ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 442

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

57e jaargang
10 december 2014


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Rekenkamer

2014/C 442/01

Samenvatting van de resultaten van de jaarlijkse controles van de Europese agentschappen en andere organen over 2013 door de Rekenkamer

1

2014/C 442/02

Verslag over de jaarrekening van het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap

18

2014/C 442/03

Verslag over de jaarrekening van het Bureau van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Bureau

28

2014/C 442/04

Verslag over de jaarrekening van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Bureau

35

2014/C 442/05

Verslag over de jaarrekening van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van het antwoord van het Centrum

42

2014/C 442/06

Verslag over de jaarrekening van de Europese Politieacademie betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van de Academie

51

2014/C 442/07

Verslag over de jaarrekening van het Communautair Bureau voor plantenrassen betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van het antwoord van het Bureau

61

2014/C 442/08

Verslag over de jaarrekening van het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur betreffende het begrotingsjaar 2013,vergezeld van het antwoord van het Agentschap

67

2014/C 442/09

Verslag over de jaarrekening van het Uitvoerend Agentschap voor concurrentievermogen en innovatie betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap

74

2014/C 442/10

Verslag over de jaarrekening van het Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en consumenten betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap

83

2014/C 442/11

Verslag over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap

93

2014/C 442/12

Verslag over de jaarrekening van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Bureau

102

2014/C 442/13

Verslag over de jaarrekening van de Europese Bankautoriteit betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van de Autoriteit

112

2014/C 442/14

Verslag over de jaarrekening van het Europees Centrum voor ziektepreventie en –bestrijding betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Centrum

123

2014/C 442/15

Verslag over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor chemische stoffen betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap

132

2014/C 442/16

Verslag over de jaarrekening van het Europees Milieuagentschap betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap

144

2014/C 442/17

Verslag over de jaarrekening van het Europees Bureau voor visserijcontrole betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Bureau

152

2014/C 442/18

Verslag over de jaarrekening van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van de Autoriteit

160

2014/C 442/19

Verslag over de jaarrekening van het Europees Instituut voor gendergelijkheid betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van het antwoord van het Instituut

167

2014/C 442/20

Verslag over de jaarrekening van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van de Autoriteit

174

2014/C 442/21

Verslag over de jaarrekening van het Europees Instituut voor innovatie en technologie betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Instituut

184

2014/C 442/22

Verslag over de jaarrekening van het Europees Geneesmiddelenbureau betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van het antwoord van het Bureau

193

2014/C 442/23

Verslag over de jaarrekening van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Centrum

201

2014/C 442/24

Verslag over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van het antwoord van het Agentschap

210

2014/C 442/25

Verslag over de jaarrekening van het Agentschap van de Europese Unie voor netwerk- en informatiebeveiliging betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap

217

2014/C 442/26

Verslag over de jaarrekening van het Pensioenfonds van Europol betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van het antwoord van het Fonds

228

2014/C 442/27

Verslag over de jaarrekening van het Europees Spoorwegbureau betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Bureau

232

2014/C 442/28

Verslag over de jaarrekening van het Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van het antwoord van het Agentschap

240

2014/C 442/29

Verslag over de jaarrekening van de Europese Autoriteit voor effecten en markten betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van de Autoriteit

247

2014/C 442/30

Verslag over de jaarrekening van de Europese Stichting voor opleiding betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van het antwoord van de Stichting

260

2014/C 442/31

Verslag over de jaarrekening van het Voorzieningsagentschap van Euratom betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap

267

2014/C 442/32

Verslag over de jaarrekening van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van de Stichting

275

2014/C 442/33

Verslag over de jaarrekening van Eurojust betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van Eurojust

282

2014/C 442/34

Verslag over de jaarrekening van de Europese Politiedienst betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van de Dienst

290

2014/C 442/35

Verslag over de jaarrekening van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Bureau

301

2014/C 442/36

Verslag over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap

308

2014/C 442/37

Verslag over de jaarrekening van het Europees GNSS-Agentschap betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap

318

2014/C 442/38

Verslag over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA) betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap

326

2014/C 442/39

Verslag over de jaarrekening van het Harmonisatiebureau voor de interne markt betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Bureau

332

2014/C 442/40

Verslag over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van het antwoord van het Agentschap

340

2014/C 442/41

Verslag over de jaarrekening van het Uitvoerend Agentschap onderzoek betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van het antwoord van het Agentschap

351

2014/C 442/42

Verslag over de jaarrekening van het Uitvoerend Agentschap voor het trans-Europees vervoersnetwerk betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap

358

NL

 


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Rekenkamer

10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/1


Samenvatting van de resultaten van de jaarlijkse controles van de Europese agentschappen en andere organen over 2013 door de Rekenkamer

(2014/C 442/01)

INHOUD

 

Paragraaf

Bladzijde

Inleiding

1-5

2

Toelichting bij de oordelen van de Rekenkamer

6

2

Controleresultaten

7-20

2

Oordelen over de betrouwbaarheid van de rekeningen

7-8

2

Oordelen over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9-11

3

Opmerkingen die niets afdoen aan de oordelen van de Rekenkamer

12-20

2

Opmerkingen over de betrouwbaarheid van de rekeningen

14

4

Opmerkingen over de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen

15

4

Opmerkingen over internebeheersingsmaatregelen

16

4

Opmerkingen over de begrotingsuitvoering

17-18

4

Overige opmerkingen

19

4

Follow-up van de opmerkingen van voorgaande jaren

20

4

Conclusies

21-23

4

BIJLAGE I —

Inkomsten (begrotingsramingen, vastgestelde rechten en ontvangen bedragen) en aantal formatieplaatsen van de agentschappen

6

BIJLAGE II —

In 2013 door de Rekenkamer gemaakte opmerkingen die niets afdeden aan haar oordeel

11

BIJLAGE III —

Follow-up van openstaande in 2011 en 2012 gemaakte opmerkingen die niets afdoen aan de oordelen van de Rekenkamer

15

INLEIDING

1.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft de Rekenkamer de jaarrekening (1) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening gecontroleerd voor 32 gedecentraliseerde agentschappen (2), 6 uitvoerende agentschappen, het Voorzieningsagentschap van Euratom, het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT) en het pensioenfonds van Europol (hierna: „agentschappen”). Bijlage I bevat nadere gegevens over de gecontroleerde agentschappen, hun begrotingen en personeel.

2.

Deze samenvatting verschaft een overzicht van de resultaten van de jaarlijkse controles van de agentschappen door de Rekenkamer met betrekking tot het begrotingsjaar 2013. Het doel ervan is om de analyse en vergelijking te vergemakkelijken van de 41 specifieke verslagen van de Rekenkamer over de jaarrekeningen 2013 van de agentschappen. De oordelen en opmerkingen van de Rekenkamer alsmede de antwoorden van de agentschappen zijn te vinden in deze specifieke verslagen. Deze samenvatting is geen controleverslag of -oordeel.

3.

Gedecentraliseerde agentschappen spelen een belangrijke rol bij de uitvoering van EU-beleid en verrichten met name taken van technische, wetenschappelijke, operationele en/of regelgevende aard. Zij hebben tot doel om het de Commissie mogelijk te maken zich te concentreren op beleidsvorming en om de samenwerking te versterken tussen de EU en nationale overheden door technische en specialistische deskundigheid van beide zijden te bundelen. Zij zijn door de hele EU heen gevestigd. Uitvoerende agentschappen staan de Commissie bij de uitvoering van uitgavenprogramma's van de Unie bij. Ze zijn voor een vaste periode opgericht en gevestigd op dezelfde locatie als de Commissie.

4.

De begroting van de agentschappen voor 2013 beliep ongeveer 2 miljard euro (2012: 1,6 miljard euro), ofwel circa 1,4 % van de algemene EU-begroting (2012: 1,2 %). Ongeveer 1 miljard euro is afkomstig van subsidies van de Europese Commissie en de rest betreft inkomsten uit vergoedingen en andere bronnen. De agentschappen hebben circa 6  500 (2012: 6  100) ambtenaren in vaste en tijdelijke dienst, ofwel 14 % (2012: 13 %) van het totale aantal EU-ambtenaren dat is toegestaan krachtens de algemene EU-begroting (lijst van het aantal ambten). Daarnaast werken ongeveer 2  900 andere personeelsleden voor de agentschappen (arbeidscontractanten of gedetacheerde personeelsleden).

5.

Terwijl het financiële risico met betrekking tot agentschappen relatief beperkt is in verhouding tot de totale EU-begroting, is het reputatierisico voor de Unie hoog: hun zichtbaarheid in de lidstaten is bijzonder groot en ze hebben een aanzienlijke invloed op het beleid en de besluitvorming en programma-uitvoering op gebieden van zeer groot belang voor de Europese burgers, namelijk gezondheid, veiligheid, vrijheid en justitie.

TOELICHTING BIJ DE OORDELEN VAN DE REKENKAMER

6.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat analytische controleprocedures, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de internebeheersingsmaatregelen van de agentschappen. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”. Vanwege de betrokken specifieke risico's werd bij de controle over 2013 met name gelet op de wettigheid en regelmatigheid van subsidieverrichtingen (in de 11 betrokken agentschappen, zie bijlage II) en op de daarmee verband houdende internebeheersingsmaatregelen. Bij de controle van de wervingsprocedures lag de nadruk op de follow-up van de bevindingen van voorgaande jaren.

CONTROLERESULTATEN

Oordelen over de betrouwbaarheid van de rekeningen

7.

De definitieve jaarrekeningen van alle agentschappen geven op alle materiële punten een getrouw beeld van hun financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van hun verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van de toepasselijke financiële reglementen en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

8.

Zonder iets af te doen aan het ten aanzien van eu-LISA gegeven oordeel, vestigt de Rekenkamer in de toelichtende paragraaf (3) de aandacht op de waardering van het Schengeninformatiesysteem (SIS II), het Visuminformatiesysteem (VIS) en Eurodac (systemen) in de rekeningen van het Agentschap. Het operationeel beheer van deze systemen werd in mei 2013 overgeheveld van de Commissie naar het Agentschap door middel van een niet-wisseltransactie en vormt de kerntaak van het Agentschap. Bij gebrek aan betrouwbare en volledige informatie over de totale ontwikkelingskosten ervan worden zij in de rekeningen van het Agentschap geboekt tegen de nettoboekwaarde volgens de boekhouding van de Commissie, en aan het eind van het jaar geactualiseerd. Deze waarden hebben hoofdzakelijk betrekking op hardware en kant-en-klare softwarecomponenten, en de kosten van ontwikkeling van software zijn daarin niet meegerekend.

Oordelen over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Evenals vorig jaar oordeelde de Rekenkamer dat de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekeningen voor het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig waren bij alle agentschappen behalve het EIT en Frontex (Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen).

10.

Voor het EIT werd een oordeel met beperking (4) afgegeven. Ondanks verdere verbeteringen in de verificaties voor- en achteraf door het Instituut werd er met betrekking tot de wettigheid en regelmatigheid van subsidieverrichtingen en met betrekking tot aanbestedingen een materieel foutenniveau geconstateerd dat echter niet van diepgaande invloed was.

11.

De Rekenkamer gaf ook een oordeel met beperking af voor Frontex. Er is nog steeds onvoldoende controle-informatie over de wettigheid en regelmatigheid van subsidieverrichtingen. Hoewel er uitgebreidere verificaties vooraf werd ingevoerd voor subsidieovereenkomsten die sinds juni 2013 zijn gesloten, hielden de meeste verrichtingen in 2013 verband met subsidieovereenkomsten die daarvoor waren gesloten. De mogelijke gevolgen zijn van materieel belang maar, in tegenstelling tot vorig jaar, niet meer van diepgaande invloed (5).

Opmerkingen die niets afdoen aan de oordelen van de Rekenkamer

12.

Zonder iets af te doen aan haar oordelen maakte de Rekenkamer in totaal 97 (2012: 123) opmerkingen met betrekking tot 35 agentschappen om de aandacht te vestigen op belangrijke zaken en aan te geven waar er ruimte voor verbetering is. Er werden opmerkingen gemaakt over de betrouwbaarheid van de rekeningen, de wettigheid en regelmatigheid van verrichtingen, internebeheersingsmaatregelen, de begrotingsuitvoering en andere zaken zoals goed financieel beheer. Na wervingsprocedures een aantal jaren nauwgezet te hebben gecontroleerd, gaf de Rekenkamer in 2013 follow-up aan haar bevindingen op dit gebied in voorgaande jaren (wat de daling van het aantal opmerkingen verklaart) (6).

Figuur 1

Aantal opmerkingen per categorie

Image

Bron: Specifieke verslagen over de jaarrekeningen 2013 van de agentschappen.

13.

Bijlage II bevat een overzicht van de opmerkingen die voor ieder van de agentschappen zijn gemaakt. Hieronder volgt een samenvatting van de meest gemaakte opmerkingen.

Opmerkingen over de betrouwbaarheid van de rekeningen

14.

Er werden vier opmerkingen met betrekking tot vier agentschappen gemaakt waarbij tekortkomingen aan de orde werden gesteld in de boeking van transitorische posten, de volledigheid van de toelichtingen bij de financiële staten, de boekhouding voor vaste activa en de aansluiting van leveranciersverklaringen aan het einde van het jaar. (Vorig jaar betroffen vijf van de zeven gemaakte opmerkingen niet-gevalideerde boekhoudsystemen; die zijn inmiddels gevalideerd door de accountants van de agentschappen.)

Opmerkingen over de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen

15.

De zeven opmerkingen betreffen zeven agentschappen. Zes ervan hebben betrekking op tekortkomingen in aanbestedingsprocedures, bijvoorbeeld op het gebied van transparantie van uitbestedingsprocedures, consistentie tussen de aankondiging van de opdracht en het bestek, de consistente toepassing van toelatings-/selectiecriteria, en de verlenging van kadercontracten. Vorig jaar werden evenveel opmerkingen gemaakt over aanbestedingsprocedures.

Opmerkingen over internebeheersingsmaatregelen

16.

De 17 opmerkingen (2012: 34) betreffen tien agentschappen (2012: 22). In vier gevallen (2012: vijf) hadden zij betrekking op tekortkomingen in de toepassing van internecontrolenormen, ofwel omdat die aan het einde van het jaar nog niet waren vastgesteld ofwel omdat ze wel waren vastgesteld maar slechts gedeeltelijk ten uitvoer waren gelegd, ofwel omdat er nog corrigerende maatregelen liepen. Een positieve ontwikkeling is de afname van het aantal opmerkingen over het beheer van vaste activa (van zeven in 2012 tot twee in 2013) en over subsidiebeheer (van vijf in 2012 tot twee in 2013).

Opmerkingen over de begrotingsuitvoering

17.

De meest gemaakte opmerking op dit gebied betreft nog steeds het hoge niveau van overdrachten van vastgelegde kredieten; dit werd opgemerkt ten aanzien van 24 (2012: 26) agentschappen. Hoewel een hoog niveau van overdrachten gewoonlijk in strijd met het begrotingsbeginsel van jaarperiodiciteit wordt geacht en kan wijzen op tekortkomingen in de begrotingsplanning en -uitvoering, is het vaak het gevolg van gebeurtenissen die (gedeeltelijk) buiten de controle van de agentschappen liggen (bv. aan het eind van het jaar nog niet ontvangen facturen of kostendeclaraties) of is het te rechtvaardigen door het meerjarige karakter van de activiteiten, de aanbestedingsprocedures of de projecten.

18.

In zeven gevallen (2012: negen) werd een hoog niveau van annuleringen van overdrachten uit voorgaande jaren geconstateerd. Dergelijke annuleringen wijzen erop dat de overdracht van kredieten plaatsvond op basis van overschatte behoeften of dat deze anderszins niet gerechtvaardigd was.

Overige opmerkingen

19.

Er waren 22 (2012: 27) overige opmerkingen die betrekking hadden op 15 agentschappen (2012: 20). Zes gingen over het ontbreken van zetelovereenkomsten met de gastlanden van de agentschappen en elf betroffen goed financieel beheer, bv.:

de hoogte van de betaalde toelagen voor wachtdienst,

agentschappen op meerdere locaties (zelfs binnen één lidstaat): waarschijnlijk kunnen de administratieve kosten worden verlaagd indien al het personeel centraal op één locatie wordt samengebracht,

bij een aantal agentschappen waren de kassaldi hoger dan op grond van operationele vereisten gerechtvaardigd was (in totaal 506 miljoen euro).

Follow-up van de opmerkingen van voorgaande jaren

20.

Uit bijlage III blijkt dat de corrigerende maatregelen voor de 192 eind 2012 openstaande opmerkingen in 2013 in 94 gevallen waren afgerond, in 47 gevallen nog liepen en in 5 gevallen nog af te handelen waren (voor 46 opmerkingen, vooral in verband met begrotingsoverdrachten, waren geen corrigerende maatregelen nodig).

CONCLUSIES

21.

Alle agentschappen stelden hun rekeningen op in overeenstemming met de bepalingen van de toepasselijke financiële reglementen en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

22.

De Rekenkamer concludeerde dat de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen bij alle agentschappen op twee na wettig en regelmatig waren. Er werden oordelen met beperking afgegeven voor het EIT en Frontex (met name in verband met subsidieverrichtingen).

23.

De agentschappen verbeterden hun procedures verder door corrigerende maatregelen te nemen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van voorgaande jaren. Toch is er veel ruimte voor verbetering, zoals blijkt uit het hoge aantal opmerkingen met betrekking tot 2013.


(1)  Deze bestaat uit de „financiële staten” en de „verslagen over de uitvoering van de begroting”.

(2)  De Commissie verleende het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA) op 22 mei 2013 financiële autonomie; in 2013 werd het voor het eerst door de Rekenkamer gecontroleerd.

(3)  Een toelichtende paragraaf wordt gebruikt om de aandacht van de lezer te vestigen op een zaak die geen afwijking van materieel belang in de rekeningen betreft maar voor de gebruikers wel van fundamenteel belang is voor een goed begrip van de rekeningen.

(4)  De Rekenkamer formuleert een oordeel met beperking wanneer de controleur voldoende en geschikte controle-informatie heeft verkregen en tot de conclusie komt dat er afwijkingen of gevallen van niet-naleving van materieel belang zijn, die echter niet van diepgaande invloed zijn op de jaarrekening of de onderliggende verrichtingen (zoals aangegeven in paragraaf 10). De Rekenkamer formuleert ook een oordeel met beperking indien de controleur niet in staat is voldoende en geschikte controle-informatie te verkrijgen als basis voor het oordeel, en de mogelijke gevolgen daarvan voor de jaarrekening of de onderliggende verrichtingen wel van materiaal belang maar niet van diepgaande invloed zijn (zoals aangegeven in paragraaf 11).

(5)  De Rekenkamer onthield zich van een oordeel met betrekking tot het begrotingsjaar 2012.

(6)  In 2013 maakte de Rekenkamer 3 opmerkingen inzake werving (2012: 17).


BIJLAGE I

Inkomsten (begrotingsraming, vastgestelde rechten en ontvangen bedragen) en aantal formatieplaatsen van de agentschappen

 

2013

2012

Agentschap

Toezichthoudend DG

Beleidsterrein

Begrote inkomsten (2)

(miljoen euro)

Wijziging in de begrote inkomsten

2013 t.o.v. 2012

Vastgestelde rechten (2)

(miljoen euro)

Ontvangen bedragen (2)

(miljoen euro)

Formatieplaatsen (3)

Wijziging van het aantal formatieplaatsen

2013 t.o.v. 2012

Begrote inkomsten (4)

(miljoen euro)

Vastgestelde rechten (4)

(miljoen euro)

Ontvangen bedragen (4)

(miljoen euro)

Formatieplaatsen (3)

Gedecentraliseerde agentschappen

 

 

 

 

 

 

 

 

Europees Geneesmiddelenbureau — EMA

SANCO

Gezondheid en consumenten

252

14 %

269

240

611

4 %

222

254

224

590

Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt — OHIM

MARKT

Interne markt en diensten

418

-3 %

189

189

861

11 %

429

176

176

775

Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart — EASA

MOVE

Mobiliteit en vervoer

151

1 %

125

125

692

9 %

150

116

115

634

Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen — Frontex

HOME

Binnenlandse zaken

94

4 %

92

92

153

7 %

90

76

76

143

Europese Politiedienst — Europol

HOME

Binnenlandse zaken

83

-1 %

83

83

457

0 %

84

83

83

457

Europese Autoriteit voor voedselveiligheid — EFSA

SANCO

Gezondheid en consumenten

76

-1 %

76

76

351

-1 %

77

77

77

355

Europees Agentschap voor maritieme veiligheid — EMSA

MOVE

Mobiliteit en vervoer

57

-3 %

58

56

213

0 %

59

54

53

213

Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding — ECDC

SANCO

Gezondheid en consumenten

58

0 %

59

59

198

-1 %

58

58

58

200

Vertaalbureau voor de organen van de EU — CdT

DGT

Vertaling

52

8 %

54

50

206

-6 %

48

49

45

220

Europees Milieuagentschap — EMA

ENV

Milieu

49

17 %

63

63

138

1 %

42

52

51

136

Europees orgaan voor de justitiële samenwerking — Eurojust

JUST

Justitie

32

-3 %

32

32

213

0 %

33

33

33

213

Europees Agentschap voor chemische stoffen — ECHA

ENTR

Ondernemingen en industrie

99

200 %

98

98

503

7 %

33

35

35

470

Europees Spoorwegbureau — ERA

MOVE

Mobiliteit en vervoer

26

0 %

26

26

143

-1 %

26

26

26

144

Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten — FRA

JUST

Justitie

22

5 %

22

22

78

4 %

21

21

21

75

Europese Bankautoriteit — EBA

MARKT

Interne markt en diensten

26

24 %

26

26

93

37 %

21

19

19

68

Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden — Eurofound

EMPL

Interne markt en diensten

21

0 %

21

21

101

0 %

21

21

21

101

Europese Stichting voor opleiding — ETF

EAC

Onderwijs en cultuur

20

-5 %

22

22

96

0 %

21

20

20

96

Europese Autoriteit voor effecten en markten — ESMA

MARKT

Interne markt en diensten

28

40 %

30

30

121

61 %

20

19

19

75

Europees Centrum voor ontwikkeling van de beroepsopleiding — Cedefop

EAC

Onderwijs en cultuur

19

0 %

18

18

100

-1 %

19

20

20

101

Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen — Eiopa

MARKT

Interne markt en diensten

19

19 %

18

18

80

16 %

16

14

14

69

Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving — EMCDDA

HOME

Binnenlandse zaken

16

0 %

16

16

84

0 %

16

16

16

84

Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk — EU-OSHA

EMPL

Interne markt en diensten

15

0 %

16

16

44

0 %

15

15

15

44

Communautair Bureau voor plantenrassen — CPVO

SANCO

Gezondheid en consumenten

14

8 %

13

13

48

4 %

13

13

13

46

Europees GNSS-Agentschap — GSA

ENTR

Ondernemingen en industrie

14

8 %

54

54

77

75 %

13

21

21

44

Europees Bureau voor visserijcontrole — EFCA

MARE

Maritieme zaken en visserij

9

-10 %

9

9

54

0 %

10

10

10

54

Europees Instituut voor gendergelijkheid — EIGE

JUST

Justitie

7

-13 %

8

8

30

0 %

8

8

8

30

Europese Politieacademie — Cepol

HOME

Binnenlandse zaken

8

0 %

9

9

28

0 %

8

9

9

28

Agentschap van de Europese Unie voor netwerk- en informatiebeveiliging — Enisa

CONNECT

Communicatienetwerken, inhoud en technologie

10

25 %

10

9

47

0 %

8

8

8

47

Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators — ACER

ENER

Energie

12

71 %

12

12

49

14 %

7

7

7

43

Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken — EASO

HOME

Binnenlandse zaken

11

57 %

10

10

45

18 %

7

2

2

38

Bureau van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie — Berec

CONNECT

Communicatienetwerken, inhoud en technologie

4

33 %

4

4

16

0 %

3

3

3

16

Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige informatiesystemen op het gebied van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht — eu-LISA

HOME

Binnenlandse zaken

34

 

19

19

120

Financieel autonoom sinds 2013

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Uitvoerende agentschappen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur — EACEA

EAC

Onderwijs en cultuur

51

2 %

52

52

105

2 %

50

50

50

103

Uitvoerend Agentschap onderzoek — REA

RTD

Onderzoek en innovatie

47

2 %

47

47

140

9 %

46

47

47

128

Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad — ERCEA

RTD

Onderzoek en innovatie

40

3 %

40

40

100

0 %

39

39

39

100

Uitvoerend Agentschap voor concurrentievermogen en innovatie — EACI

ENER

Energie

16

0 %

16

16

37

0 %

16

17

17

37

Uitvoerend Agentschap voor het trans-Europees vervoersnetwerk — TEN-TEA

MOVE

Mobiliteit en vervoer

10

0 %

10

10

33

0 %

10

10

10

33

Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en consumenten — EAHC

SANCO

Gezondheid en consumenten

7

0 %

7

7

12

0 %

7

7

7

12

Andere organen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het Europees Instituut voor innovatie en technologie — EIT

EAC

Onderwijs en cultuur

99

27 %

97

97

34

21 %

78

77

77

28

Voorzieningsagentschap van Euratom (1)EURATOM

ENER & RTD

Energie en onderzoek en innovatie

0,1

0 %

0,1

0,1

25

0 %

0,1

0,1

0,1

25

Pensioenfonds van Europol — EPF

HOME

Administratieve uitgaven van Europol

n.v.t.

 

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

 

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Totaal

 

 

2  026

10 %

1  830

1  794

6  536

8 %

1  844

1  582

1  545

6  075

 

 

2013

2012

 

Aandeel subsidie van de Commissie in de inkomsten van de agentschappen:

 

51,9 %

64,0 %

 

De begrote inkomsten van de agentschappen in verhouding tot de algemene EU-begroting:

 

1,4 %

1,4 %

 

Formatie van de agentschappen in vergelijking tot het totaal onder de algemene EU-begroting:

 

14,0 %

13,1 %


(1)  Het Voorzieningsagentschap van Euratom is niet geconsolideerd in de jaarrekening van de EU.

(2)  Volgens de voorlopige geconsolideerde jaarrekening 2013 van de EU.

(3)  Alleen EU-ambtenaren met een vaste of tijdelijke aanstelling (AD en AST) volgens de lijst van het aantal ambten. Daarnaast werken er ongeveer 2  880 personen voor EU-agentschappen op basis van tijdelijke of detacheringscontracten.

(4)  Volgens de definitieve geconsolideerde jaarrekening 2012 van de EU (aangepast voor het HBIM).


BIJLAGE II

In 2013 door de Rekenkamer gemaakte opmerkingen die niets afdeden aan haar oordeel

 

Totaalaantal opmerkingen

Betrouwbaarheid van de rekeningen

Wettigheid/regelmatigheid van verrichtingen

Internebeheersingsmaatregelen

Begrotingsuitvoering

Overige opmerkingen

Tekortkomingen in aanbestedingsprocedures

Overige

Internecontrolenormen niet volledig ten uitvoer gelegd

Gebrekkige controles ten aanzien van vaste activa/inventarisatie

Gebrekkige controles ten aanzien van subsidies

Overige

Hoge overdrachten

Hoge begrotingsoverschrijvingen

Hoog aantal annuleringen van overdrachten uit 2012

Onvoldoende vastleggingen

Overige

Werving

Goed financieel beheer

Geen zetelovereenkomst met de lidstaat

Overige

1

ACER — Ljubljana

3

 

 

 

 

 

 

 

X

 

 

 

X

 

X

 

 

2

BEREC — Riga

2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X

 

 

 

X

 

 

3

CdT — Luxemburg

4

 

X

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

X

X

 

4

Cedefop — Thessaloniki  (1)

0

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5

Cepol — Bramshill  (1)

3

 

 

 

 

 

 

 

X

 

X

 

 

X

 

 

 

6

EFCA — Vigo

1

 

 

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

 

 

7

CPVO — Angers

1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

8

EACEA — Brussel

1

 

 

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

 

 

9

EACI — Brussel

1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

10

EAHC — Luxemburg

3

 

 

 

 

 

 

 

X

 

X

X

 

 

 

 

 

11

EASA — Keulen

3

 

X

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

X

 

12

EASO — Valletta  (1)

6

X

 

 

X

 

 

X

X

 

 

 

X

X

 

 

 

13

EBA — Londen

2

 

 

 

 

 

 

 

X

 

 

X

 

 

 

 

 

14

ECDC — Stockholm  (1)

4

 

X

 

 

 

 

 

X

 

X

X

 

 

 

 

 

15

ECHA — Helsinki

2

 

 

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

 

X

16

EEA — Kopenhagen  (1)

1

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

17

EFSA — Parma  (1)

3

 

 

 

X

 

X

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

18

EIGE — Vilnius

1

 

 

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

 

 

19

Eiopa — Frankfurt

4

 

 

 

X

 

 

XX

X

 

 

 

 

 

 

 

 

20

EIT — Boedapest  (1)

4

 

 

X

 

 

 

 

X

 

X

X

 

 

 

 

 

21

EMA — Londen

0

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

22

EMCDDA — Lissabon  (1)

1

 

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

23

EMSA — Lissabon

0

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

24

Enisa — Heraklion

4

 

 

 

 

 

 

 

X

 

 

X

 

 

XX

 

 

25

ERA — Valenciennes

5

 

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

X

X

X

X

26

ERCEA — Brussel

0

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

27

ESMA — Parijs

4

 

 

 

 

 

 

 

X

X

 

 

 

 

XX

 

 

28

ETF — Turijn

1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X

 

 

29

eu-LISA — Tallinn

8

 

 

 

X

X

 

 

 

 

 

 

XXXX

 

X

X

 

30

EU-OSHA — Bilbao

1

 

 

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

 

 

31

Euratom — Luxemburg

2

X

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

32

Eurofound — Luxemburg

4

X

 

 

 

X

 

 

X

 

 

 

 

 

 

X

 

33

Eurojust — Den Haag  (1)

2

 

 

 

 

 

 

 

X

X

 

 

 

 

 

 

 

34

Europol — Den Haag

2

 

X

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

 

 

35

EPF — Den Haag

0

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

36

FRA — Wenen

1

 

 

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

 

 

37

Frontex — Warschau  (1)

5

X

 

 

 

 

 

 

X

X

 

 

X

 

 

X

 

38

GSA — Praag  (1)

2

 

X

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

 

 

39

OHIM — Alicante

3

 

 

 

 

 

 

 

X

 

X

 

 

 

X

 

 

40

REA — Brussel

0

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

41

TEN-TEA — Brussel

3

 

 

 

 

 

 

XX

X

 

 

 

 

 

 

 

 

Subtotalen:

97

4

6

1

4

2

2

9

24

3

7

6

7

3

11

6

2

Totalen:

4

7

17

47

22

 

 

4 %

7 %

18 %

48 %

23 %


(1)  Subsidiebeheer


BIJLAGE III

Follow-up van openstaande in 2011 en 2012 gemaakte opmerkingen die niets afdoen aan de oordelen van de Rekenkamer

 

 

Totaal

Afgerond

Loopt nog

Nog af te handelen

N.v.t.

 

Gedecentraliseerde agentschappen

 

 

 

 

 

1.

Europees Geneesmiddelenbureau — EMA

8

4

1

 

3

2.

Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt — OHIM

5

2

 

 

3

3.

Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart — EASA

5

3

 

 

2

4.

Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie — Frontex

10

4

6

 

 

5.

Europese Politiedienst — Europol

14

10

1

 

3

6.

Europese Autoriteit voor voedselveiligheid — EFSA

6

3

1

 

2

7.

Europees Agentschap voor maritieme veiligheid — EMSA

6

3

2

 

1

8.

Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding — ECDC

3

 

1

 

2

9.

Vertaalbureau voor de organen van de EU — CdT

2

 

2

 

 

10.

Europees Milieuagentschap — EMA

1

 

1

 

 

11.

Europees Orgaan voor de justitiële samenwerking — Eurojust

4

2

1

 

1

12.

Europees Agentschap voor chemische stoffen — ECHA

4

2

 

 

2

13.

Europees Spoorwegbureau — ERA

6

3

3

 

 

14.

Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten — FRA

3

2

 

 

1

15.

Europese Bankautoriteit — EBA

7

5

1

 

1

16.

Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden — Eurofound

0

 

 

 

 

17.

Europese Stichting voor opleiding — ETF

1

 

 

 

1

18.

Europese Autoriteit voor effecten en markten — ESMA

13

4

6

0

3

19.

Europees Centrum voor ontwikkeling van de beroepsopleiding — Cedefop

5

4

 

 

1

20.

Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen — Eiopa

6

4

 

1

1

21.

Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving — EMCDDA

6

2

4

0

 

22.

Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk — EU-OSHA

4

3

1

 

 

23.

Communautair Bureau voor plantenrassen — CPVO

3

1

2

 

 

24.

Europees GNSS-Agentschap — GSA

3

2

 

 

1

25.

Europees Bureau voor visserijcontrole — EFCA

3

2

 

 

1

26.

Europees Instituut voor gendergelijkheid — EIGE

4

2

2

 

 

27.

Europese Politieacademie — Cepol

10

2

4

1

3

28.

Agentschap van de Europese Unie voor netwerk- en informatiebeveiliging — Enisa

2

1

1

 

 

29.

Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators — ACER

7

5

2

 

 

30.

Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken —- EASO

12

2

1

1

8

31.

Bureau van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie — Berec

14

11

3

 

 

32.

Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige informatiesystemen op het gebied van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht — eu-LISA  (1)

 

 

 

 

 

 

Uitvoerende agentschappen

 

 

 

 

 

33.

Uitvoerend Agentschap Onderwijs, audiovisuele media en cultuur — EACEA

1

 

 

 

1

34.

Uitvoerend Agentschap Onderzoek -—REA

2

1

 

 

1

35.

Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad — ERCEA

0

 

 

 

 

36.

Uitvoerend Agentschap voor concurrentievermogen en innovatie — EACI

2

2

 

 

 

37.

Uitvoerend Agentschap voor het trans-Europees vervoersnetwerk — TEN-TEA

1

 

 

 

1

38.

Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en consumenten — EAHC

3

 

 

 

3

 

Andere organen

 

 

 

 

 

39.

Het Europees Instituut voor innovatie en technologie — EIT

3

2

1

 

 

40.

Voorzieningsagentschap van Euratom — Euratom

2

1

 

1

 

41.

Pensioenfonds van Europol — EPF

1

 

 

1

 

Totalen

192

94

47

5

46


(1)  Agentschap voor het eerst gecontroleerd in 2013, derhalve geen opmerkingen uit 2012 om naar te verwijzen.


10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/18


VERSLAG

over de jaarrekening van het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap

(2014/C 442/02)

INLEIDING

1.

Het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (hierna: „Agentschap” ofwel „ACER”), gevestigd te Ljubljana, werd opgericht bij Verordening (EG) nr. 713/2009 van het Europees Parlement en de Raad (1). Het Agentschap heeft voornamelijk tot taak om de nationale regulerende instanties bij te staan bij het op EU-niveau uitoefenen van de door hen in de lidstaten vervulde reguleringstaken, en zo nodig hun optreden te coördineren. In het kader van de REMIT-verordening (2) heeft het Agentschap — samen met de nationale regulerende instanties — bijkomende nieuwe verantwoordelijkheden gekregen ten aanzien van het toezicht op de Europese groothandelsmarkt voor energie (3).

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van het Agentschap. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van het Agentschap, die bestaat uit de financiële staten (4) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (5) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar, en

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van het Agentschap, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (6):

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van het Agentschap omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (7) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van het Agentschap goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van het Agentschap.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (8) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van het Agentschap geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van het Agentschap op alle materiële punten een getrouw beeld van zijn financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van zijn verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van zijn financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

10.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGSBEHEER

11.

Het Agentschap heeft 1,9 miljoen euro ofwel 56 % van de totale vastgelegde kredieten van titel II (gebouwen van het Agentschap en bijbehorende kosten) overgedragen; deze overgedragen kredieten betreffen voornamelijk de uitvoering van de REMIT-verordening. Dit is een operationele, meerjarige activiteit en had moeten zijn begroot onder titel III, een fout die is gecorrigeerd in latere vastleggingskredieten.

12.

Het Agentschap heeft bovendien — ook in verband met de uitvoering van de REMIT-verordening — 3,1 miljoen euro ofwel 91 % van de totale vastgelegde kredieten van titel II overgedragen. Het uitzonderlijk hoge percentage overdrachten voor titel III is hoofdzakelijk het gevolg van een bijkomende financiering ten belope van circa 3 miljoen euro ontvangen op grond van een begrotingswijziging van 31 oktober 2013.

OVERIGE OPMERKINGEN

13.

Aan het einde van het jaar bezat het Agentschap 5,5 miljoen euro aan kasmiddelen, waarvan ongeveer 3 miljoen euro in verband met de late begrotingswijziging (zie paragraaf 12). Niettemin was het gemiddelde kassaldo in de loop van het jaar aanzienlijk hoger dan door operationele vereisten gerechtvaardigd was.

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN VOORGAANDE JAREN

14.

Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van voorgaande jaren.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 8 juli 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 211 van 14.8.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 326 van 8.12.2011, blz. 1), die het Agentschap een belangrijke rol toebedeelt in het toezicht op de groothandelsmarkt voor energie in heel Europa.

(3)  Ter informatie geeft bijlage II een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van het Agentschap.

(4)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(5)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(6)  Zie de artikelen 39 en 50 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).

(7)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(8)  Artikel 107 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013.


BIJLAGE I

Follow-up van de opmerkingen van voorgaande jaren

Jaar

Opmerking van de Rekenkamer

Stand van de corrigerende maatregel

(Afgerond/Loopt nog/Nog af te handelen/N.v.t.)

2011

Het hoge bedrag aan ongebruikte kredieten en overdrachten alsmede het lage bedrag aan betalingen wijzen op tekortkomingen in de begrotingsplanning en -uitvoering en is in strijd met het begrotingsbeginsel van jaarperiodiciteit.

Afgerond

2011

De transparantie van de wervingsprocedures is voor verbetering vatbaar. Zo werd in kennisgevingen van vacature het maximumaantal kandidaten dat op de reservelijst kon worden geplaatst, niet aangegeven en werd niet gewezen op de mogelijkheid om bezwaar aan te tekenen. Bovendien waren de vragen voor de schriftelijke toetsingen en de sollicitatiegesprekken alsmede de weging ervan niet vastgesteld voordat de sollicitaties werden onderzocht.

Afgerond

2012

Ter dekking van het hogere schoolgeld verleent het Agentschap aan personeelsleden met kinderen op de lagere of middelbare school een extra toelage bovenop de in het Statuut vastgelegde onderwijstoelage (1). De extra toelagen over 2012 bedroegen in totaal ongeveer 23  000 euro. Deze bedragen vallen niet onder het Statuut en zijn dus onregelmatig.

Afgerond

2012

Het Agentschap heeft 1,7 miljoen euro aan vastgelegde kredieten van titel II van zijn begroting (gebouwen van het Agentschap en bijbehorende kosten) overgedragen, ofwel 81 % van de totale vastgelegde kredieten van titel II. Deze overdrachten betreffen voornamelijk de nog lopende uitvoering van de REMIT-verordening. Aangezien deze uitvoering verband houdt met de beleidsactiviteiten van het Agentschap, hadden de middelen moeten zijn begroot onder titel III.

Afgerond

2012

In 2012 deed het Agentschap 20 begrotingsoverschrijvingen van ongeveer 1 miljoen euro betreffende 43 begrotingsonderdelen. Dit wijst op gebreken in de begrotingsplanning.

Afgerond

2012

Aan het eind van het jaar bezat het Agentschap 4,2 miljoen euro aan kasmiddelen, inclusief het begrotingsoverschot van 2011 ad 1,6 miljoen euro dat voortvloeide uit een overmatige afroeping van middelen in 2011 en in januari 2013 werd teruggevorderd door de Commissie. Dit is in strijd met een strikt kasmiddelenbeheer.

Loopt nog

2012

De gecontroleerde wervingsprocedures vertoonden tekortkomingen wat betreft de doorzichtigheid en gelijke behandeling van de kandidaten: de vragen voor de sollicitatiegesprekken en de tests waren niet vastgesteld voordat de sollicitaties werden onderzocht. De voorwaarden voor toelating tot de schriftelijke tests en sollicitatiegesprekken en voor opname in de lijst van geschikte kandidaten waren niet gedetailleerd genoeg beschreven en de getroffen maatregelen om de anonimiteit van kandidaten tijdens schriftelijke tests te verzekeren, waren ontoereikend.

Loopt nog


(1)  Artikel 3 van bijlage VII voorziet in tweemaal de basistoelage van 252,81 euro = 505,62 euro.


BIJLAGE II

Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (Ljubljana)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(artikel 114 (oud artikel 95 VEG) en artikel 194 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de gewone wetgevingsprocedure en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité de maatregelen vast inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die de instelling en de werking van de interne markt betreffen.

In het kader van de totstandbrenging en de werking van de interne markt en rekening houdend met de noodzaak om het milieu in stand te houden en te verbeteren, is het beleid van de Unie op het gebied van energie, in een geest van solidariteit tussen de lidstaten, erop gericht:

a)

de werking van de energiemarkt te waarborgen;

b)

de continuïteit van de energievoorziening in de Unie te waarborgen;

c)

energie-efficiëntie, energiebesparing en de ontwikkeling van nieuwe en duurzame energie te stimuleren, en

d)

de interconnectie van energienetwerken te bevorderen.

Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de gewone wetgevingsprocedure de maatregelen vast die noodzakelijk zijn om deze doelstellingen te verwezenlijken. Deze maatregelen worden vastgesteld na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en van het Comité van de Regio’s.

Bevoegdheden van het Agentschap

(zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 713/2009 van het Europees Parlement en de Raad; Verordening (EU) nr. 838/2010 van de Commissie; Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad)

Doelstellingen

Het doel van het Agentschap is de nationale regulerende instanties bij te staan bij het op EU-niveau uitoefenen van de in de lidstaten vervulde reguleringstaken, en zo nodig hun optreden te coördineren.

Taken

Aanvullen en coördineren van het werk van de nationale regulerende instanties;

deelnemen aan het instellen van Europese netvoorschriften;

onder bepaalde omstandigheden individuele besluiten nemen inzake de voorwaarden voor toegang tot en de operationele veiligheid van grensoverschrijdende infrastructuur;

Europese instellingen van advies dienen inzake diverse vraagstukken op het gebied van energie;

toezicht houden op ontwikkelingen op de energiemarkten en daarover rapporteren;

een voorstel aan de Commissie van de EU formuleren betreffende het jaarlijkse bedrag van de vergoeding voor de grensoverschrijdende infrastructuur voor de ITC-mechanismen;

samenwerken met de nationale regulerende instanties, ESMA, bevoegde financiële autoriteiten van de lidstaten en in voorkomend geval met nationale mededingingsautoriteiten om toezicht te houden op de groothandelsmarkten voor energie;

de werking en transparantie van verschillende categorieën van markten en vormen van handel evalueren;

de Commissie aanbevelingen doen ten aanzien van marktvoorschriften, transactiedocumenten, handelsorders, normen en procedures die de marktintegriteit en de werking van de interne markt zouden kunnen verbeteren;

de nationale regulerende instanties bijstaan bij het beoordelen van de consequente toepassing van de criteria voor de identificatie van projecten van gemeenschappelijk belang (PGB’s)/de methodologie voor kosten-batenanalyse (KBA), bij het evalueren van de grensoverschrijdende relevantie ervan binnen een regio en bij het presenteren van een dergelijke beoordeling aan de regionale groepen;

advies uitbrengen over de regionale ontwerplijsten van de PGB’s voor de gas- en elektriciteitssector en over de consistente toepassing van de criteria en de transregionale kosten-batenanalyse;

advies uitbrengen aan de Commissie en de lidstaten over de methodologieën voor een geharmoniseerde KBA voor het gehele energiesysteem op EU-niveau zoals voorgesteld door de Europees netwerken van transmissiesysteembeheerders;

toezicht houden op de uitvoering van projecten van gemeenschappelijk belang;

de uitwisseling van goede praktijken vergemakkelijken en aanbevelingen formuleren betreffende stimulansen en een gemeenschappelijke methodologie om de grotere risico’s te evalueren die gepaard gaan met investeringen in elektriciteits- en gastransmissie.

Organisatie

Raad van bestuur

Samenstelling

Twee leden benoemd door het Europees Parlement, twee leden benoemd door de Commissie en vijf leden benoemd door de Raad. Voor elk lid is er een plaatsvervanger.

Taken

De raad van bestuur stelt het werkprogramma en de begroting van het Agentschap vast. Hij ziet erop toe dat het Agentschap zijn opdracht vervult en de opgedragen werkzaamheden verricht overeenkomstig de oprichtingsverordening.

Directeur

Benoemd door de raad van bestuur na gunstig advies van de raad van regulators en op basis van een lijst van door de Commissie voorgedragen kandidaten.

Raad van regulators

Samenstelling

Eén hooggeplaatste vertegenwoordiger van de regulerende instanties van elke lidstaat en een vertegenwoordiger van de Commissie zonder stemrecht. Elk lid heeft een plaatsvervanger, benoemd door de nationale regulerende instantie van elke lidstaat.

Taken

aan de directeur advies uitbrengen over de adviezen, aanbevelingen en besluiten waarvan de aanneming wordt overwogen;

de directeur richtsnoeren geven bij de uitoefening van zijn taken;

bij de raad van bestuur advies uitbrengen over de kandidaat die voorgedragen wordt als directeur, en

het werkprogramma van het Agentschap goedkeuren.

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad.

In 2013 (2012) ter beschikking van het Agentschap gestelde middelen

Begroting 2013 (2012)

11,9(7,2) miljoen euro

Personeelsbestand per 31 december 2013(2012)

Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten:49 (43)

waarvan bezet per 31 december: 49 (42)

Andere personeelsleden: 20 (14)

Totaalaantal personeelsleden: 69 (57), waarvan er:

41 (34)uitvoerende taken, en

28 (23)administratieve taken verrichten.

In 2013 geleverde producten en diensten

Één kaderrichtsnoer (Gas: KR inzake voorschriften inzake geharmoniseerde transmissietariefstructuren). Openbare raadplegingen georganiseerd zoals voorgeschreven in artikel 10 van Verordening (EG) nr. 713/2009, met inbegrip van workshops.

Netcodes

a)

Zeven met redenen omklede adviezen over de netcodes (Elektriciteit: netcode inzake capaciteitstoewijzing op de langere termijn, netcode inzake systeembeheer, netcode inzake operationele planning en regeling, netcode inzake belastingsfrequentiecontrole en -reserves, netcode inzake consumentenaansluitingen; Gas: netcode inzake gasbalancering en netcode inzake interoperabiliteit en gegevensuitwisseling).

b)

Vier aanbevelingen met beperking voor netcodes (alle in de sector Elektriciteit: netcode inzake netaansluitingseisen geldend voor alle generatoren, netcode inzake capaciteitstoewijzing en congestiebeheer, netcode inzake operationele veiligheid en netcode inzake operationele planning en regeling).

c)

Drie aanbevelingen (Elektriciteit: netcode inzake consumentenaansluitingen, netcode inzake belastingsfrequentiecontrole en -reserves; Gas: netcode inzake gasbalancering van transmissienetwerken).

Advies over het ENTSO-E-werkprogramma 2013.

Advies over het ENTSO-E-werkprogramma 2014.

Advies over de capaciteitsmarkt voor de commissie ITRE van het Europees Parlement.

Advies over het „Winter Outlook Report 2012-2013” en de „Summer Review 2012” van ENTSO-E.

Advies over de vraag of de gemiddelde incrementele langetermijnkosten geschikt zijn voor de beoordeling van de infrastructuurkosten voor gebruik in het compensatiemechanisme tussen transmissiesysteembeheerders (TSB).

Advies over de „Roadmap 2013-2022” van ENTSO-E O&O en het bijbehorende uitvoeringsplan 2014-2016.

Advies over het jaarverslag 2012 van ENTSO-E.

Advies over het „Summer Outlook Report 2013” en de „Winter Review 2012/2013” van ENTSO-E.

Advies over het ENTSO-E-procedurehandboek (Transparency Platform).

Advies over het ENTSOG-jaarverslag 2011.

Advies over het ENTSOG-werkprogramma 2013.

Advies over de „Winter Supply Outlook 2012/2013” van ENTSOG.

Advies over regionale investeringsplannen voor gas (GRIP's — Gas Regional Investment Plans) 2011(12)-2020(21).

Advies over de „Summer Supply Outlook” voor gas.

Advies over het ENTSOG-jaarverslag 2012.

Advies over GAS TYNDP 2013-2022.

Advies over het door ENTSOG omschreven formaat dat kan worden gebruikt voor het downloaden van gegevens vanuit het transparantieplatform (Verordening (EG) nr. 715/2009, bijlage I, punt 3.1.1, lid 1, onder e)).

Advies over het ENTSOG-werkprogramma 2014.

Advies over de consistente toepassing van de criteria en de KBA-methodologie voor ingediende projecten in alle regio’s en evaluatie van de Europese toegevoegde waarde ervan.

Richtsnoeren voor de ontwikkeling van een wijzigingsvoorstel inzake een netcode voor capaciteitsuitbreiding en nieuwe capaciteit (Gas).

Actualisering van de tweede uitgave van de richtsnoeren over de toepassing van REMIT, derde uitgave van de richtsnoeren met betrekking tot de toepassing van REMIT-begripsomschrijvingen en actualisering van de V&A-nota.

Aanbeveling over een nieuw regelgevingskader voor de onderlinge vergoedingen tussen TSB's.

Aanbeveling gericht aan de Europese Commissie inzake transactiegegevens (balanceringsmarktcontracten en vervoerscontracten).

Aanbeveling inzake verzoeken om grensoverschrijdende kostenverdeling die zijn ingediend in het kader van de eerste EU-lijst van elektriciteits- en gasprojecten van gemeenschappelijk belang.

Jaarverslag over REMIT-activiteiten.

ITC-toezichtverslag 2012.

Verslag mechanismen voor de vergoeding van capaciteit en de interne elektriciteitsmarkt.

Verslag over de uitvoering door ENTSO-E en ENTSOG van de taken vermeld in respectievelijk artikel 8, leden 1, 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 714/2009 en artikel 8, leden 1, 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 715/2009.

Conclusies van een interne workshop op hoog niveau (met de betrokken NRI’s) over „loop flows”.

Een gezamenlijk Markttoezichtverslag van ACER-CEER (artikel 11 van Verordening (EG) nr. 713/2009) werd uitgebracht op 28 november en gepresenteerd in Brussel.

Situatieoverzicht Regionale Initiatieven 2012 gepubliceerd in februari.

Gepubliceerde kwartaalverslagen: vier over de online regionale initiatieven Gas (GRI’s) en vier over de online regionale initiatieven Elektriciteit (ERI's).

Het Agentschap organiseerde op 17 mei zijn jaarlijkse conferentie „Energy Markets: 2014 and beyond” (De energiemarkten: 2014 en daarna), met 200 aanwezigen.

Bron: Door het Agentschap verstrekte bijlage.


ANTWOORDEN VAN HET AGENTSCHAP

11.

Zoals opgemerkt door de Rekenkamer, heeft het Agentschap de vastgestelde fout reeds gecorrigeerd via latere vastleggingen met betrekking tot de uitvoering van REMIT, die werden opgenomen in de operationele begrotingslijnen onder titel III.

12.

Zoals reeds door de Rekenkamer erkend, heeft de hoge mate aan overdrachten te maken met de vertraging in de uitvoering van REMIT. Deze vertraging was te wijten aan het feit dat de overdracht van de nodige bijkomende fondsen van DG ENER pas in oktober 2013 is goedgekeurd en het Agentschap de middelen pas begin november 2013 heeft ontvangen. Het Agentschap is er evenwel in geslaagd alle geplande aanbestedingsprocedures met betrekking tot de uitvoering van REMIT tegen december 2013 af te ronden, en de desbetreffende uitgaven zullen in 2014 plaatsvinden.

13.

Het saldo van de rekeningen aan het einde van het jaar omvatte de 3 miljoen euro die laat in het jaar waren ontvangen als gevolg van een begrotingswijziging. De rest werd aangehouden om te voldoen aan alle wettelijke verplichtingen, voornamelijk in verband met REMIT, waarvoor tegen het einde van 2013 vastleggingen werden gedaan. De in 2014 ingevoerde tool voor liquiditeitsraming zal in de toekomst een beter beheer van de kasmiddelen mogelijk maken.


10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/28


VERSLAG

over de jaarrekening van het Bureau van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Bureau

(2014/C 442/03)

INLEIDING

1.

Het Bureau van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (hierna: „het Bureau”), gevestigd te Riga, werd opgericht bij Verordening (EG) nr. 1211/2009 van het Europees Parlement en de Raad (1). Het Bureau heeft tot belangrijkste taak, diensten voor professionele en administratieve ondersteuning te verlenen aan het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (Berec), en onder sturing van de raad van regelgevers informatie te verzamelen en te analyseren betreffende elektronische communicatie en onder de nationale regelgevende instanties optimale regelgevingspraktijken te verspreiden zoals gemeenschappelijke benaderingswijzen, methoden of richtsnoeren voor de uitvoering van het EU-regelgevingskader (2).

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalysen, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van het Bureau. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van het Bureau, die bestaat uit de financiële staten (3) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (4) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar,

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van het Bureau, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (5).

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van het Bureau omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (6) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De administratief directeur keurt de jaarrekening van het Bureau goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld, waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van het Bureau.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (7) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van het Bureau geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van het Bureau op alle materiële punten een getrouw beeld van zijn financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van zijn verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van zijn financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

10.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGSBEHEER

11.

De uitvoeringsgraad van de begroting is aanzienlijk verbeterd, hetgeen wijst op een betere planning en tijdigere uitvoering van de activiteiten. Hoewel het niveau van de geannuleerde overdrachten uit 2012 nog betrekkelijk hoog is met 28 % (2012: 45 %), zijn de overdrachten van vastgelegde kredieten afgenomen tot 4 61  983 euro ofwel 13 % (2012: 6 11  223 euro ofwel 19 %). De meeste overdrachten hadden betrekking op in het tweede halfjaar van 2013 ondertekende contracten voor in 2013 en 2014 geplande activiteiten.

OVERIGE OPMERKINGEN

12.

Van de 1  183 in 2013 aan deskundigen betaalde vergoedingen waren er 1  078 te laat. Bij te late betalingen beliep de vertraging gemiddeld 78 dagen in de eerste helft van 2013 tegenover 33 dagen in de tweede helft.

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN VOORGAANDE JAREN

13.

Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van voorgaande jaren.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 1 juli 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 337 van 18.12.2009, blz. 1.

(2)  Ter informatie geeft bijlage II een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van het Bureau.

(3)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(4)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(5)  Zie de artikelen 39 en 50 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).

(6)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(7)  Artikel 107 van Verordening (EU) nr. 1271/2013.


BIJLAGE I

Follow-up van de opmerkingen van voorgaande jaren

Jaar

Opmerking van de Rekenkamer

Stand van de corrigerende maatregel

(Afgerond/Loopt nog/Nog af te handelen/N.v.t.)

2011

De Rekenkamer trof 21 gevallen aan, met een totale waarde van 94  120 euro, waarin naar 2012 overgedragen betalingskredieten geen verband hielden met juridische verbintenissen. Deze overdrachten waren derhalve onregelmatig.

Afgerond

2011

Het Bureau had nog niet alle internecontrolenormen vastgesteld en uitgevoerd. Met name was er geen register van uitzonderingen ingesteld.

Afgerond (register van uitzonderingen)

Loopt nog (internecontrolenormen)

2011

Het Bureau dient de transparantie van zijn wervingsprocedures te verbeteren. De vragen voor mondelinge en schriftelijke tests werden niet vastgesteld voordat de sollicitaties werden onderzocht door de jury, er was geen besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag om een jury te benoemen en de rang van de juryleden was niet aangegeven.

Afgerond

2012

Het boekhoudsysteem van het Bureau was nog steeds niet door de rekenplichtige gevalideerd.

Afgerond

2012

Overgedragen vastgelegde kredieten ten bedrage van 61  500 euro (10 % van het totaal aan overgedragen vastgelegde kredieten) hielden geen verband met juridische verbintenissen en waren derhalve onregelmatig.

Afgerond

2012

Het Bureau had de internecontrolenormen inzake „Doelstellingen en prestatie-indicatoren (ICN 5)”, „Proces en procedures” (ICN 8), „Documentenbeheer” (ICN 11) en „Informatie en communicatie” (ICN 12) nog niet ten uitvoer gelegd.

Loopt nog

2012

Er is geen procedure voor het registreren en afstoten van vaste activa en er is geen fysieke inventaris opgemaakt.

Afgerond

2012

De procedures met betrekking tot de vaststelling, goedkeuring en vastlegging van uitzonderingen en afwijkingen van het beleid en de procedures, zijn niet ten uitvoer gelegd.

Afgerond

2012

Er werd ongeveer 1 01  000 euro, 45 % van de uit 2011 overgedragen vastgelegde kredieten, geannuleerd. 5 45  000 euro aan kredieten voor 2012, 17 % van het totaal aan kredieten voor 2012, werd niet gebruikt en moest ook worden geannuleerd. Met 6 11  000 euro ofwel 19 % van het totaal is het niveau van de overdrachten van vastgelegde kredieten naar 2013 hoog. Dit wijst op moeilijkheden bij de planning en/of uitvoering van de activiteiten van het Bureau. De overdrachten voor 2012 hielden hoofdzakelijk verband met vertragingen bij personeelswerving en het ontbreken van een doeltreffend beleid om een tijdige indiening door deskundigen van hun kostendeclaraties voor dienstreizen en een tijdige vergoeding daarvan te waarborgen.

Loopt nog

2012

De voorbereiding, uitvoering en documentering van aanbestedingsprocedures kunnen nog aanzienlijk worden verbeterd. Zo werd in de gunningsprocedures te weinig aandacht besteed aan de prijs-kwaliteitverhouding en waren algemene gunningscriteria niet verder opgesplitst in subcriteria om een duidelijke en vergelijkbare beoordeling van de offertes mogelijk te maken.

Afgerond

2012

De onderzochte wervingsprocedures vertoonden aanzienlijke gebreken die van invloed waren op de doorzichtigheid: de vragen voor de schriftelijke tests en sollicitatiegesprekken werden vastgesteld nadat de jury de sollicitaties had onderzocht; er waren geen minimaal vereiste scores vastgesteld voor toelating tot de schriftelijke tests en sollicitatiegesprekken en voor opname in de lijst van geschikte kandidaten; de benoeming van de jury en veranderingen in de samenstelling ervan waren niet goedgekeurd door het tot aanstelling bevoegde gezag.

Afgerond

2012

De meeste personeelsleden van het Bureau hebben een administratieve of ondersteunende functie en reizen niet; toch heeft iedereen een gsm gekregen met een maandelijks beltegoed tot ongeveer 50 euro. Er zijn geen beheersingsmaatregelen voor toezicht op privégebruik.

Afgerond

2012

Het Bureau voert geen kasmiddelenbeleid. Eind 2012 werden alle kasmiddelen (1,6 miljoen euro) bij één bank (met kredietbeoordeling BBB (1)) aangehouden.

Afgerond


(1)  Overeenkomstig een nota van de rekenplichtige van de Commissie van 27 oktober 2008 moet de kredietbeoordeling voor de korte termijn minimaal A-1 zijn.


BIJLAGE II

Bureau van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (Riga)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

Onderlinge aanpassing van de wetgeving op het gebied van elektronische communicatie

Bevoegdheden van het Bureau

(Verordening (EG) nr. 1211/2009 van het Europees Parlement en de Raad)

De bevoegdheden van het Bureau zijn omschreven in Verordening (EG) nr. 1211/2009 van het Europees Parlement en de Raad.

De diensten voor administratieve en professionele ondersteuning van Berec worden geleverd door het in artikel 6 bedoelde Bureau.

Het verricht zijn taken onder sturing van de raad van regelgevers.

Organisatie

Het Bureau bestaat uit:

a)

een comité van beheer, en

b)

een administratief directeur,

die samen alle administratieve en financiële verantwoordelijkheden dragen, waaronder de verantwoordelijkheid voor het personeel.

Alleen het comité van beheer is echter verantwoordelijk voor de benoeming van het personeel (artikel 7, lid 4).

De sturing betreffende de onder „Producten en diensten in 2013” beschreven diensten en producten wordt gegeven door de raad van regelgevers.

Interne controle

Dienst Interne Audit van de Europese Commissie (DIA).

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad.

In 2013 (2012) ter beschikking van het Bureau gestelde middelen

Definitieve begroting:3 5 57  218,93 euro (gewijzigde begroting 1/2013 inclusief interne bestemmingsontvangsten)

Personeelsbestand per 31 december: 25 (22)

Producten en diensten in 2013

Onder sturing van de raad van regelgevers heeft het Bureau de volgende diensten verleend:

diensten voor professionele en administratieve ondersteuning van Berec;

verzamelen van informatie van nationale regelgevende instanties en uitwisselen en doorgeven van informatie;

verspreiding van optimale regelgevingspraktijken onder nationale regelgevende instanties binnen de EU en aan derden;

ondersteuning van de voorzitter bij de voorbereiding van de werkzaamheden van de raad van regelgevers en het comité van beheer van het Bureau;

ondersteuning van de door de raad van regelgevers opgezette werkgroepen van deskundigen.

Bron: Door het Bureau verstrekte bijlage.


ANTWOORDEN VAN HET BUREAU

11.

Het Berec-bureau neemt nota van de opmerking over het begrotingsbeheer en heeft zicht tot doel gesteld in 2014 de uitvoering van de begroting verder te verbeteren ten opzichte van 2012 en 2013.

Het Bureau zal doorgaan met het aanpakken van het hoge niveau van geannuleerde overdrachten door grondige analyse van de overgedragen bedragen aan het eind van het jaar. Deze maatregel moet een positief effect hebben op het algemene niveau van overdrachten, dat het Bureau verder zal afbouwen door de uitvoeringsperiode van contracten te vervroegen.

12.

Het Berec-bureau erkent dat het in de opmerking van de Rekenkamer vermelde probleem van groot belang is, en zoekt actief naar maatregelen om de vertragingen bij de betalingen terug te brengen tot de als doel gestelde dertig dagen.

Het Bureau onderzoekt drie terreinen waar verbeteringen mogelijk zijn: verdere verkorting van de tijd voor het bijeenbrengen van documenten, inzet van voldoende personeel voor het financiële verkeer en nastreven van technische verbeteringen die toegankelijk zijn via de financiële systemen.


10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/35


VERSLAG

over de jaarrekening van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Bureau

(2014/C 442/04)

INLEIDING

1.

Het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie (hierna: „Bureau” ofwel „CdT”), gevestigd te Luxemburg, werd opgericht bij Verordening (EG) nr. 2965/94 van de Raad (1). Het Bureau heeft tot taak, voor de instellingen en organen van de Europese Unie desgewenst de vertalingen te verzorgen die nodig zijn voor hun activiteiten (2).

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van het Bureau. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”'.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van het Bureau, die bestaat uit de financiële staten (3) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (4) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar,

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van het Bureau, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (5):

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van het Bureau omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (6) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van het Bureau goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld, waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van het Bureau.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (7) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van het Bureau geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van het Bureau op alle materiële punten een getrouw beeld van zijn financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van zijn verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van zijn financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

10.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER DE WETTIGHEID EN REGELMATIGHEID VAN DE VERRICHTINGEN

11.

In 2008 sloot het Bureau 472 kaderovereenkomsten met vertaaldienstverleners voor een periode van maximaal vier jaar. Teneinde bij de in 2012 te ondertekenen kaderovereenkomsten betere voorwaarden te bedingen, wenste het Bureau deel te nemen aan de lopende aanbestedingsprocedure voor vertaaldiensten van de Commissie. Er kon met de Commissie echter geen overeenstemming worden bereikt betreffende de contractbepalingen. In plaats daarvan verlengde het Bureau de bestaande kaderovereenkomsten met een jaar. Deze verlenging berust wel op een naar behoren door de directeur van het Bureau goedgekeurde afwijking, maar is in strijd met de uitvoeringsbepalingen bij het financieel reglement van het Bureau, die voor kaderovereenkomsten een maximale periode van vier jaar voorschrijven.

OPMERKINGEN OVER DE INTERNEBEHEERSINGSMAATREGELEN

12.

De formele delegaties (subdelegaties) van ordonnateurs (gedelegeerde ordonnateurs) komen niet altijd overeen met de ordonnateursrechten voor verrichtingen in het ABAC-boekhoudsysteem.

OVERIGE OPMERKINGEN

13.

De kasmiddelen van het Bureau stegen verder van 35 miljoen euro eind 2012 tot 40 miljoen euro eind 2013 (het begrotingsoverschot en de reserves stegen van 30,9 miljoen euro tot 37,5 miljoen euro). Dit wijst erop dat er ruimte is voor prijsverlagingen.

14.

Het Bureau werd in 1994 operationeel en heeft tot op heden gewerkt op basis van briefwisseling en uitwisselingen met de gastlidstaat. Toch bestaat tussen het Bureau en de lidstaat een alomvattende zetelovereenkomst. Een dergelijke overeenkomst zou de transparantie nog bevorderen ten aanzien van de omstandigheden waaronder het Bureau en zijn personeel opereren.

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN HET VOORGAANDE JAAR

15.

Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van het voorgaande jaar.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Pietro RUSSO, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 16 september 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 314 van 7.12.1994, blz. 1.

(2)  Ter informatie geeft bijlage II een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van het Bureau.

(3)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(4)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(5)  Zie de artikelen 39 en 50 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).

(6)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(7)  Artikel 107 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013.


BIJLAGE I

Follow-up van de opmerkingen van het voorgaande jaar

Jaar

Opmerking van de Rekenkamer

Stand van de corrigerende maatregel

(Afgerond/Loopt nog/Nog af te handelen/N.v.t.)

2012

Eind 2012 bezat het Bureau kasmiddelen en kortetermijndeposito’s ter waarde van 35 miljoen euro (het begrotingsoverschot en de reserves beliepen 30,9 miljoen euro). Het Bureau kan de prijzen niet gedurende het jaar aanpassen om de inkomsten en uitgaven in evenwicht te brengen, hoewel het wel eens zijn klanten heeft terugbetaald om het overschot te verkleinen.

Loopt nog

2012

Krachtens hun oprichtingsverordening zijn 20 regelgevende agentschappen die de Rekenkamer in 2012 controleerde, gehouden voor al hun vertalingsbehoeften gebruik te maken van het Bureau (hetzelfde geldt krachtens de oprichtingsverordening van het Bureau voor vier andere agentschappen). Andere agentschappen zijn niet verplicht gebruik te maken van het Bureau. Ze zouden hun kosten kunnen verlagen door lokale dienstverleners in te schakelen voor niet-technische documenten. Naar het oordeel van de Rekenkamer zou de wetgever moeten overwegen om dit alle agentschappen toe te staan.

Loopt nog


BIJLAGE II

Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie (Luxemburg)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

De vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten hebben in onderlinge overeenstemming een verklaring aangenomen betreffende de oprichting bij de in Luxemburg gevestigde vertaaldiensten van de Commissie van een vertaalbureau voor de organen van de Unie dat de vertalingen zal verzorgen die nodig zijn voor de werking van de organen en diensten waarvan de zetels zijn vastgesteld bij besluit van 29 oktober 1993.

Bevoegdheden van het Bureau

(Verordening (EG) nr. 2965/94 van de Raad, zoals laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1645/2003)

Doelstellingen

De vertalingen verzorgen die nodig zijn voor de werking van de volgende organen:

het Europees Milieuagentschap;

de Europese Stichting voor opleiding;

het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving;

het Europees Geneesmiddelenbureau;

het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk;

het Harmonisatiebureau voor de interne markt (merken, tekeningen en modellen);

de Europese Politiedienst (Europol) en de Europol-Drugseenheid.

Andere dan de hierboven genoemde, door de Raad opgerichte organisaties kunnen gebruikmaken van de diensten van het Bureau. De instellingen en de organen van de Europese Unie die over een eigen vertaaldienst beschikken, mogen zo nodig vrijwillig een beroep doen op het Bureau.

Het Bureau neemt volledig deel aan de werkzaamheden van het Interinstitutioneel Vertaalcomité.

Taken

Treffen van voorzieningen voor samenwerking met organen en instellingen;

deelnemen aan de werkzaamheden van het Interinstitutioneel Vertaalcomité.

Organisatie

Raad van bestuur

Samenstelling

Eén vertegenwoordiger per lidstaat;

twee vertegenwoordigers van de Commissie;

één vertegenwoordiger van elke organisatie, elk orgaan of elke instelling die een beroep doet op de diensten van het Bureau.

Taken

Het vaststellen van de jaarlijkse begroting en het werkprogramma van het Bureau, de lijst van het aantal ambten en het jaarverslag.

Directeur

Benoemd door de raad van bestuur op voorstel van de Commissie.

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Interne controle

Dienst Interne Audit van de Europese Commissie (DIA).

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad.

In 2013 (2012) ter beschikking van het Bureau gestelde middelen

Definitieve begroting

52,194(48,293) miljoen euro

Personeelsbestand

206 (225) posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten, waarvan 193 (199) bezet

+ 23 (17) arbeidscontractanten

Totaalaantal personeelsleden: 216 (216), ingezet voor het verrichten van:

uitvoerende taken: 118 (114)

administratieve taken: 98 (102)

Producten en diensten 2013 (2012)

Aantal vertaalde pagina's

8 04  986(7 35  007)

Aantal pagina's per taal

officiële talen: 8 00  221(7 22  505)

overige talen: 4  765(12  502)

Aantal pagina's per cliënt

organen: 7 80  310(7 07  888)

instellingen: 24  676(27  119)

Aantal door freelancers vertaalde pagina's:

5 12  524(4 80  695)

Bron: Door het Bureau verstrekte bijlage.


ANTWOORDEN VAN HET BUREAU

11.

Het Vertaalbureau heeft zich in het verleden voor dit soort vertaaldiensten aangesloten bij de aanbesteding van de Commissie. Wat de genoemde aanbesteding betreft, is de Commissie vrij laat met haar voorbereidingen begonnen en heeft zij de voorwaarden voor het Vertaalbureau gewijzigd zodat deze verschillen van de vorige aanbesteding van vier jaar geleden. Het Vertaalbureau kon helaas niet met de Commissie tot een akkoord komen over de voorwaarden. Bovendien viel de aanvangsdatum voor de nieuwe contracten niet samen met de datum waarop de bestaande contracten afliepen, wat het Vertaalbureau voor praktische problemen stelde.

Daarom heeft het Vertaalbureau beslist voor dit specifieke soort vertaaldiensten een eigen aanbesteding te organiseren en de bestaande contracten met één jaar te verlengen om deze omvangrijke aanbesteding degelijk te kunnen voorbereiden. Gezien de impact op het Vertaalbureau indien geen nieuwe contracten zouden zijn gesloten op de datum waarop de bestaande contracten afliepen, werd het als gerechtvaardigd beschouwd de bestaande contracten te verlengen.

12.

Het Vertaalbureau heeft de formele delegatie bijgewerkt om deze in overeenstemming te brengen met de rechten in ABAC. De bestaande interne procedure om delegaties in ABAC actueel te houden werd licht gewijzigd om verschillen tussen de rechten in ABAC en de formele delegaties te vermijden.

