroeg, was die voor de betalingskredieten slechts 69 %.

20.

De door de programmabeheerder geschatte uitvoeringsgraad van de begroting voor het einde van 2013 en de werkelijke betalingen voor de verschillende oproepen waren als volgt (in percentages):

 

Jaarlijkse oproepen tot het indienen van voorstellen

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Schattingen door de GO voor de begrotingsuitvoering eind 2013

100 %

100 %

82,5 %

49,6 %

14,6 %

nihil

Per eind 2013 werkelijk verrichte betalingen

79 %

63 %

49 %

34 %

10 %

nihil

21.

De uitvoeringsgraad van de begroting is voornamelijk laag vanwege het langdurige en ingewikkelde proces voor de financiële afsluiting van projecten.

Oproepen tot het indienen van voorstellen

22.

De verordening van de Raad tot oprichting van de gemeenschappelijke onderneming voorzag in een totale begroting van maximaal 410 miljoen euro ter dekking van de beleidsuitgaven. Het huidige bedrag aan vastgelegde kredieten voor de oproepen tot het indienen van voorstellen beloopt 201 miljoen euro, ofwel 49 % van de totale begroting.

ANDERE AANGELEGENHEDEN

Rechtskader

23.

De nieuwe financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (14) werden vastgesteld op 25 oktober 2012 en traden in werking op 1 januari 2013 (15). De financiële modelregeling voor publiek-private partnerschapsorganen bedoeld in artikel 209 van het nieuwe Financieel Reglement trad echter pas op 8 februari 2014 in werking (16). Wegens de fusie tot de Gemeenschappelijke Onderneming ECSEL werd de financiële regeling van de gemeenschappelijke onderneming niet aangepast aan deze wijzigingen.

Interne-auditfunctie en de dienst Interne Audit van de Commissie

24.

Artikel 6, lid 2, van de verordening van de Raad betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Artemis bepaalt dat de gemeenschappelijke onderneming een intern controleorgaan krijgt. Aan het einde van 2013 was dit orgaan echter nog niet opgericht.

25.

De taakomschrijving van de dienst Interne audit van de Commissie (DIA) werd door de raad van bestuur goedgekeurd op 25 november 2010. De financiële regeling van de gemeenschappelijke onderneming werd echter niet gewijzigd om de bepaling uit de kaderverordening ten aanzien van de bevoegdheden van de interne controleur van de Commissie erin op te nemen.

26.

In 2013 controleerde de IAS de adequaatheid en de effectiviteit van het internebeheersingssysteem van Artemis met het oog op het beheer van experts. Bij de controle werd geconcludeerd dat het bestaande internebeheersingssysteem redelijke zekerheid verschaft over de verwezenlijking van de zakelijke doelstellingen die zijn geformuleerd door Artemis voor het beheer van experts. Ook werden bij de controle aanbevelingen gedaan over het aannemen van een uitgebreid geheimhoudingsbeleid, over de gevoeligheid van het ambt van programmamedewerker en over de regels voor het verdelen van de werklast voor de evaluatiedeskundigen op afstand.

27.

De Gemeenschappelijke Ondernemingen Artemis, Clean Sky, Eniac, FCH en IMI zijn door de IAS onderworpen aan een IT-risicobeoordeling van hun gedeelde IT-infrastructuur (17).

Toezicht op en verslaglegging over de onderzoeksresultaten

28.

Met het besluit voor het zevende kaderprogramma (KP7) (18) werd een monitoring- en rapportagesysteem ingevoerd dat betrekking heeft op de bescherming, verspreiding en overdracht van onderzoeksresultaten. De gemeenschappelijke onderneming heeft procedures ontwikkeld om de bescherming en verspreiding van onderzoeksresultaten tijdens verschillende stadia van de projecten te bewaken; deze bewaking dient echter verder te worden ontwikkeld om volledig te voldoen aan de bepalingen van het besluit (19).

Belangenconflicten

29.

De gemeenschappelijke onderneming heeft geen uitgebreide schriftelijke procedure voor het omgaan met belangenconflicten.

30.

Er is behoefte aan een duidelijke definitie van wat beschouwd wordt als een belangenconflict, aan een databank die regelmatig wordt bijgewerkt en alle informatie bevat met betrekking tot belangenconflicten, aan een procedure voor het beheren van de conflicten en aan een mechanisme om om te gaan met inbreuken op het beleid.

De tweede tussentijdse evaluatie van de Commissie  (20)

31.

De tweede tussentijdse evaluatie van de Commissie werd uitgevoerd van september 2012 tot februari 2013; hierbij werden de Gemeenschappelijke Ondernemingen Artemis en Eniac beoordeeld op het punt van relevantie, effectiviteit, efficiëntie en onderzoekskwaliteit.

32.

Het rapport werd uitgebracht in mei 2013 en bevatte enkele aanbevelingen aan de Gemeenschappelijke Onderneming Artemis, met name met betrekking tot de efficiëntie van projectbeoordelingen, tot maatregelen die moeten worden genomen om de projectportefeuille en de strategische Europese doelstellingen beter op elkaar af te stemmen, en tot het meten van de impact en het succes van Artemis-projecten.

Follow-up van eerdere opmerkingen

33.

Het rampenherstelplan van de gemeenschappelijke ondernemingen voor de gezamenlijke IT-infrastructuur is nog niet goedgekeurd. In de tussentijd heeft de Gemeenschappelijke Onderneming Artemis op haar eigen niveau maatregelen genomen om met noodsituaties om te gaan.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 21 oktober 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  Verordening (EG) nr. 74/2008 van de Raad van 20 december 2007 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Artemis voor de tenuitvoerlegging van een gezamenlijk technologie-initiatief inzake ingebedde computersystemen (PB L 30 van 4.2.2008, blz. 52).

(2)  Ter informatie geeft de bijlage een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming.

(3)  Het zevende kaderprogramma, vastgesteld bij Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1), brengt alle onderzoeksgerelateerde EU-initiatieven samen onder één dak en speelt een cruciale rol bij de verwezenlijking van de doelstellingen voor groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid. Het is tevens een hoeksteen van de Europese onderzoeksruimte.

(4)  De Gemeenschappelijke Onderneming Eniac werd opgericht bij Verordening (EG) nr. 72/2008 van de Raad (PB L 30 van 4.2.2008, blz. 21) om een „onderzoeksagenda” vast te stellen en ten uitvoer te leggen voor de ontwikkeling van cruciale competenties voor nano-elektronica.

(5)  De Gemeenschappelijke Onderneming ECSEL werd opgericht bij Verordening (EU) nr. 561/2014 van de Raad (PB L 169 van 7.6.2014, blz. 152).

(6)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva, een overzicht van belangrijke grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(7)  Deze omvatten de verslagen over de uitvoering van de begroting en een overzicht van begrotingsbeginselen en andere toelichtingen.

(8)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(9)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(10)  Artikel 185, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1).

(11)  De algemene financieringsovereenkomst tussen de Europese Commissie en de gemeenschappelijke onderneming bepaalt dat de gemeenschappelijke onderneming via haar bevoegde raad haar strategie voor controle achteraf vaststelt teneinde redelijke zekerheid te verkrijgen over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen, en dat die strategie gebaseerd moet zijn op onderzoek van procedures en van een steekproef van verrichtingen voor alle, of een steekproef van begunstigden en dat ze met name de betrokken risico’s adequaat moet weergeven.

(12)  Artikel 12 van Verordening (EG) nr. 74/2008 bepaalt dat „de Gemeenschappelijke Onderneming Artemis er door het uitvoeren of laten uitvoeren van de nodige interne en externe controles, over waakt dat de financiële belangen van haar leden op adequate wijze worden beschermd” en dat zij „ter plaatse controles en financiële verificaties uitvoert bij de ontvangers van openbare financiering door de Gemeenschappelijke Onderneming Artemis. Deze controles en verificaties zullen ofwel direct door de Gemeenschappelijke Onderneming Artemis worden uitgevoerd ofwel namens hen door de lidstaten van Artemis. De Artemis-lidstaten mogen bij de ontvangers van hun nationale financiering alle andere controles en verificaties uitvoeren die zij nodig achten, en delen de resultaten daarvan mede aan de Gemeenschappelijke Onderneming Artemis.”.

(13)  Overeenkomstig de door de raad van bestuur van Artemis vastgestelde strategie voor controle achteraf moet de gemeenschappelijke onderneming ten minste eenmaal per jaar beoordelen of de van de Artemis-lidstaten ontvangen informatie voldoende zekerheid biedt over de wettigheid en regelmatigheid van de uitgevoerde verrichtingen.

(14)  Verordening nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(15)  Artikel 214 van Verordening nr. 996/20112 met de bedoelde uitzonderingen.

(16)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 110/2014 van de Commissie van 30 september 2013 tot vaststelling van de financiële modelregeling voor publiek-private partnerschapsorganen bedoeld in artikel 209 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 38 van 7.2.2014, blz. 2).

(17)  In het eindverslag van 22 november 2013 stond de noodzaak beschreven om het IT-beveiligingsbeleid te formaliseren en om gedetailleerde procedures/controles op te nemen in toekomstige contracten met IT-dienstverleners.

(18)  Artikel 7 van Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) stelt dat de Commissie voortdurend en systematisch toezicht zal houden op de uitvoering van het zevende kaderprogramma en de specifieke programma's ervan, regelmatig verslag uitbrengt over dit toezicht en regelmatig de resultaten ervan verspreidt.

(19)  Zie de opmerking aangaande de integratie van behaalde resultaten in onderzoeksprojecten in het communicatie- en verspreidingssysteem van de Commissie, opgenomen in het jaarlijks voortgangsverslag 2012 van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de activiteiten van de gemeenschappelijke ondernemingen van het gezamenlijk technologie-initiatief, SWD(2013) 539 final.

(20)  Tweede tussentijdse evaluatie van de gezamenlijke technologie-initiatieven Artemis en Eniac van mei 2013.


BIJLAGE

Gemeenschappelijke Onderneming Artemis (Brussel)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(artikelen 187en 188 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma voorziet in een bijdrage van de Gemeenschap aan de oprichting van publiek-private partnerschappen voor een lange termijn in de vorm van gezamenlijke technologie-initiatieven, waaraan uitvoering kan worden gegeven met gemeenschappelijke ondernemingen in de zin van artikel 187 van het Verdrag.

Verordening (EG) nr. 74/2008 van de Raad van 20 december 2007 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Artemis voor de tenuitvoerlegging van een gezamenlijk technologie-initiatief.

Bevoegdheden van de gemeenschappelijke onderneming

(Verordening (EG) nr. 74/2008 van de Raad)

Doelstellingen

De gemeenschappelijke onderneming draagt bij tot de uitvoering van het zevende kaderprogramma door belangrijke delen van de strategische onderzoeksagenda van Artemis voor de ontwikkeling van cruciale technologieën voor ingebedde computersystemen vast te stellen en ten uitvoer te leggen, door een duurzaam publiek-privaat partnerschap tot stand te brengen en door de particuliere en publieke investeringen in de sector van de ingebedde systemen in Europa te mobiliseren en verhogen.

De GO beoogt een doeltreffende coördinatie en synergie van de middelen en financiering uit de industrie, het kaderprogramma, nationale programma’s voor O&O en intergouvernementele stelsels voor O&O te bewerkstelligen en op die manier bij te dragen tot een versterking van de toekomstige groei, het concurrentievermogen en de duurzame ontwikkeling van Europa.

De doelstelling van Artemis is ook de samenwerking tussen alle belanghebbenden te versterken, onder meer de betrokken bedrijfssector inclusief het mkb, de nationale of regionale overheden, de academische wereld en de onderzoekscentra, meer bepaald door de onderzoeksinspanningen beter af te stemmen en te coördineren.

De GO stelt een gemeenschappelijk overeengekomen onderzoeksagenda vast, die nauw de aanbevelingen volgt van de door het Artemis-technologieplatform ontwikkelde strategische onderzoeksagenda. Deze onderzoeksagenda moet de, regelmatig geactualiseerde, onderzoeksprioriteiten voor de ontwikkeling en aanname van cruciale technologieën voor ingebedde computersystemen voor verschillende toepassingsgebieden bevatten, met het oog op de versterking van het Europese concurrentievermogen en de bevordering van het ontstaan van nieuwe markten en toepassingen die maatschappelijk van belang zijn.

De GO ondersteunt O&O-activiteiten op basis van jaarlijks gepubliceerde open en vergelijkende oproepen tot het indienen van voorstellen om de beste Europese onderzoeksideeën en -capaciteiten op het gebied van ingebedde computersystemen aan te trekken. Voorstellen die naar aanleiding van oproepen van de GO Artemis worden ingediend, worden beoordeeld in een technisch evaluatie- en selectieproces waarin onafhankelijke deskundigen bijstand verlenen. Dit proces waarborgt dat de toewijzing van de openbare middelen van de gemeenschappelijke onderneming plaatsvindt overeenkomstig de beginselen van gelijke behandeling, uitnemendheid en concurrentie.

Organisatie

Het bestuursorgaan van de gemeenschappelijke onderneming is de raad van bestuur. Het uitvoerende team wordt geleid door de uitvoerend directeur, en de industrie (met inbegrip van het mkb en de academische wereld en onderzoekscentra) wordt vertegenwoordigd door de Artemis Industry Association (Artemis-IA). Artemis-IA levert de voorzitter van de raad van bestuur en de leden van het comité Industrie en onderzoek, dat verantwoordelijk is voor het technische werkprogramma. De leden uit de publieke sector (deelnemende lidstaten en de Europese Commissie) zijn afzonderlijk vertegenwoordigd in de raad van bestuur en de raad van openbare instanties, die verantwoordelijk is voor financiële aangelegenheden.

In 2013 ter beschikking van de gemeenschappelijke onderneming gestelde middelen

Begroting

3 0 3 43  708 euro voor vastleggingen.

3 0 0 00  000 euro voor betalingen (voor beleidsactiviteiten).

Personeelsbestand per 31 december 2013

15 posten op de lijst van het aantal ambten (8 tijdelijke functionarissen en 7 arbeidscontractanten); 13 waren bezet en waren als volgt verdeeld: operationele activiteiten (8); administratieve taken (5); gemengde taken (0).

In 2013 geleverde producten en diensten

Zie het jaarlijks activiteitenverslag voor 2013 van de gemeenschappelijke onderneming op de website: http://www.artemis-ju.eu/reference_documents

Bron: Door de Gemeenschappelijke Onderneming Artemis verstrekte gegevens.


ANTWOORDEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING

14-15 en 16.

Artemis dient samen met Eniac een gemeenschappelijk actieplan in om aan dit oordeel met beperking tegemoet te komen:

1.

Bezoeken aan NFI’s: er werden al bezoeken afgelegd in Duitsland, België en Frankrijk. Na deze bezoeken verstrekten de NFI's aanvullende documentatie. Momenteel wordt aan de beoordelingsverslagen gewerkt. De resultaten tot dusver zijn als volgt:

Duitsland (goed voor 15,9 % van de EU-subsidies bij Artemis): goed gedocumenteerd systeem, met duidelijke scheiding van verantwoordelijkheden en controle op meerdere niveaus. Duitsland verkrijgt zekerheid aan de hand van een procedure voor grondige verificatie achteraf, die wordt toegepast aan het einde van de werkzaamheden onder contract. Volgens onze voorlopige beoordeling voldoet de procedure voor grondige verificatie achteraf aan de internationale normen. In 2013 werd deze procedure toegepast op een steekproef van 120 verrichtingen op een totaal van 424 (28,3 %), wat een foutenpercentage van minder dan 1 % opleverde. Lopende activiteiten: enkele aspecten van de procedure worden momenteel opgehelderd voordat een definitieve conclusie over de beoordeling wordt getrokken. We zijn een discussie aangegaan om van gedachten te wisselen over de steekproefinformatie zodat de resultaten op één lijn zouden kunnen worden gebracht met soortgelijke resultaten van andere landen. Dit zal voor het einde van 2014 worden afgerond.

België (goed voor 3,25 % van de EU-subsidies bij Artemis): goed gedocumenteerde procedure, met duidelijke scheiding van verantwoordelijkheden en controle op meerdere niveaus. België verkrijgt zekerheid aan de hand van een procedure voor grondige verificatie, die wordt toegepast aan het einde van de werkzaamheden onder contract. Volgens onze beoordeling biedt deze procedure een niveau van zekerheid dat gelijkwaardig is aan dat van controles die worden uitgevoerd overeenkomstig de gangbare internationale normen. België onderwerpt alle Artemis- en Eniac-projecten (100 %) aan een grondige verificatie vooraf, voordat de eindbetalingen worden uitgevoerd. Controles achteraf voert België alleen uit met betrekking tot procedures, teneinde het systeem te verbeteren. Het systeem voor zekerheid levert bijgevolg geen restfoutenpercentage op (of het foutenpercentage kan als nul worden beschouwd).

Frankrijk (goed voor 9,93 % van de EU-subsidies bij Artemis): het systeem berustte op volledige verificatie van alle acties die vóór 2011 zijn gestart. In dat jaar voerde Frankrijk een systeem voor efficiënter middelengebruik in, met een duidelijke scheiding van verantwoordelijkheden en controle op meerdere niveaus op basis van statistische controles achteraf. Volgens onze voorlopige beoordeling voldoet de procedure voor grondige verificatie achteraf aan de internationale normen. Frankrijk zal zekerheid verkrijgen aan de hand van een procedure voor controle achteraf, die wordt toegepast aan het einde van de werkzaamheden onder contract. De eerste werkzaamheden die onder het nieuwe systeem zijn aangevat, zullen in 2015 aflopen. Bijgevolg kon Frankrijk nog geen statistische informatie verstrekken.

Er zijn nog meer dergelijke uitwisselingen gepland met Nederland (goed voor 13,86 % van de EU-subsidies bij Artemis) en Oostenrijk (goed voor 8,11 % van de EU-subsidies bij Artemis).

2.

De gecontroleerde heeft de controle-instanties van de Artemis-/Eniac-lidstaten, de auditambtenaren van de Europese Commissie en de Rekenkamer uitgenodigd voor een workshop op 1 oktober 2014 om er hun systemen voor het verkrijgen van zekerheid voor te stellen en goede werkwijzen uit te wisselen teneinde convergentie te bevorderen en procedures vast te stellen die verenigbaar zijn met de nationale systemen.

29 en 30.

Wij danken de Rekenkamer voor het ter sprake brengen van dit punt. Het zal worden behandeld in de procedure van de Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel.


16.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 452/17


VERSLAG

over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming

(2014/C 452/03)

INHOUD

 

Paragraaf

Bladzijde

Inleiding

1-4

18

Toelichting bij de betrouwbaarheidsverklaring

5

18

Betrouwbaarheidsverklaring

6-13

18

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

11

19

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen

12

19

Opmerkingen over het begrotings- en financieel beheer

14-16

19

Begrotingsuitvoering

14-16

19

Opmerkingen over essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van de gemeenschappelijke onderneming

17-20

20

Andere aangelegenheden

21-32

20

Rechtskader

21

20

De interne-auditfunctie en de dienst Interne Audit van de Commissie

22-26

21

Toezicht op en verslaglegging over de onderzoeksresultaten

27

21

Belangenconflicten

28-29

21

De tweede tussentijdse evaluatie van de Commissie

30-31

21

Follow-up van eerdere opmerkingen

32

22

INLEIDING

1.

De Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky, gevestigd te Brussel, werd in december 2007 (1) opgericht voor een periode van tien jaar en werkt sinds 16 november 2009 autonoom.

2.

De Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky heeft tot doel in de EU de ontwikkeling, validering en demonstratie van schone luchtvaarttechnologieën te versnellen, zodat ze zo spoedig mogelijk kunnen worden ingevoerd (2). De door de gemeenschappelijke onderneming gecoördineerde onderzoeksactiviteiten zijn verdeeld over zes technologische terreinen of „demonstratiemodellen van geïntegreerde technologie” (ITD’s).

3.

De oprichtende leden van de gemeenschappelijke onderneming zijn de Europese Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, en industriële partners als leiders van de ITD’s, samen met de geassocieerde leden van de ITD’s.

4.

De maximale EU-bijdrage aan de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky ter dekking van de lopende kosten en onderzoeksactiviteiten bedraagt 800 miljoen euro en komt ten laste van de kredieten van het zevende kaderprogramma (3). Andere leden van de gemeenschappelijke onderneming moeten een bijdrage in de middelen leveren die ten minste gelijk is aan die van de EU, inclusief middelen in natura.

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

5.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, toetsing van verrichtingen op het niveau van de gemeenschappelijke onderneming en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

6.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky, die bestaat uit de financiële staten (4) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (5) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar;

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen.

De verantwoordelijkheid van de leiding

7.

Overeenkomstig de artikelen 33 en 43 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie (6) is de leiding verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen:

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het selecteren en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie (7) vastgestelde boekhoudregels en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van de gemeenschappelijke onderneming.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

8.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (8) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

9.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de interne beheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

10.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

11.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming op alle materiële punten een getrouw beeld van haar financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen voor het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van haar financiële regeling en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde regels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen

12.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening voor het per 31 december 2013 afgesloten jaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

13.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan het oordeel van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGS- EN FINANCIEEL BEHEER

Begrotingsuitvoering

14.

De definitieve gewijzigde begroting 2013 omvatte vastleggingskredieten ad 250,4 miljoen euro en betalingskredieten ad 158,2 miljoen euro (9). De bestedingsgraad was 90,6 % voor de vastleggingskredieten en 87,7 % voor de betalingskredieten. Het lagere percentage betalingskredieten is weliswaar beter dan in 2012 (75 %), maar weerspiegelt nog steeds vertragingen bij de begrotingsuitvoering. Die zijn vooral het gevolg van vertragingen in de uitvoering van de activiteiten en de tijd die verloopt tussen de bekendmaking van de oproepen tot het indienen van voorstellen en de ondertekening van subsidieovereenkomsten (10).

15.

De maximale bijdrage van de Europese Unie aan de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky ter dekking van de lopende kosten en onderzoeksactiviteiten beloopt 800 miljoen euro. Overeenkomstig de verordening van de Raad tot oprichting van de gemeenschappelijke onderneming (11) leveren de overige leden van de gemeenschappelijke onderneming een bijdrage in de middelen ten belope van minstens 600 miljoen euro, met inbegrip van hun bijdragen ter dekking van de lopende kosten (12).

16.

Ten tijde van de controle (april 2014) beliep de vastgelegde bijdrage van de Europese Unie 713 miljoen euro, terwijl de middelen van de andere leden 409 miljoen euro beliepen (13).

OPMERKINGEN OVER ESSENTIËLE BEHEERSINGSMAATREGELEN VAN DE TOEZICHT- EN CONTROLESYSTEMEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING

17.

In de loop van 2013 verbeterde de gemeenschappelijke onderneming haar beheers-, administratieve, financiële en boekhoudkundige procedures verder. Het „subsidiebeheersinstrument (GMT — grant management tool)” (14) werd aangevuld door invoering van de aanpassingen van de kostendeclaraties. In het systeem moet nog de volledige informatie met betrekking tot de controle achteraf worden geïntegreerd.

18.

Daarnaast heeft de rekenplichtige de werking van het GMT-instrument getest en verscheidene gebreken aan het licht gebracht, met name wat betreft de gebruikte functie voor het invoeren van opmerkingen afkomstig van de met de financiële controle en de verificatie belaste ambtenaren. Deze functie is van essentieel belang voor de valideringsprocedure en de gemeenschappelijke onderneming moet de follow-up van dit gebrek verzekeren.

19.

Met betrekking tot de controle vooraf op door leden van Clean Sky verrichte activiteiten werd in één geval de valideringsprocedure voor de vastlegging verricht door eenzelfde personeelslid dat de hoedanigheid had van met de controle belaste functionaris en tevens die van ordonnateur (wat in strijd is met de bepalingen van de financiële regeling van de gemeenschappelijke onderneming en de procedurehandleiding); bij één betaling was de met de controle belaste functionaris tegelijkertijd de ordonnateur; in een ander geval was de technische beoordeling (een essentieel onderdeel van de operationele verificatieprocedure) niet beschikbaar in het GMT-instrument.

20.

Met betrekking tot de controle vooraf van door de Clean Sky-partners ingediende kostendeclaraties werden de volgende gebreken geconstateerd:

de gebruikte checklists voor de controle vooraf van de kostendeclaraties waren niet altijd volledig;

in één geval werden de taken van financiële verificatie en goedkeuring verricht door hetzelfde personeelslid, hetgeen in strijd is met de handleiding voor financiële procedures en met het beginsel van scheiding van functies; in drie andere gevallen combineerde eenzelfde personeelslid de rol van financieel functionaris met die van bevoegde ordonnateur;

in een ander geval werd de subsidieovereenkomst met de partner vijf maanden na de aanvang van de activiteiten ondertekend zonder dat de vereiste verklaring bestond waarin de noodzaak werd onderbouwd dat de werkzaamheden dienden te worden gestart voordat de subsidieovereenkomst was ondertekend, en

de partners van de gemeenschappelijke onderneming dienen hun kostendeclaraties vaak te laat in. Op 31 december 2013 waren ten minste 56 van de 163 kostendeclaraties niet tijdig ingediend bij de gemeenschappelijke onderneming. In 15 gevallen beliep de vertraging meer dan een jaar.

ANDERE AANGELEGENHEDEN

Rechtskader

21.

De nieuwe financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie werden vastgesteld op 25 oktober 2012 en gingen op 1 januari 2013 in (15). De financiële modelregeling voor publiek-private partnerschapsorganen bedoeld in artikel 209 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raadtrad echter pas op 8 februari 2014 in werking (16). De financiële regeling van de gemeenschappelijke onderneming werd op 3 juli 2014 gewijzigd om rekening te houden met deze veranderingen.

De interne-auditfunctie en de dienst Interne Audit van de Commissie

22.

In 2013 stelde de interne controleur, in samenwerking met een extern accountantskantoor, een controle in van de bedrijfsprocessen van de gemeenschappelijke onderneming in verband met de „Coördinatie van en het toezicht op de ITD-activiteiten” en het „Beheer van de activiteiten van de partners”. Het definitieve controleverslag was niet beschikbaar ten tijde van de controle van de Rekenkamer.

23.

Op 28 maart 2013 heeft de gemeenschappelijke onderneming een actieplan aangenomen in reactie op de bevindingen van de dienst Interne Audit van de Commissie met betrekking tot het beheer van de subsidies — jaarlijkse planning (17). Ten tijde van de controle waren deze acties niet volledig uitgevoerd.

24.

Op 14 maart 2014 heeft de dienst Interne Audit van de Commissie de resultaten gepresenteerd van de controle over de toereikendheid en de doeltreffendheid van het interne controlesysteem met betrekking tot het beheer van de subsidies en de financiële uitvoering ervan. De conclusie van de controle was dat het bestaande internebeheersingssysteem redelijke zekerheid verschafte over de verwezenlijking van de zakelijke doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming inzake het subsidiebeheer en de financiële uitvoering daarvan, behalve in het geval van vier belangrijke opmerkingen en twee zeer belangrijke opmerkingen (18).

25.

Bovendien verrichtte de DIA een IT-risicobeoordeling van de gemeenschappelijke IT-infrastructuur (19) die de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky deelt met de FCH, het IMI en de Gemeenschappelijke Ondernemingen Artemis en Eniac.

26.

De taakomschrijving van de dienst Interne Audit van de Commissie werd op 31 maart 2011 door de raad van bestuur vastgesteld. De bepalingen van de kaderregeling (20) met betrekking tot de bevoegdheden van de interne controleur van de Commissie zijn echter nog niet verwerkt in de financiële regeling van de gemeenschappelijke onderneming.

Toezicht op en verslaglegging over de onderzoeksresultaten

27.

Met het besluit inzake het zevende kaderprogramma (KP7) (21) werd een toezicht- en rapportagesysteem ingevoerd dat betrekking heeft op de bescherming, verspreiding en overdracht van onderzoeksresultaten. De gemeenschappelijke onderneming heeft procedures ontwikkeld, maar dit toezicht beantwoordt niet ten volle aan de bepalingen van het besluit, met name voor wat betreft de verspreiding van de onderzoekresultaten en de integratie ervan in het systeem van de Commissie (22).

Belangenconflicten

28.

Op 13 december 2013 heeft de gemeenschappelijke onderneming de gedragscode vastgesteld voor de preventie en vermindering van belangenconflicten die van toepassing is op de particuliere leden van de raad van bestuur. De vaststelling van de daarmee overeenstemmende gedragscode voor de preventie en vermindering van belangenconflicten die van toepassing is op de personeelsleden van de gemeenschappelijke onderneming en andere betrokkenen (inclusief deskundigen) was nog in behandeling op het moment van de controle.

29.

De gemeenschappelijke onderneming heeft nog geen databank opgezet om de belangenconflicten, onverenigbaarheden, verklaringen en daarmee verband houdende documenten te registreren.

De tweede tussentijdse evaluatie van de Commissie  (23)

30.

De tweede tussentijdse evaluatie van de Commissie werd uitgevoerd van begin maart tot eind oktober 2013; daarbij werd de gemeenschappelijke onderneming beoordeeld wat betreft doeltreffendheid, doelmatigheid en onderzoekskwaliteit.

31.

Het verslag bevat verschillende aanbevelingen betreffende het ontoereikende aantal technische medewerkers voor de uitoefening van haar activiteiten, de noodzaak van harmonisering — bij alle ITD-leden van de gemeenschappelijke onderneming — van de voortgangsverslagen over de werkzaamheden en de technische evaluatieverslagen en de noodzaak van verbeteringen in de selectieprocedure voor onderaannemers. De gemeenschappelijke onderneming dient tevens de procedure van de subsidieovereenkomsten beter te documenteren teneinde de algehele naleving en de prestaties te verbeteren.

Follow-up van eerdere opmerkingen

32.

Het bedrijfscontinuïteitsplan van de gemeenschappelijke onderneming werd door de uitvoerend directeur vastgesteld op 29 november 2013. Het heeft betrekking op rampenherstel en de onmiddellijk daarna te ondernemen stappen, de herstelregelingen en het behoud van de werkzaamheden. Het dient tegen eind 2014 te worden geactualiseerd.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 21 oktober 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  Verordening (EG) nr. 71/2008 van de Raad van 20 december 2007 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky (PB L 30 van 4.2.2008, blz. 1).

(2)  Ter informatie geeft de bijlage een overzicht van de bevoegdheden, activiteiten en beschikbare middelen van de gemeenschappelijke onderneming.

(3)  Het zevende kaderprogramma, vastgesteld bij Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1), brengt alle onderzoeksgerelateerde EU-initiatieven samen onder één dak en speelt een cruciale rol bij de verwezenlijking van de doelstellingen voor groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid. Het is tevens een hoeksteen van de Europese onderzoeksruimte.

(4)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva, een overzicht van belangrijke grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(5)  Deze omvatten de verslagen over de uitvoering van de begroting en een overzicht van begrotingsbeginselen en andere toelichtingen.

(6)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(7)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(8)  Artikel 185, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1).

(9)  De controleurs merkten op dat de bedragen onder titel IV van de oorspronkelijk vastgestelde begroting 2013 en in de gewijzigde begroting nr. 1 voor 2013 in beide documenten fout waren; dit euvel is rechtgezet in de gewijzigde begroting nr. 2 voor 2013, die op 10 november 2013 werd goedgekeurd. Dit had geen invloed op de begrotingsuitvoering.

(10)  De oproep tot het indienen van voorstellen voor 2013 SP1-JTI-CS-2013-01 is op 17 januari 2013 bekendgemaakt. De beoordelingsprocedure eindigde op 17 mei 2013. In december 2013 was slechts 36 % van de subsidieovereenkomsten ondertekend (14 van de 38); de gemiddelde tijd voor ondertekening beliep negen maanden gerekend vanaf het tijdstip van de oproep en vijf maanden vanaf het einde van de onderhandelingen.

(11)  Artikel 5, leden 1 en 4, van Verordening (EG) nr. 71/2008 van de Raad.

(12)  Artikel 12, lid 3, van bijlage 1 van Verordening (EG) nr. 71/2008 van de Raad: „De lopende kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky worden gelijkelijk verdeeld over de Gemeenschap, die 50 % van de totale kosten draagt, en de overige leden, die de resterende 50 % in contanten op zich nemen. De lopende kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky mogen niet hoger zijn dan 3 % van de totale inbreng in geld en in natura van de in artikel 13 bedoelde leden en partners.”.

(13)  Met inbegrip van de gevalideerde (of reeds ontvangen maar nog niet gevalideerde) ledenbijdragen en de bijdragen in contanten ad 10 miljoen euro ter dekking van de lopende kosten.

(14)  Het GMT-instrument is een specifieke toepassing voor het beheer van financiële informatie met betrekking tot de uitvoering van subsidieovereenkomsten met de leden, die 75 % van de operationele begroting vertegenwoordigen.

(15)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(16)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 110/2014 van de Commissie van 30 september 2013 tot vaststelling van de financiële modelregeling voor publiek-private partnerschapsorganen bedoeld in artikel 209 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 38 van 7.2.2014, blz. 2).

(17)  De voornaamste opmerkingen in het verslag betreffen de vertragingen bij de programma-uitvoering, de budgettaire onderbesteding en de moeilijkheden die de gemeenschappelijke onderneming ondervond bij de waardering van het verbruik van hulpbronnen (de jaarlijkse begrotingscijfers worden gepresenteerd door de ITD-leden van de gemeenschappelijke onderneming op het niveau van het werkpakket, terwijl de gemeenschappelijke onderneming op de uitvoering van de activiteiten toeziet op het niveau van de te leveren prestaties.

(18)  De zeer belangrijke opmerkingen hebben betrekking op de aan te brengen verbeteringen inzake het formaliseren van de procedure voor het valideren van projectresultaten en inzake de geconsolideerde richtsnoeren voor validering vooraf en de controlelijsten voor subsidiebeheer en de financiële uitvoering daarvan.

(19)  In het eindverslag van 22 november 2013 werd opgemerkt dat het nodig was om het IT-beveiligingsbeleid te formaliseren en om gedetailleerde procedures/controles op te nemen in toekomstige contracten met IT-dienstverleners.

(20)  Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

(21)  Artikel 7 van Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) stelt dat de Commissie voortdurend en systematisch toezicht zal houden op de uitvoering van het zevende kaderprogramma en de specifieke programma's ervan, regelmatig verslag uitbrengt over dit toezicht en regelmatig de resultaten ervan verspreidt.

(22)  Zie de opmerking in het jaarlijkse voortgangsverslag 2012 van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de activiteiten van het gezamenlijk technologie-initiatief voor gemeenschappelijke ondernemingen (SWD(2013) 539 final) met betrekking tot de integratie van de resultaten van onderzoeksprojecten in het mededelings- en verspreidingssysteem van de Commissie.

(23)  Tweede tussentijdse evaluatie van de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky van oktober 2013.


BIJLAGE

Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky (Brussel)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(artikelen 187 en 188 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma voorziet in een bijdrage van de Gemeenschap aan de oprichting van publiek-private partnerschappen voor een lange termijn in de vorm van gezamenlijke technologie-initiatieven, waaraan uitvoering kan worden gegeven met gemeenschappelijke ondernemingen in de zin van artikel 187 van het Verdrag.

Verordening (EG) nr. 71/2008 van de Raad van 20 december 2007 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky (PB L 30 van 4.2.2008, blz. 1).

Bevoegdheden van de gemeenschappelijke onderneming

(Verordening (EG) nr. 71/2008 van de Raad)

Doelstellingen

De Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky draagt bij tot de uitvoering van het zevende kaderprogramma en in het bijzonder van thema 7, „Vervoer (waaronder de luchtvaart)” van het specifieke programma „Samenwerking”;

zij versnelt binnen de Europese Unie de ontwikkeling, validering en demonstratie van schone luchtvaarttechnologieën zodat die zo spoedig mogelijk kunnen worden ingevoerd;

zij zorgt voor een coherente uitvoering van Europees onderzoek gericht op milieuverbeteringen in de luchtvaart;

zij creëert een radicaal innovatief luchtvervoersysteem door geavanceerde technologieën te integreren en full-scale demonstratiemodellen (ITD's) te produceren, met als uiteindelijk doel de milieubelasting van het luchtvervoer te verminderen door op significante wijze de geluidshinder en de emissies te reduceren en het brandstofverbruik van vliegtuigen te verminderen, en

zij bespoedigt de productie van nieuwe kennis en innovatie en het gebruik van onderzoeksresultaten om aan te tonen dat, in een volledig geïntegreerde systeem van systemen en in de juiste operationele omgeving, desbetreffende technieken werken, hetgeen tot een versterking van het industriële concurrentievermogen leidt.

Organisatie

Het bestuursorgaan van de gemeenschappelijke onderneming is de raad van bestuur. Het uitvoerend team wordt geleid door een uitvoerend directeur. Het bedrijfsleven wordt op verschillende manieren vertegenwoordigd, zoals in de ITD-stuurgroepen en de groep van vertegenwoordigers van nationale staten.

In 2013 ter beschikking van de gemeenschappelijke onderneming gestelde middelen

Begroting

30 6 0 43  097 euro

Personeelsbestand per 31 december 2013

24 posten op de lijst van het aantal ambten (18 tijdelijke functionarissen en 6 arbeidscontractanten), waarvan 23 bezet; deze personeelsleden verrichtten operationele activiteiten (17) of gemengde taken (6).

In 2013 geleverde producten en diensten

Zie het jaarlijks activiteitenverslag voor 2013 van de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky op de website http://www.cleansky.eu/.

Bron: Door de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky verstrekte gegevens.


ANTWOORDEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING

14.

De Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky (CSJU) heeft in 2013 de uitvoering van haar begroting verbeterd. De resterende vertragingen zijn gedeeltelijk toe te schrijven aan vertragingen in de ondertekening van GAP’s (1) maar houden ook verband met de huidige heroriëntering van sommige operationele activiteiten naarmate het onderzoekswerk vordert. Wanneer bepaalde mijlpalen niet tijdig worden gehaald, kan dit te wijten zijn aan onvoorziene omstandigheden of tegenslagen in sommige onderzoeksactiviteiten waarvoor meer tijd en inspanningen binnen de ITD’s nodig zijn maar die pas na de verslagperiode 2012 kunnen gebeuren. Dit maakt deel uit van de uitdaging voor de CSJU om een dergelijk grootschalig en complex programma te beheren.

16.

Het bedrag van de Europese Unie zal altijd hoger liggen dan de middelen van particuliere leden omdat voor deze middelen alleen wordt gekeken naar de gevalideerde (2) bijdrage in geld, terwijl de EU-bijdrage enkele meerjarige subsidieovereenkomsten dekt die nog niet volledig zijn uitgevoerd. Er zij ook op gewezen dat de Europese Commissie de volledige waarde van het programma vóór eind 2013 moest vastleggen omdat het om het laatste jaar van het zevende kaderprogramma ging. De CSJU legt zich met de particuliere leden vast zodra de voor de komende periode(n) geplande technische activiteit via de subsidieovereenkomsten door de CSJU is goedgekeurd. De details van deze activiteit voor de laatste jaren van het programma zullen pas in 2015 worden afgerond en zijn dus nog niet vastgelegd noch gevalideerd.

17.

In april 2014 werd een specifieke functie voor de controle achteraf ontwikkeld in het GMT. Deze functie zal verder worden uitgebouwd zodat dit jaar de gegevens van controles achteraf in het systeem kunnen worden geïntegreerd.

18.

Na de reeds doorgevoerde ontwikkelingen in de eerste helft van 2014 zal vóór het einde van het jaar een nieuwe versie van het GMT worden geïmplementeerd waarin verschillende van de vastgestelde zwakke punten zullen worden verholpen. Er zal met name een grondige herziening plaatsvinden van de functie waarmee de financiële medewerkers en projectambtenaren in de valideringsworkflow opmerkingen kunnen invoeren.

19.

Wat de controle vooraf van de gevalideerde vastlegging betreft, werden de twee functies (met de controle belaste functionaris en ordonnateur) bij uitzondering waargenomen door het hoofd van de eenheid Administratie en Financiën, dat tijdens het jaarlijkse verlof van de uitvoerend directeur inviel als ordonnateur. Aangezien Clean Sky een kleine organisatie is, kan het een heel enkele keer gebeuren dat functies niet gescheiden kunnen worden wanneer vele personeelsleden tegelijk met jaarlijks verlof zijn.

Teneinde de deugdelijke werking van het controlesysteem te garanderen, heeft de CSJU dan ook het systeem van invallers voor financiële functies aangepast door nieuw actoren op te nemen voor het vervullen van de functies van met de controle belaste functionaris en ordonnateur bij delegatie, en houdt zij nu de continuïteit van de verrichtingen tijdens afwezigheid nauwlettend in de gaten. Er zij echter op gewezen dat zelfs in dergelijke gevallen de taken initiatie en verificatie/goedkeuring gescheiden worden gehouden. Het enige geval van een ontbrekend beoordelingsverslag is sindsdien in het GMT-instrument rechtgezet.

20.

De CSJU neemt nota van de vastgestelde gebreken en zal blijven aandringen op consistentie in de toepassing van de geldende regels en procedures. Wat de vertragingen in de indiening van kostendeclaraties betreft: de CSJU volgt dit probleem op de voet en had in alle gevallen herinneringen gestuurd en waar nodig vervolgmaatregelen genomen om op indiening aan te dringen. De CSJU zal zich inspannen om dit onderdeel van de procedure in de loop van 2014 verder te verbeteren.

21.

Geen commentaar.

22.

Het definitieve controleverslag is op 26 maart 2014 ondertekend en is onder de aandacht gebracht van de voorzitter van de raad van bestuur van Clean Sky en van de uitvoerend directeur. Als reactie op de twee heel belangrijke en de vier belangrijke bevindingen van het verslag werden met het leidinggevend personeel van de CSJU maatregelen overeengekomen, waarvan de uitvoering in de loop van 2014 door de interne controleur zal worden gevolgd.

23.

De CSJU heeft de uitvoering van de acties in aansluiting op de vier belangrijke aanbevelingen van de dienst Interne Audit voortgezet volgens het overeengekomen tijdschema. De uitvoering is nog steeds aan de gang.

24.

De acties betreffende de twee heel belangrijke aanbevelingen zijn bijna afgerond. Er is verder gewerkt aan richtsnoeren voor financiële medewerkers en projectambtenaren voor het valideren van kostendeclaraties voor GAM’s, de checklists zijn verder verbeterd en er is een model voor het technische-beoordelingsverslag van de jaarlijkse verslaglegging voor GAM’s opgesteld en onder de projectambtenaren verspreid. Wat de goedkeuring van de resultaten van de partners betreft, werd in het managementhandboek van de CSJU een toelichting opgenomen over de rol en de taken van de topicmanagers ter ondersteuning van de financiële ambtenaren van de CSJU.

25.

Om gevolg te geven aan de aanbevelingen uit de IT-risicobeoordeling van de dienst Interne Audit, heeft de CSJU een actieplan uitgewerkt. Zij zal deze acties vóór het einde van 2014 uitvoeren.

26.

De CSJU past sinds 2011 de bepalingen van de huidige kaderregeling met betrekking tot de bevoegdheden van de interne controleur van de Commissie toe. Deze zijn nu ook verwerkt in de onlangs vastgestelde financiële regels van de CSJU.

27.

De CSJU heeft nota genomen van de bevindingen van de Rekenkamer en heeft als reactie hierop reeds in 2014 haar toezichtinstrumenten bijgewerkt. Intussen heeft de CSJU de particuliere partners in dit verband om geconsolideerde resultaten verzocht, met inbegrip van hun verspreidingsplannen, en heeft zij deze ontvangen. Voor het publiceren van samenvattingen van GAP-projecten maakt de CSJU gebruik van het Corda-systeem van de Commissie. Deze samenvattingen staan al online. Daarnaast zijn van vier GAM-jaarverslagen van 2013 reeds samenvattingen beschikbaar op de website van de CSJU. Van de overige drie jaarverslagen zal de samenvatting medio september 2014 beschikbaar zijn.

28 en 29.

Ten aanzien van vertrouwelijkheid en belangenconflicten hebben de raden van bestuur van alle gemeenschappelijke ondernemingen begin juli 2014 nieuwe regels vastgesteld en daarbij een door de Europese Commissie voorgesteld model gevolgd. Om de verklaringen van de leden van de raad van bestuur van Clean Sky bij te houden, zal de CSJU een register van belangenconflicten, onverenigbaarheden en andere daarmee verband houdende documenten aanleggen in de vorm van een elektronische databank. Dit zal vóór het einde van 2014 worden uitgevoerd.

Op het moment van de controle bestond nog geen databank voor het personeel maar deze is gepland voor eind oktober 2014. Deze databank zal continu kunnen worden bijgewerkt en zal de CSJU in staat stellen om in geval van een mogelijk belangenconflict over alle nodige informatie en elementen te beschikken en gepaste maatregelen te nemen.

30 en 31.