13.

Het Vertaalbureau is zich er ten volle van bewust dat het voor het tweede opeenvolgende jaar een overschot heeft gegenereerd, maar er moet op worden gewezen dat het overschot van 2013 voortkomt uit externe factoren waarover het Vertaalbureau geen controle had, met name het feit dat het aantal gefactureerde bladzijden hoger lag dan geraamd, dat de salarisverhoging werd geannuleerd en dat de pensioenbijdrage aan het Vertaalbureau werd teruggestort.

De begroting 2013 van het Vertaalbureau was in 2012 opgesteld in het licht van het economisch verlies van 1 miljoen euro in 2011 en de grote onzekerheid over de inkomsten uit Gemeenschapsmerken. Pas in december 2012 kon het Vertaalbureau in het voorontwerp van begroting voor 2014 op de financiële resultaten reageren door de begroting 2014 voor te stellen met een tekort van 1 0 92  890 euro, dat zou worden gefinancierd uit de eerder gecreëerde voorziening voor prijsstabiliteit. Op basis van de kostenanalyse uit 2012 en de analyse van de eerste helft van 2013 heeft het Vertaalbureau de prijzen voor 2014 aanzienlijk aangepast, niet alleen om veranderingen in de kosten van producten weer te geven maar ook om een deel van het overschot weg te werken. Daarom was de begroting 2014 van begin af opgezet als een begroting met een tekort; het tekort van 4 1 06  650 euro wordt in evenwicht gebracht door de in de vorige jaren opgebouwde voorziening voor prijsstabiliteit.

Ook de begroting 2015 zal worden voorbereid als een begroting met een tekort teneinde een deel van het overschot uit de voorgaande jaren te absorberen. Op basis van de kostenanalyse van medio 2014 en de simulaties en geraamde volumen voor 2015 zullen verdere prijswijzigingen worden voorgesteld voor 2015. Als extra maatregel heeft het Vertaalbureau voor het eerst in zijn bestaan de raad van bestuur voorgesteld de prijzen voor 2014 in het midden van dat jaar verder te verlagen om sneller te kunnen reageren en de positieve financiële resultaten van 2013 aan zijn cliënten te doen terugvloeien.

14.

De werkzaamheden in verband met de vestigingsovereenkomst bevinden zich in de eindfase. De ontwerpovereenkomst werd aan de Luxemburgse overheid (Conseil de Gouvernement) voorgelegd en werd tijdens diens bijeenkomst van eind april besproken en goedgekeurd. Het Vertaalbureau wacht nu op de bevestiging van een datum voor de ondertekening van de overeenkomst door de Luxemburgse autoriteiten.


10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/42


VERSLAG

over de jaarrekening van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van het antwoord van het Centrum

(2014/C 442/05)

INLEIDING

1.

Het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (hierna: „Centrum” ofwel „Cedefop”), gevestigd te Thessaloniki, werd opgericht bij Verordening (EEG) nr. 337/75 van de Raad (1). Hoofdtaak van het Centrum is, bij te dragen tot de ontwikkeling van de beroepsopleiding op het niveau van de Unie. Hiertoe moet het Centrum documentatie over de systemen voor beroepsopleiding samenstellen en verspreiden (2).

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van het Centrum. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van het Centrum, die bestaat uit de financiële staten (3) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (4) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar; en

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van het Centrum, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (5).

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van het Centrum omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (6) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van het Centrum goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld, waarin hij onder meer verklaart redelijke zekerheid te hebben dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van het Centrum.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (7) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van het Centrum geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van het Centrum op alle materiële punten een getrouw beeld van zijn financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van zijn verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van zijn financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

10.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN VOORGAANDE JAREN

11.

Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van voorgaande jaren.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 8 juli 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 39 van 13.2.1975, blz. 1.

(2)  Ter informatie geeft bijlage II een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van het Waarnemingscentrum.

(3)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(4)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(5)  Zie de artikelen 39 en 50 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).

(6)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(7)  Artikel 107 van Verordening (EU) nr. 1271/2013.


BIJLAGE I

Follow-up van de opmerkingen van voorgaande jaren

Jaar

Opmerking van de Rekenkamer

Stand van de corrigerende maatregel

(Afgerond/Loopt nog/Nog af te handelen/N.v.t.)

2011

Het buitensporig hoge bedrag aan overdrachten voor titel II is in strijd met het begrotingsbeginsel van jaarperiodiciteit.

Afgerond

2011

Er werd een aanzienlijk aantal begrotingsoverschrijvingen gedaan en de meeste waren geconcentreerd aan het eind van het jaar (1). De verantwoording van deze begrotingsoverschrijvingen was ontoereikend, omdat er geen raming van de behoeften werd gemaakt. Deze situatie wijst op tekortkomingen in de planning en programmering van de begroting en is in strijd met het specialiteitsbeginsel.

Afgerond

2012

Het Centrum kent jaarlijks subsidies toe aan een netwerk van nationale partners (2) (per overeenkomst lopen de subsidies uiteen van 23  615 euro tot 43  620 euro). In 2012 beliepen de subsidie-uitgaven (die hoofdzakelijk betrekking hebben op personeelskosten van de begunstigden) 6 95  337 euro (3), ofwel 4 % van de totale beleidsuitgaven. De door het Centrum verrichte verificaties vooraf voor subsidies bestaan uit een uitgebreide controle op stukken, namelijk de door begunstigden van de subsidies ingediende kostendeclaraties, alsmede uit een onderzoek van certificaten die werden afgegeven door externe auditors die door de begunstigden waren gecontracteerd of certificaten van onafhankelijke overheidsfunctionarissen. Het Centrum verifieert de door de begunstigden gedeclareerde personeelskosten doorgaans echter niet aan de hand van originele bewijsstukken. Er werden op dit terrein voor het laatst in 2009 verificaties achteraf verricht. De verificaties vooraf verschaffen dan ook slechts beperkte zekerheid.

Afgerond

2012

De begrotingsuitvoeringsgraad was hoog: 100 % voor de titels I en III, en 98 % voor titel II. De overdracht van vastgelegde kredieten was hoog: 39 % (6 73  392 euro) voor titel II, wat hoofdzakelijk te wijten was aan omstandigheden buiten de controle van het Centrum, zoals vertragingen bij de door de Griekse autoriteiten uitgevoerde herstelwerkzaamheden aan het gebouw van het Centrum. Deze leidden tot uitstel van het ermee samenhangende onderhoud, herstel en de inrichting van het gebouw (ongeveer 1 24  000 euro) en tot vertragingen bij de aankoop van de uitrusting voor de conferentiezalen van het Centrum (ongeveer 2 42  000 euro). De hoge overdracht is ook gedeeltelijk te wijten aan vertragingen bij de aankoop van IT-materiaal (ongeveer 1 72  000 euro).

N.v.t.

2012

Zowel in 2010 als in 2011 werd een wervingsprocedure gestart voor de functie van de toekomstige directeur van het Centrum; van beide werd verklaard dat ze geen succes hadden gehad (4). Eind 2012 ging een derde wervingsprocedure van start, die nu nog loopt. De Rekenkamer constateerde bij de eerste twee wervingsprocedures dat de leden van het voorselectiecomité geen verklaring omtrent de afwezigheid van belangenconflicten ondertekenden, en dat de vragen voor de sollicitatiegesprekken en de bijbehorende wegingsfactoren, alsmede de minimaal vereiste scores voor opname in de lijst van geschikte kandidaten werden vastgesteld na een eerste onderzoek van de kandidaten.

Afgerond


(1)  In totaal werden er 77 begrotingsoverschrijvingen gedaan voor een totaalbedrag van 1,5 miljoen euro, waarvan er 67 (1,3 miljoen euro) plaatsvonden in november en december 2011.

(2)  Hoofdzakelijk nationale agentschappen en onderzoeksinstituten.

(3)  Voortvloeiend uit saldobetalingen en vereffening van voorfinanciering met betrekking tot subsidieovereenkomsten uit voorgaande jaren. Voor de subsidieovereenkomsten uit 2012 vond in 2012 enkel voorfinanciering plaats die nog niet tot uitgaven had geleid.

(4)  In de eerste wervingsprocedure werd geen van de kandidaten die door de raad van bestuur waren geselecteerd, door de Europese Commissie benoemd. Bij de tweede wervingsprocedure was het voorselectiecomité van oordeel dat geen van de voorgestelde kandidaten aan de vereisten voor opname in de lijst voldeed, en diende het geen lijst van geschikte kandidaten in bij de raad van bestuur.


BIJLAGE II

Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Thessaloniki)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(Artikel 166, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

Verzamelen van informatie

De Unie legt inzake beroepsopleiding een beleid ten uitvoer waardoor de activiteiten van de lidstaten worden versterkt en aangevuld, met volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud en de opzet van de beroepsopleiding.

Bevoegdheden van het Cedefop

(Artikelen 2 en 3 van Verordening (EEG) nr. 337/75 van de Raad)

Doelstellingen

Als referentiepunt van de Europese Unie inzake beroepsopleiding en -onderwijs biedt het Cedefop aan beleidsmakers, onderzoekers en veldwerkers informatie over recente ontwikkelingen die hen in staat stelt tot goed onderbouwde beslissingen en acties te komen. Het Cedefop staat de Europese Commissie bij teneinde de beroepsopleiding en het beroepsonderwijs op het niveau van de Unie te bevorderen en te ontwikkelen.

Taken

Een gerichte documentatie samenstellen en gegevensanalyse verrichten,

bijdragen tot de ontwikkeling en coördinatie van onderzoek,

relevante informatie benutten en verspreiden,

een gecoördineerde aanpak van kwesties in verband met de ontwikkeling van de beroepsopleiding bevorderen en steunen,

een forum bieden voor een breed en gevarieerd publiek.

Organisatie

Raad van bestuur

Samenstelling

Per lidstaat:

a)

één lid dat de regering vertegenwoordigt;

b)

één lid dat de werkgeversorganisaties vertegenwoordigt;

c)

één lid dat de werknemersorganisaties vertegenwoordigt.

Voor de Europese Commissie: drie leden.

De onder a), b) en c) genoemde leden worden benoemd door de Raad. De Commissie benoemt de leden die haar zullen vertegenwoordigen.

Coördinatoren van de werkgevers- en werknemersorganisaties op Europees niveau en waarnemers uit de EER-landen wonen eveneens de vergaderingen van de raad van bestuur en van het bureau bij.

Taken

Vaststelling van de begroting, de prioriteiten op middellange termijn (de meerjarige planning van het Cedefop) en het werkprogramma, en beoordeling en analyse van het jaarlijks activiteitenverslag en de jaarrekening. Vaststelling van de definitieve begroting en de lijst van het aantal ambten.

Bureau

Samenstelling

De voorzitter en de drie vicevoorzitters van de raad van bestuur, één coördinator per groep en één bijkomende vertegenwoordiger van de Commissie.

Directeur

Door de Commissie benoemd uit een kandidatenlijst die door de raad van bestuur wordt ingediend; hij/zij is verantwoordelijk voor de leiding van het Cedefop en geeft uitvoering aan de besluiten van de raad van bestuur en het bureau.

Interne controle

Dienst Interne Audit van de Europese Commissie (DIA).

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad.

In 2013 (2012) ter beschikking van het Centrum gestelde middelen

Definitieve begroting

18,53(19,22) miljoen euro

bijdrage van de Unie (1): 97,4 % (97,6 %)

Personeelsbestand per 31 december 2013

Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten: 100 (101)

Bezette posten: 98 (2) (98).

Andere personeelsleden:

arbeidscontractanten: 23 (23)

gedetacheerde nationale deskundigen: 4 (3)

Totaalaantal personeelsleden: 125 (124)

uitvoerend personeel: 91 (90)

administratieve taken 34 (34)

Producten en diensten in 2013 (2012)

Beleidsanalyse en -verslaglegging

Cedefop monitort de vooruitgang van landen in de richting van de in het Communiqué van Brugge overeengekomen, op korte termijn af te leveren producten. Landeninformatiebladen met een overzicht van de beleidsvorderingen werden afgerond voor alle EU-lidstaten, Noorwegen en IJsland, en werden ter beschikking gesteld van de Europese Commissie, die landspecifieke aanbevelingen voor het Europees semester doet. Ter voorbereiding op het „VET policy monitoring report” 2014 van Cedefop bespraken focusgroepen met leden van het Raadgevend Comité voor de beroepsopleiding (ACVT) de doeltreffendheid van beleidsvormen. Beschrijvingen van nationale VET-systemen, opgesteld door ReferNet-partners, werden online gepubliceerd voor 29 landen. „Spotlight on VET in Ireland” (VET in Ierland in de kijker) werd opgesteld voor de DGBO-vergadering in maart. „Vocational education and training in Lithuania — Short description” en „Spotlight on VET in Lithuania” werden uitgebracht voor de DGBO-vergadering in november en de conferentie van het voorzitterschap over VET. „On the way to 2020: data for vocational education and training” van Cedefop werd gepubliceerd.

Gemeenschappelijke Europese instrumenten, kwalificaties en leerresultaten

Cedefop gaf beleidsadvies en bood expertise aan werkgroepen op EU-niveau ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van EU-instrumenten. Het onderzoek van Cedefop naar kwalificaties op EQF-niveau 5 en zijn „Analysis and overview of NQF level descriptors in European countries” leverden een directe bijdrage aan de tenuitvoerlegging van EQF/NQF. Het onderzoek „The role of qualifications in governing professions and occupation” van Cedefop werd gepubliceerd. Er werd een informatieve nota over kansen en uitdagingen in verband met Ecvet uitgebracht. Europass registreerde 20,85 miljoen bezoeken (14,8 miljoen) en 10,16 miljoen (8,3 miljoen) cv's werden online aangemaakt. Tijdens een werkdiner met het Europees Parlement werden de bereikte resultaten en de uitdagingen in verband met Europese instrumenten besproken. Cedefops onderzoek „Renewing VET provision: Understanding feedback mechanisms between initial VET and the labour market” werd gepubliceerd. De informatieve nota „Keeping young people in (vocational) education: what works?” werd opgesteld voor de conferentie inzake VET van het Litouwse voorzitterschap.

Volwassenenonderwijs en overgang

Cedefops onderzoek „Return to Work — work-based learning and the reintegration of unemployed adults into the labour market” werd besproken tijdens de VET-conferentie van het Litouwse voorzitterschap. Cedefops onderzoeken „Benefits of vocational education and training in Europe for people, organisations and countries” en „Labour market outcomes of vocational education in Europe” werden gepubliceerd. Cedefops onderzoek naar de validering van niet-formeel en informeel leren binnen Europese bedrijven werd afgerond en een synthese werd verspreid tijdens het gezamenlijke seminar van Cedefop/DG EAC die het startschot vormde voor de follow-up van de aanbeveling van de Raad van 2012 inzake de validering. Ter ondersteuning van de Europese alliantie voor leerlingplaatsen organiseerde Cedefop een conferentie op hoog niveau inzake „Renewing vocational education and training to tackle skill mismatch — work-based learning and apprenticeship for all?” (vernieuwing van beroepsonderwijs en -opleiding om de vaardigheidskloof aan te pakken — werkplekleren en leerlingstelsel voor allen?”.

Analyse van vaardigheden

Cedefop ondersteunde de ontwikkeling van het EU-vaardigheidspanorama waarvoor het vanaf 2014 de volle verantwoordelijkheid zal nemen. De prognoses van Cedefop voor 2013 inzake vraag en aanbod van vaardigheden in de Europese Unie werden uitgebracht. In „Roads to recovery: three skill and labour market scenarios for 2025” werden de belangrijkste bevindingen samengevat. Het onderzoeksdocument van Cedefop getiteld „Quantifying skill needs in Europe — Occupational skills profiles: methodology and „application” werd gepubliceerd. Een informatieve nota en de publicatie „Skills for a low carbon Europe” werden uitgebracht. De gegevens en analyses van Cedefop inzake de vaardigheidskloof droegen bij aan het werk van de Global Agenda Council (GAC, raad voor de mondiale agenda) over werkgelegenheid op het Economisch Wereldforum (WEF), en werden gepresenteerd op de top inzake de mondiale agenda 2013 in Abu Dhabi.

Impact van de organisatie

Bij de (externe) evaluatie van Cedefop voor de periode 2007-2012 werd onderzocht of zijn werk consistent was met Europees beleid, en werden de doelmatigheid en impact alsmede zijn synergieën met vier andere EU-agentschappen bekeken. Benadrukt werd het volgende: Cedefop heeft met veel succes de doelstellingen van de betrokken oprichtingsverordening ten uitvoer gelegd en wordt wereldwijd erkend als toonaangevend expertisecentrum op het gebied van kwalificatiekaders en vaardigheden; het werk van Cedefop overlapt niet de activiteiten van andere actoren op Europees, nationaal of internationaal niveau; de populariteit van zijn output en downloads is aanzienlijk toegenomen; zijn evenementen waren van hoge kwaliteit en de tevredenheid onder deelnemers was zeer groot; de acties waren kosteneffectief. Cedefop werkt met een prestatiemetingssysteem (PMS) om te helpen de impact, doelmatigheid en doeltreffendheid ervan te beheren en te beoordelen. In 173 (169) beleidsdocumenten op EU-niveau werden bevindingen van Cedefop geciteerd. De leiding van Cedefop bleef acties op doeltreffende en doelmatige wijze ondersteunen. Een in 2013 gehouden personeelsenquête bevestigde dat het personeel tevreden is over de administratieve en ondersteunende diensten.

Meer informatie is te vinden op www.cedefop.europa.eu (Jaarverslag en jaarlijks activiteitenverslag 2013).


(1)  NB: Dit omvat de bestemmingsontvangsten van de delegatieovereenkomsten van DG EMPL ten bedrage van 0,6 miljoen euro in 2013 (1,32 miljoen euro in 2012).

(2)  Dit omvat de daadwerkelijk bezette posten (96) en de gevallen waarin de baan is aangeboden (2) bij vacatures (overeenkomstig de aanpak in het meerjarig personeelsbeleidsplan).

Bron: Door het Centrum verstrekte bijlage.


ANTWOORD VAN HET CENTRUM

Cedefop heeft nota genomen van het verslag van de Rekenkamer.


10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/51


VERSLAG

over de jaarrekening van de Europese Politieacademie betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van de Academie

(2014/C 442/06)

INLEIDING

1.

De Europese Politieacademie (hierna: „de Academie” ofwel „Cepol”), gevestigd te Bramshill, werd opgericht bij Besluit 2000/820/JBZ (1) van de Raad, in 2005 ingetrokken en vervangen door Besluit 2005/681/JBZ van de Raad (2). De taak van de Academie bestaat erin, te functioneren als een netwerk en de nationale politieopleidingsinstituten in de lidstaten samen te brengen om op gemeenschappelijke normen gebaseerde opleidingen ten behoeve van hoge leidinggevende politiefunctionarissen te verzorgen (3).

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van de Academie. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „'management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van de Academie, die bestaat uit de financiële staten (4) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (5) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar,

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van de Academie, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (6).

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van de Academie omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (7) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van de Academie goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld, waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van de Academie.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (8) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van de Academie geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van de Academie op alle materiële punten een getrouw beeld van haar financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van haar financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

10.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGSBEHEER

11.

Van de uit 2012 overgedragen vastgelegde kredieten ad 1,7 miljoen euro werd 0,3 miljoen euro (17,6 %) in 2013 geannuleerd. Dit was hoofdzakelijk het gevolg van het feit dat de in het kader van de subsidieovereenkomsten 2012 te vergoeden kosten lager waren dan geraamd (0,21 miljoen euro ofwel 70 % van de geannuleerde overdrachten), hetgeen aangeeft dat het nodig is dat aan het einde van het jaar nauwkeuriger informatie wordt verkregen van de begunstigden over de werkelijk gemaakte kosten.

12.

Het niveau van de vastgelegde kredieten voor 2013 varieerde voor de verschillende titels tussen 92 % en 95 %, hetgeen erop wijst dat de juridische verbintenissen tijdig werden aangegaan. Het niveau van de naar 2014 overgedragen vastgelegde kredieten was met 1 45  410 euro (30,5 %) hoog voor titel II (administratieve uitgaven), maar dit was voornamelijk het gevolg van gebeurtenissen buiten de controle van de Academie, zoals in 2014 verschuldigde betalingen voor conform de planning in 2013 bestelde en ontvangen diensten en goederen.

OVERIGE OPMERKINGEN

13.

De wervingsprocedures van de Academie zijn nog steeds niet volledig transparant. De richtsnoeren voor de leden van jury's betreffende de consistente beoordeling van de selectiecriteria waren niet duidelijk genoeg; de vereisten met betrekking tot beroepservaring waren niet altijd in overeenstemming met de uitvoeringsbepalingen bij het Statuut van de Academie en de documentatie inzake werving was onvolledig.

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN VOORGAANDE JAREN

14.

Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van voorgaande jaren.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 1 juli 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 336 van 30.12.2000, blz. 1.

(2)  PB L 256 van 1.10.2005, blz. 63.

(3)  Ter informatie geeft bijlage II een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van de Academie.

(4)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(5)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(6)  Zie de artikelen 39 en 50 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).

(7)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(8)  Artikel 107 van Verordening (EU) nr. 1271/2013.


BIJLAGE I

Follow-up van de opmerkingen van voorgaande jaren

Jaar

Opmerking van de Rekenkamer

Stand van de corrigerende maatregel

(Afgerond/Loopt nog/Nog af te handelen/N.v.t.)

2011

Het hoge niveau van overdrachten alsmede van annuleringen wijst op gebreken in de planning en/of uitvoering van de begroting en is in strijd met het begrotingsbeginsel van jaarperiodiciteit.

Niet van toepassing

2011

Het hoge niveau van begrotingsoverschrijvingen wijst op tekortkomingen in de planning van de begroting en is in strijd met het specialiteitsbeginsel.

Loopt nog

2011

De Academie is gevestigd in Bramshill, in het gebouw van het Britse National Policing Improvement Agency (NPIA). Het NPIA zal eind 2012 zijn deuren sluiten en het is niet duidelijk tot wanneer de Academie haar huidige kantoorruimte kan blijven gebruiken.

Loopt nog

2011

De Academie moet de doorzichtigheid van de wervingsprocedures verbeteren. In de vacatures werd niet vermeld dat het mogelijk was in beroep te gaan; de wegingsfactoren voor de selectiecriteria waren niet vastgesteld voordat de sollicitaties waren bestudeerd, en er werden niet altijd verslagen met een samenvatting van de onderzoeksprocedures en besluiten over de reservelijsten opgesteld.

Afgerond

2012

De Academie heeft vastgelegde kredieten ten belope van 3 55  500 euro overgedragen naar 2013 ten behoeve van het uitwisselingsprogramma 2013 dat plaats zal vinden tussen maart en november 2013. Aangezien het uitwisselingsprogramma 2013 niet wordt genoemd in het jaarlijks werkprogramma 2012 van de Academie en er in 2012 ter zake geen financieringsbesluit is genomen, is de overdracht onregelmatig.

Niet van toepassing

2012

Van de 1,7 miljoen euro uit 2011 overgedragen vastgelegde kredieten werd 0,7 miljoen euro (41,2 %) in 2012 geannuleerd. Dit was hoofdzakelijk het gevolg van het feit dat de in het kader van de subsidieovereenkomsten 2011 te vergoeden kosten lager waren dan geraamd (0,44 miljoen euro ofwel 62 % van de geannuleerde overdrachten).

Nog af te handelen

2012

Het niveau van de vastgelegde kredieten voor 2012 varieerde voor de verschillende titels tussen 90 % en 99 % van de totale kredieten, hetgeen erop wijst dat de juridische verbintenissen tijdig werden aangegaan. Het niveau naar 2013 overgedragen vastgelegde kredieten was hoog voor titel III (beleidsuitgaven) aangezien het 1,5 miljoen euro (36 %). beliep. Dit was echter niet te wijten aan vertragingen bij de uitvoering van het jaarlijks werkprogramma 2012 van de Academie, maar het was hoofdzakelijk het gevolg van de in paragraaf 11 genoemde overdracht en van het feit dat de kosten in verband met de cursussen die in de laatste maanden van 2012 in het kader van de subsidieovereenkomsten 2012 werden georganiseerd, pas begin 2013 vergoed hoefden te worden (1 miljoen euro).

Niet van toepassing

2012

In 2012 verrichtte de Academie 37 begrotingsoverschijvingen ten belope van 1 miljoen euro, waarvan 36 binnen hun respectieve titels.

Loopt nog

2012

De reeds meerdere jaren lopende discussie over de toekomst van de Academie heeft geleid tot onzekerheid die de bedrijfsplanning en –uitvoering blijft belemmeren.

Loopt nog

2012

De Academie moet waarborgen dat de Gids voor aanwerving door Cepol volledig wordt nageleefd en zij moet de doorzichtigheid van de wervingsprocedures verder verbeteren: vacatures werden niet altijd minimaal zes weken vóór het verstrijken van de sollicitatietermijn bekendgemaakt; er was geen bewijs dat de beoordelaars nagingen of de regels voor de indiening van sollicitaties in acht waren genomen; de toegepaste selectiecriteria waren niet altijd gelijk aan de in de kennisgeving van vacature opgenomen selectiecriteria; in een aantal gevallen trad er grote vertraging op bij de beoordeling van de sollicitaties.

Afgerond


BIJLAGE II

Europese Politieacademie (Bramshill)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(Artikel 87 VWEU)

Harmonisatie van de wetgevingen

„1.

De Unie ontwikkelt een vorm van politiële samenwerking waarbij alle bevoegde autoriteiten van de lidstaten betrokken zijn, met inbegrip van de politie, de douane en andere gespecialiseerde wetshandhavingsdiensten die belast zijn met het voorkomen, opsporen en onderzoeken van strafbare feiten.

2.

Voor de toepassing van lid 1 stellen het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure maatregelen vast voor:

[...]

 

b)

steun voor de opleiding van personeel, alsmede samenwerking betreffende de uitwisseling van personeel, apparatuur en onderzoek op het gebied van criminalistiek; [...]”

Bevoegdheden van de Academie

(Besluit 2005/681/JBZ van de Raad)

Doelstellingen

„Cepol heeft ten doel om, door optimalisering van de samenwerking tussen de diverse instituten waaruit zij bestaat, bij te dragen aan de opleiding van hoge leidinggevende politiefunctionarissen in de lidstaten. Zij ondersteunt en ontwikkelt een Europese aanpak van de belangrijkste problemen die zich in de lidstaten voordoen op het gebied van criminaliteitsbestrijding, misdaadpreventie en handhaving van de openbare orde en veiligheid, met name vanuit een grensoverschrijdend perspectief.”

Taken

Het verdiepen van de kennis van de nationale politiestelsels en -structuren van de andere lidstaten, en de grensoverschrijdende politiële samenwerking in de Europese Unie;

het verruimen van de kennis van het internationale instrumentarium en dat van de Europese Unie, met name op de volgende gebieden:

a)

de instellingen van de Europese Unie, hun werking en hun rol, alsook de besluitvormingsprocedures en de rechtsinstrumenten van de Europese Unie, in het bijzonder wat hun implicaties voor de samenwerking op het gebied van de rechtshandhaving betreft;

b)

de doelstellingen, structuur en werking van Europol, alsook de mogelijkheden om de samenwerking tussen Europol en de betrokken rechtshandhavingsdiensten in de lidstaten bij de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit te maximaliseren;

c)

de doelstellingen, structuur en werking van Eurojust;

het zorg dragen voor een adequate opleiding betreffende de naleving van de democratische waarborgen, in het bijzonder de rechten van de verdediging.

Organisatie

Raad van bestuur

Samenstelling

Eén delegatie uit elke lidstaat.

Elke delegatie beschikt over één stem. Vertegenwoordigers van de Europese Commissie en van het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie en Europol worden uitgenodigd, vergaderingen bij te wonen als niet-stemgerechtigde waarnemers.

Directeur

Bestuurt de Academie; wordt aangesteld en van zijn functie ontheven door de raad van bestuur.

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Interne controle

Dienst Interne Audit van de Europese Commissie (DIA).

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad.

In 2013 (2012) ter beschikking van de Academie gestelde middelen

Begroting

8,4(8,4) miljoen euro

Personeelsbestand

Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten 2013: 28 (28) tijdelijke functionarissen.

Daarnaast waren 10 (10) arbeidscontractanten begroot.

Tevens detacheerden lidstaten tijdens het jaar in totaal vijf (vijf) nationale deskundigen.

Producten en diensten in 2013 (2012)

Cursussen, seminars en conferenties

De Academie voerde in totaal 72 (82) klassikale activiteiten (cursussen, seminars en conferenties) uit. De beoordeling van de evaluaties van de activiteiten toont aan dat de algehele tevredenheid over de activiteiten van de Academie en haar opleidingsresultaten groot blijft met 94 % (93 %).

Cepol heeft het grootste aantal deelnemers ooit samengebracht: 2  251(2  098) deelnemers uit rechtshandhavingsinstanties en 707 (772) opleiders uit 42 (33) landen (EU-lidstaten en derde landen) en 21 (27) EU- en internationale organen.

De bezettingsgraad (aantal deelnemers/beschikbare plaatsen) is aanzienlijk toegenomen van 96 % tot het hoogste percentage ooit van 116 %, waaruit een toenemende vraag naar Cepol-opleidingen blijkt. De Academie zelf organiseerde 19 (15) activiteiten ter ondersteuning van het netwerk en startte een procedure voor het aanvragen van subsidieovereenkomsten voor 2014. Er werden geen activiteiten uitgesteld tot het volgende kalenderjaar.

Externe betrekkingen

In 2013 zette Cepol haar vruchtbare samenwerking met (potentiële) kandidaat-lidstaten, ENB-landen en landen van het Oostelijk partnerschap alsmede met strategische partners, JBZ-agentschappen en EU-instellingen, waaronder de Europese Dienst voor extern optreden, voort.

In 2013 ondertekende Cepol twee werkafspraken met Albanië en de Russische Federatie (het is veelzeggend dat er in 2013 voor het eerste een gezamenlijke activiteit van de Russische Federatie en Cepol plaatsvond in Moskou) en tevens één met EU-LISA. Er werd verder onderhandeld met de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en met Bosnië en Herzegovina, en er werden formele contacten gelegd met Kosovo en Armenië, hetgeen heeft geleid tot twee deskundigenmissies daarnaartoe om de samenwerkingsmogelijkheden te onderzoeken.

Er werden ook contacten gelegd met actoren op het gebied van opleiding inzake rechtshandhaving in de Verenigde Staten. Cepol sloot haar voorzitterschap van de contactgroep van agentschappen voor justitie en binnenlandse zaken met succes af door de overeengekomen gezamenlijke activiteiten die waren opgenomen in een door het COSI goedgekeurd eindverslag uit te voeren.

In 2013 bood Cepol ondersteuning bij zeven capaciteitsopbouwprojecten die werden uitgevoerd door EU-lidstaten, variërend van methodologieën voor e-learning tot opleiding ter bestrijding van seksuele uitbuiting van kinderen tot civiele crisisbeheersing en andere belangrijke politie-onderwerpen.

Ontwikkeling van opleidingshandboeken en (gemeenschappelijke) leerprogramma’s

Het handboek voor Sirene-opleiders werd gebruikt in het kader van een Sirene-activiteiten in 2013 en door het Sirene-opleidingscomité bijgewerkt. Het zal begin 2014 worden verspreid binnen het Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie.

Het gemeenschappelijke leerprogramma inzake drugshandel werd bijgewerkt en er werden twee nieuwe gemeenschappelijke leerprogramma's ontwikkeld: terrorismebestrijding en Eurojust (bij dit laatste waren deskundigen van Eurojust nauw betrokken). Een deskundige van Europol droeg bij aan het gemeenschappelijke leerprogramma inzake terrorismebestrijding en Europol gaf ook commentaar op het gemeenschappelijke leerprogramma inzake drugshandel (vier gemeenschappelijke leerprogramma's bijgewerkt en één voltooid in 2012).

Onderzoek en wetenschap

De Europese politieonderzoek- en wetenschapsconferentie 2013 van Cepol, een evenement met de naam „Policing civil societies in times of economic constraints” trok 126 (120) deelnemers uit de EU-lidstaten en landen overzee, en is goed ontvangen. Bijdragen aan de conferentie werden op de websites van Cepol gezet en een conferentiebundel is in voorbereiding.

Met de steun van het Cepol-netwerk van nationale onderzoeks- en wetenschapscorrespondenten en de werkgroep Kennisoverdracht werden twee nieuwe nummers van het „Europees onderzoeks- en wetenschapsbulletin” op de website gepubliceerd. Daarnaast werd een internetpagina beschikbaar gesteld met een overzicht van wetenschappelijke publicaties over de politie die op het terrein van de Europese Unie zijn gepubliceerd. De e-bibliotheek van Cepol wordt nog steeds aangeboden als kennisentrepot voor geregistreerde gebruikers van e-Net.

Het Europese politie-uitwisselingsprogramma

Het Europese politie-uitwisselingsprogramma (EPEP) 2013 van Cepol omvatte zes segmenten en een onderdeel studiebezoeken:

een algemeen segment voor hoge leidinggevende politiefunctionarissen,

een segment voor politiehoofden,

een segment voor opleiders,

een segment voor onderzoekers,

een interagentschappelijk segment,

een ENB-WB-segment,

studiebezoeken aan Europol (2 ×), Frontex, EMCDDA en OLAF.

Het programma omvatte onderwerpen die waren afgeleid van de prioriteiten van het programma van Stockholm, de EU-beleidscyclus en verzoeken van de lidstaten. Uitwisselingsbezoeken vinden op bilaterale basis plaats en de duur ervan is minimaal vijf werkdagen en maximaal twaalf kalenderdagen. Er werden studiebezoeken van drie tot vijf dagen aan bovengenoemde organisaties georganiseerd.

Voor het eerst namen landen van de Westelijke Balkan, Turkije en de landen van het Oostelijk partnerschap deel aan het EPEP.

In totaal deden 444 (293) deelnemers uit 25 lidstaten en ENB-WB-landen mee — het grootste aantal ooit sinds het programma in 2007 van start ging. De begroting van het programma beliep iets meer dan 6 00  000 euro en werd gefinancierd door Cepol; de bestedingsgraad lag boven de 95 %.

Uit de feedback van 135 deelnemers aan het uitwisselingsprogramma en 54 deelnemers aan studiebezoeken bleek een opmerkelijke algemene tevredenheidsgraad van 98 % ten aanzien van het Europese politie-uitwisselingsprogramma 2013.

Elektronisch netwerk (e-Net)

In november vond een bijeenkomst plaats voor nationale beheerders van e-Net. Het systeem van Cepol voor het beheren van de opleidingen (Learning Management System, LMS) bleek erg succesvol, zowel bij het updaten en verbeteren van de online-ondersteuning van Cepol-activiteiten als bij het bieden van een platform voor informatiedeling binnen het Cepol-netwerk. Er zijn ook open platforms beschikbaar gesteld waarop praktijkgemeenschappen in een netwerkleeromgeving eenvoudig van en met elkaar kunnen leren met gebruikmaking van onlinetechnologie.

E-Learning

In 2013 ontwikkelde de Academie drie (vier) nieuwe modules voor e learning en werkte zij er twee (nul) bij met als onderwerpen het witwassen van geld, SIS II, het Prüm-besluit, Europol en cybercriminaliteit. De ontwikkeling van de onlinemodule over de EU-politiecyclus werd in 2013 afgerond en deze werd in januari 2014 vastgesteld. Momenteel zijn 19 onlinemodules beschikbaar.

In 2013 bezochten in totaal 1  994(1  961) unieke gebruikers de onlineleermodules en werden 31 webinars georganiseerd waaraan 3  562(1  667) personen deelnamen. Er waren in 2013 tien platforms voor praktijkgemeenschappen actief waar 2  063 gelijkgestemde professionals op verschillende terreinen van politiewerkzaamheden en politie-opleiding kennis en deskundigheid deelden en op elkaars kennis en deskundigheid voortbouwden.

Bron: Door de Academie verstrekte bijlage.


ANTWOORDEN VAN DE POLITIEACADEMIE

11 en 12:

het Agentschap heeft kennis genomen van de opmerkingen van de Rekenkamer. Deze feiten stellen ons in staat te erkennen dat de door Cepol in de afgelopen jaren getroffen maatregelen leiden tot een aanzienlijk geringer aantal overdrachten. Wij zetten ons in om het begrotingsbeginsel van jaarperiodiciteit, dat in het Financieel Reglement is opgenomen, nog beter na te leven en te handhaven.

13:

het Agentschap heeft kennis genomen van de opmerkingen van de Rekenkamer. Cepol heeft de documentatie van de personeelsbeleidsprocessen afgerond met een herstructurering en verbetering van de desbetreffende werkinstructies, modellen en checklists. We verwachten dat deze verdere ontwikkelingen, die voor de onlangs aangekondigde wervingsprocedures moeten worden toegepast, zullen bijdragen tot een beter beheer en grotere doorzichtigheid van het wervingsproces.


10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/61


VERSLAG

over de jaarrekening van het Communautair Bureau voor plantenrassen betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van het antwoord van het Bureau

(2014/C 442/07)

INLEIDING

1.

Het Communautair Bureau voor plantenrassen (hierna: „Bureau” ofwel „CPVO”), gevestigd te Angers, werd opgericht bij Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad (1). De belangrijkste taken van het Bureau zijn het registreren en onderzoeken van de aanvragen tot verlening van kwekersrechten in de Unie, alsmede het door de bevoegde bureaus in de lidstaten laten uitvoeren van de nodige technische onderzoeken (2).

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van het Bureau. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations'”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van het Bureau, die bestaat uit de financiële staten (3) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (4) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar, en

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van het Bureau, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (5):

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van het Bureau omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (6) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De voorzitter keurt de jaarrekening van het Bureau goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van het Bureau.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (7) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van het Bureau geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van het Bureau op alle materiële punten een getrouw beeld van zijn financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van zijn verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van zijn financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

10.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGSBEHEER

11.

Het begrotingsuitvoeringspercentage voor 2013 is met 86 % (1 2 7 55  144 euro) laag en gaat gepaard met een hoog percentage annuleringen. Dit kan gedeeltelijk worden verklaard door het feit dat de ontvangsten en de daarmee verband houdende beleidsuitgaven (titel III) in hoge mate afhangen van het aantal aanvragen tot registratie van kwekersrechten, dat moeilijk nauwkeurig te voorspellen is. Er is echter ruimte om de begrotingsplanning en het begrotingstoezicht verder te verbeteren, met name wat betreft de administratieve uitgaven (titel II).

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN VOORGAANDE JAREN

12.

Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van voorgaande jaren.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, vastgesteld te Luxemburg op haar vergadering van 1 juli 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 227 van 1.9.1994, blz. 1.

(2)  Ter informatie geeft bijlage II een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van het Bureau.

(3)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(4)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(5)  De artikelen 38-42 van het financieel reglement van het Bureau.

(6)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(7)  De artikelen 87-92 van het financieel reglement van het Bureau.


BIJLAGE I

Follow-up van de opmerkingen van voorgaande jaren

Jaar

Opmerking van de Rekenkamer

Stand van de corrigerende maatregel

(Afgerond/Loopt nog/Nog af te handelen/N.v.t.)

2011

Het Bureau heeft geen uitvoeringsbepalingen bij het Statuut vastgesteld met betrekking tot de werving en inzet van arbeidscontractanten en de tijdelijke bezetting van leidinggevende posten.

Loopt nog

2012

Het CPVO verrichtte in december 2012 een fysieke verificatie van zijn activa. Er werd echter geen verslag van de fysieke verificatie opgesteld. Het is derhalve onmogelijk de juistheid van de desbetreffende administratie na te gaan.

Afgerond

2012

De wervingsprocedures vertoonden aanzienlijke gebreken die van invloed waren op de doorzichtigheid en de gelijke behandeling van kandidaten: de vooraf vastgestelde wegingsfactoren en minimaal vereiste scores werden niet altijd toegepast; er werd bij de verschillende wervingsprocedures geen consistente evaluatiemethode gehanteerd en in de kennisgeving van vacature werd niet vermeld dat het mogelijk was in beroep te gaan.

Loopt nog


BIJLAGE II

Communautair Bureau voor plantenrassen (Angers)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(Uittreksel uit artikel 36 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

Vrij verkeer van goederen

Deze verboden of beperkingen (bescherming van de industriële en commerciële eigendom) mogen echter geen middel tot willekeurige discriminatie, noch een verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten vormen.

Bevoegdheden van het Bureau

(Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad & Strategisch plan 2010-2015)

Doelstellingen

Toepassing van de beschermingsregeling voor kweekproducten van de Europese Unie als enige en uitsluitende vorm van bescherming van industriële eigendom met betrekking tot plantenrassen in de Europese Unie.

Bevordering van innovatie op het gebied van plantenrassen door een hoogwaardige verwerking van aanvragen voor communautaire rechten inzake plantenrassen tegen betaalbare kosten, en het verstrekken van beleidsrichtsnoeren en steun bij de uitoefening van deze rechten ten bate van de belanghebbenden.

Taken

Besluiten tot toe- of afwijzing van aanvragen van kwekersrechten in de Unie,

besluiten over bezwaren,

besluiten over beroepen,

besluiten tot nietigverklaring of vervallenverklaring van de bescherming in de Europese Unie.

Organisatie

De voorzitter

Deze heeft de leiding van het Bureau. Hij wordt door de Raad benoemd uit een lijst van kandidaten, die door de Commissie wordt voorgesteld nadat zij het advies van de raad van bestuur heeft ingewonnen.

De raad van bestuur

Deze ziet toe op het werkprogramma van het Bureau en stelt regels op voor de werkmethoden van het Bureau. Hij bestaat uit één vertegenwoordiger van elke lidstaat, één vertegenwoordiger van de Commissie, en voor elke vertegenwoordiger een plaatsvervanger.

Beslissingen in het kader van de verlening van communautaire kwekersrechten worden genomen door comités die zijn samengesteld uit drie personeelsleden van het Bureau, en door de kamer van beroep in geval van beroep.

Toezicht op de rechtmatigheid van handelingen van het Bureau

De Commissie controleert de rechtmatigheid van handelingen van de voorzitter waarvoor in het recht van de Europese Unie niet in rechtmatigheidstoezicht door een andere instantie is voorzien, alsmede de rechtmatigheid van de handelingen van de raad van bestuur inzake de begroting van het Bureau.

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Kwijtingverlenende autoriteit

Raad van bestuur.

In 2013 (2012) ter beschikking van het Bureau gestelde middelen

Definitieve begroting

14,8(14,3) miljoen euro

Personeelsbestand per 31 december 2013

Aantal posten in de lijst van het aantal ambten: 48 (46)

Bezette posten: 45 (45)

Totaalaantal personeelsleden: 45 (45), ingezet voor het verrichten van:

uitvoerende taken 28,5(17,5)

administratieve taken 16,5(21,5)

Producten en diensten 2013 (2012)

Binnengekomen aanvragen: 3  297 (2  868)

Verleende rechten: 2  706 (2  640)

In de Europese Unie per 31 december 2013 geldende rechten: 21  576 (20  362)

Internationale samenwerking op het gebied van de bescherming van plantenrassen

Bijdrage aan handhaving van rechten inzake plantenrassen.

Contacten en samenwerking met de volgende organisaties: Europese Commissie (DG SANCO, permanente commissies), UPOV (1), CIOPORA (2), ESA3 (3), OAPI (4), OESO (5), MAFF (6) (Japan).


(1)  Union pour la Protection des Obtentions végétales (Unie tot bescherming van kweekproducten).

(2)  Internationale gemeenschap van kwekers van zich ongeslachtelijk voortplantende sier- en fruitplanten.

(3)  European Seeds Association (Europese vereniging voor zaden).

(4)  Organisation africaine de la Propriété intellectuelle (Afrikaanse organisatie voor de intellectuele eigendom).

(5)  Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling.

(6)  Ministerie voor landbouw, voedsel en visserij (Japan).

Bron: Door het Bureau verstrekte bijlage.


ANTWOORD VAN HET BUREAU

11.

Het CPVO neemt kennis van de opmerkingen van de Rekenkamer met betrekking tot het uitvoeringspercentage. Naast schommelingen in het aantal aanvragen is de lagere uitvoeringsgraad van 2013 ook te verklaren doordat er nog geen uitspraak was in de zaak bij het Hof ten aanzien van de salarissen. Deze gebeurtenissen lagen buiten de macht van het CPVO. Het Bureau zou willen wijzen op het feit dat de annuleringen voor titel II slechts 2 % van de totale begroting van het agentschap uitmaken, wat op een zorgvuldige besteding wijst.


10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/67


VERSLAG

over de jaarrekening van het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur betreffende het begrotingsjaar 2013,vergezeld van het antwoord van het Agentschap

(2014/C 442/08)

INLEIDING

1.

Het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur (hierna: „het Agentschap” ofwel „Eacea”), gevestigd te Brussel, werd opgericht bij Besluit 2009/336/EG van de Commissie (1). Het Agentschap heeft tot taak de door de Commissie vastgestelde programma's op het gebied van onderwijs, audiovisuele media en cultuur te beheren, met inbegrip van de gedetailleerde uitvoering van projecten met een technisch karakter (2).

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van het Agentschap. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van het Agentschap, die bestaat uit de financiële staten (3) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (4) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar;

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van het Agentschap, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (5).

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van het Agentschap omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (6) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van het Agentschap goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van het Agentschap.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (7) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels betreffende beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van het Agentschap geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle van de Rekenkamer worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van het Agentschap op alle materiële punten een getrouw beeld van zijn financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van zijn verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van zijn financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

10.

De hiernavolgende opmerking doet niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGSBEHEER

11.

Het niveau van de vastgelegde kredieten was hoog met 97 % voor zowel titel I (personeelsuitgaven) als titel II (administratieve uitgaven). De overdrachten van vastgelegde kredieten voor titel II waren met 25 % weliswaar betrekkelijk hoog, maar houden voornamelijk verband met in 2013 bestelde en deels ontvangen IT-diensten en -apparatuur waarvoor aan het einde van het jaar nog geen facturen waren afgegeven, en ook met het meerjarige karakter van de activiteiten van het Agentschap (projectonderzoeken door deskundigen en projectcontroles).

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN HET VOORGAANDE JAAR

12.

Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van het voorgaande jaar.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, vastgesteld te Luxemburg op haar vergadering van 8 juli 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 101 van 21.4.2009, blz. 26.

(2)  Ter informatie geeft bijlage II een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van het Agentschap.

(3)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(4)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(5)  Zie de artikelen 62 en 68 in samenhang met de artikelen 53 en 58 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(6)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(7)  Artikel 162 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.


BIJLAGE I

Follow-up van de opmerkingen van het voorgaande jaar

Jaar

Opmerking van de Rekenkamer

Stand van de corrigerende maatregel

(Afgerond/Loopt nog/Nog af te handelen/N.v.t.)

2012

Het niveau van de vastgelegde kredieten was hoog met 99 % voor zowel titel I (personeelsuitgaven) als titel II (administratieve uitgaven). De overdrachten van vastgelegde kredieten voor titel II waren weliswaar betrekkelijk hoog (28 %), maar hielden voornamelijk verband met in 2012 ontvangen diensten waarvoor aan het einde van het jaar nog geen facturen waren afgegeven (bouwkosten en IT-consultancy) en met het meerjarige karakter van de activiteiten (projectonderzoeken door deskundigen en projectcontroles).

N.v.t.


BIJLAGE II

Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur (Brussel)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(Artikelen 165, lid 1, 166, lid 1, 167, lid 1, en 173, lid 1, VWEU)

Verzamelen van informatie

De Unie draagt bij tot de ontwikkeling van onderwijs van hoog gehalte.

De Unie legt inzake beroepsopleiding een beleid ten uitvoer.

De Unie draagt bij tot de ontplooiing van de culturen van de lidstaten.

De Unie en de lidstaten dragen er zorg voor dat de omstandigheden nodig voor het concurrentievermogen van de industrie van de Unie aanwezig zijn.

Bevoegdheden van het Agentschap

(Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad; Besluit 2009/336/EG van de Commissie, als gewijzigd bij Besluit 2012/797/EU; Besluit C(2009)3355 van de Commissie, als gewijzigd bij Besluit C(2012) 9475 final)

Doelstellingen

In het kader van het onderwijs-, cultuur- en industriebeleid zijn tal van maatregelen genomen ter bevordering van onderwijs, beroepsopleiding, audiovisuele media, cultuur, jeugd en actief burgerschap in de Europese Unie. Deze maatregelen hebben voornamelijk tot doel de sociale cohesie te versterken en bij te dragen tot het concurrentievermogen, de economische groei en een steeds hechter verbond tussen de volkeren van Europa.

Deze maatregelen behelzen een verscheidenheid van programma's.

Het Agentschap is verantwoordelijk voor het beheer van bepaalde onderdelen van deze programma's, zoals: Een leven lang leren, Cultuur, Jeugd in actie, Europa voor de burger, Media, Erasmus Mundus en Tempus. In dit verband voert het de steun van de Unie uit, met uitzondering van programmabeoordeling, strategische studies en andere taken die discretionaire bevoegdheden vergen voor het omzetten van politieke keuzes.

Taken

Het tijdens de looptijd beheren van de toegewezen specifieke projecten in het kader van de tenuitvoerlegging van programma’s van de Unie, alsook het uitvoeren van de daartoe noodzakelijke controles, door het nemen van de relevante besluiten, indien de Commissie het daartoe machtiging heeft verleend.

Het vaststellen van besluiten tot uitvoering van de begroting van de ontvangsten en uitgaven en het uitvoeren van alle maatregelen die voor het beheer van de programma’s van de Unie vereist zijn, met name in verband met subsidies en overheidsopdrachten, indien de Commissie het daartoe machtiging heeft verleend.

Het verzamelen, analyseren en aan de Commissie doorgeven van alle gegevens die nodig zijn om de uitvoering van de programma's van de Unie te sturen.

Het op EU-niveau uitvoering geven aan het informatienetwerk voor onderwijs in Europa (Eurydice) en aan acties ter verbetering van begrip en kennis met betrekking tot de jeugd door de verzameling, analyse en verspreiding van informatie en het verzorgen van studies en publicaties.

Organisatie

Directiecomité

Samenstelling

Bestaat uit vijf door de Europese Commissie benoemde leden.

Taken

Het stelt, na goedkeuring door de Europese Commissie, het jaarlijks werkprogramma van het Agentschap vast. Bovendien stelt het de administratieve begroting en het jaarlijks activiteitenverslag van het Agentschap vast.

Directeur

Benoemd door de Europese Commissie.

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Interne controle

Interne-auditfunctie.

Dienst Interne Audit van de Europese Commissie (DIA).

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad.

In 2013 (2012) ter beschikking van het Agentschap gestelde middelen

Begroting

De huishoudelijke begroting 2013 van het Agentschap was 51 (50) miljoen euro (voor 100 % gefinancierd uit de algemene begroting van de Europese Unie).

Het Agentschap heeft 850 (728) miljoen euro beheerd in verband met de programma’s en projecten die de Commissie aan het Uitvoerend Agentschap delegeerde.

Personeelsbestand per 31 december 2013

Tijdelijk personeel: 105 (103) posten voor tijdelijk personeel in de lijst van het aantal ambten, waarvan bezet: 99 (99)

Arbeidscontractanten: 348 (335) posten voor arbeidscontractanten, waarvan bezet: 336 (329)

Totaalaantal personeelsleden: 435 (428) posten bezet door personeelsleden, waarvan er

352 uitvoerende en 83 administratieve taken verrichten.

Producten en diensten in 2013 (2012)

Communicatie

Deelname aan 19 voorlichtingsdagen georganiseerd door de nationale agentschappen/structuren en aan verscheidene andere voorlichtingsbijeenkomsten in Brussel; actualisering van de databank EVE (1) met projectresultaten; organisatie van evenementen in samenwerking met de toezichthoudende directoraten-generaal (DG’s).

In Brussel werden startbijeenkomsten georganiseerd voor nieuwe projectcoördinatoren en partners.

Op diverse plaatsen werden thematische clustervergaderingen en vergaderingen met projectcoördinatoren georganiseerd.

Selecties

Er werden 28 oproepen tot het indienen van voorstellen en één uitnodiging tot inschrijving gepubliceerd.

Gedetailleerde informatiefiches (of beschrijvingen) over de geselecteerde voorstellen (compendia) werden gepubliceerd op de website van het Agentschap.

Beheer van ongeveer 15  000 ontvangen voorstellen.

Selectie van ongeveer 4  000 projecten en 4  308 Erasmus Charters for Higher Education (Eramus-handvesten voor hoger onderwijs).

Toezichtbezoeken

Er werden meer dan 310 toezichtsacties (ter plaatse of in Brussel) met projectdeelnemers georganiseerd om toezicht te houden op 310 projecten.

Vereenvoudigingsmaatregelen

Het gebruik van elektronische formulieren is uitgebreid om meer activiteiten te bestrijken, en betreft nu 91 % van alle aanvragen.

De vereenvoudigde contractsluiting (besluiten in plaats van subsidieovereenkomsten) werd verruimd voor bepaalde acties.

De berekeningsmethode op basis van forfaitaire bedragen werd verfijnd en ingevoerd voor meer activiteiten.

Voor de beoordeling van activiteiten werd er meer gebruikgemaakt van briefings door deskundigen op afstand en projectevaluaties op afstand.

Om de financiële verslaglegging te vereenvoudigen, werden auditcertificaten opgesteld die geleidelijk in gebruik zullen worden genomen.

Een pakket met financiële informatie voor een betere begeleiding van de begunstigden werd voltooid en beschikbaar gesteld.

Samenwerking met de toezichthoudende DG’s

Organisatie van vier vergaderingen van het directiecomité.

Regelmatige coördinatievergaderingen over de gedelegeerde programma’s met de betrokken directeuren van de toezichthoudende DG’s (drie vergaderingen per jaar).

Assistentie voor de bevoegde DG’s bij de voorbereiding van de volgende generatie programma’s.

De Commissie op verzoek informatie verstrekken over de programma-uitvoering.

Uitvoering van het actieplan naar aanleiding van de tweede tussentijdse evaluatie van het Agentschap.

Nauwe samenwerking met de toezichthoudende DG’s bij de voorbereiding van de nieuwe programma’s voor 2014-2020.

Beleidsondersteuning

Doorlopend beheer van het Eurydice-netwerk voor beleidsondersteuning op onderwijsgebied; dit werd uitgebreid met jeugdzaken.

Verscheidene verslagen werden uitgebracht door de Eurydice-eenheid.

Controles

114 controles in het kader van het controleplan 2012 worden uitgevoerd; 114 nieuwe controles zijn opgenomen in het controleplan 2013.

Contracten en projecten

5  492 contracten werden ondertekend, 4  969 projecten werden afgesloten.

Mandaat

Het mandaat van het Agentschap werd in 2013 verlengd. Deze verlenging werd door de Commissie vastgesteld in december.


(1)  Elektronisch platform voor de verspreiding en benutting van de resultaten van projecten die werden gesteund uit door de Europese Commissie beheerde programma’s betreffende onderwijs, opleiding, cultuur, jeugd en burgerschap.

Bron: Door het Agentschap verstrekte bijlage.


ANTWOORD VAN HET AGENTSCHAP

11:

Het Agentschap neemt nota van de opmerkingen van de Rekenkamer. In vergelijking met vorig jaar is het niveau van de overgedragen kredieten gedaald. Het Agentschap zal zich blijven inspannen om het percentage aan overdrachten onder controle te houden en verder te verminderen.


10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/74


VERSLAG

over de jaarrekening van het Uitvoerend Agentschap voor concurrentievermogen en innovatie betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap

(2014/C 442/09)

INLEIDING

1.

Het Uitvoerend Agentschap voor concurrentievermogen en innovatie (hierna: „Agentschap” ofwel „EACI”), gevestigd te Brussel, is het voormalige Uitvoerend Agentschap voor intelligente energie (IEEA). Zijn mandaat en looptijd werden gewijzigd ingevolge Besluit 2007/372/EG van de Commissie (1) tot wijziging van Besluit 2004/20/EG (2). Het Agentschap werd opgericht voor een beperkte periode die inging op 1 januari 2004 en zal eindigen op 31 december 2015, om de maatregelen van de EU op het gebied van energie, ondernemerschap en innovatie, en duurzaam vrachtvervoer te beheren (3).

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van het Agentschap. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van het Agentschap, die bestaat uit de financiële staten (4) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (5) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar,

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van het Agentschap, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (6):

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van het Agentschap omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (7) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van het Agentschap goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van het Agentschap.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (8) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van het Agentschap geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de interne beheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van het Agentschap op alle materiële punten een getrouw beeld van zijn financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van zijn verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van zijn financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

10.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGSBEHEER

11.

Hoewel de begrotingsuitvoeringspercentages voor 2013 toereikend waren, wijst de mate waarin uit 2012 overgedragen kredieten in 2013 werden geannuleerd (2 15  000 euro, ofwel 19 % van de overdrachten) op gebreken in de begrotingsplanning van het Agentschap en is dit in strijd met het begrotingsbeginsel van jaarperiodiciteit. Deze annuleringen houden hoofdzakelijk verband met voorlopige vastleggingen die gedaan worden voor lopende uitgaven van administratieve aard.

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN HEt VOORGAANDE JAAR

12.

Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van het voorgaande jaar.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Pietro RUSSO, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 16 september 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 140 van 1.6.2007, blz. 52.

(2)  PB L 5 van 9.1.2004, blz. 85.

(3)  Ter informatie geeft bijlage II een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van het Agentschap.

(4)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(5)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(6)  Zie de artikelen 62 en 68 in samenhang met de artikelen 53 en 58 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(7)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(8)  Artikel 162 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.


BIJLAGE I

Follow-up van de opmerkingen van het voorgaande jaar

Jaar

Opmerking van de Rekenkamer

Stand van de corrigerende maatregel

(Afgerond/Loopt nog/Nog af te handelen/N.v.t.)

2012

De interne auditcapaciteit (IAC) van het Agentschap is ook verantwoordelijk voor de verificaties achteraf van het Agentschap, die deel uitmaken van het internebeheersingssysteem. Dit beperkt de middelen van de IAC voor internecontrolewerkzaamheden en houdt in dat de IAC op dit terrein geen onafhankelijke controles kan verrichten. Deze dubbelrol is in strijd met de internecontrolenormen en de internationale standaarden voor professionele interne audit.

Afgerond

2012

De wervingsprocedures kunnen worden verbeterd: de selectiecriteria stemden niet volledig overeen met die in de kennisgeving van vacature; aan bepaalde selectiecriteria werd onevenredig veel belang gehecht; de minimaal vereiste scores in de voorselectiefase en het maximale aantal kandidaten op de reservelijsten waren niet vooraf vastgesteld; de verantwoording voor de uitsluiting van kandidaten in de eindfase van de procedures was niet altijd voldoende gedocumenteerd en de verklaringen inzake vertrouwelijkheid en het ontbreken van belangenconflicten waren niet altijd ondertekend.

Afgerond


BIJLAGE II

Uitvoerend Agentschap voor concurrentievermogen en innovatie (Brussel)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)

1.

„Het beleid van de Unie op milieugebied draagt bij tot het nastreven van de volgende doelstellingen: behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu; bescherming van de gezondheid van de mens; behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen; bevordering op internationaal vlak van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen, en in het bijzonder de bestrijding van klimaatverandering.”

(artikel 191 VWEU)

2.

„De Unie en de lidstaten dragen er zorg voor dat de omstandigheden nodig voor het concurrentievermogen van de industrie van de Unie, aanwezig zijn [door] de aanpassing van de industrie aan structurele wijzigingen te bespoedigen; een gunstig klimaat voor het ontplooien van initiatieven en voor de ontwikkeling van ondernemingen in de gehele Unie [...] te bevorderen; [en]leen betere benutting van het industriële potentieel van het beleid inzake innovatie, onderzoek en technologische ontwikkeling te stimuleren. De lidstaten plegen, in verbinding met de Commissie, onderling overleg en coördineren, voor zover nodig, hun activiteiten. De Commissie kan initiatieven nemen om deze coördinatie te bevorderen.”

(artikel 173 VWEU)

3.

„Het Europees Parlement en de Raad [stellen...] gemeenschappelijke regels [vast] voor internationaal vervoer vanuit of naar het grondgebied van een lidstaat of over het grondgebied van één of meer lidstaten; [alsmede] de voorwaarden waaronder vervoerondernemers worden toegelaten tot nationaal vervoer in een lidstaat waarin zij niet woonachtig zijn, [en] de maatregelen die de veiligheid van het vervoer kunnen verbeteren.”

(artikel 91, lid 1, en artikel 100, lid 2, VWEU)

4.

„Het beleid van de Unie op het gebied van energie [is] erop gericht de werking van de energiemarkt te waarborgen; de continuïteit van de energievoorziening in de Unie te waarborgen; energie-efficiëntie, energiebesparing en de ontwikkeling van nieuwe en duurzame energie te stimuleren; en de interconnectie van energienetwerken te bevorderen.”

(artikel 194, lid 1, VWEU)

Bevoegdheden van het Agentschap

(zoals omschreven in Besluit 2004/20/EG van de Commissie, gewijzigd bij Besluit 2007/372/EG)

Doelstellingen

Binnen het kader van de Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid heeft de Europese Unie maatregelen genomen ter bevordering en ontwikkeling van het concurrentievermogen en de innovatie. Deze maatregelen omvatten de vaststelling van een kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (CIP) 2007-2013 (Besluit nr. 1639/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad), waaronder met name het programma Intelligente Energie Europa (IEE) en het programma voor ondernemerschap en innovatie (EIP) vallen. De hoofddoelstellingen betreffen het stimuleren van het concurrentievermogen van ondernemingen, in het bijzonder van het midden- en kleinbedrijf, het bevorderen van alle vormen van innovatie alsmede van eco-innovatie, en het bevorderen van energie-efficiëntie en nieuwe en hernieuwbare energiebronnen. De in het kader van de Lissabonstrategie getroffen maatregelen omvatten tevens het tweede Marco Polo-programma (MP) (Verordening (EG) nr. 1692/2006 van het Europees Parlement en de Raad). De hoofddoelstellingen betreffen het verminderen van de congestie op de wegen, het verbeteren van de milieuprestaties van het vervoersysteem en het versterken van het intermodale vervoer, teneinde aldus bij te dragen aan een efficiënt en duurzaam vervoersysteem en aan het concurrentievermogen en de innovatie, met name van het mkb. In het kader van deze EU-programma’s is het Agentschap belast met alle uitvoeringstaken betreffende de EU-steun, met uitsluiting van de evaluatie van het programma, wettelijke voortgangscontrole en strategische studies of alle andere maatregelen die uitsluitend tot de bevoegdheid van de Europese Commissie mochten behoren.

Taken

Uitvoering van de EU-programma's overeenkomstig de delegatie van taken van de Commissie:

alle fasen in de cyclus van specifieke projecten beheren;

alle handelingen verrichten die voor het beheer van de EU-programma’s vereist zijn, met name de begrotingsuitvoering inclusief de gunning van overheidsopdrachten en subsidies;

verzamelen, analyseren en aan de Commissie verstrekken van alle informatie die nodig is om de uitvoering van de programma’s te sturen, alsmede bevorderen van coördinatie en synergie tussen de programma’s;

wat het EIP betreft, ook de verantwoordelijkheid dragen voor het projectbeheer en de aansturing van het Enterprise Europe Network, proef- en markttoepassingsprojecten voor eco-innovatie, en innovatieve activiteiten met een hoge mate van standaardisering (IP Base project).

Organisatie

Directiecomité

Bestaat uit vijf door de Europese Commissie benoemde leden. Het stelt, na goedkeuring door de Europese Commissie, het jaarlijks werkprogramma van het Agentschap vast. Bovendien stelt het de administratieve begroting en het jaarlijks activiteitenverslag van het Agentschap vast.

Directeur

Benoemd door de Europese Commissie.

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad.

In 2013 (2012) ter beschikking van het Agentschap gestelde middelen

Begroting

Operationele begroting

Het in totaal begrote bedrag was 242,9(241,3) miljoen euro (waarvan 100 % afkomstig was van de algemene begroting van de EU). Dit bedrag was vastgelegd, en 213,9 miljoen euro was betaald, zoals goedgekeurd door de begrotingsautoriteit. Het EACI voert de operationele begroting uit onder de verantwoordelijkheid van de Commissie:

IEE: 91,9(83,9) miljoen euro

EIP eco-innovatie: 33,1(35,0) miljoen euro

EIP-netwerken: 51,2(57,4) miljoen euro

MP: 66,8(65,1) miljoen euro

Administratieve begroting

Het Agentschap beschikte over een administratieve begroting van 16,4(16,4) miljoen euro, waarover het EACI zelfstandig beschikt. De administratieve begroting van het Agentschap werd voor 100 % door de EU gesubsidieerd.

Personeelsbestand per 31 december 2013

Totaalaantal personeelsleden: 163 (162) begrote ambten, waarvan 161 (156) bezet.

Tijdelijk personeel: 37 (37) begrote ambten, waarvan 35 (37) bezet.

Arbeidscontractanten: 126 (125) begrote ambten, waarvan 126 (119) bezet.

Geleverde producten en diensten in 2013

Het EACI is verantwoordelijk voor het beheer van de acties van de Unie op het gebied van energie, ondernemerschap en innovatie (inclusief eco-innovatie) en duurzaam vrachtvervoer binnen de volgende programma’s van de Unie:

de volgende delen van het kaderprogramma concurrentievermogen en innovatie: Intelligente Energie Europa, programma II (2007-2013), projectbeheer en aansturing voor het „Enterprise Europe Network”, IPR-projecten en patent- en markttoepassingsprojecten voor eco-innovatie,

de programma’s Marco Polo I (2003-2006) en II (2007-2013),

het programma Intelligente Energie Europa I (2003-2006).

Intelligente Energie Europa (IEE)

Kernactiviteiten

Het Agentschap onderhield nauw contact met potentiële begunstigden: het beantwoordde ruim 1  400 vragen per e-mail en bezocht 18 voorlichtingsdagen. Het nam tevens deel aan ruim 120 projectvergaderingen en organiseerde 10 vergaderingen voor contractanten, waaronder een belangrijk evenement dat samen met DG REGIO werd georganiseerd en twee grote Build Up Skills-vergaderingen met vertegenwoordigers uit de bouw- en de energiesector en van beroepsopleidingen uit 30 landen. Duizenden spelers uit de energiesector gaven ook gehoor aan de oproep tot het indienen van voorstellen in 2013: het Agentschap ontving meer voorstellen dan ooit tevoren. De oproep tot het indienen van voorstellen leidde tot de grootste beoordelingsexercitie die het Agentschap ooit verrichtte. Op de voornaamste uiterste termijn waren ruim 550 aanvragen ontvangen.

Dankzij zijn nauwe contacten met projectbegunstigden en andere marktdeelnemers kon het Agentschap DG ENER geïnformeerde feedback geven over allerlei thema's. De belangrijkste bijdrage betrof het werkprogramma inzake energie van Horizon 2020 (2014-2015). Het Agentschap nam actief deel aan de door DG RTD opgerichte werkgroepen over horizontale thema's, evaluatie en indiening, en prestatie-indicatoren. Ook droeg het bij aan alle interdepartementale vergaderingen en alle vergaderingen van het „Shadow Programme Committee”. Andere bijdragen betroffen de communicatie over energietechnologie en innovatie, alsmede beleidswerkzaamheden inzake het mobiliseren van financiering voor investeringen in duurzame energie, capaciteitsopbouw, het versterken van markttoezicht, het bevorderen van de opname van bijna-energieneutrale gebouwen, en het aanpakken van de duurzaamheid van biomassa.

Ook heeft het Agentschap zijn inbreng gehad bij initiatieven van andere DG's, waaronder het Pakket Stedelijke Mobiliteit van DG MOVE, de mededeling over blauwe energie van DG MARE, het Permanent Comité voor de bosbouw van DG AGRI, en de interdepartementale werkgroep inzake verlichting. Door zijn nieuwe initiatief Build Up Skills (opbouw van vaardigheden) heeft het Agentschap actoren afkomstig uit de bouw- en energiesector en van beroepsopleidingen gemobiliseerd en DG ENER, DG EMPL, DG EAC en DG ENTR nationale gegevens en routekaarten verschaft inzake de opleiding van de werknemers in de bouwsector.

In 2013 leverde het Agentschap verdere inspanningen voor het kwantificeren van de impact van programma's. Het Agentschap zette haar werk voort wat betreft het opleiden van projectcoördinatoren in het gebruik van prestatie-indicatoren. Ook bracht het richtsnoeren uit voor het berekenen van deze indicatoren. Het Agentschap toonde aan dat sinds 2007 de door het Agentschap beheerde IEE-projecten 40 miljoen personen in de gehele EU bereikten via de media, dat ze zorgden voor hernieuwbare energie ter hoogte van het jaarlijks elektriciteitsverbruik van 6,7 miljoen burgers, dat ze primaire energie ter hoogte van het jaarlijks elektriciteitsverbruik van 1,7 miljoen burgers bespaarden en dat ze de aanzet gaven tot bijna 3 miljard euro aan investeringen in duurzame energie.

Tot slot was het Agentschap betrokken bij de Europese week voor duurzame energie 2013. Een beleidsconferentie op hoog niveau vond plaats in Brussel; deze trok meer dan 3  000 deelnemers. Daarnaast vonden 91 andere evenementen plaats in Brussel, en 589 energiedagen door heel Europa. De uitgebreide werkzaamheden van het Agentschap op mediagebied leverden 253 vermeldingen in de media op, met een potentieel publiek van bijna 25 miljoen mensen.

Eco-innovatie

Kernactiviteiten

Eco-innovatie wordt via het CIP ondersteund door middel van verschillende soorten maatregelen (financiële instrumenten, netwerken van nationale en regionale actoren en patent- en markttoepassingsprojecten). Het Agentschap is verantwoordelijk voor het beheer van de patent- en markttoepassingsprojecten voor eco-innovatie met een begroting van ongeveer 200 miljoen euro voor de periode 2008-2013.

In 2013 waren de inspanningen geconcentreerd op de volgende gebieden:

de afronding van de tenuitvoerlegging van de oproep tot het indienen van voorstellen 2012. De meerderheid van de onderhandelingen werd in juni en juli afgerond. Sommige individuele overeenkomsten werden later dat jaar ondertekend. In totaal werden 46 subsidieovereenkomsten ondertekend;

nieuwe oproepen tot het indienen van voorstellen: die van 2013, die in mei 2013 werd gestart, werd gevolgd door een geslaagde Europese voorlichtingsdag met 340 deelnemers en 420 webviewers. Tijdens het evenement werden 70 bilaterale bijeenkomsten gehouden. Tijdens deze bijeenkomsten konden de deelnemers voorgestelde ideeën bespreken met personeel dat vertrouwd was met eco-innovatie. Het Agentschap bezocht zes nationale voorlichtingsdagen. Deze oproep tot het indienen van voorstellen leverde een recordaantal inschrijvingen op (461);

ervaringen met marktgerichte projecten en de resultaten van het onderzoek naar resultaten en impact van eco-innovatieprojecten werden gedeeld met de Commissie (werkgroepen in het kader van Horizon 2020 en het LIFE-team). Zij werden gepresenteerd tijdens een persbijeenkomst met commissaris Potočnik van milieu.

Marco Polo-programma

Kernactiviteiten

De Europese voorlichtingsdag in april trok 173 deelnemers (plus 528 toeschouwers bij de live webstream). Bij die gelegenheid werden niet minder dan 42 bilaterale ontmoetingen met mogelijke Marco Polo-begunstigden georganiseerd; Om potentiële begunstigden aan te trekken, werd een reclamecampagne met als doelgroep 6 25  000 lezers gestart.

De oproep tot het indienen van voorstellen van 2013 werd op 26 maart gepubliceerd en op 23 augustus afgesloten. In totaal werden 61 voorstellen ontvangen. Tussen 9 en 20 september werden voorafgaande evaluaties verricht.

Bij de oproep tot het indienen van voorstellen van 2012 werden 54 voorstellen ontvangen en werd met succes onderhandeld over 26 projecten. Het gunningsbesluit werd op 23 mei (na goedkeuring door DG MOVE) vastgesteld.

Beheer van lopende projecten: er werden 16 inspectiebezoeken ter plaatse verricht. Bovendien werd de subsidietoekenningstermijn tussen 2012 en 2013 drastisch ingekort (met 118 dagen) dankzij de inspanningen van de Marco Polo-eenheid om de gunningsprocedure te versnellen.

Het laatste kwartaal liepen de praktische regelingen voor de overdracht van het beheer van het Marco Polo-programma van het EACI naar het INEA (per 1 januari 2014) door in nauwe samenwerking tussen de twee agentschappen. Door middel van een bericht aan de belanghebbenden werd ervoor gezorgd dat allen op de hoogte waren van de op handen zijnde veranderingen in het beheer.

EIP-programma — Enterprise Europe Network

Kernactiviteiten

Het programma omvat meer dan 600 partnerorganisaties in meer dan 50 landen, inclusief de 28 EU-lidstaten. Naast de projectbeheerstaken voor 92 contracten (specifieke subsidieovereenkomsten) en het „IPeuropAware”-project is het EACI ook verantwoordelijk voor de aansturing van het Enterprise Europe Network en voor het beheer van de IT-instrumenten en databases ten behoeve van de interactieve communicatie tussen de netwerkpartners.

In juni 2013 werd het nieuwe IT-systeem voor het netwerk (het „Merlin”-project) gestart. Dit belangrijke, succesvolle evenement was een cruciale stap in de richting van de modernisering van de IT-instrumenten die door de netwerkpartners worden gebruikt, waardoor niet alleen de onderlinge samenwerking en communicatie wordt vergemakkelijkt, maar ook verdere verbeteringen op efficiënte wijze kunnen worden aangebracht.

De jaarlijkse conferentie in Vilnius, die in samenwerking met het Litouwse voorzitterschap van de Raad van de EU werd georganiseerd om evenementen en beleid dat van rechtstreeks belang voor het mkb op EU-niveau, te promoten bij de netwerkpartners, trok 725 deelnemers. Een daaropvolgende tevredenheidsenquête gaf zeer positieve feedbackniveaus te zien (86 % van de respondenten gaf te kennen, „tevreden” of „zeer tevreden” te zijn).

In 2013 bleef het Agentschap de netwerkpartners ondersteuning verlenen bij het mobiliseren van het mkb om deel te nemen aan „groeimissies”, vicevoorzitter Tajani's initiatief om een nauwere samenwerking tussen de EU en de betrokken landen te stimuleren als middel om aan beide zijden groei en werkgelegenheid te creëren. Het Agentschap leverde een actieve bijdrage aan negen van deze missies.

In april verstrekte het Agentschap DG ENTR een nota met concrete ideeën over de toekomst van het netwerk in het kader van Cosme. De nota was gericht op de algehele opzet van het netwerk en zijn regionale consortia, de versterking van het regionale draagvlak van het netwerk, de zichtbaarheid, competentie en uitstekende kwaliteit, differentiatie van diensten en zowel budgettaire als contractuele regelingen. Het document diende als inbreng om de Commissie te helpen, het meest geschikte beleid te formuleren, rekening houdend met de opgedane ervaring in het dagelijks beheer van het netwerk in de afgelopen jaren.

Bron: Door het Agentschap verstrekte bijlage.


ANTWOORDEN VAN HET AGENTSCHAP

11.

Zoals ieder jaar beoordeelden we eind 2012 onze vastleggingen naar beste weten en droegen we ongeveer 1,125 miljoen euro (minder dan 8 % van de begroting van 2012) over aan betalingskredieten om onze verplichtingen te dekken.

Een deel van deze overgedragen kredieten (0,215 miljoen euro) werd uiteindelijk geannuleerd omdat de betalingen in feite lager bleken te zijn dan verwacht. De hoofdredenen hiervoor waren in de eerste plaats een onderaannemer die zijn werk niet helemaal vóór het einde van het jaar heeft kunnen leveren; in de tweede plaats, geringere bedragen die om externe redenen op bepaalde verplichtingen werden betaald (gedeelde kosten in verband met het gebouw en voor dienstverleningsovereenkomsten, deskundigen die in de laatste weken van 2012 hebben gewerkt); en in de derde plaats het aantal begrotingslijnen (meer dan 20) dat ertoe bijdroeg dat kleine bedragen van maximaal een paar duizend euro per lijn leidden tot het gecumuleerde bedrag van 0,215 miljoen euro dat de Rekenkamer heeft genoemd.

Hier zij er echter op gewezen dat dit bedrag van 0,215 miljoen euro 30 % lager was dan het voorgaande jaar (0,309 miljoen euro) en slechts 1,5 % uitmaakte van de huishoudelijke begroting van het Agentschap in 2012.

Door de nieuwe structuur van de huishoudelijke begroting, die per 2014 is goedgekeurd en minder begrotingslijnen telt, zou het in zekere mate gemakkelijker moeten zijn om het aantal overgedragen kredieten te beperken.


10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/83


VERSLAG

over de jaarrekening van het Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en consumenten betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap

(2014/C 442/10)

INLEIDING

1.

Het Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en consumenten (hierna: „Agentschap” ofwel „EAHC”), gevestigd te Luxemburg, werd opgericht bij Besluit 2004/858/EG van de Commissie (1) en gewijzigd bij Besluit 2008/544/EG (2). Het Agentschap werd ingesteld voor een periode die begon op 1 januari 2005 en eindigt op 31 december 2015, voor het beheer van de acties van de Unie op het gebied van volksgezondheid en consumentenbeleid (3). Bij Besluit 2013/770/EU van de Commissie (4) werd het Agentschap vervangen door zijn rechtsopvolger, het Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid en levensmiddelen (CHAFEA) dat werd ingesteld voor een periode die begon op 1 januari 2014 en eindigt op 31 december 2024.

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van het Agentschap. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van het Agentschap, die bestaat uit de financiële staten (5) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (6) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar, en

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van het Agentschap, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (7):

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van het Agentschap omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (8) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van het Agentschap goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van het Agentschap.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (9) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels betreffende beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van het Agentschap geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van het Agentschap op alle materiële punten een getrouw beeld van zijn financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van zijn verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van zijn financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

10.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGSBEHEER

11.

Van de uit 2012 overgedragen 1,1 miljoen euro werd 0,23 miljoen euro (21 %) in 2013 geannuleerd. Een dergelijk hoog niveau van annuleringen wijst op tekortkomingen in de begrotingsplanning, met name in de prognose van de kosten van vergaderingen met externe deelnemers.

12.

Het globale niveau van vastgelegde kredieten was relatief laag (94 %). De betalingsgraad over 2013 voor de vastgelegde kredieten was bevredigend wat de titels I en II betreft (respectievelijk 97 % en 87 %). Hoewel de overdrachten voor titel III hoog zijn met 1,0 miljoen euro ofwel 43 % van de vastgelegde kredieten van titel III, weerspiegelen zij het meerjarige karakter van de activiteiten van het Agentschap en werden de betalingen gepland en uitgevoerd overeenkomstig de beleidsmatige behoeften.

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN VOORGAANDE JAREN

13.

Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van voorgaande jaren.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 8 juli 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 369 van 16.12.2004, blz. 73.

(2)  PB L 173 van 3.7.2008, blz. 27.

(3)  Ter informatie geeft bijlage II een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van het Agentschap.

(4)  PB L 341 van 18.12.2013, blz. 69.

(5)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(6)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(7)  Zie de artikelen 62 en 68 in samenhang met de artikelen 53 en 58 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(8)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(9)  Artikel 162 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.


BIJLAGE I

Follow-up van de opmerkingen van voorgaande jaren

Jaar

Opmerking van de Rekenkamer

Stand van de corrigerende maatregel

(Afgerond/Loopt nog/Nog af te handelen/N.v.t.)

2011

Bij titel III — Uitgaven met betrekking tot de beleidsuitgaven werd een bedrag van 0,8 miljoen euro, ofwel 46 % van de gedane vastleggingen, overgedragen naar 2012. Het hoge niveau van overdrachten is in strijd met het begrotingsbeginsel van jaarperiodiciteit.

N.v.t.

2012

Van de uit 2011 overgedragen 1,1 miljoen euro werd 0,2 miljoen euro (18 %) in 2012 geannuleerd. Hoewel dit ten dele voortvloeit uit problemen bij de raming van de kosten voor vergaderingen met externe deelnemers, wijst dit hoge niveau toch op tekortkomingen in de begrotingsplanning.

N.v.t.

2012

De betalingsgraad over 2012 voor de vastgelegde kredieten is bevredigend wat de titels I en II betreft (respectievelijk 96 % en 84 %). De overdrachten voor titel III zijn echter hoog (1,1 miljoen euro ofwel 47 % van de vastgelegde kredieten voor titel III). Hoewel dit deels verband houdt met de late indiening van declaraties van kosten van dienstreizen door externe deelnemers aan vergaderingen, is dit hoge niveau in strijd met het begrotingsbeginsel van jaarperiodiciteit.

N.v.t.


BIJLAGE II

Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en consumenten (Luxemburg)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(artikelen 168 en 169 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

Bij de bepaling en de uitvoering van elk beleid en elk optreden van de Unie wordt een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid verzekerd. Het optreden van de Unie, dat een aanvulling vormt op het nationale beleid, is gericht op verbetering van de volksgezondheid, preventie van ziekten en aandoeningen bij de mens en het wegnemen van bronnen van gevaar voor de menselijke gezondheid. Dit optreden omvat de bestrijding van grote bedreigingen van de gezondheid, door het bevorderen van onderzoek naar de oorzaken, de overdracht en de preventie daarvan, alsmede door het bevorderen van gezondheidsvoorlichting en gezondheidsonderwijs. De Unie vult het optreden van de lidstaten aan ter vermindering van de schade aan de gezondheid door drugsgebruik, met inbegrip van voorlichting en preventie.

Om de belangen van de consumenten te bevorderen en een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen, draagt de Unie bij tot de bescherming van de gezondheid, de veiligheid en de economische belangen van de consumenten alsmede tot de bevordering van hun recht op voorlichting en vorming, en hun recht van vereniging om hun belangen te behartigen.

Bevoegdheden van het Agentschap

Doelstellingen

Het Agentschap is verantwoordelijk voor het verrichten van uitvoerende taken voor het beheer van het tweede volksgezondheidsprogramma (2008-2013), vastgesteld bij Besluit nr. 1350/2007/EG, het consumentenprogramma (2007-2013), vastgesteld bij Besluit nr. 1926/2006/EG en de opleidingsmaatregelen voor voedselveiligheid krachtens Verordening (EG) nr. 882/2004 en Richtlijn 2000/29/EG.

Het Agentschap beheert ook alle fasen in de looptijd van de uitvoerende maatregelen die aan het Agentschap zijn gedelegeerd in het kader van het actieprogramma van de Unie op het gebied van de volksgezondheid 2003-2008, vastgesteld bij Besluit nr. 1786/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad.

Bij haar Uitvoeringsbesluit van 17 december 2013 (2013/770/EU) richtte de Europese Commissie het Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid en levensmiddelen (CHAFEA) op dat het Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en consumenten per 1 januari 2014 tot 31 december 2024 verving en opvolgde.

Alle verwijzingen in deze bijlage naar het Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en consumenten (EAHC) worden dus vanaf 1 januari 2014 geacht ook een verwijzing te zijn naar het nieuwe Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid en levensmiddelen (CHAFEA), dat de rechtsopvolger van het EAHC is.

Taken

Krachtens de hierna genoemde programma’s van de Unie is het Agentschap verantwoordelijk voor de uitvoering van de volgende, in het op 9 september 2008 vastgestelde delegatiebesluit (1) omschreven taken:

Volksgezondheidsprogramma 2003-2008 — Besluit nr. 1786/2002/EG

Volksgezondheidsprogramma 2008-2013 — Besluit nr. 1350/2007/EG

Consumentenprogramma 2007-2013 — Besluit nr. 1926/2006/EG

Opleidingsmaatregelen voor voedselveiligheid — Verordening (EG) nr. 882/2004 en Richtlijn 2000/29/EG:

a)

beheer van alle fasen van de projectcyclus (voor monitoring en verspreiding treft het Agentschap de nodige maatregelen ter oprichting van een database van projecten of om een bestaande database voort te zetten, met daarin een projectbeschrijving en de eindresultaten);

b)

monitoren van de krachtens deze programma's en maatregelen uitgevoerde projecten, inclusief de nodige controles;

c)

verzamelen, verwerken en verspreiden van gegevens, met name het bijeenbrengen, analyseren en aan de Commissie toesturen van alle nodige informatie om de uitvoering van de programma’s en maatregelen van de Unie te begeleiden, en de coördinatie en synergie met andere programma's van de Europese Unie, de lidstaten of internationale organisaties te bevorderen;

d)

organiseren van vergaderingen, seminars, conferenties en opleidingsmaatregelen;

e)

helpen om de impact van de programma's te evalueren, met name bij de jaarlijkse en/of tussentijdse evaluatie van de programma-uitvoering, en uitvoering geven aan de follow-up waartoe de Commissie naar aanleiding van evaluaties heeft besloten;

f)

de resultaten van de door de Commissie geplande en uitgevoerde voorlichtingscampagnes verspreiden;

g)

algemene controle- en toezichtgegevens verstrekken;

h)

meewerken aan de voorbereiding van financieringsbesluiten.

Organisatie

Directiecomité

Bestaat uit vijf door de Europese Commissie benoemde leden. De leden van het directiecomité worden voor twee jaar benoemd.

Het stelt, na goedkeuring door de Europese Commissie, het jaarlijks werkprogramma van het Agentschap vast. Bovendien stelt het de administratieve begroting en het jaarlijks activiteitenverslag van het Agentschap vast.

Directeur

Aangesteld door de Europese Commissie voor een periode van vier jaar.

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad.

In 2013 (2012) ter beschikking van het Agentschap gestelde middelen

Definitieve begroting

De administratieve begroting 2013 van het Agentschap bedroeg 7,23(7,22) miljoen euro.

Personeelsbestand per 31 december 2013

Per 31 december 2013 had het Agentschap 49 (50) statutaire personeelsleden in dienst, waaronder 11 (11) tijdelijke functionarissen en 38 (39) arbeidscontractanten.

In 2013 geleverde producten en diensten

1.

Afsluiting van de in het kader van het volksgezondheidsprogramma (VGP) 2003-2008 toegekende subsidies voor 2005-2007; monitoring van de in het kader van het tweede programma op gebied van gezondheid (PG) (2008-2013) toegekende subsidies voor 2008-2012; succesvolle afronding van de onderhandelingen voor subsidies naar aanleiding van de in 2013 gedane oproepen tot het indienen van voorstellen, inclusief projecten, conferenties, exploitatiesubsidies, gezamenlijke acties. Beheer van de oproep tot het indienen van voorstellen 2013, van de in het kader van de in 2008 gedane oproepen tot het indienen van voorstellen en de uitnodigingen tot inschrijving voor het consumentenprogramma (CP) 2007-2013 toegekende subsidies en contracten, en beheer van de projecten naar aanleiding van de uitnodigingen tot inschrijving in 2007, 2008 en 2009 voor de opleidingsmaatregelen voor voedselveiligheid.

2.

PG-werkprogramma

De oproep tot het indienen van voorstellen 2013 werd gedaan op 20 december 2012 en afgesloten op 22 maart 2013. Deze werd bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2) en op de websites van het EAHC en Europa (3).

Projectvoorstellen: 9 van de 52 technisch beoordeelde projectvoorstellen (17,3 %) werden aanbevolen voor financiering (de reservelijst niet meegerekend), voor in totaal 1 2 2 43  354 euro aan voorgestelde EU-cofinanciering.

Conferentievoorstellen: 11 van de 46 technisch beoordeelde conferentievoorstellen (24 %) werden aanbevolen voor financiering. Dit komt uit op voorgestelde EU-cofinanciering van 7 19  758 euro.

Exploitatiesubsidievoorstellen: 20 van de 44 technisch beoordeelde exploitatiesubsidievoorstellen (45,4 %) werden aanbevolen voor financiering. Dit komt uit op voorgestelde EU-cofinanciering van 5 2 93  430 euro.

Gezamenlijke acties: de ingediende voorstellen voor gezamenlijke acties werden alle vijf aanbevolen voor EU-cofinanciering ten bedrage van 1 3 5 72  397 euro.

Er zijn reservelijsten opgesteld voor projecten, exploitatiesubsidies en conferenties. Bij de projecten zijn vier aanvragen op de reservelijst geplaatst. In totaal komen deze uit op voorgestelde EU-cofinanciering van 4 8 15  524 euro. Voor de conferenties is er een reservelijst van drie voorstellen gemaakt (voor een bedrag van 2 75  934 euro) en bij de exploitatiesubsidies bestaat de reservelijst uit vier aanvragen voor in totaal 4 25  280 euro aan cofinanciering.

In 2013 werden er 13 openbare uitnodigingen tot inschrijving, waaronder 2 voor kaderovereenkomsten, gepubliceerd alsook 13 verzoeken om dienstverlening.

Daar de meeste contracten eind 2013 werden gesloten, begonnen de betrokken werkzaamheden tegen het einde van het jaar. EAHC organiseerde een startbijeenkomst voor elk contract en hield in overleg met DG SANCO nauwlettend toezicht op de uitvoering ervan.

3.

CP-werkprogramma

Aangezien het Agentschap is belast met de uitvoering van delen van het (jaarlijks) CP-werkprogramma, deed het 8 oproepen tot het indienen van voorstellen en startte het 21 openbare aanbestedingsprocedures in 2013.

Het Agentschap kende 56 subsidies toe voor uitwisselingen van functionarissen tussen bevoegde autoriteiten van de lidstaten (LS), waardoor wetshandhavingsfunctionarissen de mogelijkheid kregen kennis en ervaring te delen over de toepassing van Richtlijn 2001/95/EG inzake algemene productveiligheid en Verordening (EG) nr. 2006/2004 betreffende samenwerking inzake consumentenbescherming.

De subsidie die werd toegekend voor de uitvoering van gemeenschappelijke acties met betrekking tot de richtlijn algemene productveiligheid (RAPV), was gericht op de uitwisseling tussen de bevoegde autoriteiten van de deelnemende LS van beste praktijken en de toepassing ervan en op verbetering van de grensoverschrijdende samenwerking.

Na de toetreding van Kroatië tot de EU ondertekende het Agentschap de eerste subsidie ter ondersteuning van de activiteiten van het Europees Consumentencentrum (ECC) in Kroatië.

Het Agentschap sloot een dienstverleningsovereenkomst voor een mechanisme ter ondersteuning van het ECC-netwerk om de zichtbaarheid ervan te verbeteren en de impact van de gezamenlijke werkzaamheden van de ECC's te vergroten. De dienst omvat de ontwikkeling van kwaliteitsnormen, die ertoe zal bijdragen dat een ECC zijn prestaties kan meten aan de hand van vooraf bepaalde indicatoren.

Het Agentschap startte een aantal aanbestedingsprocedures met het oog op consumentenveiligheid; de gevraagde diensten leidden tot het ontwerp en de validering (overeenkomstig de ISO-regels) van grafische symbolen die bepaalde veiligheidsmededelingen of waarschuwingen overbrengen voor kinderverzorgingsartikelen, producten die bedoeld zijn om kinderen gemakkelijker te laten slapen of ontspannen, om het eten geven gemakkelijker te maken of om de hygiëne te verbeteren.

Met het onderzoek naar de verbranding bij haarden op alcohol zonder afvoerkanaal werd beoogd aan de hand van laboratoriumproeven de gevolgen van de emissies vast te stellen voor de luchtkwaliteit in gebouwen.

Er vonden in 2013 twee reeksen acties plaats met betrekking tot samenwerking inzake consumentenbescherming. De eerste was gericht op de handhaving van de communautaire regels inzake oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten — de richtlijn oneerlijke bedingen (ROB)). Deze actie is erop gericht een meer uniforme interpretatie van de ROB te creëren en beoogt een betere informatie-uitwisseling tussen de bevoegde autoriteiten mogelijk te maken. De tweede is erop gericht een netwerk van onderzoekers op het internet op te zetten en te ontwikkelen door de oprichting te bevorderen van internetlabs bij de bevoegde autoriteiten in de EU-lidstaten.

In 2013 ondertekende het Agentschap specifieke subsidieakkoorden met het Europees Bureau van consumentenverenigingen (BEUC) en heeft het de subsidieovereenkomst met de Europese vereniging voor de coördinatie van consumentenvertegenwoordiging in normalisatie (ANEC) voorbereid.

De cofinanciering van BEUC zal ertoe bijdragen dat de belangen van de Europese consument als koper of gebruiker van goederen en diensten in het EU-beleidsproces verder worden bevorderd.

De financiële steun voor de ANEC garandeert de vertegenwoordiging en verdediging van consumentenbelangen bij normalisatie en certificering.

4.

BOVV-werkprogramma

Het Agentschap startte 26 aanbestedingsprocedures op grond waarvan in 2013 29 dienstverleningsovereenkomsten werden ondertekend. De dienst die zal worden verleend in het kader van deze overeenkomsten betreft de organisatie van opleidingscursussen voor personeelsleden van EU-lidstaten en van nationale autoriteiten van kandidaat-lidstaten en ENB- en EVA-landen die betrokken zijn bij controleactiviteiten van overheidswege.

De opleiding is bedoeld om de deelnemers op de hoogte te houden van alle aspecten van de EU-wetgeving op het gebied van voedsel en om te zorgen dat controles in alle lidstaten op een meer uniforme, objectieve en adequate manier worden uitgevoerd. Deze cursussen zullen een breed spectrum van voedselgerelateerde regels bestrijken, van dierenwelzijn tot HACCP (Hazard Analysis and Critical Control point — risicoanalyse en kritisch controlepunt), van sperma, eicellen en embryo's tot risicobeoordeling en van plantgezondheid tot geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik.

In het kader van het aanvullende BOVV-programma voor derde landen, dat gefinancierd wordt uit de begrotingen van DG DEVCO en DG TRADE, zal ook een specifieke cursus worden georganiseerd in derde en ontwikkelingslanden om functionarissen in derde landen die betrokken zijn bij voedselcontroles vertrouwd te maken met de EU-normen en -invoervoorschriften. Het is de bedoeling dat 2  100 functionarissen van derde landen worden opgeleid.

Wat betreft het aantal per jaar opgeleide deelnemers zit het BOVV-initiatief qua deelnemers uit de lidstaten nu al een aantal jaren op ongeveer 6  000 personen, zoals in het begin gepland. Het streefdoel van een algemene tevredenheid van 85 % werd bereikt, en meer dan 90 % van de deelnemers gaf bij de evaluatie aan de verworven kennis nuttig te achten.


(1)  Besluit van de Commissie van 9 september 2008 waarbij bevoegdheden worden gedelegeerd aan het Agentschap.

(2)  PB C 378/6 van 8.12.2012, http://ec.europa.eu/eahc/documents/health/calls/2013/HP_work_plan_for_2013.pdf

(3)  http://ec.europa.eu/eahc/

Bron: Door het Agentschap verstrekte bijlage.


ANTWOORDEN VAN HET AGENTSCHAP

11.

Het Agentschap neemt nota van de opmerking van de Rekenkamer. Wij spannen ons in om het niveau van annuleringen van overgedragen vastgelegde kredieten verder terug te dringen.Er worden met name specifieke maatregelen voor vergaderingen en informatiedagen getroffen om de annulering van de vastgestelde 94  953 euro (in 2013) tot minder dan 24  000 euro (in 2014) te verminderen.

12.

Het Agentschap neemt nota van de opmerking van de Rekenkamer en blijft zich inzetten om het niveau van overdrachten van vastgelegde kredieten — voor zover mogelijk — laag te houden. Wat het lage globale niveau van vastgelegde kredieten (94 %) betreft, zij hier opgemerkt dat titel I (personeelsuitgaven) 58,77 % van de totale begroting uitmaakt. De niet volledig uitgevoerde kredieten hielden voornamelijk verband met het arrest van het Hof van Justitie van november 2013 over de geweigerde salarisverhogingen van 2011 en 2012, wat een eenmalig incident betreft.


10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/93


VERSLAG

over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap

(2014/C 442/11)

INLEIDING

1.

Het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (hierna: „Agentschap” ofwel „EASA”), gevestigd te Keulen, werd opgericht bij Verordening (EG) nr. 1592/2002 van het Europees Parlement en de Raad (1) zoals laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1108/2009 (2). Aan het Agentschap zijn specifieke regelgevende en uitvoerende taken toevertrouwd op het gebied van veiligheid van de luchtvaart (3).

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van het Agentschap. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van het Agentschap, die bestaat uit de financiële staten (4) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (5) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar,

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van het Agentschap, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (6):

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van het Agentschap omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (7) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van het Agentschap goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van het Agentschap.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (8) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van het Agentschap geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de interne beheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van het Agentschap op alle materiële punten een getrouw beeld van zijn financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van zijn verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van zijn financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

10.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER DE WETTIGHEID EN REGELMATIGHEID VAN DE VERRICHTINGEN

11.

In 2012 heeft EASA door middel van aanbestedingsprocedures 14 nationale luchtvaartautoriteiten (NAA's) en 10 „gekwalificeerde instanties” (QE's) geselecteerd waaraan het delen van zijn certificeringsactiviteiten uitbesteedt (9). De uitgaven voor zulke uitbestede certificeringsactiviteiten bedroegen in 2013 ongeveer 22 miljoen euro. Het proces van de toewijzing van specifieke certificeringstaken aan NAA's en QE's en de te hanteren criteria worden beschreven in specifieke richtsnoeren die door het Agentschap zijn opgesteld (10). De transparantie van uitbestedingen zou echter verbeterd kunnen worden door een betere documentatie van de toewijzingsprocessen, waaronder de beoordelingen die zijn verricht op basis van de criteria die in de richtsnoeren zijn opgenomen. Dit is ook het geval voor de toewijzing van vele andere contracten met een lage waarde aan inschrijvers.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGSBEHEER

12.

Het globale niveau van vastgelegde kredieten was hoog met 98 %. Hoewel het Agentschap de overdracht van vastgelegde kredieten terugbracht van 10,1 miljoen euro (11 %) in 2012 naar 7,2 miljoen euro (8 %) in 2013, was de overdracht van vastgelegde kredieten voor titel III hoog met 3,4 miljoen euro (42 %). Hoewel dit gedeeltelijk te rechtvaardigen is door het meerjarige karakter van de verrichtingen van het Agentschap en de overdrachten in de steekproef van de Rekenkamer naar behoren gemotiveerd waren, is een dergelijk hoog niveau in strijd met het begrotingsbeginsel van jaarperiodiciteit.

OVERIGE OPMERKINGEN

13.

Het Agentschap werd in 2004 operationeel en heeft tot op heden gewerkt op basis van briefwisseling en uitwisselingen met de gastlidstaat. Er is evenwel, tussen het Agentschap en die lidstaat, geen alomvattende overeenkomst inzake de hoofdzetel afgesloten. Een dergelijke overeenkomst zou de transparantie bevorderen ten aanzien van de omstandigheden waaronder het Agentschap en zijn personeel opereren.

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN VOORGAANDE JAREN

14.

Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van voorgaande jaren.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 1 juli 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 240 van 7.9.2002, blz. 1.

(2)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 51)

(3)  Ter informatie geeft bijlage II een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van het Agentschap.

(4)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(5)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(6)  Zie de artikelen 39 en 50 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).

(7)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(8)  Artikel 107 van Verordening (EU) nr. 1271/2013.

(9)  Eind mei 2014 waren 3 contracten met QE’s beëindigd; bijgevolg waren er 14 actieve contracten met NAA's en 7 met QE's.

(10)  „Richtsnoeren voor de toewijzing van certificeringstaken aan nationale luchtvaartautoriteiten en gekwalificeerde instanties”, Besluit 01-2011 van de raad van beheer van EASA.


BIJLAGE I

Follow-up van de opmerkingen van voorgaande jaren

Jaar

Opmerking van de Rekenkamer

Stand van de corrigerende maatregel

(Afgerond/Loopt nog/Nog af te handelen/N.v.t.)

2011

Eind 2011 beschikte het Agentschap over banksaldi ten bedrage van 55 miljoen euro (2010: 49 miljoen euro) bij slechts één bank. Er was echter geen beleid inzake kasmiddelenbeheer opgesteld om deze risico’s te beperken en daarnaast behoorlijke rendementen op investeringen te realiseren.

Afgerond

2012

Het Agentschap voerde een standaardprocedure voor verificaties vooraf in. De betreffende checklists waren echter niet ingevuld en er waren niet altijd bewijsstukken beschikbaar ter onderbouwing van de betaalbaarstelling (1).

Afgerond

2012

In 2009 werd een methode voor verificaties achteraf goedgekeurd. Hoewel het Agentschap de uitvoering ervan verder ontwikkelde, is er nog verbetering mogelijk op de volgende punten: de verificaties worden nog steeds niet jaarlijks gepland, de steekproef van te controleren verrichtingen is niet op risico gebaseerd en de methode heeft geen betrekking op procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten.

Afgerond

2012

De globale vastleggingsgraad was 95 %, en varieerde van 96 % voor titel I (personeelsuitgaven) en 95 % voor titel II (administratieve uitgaven) tot 89 % voor titel III (beleidsuitgaven). De overdracht van vastgelegde kredieten was echter hoog voor titel III (46 %). Hoewel dit gedeeltelijk te rechtvaardigen is door het meerjarige karakter van de verrichtingen van het Agentschap en de overdrachten in de steekproef van de Rekenkamer naar behoren gemotiveerd waren, is een dergelijk hoog niveau in strijd met het begrotingsbeginsel van jaarperiodiciteit.

N.v.t.

2012

In een van de gecontroleerde wervingsprocedures voldeed de geselecteerde kandidaat niet aan de vereisten uit het Statuut wat betreft het universitair diploma of de gelijkwaardige beroepsopleiding.

N.v.t.


(1)  Er waren geen tijdsregistratieformulieren ter onderbouwing van diensten die in rekening werden gebracht op basis van het aantal gewerkte mandagen.


BIJLAGE II

Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (Keulen)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(Artikel 100 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

Het Europees Parlement en de Raad kunnen, volgens de gewone wetgevingsprocedure, passende bepalingen vaststellen voor de zeevaart en de luchtvaart. Zij besluiten na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s.

Bevoegdheden van het Agentschap

(Bevoegdheden van het Agentschap zoals omschreven in Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Parlement en de Raad (de „basisverordening”))

Doelstellingen

In stand houden van een hoog uniform veiligheidsniveau in de burgerluchtvaart in Europa, en ervoor zorgen dat deze naar behoren functioneert en nog verder wordt ontwikkeld.

Taken

Het uitbrengen van adviezen en doen van aanbevelingen aan de Commissie,

het vaststellen van certificeringsspecificaties, met inbegrip van luchtwaardigheidscodes, en aanvaardbare methoden van goedkeuring, alsmede richtsnoeren voor de uitvoering van de basisverordening en de daartoe vastgestelde voorschriften,

het nemen van besluiten over luchtwaardigheids- en milieucertificering, certificering van piloten, certificering van vluchtuitvoeringen, exploitanten uit derde landen, inspecties bij lidstaten en onderzoek bij ondernemingen,

het uitvoeren van normalisatie-inspecties bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, bij aangesloten staten en lidstaten van de voormalige Organisatie van gezamenlijke luchtvaartautoriteiten (JAA) (in dat geval overeenkomstig de werkafspraken).

Organisatie

Raad van bestuur

Samenstelling: één vertegenwoordiger per lidstaat en één vertegenwoordiger van de Commissie.

Taken

De taken van de raad van bestuur worden beschreven in de basisverordening en zijn bijvoorbeeld:

de benoeming van de uitvoerend directeur, alsmede, op voorstel van de uitvoerend directeur, de directeuren,

goedkeuring van het algemene jaarverslag over de activiteiten van het Agentschap,

goedkeuring van het werkprogramma van het Agentschap voor het komende jaar,

benoeming van de leden van de kamer van beroep, overeenkomstig artikel 41,

vaststelling van zijn reglement van orde,

instelling van andere werkorganen om hem bij te staan bij de uitoefening van zijn functies, waaronder de voorbereiding van zijn besluiten en het toezicht op de uitvoering ervan.

Uitvoerend directeur

Heeft de leiding over het Agentschap en wordt benoemd door de raad van bestuur op voorstel van de Commissie.

Kamer van beroep

Beslist overeenkomstig artikel 44 van Verordening (EG) nr. 216/2008 op beroepen tegen besluiten van het Agentschap op bepaalde gebieden zoals certificering, tarieven & vergoedingen en controles bij ondernemingen.

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad.

In 2013 (2012) ter beschikking van het Agentschap gestelde middelen

Definitieve begroting

Totale begroting: 151,2(150,2) miljoen euro waarvan:

eigen inkomsten: 83,8(83,0) miljoen euro (55,4 %),

subsidie van de Unie: 34,9(34,9) miljoen euro (23,1 %),

bijdrage van niet-EU-landen: 1,7(1,7) miljoen euro (1,1 %),

bestemmingsontvangsten uit vergoedingen en heffingen: 24,2(25,2) miljoen euro (16,0 %),

andere ontvangsten: 0,9(0,9) miljoen euro (0,6 %),

andere subsidies: 5,7(4,4) miljoen euro (3,8 %).

Personeelsbestand per 31 december 2013

692 (634) tijdelijke posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten

Bezette posten: 647 (612)

Door ander personeel bezette posten:

Totaal: 100 (74,6), waarvan tijdelijk personeel: 85 (63,3), gedetacheerde nationale deskundigen: 15 (11,3), speciale adviseurs: 0 (0)

Totaalaantal tijdelijke functionarissen: 648 (1) (613)

Uit subsidies bekostigde posten: 219 (2) (216)

Uit vergoedingen bekostigde posten: 429 (2) (396)

Producten en diensten in 2013 (2012)

Adviezen

12 Adviezen

Regelgevingsbesluiten

28 besluiten hebben betrekking op: certificeringsspecificaties (8); aanvaardbare middelen om de naleving te garanderen en richtsnoeren (20)

Bijkomende producten in 2013 (waaruit de komende jaren regels zullen voortvloeien)

32 opdrachtbeschrijvingen (ToR’s), 26 voorstellen tot wijziging (NPA’s), 24 antwoorddocumenten (CRD’s).

Internationale samenwerking

12 werkafspraken;

2 wijzigingen van aanhangsels van werkafspraken;

2 regelgevende samenwerkingsregelingen met bilaterale partners van EASA;

ondersteuning van de onderhandelingen over de overeenkomst voor een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de EU en Oekraïne (de overeenkomst werd in 2013 geparafeerd);

10 aanbevelingen voor brieven aan staten van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO).

BASA (Bilaterale overeenkomst over de luchtvaartveiligheid);

Ondersteuning van het ratificatieproces van de BASA EU-Brazilië en het proces voor de ontwikkeling van relevante instrumenten die nodig zijn voor de praktische uitvoering van de overeenkomst

Ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de bilaterale overeenkomst over de luchtvaartveiligheid (BASA) tussen de EU en de VS, waaronder die van de voorbereiding van bestuursvergaderingen en de jaarlijkse vergadering over vluchtnormen met het bureau van de Amerikaanse luchtvaartadministratie (Federal Aviation Administration, FAA)

Ondersteuning van de Europese Commissie bij het ontwikkelen van nieuwe bijlagen bij de BASA tussen de EU en de VS (het verlenen van vergunningen voor cockpitpersoneel, vluchtsimulatietoestellen en organisaties voor de opleiding van piloten)

Certificeringsbesluiten per 31 december 2013

Typecertificaten/beperkte typecertificaten (TC's/RTC’s):11 (3)

Aanvullende typecertificaten (STC's): 688

Luchtwaardigheidsrichtlijnen (AD's): 382

Alternatieve conformiteitsmethoden (AMOC): 82

ETSO-autorisaties (European Technical Standard Order): 214

Grote wijzigingen/grote reparaties/nieuwe TC-derivaten: 1  017

Kleine wijzigingen/kleine reparaties: 643

Vluchthandboek (AFM): 318

Goedkeuring van de vluchtomstandigheden (vliegvergunning, PTF): 457

Vluchtsimulatietoestellen (FSTD): 311

Erkenning van ontwerporganisaties (AP en alternatieve procedures voor DOA (AP-DOA): 550

Erkenning van onderhoudsorganisaties (bilateraal) (4): 1  544

Erkenning van onderhoudsorganisaties (buitenlands) (4): 328

Erkenning van organisaties voor onderhoudsopleiding (4): 52

Erkenning van productieorganisaties (4): 23

Toestemming voor het verlenen van vergunningen voor cockpitpersoneel (4): 15

Erkenning van ATM/ANS-organisaties (4): 3

Normalisatie-inspecties (aantal inspecties per type) per 31 december 2013

Op het gebied van luchtwaardigheid (AIR): 22

Op het gebied van activiteiten (OPS): 16

Op het gebied van de bewijzen van bevoegdheid van cockpitpersoneel (FCL): 16

Op het gebied van de bewijzen van bevoegdheid van medisch cabinepersoneel (MED): 12

Op het gebied van vluchtsimulatietoestellen (FSTD): 9

Op het gebied van luchtverkeersbeheer/luchtvaartnavigatiediensten (ANS): 14

Op het gebied van de veiligheidsevaluatie van buitenlandse vliegtuigen (SAFA): 13


(1)  Twee piloten die in deeltijd werken, bezetten één post.

(2)  De splitsing tussen posten bekostigd met vergoedingen en posten bekostigd met subsidie verandert mogelijk naar aanleiding van een herziening van de verdeelsleutels voor de kostprijsadministratie per 31 december 2013.

(3)  Alleen de TC’s/RTS’s die werden afgegeven voor een nieuw ontwerptype, worden meegeteld. TC’s die werden afgegeven in het kader van het behoud van verkregen rechten, overdrachten of een hernieuwde administratieve uitgifte worden niet meegeteld.

(4)  De activiteit van de erkenning van organisaties is onderverdeeld in een hoofdactiviteit van toezicht op reeds erkende organisaties (met elke 2/3 jaar een verlenging) en een activiteit in verband met nieuwe erkenningen. De verstrekte gegevens hebben betrekking op het totale aantal erkenningen per 31 december 2013.

Bron: Door het Agentschap verstrekte bijlage.


ANTWOORDEN VAN HET AGENTSCHAP

11.

In 2014 voert het directoraat Certificering (C) samen met het directoraat Financiën (F), in het kader van een beter toezicht op de aan de nationale luchtvaartautoriteiten (NAA’s) en eventuele gekwalificeerde instanties (QE’s) uitbestede certificeringsactiviteiten, een eenvoudige methode in om vast te leggen dat de selectie van de aanbieder van elke uitbestede aankooporder heeft plaatsgevonden en is geoptimaliseerd overeenkomstig de criteria van bijlage 1 bij ED-besluit 2011/056/F.

Ten aanzien van de voorselectie van kandidaten voor contracten met een lage waarde zal het Agentschap bij het uitnodigen van gegadigden de opmerking van de Rekenkamer systematisch in ogenschouw nemen en de procedure dienovereenkomstig vastleggen.

12.

Het Agentschap zou willen benadrukken dat al grote inspanningen zijn verricht om de overdracht van vastgelegde kredieten voor titel III terug te brengen. Dit vindt reeds zijn weerslag in een aanzienlijke daling in vergelijking met het voorgaande jaar, te weten 6,2 miljoen euro in 2012 tegen 3,4 miljoen euro in 2013.

Voor 2013 moesten sommige toekenningen worden aangehouden voor salarisaanpassingen over 2011; deze werden gedurende het jaar opnieuw verdeeld ten gunste van projecten met hoge prioriteit (regelgeving en veiligheidsonderzoek). Dit had invloed op de verplichtingen van het begin van het jaar, met een substantieel effect op het niveau van overdrachten aan het einde van het jaar als gevolg.

13.

Aangezien EASA vanwege het ontbreken van een echte overeenkomst inzake de hoofdzetel reeds te maken heeft gehad met onduidelijkheden aangaande onze betrekkingen met de gastlidstaat, is EASA erkentelijk voor de aanbeveling en zullen we nauw samenwerken met de Raad, het Parlement en de Commissie, teneinde een echte overeenkomst inzake de hoofdzetel tot stand te brengen.

Een dergelijke overeenkomst zou, afgezien van het bevorderen van transparantie inzake de betrekkingen met de gastlidstaat, waarborgen dat de gastlidstaat alle benodigde maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat het Agentschap zijn wettelijk mandaat ongehinderd kan uitoefenen, alsmede de betrekkingen tussen de nationale gerechtelijke autoriteiten en het Agentschap verduidelijken.


10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/102


VERSLAG

over de jaarrekening van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Bureau

(2014/C 442/12)

INLEIDING

1.

Het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (hierna „Bureau” ofwel „EASO”), gevestigd te Valletta, werd opgericht bij Verordening (EU) nr. 439/2010 van het Europees Parlement en de Raad (1). Het Bureau heeft tot taak de ontwikkeling van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel te ondersteunen. Het werd opgericht om de praktische samenwerking inzake asielaangelegenheden te versterken en de lidstaten te helpen voldoen aan hun Europese en internationale verplichtingen om mensen in nood te beschermen. Het EASO fungeert als expertisecentrum op asielgebied. Het verleent ook steun aan de lidstaten waarvan de asielstelsels en opvangvoorzieningen onder bijzondere druk staan.

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van het Bureau. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van het Bureau, die bestaat uit de financiële staten (2) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (3) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar,

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van het Bureau, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (4).

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van het Bureau omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (5) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van het Bureau goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van het Bureau.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (6) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels betreffende beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van het Bureau geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de interne beheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle van de Rekenkamer worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van het Bureau op alle materiële punten een getrouw beeld van zijn financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van zijn verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van zijn financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

10.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer. Zij moeten worden gezien in het licht van het feit dat het Bureau in 2013 voor het eerst een heel jaar financieel autonoom was.

OPMERKINGEN OVER DE BETROUWBAARHEID VAN DE REKENINGEN

11.

De grondslag voor een voorziening ten belope 40  000 euro in verband met vergoedingen en toelagen voor personeelsleden die in 2013 in dienst traden, werd tijdens de controle niet beschikbaar gesteld.

OPMERKINGEN OVER DE INTERNEBEHEERSINGSMAATREGELEN

12.

446 (18 %) van het totale aantal betalingen werden gedaan na het verstrijken van de daarvoor in het financieel reglement gestelde termijnen. De vertraging bij te laat uitgevoerde betalingen bedroeg gemiddeld 21 dagen.

13.

Zes van de zestien internecontrolenormen zijn niet volledig ten uitvoer gelegd.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGSBEHEER

14.

Het Bureau had zijn begrotingsbehoeften voor 2013 met 13 % overschat (2012: 32 %) en slechts 10,4 miljoen euro van de begroting ten belope van 12 miljoen euro werd vastgelegd. De overgedragen kredieten beliepen 2,5 miljoen euro ofwel 24 % (2012: 65 %) van de totale vastgelegde kredieten, waarvan 3 37  031 euro niet was gedekt door een juridische verbintenis. Hoewel de begrotingsplanning nog kan worden verbeterd, waren zowel de overschatting van de begrotingsbehoeften als de overdrachten van de vastgelegde kredieten significant lager dan vorig jaar.

15.

De overdrachten van vastgelegde kredieten betreffen voornamelijk titel II (overige administratieve uitgaven) met 5 40  269 euro (ofwel 31 % van de vastgelegde kredieten) en titel III (beleidsactiviteiten) met 1 8 41  798 euro (45 % van de vastgelegde kredieten). Ze houden hoofdzakelijk verband met facturen die aan het eind van het jaar nog niet ontvangen en/of betaald waren en met gevallen waarin de betreffende diensten nog niet waren geleverd.

OVERIGE OPMERKINGEN

16.

De doorzichtigheid van de wervingsprocedures kan nog worden verbeterd: de vragen voor de sollicitatiegesprekken en schriftelijke tests werden opgesteld nadat de sollicitaties waren onderzocht, waardoor het risico groter wordt dat de vragen zijn beïnvloed door afzonderlijke sollicitaties; de jury kende niet altijd punten toe voor alle selectiecriteria die waren opgenomen in de kennisgevingen van vacature; in de door de juryleden ondertekende verklaring over belangenconflicten wordt enkel een persoonlijke band beschouwd als mogelijk belangenconflict en worden beroepsbetrekkingen expliciet uitgesloten; in één bepaalde wervingsprocedure werd opgemerkt dat het in de kennisgeving van vacature vermelde criterium met betrekking tot het aantal jaar bewezen beroepservaring niet overeenkwam met het desbetreffende selectiecriterium.

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN HET VOORGAANDE JAAR

17.

Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van het voorgaande jaar.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, vastgesteld te Luxemburg op haar vergadering van 8 juli 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 132 van 29.5.2010, blz. 11.

(2)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(3)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(4)  Zie de artikelen 39 en 50 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).

(5)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(6)  Artikel 107 van Verordening (EU) nr. 1271/2013.


BIJLAGE I

Follow-up van de opmerkingen van het voorgaande jaar

Jaar

Opmerking van de Rekenkamer

Stand van de corrigerende maatregel

(Afgerond/Loopt nog/Nog af te handelen/N.v.t.)

2012

Het boekhoudsysteem van het Bureau is nog niet door de rekenplichtige gevalideerd.

Afgerond

2012

Een overdracht van 0,2 miljoen euro was niet gedekt door een juridische verbintenis (contract) en was derhalve onregelmatig.

N.v.t.

2012

Er is geen fysieke inventaris opgemaakt om te zorgen dat al het materiaal dat is gekocht voor de inrichting van het Bureau is opgenomen in het register.

Afgerond

2012

Vijftig betalingen, die ongeveer 20 % van het totale bedrag aan betalingen uitmaken, werden gedaan na het verstrijken van de daarvoor in het financieel reglement gestelde termijnen.

N.v.t.

2012

Tien van de 16 internecontrolenormen (1) zijn nog niet volledig ten uitvoer gelegd.

Loopt nog

2012

De begrotingsbehoeften voor 2012 waren aanzienlijk overschat: slechts 4,8 miljoen euro van de 7 miljoen euro die was overgeschreven toen het Bureau financieel autonoom werd, werd vastgelegd.

N.v.t.

2012

Er werd 3,2 miljoen euro aan vastgelegde kredieten overgedragen — 65,13 % van het totaal aan vastgelegde kredieten voor de periode waarin het Bureau financieel autonoom was (2). Deze overdrachten betreffen titel I (personeelsuitgaven) voor 0,3 miljoen euro, titel II (overige administratieve uitgaven) voor 1,4 miljoen euro en titel III (beleidsactiviteiten) voor 1,5 miljoen euro. Ze houden hoofdzakelijk verband met facturen die aan het eind van het jaar nog niet ontvangen en/of betaald waren en met hangende vergoedingen van kosten in verband met deskundigen. Daarnaast betreft ongeveer 0,8 miljoen euro in 2012 verrichte inrichtingswerkzaamheden in het kantoorgebouw van het Bureau, waarvoor zal worden betaald na de definitieve oplevering (3). Een dergelijk hoog niveau van overdrachten is echter in strijd met het begrotingsbeginsel van jaarperiodiciteit.

N.v.t.

2012

Meerdere begrotingsvastleggingen waren niet toereikend om de betreffende geleverde goederen en diensten te dekken. Naar schatting beloopt het bedrag aan niet-gedekte leveringen 0,2 miljoen euro, hetgeen leidt tot een dienovereenkomstig te hoge opgave in de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering.

N.v.t.

2012

Het EASO coördineert de inzet van deskundigen van lidstaten ter ondersteuning van andere lidstaten die in een crisis verkeren (noodsteun) en vergoedt de reiskosten van de deskundigen op forfaitaire basis. Het totaal aan vergoede reiskosten beliep ongeveer 4 17  000 euro (24 % van de totale betalingen). Forfaitaire kostenvergoedingen werden ook betaald aan externe deelnemers aan vergaderingen ten kantore van het EASO. Vergaderkosten zijn verspreid over verscheidene begrotingsonderdelen en het totaalbedrag ervan is onbekend. Hoewel de toepassing van forfaitaire bedragen de administratieve lasten verlaagt, kunnen ze hoger zijn dan de werkelijk gemaakte kosten.

N.v.t.

2012

Om gastland van het EASO te worden, bood de Maltese regering het gebouw aan (4) en de huurovereenkomst met de Maltese vervoersautoriteit bepaalt dat het kantoor afgewerkt wordt opgeleverd, waarbij voor de essentiële voorzieningen is gezorgd. Het gebouw moest echter worden aangepast (5) om het functioneel te maken; de kosten hiervoor bedroegen naar schatting 4,3 miljoen euro, waarvan 3,8 miljoen euro door de Commissie moest worden gedragen. Eind 2012 waren de meeste werkzaamheden afgerond en was ongeveer 3 miljoen euro aan voorschotten betaald aan de Maltese regering. Daarnaast zal het EASO huur betalen ten belope van ongeveer 3,7 miljoen euro in de loop van een periode van negen jaar.

N.v.t.

2012

De Commissie had het Europees Parlement en de Raad geïnformeerd over de gastheerschapsregelingen en het feit dat het gebouw aangepast moest worden op kosten van de Maltese regering en de Commissie. Hoewel de begrotingsautoriteiten waren geïnformeerd over het project, blijkt nergens uit dat zij op de hoogte waren van de verwachte kosten en het EU-aandeel daarin.

N.v.t.

2012

De doorzichtigheid van de wervingsprocedures kan nog worden verbeterd: er was geen bewijs dat de wegingen en minimaal vereiste scores om te worden uitgenodigd voor de sollicitatiegesprekken of om te worden opgenomen in de reservelijst, waren vastgesteld voordat de sollicitaties werden onderzocht, of dat de vragen voor de sollicitatiegesprekken en de schriftelijke tests waren vastgesteld voordat de sollicitaties werden onderzocht.

Nog af te handelen


(1)  ICN nrs. 3, 4, 5, 6, 8, 9, 10, 11, 13 en 14.

(2)  40,32 % wanneer het gehele kalenderjaar 2012 in aanmerking wordt genomen.

(3)  Deze was nog gaande in mei 2013.

(4)  In de offerte omschreven als ultramodern.

(5)  Volgens de desbetreffende subsidieovereenkomst tussen de Commissie en de Maltese regering omvat dit de aanpassing van de indeling van de bureaus, dubbele beglazing, IT- en beveiligingsinfrastructuur, inrichting van een vergaderzaal, enz.


BIJLAGE II

Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken, EASO (Valletta, Malta)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en de artikelen 67, 78 en 80 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

De Unie biedt haar burgers een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht zonder binnengrenzen, waarin het vrije verkeer van personen gewaarborgd is in combinatie met passende maatregelen met betrekking tot controles aan de buitengrenzen, asiel, immigratie, en voorkoming en bestrijding van criminaliteit.

De Unie ontwikkelt een gemeenschappelijk beleid inzake asiel, subsidiaire bescherming en tijdelijke bescherming, teneinde iedere onderdaan van een derde land die internationale bescherming behoeft, een passende status te verlenen en de naleving van het beginsel van non-refoulement te garanderen. Dit beleid moet in overeenstemming zijn met het Verdrag van Genève van 28 juli 1951 en het protocol van 31 januari 1967 betreffende de status van vluchtelingen alsmede met de andere toepasselijke verdragen.

Daartoe worden maatregelen vastgesteld voor een gemeenschappelijk Europees asielstelsel dat het volgende omvat: een uniforme asielstatus voor onderdanen van derde landen die in de hele Unie geldt; een uniforme subsidiaire-beschermingsstatus voor onderdanen van derde landen die, als zij geen asiel krijgen in de Europese Unie, internationale bescherming behoeven; een gemeenschappelijk stelsel voor tijdelijke bescherming van ontheemden in geval van een massale toestroom; gemeenschappelijke procedures voor toekenning of intrekking van de uniforme status van asiel of van subsidiaire bescherming; criteria en instrumenten voor de vaststelling van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek of van een verzoek om subsidiaire bescherming; normen betreffende de voorwaarden inzake de opvang van asielzoekers of van aanvragers van subsidiaire bescherming; partnerschap en samenwerking met derde landen om de stromen van asielzoekers of aanvragers van subsidiaire of tijdelijke bescherming te beheersen.

Indien een of meer lidstaten ten gevolge van een plotselinge toestroom van onderdanen van derde landen in een noodsituatie terechtkomen, kunnen voorlopige maatregelen ten gunste van de betrokken lidstaat of lidstaten worden vastgesteld.

Aan het asielbeleid van de Unie en de uitvoering daarvan liggen de beginselen van solidariteit en billijke verdeling van de verantwoordelijkheid tussen de lidstaten, ook op financieel vlak, ten grondslag.

Bevoegdheden van het Bureau

(Verordening (EU) nr. 439/2010 van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken)

Doelstellingen

Het EASO draagt bij aan de uitvoering van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel. Het EASO heeft tot doel, de diverse aspecten van de praktische samenwerking tussen de lidstaten op asielgebied te faciliteren, te coördineren en te versterken, onder meer door praktische en operationele steun aan lidstaten te verlenen; operationele steun te verlenen aan lidstaten waarvan de asielstelsels onder bijzondere druk staan; en door wetenschappelijke en technische bijstand te verlenen ten aanzien van het beleid en de wetgeving van de Unie in alle aangelegenheden die directe of indirecte gevolgen hebben voor het asielbeleid.

Taken

Permanente ondersteuning: de gemeenschappelijke kwaliteit van het asielproces steunen en bevorderen door middel van gemeenschappelijke opleiding, een gemeenschappelijk asielcurriculum en gemeenschappelijke informatie over landen van herkomst.

Speciale steun: bijstand op maat, capaciteitsopbouw, hervestiging, specifieke steun en speciale kwaliteitscontroleprocessen.

Noodsteun: zorgen voor solidariteit met lidstaten die onder bijzondere druk staan door het verlenen van tijdelijke steun en bijstand om het asielstelsel te herstellen of opnieuw op te zetten.

Ondersteuning op het gebied van informatie en analyse: het delen en samenvoegen van informatie en gegevens, analyse en beoordeling: niet alleen het vergelijken en delen van informatie, maar ook gemeenschappelijke trendanalyse en gemeenschappelijke beoordeling.

Steun aan derde landen: ondersteuning van de externe dimensie, ondersteuning van partnerschappen met derde landen om tot gemeenschappelijke oplossingen te komen, bijvoorbeeld door middel van capaciteitsopbouw en regionale beschermingsprogramma's, en de coördinatie van de maatregelen betreffende hervestiging van de lidstaten.

Organisatie

Raad van bestuur

Samenstelling

De raad van bestuur van het EASO bestaat uit één lid uit iedere lidstaat met uitzondering van Denemarken, twee leden van de Europese Commissie en één lid van het UNHCR zonder stemrecht. Alle leden worden aangesteld op grond van het hoge niveau van hun ervaring, beroepsverantwoordelijkheid en deskundigheid op het gebied van asiel.

Kroatië was uitgenodigd om alle vergaderingen van de raad van bestuur en andere relevante vergaderingen bij te wonen als waarnemer, totdat het op 1 juli 2013 met de inwerkingtreding van het toetredingsverdrag tussen de EU en Kroatië van 9 december 2011 volwaardig lid van het EASO werd.

Denemarken, IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland worden uitgenodigd om alle vergaderingen van de raad van bestuur en andere relevante vergaderingen bij te wonen als waarnemer.

Taken

De belangrijkste taken van de raad van bestuur als leidinggevend en programmeringsorgaan van het EASO zijn omschreven in artikel 29 van de EASO-verordening en omvatten de aanstelling van de uitvoerend directeur en de vaststelling van de werkprogramma’s, jaarverslagen en de algemene begroting van het EASO. De raad van bestuur heeft de eindverantwoordelijkheid om ervoor zorgen dat het EASO zijn taken doeltreffend uitvoert.

Uitvoerend directeur

De uitvoerend directeur, die onafhankelijk is in de uitvoering van zijn taken, is de wettelijk vertegenwoordiger van het Bureau en is onder andere belast met het bestuurlijk beheer van het EASO en met de uitvoering van het werkprogramma en de besluiten van de raad van bestuur. De uitvoerend directeur van het EASO, dr. Robert K. Visser, nam zijn functie op 1 februari 2011 op. Zijn ambtstermijn is vijf jaar en kan eenmaal met drie jaar worden verlengd.

Adviesforum

Het EASO heeft overeenkomstig artikel 51 van de EASO-verordening een adviesforum opgericht. Door middel van het adviesforum kan het EASO zorgen voor een nauwe dialoog met maatschappelijke organisaties en bevoegde instanties. Het adviesforum is een mechanisme voor uitwisseling van informatie tussen en bundeling van kennis van het EASO, maatschappelijke organisaties en ter zake doende instanties die actief zijn op het gebied van asiel. In overeenstemming met de EASO-verordening komt het adviesforum ten minste eenmaal per jaar in voltallige vergadering bijeen. Daarnaast beschikt het EASO over een jaarlijkse raadplegingskalender om de diverse raadplegingsmethoden en –activiteiten, d.w.z. bijeenkomsten van deskundigen, workshops, seminars en online-raadpleging, te organiseren.

Interne controle

Dienst Interne Audit van de Europese Commissie (DIA).

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad.

In 2013 ter beschikking van het Bureau gestelde middelen

Definitieve begroting

12 miljoen euro

Personeelsbestand per 31 december 2013

Toegestane posten (tijdelijk personeel): 45, waarvan 44 bezet.

Andere posten (arbeidscontractanten en gedetacheerde nationale deskundigen): 32, waarvan 27 bezet.

Totaalaantal posten: 77,

waarvan 71 bezet door personeelsleden, waarvan er

43 uitvoerende taken, en

28 administratieve en ondersteunende taken vervullen.

Producten en diensten in 2013

De activiteiten van het EASO kunnen worden verdeeld in vijf aandachtsgebieden: permanente ondersteuning, speciale steun, noodsteun, ondersteuning op het gebied van informatie en analyse en steun aan derde landen.

Permanente ondersteuning: wat betreft opleiding organiseerde het EASO 13 opleidingssessies voor opleiders, ontwikkelde het drie nieuwe opleidingsmodules, werkte het zes reeds bestaande modules bij, ontwikkelde het twee opleidingshandboeken en een „training cockpit”, ontwierp het een nieuwe leergang en organiseerde het het jaarlijkse didactische seminar, twee vergaderingen van de nationale contactpunten op het gebied van opleiding en een vergadering met de referentiegroep inzake opleiding.

De werkzaamheden van het EASO op het gebied van de kwaliteit van asielprocedures en –besluiten omvatten de ontwikkeling van de kwaliteitsmatrix van het EASO, de organisatie van vier thematische vergaderingen inzake praktische samenwerking en een vergadering van de nationale contactpunten over kwaliteit.

Wat betreft informatie over landen van herkomst (COI) stelde het EASO de COI-netwerkbenadering vast, creëerde het drie specifieke COI-netwerken voor Syrië, Somalië en Pakistan, stelde het via het gemeenschappelijke Europese COI-portaal 2108 nieuwe COI-documenten ter beschikking, en organiseerde het twee vergaderingen van de nationale beheerders van het gemeenschappelijke portaal, twee vergaderingen van het strategische COI-netwerk en tien landenspecifieke workshops en seminars. Tevens maakte het EASO een vergelijkende analyse van de Westelijke Balkan en gaf het een cursus over het COI-portaal.

Op het gebied van niet-begeleide minderjarigen bracht het EASO de publicatie „EASO age assessment practice in Europe” uit, organiseerde het vier vergaderingen inzake praktische samenwerking en de nationale conferentie over niet-begeleide minderjarigen, en voerde het onderzoek uit naar het opsporen van familieleden.

Het EASO werkte de lijst bij met beschikbare talen die in de lidstaten rechtstreeks kunnen worden vertaald, nam deel aan de relevante vergaderingen van JBZ-agentschappen over mensenhandel en versterkte de samenwerking met leden van de rechtbanken en tribunalen.

Speciale steun: het EASO verleende speciale steun aan Zweden en Italië. Voor Zweden verzorgde het EASO een specifieke opleiding inzake twee EASO-modules en voor Italië droeg het EASO bij aan de uitvoering van een speciaal steunplan dat 45 steunactiviteiten omvatte. 25 experts werden ingezet in 10 steunteams en verzorgden zes thematische workshops over Dublin en COI, brachten het opvangstelsel van Italië in kaart en leidden de Italiaanse rechterlijke macht op. Daarnaast organiseerde het EASO twee vergaderingen voor praktische samenwerking op het gebied van hervestiging, nam het deel aan het eerste jaarlijkse overbrengingsforum en was het betrokken bij de Taskforce Middellandse Zeegebied, waarvoor het EASO acht acties moest uitvoeren.

Noodsteun: het EASO verleende noodsteun aan Griekenland en Bulgarije, waarbij 49 experten in 25 asielondersteuningsteams werden ingezet. Er werd een project van het EASO en het UNHCR uitgevoerd voor de afhandeling van aanhangige zaken in Griekenland en met Frontex een noodactie uitgevoerd aan de Roemeense en Hongaars grens. Het EASO organiseerde drie vergaderingen van de nationale contactpunten van de asielinterventiepool.

Ondersteuning op het gebied van informatie en analyse: het EASO publiceerde zijn jaarverslag over de stand van zaken op het gebied van asiel in de EU in 2012, drie kwartaalverslagen over asiel en twaalf maandelijkse asielverslagen. Daarnaast ontwikkelde het EASO fase II van zijn systeem voor vroegtijdige waarschuwing en paraatheid.

Steun aan derde landen: het EASO stelde de strategie voor extern optreden vast, nam deel aan het proces van Praag, aan de EU-mobiliteitspartnerschappen met Tunesië en Marokko en aan de dialoog over migratie, mobiliteit en veiligheid met Jordanië. In december 2013 werd met deze drie landen overeenstemming bereikt over een project in het kader van het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument. Daarnaast organiseerde het EASO twee vergaderingen over praktische samenwerking, één over hervestiging en één over de externe dimensie van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel, en nam het deel aan twee workshops van het Bureau voor de uitwisseling van informatie over technische bijstand (TAIEX).

Wat betreft de organisatie van het EASO organiseerde het EASO vier vergaderingen van de raad van bestuur, sloot het een werkovereenkomst met het UNHCR en met het FRA, hield het zijn derde vergadering met het adviesforum en raadpleegde het EASO het maatschappelijke middenveld over verschillende onderwerpen. Het EASO stelde zijn meerjarig werkprogramma 2014-2016 vast. Tevens evalueerde de Europese Commissie in 2013 de impact van de praktische samenwerking van het EASO op asiel en op het gemeenschappelijke Europese asielstelsel.

Bron: Door het Bureau verstrekte bijlage.


ANTWOORDEN VAN HET BUREAU

11.

De voorziening was een ruwe schatting en het Bureau wachtte nog op een bevestiging van het PMO-bureau van alle vergoedingen en toelagen waarop de in 2013 in dienst getreden medewerkers recht hadden. Het Bureau hanteert momenteel een betalingssysteem in Excel, dat alle ontvangen of nog uitstaande rechten per medewerker vastlegt.

12.

Het aantal vertragingen in de betalingen nam in de zomer van 2013 drastisch af. Door toedoen van een aanzienlijke toename van de werklast in verband met de activiteiten aan het einde van het jaar, traden in het laatste kwartaal van 2013 weer vertragingen op. Er zijn nieuwe betalingsprocedures ingevoerd, bijvoorbeeld met behulp van bulk uploads, om het percentage vertragingen in de betaling terug te dringen.

13.

De tenuitvoerlegging van de zes nog openstaande internecontrolenormen is gaande. In 2014 zullen ze volledig zijn geïmplementeerd.

14.

Het Bureau stelt een significante verbetering van het begrotingsbeheer in 2013 vast en zal voortdurend de besteding van begrotingsvastleggingen blijven volgen. Dit zal zorgen voor een hoog percentage van de begrotingsuitvoering en voor normale overdrachten.

15.

Het Bureau heeft een systeem ingevoerd van maandelijkse controle en rapportage van kredietvastleggingen teneinde te kunnen waarborgen dat kredieten tijdig vrijgemaakt worden en overdrachten naar het volgende jaar (n + 1) beperkt blijven tot het bedrag dat noodzakelijk en toereikend is voor de dekking van wettelijke verplichtingen.

16.

De vragen voor sollicitatiegesprekken en schriftelijke tests worden opgesteld aan de hand van de functievereisten, zoals deze in de aankondiging van de vacature zijn opgenomen. De belangrijkste reden om ze niet vóór de eerste bijeenkomst op papier te zetten, is geheimhouding.

Bij een aantal criteria die voor een baan van wezenlijk belang zijn, zoals uitstekende vaardigheden op het gebied van planning en probleemoplossing, bestaat het risico van oneerlijkheid, wanneer deze via het sollicitatieformulier worden beoordeeld. Ten behoeve van een grotere doorzichtigheid vermeldt het Bureau alle criteria die tijdens het sollicitatiegesprek zullen worden beoordeeld, in een specifieke paragraaf van de aankondiging. Het Bureau kwam aan de opmerking van de Rekenkamer tegemoet en wijzigde de verklaring over belangenconflicten voor de selectiecomités. Bovendien werd op 29 november 2013 een beleid inzake het voorkomen van en omgaan met belangenconflicten vastgesteld.

17.

Wegingen en drempelscores worden vastgesteld voordat de sollicitatiedossiers worden bestudeerd. In overeenstemming met het wervingsbeleid van het Bureau is de drempel om voor het sollicitatiegesprek te worden uitgenodigd en op de reservelijst te worden geplaatst, 70 %. Dit geldt voor alle selectieprocedures. Bovendien wordt in de notulen van de selectieprocedures verklaard dat de drempel tevoren wordt vastgelegd.


10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/112


VERSLAG

over de jaarrekening van de Europese Bankautoriteit betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van de Autoriteit

(2014/C 442/13)

INLEIDING

1.

De Europese Bankautoriteit (hierna „Autoriteit” ofwel „EBA”), gevestigd te Londen, werd opgericht bij Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (1). De Autoriteit heeft als taak, bij te dragen tot de invoering van kwalitatief hoogstaande gemeenschappelijke regulerings- en toezichtnormen en -praktijken alsmede tot de consistente toepassing van de juridisch bindende handelingen van de Unie, de delegatie van taken en verantwoordelijkheden tussen de bevoegde autoriteiten te stimuleren en te vergemakkelijken, marktontwikkelingen op haar bevoegdheidsgebied te volgen en te beoordelen en de bescherming van depositohouders en beleggers te bevorderen (2).

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van de Autoriteit. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”'.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van de Autoriteit, die bestaat uit de financiële staten (3) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (4) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar,

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van de Autoriteit, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (5).

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van de Autoriteit omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (6) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van de Autoriteit goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van de Autoriteit.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (7) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van de Autoriteit geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle van de Rekenkamer worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van de Autoriteit op alle materiële punten een getrouw beeld van haar financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van haar financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

10.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGSBEHEER

11.

Het globale niveau van vastgelegde kredieten beliep in 2013 90 %, vergeleken met 89 % in 2012, variërend van 87 % voor titel I (personeelsuitgaven) tot 98 % voor titel II (administratieve uitgaven) en 92 % voor titel III (beleidsuitgaven). Het vastleggingspercentage voor titel I werd negatief beïnvloed door de beslissing van het Hof van Justitie tegen de indexering van de salarissen van het personeel voor de periode van 1 juli 2011 tot en met 30 juni 2013 (1,8 miljoen euro).

12.

Ofschoon de totale omvang van de overdrachten fors is gedaald tot 3 8 76  564 euro (17 %), tegen 6 5 47  808 euro (36 %) in het voorgaande jaar, blijven de overdrachten van vastgelegde kredieten relatief hoog voor titel II met 1 9 74  511 euro (35 %) en titel III met 1 6 51  203 euro (36 %). Deze overdrachten zijn hoofdzakelijk het gevolg van de geplande aanbestedingen van IT-infrastructuur en IT-diensten, waarvoor de contracten zoals gepland in december 2013 zijn gesloten en de daarmee samenhangende diensten in 2014 zullen worden verleend.

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN VOORGAANDE JAREN

13.

Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van voorgaande jaren.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 1 juli 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12.

(2)  Ter informatie geeft bijlage II een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van de Autoriteit.

(3)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(4)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(5)  Zie de artikelen 39 en 50 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).

(6)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(7)  Artikel 107 van Verordening (EU) nr. 1271/2013.


BIJLAGE I

Follow-up van de opmerkingen van voorgaande jaren

Jaar

Opmerking van de Rekenkamer

Stand van de corrigerende maatregel

(Afgerond/Loopt nog/Nog af te handelen/N.v.t.)

2011

De lage begrotingsuitvoeringspercentages wijzen op problemen bij de planning en uitvoering van de begroting.

Afgerond

2011

De begroting van de Autoriteit voor het begrotingsjaar 2011 beliep 12,7 miljoen euro. Overeenkomstig haar oprichtingsverordening (1) werd 60 % van de begroting voor 2011 gefinancierd uit bijdragen van de lidstaten en de EVA-landen en 40 % uit de EU-begroting. Eind 2011 boekte de Autoriteit een positief begrotingsresultaat van 3,6 miljoen euro. Overeenkomstig artikel 15, lid 4, en artikel 16, lid 1, van haar financieel reglement werd het volledige bedrag vervolgens in de boekhouding opgenomen als een verplichting jegens de Europese Commissie.

Afgerond

2011

De Autoriteit dient de transparantie van de wervingsprocedures te verbeteren: voorafgaand aan de beoordeling van aanvragen werden er geen wegingsfactoren voor selectiecriteria vastgesteld, noch minimaal vereiste cijfers om te worden uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek of om te worden opgenomen in de lijst met geschikte kandidaten.

Afgerond

2012

Ter dekking van het hogereschoolgeld verleent de Autoriteit aan personeelsleden met kinderen op de lagere of middelbare school een onderwijsbijdrage bovenop de in het Statuut vastgelegde onderwijstoelage (2). De onderwijsbijdragen over 2012 bedroegen in totaal ongeveer 76  000 euro. Deze betalingen vallen niet onder het Statuut en zijn dus onregelmatig.

Loopt nog (3)

2012

Overeenkomstig de IT-strategie van de Autoriteit, die was ontworpen door haar voorganger (4), werden de essentiële IT-toepassingssystemen van de EBA tot december 2013 uitbesteed aan een externe dienstenverlener (5). Dit vormt een risico omdat de controle en het toezicht van de Autoriteit op haar IT-systemen wordt beperkt.