De CSJU had van de door de evaluatoren uitgevoerde SWOT-analyse en hun aanbevelingen een samenvatting gemaakt voor de vergadering van de raad van bestuur in december 2013. De raad van bestuur stemde met de aanbevelingen in en verzocht de CSJU de tenuitvoerlegging van de betreffende punten te volgen. De CSJU-leiding doet dit aan de hand van een actieplan. De meeste tenuitvoerleggingsmaatregelen zullen worden doorgevoerd via de jaarlijkse herzieningen, het managementhandboek, de GAM’s of het reglement van orde van de raad van bestuur. De CSJU zal uit deze beoordeling ook lessen trekken om het beheer van beide programma’s te verbeteren.

Wat de personeelssituatie betreft, heeft de CSJU, zoals gemeld in zowel het jaarlijkse uitvoeringsplan voor 2012 en 2013 als in het jaarlijkse activiteitenverslag van 2012 en 2013, nog steeds niet de nodige personeelscapaciteit bereikt om alle van haar verwachte taken te kunnen uitvoeren, zowel op technisch als financieel gebied. Sinds de vaststelling van de nieuwe lijst van ambten in juli 2014 kan de CSJU 18 nieuwe posten invullen. De meeste daarvan zullen voor technische functies worden gebruikt. Hierdoor zal de CSJU de algehele naleving en de prestaties van de subsidieovereenkomsten kunnen verbeteren.


(1)  GAP staat voor „grant agreement for partners” (subsidieovereenkomst voor partners). Via oproepen tot het indienen van voorstellen in het kader van het programma Clean Sky wordt in de vorm van GAP’s ten minste 200 miljoen euro toegekend aan activiteiten van partners. GAM’s („grant agreements for members”) zijn subsidieovereenkomsten voor leden. Via deze GAM’s wordt maximaal 600 miljoen euro toegekend aan de leden van Clean Sky-onderzoeksactiviteiten.

(2)  De CSJU heeft een systeem ingevoerd dat garandeert dat zodra een EU-bijdrage in geld gevalideerd is, de industrie de overeenkomstige bijdrage van 50 % in natura verstrekt.


16.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 452/26


VERSLAG

over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming

(2014/C 452/04)

INHOUD

 

Paragraaf

Bladzijde

Inleiding

1-5

27

Toelichting bij de betrouwbaarheidsverklaring

6

27

Betrouwbaarheidsverklaring

7-19

27

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

12

28

Grondslag voor een oordeel met beperking ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen

13-17

29

Oordeel met beperking ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen

18

29

Opmerkingen over het begrotings- en financieel beheer

20-21

29

Begrotingsuitvoering

20

29

Oproepen tot het indienen van voorstellen

21

29

Andere aangelegenheden

22-29

30

Rechtskader

22

30

De interne-auditfunctie en de dienst Interne Audit van de Commissie

23-24

30

Toezicht op en verslaglegging over de onderzoeksresultaten

25

30

Belangenconflicten

26-27

30

De tweede tussentijdse evaluatie van de Commissie

28-29

30

INLEIDING

1.

De Europese Gemeenschappelijke Onderneming voor de toepassing van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake nano-elektronica (de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac), gevestigd te Brussel, werd in december 2007 (1) opgericht voor een periode van tien jaar en werkt sinds 2010 op autonome wijze.

2.

De voornaamste doelstelling van de gemeenschappelijke onderneming is het vaststellen en ten uitvoer leggen van een „onderzoeksagenda” voor de ontwikkeling van cruciale competenties voor nano-elektronica op verschillende toepassingsgebieden, teneinde het Europese concurrentievermogen en de duurzaamheid van de economie te versterken en het ontstaan van nieuwe markten en maatschappelijke toepassingen te bevorderen (2).

3.

De oprichtende leden van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac zijn de Europese Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, bepaalde lidstaten (België, Duitsland, Estland, Ierland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Nederland, Polen, Portugal, Zweden en het Verenigd Koninkrijk) en Aeneas, de vereniging voor Europese nano-elektronische activiteiten. Andere lidstaten en geassocieerde landen, alsmede alle andere landen of elke andere rechtspersoon die in staat is een wezenlijke financiële bijdrage te leveren aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac, kunnen toetreden tot de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac.

4.

De maximale EU-bijdrage aan de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac ter dekking van de lopende kosten en onderzoeksactiviteiten bedraagt 450 miljoen euro en wordt betaald uit de begroting van het zevende kaderprogramma voor onderzoek (3). Aeneas betaalt een maximale bijdrage van 30 miljoen euro voor de lopende kosten van de gemeenschappelijke onderneming. De lidstaten van Eniac betalen bijdragen in natura voor de lopende kosten (door het bevorderen van de uitvoering van projecten) alsook financiële bijdragen die ten minste 1,8 maal de EU-bijdrage belopen. De onderzoeksorganisaties die deelnemen aan projecten, moeten ook bijdragen in natura leveren, en wel ter hoogte van die van de Commissie en de lidstaten.

5.

De Gemeenschappelijke Ondernemingen Artemis (4) en Eniac werden gefuseerd om het gemeenschappelijk technologie-initiatief Elektronische componenten en systemen voor Europees leiderschap (JTI Ecsel) te creëren. Het JTI Ecsel combineert het Eniac-initiatief inzake nano-elektronica met het Artemis-initiatief inzake ingebedde systemen en zal daarnaast ook onderzoek en innovatie op het gebied van slimme systemen omvatten. Het JTI Ecsel (5) ging in juni 2014 van start en heeft een looptijd van tien jaar. Desondanks is dit verslag gebaseerd op een beginsel van bedrijfscontinuïteit.

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

6.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, toetsing van verrichtingen op het niveau van de gemeenschappelijke onderneming en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

7.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac, die bestaat uit de financiële staten (6) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (7) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar, en

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen.

De verantwoordelijkheid van de leiding

8.

Overeenkomstig de artikelen 33 en 43 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie (8) is de leiding verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen:

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het selecteren en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie (9) vastgestelde boekhoudregels en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van de gemeenschappelijke onderneming.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

9.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (10) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

10.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de interne beheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

11.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

12.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming op alle materiële punten een getrouw beeld van haar financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen voor het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van haar financiële regeling en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Grondslag voor een oordeel met beperking ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen

13.

De strategie voor controle achteraf (11) van de gemeenschappelijke onderneming werd vastgesteld bij besluit van de raad van bestuur van 18 november 2010 en vormt een essentieel instrument (12) bij de beoordeling van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De in 2013 verrichte betalingen tegen de door de nationale financieringsinstanties (NFI’s) van de lidstaten afgegeven kostenacceptatiecertificaten beliepen 17 miljoen euro, ofwel 50 % van de totale betalingen voor beleidsactiviteiten (34,4 miljoen euro).

14.

De administratieve overeenkomsten die tussen de gemeenschappelijke onderneming en de NFI’s van de lidstaten zijn gesloten, bepalen dat de NFI’s in beginsel controles namens de gemeenschappelijke onderneming verrichten. In de strategie voor controle achteraf van de gemeenschappelijke onderneming wordt sterk op de NFI’s gerekend voor het controleren van projectkostendeclaraties.

15.

In 2013 betroffen de door NFI's verrichte controles 32 % van de begunstigden van de eerste oproep voor 2008, hetgeen neerkomt op 61 % van de aanvaarde kosten. De gemeenschappelijke onderneming beoordeelde de kwaliteit van deze controles echter niet.

16.

De gemeenschappelijke onderneming zelf verrichtte een beperkte beoordeling van de kostendeclaraties (13) en concludeerde in haar jaarlijkse activiteitenverslag dat het foutenpercentage minder dan 2 % bedraagt. Deze beperkte beoordeling volstaat niet om zekerheid te verschaffen over het door de gemeenschappelijke onderneming gerapporteerde foutenpercentage.

17.

De Rekenkamer is niet in staat, uit te maken of de essentiële beheersingsmaatregel van controle achteraf doeltreffend werkt.

Oordeel met beperking ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen

18.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming voor het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar, behoudens de mogelijke gevolgen van de in de grondslag voor een oordeel met beperking in de paragrafen 16 en 17 omschreven aangelegenheid, op alle materiële punten wettig en regelmatig.

19.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGS- EN FINANCIEEL BEHEER

Begrotingsuitvoering

20.

De oorspronkelijke operationele begroting 2013 omvatte vastleggingskredieten ad 115,6 miljoen euro en betalingskredieten ad 59,7 miljoen euro. Aan het einde van het jaar had de raad van bestuur een gewijzigde begroting aangenomen waarmee de vastleggingskredieten werden verhoogd tot 170 miljoen euro (14) en de betalingskredieten verlaagd tot 36,1 miljoen euro. De uitvoeringsgraad voor beleidsactiviteiten beliep 100 % voor de vastleggingskredieten en 95 % voor de betalingskredieten.

Oproepen tot het indienen van voorstellen

21.

De laatste twee oproepen tot het indienen van voorstellen werden in 2013 gedaan; zij stelden de gemeenschappelijke onderneming in staat, de resterende 170 miljoen euro te gebruiken.

Andere aangelegenheden

Rechtskader

22.

De nieuwe Financiële Regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (15) werden vastgesteld op 25 oktober 2012 en gingen op 1 januari 2013 in (16). De financiële modelregeling voor publiek-private partnerschapsorganen bedoeld in artikel 209 van de nieuwe Financiële Regels trad echter pas op 8 februari 2014 in werking (17). Vanwege de fusie tot de Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel werd de financiële regeling van de gemeenschappelijke onderneming niet gewijzigd om rekening te houden met deze veranderingen.

De interne-auditfunctie en de dienst Interne Audit van de Commissie

23.

In 2013 heeft de dienst Interne Audit van de Commissie een controle verricht naar de toereikendheid en de doeltreffendheid van het subsidiebeheerproces en geconcludeerd dat de bestaande procedures voldoende zekerheid verschaffen. De twee belangrijkste aanbevelingen uit het verslag betroffen het opzetten van een met documenten gestaafd proces voor het selecteren van deskundigen en de controle over toegangsrechten; beide werden door de gemeenschappelijke onderneming opgevolgd.

24.

Eniac werd samen met Gemeenschappelijke Ondernemingen Clean Sky, Artemis, FCH en IMI onderworpen aan een IT-risicobeoordeling door de dienst Interne Audit van de Commissie (DIA) van de gemeenschappelijke IT-infrastructuur die zij delen (18).

Toezicht op en verslaglegging over de onderzoeksresultaten

25.

Met het Besluit inzake het zevende kaderprogramma (KP7) werd een toezicht- en rapportagesysteem ingevoerd dat betrekking heeft op de bescherming, verspreiding en overdracht van de onderzoeksresultaten (19). De gemeenschappelijke onderneming heeft procedures ontwikkeld om toezicht te houden op de bescherming en verspreiding van onderzoeksresultaten tijdens verschillende stadia van de projecten, maar dit toezicht moet verder worden ontwikkeld om volledig te voldoen aan de bepalingen van het besluit (20).

Belangenconflicten

26.

Eniac heeft uitgebreide maatregelen ingevoerd ter voorkoming van belangenconflicten en maakt die bekend via haar website.

27.

Verdere verbeteringen moeten worden overwogen, zoals het opzetten van een databank met alle informatie in verband met belangenconflicten.

De tweede tussentijdse evaluatie van de Commissie  (21)

28.

De tweede tussentijdse evaluatie van de Commissie werd uitgevoerd van september 2012 tot februari 2013; hierbij werden de Gemeenschappelijke Ondernemingen Artemis en Eniac beoordeeld wat betreft relevantie, doeltreffendheid, doelmatigheid en onderzoekskwaliteit.

29.

Het evaluatieverslag werd uitgebracht in mei 2013 en bevatte enkele aanbevelingen aan de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac, met name met betrekking tot de doelmatigheid van de projectbeoordelingen, de te nemen maatregelen om de projectportefeuille beter af te stemmen op de strategische Europese doelstellingen en de geschikte meeteenheden voor het meten van de impact en het succes van Eniac-projecten.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 21 oktober 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  Verordening (EG) nr. 72/2008 van de Raad van 20 december 2007 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac (PB L 30 van 4.2.2008, blz. 21).

(2)  Ter informatie geeft de bijlage een overzicht van de bevoegdheden, activiteiten en beschikbare middelen van de gemeenschappelijke onderneming.

(3)  Het zevende kaderprogramma, vastgesteld bij Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1), brengt alle onderzoeksgerelateerde EU-initiatieven samen onder één dak en speelt een cruciale rol bij de verwezenlijking van de doelstellingen voor groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid. Het is tevens een hoeksteen van de Europese onderzoeksruimte.

(4)  De Gemeenschappelijke Onderneming Artemis werd opgericht bij Verordening (EG) nr. 74/2008 van de Raad van 20 december 2007 (PB L 30 van 4.2.2008, blz. 52) met als doel een „onderzoeksagenda” op te stellen en uit te voeren voor de ontwikkeling van cruciale technologieën voor ingebedde computersystemen.

(5)  De Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel werd opgericht bij Verordening (EU) nr. 561/2014 van de Raad van 6 mei 2014 (PB L 169 van 7.6.2014, blz. 152).

(6)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva, een overzicht van belangrijke grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(7)  Deze omvatten de verslagen over de uitvoering van de begroting en een overzicht van begrotingsbeginselen en andere toelichtingen.

(8)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(9)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(10)  Artikel 185, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1).

(11)  In de strategie voor controle achteraf wordt verklaard dat de gemeenschappelijke onderneming „voldoende informatie zal trachten te verkrijgen met betrekking tot de procedures voor controle achteraf die worden gehanteerd in de Eniac-lidstaten om de nationale procedures te beoordelen op hun geschiktheid om voldoende zekerheid te bieden met betrekking tot de regelmatigheid en de wettigheid van de verrichtingen die verband houden met de projecten van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac”.

(12)  In artikel 12 van Verordening (EG) nr. 72/2008 wordt bepaald dat Eniac er „door het uitvoeren of laten uitvoeren van de nodige interne en externe controles, [over waakt] dat de financiële belangen van haar leden op adequate wijze worden beschermd” en dat zij „ter plaatse controles en financiële verificaties [zal verrichten] bij de ontvangers van openbare financiering door de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac. Deze controles en verificaties kunnen worden uitgevoerd, hetzij direct door de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac, hetzij door de Eniac-lidstaten namens de gemeenschappelijke onderneming”.

(13)  Voor deze beperkte beoordeling werd de NFI’s verzocht een steekproef van kostendeclaraties te bevestigen.

(14)  De gemeenschappelijke onderneming bespaarde 4,4 miljoen euro van het toegewezen bedrag (10 miljoen euro) ter dekking van de bedrijfskosten en droeg dat bedrag over naar de operationele begroting.

(15)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(16)  Artikel 214 van Verordening (EU, Euratom) nr. 996/20112 met de bedoelde uitzonderingen.

(17)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 110/2014 van de Commissie van 30 september 2013 tot vaststelling van de financiële modelregeling voor publiek-private partnerschapsorganen bedoeld in artikel 209 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 38 van 7.2.2014, blz. 2).

(18)  In het eindverslag van 22 november 2013 werd opgemerkt dat het nodig was om het IT-beveiligingsbeleid te formaliseren en om gedetailleerde procedures/controles op te nemen in toekomstige contracten met IT-dienstverleners.

(19)  Artikel 7 van Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) bepaalt dat de Commissie voortdurend en systematisch toezicht zal houden op de uitvoering van het zevende kaderprogramma en de specifieke programma's ervan, regelmatig verslag uitbrengt over dit toezicht en regelmatig de resultaten ervan verspreidt.

(20)  Zie de opmerking in het jaarlijks voortgangsverslag 2012 van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de activiteiten van het gezamenlijk technologie-initiatief voor gemeenschappelijke ondernemingen (SWD(2013) 539 final) met betrekking tot de integratie van de resultaten van onderzoeksprojecten in het mededelings- en verspreidingssysteem van de Commissie.

(21)  Tweede tussentijdse evaluatie van de gezamenlijke technologie-initiatieven Artemis en Eniac van mei 2013.


BIJLAGE

Gemeenschappelijke Onderneming Eniac (Brussel)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(artikelen 187 en 188 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma voorziet in een bijdrage van de Gemeenschap aan de oprichting van publiek-private partnerschappen voor een lange termijn in de vorm van gezamenlijke technologie-initiatieven, waaraan uitvoering kan worden gegeven met gemeenschappelijke ondernemingen in de zin van artikel 187 van het Verdrag.

Verordening (EG) nr. 72/2008 van de Raad van 20 december 2007 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac.

Bevoegdheden van de gemeenschappelijke onderneming

(Verordening (EG) nr. 72/2008 van de Raad)

Doelstellingen

De Gemeenschappelijke Onderneming Eniac draagt bij tot de uitvoering van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) en het thema „Informatie- en communicatietechnologieën” van het specifieke programma „Samenwerking” voor de tenuitvoerlegging van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie. Zij zal met name:

een onderzoeksagenda voor de ontwikkeling van cruciale competenties voor nano-elektronica op verschillende toepassingsgebieden vaststellen en ten uitvoer leggen, teneinde het Europese concurrentievermogen en de duurzaamheid van de economie te versterken en het ontstaan van nieuwe markten en maatschappelijke toepassingen te bevorderen;

de voor de tenuitvoerlegging van de onderzoeksagenda vereiste activiteiten (hierna „O&O-activiteiten” genoemd) ondersteunen, met name door het toekennen van financiering aan de deelnemers in projecten die geselecteerd zijn op basis van vergelijkende uitnodigingen tot het indienen van voorstellen;

een publiek-privaat partnerschap bevorderen met het oog op het mobiliseren en samenbrengen van communautaire, nationale en particuliere inspanningen, waardoor de totale investeringen voor onderzoek en ontwikkeling op het gebied van nano-elektronica worden verhoogd en de samenwerking tussen de publieke en particuliere sectoren wordt versterkt;

de efficiëntie en duurzaamheid garanderen van het GTI op het gebied van nano-elektronica, en

synergie en coördinatie bewerkstelligen van de Europese onderzoeks- en ontwikkelingsinspanningen op het gebied van nano-elektronica, inclusief de geleidelijke integratie in de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac van verwante activiteiten op dit gebied die momenteel worden uitgevoerd in het kader van intergouvernementele stelsels voor onderzoek en ontwikkeling (Eureka).

Organisatie

Het bestuursorgaan van de gemeenschappelijke onderneming is de raad van bestuur. Het uitvoerend team wordt geleid door een uitvoerend directeur. Het bedrijfsleven wordt vertegenwoordigd in het Comité industrie en onderzoek en door de vereniging Aeneas als oprichtend lid. De Commissie, die de Unie vertegenwoordigt, de lidstaten en geassocieerde landen vormen de Raad van openbare instanties.

In 2013 ter beschikking van de gemeenschappelijke onderneming gestelde middelen

Begroting

17 2 6 08  748,19 euro voor vastleggingen

3 6 6 09  726,23 euro voor betalingen

Personeelsbestand per 31 december 2013

15 posten op de lijst van het aantal ambten (7 tijdelijke functionarissen en 8 arbeidscontractanten), waarvan er 15 zijn bezet; deze personeelsleden verrichtten operationele activiteiten (6), administratieve taken (5) en gemengde taken (4).

In 2013 geleverde producten en diensten

Zie het jaarlijks activiteitenverslag van Eniac over 2013 op www.eniac.eu

Bron: Door de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac verstrekte gegevens.


ANTWOORDEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING

14-15-16.

Eniac dient samen met Artemis een gemeenschappelijk actieplan in om aan dit oordeel met beperking tegemoet te komen:

1.

Bezoeken aan NFI’s: er werden al bezoeken afgelegd in Duitsland, België en Frankrijk. Na deze bezoeken verstrekten de NFI's aanvullende documentatie. Momenteel wordt aan de beoordelingsverslagen gewerkt. De resultaten tot dusver zijn als volgt:

Duitsland (goed voor 15,9 % van de EU-subsidies bij Eniac): goed gedocumenteerd systeem, met duidelijke scheiding van verantwoordelijkheden en controle op meerdere niveaus. Duitsland verkrijgt zekerheid aan de hand van een procedure voor grondige verificatie achteraf, die wordt toegepast aan het einde van de werkzaamheden onder contract. Volgens onze voorlopige beoordeling voldoet de procedure voor grondige verificatie achteraf aan de internationale normen. In 2013 werd deze procedure toegepast op een steekproef van 120 verrichtingen op een totaal van 424 (28,3 %), wat een foutenpercentage van minder dan 1 % opleverde. Lopende activiteiten: enkele aspecten van de procedure worden momenteel opgehelderd voordat een definitieve conclusie over de beoordeling wordt getrokken. We zijn een discussie aangegaan om van gedachten te wisselen over de steekproefinformatie zodat de resultaten op één lijn zouden kunnen worden gebracht met soortgelijke resultaten van andere landen. Dit zal voor het einde van 2014 worden afgerond.

België (goed voor 4,8 % van de EU-subsidies bij Eniac): goed gedocumenteerde procedure, met duidelijke scheiding van verantwoordelijkheden en controle op meerdere niveaus. België verkrijgt zekerheid aan de hand van een procedure voor grondige verificatie, die wordt toegepast aan het einde van de werkzaamheden onder contract. Volgens onze beoordeling biedt deze procedure een niveau van zekerheid dat gelijkwaardig is aan dat van controles die worden uitgevoerd overeenkomstig de gangbare internationale normen. België onderwerpt alle Artemis- en Eniac-projecten (100 %) aan een grondige verificatie vooraf, voordat de eindbetalingen worden uitgevoerd. Controles achteraf voert België alleen uit met betrekking tot procedures, teneinde het systeem te verbeteren. Het systeem voor zekerheid levert bijgevolg geen restfoutenpercentage op (of het foutenpercentage kan als nul worden beschouwd).

Frankrijk (goed voor 35,8 % van de EU-subsidies bij Eniac): het systeem berustte op volledige verificatie van alle acties die vóór 2011 zijn gestart. In dat jaar voerde Frankrijk een systeem voor efficiënter middelengebruik in, met een duidelijke scheiding van verantwoordelijkheden en controle op meerdere niveaus op basis van statistische controles achteraf. Volgens onze voorlopige beoordeling voldoet de procedure voor grondige verificatie achteraf aan de internationale normen. Frankrijk zal zekerheid verkrijgen aan de hand van een procedure voor controle achteraf, die wordt toegepast aan het einde van de werkzaamheden onder contract. De eerste werkzaamheden die onder het nieuwe systeem zijn aangevat, zullen in 2015 aflopen. Bijgevolg kon Frankrijk nog geen statistische informatie verstrekken.