Afgerond

2012

Het globale niveau van vastgelegde kredieten was 89 %, variërend van 84 % voor titel I (personeelsuitgaven) tot 86 % voor titel II (administratieve uitgaven) en 100 % voor titel III (beleidsuitgaven) (6). De overdracht van vastgelegde kredieten was hoog voor titel II (45 %), vooral door oorzaken buiten de controle van de Autoriteit, zoals de vergeefse zoektocht naar nieuwe gebouwen of de vertraagde uitvoering van bepaalde IT-projecten doordat de nodige informatie moeilijk te krijgen was bij de voorganger. Voor titel III was de overdracht van vastgelegde kredieten hoog (85 %), voornamelijk wegens de complexiteit en langdurigheid van twee procedures voor IT-aankopen (die niettemin volgens plan werden afgewikkeld), vertraging bij het starten en uitvoeren van drie andere IT-projecten en de late indiening van de facturen voor bepaalde IT-diensten door de leveranciers.

N.v.t.

2012

De Rekenkamer ontdekte in de gecontroleerde wervingsprocedures de volgende tekortkomingen, die invloed hebben op de doorzichtigheid en de gelijke behandeling: kandidaten kregen een totale score in plaats van een score voor elk selectiecriterium; er was geen bewijs dat de vragen voor de sollicitatiegesprekken en tests reeds vóór de datum van de onderzoeken waren vastgesteld.

Afgerond


(1)  Artikel 62, lid 1 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010.

(2)  Artikel 3 van bijlage VII voorziet in tweemaal de basistoelage van 252,81 euro = 505,62 euro.

(3)  Voor drie van de negen betrokken scholen moesten de contracten in 2013 nog worden gesloten.

(4)  Comité van Europese bankentoezichthouders.

(5)  Banque de France.

(6)  Na analyse van de behoeften voor de rest van het jaar werd de begroting in september 2012 gewijzigd en werden de kredieten met 8,9 % verlaagd.


BIJLAGE II

Europese Bankautoriteit (Londen)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(artikelen 26 en 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

Artikel 26

„1.

De Unie stelt de maatregelen vast die ertoe bestemd zijn om de interne markt tot stand te brengen en de werking ervan te verzekeren, overeenkomstig de bepalingen ter zake van de Verdragen.

2.

De interne markt omvat een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd volgens de bepalingen van de Verdragen.

3.

Op voorstel van de Commissie stelt de Raad de noodzakelijke beleidslijnen en voorwaarden vast om een evenwichtige vooruitgang in het geheel der betrokken sectoren te garanderen.”

Artikel 114

„1.

Tenzij in de Verdragen anders is bepaald, zijn de volgende bepalingen van toepassing voor de verwezenlijking van de in artikel 26 genoemde doelstellingen. Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de gewone wetgevingsprocedure en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité de maatregelen vast inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die de instelling en de werking van de interne markt betreffen.”

Bevoegdheden van de Autoriteit

(Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad)

(Verordening (EU) nr. 1022/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010)

Doelstellingen

a)

De verbetering van de werking van de interne markt, daaronder met name begrepen een solide, effectief en consistent niveau van regulering en toezicht;

b)

het verzekeren van de integriteit, transparantie, efficiëntie en ordelijke werking van de financiële markten;

c)

de versterking van de internationale coördinatie van het toezicht;

d)

het voorkomen van reguleringsarbitrage en het bevorderen van gelijke concurrentievoorwaarden;

e)

het waarborgen van behoorlijke regulering en toezicht met betrekking tot het aangaan van kredietrisico’s en andere risico’s;

f)

een betere consumentenbescherming.

Taken

a)

Bijdragen tot de invoering van kwalitatief hoogstaande gemeenschappelijke regulerings- en toezichtnormen en -praktijken;

b)

opstellen en bijwerken van een gemeenschappelijk handboek voor het toezicht op financiële instellingen in de Unie als geheel;

c)

bijdragen tot de consistente toepassing van de juridisch bindende handelingen van de Unie;

d)

stimuleren en vergemakkelijken van de delegatie van taken en verantwoordelijkheden tussen de bevoegde autoriteiten onderling;

e)

nauw samenwerken met het ESRB (1);

f)

organiseren en verrichten van collegiale toetsingen van de bevoegde autoriteiten;

g)

volgen en beoordelen van marktontwikkelingen op haar bevoegdheidsgebied;

h)

verrichten van economische marktanalyses om aan te tonen dat de Autoriteit zich van haar taken heeft gekweten;

i)

bevorderen van de bescherming van depositohouders en beleggers;

j)

bevorderen van de consistente en samenhangende werking van de colleges van toezichthouders, de monitoring, beoordeling en meting van het systeemrisico, de ontwikkeling en coördinatie van herstel- en afwikkelingsplannen, waarbij in de gehele Unie een hoge beschermingsgraad wordt geboden aan depositohouders en beleggers en er methoden voor de afwikkeling van falende financiële instellingen worden ontwikkeld alsmede een raming van de noodzaak tot passende financieringsinstrumenten;

k)

vervullen van alle andere specifieke taken die in deze verordening of in andere wetgevingshandelingen zijn vastgesteld;

l)

bekendmaken en regelmatig bijwerken van informatie op haar website over haar activiteiten.

Organisatie

Raad van toezichthouders

Samengesteld uit de voorzitter, één vertegenwoordiger per lidstaat (het hoofd van de NTA (2), de Commissie, de ECB (3), de ESRB, de EIOPA (4) en de ESMA (5).

Raad van bestuur

Samengesteld uit de voorzitter en zes andere leden van de raad van toezichthouders.

Voorzitter

Benoemd door de raad van toezichthouders.

Uitvoerend directeur

Benoemd door de raad van toezichthouders.

Kamer van beroep

Gemengd orgaan van de drie ETA’s.

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement.

In 2013 (2012) ter beschikking van de Autoriteit gestelde middelen

Begroting 2013

26,0(20,7) miljoen euro

waarvan:

subsidie van de Europese Unie: 10,4(8,3) miljoen euro

bijdragen van de lidstaten: 15,2(12,1) miljoen euro

bijdragen van waarnemers: 0,4(0,3) miljoen euro

Posten bezet per 31 december 2013

93 (68) tijdelijke functionarissen — waarvan aanstellingsbrieven verzonden naar en aanvaard door zeven tijdelijke functionarissen vóór 31 december 2013.

14 (12) arbeidscontractanten

17 (14) gedetacheerde nationale deskundigen

In 2013 geleverde producten en diensten

Uitvoeren van 56 openbare raadplegingen (voornamelijk over ontwerpen van technische reguleringsnormen en technische uitvoeringsnormen die zijn ontwikkeld in het kader van het RKV IV/VKV-wetgevingskader), organisatie van 34 openbare hoorzittingen;

indiening bij de Europese Commissie van 36 ontwerpen van technische reguleringsnormen en 21 ontwerpen van technische uitvoeringsnormen voor definitieve goedkeuring (in het bijzonder ontwikkeld in het kader van i) het RKV IV/VKV-wetgevingskader, en met betrekking tot het gebied van de het eigen vermogen van banken, hun kredietrisico, hun marktrisico, hun liquiditeit en hun loonvoorschriften alsmede ii) het wetgevingskader inzake herstel na de crisis en afwikkeling);

uitgifte van twee richtsnoeren (over kapitaalmaatregelen voor het verstrekken van leningen in vreemde valuta en over deposito’s van particulieren die zijn onderworpen aan verschillende uitstromen met het oog op de liquiditeitsrapportage) en vier aanbevelingen aan de nationale bevoegde autoriteiten (over de deelname van banken in Euribor, over de ontwikkeling van herstelplannen, over het behoud van het tier 1-kernkapitaal gedurende de overgang naar het RKV IV/VKV-wetgevingskader, en over de evaluatie van de kwaliteit van de activa van de banken);

verstrekking van zes adviezen gericht aan de Commissie, het Europees Parlement en de Raad, een technisch advies aan de Europese Commissie, vier tot de IASB gerichte schriftelijke commentaren betreffende boekhouding en twee tot de IAASB gerichte schriftelijke commentaren betreffende controle;

één collegiale toetsing verricht inzake de tenuitvoerlegging van de richtsnoeren inzake de stresstest door de nationale bevoegde autoriteiten;

de totstandbrenging van het vraag-en-antwoord-instrument over het gemeenschappelijk rulebook op de EBA-internetsite ten behoeve van instellingen, toezichthouders en andere belanghebbenden;

uitgifte van tal van thematische verslagen op verschillende gebieden waarop de EBA deskundig is (zoals verslagen over de analyse van risico's in de banksector en sectoroverschrijdende risico's, over de samenhang bij de risicogewogen activa van banken, over consumententrends, over de resultaten van de toezichtexercitie in het kader van Bazel II, een verslag aan het einde van de mandaatperiode van de Bankstakeholdersgroep; verslagen over de liquiditeit van banken, over de effecten van de liquiditeitsdekkingsratio, over de gegevens inzake grootverdieners in de EU-banken, over de vergelijkbaarheid van toezichtvoorschriften en -praktijken, over de procycliciteit van de kapitaalvereisten voor banken, over de vergelijkbaarheid van de risicogewogen activa (RWA — risk-weighted assets), enz.);

uitvoering van de risicoanalyse en de beoordeling van en het toezicht op essentiële risico’s in het EU-bankwezen, met inbegrip van een analyse van de consistentie van de resultaten in de risicogewogen activa, de duurzaamheid van bancaire bedrijfsmodellen en beoordelingen van de kwaliteit van de activa van banken;

ontwikkeling van halfjaarlijkse verslagen over risico's in de banksector en sectoroverschrijdende risico's, driemaandelijkse risicodashboards, wekelijks verslagen over liquiditeit en financieringsvoorwaarden van de Europese banken en over bancaire marktindicatoren, regelmatige bijwerkingen van de risico’s en kwetsbare punten die worden gericht aan de instellingen en organen van de EU;

uitgebreide werkzaamheden op het gebied van het herstel van de balans van banken en de beoordeling van de kwaliteit van hun activa (het uitbrengen van aanbevelingen inzake kapitaalbehoud en beoordeling van de kwaliteit van de activa, drie tussentijdse verslagen over de samenhang bij de RWA's, vier andere verslagen over diverse vraagstukken met betrekking tot de onderlinge vergelijkbaarheid van de RWA's, identificatie van gemeenschappelijke definities van niet-rendabele leningen en tolerantie, tevens ter voorbereiding van de beoordelingen van de kwaliteit van de activa en de uitgebreide beoordeling in het kader van het GTM);

uitvoering van de EU-brede transparantie-exercitie met betrekking tot het verstrekken van informatie over de banken in de EU die betrokken waren bij de herkapitalisatie in 2012;

voorbereiding van de stresstests 2014 van banken in de EU (het uitwerken van methodologieën, scenario’s en essentiële aannames voor de stresstests), inputs — als adviseur van de Commissie — voor de stresstests in sommige programmalanden;

ontwikkeling van en bijstand bij de uitvoering van de gemeenschappelijke verslagleggingsvoorschriften voor financiële verslaglegging (FINREP) en gemeenschappelijke verslaglegging (COREP) en XBRL-classificatie voor toezichtverslagen van het tweede niveau;

actieve deelname aan vergaderingen en activiteiten van de colleges van nationale toezichthoudende autoriteiten, de bevordering en de monitoring van de samenwerking op het gebied van het toezicht in de colleges;

werkzaamheden in verband met Euribor en standaarden, in samenwerking met de ESMA, met inbegrip van het bekendmaken van beginselen voor het proces van de vaststelling van standaarden en werkzaamheden inzake follow-up van de aanbevelingen aan Euribor-EBF en de nationale autoriteiten;

jaarlijkse beoordeling van de wijze waarop banken zich kwijten van de derdepijlervereisten inzake informatieverschaffing;

bijdrage aan het Programma voor de beoordeling van de samenhang van de regelgeving van het Comité van Bazel;

op het gebied van de consumentenbescherming, het uitbrengen van twee waarschuwingen aan de consument (over virtuele munten en over optiecontracten), een gemeenschappelijk standpunt van de ETA's over productoverzicht en -beheer, het mede organiseren van de gezamenlijke dag van de consument van de ETA’s in 2013 en — zoals hierboven reeds vermeld — het uitbrengen van drie adviezen over goede praktijken voor nationale bevoegde instanties (inzake hypotheken en indexfondsen), een verslag inzake consumententrends, en het organiseren van een raadpleging over een ontwerp van een technische reguleringsnorm met betrekking tot hypothecaire tussenpersonen en een raadpleging over richtsnoeren voor gemeenschappelijke klachtenbehandeling;

input leveren voor en bijdragen aan het proces ter herziening van het Europees systeem van financieel toezicht in de context van artikel 81 van de EBA-verordening, samen met andere ETA’s (het verstrekken van kwantitatieve en kwalitatieve gegevens aan de Commissie, het uitbrengen van verslag over de verwezenlijkingen en uitdagingen van de ETA’s aan de Raad, deelname aan de openbare hoorzitting van de Commissie over de herziening van het ESFS en de openbare hoorzitting van ECON (Commissie economische en monetaire zaken), indiening van het advies van de ETA’s over de herziening van het ESRB);

het beschikbaar stellen en coördineren van twintig seminars en opleidingsactiviteiten voor personeel van de EBA en de nationale toezichthoudende autoriteiten (waarvan acht samen met de andere ETA’s werden gegeven);

tien vergaderingen van de raad van toezichthouders (zes fysieke bijeenkomsten, vier teleconferenties), zeven vergaderingen van de raad van bestuur (vijf fysieke bijeenkomsten, twee teleconferenties), zeven vergaderingen van de Bankstakeholdersgroep (twee van hen gezamenlijk met de raad van toezichthouders);

invulling van de personeelsformatie (organisatie van 61 selectieprocedures en 153 sollicitatiegesprekken met kandidaten in 2013, zonder beroep bij de uitvoerend directeur of de ombudsman);

verdere verbetering van de administratie inzake aanwerving en de transparantie ervan, invoering van introductie- of inductieopleidingen voor pas aangeworven personeel;

het vaststellen en uitvoeren van een nieuwe administratieve procedure inzake de EBA-bijdrage aan het onderwijs (contracten met scholen);

het introduceren van een nieuwe medische dienstverlener (gezamenlijke aanbesteding met het EMA) en van een nieuwe leverancier van uitzendkrachten na aanbestedingsprocedure;

met betrekking tot Allegro, start van de werkzaamheden voor de ontwikkeling van e-recruitment, overgang naar het IBM-platform, aanpassing van Allegro aan het nieuwe Statuut;

verwerking van 421 financiële vastleggingen en 2  335 betalingsopdrachten;

implementatie van verbeterde instrumenten voor begrotingstoezicht en van verbeteringen in de interne controlenormen;

succesvolle afronding van negen aanbestedingen, alle volledig in overeenstemming met de EU-regels inzake overheidsopdrachten;

verlenging van twintig contracten die in 2012 aanvankelijk waren gesloten voor een periode van twaalf maanden;

herziening van de kostenberekening voor vier contracten, overeenkomstig de trend van de indexcijfers voor de detailhandel (Retail Price Index RPI) die betrekking heeft op het VK;

aansluiten bij nieuwe procedures van de Commissie voor de aanschaf van kantoormeubilair, verzekeringsdiensten, IT-diensten, licenties voor computersoftware en Microsoftlicenties; aansluiten bij twee interinstitutionele aanbestedingsprocedures met het Europees Geneesmiddelenbureau inzake medische dienstverlening en inzake uitzendkrachten (juridisch profiel).


(1)  ESRB: European Systemic Risk Board (Europees Comité voor systeemrisico’s).

(2)  Nationale toezichthoudende autoriteit.

(3)  Europese Centrale Bank.

(4)  Eiopa: European Insurance and Occupational Pensions Authority (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen).

(5)  ESMA: European Securities and Markets Authority (Europese Autoriteit voor effecten en markten).

Bron: Door de Autoriteit verstrekte bijlage.


ANTWOORDEN VAN DE AUTORITEIT

11.

De EBA heeft een voorzichtige benadering gehanteerd ten aanzien van de salarisaanpassingen voor 2011/2012, hetgeen vanwege de vorm en het tijdstip van de beslissing van het Hof van Justitie resulteerde in een vastleggingspercentage van iets meer dan 90 %. De Autoriteit verwacht een aanzienlijk verbeterde begrotingsuitvoering voor 2014, gezien de constante verbetering van het begrotingsbeheer bij de Autoriteit en de grotere duidelijkheid ten aanzien van de salarisaanpassingen.

12.

Hoewel het totale niveau van de overdracht al aanzienlijk is gedaald, erkent de EBA dat er nog ruimte voor verdere verbetering is. Gezien het feit dat het merendeel van de overdrachten ontstaat door de timing van de diverse jaarlijks hernieuwbare IT-contracten, wil de EBA binnen dit kalenderjaar mogelijkheden onderzoeken voor aanpassingen van de contracten met leveranciers om de vernieuwingsperioden te veranderen en aldus het niveau van overdrachten te verminderen.


10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/123


VERSLAG

over de jaarrekening van het Europees Centrum voor ziektepreventie en –bestrijding betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Centrum

(2014/C 442/14)

INLEIDING

1.

Het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (hierna: „Centrum” of „ECDC”), gevestigd te Stockholm, werd opgericht bij Verordening (EG) nr. 851/2004 van het Europees Parlement en de Raad (1). Hoofdtaak van het Centrum is informatie te verzamelen en te verspreiden betreffende de preventie en bestrijding van ziekten bij de mens en daarover wetenschappelijke adviezen te verstrekken. Het Centrum moet ook het Europese netwerk van op dit gebied werkzame organen coördineren (2).

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van het Centrum. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van het Centrum, die bestaat uit de financiële staten (3) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (4) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar, en

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van het Centrum, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (5):

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van het Centrum omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (6) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van het Centrum goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld, waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van het Centrum.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (7) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van het Centrum geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de interne beheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van het Centrum op alle materiële punten een getrouw beeld van zijn financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van zijn verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van zijn financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

10.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER DE WETTIGHEID EN REGELMATIGHEID VAN DE VERRICHTINGEN

11.

Het Centrum verbeterde weliswaar het beheer van zijn aanbestedingsprocedures, maar voor één in 2013 gestarte procedure was er tegenstrijdige informatie in de aankondiging van de opdracht enerzijds en het bestek anderzijds, wat het concurrentieproces kan hebben beïnvloed, alsook de uitkomst van de procedure. In 2013 zijn uit hoofde van het kadercontract en de twee specifieke contracten in kwestie betalingen verricht ten belope van 1 08  000 euro. Na de controle van de Rekenkamer heeft het Centrum onmiddellijk corrigerende maatregelen genomen en het kadercontract werd geannuleerd.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGSBEHEER

12.

Het algemene uitvoeringspercentage van de begroting lag relatief laag (92 %). Alle begrotingstitels bevatten annuleringen van kredieten voor 2013.

13.

Het niveau van de overgedragen vastgelegde kredieten lag vrij hoog, met 1 7 14  484 euro (26 %) voor titel II (administratieve uitgaven) en 7 9 07  139 euro (44 %) voor titel III (beleidsuitgaven).

14.

Voor titel II hield dat voornamelijk verband met de aanschaf van IT-hardware en -software (1 0 86  203 euro) en met de lopende externe evaluatie van het Centrum (2 10  000 euro).

15.

Voor titel III betroffen die overgedragen vastgelegde kredieten hoofdzakelijk meerjarige projecten (4 6 20  605 euro) en een aantal IT-uitgaven ter ondersteuning van operationele activiteiten (1 9 62  443 euro) waarvoor activiteiten werden uitgevoerd en betalingen werden verricht overeenkomstig de operationele behoeften. Er zijn evenwel tekortkomingen geconstateerd met betrekking tot de planning en uitvoering van de begroting voor operationele vergaderingen, voornamelijk doordat het aantal deelnemers was overschat, evenals de hotel- en vluchtkosten. Voor die betreffende begrotingslijn werd 29 % van de kredieten voor 2013 (6 55  142 euro) en 59 % van de overdrachten van 2012 (4 55  820 euro) geannuleerd. Bovendien werd 38 % van de vastgelegde kredieten van 2013 voor operationele vergaderingen (ten bedrage van 5 94  758 euro) overgedragen naar 2014.

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN HET VOORGAANDE JAAR

16.

Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van het voorgaande jaar.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Pietro RUSSO, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 16 september 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 142 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  Ter informatie geeft bijlage II een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van het Centrum.

(3)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(4)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(5)  Zie de artikelen 39 en 50 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).

(6)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(7)  Artikel 107 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013.


BIJLAGE I

Follow-up van de opmerkingen van voorgaande jaren

Jaar

Opmerking van de Rekenkamer

Stand van de corrigerende maatregel

(Afgerond/Loopt nog/Nog af te handelen/N.v.t.)

2012

Het oordeel met beperking over de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen van het Centrum voor het jaar 2011 werd afgegeven omdat het Centrum zich niet hield aan het maximumbedrag van een kadercontract uit 2009. Volgens dit kadercontract kon het Centrum specifieke contracten sluiten met geselecteerde leveranciers tot een maximumbedrag van 9 miljoen euro. Aan het einde van 2011 waren echter betalingen ad 12,2 miljoen euro gedaan.

In 2012 sloot het Centrum bijkomende contracten voor een bedrag van 2,5 miljoen euro, zodat diensten ingekocht konden worden die essentieel waren voor de voortzetting van het betreffende project. Samen met de 2,7 miljoen euro die in 2012 was betaald in het kader van contracten die al in 2011 waren gesloten, bedroeg het totaal aan betalingen ultimo 2012 17,4 miljoen euro. Hoewel betalingen die het in het kadercontract bepaalde maximum van 9 miljoen euro overstijgen onregelmatig zijn, heeft het Centrum in 2012 corrigerende maatregelen getroffen door in juni 2012 een vervangend kadercontract af te sluiten (er worden geen betalingen meer gedaan in het kader van het oude contract), en door het toezicht te verscherpen op de gebruikmaking van kadercontracten in het algemeen.

N.v.t.

 

De betalingen van 5,2 miljoen euro in 2012 zijn terug te voeren op tekortkomingen uit voorgaande jaren, toen het maximumbedrag van het kadercontract niet in acht werd genomen. Zij hebben betrekking op de contractuele verplichtingen uit voorgaande jaren (2,7 miljoen euro) of op die welke in 2012 zijn aangegaan met het oog op de bedrijfscontinuïteit (2,5 miljoen euro) in afwachting van de afronding van de aanbestedingsprocedure voor het nieuwe kadercontract. Gezien de corrigerende maatregelen die het Centrum in 2012 heeft genomen, geeft de Rekenkamer dit jaar geen oordeel met beperking af over de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen.

 

2012

Het Centrum kende in 2012 beurzen toe aan onderzoeksinstituten en individuen. Het totaalbedrag van deze beurzen, 7 52  000 euro, vertegenwoordigt 1,4 % van de operationele uitgaven in 2012. De voorafgaande toetsing van het Centrum, die plaatsvindt voordat de door de begunstigden gedeclareerde kosten worden vergoed, bestaat uit een controle op stukken van de declaraties en deels ook van accountantsverklaringen die door onafhankelijke, door de begunstigden gecontracteerde accountantskantoren zijn afgegeven. Het Centrum verlangt normaliter niet dat de begunstigden documenten aanleveren ter onderbouwing van de subsidiabiliteit en juistheid van de declaraties. Om de controles te verbeteren, heeft het Centrum een strategie ontwikkeld voor een verificatie achteraf, waarvan de doorvoering gepland stond voor 2012. Doordat er bij het verkrijgen van toegang tot een interinstitutioneel auditcontract echter tien maanden vertraging is opgelopen, waren de subsidie-uitgaven voor 2012 ten tijde van de controle nog niet achteraf geverifieerd. Namens de Rekenkamer is er ondersteunende documentatie verzameld door het Centrum waarmee redelijke zekerheid kon worden verkregen over de wettigheid en regelmatigheid van de door de Rekenkamer gecontroleerde verrichtingen.

Loopt nog

2012

De begrotingsuitvoeringsgraad was toereikend voor titel I (personeelsuitgaven) en titel II (administratieve uitgaven), met respectievelijk 97 % en 80 % voor de vastgelegde kredieten. Met 8,3 miljoen euro is het niveau aan overdrachten voor titel III weliswaar hoog (41 % van de voor titel III vastgelegde kredieten); dit komt echter niet door vertragingen in de uitvoering van het jaarlijkse werkprogramma van het Centrum, maar is terug te voeren op het meerjarige karakter van de activiteiten. Het Centrum heeft een module voor begrotingsplanning ingevoerd die rechtstreeks is gekoppeld aan zijn jaarlijkse werkprogramma, en de betalingen werden gepland en gedaan overeenkomstig de operationele behoeften.

N.v.t.


BIJLAGE II

Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (Stockholm)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(artikel 168 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

„Bij de bepaling en de uitvoering van elk beleid en elk optreden van de Unie wordt een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid verzekerd.”

„Het optreden van de Unie, dat een aanvulling vormt op het nationale beleid, is gericht op verbetering van de volksgezondheid, preventie van ziekten en aandoeningen bij de mens en het wegnemen van bronnen van gevaar voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid. Dit optreden omvat de bestrijding van grote bedreigingen van de gezondheid, door het bevorderen van onderzoek naar de oorzaken, de overdracht en de preventie daarvan, alsmede door het bevorderen van gezondheidsvoorlichting en gezondheidsonderwijs, en de controle van, de alarmering bij en de bestrijding van ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid”.

Bevoegdheden van het Centrum

(Verordening (EG) nr. 851/2004 van het Europees Parlement en de Raad)

Doelstellingen

Versterken van de afweer tegen besmettelijke ziekten in Europa, meer bepaald het opsporen, beoordelen en meedelen van reeds aanwezige en zich ontwikkelende risico's voor de menselijke gezondheid als gevolg van overdraagbare ziekten.

Hiertoe beheert het Centrum gespecialiseerde surveillancenetwerken, geeft het wetenschappelijke adviezen, beheert het het systeem voor vroegtijdige waarschuwing en maatregelen en voorziet het in wetenschappelijke en technische bijstand en opleiding.

Taken

Beheer van de gespecialiseerde surveillancenetwerken voor ziekten en stimuleren van netwerkactiviteiten. Het Centrum moet een specifieke rol spelen bij het verzamelen, valideren, analyseren en verspreiden van gegevens.

Gezaghebbend deskundig advies en wetenschappelijke adviezen en studies op het gebied van overdraagbare ziekten verstrekken.

Beheer van het systeem voor vroegtijdige waarschuwing en maatregelen. Opzetten van procedures voor de opsporing van nieuwe bedreigingen voor de gezondheid.

Versterken van de capaciteit van de lidstaten inzake planning van voorbereiding en opleiding.

Informeren van het grote publiek en de belanghebbenden over zijn werkzaamheden.

Organisatie

Raad van bestuur

Samenstelling

Eén door elke lidstaat benoemd lid, twee door het Europees Parlement aangewezen leden en drie leden die de Commissie vertegenwoordigen.

Taken

De raad stelt het jaarprogramma en de jaarbegroting van het Centrum vast en ziet toe op de uitvoering ervan.

Directeur

Benoemd door de raad van bestuur op basis van een lijst van door de Commissie voorgedragen kandidaten.

Adviesforum

Samenstelling

Eén vertegenwoordiger van elke lidstaat en drie vertegenwoordigers van de Commissie zonder stemrecht.

Taken

Het forum heeft tot taak het hoge wetenschappelijke niveau en de onafhankelijkheid van de werkzaamheden en adviezen van het Centrum te waarborgen.

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Interne controle

Dienst Interne Audit van de Europese Commissie (DIA).

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad.

In 2013 (2012) ter beschikking van het Centrum gestelde middelen

Definitieve begroting

58,3(58,2) miljoen euro

Personeelsbestand per 31 december 2013

Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten: 198 (200),

waarvan 190 (187) bezet.

Andere dienstverbanden: 95 (91)

Totaalaantal personeelsleden: 285 (278), waarvan er:

186 (183) uitvoerende taken, en

99 (95) administratieve en ondersteunende taken verrichten.

Producten en diensten in 2013 (2012)

Opsporing van en toezicht op 42 (69) gezondheidsbedreigingen met behulp van de Threat Tracking Tool (TTT).

52 (52) aan 400 (334) ontvangers verzonden wekelijkse verslagen over bedreigingen door overdraagbare ziekten. Bovendien verschijnt het verslag sinds 2012 ook wekelijks op de ECDC-internetsite; het is uitgegroeid tot een van de meest bezochte webpagina’s binnen de ECDC-internetsite (8  000 bezoeken in 2013).

Ondersteuning bij epidemiologische informatieverzameling voor 2 (3) grote massale evenementen.

Daarnaast werd ook toezicht gehouden bij 4 (3) evenementen van uitzonderlijke aard of van uitzonderlijk openbaar belang.

Voorbereiding van 3 (6) risicobeoordelingen, 12 (16) eerste beoordelingen en 9 (16) actualiseringen van bedreigingen.

Organisatie van 1 (1) simulatieworkshop om de voorbereiding en reactie op overdraagbare ziekten te testen en te verbeteren.

117 (104) onderzoeksassistenten kregen coaching via het European Programme for Intervention Epidemiology Training (Epiet) en de European Public Health Microbiology Training (Euphem).

112 (114) deskundigen op het gebied van volksgezondheid uit 30 EU/EER-landen namen deel aan de korte opleidingsmodules van het Centrum.

9 45  000(7 80  000) bezoekers op het internetportaal van het Centrum.

216 (204) wetenschappelijke publicaties uitgebracht. Vijfjaarse impactfactor qua citaten: 5,46(4,55).

Organisatie van de zesde Europese dag ter bewustmaking van antibiotica met deelname van 40 (43) landen. De datum van 18 november wordt steeds vaker erkend en wordt een mijlpaal voor de bewustmaking omtrent het verstandig gebruik van antibiotica, niet alleen in Europa, maar ook in de Verenigde Staten, Canada en Australië, en elders.

16,3(12,9) miljoen unieke hits op de databases TESSy, 1  492(1  324) actieve gebruikers uit 57 (56) landen.

Versterkte bewaking: eind 2013 waren 15 (15) van de 17 specifieke bewakingsnetwerken in het ECDC geïntegreerd (één is beëindigd en het laatste is uitbesteed).

Jaarlijks epidemiologisch verslag gepubliceerd.

18 bewakingsverslagen gepubliceerd over onderwerpen, inclusief jaarlijkse verslagen over tuberculose, HIV/AIDS en antimicrobiële resistentie.

41 (40) wekelijkse griepbulletins/wekelijkse griepbewakingsoverzichten voor 2013.

89 (34) wetenschappelijke adviezen uitgebracht op basis van verzoeken van belanghebbenden; ruim 80 % van de verzoeken om wetenschappelijk advies werden tijdig beantwoord.

Organisatie van de zevende Europese wetenschappelijke conferentie over toegepaste epidemiologie voor besmettelijke ziekten (Escaide) van 5 t/m 7 november 2013 in Stockholm, met 550 (511) deelnemers.

Wekelijkse publicatie van het wetenschappelijke tijdschrift Eurosurveillance, met 11  600(14  000) online abonnees.

In 2013 ontving Eurosurveillance voor het tweede jaar op rij een impactfactor; deze lag met 5,49 iets lager dan in 2012 (6,15). Hiermee neemt Eurosurveillance wereldwijd de zesde plaats in op de ranglijst van 70 wetenschappelijke tijdschriften in de categorie infectieziekten.

Bron: Door het Centrum verstrekte bijlage.


ANTWOORDEN VAN HET CENTRUM

11.

Het ECDC heeft onmiddellijk corrigerende maatregelen genomen om de situatie aan de contractanten mee te delen en het contract te annuleren. De dienst Aanbestedingen van het Centrum werd in maart 2014 gereorganiseerd. Bij de reorganisatie werden de taken, functies en verantwoordelijkheden van alle betrokken actoren en partijen duidelijk vastgesteld en in de herziene interne procedures opgenomen. In de loop van maart en april 2014 kregen personeelsleden van het ECDC intensieve opleiding in de vorm van speciaal daarvoor georganiseerde opleidingssessies.

12-13-14 en 15.

Het Centrum had in de begroting 2013 middelen gereserveerd om te kunnen voldoen aan zijn verplichtingen tegenover het personeel in verband met de salarisaanpassingen van 2011, 2012 en 2013. De gereserveerde middelen bedroegen 3,3 miljoen euro. Doordat de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie pas in het laatste kwartaal van het jaar was gekomen, kon het Centrum deze middelen niet meer voor andere doeleinden aanwenden.

Aangezien de middelen uit alle begrotingstitels afkomstig waren, werden alle begrotingstitels door deze annuleringen getroffen. Was de uitspraak er in 2013 gekomen, had het uitvoeringspercentage van de begroting 97,8 % bedragen.

Wat de operationele vergaderingen betreft, is 4 00  000 euro van de geannuleerde 6 55  142 euro te verklaren door voornoemde salarisaanpassingen en aanpassingen van de wegingscoëfficiënt; daarom bedroeg het werkelijke annuleringspercentage 11 %.

Van de 5 94  758 euro die naar 2014 werden overgedragen, is 3 84  938 euro overgedragen om te voldoen aan financiële verplichtingen voor vergaderingen in 2014 waarvoor de uitnodigingen in 2013 zijn verstuurd, terwijl 2 09  820 euro is overgedragen om te voldoen aan uitstaande financiële verplichtingen voor in 2013 gehouden vergaderingen.

Het Centrum zal nauwlettender op de uitgaven voor operationele vergaderingen toezien teneinde onnodige overdrachten of annuleringen te voorkomen.


10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/132


VERSLAG

over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor chemische stoffen betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap

(2014/C 442/15)

INLEIDING

1.

Het Europees Agentschap voor chemische stoffen (hierna: „Agentschap” ofwel „ECHA”), gevestigd te Helsinki, werd opgericht bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (1). De voornaamste taken ervan zijn het waarborgen van een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu, alsmede het vrije verkeer van stoffen op de interne markt, en tegelijkertijd het vergroten van het concurrentievermogen en de innovatie. Het Agentschap bevordert ook de ontwikkeling van alternatieve methoden voor de beoordeling van gevaren met betrekking tot stoffen (2).

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van het Agentschap. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van het Agentschap, die bestaat uit de financiële staten (3) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (4) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar;

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van het Agentschap, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (5):

a)

de verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van het Agentschap omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (6) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van het Agentschap goed nadat de rekenplichtige van het Agentschap deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van het Agentschap;

b)

de verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (7) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels betreffende beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van het Agentschap geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van het Agentschap op alle materiële punten een getrouw beeld van zijn financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van zijn verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van zijn financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

10.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGSBEHEER

11.

Evenals in het voorgaande jaar was de begrotingsuitvoeringsgraad voor het jaar 2013 toereikend voor de titels I en II. Hoewel het niveau van de naar 2014 overgedragen vastgelegde kredieten hoog bleef voor de titels III, IV en V (beleidsuitgaven) met 10,6 miljoen euro (46 %), was dit hooofdzakelijk het gevolg van het meerjarig karakter van de geplande IT-ontwikkelingsprojecten (6,3 miljoen euro), de kosten voor in 2013 bestelde, maar tegen het eind van het jaar nog niet ontvangen vertalingen (1,3 miljoen euro) en beoordelingen van stoffen met als voorgeschreven termijn februari 2014 (1,7 miljoen euro).

OVERIGE OPMERKINGEN

12.

In zijn betrouwbaarheidsverklaring over het jaar 2013 bevestigde de uitvoerend directeur van ECHA redelijke zekerheid te hebben dat de middelen voor het beoogde doel waren gebruikt overeenkomstig de beginselen van goed financieel beheer, en dat de ingestelde controleprocedures de noodzakelijke waarborgen bieden inzake de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. Bij deze gegeven zekerheid werd echter een voorbehoud gemaakt, aangezien controles of inspecties op nationaal niveau niet onder het mandaat van het agentschap vallen, en er bijgevolg niet kon worden bevestigd dat op de markt van de Europese Unie uitsluitend geregistreerde of toegestane stoffen en producten circuleren waarvoor een vergoeding aan het Agentschap is betaald.

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN HET VOORGAANDE JAAR

13.

Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van voorgaande jaren.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 1 juli 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

(2)  Ter informatie geeft bijlage II een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van het Agentschap.

(3)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(4)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(5)  Zie de artikelen 39 en 50 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).

(6)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(7)  Artikel 107 van Verordening (EU) nr. 1271/2013.


BIJLAGE I

Follow-up van de opmerkingen van voorgaande jaren

Jaar

Opmerking van de Rekenkamer

Stand van de corrigerende maatregel

(Afgerond/Loopt nog/Nog af te handelen/N.v.t.)

2011

De begroting 2011 van het Agentschap beliep 93,2 miljoen euro, waarvan 14,9 miljoen euro (16 %) werd overgedragen naar 2012. De overdrachten die verband hielden met titel III (beleidsuitgaven) beliepen 11,5 miljoen euro (55 %). Het niveau van overdrachten is buitensporig en in strijd met het jaarperiodiciteitsbeginsel.

N.v.t.

2011

De resultaten van de meest recente fysieke inventarisatie die werd verricht in 2011 vertonen verschillende gebreken, met name op het punt van het geringe aantal ICT-activa waarvan de waarde werd gecontroleerd. Er bestaat geen formeel beleid inzake de inventarisatie van vaste activa.

Afgerond

2012

De resultaten van de fysieke inventarisatie wijzen op ernstige tekortkomingen bij het veiligstellen en traceren van vaste activa. Er is geen procedure om software en interne componenten (2  370 van de 5  878 geregistreerde vaste ICT-activa) te traceren. Daarnaast konden 306 voorwerpen niet worden gevonden, waaronder 93 laptops en 29 computers.

Afgerond

2012

De begrotingsuitvoeringsgraad voor het jaar 2012 was toereikend voor de titels I en II. Het percentage overgedragen vastgelegde kredieten voor titel III was hoog (50 % ofwel 11,3 miljoen euro), maar dit houdt hoofdzakelijk verband met de meerjarige aard van grote IT-ontwikkelingsprojecten (3,7 miljoen euro), beoordelingen van stoffen die volgens de regelgeving per februari N+1 moeten zijn afgerond (1,8 miljoen euro), vertalingen die aan het eind van het jaar nog niet waren afgeleverd (1,3 miljoen euro) en de start van twee nieuwe activiteiten in de tweede helft van het jaar: biociden (1,2 miljoen euro) en PIC (prior informed consent, voorafgaande geïnformeerde toestemming: 1,3 miljoen euro).

N.v.t.


BIJLAGE II

Europees Agentschap voor chemische stoffen (Helsinki)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

Verzamelen van informatie

De rechtsgrondslag van de oprichtingsverordening van ECHA, de REACH-verordening (EG) nr. 1907/2006, is artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de EU.

Bevoegdheden van het Agentschap

(zoals omschreven in Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (REACH-verordening), Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (Indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels — de CLP-verordening), Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad (biocidenverordening) en Verordening (EU) nr. 649/2012 van het Europees Parlement en de Raad (voorafgaande geïnformeerde toestemming)

Doelstellingen

Het doel van de REACH- en CLP-verordeningen is een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu, inclusief de bevordering van alternatieve beoordelingsmethoden voor gevaren van stoffen, alsmede het vrije verkeer van stoffen op de interne markt te waarborgen en tegelijkertijd het concurrentievermogen en de innovatie te vergroten (artikel 1, lid 1, van de REACH-verordening, artikel 1 van de CLP-verordening).

ECHA werd opgericht om de technische, wetenschappelijke en administratieve aspecten van de REACH-verordening te beheren en in bepaalde gevallen uit te voeren en de consistentie op Unie-niveau met betrekking tot deze aspecten te waarborgen (artikel 75 van de REACH-verordening) en om taken te beheren die verband houden met de indeling en etikettering van chemische stoffen en die zijn afgeleid uit de CLP-verordening.

Taken

Ontvangen van registraties en andere dossiers inzake chemische stoffen en verrichten van een volledigheidscontrole daarop (titel II van de REACH-verordening).

Verwerken van informatieverzoeken met betrekking tot de registraties en nemen van besluiten inzake geschillen over het gezamenlijk gebruik van gegevens (titel III van de REACH-verordening).

Beoordelen van registratiedossiers wat betreft de naleving van de REACH-verordening, alsmede van de daarin opgenomen testvoorstellen, en coördineren van de stoffenbeoordelingsprocedure (titel VI van de REACH-verordening).

Verwerken van voorstellen voor de opname van zeer zorgwekkende stoffen in de kandidatenlijst en aanbevelingen doen voor de opname van een aantal van deze stoffen in de autorisatielijst en autorisatieaanvragen afhandelen (titel VII van de REACH-verordening).

Verwerken van beperkingsdossiers (titel VIII van de REACH-verordening).

Opzetten en beheren van (een) publieke databank(en) met informatie over alle geregistreerde stoffen en het gratis openbaar maken van bepaalde informatie op internet (artikelen 77 en 119 van de REACH-verordening).

Verstrekken van technisch en wetenschappelijk advies en richtsnoeren waar nodig (artikel 77 van de REACH-verordening, artikel 50, lid 2, van de CLP-verordening) en in het kader van de biocidenverordening (EU) nr. 528/2012.

Verstrekken van zo goed mogelijk wetenschappelijk en technisch advies aan de lidstaten en de instellingen van de EU over vraagstukken in verband met chemische stoffen die binnen de bevoegdheid van het Agentschap vallen en overeenkomstig de REACH- en CLP-verordeningen aan het Agentschap worden voorgelegd (artikel 77, lid 1, van de REACH-verordening, artikel 50, lid 1, van de CLP-verordening).

Ontvangen van I&E-kennisgevingen, onderhouden van een openbare I&E-inventaris, afhandelen van verzoeken voor alternatieve namen en verwerken van voorstellen voor de geharmoniseerde indeling en etikettering van stoffen (CLP).

Uitvoeren van technische en wetenschappelijke taken overeenkomstig de biocidenverordening (EU) nr. 528/2012, die op 1 september 2013 in werking trad.

Uitvoeren van taken in het kader van de PIC-verordening („Prior Informed Consent”, voorafgaande geïnformeerde toestemming) (EU) nr. 649/2012, wanneer deze in maart 2014 in werking treedt.

Organisatie

Raad van bestuur

Eén door de Raad benoemde vertegenwoordiger uit elke lidstaat en ten hoogste zes door de Commissie benoemde vertegenwoordigers, waaronder drie leden zonder stemrecht afkomstig van de belanghebbende partijen, alsmede twee door het Europees Parlement benoemde onafhankelijke personen (artikel 79 van de REACH-verordening).

Taken

Artikel 78 van de REACH-verordening en de financiële kaderregeling voor agentschappen, hoofdzakelijk het vaststellen van het jaarlijkse en meerjarenwerkprogramma, de definitieve begroting, een algemeen verslag en de interne regels en procedures, en het aanstellen van een tuchtraad ten aanzien van de uitvoerend directeur. Tevens de benoeming van de kamer van beroep en van de leden van de comités.

Uitvoerend directeur

Taken

Artikel 83 van de REACH-verordening.

Comités

Het Agentschap omvat drie wetenschappelijke comités (risicobeoordeling, lidstaten en sociaaleconomische analyse).

Taken

Artikel 77, lid 3, onder a)-c), van de REACH-verordening.

Forum voor uitwisseling van handhavingsinformatie

Taken

Artikel 77, lid 4, onder a)-h), van de REACH-verordening.

Secretariaat

Taken

Artikel 77, lid 2, onder a)-h), van de REACH-verordening.

Kamer van beroep

Taken

Artikel 76, lid 1, onder h), van de REACH-verordening.

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Interne controle

Dienst Interne Audit van de Europese Commissie (DIA).

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad (artikel 97, lid 10, van de REACH-verordening).

In 2013 (2012) ter beschikking van het Agentschap gestelde middelen

Begroting (inclusief gewijzigde begrotingen)

107,7 (98,9) miljoen euro waarvan:

inkomsten uit vergoedingen: 86,1(26,6) miljoen euro;

bijdrage van de Unie: 8,6 (4,9) miljoen euro aan steun voor de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) nr. 528/2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (6,1 miljoen euro), en de aanvullende bijdrage (0,9 miljoen euro), Verordening (EU) nr. 649/2012 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen (1,5 miljoen euro) en het pretoetredingsinstrument — IPA (0,1 miljoen euro).

Personeelsbestand per 31 december 2013

Aantal posten in de lijst van het aantal ambten: 503 (470)

waarvan er 468 (447) bezet zijn.

Andere personeelsleden: 95 (90) (arbeidscontractanten en gedetacheerde nationale deskundigen)

Totaalaantal personeelsleden: 563 (506), waarvan er:

386 (352) uitvoerende, en

en 177 (185) administratieve en ondersteunende taken verrichten.

Producten en diensten in 2013 (2012)

Het werkprogramma van ECHA was onderverdeeld in de volgende 17 activiteiten:

Registratie, preregistratie en gegevensuitwisseling

Aantal afgehandelde registratiedossiers: 14  839 (9  773).

Aantal beoordelingen van vertrouwelijkheidsverzoeken afgerond: 662 (630) (positieve of negatieve) besluiten van de 860 (aanvankelijke en definitieve) beoordelingen.

Aantal ontvangen informatieverzoeken: 1  903 (1  632).

Aantal besluiten over geschillen over gegevensdeling: 11 (1).

Aantal stoffen waarover informatie openbaar is gemaakt (excl. vertrouwelijke informatie): 10  561 (7  884).

Beoordeling

Aantal uitgevoerde nalevingscontroles: 637 (198).

Aantal definitieve besluiten over testvoorstellen: 111 (171).

Risicobeheer

Aantal stoffen waarvan is vastgesteld dat ze in kandidatenlijst kunnen worden opgenomen: 13 (67).

Aantal aanbevelingen inzake stoffen die in de autorisatielijst kunnen worden opgenomen: 1 (0).

Aantal beperkingsdossiers ingediend bij de Commissie voor goedkeuring: 2 (1).

Aantal ontvangen autorisatieaanvragen: 8 (0).

Aantal kennisgevingen van stoffen op de kandidatenlijst in artikelen: 93 (31).

Indeling en etikettering (I&E)

Aantal ontvangen I&E-kennisgevingen: 6,1 miljoen voor ruim 1 25  000 stoffen (waarvan er bijna 1 16  000 zijn opgenomen in de openbaar gemaakte kennisgevingen).

Aantal ontvangen voorstellen voor geharmoniseerde indeling en etikettering: 29 (27)

Aantal aanvragen voor alternatieve namen voor stoffen in mengsels: 28 (13)

Advisering en ondersteuning

Aantal door de ECHA-helpdesk beantwoorde vragen: 5  975 (omvat vragen, ontvangen via de contactformulieren, tijdens webinars en één-op-één-sessies). De ECHA-helpdesk verwerkte tevens 755 verzoeken om actie voor andere eenheden in ECHA, afkomstig van bedrijven, die via de contactformulieren binnenkwamen.

Aantal uitgebrachte nieuwe richtsnoeren: 1 (0) en aantal uitgebrachte actualiseringen van richtsnoeren: 7 (30), waaronder 4 (17) corrigenda.

Wetenschappelijke IT-instrumenten

Afronding van voorbereidingen voor REACH-IT voor de deadline van 2013.

Ontwikkeling en vrijgave van de R4BP3-applicatie en onderdeel biociden op verspreidingswebsite voor biocidenverordening.

Verdere verbetering en ingebruikname van IT-instrumenten: IUCLID, CHESAR, Odyssey, RIPE, C&L-Inventaris.

Vrijgave van een IT-oplossing voor lidstaten ten behoeve van een centraal toegangspunt tot dossiers en gegevens over stoffen.

Verdere verruiming van de verspreide gegevens over stoffen.

Ontwikkeling van een nieuwe applicatie voor het verwerken van kennisgevingen en toestemmingen in het kader van de verordening inzake de voorafgaande geïnformeerde toestemming.

Verdere verbetering en vrijgaven van het dossierbeoordelingsproces en Odyssey ter ondersteuning van de verwezenlijking van de doelstellingen van de verificatiedoelstellingen voor 2013.

Ontwikkeling van een nieuwe applicatie die dient ter ondersteuning van alle interne REACH- en CLP-processen met een geïntegreerd dossierbeheersysteem om de voorbereiding van besluiten en stukken te ondersteunen.

Wetenschappelijk en technisch advies aan EU-instellingen en –organen

Geleverde bijdragen ter ontwikkeling van nieuwe testmethoden, hoofdzakelijk door middel van het programma voor testrichtsnoeren van de OESO.

Software betreffende niet-testmethoden verschaft en toegankelijk gemaakt, rekening houdend met wetenschappelijke ontwikkelingen, kennis van deskundigen die is opgebouwd door opleiding, praktijkervaring en actieve uitwisseling met experts buiten ECHA. Opleidingsacties, georganiseerd op het gebied van alternatieven voor testen voor interne en externe experts.

Webinar over de vraag, hoe veilig gebruik van NM in het kader van REACH kan worden verzekerd — deel II. Huidige beste praktijken voor beoordeling van risico's voor de menselijke gezondheid en milieu voor NM.

Verslag „Assessing human health and environmental hazards of nanomaterials — Best practice for REACH Registrants” (beoordeling van risico's voor de menselijke gezondheid en milieu als gevolg van nanomaterialen — beste praktijken voor inschrijvers van REACH).

Input van ECHA voor het vaststellen van de basis voor het oogmerk van een effectbeoordeling van mogelijke wijzigingen van REACH-bijlagen voor nanomaterialen.

Ontwerpsamenvatting van de voornaamste uitkomsten van de besprekingen tijdens de Topical Scientific Workshop on Risk Assessment for the Sediment Compartment (thematische wetenschappelijke workshop over risicobeoordeling voor het sediment-compartiment.

Samenwerking met het IHCP/GCO.

Comités en forum

Aantal unanieme overeenkomsten van het lidstatencomité (MSC): 155 (179)

Aantal adviezen van het Comité risicobeoordeling (RAC): 41 (34)

Aantal adviezen van het Comité sociaaleconomische analyse (SEAC): 3 (1)

Aantal adviezen inzake beperkingen: 6 (4)

Kamer van beroep

Aantal ingestelde beroepen: 22 (8)

Aantal uitspraken op beroep: 8 (1) en aantal procedurebesluiten: 16 (6)

Communicatie

4 evenementen voor belanghebbenden georganiseerd;

8e REACH&CLP Stakeholders' Day in maart (280 deelnemers ter plaatse +  1  700 online);

1e Biocide Stakeholders' Day in juni (270 deelnemers ter plaatse +  1  200 online);

Workshop voor geaccrediteerde belanghebbenden in november (35 deelnemers);

Voorlichtingsbijeenkomst voor nieuwe geaccrediteerde belanghebbenden (11 deelnemers);

15 webinars georganiseerd met 2  060 deelnemers;

ongeveer 250 producten (inhoud online en offline), gepubliceerd in 23 EU-talen;

ongeveer 1  800 actualiseringen van de website;

ongeveer 1 3 00  000 bezoekers van de website met in totaal ongeveer 3 6 00  000 bezoeken;

53 publicaties;

45 persberichten opgesteld, 2 e-persbriefings en 71 interviews met de media georganiseerd;

50 nieuwsberichten, 51 e-News-bulletins, 6 nieuwsbrieven, 503 tweets;

6 tweemaandelijkse e-bulletins, gepubliceerd voor geaccrediteerde belanghebbenden;

449 interne nieuwsberichten, 50 interne samenvattingen van nieuws;

4 driemaandelijkse personeelsvergaderingen georganiseerd, 3 ED-ontbijtvergaderingen georganiseerd met ECHA-personeel en de uitvoerend directeur.

Internationale samenwerking

Wetenschappelijke en technische samenwerking met de OESO (bv. IUCLID) en mede-agentschappen (Australië, Canada, Japan en VS) en technische ondersteuning van het internationale werk van de Commissie (bv. GHS — het wereldwijde geharmoniseerde systeem — van de VN).

Beheer

Voortdurende ontwikkeling en verbetering van de administratieve en beheerssystemen, incl. IQMS.

Financiën, aanbestedingen en boekhouding

Strikt beheer van de begroting en de kasgeldreserve.

ECHA bood wetenschappelijke, IT- en administratieve dienstverlening in het kader van haar bestaande kadercontracten, sloot met succes openbare aanbestedingen af voor de vaststelling van nieuwe kadercontracten voor een geïntegreerd personeelsbeheerssysteem, voor fase 3 van het QSAR-instrumentarium en voor dienstverlening op het gebied van reizen en medische zaken, verrichtte een audit ter verbetering van e doelmatigheid bij haar aanbestedings- en contractbeheersprocessen die resulteerden in geplande acties welke in 2014 moeten worden uitgevoerd.

Totaalaantal bedrijven gecontroleerd wat betreft mkb-status: 516.

Personeelszaken en bedrijfsdiensten

27 (23) selectieprocedures afgerond; 87 (65) personeelsleden aangeworven (tijdelijke functionarissen en arbeidscontractanten).

Informatie- en communicatietechnologie

67 diensten omschreven en in stand gehouden om te zorgen dat de ICT-infrastructuur en de ICT-middelen operationeel, en het prestatieniveau adequaat bleven;

voortzetting van identificatie en vaststelling van HA-oplossingen overeenkomstig BCP-vereisten;

succesvolle uitbesteding van beheer en hosten van diverse IT-systemen;

migratie van 700 werkstations om een mobieler, veiliger en meer functies rijke oplossing te bieden;

toepassing van een documentenbeheersysteem op basis van de stukken met betrekking tot het secretariaat van de raad van bestuur, het proces van planning, toezicht en beoordeling, en de coördinatievergaderingen van de directeur;

kadercontract gesloten voor een personeelsbeheersysteem op basis van een gehost softwarepakket; uitvoering is begonnen;

identiteitsbeheersysteem uitgevoerd, dat meer doelmatigheid in het gebruikersbeheer biedt onder systemen met geautomatiseerde verstrekking van gegevens aan gebruikers of intrekking daarvan.

Biociden

Analyse, ontwerp en instelling van het register voor biociden (R4BP): 1 vrijgave op 1 september 2013.

Eerste essentiële richtsnoeren afgerond en gepubliceerd in 2013; Guidance for Human Health Risk Assessment, Guidance on data sharing, Guidance on applications for technical equivalence, Guidance on information requirements and Guidance on active substance suppliers.

1e voorlopige werkplan voor het comité Biociden.

Lidstaten benoemden leden voor de coördinatiegroep.

PIC

Voorbereidende activiteiten

Bron: Door het Agentschap verstrekte bijlage.


ANTWOORDEN VAN HET AGENTSCHAP

11.

ECHA stelt de conclusie van de Rekenkamer op prijs en zal er blijven op toezien dat ongerechtvaardigde overdrachten worden vermeden.

12.

In antwoord op de opmerking van de Rekenkamer tijdens het dienstbezoek in de herfst van 2013, heeft de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor chemische stoffen de volgende tekst toegevoegd aan zijn betrouwbaarheidsverklaring over het jaar 2013:

Wat de tenuitvoerlegging van de wetgeving van de Europese Unie en de onder het mandaat van het Agentschap vallende taksenverordeningen betreft, dient deze zekerheid te worden beperkt tot het bevoegdheidsgebied van het Agentschap. Aangezien controles of inspecties op nationaal niveau niet onder het mandaat van het Agentschap vallen, kan niet worden bevestigd dat op de markt van de Europese Unie uitsluitend geregistreerde of toegestane stoffen en producten circuleren waarvoor een vergoeding aan het Agentschap is betaald.”.


10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/144


VERSLAG

over de jaarrekening van het Europees Milieuagentschap betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap

(2014/C 442/16)

INLEIDING

1.

Het Europees Milieuagentschap (hierna: „Agentschap” ofwel „EEA”), gevestigd te Kopenhagen, werd opgericht bij Verordening (EEG) nr. 1210/90 van de Raad (1). Het Agentschap heeft tot taak, een observatienetwerk op te zetten om de Commissie, het Parlement, de lidstaten en het publiek in het algemeen betrouwbare informatie over de toestand van het milieu te verschaffen. Deze informatie moet de Europese Unie en de lidstaten met name in staat stellen, maatregelen ter bescherming van het milieu te nemen en de doeltreffendheid hiervan te beoordelen (2).

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van het Agentschap. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van het Agentschap, die bestaat uit de financiële staten (3) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (4) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar, en

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van het Agentschap, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (5):

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van het Agentschap omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (6) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van het Agentschap goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van het Agentschap.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (7) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van het Agentschap geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van het Agentschap op alle materiële punten een getrouw beeld van zijn financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van zijn verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van zijn financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

10.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER DE INTERNEBEHEERSINGSMAATREGELEN

11.

In 2013 kende het Agentschap in het kader van vijf subsidieprogramma’s (8) subsidies toe aan consortia van milieu-instellingen en -organen in Europa, VN-organisaties en nationale milieuorganisaties. De totale subsidie-uitgaven in 2013 bedroegen 13,9 miljoen euro, ofwel 31 % van de totale beleidsuitgaven. De door het Agentschap verrichte verificaties vooraf bestaan uit een controle op stukken, namelijk kostendeclaraties.

12.

Na de opmerking van de Rekenkamer van vorig jaar (zie bijlage I), voerde het EEA zijn controles op met betrekking tot de subsidiabiliteit en de juistheid van de in het kader van de subsidieprogramma's gedeclareerde personeelskosten, aangezien die het grootste gedeelte van de kosten uitmaken. Er werden met name, voor een steekproef van begunstigden, werkbriefjes verkregen teneinde de gedeclareerde salariskosten te controleren, maar de loonstrookjes werden niet verkregen. Zelden worden er ter plaatse verificaties van de kosten verricht op het niveau van de begunstigde.

13.

De bestaande controles verschaffen dan ook slechts beperkte zekerheid over de subsidiabiliteit en de juistheid van de door begunstigden gedeclareerde kosten. Voor de door de Rekenkamer gecontroleerde verrichtingen werden bewijsstukken verkregen die redelijke zekerheid boden ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid ervan.

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN HET VOORGAANDE JAAR

14.

Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van het voorgaande jaar.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 8 juli 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 120 van 11.5.1990, blz. 1.

(2)  Ter informatie geeft bijlage II een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van het Agentschap.

(3)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(4)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(5)  Zie de artikelen 39 en 50 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).

(6)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(7)  Artikel 107 van Verordening (EU) nr. 1271/2013.

(8)  Europese Thematische Centra (ETC's), Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI) en initiële operationele diensten van het programma Wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (GIO en GIO2), GMES in-situcoördinatie (GISC) en het instrument voor pretoetredingssteun (IPA 2).


BIJLAGE I

Follow-up van de opmerkingen van het voorgaande jaar

Jaar

Opmerking van de Rekenkamer

Stand van de corrigerende maatregel

(Afgerond/Loopt nog/Nog af te handelen/N.v.t.)

2012

In 2012 kende het Agentschap in het kader van drie belangrijke subsidieprogramma’s (1) subsidies toe aan consortia van milieu-instellingen en -organen in Europa, VN-organisaties en nationale milieuorganisaties. De totale subsidie-uitgaven in 2012 bedroegen 11,9 miljoen euro, ofwel 27 % van de totale beleidsuitgaven. De door het Agentschap verrichte verificaties vooraf vóór vergoeding van door begunstigden gedeclareerde kosten bestaan uit een controle op stukken, namelijk kostendeclaraties. Het Agentschap krijgt van begunstigden doorgaans geen bewijsstukken voor de subsidiabiliteit en juistheid van de gedeclareerde personeelskosten, die de hoofdmoot van de kosten uitmaken (2). Zelden worden er ter plaatse verificaties achteraf van de kosten verricht op het niveau van de begunstigde (3).

Loopt nog

2012

De bestaande controles verschaffen de leiding van het Agentschap dan ook slechts beperkte zekerheid over de subsidiabiliteit en de juistheid van de door begunstigden gedeclareerde kosten. Voor de door de Rekenkamer gecontroleerde verrichtingen werden door het Agentschap voor de Rekenkamer bewijsstukken verkregen die redelijke zekerheid boden ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid ervan. Door een aselecte verificatie van bewijsstukken voor personeelskosten en een grotere dekking van begunstigden door verificaties ter plaatse zou er aanzienlijk meer zekerheid kunnen worden verkregen.

Loopt nog


(1)  Europese Thematische Centra (ETC), Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI) en initiële operationele diensten van het programma Wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (GIO).

(2)  Voor andere soorten kosten (d.w.z. uitbesteding, aankoop van materiaal) worden bewijsstukken gevraagd en geanalyseerd.

(3)  In 2012 en in 2011 werd één verificatie vooraf verricht ter controle van de beheersingssystemen van één begunstigde. In 2010 was een verificatie vooraf verricht om na te gaan of de door één begunstigde gedeclareerde uitgaven subsidiabel waren.


BIJLAGE II

Europees Milieuagentschap (Kopenhagen)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(Artikel 191 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

Milieubeleid

Het beleid van de Unie op milieugebied draagt bij tot het nastreven van de volgende doelstellingen: behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu; bescherming van de gezondheid van de mens; behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen; bevordering op internationaal vlak van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen, en in het bijzonder de bestrijding van klimaatverandering.

De Unie streeft in haar milieubeleid naar een hoog niveau van bescherming, rekening houdend met de uiteenlopende situaties in de verschillende regio's van de Unie. Haar beleid berust op het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen, het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron dienen te worden bestreden, en het beginsel dat de vervuiler betaalt. (…) Bij het bepalen van haar beleid (…) houdt de Unie rekening met de beschikbare wetenschappelijke en technische gegevens; de milieuomstandigheden in de onderscheiden regio's van de Unie; de voordelen en lasten die kunnen voortvloeien uit optreden, onderscheidenlijk niet-optreden; de economische en sociale ontwikkeling van de Unie als geheel en de evenwichtige ontwikkeling van haar regio's (…).

Bevoegdheden van het Agentschap

(Verordening (EEG) nr. 1210/90)

Doelstellingen

De vorming van een Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk om de Unie en de lidstaten te voorzien van:

1.

objectieve, betrouwbare, en vergelijkbare informatie op Europees niveau, op grond waarvan zij:

a)

de nodige maatregelen ter bescherming van het milieu kunnen nemen;

b)

de resultaten daarvan kunnen beoordelen;

c)

het publiek degelijke informatie kunnen geven over de toestand van het milieu;

2.

de benodigde technische en wetenschappelijke ondersteuning.

Taken

Het vormen, in samenwerking met de lidstaten, en coördineren van een Europees milieuobservatie- en informatienetwerk;

de Unie en de lidstaten voorzien van de objectieve informatie die noodzakelijk is voor het bepalen en uitvoeren van een oordeelkundig en doeltreffend milieubeleid;

assisteren bij het toezicht op milieumaatregelen door middel van geschikte ondersteuning op het gebied van rapportagevoorschriften;

adviseren van individuele lidstaten inzake de ontwikkeling, vaststelling en uitbreiding van hun systemen voor het toezicht op milieumaatregelen;

registreren, compileren en evalueren van gegevens betreffende de toestand van het milieu, opstellen van rapporten betreffende kwaliteit en belasting van het milieu op het grondgebied van de Unie, aanleggen van uniforme criteria voor milieu-informatie in alle lidstaten, verdere ontwikkeling en behoud van een referentiecentrum van milieu-informatie;

bijdragen tot het vergelijkbaar maken van de milieugegevens op Europees niveau en, indien nodig, via passende wegen een betere harmonisatie van de meetmethoden bevorderen;

bevorderen van integratie van de Europese milieu-informatie in internationale milieubewakingsprogramma’s;

om de vijf jaar een rapport over de toestand van het milieu en de tendensen en vooruitzichten op milieugebied publiceren, aangevuld met indicatorrapporten over specifieke vraagstukken;

stimuleren van de ontwikkeling van technieken voor milieuprognoses, van uitwisselingen van informatie over de technologie die beschikbaar is om schade aan het milieu te voorkomen of te verminderen, van methoden voor de evaluatie van de kosten van schade aan het milieu en van de kosten van een beleid gericht op preventie en bescherming en herstel van het milieu;

zorgen voor een ruime verspreiding van betrouwbare en vergelijkbare milieu-informatie, met name over de toestand van het milieu, onder het grote publiek en daartoe het gebruik van nieuwe telematicatechnologieën bevorderen;

actief samenwerken met andere instanties en programma’s van de Unie, andere internationale instanties en — op gebieden van gemeenschappelijk belang — met die instellingen in landen die geen lid zijn van de Unie, rekening houdend met de noodzaak overlappingen te vermijden;

de Commissie assisteren bij de uitwisseling van informatie over de ontwikkeling van methodieken en beste praktijken voor milieubeoordelingen en bij de verspreiding van informatie over de resultaten van relevant milieuonderzoek in een vorm die de beleidsontwikkeling het beste dient.

Organisatie

Raad van bestuur

Samenstelling

Een vertegenwoordiger van iedere lidstaat, één van ieder land dat is aangesloten bij het EEA, twee vertegenwoordigers van de Commissie, en twee wetenschappers aangewezen door het Europees Parlement.

Taken

Vaststellen van de meerjarige en jaarlijkse werkprogramma’s en toezien op de uitvoering ervan, en vaststellen van het jaarverslag over de activiteiten van het Agentschap.

Uitvoerend directeur

Benoemd door de raad van bestuur op voordracht van de Commissie.

Wetenschappelijk comité

Bestaat uit personen die gekwalificeerd zijn op milieugebied, aangewezen door de raad van bestuur.

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad.

In 2013 (2012) ter beschikking van het Agentschap gestelde middelen

Definitieve begroting

41,7(41,7) miljoen euro

Subsidie van de Unie: 100 % (100 %)

Personeelsbestand per 31 december 2013

Aantal posten in de lijst van het aantal ambten: 138 (136)

waarvan 132 (131) bezet, plus 78 (86) andere posten (arbeidscontractanten en gedetacheerde nationale deskundigen).

Totaal aantal personeelsleden: 210 (217)

Van de posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten zijn er:

98 (96) voor uitvoerende taken;

40 (40) voor administratieve taken.

Producten en diensten in 2013 (2012)

Artikelen 48 (19)

„Highlights” 53 (50)

Persberichten 11 (12)

Gegevensverzamelingen 29 (36)

Indicatoren 46 (66)

Kaarten en grafieken 217 (466)

Brochures, folders, enz. 5

Bedrijfsdocumenten 5 (3)

Verslagen 13 (11)

Technische verslagen 21 (18)

„EEA Signals” 1 (1)

Pan-Europese beoordelingen 0 (1)

SOER 2010 0 (2)

Bron: Door het Agentschap verstrekte bijlage.


ANTWOORDEN VAN HET AGENTSCHAP

11. — 13.

We hebben nota genomen van de opmerkingen en willen benadrukken dat onze inspanningen voor intensievere verificatie verder gaan dan wat uit de preliminaire opmerkingen blijkt. Er is een nieuw verificatiebeleid goedgekeurd dat eenzelfde risicobenadering voor alle ETC’s garandeert, meer gericht is op personeelskosten en gecontroleerd wordt door de interne auditdienst.

Wat de verificaties ter plaatse betreft, werden twee verificatiemissies uitgevoerd met betrekking tot de definitieve kostendeclaraties van 2013, goed voor ongeveer 18 % van de totale personeelskosten van de ETC’s op het niveau van de begunstigde. Ten minste twee andere verificatiemissies zijn gepland voor de herfst van 2014.

Daarnaast verstrekken we de begunstigden schriftelijke richtsnoeren zodat zij beter begrijpen welke kosten subsidiabel zijn en welke ondersteunende documenten nodig zijn.


10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/152


VERSLAG

over de jaarrekening van het Europees Bureau voor visserijcontrole betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Bureau

(2014/C 442/17)

INLEIDING

1.

Het Europees Bureau voor visserijcontrole (hierna: „Bureau” ofwel „EFCA”), gevestigd te Vigo, werd opgericht bij Verordening (EG) nr. 768/2005 van de Raad (1). De belangrijkste taak van het Bureau is het organiseren van de operationele coördinatie van de visserijcontroles en -inspecties van de lidstaten, om ervoor te zorgen dat de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid effectief en uniform worden toegepast (2).

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van het Bureau. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van het Bureau, die bestaat uit de financiële staten (3) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (4) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar, en

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van het Bureau, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (5):

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van het Bureau omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (6) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van het Bureau goed nadat de rekenplichtige van het Bureau deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van het Bureau.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien, nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (7) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening van het Bureau en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van het Bureau geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle van de Rekenkamer worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van het Bureau op alle materiële punten een getrouw beeld van zijn financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van zijn verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van zijn financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

10.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGSBEHEER

11.

In 2013 was het algemene niveau van vastgelegde kredieten 99 %, hetgeen erop wijst dat vastleggingen tijdig werden gedaan. Het niveau van naar 2014 overgedragen vastgelegde kredieten was echter hoog met 4 98  592 euro (38 %) voor titel II (administratieve uitgaven) en 7 34  301 euro (43 %) voor titel III (beleidsuitgaven).

12.

Voor het hoge niveau van geplande overdrachten uit hoofde van titel III was een belangrijke reden de aanzienlijke werklast waarmee het Bureau werd geconfronteerd als gevolg van het grote aantal IT-projecten dat gedurende 2013 werd gestart ofwel liep.

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN VOORGAANDE JAREN

13.

Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van voorgaande jaren.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, vastgesteld te Luxemburg op haar vergadering van 1 juli 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 128 van 21.5.2005, blz. 1.

(2)  Ter informatie geeft bijlage II een samenvatting van de bevoegdheden en activiteiten van het Bureau.

(3)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(4)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(5)  Zie de artikelen 39 en 50 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).

(6)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(7)  Artikel 107 van Verordening (EU) nr. 1271/2013.


BIJLAGE I

Follow-up van de opmerkingen van voorgaande jaren

Jaar

Opmerking van de Rekenkamer

Stand van de corrigerende maatregel

(Afgerond/Loopt nog/Nog af te handelen/N.v.t.)

2011

De Rekenkamer constateerde dat de procedures voor personeelsselectie verder moeten worden verbeterd. De kennisgevingen van vacature bevatten geen informatie over klachten- en beroepsprocedures. De vergaderingen van de jury werden onvoldoende gedocumenteerd en bij één werving week het tot aanstelling bevoegd gezag af van de volgorde van de lijst van de jury zonder dit te motiveren.

Afgerond

2012

Het niveau van de vastgelegde kredieten voor de diverse titels varieerde van 94 % tot 99 % van de totale kredieten, hetgeen erop wijst dat de juridische verbintenissen tijdig werden ondertekend. Het niveau van naar 2013 overgedragen vastgelegde kredieten was echter hoog voor titel II (administratieve uitgaven): 35 %, en voor titel III (beleidsuitgaven): 46 %. Voor titel II was dit grotendeels toe te schrijven aan gebeurtenissen waarop het Bureau geen invloed had, zoals de laattijdige facturering door de Spaanse instanties van de huurkosten voor de bureaus over 2012. Ook bestelde het Bureau, om te voorzien in de toegenomen operationele behoeften waarmee het in het laatste kwartaal van 2012 te maken kreeg, een groot volume aan goederen en diensten die tegen het einde van het jaar nog moesten worden geleverd. Voor het hoge niveau van overdrachten uit hoofde van titel III was een belangrijke reden de aanzienlijke werklast waarmee het Bureau werd geconfronteerd als gevolg van het grote aantal IT-projecten dat gedurende 2012 werd gestart ofwel liep. Deze werklast was van invloed op de tijdigheid van aanbestedingsprocedures voor IT-projecten die in 2012 van start gingen. Bovendien hoefden uitgaven voor opleiding voor, en dienstreizen van personeel en deskundigen in het laatste kwartaal van 2012 pas begin 2013 te worden vergoed.

N.v.t.

2012

In reactie op het verslag over 2011 van de Rekenkamer trof het Bureau in juni 2012 corrigerende maatregelen ter verbetering van de transparantie van de wervingsprocedures. In 2012 betroffen de enige vastgestelde gebreken drie gecontroleerde wervingsprocedures die nog voorafgaand aan het verslag over 2011 van de Rekenkamer waren gestart: de kennisgevingen van vacature verschaften de kandidaten geen informatie over klachten- en beroepsprocedures; kandidaten kregen een algemene score in plaats van één score per selectiecriterium; er was geen bewijs dat de vragen voor de sollicitatiegesprekken en schriftelijke tests vóór de datum van de onderzoeken waren vastgesteld.

Afgerond


BIJLAGE II

Europees Bureau voor visserijcontrole (Vigo)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(artikel 43 VWEU)

Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de gewone wetgevingsprocedure en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité de in artikel 40, lid 1, bedoelde gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten in en stellen de overige bepalingen vast die nodig zijn om de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid na te streven.

Bevoegdheden van het Bureau

(Verordening (EG) nr. 768/2005 van de Raad, als gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1224/2009)

Doelstellingen

Bij deze verordening wordt een Europees Bureau voor visserijcontrole (EFCA) opgericht dat tot doel heeft een operationele coördinatie van de visserijcontroles en -inspecties van de lidstaten te organiseren en de lidstaten bij te staan bij hun samenwerking, teneinde te voldoen aan de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid en ervoor te zorgen dat dit beleid effectief en uniform wordt toegepast.

Taken/Opdracht

De door de lidstaten in verband met de controle- en inspectieverplichtingen van de EU verrichte controles en inspecties coördineren;

de door de lidstaten overeenkomstig deze verordening gebundelde inzet van de nationale controle- en inspectiemiddelen coördineren;

de lidstaten bij de verslaglegging over de visserijactiviteiten en de controles en inspecties aan de Commissie en aan derden bijstaan;

de lidstaten binnen zijn bevoegdheden bijstaan bij het vervullen van hun taken en verplichtingen uit hoofde van het gemeenschappelijk visserijbeleid;

de lidstaten en de Commissie bijstaan bij het harmoniseren van de toepassing van het gemeenschappelijk visserijbeleid in de hele Unie;

bijdragen tot de werkzaamheden van de lidstaten en de Commissie inzake het onderzoek naar en de ontwikkeling van controle- en inspectietechnieken;

bijdragen tot de coördinatie van de opleiding van inspecteurs en de uitwisseling van ervaringen tussen de lidstaten;

de operaties ter bestrijding van illegale, niet-gemelde en niet-gereglementeerde visserij overeenkomstig de voorschriften van de EU coördineren;

de uniforme uitvoering van de controleregeling van het gemeenschappelijk visserijbeleid ondersteunen, met inbegrip van met name:

1)

de organisatie van de operationele coördinatie van controleactiviteiten van de lidstaten voor de uitvoering van specifieke controle- en inspectieprogramma’s, controleprogramma’s betreffende illegale, ongemelde en ongereglementeerde („IOO”) visserij en internationale controle- en inspectieprogramma’s;

2)

de inspecties die nodig zijn voor de vervulling van de taken van het Bureau.

Opgemerkt zij dat, naast andere bevoegdheden, na de wijziging van de oprichtingsverordening van het Bureau bij Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad:

1.

de operationele coördinatie van het Bureau betrekking heeft op de controle van alle activiteiten die onder het gemeenschappelijk visserijbeleid vallen;

2.

functionarissen van het Bureau als inspecteur van de Unie kunnen worden aangewezen in internationale wateren;

3.

het Bureau de uitrusting mag aanschaffen of huren die voor de uitvoering van de gezamenlijke inzetplannen nodig is.

4.

In voorkomend geval kan het Bureau:

a)

handboeken inzake geharmoniseerde inspectienormen uitgeven;

b)

een handleiding ontwikkelen met de beste praktijken op het gebied van controle van het gemeenschappelijk visserijbeleid, inclusief de opleiding van controlefunctionarissen, en deze regelmatig bijwerken;

c)

de Commissie de noodzakelijke technische en administratieve ondersteuning verlenen bij de uitoefening van haar taken.

5.

Terdege rekening houdend met de verschillende rechtssystemen in de individuele lidstaten, vergemakkelijkt het Bureau de samenwerking tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Commissie bij de ontwikkeling van geharmoniseerde controlenormen en beste praktijken op het gebied van juridische procedures overeenkomstig de EU-wetgeving en internationaal overeengekomen normen.

6.

Het Bureau zet na een kennisgeving door de Commissie of op eigen initiatief een noodeenheid op wanneer een situatie wordt geconstateerd waarin zich een ernstig direct, indirect of potentieel risico voor het gemeenschappelijk visserijbeleid voordoet en dat risico niet met behulp van de bestaande voorzieningen kan worden voorkomen, weggenomen of beperkt of niet adequaat kan worden beheerst.

7.

Het Bureau draagt bij tot de uitvoering van het geïntegreerd maritiem beleid van de EU en sluit met name administratieve overeenkomsten met andere instanties op door deze verordening bestreken gebieden, na goedkeuring door de raad van bestuur.

Organisatie

Raad van bestuur

Samenstelling

De raad van bestuur bestaat uit één vertegenwoordiger van elke lidstaat en zes vertegenwoordigers van de Commissie.

Taken, onder andere:

het vaststellen van de begroting, de lijst van het aantal ambten, het meerjarige en jaarlijkse werkprogramma, het jaarverslag en het meerjarig personeelsbeleidsplan. Advies uitbrengen over de definitieve rekeningen.

Uitvoerend directeur

Benoemd door de raad van bestuur uit een lijst van ten minste twee kandidaten die door de Commissie zijn voorgedragen.

Externe controle

Europese Rekenkamer

Interne controle

Dienst Interne Audit van de Europese Commissie (DIA).

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad

In 2013 (2012) ter beschikking van het Bureau gestelde middelen

Definitieve begroting

Totale begroting 2013:9,22(9,22) miljoen euro

titel I — 6,33(6,22) miljoen euro

titel II — 1,18(1,28) miljoen euro

titel III — 1,71(1,71) miljoen euro

Personeelsbestand per 31 december 2013

54 (54) posten voor tijdelijk personeel in de lijst van het aantal ambten, waarvan bezet: 52  (1) (50)

+ 5 (5) posten voor arbeidscontractanten, waarvan 5 (5) bezet

+ 4(4) posten voor gedetacheerde nationale deskundigen (GND), waarvan 3 (4) bezet.

Totaalaantal posten inclusief GND's: 63 (63), waarvan 60 (59) bezet.

Producten en diensten 2013 (2012)

Operationele coördinatie

Tenuitvoerlegging van het PGS (plan voor gezamenlijke stationering) kabeljauwvisserij in de Noordzee, het Skagerrak, het Kattegat en het oostelijke deel van het Kanaal en de westelijke wateren (ten westen van Schotland en de Ierse Zee);

PGS kabeljauw- en zalmvisserij in de Baltische Zee;

PGS blauwvintonijnvisserij in de Middellandse Zee en het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan;

tenuitvoerlegging van het PGS in het gebied van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijke deel van de Atlantische Oceaan en het gebied van de Visserijorganisatie voor het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan;

PSG pelagische soorten in de westelijke wateren van de Europese Unie;

ondersteunende activiteiten ter bestrijding van illegale, niet-gemelde en niet-gereglementeerde visserij;

consolidatie van de PGS’s door een regionale aanpak te stimuleren.

Capaciteitsopbouw

Ontwikkelen en onderhouden van het kerncurriculum;

ontwikkeling van een samenwerkingsplatform voor opleiding op internet;

ondersteuning ten behoeve van de nationale opleidingsprogramma’s van de lidstaten;

opleiding van opleiders en opleiding van EU-inspecteurs voordat zij voor het eerst worden ingezet;

beheer, onderhoud, verbetering en ontwikkeling van de ICT-toezichtcapaciteiten; systeem voor toezicht op schepen (VMS), Elektronisch rapportagesysteem (ERS), Elektronisch inspectierapport (EIR), coördinatie van inspecties (JADE), portaal en operationeel vergaderen (Fishnet);

toepassing voor maritieme bewaking MARSURV3 (met EMSA);

activiteiten ter ondersteuning van de bestrijding van illegale niet-gemelde en niet-gereglementeerde visserij;

verlening van contractuele diensten om een visserijpatrouillevaartuig van EFCA te huren;

geavanceerde opleiding voor EU-inspecteurs (ambtenaren die betrokken zijn bij de bestrijding van illegale niet-gemelde en niet-gereglementeerde visserij) (uitwisseling van beste praktijken, opfriscursussen, enz.) en opleiding voor inspecteurs van derde landen op verzoek van de Europese Commissie.

(Zie voor nadere informatie het jaarlijkse werkprogramma 2013 van het Bureau.)


(1)  Overeenkomstig de in het meerjarig personeelsbeleidsplan 2015-2017 opgenomen statistische informatie omvat dit cijfer de gevallen waarin de baan is aangeboden (drie gevallen) (situatie per 31.1.2014).

Bron: Door het Bureau verstrekte bijlage.


ANTWOORDEN VAN HET BUREAU

11.

Het Bureau is het eens met de door de Rekenkamer vermelde feiten in verband met het hoge niveau van geplande overdrachten. Dit was gedeeltelijk te verklaren door het bedrag en het tijdstip van mogelijke betalingen voor salarisaanpassingen met terugwerkende kracht voor 2011 en 2012. Deze kwestie werd uiteindelijk in november 2013 opgelost.

12.

Zoals de Rekenkamer aangaf, werden de geplande overdrachten teweeggebracht door de aard en de uitvoeringscyclus van de projecten.


10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/160


VERSLAG

over de jaarrekening van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van de Autoriteit

(2014/C 442/18)

INLEIDING

1.

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (hierna: „Autoriteit” ofwel „EFSA”), gevestigd te Parma, is opgericht bij Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (1). De voornaamste taken van de Autoriteit zijn het verschaffen van de nodige wetenschappelijke gegevens voor de opstelling van wetgeving inzake voedsel en voedselveiligheid voor de Unie en het verzamelen en analyseren van gegevens met het oog op karakterisering en controle van de risico's en onafhankelijke informatievoorziening daarover (2).

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van de Autoriteit. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van de Autoriteit, die bestaat uit de financiële staten (3) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (4) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar, en

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van de Autoriteit, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (5):

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van de Autoriteit omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (6) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De uitvoerend directeur keurt de jaarrekening van de Autoriteit goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van de Autoriteit.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (7) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels betreffende beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van de Autoriteit geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de interne beheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van de Autoriteit op alle materiële punten een getrouw beeld van haar financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van haar financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

10.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER DE INTERNEBEHEERSINGSMAATREGELEN

11.

Volgens de in 2012 en 2013 door de Autoriteit verrichte zelfbeoordeling van haar internebeheersingssysteem is er voldaan aan de meerderheid van de internecontrolenormen (ICN). Dit geldt nog niet voor ICN 4 (Personeelsbeoordeling en -ontwikkeling) en ICN 11 (Documentenbeheer), waarvoor ten tijde van de controle nog corrigerende maatregelen liepen.

12.

De jaarlijkse werkprogramma's van de Autoriteit bevatten onvoldoende details over geplande aanbestedingen en subsidies om financieringsbesluiten in de zin van artikel 64 van de uitvoeringsvoorschriften van haar financiële regeling te onderbouwen. Het opnemen van dergelijke details in het jaarlijks werkprogramma zou het toezicht op aanbestedingen en subsidies doeltreffender maken.

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN VOORGAANDE JAREN

13.

Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van voorgaande jaren.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Pietro RUSSO, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 16 september 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(2)  Ter informatie geeft bijlage II een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van de Autoriteit. De bijlage wordt voor informatiedoeleinden verstrekt.

(3)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(4)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(5)  Zie de artikelen 39 en 50 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).

(6)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(7)  Artikel 107 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013.


BIJLAGE I

Follow-up van de opmerkingen van voorgaande jaren

Jaar

Opmerking van de Rekenkamer

Stand van de corrigerende maatregel

(Afgerond/Loopt nog/Nog af te handelen/N.v.t.)

2011

Dit grote aantal begrotingsoverschrijvingen wijst op tekortkomingen in de planning en uitvoering van de begroting en is in strijd met het specialiteitsbeginsel.

Afgerond

2011

De Autoriteit kocht in december 2011 een nieuw hoofdgebouw tegen de prijs van 36,8 miljoen euro, die zal worden betaald in kwartaaltermijnen over 25 jaar, hetgeen rentebetalingen ad 18,5 miljoen euro met zich brengt. De Rekenkamer vraagt zich af of er geen zuiniger alternatieve oplossing te vinden was bij de begrotingsautoriteiten overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer en in volledige overeenstemming met het Financieel Reglement.

N.v.t. (de Commissie weigerde aanvullende middelen te verstrekken om de lening volledig terug te betalen)

2011

De doorzichtigheid van de wervingsprocedure is voor verbetering vatbaar. De vragen voor de schriftelijke tests en sollicitatiegesprekken werden bepaald nadat de jury de sollicitaties had onderzocht en de juryleden ondertekenden de verklaringen over de vertrouwelijkheid en omtrent de afwezigheid van belangenconflicten pas tijdens, en niet vóór de beoordeling van de sollicitaties.

Afgerond

2012

De validering van de boekhoudsystemen door de rekenplichtige van de Autoriteit betreft de centrale systemen ABAC en SAP, maar niet de lokale systemen, noch de betrouwbaarheid van de gegevensuitwisseling tussen de centrale en lokale systemen. Dit houdt een risico in voor de betrouwbaarheid van de boekhoudgegevens.

Afgerond

2012

Bij risicobeoordelingen op hoog niveau die werden verricht door een externe consultant in 2012 en door de dienst Interne Audit van de Commissie in februari 2013 werd een aantal mogelijke kritieke risico’s vastgesteld in het functioneren van de interne beheersing van de Autoriteit, met name wat betreft het gegevensbeheer, de bedrijfscontinuïteit en de IT-veiligheid. In 2012 ondernam de Autoriteit een alomvattende zelfbeoordeling van haar internebeheersingssysteem, die momenteel nog loopt. De uitvoering van corrigerende maatregelen is gepland voor 2013.

Loopt nog

2012

Het globale niveau van vastgelegde kredieten was 99 %. Het niveau van overgedragen vastgelegde kredieten was echter hoog voor titel II (administratieve uitgaven) met 2,3 miljoen euro (22 % van de kredieten voor titel II) en voor titel III (beleidsuitgaven) met 5,6 miljoen euro (30 % van de kredieten voor titel III). Voor titel II werd 1,1 miljoen euro overgedragen overeenkomstig het beheersplan van EFSA of in verband met betalingen die waren opgeschort door omstandigheden buiten de controle van de Autoriteit. Wat betreft titel III werd 2,1 miljoen euro overgedragen overeenkomstig het beheersplan van EFSA en 0,83 miljoen euro door omstandigheden buiten de controle van de Autoriteit.

N.v.t.


BIJLAGE II

Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (Parma)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

Verzamelen van informatie

Gemeenschappelijk landbouwbeleid (artikel 38 VWEU);

werking van de interne markt (artikel 114 VWEU);

volksgezondheid (artikel 168 VWEU);

gemeenschappelijke handelspolitiek (artikel 206 VWEU).

Bevoegdheden van de Autoriteit

(Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad)

Doelstellingen

Verstrekken van wetenschappelijk advies en wetenschappelijke en technische ondersteuning voor de wetgeving en het beleid die direct of indirect invloed hebben op het voedsel en de voedselveiligheid;

verstrekken van onafhankelijke informatie over risico's op het gebied van voedselveiligheid;

bijdragen tot een hoog niveau van bescherming van het leven en de gezondheid van de mens;

verzamelen en analyseren van gegevens opdat de risico's kunnen worden gekarakteriseerd en gemonitord.

Taken

Verstrekking van wetenschappelijke adviezen en studies;

bevordering van uniforme risicobeoordelingsmethoden;

ondersteuning van de Commissie;

onderzoek, analyse en samenvatting van de nodige wetenschappelijke en technische gegevens;

opsporing en karakterisering van nieuwe risico's;

instelling van een netwerk van organisaties die op soortgelijk gebied actief zijn;

verlening van wetenschappelijke en technische bijstand bij crisismanagement;

verbetering van internationale samenwerking;

verstrekking van betrouwbare, objectieve en begrijpelijke informatie aan het publiek en de belanghebbenden;

deelnemen aan het systeem voor snelle waarschuwingen van de Commissie.

Organisatie

Raad van bestuur

Samenstelling

14 door de Raad (in samenwerking met het Europees Parlement en de Commissie) benoemde leden en één vertegenwoordiger van de Commissie.

Taak

Werkprogramma en begroting opstellen en toezien op de uitvoering ervan.

Uitvoerend directeur

Benoemd door de raad van bestuur op basis van een door de Commissie voorgestelde lijst van kandidaten en na een hoorzitting in het Europees Parlement.

Adviserend lichaam

Samenstelling

Eén vertegenwoordiger per lidstaat.

Taak

De uitvoerend directeur adviseren.

Wetenschappelijk Comité en wetenschappelijke panels

Opstellen van de wetenschappelijke adviezen van de Autoriteit.

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Interne controle

Eenheid Interne Audit van EFSA.

Dienst Interne Audit van de Europese Commissie (DIA).

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad.

In 2013 (2012) ter beschikking van de Autoriteit gestelde middelen

Begroting

78,1 (78,3) miljoen euro waarvan 100 % (100 %) subsidie van de Europese Unie.

Personeelsbestand per 31 december 2013

Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten: 351 (355), waarvan bezet:

personeelsleden (tijdelijke functionarissen en ambtenaren): 328 (342),

andere dienstverbanden (arbeidscontractanten, gedetacheerde nationale deskundigen): 120 (124).

Totaalaantal personeelsleden (inclusief drie nog onbeantwoorde aanstellingsbrieven per 31.12.2013): 448 (466), waarvan er:

332 (345)  (1) operationele taken, en

116 (121) administratieve taken verrichten.

Producten en diensten in 2013 (2012)

Wetenschappelijke output en ondersteunende publicaties in 2013

Activiteit 1: Verstrekken van wetenschappelijke adviezen en verklaringen en richtsnoeren voor risicobeoordeling

Richtsnoeren van het Wetenschappelijk Comité/wetenschappelijk panel: 2 (4)

Advies van het Wetenschappelijk Comité/wetenschappelijk panel: 44 (46)

Wetenschappelijk verslag van EFSA: 12 (9)

Verklaring van EFSA: 2 (2)

Verklaring van het Wetenschappelijk Comité/wetenschappelijk panel: 2 (4)

Totaal wetenschappelijke output voor activiteit 1 = 62 (65).

Activiteit 2: Beoordeling van producten, substanties en te autoriseren aanvragen

Conclusies van de peer review inzake pesticiden: 45 (60)

Richtsnoeren van EFSA: 2 (0)

Richtsnoeren van het Wetenschappelijk Comité/wetenschappelijk panel: 3 (7)

Advies van het Wetenschappelijk Comité/wetenschappelijk panel: 203 (241)

Wetenschappelijk verslag van EFSA: 0 (1)

Verklaring van het Wetenschappelijk Comité/wetenschappelijk panel: 8 (7)

Verklaring van EFSA: 6 (4);

Totaal wetenschappelijke output voor activiteit 2 = 267 (320)

Activiteit 3: Gegevensverzameling, wetenschappelijke samenwerking en netwerken

Richtsnoeren van EFSA: 2 (1)

Verklaring van EFSA: 0 (4)

Met redenen omkleed advies: 113 (114)

Wetenschappelijk verslag van EFSA: 7 (12)

Totaal wetenschappelijke output voor activiteit 3 = 122 (131)

Ondersteunende publicaties

Evenementenverslag: 11 (11)

Extern wetenschappelijk verslag: 74 (74)

Technische rapporten: 70 (77)

Totaal ondersteunende publicaties = 155 (162)

Totale output = 606 (678)

Wetenschappelijke output die gepaard ging met communicatieactiviteiten: 7 % (9,5 %)

Openbare raadplegingen: 56 (39)

Bezoeken aan de website: 4,7 (4,4) miljoen

Abonnees op „EFSA Highlights”: 31  912 (30  309)

Media-aandacht: 11  820 (9  194)

Vragen van de media: 625 (893)

Persberichten 16 (25)

Webnieuwsverhalen: 54 (60)

Interviews: 95 (111)


(1)  Toegewezen voltijdsequivalent voor 2013 berekend overeenkomstig methodologie EC: ter vergelijking werden de gegevens over 2012 herberekend.

Bron: Door de Autoriteit verstrekte bijlage.


ANTWOORDEN VAN DE AUTORITEIT

11.

Volgens de in 2012 en 2013 door de Autoriteit verrichte zelfbeoordeling van haar internebeheersingssysteem is aan de meerderheid van de internecontrolenormen voldaan. Dit geldt nog niet voor ICN 4 (Personeelsbeoordeling en -ontwikkeling) en ICN 11 (Documentenbeheer), waarvoor nog corrigerende maatregelen liepen.

12.

De Autoriteit is ingenomen met de bevinding van de Rekenkamer, en de veranderingen die worden doorgevoerd als onderdeel van de begrotingscyclus 2014, vormen hiervan een afspiegeling. De Autoriteit heeft in haar werkprogramma reeds nadere informatie verschaft over aanbestedingen en subsidies met betrekking tot wetenschap, alsook over alle andere aanbestedingen zoals die van het communicatieprogramma of voor operationele ondersteuning. Wij hebben er vertrouwen in dat deze evolutie van de door de Rekenkamer opgemerkte praktijken uit 2013 verder gaat dan de gestelde eisen, overeenkomstig EFSA’s inspanningen om de transparantie van de verstrekte informatie constant te verbeteren.


10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/167


VERSLAG

over de jaarrekening van het Europees Instituut voor gendergelijkheid betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van het antwoord van het Instituut

(2014/C 442/19)

INLEIDING

1.

Het Europees Instituut voor gendergelijkheid (hierna: „Instituut” ofwel „EIGE”), gevestigd te Vilnius, werd opgericht bij Verordening (EG) nr. 1922/2006 van het Europees Parlement en de Raad (1). Het Instituut heeft tot taak het verzamelen, analyseren en verspreiden van informatie betreffende gendergelijkheid en het ontwikkelen, analyseren, evalueren en verspreiden van methodologische hulpmiddelen om de integratie van gendergelijkheid in het gehele beleid van de Unie en het daaruit voortvloeiende nationale beleid te ondersteunen (2).

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van het Instituut. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van het Instituut, die bestaat uit de financiële staten (3) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (4) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar,

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van het Instituut, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (5):

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van het Instituut omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (6) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van het Instituut goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van het Instituut.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien, nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (7) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van het Instituut geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van het Instituut op alle materiële punten een getrouw beeld van zijn financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van zijn verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van zijn financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

10.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGSBEHEER

11.

In 2013 was het algemene niveau van vastgelegde kredieten 99 %, hetgeen erop wijst dat vastleggingen tijdig werden gedaan. Het Instituut heeft het totale niveau van de overdrachten van vastgelegde kredieten verder teruggebracht van 2,5 miljoen euro (32 %) in 2012 tot 2,2 miljoen euro (29 %) in 2013. Deze overdrachten hebben vooral betrekking op titel III (beleidsuitgaven) met 2,0 miljoen euro ofwel 56 % van de betrokken vastgelegde kredieten. Ze betreffen voornamelijk aanbestedingsprocedures die laat in het jaar werden afgesloten om grotendeels buiten de controle van het Instituut vallende redenen zoals een laattijdige mededeling van het voorzitterschap van de Raad van de EU over een te verrichten studie (1,1 miljoen euro) en complexe IT-gerelateerde projecten waarvoor de aanbesteding tijdrovend was (0,6 miljoen euro).

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN VOORGAANDE JAREN

12.

Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van voorgaande jaren.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 8 juli 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 403 van 30.12.2006, blz. 9.

(2)  Ter informatie geeft bijlage II een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van het Instituut.

(3)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(4)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(5)  Zie de artikelen 39 en 50 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).

(6)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(7)  Artikel 107 van Verordening (EU) nr. 1271/2013.


BIJLAGE I

Follow-up van de opmerkingen van voorgaande jaren

Jaar

Opmerking van de Rekenkamer

Stand van de corrigerende maatregel

(Afgerond/Loopt nog/Nog af te handelen/N.v.t.)

2011

Het hoge percentage kredietoverdrachten is in strijd met het begrotingsbeginsel van jaarperiodiciteit.

Afgerond

2011

De dienst Interne Audit van de Europese Commissie verrichtte in december 2011 een beperkte beoordeling van de tenuitvoerlegging van internecontrolenormen bij het Instituut. Het Instituut aanvaardde de aanbevelingen om de procedure voor de tenuitvoerlegging van de internecontrolenormen af te ronden en de leiding stelde een actieplan vast dat in 2012 dient te worden uitgevoerd.

Loopt nog

2012

Het Instituut heeft het totale niveau van de overdrachten van vastgelegde kredieten teruggebracht van 50 % in 2011 tot 32 % in 2012. De overdrachten naar 2013 bedragen 2,5 miljoen euro en betreffen hoofdzakelijk titel II (administratieve uitgaven) met 0,3 miljoen euro en titel III (beleidsuitgaven) met 2,1 miljoen euro, ofwel 23 %, respectievelijk 59 % van de desbetreffende vastgelegde kredieten. Overdrachten voor titel II hebben voornamelijk betrekking op vastleggingen die aan het einde van het jaar werden gedaan in verband met de verhuizing naar het nieuwe kantoorgebouw, die in januari 2013 plaatsvond. Overdrachten voor titel III houden hoofdzakelijk verband met aanbestedingsprocedures die laat in het jaar werden afgesloten. Het Instituut kent geen geformaliseerde procedure voor de planning en monitoring van aanbestedingen. Met name bevat zijn jaarlijks werkprogramma geen aanbestedingsschema dat aan de geplande activiteiten gekoppeld is en de optimale omvang en timing van aanbestedingen zou aangeven. Wel is het zo dat slechts 7 % van de vastgelegde kredieten die van 2011 naar 2012 zijn overgedragen, niet werd gebruikt en moest worden geannuleerd.

Afgerond

2012

De Rekenkamer constateerde tekortkomingen in de documentatie van aanwervingsprocedures. Er is geen bewijs dat de vragen voor schriftelijke tests en sollicitatiegesprekken, alsmede de respectieve weging ervan werden opgesteld voordat de sollicitaties werden onderzocht.

Loopt nog


BIJLAGE II

Europees Instituut voor gendergelijkheid (Vilnius)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(artikelen 2 en 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie)

De waarden waarop de Unie berust, zijn eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Deze waarden hebben de lidstaten gemeen in een samenleving die gekenmerkt wordt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen.

De Unie bestrijdt sociale uitsluiting en discriminatie, en bevordert sociale rechtvaardigheid en bescherming, de gelijkheid van vrouwen en mannen, de solidariteit tussen generaties en de bescherming van de rechten van het kind.

Bevoegdheden van het Instituut

(Verordening (EG) nr. 1922/2006 van het Europees Parlement en de Raad)

Doelstellingen

Bijdragen tot en versterken van de bevordering van gendergelijkheid, waaronder de integratie van de genderdimensie in het gehele beleid van de Unie en het daaruit voortvloeiende nationale beleid, en tot de bestrijding van discriminatie op basis van geslacht, alsmede een grotere bewustwording van gendergelijkheid onder de burgers van de Unie bewerkstelligen.

Taken

Verzamelen, analyseren en verspreiden van relevante, onderling vergelijkbare en betrouwbare informatie over gendergelijkheid;

ontwikkelen van methoden ter verbetering van de objectiviteit, onderlinge vergelijkbaarheid en betrouwbaarheid van de gegevens op Europees niveau;

ontwikkelen, analyseren, evalueren en verspreiden van methodologische hulpmiddelen om de integratie van gendergelijkheid in het gehele beleid van de Unie en het daaruit voortvloeiende nationale beleid te ondersteunen en om gendermainstreaming in alle instellingen en organen van de Unie te ondersteunen;

verrichten van enquêtes over de situatie met betrekking tot gendergelijkheid in Europa;

zorgen voor de oprichting en de coördinatie van een Europees Netwerk voor Gendergelijkheid;

organiseren van ad-hocbijeenkomsten van deskundigen ter ondersteuning van de onderzoekswerkzaamheden van het Instituut;

samen met de belanghebbenden conferenties, campagnes en bijeenkomsten op EU-niveau organiseren teneinde de bewustwording met betrekking tot gendergelijkheid onder de burgers van de Unie te vergroten, en voorleggen van zijn bevindingen en conclusies aan de Commissie;

verspreiden van informatie over positieve voorbeelden van niet-stereotiepe rollen van vrouwen en mannen in alle facetten van het leven, zijn bevindingen bekendmaken evenals zijn initiatieven om deze succesverhalen in de openbaarheid te brengen en erop voort te bouwen;

zorgen voor dialoog en samenwerking met niet-gouvernementele organisaties, organisaties voor gelijke kansen, universiteiten en deskundigen, onderzoekscentra, sociale partners;

opzetten van een voor het publiek toegankelijk bestand aan documentatie;

informatie over gendermainstreaming ter beschikking van overheids- en particuliere organisaties stellen;

verstrekken van informatie aan de instellingen van de Unie over gendergelijkheid en gendermainstreaming in de toetredingslanden en kandidaat-lidstaten.

Organisatie

Raad van bestuur

Samenstelling

Achttien vertegenwoordigers die door de Raad op voordracht van elke betrokken lidstaat worden benoemd en één lid dat de Commissie vertegenwoordigt en door de Commissie wordt benoemd. De leden worden benoemd op basis van de hoogste graad van bekwaamheid en een uitgebreide en relevante en transdisciplinaire deskundigheid op het gebied van gendergelijkheid. De Raad en de Commissie streven naar een evenwichtige deelname van mannen en vrouwen in de raad van bestuur. De door de Raad benoemde leden vertegenwoordigen 18 lidstaten waarbij de toerbeurtvolgorde van de voorzitterschappen wordt aangehouden.

Taken

Het jaarlijks werkprogramma en het werkprogramma op middellange termijn, de begroting en het jaarverslag vaststellen.

Het huishoudelijk reglement van het Instituut en het reglement van orde van de raad van bestuur vaststellen.

Deskundigenforum

Samenstelling

Leden van bevoegde instanties die gespecialiseerd zijn in gendergelijkheidszaken, waarbij elke lidstaat één vertegenwoordiger aanwijst, twee door het Europees Parlement aan te wijzen leden van andere relevante organisaties die gespecialiseerd zijn in gendergelijkheidszaken, alsmede drie leden die door de Commissie worden aangewezen.

Taken

De directeur helpen het hoge niveau en de onafhankelijkheid van de werkzaamheden van het Instituut te waarborgen, een instantie vormen voor de uitwisseling van informatie over gendergelijkheidszaken, kennis bundelen en zorgen voor nauwe samenwerking tussen het Instituut en de bevoegde organen in de lidstaten.

De directeur wordt door de raad van bestuur benoemd uit een lijst van kandidaten die door de Commissie is opgesteld na een vergelijkend examen.

Taken

Verantwoordelijk voor de uitvoering van de in Verordening (EG) nr. 1922/2006 omschreven taken, de opstelling en uitvoering van het jaarlijks werkprogramma en het werkprogramma op middellange termijn van het Instituut, de voorbereiding van de vergaderingen van de raad van bestuur en het deskundigenforum, de opstelling en publicatie van het jaarverslag, alle personeelszaken, alle aangelegenheden die verband houden met het dagelijks beheer, en de uitvoering van doeltreffende toezicht- en evaluatieprocedures met betrekking tot de prestaties van het Instituut.

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Interne controle

Dienst Interne Audit van de Europese Commissie (DIA).

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad.

In 2013 (2012) ter beschikking van het Instituut gestelde middelen

Definitieve begroting

7,5(7,7) miljoen euro waarvan 100 % (100 %) subsidie van de Unie

Personeelsbestand per 31 december 2013

30 (30) posten toegestaan in de lijst van het aantal ambten, waarvan bezet: 30 (30);

16 (14) andere dienstverbanden (arbeidscontractanten, gedetacheerde nationale deskundigen).

Totaalaantal personeelsleden per 31 december 2013

46 (44), ingezet voor het verrichten van:

uitvoerende taken 32 (30)

administratieve taken 11 (11)

gemengde taken 3 (3)

Producten en diensten in 2013 (2012)

Prioritaire gebieden

Vergelijkbare en betrouwbare gegevens en indicatoren inzake gendergelijkheid; verzamelen en verwerken van methoden en goede praktijken voor werk op het gebied van gendergelijkheid; resource- en documentatiecentrum; bewustmaking, netwerken en communicatie.

Aantal gestarte onderzoeken: 14 (7)

Aantal bijdragen voor landen die het voorzitterschap bekleden: 2 (2)

Aantal vergaderingen van deskundigen en werkgroepen: 13 (23)

Vele bijkomende vergaderingen werden gehouden in het kader van het Litouwse voorzitterschap van de Raad van de EU.

Internationale conferenties: 2 (1)

Aantal onderzoeksverslagen: 2 (2)

Jaarverslagen: 1 (1)

Bron: Door het Instituut verstrekte bijlage.


ANTWOORD VAN HET INSTITUUT

11.

Dit is juist. Het Instituut heeft per titel aanvaardbare bovengrenzen ingevoerd (TITEL I: MAX. 10 %, TITEL II: MAX. 20 %, TITEL III: MAX. 30 %). Zoals reeds vermeld in voorgaande jaren waren ook in 2013 vertragingen met beleidskredieten het gevolg van omstandigheden waarop het Instituut geen vat had, namelijk een vertraagde beslissing van het voorzitterschap van de Raad van de EU met betrekking tot een studieonderwerp.

Om de planning en monitoring van aanbestedingen te verbeteren heeft het Instituut nu een monitoringtool die de verwachte data van elke stap in de jaarlijkse aanbestedingsprocedures in de gaten houdt.


10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/174


VERSLAG

over de jaarrekening van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van de Autoriteit

(2014/C 442/20)

INLEIDING

1.

De Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (hierna: „de Autoriteit” ofwel „Eiopa”), gevestigd te Frankfurt, werd opgericht bij Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad (1). De Autoriteit heeft als taak, bij te dragen tot de invoering van kwalitatief hoogstaande gemeenschappelijke regulerings- en toezichtnormen en -praktijken, bij te dragen tot de consistente toepassing van de juridisch bindende handelingen van de Unie, de delegatie van taken en verantwoordelijkheden tussen de bevoegde autoriteiten te stimuleren en vergemakkelijken, marktontwikkelingen op haar bevoegdheidsgebied te volgen en beoordelen, en de bescherming van verzekeringnemers, deelnemers aan pensioenregelingen en begunstigden te bevorderen (2). De Autoriteit werd opgericht op 1 januari 2011.

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van de Autoriteit. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van de Autoriteit, die bestaat uit de financiële staten (3) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (4) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar,

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van de Autoriteit, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (5):

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van de Autoriteit omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (6) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van de Autoriteit goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van de Autoriteit.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (7) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels betreffende beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van de Autoriteit geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van de Autoriteit op alle materiële punten een getrouw beeld van haar financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van haar financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

10.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER DE INTERNEBEHEERSINGSMAATREGELEN

11.

De raad van bestuur stelde de 16 internecontrolenormen van de Autoriteit in maart 2013 vast. Aan het einde van het jaar was de tenuitvoerlegging ervan gaande op grond van een duidelijk, met de dienst Interne audit van de Commissie overeengekomen actieplan.

12.

Er werd niet altijd toestemming verleend voor juridische verbintenissen door functionarissen die daartoe naar behoren waren gemachtigd en er ging niet altijd een naar behoren geautoriseerde begrotingsvastlegging aan vooraf. Dit wijst op de noodzaak van een betere beschrijving en naleving van de financiële procedures overeenkomstig de Financiële regels.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGSBEHEER

13.

Het globale niveau van vastgelegde kredieten was 95 %. Toch steeg het niveau van overgedragen vastgelegde kredieten verder ten opzichte van voorgaande jaren en was het met 5,2 miljoen euro (28 %) hoog, met name voor titel II (1,0 miljoen euro ofwel 30 %) en titel III (3,7 miljoen euro ofwel 85 %). Dit was hoofdzakelijk het gevolg van het feit dat specifieke contracten met een gezamenlijke waarde van 3 miljoen euro laat in het jaar werden ondertekend; het betreft met name contracten voor de ontwikkeling en het onderhoud van een Europese database (2,6 miljoen euro) en andere in 2014 te verlenen IT-diensten. Hoewel de betreffende vastleggingen wettig en regelmatig zijn en het lage niveau van annuleringen van overdrachten uit 2012 bevestigde dat de ramingen deugdelijk zijn, is de mate waarin kredieten voor 2013 werden gebruikt voor activiteiten in 2014 in strijd met het begrotingsbeginsel van jaarperiodiciteit.

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN VOORGAANDE JAREN

14.

Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van voorgaande jaren.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, vastgesteld te Luxemburg op haar vergadering van 8 juli 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 331 van 15.12.2010, blz. 48.

(2)  Ter informatie geeft bijlage II een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van de Autoriteit.

(3)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(4)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(5)  Zie de artikelen 39 en 50 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).

(6)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(7)  Artikel 107 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013.


BIJLAGE I

Follow-up van de opmerkingen van voorgaande jaren

Jaar

Opmerking van de Rekenkamer

Stand van de corrigerende maatregel

(Afgerond/Loopt nog/Nog af te handelen/N.v.t.)

2011

De begroting van de Autoriteit voor het begrotingsjaar 2011 beliep 10,7 miljoen euro. Overeenkomstig artikel 62, lid 1, van haar oprichtingsverordening werd 55 % van de begroting voor 2011 gefinancierd uit bijdragen van de lidstaten en de EVA-landen en 45 % uit de begroting van de Unie. Eind 2011 boekte de Autoriteit een positief begrotingsuitvoeringsresultaat van 2,8 miljoen euro. Overeenkomstig haar financieel reglement werd het volledige bedrag vervolgens in de boekhouding opgenomen als een verplichting jegens de Europese Commissie.

Afgerond

2011

De gecontroleerde aanbestedingsprocedures strookten niet volledig met de bepalingen van het algemeen Financieel Reglement. Voor vijf aankopen van IT-materiaal (totaalbedrag van 1 60  117 euro) werden de toegepaste gunningscriteria niet vooraf bepaald en werden geen schriftelijke contracten ondertekend. In een ander geval dat verband hield met de werving van personeel (55  000 euro) werden de gunningscriteria onjuist toegepast. De Autoriteit dient ervoor te zorgen dat alle nieuwe contracten worden gegund met volledige inachtneming van de aanbestedingsvoorschriften van de EU.

Afgerond

2011

De Autoriteit dient de transparantie van haar wervingsprocedures te verbeteren: noch de minimumcijfers om te worden toegelaten tot de schriftelijke toetsen en sollicitatiegesprekken of om te worden opgenomen op de lijst van geschikte kandidaten, noch de vragen voor mondelinge en schriftelijke toetsen waren vastgesteld voordat de sollicitaties werden onderzocht, en er was geen besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag inzake de benoeming van de jury’s.

Afgerond

2012

Eiopa heeft haar aanbestedingsprocedures verbeterd teneinde volledig te voldoen aan de EU-aanbestedingsregels. Er was echter één contract dat betrekking had op het opzetten van een financiële databank en opgedeeld was in percelen van elk 60  000 euro die alle onderhands waren gegund aan twee bedrijven. Gezien de totale waarde van de voor hetzelfde project te leveren diensten (2 40  000 euro) had een openbare of niet-openbare procedure moeten worden gevolgd; de desbetreffende vastleggingen en betalingen zijn derhalve onregelmatig.

N.v.t.

2012

In mei en juni 2012 werd een fysieke inventarisatie van activa verricht, maar daar werd geen verslag over opgesteld. De Autoriteit heeft geen procedures of richtsnoeren vastgesteld voor fysieke inventarisaties van materiële activa.

Afgerond

2012

De overdracht van vastgelegde kredieten naar 2013 was zeer hoog voor titel III (beleidsuitgaven): 79 % van de totale kredieten. Dit is voornamelijk het gevolg van de complexiteit en langdurigheid van één aanbestedingsprocedure voor IT, waarvoor het contract ad 2,2 miljoen euro volgens planning was ondertekend in december 2012.

Nog af te handelen


BIJLAGE II

Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (Frankfurt am Main)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(artikelen 26, 114, 290 en 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

De interne markt tot stand brengen en de werking ervan verzekeren, overeenkomstig de relevante Verdragsbepalingen.

Het opstellen van ontwerpen voor technische normen als voorbereidend werk voor niet-wetgevingshandelingen van algemene strekking ter aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van de wetgevingshandeling, of wanneer het nodig is dat juridisch bindende handelingen van de Unie volgens eenvormige voorwaarden worden uitgevoerd.

Bevoegdheden van de Autoriteit

(Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van de Autoriteit, taken en bevoegdheden op grond van artikel 1, lid 6, en artikel 8)

Doelstellingen

De collectieve belangen beschermen door bij te dragen tot de stabiliteit en doeltreffendheid van het financiële stelsel op de korte, middellange en lange termijn, in het belang van de economie, de burgers en het bedrijfsleven van de Unie.

Taken

Bijdragen tot de invoering van kwalitatief hoogstaande gemeenschappelijke regulerings- en toezichtnormen en -praktijken;

bijdragen tot de consistente toepassing van de juridisch bindende handelingen van de Unie, stimuleren en vergemakkelijken van de delegatie van taken en verantwoordelijkheden tussen de bevoegde autoriteiten;

nauw samenwerken met het ESRB;

organiseren en verrichten van collegiale toetsingen van de bevoegde autoriteiten;

volgen en beoordelen van marktontwikkelingen op haar bevoegdheidsgebied;

verrichten van economische marktanalyses om aan te tonen dat de Autoriteit zich van haar taken heeft gekweten;

bevorderen van de bescherming van verzekeringnemers, deelnemers aan pensioenregelingen en begunstigden;

bijdragen tot de consistente en samenhangende werking van de colleges van toezichthouders, de monitoring, beoordeling en meting van het systeemrisico, de ontwikkeling en coördinatie van herstel- en afwikkelingsplannen, waarbij in de gehele Unie een hoge beschermingsgraad wordt geboden aan verzekeringnemers en begunstigden;

vervullen van alle andere specifieke taken die in deze verordening of in andere wetgevingshandelingen zijn vastgesteld;

bekendmaken en regelmatig bijwerken van informatie op haar website over haar activiteiten;

overnemen, voor zover van toepassing, van de huidige, lopende taken van het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen (CETVB).

Organisatie

(Verordening (EU) nr. 1094/2010 tot oprichting van de Autoriteit: artikelen 40-44: raad van toezichthouders; artikelen 45-47 raad van bestuur; artikelen 48-50: voorzitter; artikelen 51-53: uitvoerend directeur)

Raad van toezichthouders (RvT)

Samenstelling

Voorzitter (zonder stemrecht); het hoofd van de nationale overheidsinstantie die bevoegd is om toezicht te houden op de financiële instellingen in elke lidstaat (één lid met stemrecht per lidstaat), één vertegenwoordiger van de Commissie (zonder stemrecht), van de Europese Raad voor systeemrisico’s (zonder stemrecht), de Europese Bankautoriteit en de Europese Autoriteit voor effecten en markten (beide zonder stemrecht); waarnemers kunnen worden toegelaten en de uitvoerend directeur mag vergaderingen bijwonen (maar heeft geen stemrecht).

Taken

Het belangrijkste besluitvormingsorgaan van de Autoriteit.

Raad van bestuur (RvB)

Samenstelling

Voorzitter van de Autoriteit (met stemrecht), zes leden van de RvT (met stemrecht). Een vertegenwoordiger van de Europese Commissie woont vergaderingen van de RvB bij en mag stemmen over begrotingsaangelegenheden. De uitvoerend directeur woont de vergaderingen van de RvB bij maar heeft geen stemrecht.

Taken

De RvB ziet erop toe dat de Autoriteit haar opdracht vervult en de haar overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1094/2010 opgedragen taken uitvoert.

De voorzitter van de Autoriteit

Vertegenwoordigt de Autoriteit, bereidt de werkzaamheden van de raad van toezichthouders (RvT) voor en zit de vergaderingen van de RvT en de RvB voor.

De uitvoerend directeur van de Autoriteit

Is verantwoordelijk voor het beheer van de Autoriteit en voor de tenuitvoerlegging van het jaarlijkse werkprogramma en de begroting; bereidt de werkzaamheden van de raad van bestuur voor, evenals de begroting en het werkprogramma.

Comité kwaliteitscontrole

Samenstelling

De plaatsvervangend voorzitter van de Autoriteit (voorzitter) en twee leden van de raad van bestuur. De uitvoerend directeur neemt deel als waarnemer.

Taken

Toezien op en beoordelen van de goede uitvoering van de interne procedures en besluiten.

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Interne controle

Dienst Interne Audit van de Europese Commissie (DIA).

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad.

In 2013 (2012) ter beschikking van de Autoriteit gestelde middelen

Definitieve begroting

Definitieve begrotingskredieten: 1 8 7 67  470(1 5 6 55  000) euro.

Lijst van het aantal ambten

Statutair personeel: 80 (69) posten toegestaan in de lijst van het aantal ambten, waarvan 80 (69) bezet.

Lijst van het aantal ambten: 100 % (100 %) vervuld.

Arbeidscontractanten: 22 (12) posten opgenomen in de begroting, waarvan 19 (14) bezet.

Gedetacheerde nationale deskundigen: 12 (8) posten opgenomen in de begroting, waarvan 11 (8) bezet.

Totaal: 110 (91) personeelsleden.

Producten en diensten in 2013

Regulerende taken

Vier openbare raadplegingen met betrekking tot de activiteiten van de Autoriteit op het gebied van verzekeringen;

uitbrengen van vier richtsnoeren met betrekking tot de activiteiten van de Autoriteit op het gebied van verzekeringen;

goedkeuring van een technische uitvoeringsnorm met betrekking tot de activiteiten van de Autoriteit op te gebied van bedrijfspensioenen;

discussienota over langetermijninvesteringen;

verslag aan de Commissie over langetermijninvesteringen;

kwantitatieve impactstudie inzake bedrijfspensioenen;

verslag over informatie voor leden van bedrijfspensioenregelingen;

discussienota op het gebied van individuele pensioenen;

publicatie van het register van IBPV's en databank van pensioenplannen en -producten;

selectie van twee groepen van belanghebbenden, één voor verzekering en herverzekering (IRSG) en één voor bedrijfspensioenen (OPSG);

verslagen van de analyse inzake het beroepsgeheim en de kloofanalyse voor Australië, Chili, China, Hongkong, Israël, Mexico, Singapore en Zuid-Afrika;

memorandum van overeenstemming getekend tussen Eiopa en de Wereldbank.

Toezichttaken

Aanwezigheid bij vergaderingen van colleges van toezichthouders en/of teleconferenties voor 82 groepen;

deelname aan vier gezamenlijke inspecties ter plaatse;

verzameling en verspreiding van praktische oplossingen en voorbeelden op drie terreinen (coördinatieregelingen, werkplannen van colleges en geheimhoudingsovereenkomsten en -processen);

organisatie van twee evenementen voor groeptoezichthouders;

verspreiding van een structuur voor een groepsbenadering van risico-inschatting;

verspreiding van het actieplan voor colleges 2014-2015;

tussentijds en eindejaarsverslag inzake het functioneren van colleges en met het actieplan 2012 bereikte resultaten;

verstrekking aan de groeptoezichthouders van een uittreksel van de voorbereidende richtsnoeren met de richtsnoeren die van belang zijn voor de discussie en beoordeling in de colleges;

voortdurend bijwerken van de „Helsinki Plus”-lijst op het beperkt toegankelijke deel van de Eiopa-website en publicatie van een samenvatting op het openbare gedeelte van de Eiopa-website;

organisatie van zes ontmoetingen (bezoeken) in afzonderlijke landen tussen personeel met toezichttaken van de Eiopa en de toezichthoudende autoriteiten die ofwel als groeptoezichthouder ofwel als toezichthouder van het gastland betrokken zijn bij het toezicht op groepen.

Consumentenbescherming en financiële innovatie

Richtsnoeren inzake klachtenbehandeling door verzekeringstussenpersonen;

verslag over beste praktijken bij klachtenbehandeling door verzekeringstussenpersonen;

consumententrendrapport;

herzien verslag over methodologie voor het verzamelen, analyseren en rapporteren over consumententrends;

verslag over goede toezichtpraktijken met betrekking tot de vereisten inzake kennis en vaardigheden die worden gesteld aan leveranciers van verzekeringsproducten (inclusief openbare raadpleging);

advies over betalingsbescherming;

achtergrondnota over betalingsbescherming;

advies over beschermingsregelingen voor begunstigden van levensverzekeringsovereenkomsten;

raadplegingsdocument inzake een ontwerpverslag over goede praktijken bij vergelijkingswebsites;

discussienota over een mogelijke eengemaakte EU-markt voor individuele pensioenproducten (toezicht en consumentenbescherming).

Gemeenschappelijke toezichtcultuur

Drie sectoroverschrijdende seminars;

17 seminars voor bevoegde nationale autoriteiten;

afronding van drie collegiale toetsingen, start van twee nieuwe collegiale toetsingen, start van een follow-up van een collegiale toetsing en optimalisatie van het proces voor de toepassing van de methodologie voor het verrichten van collegiale toetsingen.

Financiële stabiliteit

Twee halfjaarlijkse verslagen inzake financiële stabiliteit;

voorbereiding van Europabrede stresstest voor de verzekeringssector (test uitgesteld wegens de beoordeling van langetermijngaranties);

uitbrengen van een driemaandelijks „risicodashboard”;

afronding van de beoordeling van langetermijngaranties en indiening van het verslag bij de partijen bij de triloog;

publicatie van de bijgewerkte jaarlijkse verzekeringsstatistieken.

Crisisbeheer

Afronding van een alomvattend besluitvormingskader dat in detail de processen beschrijft die de Autoriteit zal hanteren om zich te kwijten van haar verantwoordelijkheden inzake de voorkoming van crises en crisisbeheer;

voltooiing van de opdracht van de taskforce Crisisbeheer en ontbinding van de taskforce;

overeenstemming over een Eiopa-advies over de toezichtreactie op een langere periode van lage rentetarieven;

gedetailleerde bijdrage aan de raadpleging van de Raad voor financiële stabiliteit inzake herstel en afwikkeling van niet-bancaire financiële instellingen;

publicatie van een onderzoeksverslag over de mate waarin nationale toezichthoudende autoriteiten zijn voorbereid qua crisispreventie, — beheer en -afwikkeling.

Externe betrekkingen

Tien vergaderingen, waaronder één met de RvB, van de IRSG en OPSG, twaalf officiële adviezen en feedbackverklaringen over openbare documenten, zes op eigen initiatief uitgebrachte documenten en drie antwoorden op informele raadplegingen;

ongeveer twintig regelgevings- en toezichtdialogen met toezichthouders van derde landen en toezichthoudende verenigingen uit Austral-Azië, Latijns- en Noord-Amerika, Zuid-Afrika, IJsland en Zwitserland; actieve deelname en bijdragen aan het technisch en uitvoerend comité van IAIS, het comité voor financiële stabiliteit van IAIS, het subcomité solventie en verzekeringsstatistiek van IAIS, de ontwikkeling van wereldwijde kapitaalvereisten op het gebied van verzekeringen (taskforce Veldproef/taskforce Hogere verliesabsorptie) en de jaarlijkse IAIS-conferentie;

EU-US-dialoogproject: regelmatige vergaderingen van de stuurgroep, de technische comités vorderen volgens plan en een openbaar evenement in Washington DC;

gelijkwaardigheid: kloofanalyse van de (her)verzekeringsregelingen van Australië, Chili, China, Hongkong, Israël, Mexico, Singapore, Zuid-Afrika, met inbegrip van een volledige beoordeling van het beroepsgeheim, dienend als basis voor een besluit van de Europese Commissie over overgangsmaatregelen met het oog op gelijkwaardigheid; start van de beoordeling van het beroepsgeheim in tien landen in Midden- en Oost-Europa; ondertekening van een multilateraal memorandum van overeenstemming voor samenwerking op toezichtgebied tussen leden van de Eiopa en de monetaire autoriteit van Bermuda.

memorandum van overeenstemming getekend tussen de Eiopa en de Wereldbank.

Conferenties/andere openbare evenementen in 2013

Zes conferenties en evenementen („Conference on Global Insurance Supervision (GIS)”, Resultaten van „QIS (Quantitative Impact Study) for Pensions”, openbare evenementen met betrekking tot individuele pensioenen en sponsorsteun, jaarlijkse Eiopa-conferentie en derde Dag van de consumentenbescherming).

Bron: Door de Autoriteit verstrekte bijlage.


ANTWOORDEN VAN DE AUTORITEIT

11.

In vervolg op een controle in 2013 door de dienst Interne Audit (IAS) inzake de tenuitvoerlegging van de internecontrolenormen bij Eiopa heeft de Autoriteit een actieplan ontwikkeld voor het uitvoeren van alle door de IAS aanbevolen acties. Het actieplan is aan de raad van bestuur van Eiopa voorgelegd en er is overeenstemming over bereikt met de IAS. De volledige tenuitvoerlegging van het plan is vrijwel voltooid en de resterende werkzaamheden zullen eind 2014 gereed zijn.

12.

Eiopa heeft ten aanzien van de juridische verbintenissen aanvullende goedkeuringsmaatregelen genomen om elke onduidelijkheid met betrekking tot de autorisatie van deze vastleggingen weg te nemen. Ten aanzien van de afstemming van de begroting met de juridische verbintenissen erkent Eiopa dat in bepaalde gevallen de financiële verbintenis pas volledig werd voltooid als de daarbij behorende juridische verbintenis al tot stand was gekomen. Er zijn corrigerende maatregelen genomen, te weten: regelmatige beschouwing van de geldstromen bij Eiopa, versterking van de financiële en begrotingsprocedures met speciale aandacht voor het juiste verloop van de geldstromen, alsmede specifieke opleidingen, met regelmatige tussenpozen, op het gebied van financiën en aanbestedingen voor alle medewerkers die met geldstromen te maken hebben.

13.

Teneinde zijn ambitieuze mandaat te kunnen uitvoeren heeft de Autoriteit een meerjarige IT-strategie met implementatieplan ontwikkeld, waaronder standaardisatie van gegevens, verzameling van gegevens, oplossingen voor opslag en analyse, alsmede onlinetools voor communicatie en samenwerking. Eiopa erkent dat het niveau van overdrachten van 2013 naar 2014 voor titel III van de begroting ter dekkking van deze initiatieven hoog was. Dit heeft echter te maken met het meerjarige karakter van de werkzaamheden, het strikte tijdschema (voornamelijk bepaald door de Solvabiliteit II-agenda), de ingewikkelde en langdurige aanbestedingsprocedures en de noodzaak tot continuïteit van de dienstverlening. Aangezien deze overgedragen vastleggingskredieten van doorslaggevend belang zijn voor de invoering van het IT-plan volgens het afgesproken tijdpad, zal het uitvoeringspercentage ervan, evenals in het voorgaande jaar, wederom zeer hoog zijn. Wat de toekomst betreft zal het niveau van de overdrachten in de jaren daarna dalen door de volgende maatregelen: ten eerste het op een hoger niveau brengen van de IT-capaciteit van Eiopa (de resterende grote IT-ontwikkelingen zullen eind 2015 voltooid zijn); en ten tweede het versterken van de financiële en begrotingsbeheerprocedures (waaronder de integratie van begrotings- en aanbestedingsprocedures in de algehele plannings- en coördinatieprocedures van Eiopa).


10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/184


VERSLAG

over de jaarrekening van het Europees Instituut voor innovatie en technologie betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Instituut

(2014/C 442/21)

INLEIDING

1.

Het Europees Instituut voor innovatie en technologie (hierna „het Instituut” ofwel „EIT”), gevestigd te Boedapest, werd opgericht bij Verordening (EG) nr. 294/2008 van het Europees Parlement en de Raad (1). Het Instituut heeft als doel, de innovatiecapaciteit van de lidstaten en de Europese Unie te versterken om op die manier bij te dragen tot duurzame economische groei en een duurzame concurrentiepositie in Europa. Het Instituut kent subsidies toe aan drie „kennis- en innovatiegemeenschappen” (KIG’s) die het hoger onderwijs, de onderzoekssector en het bedrijfsleven samenbrengen en zodoende pogen innovatie en ondernemerschap te stimuleren (2). De KIG’s coördineren de activiteiten van honderden partners. Uit de door het EIT verleende subsidies worden de kosten van de partners vergoed alsmede de kosten die voortvloeien uit de coördinatieactiviteiten van de KIG’s.

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van het Instituut. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van het Instituut, die bestaat uit de financiële staten (3) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (4) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar, en

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van het Instituut, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (5):

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van het Instituut omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (6) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van het Instituut goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van het Instituut.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (7) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van het Instituut geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de interne beheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van het Instituut op alle materiële punten een getrouw beeld van zijn financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van zijn verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van zijn financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Grondslag voor een oordeel met beperking ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen

Geen redelijke zekerheid over de wettigheid en regelmatigheid van subsidieverrichtingen.

9.

In 2013 verrichtte het Instituut saldobetalingen en verrekende het voorfinanciering(sverrichtingen) voor subsidies ten belope van 84,1 miljoen euro (activiteiten 2012). De subsidie-uitgaven vormden ongeveer 97 % van de totale uitgaven in 2013. Alle subsidieverrichtingen moeten door de Commissie worden onderzocht voordat ze door het EIT worden goedgekeurd. Het Instituut bleef zelf grote inspanningen leveren om doeltreffende verificaties vooraf te verrichten en aldus redelijke zekerheid te verkrijgen over de wettigheid en regelmatigheid van de subsidieverrichtingen. Ongeveer 87 % van de door de KIG’s gedeclareerde subsidie-uitgaven wordt gedekt door certificaten die zijn afgegeven door onafhankelijke accountantskantoren die door de KIG’s en hun partners zijn gecontracteerd. Het EIT verrichtte zelf verificaties vooraf in de vorm van alomvattende controles op stukken. Het EIT onderzocht de van de KIG’s en hun partners ontvangen bewijsstukken indien er specifieke risico’s werden geconstateerd. De Rekenkamer stelde echter vast dat hoewel de kwaliteit van de controlecertificaten aan het verbeteren is — deels door betere begeleiding — er in het algemeen ruimte is voor verdere verbetering in het werk van de onafhankelijke accountantskantoren.

10.

Teneinde aanvullende zekerheid te verkrijgen over de wettigheid en de regelmatigheid van de subsidieverrichtingen heeft het EIT voor subsidieverrichtingen bijkomende verificaties achteraf gecontracteerd die werden uitgevoerd door een onafhankelijk accountantskantoor. De gedeclareerde kosten van 29 van de 300 KIG-partners (goed voor 29 % van de totale subsidieverrichtingen die in 2013 zijn gedaan) werden achteraf geverifieerd. De resultaten van de verificatie achteraf bevestigden dat verificaties vooraf aan het verbeteren zijn maar nog niet geheel doeltreffend zijn. Op basis van de fouten die aan de hand van verificaties achteraf werden vastgesteld, besloot het EIT in 2014 om een totaalbedrag van 5 75  593 euro terug te vorderen, wat gelijkstond aan 3 % van de gecontroleerde subsidies in 2012.

Fouten bij materiële aankopen

11.

In 2013 zijn betalingen ten belope van ongeveer 6 65  000 euro en 1 05  000 euro verricht als betaling op grond van twee kadercontracten die in 2010 en 2012 waren gesloten door middel van een procedure van gunning via onderhandelingen. Uit de controle bleek dat het gebruik van een procedure van gunning via onderhandeling niet gerechtvaardigd was, waardoor de betreffende betalingen onregelmatig zijn.

12.

Het gecombineerde foutenpercentage van de aangelegenheden die in de paragrafen 9 t/m 11 worden beschreven, bedraagt tussen 2 % en 3 % van de totale uitgaven in 2013.

Oordeel met beperking ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

13.

Behoudens de mogelijke gevolgen van de in de grondslag voor een oordeel met beperking beschreven aangelegenheden (zie de paragrafen 9 t/m 12) zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening voor het per 31 december 2013 afgesloten jaar naar het oordeel van de Rekenkamer in alle materiële opzichten wettig en regelmatig.

14.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan het oordeel van de Rekenkamer over de betrouwbaarheid van de rekeningen of aan haar oordeel met beperking over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen.

OPMERKINGEN OVER DE WETTIGHEID EN REGELMATIGHEID VAN DE VERRICHTINGEN

15.

De kader-partnerschapsovereenkomsten (FPA’s) met de drie KIG’s bepalen dat de financiële bijdrage van EIT over de eerste vier jaren — van 1 januari 2010 tot december 2013 — maximaal 25 % van de totale uitgaven van een KIG mag belopen. Volgens de door de KIG’s gemelde cijfers werd dit maximum door de drie KIG’s in acht genomen. Aangezien die cijfers pas in 2015 zullen worden gecontroleerd, bestaat er geen toereikende controle-informatie waaruit blijkt dat de EIT-financiering dit maximum van 25 % niet heeft overschreden.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGSBEHEER

16.

In 2013 bedroeg het algemene niveau van vastgelegde kredieten 97 %, hetgeen erop wijst dat vastleggingen over het algemeen tijdig werden gedaan. De uitvoeringsgraad van de begroting was echter laag — 74 % van de EU-bijdragen voor titel I (personeelskosten) — wat grotendeels te wijten is aan het grote personeelsverloop en de uitblijvende vaststelling van de regelingen aangaande salarisaanpassingen.

17.

Het Instituut droeg vastgelegde kredieten ter waarde van 1 93  420 euro (24 %) uit hoofde van titel II (administratieve uitgaven) over. De overdrachten betroffen hoofdzakelijk nog niet ontvangen facturen en lopende IT-projecten. Het Instituut heeft 91  918 euro (29 %) van de vastgelegde kredieten die onder deze titel zijn overgedragen van 2012 naar 2013, niet benut. Dit was voornamelijk het gevolg van de overschatting van kosten voor een vergadering van de raad van bestuur.

18.

Het Instituut had onder titel III (operationele uitgaven) 3 4 0 78  025 euro uitgetrokken voor KIG-subsidies. De relatief lage uitvoeringsgraad van 82 % is toe te schrijven aan het feit dat de KIG's de beschikbare financiële middelen voor activiteiten in 2012 (subsidies 2012) niet volledig hebben geabsorbeerd.

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN VOORGAANDE JAREN

19.

Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van voorgaande jaren.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Pietro RUSSO, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 16 september 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 97 van 9.4.2008, blz. 1.

(2)  Ter informatie geeft bijlage II een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van het Instituut.

(3)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(4)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(5)  Artikelen 39 en 50 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).

(6)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(7)  Artikel 107 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013.


BIJLAGE I

Follow-up van de opmerkingen van voorgaande jaren

Jaar

Opmerking van de Rekenkamer

Stand van de corrigerende maatregel

(Afgerond/Loopt nog/Nog af te handelen/N.v.t.)

2012

In 2012 verrichtte het Instituut saldobetalingen en verrekende het voorfinanciering(verrichtingen) voor subsidies ten belope van 11,3 miljoen euro (activiteiten 2010) en 48,6 miljoen euro (activiteiten 2011).

Alle subsidieverrichtingen moeten door de Commissie worden onderzocht voordat ze door het EIT worden goedgekeurd. Het Instituut deed zelf grote inspanningen om doeltreffende verificaties vooraf te verrichten en aldus redelijke zekerheid te verkrijgen over de wettigheid en regelmatigheid van de subsidieverrichtingen. Ongeveer 80 % van de door de KIG’s gedeclareerde subsidie-uitgaven wordt gedekt door certificaten die zijn afgegeven door accountantskantoren die door de KIG’s en hun partners zijn gecontracteerd. EIT verrichtte zelf verificaties vooraf in de vorm van alomvattende controles op stukken. Aanvankelijk onderzocht het EIT de van de KIG’s en hun partners ontvangen bewijsstukken alleen indien er specifieke risico’s werden geconstateerd.

Toch vond de Rekenkamer dat de kwaliteit van de auditcertificaten in vele gevallen ontoereikend was (1). Teneinde aanvullende zekerheid te verkrijgen over de wettigheid en de regelmatigheid van de subsidieverrichtingen, voerde het Instituut eind 2012 bijkomende verificaties achteraf in voor subsidies die verband hielden met activiteiten in 2011. Deze werden uitgevoerd door onafhankelijke accountantskantoren die door de EIT waren gecontracteerd en als betrouwbaar worden beoordeeld. De resultaten van de verificatie achteraf bevestigden dat verificaties vooraf niet helemaal doeltreffend zijn. Het Instituut heeft evenwel de vastgestelde onrechtmatige betalingen teruggevorderd en het percentage resterende fouten voor subsidieverrichtingen 2011 is niet van materieel belang.

Er zijn evenwel nog geen verificaties achteraf uitgevoerd voor de verrichtingen die betrekking hebben op subsidies voor activiteiten in 2010 (11,3 miljoen euro). Gezien de beperkte zekerheid die kan worden ontleend aan verificaties vooraf is er bovendien geen redelijke zekerheid over de wettigheid en regelmatigheid van die verrichtingen. De Rekenkamer kon niet voldoende geschikte controle-informatie verkrijgen over de wettigheid en regelmatigheid van de gecontroleerde subsidieverrichtingen die verband hielden met activiteiten in 2010.

Afgerond

2012

Naast de in de paragrafen 9 t/m 13 beschreven kwestie is er het feit dat de budgetten voor de in 2010 en 2011 ondertekende subsidieovereenkomsten, waarvoor in 2012 betalingen werden verricht, niet specifiek genoeg waren. Er was geen verband tussen de goedgekeurde middelen en de te verrichten activiteiten. De subsidieovereenkomsten bevatten geen afzonderlijke drempelwaarden voor specifieke kostencategorieën (personeelskosten, onderaanbesteding, juridische diensten, enz.) en evenmin regels voor de aanbesteding voor goederen en diensten door de KIG’s en hun partners.

In het kader van zijn verificaties vooraf verrichtte het Instituut ook technische verificaties van alle gefinancierde projecten. Er waren echter te weinig kwantificeerbare streefdoelen, hetgeen een doeltreffende beoordeling van de projectactiviteiten en -resultaten belemmerde. Bedrijfsplannen bevatten geen gedetailleerde beschrijving van alle te verrichten activiteiten, geen duidelijke mijlpalen en geen af te leveren producten per activiteit of kwaliteitscriteria.

Van de uit 2011 overgedragen vastgelegde kredieten ten belope van ongeveer 22 miljoen euro werd ongeveer 10 miljoen euro (45 %) in 2012 geannuleerd. Het hoge annuleringspercentage is vooral te wijten aan het feit dat de door de begunstigden van de subsidieovereenkomsten 2011 gedeclareerde geschatte kosten lager waren dan verwacht (9,2 miljoen euro ofwel 92 % van de geannuleerde overdrachten).

Loopt nog

2011

Subsidieovereenkomsten die leidden tot betalingen in 2011, werden systematisch door de Europese Commissie (directoraat-generaal Onderwijs en Cultuur) en door het Instituut ondertekend nadat de meeste activiteiten reeds waren afgerond. Tussen september en december 2011 verrichtte het Instituut saldobetalingen (2) ten bedrage van 4,2 miljoen euro voor drie subsidieovereenkomsten die lang na de aanvang van de activiteiten waren ondertekend (3). Dit is problematisch uit het oogpunt van goed financieel beheer.

Afgerond


(1)  Zo vermeldden de auditcertificaten niet altijd de gecontroleerde kostendeclaratie. Niet alle kostencategorieën hoefden voldoende grondig te worden gecontroleerd (bijvoorbeeld de werkelijke indirecte kosten, die onbeperkt kunnen worden gedeclareerd, werden niet gecontroleerd aan de hand van de oorspronkelijke bewijsstukken). Het risico op dubbele financiering van als kosten gedeclareerde uitrusting werd niet uitgebreid gecontroleerd. De meeste auditcertificaten vermeldden niet de dekking van de gecontroleerde kosten en er was geen gemeenschappelijke methode om de globale fout in de kostendeclaraties te bepalen.

(2)  De Europese Commissie had voorschotbetalingen verricht.

(3)  In één geval werd het contract 14 dagen voor het eind van de uitvoeringsperiode van 13 maanden ondertekend.


BIJLAGE II

Europees Instituut voor innovatie en technologie (Boedapest)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(artikel 173 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

De Unie en de lidstaten dragen er zorg voor dat de omstandigheden nodig voor het concurrentievermogen van de industrie van de Unie, aanwezig zijn.

Hiertoe is hun optreden, overeenkomstig een systeem van open en concurrerende markten, erop gericht:

de aanpassing van de industrie aan structurele wijzigingen te bespoedigen;

een gunstig klimaat voor het ontplooien van initiatieven en voor de ontwikkeling van ondernemingen in de gehele Unie, met name van het midden- en kleinbedrijf, te bevorderen;

een gunstig klimaat voor de samenwerking tussen ondernemingen te bevorderen;

een betere benutting van het industriële potentieel van het beleid inzake innovatie, onderzoek en technologische ontwikkeling te stimuleren.

Bevoegdheden van het Instituut

(Verordening (EG) nr. 294/2008 van het Europees Parlement en de Raad)

Doelstellingen

Doel van het Instituut is de innovatiecapaciteit van de lidstaten en de Gemeenschap te versterken om op die manier bij te dragen tot duurzame economische groei en een duurzame concurrentiepositie in Europa. Hiertoe worden hoger onderwijs, onderzoek en innovatie van het allerhoogste niveau bevorderd en geïntegreerd.

Taken

Om zijn doelstellingen te verwezenlijken heeft het Instituut tot taak om:

a)

zijn prioritaire gebieden vast te stellen;

b)

mogelijke partnerorganisaties bewust te maken en hun deelneming aan zijn werkzaamheden aan te moedigen;

c)

op prioritaire gebieden KIG’s te selecteren en aan te wijzen en hun rechten en plichten in overeenkomsten vast te leggen; hun de nodige steun te geven; passende maatregelen voor kwaliteitscontrole toe te passen; hun activiteiten doorlopend te monitoren en regelmatig te evalueren; en voor voldoende onderlinge coördinatie tussen de KIG’s te zorgen;

d)

financiële middelen uit de publieke en de particuliere sector aan te trekken en deze in overeenstemming met deze verordening aan te wenden. Het zal met name trachten een aanzienlijk, stijgend aandeel van zijn begroting uit particuliere bronnen en uit door de eigen activiteiten gegenereerd inkomen te betrekken;

e)

aan te moedigen dat de graden en diploma’s in de lidstaten worden erkend die zijn afgegeven door instellingen voor hoger onderwijs die een partnerorganisatie zijn, en die EIT-graden en -diploma’s mogen worden genoemd;

f)

de verspreiding van de goede praktijken voor de integratie van de kennisdriehoek te bevorderen met het oog op de ontwikkeling van een gemeenschappelijke cultuur van innovatie en kennisoverdracht;

g)

te trachten een instelling van mondiaal niveau te worden van topkwaliteit inzake hoger onderwijs, onderzoek en innovatie;

h)

te zorgen voor complementariteit en synergie tussen de activiteiten van het Instituut en de andere communautaire programma’s.