Er zijn nog meer dergelijke uitwisselingen gepland met Nederland (goed voor 19,6 % van de EU-subsidies bij Eniac) en Oostenrijk (goed voor 5,1 % van de EU-subsidies bij Eniac).

2.

De gecontroleerde heeft de controle-instanties van de Artemis-/Eniac-lidstaten, de auditambtenaren van de Europese Commissie en de Rekenkamer uitgenodigd voor een workshop op 1 oktober 2014 om er hun systemen voor het verkrijgen van zekerheid voor te stellen en goede werkwijzen uit te wisselen teneinde convergentie te bevorderen en procedures vast te stellen die verenigbaar zijn met de nationale systemen.


16.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 452/35


VERSLAG

over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming voor het initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming

(2014/C 452/05)

INHOUD

 

Paragraaf

Page

Inleiding

1-5

36

Toelichting bij de betrouwbaarheidsverklaring

6

36

Betrouwbaarheidsverklaring

7-15

36

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

12

37

Grondslag voor een oordeel met beperking ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen

13

37

Oordeel met beperking ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen

14

38

Opmerkingen over het begrotings- en financieel beheer

16-18

38

Uitvoering van de begroting

16-17

38

Oproepen tot het indienen van voorstellen

18

38

Overige aangelegenheden

19-27

38

Rechtskader

19

38

Interne-auditfunctie en de dienst Interne Audit van de Commissie

20-21

38

Toezicht op en verslaglegging over de onderzoeksresultaten

22

39

Belangenconflicten

23

39

De tweede tussentijdse evaluatie van de Commissie

24-25

39

Follow-up van eerdere opmerkingen

26-27

39

INLEIDING

1.

De Europese Gemeenschappelijke Onderneming voor de uitvoering van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen (Gemeenschappelijke Onderneming IMI), gevestigd te Brussel, werd in december 2007 opgericht (1) voor een periode van tien jaar.

2.

De doelstelling van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI is de efficiency en effectiviteit van het ontwikkelingsproces van geneesmiddelen aanzienlijk te verbeteren, zodat de farmaceutische sector op de lange termijn doeltreffender en veiliger innovatieve geneesmiddelen ontwikkelt (2).

3.

De oprichtende leden van de gemeenschappelijke onderneming zijn de Europese Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, en de Europese Federatie van Verenigingen van farmaceutische bedrijven (EFPIA). Elke juridische entiteit die direct of indirect onderzoek en ontwikkeling ondersteunt in een lidstaat of in een met het zevende kaderprogramma geassocieerd land (3) kan zich kandidaat stellen om lid te worden van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI.

4.

De maximale EU-bijdrage aan de Gemeenschappelijke Onderneming IMI ter dekking van de lopende kosten en onderzoeksactiviteiten bedraagt 1 miljard euro, te betalen uit de begroting van het zevende kaderprogramma. De EU en de EFPIA dragen als oprichtende leden in gelijke mate bij aan de lopende kosten, elk voor ten hoogste 4 % van de totale bijdrage van de EU. Elk ander lid draagt bij aan de lopende kosten in verhouding tot zijn bijdrage aan de onderzoeksactiviteiten. De onderzoeksgebaseerde bedrijven die lid zijn van de EFPIA dragen bij aan de financiering van de onderzoeksactiviteiten met bijdragen in natura (4) die minstens gelijk zijn aan de financiële bijdrage van de EU (5).

5.

De gemeenschappelijke onderneming begon autonoom te werken op 16 november 2009.

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

6.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, toetsing van verrichtingen op het niveau van de gemeenschappelijke onderneming en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

7.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI, die bestaat uit de financiële staten (6) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (7) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar; en

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

8.

Overeenkomstig de artikelen 33 en 43 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie (8) is de leiding verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen:

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het selecteren en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie (9) vastgestelde boekhoudregels en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van de gemeenschappelijke onderneming.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internetbeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

9.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (10) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

10.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de interne beheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

11.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

12.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming in alle materiële opzichten een getrouw beeld van haar financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen voor het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van haar financiële regeling en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Grondslag voor een oordeel met beperking ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen

13.

De strategie voor controle achteraf (11) van de gemeenschappelijke onderneming werd vastgesteld bij besluit van de raad van bestuur van 14 december 2010 en vormt een essentieel instrument bij de beoordeling van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. Per juni 2014 waren 14 van de 40 controles achteraf in de tweede representatieve steekproef afgerond; deze hadden betrekking op 3 miljoen euro (ofwel 11,8 % van de gecontroleerde populatie). Het foutenpercentage dat bij deze controles aan het licht kwam, bedroeg 2,3 % (12).

Oordeel met beperking ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen

14.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming voor het op 31 december 2013 afgesloten jaar, behoudens de gevolgen van de in paragraaf 13 omschreven aangelegenheid, in alle materiële opzichten wettig en regelmatig.

15.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGS- EN FINANCIEEL BEHEER

Uitvoering van de begroting

16.

De oorspronkelijke begroting 2013 omvatte vastleggingskredieten ad 226 miljoen euro en betalingskredieten ad 135 miljoen euro. Aan het einde van het jaar had de raad van bestuur een gewijzigde begroting aangenomen waarin de vastleggingskredieten werden verhoogd tot 255,7 miljoen euro en de betalingskredieten werden teruggebracht tot 130,6 miljoen euro. Het algemene uitvoeringspercentage beliep 99,5 % voor de vastleggingskredieten en 97,5 % voor de betalingskredieten.

17.

Het uitvoeringspercentage voor beleidsactiviteiten beliep 100 % voor de vastleggingskredieten en 99 % voor de betalingskredieten (13). Het totale bedrag aan vastleggingskredieten werd echter benut op niveau één, hetgeen betekent dat er wel oproepen waren gedaan tot het indienen van voorstellen, maar dat er in verband hiermee nog geen subsidieovereenkomsten werden ondertekend.

Oproepen tot het indienen van voorstellen

18.

2013 was het laatste jaar waarin oproepen tot het indienen van voorstellen konden worden gedaan in het kader van het KP7-programma. De volledige begroting voor onderzoek (970 miljoen euro) werd vastgelegd, evenals de vereiste overeenkomstige bijdragen in natura van de EFPIA-bedrijven (982 miljoen euro).

OVERIGE AANGELEGENHEDEN

Rechtskader

19.

De nieuwe Financiële Regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie werden vastgesteld op 25 oktober 2012 en traden in werking op 1 januari 2013 (14). De financiële modelregeling voor publiek-private partnerschapsorganen bedoeld in artikel 209 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 trad echter pas op 8 februari 2014 in werking (15). De financiële regeling van de gemeenschappelijke onderneming werd op 7 juli 2014 gewijzigd om rekening te houden met deze veranderingen.

Interne-auditfunctie en de dienst Interne Audit van de Commissie

20.

Overeenkomstig het door de raad van bestuur op 3 november 2011 vastgestelde strategische controleplan voor 2012-2014 verrichtte de dienst Interne Audit van de Commissie (DIA) een betrouwbaarheidscontrole inzake projectbeheer en rapportage over operationele prestaties (16).

21.

Bovendien verrichtte de DIA een IT-risicobeoordeling van zowel de specifieke IT-systemen van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI (17) als de IT-infrastructuur (18) die deze deelt met de Gemeenschappelijke Ondernemingen FCH, Cleansky, Eniac en Artemis.

Toezicht op en verslaglegging over de onderzoeksresultaten

22.

Met het besluit voor het zevende kaderprogramma (KP7) (19) werd een monitoring- en rapportagesysteem ingevoerd dat betrekking heeft op de bescherming, verspreiding en overdracht van de onderzoeksresultaten. De gemeenschappelijke onderneming heeft procedures ontwikkeld om de bescherming en verspreiding van onderzoeksresultaten in diverse projectuitvoeringsfasen te monitoren. De vereisten ten aanzien van het algemeen toezichtsverslag over KP7 zijn vastgesteld en de gegevens inzake de projecten van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI werden in september 2013 overgedragen aan de Commissie om te worden opgenomen in CORDA (20). Deze monitoring dient echter verder te worden uitgebreid teneinde volledig te voldoen aan de voorschriften van het besluit (21).

Belangenconflicten

23.

De Gemeenschappelijke Onderneming IMI heeft specifieke maatregelen genomen om belangenconflicten bij haar leden van de raad van bestuur, deskundigen en werknemers te voorkomen. Deze zijn opgenomen in de procedureregels voor de raad van bestuur en het wetenschappelijk comité en in documenten over de gedragscode, onder meer met betrekking tot belangenconflicten, van onafhankelijke deskundigen tijdens evaluaties. Bovendien heeft de gemeenschappelijke onderneming in april 2013 een geactualiseerd en alomvattend beleid vastgesteld ten aanzien van belangenconflicten bij zowel het management als het personeel.

De tweede tussentijdse evaluatie van de Commissie

24.

De tweede tussentijdse evaluatie van de Commissie werd uitgevoerd van maart tot juli 2013; hierbij werd de Gemeenschappelijke Onderneming IMI beoordeeld op het punt van relevantie, effectiviteit, efficiëntie en onderzoekskwaliteit.

25.

Het op 31 juli 2013 uitgebrachte verslag was positief over het succes van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI in het verwezenlijken van haar doelstellingen. Ook werd gewezen op terreinen waar nog ruimte was voor verbetering, met name waar het gaat om communicatiestrategie, de ontwikkeling van aanvullende prestatie-indicatoren als kwantitatief bewijs voor de impact en sociaaleconomische voordelen van de gemeenschappelijke onderneming, de optimalisering van de organisatiestructuur en een flexibeler financieringsmechanisme.

Follow-up van eerdere opmerkingen

26.

De correcties na de eerste controles achteraf van de representatieve steekproef werden toegepast en verwerkt in de rekeningen van 2013. De validering van het boekhoudsysteem betreft echter nog niet de benutting van de resultaten van de controle achteraf.

27.

De methodologie voor de evaluatie van bijdragen in natura (22) werd door de raad van bestuur goedgekeurd op 11 november 2011. Deze bijdragen worden door middel van certificering vooraf en controles achteraf gevalideerd. In 2013 werden de acht resterende gecertificeerde methodologieën voor bijdragen in natura geaccepteerd, waarmee het totale aantal EFPIA-bedrijven met gecertificeerde methodologieën op 22 kwam te staan. De eerste drie controles achteraf betreffende bijdragen in natura werden in de loop van het jaar afgerond (23), een andere controle achteraf werd ingesteld en nog eens twee controles zouden worden ingesteld aan het einde van het jaar.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 21 oktober 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  Verordening (EG) nr. 73/2008 van de Raad van 20 december 2007 tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming voor de uitvoering van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen (PB L 30 van 4.2.2008, blz. 38).

(2)  Ter informatie geeft de bijlage een overzicht van de bevoegdheden, activiteiten en beschikbare middelen van de gemeenschappelijke onderneming.

(3)  Het zevende kaderprogramma, vastgesteld bij Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1) brengt alle onderzoeksgerelateerde EU-initiatieven samen onder één dak en speelt een cruciale rol bij de verwezenlijking van de doelstellingen voor groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid. Het is tevens een hoeksteen van de Europese onderzoeksruimte.

(4)  Volgens artikel 11, lid 4, van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 73/2008 tot oprichting van de gemeenschappelijke onderneming zijn bijdragen in natura „niet-geldelijke bijdragen door de onderzoeksgebaseerde farmaceutische bedrijven die lid zijn van EFPIA, met middelen (zoals personeel, uitrusting, verbruiksgoederen, enz.) …”. De bijdrage van de onderzoeksbedrijven dient ten minste gelijk te zijn aan de financiële bijdrage van de Unie.

(5)  Artikel 11, lid 5, van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 73/2008 bepaalt: „De deelnemende onderzoeksgebaseerde farmaceutische bedrijven die lid zijn van EFPIA komen voor geen enkele activiteit in aanmerking voor financiële steun van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI”.

(6)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva, een overzicht van belangrijke grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(7)  Deze omvatten de verslagen over de uitvoering van de begroting en een overzicht van begrotingsbeginselen en andere toelichtingen.

(8)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(9)  . De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(10)  Artikel 185, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1).

(11)  Artikel 12, lid 4, van Verordening (EG) nr. 73/2008 tot oprichting van de gemeenschappelijke onderneming bepaalt: „De Gemeenschappelijke Onderneming IMI voert ter plaatse controles en financiële verificaties uit bij de deelnemers aan de onderzoeksactiviteiten die worden gefinancierd door de gemeenschappelijke onderneming”. Controles achteraf kunnen leiden tot de ontdekking van niet-subsidiabele uitgaven die worden gedeclareerd door de begunstigden en waarvoor vervolgens terugvorderingsprocedures worden ingesteld.

(12)  Bij de 56 afgeronde controles van de eerste representatieve steekproef werd een foutenpercentage van 5,8 % vastgesteld (zie paragraaf 13 van het specifieke jaarverslag 2012 van de Rekenkamer) (PB C 369 van 17.12.2013, blz. 25).

(13)  Voor administratieve uitgaven was in 2013 8,4 miljoen euro beschikbaar; de Gemeenschappelijke Onderneming IMI bereikte een uitvoeringspercentage van 85 % voor de vastleggingskredieten (7 miljoen euro) en van 70 % voor de betalingskredieten (6 miljoen euro).

(14)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(15)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 110/2014 van de Commissie van 30 september 2013 tot vaststelling van de financiële modelregeling voor publiek-private partnerschapsorganen bedoeld in artikel 209 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 38 van 7.2.2014, blz. 2).

(16)  Het eindrapport van 30 januari 2014 bevatte de volgende aanbevelingen die passen in de context van de permanente inspanningen van IMI voor een verdere verbetering van de effectiviteit en efficiency van de systemen voor toezicht op projecten en rapportage over operationele prestaties: a) de opzet van en de rapportage over doelstellingen en KPI's herzien; b) het projecttoezicht versterken en de IT-systemen verbeteren voor een betere rapportage. Het door de Gemeenschappelijke Onderneming IMI voorgestelde actieplan om deze verbeteringen in de loop van 2014 door te voeren, werd door de DIA op 24 februari 2014 goedgekeurd en geschikt bevonden.

(17)  In het eindverslag van 22 november 2013 werd gewezen op de noodzaak van meer formele instructies inzake projectbeheer en inzake procedures voor de controle van contractwijzigingen om contractbeheersrisico's te beperken. Deze aanbeveling werd door de Gemeenschappelijke Onderneming IMI uitgevoerd in januari 2014.

(18)  In het eindverslag van 22 november 2013 stond de noodzaak beschreven van het formaliseren van het IT-beveiligingsbeleid en van het opnemen van gedetailleerde procedures/controles in toekomstige contracten met IT-dienstverleners.

(19)  Artikel 7 van Besluit nr. 1982/2006/EG stelt dat de Commissie voortdurend en systematisch toezicht zal houden op de uitvoering van het zevende kaderprogramma en de specifieke programma's ervan, regelmatig verslag uitbrengt over dit toezicht en regelmatig de resultaten ervan verspreidt.

(20)  Common Research Data Warehouse — Gemeenschappelijk bestand van onderzoeksdata.

(21)  Zie de opmerking in het jaarlijks voortgangsverslag 2012 van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de activiteiten van de gemeenschappelijke ondernemingen van het gezamenlijk technologie-initiatief, SWD(2013) 539 final, met betrekking tot de integratie van de bereikte resultaten van onderzoeksprojecten in het communicatie- en verspreidingssysteem van de Commissie.

(22)  Bijdragen in natura zijn subsidiabele kosten die worden gemaakt door de juridische entiteiten die deelnemen aan onderzoeksactiviteiten, maar niet worden vergoed door de gemeenschappelijke onderneming (zie ook voetnoot 4).

(23)  In één geval ontdekten de controleurs systematische fouten die leidden tot een aanzienlijke stijging (1 miljoen euro) van het toegestane bedrag dat het EFPIA-bedrijf kon declareren. Op grond hiervan werd het certificaat voor de methodologie voor bijdragen in natura aangepast en opnieuw ter goedkeuring voorgelegd aan de gemeenschappelijke onderneming IMI. Bij de twee andere bedrijven ontdekten de controleurs afzonderlijke niet-systematische fouten met weinig invloed op het totaal van de gedeclareerde bijdragen. Alle bevindingen werden door de drie bedrijven aanvaard.


BIJLAGE

Gemeenschappelijke Onderneming voor innovatieve geneesmiddelen (Brussel)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(uittreksels uit de artikelen 171 en 172 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma voorziet in een bijdrage van de Gemeenschap aan de oprichting van publiek-private partnerschappen voor een lange termijn in de vorm van gezamenlijke technologie-initiatieven, waaraan uitvoering kan worden gegeven met gemeenschappelijke ondernemingen in de zin van artikel 171 van het Verdrag.

Verordening (EG) nr. 73/2008 van de Raad van 20 december 2007 tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming voor de uitvoering van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen (PB L 30 van 4.2.2008, blz. 38).

Bevoegdheden van de gemeenschappelijke onderneming

(Verordening (EG) nr. 73/2008 van de Raad)

Doelstellingen

De Gemeenschappelijke Onderneming voor innovatieve geneesmiddelen (GO IMI) draagt bij tot de uitvoering van het zevende kaderprogramma en in het bijzonder van het thema Gezondheid van het specifiek programma Samenwerking. Zij heeft ten doel de efficiency en effectiviteit van het ontwikkelingsproces van geneesmiddelen aanzienlijk te verbeteren, zodat de farmaceutische sector op de lange termijn doeltreffender en veiliger innovatieve geneesmiddelen ontwikkelt. Zij is er in het bijzonder op gericht om:

„preconcurrentieel farmaceutisch onderzoek en ontwikkeling” in de lidstaten en de met het zevende kaderprogramma geassocieerde landen te ondersteunen via een gecoördineerde aanpak om de vastgestelde onderzoeksbottlenecks in het geneesmiddelenontwikkelingsproces te ondervangen;

de uitvoering te ondersteunen van de onderzoeksprioriteiten als opgenomen in de onderzoeksagenda van de GO IMI, met name door het toekennen van subsidies ingevolge vergelijkende uitnodigingen tot het indienen van voorstellen;

de complementariteit met andere activiteiten in het kader van KP7 te waarborgen;

een publiek-privaat partnerschap te zijn dat streeft naar het vergroten van de onderzoeksinvesteringen in de biofarmaceutische sector in de lidstaten en de met het zevende kaderprogramma geassocieerde landen door het bundelen van middelen en het bevorderen van de samenwerking tussen de publieke en private sector;

de betrokkenheid van kleine en middelgrote ondernemingen bij haar activiteiten te bevorderen, overeenkomstig de doelstellingen van KP7.

Organisatie

De organen van de GO IMI zijn de raad van bestuur, de uitvoerend directeur en het wetenschappelijk comité. De raad van bestuur bestaat uit tien leden die in gelijke mate de twee oprichtende leden van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI — de Europese Commissie en de Europese Federatie van Verenigingen van farmaceutische bedrijven (EFPIA) — vertegenwoordigen. De uitvoerend directeur is hoofdverantwoordelijke voor het dagelijks beheer van de GO IMI overeenkomstig de besluiten van de raad van bestuur, met ondersteuning van een secretariaat. Het wetenschappelijk comité is een adviesorgaan van de raad van bestuur. De gemeenschappelijke onderneming krijgt ook de steun van twee externe adviesorganen: de groep vertegenwoordigers van de IMI-staten en het forum van belanghebbenden.

In 2013 ter beschikking van de gemeenschappelijke onderneming gestelde middelen

Begroting  (1)

25 5 7 15  919 euro voor vastleggingen

13 0 5 58  622 euro voor betalingen

Personeelsbestand per 31 december 2013

Alle 36 posten in de lijst van het aantal ambten (29 tijdelijke functionarissen en 7 arbeidscontractanten) waren bezet. 80 % van deze middelen worden rechtstreeks toegewezen aan ondersteuning van beleidsactiviteiten.

In 2013 geleverde producten en diensten

Zie het jaarlijks activiteitenverslag 2013 van de GO IMI, www.imi.europa.eu


(1)  Inclusief uit 2012 overgedragen kredieten.

Bron: Door de GO IMI verstrekte gegevens.


ANTWOORDEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING

13.

De Gemeenschappelijke Onderneming IMI verheugt zich over de positieve conclusie van de Rekenkamer met betrekking tot de wettigheid en regelmatigheid van alle onderliggende verrichtingen van haar jaarrekening, met als enige uitzondering de fouten van materieel belang die de gemeenschappelijke onderneming in 2013 via haar eigen controles achteraf van tussentijdse betalingen had ontdekt.

Alle fouten die de gemeenschappelijke onderneming via deze controles op het spoor was gekomen, zijn sindsdien aan de gecontroleerde begunstigden meegedeeld en de nodige vervolgacties zijn gestart. Bovendien worden de bevindingen van de controles die als systematisch werden beschouwd, uitgebreid tot niet-gecontroleerde declaraties van dezelfde gecontroleerde begunstigden teneinde proactief eventuele soortgelijke fouten te corrigeren in andere gedeclareerde kosten die geen deel uitmaakten van de oorspronkelijke controles.

Tegelijkertijd is de gemeenschappelijke onderneming doorgegaan met het nemen van concrete preventieve maatregelen om het risico op toekomstige fouten in kostendeclaraties van begunstigden te verkleinen. Zo zijn bijvoorbeeld herhaaldelijk financiële workshops voor deelnemers georganiseerd, waarbij vooral ingegaan wordt op terugkerende oorzaken van fouten en op preventie, en worden IMI’s financiële richtsnoeren voor deelnemers regelmatig bijgewerkt om de bepalingen van de IMI-modelsubsidieovereenkomst in detail uit te leggen.

De gemeenschappelijke onderneming is ook doorgegaan met de tenuitvoerlegging van een intensief jaarprogramma van controles achteraf. Deze controles zijn een zeer doeltreffende en betrouwbare basis gebleken voor het over meerdere jaren beoordelen van en toezien op de algemene regelmatigheid en wettigheid van tussentijdse betalingen en voor het opsporen en corrigeren van fouten in de gecontroleerde declaraties. De gemeenschappelijke onderneming blijft ook nauw samenwerken met de Europese Commissie en de agentschappen die bij het zevende kaderprogramma betrokken zijn, en wisselt informatie uit over gemeenschappelijke begunstigden om de reikwijdte van haar controles te optimaliseren en het risico op niet-naleving zo klein mogelijk te maken.