Organisatie

Raad van bestuur

Samenstelling

De raad van bestuur (RB) van het Instituut bestaat uit 18 benoemde leden met een evenwichtige samenstelling uit personen met ervaring en uitmuntendheid in het bedrijfsleven, het hoger onderwijs en de onderzoekssector, alsook uit vier vertegenwoordigers voorgedragen door de kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG’s). De Europese Commissie is waarnemer.

Taken

De raad van bestuur is verantwoordelijk voor het aansturen van de activiteiten van het Instituut, voor de selectie, aanwijzing, toekenning van subsidies aan en evaluatie van de KIG’s en voor alle andere strategische besluiten.

Uitvoerend comité

Samenstelling

Het uitvoerend comité bestaat uit vijf leden van de raad van bestuur, onder wie de voorzitter en de vicevoorzitter. Het wordt voorgezeten door de voorzitter van de raad van bestuur.

Taken

Het uitvoerend comité ziet toe op de werking van het Instituut en neemt de nodige besluiten tussen de vergaderingen van de raad van bestuur.

Directeur

Benoemd door en verantwoordelijk jegens de raad van bestuur voor het administratief en financieel beheer van het Instituut; wettelijk vertegenwoordiger van het Instituut.

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad.

In 2013 (2012) ter beschikking van het Instituut gestelde middelen

Definitieve begroting

142,20 miljoen euro aan vastleggingskredieten en 98,76 miljoen euro aan betalingskredieten.

Personeelsbestand per 31 december 2013

Toegestaan: 58 (52)

Bezette posten: 41 (47)

Overige posten: 0 (0)

Totaalaantal personeelsleden: 41 (47) voor het verrichten van:

uitvoerende taken: 25 (26)

administratieve en ondersteunende taken 16 (21).

Producten en diensten in 2013

Organisatie van vier vergaderingen van het EIT-Forum met de KIG’s (een platform voor een regelmatige dialoog tussen de directeur van het Instituut en de CEO’s van de KIG’s) en van een lenteworkshop met de raad van bestuur van de KIG's en het EIT.

Besluit van de raad van bestuur van 5 december 2013 betreffende de toewijzing voor het jaar 2014 van een totale begroting ad 180 miljoen euro aan de financiering van activiteiten met een meerwaarde voor de drie KIG’s, na de toepassing van een proces van concurrerende financiering voor 36 % van de totale begroting. De raad van bestuur heeft tevens besloten een aanvullende begrotingstoewijzing van 40 miljoen euro aan de KIG's tot 2014 uit te stellen. Deze begroting dient apart te worden toegewezen en gelijk te worden verdeeld op basis van onder meer de opvolging van strategische aanbevelingen.

In het jaar 2013 beheerden de drie KIG’s een totale begroting van 12 5 6 15  015 euro voor de EIT-financiering van activiteiten met meerwaarde van KIG’s en een begroting van 75 0 5 35  096 euro voor KAVA-activiteiten met andere dan EIT-financiering en aanvullende activiteiten.

In 2013 waren in totaal 487 instellingen partners van de drie KIG’s: Climate-KIC(187), EIT ICT Labs (105), en KIC InnoEnergy (195).

In 2013 hebben KIG's het EIT voorzien van prestatiekernindicatoren en van hun respectievelijke bewijsstukken voor het jaar 2012; als onderdeel van een vroegere prestatiebeoordeling van KIG's werden zij door het EIT beoordeeld en gevalideerd met het oog op het concurrerende financieringsproces voor de toewijzing van 2014. De KIG's hebben het EIT ook schattingen voor hun prestatiekernindicatoren van 2013 verschaft.

Organisatie van de conferentie „Fostering Innovation and Strengthening Synergies within the EU” in Dublin, Ierland op 29 en 30 april 2013 onder bescherming van het Ierse voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie.

Publicatie van de studie „Analysis of Synergies fostered by the EIT in the EU Innovation Landscape”.

Rondetafelconferentie van ondernemers over het onderwerp „Matching Entrepreneurship with Venture Capital” werd van 11 tot 13 juli georganiseerd in Grundlsee, Oostenrijk.

Lancering van de Alumnigemeenschap van het EIT op 11 november in Boedapest, Hongarije.

EIT-Awards 2013 met drie winnaars van de EIT Venture Award en drie winnaars van de nieuwe EIT CH.A.N.G.E. Awards op 12 november in Boedapest, Hongarije.

Verspreiding van een groot aantal succesverhalen dankzij de uitvoering van KIG-activiteiten.

Bron: Door het Instituut verstrekte bijlage.


ANTWOORDEN VAN HET INSTITUUT

9.

Het EIT verheugt zich erover dat de Rekenkamer erkent dat het EIT aanzienlijke inspanningen heeft geleverd om doeltreffende verificaties vooraf te verrichten en aldus redelijke zekerheid te bieden over de wettigheid en regelmatigheid van de subsidieverrichtingen. Het EIT verplicht zich ertoe de instructies aan auditoren verder te verbeteren om de door de Rekenkamer vastgestelde gebreken op te heffen en om de mate van garantie die deze controlecertificaten bieden, te verhogen.

10.

In overeenstemming met de strategie van het EIT voor controle achteraf worden de te controleren KIG-partners geselecteerd op basis van een risicobeoordeling om maximale doeltreffendheid met beperkte middelen te waarborgen. Om echter een representatief foutenpercentage te kunnen verschaffen, selecteert het EIT een deel van de steekproef op basis van toeval. Dit garandeert een evenwichtiger dekking van de KIG-partners gedurende de looptijd van de kaderpartnerschapsovereenkomsten. Wat de subsidieovereenkomsten voor 2012 betreft, bedroeg het foutenpercentage in de steekproef slechts 1,37 %, terwijl het totale foutenpercentage van de gecontroleerde subsidies, zoals gerapporteerd door de Rekenkamer, inderdaad 3 % bedroeg. Het vastgestelde foutenpercentage van 3,29 % in de op risico’s gebaseerde steekproef is per definitie niet representatief voor de totale populatie. Aangezien het representatieve foutenpercentage van 1,37 % onder de materialiteitsdrempel van 2 % is gebleven, heeft het EIT in zijn Jaarverslag geen voorbehoud gemaakt en is het van mening dat er bij het verstrekken van subsidies in het kader van de subsidieovereenkomsten geen inhoudelijke fouten gemaakt zijn.

11.

Het EIT heeft proactief gehandeld en op het gebied van aankopen zonder dralen de volgende corrigerende maatregelen getroffen: 1) uitgebreide toetsing van de interne procedures, kringlopen en modelformulieren om te voldoen aan de respectieve regels voor openbare aanbestedingen, met bijzondere aandacht voor een gedegen planning en raming van de behoeften; 2) om de noodzakelijke dienstverlening te waarborgen, is het EIT begonnen gebruik te maken van de beschikbare kadercontracten van de Commissie en heeft het aanbestedingsprocedures voor nieuwe dienstverleningscontracten uitgeschreven; 3) het EIT heeft een reeks opleidingen voor zijn medewerkers gepland op het gebied van aankopen. Het EIT verplicht zich ertoe corrigerende maatregelen te treffen om in de toekomst procedurefouten bij het gunnen van contracten te vermijden.

12.

Op grond van de eigen berekening, gebaseerd op de methodiek van de Rekenkamer, bedroeg het gecombineerde foutenpercentage voor uitgaven van het EIT in 2013 2,12 %. Dit foutenpercentage valt inderdaad binnen de in het verslag van de Rekenkamer vermelde marge. Evenwel moet opgemerkt worden dat het niveau van financiële fouten bij subsidies (i.e. een representatief foutenpercentage van 1,37 %) ver onder de materialiteitsdrempel van 2 % ligt. Voorts verplicht het EIT zich ertoe zijn interne procedures te verbeteren om in de toekomst procedurefouten bij het gunnen van contracten te vermijden.

15.

Het EIT zal auditcertificaten verkrijgen betreffende de kosten van aanvullende KIG-activiteiten in het eerste kwartaal van 2015, en de inachtneming van het maximumplafond van 25 %, zoals vastgelegd in de kaderpartnerschapsovereenkomsten, zal worden gecontroleerd op basis van de laatste cijfers over het eerste halfjaar in 2015. Wordt het plafond van 25 % overschreden, dan wordt het dienovereenkomstige bedrag teruggevorderd van de KIG(‘s) in overeenstemming met de bepalingen van de kaderpartnerschapsovereenkomst. Een dergelijke terugvordering zal worden weergegeven in de jaarrekeningen van het EIT voor het begrotingsjaar 2014.

16.

Het EIT verheugt zich over de opmerking van de Rekenkamer wat betreft de begrotingsuitvoering. De totale uitvoeringsgraad van de vastleggingskredieten voor titel 1 (personeelskosten) bedroeg 84 %. De uitvoeringsgraad van de EU-bijdrage bedroeg weliswaar 74 %, zoals gerapporteerd door de Rekenkamer, maar het is belangrijk op te merken dat de bijdrage van het gastland voor 100 % uitgevoerd is. Het niet-uitgevoerde deel van de personeelskosten houdt verband met het grote personeelsverloop en de gereserveerde kredieten voor salarisaanpassingen voor de jaren 2011 en 2012. Het Europees Hof van Justitie heeft uiteindelijk een uitspraak gedaan in dezen, maar het bleek onmogelijk deze salarisaanpassingen nog voor het einde van het jaar uit te betalen.

17.

Het EIT aanvaardt de opmerkingen van de Rekenkamer betreffende de uitvoering van overdrachten in titel 2 (administratieve uitgaven). Niet-uitvoering van uit 2012 naar 2013 overgedragen kredieten in deze titel was grotendeels toe te schrijven aan te hoog geraamde kosten voor een bijeenkomst van de raad van bestuur in december 2012. De uiteindelijke kosten vielen lager uit dan de ramingen.

18.

Het EIT erkent de opmerkingen van de Rekenkamer over de uitvoering van vastleggingen voor KIG-subsidies voor 2012, die van 2012 op 2013 werden overgedragen.


10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/193


VERSLAG

over de jaarrekening van het Europees Geneesmiddelenbureau betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van het antwoord van het Bureau

(2014/C 442/22)

INLEIDING

1.

Het Europees Geneesmiddelenbureau (hierna: „Bureau” ofwel „EMA”), gevestigd te Londen, werd opgericht bij Verordening (EEG) nr. 2309/93 van de Raad, die is vervangen door Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (1). Het Bureau maakt deel uit van een netwerk en coördineert de wetenschappelijke middelen die het van de nationale autoriteiten ter beschikking krijgt om te zorgen voor de beoordeling van en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk of diergeneeskundig gebruik (2).

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van het Bureau. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van het Bureau, die bestaat uit de financiële staten (3) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (4) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar, en

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van het Bureau, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (5):

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van het Bureau omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (6) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van het Bureau goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van het Bureau.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (7) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van het Bureau geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van het Bureau op alle materiële punten een getrouw beeld van zijn financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van zijn verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van zijn financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

10.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN VOORGAANDE JAREN

11.

Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van voorgaande jaren.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, vastgesteld te Luxemburg op haar vergadering van 1 juli 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 214 van 24.8.1993, blz. 1 en PB L 136 van 30.4.2004, blz. 1. Krachtens laatstgenoemde verordening is de oorspronkelijke naam van het agentschap, Europees Agentschap voor de geneesmiddelenbeoordeling, vervangen door Europees Geneesmiddelenbureau.

(2)  Ter informatie geeft bijlage II een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van het Bureau.

(3)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(4)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(5)  Zie de artikelen 39 en 50 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).

(6)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(7)  Artikel 107 van Verordening (EU) nr. 1271/2013.


BIJLAGE I

Follow-up van de opmerkingen van voorgaande jaren

Jaar

Opmerking van de Rekenkamer

Stand van de corrigerende maatregel

(Afgerond/Loopt nog/Nog af te handelen/N.v.t.)

2011

Er is ruimte om de doorzichtigheid van de aanbestedingsprocedures te verbeteren.

Afgerond

2011

De Rekenkamer constateerde dat de doorzichtigheid van de personeelswervingsprocedures verbetering behoeft. Juryleden vulden niet altijd hun verklaring omtrent de afwezigheid van belangenconflicten in of deden dit niet tijdig, en er was geen bewijs dat de vraagstukken rond deze verklaringen werden opgelost. De documentatie van de werkzaamheden van de jury was niet altijd toereikend en er is geen bewijs waaruit blijkt hoe de methode voor de voorselectie van kandidaten werd bepaald en dat de vragen voor de schriftelijke tests of sollicitatiegesprekken vóór het onderzoek waren vastgesteld.

Afgerond

2012

Het Bureau past voor inkomsten uit vergoedingen andere criteria voor opname toe dan voor de daarmee samenhangende uitgaven. De inkomsten uit aanvraagvergoedingen worden gedurende een bepaalde periode volgens de lineaire methode opgenomen. De uitgaven voor de beoordeling van dergelijke aanvragen door de bevoegde nationale autoriteiten worden echter in aanmerking genomen wanneer een bepaalde mijlpaal in de dienstverlening is bereikt. Dit is in strijd met het relateringsbeginsel.

Afgerond

2012

Het Bureau heeft zijn boekhoudsysteem op het gebied van immateriële vaste activa nog niet gevalideerd. Gelet op de aanzienlijke investering in ICT-ontwikkeling (1) is dit een essentieel onderdeel van het gehele boekhoudsysteem.

Afgerond

2012

In 2011 en 2012 stemde de Raad niet in met salarisverhoging voor het EU-personeel. De Commissie stelde beroep tegen dit besluit in bij het Hof van Justitie, dat ter zake nog geen uitspraak heeft gedaan. Aangezien het Bureau in Londen is gevestigd, zal de salarisverhoging worden uitbetaald in GBP, terwijl de rekeningen van het Bureau zijn opgesteld in euro. Gelet op de koerswisselingen in de betrokken periode zou de mogelijke nabetaling aan het personeel leiden tot een koersverlies voor het Bureau van 2,9 miljoen euro. Het Bureau heeft dit bedrag meegenomen in de berekening van zijn resultatenrekening van de begrotingsuitvoering, waardoor de aan de Commissie terug te betalen middelen voor eenzelfde bedrag te laag zijn opgegeven (2).

N.v.t.

2012

In 2012 sloot het Bureau kadercontracten volgens het cascadesysteem voor de verlening van diensten (3). De aanbestedingsprocedure vertoonde enkele onregelmatigheden die betrekking hadden op het transparantiebeginsel.

N.v.t.

2012

Bovenop de in het Statuut vastgelegde onderwijstoelage (4) betaalt het Bureau rechtstreeks aan scholen onderwijsbijdragen voor personeelsleden met kinderen op de lagere of middelbare school zonder dat daaraan contracten met de scholen ten grondslag liggen. De onderwijsbijdragen over 2012 bedroegen in totaal ongeveer 3 89  000 euro. Dergelijke uitgaven vallen niet onder het Statuut en zijn onregelmatig.

Loopt nog (5)

2012

De begrotingsuitvoeringsgraad van het Bureau voor het jaar 2012 was toereikend voor de titels I en III. Het percentage overgedragen vastgelegde kredieten voor titel II was hoog (27 %); dit houdt hoofdzakelijk verband met de geplande verhuizing van het Bureau naar een nieuw kantoorgebouw in 2014 (4 2 05  000 euro) en de ontwikkeling van ICT-systemen (1 5 96  000 euro). Dit laatste is een activiteit met een meerjarig karakter, hetgeen de overdrachten deels kan rechtvaardigen, maar in 2012 vond er een ingrijpende reorganisatie van de ICT-eenheid van het Bureau plaats en werd een aantal voor 2012 geplande projecten uitgesteld.

N.v.t.


(1)  In 2012 werd 1 1 6 25  000 euro geïnvesteerd in ICT-ontwikkeling.

(2)  Het Bureau volgde hierbij een instructie van de Commissie van december 2012, die echter in juni 2013 nader werd uitgewerkt.

(3)  Per 31 december 2012 was in totaal 1 3 4 75  000 euro aan begrotingsvastleggingen gedaan voor specifieke contracten in het kader van deze kadercontracten en er waren betalingen ten belope van 4 6 90  000 euro verricht.

(4)  Artikel 3 van bijlage VII voorziet in tweemaal de basistoelage van 252,81 euro = 505,62 euro.

(5)  In 2013 werd een nieuwe procedure voorbereid die in 2014 in werking zal treden.


BIJLAGE II

Europees Geneesmiddelenbureau (Londen)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(Artikel 168 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

Verzamelen van informatie

Bij de bepaling en de uitvoering van elk beleid en elk optreden van de Unie wordt een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid verzekerd.

Het optreden van de Unie, dat een aanvulling vormt op het nationale beleid, is gericht op verbetering van de volksgezondheid, preventie van ziekten en aandoeningen bij de mens en het wegnemen van bronnen van gevaar voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid. Dit optreden omvat de bestrijding van grote bedreigingen van de gezondheid, door het bevorderen van onderzoek naar de oorzaken, de overdracht en de preventie daarvan, alsmede door het bevorderen van gezondheidsvoorlichting en gezondheidsonderwijs, en de controle van, de alarmering bij en de bestrijding van ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid.

Bevoegdheden van het Bureau

(Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad)

Doelstellingen

Coördinatie van de wetenschappelijke middelen die door de bevoegde instanties van de lidstaten voor het geven van vergunningen voor, en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik te zijner beschikking zijn gesteld;

de lidstaten en instellingen van de Europese Unie van wetenschappelijk advies dienen over geneesmiddelen voor menselijk of diergeneeskundig gebruik.

Taken

Coördinatie van de wetenschappelijke beoordeling van de geneesmiddelen die aan de EU-procedures voor het verlenen van vergunningen voor het in de handel brengen zijn onderworpen;

coördinatie van het toezicht op geneesmiddelen waarvoor binnen de Unie een vergunning is verleend (geneesmiddelenbewaking);

het uitbrengen van advies over de maximumgehalten aan residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik die in levensmiddelen van dierlijke oorsprong kunnen worden aanvaard;

coördinatie van de controle op de inachtneming van de normen inzake goede fabricage-, laboratorium- en klinische praktijken;

het voeren van de administratie met betrekking tot verleende vergunningen voor het in de handel brengen van geneesmiddelen.

Organisatie

Het Comité voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik (CHMP) is verantwoordelijk voor het opstellen van de adviezen van het Bureau over alle kwesties in verband met geneesmiddelen voor menselijk gebruik. Het CHMP bestaat uit één lid en één plaatsvervanger uit elke lidstaat, IJsland en Noorwegen, en maximaal vijf gecoöpteerde leden.

Het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (CVMP) is verantwoordelijk voor het opstellen van de adviezen van het Bureau over alle kwesties in verband met geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik. Het CVMP bestaat uit één lid en één plaatsvervanger uit elke lidstaat, IJsland en Noorwegen, en maximaal vijf gecoöpteerde leden.

Het Comité voor weesgeneesmiddelen (COMP) is verantwoordelijk voor de beoordeling van verzoeken van personen of bedrijven tot aanwijzing als een weesgeneesmiddel. Het COMP bestaat uit één lid per lidstaat, drie door de Commissie benoemde leden die patiëntenverenigingen vertegenwoordigen, drie op aanbeveling van het Bureau door de Commissie benoemde leden, één door IJsland benoemd lid, één door Liechtenstein benoemd lid, één door Noorwegen benoemd lid en één vertegenwoordiger van de Europese Commissie.

Het Comité voor kruidengeneesmiddelen (HMPC) is verantwoordelijk voor het opstellen van de adviezen van het Bureau over kruidengeneesmiddelen. Het HMPC bestaat uit één lid en één plaatsvervanger uit elke lidstaat, IJsland en Noorwegen, en maximaal vijf gecoöpteerde leden.

Het Comité pediatrie (PDCO) is verantwoordelijk voor de beoordeling van de inhoud van aanvragen inzake plannen voor pediatrisch onderzoek, met of zonder verzoeken om opschortingen en/of gedeeltelijke vrijstellingen, inzake wijziging van een eerder goedgekeurd plan voor pediatrisch onderzoek, inzake productspecifieke vrijstellingen en inzake nalevingsgerichte toetsingen. Het PDCO bestaat uit vijf leden van het CHMP en hun vijf plaatsvervangers, één lid en één plaatsvervanger uit elke lidstaat die niet is vertegenwoordigd door de vijf voornoemde leden, en zes door de Commissie benoemde leden en hun plaatsvervangers ter vertegenwoordiging van de gezondheidswerkers en de patiëntenverenigingen.

Het Comité voor geavanceerde therapieën (CAT) is verantwoordelijk voor de beoordeling van de kwaliteit, veiligheid en doelmatigheid van geneesmiddelen voor geavanceerde therapie en voor het volgen van de wetenschappelijke ontwikkelingen op dat gebied. Het CAT bestaat uit vijf leden van het CHMP en hun vijf plaatsvervangers, één lid en één plaatsvervanger uit elke lidstaat die niet is vertegenwoordigd door de vijf voornoemde leden, en vier door de Commissie benoemde leden en hun plaatsvervangers ter vertegenwoordiging van de patiëntenverenigingen en de klinische specialisten.

Het Risicobeoordelingscomité voor geneesmiddelenbewaking (PRAC) is verantwoordelijk voor de beoordeling van en het toezicht op veiligheidskwesties bij geneesmiddelen voor menselijk en gebruik. Het PRAC bestaat uit één lid en één plaatsvervanger uit elke lidstaat, IJsland en Noorwegen, zes door de Europese Commissie benoemde onafhankelijke wetenschappelijke deskundigen en twee leden en twee plaatsvervangers die door de Europese Commissie zijn benoemd ter vertegenwoordiging van de gezondheidswerkers en de patiëntenverenigingen.

De raad van beheer, bestaande uit één lid en één plaatsvervanger per lidstaat, twee vertegenwoordigers van de Commissie, twee vertegenwoordigers van het Europees Parlement en twee vertegenwoordigers van de patiëntenverenigingen, één vertegenwoordiger van de artsenverenigingen en één vertegenwoordiger van de dierenartsenverenigingen. De raad stelt het werkprogramma en het jaarverslag vast.

De directeur wordt op voorstel van de Commissie door de raad van beheer benoemd.

Interne controle

Dienst Interne audit van de Commissie (DIA).

Interne-auditcapaciteit van EMA.

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad.

In 2013 (2012) ter beschikking van het Bureau gestelde middelen

Definitieve begroting

251,560(222,489) miljoen euro (1); bijdrage van de Unie: 13,0 % (9,6 %)  (2).

Personeelsbestand per 31 december 2013

611 (590) opgenomen in de lijst van het aantal ambten, waarvan 583 (575) bezet.

144 (160) andere dienstverbanden (arbeidscontractanten, gedetacheerde nationale deskundigen en uitzendkrachten).

Totaalaantal personeelsleden: 727 (735), waarvan er 590 (594) uitvoerende, en 137 (141) administratieve taken verrichten.

Producten en diensten in 2013 (2012)

Geneesmiddelen voor menselijk gebruik

Aanvragen van vergunning voor het in de handel brengen: 80 (96)

Gunstige adviezen: 80 (57)

Gemiddelde beoordelingstermijn: 200 (188) dagen

Adviezen na vergunning: 5  447 (5  137)

Geneesmiddelenbewaking (verslagen over centraal toegelaten producten (CAP) — ongewenste bijwerkingen (ADR) EER- en niet-EER-landen): 6 79  413 (5 22  073) verslagen

Periodieke verslagen betreffende de veiligheid: 525 (463)

Afgeronde wetenschappelijke adviezen: 474 (420)

Procedures voor wederzijdse erkenning en gedecentraliseerde procedures: gestart 6  293(6  991); afgerond 6  242(6  709)

Aanvragen voor plannen inzake pediatrisch onderzoek: 211 (178) met betrekking tot 225 (218) indicaties

Geneesmiddelenproducten voor diergeneeskundig gebruik

Aanvragen van vergunning voor het in de handel brengen: 23 (13)

Aanvragen voor varianten: 315 (261)

Inspecties

Inspecties: 480 (450)

Kruidengeneesmiddelen

Kruidenmonografieën: 9 (15)

Lijst van plantaardige stoffen, bereidingen en combinaties daarvan: 0 (0)

Weesgeneesmiddelen

Aanvragen: 201 (197)

Gunstige adviezen: 136 (139)

Kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s)

Aanvragen voor kmo-status: 401 (684)

Aanvragen voor verlaging van vergoeding of uitstel: 336 (316)


(1)  Het gaat hier om de definitieve begroting, niet om het feitelijke totaal van de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering.

(2)  Dit is het percentage van de begrote EU-bijdrage (exclusief bijzondere bijdrage voor verlagingen van de vergoeding voor weesgeneesmiddelen en exclusief de gebruikmaking van een overschot voortvloeiend uit het begrotingsjaar n-2) in verhouding tot de definitieve begroting.

Bron: Door het Bureau verstrekte bijlage.


ANTWOORD VAN HET AGENTSCHAP

Het Agentschap neemt akte van het verslag van de Rekenkamer.


10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/201


VERSLAG

over de jaarrekening van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Centrum

(2014/C 442/23)

INLEIDING

1.

Het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (hierna: „Centrum” ofwel „EMCDDA”), gevestigd te Lissabon, werd opgericht bij Verordening (EEG) nr. 302/93 van de Raad (1). Zijn voornaamste taak is het verzamelen, analyseren en verspreiden van informatie over het verschijnsel drugs en drugsverslaving met het oog op het uitwerken en in Europa publiceren van objectieve, betrouwbare en vergelijkbare gegevens. De informatie moet geschikt zijn om de vraag naar drugs, de wijze waarop die kan worden beperkt, alsmede met drugshandel verband houdende verschijnselen in het algemeen te analyseren (2).

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van het Centrum. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van het Centrum, die bestaat uit de financiële staten (3) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (4) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar,

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van het Centrum, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (5):

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van het Centrum omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (6) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van het Centrum goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld, waarin hij onder meer verklaart redelijke zekerheid te hebben dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van het Centrum.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (7) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van het Centrum geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van het Centrum op alle materiële punten een getrouw beeld van zijn financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van zijn verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van zijn financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

10.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER DE WETTIGHEID EN REGELMATIGHEID VAN DE VERRICHTINGEN

11.

Het Centrum schreef een aanbestedingsprocedure uit voor de huur van fotokopieerapparatuur gedurende vier jaar voor een maximaal bedrag van 1 60  000 euro. De technische voorschriften ondergingen tijdens de procedure een ingrijpende wijziging. Na deze wijziging werd een gewijzigde aankondiging van opdracht gepubliceerd ter verlenging van de termijn voor de indiening van de offertes, maar de wijzigingen in de technische voorschriften werden niet duidelijk vermeld. Deze laatste werden overeenkomstig de in het gepubliceerde bestek vermelde optie andermaal gewijzigd bij de ondertekening van het contract, hetgeen heeft geleid tot een daling van de contractwaarde met 35 %. De over de prijsstructuur van de opdracht gepubliceerde informatie was onvoldoende duidelijk en dit heeft geleid tot een onjuiste interpretatie door één inschrijver, die daardoor minder kans maakte om de opdracht te verkrijgen. Daarnaast waren de evaluatiecriteria onvoldoende specifiek om te zorgen voor volledige transparantie en een gelijke behandeling van de inschrijvers. De genoemde gebreken maakten deze aanbestedingsprocedure minder doelmatig en doeltreffend en brachten een risico van concurrentievervalsing met zich.

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN VOORGAANDE JAREN

12.

Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van voorgaande jaren.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 22 juli 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 36 van 12.2.1993, blz. 1. Deze verordening en de wijzigingen daarop werden ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 1920/2006 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 1).

(2)  Ter informatie geeft bijlage II een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van het Centrum.

(3)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(4)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(5)  Zie de artikelen 39 en 50 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).

(6)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(7)  Artikel 107 van Verordening (EU) nr. 1271/2013.


BIJLAGE I

Follow-up van de opmerkingen van voorgaande jaren

Jaar

Opmerking van de Rekenkamer

Stand van de corrigerende maatregel

(Afgerond/Loopt nog/Nog af te handelen/N.v.t.)

2011

Het Centrum draagt momenteel jaarlijkse kosten ten belope van ongeveer 2 75  000 euro voor ongebruikte kantoorruimte in zijn oude gebouw en in de nieuwe vestiging. Het Centrum moet samen met de Europese Commissie en de nationale overheid blijven zoeken naar adequate oplossingen voor de ongebruikte kantoorruimte.

Loopt nog

2011

De aanbestedingsdossiers van het Centrum waren niet altijd compleet of naar behoren georganiseerd.

Afgerond

2012

In 2012 verstrekte het Centrum de nationale drugswaarnemingscentra van de lidstaten (begunstigden) subsidies ter ondersteuning van de samenwerking in het kader van het Reitox-netwerk (1). De totale subsidie-uitgaven in 2012 bedroegen 2,6 miljoen euro, ofwel 16 % van de totale beleidsuitgaven. De door het Centrum verrichte verificaties vooraf vóór vergoeding van door begunstigden gedeclareerde kosten bestaan uit analyse van stukken, namelijk kostendeclaraties en auditcertificaten die werden afgegeven door externe auditors die door de begunstigden waren gecontracteerd. Het Centrum krijgt van begunstigden doorgaans geen bewijsstukken voor de subsidiabiliteit en juistheid van de gedeclareerde kosten. Zelden worden er ter plaatse verificaties achteraf verricht op het niveau van de begunstigde (2). De bestaande controles verschaffen de leiding van het Centrum dan ook slechts beperkte zekerheid over de subsidiabiliteit en de juistheid van de door begunstigden gedeclareerde kosten. Voor de door de Rekenkamer gecontroleerde verrichtingen werden door het Centrum voor de Rekenkamer bewijsstukken verkregen die redelijke zekerheid boden ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid ervan. Door een aselecte verificatie van bewijsstukken en een grotere dekking van begunstigden door verificaties ter plaatse zou er aanzienlijk meer zekerheid kunnen worden verkregen.

Loopt nog

2012

Voor verrichtingen na 2008 werden er geen verificaties achteraf uitgevoerd, behalve voor subsidies.

Loopt nog

2012

Het Centrum had nog geen plannen voor bedrijfscontinuïteit of rampherstelplannen vastgesteld.

Afgerond

2012

Het Centrum draagt thans de jaarlijkse kosten van circa 2 00  000 euro voor ongebruikte kantoorruimte in zijn voormalige gebouw en op het nieuwe hoofdkantoor. Het Centrum dient, in samenwerking met de Commissie en de nationale instanties, te blijven zoeken naar geschikte oplossingen voor deze ongebruikte kantoorruimte.

Loopt nog


(1)  In het kader van het Europees Netwerk voor informatie over drugs en drugsverslaving (Reitox) verzamelt het Centrum per land gegevens over drugs van nationale drugswaarnemingscentra.

(2)  In 2011 werden in twee lidstaten twee verificaties achteraf verricht. In 2012 vonden dergelijke verificaties niet plaats.


BIJLAGE II

Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (Lissabon)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(artikelen 168 en 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

De Unie vult het optreden van de lidstaten aan ter vermindering van de schade aan de gezondheid door drugsgebruik, met inbegrip van voorlichting en preventie.

Bevoegdheden van het Centrum

(Verordening (EG) nr. 1920/2006 van het Europees Parlement en de Raad)

Doelstellingen

De Unie en haar lidstaten voorzien van feitelijke, objectieve, betrouwbare en op het niveau van de Unie vergelijkbare informatie over het verschijnsel drugs en drugsverslaving en de gevolgen daarvan.

De prioritaire werkterreinen van het Waarnemingscentrum zijn:

1.

het volgen van de stand van zaken met betrekking tot de drugsproblematiek, en het volgen van opkomende trends, in het bijzonder die waarbij sprake is van polydruggebruik;

2.

het volgen van de antwoorden en het verstrekken van informatie over de beste praktijken;

3.

het beoordelen van de risico’s van nieuwe psychoactieve stoffen en het onderhouden van een systeem voor vroegtijdige waarschuwing;

4.

de ontwikkeling van middelen en instrumenten aan de hand waarvan de lidstaten gemakkelijker op hun nationale beleid kunnen toezien en dit kunnen evalueren en de Commissie gemakkelijker op het beleid van de Unie kan toezien en dit kan evalueren.

Taken

Verzamelen en analyseren van gegevens;

verbeteren van de methoden voor gegevensvergelijking;

verspreiden van de gegevens;

samenwerken met Europese en internationale instanties en organisaties alsmede met derde landen;

signaleren van nieuwe ontwikkelingen en wijzigende trends.

Organisatie

Raad van bestuur

Bestaat uit één vertegenwoordiger van elke lidstaat, twee vertegenwoordigers van de Commissie en twee onafhankelijke deskundigen die door het Europees Parlement zijn aangewezen en bijzondere kennis hebben op het gebied van drugs.

De raad van bestuur stelt het werkprogramma, het algemeen activiteitenverslag en de begroting vast en geeft een oordeel over de definitieve jaarrekening.

Uitvoerend comité

Samenstelling

De voorzitter van de raad van bestuur.

De vicevoorzitter van de raad van bestuur.

Twee andere gekozen leden van de raad van bestuur ter vertegenwoordiging van de lidstaten.

Twee vertegenwoordigers van de Commissie.

Directeur

Benoemd door de raad van bestuur op voordracht van de Commissie.

Wetenschappelijk comité

Brengt advies uit. Het wetenschappelijk comité bestaat uit maximaal 15 bekende wetenschappers die, na een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling, op grond van hun deskundigheid van hoog niveau door de raad van bestuur worden benoemd. De raad van bestuur kan ook een panel van deskundigen voor het uitgebreide wetenschappelijk comité benoemen ter beoordeling van het risico van nieuwe psychoactieve stoffen.

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Interne controle

Dienst Interne Audit van de Europese Commissie (DIA).

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad.

In 2013 (2012) ter beschikking van het Centrum gestelde middelen

Begroting

16,31(16,32) miljoen euro. Subsidie van de Unie: 95,4 % (95,3 %)

Personeelsbestand per 31 december 2013

84 (84) posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten,

waarvan 76 (79) bezet + 24 (25) andere dienstverbanden (gedetacheerde nationale deskundigen, arbeidscontractanten en tijdelijke vervangers)

Totaalaantal personeelsleden: 100 (104)

Toegewezen aan:

uitvoerende taken: 61 (64,5);

administratieve en IT-ondersteuning: 28,5(29);

gemengde taken: 10,5(10,5).

Producten en diensten 2013 (2012)

Netwerk

Het Centrum beheert een geïnformatiseerd netwerk voor het verzamelen en uitwisselen van gegevens, het Europees Netwerk voor informatie over drugs en drugsverslaving (Reitox); dit netwerk verbindt de nationale netwerken voor informatie over drugs, de gespecialiseerde centra in de lidstaten en de informatiesystemen van de internationale organisaties die met het Centrum samenwerken.

Publicaties

2013 was het eerste jaar van de strategie en het werkprogramma van de EMCDDA voor de periode 2013-2015, en tevens het eerste jaar van de tenuitvoerlegging van de nieuwe communicatiestrategie, die de raad van bestuur in juli 2012 samen met het driejarige werkprogramma had vastgesteld. In overeenstemming met die strategie werd een aantal productlijnen gestroomlijnd en andere kregen een andere opzet. Er is bijgevolg geen absolute overeenkomst tussen de producten van 2013 en die van 2012.

Europees drugsverslag — Trends en ontwikkelingen (23 taalversies), publicatie en interactieve website (Jaarverslag over de stand van de drugsproblematiek in Europa: 22 taalversies, publicatie en interactieve website);

Perspectives on drugs (POD's) — 11 (0) (EN), interactieve website;

capita selecta: 0 (2) (EN);

statistisch bulletin en interactieve website met ruim 350 (350) tabellen, 100 (100) grafieken;

algemeen activiteitenverslag — jaarlijks (EN);

nieuwsbrief „Drugnet Europe”: 4 (4) edities (EN);

Drugs in beeld (beleidsrapporten): 0 (1);

wetenschappelijke monografie van het Centrum: 0 (0) (EN);

„Insights” van het Centrum: 1 (3) (EN);

handleidingen:1 (2) (EN);

thematische documenten van het Centrum: 2 (8);

EMCDDA-papers: 4 (0) (EN);

beleidsprofielen:1 (0) (EN);

gezamenlijke publicaties: 1 (2) (EN);

outputs in verband met de tenuitvoerlegging van het besluit van de Raad inzake nieuwe psychoactieve stoffen (2005/387/JBZ): 2 (2) (EN);

drugsprofielen: 0 (0) nieuw en 0 (0) bijgewerkt;

technische en wetenschappelijke studies, waaronder artikelen en wetenschappelijke samenvattingen: 28 (23);

ad-hocpublicaties: 1 (3) (EN);

brochures: 1 (3) (EN);

werkprogramma's en strategieën — 3 (2) (EN);

systeem voor het verzamelen, valideren, opslaan en oproepen van gegevens (Fonte).

Andere websites

Reorganiseren/bijwerken/ontwikkelen van de inhoud van de openbare EMCDDA-website:

landenoverzichten;

„Drug treatment overviews” (overzichten van drugsbehandelingen), profielen inzake medische en sociale maatregelen, preventieprofielen;

Europese juridische database over drugs;

„Evaluation instruments bank” (database voor evaluatie-instrumenten);

portal met beste praktijken (modules voor uitwisseling betreffende de vermindering van de vraag naar drugs, schadebeperking en behandeling);

thematische pagina's;

database van publicaties.

Promotiemateriaal

Conferentiemateriaal: 4 (2) (EN);

media-artikelen: 12 (13) nieuwsberichten en 13 (10) factsheets (EN).

Deelname aan internationale conferenties, technische en wetenschappelijke vergaderingen: 285 (266).

Bron: Door het Centrum verstrekte bijlage.


ANTWOORDEN VAN HET WAARNEMINGSCENTRUM

11.

De desbetreffende wijziging van de technische voorschriften was bedoeld om de capaciteit en snelheid voor kopiëren en printen bij het Centrum te actualiseren. De gewijzigde aankondiging was naar behoren bekendgemaakt via het informatiesysteem voor Europese overheidsopdrachten (SIMAP). Dit systeem kent enkele beperkingen wat betreft de informatie die gepubliceerd kan worden over de voorwaarden en de inhoud van de wijzigingen ten opzichte van de oorspronkelijke bekendmaking.

De gepubliceerde technische voorschriften, alsmede het bijgevoegde ontwerpcontract bij die voorschriften, boden expliciet de mogelijkheid om het aantal en de combinatie van de door de begunstigde/contractant te leveren apparatuur aan te passen, afhankelijk van de feitelijke behoeften van het EMCDDA. Die aanpassing was het gevolg van een herziening van het gebruik van de print- en kopieerapparatuur bij het EMCDDA, die in 2013 is doorgevoerd ter bevordering van de doeltreffendheid.

Alle inschrijvers zijn gelijk behandeld en beoordeeld volgens de vastgelegde en gepubliceerde gunningscriteria en -methode, waarmee de inschrijver met de beste prijs-kwaliteitverhouding is bepaald.

Het EMCDDA zal zich blijven inspannen om zijn aanbestedingsprocedures te verbeteren, door de behoefte aan aanpassing van de technische voorschriften verder te verminderen en ervoor te zorgen dat inschrijvers doeltreffender informatie over dergelijke aanpassingen krijgen.


10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/210


VERSLAG

over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van het antwoord van het Agentschap

(2014/C 442/24)

INLEIDING

1.

Het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (hierna: „het Agentschap” ofwel „EMSA”), gevestigd te Lissabon, werd opgericht bij Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad (1). De taken van het Agentschap omvatten het waarborgen van een hoog niveau van veiligheid op zee en het voorkomen van verontreiniging door schepen, de verlening van technische bijstand aan de Commissie en de lidstaten, alsmede de controle op de uitvoering van de wetgeving van de Unie en de beoordeling van de doeltreffendheid hiervan (2).

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van het Agentschap. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van het Agentschap, die bestaat uit de financiële staten (3) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (4) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar,

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van het Agentschap, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (5):

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van het Agentschap omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (6) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van het Agentschap goed nadat de rekenplichtige van het Agentschap deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van het Agentschap.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (7) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening van het Agentschap en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels betreffende beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van het Agentschap geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van het Agentschap op alle materiële punten een getrouw beeld van zijn financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van zijn verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van zijn financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN VOORGAANDE JAREN

10.

Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van voorgaande jaren.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 8 juli 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 208 van 5.8.2002, blz. 1.

(2)  Ter informatie geeft bijlage II een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van het Agentschap.

(3)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(4)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(5)  Zie de artikelen 39 en 50 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).

(6)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(7)  Artikel 107 van Verordening (EU) nr. 1271/2013.


BIJLAGE I

Follow-up van de opmerkingen van voorgaande jaren

Jaar

Opmerking van de Rekenkamer

Stand van de corrigerende maatregel

(Afgerond/Loopt nog/Nog af te handelen/N.v.t.)

2011

De begroting 2011 van het Agentschap (1) beliep 56 miljoen euro, tegen 51 miljoen euro in het voorgaande jaar. Een bedrag van 0,9 miljoen euro aan begrotingsvastleggingen hield geen verband met bestaande juridische verbintenissen; het Agentschap had over moeten gaan tot vrijmaking en het bedrag begin 2012 moeten terugbetalen aan de Commissie. Het Agentschap startte dit proces echter te laat. Als gevolg daarvan, en vanwege door het IT-systeem optredende beperkingen, bleven de middelen gedurende een jaar geblokkeerd en werden ze pas eind 2012 vrijgemaakt en terugbetaald.

Afgerond

2011

De Rekenkamer stelde vast dat het Agentschap het beheer van zijn activa moet verbeteren. Er zijn onverklaarde verschillen tussen de geboekte jaarlijkse en de gecumuleerde afschrijvingen. De boekhoudprocedures en de kosteninformatie zijn niet betrouwbaar voor intern gecreëerde immateriële activa. Er ontbreken bewijsstukken voor een fysieke inventarisatie van administratieve uitrusting binnen de voorgeschreven periode.

Fysieke inventarisatie afgerond

Loopt nog wat betreft intern gecreëerde immateriële activa

2012

Een begrotingsvastlegging ten bedrage van 0,8 miljoen euro hield geen verband met een bestaande juridische verbintenis en was dus onregelmatig.

N.v.t.

2012

De boekhoudprocedures en -informatie met betrekking tot de kosten voor intern gegenereerde immateriële activa zijn niet volledig betrouwbaar.

Loopt nog

2012

De Rekenkamer ontdekte tekortkomingen in de doorzichtigheid van twee wervingsprocedures tijdens de eerste helft van 2012. De vragen voor schriftelijke tests en sollicitatiegesprekken en de bijbehorende wegingsfactoren werden niet voorafgaand aan de beoordeling van de sollicitaties vastgesteld. Bovendien werden voorafgaand aan de beoordeling van de sollicitaties geen minimaal vereiste scores vastgesteld voor opname in de lijst van geschikte kandidaten. Na de opmerkingen van de Rekenkamer van vorig jaar heeft het Agentschap echter corrigerende maatregelen getroffen en soortgelijke gebreken werden niet meer aangetroffen in de twee gecontroleerde wervingsprocedures tijdens de tweede helft van 2012.

Afgerond


(1)  Volgens de derde begrotingswijziging van 3 december 2011, die nog niet is bekendgemaakt in het Publicatieblad, uitsluitend kredieten van het lopende jaar.


BIJLAGE II

Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (Lissabon)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(artikel 100 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

Gemeenschappelijk vervoerbeleid

„Het Europees Parlement en de Raad kunnen, volgens de gewone wetgevingsprocedure, passende bepalingen vaststellen voor de zeevaart en luchtvaart.”

Bevoegdheden van het Agentschap

(Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad, zoals gewijzigd bij Verordeningen (EG) nrs. 1644/2003 en 724/2004 en Verordening (EU) nr. 100/2013)

Doelstellingen

Het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid is opgericht om een hoog uniform en efficiënt niveau van veiligheid op zee, maritieme beveiliging en voorkoming en bestrijding van verontreiniging door schepen binnen de Unie te waarborgen.

Het Agentschap verstrekt de lidstaten en de Commissie de nodige technische en wetenschappelijke bijstand en deskundigheid van hoog niveau, teneinde hen te helpen bij:

de correcte toepassing van de EU-wetgeving op het gebied van de veiligheid op zee en de voorkoming van verontreiniging door schepen;

het toezicht op de uitvoering ervan;

de beoordeling van de doeltreffendheid van de ingevoerde maatregelen.

Het Agentschap verstrekt op verzoek ook operationele middelen alsmede technische en wetenschappelijke bijstand om de lidstaten en de Commissie te helpen bij hun reactie op zeeverontreiniging door schepen binnen de EU.

Taken

De laatste wijziging heeft het mandaat van het Agentschap verder verfijnd; zo kan EMSA de Commissie en de lidstaten beter helpen bij haar kerntaken en zijn middelen breder inzetten om de EU-lidstaten te helpen bij het reageren op vervuiling veroorzaakt door schepen en op zeeverontreiniging veroorzaakt door olie- en gasinstallaties. Bovendien werden bijkomende taken ingevoerd, met de mogelijkheid voor het Agentschap om zijn deskundigheid en instrumenten te benutten voor andere EU-activiteiten in verband met het beleid inzake maritiem verkeer van de Unie.

De taken van het Agentschap zijn grofweg verdeeld in vier kernterreinen, overeenkomstig de oprichtingsverordening en de relevante EU-wetgeving. In de eerste plaats staat het Agentschap de Commissie bij in het toezicht op de uitvoering van EU-wetgeving met betrekking tot, onder andere, de scheepsinspectie en -certificering, de certificering van scheepsuitrusting, de veiligheid van schepen, het opleiden van zeevaarders en de havenstaatcontrole.

Ten tweede ontwikkelt en beheert het Agentschap de maritieme informatievoorzieningen op EU-niveau. Belangrijke voorbeelden zijn het SafeSeaNet-systeem voor toezicht op het scheepvaartverkeer, om het in de gehele EU volgen van schepen en hun ladingen en incidenten mogelijk te maken, en het LRIT-datacentrum van de EU, om schepen onder EU-vlag wereldwijd te identificeren en volgen; en Thetis, het informatiesysteem ter ondersteuning van het nieuwe havenstaatcontrolestelsel.

Daarnaast biedt EMSA de kustlidstaten een systeem voor paraatheid, opsporing en reactie inzake zeeverontreiniging. Dit omvat een Europees netwerk van oproepbare schepen voor de bestrijding van olielekkages alsmede een Europese dienst voor het per satelliet detecteren van olielekkages en vaartuigen (CleanSeaNet), die bijdraagt tot een doeltreffend systeem ter bescherming van de kusten en wateren van de EU tegen verontreiniging door schepen.

Ten slotte verstrekt het Agentschap technisch en wetenschappelijk advies aan de Commissie op het gebied van maritieme veiligheid en van voorkoming van verontreiniging door schepen aan de hand van een voortdurend proces van evaluatie van de doeltreffendheid van de ingevoerde maatregelen, en door het bijwerken en ontwikkelen van nieuwe wetgeving. Het verleent tevens steun aan, en bevordert samenwerking tussen de lidstaten en verspreidt informatie over de beste praktijken.

Organisatie

Raad van bestuur

Samenstelling

Eén vertegenwoordiger van iedere lidstaat, vier vertegenwoordigers van de Commissie en vier niet-stemgerechtigde vertegenwoordigers van de betrokken beroepssectoren.

Taken:

Vaststellen van het meerjarenplan voor personeelsbeleid, de jaarlijkse begroting, het werkprogramma, het jaarverslag en een gedetailleerd plan voor de activiteiten van het Agentschap betreffende de paraatheid en reactie inzake verontreiniging.

Toezien op de werkzaamheden van de uitvoerend directeur.

Uitvoerend directeur

Benoemd door de raad van bestuur. De Commissie kan één of meer kandidaten voordragen.

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Interne audit

Dienst Interne Audit van de Europese Commissie (DIA).

Interne-auditfunctie van het Agentschap.

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad.

In 2013 (2012) ter beschikking van het Agentschap gestelde middelen

Definitieve begroting

Vastleggingskredieten (C1)

57,8(55,1) miljoen euro

Betalingskredieten (C1)

54,03(57,5) miljoen euro

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte gewijzigde begrotingen bestrijken een veelheid van financieringsbronnen, waarbij C1 vrijwel de enige financieringsbron is. Omwille van de duidelijkheid en transparantie worden alleen de voornaamste en dus relevante C1-begrotingskredieten genoemd.

Personeelsbestand per 31 december 2013

Statutair personeel

210 (213) posten toegestaan in de lijst van het aantal ambten, waarvan: 203 (204) bezet.

Arbeidscontractanten

29 (29) posten toegestaan in de lijst van het aantal ambten, waarvan: 25 (25) bezet. Het Agentschap heeft ook drie bijkomende projectmatig gefinancierde arbeidscontractanten aangeworven.

Gedetacheerde nationale deskundigen

15 (15) posten toegestaan in de lijst van het aantal ambten, waarvan 14 (12) bezet.

NB: Wat vaste aanstellingen betreft, heeft EMSA rekening gehouden met het streefcijfer van 210 posten dat op 1 januari 2014 zal worden geïmplementeerd, in plaats van het aantal in de lijst van het aantal ambten toegestane posten voor 2013 (213).

Er wordt op gewezen dat er in 2013 reeds begrotingsmiddelen voor 18 GND's beschikbaar waren.

Producten en diensten 2013 (2012)

53 (53) workshops en andere evenementen (met 1  424(1  300) deelnemers bij de workshops);

35 (28) verschillende trainingssessies waarbij 861 (734) nationale experts zijn opgeleid;

74 (109) inspecties en bezoeken;

het SSN was 99,43 % (99,33 %) van de tijd beschikbaar gedurende het jaar;

2  547(2  234) satellietbeelden besteld en geanalyseerd via CleanSeaNet;

het LRIT-datacentrum van de EU was 99,68 % van de tijd beschikbaar gedurende het jaar;

16 (16) contracten voor antivervuilingsschepen;

65 (65) trainingen en 33 (33) oefeningen met de antivervuilingsschepen (10 (16) operationele oefeningen en 11 (17) waarschuwingsoefeningen);

de diensten voor maritieme bijstand van EMSA waren op 24/7-basis actief;

Thetis was 99,61 % (99,23 %) van de tijd beschikbaar gedurende het jaar.

Bron: Door het Agentschap verstrekte bijlage.


ANTWOORD VAN HET AGENTSCHAP

Het Agentschap neemt akte van het verslag van de Rekenkamer.


10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/217


VERSLAG

over de jaarrekening van het Agentschap van de Europese Unie voor netwerk- en informatiebeveiliging betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap

(2014/C 442/25)

INLEIDING

1.

Het Agentschap van de Europese Unie voor netwerk- en informatiebeveiliging (hierna: „Agentschap” ofwel „Enisa”), gevestigd te Athene en Heraklion (1), werd opgericht bij Verordening (EG) nr. 460/2004 van het Europees Parlement en de Raad (2), die na diverse wijzigingen werd vervangen door Verordening (EU) nr. 526/2013 (3). Het Agentschap heeft voornamelijk tot taak om, voortbouwend op nationale en Unie-inspanningen, de Unie in staat te stellen om netwerk- en informatiebeveiligingsproblemen beter te voorkomen en het hoofd te bieden (4).

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van het Agentschap. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van het Agentschap, die bestaat uit de financiële staten (5) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (6) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar, en

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van het Agentschap, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (7):

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van het Agentschap omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (8) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De uitvoerend directeur keurt de jaarrekening van het Agentschap goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van het Agentschap.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (9) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van het Agentschap geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van het Agentschap op alle materiële punten een getrouw beeld van zijn financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van zijn verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van zijn financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

10.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGSBEHEER

11.

Het globale niveau van vastgelegde kredieten was 94 %, hetgeen vooral te verklaren is door het feit dat de aan de Commissie gevraagde bijkomende middelen ter financiering van de renovatie van het nieuwe kantoor in Athene pas in november 2013 werden goedgekeurd. In dit verband werd een aan het einde van het jaar nog niet vastgelegd bedrag ad 0,5 miljoen euro overgedragen op grond van een besluit van de raad van bestuur.

12.

In totaal werd 1,2 miljoen euro aan (niet-)vastgelegde kredieten (13,5 % van de totale kredieten) overgedragen naar 2014. Dit betrof vooral titel II (administratieve uitgaven) met 0,8 miljoen euro ofwel 59 % van de kredieten van titel II. Dit hoge niveau kan worden verklaard door de in paragraaf 11 vermelde overdracht van 0,5 miljoen euro en een overdracht van nog eens 0,3 miljoen euro ter financiering van meubilair en netwerkapparatuur voor het kantoor in Athene, die aan het einde van het jaar werden besteld.

OVERIGE OPMERKINGEN

13.

Terwijl het administratieve personeel in Heraklion blijft, werd het operationele personeel in 2013 naar Athene overgeplaatst. Een verlaging van de administratieve kosten is waarschijnlijk mogelijk indien alle personeelsleden op één centrale locatie zouden worden ondergebracht.

14.

Op grond van de huurovereenkomst tussen de Griekse autoriteiten, het Agentschap en de eigenaar wordt de huur voor de kantoorruimte in Athene betaald door de Griekse autoriteiten. De huur wordt telkens enkele maanden te laat betaald, hetgeen een risico vormt voor de bedrijfscontinuïteit van het Agentschap alsook een financieel risico: zijn activiteiten zouden negatief worden beïnvloed en zijn investeringen in de renovatie en inrichting van de kantoorruimte zouden verloren gaan indien de eigenaar de huurovereenkomst zou opzeggen vanwege deze betalingsachterstanden.

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN VOORGAANDE JAREN

15.

Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van voorgaande jaren.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Pietro RUSSO, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 16 september 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  Het operationele personeel van het Agentschap werd in maart 2013 naar Athene overgeplaatst. Het administratieve personeel blijft in Heraklion.

(2)  PB L 77 van 13.3.2004, blz. 1.

(3)  PB L 165 van 18.6.2013, blz. 41.

(4)  Ter informatie geeft bijlage II een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van het Agentschap.

(5)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(6)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(7)  Zie de artikelen 39 en 50 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).

(8)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(9)  Artikel 107 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013.


BIJLAGE I

Follow-up van de opmerkingen van voorgaande jaren

Jaar

Opmerking van de Rekenkamer

Stand van de corrigerende maatregel

(Afgerond/Loopt nog/Nog af te handelen/N.v.t.)

2011

De Rekenkamer stelde vast dat verbetering van de documentatie van vaste activa noodzakelijk was. Aankopen van vaste activa worden per factuur, en niet per stuk geboekt. Wanneer diverse nieuwe activa in één enkele factuur zijn opgenomen, is er slechts één boeking voor alle aangekochte activa en het totaalbedrag.

Afgerond

2012

Hoewel het Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften daarbij bepalen dat ten minste om de drie jaar een fysieke inventarisatie van de vaste activa dient te worden verricht, heeft het Agentschap sinds 2009 geen complete fysieke inventaris opgemaakt.

Loopt nog


BIJLAGE II

Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (Athene en Heraklion)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

„Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de gewone wetgevingsprocedure en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité de maatregelen vast inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die de instelling en de werking van de interne markt betreffen.”

(artikel 114 VWEU)

De Unie en de lidstaten delen de verantwoordelijkheid voor de interne markt

(artikel 4, lid 2, onder a),van het VWEU)

Bevoegdheden van het Agentschap

(geciteerd uit Verordening (EU) nr. 526/2013 van het Europees Parlement en de Raad)

Doelstellingen

1.

Het Agentschap ontwikkelt en onderhoudt een hoog niveau van deskundigheid.

2.

Het Agentschap verleent bijstand aan de instellingen, organen en instanties van de Unie bij de ontwikkeling van beleid op het gebied van netwerk- en informatiebeveiliging.

3.

Het Agentschap verleent bijstand aan de instellingen, organen en instanties van de Unie en de lidstaten bij de tenuitvoerlegging van het beleid dat nodig is voor de naleving van wettelijke of regelgevende eisen aangaande netwerk- en informatiebeveiliging uit hoofde van de bestaande en toekomstige rechtshandelingen van de Unie, en draagt aldus bij tot de goede werking van de interne markt.

4.

Het Agentschap verleent bijstand aan de Unie en de lidstaten bij het verhogen en versterken van hun vermogen en paraatheid om problemen en incidenten op het gebied van netwerk- en informatiebeveiliging te voorkomen, op te sporen en aan te pakken.

5.

Het Agentschap zet zijn deskundigheid in om brede samenwerking tussen actoren uit de publieke en de private sector te stimuleren.

Taken

1.

Het Agentschap voert de volgende taken uit:

a)

het ondersteunen van de ontwikkeling van uniaal beleid en recht door:

i)

bijstand en advies te verlenen over alle aangelegenheden die het beleid en het recht van de Unie inzake netwerk- en informatiebeveiliging betreffen;

ii)

voorbereidende werkzaamheden te verrichten en advies en analyses te verstrekken met betrekking tot de ontwikkeling en de actualisering van het beleid en het recht van de Unie inzake netwerk- en informatiebeveiliging;

iii)

publiekelijk beschikbare strategieën voor netwerk- en informatiebeveiliging te analyseren en de bekendmaking ervan te bevorderen;

b)

het ondersteunen van capaciteitsopbouw door:

i)

lidstaten op hun verzoek ondersteuning te verlenen bij hun inspanningen om de preventie, de opsporing en de analyse van, en het vermogen te reageren op, problemen en incidenten betreffende netwerk- en informatiebeveiliging te ontwikkelen en te verbeteren, en hen te voorzien van de noodzakelijke kennis;

ii)

vrijwillige samenwerking tussen de lidstaten onderling en tussen de instellingen, organen en instanties van de Unie en de lidstaten te bevorderen en te vergemakkelijken bij hun inspanningen om problemen en incidenten op het gebied van netwerk- en informatiebeveiliging te voorkomen, op te sporen en aan te pakken wanneer deze een grensoverschrijdend effect hebben;

iii)

bijstand te verlenen aan de instellingen, organen en instanties van de Unie bij hun inspanningen om de preventie, de opsporing en de analyse van, en het vermogen te reageren op, problemen en incidenten op het gebied van netwerk- en informatiebeveiliging te ontwikkelen, in het bijzonder door het functioneren van een computercrisisteam (Computer Emergency Response Team — CERT)) voor hen te ondersteunen;

iv)

ondersteuning te verlenen aan het verhogen van het niveau van de capaciteiten van nationale CERT's, CERT's van de overheid en uniale CERT's, onder meer door de dialoog en de informatie-uitwisseling te bevorderen, met als doel ervoor te zorgen dat iedere CERT, rekening houdend met de stand van de techniek, aan een aantal gemeenschappelijke minimumcapaciteiten voldoet en opereert in overeenstemming met de beste praktijken;

v)

ondersteuning te verlenen voor het organiseren en het uitvoeren van uniale oefeningen met betrekking tot de netwerk- en informatiebeveiliging en desgevraagd advies te verlenen aan de lidstaten aangaande nationale oefeningen;

vi)

bijstand te verlenen aan de instellingen, organen en instanties van de Unie en de lidstaten bij hun inspanningen om relevante netwerk- en informatiebeveiligingsgegevens te verzamelen, te analyseren en, met inachtneming van de beveiligingsvoorschriften van de lidstaten, te verspreiden, alsmede de bekendheid van de instellingen, organen en instanties van de Unie en van de lidstaten, met de laatste stand van de netwerk- en informatieveiligheid in de Unie te onderhouden, op basis van informatie die is verstrekt door de instellingen, organen en instanties van de Unie en de lidstaten in overeenstemming met de bepalingen van het Unierecht en de nationale bepalingen die voldoen aan de bepalingen van het Unierecht;

vii)

ondersteuning te verlenen bij de ontwikkeling van een uniaal vroegtijdig waarschuwingsmechanisme dat een aanvulling vormt op de mechanismen van de lidstaten;

viii)

opleidingen aangaande netwerk- en informatiebeveiliging aan te bieden aan betrokken overheidsorganen, in voorkomend geval in samenwerking met belanghebbenden;

c)

het ondersteunen van vrijwillige samenwerking tussen bevoegde overheidsinstanties, en tussen belanghebbenden, met inbegrip van universiteiten en onderzoekscentra in de Unie, en het ondersteunen van bewustmaking, onder andere door:

i)

samenwerking te bevorderen tussen nationale CERT's en CERT's van overheden of computercalamiteitenteams (Computer Security Incident Response Teams (CSIRT's)), met inbegrip van het CERT voor de instellingen, organen en instanties van de Unie;

ii)

de ontwikkeling en de uitwisseling van beste praktijken te bevorderen met als doel een verhoogd niveau van netwerk- en informatieveiligheid te bereiken;

iii)

dialoog en inspanningen te faciliteren met het oog op de ontwikkeling en uitwisseling van goede praktijken;

iv)

beste praktijken op het gebied van informatie-uitwisseling en bewustmaking te bevorderen;

v)

ondersteuning te verlenen aan de instellingen, organen en instanties van de Unie en, op hun verzoek, aan de lidstaten en de Unie bij het organiseren van bewustmakingsactiviteiten, waaronder op het niveau van de individuele gebruiker, en andere stimuleringsactiviteiten om de netwerk- en informatiebeveiliging en de zichtbaarheid ervan te vergroten, door beste praktijken en richtsnoeren aan te reiken;

d)

het ondersteunen van onderzoek en ontwikkeling en standaardisatie door:

i)

het opstellen en het toepassen te vergemakkelijken van Europese en internationale standaarden voor risicobeheersing en voor de beveiliging van elektronische producten, netwerken en diensten;

ii)

advies te verlenen aan de Unie en de lidstaten over onderzoeksbehoeften op het gebied van netwerk- en informatiebeveiliging om doelmatig te kunnen reageren op bestaande en opkomende risico’s en dreigingen op dat gebied, waaronder met betrekking tot nieuwe en opkomende informatie- en communicatietechnologieën, en om risicopreventietechnologieën doelmatig te gebruiken;

e)

het samenwerken met de instellingen, organen en instanties van de Unie, waaronder die welke zich bezighouden met cybercriminaliteit en de bescherming van privacy en persoonsgegevens, met als doel het aanpakken van gemeenschappelijke zorgpunten, onder meer door:

i)

kennis en beste praktijken uit te wisselen;

ii)

advies te verstrekken over relevante netwerk- en informatiebeveiligingsaspecten met het oog op het tot stand brengen van synergie;

f)

het bijdragen aan inspanningen van de Unie om samen te werken met derde landen en internationale organisaties, teneinde internationale samenwerking inzake problemen op het gebied van netwerk- en informatiebeveiliging te bevorderen, onder meer door:

i)

betrokken te zijn, waar toepasselijk, als waarnemer bij en medeorganisator van internationale oefeningen en de resultaten van die oefeningen te analyseren en verslag uit te brengen over dergelijke oefeningen;

ii)

de uitwisseling van beste praktijken van desbetreffende organisaties te bevorderen;

iii)

aan de instellingen van de Unie deskundigheid verstrekken.

2.

De instellingen, organen en instanties van de Unie en de organen van de lidstaten kunnen het Agentschap om advies verzoeken in het geval van schending van de beveiliging of van integriteitsverlies met een aanmerkelijke impact op de exploitatie van netwerken en diensten.

3.

Het Agentschap voert de aan hem bij rechtshandelingen van de Unie opgedragen taken uit.

4.

Het Agentschap brengt zijn eigen conclusies, richtsnoeren en adviezen vraagstukken die onder de werkingssfeer en de doelstellingen van deze verordening vallen, op een onafhankelijke wijze tot uitdrukking.

Organisatie

Raad van bestuur

De raad van bestuur bestaat uit één vertegenwoordiger per lidstaat en twee door de Commissie benoemde vertegenwoordigers. Alle vertegenwoordigers hebben stemrecht. Elk lid van de raad van bestuur heeft een plaatsvervanger om het lid te vertegenwoordigen in geval van afwezigheid.

De leden van de raad van bestuur en hun plaatsvervangers worden benoemd op grond van hun kennis van de taken en doelstellingen van het Agentschap, rekening houdend met de bestuurlijke, administratieve en budgettaire vaardigheden die van belang zijn voor het vervullen van de taken van een lid van de raad van bestuur.

De ambtstermijn van de leden van de raad van bestuur en hun plaatsvervangers bedraagt vier jaar. Die termijn kan worden verlengd.

Permanente groep van belanghebbenden

De raad van bestuur benoemt, op voorstel van de uitvoerend directeur, een permanente groep van belanghebbenden, samengesteld uit erkende deskundigen die de relevante belanghebbenden vertegenwoordigen, zoals de ICT-industrie, aanbieders van openbare elektronische communicatienetwerken of -diensten, consumentenorganisaties, universitaire deskundigen op het gebied van netwerk- en informatiebeveiliging en vertegenwoordigers van krachtens Richtlijn 2002/21/EG aangemelde nationale regelgevende instanties, alsook autoriteiten op het gebied van rechtshandhavings- en privacybescherming. De ambtstermijn van de leden van de Groep permanente belanghebbenden bedraagt tweeënhalf jaar.

De Groep permanente belanghebbenden adviseert het Agentschap met betrekking tot de uitvoering van zijn activiteiten. Zij adviseert met name de uitvoerend directeur met betrekking tot de opstelling van een voorstel voor het werkprogramma van het Agentschap en met betrekking tot de communicatie met de relevante belanghebbenden over alle met het werkprogramma verband houdende kwesties.

Uitvoerend directeur

De uitvoerend directeur wordt voor een verlengbare ambtstermijn van vijf jaar benoemd door de raad van bestuur, uit een kandidatenlijst die door de Commissie wordt voorgedragen na een open en transparante selectieprocedure.

Dagelijks bestuur

Het dagelijks bestuur bestaat uit vijf uit de raad van bestuur benoemde leden, onder wie de voorzitter van de raad van bestuur, die ook het dagelijks bestuur kan voorzitten, en een van de vertegenwoordigers van de Commissie.

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Interne controle

Dienst Interne Audit van de Europese Commissie.

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad.

In 2013 (2012) ter beschikking van het Agentschap gestelde middelen

Definitieve begroting

9,7(8,2) miljoen euro, waarvan 93 % (100 %) subsidie van de Unie

Personeelsbestand per 31 december 2013

47 (44) posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten, waarvan 43 (42) bezet.

Andere dienstverbanden: 13 (12) arbeidscontractanten; 3 (4) gedetacheerde nationale deskundigen.

Totaalaantal personeelsleden: 59 (58), ingezet voor het verrichten van:

uitvoerende taken: 42 (40)

administratieve taken: 17 (18).

Producten en diensten in 2013 (2012)

WS  (1) 1 — Evoluerende risico-omgeving en mogelijkheden

Doel van deze werkstroom was het identificeren van de voornaamste risico's die zich ontwikkelen en van belang zijn voor kritieke infrastructuur en vertrouwensdiensten. Hiertoe werden openbaar toegankelijke bronnen gemonitord die dreiging gerelateerde gegevens publiceren, en werden deze gegevens regelmatig beoordeeld. Op basis van de verrichte analyse heeft Enisa goede praktijken en richtsnoeren opgesteld voor het beperken van deze risico's. Het werk is in samenwerking met de betrokken belanghebbenden uitgevoerd en, indien mogelijk, zijn bestaande informatiebronnen gebruikt.

De volgende doelstellingen en resultaten zijn verwezenlijkt:

verzameling en consolidatie van informatie over de zich ontwikkelende dreigingen;

samenbundeling van de beschikbare informatiebronnen in een gemeenschappelijk kader;

betrokkenheid van de relevante belanghebbenden;

formulering van kernboodschappen (goede praktijken en richtsnoeren) aan lidstaten en andere belanghebbenden over de kwestie hoe zij hun beleid en capaciteiten kunnen verbeteren.

Aantal producten: 7 (7)

WS2 — Verbetering pan-Europese CIIP  (2) en veerkracht

Bescherming van kritieke informatie-infrastructuren (CIIP) is een hoofdprioriteit voor de lidstaten, de Commissie en de industrie (exploitanten, dienstverleners, fabrikanten). Door samenwerking en coördinatie tussen de lidstaten gemakkelijker te maken heeft Enisa in deze werkstroom al deze belanghebbenden verder ondersteund bij het ontwikkelen van deugdelijke en uitvoerbare paraatheids-, reactie- en herstelstrategieën, -beleidslijnen en -maatregelen om het hoofd te bieden aan de uitdagingen van steeds veranderende dreigingen.

De doelstellingen, en derhalve de resultaten, van deze werkstroom waren:

het afronden van de evaluatie van „Cyber Europe 2012” en het opstarten van de organisatie en het beheer van de volgende „Cyber Europe 2014”;

het bijstaan van de Commissie bij de uitvoering van de strategie inzake cyberbeveiliging van de EU;

het bijstaan van de lidstaten en de Commissie bij de ontwikkeling van een deugdelijk kader voor Europese samenwerking bij cybercrises, nationale noodplannen en nationale oefeningen;

het versterken van de samenwerking van publieke en de particuliere belanghebbenden bij met CIIP verband houdende activiteiten door middel van het EP3R;

de Commissie ondersteuning blijven bieden bij haar inspanningen om de nationale regelgevende instanties richtsnoeren te geven voor de uitvoering van zowel artikel 13 bis van de herziene kaderrichtlijn voor elektronische communicatie als artikel 4 van de e-privacyrichtlijn en de belanghebbenden raadplegen over de ontwikkeling van een geïntegreerde aanpak;

het onderzoeken van de kwestie of het mogelijk is, artikel 13 bis van de herziene kaderrichtlijn voor elektronische communicatie uit te breiden tot nieuwe gebieden;

het verbeteren van de beveiliging van slimme netwerken en ICS-SCADA;

het bijstaan van daarin geïnteresseerde lidstaten bij de ontwikkeling van hun nationale strategieën voor cloud computing.

Aantal producten: 16 (13)

WS3 — Gemeenschappen in staat stellen netwerk- en informatiebeveiliging (NIB) te verbeteren

Doel van deze werkstroom was de gemeenschappen die een grote rol spelen bij de verbetering van NIB te helpen hun capaciteiten te vergroten, en hun werk gemakkelijker te maken door de scenario's in wet- en regelgeving die zij moeten volgen, te verbeteren.

Enisa bleef met de CERT's samenwerken om de basiscapciteiten in Europa te verbeteren. Het Agentschap heeft deze aanpak ook aangevuld door zich te richten tot andere gemeenschappen die zich actief bezighouden met de verbetering van de NIB van hun systemen en infrastructuur zoals beheerders van netwerken en informatiesystemen alsook leveranciers van beveiligingsdiensten in afzonderlijke organisaties (bv. functionarissen voor informatiebeveiliging).