Uit de controles die de gemeenschappelijke onderneming in 2013 heeft afgerond, bleek dat het foutenpercentage was gedaald naar 2,3 %, wat beduidend is in vergelijking met het foutenpercentage van 5,8 % in 2012. Dit geeft ook een bemoedigende vroege aanwijzing dat het foutenpercentage door concrete acties en maatregelen in de loop der tijd doeltreffend wordt verminderd. Het geraamde foutenpercentage zal evenwel op meerjarige basis nog verder evolueren aangezien nog meer controles worden gestart en afgerond. De gemeenschappelijke onderneming zal de evolutie van het foutenpercentage en de impact van haar acties nauwlettend blijven volgen en haar strategie van controles achteraf op basis daarvan bijsturen om rekening te houden met de recentste aanwijzingen en eventuele nieuwe, opkomende risico’s. Aangezien vele projecten nu pas tot uitgaven beginnen te leiden, met name projecten van oproep 5, kan het volledige effect van de acties van de gemeenschappelijke onderneming pas over langere termijn worden waargenomen, zodra voor meer projecten kostendeclaraties zijn ingediend en de controles achteraf meer begunstigden omvatten.

De gemeenschappelijke onderneming blijft haar financieringsbeheer baseren op vertrouwen in de deelnemers van de projecten en tegelijkertijd voldoende controle en verantwoordingsplicht. Deze evenwichtige aanpak zal ook bijdragen aan het welslagen van de IMI-projecten aangezien vele van deze projecten nu al indrukwekkende of veelbelovende resultaten beginnen op te leveren die in het belang zijn van patiënten en de samenleving in het algemeen.

21.

Samen met de andere gemeenschappelijke ondernemingen waarmee IMI de gemeenschappelijke IT-infrastructuur deelt, is een actieplan uitgewerkt dat momenteel ten uitvoer wordt gelegd.

26.

Aan de aanbeveling van de Rekenkamer om de resultaten van de controles achteraf ook te benutten in de validering van het boekhoudsysteem door de rekenplichtige, is gehoor gegeven door het starten van een vervolgactie.


16.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 452/44


VERSLAG

over de jaarrekening van de Europese Gemeenschappelijke Onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming

(2014/C 452/06)

INHOUD

 

Paragraaf

Bladzijde

Inleiding

1-3

45

Toelichting bij de betrouwbaarheidsverklaring

4

45

Betrouwbaarheidsverklaring

5-15

45

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

10

46

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

11

46

Toelichtende paragraaf

12-14

46

Opmerkingen over het begrotings- en financieel beheer

16-17

47

Presentatie van de rekeningen

16

47

Begrotingsuitvoering

17

47

Opmerkingen over essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van de gemeenschappelijke onderneming

18-22

47

Operationele aanbestedingen en subsidies

19-20

48

Algemene controle en toezicht op operationele aanbestedingsovereenkomsten en subsidies

21-22

49

Andere aangelegenheden

23-32

49

Late betalingen van lidmaatschapsbijdragen

23

49

Rechtskader

24

49

Intellectuele eigendomsrechten en industrieel beleid

25-27

49

Belangenconflicten

28

50

Jaarlijks activiteitenverslag

29-30

50

Follow-up van eerdere opmerkingen

31-32

50

Gastheerschapsovereenkomst

31

50

Uitvoeringsvoorschriften van het statuut

32

50

INLEIDING

1.

De Europese Gemeenschappelijke Onderneming voor ITER (1) en de ontwikkeling van fusie-energie (F4E) werd in maart 2007 opgericht (2) voor een periode van 35 jaar. Hoewel de belangrijkste fusiefaciliteiten in Cadarache in Frankrijk ontwikkeld zullen worden, is de gemeenschappelijke onderneming gevestigd te Barcelona.

2.

De taken van de gemeenschappelijke onderneming zijn (3):

a)

het leveren van de bijdrage van Euratom aan de Internationale ITER-organisatie voor fusie-energie (4);

b)

het leveren van de bijdrage van Euratom aan de activiteiten in het kader van de bredere aanpak (aanvullend gemeenschappelijk fusieonderzoek) met Japan voor de snelle ontwikkeling van fusie-energie;

c)

het opstellen en coördineren van een activiteitenprogramma ter voorbereiding van de bouw van een demonstratiefusiereactor en gerelateerde faciliteiten, inclusief de International Fusion Materials Irradiation Facility.

3.

De leden van de gemeenschappelijke onderneming zijn Euratom, vertegenwoordigd door de Europese Commissie, de lidstaten van Euratom en andere landen die met Euratom een samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten op het gebied van beheerste kernfusie en de wens te kennen hebben gegeven om lid te worden (per 31 december 2013: Zwitserland).

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

4.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, toetsing van verrichtingen op het niveau van de gemeenschappelijke onderneming en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

5.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie energie, die bestaat uit de financiële staten (5) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (6) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar;

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen.

De verantwoordelijkheid van de leiding

6.

Overeenkomstig de artikelen 39 en 50 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (7) is de leiding verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen.

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het selecteren en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie (8) vastgestelde boekhoudregels en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van de gemeenschappelijke onderneming.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

7.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (9) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

8.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

9.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor de hiernavolgende oordelen.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

10.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming op alle materiële punten een getrouw beeld van haar financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen voor het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van haar financiële regeling en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

11.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen van de gemeenschappelijke onderneming bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten jaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

Toelichtende paragraaf

12.

Zonder iets af te doen aan de in paragrafen 10 en 11 gegeven oordelen, vestigt de Rekenkamer de aandacht op de volgende kwestie. In de op 7 juli 2010 aangenomen conclusies van de Raad (10) werd een bedrag van 6,6 miljard euro (in prijzen van 2008) vastgesteld als bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming aan de ITER-bouwfase van het project. Bij dit bedrag, waarmee de oorspronkelijke begrote kosten voor deze fase van het project verdubbelden, was niet het bedrag van 663 miljoen euro inbegrepen dat door de Europese Commissie werd voorgesteld om te voorzien in onvoorziene omstandigheden (11).

13.

Het bedrag van de gemeenschappelijke onderneming dat diende als bijdrage aan de bouwfase van het ITER-project is onderhevig aan significante risico's op verhoging, met name door veranderingen in de reikwijdte van de projectresultaten en door het huidige tijdpad, dat als onrealistisch wordt beschouwd (12). In november 2013 schatte de gemeenschappelijke onderneming het voorziene tekort („negatieve onvoorziene omstandigheden”) tot de afronding van de aanlegfase van het project op 290 miljoen euro (13). Het uitlopen van de aanlegfase van het project werd ten tijde van de controle (april 2014) door de gemeenschappelijke onderneming op minstens 30 maanden geschat.

14.

Met betrekking tot deze risico's heeft de gemeenschappelijke onderneming nog geen systeem op contractniveau ingevoerd om de kostenafwijkingen regelmatig te controleren; evenmin heeft zij de waardering van de bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming aan het ITER-project bijgewerkt, die verder gaat dan de afronding van de aanlegfase (14).

15.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGS- EN FINANCIEEL BEHEER

Presentatie van de rekeningen

16.

In de toelichting bij de financiële staten, de tabel en de informatie onder titel 4.3.1.1 „Aanbestedingsregelingen voor ITER (ITER IO)” worden de tot nu toe gesloten aankoopovereenkomsten (kolom 3) weergegeven en de tot nu toe gecrediteerde overheidsopdrachten (kolom 4). De mate van voortgang van de lopende werkzaamheden is echter niet zichtbaar in de tabel en wordt slechts beperkt geschat. Deze informatie is essentieel om de stand van zaken weer te geven van de tot nu toe door de gemeenschappelijke onderneming verrichte activiteiten inzake de met de internationale organisatie ITER overeengekomen overheidsopdrachten.

Begrotingsuitvoering

17.

De definitieve begroting 2013 die beschikbaar was voor uitvoering omvatte vastleggingskredieten ad 1  297 miljoen euro en betalingskredieten ad 432,4 miljoen euro. Het uitvoeringspercentage bedroeg 100 % voor de vastleggingskredieten en 89,8 % voor de betalingskredieten. De uitvoeringsgraad van de in de oorspronkelijke begroting voor 2013 opgenomen betalingskredieten bedroeg echter slechts 57,8 % (15). Ten aanzien van de vastleggingskredieten werd van de 1  254 miljoen euro die beschikbaar was voor beleidsactiviteiten, 61,7 % uitgevoerd door middel van rechtstreekse afzonderlijke vastleggingen en de overige 38,3 % door globale vastleggingen.

OPMERKINGEN OVER ESSENTIËLE BEHEERSINGSMAATREGELEN VAN DE TOEZICHT- EN CONTROLESYSTEMEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING

18.

De Rekenkamer heeft eerder gemeld dat de internebeheersingssystemen van de gemeenschappelijke onderneming niet volledig waren opgezet. Hoewel gedurende 2013 aanzienlijke vooruitgang werd geboekt, moest een aantal acties nog worden geïmplementeerd:

als gevolg van het in 2013 verrichte onderzoek om de kostenraming van de bijdrage van de EU aan de aanlegfase van het project bij te werken, is het proces voor het beheren van de kostenraming op systeemniveau in gang gezet. Het proces voor het beheren van de kostenraming op contractniveau behoeft echter verdere ontwikkeling (16);

de controleresultaten van de tenuitvoerlegging van de algehele controle en de toezichtstrategie van de F4E voor subsidies en operationele contracten (17) waren ten tijde van de controle niet beschikbaar;

behalve het actieplan als antwoord op de interne controle van het beheer van deskundigencontracten waren de overige actieplannen die door de gemeenschappelijke onderneming zijn aangenomen als antwoord op de interne controles (18) niet volledig uitgevoerd op het moment van de controle. Uit de controle door de dienst Interne Audit van de Europese Commissie van de concurrentiegerichte dialogen voor de aanbesteding van inschrijvingsgroep 03 (Tokamak-gebouwen) bleek dat voortgang was geboekt bij de toepassing van de beginselen over overheidsopdrachten, maar dat er bij de gecontroleerde contractinschrijvingsgroep aangaande de kosten bepaalde onzekerheden bestonden, die voornamelijk gerelateerd waren aan de mogelijke ontwikkeling van het ontwerp en de planning van het ITER-project. Uit de controle bleek verder dat een groot deel van de aan de ITER-organisatie gevraagde inputgegevens, die de gemeenschappelijke onderneming zou gebruiken voor het opstellen van de technische inschrijvingsspecificaties, niet op tijd beschikbaar was;

het risicobeheersysteem van de organisatie heeft in 2013 geen nieuwe risico's vastgesteld. Wat betreft de acties die in reactie op de eerder vastgestelde belangrijkste risico's waren aangenomen (19), waren er tegen november 2013 12 uitgevoerd, 19 in uitvoering en 6 nog niet gestart (20).

Operationele aanbestedingen en subsidies

19.

44 % van de 41 in 2013 uitgeschreven operationele aanbestedingsprocedures bestond uit procedures van gunning via onderhandelingen (40 % in 2012). De gemeenschappelijke onderneming moet de concurrentie in het kader van haar aanbestedingsprocedures versterken en de gebruikmaking van procedures van gunning via onderhandelingen terugbrengen. Wat betreft de subsidies was het gemiddelde aantal ontvangen aanvragen één per oproep.

20.

Vijf operationele aanbestedingsprocedures zijn gecontroleerd. De volgende gebreken werden geconstateerd:

bij één aanbestedingsprocedure heeft de gemeenschappelijke onderneming het contract niet bekendgemaakt door middel van een vooraankondiging om de zichtbaarheid en concurrentie te verhogen;

bij één aanbestedingsprocedure was er een stijging van 32 % ten aanzien van de oorspronkelijke kostenraming. Bij twee andere aanbestedingsprocedures was de vereniging van de verschillen tussen de definitieve contractwaarde met de aanvankelijk geschatte waarde gecompliceerd, gezien de aard van de in de documenten beschikbare informatie (21);

voor één aanbestedingsprocedure had de gemeenschappelijke onderneming geen specifieke richtsnoeren, noch procedures om te garanderen dat de resultaten van derden die als invoerdocumenten voor de inschrijvingsprocedures werden gebruikt uniform en systematisch werden gecontroleerd en formeel werden geaccepteerd door de gemeenschappelijke onderneming (22);

bij één aanbestedingsprocedure leidden de wijzigingen van de oorspronkelijke contracten tot een stijging van de contractwaarde met 15 % vergeleken met het aanvankelijke bedrag. In het dossier was niet genoeg informatie beschikbaar om te concluderen dat de beoordeling van de materialiteit van de wijzigingen was verricht volgens de eisen van de interne procedures van de gemeenschappelijke onderneming (23);

de gemeenschappelijke onderneming heeft geen procedure ontwikkeld voor personeelsleden die bij de aanbestedingsprocedures zijn betrokken; bij twee aanbestedingsprocedures waren daardoor personeelsleden van de gemeenschappelijke onderneming die op verzoek van het beoordelingscomité tijdens de beoordeling technisch advies verstrekten, door het tot aanstelling bevoegde gezag niet formeel benoemd tot leden van het beoordelingscomité of tot deskundigen die technisch advies verstrekken aan het comité (24).

bij één aanbestedingsprocedure had de ordonnateur een team aangesteld om een dialoog te voeren met de kandidaten die geselecteerd waren na de oproep tot het indienen van blijken van belangstelling. Voor dit team bestond er echter geen formeel mandaat waarin de dialoogstrategie, de te behalen doelstellingen en de technische, financiële en contractuele parameters voor de onderhandelingen werden uiteengezet (25);

bij een andere procedure eindigde de dialoogfase vier maanden later dan gepland en de definitieve voorwaarden van het contract en de bijgewerkte technische versie van de inschrijvingsspecificaties werden pas in februari 2013 ingezonden. De termijn voor het inzenden van de definitieve inschrijvingen was april 2013 (terwijl oorspronkelijk oktober 2012 was gepland). Het contract werd vier maanden na de streefdatum ondertekend.

Algemene controle en toezicht op operationele aanbestedingsovereenkomsten en subsidies

21.

De gemeenschappelijke onderneming heeft een systeem voor de uitvoering van controles (26) op het niveau van de contractanten om de naleving van de kwaliteitsborgingsvoorschriften te controleren (27).

22.

De resultaten van controles achteraf betreffende subsidies en van financiële en nalevingsgerichte verificaties betreffende de uitvoering van het contract als gevolg van de uitvoering van de algehele toezicht- en controlestrategie waren ten tijde van de controle van de Rekenkamer niet beschikbaar (april 2014).

ANDERE AANGELEGENHEDEN

Late betalingen van lidmaatschapsbijdragen

23.

In 2013 liep de betaling van de jaarlijkse lidmaatschapsbijdragen (28) van zeven leden, goed voor in totaal 2,2 miljoen euro, vertragingen van 3 tot 48 dagen op.

Rechtskader

24.

De nieuwe Financiële Regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (29) werden vastgesteld op 25 oktober 2012 en gingen op 1 januari 2013 in (30). De financiële kaderregeling voor de organen waarnaar in artikel 208 van het nieuwe Financieel Reglement wordt verwezen, ging op 8 december 2013 van kracht (31). De financiële regels van de gemeenschappelijke onderneming zijn nog niet gewijzigd ter weergave van deze veranderingen.

Intellectuele eigendomsrechten en industrieel beleid

25.

Het Besluit inzake de tenuitvoerlegging van het industriële beleid aangaande fusie voor energie en het beleid aangaande de intellectuele-eigendomsrechten en informatieverspreiding werd op 27 juni 2013 aangenomen door de raad van bestuur van de gemeenschappelijke onderneming. De gemeenschappelijke onderneming dient echter nog specifieke maatregelen aan te nemen en uit te voeren om bepaalde risico's betreffende de bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten en de verspreiding van onderzoeksresultaten te beperken.

26.

De gemeenschappelijke onderneming biedt de contractanten de exclusieve rechten aan op de exploitatie van het intellectuele eigendom dat zij voortbrengen op andere gebieden dan fusie, en de niet-exclusieve rechten op het gebied van fusie. Dit stelt de gemeenschappelijke onderneming mogelijk bloot aan een risico wat betreft de verplichting voor de gemeenschappelijke onderneming om de rechten te behouden om toegang te hebben tot de volledige intellectuele-eigendomsrechten (achtergrond- en voorgrondkennis) die betrokken zijn bij de Europese bijdragen in natura, en de verplichting om deze toegangsrechten, indien noodzakelijk, over te hevelen naar de ITER-organisatie.

27.

De gemeenschappelijke onderneming dient toe te zien op de naleving van de clausule in de contracten waarbij het de contractanten verboden is onderzoeksresultaten te verspreiden totdat een besluit over de mogelijke bescherming daarvan is genomen.

Belangenconflicten

28.

De gemeenschappelijke onderneming heeft specifieke regels aangenomen die mogelijke belangenconflicten van de leden van haar raad van bestuur, uitvoerend comité en auditcomité en van haar deskundigen voorkomen. De onderneming moet echter nog regels aannemen aangaande personeelsleden en een gegevensbestand aanleggen voor de algemene verklaringen inzake belangenconflicten.

Jaarlijks activiteitenverslag

29.

De voorzitter van de raad van bestuur van de gemeenschappelijke onderneming verwijst in het jaarverslag over 2013 naar de vertragingen van projecten en naar de noodzaak van het zoeken naar kostenbesparingen; in dit verslag wijst de uitvoerend directeur op de risico’s die verbonden zijn aan een mogelijk begrotingstekort in 2020, vooral in relatie met de vergrote reikwijdte met betrekking tot de ITER-gebouwen, en op het huidige schema, dat wordt herzien (zie de toelichtende paragrafen 12-14).

30.

De betrouwbaarheidsverklaring van de uitvoerend directeur verwijst naar de in 2014 gerealiseerde vooruitgang op het niveau van de algemene controleomgeving van de gemeenschappelijke onderneming, hoewel daarin wordt erkend dat sommige onderdelen daarvan zich nog verder moeten ontwikkelen (zie paragraaf 18).

Follow-up van eerdere opmerkingen

Gastheerschapsovereenkomst

31.

In de gastheerschapsovereenkomst die op 28 juni 2007 werd ondertekend met het Koninkrijk Spanje, wordt bepaald dat de permanente kantoorruimte tegen juni 2010 beschikbaar zou zijn gesteld aan de gemeenschappelijke onderneming. Ten tijde van de controle (april 2014) was dit nog steeds niet het geval.

Uitvoeringsvoorschriften van het statuut

32.

De gemeenschappelijke onderneming heeft nog niet alle regels ter uitvoering (32) van het personeelsstatuut aangenomen.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, vastgesteld te Luxemburg op haar vergadering van 21 oktober 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  ITER: internationale thermonucleaire experimentele reactor.

(2)  Beschikking 2007/198/Euratom van de Raad van 27 maart 2007 tot oprichting van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie en tot toekenning van gunsten daaraan (PB L 90 van 30.3.2007, blz. 58).

(3)  Ter informatie geeft de bijlage een overzicht van de bevoegdheden, activiteiten en beschikbare middelen van de gemeenschappelijke onderneming.

(4)  De Internationale ITER-organisatie voor fusie-energie werd in oktober 2007 opgericht voor een aanvankelijke periode van 35 jaar voor de uitvoering van het ITER-project, dat beoogt de wetenschappelijke en technologische haalbaarheid van fusie-energie aan te tonen. De leden zijn Euratom, de Volksrepubliek China, de Republiek India, Japan, de Republiek Korea, de Russische Federatie en de Verenigde Staten.

(5)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva, een overzicht van belangrijke grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(6)  Deze omvatten de verslagen over de uitvoering van de begroting en een overzicht van begrotingsbeginselen en andere toelichtingen.

(7)  PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42.

(8)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, van de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(9)  Artikel 107 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013.

(10)  Conclusies van de Raad over de ITER-status van 7 juli 2010 (Ref. 11902/10).

(11)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 4 mei 2010 inzake de stand van zaken van ITER en mogelijke verdere maatregelen (COM(2010) 226 definitief).

(12)  Conclusies van de dienst Interne Audit van de Europese Commissie aangaande de concurrentiegerichte dialogen voor inschrijvingsgroep 03 (Tokamak-gebouwen). Zie ook de vaststellingen in het verslag „Potentieel voor reorganisatie binnen het ITER-project” van 2013 door Ernst & Young op verzoek van het Europees Parlement betreffende de significante risico's, met de huidige niveaus van onvoorziene omstandigheden, voor de bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming aan het project (http://www.europarl.europa.eu/meetdocs/2009_2014/documents/cont/dv/study_geier/study_geieren.pdf); en de mededeling van de Commissie aan de Raad van de Europese Unie van 14 februari 2014 (5852/13 RECH 21 ATO 19) waarin de bestaande zorgen over de voortgang van het project worden benadrukt, met name ten aanzien van kostenbeheersing en het achterlopen op het schema.

(13)  Dit vormt een afwijking van 4,39 % van het in 2010 door de Raad goedgekeurde bedrag (voortgangsverslag inzake fusie voor energie van november 2013 aan de Europese Raad Concurrentievermogen).

(14)  De indicatieve totale middelen die nodig werden geacht voor de gemeenschappelijke onderneming voor de 35 jaar van haar bestaan zijn bepaald overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Beschikking 2007/198/Euratom inzake F4E, en zijn vastgelegd op 9  653 miljoen euro. Alleen de bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming aan de aanlegfase van het project, die in eerste instantie werd geschat op 2,7 miljard euro, is in 2008 herzien, waarbij de aanvankelijke schatting werd verdubbeld.

(15)  De oorspronkelijke begroting die beschikbaar was voor betalingskredieten en op 11 december 2012 werd aangenomen, bedroeg 677,2 miljoen euro. Deze werd vervolgens verlaagd tot 432,4 miljoen euro in de gewijzigde begrotingen van 27 juni en 10 december 2013, hoofdzakelijk vanwege de vertragingen bij de tenuitvoerlegging van de activiteiten betreffende het hoofdstuk van de begroting over de bouw van ITER.

(16)  Totdat dit proces in gang is gezet, kan het lokale geïntegreerde meldpunt (DWH) geen doeltreffende aansluiting tussen het boekhoudsysteem en het projectbeheersysteem tot stand brengen. Zodoende is er geen informatie beschikbaar voor de regelmatige controle van kostenafwijkingen (zie ook voetnoot 12 van het verslag van de Raad uit 2012) (PB C 369 van 17.12.2013, blz. 35)..

(17)  Paragrafen 15 en 23 van het verslag van de Rekenkamer uit 2012.

(18)  Actieplannen in reactie op de interne controles van financiële circuits, subsidiebeheer, deskundigencontracten, operationele activiteiten vóór de aanbestedingen, aanbestedingen op het gebied van ITER-gebouwen, de selectie, aanneming en controle van de concurrentiegerichte dialogen voor de aanbesteding van inschrijvingsgroep 03 (Tokamak-gebouwen). De interne-auditverslagen over het budgettaire proces van de gemeenschappelijke onderneming (jaarlijks controleplan van de interne-auditcapaciteit van 2012) en over het controleren van contractuitvoering op het gebied van ITER-gebouwen (jaarlijks controleplan van de interne-auditcapaciteit van 2013) waren ten tijde van de controle door de Rekenkamer nog niet beschikbaar.

(19)  Het risicobeheersysteem van de organisatie werd door de raad van bestuur in juli 2012 gepresenteerd.

(20)  Enkele van de belangrijkste risico's die de gemeenschappelijke onderneming zeer hoog noemde, hadden een belangrijke impact op de begrotingsuitvoering in 2013, te weten: de lage begrotingsuitvoering voor betalingskredieten vergeleken met de initiële planning; het gebrek aan concurrentie of de zeer geringe concurrentie voor sommige operationele procedures en voor subsidies; onzekerheid over de definitieve reikwijdte van de aanbestedingsregelingen gedurende de bepaling van de technische specificaties voor aanbestedingsprocedures of gedurende de uitvoering van het contract; vertragingen bij het ontvangen van technische gegevens van de ITER-organisatie gedurende de uitvoering van de aanbestedingsregelingen.

(21)  Dit speelde vooral een rol voor inschrijvingsgroep 04 ter bevoorrading en installatie van het Tokamak-complex en de omringende gebouwen. De oorspronkelijke kostenraming, tegen prijzen van 2008, bedroeg 186,6 miljoen euro. Het ondertekende contract bedroeg 537,3 miljoen euro. Het verschil werd gedeeltelijk veroorzaakt door verzoeken van de ITER-organisatie tot significante verandering van het ontwerp, bijkomende posten en onvoorziene omstandigheden, ontwikkeling in de reikwijdte van de werken en de overheveling van activiteiten naar andere groepen.

(22)  Deze constatering werd ook gedaan door de dienst Interne Audit van de Europese Commissie in zijn verslag over inschrijvingsgroep 03 (Prodcedure voor concurrentiegerichte dialoog voor Tokamak-gebouwen).

(23)  De beschikbare informatie omvatte geen formele beslissingen over het al dan niet aanmerken van de wijzingen als niet belangrijk en omvatte geen onderbouwing daarvan.

(24)  Alle personeelsleden hadden echter verklaringen inzake vertrouwelijkheid en verklaringen over afwezigheid van belangenconflicten ondertekend.

(25)  Deze vaststelling werd ook door de dienst Interne Audit van de Commissie gedaan in haar verslag over inschrijvingsgroep 03 (procedure aangaande de concurrentiegerichte dialogen voor Tokamak-gebouwen).

(26)  Van de 26 in 2013 uitgevoerde controles waren er in april 2014 22 afgesloten. In de controles werden 35 situaties van niet-naleving van de procedures en 201 verbeterterreinen geïdentificeerd.

(27)  De controles omvatten het kwaliteitsplan, gevallen van niet-conformiteit, controle van aankopen en beheer van onderaanneming, beheer van documenten en gegevens, beheer van wijzigingen en afwijkingen, kwaliteitscontroleplan voor civiele werken, het gedetailleerde projectschema, contractrisicobeheer en het kwaliteitscontroleplan voor technische werkzaamheden.

(28)  Bijdragen van andere leden dan de Europese Commissie en Frankrijk als gastland.

(29)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(30)  Artikel 214 van Verordening (EU, Euratom) nr. 996/20112 met de bedoelde uitzonderingen.

(31)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie van 30 september 2013 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).

(32)  Onder andere de werving van tijdelijke functionarissen, de rang en de indeling in salaristrap bij aanwerving, deeltijdwerk, de beoordeling van de directeur en gewijzigde bepalingen voor verlof om gezinsredenen, ouderschapsverlof en pensioenrechten.


BIJLAGE

Europese Gemeenschappelijke Onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie (Barcelona)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(artikelen 45 en 49 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie)

Hoofdstuk 5 over „Gemeenschappelijke ondernemingen” van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name:

Artikel 45

„Ondernemingen welke van fundamenteel belang zijn voor de ontwikkeling van de industrie op het gebied van de kernenergie binnen de Gemeenschap, kunnen worden opgericht als gemeenschappelijke ondernemingen in de zin van dit Verdrag, overeenkomstig de bepalingen van de hiernavolgende artikelen...”

Artikel 49

„De oprichting van een gemeenschappelijke onderneming geschiedt ingevolge besluit van de Raad. Iedere gemeenschappelijke onderneming bezit rechtspersoonlijkheid.”.

Bevoegdheden van de gemeenschappelijke onderneming

(Beschikking 2007/198/Euratom van de Raad)

Doelstellingen

Het leveren van de bijdrage van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) aan de Internationale ITER-organisatie voor fusie-energie;

het leveren van de bijdrage van Euratom aan de activiteiten in het kader van de bredere aanpak met Japan voor de snelle verwezenlijking van fusie-energie;

het opstellen en coördineren van een programma van activiteiten ter voorbereiding van de bouw van een demonstratiefusiereactor en gerelateerde faciliteiten inclusief de International Fusion Materials Irradiation Facility (IFMIF).

Taken

Het toezien op de voorbereiding van de locatie van het ITER-project;

het leveren van onderdelen, uitrusting, materialen en andere middelen aan de ITER-organisatie;

het beheren van regelingen voor het plaatsen van opdrachten met betrekking tot de ITER-organisatie en met name de desbetreffende procedures voor kwaliteitsborging;

het voorbereiden en coördineren van de bijdrage van Euratom aan de wetenschappelijke en technische exploitatie van het ITER-project;

het coördineren van activiteiten voor wetenschappelijk en technologisch onderzoek en ontwikkeling ter ondersteuning van de bijdrage van Euratom aan de ITER-organisatie;

het verlenen van de financiële bijdrage van Euratom aan de ITER-organisatie;

het treffen van regelingen om personeel beschikbaar te stellen voor de ITER-organisatie, en

het samenwerken met de ITER-organisatie en het uitvoeren van alle andere activiteiten ter bevordering van de ITER-overeenkomst.

Organisatie

Raad van bestuur, directeur en andere lichamen

De Raad van bestuur is verantwoordelijk voor het toezicht op de gemeenschappelijke onderneming bij de verwezenlijking van haar doelstellingen en verzekert de nauwe samenwerking tussen de gemeenschappelijke onderneming en haar leden bij de uitvoering van haar activiteiten. Naast de raad van bestuur en de directeur, die als president-directeur verantwoordelijk is voor het dagelijks beheer van de gemeenschappelijke onderneming en haar wettelijk vertegenwoordiger is, kent de gemeenschappelijke onderneming verschillende lichamen:

Bureau, technisch adviespanel, uitvoerend comité, administratief en financieel comité, auditcomité.

Interne controleur: interne-auditcapaciteit en de dienst Interne Audit (DIA) van de Europese Commissie sinds 1.1.2012.

Externe controleur: Europese Rekenkamer.

Kwijtingverlenende autoriteit: Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad.

In 2013 ter beschikking van de gemeenschappelijke onderneming gestelde middelen

Begroting

Totale ontvangsten ad 431,6 miljoen euro (betalingskredieten), waarvan 69 % gefinancierd door de communautaire bijdrage.

Personeelsbestand per 31 december 2013

262 vaste en tijdelijke EU-posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten, waarvan 234 bezet;

142 bezette posten voor arbeidscontractanten.

In 2013 geleverde producten en diensten

Zie voor gedetailleerde informatie over de in 2013 ontplooide activiteiten en geleverde diensten de website van F4E: http://www.fusionforenergy.europa.eu/

Bron: Europese Gemeenschappelijke Onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie.


ANTWOORDEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING

16.

De tabellen waarnaar verwezen wordt, weerspiegelen de door F4E verworven kredietpunten op basis van de bij de afronding van de specifieke aankoopovereenkomst behaalde Credit Allocation Scheme (CAS)-mijlpalen die overeengekomen werden met de internationale organisatie ITER (ITER IO) . Dit is wat ITER IO officieel erkent als vooruitgang. Het profiel van de waarde van de CAS-mijlpalen geeft geen correcte weergave van de daadwerkelijke vooruitgang (d.w.z. het vertoont een piek naar het einde van de aankoopprocedure en daardoor is de erkenning via kredietpunten verdraaid). F4E is in 2014 begonnen met de vereiste werkzaamheden voor de invoering van een activiteitengebaseerde verslaglegging (Earned Value Reporting) die haar in staat zal stellen de juiste informatie over de vooruitgang van haar werk aan te leveren. Hier zij vermeld dat F4E elk jaar een vooruitgangsrapport opstelt dat, samen met haar jaarlijks activiteitenverslag, aanvullende informatie verschaft over de algehele Europese bijdrage aan het ITER-project. Daarnaast heeft F4E in de jaarrekening voor 2013 een ruwe voorlopige schatting opgenomen van het percentage voltooide werkzaamheden. Deze is gebaseerd op de uitgaven met betrekking tot de aanbestedingsregelingen die tot nu toe zijn gemaakt. Ook worden ze vergeleken met de geschatte waarde van de bijdrage in natura aan het project.

17.

Wat de uitvoeringspercentages voor de betalingskredieten betreft, heeft het ITER-project opnieuw te kampen gehad met vertragingen met als gevolg dat het ondertekenen van belangrijke contracten vertraging opliep, waardoor de uitvoering van de geplande voorfinanciering niet kon doorgaan. De belangrijkste oorzaken waren vertragingen bij het aanleveren van gegevens door ITER IO en de langer dan geplande onderhandelingen met ondernemingen om de kosten te doen dalen met het oog op een betere kostenbeperking.

18.

Er werd in de loop van 2013 aanzienlijke vooruitgang geboekt met de internebeheersingssystemen en er worden verdere acties ondernomen om de controle van F4E te versterken. Zoals hieronder verder wordt toegelicht, is de implementatie van de acties, zoals die door de auditor zijn geïdentificeerd, reeds ver gevorderd:

 

Kostenramingen

F4E heeft zijn kostenraming op niveau 4 (aanbestedingsregeling) van het projectstructuurplan (Work Breakdown Structure (WBS)) en van de voorlopige totaalkosten tot voltooiing ook op niveau 4 bijgewerkt, met inachtneming van de momenteel beschikbare projectgegevens. De gegevens zullen worden bijgewerkt, zodra een realistisch plan op projectniveau is voltooid. De door F4E gehanteerde top-downbenadering voor kostenberekening biedt haar nu de mogelijkheid kostenramingen uit te breiden naar niveau 6 (contracten). Het is een proces dat enige tijd vergt, wat ook toe te schrijven is aan de noodzaak om de reeds ingezamelde informatie voortdurend te verfijnen naar gelang van de projectontwikkeling. Dit zal de organisatie in staat stellen te beschikken over een meer gedetailleerde basis voor de kostenanalyse, hoewel de reeds op niveau 4 beschikbare gegevens een goede bewaking en kostenbeheersing mogelijk maken, waarover jaarlijks verslag wordt uitgebracht aan de Europese Raad via het voortgangsrapport van F4E.

 

Controleresultaten

Zie ons antwoord op paragraaf 22.

 

Actieplan

De algehele uitvoering is aanzienlijk verbeterd sinds het auditcomité van november 2013 en bedraagt momenteel 80 % (gedeelde informatie met het auditcomité van mei 2014).

Zonder rekening te houden met de twee meest recente controleverslagen van eind 2013 (selectie en aanwerving, en herziening van de concurrentiegerichte dialoog voor de aanbesteding van inschrijvingsgroep 03 (TB03), bedraagt het uitvoeringspercentage 89 %. De actieplannen met betrekking tot de financiële circuits, subsidiebeheer en deskundigencontracten zijn volledig uitgevoerd.

 

Risicobeheersysteem

F4E stelde het bijgewerkte risicobeheersysteem in mei 2014 voor aan het auditcomité. Er dient te worden opgemerkt dat de raad van bestuur wegens gebrek aan middelen ermee instemde dat F4E regelmatig en gedetailleerd enkel de risico's zou bewaken die als zeer hoog worden bestempeld. In het voorgestelde actieplan in reactie op dergelijke risico's worden prioriteiten gesteld, waarbij niet uit het oog mag worden verloren dat enkele acties worden voorgesteld met het oog op een voortdurende verbetering en nooit mogen worden beschouwd als voltooid.

19.

F4E is het gedeeltelijk eens met de opmerking aangezien de meeste procedures van gunning via onderhandeling waarover de auditor rapporteert, onder de drempel liggen van 50  000 euro, zoals is aangegeven in de voorschriften van de gemeenschappelijke onderneming. Zij mogen dan ook niet als uitzonderlijk worden beschouwd. Door de lage gemiddelde waarde van bedoelde procedures komen deze overeen met 44 % van de jaarlijkse operationele aankoopprocedures, maar met minder dan 15 % van de jaarlijkse vastleggingen. Daarom kan de gemeenschappelijke onderneming met behulp van procedures van gunning via onderhandeling voor kleinere contracten haar beperkte interne middelen vooral inzetten voor aanbestedingen met een hoge waarde/hoog risico, wat een gunstig risicobeperkend effect heeft. Het zeer kleine aantal voorstellen dat ontvangen wordt voor subsidieaanvragen, is vooral toe te schrijven aan twee factoren. Enerzijds houdt de bijzonder gespecialiseerde aard van de subsidies van F4E in dat deze enkel interEssant is voor een klein aantal aanvragers in Europa. Anderzijds leidt het succes van het Europese fusieprogramma bij het oprichten van een Europees onderzoeksdomein in combinatie met een minimale overlap en een nauwe samenwerking tussen teams die in één domein actief zijn, tot pan-Europese consortia die de meeste voorstellen doen naar aanleiding van oproepen van F4E.

20.

Over de geïdentificeerde zwakke punten zou F4E willen opmerken dat er reeds maatregelen worden getroffen om deze te verhelpen, zoals hieronder gedetailleerd staat beschreven.

 

Vooraankondigingen

In september 2012 heeft F4E richtsnoeren goedgekeurd met de verplichting om een vooraankondiging te publiceren voor grote contracten (geschatte contractwaarde van meer dan 10 miljoen euro) en voor contracten die door de ordonnateur als kritisch worden bestempeld. De gunningsprocedure, waarnaar de auditor verwijst, werd gelanceerd vóór deze procedure werd goedgekeurd.

 

Schatting van de contractwaarde

Wat de gunningsprocedure betreft, waarbij sprake was van een stijging met 32 % ten opzichte van de oorspronkelijke kostenraming, heeft F4E de auditors een gedetailleerde verklaring van de stijging verschaft, die vooral toe te schrijven is aan twee factoren: de benodigde tijd om de oorspronkelijke reikwijdte te bepalen, werd herzien en dit resulteerde in een groter tijdbestek, en daarnaast werd een aanvullend toepassingsgebied in het contract opgenomen.

Wat de beide andere gunningsprocedures betreft, werden de auditors de details betreffende de kostenverschillen voorgelegd. In het geval van de andere procedures, en dan vooral de inschrijvingsgroep 04 (TB04), erkent F4E dat de afstemming gecompliceerd was door de documenten in het aanbestedingsdossier. Dit is vooral het gevolg van de aard, de complexiteit en de voor zo’n contract voorziene bedragen, wat eerder aanleiding geeft tot grote aantallen documenten in het dossier dan tot ontbrekende of onvolledige informatie.

 

Door derden te leveren producten in openbare aanbestedingsprocedures

Om een adequate aanvaarding van producten van derden die helpen bij het toekennen van contracten te verzekeren en de coherentie en naleving van het regelgevingskader te waarborgen, zal F4E een controlelijst opmaken voor de formele en kwaliteitsaspecten waaraan moet worden beantwoord om het juiste gebruik van informatie van derden te waarborgen.

 

Contractwijzigingen

Het feit dat de ordonnateur van F4E de contractwijziging goedkeurde zonder een nieuwe aanbestedingsprocedure te starten, overeenkomstig artikel 100, lid 2, onder f) of g), van de uitvoeringsverordening van F4E, toont aan dat deze niet als substantieel werden beschouwd. Om alle twijfel weg te nemen, zal F4E evenwel in het formulier voor wijzigingsaanvragen bij de effectieve aanvraag voor een contractwijziging aan de ordonnateur i) een beschrijving opnemen van de historiek van het contract vooral met betrekking tot voorafgaande wijzigingen en ii) een specifieke beoordeling van de materialiteit van de voorgestelde wijziging aan het oorspronkelijke contract in het licht van vorige amendementen, voor zover die er zijn.

 

Personeelsleden die deelnemen aan de aanbestedingsprocedures en hun mandaat

Hoewel inderdaad op verzoek van het beoordelingscomité enkele personeelsleden zonder door de ordonnateur benoemd te zijn hun input hebben gegeven tijdens de evaluatie van aanbiedingen, als leden van het beoordelingscomité of als deskundigen die advies over specifieke aspecten van de aanbiedingen verstrekten, heeft dit geen negatieve impact gehad. Zoals de Rekenkamer zelf heeft aangegeven, hebben alle betrokken personeelsleden betrouwbaarheidverklaringen en verklaringen over afwezigheid van belangenverstrengeling ondertekend, zijn ze onderworpen aan het Personeelsstatuut en hebben ze enkel feitelijke input gegeven op verzoek van het beoordelingscomité. Alle betrokken personeelsleden werden geïdentificeerd in het gunningsdossier.

F4E werkt momenteel aan i) een procedure en een model voor het betrekken van interne deskundigen en ii) voor het definiëren van een onderhandelingsmandaat van de ordonnateur aan het beoordelingscomité, binnen vastgestelde grenzen.

 

Vertragingen bij afronding van de concurrentiegerichte dialoog

Zoals de dienst Interne Audit erkent in de controle van de concurrentiegerichte dialogen voor de aanbesteding van inschrijvingsgroep 03 — TB03, vervult F4E binnen de Europese instellingen een pioniersrol in de toepassing van dit type aanbestedingsprocedures, die beter geschikt zijn voor complexe markten zoals die voor TB04. De tijd die nodig is om de specificaties te finaliseren en te publiceren na afronding van de onderhandelingen, weerspiegelt de vereiste interne besluitvormingsprocedure gelet op de reikwijdte van het contract in termen van complexiteit en prijs; ook moet rekening worden gehouden met het kerstreces. Wat de termijn tot de ondertekening van het contract betreft, kan dit het gevolg zijn van het bovenstaande, maar meestal is dit een gevolg van de gecumuleerde vertraging met betrekking tot andere ITER-bouwopdrachten.

21.

F4E heeft geen aanvullende opmerkingen.

22.

In het geval van subsidies zijn er inderdaad definitieve controleresultaten in 2013 die reeds werden geïmplementeerd. Zelfs al ging het om slechts één enkele controle, toch dekte deze 21 % van het totaalbedrag aan bijdragen dat door F4E werd betaald voor subsidies voor de periode 2010-2013. Het eindverslag van de externe controleur werd de begunstigde meegedeeld en de resultaten zijn al doorgevoerd. Bij de drie controles die worden uitgevoerd in 2014, heeft de externe controleur een aanzienlijke werkachterstand en heeft F4E nog geen enkel verslag ontvangen (zelfs nog geen voorlopig verslag dat contractueel dient te worden toegezonden na afronding van het veldwerk).

Voor aanbestedingscontracten heeft de interne-auditcapaciteit (IAC) in 2013 de financiële, nalevings-, kwaliteits- en prestatieaspecten beoordeeld van vijf contracten onder het beheer van het projectteam Gebouwen en stroomvoorziening. De eerste ontwerpversie van het verslag werd de directeur op 28 maart 2014 voorgelegd. Na de contradictoire procedure en rekening houdend met de hoge technische en juridische complexiteit van enkele kwesties die de IAC in kaart heeft gebracht, werd de directeur op 30 september 2014 een definitief ontwerp voorgelegd. Niettemin willen wij erop wijzen dat al aan verscheidene, door de IAC vastgestelde zwakke punten wordt gewerkt.

23.

F4E is verheugd met de vooruitgang die geboekt werd met de betalingstermijnen voor de lidmaatschapsbijdrage, ondanks de incidenten die de Rekenkamer heeft aangestipt. Dit komt tot uiting in het feit dat van de 2,2 miljoen euro aan vertraagde bijdragen, er 1,7 miljoen slechts één dag te laat werd ontvangen, wat overeenstemt met de bijdrage van twee leden.

24.

F4E zou willen opmerken dat er geen ongeoorloofde vertragingen hebben plaatsgevonden. De nieuwe financiële kaderregeling trad in werking op 8 december 2013. F4E beoordeelde de wijzigingen die deze met zich bracht en de noodzaak om afwijkingen toe te staan, die van vitaal belang zijn voor de organisatie gezien haar specifieke operationele behoeften. Op basis van die evaluatie ontwikkelde F4E een voorstel tot wijziging/herwerking van haar financieel reglement en uitvoeringsvoorschriften met belangrijke afwijkingen. Zij presenteerde deze aan de raad van bestuur tijdens diens vergadering van juni 2014, die de belangrijke afwijkingen goedkeurde. De raad van bestuur komt twee keer per jaar bijeen en dit was na de inwerkingtreding van de financiële kaderregeling de eerste vergadering waarop F4E een voorstel kon indienen. Overeenkomstig artikel 5 van Beschikking 2007/198/Euratom van de Raad kan F4E nu alleen bij de Commissie een voorafgaand standpunt over haar financieel reglement indienen, aangezien de definitieve versie van het reglement eerst na de beoordeling van het standpunt van de Commissie de raad van bestuur in zijn eerstvolgende vergadering van december 2014 kan worden voorgelegd.

25.

F4E heeft geprobeerd bij het bedrijfsleven een zo breed mogelijk begrip en zo veel mogelijk steun te vinden voor de tenuitvoerlegging van dit beleid. Daarom vond in de loop van 2013 een raadplegingsproces plaats om input en, waar mogelijk, de instemming van het bedrijfsleven te krijgen voor een aantal praktische oplossingen. Hier zij benadrukt dat bij de goedkeuring van maatregelen voor de functionele tenuitvoerlegging van het beleid van intellectuele eigendom, de desbetreffende contractuele bepalingen in de contractuele activiteiten van F4E ook werden overgenomen. Dit gebeurde welbewust om F4E in staat te stellen het beleid toe te passen zonder enige verdere uitvoerings- of regelgevende maatregelen te moeten treffen. In elk geval werden enkele aanpassingen aangebracht in het besluitvormingsproces van F4E om ervoor te zorgen dat het nieuwe beleid naadloos aansluit bij de praktijken van F4E en ook wordt nageleefd.