De doelstellingen en resultaten van deze werkstroom waren:

het actualiseren en versterken van de operationele capaciteiten van de instellingen van de lidstaten door de CERT-gemeenschap te helpen haar efficiëntie en doeltreffendheid te verhogen en haar ondersteuning te verbeteren ten behoeve van rechtshandhavingsinstanties, de bestrijding van cybercriminaliteit, de bescherming van kinderen en minderjarigen, enz.;

het ondersteunen en versterken van de samenwerking tussen CERT’s en andere gemeenschappen;

het ontwikkelen van opleidings- en oefenmateriaal, en de bevordering van het gebruik daarvan;

het ondersteunen van de tenuitvoerlegging van pan-Europese betrouwbaarheidskeurmerken (zegels) aansluitend bij de acties van de Commissie op dit gebied;

het onderzoeken van gegevenslekken en het uitvoeren van passende controles op de toegang tot gegevens, en

het onderzoeken van de stand van zaken met betrekking tot het gebruik van cryptografische technieken in Europa als follow-up van de werkzaamheden van Enisa op dit terrein in 2011.

Aantal producten: 15 (10).


(1)  WS: werkstroom.

(2)  CIIP: bescherming van kritieke informatie-infrastructuren.

Bron: Door het Agentschap verstrekte bijlage.


ANTWOORDEN VAN HET AGENTSCHAP

11.

Het Agentschap merkt op dat het aan het einde van het jaar overgedragen bedrag van 0,5 miljoen euro in 2014 werd vastgelegd tot een percentage van 99,78 %, en dat slechts een bedrag van 1  100 EUR werd geannuleerd.

12.

De totale overdracht in titel II, goed voor 59,1 % van de totale kredieten voor 2013 in titel II, kan worden uitgesplitst in 50,5 % voor projecten en aankopen in verband met renovatiewerkzaamheden en modernisering van de infrastructuur ten behoeve van het kantoor in Athene en 8,6 % voor andere projecten dan de renovatie, zoals dagelijkse gebruikskosten. De middelen voor de renovatie werden pas op 4 november 2013 goedgekeurd.

13.

Het Agentschap merkt op dat de oprichting van een extra kantoor in Athene het gevolg is van een politiek compromis tussen het Europees Parlement, de Commissie en de regering van het gastland, ter verbetering van de operationele efficiency van het Agentschap en met name van de werkzaamheden van de dienst Kernactiviteiten. Deze beslissing lag buiten de invloedssfeer van het Enisa.

14.

Het Agentschap is het eens met de opmerking en merkt op dat het de desbetreffende problemen en risico’s steeds doorgeeft aan DG CNECT en aan de diverse autoriteiten van de Griekse regering, teneinde ervoor te zorgen dat de kwestie betreffende de late betalingen van de bijdrage van de Griekse regering wordt opgelost. De verhuurder heeft tot nu toe de betalingsachterstanden die zijn ontstaan vanwege de procedures bij de Griekse regering, zonder boeten voor het Agentschap aanvaard. De verhuurder heeft ondanks de huurachterstand voor 2014 goedkeuring verleend aan de start van de renovatiewerkzaamheden. Na een risico-inventarisatie waarin ook de door de Rekenkamer geconstateerde feiten aan bod kwamen, is het Agentschap gestart met de renovatie, aangezien het risico op opzegging van de huurovereenkomst als laag wordt beschouwd. Het Agentschap zal zich blijven inzetten om alle mogelijke oplossingen te onderzoeken voor de problemen die voortvloeien uit de late betalingen door de Griekse regering. Tot nu toe is het Agentschap erin geslaagd de risico’s van de betalingsachterstanden te beperken.


10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/228


VERSLAG

over de jaarrekening van het Pensioenfonds van Europol betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van het antwoord van het Fonds

(2014/C 442/26)

INLEIDING

1.

Het pensioenfonds van Europol (hierna: „Fonds” ofwel „EPF”), gevestigd te Den Haag, werd opgericht bij artikel 37, aanhangsel 6, van het voormalige personeelsstatuut van de Europese Politiedienst, Den Haag (Europol). Regels betreffende de tenuitvoerlegging van het Fonds werden vastgesteld bij besluit van de Raad van 12 maart 1999 (1) en gewijzigd bij Besluit 2011/400/EU van de Raad (2). Het Fonds heeft als doel, de pensioenen te financieren en te betalen van personeel dat reeds bij Europol werkzaam was voordat het op 1 januari 2010 een Europees agentschap werd.

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat analytische controleprocedures, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de internebeheersingsmaatregelen van het Fonds. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van het Fonds (3) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar;

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van het Fonds, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (4):

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van het Fonds omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging voor het Fonds zoals vastgesteld door de Raad (5) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De raad van bestuur van het Fonds en de directeur van de Europese Politiedienst keuren de jaarrekening van het Fonds goed nadat de rekenplichtige van het Fonds deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens. Tevens stellen zij een toelichting bij de jaarrekening op waarin zij onder meer verklaren dat zij redelijke zekerheid hebben dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van het Fonds.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (6) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van het Fonds geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de interne beheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van het Fonds op alle materiële punten een getrouw beeld van zijn financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van zijn verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van zijn financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

Toelichtende paragraaf

10.

De Rekenkamer vestigt de aandacht op de noten 2.6 en 2.7 bij het jaarverslag 2013 van het Fonds. De raad van bestuur van het Fonds stelde de rekeningen op basis van het continuïteitsbeginsel op. Verwacht wordt echter dat in 2014 de meeste van de thans nog niet uitgekeerde pensioenrechten zullen worden afgewikkeld door middel van een overdracht naar een andere pensioenregeling en dat er op 31 december 2014 geen actieve deelnemers zullen zijn. De raad van bestuur van het Fonds en die van Europol bekijken momenteel samen met de Raad de openstaande opties voor de toekomst van het Fonds, waaronder die van liquidatie kort na 31 december 2014.

11.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN HET VOORGAANDE JAAR

12.

De bijlage bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van het voorgaande jaar.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Pietro RUSSO, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 16 september 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  Document 5397/99 uit het openbaar register van de Raad: http://register.consilium.europa.eu/

(2)  PB L 179 van 7.7.2011, blz. 5.

(3)  De jaarrekening omvat de balans, de staat van ontvangsten en uitgaven, de tabel van de kasstromen en de toelichting.

(4)  Artikelen 33 en 43 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie (PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72).

(5)  Overeenkomstig het besluit van de Raad van 12 maart 1999 tot vaststelling van de voorschriften voor het EPF en het besluit van 28 juni 2011 van de Raad tot wijziging hiervan worden de rekeningen opgesteld conform de Nederlandse regelgeving voor pensioenfondsen, namelijk richtlijn 610 van de Nederlandse regels voor financiële verslaglegging, en conform de International Financial Reporting Standards (IFRS) uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(6)  Artikel 185, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1).


BIJLAGE

Follow-up van de opmerkingen van het voorgaande jaar

Jaar

Opmerking van de Rekenkamer

Stand van de corrigerende maatregel

(Afgerond/Loopt nog/Nog af te handelen/N.v.t.)

2012

Het personeelsstatuut van Europol stelt de kapitalisatie van door ambtenaren betaalde pensioenbijdragen vast op een jaarlijks percentage van 3,5 %. Aangezien de bijdragen maandelijks worden betaald en per maand kunnen verschillen, is het niet juist om met een jaarlijks percentage te werken; er dient een maandelijks percentage te worden toegepast. Dit heeft echter geen materieel effect op de jaarrekeningen.

Nog af te handelen


ANTWOORD VAN HET FONDS

Het Pensioenfonds van Europol heeft kennis genomen van het verslag van de Rekenkamer.


10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/232


VERSLAG

over de jaarrekening van het Europees Spoorwegbureau betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Bureau

(2014/C 442/27)

INLEIDING

1.

Het Europees Spoorwegbureau (hierna: „Bureau”, of „ERA”), gevestigd te Lille en Valenciennes, werd opgericht bij Verordening (EG) nr. 881/2004 van het Europees Parlement en de Raad (1). Het Bureau heeft als taak het interoperabiliteitsniveau van de spoorwegsystemen te vergroten en een gemeenschappelijke benadering van de veiligheid te ontwikkelen, teneinde bij te dragen aan de totstandkoming van een Europese spoorwegruimte met een verbeterd concurrentievermogen en een hoog niveau van veiligheid (2).

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van het Bureau. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van het Bureau, die bestaat uit de financiële staten (3) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (4) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar,

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van het Bureau, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (5):

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van het Bureau omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (6) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van het Bureau goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van het Bureau.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (7) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels betreffende beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van het Bureau geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van het Bureau op alle materiële punten een getrouw beeld van zijn financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van zijn verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van zijn financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

10.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER DE INTERNEBEHEERSINGSMAATREGELEN

11.

De nauwkeurigheid en documentatie van de informatie die het Bureau gebruikt bij de procedures voor het plaatsen van zijn overheidsopdrachten, zijn voor verbetering vatbaar.

OVERIGE OPMERKINGEN

12.

Volgens de oprichtingsverordening van het Bureau (8) dient het personeel te bestaan uit:

tijdelijke medewerkers die voor ten hoogste vijf jaar op basis van hun kwalificaties en hun ervaring op het gebied van spoorwegveiligheid en -interoperabiliteit door het Bureau worden aangeworven onder beroepsbeoefenaren uit de sector;

ambtenaren die voor ten hoogste vijf jaar door de Commissie of de lidstaten tijdelijk worden toegewezen of gedetacheerd, en

overige personeelsleden voor uitvoerende of secretariaatstaken.

13.

Eind 2013 had het Bureau 136 tijdelijke medewerkers in dienst. In de oprichtingsverordening is tevens bepaald dat die periode van vijf jaar gedurende de eerste tien jaar dat het Bureau operationeel is, zo nodig kan worden verlengd met maximaal nog eens drie jaar teneinde de continuïteit van de activiteiten te verzekeren. Het Bureau gebruikte die optie als gangbare praktijk tot medio 2013. In de periode van september 2013 tot maart 2014 nam het Bureau bovendien vier tijdelijke personeelsleden opnieuw (voor een periode van acht jaar) in dienst van wie de arbeidsovereenkomsten met het ERA in 2013 waren beëindigd na afloop van de maximale periode van acht jaar.

14.

Het Bureau heeft in 2013 een nieuw besluit aangenomen in overleg met zijn raad van bestuur en de Commissie, op grond waarvan tijdelijke personeelsleden een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur kunnen krijgen. Het voorstel voor een herziene oprichtingsverordening voor het ERA omvat soortgelijke bepalingen, maar het is onduidelijk of en wanneer deze zal worden vastgesteld door het Parlement en de Raad.

15.

Het Bureau is gevestigd in Lille en Valenciennes. Zoals de Rekenkamer in haar specifieke jaarverslag voor het begrotingsjaar 2006 vermeldde, is een kostenverlaging waarschijnlijk mogelijk indien alle werkzaamheden op één locatie zouden worden gecentraliseerd. Dit kan ook een alomvattende vestigingsovereenkomst met het gastland gemakkelijker maken, met een verduidelijking van de voorwaarden waaronder het Bureau en zijn personeel actief zijn.

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN VOORGAANDE JAREN

16.

Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van voorgaande jaren.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 8 juli 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 220 van 21.6.2004, blz. 3.

(2)  Ter informatie geeft bijlage II een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van het Bureau.

(3)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(4)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(5)  Zie de artikelen 39 en 50 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).

(6)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(7)  Artikel 107 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013.

(8)  Verordening (EG) nr. 881/2004, artikel 24, lid 3.


BIJLAGE I

Follow-up van de opmerkingen van voorgaande jaren

Jaar

Opmerking van de Rekenkamer

Stand van de corrigerende maatregel

(Afgerond/Loopt nog/Nog af te handelen/N.v.t.)

2011

Het niveau van de betalingen ten laste van de begrotingskredieten verbeterde voor alle titels, maar bleef laag voor titel III (beleidsuitgaven): 47 % (39 % in 2010). Deze situatie is in strijd met het begrotingsbeginsel van jaarperiodiciteit.

Afgerond

2011

In de oprichtingsverordening van het Bureau wordt een maximale contractduur bepaald voor tijdelijk personeel dat door het Bureau wordt aangeworven onder beroepsbeoefenaren uit de spoorwegsector. Volgens deze bepalingen moet het Bureau in de periode 2013-2015 de helft van zijn uitvoerend personeel vervangen, hetgeen de operationele activiteiten van het Bureau ernstig kan verstoren (1).

Loopt nog

2011

Er is ruimte om de wervingsprocedures van het Bureau te verbeteren teneinde de transparantie en een gelijke behandeling van kandidaten ten volle te waarborgen. De vacatures bevatten bijvoorbeeld geen informatie over het minimumaantal jaren hoger onderwijs of universitaire studies dat moest zijn genoten, een criterium dat wel voor de selectie werd gebruikt. Het minimumcijfer dat wordt gehanteerd voor sollicitatiegesprekken en reservelijsten, de toekenning van punten aan selectiecriteria, de vragen voor mondelinge en schriftelijke toetsen en de wegingsfactoren tussen schriftelijke en mondelinge toetsen werden niet vastgesteld voordat de sollicitaties werden beoordeeld.

Loopt nog

2012

Het Bureau heeft de interne-auditcapaciteit afgeschaft en deze vervangen door een coördinator interne controle (CIC). De interne controleur heeft het Bureau verlaten en het is onzeker hoe de interne-auditfunctie, die het financieel reglement van het Bureau voorschrijft, in de nieuwe structuur zal worden vervuld.

Afgerond

2012

Het Bureau dient de huidige controles te versterken om te garanderen dat gezinstoelagen correct worden berekend en uitgekeerd op basis van volledige en actuele informatie.

Afgerond

2012

Het Bureau neemt zijn interne controlenorm met betrekking tot bedrijfscontinuïteit niet in acht; goedgekeurde plannen voor IT-bedrijfscontinuïteit en rampherstelplannen ontbreken.

Loopt nog


(1)  Verordening (EG) nr. 881/2004, artikel 24.


BIJLAGE II

Europees Spoorwegbureau (Lille/Valenciennes)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(artikel 91, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

„Ter uitvoering van artikel 90 stellen het Europees Parlement en de Raad, met inachtneming van de bijzondere aspecten van het vervoer, volgens de gewone wetgevingsprocedure en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, vast:

a)

gemeenschappelijke regels voor internationaal vervoer vanuit of naar het grondgebied van een lidstaat of over het grondgebied van een of meer lidstaten;

b)

de voorwaarden waaronder vervoerondernemers worden toegelaten tot nationaal vervoer in een lidstaat waarin zij niet woonachtig zijn;

c)

maatregelen die de veiligheid van het vervoer kunnen verbeteren;

d)

alle overige dienstige bepalingen.”

Bevoegdheden van het Bureau

(Verordening (EG) nr. 881/2004 van het Europees Parlement en de Raad)

Doelstellingen

Het leveren van een bijdrage op technisch gebied aan de uitvoering van de wetgeving van de Unie die gericht is op:

de verbetering van het concurrentievermogen van de spoorwegsystemen;

de ontwikkeling van een gemeenschappelijke benadering van de veiligheid van het Europese spoorwegsysteem,

teneinde bij te dragen tot de totstandkoming van een Europese spoorwegruimte zonder grenzen, onder waarborging van een hoog niveau van veiligheid.

Taken

1.

Aanbevelingen doen aan de Commissie betreffende:

de gemeenschappelijke veiligheidsmethoden (CSM's) en de gemeenschappelijke veiligheidsdoelen (CST's), bedoeld in de spoorwegveiligheidsrichtlijn (2004/49/EG);

veiligheidscertificaten en maatregelen op het gebied van veiligheid;

de ontwikkeling van technische specificaties voor de interoperabiliteit;

beroepsbekwaamheden, en

de registratie van rollend materieel.

2.

Het uitbrengen van advies met betrekking tot:

nationale veiligheidsvoorschriften;

het toezicht op de kwaliteit van het werk van de aangemelde instanties, en

de interoperabiliteit van het trans-Europese netwerk.

3.

De coördinatie van nationale instanties:

Coördinatie van nationale veiligheidsinstanties en nationale onderzoeksorganen (zoals omschreven in Richtlijn 2004/49/EG, artikelen 17 en 21).

4.

Publicaties en gegevensbestanden:

verslag over de prestaties inzake de veiligheid (tweejaarlijks);

verslag over de vorderingen met de interoperabiliteit (tweejaarlijks);

openbaar gegevensbestand met documenten aangaande veiligheid, en

openbaar register met documenten inzake interoperabiliteit.

Organisatie

Raad van bestuur

Eén vertegenwoordiger van elke lidstaat, vier vertegenwoordigers van de Commissie en zes niet-stemgerechtigde vertegenwoordigers van de betrokken bedrijfssectoren.

Directeur

Benoemd door de raad van bestuur op voordracht van de Commissie.

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad.

In 2013 (2012) ter beschikking van het Bureau gestelde middelen

Begroting

25,8(25,8) miljoen euro

Personeelsbestand per 31 december 2013

Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten: 143 (144)

Posten bezet per 31 december 2013: 135 (139)

Andere personeelsleden: 15 (14)

Totaalaantal personeelsleden: 150 (153), waarvan er:

116 (119) uitvoerende taken en

34 (34) administratieve taken verrichten.

Producten en diensten in 2013

Vervolgactiviteiten, tekstwijzigingen, verspreidings- en toezichtactiviteiten met betrekking tot het Europees veiligheidscertificaat.

Evaluatie van de doeltreffendheid en de praktische uitvoering van de maatregelen via het Gezamenlijke secretariaat van het netwerk.

Ontwikkeling van een kader voor een Europees veiligheidscertificaat.

Tenuitvoerlegging van een door de lidstaten te gebruiken gemeenschappelijk model op basis van de relevante richtlijnen en Aanbeveling 2011/217/EU van de Commissie (bekend als DV29) om de toegepaste toelatingsprocedure te documenteren.

Voltooiing van de opstelling van bijna alle technische specificaties inzake interoperabiliteit (TSI’s) geldend voor het hele Europese spoorwegnet.

Definitie en opstelling van het referentiedocument van nationale regels inzake voertuigautorisatie en classificatie van de equivalentie ervan voor wederzijdse acceptatie.

Verslagen over spoorwegveiligheid en interoperabiliteit.

Aanbevelingen over veiligheidsbeoordeling en -rapportage, inclusief gemeenschappelijke veiligheidsindicatoren en gemeenschappelijke veiligheidsmethoden, coördinatie van veiligheidsinstanties en onderzoeksorganen, rapportage over veiligheidsprestaties in de lidstaten.

Aanbevelingen over veiligheidsregulering, inclusief evaluatie van de wijze waarop nationale veiligheidsvoorschriften beschikbaar worden gesteld en onderzoek van de omzetting van de richtlijn spoorwegveiligheid in de lidstaten.

Opzetten en bijwerken van een reeks registers over spoorwegveiligheid en interoperabiliteit.

Begeleiding en ondersteuning van en adviesverlening aan de spoorwegsector en de lidstaten bij de uitvoering van de TSI's betreffende telematica (TAF en TAP).

Optreden als systeemautoriteit en als wisselcontrolebeheerder voor het ERTMS (Europees systeem voor het beheer van de spoorwegveiligheid); uitbrengen van de ETCS-baseline-3-specificatie en bijstaan van de Commissie bij de evaluatie van ERTMS-projecten.

Samenwerking met het Uitvoerend Agentschap TEN-TEA bij de evaluatie van specifieke ERTMS-projecten.

Technische adviezen over nationale regels en toezicht op het werk van de aangemelde instanties.

Waar nodig de aanbevelingen voorzien van een impactbeoordeling.

Bron: Door het Bureau verstrekte bijlage.


ANTWOORDEN VAN HET AGENTSCHAP

11.

Het Agentschap heeft nota genomen van de opmerking van de Rekenkamer en zal zijn aanbestedingsprocedure herzien.

12-14.

Het Agentschap neemt nota van de opmerkingen van de Rekenkamer.

15.

Het Agentschap heeft regelmatige contacten met het gastland over een vestigingsovereenkomst. De Franse autoriteiten staan vooralsnog op het standpunt dat het „Protocol inzake voorrechten en immuniteiten” van toepassing is en dat dit moet volstaan voor het Agentschap.


10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/240


VERSLAG

over de jaarrekening van het Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van het antwoord van het Agentschap

(2014/C 442/28)

INLEIDING

1.

Het Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad (hierna: „Agentschap” ofwel „ERCEA”), gevestigd te Brussel, werd opgericht bij Besluit 2008/37/EG van de Commissie (1). Het Agentschap werd opgericht voor een periode die begon op 1 januari 2008 en eindigt op 31 december 2017 voor het beheer van het specifieke programma „Ideeën” in het kader van het zevende kaderprogramma voor onderzoek (2).

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van het Agentschap. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de '„management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van het Agentschap, die bestaat uit de financiële staten (3) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (4) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar,

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van het Agentschap, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (5):

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van het Agentschap omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (6) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. Het directiecomité keurt de jaarrekening van het Agentschap goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld, waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van het Agentschap.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (7) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van het Agentschap geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van het Agentschap op alle materiële punten een getrouw beeld van zijn financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van zijn verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van zijn financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, vastgesteld te Luxemburg op haar vergadering van 1 juli 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 9 van 12.1.2008, blz. 15.

(2)  Ter informatie geeft bijlage I een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van het Agentschap.

(3)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(4)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(5)  De artikelen 62 en 68 juncto de artikelen 53 en 58 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(6)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(7)  Artikel 162 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.


BIJLAGE I

Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad (Brussel)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(artikel 182 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

1.

Het Europees Parlement en de Raad stellen, na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité, een meerjarenkaderprogramma vast waarin alle activiteiten van de Unie zijn opgenomen. In dit kaderprogramma:

worden de wetenschappelijke en technologische doelstellingen die met de in artikel 180 bedoelde activiteiten moeten worden verwezenlijkt, alsmede de daarmee samenhangende prioriteiten vastgesteld;

worden de grote lijnen van deze activiteiten aangegeven;

worden het totale maximumbedrag van en nadere regels voor de financiële deelneming van de Unie aan het kaderprogramma alsmede de onderscheiden deelbedragen voor elk van de overwogen activiteiten vastgesteld.

2.

Het kaderprogramma wordt naar gelang van de ontwikkeling van de situatie aangepast of aangevuld.

3.

Het kaderprogramma wordt ten uitvoer gelegd door middel van specifieke programma's die binnen elke activiteit worden ontwikkeld. In elk specifiek programma worden de nadere bepalingen voor de uitvoering ervan, de looptijd en de noodzakelijk geachte middelen vastgesteld. Het totaal van de in de specifieke programma’s vastgestelde noodzakelijk geachte bedragen mag niet meer belopen dan het voor het kaderprogramma en voor elke activiteit vastgestelde totale maximumbedrag.-

4.

De Raad stelt de specifieke programma's vast overeenkomstig een bijzondere wetgevingsprocedure en na raadpleging van het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité.

Bevoegdheden van het Agentschap

(Besluit 2008/37/EG van de Commissie)

Doelstellingen

Het Agentschap werd in december 2007 opgericht bij Besluit 2008/37/EG van de Commissie voor het beheer van het communautair specifiek programma „Ideeën” op het gebied van grensverleggend onderzoek, ingevolge Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad. „Ideeën” wordt uitgevoerd door de Europese Onderzoeksraad (ERC), die een onafhankelijke wetenschappelijke raad omvat die de wetenschappelijke strategie van de ERC vaststelt en toezicht houdt op de uitvoering ervan door het Agentschap, dat belast is met het operationele beheer. Het Agentschap werd op 15 juli 2009 onafhankelijk van directoraat-generaal Onderzoek en innovatie.

Taken

De taken van het Agentschap worden beschreven in het delegatiebesluit (zie Besluit C(2008) 5694 van de Commissie), namelijk in de artikelen 5-7 hiervan. Het Agentschap is onder meer belast met:

alle aspecten van de administratieve tenuitvoerlegging en uitvoering van het programma en met name de beoordelings-, collegiale toetsings- en selectieprocedures overeenkomstig de door de wetenschappelijke raad vastgestelde beginselen;

het financiële en wetenschappelijke beheer van de subsidies.

Organisatie

(Besluiten C(2008) 5132 en C(2011) 4877 van de Commissie)

(Besluiten 2007/134/EG en 2011/12/EU van de Commissie)

(Besluit 2006/972/EG van de Raad)

(Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad)

Directiecomité

Een door de Commissie benoemd directiecomité houdt toezicht op de activiteiten van het Agentschap (zie Besluit C(2008) 5132 van de Commissie). Het stelt het jaarlijkse werkprogramma van het Agentschap vast (na goedkeuring door de Commissie) alsmede de administratieve begroting en jaarverslagen. Het bestaat uit vijf leden en één waarnemend lid.

Wetenschappelijke raad van de ERC

De wetenschappelijke raad van de ERC heeft krachtens Besluit 2007/134/EG van de Commissie tot taak een wetenschappelijke strategie vast te stellen voor het specifiek programma „Ideeën”, te bepalen welk type onderzoek zal worden gefinancierd overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Beschikking 2006/972/EG van de Raad en borg te staan voor de kwaliteit van de activiteiten vanuit wetenschappelijk perspectief. Zijn taken omvatten met name de vaststelling van het jaarlijks werkprogramma voor het specifiek programma „Ideeën”, de vaststelling van het proces van collegiale toetsing evenals de voortgangs- en kwaliteitscontrole op de uitvoering van het specifiek programma „Ideeën”, onverminderd de verantwoordelijkheid van de Commissie. Het is samengesteld uit 22 leden die door de Commissie worden aangesteld.

Directeur van het Agentschap

Aangesteld door de Europese Commissie voor een periode van vier jaar.

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad.

In 2013 (2012) ter beschikking van het Agentschap gestelde middelen

Begroting

40,1(37,8) miljoen euro

Personeelsbestand per 31 december 2013

De operationele begroting 2013 voorziet in een lijst van het aantal ambten met 100 (100) tijdelijke functionarissen (TF) en een budget voor 289 (289) arbeidscontractanten (AC) en gedetacheerde nationale deskundigen (GND), dus een totaalaantal posten van 389 (389). Daarvan waren er eind 2013 379 (380) bezet:

99 (96) tijdelijke functionarissen, waarvan 13 (11) gedetacheerde TF en 86 (85) externe TF;

270 (275) arbeidscontractanten;

10 (9) GND’s.

Toegewezen aan:

uitvoerende taken (wetenschappelijke en subsidiebeheerafdeling): 70 % (71 %)

administrative activiteiten (overige afdelingen): 30 % (29 %)

Producten en diensten in 2013 (2012)

1.

Monitoring van de subsidieovereenkomsten, afgesloten op grond van de oproepen voor subsidies voor starters en voor gevorderden alsmede voor synergie- en proof of concept-subsidies in het kader van de werkprogramma’s „Ideeën”. Het werkprogramma „Ideeën” wordt uitgevoerd door de publicatie van jaarlijkse oproepen tot het indienen van voorstellen, gevolgd door een evaluatie (door externe deskundigen), voorbereiding en ondertekening van subsidieovereenkomsten en ten slotte monitoring van de projectuitvoering. Elke oproep tot het indienen van voorstellen leidt tot een reeks subsidieovereenkomsten met een verwachte projectcyclus van ongeveer vijf jaar.

2.

Afhandeling van de oproepen tot het indienen van voorstellen 2013 voor het werkprogramma „Ideeën” (subsidies voor starters en voor gevorderden, en synergie- en proof of concept-subsidies): in 2013 werden 10  151 projectvoorstellen ingediend, waarvan 3  329 voor subsidies voor starters, 3  673 voor de nieuw geïntroduceerde oproep voor borging („Consolidator grant”), 2  408 voor gevorderden, 449 voor synergiesubsidies en 292 voor proof of concept-subsidies. Daarvan kwamen er in totaal 9  968 in aanmerking voor subsidie, die dus werden beoordeeld door de evaluatiepanels. In totaal werden 959 voorstellen geselecteerd voor het proces van subsidieverlening (890 op de hoofdlijsten, 69 op de reservelijsten).

3.

Productie en verspreiding van informatie over het specifieke programma „Ideeën” en de activiteiten van het Agentschap in 2013.

4.

De wetenschappelijke raad kwam in 2013 regelmatig bijeen op verschillende plaatsen in Europa, gewoonlijk op uitnodiging van nationale autoriteiten. De zichtbaarheid van de ERC kan worden verbeterd door in verschillenden landen — EU-lidstaten en geassocieerde landen — bijeen te komen. De bijeenkomsten worden ook door zowel de nationale autoriteiten als de plaatselijke wetenschappelijke en onderzoeksgemeenschap als belangrijke gebeurtenissen beschouwd. In de periode van 1 januari tot 31 december 2013 werden vijf plenaire zittingen van de wetenschappelijke raad georganiseerd: in januari, maart en december in Brussel (België), in juni in Bratislava (Slowakije) en in oktober in Utrecht (Nederland). Naar aanleiding van de aanbevelingen van het panel dat de structuren en mechanismen van de ERC in 2009 beoordeelde, richtte de wetenschappelijke raad twee permanente comités op: het ene verstrekt richtsnoeren inzake belangenverstrengeling, schending van de wetenschappelijke gedragscode en ethische vraagstukken, en het andere behandelt de selectie van evaluatiepanelleden. Het Uitvoerend Agentschap ondersteunde de operationele activiteiten van beide comités, die elk drie maal bijeenkwamen in 2013. De leden van de wetenschappelijke raad kwamen ook bijeen in werkgroepen over specifieke onderwerpen. In 2013 organiseerde het Uitvoerend Agentschap verscheidene bijeenkomsten van de ERC-werkgroepen inzake innovatie en betrekkingen met het bedrijfsleven, open toegang, internationalisering en gendergelijkheid. De werkgroepen voeren analyses uit en dragen bij aan de wetenschappelijke strategie van de ERC via op plenaire vergaderingen van de Wetenschappelijke Raad goed te keuren voorstellen op gebieden die onder hun mandaten vallen. Het Uitvoerend Agentschap stelde in samenwerking met leden van de werkgroepen een reeks werkdocumenten op met analysen en belangrijke mededelingen over specifieke kwesties die door de werkgroepen en permanente comités zijn behandeld.

In 2013 hebben vier van de vijf werkgroepen vier hoofdevenementen georganiseerd in Brussel:

WG inzake innovatie en betrekkingen met het bedrijfsleven: „New technologies from the ERC” (nieuwe technologieën van de ERC) werd op 5 februari georganiseerd in samenwerking met Science Business; elf ERC-begunstigden die proof of concept-subsidies hadden ontvangen, ontmoetten er verschillende investeerders uit het bedrijfsleven om hun projecten te bespreken en mogelijk zakelijke contacten aan te knopen.

WG inzake open toegang: „Workshop on Open Access infrastructures in the Social Sciences and Humanities” (Workshop over opentoegangsinfrastructuur in de sociale en menswetenschappen). Het evenement werd gepland en uitgevoerd in samenwerking met de werkgroep inzake open toegang van de wetenschappelijke raad. Aan het forum werd deelgenomen door een hele reeks deskundigen op dit gebied, met inbegrip van vertegenwoordigers van universiteiten, financiers en beleidsmakers. Er waren ook twee ERC-begunstigden aanwezig.

WG inzake KPI’s: „Identification of „frontier research” and „emerging research areas” in research proposals” (identificatie van „grensverleggend onderzoek” en „opkomende onderzoeksgebieden” binnen onderzoeksvoorstellen) werd georganiseerd met de coördinatoren van de twee CSA-projecten (coördinatie- en ondersteuningsacties) waarbij het potentieel van bibliometrie werd onderzocht ter ondersteuning van de toezicht- en evaluatiestrategie van de ERC. Tijdens een tweedaagse bijeenkomst op 20 en 21 februari onderzochten en bediscussieerden leden van de wetenschappelijke raad van de ERC, deskundigen op het gebied van de scientometrie, wetenschappelijke functionarissen van ERCEA, collega’s van DG RTD en DG CONNECT en vertegenwoordigers van andere instellingen voor onderzoeksfinanciering de door de teamleden van de CSA-projecten gepresenteerde resultaten, meer bepaald bibliometrische technieken en indicatoren voor het meten van de mate waarin de ERC onderzoeksvoorstellen steunt op het gebied van „grensverleggend onderzoek” en „opkomende onderzoeksgebieden”.

WG inzake gendergelijkheid: „On the way to the top: providing equal opportunities for men and women in science and technology” (op weg naar de top: gelijke kansen bieden aan vrouwen en mannen op het gebied van wetenschap en technologie). Het doel van de workshop was vertegenwoordigers van nationale onderzoekorganisaties en deskundigen in gendervraagstukken samen te brengen om te praten over de diversiteit van praktijken en benaderingen voor gender mainstreaming in verschillende Europese landen en om de beste praktijken uit te wisselen inzake beleidsmaatregelen en benaderingen die gericht zijn op het bevorderen van een bredere deelname van vrouwelijke onderzoekers.

Bron: Door het Agentschap verstrekte bijlage.


ANTWOORD VAN HET AGENTSCHAP

Het Agentschap heeft kennis genomen van het verslag van de Rekenkamer.


10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/247


VERSLAG

over de jaarrekening van de Europese Autoriteit voor effecten en markten betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van de Autoriteit

(2014/C 442/29)

INLEIDING

1.

De Europese Autoriteit voor effecten en markten (hierna: „de Autoriteit” ofwel „ESMA”), gevestigd te Parijs, werd opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (1). De Autoriteit heeft als taak, de werking van de interne financiële markt van de EU te verbeteren door een hoog, effectief en consistent niveau van regulering en toezicht te verzekeren, de integriteit en de stabiliteit van de financiële stelsels te bevorderen en de internationale coördinatie van het toezicht te versterken teneinde de stabiliteit en doeltreffendheid van het financiële stelsel te garanderen (2). ESMA werd opgericht op 1 januari 2011.

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van de Autoriteit. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van de Autoriteit, die bestaat uit de financiële staten (3) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (4) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar, en

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van de Autoriteit, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (5):

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van de Autoriteit omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (6) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van de Autoriteit goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van de Autoriteit.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (7) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van de Autoriteit geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen, en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van de Autoriteit op alle materiële punten een getrouw beeld van haar financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van haar financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

10.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGSBEHEER

11.

Het algemene niveau van de overgedragen vastgelegde kredieten steeg van 86 % in 2012 tot 93 % in 2013, hetgeen betekent dat de kredieten tijdiger werden vastgelegd. Het niveau van de naar 2014 overgedragen vastgelegde kredieten was echter hoog voor titel III (operationele uitgaven): 3 6 88  487 euro (58 %). Dit is het gevolg van in 2013 ontvangen maar nog niet betaalde IT-diensten (0,8 miljoen euro), in het werkprogramma 2014 geplande IT-diensten waarvoor aan het einde van het jaar een overeenkomst is gesloten (1,1 miljoen euro), een aantal vertragingen bij IT-aanbestedingen (0,4 miljoen euro) alsook het meerjarige karakter van sommige IT-projecten.

12.

In 2013 heeft de Autoriteit twaalf kredietoverschrijvingen gedaan ten belope van 5,1 miljoen euro die 18 % van de begroting uitmaken (2012: 22 overdrachten ten belope van 3,2 miljoen euro ofwel 16 % van de begroting), wat wijst op aanhoudende tekortkomingen in de planning van de begroting.

OVERIGE OPMERKINGEN

13.

Ongeveer 27 % van de in 2013 verrichte betalingen voor ontvangen goederen en diensten kwam te laat. Wanneer betalingen laattijdig werden verricht, waren zij gemiddeld 32 dagen te laat. In 2013 werd 3  834 euro vertragingsrente betaald.

14.

Krachtens het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie (8) en de btw-richtlijn van de EU (9) is de Autoriteit vrijgesteld van indirecte belastingen. De btw-vorderingen voor ESMA in de periode 2011-2013 beliepen in totaal 3,3 miljoen euro. Na langdurige besprekingen met het gastland begon de Autoriteit in het laatste kwartaal van 2012 terugbetaling van btw te vorderen, maar eind 2013 was nog slechts 1,3 miljoen euro teruggevorderd.

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN VOORGAANDE JAREN

15.

Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van voorgaande jaren.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 1 juli 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84.

(2)  Ter informatie geeft bijlage II een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van de Autoriteit.

(3)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(4)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(5)  Zie de artikelen 39 en 50 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).

(6)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(7)  Artikel 107 van Verordening (EU) nr. 1271/2013.

(8)  Protocol (nr. 7) betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie (PB C 115 van 9.5.2008, blz. 266).

(9)  Richtlijn 2006/112/EG van de Raad (PB C 347 van 11.12.2006, blz. 1).


BIJLAGE I

Follow-up van de opmerkingen van voorgaande jaren

Jaar

Opmerking van de Rekenkamer

Stand van de corrigerende maatregel

(Afgerond/Loopt nog/Nog af te handelen/N.v.t.)

2011

De vastleggingen van de Autoriteit beliepen 1 2 8 41  997 euro, ofwel 76 % van de begroting 2011. De vastleggingspercentages waren met name laag voor titel III „Beleidsuitgaven” (47 %). Dit had gevolgen voor de IT-doelstellingen van de Autoriteit, die niet volledig werden verwezenlijkt. De lage begrotingsuitvoeringspercentages wijzen op problemen bij de planning en uitvoering van de begroting.

N.v.t.

2011

De begroting van de Autoriteit voor het begrotingsjaar 2011 beliep 16,9 miljoen euro. Overeenkomstig artikel 62, lid 1, van haar oprichtingsverordening werd 60 % van de begroting voor 2011 gefinancierd uit bijdragen van de lidstaten en de EVA-landen en 40 % uit de begroting van de Unie. Eind 2011 boekte ESMA een positief begrotingsresultaat van 4,3 miljoen euro. Overeenkomstig haar financieel reglement (1), werd het volledige bedrag vervolgens in de boekhouding opgenomen als een verplichting jegens de Europese Commissie.

Loopt nog

2011

Er werden tekortkomingen geconstateerd ten aanzien van zes juridische verbintenissen die voorafgaand aan de begrotingsvastleggingen waren gedaan (4 83  845 euro).

Loopt nog (2)

2011

De Rekenkamer trof een aantal gevallen aan, met een totale waarde van 2 07  442 euro, waarin naar 2012 overgedragen betalingskredieten niet overeenkwamen met de aangegane juridische verbintenissen. Deze overdrachten waren derhalve onregelmatig en moeten worden geannuleerd.

Loopt nog

2011

Het beheer van vaste activa door de Autoriteit behoeft verbetering. De boekhoudprocedures en kosteninformatie waren niet betrouwbaar voor de door de Autoriteit ontwikkelde immateriële activa.

Afgerond

2011

De Autoriteit dient de doorzichtigheid van haar wervingsprocedures te verbeteren. Het vereiste aantal jaren ervaring voor een bepaalde functie werd niet in acht genomen, na de gestelde termijn ontvangen sollicitaties werden aanvaard, de vragen voor mondelinge en schriftelijke toetsen werden niet vastgesteld voordat de jury de sollicitaties onderzocht en er was geen besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag inzake de benoeming van een jury.

Afgerond

2012

Het boekhoudsysteem van de Autoriteit is nog niet gevalideerd door de rekenplichtige.

Afgerond

2012

Tijdens haar tweede werkingsjaar zette de Autoriteit een belangrijke stap met de vaststelling en toepassing van de basisvereisten voor alle internecontrolenormen. Het is echter nog niet gelukt, de normen volledig toe te passen.

Loopt nog

2012

De tijdigheid en documentering van aanbestedingsprocedures kunnen nog aanzienlijk worden verbeterd.

Loopt nog

2012

De kredieten van de Autoriteit voor 2012 bedroegen in totaal 20,3 miljoen euro, waarvan 2,8 miljoen euro (14 %) werd geannuleerd en 4,2 miljoen euro (21 %) aan vastgelegde kredieten werd overgedragen naar 2013.

Het hoge niveau van annuleringen is hoofdzakelijk toe te schrijven aan het feit dat de begroting was vastgesteld op basis van een volledige personeelsbezetting per begin 2012, terwijl bepaalde posten pas in de loop van het jaar werden ingevuld. Vertragingen bij IT-aanbestedingen zorgden ook voor annuleringen.

N.v.t.

2012

Het niveau van overgedragen vastgelegde kredieten is hoog voor titel II (administratieve uitgaven — 39 %) en titel III (beleidsuitgaven — 52 %). Voor titel II was dit voornamelijk te wijten aan het feit dat een belangrijk contract voor de uitvoering van werkzaamheden aan het gebouw van de Autoriteit in december 2012 werd gegund (0,6 miljoen euro) en aan het feit dat aangekochte IT-hardware (0,5 miljoen euro), telefonie-uitrusting (0,1 miljoen euro) en meubilair (0,3 miljoen euro) aan het eind van het jaar niet volledig waren geleverd. Voor titel III is het hoge niveau van overgedragen vastgelegde kredieten het gevolg van het meerjarig karakter van belangrijke IT-ontwikkelingsprojecten en vertragingen bij de daarmee samenhangende aanbestedingen.

N.v.t.

2012

In 2012 verrichtte de Autoriteit 22 begrotingsoverschrijvingen voor een bedrag van 3,2 miljoen euro (16 % van de totale begroting 2012), hetgeen wijst op tekortkomingen in de begrotingsplanning.

Loopt nog

2012

De Autoriteit dient de doorzichtigheid van haar wervingsprocedures verder te verbeteren. Meer bepaald werd het vereiste aantal jaren ervaring voor een bepaalde positie in één gecontroleerde wervingsprocedure niet toegepast en bestond er voor drie gecontroleerde wervingsprocedures geen bewijs dat de vereiste scores voor opname in de lijst van voorgedragen kandidaten vóór het onderzoek van de sollicitaties werden vastgesteld.

Afgerond


(1)  Artikel 15, lid 4, en artikel 16, lid 1.

(2)  In 2013 werden soortgelijke gevallen aangetroffen.


BIJLAGE II

Europese Autoriteit voor effecten en markten (Parijs)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de gewone wetgevingsprocedure en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité de maatregelen vast inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die de instelling en de werking van de interne markt betreffen.

Bevoegdheden van de Autoriteit

(Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1060/2009 van het Parlement en de Raad)

Taken

Voorstellen voor technische reguleringsnormen ontwikkelen.

Voorstellen voor technische uitvoeringsnormen ontwikkelen.

Richtsnoeren en aanbevelingen uitgeven.

Aanbevelingen doen ingeval een bevoegde nationale autoriteit geen sectorale besluiten heeft toegepast, of deze heeft toegepast op een wijze die in strijd is met het Unierecht.

Individuele besluiten nemen die gericht zijn tot bevoegde autoriteiten in bepaalde noodsituaties of bij de schikking van meningsverschillen tussen bevoegde autoriteiten in grensoverschrijdende situaties.

In gevallen die betrekking hebben op rechtstreeks toepasselijk Unierecht, individuele besluiten nemen die gericht zijn tot financiëlemarktdeelnemers, in het geval: i) dat een bevoegde nationale autoriteit geen sectorale besluiten heeft toegepast, of deze heeft toegepast op een wijze die in strijd is met het Unierecht en ingeval de bevoegde autoriteit een formeel advies van de Commissie niet heeft nageleefd; ii) van bepaalde noodsituaties waarin een bevoegde autoriteit het door de Autoriteit vastgestelde besluit niet naleeft; of iii) van schikking van meningsverschillen tussen bevoegde autoriteiten in grensoverschrijdende situaties wanneer een bevoegde autoriteit het besluit van de Autoriteit niet heeft nageleefd.

Adviezen verstrekken aan het Europees Parlement, de Raad of de Commissie over alle aangelegenheden die verband houden met haar bevoegdheidsgebied.

De nodige informatie over financiëlemarktdeelnemers verzamelen om de haar opgedragen verplichtingen uit te voeren.

Gemeenschappelijke methoden ontwikkelen ter beoordeling van het effect van bepaalde productkenmerken en distributieprocessen op de financiële positie van financiëlemarktdeelnemers en op de consumentenbescherming.

Een centraal toegankelijke gegevensbank opzetten van geregistreerde financiëlemarktdeelnemers in haar ambtsgebied, indien dat in de sectorwetgeving is gespecificeerd.

Waarschuwingen geven ingeval een financiële activiteit een ernstige bedreiging vormt van haar doelstellingen.

Bepaalde financiële activiteiten tijdelijk verbieden of beperken als zij een bedreiging vormen voor het ordelijk functioneren en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het gehele financiële systeem van de Unie of een deel ervan in de gevallen die gespecificeerd zijn en onder de voorwaarden die zijn vastgelegd in de wetgevingshandelingen of indien dit in een noodsituatie vereist is.

Deelnemen aan de activiteiten van de colleges van toezichthouders, inclusief inspecties ter plaatse, die gezamenlijk worden uitgevoerd door twee of meer bevoegde autoriteiten.

Risico’s op verstoring van de financiële dienstverlening aanpakken wanneer deze verstoring veroorzaakt wordt door een verzwakking van het gehele financiële systeem of van delen daarvan en mogelijk ernstige negatieve gevolgen kan hebben voor de interne markt en de reële economie.

Aanvullende richtsnoeren en aanbevelingen opstellen voor belangrijke financiëlemarktdeelnemers, teneinde rekening te houden met het systeemrisico dat zij opleveren.

Een onderzoek verrichten naar een bijzondere soort financiële activiteit, product of gedraging teneinde mogelijke bedreigingen van de integriteit van de financiële markten of van de stabiliteit van het financieel stelsel te beoordelen en de betrokken bevoegde autoriteiten passende aanbevelingen voor maatregelen te doen.

Taken en verantwoordelijkheden uitoefenen die zijn gedelegeerd door bevoegde autoriteiten.

Advies verstrekken aan bevoegde autoriteiten.

Collegiale toetsingen houden van de activiteiten van bevoegde autoriteiten.

Een coördinerende rol vervullen tussen bevoegde autoriteiten, met name in omstandigheden waar ongunstige ontwikkelingen de ordelijke werking en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het financiële stelsel in de Unie in gevaar kunnen brengen.

Het initiatief nemen tot het op Unieschaal beoordelen van de veerkracht van financiëlemarktdeelnemers bij ongunstige marktontwikkelingen, en deze beoordelingen coördineren.

Besluiten nemen over aanvragen tot certificatie en registratie van ratingbureaus en over de intrekking van een dergelijke certificatie en registratie.

Samenwerkingsovereenkomsten sluiten met de relevante toezichthouders voor ratingbureaus van derde landen.

Verrichten van onderzoeken van en inspecties ter plaatse ten kantore van de ratingbureaus, de van een rating voorziene entiteiten en betrokken derden.

Ingeval een ratingbureau een overtreding beging, besluiten nemen tot intrekking van de registratie, het ratingbureau tijdelijk verbieden om ratings af te geven, het gebruik van de door het ratingbureau afgegeven ratings voor regelgevingsdoeleinden opschorten, eisen dat de overtredingen worden beëindigd, en/of berichten publiceren.

Ingeval een ratingbureau opzettelijk of uit onachtzaamheid een overtreding beging, besluiten tot het opleggen van een boete.

Organisatie

Raad van toezichthouders

Samenstelling

Voorzitter (zonder stemrecht); het hoofd van de nationale overheidsinstantie, dat bevoegd is om toezicht te houden op de financiëlemarktdeelnemers in elke lidstaat; één vertegenwoordiger van de Commissie, van de Europese Raad voor systeemrisico’s (zonder stemrecht); een vertegenwoordiger van elk van beide andere Europese toezichthoudende autoriteiten (zonder stemrecht).

Taken

Stuurt de werkzaamheden van de Autoriteit aan en is belast met het nemen van de in hoofdstuk II van de oprichtingsverordening bedoelde besluiten.

Raad van bestuur

Samenstelling

De voorzitter en zes andere leden van de raad van toezichthouders die door en uit de stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders worden verkozen. De uitvoerend directeur en een vertegenwoordiger van de Commissie nemen deel aan de bijeenkomsten van de raad van bestuur, maar hebben geen stemrecht (hoewel de vertegenwoordiger van de Commissie stemgerechtigd is in begrotingsaangelegenheden).

Taken

Ziet erop toe dat de Autoriteit haar opdracht vervult en de haar opgedragen werkzaamheden verricht overeenkomstig de oprichtingsverordening.

Voorzitter

Vertegenwoordiger van de Autoriteit, verantwoordelijk voor het voorbereiden van de werkzaamheden van de raad van toezichthouders; zit de vergaderingen van de raad van toezichthouders en de raad van bestuur voor. Wordt door de raad van toezichthouders benoemd na gehoord te zijn door het Europees Parlement.

Uitvoerend directeur

Wordt door de raad van toezichthouders benoemd na bevestiging door het Europees Parlement. Verantwoordelijk voor het beheer van de Autoriteit, bereidt de werkzaamheden van de raad van bestuur voor.

Interne audit

Dienst Interne Audit van de Europese Commissie (DIA).

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad.

In 2013 ter beschikking van de Autoriteit gestelde middelen

Definitieve begroting

Totale begroting: 28,189 miljoen euro, waarvan:

subsidie van de Unie: 8,6 miljoen euro

bijdragen van nationale bevoegde autoriteiten: 12,9 miljoen euro

vergoedingen van onder toezicht staande entiteiten: 6,53 miljoen euro (kredietbeoordelingsbureaus: 5,7 miljoen euro; transactieregisters: 0,83 miljoen euro)

Personeelsbestand per 31 december 2013

Statutair personeel: 106 tijdelijke posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten, waarvan bezet: 102

Arbeidscontractanten: er zijn 25 posten voor arbeidscontractanten begroot; het aantal posten voor arbeidscontractanten dat is bezet op 31.12.2013 bedraagt 19

Gedetacheerde nationale deskundigen: er zijn 14 posten voor gedetacheerde nationale deskundigen begroot; het aantal posten voor gedetacheerde nationaal deskundigen dat is bezet op 31.12.2013 bedraagt 15

Producten en diensten in 2013

De Autoriteit zag toe op de financiële stabiliteit; zij gaf verschillende periodieke risicoverslagen en trendoverzichten inzake de financiële markten uit;

zij verrichtte economisch onderzoek en effectbeoordelingen op maat;

zij droeg bij aan de werkzaamheden van de ESRB over centrale tegenpartijen en systeemrisico’s;

zij ontwikkelde — samen met de EBA — benchmark-beginselen en aanbevelingen;

zij bestudeerde de effecten van de regulering van shortselling;

zij onderzocht de retailisering in de EU, d.w.z. de verkoop van complexe producten aan niet-professionele beleggers; zij publiceerde een verslag over retailisering;

zij verruimde haar werkzaamheden op het gebied van markttoezicht en financiële vernieuwing; zij bracht een kader voor financiële innovatie tot stand;

zij analyseerde de innovatieve financiële producten en processen grondig; zij analyseerde de effecten voor inbreng en securitisatie; zij heeft de nationale mededingingsautoriteiten bevraagd over de onderwerpen „interne plaatsing” en „crowdfunding”;

zij monitorde en analyseerde trends bij de niet-professionele beleggers;

zij werkte aan beleggerseducatie; zij sloot zich aan — als geassocieerd lid — bij het internationaal netwerk betreffende beleggerseducatie van de OESO;

zij bereidde de regeling voor een versterkte bescherming van de belegger op grond van MiFID II. voor, evenals de toekomstige werkzaamheden op het gebied van beleggersbescherming;

zij bracht richtsnoeren uit inzake vergoedingen voor beleggingsondernemingen. Die richtsnoeren hadden betrekking op het bestuur, het ontwerp en de controle van betaalregelingen;

zij waarschuwde beleggers over optiecontracten (CFD's — „contracts for difference”); Zij publiceerde met de EBA een gezamenlijke waarschuwing over de gevaren van beleggen in optiecontracten;

zij bracht samen met de EBA richtsnoeren uit voor klachtafhandeling inzake effecten en banken;

zij publiceerde met de ETA's drie gezamenlijke standpunten over de beginselen voor productcontrole- en bestuursprocessen door fabrikanten;

zij organiseerde de gezamenlijke consumentenbeschermingsdag van de drie ETA’s te Parijs;

zij versterkte haar toezicht op de kredietbeoordelingsbureaus (CRA's); er zijn 22 CRA's geregistreerd, twee zijn gecertifïceerd;

naar aanleiding van het cross-CRA-onderzoek naar bancaire kredietbeoordelingsmethoden van 2012 werd de uitvoering van de daaruit voortvloeiende corrigerende maatregelen in 2013 gecontroleerd als onderdeel van het lopende toezicht; zij publiceerde een verslag van een onderzoek inzake overheidsratings; zij beoordeelde 14 kleine en middelgrote kredietbeoordelingsbureaus, met bijzondere aandacht voor de systemen en controles die de CRA's hebben opgezet teneinde te voldoen aan hun uit de verordening voortvloeiende verplichtingen;

zij beoordeelde de naleving door de CRA's van de nieuwe voorschriften, met bijzondere aandacht voor de openbaarmaking van aspecten van overheidsrating, prijsbeleid en procedures;

zij verstevigde haar kader voor de CRA-risicobeoordeling; zij bestudeerde de uitvoering door de CRA's van wijzigingen in de regelgeving; zij zette de samenwerking tussen de ETA's voort, alsook de samenwerking met internationale instanties op het gebied van CRA-aangelegenheden;

zij verrichtte beleidsgerelateerde werkzaamheden met betrekking tot de CRA’s; zij publiceerde richtsnoeren en aanbevelingen om duidelijkheid te scheppen over de werkingssfeer van de verordening inzake CRA’s en de lijst van geregistreerde CRA’s met hun marktaandelen; zij publiceerder een discussiestuk over de tenuitvoerlegging van CRA-3 en over de drie ontwerpen van technische reguleringsnormen (RTS-Regulatory Techncal Standards); zij publiceerde het eerste advies over de haalbaarheid van een netwerk van kleinere CRA’s;

zij verleende goedkeuring voor zes transactieregisters en hield er toezicht op;

zij nam deel aan CTP-colleges van toezichthouders; zij heeft een schriftelijke kaderovereenkomst afgerond met betrekking tot de oprichting en werking van de colleges van toezichthouders en een gemeenschappelijk model voor risicobeoordeling; zij startte de erkenning van CTP's uit derde landen — 35 CTP's uit derde landen hebben hun erkenning aangevraagd;

zij publiceerde nader advies over de gelijkwaardigheid van het regelgevingskader van de EU voor CRA’s en de respectievelijke juridische en toezichtkaders van Argentinië, Brazilië, Mexico, Hongkong en Singapore;

zij verstrekte uitvoeringsbepalingen aan EMIR (de verordening betreffende de Europese marktinfrastructuur); zij publiceerde een V&A ter bevordering van een eenvormige tenuitvoerlegging van EMIR; dit omvatte:

de voorbereiding van technische details betreffende de clearingverplichting;

de aanvang van een onderzoek naar pensioenregelingen en intragroeptransacties;

de bewustmaking van niet-financiële tegenpartijen (NFC's) aangaande hun verplichtingen;

de afgifte van technische reguleringsnormen betreffende de CTP-colleges;

de publicatie van een eindverslag over de richtsnoeren en aanbevelingen met betrekking tot interoperabiliteitsregelingen, zoals bepaald in het kader van EMIR;

de afgifte van reguleringsnormen betreffende OTC-derivaten, aangegaan door tegenpartijen van buiten de EU;

advies aan de Commissie over de gelijkwaardigheid van regels van derde landen en EMIR;

voorbereiding voor de verordening betreffende centrale effectenbewaarinstellingen (CSD-verordening);

de coördinatie van de internationale dialoog over derivaten;

voorbereiding van de toekomstige MiFID-II-mandaten;

voorlegging aan de Commissie van de normen inzake verwerving en uitbreiding van participaties in beleggingsondernemingen zoals bedoeld in de huidige MiFID; zij onderzocht de uitvoering van de MiFID-gedragsregels;

zij onderzocht en verduidelijkte de regels inzake gegevensrapportage vanuit regelgeving overstijgend perspectief;

zij verduidelijkte de verslaglegging over beursgenoteerde derivaten; zij bereidde de details voor over de melding van transacties, het bijhouden van gegevens en referentiegegevens;

zij verstrekte advies aan de Commissie over de herziening van de verordening inzake shortselling;

zij heeft uitvoeringsmaatregelen voorbereid van de toekomstige verordening betreffende marktmisbruik (MAR); zij werd geraadpleegd over beleidsopties inzake MAR voor bepaalde uitvoeringsmaatregelen;

zij versterkte het kader voor retail-beleggingsfondsen;

zij verduidelijkte de gevolgen van de EMIR-verordening voor de berekening van de tegenpartijrisico’s voor ICBE’s;

zij sloot 46 niet-EU-autoriteiten regelingen af voor de samenwerking inzake het toezicht op alternatieve beleggingsfondsen;

zij bleef de voorschriften verduidelijken voor alternatieve beleggingsinstellingen (ABI-beheerders); zij publiceerde een eindverslag over technische reguleringsnormen betreffende de soorten ABI-beheerders en legde die aan de Commissie voor ter bevestiging;

zij verduidelijkte het toepassingsgebied van de BAB-richtlijn; zij publiceerde een definitief verslag over de richtsnoeren inzake sleutelbegrippen van de BAB-richtlijn; zij stelde richtsnoeren vast betreffende de vergoeding voor beheerders van alternatieve beleggingsfondsen; zij publiceerde een definitief verslag over de richtsnoeren inzake deugdelijk beleid wat betreft de vergoedingen in het kader van de BAB-richtlijn;

zij verduidelijkte de verslagleggingsplicht voor beheerders van alternatieve beleggingsfondsen; zij publiceerde richtsnoeren inzake rapportageverplichtingen in het kader van de BAB-richtlijn; zij laakte de late omzetting van de BAB-richtlijn; zij bracht een advies uit over praktische regelingen voor de late omzetting van de BAB-richtlijn;

zij bracht de eerste normen in het kader van de prospectusrichtlijn uit; het ontwerp van technische reguleringsnormen en het verslag werden aan de Commissie voorgelegd. Zij heeft het homologatiekader voor prospectussen uit derde landen bijgewerkt; zij heeft normen voorbereid inzake transparantievereisten voor belangrijke participaties;

zij publiceerde een verslag over aansprakelijkheidsregelingen in het kader van de prospectusrichtlijn;

zij verduidelijkte het concept „in onderling overleg handelende personen” voor internationale beleggers; zij publiceerde een verklaring met informatie over de samenwerking tussen aandeelhouders en optreden in overeenstemming in het kader van de prospectusrichtlijn;

zij bevorderde de convergente toepassing van de verordening inzake shortselling;

zij heeft richtsnoeren over activiteiten inzake marktaanbieding afgerond; zij publiceerde richtsnoeren betreffende de vrijstelling voor activiteiten van marktaanbieders en de handelingen op de primaire markt;

zij vergemakkelijkte en coördineerde de tenuitvoerlegging van tijdelijke verboden. ESMA speelde in 2013 een coördinerende rol in acht gevallen;

zij deed de follow-up van de afwikkelingsdiscipline en faillissementen;

zij droeg bij tot de consistente toepassing van internationale standaarden voor financiële verslaglegging (IFRS) in de EU; zij werd geraadpleegd over de ontwerprichtsnoeren inzake de verplichte financiële informatie; zij publiceerde een raadplegingsdocument over de voorgestelde richtsnoeren voor de handhaving van de verplichting tot het verstrekken van financiële informatie;

zij vergeleek de aan de IFRS en de EU voorgelegde jaarrekeningen van ondernemingen; zij heeft deelgenomen aan de ontwikkeling van de IFRS; zij bereidde normen voor financiële informatie voor; zij verrichtte de follow-up van ontwerpregels voor de controle;

zij faciliteerde de ontwikkeling van een gedragscode voor sector van de volmachtadviseurs in de EU;

zij onderzocht de uitvoering van de EU-wetgeving door de lidstaten; zij wijzigde de methode voor collegiale toetsingen; zij rondde een collegiale toetsing van de richtsnoeren voor geldmarktfondsen af.

Bron: Door de Autoriteit verstrekte bijlage.


ANTWOORDEN VAN DE AUTORITEIT

11.

Het hoge niveau van overdrachten is het gevolg van nog niet betaalde rekeningen voor IT-contracten en van het meerjarige karakter van de desbetreffende IT-projecten, en dus onmogelijk volledig te elimineren. Desondanks, zal ESMA de bewaking van zijn inkoopplan verder verbeteren om de overdrachten tot een minimum te beperken.

12.

Wat betreft het aantal kredietoverschrijvingen neemt ESMA nota van de opmerking van de Rekenkamer. Niet vergeten mag worden dat de ESMA-begroting voor 2013 eind 2011 opgesteld werd, toen de autoriteit nog geen jaar operationeel was. In 2013 is een nieuwe methode van begrotingsplanning ingevoerd om de noodzaak van kredietoverdrachten per 2015 en daarna tot een minimum te beperken. ESMA is ook begonnen in 2013 met het opzetten van periodieke begrotingsanalysen om de uitvoering van de begroting te verbeteren.

13.

ESMA is zich bewust van het probleem van de late betalingen en heeft in 2013 diverse initiatieven ontplooid om dit gebrek te verhelpen. ESMA heeft de controle aangescherpt door het invoeren van een tweewekelijkse rapportage en heeft cursussen over betalingsprocedures opgezet. Bovendien heeft ESMA eind 2013 de financiële procedures gestroomlijnd en de formulieren aangepast om de tijdigheid van de procedures te verbeteren.

14.

Als gevolg van de actuele discussies over de zetelovereenkomst werd de procedure voor het versturen van vorderingen tot terugbetaling van btw door de Franse overheid pas eind 2012 door ESMA ingevoerd. In 2013 moest ESMA daarom een achterstand in btw-terugvorderingen verwerken; de laatste reeks werd in mei 2014 verstuurd. Tegelijk met de afronding van de verwerking van de achterstand is eind 2013 een periodieke btw-terugvorderprocedure ingesteld. Met de voornoemde maatregelen verwacht ESMA het bedrag aan uitstaande btw tegen het einde van 2014 aanmerkelijk te hebben kunnen verkleinen of zelfs elimineren.


10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/260


VERSLAG

over de jaarrekening van de Europese Stichting voor opleiding betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van het antwoord van de Stichting

(2014/C 442/30)

INLEIDING

1.

De Europese Stichting voor opleiding (hierna: „Stichting” ofwel „ETF”), gevestigd te Turijn, werd opgericht bij Verordening (EEG) nr. 1360/90 van de Raad (1) (herzien bij Verordening (EG) nr. 1339/2008 van het Europees Parlement en de Raad (2)). Zij heeft ten doel de hervorming van de beroepsopleiding in de partnerlanden van de Europese Unie te ondersteunen. Daartoe helpt zij de Commissie bij de tenuitvoerlegging van diverse programma’s (bijvoorbeeld het IPA, Frame en GEMM) (3).

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van de Stichting. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van de Stichting, die bestaat uit de financiële staten (4) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (5) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar, en

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van de Stichting, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (6):

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van de Stichting omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (7) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van de Stichting goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van de Stichting.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (8) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van de Stichting geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van de Stichting op alle materiële punten een getrouw beeld van haar financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van haar financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

10.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OVERIGE OPMERKINGEN

11.

Eind 2013 bezat de Stichting rekeningen ten belope van 7,5 miljoen euro bij één enkele bank met een lage rating (F3, BBB).

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN HET VOORGAANDE JAAR

12.

Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van het voorgaande jaar.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 8 juli 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 131 van 23.5.1990, blz. 1.

(2)  PB L 354 van 31.12.2008, blz. 82.

(3)  Ter informatie bevat bijlage II een overzicht een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van de Stichting.

(4)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(5)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(6)  Zie de artikelen 39 en 50 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).

(7)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(8)  Artikel 107 van Verordening (EU) nr. 1271/2013.


BIJLAGE I

Follow-up van de opmerkingen van het voorgaande jaar

Jaar

Opmerking van de Rekenkamer

Stand van de corrigerende maatregel

(Afgerond/Loopt nog/Nog af te handelen/N.v.t.)

2012

In 2012 was het algemene niveau van vastgelegde kredieten 99,9 %, hetgeen erop wijst dat vastleggingen tijdig plaatsvonden. Het niveau van de naar 2013 overgedragen vastgelegde kredieten was met 0,6 miljoen euro (36,8 %) echter hoog voor titel II (administratieve uitgaven). De voornaamste oorzaken waren de late ontvangst van facturen voor in 2012 geleverde diensten betreffende gebouwen (0,3 miljoen euro) en een aantal aankopen van IT-hardware en -software die volgens plan waren besteld in de laatste maanden van 2012 (0,3 miljoen euro) maar pas in 2013 werden geleverd.

N.v.t.


BIJLAGE II

Europese Stichting voor opleiding (Turijn)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(artikel 166, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

„De Unie en de lidstaten bevorderen de samenwerking met derde landen en met de inzake beroepsopleiding bevoegde internationale organisaties.”

Bevoegdheden van de Stichting

(Verordening (EEG) nr. 1360/90 van de Raad)

Doelstelling

In het kader van het externe beleid van de EU bijdragen tot een betere ontwikkeling van menselijk kapitaal in de volgende landen: de landen die in aanmerking komen voor steun uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad en Verordening nr. 1638/2006 van het Europees Parlement en de Raad, en latere, daaraan gerelateerde wetsbesluiten; andere landen aangewezen bij besluit van de raad van bestuur op basis van een voorstel dat is gesteund door twee derde van zijn leden en door een advies van de Commissie en dat valt onder een instrument van de Unie of een internationale overeenkomst met een onderdeel voor de ontwikkeling van menselijk kapitaal, voor zover hiervoor de beschikbare middelen voorhanden zijn.

Voor de toepassing van deze verordening wordt de ontwikkeling van menselijk kapitaal omschreven als „werkzaamheden die bijdragen tot de levenslange ontwikkeling van de vaardigheden en bekwaamheden van eenieder door middel van betere stelsels voor beroepsonderwijs en beroepsopleiding”.

Taken

Met het oog op de verwezenlijking van de genoemde doelstelling vervult de Stichting, met inachtneming van de aan de raad van bestuur toegekende bevoegdheden en overeenkomstig de op het niveau van de Unie vastgestelde algemene richtsnoeren, de volgende taken:

het verstrekken van informatie, beleidsanalyses en -advies over de ontwikkeling van menselijk kapitaal in de partnerlanden;

het bevorderen van de kennis en de analyse van de behoeften aan vaardigheden op de nationale en lokale arbeidsmarkt;

het ondersteunen van de belanghebbenden in de partnerlanden bij het opbouwen van capaciteit op het gebied van de ontwikkeling van menselijk kapitaal;

het vergemakkelijken van de uitwisseling van informatie en ervaringen tussen donoren die in de partnerlanden betrokken zijn bij de hervorming van de ontwikkeling van menselijk kapitaal;

het ondersteunen van de verlening van bijstand van de Unie aan de partnerlanden op het gebied van de ontwikkeling van menselijk kapitaal;

het verspreiden van informatie, het stimuleren van netwerkvorming en het uitwisselen van ervaringen en goede praktijken tussen de EU en de partnerlanden en tussen de partnerlanden onderling op het gebied van de ontwikkeling van menselijk kapitaal;

het bijdragen, op verzoek van de Commissie, tot de analyse van de algemene doeltreffendheid van de bijstand aan de partnerlanden op het gebied van opleiding;

het uitvoeren, in het algemene kader van deze verordening, van andere taken waarover tussen de raad van bestuur en de Commissie overeenstemming is bereikt.

Organisatie

Raad van bestuur

Eén vertegenwoordiger per lidstaat.

Drie vertegenwoordigers van de Commissie.

Drie door het Europees Parlement benoemde deskundigen zonder stemrecht.

Bovendien kunnen drie vertegenwoordigers van de partnerlanden als waarnemers de vergaderingen van de raad van bestuur bijwonen.

Directeur

Door de raad van bestuur op voordracht van de Commissie benoemd.

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Interne audit

Dienst Interne Audit van de Europese Commissie (DIA).

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad.

In 2013 (2012) ter beschikking van de Stichting gestelde middelen

Begroting

22,0(20,1) miljoen euro voor vastleggingen en 22,0(20,1) miljoen euro voor betalingen, waarvan 19,9 miljoen euro gefinancierd met een subsidie van de Commissie.

Personeelsbestand per 31 december 2013

96 (96) tijdelijke posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten, waarvan 92 (1) (93) bezet.

40 (37) andere personeelsleden (plaatselijke functionarissen, arbeidscontractanten, gedetacheerde nationale deskundigen).

Totaalaantal personeelsleden: 132 (130), toegewezen aan:

uitvoerende taken: 76,5(73)

administratieve taken: 28 (28) + twee vervangers die in het ETF inspringen naargelang de behoeften

bedrijfscoördinatie- en communicatietaken: 25,5(29).

In het begrotingsjaar 2013 (2012) geleverde producten en diensten

Activiteiten

In het kader van het externe beleid van de Unie draagt de Stichting bij tot een betere ontwikkeling van menselijk kapitaal in 30 partnerlanden die in haar oprichtingsverordening en door de raad van bestuur zijn aangewezen. Haar hoofdactiviteiten omvatten de ondersteuning van de beleidslijnen en projecten van de Unie, formulering van beleidsanalyses, verspreiding en uitwisseling van informatie en ervaringen en ondersteuning van de capaciteitsopbouw in de partnerlanden.

De meerwaarde van de Stichting ligt in haar neutrale, niet-commerciële en unieke kennisbasis die bestaat uit deskundigheid in de ontwikkeling van menselijk kapitaal en haar banden met werkgevers. Dat omvat ook deskundigheid op het gebied van het aanpassen van de aanpak voor de ontwikkeling van menselijk kapitaal in de EU en de lidstaten aan de situatie in de partnerlanden.

In 2013 werd het proces van Turijn (een in 27 partnerlanden van de Stichting uitgevoerde, op participatie gebaseerde en empirisch onderbouwde analyse van beleidslijnen en systemen inzake beroepsonderwijs en -opleiding) gevalideerd tijdens de conferentie van de Stichting „Torino Process: Moving Skills Forward” in mei.

De Stichting werkte ook als volgt aan haar hoofdtaken (zoals omschreven in de verordening van de Raad):

 

Outputs afgerond in

2013

2012

Ondersteuning van EU-beleid en van de projectcyclus van de instrumenten voor externe betrekkingen voor de partnerlanden

40

36

Capaciteitsopbouw in de partnerlanden

63

66

Beleidsanalyses

20

31

Verspreiding en netwerkvorming

21

28

Totaal

144

161

Outputs meten de verwezenlijking van de projectresultaten en leggen een verband tussen de begroting en de taken en resultaten van de Stichting.

Naast deze taken in het kader van haar werkprogramma heeft de Stichting ook gereageerd op rechtstreekse aanvragen van de Europese Commissie gedurende het jaar.

 

2013

2012

Lopende aanvragen van de Commissie

78

107

Aanvragen aan landen in Zuidoost-Europa en Turkije

38 %

42 %

Aanvragen aan landen in het zuidoostelijke Middellandse Zeegebied

28 %

32 %

Aanvragen aan landen in Oost-Europa

18 %

12 %

Aanvragen aan landen in Centraal-Azië

15 %

14 %


(1)  Waaronder één aanvaarde werkaanbieding, met indiensttreding op 1 maart 2014.

Bron: Door de Stichting verstrekte bijlage.


ANTWOORD VAN DE STICHTING

11.

De Stichting is het met de opmerking van de Rekenkamer eens en bevestigt haar voornemen om in 2014 deel te nemen aan een door de Commissie gestarte gezamenlijke aanbestedingsprocedure voor bankdiensten. Indien deze aanbestedingsprocedure mislukt, zal de Stichting een eigen aanbesteding uitschrijven om een overeenkomst te sluiten met een bank met een hogere rating.