26.

F4E zou willen benadrukken dat het resterende risico, dat verbonden is aan de exclusieve exploitatierechten buiten fusie, die geboden wordt aan haar contractanten, op doeltreffende wijze wordt gereduceerd door het feit dat zij als absolute regel het niet-exclusieve en overdraagbare recht behoudt om de intellectuele eigendom op het vlak van fusie te gebruiken. Er bestaat geen conflict tussen de exclusiviteit die verleend wordt voor niet-fusietoepassingen en de gedeelde rechten die gevraagd worden voor fusietoepassingen; door dit onderscheid wordt geen bijkomend risico gecreëerd. F4E zal er speciaal op toezien dat de grenzen van wat beschouwd zou worden als een fusietoepassing (die als minimum alle systemen, subsystemen en componenten omvatten die vallen binnen het toepassingsgebied van de ITER-overeenkomst) worden gedefinieerd met als doel een maximum aan duidelijkheid en transparantie ten aanzien van contractanten te verzekeren.

Daarnaast is F4E van oordeel dat deze benadering van rechten van intellectuele eigendom de concurrentie verhoogt, aangezien de contractuele voorwaarden aantrekkelijker zijn voor contractanten, wat bijdraagt tot kostenbeheersing en het verspreiden van onze aanwezigheid in heel Europa.

27.

F4E zou willen opmerken dat houders van intellectuele-eigendomsrechten er per definitie veel belang bij hebben ervoor te zorgen dat geen enkele verspreidingsactiviteit de bescherming van hun rechten belemmert. Dit is in het bijzonder het geval wanneer de contractant binnen zijn belangrijkste activiteitsdomeinen buiten fusie exclusieve exploitatierechten heeft. De mogelijkheid om een controledienst op te richten om inbreuken op de contractuele voorwaarden vast te stellen in geval een contractant ongeoorloofd publiceert, lijkt niet in verhouding te staan tot de omvang van het resterende risico en zou in de praktijk moeilijk toe te passen zijn.

28.

De regels rond het beheer van belangenconflicten met betrekking tot personeelsleden werd door de raad van bestuur goedgekeurd en werden op 1 juli 2014 van kracht. Binnen afzienbare tijd worden er uitvoeringsmaatregelen goedgekeurd (bv. over algemene opgaven van belangen, voorschriften na tewerkstelling). Er wordt momenteel een speciale database ontwikkeld voor algemene belangenopgaven.

29.

F4E heeft geen opmerkingen.

30.

F4E heeft geen opmerkingen.

31.

In de Gastheerschapsovereenkomst die in 2007 ondertekend werd tussen „Fusion and for Energy” en het Koninkrijk Spanje is inderdaad opgenomen dat Spanje uiterlijk drie jaar na de ondertekening van de overeenkomst F4E permanente kantoorruimte zal toewijzen. De overeenkomst voorziet ook dat het land tijdelijke kantoorruimte beschikbaar zal stellen totdat er een definitief gebouw beschikbaar komt.

Aangezien Spanje nog geen permanente kantoorruimte, zoals voorzien in de Gastheerschapsovereenkomst, heeft toegewezen en geweigerd heeft om aanvullende ruimte beschikbaar te stellen, werd de kwestie in december 2013 onder de aandacht van de raad van bestuur gebracht. In zijn conclusies:

erkende de raad van bestuur de moeilijke situatie waarmee F4E en haar personeel in de huidige tijdelijke kantoorruimten te kampen heeft en het belang voor de ontwikkeling van F4E en haar soepel functioneren om over een permanent gebouw te beschikken;

drong de raad van bestuur van F4E er bij Spanje op aan om de verplichtingen na te komen, zoals die staan uiteengezet in de Gastheerschapsovereenkomst en om F4E permanente kantoorruimten zo spoedig mogelijk ter beschikking te stellen. Bovendien besliste de raad van bestuur om diens voorzitter te vragen de Spaanse autoriteiten aan te schrijven en de bezorgdheid van de raad van bestuur tot uiting te brengen;

drong de raad van bestuur van F4E er bij Spanje op aan om gratis aanvullende tijdelijke kantoorruimte ter beschikking te stellen evenredig met het overeengekomen extra personeel van F4E totdat de permanente kantoorruimten beschikbaar zijn.

De conclusies van de raad van bestuur werden de Spaanse autoriteiten toegezonden met het dringende verzoek aandacht aan deze problemen te besteden en de raad van bestuur van F4E te informeren over de maatregelen die zij van plan zijn te treffen om aan hun verplichtingen te voldoen. De Spaanse autoriteiten antwoordden dat zij reeds alle ruimte ter beschikking hadden gesteld die in de Gastheerschapsovereenkomst was voorzien, en dat bijgevolg geen extra ruimte kan worden aangeboden. Bovendien verwezen zij naar de besprekingen die in 2010-2011 hebben plaatsgevonden over een mogelijk gebouw in de regio, waarvan later door zowel Spanje als door F4E werd afgezien. Ten slotte wezen zij erop dat er momenteel een zoekproces naar een nieuw gebouw gaande is en dat F4E binnenkort geïnformeerd zou worden. Ondanks de verklaringen van de Spaanse autoriteiten over de mogelijke vooruitgang bij het nemen van de beslissing over de permanente huisvesting, dient te worden onderstreept dat F4E nu al meer dan een jaar geen nieuws meer heeft ontvangen. Het verslag van de werkgroep, waarnaar Spanje verwijst, werd in september 2013 afgerond en sindsdien werd geen enkele actie ondernomen. In de recente brief van de Spaanse minister van Buitenlandse Zaken staat geen enkel element dat toelaat te geloven dat er enige daadwerkelijke vooruitgang wordt geboekt. Zoals reeds verscheidene malen gemeld aan de Spaanse autoriteiten en aan de raad van bestuur, is de kantoorruimte die de gemeenschappelijke onderneming momenteel ter beschikking staat niet voldoende en leidt tot toenemende problemen die F4E en haar personeel verhinderen in redelijke omstandigheden te werken. Gezien de niet geringe aanhoudende inspanningen om alle beschikbare functies in te vullen en het aantal vacatures te verminderen, verslechtert de situatie iedere maand. In een recente enquête onder het personeel van F4E, werden de werkomstandigheden aangehaald als een van de grootste problemen en zorgen.

32.

F4E heeft de meeste uitvoeringsvoorschriften die de Rekenkamer noemt reeds aangenomen — ouderschapsverlof, verlof om gezinsredenen, pensioenrechten, beoordeling van de directeur, rang en indeling in salaristrappen en deeltijdwerk. De voorschriften voor tijdelijke functionarissen werden begin 2013 ter goedkeuring voorgelegd aan de Commissie, maar deze gaf hierop nog geen antwoord, waardoor ze nog niet ter goedkeuring konden worden voorgelegd aan de raad van bestuur overeenkomstig artikel 110 van het Personeelsstatuut. Dit was ook het geval voor een aantal aanvullende ontwerpuitvoeringsvoorschriften die in 2013 ter goedkeuring werden ingediend bij de Commissie. Intussen werd de hervorming van het Personeelsstatuut op 1 januari 2014 van kracht, waardoor nieuwe aanpassingen noodzakelijk werden. F4E heeft reeds de noodzakelijke stappen ondernomen en verscheidene voorschriften van de Commissie voorgelegd aan haar raad van bestuur, die naar analogie dienen te worden toegepast, zoals bijgewerkte bepalingen rond deeltijdwerk en rang en indeling in salaristrappen, die na de hervorming noodzakelijk waren. Daarnaast vinden er, overeenkomstig het nieuwe artikel 110, consultaties over andere bepalingen plaats met het personeelscomité. Daarom verwachten we dat er in de loop van het jaar verdere vooruitgang zal worden geboekt, op voorwaarde dat de Commissie binnen een redelijke termijn antwoordt, zodat F4E eventueel aanvragen voor afwijkingen kan indienen. Tot slot werd met betrekking tot enkele regels — in het bijzonder het beroep op en de indienstneming van tijdelijke functionarissen en arbeidscontractanten, evaluatie en herclassificatie, onbetaald verlof voor arbeidscontractanten en tijdelijke functionarissen — met de Commissie overeengekomen om gebruik te maken van gemeenschappelijke modelbesluiten, die momenteel worden uitgewerkt door de permanente werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van agentschappen en van de Commissie.


16.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 452/58


VERSLAG

over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming

(2014/C 452/07)

INHOUD

 

Paragraaf

Bladzijde

Inleiding

1-5

59

Toelichting bij de betrouwbaarheidsverklaring

6

59

Betrouwbaarheidsverklaring

7-4

59

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

12

60

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

13

60

Opmerkingen over het begrotings- en financieel beheer

15-18

61

Begrotingsuitvoering

15

61

Multilaterale kaderovereenkomst (MFA)

16-18

61

Andere aangelegenheden

19-27

61

Rechtskader

19-20

61

Interne-auditfunctie en de dienst Interne Audit van de Commissie

21

61

Toezicht op en verslaglegging over de onderzoeksresultaten

22-23

61

Belangenconflicten

24

62

De tweede tussentijdse evaluatie van de Commissie

25-26

62

Follow-up van eerdere opmerkingen

27

62

INLEIDING

1.

De Gemeenschappelijke Onderneming Sesar (SJU), gevestigd te Brussel, werd in februari 2007 opgericht (1) voor het beheer van de technologische component van het Sesar-project (Single European Sky Air Traffic Management Research).

2.

Het Sesar-project beoogt de modernisering van de luchtverkeersbeveiliging (ATM) in Europa en is in drie fasen verdeeld:

a)

een „definitiefase” (2004-2007), geleid door de Europese Organisatie voor de Veiligheid van de Luchtvaart (Eurocontrol) en met cofinanciering uit de begroting van de Europese Unie via het programma voor het trans-Europese vervoersnetwerk. Het resultaat was het Europese „ATM-masterplan”, dat de inhoud van de nieuwe generatie ATM-systemen bepaalt en de ontwikkeling en ingebruikname ervan beschrijft;

b)

een uit twee termijnen bestaande „ontwikkelingsfase” (termijn 1: 2008-2016 gefinancierd uit de programmeringsperiode 2008-2013; termijn 2: 2017-2024, gefinancierd uit de programmeringsperiode 2014-2020), die wordt beheerd door de SJU, en leidt tot de totstandbrenging van nieuwe technologische systemen, bestanddelen en operationele procedures zoals bepaald in het Europese ATM-masterplan;

c)

een „stationeringsfase” (2014-2024), die zal worden geleid door het bedrijfsleven en belanghebbenden, voor de grootschalige productie en invoering van de nieuwe ATM-infrastructuur.

3.

De SJU was opgezet als publiek-privaat partnerschap. De oprichtende leden zijn de Europese Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, en Eurocontrol, vertegenwoordigd door haar agentschap. Na een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling werden 15 publieke en private ondernemingen uit de luchtvaartindustrie lid van de gemeenschappelijke onderneming. Hiertoe behoren vliegtuigfabrikanten, fabrikanten van grond- en boordapparatuur, verleners van luchtvaartnavigatiediensten en luchthavenautoriteiten.

4.

Het budget voor de ontwikkelingsfase van het Sesar-project bedraagt 2,1 miljard euro, dat in gelijke delen door de EU, Eurocontrol en de deelnemende publieke en private partners moet worden opgebracht. De bijdrage van de EU wordt betaald uit het zevende kaderprogramma voor onderzoek en het vervoerprogramma voor de trans-Europese netwerken. Ongeveer 90 % van de financiering door Eurocontrol en de andere belanghebbenden wordt in natura verstrekt.

5.

De Gemeenschappelijke Onderneming Sesar begon autonoom te werken op 10 augustus 2007.

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

6.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, toetsing van verrichtingen op het niveau van de gemeenschappelijke onderneming en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

7.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar, die bestaat uit de financiële staten (2) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (3) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar;

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen.

De verantwoordelijkheid van de leiding

8.

Overeenkomstig de artikelen 39 en 50 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (4) is de leiding verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen:

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het selecteren en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie (5) vastgestelde boekhoudregels en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van de gemeenschappelijke onderneming.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

9.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (6) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

10.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de interne beheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

11.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor de hiernavolgende oordelen.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

12.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming op alle materiële punten een getrouw beeld van haar financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen voor het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van haar financiële regeling en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

13.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

14.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGS- EN FINANCIEEL BEHEER

Begrotingsuitvoering

15.

De door de raad van bestuur vastgestelde definitieve begroting 2013 omvatte vastleggingskredieten ten belope van 64,3 miljoen euro en betalingskredieten ten belope van 105,4 miljoen euro. De bestedingsgraad bedroeg 99,6 % voor de vastleggingskredieten en 94,7 % voor de betalingskredieten.

Multilaterale kaderovereenkomst (MFA)

16.

Op 31 december 2013 bestond de ontwikkelingsfase van de JSU in projectwerkzaamheden door 16 leden (waaronder Eurocontrol) aan programma-activiteiten waarbij meer dan 100 particuliere en openbare instanties en onderaannemers waren betrokken. 333 van de 358 Sesar-programmaprojecten (93 %) in de derde MFA werden uitgevoerd of waren reeds voltooid.

17.

Van de 595 miljoen euro aan cofinancieringsbijdragen die volgens de derde MFA door de Europese Unie en Eurocontrol aan de andere 15 leden dienen te worden betaald, was 100 % op 31 december 2013 vastgelegd en 55 % (316 miljoen euro) uitbetaald, terwijl de resterende 45 % (279 miljoen euro) naar verwachting op 31 december 2016 zal zijn betaald.

18.

In 2013 sloot de gemeenschappelijke onderneming haar vierde MFA, die op 1 januari 2014 van kracht werd voor de resterende drie jaar van de levensduur van de gemeenschappelijke onderneming (7).

ANDERE AANGELEGENHEDEN

Rechtskader

19.

Op 13 december 2013 nam de raad van bestuur van de SJU, in overeenstemming met de Commissie, het financieel reglement van de SJU voor de programmeringsperiode 2014-2020 voorlopig aan krachtens Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie van 30 september 2013 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad, die in werking trad op 1 januari 2014.

20.

Het financieel reglement van de SJU is onderworpen aan de uit te brengen adviezen en het te nemen besluit van de Commissie, met name aangaande de voortzetting van afwijkingen ten aanzien van de financiering die in de vorige programmeringsperiode van kracht waren.

Interne-auditfunctie en de dienst Interne Audit van de Commissie

21.

In overeenstemming met het gecoördineerde strategische controleplan van de DIA/IAF voor de JSU voor 2012-2014 verrichtte de DIA een beperkte beoordeling van de sluitingsprocedure voor subsidiebeheerprojecten (8) en een risicobeoordeling van de informatietechnologie (IT), en verrichtte de IAF een nalevingsgerichte controle voor aanbestedingen en contractbeheer (9) en een beoordeling van de machtigingen voor de ABAC-workflow in 2013.

Toezicht op en verslaglegging over de onderzoeksresultaten

22.

In 2013 heeft de SJU haar beleid inzake de controle en verslaglegging van onderzoeksresultaten voortgezet door de publicatie op 31 mei 2013 van haar jaarverslag over de controle door de gemeenschappelijke onderneming van de uitvoering van de bepalingen inzake intellectueel eigendom in alle begrotingsjaren vóór 2013 en door de vaststelling, op 30 oktober 2013, door haar raad van bestuur van de samengestelde lijst met nieuwe informatie en de gerelateerde eigendomsstatus voor alle begrotingsjaren vóór 2013.

23.

Daarnaast verspreidde de SJU nieuwe onderzoekskennis door gedetailleerde informatie over producten en hun processen op het extranet van de relevante belanghebbenden te plaatsen en door samenvattende algemene gegevens over de producten uit 2013 in haar jaarlijks activiteitenverslag 2013 op te nemen.

Belangenconflicten

24.

De SJU heeft specifieke maatregelen getroffen om belangenconflicten te voorkomen ten aanzien van haar drie voornaamste belanghebbenden: de leden van de raad van bestuur, werknemers en deskundigen. Deze maatregelen zijn adequaat vastgelegd in een uitgebreide schriftelijke procedure die in 2012 is bijgewerkt.

De tweede tussentijdse evaluatie van de Commissie  (10)

25.

De tweede tussentijdse evaluatie van de Commissie werd tussen oktober 2013 en maart 2014 verricht; daarbij werd de gemeenschappelijke onderneming beoordeeld ten aanzien van de uitvoering van de verordening, werkmethoden, verkregen resultaten en algemene financiële situatie.

26.

Het verslag bevat twee belangrijke aanbevelingen: de eerste betreft de noodzaak om beter te voorzien in de specifieke informatie- en communicatiebehoeften van lidstaten, die verschillen van de meer technische behoeften van de leden van de gemeenschappelijke onderneming (11), en de tweede betreft de noodzaak om te blijven streven naar verbetering van de uitvoeringsgraad van de jaarlijkse doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming (zoals weergegeven in haar jaarlijks werkprogramma), die steeg van ongeveer 60 % in 2010 tot 82 % tegen eind 2012.

Follow-up van eerdere opmerkingen

27.

De verbeteringen op het gebied van de controle vooraf zijn doorgevoerd.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, vastgesteld te Luxemburg op haar vergadering van 21 oktober 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  Verordening (EG) nr. 219/2007 van de Raad van 27 februari 2007 betreffende de oprichting van een Gemeenschappelijke Onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie luchtverkeersbeveiligingssysteem (SESAR) (PB L 64 van 2.3.2007, blz. 1), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1361/2008 van de Raad (PB L 352 van 31.12.2008, blz. 12).

(2)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van belangrijke grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(3)  Deze omvatten de verslagen over de uitvoering van de begroting en een overzicht van begrotingsbeginselen en andere toelichtingen.

(4)  PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42.

(5)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(6)  Artikel 107 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013.

(7)  De vierde MFA voorziet in de i) verlaging van het aantal projecten naar 250, met name door fusies, teneinde de doelmatigheid in het projectbeheer te verbeteren, en ii) de toewijzing van 38 miljoen euro aan financiële middelen aan nieuwe operationele activiteiten en initiatieven, voornamelijk door vrijgekomen financiële middelen van bestaande operationele activiteiten als gevolg van gerealiseerde kostenbesparingen.

(8)  Het eindverslag van 21 oktober 2013 vermeldde de noodzaak van bewijs van uitgebreide technische beoordelingen met inbegrip van alle bronnen van zekerheid en de noodzaak van een consistent documentbeheersysteem.

(9)  Het eindverslag van 7 augustus 2013 vermeldde de noodzaak van verbeterde richtsnoeren over rollen, verantwoordelijkheden en grenzen van bevoegdheden, en de noodzaak tot het aannemen van een „procedure voor identificatie en opslag van te leveren producten”.

(10)  Tweede tussentijdse evaluatie van de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar (juni 2014).

(11)  Op basis van een enquête van de vertegenwoordigers van de lidstaten die zetelen in het Comité voor het gemeenschappelijke luchtruim („Single Sky Committee”), dat is opgericht om de Europese Commissie (DG MOVE) te ondersteunen bij de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim.


BIJLAGE

Gemeenschappelijke Onderneming Sesar (Brussel)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(artikelen 187 en 188 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma voorziet in een bijdrage van de Gemeenschap aan de oprichting van publiek-private partnerschappen voor een lange termijn in de vorm van gezamenlijke technologie-initiatieven, waaraan uitvoering kan worden gegeven met gemeenschappelijke ondernemingen in de zin van artikel 187 van het Verdrag.

Verordening (EG) nr. 219/2007 van de Raad betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar, zoals laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1361/2008 (PB L 352 van 31.12.2008).

Bevoegdheden van de gemeenschappelijke onderneming

(Verordening (EG) nr. 219/2007 van de Raad, zoals laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1361/2008)

Doelstellingen

De gemeenschappelijke onderneming heeft tot doel door coördinatie en concentratie van alle relevante onderzoek- en ontwikkelingsinspanningen in de EU te zorgen voor de modernisering van het Europese luchtverkeersbeveiligingssysteem. Zij is belast met de uitvoering van het ATM-masterplan, met name met de volgende taken:

in overeenstemming met het ATM-masterplan zorgen voor de organisatie en de coördinatie van de activiteiten van de Sesar-ontwikkelingsfase, zoals deze resulteerden uit de door Eurocontrol beheerde definitiefase van het project, door de publieke en de particuliere financiële middelen in één enkele structuur te bundelen en te beheren;

de nodige financiering voor de activiteiten van de Sesar-ontwikkelingsfase aantrekken, in overeenstemming met het ATM-masterplan;

de betrokkenheid van de belanghebbenden van de luchtverkeersbeveiligingssector in Europa garanderen; het gaat met name om: verleners van luchtvaartnavigatiediensten, luchtruimgebruikers, belangenorganisaties van beroepspersoneel, luchthavens, en de fabrikanten; evenals relevante wetenschappelijke instellingen of de relevante wetenschappelijke gemeenschap;

de technische onderzoeks-, ontwikkelings-, validerings- en studiewerkzaamheden organiseren die onder haar gezag moeten worden uitgevoerd en aldus versnippering van deze activiteiten voorkomen;

toezicht uitoefenen op de activiteiten met betrekking tot de ontwikkeling van naar behoren in het ATM-masterplan aangegeven gemeenschappelijke producten en, zo nodig, speciale openbare aanbestedingen organiseren.

Organisatie

(Verordening (EG) nr. 219/2007 van de Raad, zoals laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1361/2008)

Raad van bestuur

De raad van bestuur heeft tot taak:

a)

het door de Raad goedgekeurde ATM-masterplan, als bedoeld in artikel 1, lid 2, van de verordening vast te stellen en alle wijzigingsvoorstellen goed te keuren;

b)

de nodige richtsnoeren te geven en besluiten te nemen die nodig zijn voor de uitvoering van de ontwikkelingsfase van het Sesar-project en algemeen toezicht uit te oefenen op de uitvoering daarvan;

c)

het in artikel 16, lid 1, bedoelde werkprogramma en de jaarlijkse werkprogramma's van de gemeenschappelijke onderneming, alsmede de jaarlijkse begroting, met inbegrip van de personeelsformatie goed te keuren;

d)

een onderhandelingsmandaat te verlenen en te beslissen over de toetreding van nieuwe leden en over de bijbehorende, in artikel 1, lid 3, bedoelde lidmaatschapsovereenkomsten;

e)

toe te zien op de uitvoering van de overeenkomsten tussen de leden en de gemeenschappelijke onderneming;

f)

de uitvoerend directeur te benoemen en te ontslaan en het organogram goed te keuren en toe te zien op het functioneren van de uitvoerend directeur;

g)

te beslissen over de hoogte van de financiële bijdragen en de procedures voor de betaling daarvan en over de raming van de bijdragen in natura van de leden;

h)

het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming vast te stellen;

i)

de jaarrekeningen en de balans goed te keuren;

j)

het jaarverslag over de vorderingen in de ontwikkelingsfase van het Sesar-project en de financiële situatie bedoeld in artikel 16, lid 2, goed te keuren;

k)

te besluiten over de voorstellen aan de Commissie betreffende de verlenging en de ontbinding van de gemeenschappelijke onderneming;

l)

de voorwaarden vast te stellen voor verlening van toegangsrechten tot materiële en immateriële activa die het eigendom zijn van de gemeenschappelijke onderneming en voor de overdracht van deze activa;

m)

de regels en procedures vast te stellen voor het sluiten van de overeenkomsten die nodig zijn voor uitvoering van het ATM-masterplan, met inbegrip van specifieke procedures voor belangenverstrengeling;

n)

overeenkomstig artikel 24 besluiten te nemen over voorstellen aan de Commissie tot wijziging van de statuten;

o)

andere bevoegdheden uit te oefenen en andere functies op zich te nemen, met inbegrip van de eventuele oprichting van ondersteunende instellingen die nodig zijn voor de doeleinden van de ontwikkelingsfase van het Sesar-project;

p)

de regelingen ter uitvoering van artikel 8 aan te nemen.

Uitvoerend directeur

De uitvoerend directeur verricht zijn taken in alle onafhankelijkheid binnen de grenzen van de hem verleende bevoegdheden.

Interne controle

Intern controleur van de Europese Commissie.

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement, Europese Raad en de raad van bestuur van de GO.

In 2013 ter beschikking van de gemeenschappelijke onderneming gestelde middelen

Definitieve rekeningen 2013 van de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar

Begroting

8 4 1 41  537 euro voor vastleggingen

10 5 4 86  020 euro voor betalingen

Personeelsbestand per 31 december 2013

De operationele begroting 2013 voorziet in een lijst van het aantal ambten met 39 tijdelijke functionarissen en 3 gedetacheerde nationale deskundigen (GND). Het gaat dus in totaal om 42 posten, waarvan er eind 2013 41 bezet waren, net als in 2012:

30 tijdelijke personeelsleden, extern aangeworven,

6 door leden van de GO gedetacheerde personeelsleden overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 219/2007,

3 arbeidscontractanten,

2 GND’s.

Belast met:

uitvoerende taken: 26

administratieve en ondersteunende taken: 14

gemengde taken: 1

In 2013 geleverde producten en diensten

Zie het jaarlijks activiteitenverslag voor 2013 van de gemeenschappelijke onderneming op de website http://www.sesarju.eu/

Bron: Door de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar verstrekte gegevens.


ANTWOORDEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING

26.

Paragraaf 26 stelt dat het tweede tussentijdse evaluatieverslag van de Commissie twee belangrijke aanbevelingen bevat. Teneinde de lezer een volledige context te bieden en de volledige conclusie weer te geven, zou de SJU in dit verband willen toevoegen dat met betrekking tot de door de SJU behaalde resultaten de tweede tussentijdse beoordeling ook het volgende stelt: „De SJU heeft de meeste van de tussentijdse doelstellingen in het kader van het Sesar-programma bereikt. Tijdens de referentieperiode verbeterde de uitvoering van de jaarlijkse werkprogramma's. De SJU nam gepaste maatregelen om het jaarlijkse voltooiingspercentage te verbeteren, en de SJU wordt aanbevolen haar inspanningen ter verbetering van de mate van voltooiing van haar vermelde doelstellingen voort te zetten” (cf. Eindverslag, hoofdstuk 8 (Conclusies), punt III (Door de SJU behaalde resultaten)).

Bovendien wordt in de tweede tussentijdse beoordeling de volgende conclusie getrokken: „Over het algemeen heeft de SJU de haar toevertrouwde taken tijdens de beoordelingsperiode (2010-2012) doeltreffend aangepakt en op die manier aan het Sesar-programma bijgedragen. Uit de beoordeling blijkt dat de SJU functioneert conform de op haar toepasselijke regels en procedures. De SJU heeft blijk gegeven van een structuur die zich aan specifieke behoeften kan aanpassen” (cf. Eindverslag, hoofdstuk 8 (Conclusies), punt V (Algemene conclusie)).


16.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 452/67


VERSLAG

over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming

(2014/C 452/08)

INHOUD

 

Paragraaf

Bladzijde

Inleiding

1-5

68

Toelichting bij de betrouwbaarheidsverklaring

6

68

Betrouwbaarheidsverklaring

7-14

68

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

12

69

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

13

69

Opmerkingen over het begrotings- en financieel beheer

15-17

70

Uitvoering van de begroting

15

70

Oproepen tot het indienen van voorstellen

16-17

70

Andere aangelegenheden

18-26

70

Rechtskader

18

70

De interne-auditfunctie en de dienst Interne Audit van de Commissie

19-20

70

Toezicht op en verslaglegging over onderzoeksresultaten

21-23

70

Belangenconflicten

24-25

71

De tweede tussentijdse evaluatie van de Commissie

26

71

Inleiding

1.

De Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof (Gemeenschappelijke Onderneming FCH), gevestigd te Brussel, werd in mei 2008 opgericht (1) voor de periode tot 31 december 2017.

2.

De Gemeenschappelijke Onderneming FCH heeft onder meer tot doel, in overleg met de industrie en onderzoeksorganisaties onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratieactiviteiten in de lidstaten en met het zevende kaderprogramma (2) geassocieerde landen te ondersteunen en zich daarbij te richten op de ontwikkeling van markttoepassingen en daardoor extra inspanningen van de industrie te vergemakkelijken voor een snelle toepassing van brandstofcel- en waterstoftechnologieën (3).

3.

De oprichtende leden van de gemeenschappelijke onderneming zijn de Europese Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, en de European Fuel Cell and Hydrogen Joint Technology Initiative Industry Grouping (Europese Industriegroepering gezamenlijk technologie-initiatief brandstofcellen en waterstof). De Onderzoeksgroepering N.ERGHY werd lid in juli 2008.

4.

De maximale EU-bijdrage aan de Gemeenschappelijke Onderneming FCH ter dekking van de bedrijfskosten en onderzoeksactiviteiten bedraagt 470 miljoen euro uit de begroting van het zevende kaderprogramma, waarbij het deel dat bestemd is voor de bedrijfskosten niet hoger mag zijn dan 20 miljoen euro. De Industrie- en Onderzoeksgroeperingen zullen naar verwachting 50 % van de bedrijfskosten bijdragen en ook bijdragen aan de financiering van beleidsactiviteiten met bijdragen in natura (4) van de juridische entiteiten die deelnemen aan de activiteiten die minstens gelijk zijn aan de financiële bijdrage van de EU.

5.

De gemeenschappelijke onderneming werd financieel autonoom op 15 november 2010.

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

6.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, toetsing van verrichtingen op het niveau van de gemeenschappelijke onderneming en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

7.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof, die bestaat uit de financiële staten (5) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (6) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar, en

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

8.

Overeenkomstig de artikelen 33 en 43 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie (7) is de leiding verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen:

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het selecteren en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie (8) vastgestelde boekhoudregels en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van de gemeenschappelijke onderneming.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

9.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (9) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn.

10.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de interne beheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

11.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

12.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming op alle materiële punten een getrouw beeld van haar financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen voor het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van haar financiële regeling en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

13.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten jaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

14.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGS- EN FINANCIEEL BEHEER

Uitvoering van de begroting

15.

De door de raad van bestuur vastgestelde definitieve begroting 2013 omvatte vastleggingskredieten ad 74,5 miljoen euro en betalingskredieten ad 59,7 miljoen euro. De bestedingsgraad bedroeg 98,9 % voor de vastleggingskredieten en 56,7 % voor de betalingskredieten. Laatstgenoemd percentage is een gevolg van het uitstellen van de financiering van drie projecten.

Oproepen tot het indienen van voorstellen

16.

Per 31 december 2013 omvatte het programma van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 130 subsidie-overeenkomsten die voortvloeiden uit vijf jaarlijkse oproepen (2008-2012), terwijl er nog eens 21 subsidie-overeenkomsten worden verwacht op basis van de oproep 2013-1 die zich nog in de onderhandelingsfase bevindt, en naar schatting 5 tot 10 overeenkomsten zullen volgen uit de laatste oproep 2013-2.

17.

De in 2008, 2009, 2010, 2011 en 2012 georganiseerde oproepen tot het indienen van voorstellen leidden tot subsidieovereenkomsten met een totale waarde van 365 miljoen euro ofwel 81 % van de maximale EU-bijdrage aan de gemeenschappelijke onderneming voor onderzoeksactiviteiten ten bedrage van 452,5 miljoen euro. De overige 19 % waren bestemd voor de oproepen 2013-1 en 2013-2 (respectievelijk 64,5 miljoen euro en 23 miljoen euro), zodat de volledige benutting van de maximale EU-bijdrage verzekerd is.

ANDERE AANGELEGENHEDEN

Rechtskader

18.

De nieuwe Financiële Regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie werden aangenomen op 25 oktober 2012 en werden van kracht op 1 januari 2013 (10). De financiële modelregeling voor publiek-private partnerschapsorganen bedoeld in artikel 209 van de nieuwe Financiële Regels trad echter pas op 8 februari 2014 in werking (11). De financiële regeling van de gemeenschappelijke onderneming is op 30 juni 2014 aangepast op basis van deze wijzigingen.

Interne-auditfunctie en de dienst Interne Audit van de Commissie

19.

Overeenkomstig het gecoördineerd strategisch controleplan 2011-2013 van DIA/IAC voor de gemeenschappelijke onderneming verrichtte de interne-auditcapaciteit van FCH in de loop van 2013 één controle van het „Subsidiebeheer: onderhandeling, overeenkomstsluiting en voorfinanciering” alsook andere controle- en adviesdiensten en verleende het andere diensten op het gebied van kwaliteitsborging en advisering (12). In het eindverslag over het subsidiebeheer werd gewezen op de noodzaak om de subsidietoekenningstermijn en de termijn voor het afsluiten van de onderhandelingen te verkorten en om bepaalde aspecten van de procedure van de gemeenschappelijke onderneming voor controles van de financiële duurzaamheid te verduidelijken.

20.

De Gemeenschappelijke Onderneming FCH is, samen met de Gemeenschappelijke Ondernemingen Artemis, Clean Sky, Eniac en IMI, onderworpen aan een IT-risicobeoordeling over de gemeenschappelijke IT-infrastructuur die ze delen met de dienst Interne Audit van de Commissie (DIA) (13).

Toezicht op en verslaglegging over de onderzoeksresultaten van projecten

21.

Met het besluit voor het zevende kaderprogramma (KP7) (14) werd een monitoring- en rapportagesysteem ingevoerd dat betrekking heeft op de bescherming, verspreiding en overdracht van onderzoeksresultaten.

22.

In 2013 versterkte de Gemeenschappelijke Onderneming FCH haar eigen capaciteit voor toezicht op en verslaglegging over de onderzoeksresultaten van haar projecten en voor de beoordeling van haar programma-uitvoering door het inhuren van een functionaris voor kennisbeheer en -beleid. Tevens werd een nieuw ontwikkelde IT-applicatie Temonas (TEchnology MONitoring and ASsessment) ingevoerd om de resultaten van de voltooide projecten te analyseren en samen te vatten en werd op de website gerapporteerd over de eerste publieke foreground-producten van die projecten.

23.

De Gemeenschappelijke Onderneming FCH onderzoekt ook de mogelijkheid om voor deze monitoring het IT-systeem van de Commissie te benutten en om haar resultaatrapportage uit te bouwen overeenkomstig de opmerkingen in het jaarlijkse voortgangsverslag 2012 van de Commissie over de activiteiten van de gemeenschappelijke ondernemingen (15).

Belangenconflicten

24.

De Gemeenschappelijke Onderneming FCH heeft specifieke maatregelen getroffen om belangenconflicten te voorkomen ten aanzien van haar drie voornaamste belanghebbenden: leden van de raad van bestuur, deskundigen en werknemers.

25.

Die maatregelen worden vastgelegd in een alomvattende schriftelijke procedure die naar verwachting in de tweede helft van 2014 zal worden vastgesteld. Deze zal ook een duidelijke definitie bevatten van wat gezien wordt als een belangenconflict, een databank die regelmatig wordt bijgewerkt en alle informatie bevat die gerelateerd is aan belangenconflicten alsmede een proces voor het beheren ervan.

De tweede tussentijdse evaluatie van de Commissie  (16)

26.

De Commissie verrichtte haar tweede tussentijdse evaluatie van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH van november 2012 tot mei 2013. Het rapport bevatte verscheidene aanbevelingen aan de Gemeenschappelijke Onderneming FCH. Zo werd onder meer aanbevolen, meer middelen te besteden aan de activiteiten door administratieve functies te delen met andere gemeenschappelijke ondernemingen en/of opnieuw onder te brengen bij de Commissiediensten, de onderzoeksstrategie ter voortzetting van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH in Horizon 2010 meer toe te spitsen op de drie hoofdbeginselen (afstemming op het EU-beleid, terreinen waarop Europa leider is of kan worden, aanpassing aan veranderende behoeften van de sector) en het aanpassingsvermogen te versterken.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 21 oktober 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  Verordening (EG) nr. 521/2008 van de Raad van 30 mei 2008 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof (PB L 153 van 12.6.2008, blz. 1) zoals gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1183/2011 van de Raad van 14 november 2011 (PB L 302 van 19.11.2011, blz. 3).

(2)  Het zevende kaderprogramma, vastgesteld bij Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1), brengt alle onderzoeksgerelateerde EU-initiatieven samen onder één dak en speelt een cruciale rol bij de verwezenlijking van de doelstellingen voor groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid. Het is tevens een hoeksteen van de Europese onderzoeksruimte.

(3)  Ter informatie geeft de bijlage een overzicht van de bevoegdheden, activiteiten en beschikbare middelen van de gemeenschappelijke onderneming.

(4)  Overeenkomstig artikel 12, lid 3, van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 521/2008 betreffende de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming waarin het volgende wordt bepaald: „De exploitatiekosten van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH worden gedekt door de communautaire bijdrage en de bijdragen in natura van de juridische entiteiten die aan de activiteiten deelnemen. De bijdrage van de deelnemende juridische entiteiten is minstens even groot als de communautaire bijdrage.”.

(5)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva, een overzicht van belangrijke grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(6)  Deze omvatten de verslagen over de uitvoering van de begroting en een overzicht van begrotingsbeginselen en andere toelichtingen.

(7)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(8)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(9)  Artikel 185, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1).

(10)  Verordening (EG, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(11)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 110/2014 van de Commissie van 30 september 2013 tot vaststelling van de financiële modelregeling voor publiek-private partnerschapsorganen bedoeld in artikel 209 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 38 van 7.2.2014, blz. 2).

(12)  Bijvoorbeeld: jaarlijkse beoordeling van het niveau van de bijdragen in natura, advies over het proces van het jaarlijks activiteitenverslag en deelname aan de communicatiecampagnes van de gemeenschappelijke onderneming over financiële controles en andere controleaangelegenheden.

(13)  In het eindverslag van 22 november 2013 stond de behoefte beschreven om het IT-beveiligingsbeleid te formaliseren en om gedetailleerde procedures/controles op te nemen in toekomstige contracten met IT-dienstverleners.

(14)  Artikel 7 van Besluit nr. 1982/2006/EG bepaalt dat de Commissie voortdurend en systematisch toezicht houdt op de uitvoering van het zevende kaderprogramma en de specifieke programma's ervan, regelmatig verslag uitbrengt over dit toezicht en regelmatig de resultaten ervan verspreidt.

(15)  Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad. Jaarlijks voortgangsverslag over de activiteiten van het Gemeenschappelijk Technologie-initiatief en de gemeenschappelijke ondernemingen in 2012 (SWD(2013) 539 final).

(16)  Tweede tussentijdse evaluatie van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH in juli 2013.


BIJLAGE

Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof (Brussel)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(artikelen 187 en 188 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma voorziet in een bijdrage van de Unie voor de oprichting van publiek-private partnerschappen op lange termijn in de vorm van gezamenlijke technologie-initiatieven die zouden kunnen worden uitgevoerd via gemeenschappelijke ondernemingen in de zin van artikel 187 VWEU.

Verordening (EG) nr. 521/2008 van de Raad van 30 mei 2008 tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH, gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1183/2011 (PB L 302 van 19.11.2011, blz. 3).

Bevoegdheden van de gemeenschappelijke onderneming

zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 521/2008 van de Raad, gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1183/2011

Doelstellingen

De Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof draagt bij tot de uitvoering van het zevende kaderprogramma en met name van de thema’s „Energie”, „Nanowetenschappen, nanotechnologieën, materialen en nieuwe productietechnologieën”, „Milieu (met inbegrip van klimaatverandering)” en „Vervoer (met inbegrip van luchtvaart)” van het specifiek programma „Samenwerking”.

Zij is met name belast met:

a)

de opdracht om Europa wereldwijd een voortrekkersrol te laten spelen op het gebied van brandstofcel- en waterstoftechnologieën en de marktdoorbraak van deze technologieën mogelijk te maken, waarbij men commerciële marktkrachten de substantiële potentiële publieke voordelen laat aansturen;

b)

de gecoördineerde ondersteuning van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (OTD) in de lidstaten en met het zevende kaderprogramma geassocieerde landen (hierna „geassocieerde landen” te noemen) om markttekortkomingen te ondervangen; zij richt zich op de ontwikkeling van markttoepassingen en vergemakkelijkt daardoor extra inspanningen van de industrie voor een snelle toepassing van brandstofcel- en waterstoftechnologieën;

c)

de ondersteuning van de uitvoering van de OTD-prioriteiten van het JTI „brandstofcellen en waterstof”, met name door het toekennen van subsidies na vergelijkende uitnodigingen tot het indienen van voorstellen;

d)

de stimulering van verhoogde publieke en private onderzoeksinvesteringen in brandstofcel- en waterstoftechnologieën in de lidstaten en geassocieerde landen.

Organisatie

zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 521/2008 van de Raad, gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1183/2011

De organen van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH zijn:

 

1 —

De raad van bestuur

De raad van bestuur is het voornaamste besluitvormingsorgaan van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH.

 

2 —

De uitvoerend directeur

De uitvoerend directeur is belast met het dagelijks beheer van de gemeenschappelijke onderneming en is de wettige vertegenwoordiger ervan. Hij is verantwoording verschuldigd aan de raad van bestuur.

 

3 —

Het wetenschappelijk comité

Bestaat uit maximaal negen leden waarbij wordt gestreefd naar een evenwichtige vertegenwoordiging van expertise van wereldklasse uit de academische wereld, de industrie en toezichthouders. Het comité heeft de volgende taken:

a)

advies uitbrengen over de wetenschappelijke prioriteiten betreffende het voorstel voor het jaarlijkse en het meerjarig uitvoeringsplan;

b)

advies uitbrengen over de in het jaarlijkse activiteitenverslag beschreven wetenschappelijke prestaties;

c)

advies uitbrengen over de samenstelling van de comités voor collegiale toetsing.

De externe adviesorganen van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH zijn:

 

4 —

De groep vertegenwoordigers van de FCH-staten

De groep is samengesteld uit één vertegenwoordiger van elke lidstaat en geassocieerd land. Haar belangrijkste taken zijn het uitbrengen van advies over de vorderingen met het programma bij de Gemeenschappelijke Onderneming FCH, toezicht houden op de naleving en het bereiken van streefcijfers en coördinatie met nationale programma’s om overlappingen te voorkomen.

 

5 —

De algemene vergadering van belanghebbenden (AVB)

De AVB vormt een belangrijk communicatiekanaal betreffende de activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH en staat als zodanig open voor alle publieke en private belanghebbenden, internationale belangengroepen in de lidstaten, geassocieerde landen en derde landen. Zij wordt eenmaal per jaar bijeengeroepen. De AVB wordt geïnformeerd over de werkzaamheden van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH, en wordt verzocht haar opmerkingen kenbaar te maken.

De interne en externe auditors en de kwijtingverlenende autoriteit van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH zijn:

 

6 —

Interne audit

De manager interne audit van GO FCH (d.w.z. interne-auditcapaciteit — IAC);

de dienst Interne Audit van de Commissie (DIA).

 

7 —

Externe controle

Europese Rekenkamer.

 

8 —

Kwijtingverlenende autoriteit

Parlement, op aanbeveling van de Raad.

In 2013 ter beschikking van de gemeenschappelijke onderneming gestelde middelen

Definitieve rekeningen 2013 van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH

Begroting (vastleggingskredieten)

82,5 miljoen euro

Personeelsbestand per 31 december 2013

De lijst van het aantal ambten voor 2013 omvat 20 posten (18 tijdelijke functionarissen en 2 arbeidscontractanten), waarvan er eind 2013 17 waren bezet; deze personeelsleden verrichtten uitvoerende taken (12 VTE) en administratieve taken (5 VTE).

In 2013 geleverde producten en diensten

Zie het jaarlijks activiteitenverslag 2013 van de GO FCH: http://www.fch-ju.eu/page/documents

Bron: Door de Gemeenschappelijke Onderneming FCH verstrekte gegevens.


ANTWOORDEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING

19.

De Gemeenschappelijke Onderneming FCH heeft een actieplan uitgewerkt om gevolg te geven aan de aanbevelingen die de interne-auditcapaciteit had gedaan na de controle van het „Subsidiebeheer: onderhandeling, overeenkomstsluiting en voorfinanciering”. Een deel van de acties wordt uitgevoerd, terwijl de andere acties worden herzien in het kader van een bijwerking van het actieplan om rekening te houden met de gevolgen van de nieuwe juridische context en met name de nieuwe regels van Horizon 2020.

20.

De Gemeenschappelijke Onderneming FCH heeft een actieplan uitgewerkt om gevolg te geven aan de aanbevelingen uit de IT-risicobeoordeling van de dienst Interne Audit. Zij zal deze acties vóór het einde van 2014 uitvoeren.

26.

Momenteel wordt een ontwerp-actieplan herzien door een door de raad van bestuur opgezette werkgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van de leden (EC, NEW-IG, N.ERGHY), van de SRG (State Representative Group) en van het Programmabureau. Zodra deze herziening is afgerond, zal het plan tijdens de eerstvolgende vergadering van de raad van bestuur van de gemeenschappelijke onderneming worden voorgesteld.