Het hoge banksaldo op 31 december 2013 is te verklaren door de vervroegde betaling van de eerste schijf van de subsidie voor 2014 en door de fondsen die werden ontvangen voor de nieuwe projecten GEMM en Frame.


10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/267


VERSLAG

over de jaarrekening van het Voorzieningsagentschap van Euratom betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap

(2014/C 442/31)

INLEIDING

1.

Het Voorzieningsagentschap van Euratom (hierna: „het Agentschap”), gevestigd te Luxemburg, werd opgericht in 1958 (1). Besluit 2008/114/EG, Euratom van de Raad (2) verving de eerdere statuten van het Agentschap. Het Agentschap heeft als voornaamste taak, gebruikers in de EU een regelmatige voorziening te verzekeren van nucleair materiaal en met name kernbrandstof door middel van een gemeenschappelijk voorzieningsbeleid volgens het beginsel van gelijke toegang tot hulpbronnen.

2.

Van 2008 tot en met 2011 ontving het Agentschap geen eigen begroting ter dekking van zijn werkzaamheden. De Commissie nam alle kosten van het Agentschap voor de uitvoering van zijn werkzaamheden voor haar rekening. Voor 2012 en 2013 kreeg het Agentschap van de Commissie een eigen begroting, die echter slechts een klein deel van zijn uitgaven dekt.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van het Agentschap, die bestaat uit de financiële staten (3) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (4) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar, en

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van het Agentschap, almede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (5):

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van het Agentschap omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (6) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van het Agentschap goed nadat de rekenplichtige van het Agentschap deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van het Agentschap.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (7) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van het Agentschap geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van het Agentschap op alle materiële punten een getrouw beeld van zijn financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van zijn verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van zijn financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

10.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER DE BETROUWBAARHEID VAN DE REKENINGEN

11.

Uit de toelichting bij de jaarrekening 2013 van het Agentschap blijkt dat alle salarissen en sommige bijkomende kosten voor administratieve diensten rechtstreeks uit de begroting van de Commissie zijn betaald. De salariskosten worden meegedeeld maar de kosten voor administratieve diensten worden niet gespecificeerd. Bijgevolg is niet volledig zichtbaar in welke mate het Agentschap afhankelijk is van de Commissie.

OPMERKINGEN OVER DE INTERNEBEHEERSINGSMAATREGELEN

12.

De belangrijkste onderdelen van de interne controles van het Agentschap zijn onvoldoende gedocumenteerd, zoals een risicobeheersings- en controlestrategie, prestatietoezichtprocedures, een beoordeling van de werking van het internebeheersingssysteem en een beroepscode.

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN VOORGAANDE JAREN

13.

Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van voorgaande jaren.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 1 juli 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB 27 van 6.12.1958, blz. 534/58.

(2)  PB L 41 van 15.2.2008, blz. 15.

(3)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(4)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(5)  Artikelen 39 en 50 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).

(6)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants, of, indien relevant, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(7)  Artikel 107 van Verordening (EG) nr. 1271/2013


BIJLAGE I

Follow-up van de opmerkingen van voorgaande jaren

Jaar

Opmerking van de Rekenkamer

Stand van de corrigerende maatregel

(Afgerond/Loopt nog/Nog af te handelen/N.v.t.)

2011

Zonder iets af te doen aan het in paragraaf 10 gegeven oordeel, wil de Rekenkamer andermaal de aandacht vestigen op de volgende kwestie. Artikel 54 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie bepaalt dat het Agentschap financiële zelfstandigheid bezit. Artikel 7 van de statuten van het Agentschap bepaalt dat „de uitgaven van het Agentschap bestaan uit de administratieve uitgaven voor het personeelsbestand en het Comité, alsmede uit de uitgaven ten gevolge van contracten met derde partijen”. In werkelijkheid heeft het Agentschap sinds 2008 geen budget meer gekregen. Gezien deze situatie heeft de Europese Commissie de in artikel 7 genoemde uitgaven rechtstreeks voldaan. Naar het oordeel van de Rekenkamer is deze situatie in strijd met de statuten van het Agentschap en de Rekenkamer is van mening dat het Agentschap en de Commissie samen met alle betrokken partijen maatregelen moeten overwegen om een einde te maken aan deze situatie.

Afgerond

2012

Zonder iets af te doen aan het in paragraaf 9 gegeven oordeel, wil de Rekenkamer de aandacht vestigen op de volgende kwestie. Tussen 2008 en 2011 ontving het Agentschap geen eigen begroting en werden alle uitgaven rechtstreeks door de Europese Commissie gefinancierd en voldaan. Naar het oordeel van de Rekenkamer is deze situatie in strijd met de statuten van het Agentschap.

Na de opmerkingen van de Rekenkamer kende de Commissie het Agentschap voor 2012 een eigen begroting toe ten bedrage van 98  000 euro (1 04  000 euro inclusief de financiële ontvangsten uit eigen investeringen). Hoewel in artikel 54 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en in artikel 6 van de statuten van het Agentschap wordt bepaald dat het Agentschap financiële zelfstandigheid heeft, worden de meeste uitgaven van het Agentschap (personeel, kantoorruimte en IT-systemen) nog steeds rechtstreeks door de Commissie gefinancierd. Wat de personeelskosten betreft, is dit bepaald in artikel 4 van de statuten van het Agentschap. De bepalingen zijn tegenstrijdig en dit druist in tegen de vereiste financiële zelfstandigheid van het Agentschap.

Nog af te handelen


BIJLAGE II

Voorzieningsagentschap van Euratom (Luxemburg)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

Gemeenschappelijk voorzieningsbeleid voor nucleair materiaal overeenkomstig de beginselen en doelstellingen (voorzieningszekerheid) die zijn opgenomen in het Euratom-Verdrag.

Het Voorzieningsagentschap van Euratom werd rechtstreeks opgericht bij artikel 52 van het Euratom-Verdrag, dat werd ondertekend in 1957. Het Voorzieningsagentschap van Euratom is voorts onderworpen aan zijn statuten, die zijn vastgesteld bij besluit van de Raad over de rechtsgrondslag van artikel 54 van het Euratom-Verdrag.

Bevoegdheden van het Agentschap

(zoals bepaald bij het Euratom-Verdrag, en hoofdzakelijk hoofdstuk 6 daarvan, en bij Besluit 2008/114/EG, Euratom van de Raad van 12 februari 2008 tot vaststelling van statuten voor het Voorzieningsagentschap van Euratom)

Doelstellingen

De voorziening verzekeren van nucleair materiaal door middel van een gemeenschappelijk voorzieningsbeleid volgens het beginsel van gelijke toegang tot hulpbronnen;

ervoor zorgen dat alle gebruikers in de Gemeenschap op regelmatige en billijke wijze worden voorzien van ertsen en kernbrandstof;

markttendensen die van invloed kunnen zijn op de continuïteit van de voorziening van nucleair materiaal en nucleaire diensten aan de Europese Unie observeren en volgen;

bijdragen aan het beleid van de Gemeenschap door haar te voorzien van deskundigheid, informatie en advies over onderwerpen die verband houden net de werking van de handel in nucleair materiaal en nucleaire diensten.

Taken

Krachtens het Euratom-Verdrag heeft het Voorzieningsagentschap van Euratom een optierecht op de op het grondgebied van de lidstaten geproduceerde ertsen, grondstoffen en bijzondere splijtstoffen alsook een exclusief recht tot sluiting van contracten voor de levering van ertsen, grondstoffen en bijzondere splijtstoffen van binnen of buiten de Gemeenschap.

Gezien het bovenstaande behoort het tot de taken van het Voorzieningsagentschap van Euratom:

de tussen de betrokken partijen overeengekomen verbintenissen te beoordelen en dan ook elk contract of elke contractwijziging betreffende de levering van de in artikel 52 van het Euratom-Verdrag bedoelde materialen al dan niet uitsluitend onder bepaalde voorwaarden te sluiten;

in kennis te worden gesteld van alle contracten betreffende de verwerking, omzetting of vorming van ertsen, grondstoffen en bijzondere splijtstoffen bedoeld in artikel 75 van het Euratom-Verdrag en deze te behandelen;

in kennis te worden gesteld van alle overdrachten en alle in- en uitvoerverrichtingen met kleine hoeveelheden ertsen, grondstoffen of bijzondere splijtstoffen bedoeld in artikel 74 van het Euratom-Verdrag en deze te behandelen;

dossiers aan te leggen en alle voorbereidingen te treffen voor een besluit van de Commissie in de gevallen waarin de Euratom-regels collegiale overeenstemming voorschrijven;

naargelang van het geval de contracten te beheren die het Agentschap heeft gesloten of waarvan het in kennis is gesteld;

informatie te verzamelen en te verwerken met het oog op een continu toezicht op de handel in nucleair materiaal en nucleaire diensten in de EU. In 2013 is het Agentschap gegroeid in zijn rol van waarnemer en nu dekt het de aspecten van de voorziening van radio-isotopen voor geneeskundige toepassingen in de EU;

voor intern gebruik en/of voor het publiek regelmatig verslag uit te brengen over de werking van de handel in nucleair materiaal en nucleaire diensten;

de Gemeenschap op verzoek te voorzien van deskundigheid en advies over enig onderwerp in verband met de werking van de handel in nucleair materiaal en nucleaire diensten;

het raadgevend comité van Euratom te contacteren en te raadplegen en naargelang van het geval — eveneens door het bieden van secretariaatsdiensten — deel te nemen aan de vergaderingen van genoemd raadgevend comité.

Organisatie

Het Agentschap heeft rechtspersoonlijkheid en is financieel zelfstandig.

Het opereert onder toezicht van de Commissie zonder winstoogmerk.

De directeur-generaal en het personeel van het Voorzieningsagentschap van Euratom moeten ambtenaren van de Europese Gemeenschappen zijn of worden. Zij moeten een veiligheidsgoedkeuring hebben. Hun salaris wordt betaald door de Commissie.

In het Euratom-Verdrag en de statuten van het Voorzieningsagentschap van Euratom worden het kapitaal van het Agentschap en de voorwaarden voor de storting ervan bepaald.

Directeur-generaal

Benoemd door de Commissie voor onbepaalde tijd. De taken en bevoegdheden van de directeur-generaal worden met name vastgesteld in de statuten van het Voorzieningsagentschap van Euratom.

Toezicht op het Voorzieningsagentschap van Euratom door de Commissie

De Commissie kan Euratom richtlijnen geven en heeft vetorecht over de beslissingen van het Agentschap; bij sommige van die beslissingen is voorafgaande toestemming van de Commissie vereist.

Raadgevend comité

Dit bestaat het uit leden uit de lidstaten die intuitu personae worden aangesteld voor een (verlengbare) termijn van drie jaar. Het Comité helpt het Agentschap bij de uitvoering van zijn taken en vormt een verbindingsorgaan tussen het Voorzieningsagentschap van Euratom en de producenten en gebruikers van de nucleaire industrie. Het Comité kan worden geraadpleegd over alle vraagstukken binnen de bevoegdheid van het Agentschap. Het moet advies uitbrengen over alle in artikel 13 van de statuten genoemde aangelegenheden. Het vergadert gewoonlijk twee maal per jaar.

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement.

In 2013 (2012) ter beschikking van het Agentschap gestelde middelen

Begroting

1 04  000(1 04  000) euro, waarvan bijdrage van de Commissie: 98  000(98  000) euro.

Personeelsbestand per 31 december 2013

Totaal aantal personeelsleden: 18 (17) (waaronder de directeur-generaal).

Producten en diensten in 2013 (2012)

Voorziening verzekerd

Behandelde transacties

Het Agentschap behandelde in 2013 ongeveer 279 (270) transacties, waaronder contracten, wijzigingen en kennisgevingen betreffende de startactiviteiten.

Verslagen

In 2013 produceerde het Agentschap:

zijn jaarverslag over 2012;

4 (3) kwartaalverslagen over de uraniummarkt;

6 (6) tweemaandelijkse overzichten van nucleair nieuws;

40 (45) weekberichten met nucleair nieuws voor lezers binnen de Europese Commissie.

Deelname aan activiteiten van het raadgevend comité van het Voorzieningsagentschap van Euratom

Het raadgevend comité van het Agentschap organiseerde twee bijeenkomsten (in april en november) met de steun en de deelname van het Agentschap.

Het Agentschap faciliteerde de activiteiten van twee werkgroepen van zijn Raadgevend Comité.

Betrekkingen met andere Europese instellingen en internationale samenwerking

De betrekkingen met de Europese Commissie werden hiervoor beschreven.

Het Agentschap moet het Europees Parlement, de Raad en de Commissie jaarlijks verslag uitbrengen over de activiteiten van het voorgaande jaar, met inbegrip van het werkprogramma van het komende jaar.

Het Voorzieningsagentschap van Euratom werkt ook samen met internationale organisaties, meer bepaald het IAEA (Internationaal Agentschap voor Atoomenergie) en met het NEA (Agentschap voor kernenergie) van de OESO. In dat verband neemt het Agentschap deel aan de gezamenlijke NEA/IAEA-uraniumgroep en aan de NEA-groep op hoog niveau voor de voorzieningszekerheid van medische radio-isotopen (HLG-MR).

Voorzieningszekerheid van medische radio-isotopen

In september 2013 werd het Agentschap voorzitter van het Europees Waarnemingscentrum voor de voorziening van medische radio-isotopen om mee te werken aan de tenuitvoerlegging van een beleid van de Europese Raad dat moet zorgen voor de continuïteit van de voorziening van medische radio-isotopen.

Bron: Door het Agentschap verstrekte informatie.


ANTWOORDEN VAN HET AGENTSCHAP

12.

De toelichting bij de jaarrekening 2013 bevat een raming van de salariskosten. De exacte gegevens betreffende de door de Commissie gedekte administratieve kosten van het Agentschap zijn in het bezit van de Commissie. Wij zijn van mening dat het feit dat de Commissie de salarissen van het personeel van het Agentschap (en bepaalde andere administratieve kosten) betaalt, de onafhankelijkheid van het ESA niet per se in het gedrang brengt, terwijl deze procedure wel schaalvoordelen biedt.

13.

Naar het oordeel van het Agentschap is een adequate risicobeheersings- en -controlestrategie wel degelijk aanwezig. Met ingang van dit jaar zal het Agentschap echter meer en gestructureerde documentatie over risicobeoordelings- en risicobeperkingsacties verstrekken.


10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/275


VERSLAG

over de jaarrekening van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van de Stichting

(2014/C 442/32)

INLEIDING

1.

De Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (hierna: „de Stichting” ofwel „Eurofound”), gevestigd te Dublin, werd opgericht bij Verordening (EEG) nr. 1365/75 van de Raad (1). Zij heeft ten doel bij te dragen aan het uitwerken en verwezenlijken van betere levens- en arbeidsomstandigheden in de Unie door de ontwikkeling en verspreiding van kennis op dit gebied (2).

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van de Stichting. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van de Stichting, die bestaat uit de financiële staten (3) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (4) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar, en

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van de Stichting, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (5):

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van de Stichting omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (6) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van de Stichting goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van de Stichting.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (7) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels betreffende beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van de Stichting geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van de Stichting op alle materiële punten een getrouw beeld van haar financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van haar financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

10.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER DE BETROUWBAARHEID VAN DE REKENINGEN

11.

De Stichting verricht een uitgebreide materiële inventarisopname aan het einde van 2013 en begin 2014. Ten tijde van de controle van de Rekenkamer in februari 2014 was er nog geen verslag van de fysieke inventaris afgerond. Door de Rekenkamer verrichte tests brachten aan het licht dat niet alle vaste activa van een barcode waren voorzien en ingeschreven in het register en de rekeningen. Apparatuur ter waarde van 2 09  843 euro (8) was bij de uitgaven geboekt, in plaats van te worden gekapitaliseerd; de fout werd gecorrigeerd naar aanleiding van de controle van de Rekenkamer. Voor sommige activa kon geen verband worden gelegd met de pakbonnen van de leveranciers teneinde met zekerheid de juiste uitgangsdatum te kennen voor de berekening van de afschrijvingskosten.

OPMERKINGEN OVER DE INTERNEBEHEERSINGSMAATREGELEN

12.

De in paragraaf 11 vermelde feiten wijzen op ernstige gebreken in de interne beheersing op het gebied van de registratie en boeking van de vaste activa.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGSBEHEER

13.

In 2013 was het algemene niveau van vastgelegde kredieten 99 %, hetgeen erop wijst dat vastleggingen tijdig werden gedaan. Het niveau van naar 2014 overgedragen vastgelegde kredieten was echter hoog: ongeveer 6 62  831 euro (35,6 %) voor titel II (administratieve uitgaven) en ongeveer 3 3 75  781 euro (48,6 %) voor titel III (beleidsuitgaven).

14.

De overdrachten van vastgelegde kredieten voor titel II hadden vooral betrekking op IT-aankopen (hardware en software ten belope van 2 81  934 euro, waarvan 1 89  934 euro voor aankopen die oorspronkelijk voor 2014 waren gepland), dringende en onvoorziene reparatiewerken (69  000 euro) en renovatiewerken die moeten worden aangenomen en gepland voor begin 2014 (2 30  718 euro).

15.

Voor titel III betroffen de overgedragen vastgelegde kredieten ten belope van 2 6 25  543 euro meerjarige projecten waarvoor de activiteiten waren uitgevoerd en de betalingen waren uitgevoerd volgens plan. Niet-geplande overdrachten ten belope van 7 50  238 euro betroffen voornamelijk een toename van de begroting voor verscheidene projecten ter verbetering van hun reikwijdte en kwaliteit (65 %), in december 2013 bestelde vertaaldiensten die oorspronkelijk waren gepland voor 2014 (14 %), vertragingen bij aanbestedingsprocedures (7 %), laattijdige facturering door contractanten (14 %) en andere gebeurtenissen waarop de Stichting geen vat heeft.

OVERIGE OPMERKINGEN

16.

De Stichting werd in 1975 operationeel en heeft tot op heden gewerkt op basis van briefwisseling en uitwisselingen met de gastlidstaat. Er is evenwel, tussen de Stichting en die lidstaat, geen alomvattende zetelovereenkomst afgesloten. Een dergelijke overeenkomst zou de transparantie nog bevorderen ten aanzien van de omstandigheden waaronder de Stichting en haar personeel opereren.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 8 juli 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 139 van 30.5.1975, blz. 1.

(2)  Ter informatie bevat bijlage I een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van de Stichting.

(3)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(4)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(5)  Zie de artikelen 39 en 50 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).

(6)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, indien relevant, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(7)  Artikel 107 van Verordening (EU) nr. 1271/2013.

(8)  Een airconditioningsysteem en andere uitrusting in het conferentiecentrum van de Stichting.


BIJLAGE I

Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (Dublin)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(artikel 151 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

De Unie en de lidstaten stellen zich, indachtig sociale grondrechten zoals vastgelegd in het op 18 oktober 1961 te Turijn ondertekend Europees Sociaal Handvest en in het Gemeenschapshandvest van de sociale grondrechten van de werkenden van 1989, ten doel de bevordering van de werkgelegenheid, de gestage verbetering van de levensomstandigheden en de arbeidsvoorwaarden, zodat de onderlinge aanpassing daarvan op de weg van de vooruitgang wordt mogelijk gemaakt, alsmede een adequate sociale bescherming, de sociale dialoog, de ontwikkeling van de menselijke hulpbronnen om een duurzaam hoog werkgelegenheidsniveau mogelijk te maken, en de bestrijding van uitsluiting. [...]

Bevoegdheden van de Stichting

(Verordening (EEG) nr. 1365/75 van de Raad, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1111/2005)

Doelstellingen

De Stichting heeft als opdracht betere levens- en arbeidsomstandigheden tot stand te brengen door de ontwikkeling en verspreiding van relevante kennis op dit gebied. Zij dient zich in het bijzonder bezig te houden met:

de arbeidsomstandigheden van de mens;

de organisatie van het werk en met name de wijze waarop gestalte wordt gegeven aan de arbeidstaak;

de specifieke problemen van bepaalde categorieën werknemers;

de aspecten op lange termijn van de milieuverbetering;

de spreiding van de menselijke activiteiten in de tijd en in de ruimte.

Taken

De uitwisseling van informatie en ervaring op deze gebieden bevorderen;

de contacten tussen universiteiten, studie- en onderzoeksinstellingen, overheidsinstellingen en organisaties uit het sociaaleconomische leven vergemakkelijken;

studies (laten) verrichten en bijdragen tot de verwezenlijking van proefprojecten;

zo nauw mogelijk samenwerken met de in de lidstaten en op internationaal niveau bestaande gespecialiseerde instellingen.

Organisatie

Raad van Bestuur (RvB)

Per lidstaat één vertegenwoordiger van de regering, één vertegenwoordiger van de werkgeversorganisaties en één vertegenwoordiger van de werknemers;

drie vertegenwoordigers van de Commissie;

één gewone vergadering per jaar.

Het presidium van de RvB

Bestaat uit elf leden; drie leden van elk van de sociale partners en de regeringen, twee van de Commissie;

houdt toezicht op de uitvoering van de besluiten van de RvB en neemt in de tijd tussen twee vergaderingen van de RvB alle voor een behoorlijk beheer noodzakelijke maatregelen;

zes gewone vergaderingen per jaar.

De directeur en de adjunct-directeur worden benoemd door de Commissie op basis van een door de RvB ingediende kandidatenlijst. De directeur voert de beslissingen van de RvB en zijn presidium uit en leidt de Stichting.

Interne audit

Dienst Interne Audit van de Europese Commissie (DIA).

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad.

In 2013 (2012) ter beschikking van de Stichting gestelde middelen

Begroting

20,6(21,4) miljoen euro

Personeelsbestand per 31 december 2013

Ambtenaren en tijdelijke functionarissen:

101 posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten, waarvan 99 (98) bezet per 31 december 2013

Andere personeelsleden:

Gedetacheerde nationale deskundigen: 0 (0)

Arbeidscontractanten: 13 (12)

Totaalaantal personeelsleden: 112 (110)

Toegewezen aan:

Uitvoerende activiteiten: 78 (77)

Administratieve taken: 29 (28)

Gemengd: 5 (5)

In 2013 geleverde producten en diensten

Het verhogen van de deelname aan de arbeidsmarkt en het bestrijden van werkloosheid door het creëren van banen, het verbeteren van het functioneren van de arbeidsmarkt en het bevorderen van integratie

European Restructuring Monitor (ERM): 1  489 informatiebladen inzake herstructurering toegevoegd; twee vergelijkende analytische verslagen.

European Restructuring Monitor: ERM-jaarverslag 2013 — Monitoring en beheer van herstructurering in de 21e eeuw.

Andere verslagen: „Restructuring in SMEs in Europe; Born global: The potential of job creation in new international businesses; Employment polarisation and job quality in the crisis: European Jobs Monitor 2013”. (Herstructurering van het mkb in Europa; Vanaf de wieg een wereldspeler: de mogelijkheden voor het scheppen van banen in nieuwe internationale ondernemingen; Polarisatie van werkgelegenheid en kwaliteit van arbeidsplaatsen in tijden van crisis: Europese banenmonitor 2013).

Databank „Wetgeving inzake herstructurering” en databank „Instrumenten voor herstructureringssteun”: gecontroleerd en bijgewerkt.

Het verbeteren van de arbeidsomstandigheden en het verduurzamen van arbeid gedurende de levensloop

Europees waarnemingscentrum voor arbeidsomstandigheden (EWCO): honderd maal informatie bijgewerkt; vier vergelijkende analytische verslagen; jaarverslag: ontwikkelingen inzake arbeidsverhoudingen en arbeidsomstandigheden in Europa in 2012; zes onderzoeksverslagen.

Vijfde Europees onderzoek naar arbeidsomstandigheden — vijf secundaire analyseverslagen uitgebracht: Arbeidstijd en evenwicht tussen werk en privéleven in een levensloopbenadering; Gezondheid en welzijn op het werk; Arbeidsorganisatie en betrokkenheid van werknemers in Europa; Vrouwen, mannen en arbeidsomstandigheden in Europa; De kwaliteit van de arbeidsomstandigheden en de arbeidsverhoudingen in Europa.

Derde Europees bedrijvenonderzoek: veldwerk in 32 landen voltooid; samenvatting van de eerste bevindingen gepubliceerd.

Verslag „Impact of the crisis on working conditions in Europe” (Gevolgen van de crisis voor de arbeidsomstandigheden in Europa).

Het ontwikkelen van arbeidsverhoudingen om te zorgen voor billijke en productieve oplossingen in een veranderende beleidscontext

Europese Waarnemingspost voor arbeidsverhoudingen (EIRO): 247 maal informatie bijgewerkt; vier representativiteitsonderzoeken, twee jaarlijkse actualiseringen van gegevens over loon en werktijd; Jaarverslag: „Industrial relations and working conditions developments in Europe 2012” (Ontwikkelingen inzake arbeidsverhoudingen en arbeidsomstandigheden in Europa in 2012); vier vergelijkende analytische verslagen; twee onderzoeksverslagen.

Andere verslagen: „Social partners’ involvement in pension reform in the EU” (De betrokkenheid van de sociale partners bij de pensioenhervorming in de EU); „National practices of information and consultation in Europe” (De nationale praktijken inzake voorlichting en raadpleging in Europa); „Role of governments and social partners in keeping older workers in the labour market” (De rol van regeringen en sociale partners in het houden van oudere werknemers op de arbeidsmarkt).

Het verbeteren van de levensomstandigheden en het bevorderen van de sociale samenhang in het licht van de economische verschillen en sociale ongelijkheden

Derde Europees onderzoek inzake levenskwaliteit;

drie secundaire analyseverslagen uitgebracht: „Quality of life in Europe — Quality of society and public services” (Levenskwaliteit in Europa — Kwaliteit van de samenleving en de openbare dienstverlening); „Third European Quality of Life Survey — Quality of life in Europe: Social inequalities” (Derde Europees onderzoek inzake levenskwaliteit — Levenskwaliteit in Europa: sociale ongelijkheden); „Third European Quality of Life Survey — Quality of life in Europe: Subjective well-being” (Derde Europees onderzoek inzake levenskwaliteit — Levenskwaliteit in Europa: het subjectieve welzijn);

twee beleidsdocumenten uitgebracht: „Household over-indebtedness in the EU: The role of informal debts” (Huishoudens met overmatige schuldenlast in de EU: de rol van informele schulden); „Political trust and civic engagement during the crisis” (Vertrouwen in het beleid en participatie van burgers in tijden van crisis);

verslagen over de levenskwaliteit in de uitbreidingslanden gepubliceerd.

Verslag en landenspecifieke gevalstudies: „More and better jobs in home-care services” (Meer en betere banen in de thuiszorg).

Verslag: „Mobility and migration of healthcare workers in central and eastern Europe” (Mobiliteit en migratie van personeel in de gezondheidszorg in Midden- en Oost-Europa).

Communicatie en uitwisseling van ideeën en ervaring

1 13  760 downloads van verslagen van de Eurofound-internetsite. 2 0 60  195 bezoeken van gebruikers.

172 PDF-publicaties (671 taalversies).

220 EU-beleidsdocumenten met verwijzingen naar de bevindingen en deskundigheid van Eurofound.

202 bijdragen tot evenementen op verzoek.

Bron: Door de Stichting verstrekte bijlage.


ANTWOORDEN VAN DE STICHTING

11.

De materiële inventarisopname werd intussen afgerond en gepubliceerd. Fouten op het gebied van barcodes en inschrijvingen zijn gecorrigeerd. Op grond van de lage waarde van de betrokken voorwerpen worden deze niet beschouwd als activa en is de impact van de fouten op de financiële rekeningen daarom nul.

In elk geval is er nu een kopie van de pakbon bijgevoegd aan de facturen waardoor daadwerkelijke tracering van de juiste aanvangsdatum voor berekening van de afschrijving gewaarborgd is.

12.

De gebreken op het gebied van registratie en boeking van vaste activa waren voornamelijk te wijten aan de overgangsperiode naar een nieuw boekhoudkundig systeem. Dankzij de invoering van „ABAC Assets” en aanzienlijke wijzigingen in de interne werkprocedures is een einde gekomen aan deze situatie.

13-15.

De cijfers en analyses worden aanvaard en bevestigd. Het hoge percentage aan overdrachten op het gebied van oorspronkelijk voor 2014 geplande diensten (43 % van alle onvoorziene overdrachten) is het gevolg van de besluiten betreffende de personeelssalarissen voor 2011 en 2012, die pas eind 2013 genomen werden en zodoende in een bepaalde mate geleid hebben tot ongebruikte begrotingsmiddelen. Om een hoge begrotingsuitvoering te waarborgen, is overeenkomstig het advies van de Commissie, besloten om de beschikbare middelen aan te wenden. De overdrachten (uitgezonderd de middelen voor activiteiten die gepland waren voor 2014 en die tot een later tijdstip uitgesteld werden) laten zien dat minder dan 20 % onvoorzien waren en deels buiten de controle van Eurofound vielen.

16.

Al meer dan 30 jaar bestaan er gedetailleerde regelingen tussen Eurofound en de Ierse regering over de toepassing van het Protocol op het gebied van voorrechten en immuniteiten.

Toch is Eurofound begin februari onderhandelingen begonnen over dit onderwerp om voor het einde van 2014 een overeenkomst met de Ierse regering te bereiken.


10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/282


VERSLAG

over de jaarrekening van Eurojust betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van Eurojust

(2014/C 442/33)

INLEIDING

1.

De Eenheid voor justitiële samenwerking van de Europese Unie (hierna „Eurojust”), gevestigd te Den Haag, werd opgericht bij Besluit 2002/187/JBZ van de Raad (1) om de strijd tegen ernstige vormen van georganiseerde misdaad te intensiveren. Zij heeft tot doel de coördinatie te verbeteren van grensoverschrijdende onderzoeken en vervolgingen tussen de lidstaten van de Europese Unie, alsook tussen lidstaten en derde landen (2).

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van Eurojust. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van Eurojust, die bestaat uit de financiële staten (3) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (4) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar;

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van Eurojust, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (5):

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van Eurojust omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (6) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De administratief directeur keurt de jaarrekening van Eurojust goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van Eurojust.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (7) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van Eurojust geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van Eurojust op alle materiële punten een getrouw beeld van de financiële situatie van de Eenheid per 31 december 2013 en van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van haar financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

10.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGSBEHEER

11.

Het niveau van de vastgelegde kredieten voor de diverse titels varieerde van 98 % tot 99 % van de totale kredieten, hetgeen erop wijst dat de juridische verbintenissen tijdig werden ondertekend. Het niveau van de naar 2014 overgedragen vastgelegde kredieten was met 2 3 41  825 euro (32 %) echter hoog voor titel III (operationele uitgaven). Dit was voornamelijk te wijten aan vertragingen die ontstonden doordat aan het einde van het jaar het interne softwarebeheer werd overgedragen aan een nieuwe dienstverlener. Daarnaast waren terugbetalingen van uitgaven in het kader van subsidieregelingen die werden gebruikt ter ondersteuning van „gemeenschappelijke onderzoeksteams” pas in 2014 verschuldigd.

12.

In 2013 verrichtte het Agentschap 49 kredietoverschrijvingen betreffende 101 begrotingsonderdelen. Dit wijst op gebreken in de planning en uitvoering van de begroting.

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN HET VOORGAANDE JAAR

13.

Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van voorgaande jaren.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 1 juli 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 63 van 6.3.2002, blz. 1.

(2)  Ter informatie geeft bijlage II een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van Eurojust.

(3)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(4)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(5)  Zie de artikelen 39 en 50 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).

(6)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(7)  Artikel 107 van Verordening (EU) nr. 1271/2013.


BIJLAGE I

Follow-up van de opmerkingen van voorgaande jaren

Jaar

Opmerking van de Rekenkamer

Stand van de corrigerende maatregel

(Afgerond/Loopt nog/Nog af te handelen/N.v.t.)

2011

In het verslag over het begrotingsjaar 2010 verklaarde de Rekenkamer dat er ruimte was om te overwegen de respectieve rollen en verantwoordelijkheden van de directeur en het college van Eurojust opnieuw te definiëren teneinde de overlapping van verantwoordelijkheden, die momenteel resulteert uit de oprichtingsverordening (1), te vermijden. Er werden in 2011 geen corrigerende maatregelen genomen.

Loopt nog

2011

Eurojust heeft nog niet alle uitvoeringsbepalingen van het personeelsstatuut vastgesteld (2).

Afgerond

2012

Een kadercontract voor beveiligingsdiensten werd ondertekend in 2008 en gewijzigd in 2009. Door de gewijzigde berekeningsformule stegen de prijzen geleidelijk met 22 %, hoewel de stijging volgens het oorspronkelijke kadercontract maximaal 4 % mocht belopen. De totale prijsstijging boven het maximum van 4 % bedroeg in de periode 2008-2012 ongeveer 4 40  000 euro en daarvan werd ongeveer 68  000 euro betaald in 2012. Een zo aanzienlijke stijging kan de doorzichtigheid en eerlijkheid van de oorspronkelijke aanbestedingsprocedure ondermijnen en de concurrentie vervalsen.

N.v.t.

2012

Er is ruimte voor verbetering van de doorzichtigheid van de wervingsprocedures. Er was geen bewijs dat de vragen voor tests en sollicitatiegesprekken waren vastgesteld voordat de jury de sollicitaties onderzocht, noch dat de weging van schriftelijke tests en sollicitatiegesprekken was vastgesteld vóór het onderzoek van de kandidaten.

Afgerond


(1)  De artikelen 28, 29, 30 en 36 van Besluit 2002/187/JBZ, zoals gewijzigd bij Besluit 2003/659/JBZ (PB L 245 van 29.9.2003, blz. 44) en Besluit 2009/426/JBZ (PB L 138 van 4.6.2009, blz. 14).

(2)  Er ontbreken uitvoeringsbepalingen voor de gebieden: „Herindeling”, „Administratief onderzoek en tuchtprocedures”, „Deeltijdwerk”, „Duobanen”, „Middenkader”, „Tijdelijke invulling van leidinggevende functies”, „Beoordeling van hoger leidinggevend personeel”, „Vervroegd pensioen zonder vermindering van pensioenrechten”, „Verlof”, „Personeelscomité” en „Gids voor dienstreizen”.


BIJLAGE II

Eurojust (Den Haag)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(artikel 85 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

De opdracht van Eurojust bestaat in het ondersteunen en versterken van de coördinatie en de samenwerking tussen de nationale autoriteiten bij de vervolging van zware grensoverschrijdende criminaliteit welke de belangen van de Europese Unie schaadt.

Bevoegdheden van Eurojust

(zoals omschreven in de artikelen 3, 5, 6 en 7 van Besluit 2002/187/JBZ van de Raad, zoals gewijzigd bij Besluit 2003/659/JBZ en Besluit 2009/426/JBZ)

Doelstellingen

Artikel 3 van Besluit 2002/187/JBZ van de Raad, zoals gewijzigd bij Besluit 2003/659/JBZ en Besluit 2009/426/JBZ

In gevallen waarin twee of meer lidstaten betrokken zijn bij onderzoek naar en vervolging van de in artikel 4 genoemde criminele gedragingen in verband met zware, in het bijzonder georganiseerde criminaliteit, heeft Eurojust tot doel:

a)

de coördinatie tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten inzake onderzoek en vervolging in de lidstaten te stimuleren en te verbeteren, rekening houdend met elk verzoek dat uitgaat van een bevoegde instantie van een lidstaat en met alle informatie die wordt verstrekt door een orgaan dat bevoegd is krachtens de in het kader van de Verdragen vastgestelde bepalingen;

b)

de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten te verbeteren, in het bijzonder door het faciliteren van de uitvoering van verzoeken en besluiten inzake justitiële samenwerking, waaronder instrumenten waarmee uitvoering wordt gegeven aan het beginsel van wederzijdse erkenning;

c)

de bevoegde autoriteiten van de lidstaten anderszins bij te staan, om ervoor te zorgen dat onderzoek en vervolging doeltreffender worden.

Taken

Artikel 5 van Besluit 2002/187/JBZ van de Raad, zoals gewijzigd bij Besluit 2003/659/JBZ en Besluit 2009/426/JBZ

1.

Ter verwezenlijking van zijn doelstellingen vervult Eurojust zijn taken:

a)

door middel van een of meer van de betrokken nationale leden, overeenkomstig artikel 6, of

b)

als college, overeenkomstig artikel 7, wanneer:

i)

een of meer nationale leden die betrokken zijn bij een door Eurojust behandelde zaak daartoe een verzoek indienen; hetzij

ii)

een onderzoek of vervolging van invloed is op de Europese Unie of andere dan de rechtstreeks betrokken lidstaten zou kunnen raken; hetzij

iii)

een algemene vraag in verband met de verwezenlijking van zijn doelstellingen aan de orde is; hetzij

iv)

anders is bepaald in dit besluit.

2.

Bij de vervulling van zijn taken geeft Eurojust aan of het handelt door middel van een of meer van de nationale leden in de zin van artikel 6, dan wel als college in de zin van artikel 7.

Artikel 6 van Besluit 2002/187/JBZ van de Raad, zoals gewijzigd bij Besluit 2003/659/JBZ en Besluit 2009/426/JBZ

1.

Eurojust, handelend door middel van de betrokken nationale leden:

a)

kan de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten, onder vermelding van de reden, verzoeken:

i)

ter zake van bepaalde feiten een onderzoek of vervolging in te stellen;

ii)

te aanvaarden dat een van hen beter in staat is ter zake van bepaalde feiten een onderzoek of vervolging in te stellen;

iii)

het optreden van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten te coördineren;

iv)

overeenkomstig de toepasselijke samenwerkingsregelingen een gemeenschappelijk onderzoeksteam in te stellen;

v)

alle gegevens te verstrekken die Eurojust nodig heeft om zijn taken te verrichten;

vi)

speciale onderzoeksmaatregelen te treffen;

vii)

alle andere voor de opsporing of de vervolging gerechtvaardigde maatregelen te treffen;

b)

zorgt ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de betrokken staten onderling informatie uitwisselen over de onderzoeken en vervolgingen waarvan Eurojust kennis heeft;

c)

staat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op hun verzoek bij met het oog op een optimale coördinatie van onderzoek en vervolging;

d)

verleent steun om de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten te verbeteren;

e)

werkt samen en treedt in overleg met het Europees justitieel netwerk, onder meer gebruikmakend van de documentaire gegevensbank van het netwerk en bijdragend tot de verbetering daarvan;

f)

verleent in de in artikel 3, leden 2 en 3, bedoelde gevallen en met instemming van het college steun aan onderzoek en vervolging waarbij de bevoegde autoriteiten van een enkele lidstaat betrokken zijn.

2.

De lidstaten zorgen er ook voor dat de bevoegde nationale autoriteiten de krachtens dit artikel gedane verzoeken zonder nodeloze vertraging behandelen.

Artikel 7 van Besluit 2002/187/JBZ van de Raad, zoals gewijzigd bij Besluit 2003/659/JBZ en Besluit 2009/426/JBZ

1.

Eurojust, handelend als college:

a)

kan, in verband met de in artikel 4, lid 1, bedoelde soorten criminaliteit en strafbare feiten, de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten onder opgave van redenen verzoeken om:

i)

ter zake van bepaalde feiten een onderzoek of vervolging in te stellen;

ii)

te aanvaarden dat een van hen beter in staat is ter zake van bepaalde feiten een onderzoek of vervolging in te stellen;

iii)

het optreden van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten te coördineren;

iv)

overeenkomstig de toepasselijke samenwerkingsregelingen een gemeenschappelijk onderzoeksteam in te stellen;

v)

alle gegevens te verstrekken die Eurojust nodig heeft om zijn taken te verrichten;

b)

zorgt ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten onderling informatie uitwisselen over de onderzoeken en vervolgingen waarvan Eurojust kennis heeft en die van invloed zijn op de Unie of andere dan de rechtstreeks betrokken lidstaten zouden kunnen raken;

c)

staat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op hun verzoek bij met het oog op een optimale coördinatie van onderzoek en vervolging;

d)

verleent steun om de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten te verbeteren, onder meer op basis van de door Europol verrichte analyse;

e)

werkt samen en treedt in overleg met het Europees justitieel netwerk, onder meer gebruikmakend van de documentaire gegevensbank van het netwerk en bijdragend tot de verbetering daarvan;

f)

kan zijn medewerking verlenen aan Europol, onder meer door adviezen te geven op basis van de analyses van Europol;

g)

kan logistieke steun verlenen in de onder a), c) en d) bedoelde gevallen. Deze logistieke steun kan met name steun voor vertaling, vertolking en organisatie in verband met coördinatievergaderingen omvatten.

2.

Wanneer twee of meer nationale leden het niet eens kunnen worden over de oplossing van een jurisdictiegeschil met betrekking tot het instellen van een onderzoek of vervolging op grond van artikel 6 en met name artikel 6, lid 1, onder c), wordt het college gevraagd ter zake een schriftelijk niet-bindend advies uit te brengen, voor zover de zaak niet in onderlinge overeenstemming door de bevoegde nationale autoriteiten kon worden opgelost. Het advies van het college wordt de betrokken lidstaten terstond toegezonden. Dit lid laat lid 1, onder a), ii), onverlet.

3.

Niettegenstaande de bepalingen in door de Europese Unie aangenomen rechtsinstrumenten betreffende justitiële samenwerking, kan een bevoegde autoriteit herhaalde weigeringen of moeilijkheden in verband met de uitvoering van verzoeken en besluiten inzake justitiële samenwerking, waaronder instrumenten waarmee uitvoering wordt gegeven aan het beginsel van wederzijdse erkenning, aan Eurojust melden en het college verzoeken ter zake een schriftelijk, niet-bindend advies uit te brengen, voor zover de zaak niet in onderlinge overeenstemming door de bevoegde autoriteiten of met de hulp van de betrokken nationale leden kon worden opgelost. Het advies van het college wordt de betrokken lidstaten terstond toegezonden.

Organisatie

(artikelen 2, 9, 23, 28, 29 en 36 van Besluit 2002/187/JBZ betreffende Eurojust; artikel 3 van het reglement van orde van Eurojust)

College

Het college is verantwoordelijk voor de organisatie en de werking van Eurojust. Het college bestaat uit door elk van de lidstaten overeenkomstig het eigen rechtsstelsel gedetacheerde nationale leden, die de hoedanigheid hebben van officier van justitie, rechter of politiefunctionaris. Het college kiest een voorzitter uit de nationale leden.

Directeur

De administratief directeur wordt met tweederde meerderheid van stemmen door het college benoemd.

Het gemeenschappelijk controleorgaan

Houdt toezicht op de verwerking van persoonsgegevens.

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

In 2013 (2012) ter beschikking van Eurojust gestelde middelen

Definitieve begroting

32,4(33,3) miljoen euro, inclusief bestemmingsontvangsten

Personeelsbestand per 31 december 2013

Nationale leden: 28 (waarvan 2 in de lidstaten) (27, waarvan 2 in de lidstaten)

Plaatsvervangende nationale leden: 20 (waarvan 11 in de lidstaten) (17, waarvan 10 in de lidstaten)

Assistanten van de nationale leden: 21 (waarvan 8 in de lidstaten) (22, waarvan 11 in de lidstaten)

Tijdelijk personeel: 203 (188)

Arbeidscontractanten: 27 (29)

Gedetacheerde nationale deskundigen: 14 (18)

Producten en diensten in 2013 (2012)

Aantal coördinatievergaderingen: 206 (194)

Totaalaantal zaken: 1  576 (1  533)

Misleiding en fraude 472 (382)  (1)

(Mobiele) georganiseerde criminaliteit 264 (231)  (1)

Drugshandel: 248 (263)  (1)

Witwassen van geld 202 (144)  (1)

Illegale immigratie en mensenhandel 110 (89)  (1)

Corruptie 56 (30)  (1)

Cybercriminaliteit 29 (42)  (1)

Terrorisme: 17 (32)  (1)

Misdrijven ten nadele van de financiële belangen van de EU: 15 (27)  (1)


(1)  De voor de indeling van de zaken toegepaste lijst van misdaden komt overeen met de voor Eurojust prioritaire misdaadtypen in 2013.

Bron: Door Eurojust verstrekte bijlage.


ANTWOORDEN VAN EUROJUST

11.

Eurojust accepteert het feit dat overdrachten naar 2014 voor titel III relatief hoog zijn maar verwijst echter naar de verantwoordingen die door de rechtbank werden geïdentificeerd. Eurojust blijft waakzaam om enige onrechtvaardige overdrachten te vermijden.

12.

Eurojust accepteert de commentaar en heeft reeds het advies van de rechtbank toegepast door het aantal budgetlijnen dat in het financieel jaar 2014 wordt gebruikt met 26,4 % te verminderen.


10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/290


VERSLAG

over de jaarrekening van de Europese Politiedienst betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van de Dienst

(2014/C 442/34)

INLEIDING

1.

De Europese Politiedienst (hierna: „Dienst” ofwel „Europol”), gevestigd te Den Haag, werd opgericht bij Besluit 2009/371/JBZ van de Raad (1). De Dienst heeft ten doel het ondersteunen en versterken van het optreden van de politie-instanties en andere wetshandhavingsdiensten van de lidstaten, alsmede van hun wederzijdse samenwerking bij de voorkoming en bestrijding van zware criminaliteit waardoor twee of meer lidstaten worden getroffen, van terrorisme en van vormen van criminaliteit die een schending inhouden van een gemeenschappelijk belang dat tot het beleid van de Unie behoort (2).

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van de Dienst. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van de Dienst, die bestaat uit de financiële staten (3) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (4) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar,

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van de Dienst, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (5):

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van de Dienst omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (6) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van de Dienst goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van de Dienst.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (7) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels betreffende beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van de Dienst geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de interne beheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van de Dienst op alle materiële punten een getrouw beeld van zijn financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van zijn verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van zijn financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

10.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER DE WETTIGHEID EN REGELMATIGHEID VAN DE VERRICHTINGEN

11.

Hoewel de Dienst de voorbereiding, uitvoering en documentatie van aanbestedingsprocedures in de loop der jaren heeft verbeterd, waren niet alle in 2013 genomen besluiten gebaseerd op voldoende specifieke selectiecriteria, realistische prijsaanbiedingen of in overeenstemming met de vastgestelde beroepsvereisten. Dit had zijn weerslag op de doeltreffendheid van de aanbestedingsprocedures.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGSBEHEER

12.

De begrotingsuitvoeringspercentages vertoonden in 2013 verdere verbetering en de totale overdrachten van de vastgelegde kredieten namen af tot 9,4 miljoen euro ofwel 11,6 % (2012: 16,3 miljoen euro ofwel 19,6 %). Het bedrag aan overdrachten van vastgelegde kredieten was met 3,0 miljoen euro (41 %) echter relatief hoog voor titel II (administratieve uitgaven) (2012: 4,2 miljoen euro ofwel 49 %). Deze hadden hoofdzakelijk betrekking op geplande aanpassingen van het gebouw later in het jaar (1,8 miljoen euro) en andere administratieve kosten waarvoor aan het einde van het jaar geen facturen waren ontvangen.

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN VOORGAANDE JAREN

13.

Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van voorgaande jaren.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Pietro RUSSO, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 16 september 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 121 van 15.5.2009, blz. 37.

(2)  Ter informatie geeft bijlage II een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van de Dienst.

(3)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(4)  Deze bevatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(5)  Zie de artikelen 39 en 50 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).

(6)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(7)  Artikel 107 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013.


BIJLAGE I

Follow-up van de opmerkingen van voorgaande jaren

Jaar

Opmerking van de Rekenkamer

Stand van de corrigerende maatregel

(Afgerond/Loopt nog/Nog af te handelen/N.v.t.)

2011

Het hoge niveau van overdrachten en annuleringen alsmede het hoge aantal van in 2011 gedane begrotingsoverschrijvingen wijzen op moeilijkheden bij de planning en/of uitvoering van de activiteiten van de Dienst.

Afgerond

2011

Het niveau van betalingen ten opzichte van verbintenissen was laag (34 % voor titel II en 45 % voor titel III); dit is in strijd met het begrotingsbeginsel van jaarperiodiciteit.

N.v.t.

2011

Er zijn geen procedures opgezet met betrekking tot de vaststelling, goedkeuring en vastlegging van uitzonderingen en afwijkingen van het beleid en de procedures. Er werden uitzonderingen en afwijkingen vastgelegd bij 7 % van de betalingen in 2011.

Procedures: afgerond

Niveau van uitzonderingen en afwijkingen: loopt nog

2011

Het boekhoudsysteem is niet volledig gevalideerd door de rekenplichtige. Essentiële processen zoals de afsluiting van het begrotingsjaar en de vaststelling van de financiële rechten van het personeel worden nog niet bestreken.

Afgerond

2011

Er werden onvolkomenheden aangetroffen met betrekking tot de fysieke verificatie en boeking van activa voor en na de verhuizing naar het nieuwe hoofdkantoor. Bovendien komt de waarde van de activa van de Dienst niet tot uitdrukking in de verzekeringscontracten. Terwijl de nettoactiva voor de verhuizing met ongeveer 17 miljoen euro oververzekerd waren, zijn ze nu met ongeveer 21 miljoen euro oververzekerd.

Afgerond

2011

Het financieel reglement van de Dienst verwijst naar gedetailleerde regels en procedures die zijn vastgelegd in de uitvoeringsvoorschriften ervan. Deze zijn echter nog niet vastgesteld.

N.v.t.

2011

Er is aanzienlijke ruimte voor de verbetering van de transparantie van wervingsprocedures: de vragen voor de schriftelijke tests en de sollicitatiegesprekken werden vastgesteld na onderzoek van de sollicitaties door de jury; er waren geen drempelvoorwaarden vastgesteld voor toelating tot schriftelijke tests en sollicitatiegesprekken of voor opneming op de lijst van geschikte kandidaten; de jury’s documenteerden niet al hun bijeenkomsten en besluiten.

Afgerond

2012

De Dienst droeg 1,2 miljoen euro over ten behoeve van veranderingen aan het gebouw van de Dienst in verband met de oprichting van het Europees cybercriminaliteitscentrum. Hoewel hij deze veranderingen met het gastland was overeengekomen in juli 2012, werd het voor deze werkzaamheden vereiste contract pas in april 2013 getekend. Bovendien droeg Europol 0,1 miljoen euro over in verband met de invoering van een nieuw HR-systeem. Het contract liep af aan het einde van het jaar en werd niet verlengd. Beide overdrachten hielden geen verband met aan het einde van het begrotingsjaar overeengekomen juridische verbintenissen en waren dus onregelmatig.

Afgerond

2012

De Dienst verlangt niet van zijn personeel dat zij regelmatig actuele informatie verstrekken over de hoogte van kinderbijslag die zij uit andere bronnen ontvangen. Dientengevolge zijn enkele gevallen geconstateerd waarin de kinderbijslag niet dienovereenkomstig verlaagd was en onverschuldigd betaalde bedragen zouden moeten worden teruggevorderd.

Afgerond

2012

Uit 2011 overgedragen vastleggingen ter hoogte van 2,6 miljoen euro (van de 15 miljoen euro) moesten in 2012 worden geannuleerd omdat deze de werkelijke behoefte overstegen.

Afgerond

2012

De Dienst droeg 16,3 miljoen euro aan vastgelegde kredieten (19,64 % van de totale vastgelegde kredieten) over naar 2013. Deze overdrachten hebben hoofdzakelijk betrekking op titel II — overige administratieve uitgaven — (4,2 miljoen euro) en titel III — beleidsactiviteiten — (11,2 miljoen euro) en hebben vooral betrekking op de nieuwe in juni 2012 aan Europol opgedragen taak om het Europees cybercriminaliteitscentrum te beheren. De uitvoering van deze taak heeft geleid tot significante begrotingsvastleggingen die vlak voor het einde van het jaar zijn gedaan en het naar 2013 overgedragen bedrag beïnvloedden.

N.v.t.

2012

De Dienst heeft 19 kredietoverschrijvingen gedaan die 4,5 miljoen euro bedragen en 82 van de 115 begrotingsonderdelen betreffen. Deze overschrijvingen zijn hoofdzakelijk gedaan in het kader van de aanschaf van IT-apparatuur voor het Europees cybercriminaliteitscentrum.

Afgerond

2012

De onderzochte wervingsprocedures vertoonden de volgende tekortkomingen: vragen voor de mondelinge en schriftelijke tests werden vastgesteld nadat de jury de sollicitaties had beoordeeld; er was geen bewijs dat de wegingsfactoren voor de selectiecriteria voor de lijst van geselecteerde kandidaten waren vastgesteld voordat de sollicitaties waren beoordeeld; de jury's documenteerden niet al hun vergaderingen en besluiten behoorlijk.

Afgerond


BIJLAGE II

Europese Politiedienst (Den Haag)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(artikel 88 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

„De opdracht van Europol is het optreden van de politie-instanties en andere wetshandhavingsdiensten van de lidstaten, alsmede hun wederzijdse samenwerking bij de voorkoming en bestrijding van zware criminaliteit waardoor twee of meer lidstaten worden getroffen, van terrorisme en van vormen van criminaliteit die een schending inhouden van een gemeenschappelijk belang dat tot het beleid van de Unie behoort, te ondersteunen en te versterken.”

Bevoegdheden van het Bureau

(Besluit 2009/371/JBZ van de Raad over de oprichting van de Europese Politiedienst (Europol) (ECD))

Bevoegdheden

Europol is bevoegd voor georganiseerde criminaliteit, terrorisme en andere vormen van ernstige criminaliteit waardoor twee of meer lidstaten getroffen worden op een wijze die, gezien de omvang, de ernst en de gevolgen van de strafbare feiten, een gemeenschappelijke aanpak van de lidstaten noodzakelijk maakt.

De bevoegdheid van Europol strekt zich ook uit tot de daarmee samenhangende strafbare feiten, zoals vastgelegd in artikel 4, lid 3, ECD.

Hoofdtaken

Het verzamelen, opslaan, verwerken, analyseren en uitwisselen van informatie en inlichtingen;

de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, via de nationale eenheden als omschreven in artikel 8, onverwijld voorzien van informatie die voor hen van belang is, en hun onmiddellijk informatie geven over de verbanden tussen strafbare feiten die aan het licht zijn gekomen;

onderzoeken in de lidstaten ondersteunen, met name door de nationale eenheden alle relevante informatie te verstrekken;

de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten verzoeken onderzoek in te stellen, te verrichten of te coördineren, en, in specifieke gevallen, voorstellen een gemeenschappelijk onderzoeksteam op te richten;

de lidstaten inlichtingen verstrekken en analytische ondersteuning bieden bij grote internationale evenementen;

dreigingsbeelden, strategische analyses en situatierapporten met betrekking tot zijn doel opstellen, met inbegrip van dreigingsbeelden met betrekking tot georganiseerde criminaliteit;

de lidstaten ondersteunen bij het verzamelen en analyseren van informatie op internet om te helpen bij de opsporing van strafbare feiten die door internet zijn mogelijk gemaakt of met behulp van internet zijn gepleegd.

Bijkomende taken

Deskundigheid ontwikkelen over de opsporingsmethoden van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en van advies dienen bij onderzoeken;

strategische inlichtingen verstrekken die een efficiënt en effectief gebruik van de middelen die op nationaal niveau en op het niveau van de Unie beschikbaar zijn voor operationele activiteiten en de ondersteuning daarvan, ondersteunen en bevorderen.

Voorts de lidstaten bijstaan met ondersteuning, advies en onderzoek op de volgende gebieden:

opleiding van de leden van hun bevoegde autoriteiten, waar nodig in samenwerking met de Europese Politieacademie;

organisatie en uitrusting van deze autoriteiten, door de verlening van technische ondersteuning tussen de lidstaten onderling te vergemakkelijken;

methoden van criminaliteitspreventie;

technische en forensische methoden en analyse, evenals opsporingsmethoden.

Europol treedt ook op als het Centrale Bureau voor de bestrijding van eurovalsemunterij overeenkomstig Besluit 2005/511/JBZ van de Raad van 12 juli 2005 over de bescherming van de euro tegen valsemunterij.

Europol verwerkt gegevens over financiële berichten en draagt deze over in overeenstemming met de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten over de verwerking en overdracht van gegevens over financiële berichten van de Europese Unie naar de Verenigde Staten voor doeleinden van het „programma voor het opsporen van de financiering van terroristische activiteiten (TFTP)”.

Europol gaat tevens door met inspanningen om de Prüm-helpdesk op te zetten om de dagelijkse uitvoering van de „Prüm-besluiten” te ondersteunen in overeenstemming met de conclusies van de Raad van 13 december 2011 over de intensivering van de uitvoering van de „Prüm-besluiten”.

Europol ondersteunt ook de beleidscyclus van de EU voor georganiseerde en zware criminaliteit alsmede Empact (1)-projecten overeenkomstig de conclusies van de Raad over de totstandbrenging en uitvoering van een EU-beleidscyclus voor georganiseerde en zware internationale criminaliteit en de daaropvolgende conclusies van de Raad van 27 mei 2011 inzake de vaststelling van de EU-prioriteiten ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit voor de periode 2011-2013.

Europol huisvest tevens het Europees Cybercriminaliteitscentrum (EC3) en treedt op als steunpunt in Europa's strijd tegen cybercriminaliteit overeenkomstig de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement COM(2012) 140 final van 28 maart 2012„De aanpak van criminaliteit in het digitale tijdperk — Oprichting van een Europees Centrum voor de bestrijding van cybercriminaliteit”.

Organisatie

Raad van bestuur

De raad van bestuur bestaat uit één vertegenwoordiger van elke lidstaat en één vertegenwoordiger van de Commissie.

Directeur

Door de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen voor vier jaar benoemd uit een door de raad van bestuur opgestelde lijst van tenminste drie kandidaten (kan eenmaal met maximaal vier jaar worden verlengd);

wordt bijgestaan door drie adjunct-directeuren die voor een eenmaal verlengbare periode van vier jaar worden benoemd;

leidt Europol en legt aan de raad van bestuur verantwoording af over zijn taakuitoefening;

is de wettige vertegenwoordiger van Europol.

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Interne controle

Dienst Interne Audit van de Europese Commissie (DIA).

Interne-auditfunctie (IAF).

Gegevensbescherming en het waarborgen van persoonlijke rechten

Gemeenschappelijk controleorgaan (GCO).

Functionaris voor gegevensbescherming.

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement, rekening houdend met een aanbeveling van de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

In 2013 (2012) ter beschikking van de Dienst gestelde middelen

Definitieve begroting voor 2013

82,5(84,2) miljoen euro

Personeel in 2013

Tijdelijk personeel: 457 (457) in de lijst van het aantal ambten. Het daadwerkelijke aantal op 31.12.2013 is 426.

Gedetacheerde nationale deskundigen: 34 (37) (daadwerkelijk aantal aan het einde van het jaar).

Arbeidscontractanten: 94 (94) (daadwerkelijk aantal aan het einde van het jaar).

Producten en diensten in 2013 (2012)

Europol als het belangrijkste EU-centrum voor ondersteuning van rechtshandhavingsacties

De operationele ondersteuning van operaties en Gemeenschappelijke Onderzoeksteams (GOT's) houdt in: gegevensverwerking, cross-matchrapporten, trefferinformatie, technische/forensische ondersteuning en expertise, de inzet van mobiele bureaus, analyseverslagen, operationele coördinatie op het hoofdkantoor van Europol, operationele vergaderingen, financiële bijstand, enz. Er was weer een toename in de aan lidstaten geboden operationele ondersteuning, wat de stijgende trend van de afgelopen jaren in het aantal verzoeken voor alle Europol-diensten bevestigt:

18  310 grensoverschrijdende zaken ondersteund, een toename van 15 % tegenover 2012 (15  949);

684 onderzoeken in de lidstaten ingesteld of actief ondersteund door Europol, met de nadruk op misdaadterreinen waaraan prioriteit is gegeven;

2  250 operationele verslagen uitgebracht in 2013 tegenover 2  141 in 2012 (waaronder cross-matchrapporten, operationele analyseverslagen, mededelingen van inlichtingen en technische ad hoc-analyserapporten;

de leidend opsporingsambtenaar/-ambtenaren van operaties in de lidstaten en deskundigen van de lidstaten gaf/gaven aan zeer tevreden te zijn over de operationele ondersteuning die Europol levert;

Europol heeft 214 operationele en 36 Empact-vergaderingen financieel ondersteund;

Europol heeft 39 onderzoeken naar eurovalsemunterij financieel ondersteund;

41 (30) gemeenschappelijke onderzoeksteams ontvingen ondersteuning van Europol als volwaardig lid;

EC3 ondersteunde diverse succesvolle operationele acties met lidstaten en derde landen, met inbegrip van de particuliere sector (bv. ontregeling van mondiale creditcard-fraudenetwerken, waarmee 15  000 gecompromitteerde creditcards en twee skimmingfabrieken gemoeid waren; gemeenschappelijke operationele acties tegen mondiale onlineactiviteiten op het gebied van seksuele uitbuiting van kinderen, en ontmanteling van een botnet waarmee bijna 2 miljoen computers werden geïnfecteerd).

tenuitvoerlegging van de artikelen 4, 9, 10 van de TFTP-overeenkomst door verwerking van alle daaraan gerelateerde aanvragen en onderzoeksinformatie uit de VS.

Strategischeanalysecapaciteit

Strategische producten, met inbegrip van dreigingsbeelden en situatierapporten

Er werden 38 strategische verslagen over de georganiseerde misdaad en 14 strategische verslagen over terrorisme opgesteld, met onder meer de EU-dreigingsevaluatie van de zware en georganiseerde criminaliteit (Socta), een dreigingsevaluatie voor elke Empact-prioriteit (beleidscyclus 2013-2017), strategische ad hoc-verslagen over onlangs geïdentificeerde nieuwe dreigingen, gemeenschappelijke verslagen van EMCDDA (2) en Europol, strategische beoordelingen over cybercriminaliteit, het verslag over de stand van zaken en de tendensen in verband met het terrorisme in Europa (TE-SAT), en een situatieverslag over reizen voor terroristische doeleinden.

Europol als EU-informatiecentrum over criminaliteit

Informatiebeheerscapaciteit, Applicatie voor veilige informatie-uitwisseling (SIENA), Europol-informatiesysteem (EIS), netwerk van verbindingsbureaus.

In totaal werden 4 56  598 operationele berichten via SIENA uitgewisseld tussen Europol, lidstaten en derden, hetgeen een toename van 10 % betekent ten opzichte van 2012 (4 14  334).

Aan het einde van 2013 werd 67 % van alle SIENA-berichten met Europol gedeeld.

Het EIS bevatte 2 45  142(1 86  896) objecten aan het einde van 2013; een toenemend gedeelte daarvan bestond uit persoonsobjecten (de belangrijkste objecten vanuit het oogpunt van rechtshandhaving).

Aan het einde van 2013 waren 21 nationale bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen uit de lidstaten aangesloten op SIENA. Europol ondersteunde in 2013 93 verzoeken tot opsporing van vermogensbestanddelen in verband met georganiseerde misdaad.

Een uniek netwerk van bijna 165 verbindingsofficieren maakt rechtstreeks contact mogelijk tussen het hoofdkwartier van Europol in Den Haag en 28 nationale eenheden van Europol in de hoofdsteden van de lidstaten. Zij faciliteren informatie-uitwisseling en ondersteunen en coördineren lopende onderzoeken. Europol is ook gastheer voor verbindingsofficieren uit tien landen die geen EU-lid zijn en organisaties die met Europol samenwerken op basis van samenwerkingsovereenkomsten. Daarnaast heeft Europol twee verbindingsofficieren uitgezonden naar Washington (VS) en een naar het hoofdkwartier van Interpol in Lyon (Frankrijk).

Europol als het EU-centrum voor rechtshandhavingsexpertise

Europol-platforms voor deskundigen, data-uitwisselingsplatforms en opslagsystemen, producten en diensten op het gebied van kennis, opleiding, conferenties en bewustmakingssessies:

de Europol-platforms voor deskundigen omvatten 32 deskundigheidsgebieden en worden gebruikt door 4  419 actieve gebruikers (25 platforms en 2  663 gebruikers aan het einde van 2012);

Europol ondersteunde het aanbieden van 83 opleidingscursussen (georganiseerd door Europol, CEPOL of lidstaten);

een jaarlijkse grootschalige Europese politieconferentie werd georganiseerd op het hoofdkantoor van Europol.

Externe betrekkingen

Europol werkt samen met een aantal EU-partners, derde landen en internationale organisaties. De informatie-uitwisseling tussen deze partners vindt plaats op basis van samenwerkingsovereenkomsten. Strategische overeenkomsten maken het de twee betrokken partijen mogelijk alle informatie uit te wisselen, met uitzondering van persoonsgegevens, terwijl operationele overeenkomsten ook de uitwisseling van persoonsgegevens toelaten.

Aan het einde van 2013 waren 21 strategische en 11 operationele overeenkomsten gesloten (18 met niet-EU-staten, 11 met EU-organen en -agentschappen en 3 met andere internationale organisaties, waaronder Interpol).

De uitwisseling van informatie met externe partners (8  663) nam tegenover 2012 (8  547) licht toe.

In totaal hebben acht operationele samenwerkingspartners en vijf strategische samenwerkingspartners rechtstreeks toegang tot SIENA.


(1)  Europees multidisciplinair platform tegen criminaliteitsdreiging (Empact).

(2)  Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EMCDDA).

Bron: Door de Dienst verstrekte bijlage.


ANTWOORDEN VAN DE DIENST

11.

Europol erkent de door de Rekenkamer gemaakte opmerking, die verband houdt met drie specifieke aanbestedingsprocedures. Na de bevindingen van de Rekenkamer is Europol in het eerste kwartaal van 2014 van start gegaan met een herziening van het volledige aanbestedingsproces binnen de hele organisatie (met name wat betreft de essentiële fasen uitschrijving, plaatsing en follow-up van opdrachten), met als doel de huidige interne organisatiestructuur en de onderliggende processen (waaronder kwaliteitscontroles) te verfijnen.

12.

Europol erkent de opmerking van de Rekenkamer over het hoge niveau van overgedragen kredieten voor administratieve uitgaven en zal zich blijven inspannen om in de toekomst overdrachten zoveel mogelijk te beperken.


10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/301


VERSLAG

over de jaarrekening van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Bureau

(2014/C 442/35)

INLEIDING

1.

Het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (hierna: „Bureau” ofwel „FRA”), gevestigd te Wenen, werd opgericht bij Verordening (EG) nr. 168/2007 van de Raad (1). Het Bureau heeft ten doel, de betrokken instanties van de Unie en haar lidstaten bij de toepassing van het recht van de Unie betreffende de grondrechten bijstand en expertise te verlenen (2).

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van het Bureau. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van het Bureau, die bestaat uit de financiële staten (3) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (4) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar, en

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van het Bureau, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (5):

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van het Bureau omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (6) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van het Bureau goed nadat de rekenplichtige van het Bureau deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van het Bureau.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (7) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening van het Bureau en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van het Bureau geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van het Bureau op alle materiële punten een getrouw beeld van zijn financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van zijn verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van zijn financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

10.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGSBEHEER

11.

In 2013 was het algemene niveau van vastgelegde kredieten 100 %, hetgeen erop wijst dat vastleggingen tijdig werden gedaan. Toch lag het niveau van naar 2014 overgedragen vastgelegde kredieten hoog, met 5 79  429 euro (27 %) voor titel II (administratieve uitgaven) en 5 6 25  444 euro (69 %) voor titel III (beleidsuitgaven).

12.

De overgedragen kredieten onder titel II hebben hoofdzakelijk betrekking op de geplande aanschaf van IT-goederen en -diensten. De overdrachten onder titel III zijn voornamelijk het gevolg van het meerjarige karakter van de operationele projecten van het Bureau, waarbij betalingen worden verricht volgens de geplande dienstregeling.

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN HET VOORGAANDE JAAR

13.

Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van het voorgaande jaar.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Pietro RUSSO, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 16 september 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 53 van 22.2.2007, blz. 1.

(2)  Ter informatie geeft bijlage II een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van het Bureau.

(3)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(4)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(5)  Zie de artikelen 39 en 50 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).

(6)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(7)  Artikel 107 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013.


BIJLAGE I

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN HET VOORGAANDE JAAR

Jaar

Opmerking van de Rekenkamer

Stand van de corrigerende maatregel

(Afgerond/Loopt nog/Nog af te handelen/N.v.t.)

2012

In 2012 kocht het Bureau bij twee leveranciers schoonmaakdiensten in via kadercontracten volgens het cascadesysteem. Vanwege een schrijffout tijdens de evaluatie van de offertes was de rangschikking van de contractanten onjuist. Eén in 2012 gegunde opdracht met een contractwaarde van 56  784 euro en de betrokken betalingen zijn onregelmatig. Naar aanleiding van de controle van de Rekenkamer heeft het Bureau de rangschikking van de contractanten aangepast.

Afgerond

2012

Het Bureau beschikte in 2012 niet over een formele procedure voor verificatie achteraf. Begin 2013 werd er echter na een alomvattende risicoanalyse door het Bureau een formele procedure ingevoerd.

Afgerond

2012

Hoewel de begrotingsuitvoering voor titel III (beleidsuitgaven) met 49 % van de vastgelegde kredieten laag was, was dit niet het gevolg van vertragingen bij de uitvoering van het jaarlijks werkprogramma van het Bureau en weerspiegelt het de meerjarige aard van de activiteiten. Het Bureau heeft een begrotingsplanningmodule ingevoerd die rechtstreeks gekoppeld is aan zijn jaarlijks werkprogramma en de betalingen werden gepland en uitgevoerd overeenkomstig de beleidsmatige behoeften.

N.v.t.


BIJLAGE II

Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (Wenen)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

Verzamelen van informatie

Voor de vervulling van de haar opgedragen taken kan de Commissie, binnen de grenzen en onder de voorwaarden door de Raad met gewone meerderheid overeenkomstig de bepalingen van de Verdragen vastgesteld, alle gegevens verzamelen en alle noodzakelijke verificaties verrichten. (artikel 337)

Bevoegdheden van het Bureau

(Verordening (EG) nr. 168/2007 van de Raad)

Doelstellingen

De betrokken instellingen, organen, instanties en agentschappen van de Unie en haar lidstaten bij de uitvoering van het recht van de Unie bijstand en expertise verlenen op het gebied van de grondrechten om hen te helpen de grondrechten ten volle te eerbiedigen wanneer zij op hun respectieve bevoegdheidsgebieden maatregelen nemen of acties uitwerken.

Taken

Relevante, objectieve, betrouwbare en vergelijkbare informatie en gegevens verzamelen, registreren, analyseren en verspreiden;

methoden en normen ontwikkelen ter verbetering van de vergelijkbaarheid, objectiviteit en betrouwbaarheid van de gegevens op Europees niveau;

wetenschappelijk onderzoek, enquêtes, voorbereidende en haalbaarheidsstudies uitvoeren en daaraan zijn medewerking verlenen of deze aanmoedigen;

ten behoeve van de instellingen van de Unie en de lidstaten bij de uitvoering van het recht van de Unie conclusies en adviezen over specifieke onderwerpen opstellen en publiceren;

een jaarverslag over grondrechtenvraagstukken publiceren die op het werkterrein van het Bureau liggen;

thematische verslagen op basis van zijn analysen, onderzoek en enquêtes publiceren;

een jaarverslag over zijn activiteiten publiceren;

een communicatiestrategie ontwikkelen en de dialoog met het maatschappelijk middenveld bevorderen om het bewustzijn bij het publiek van de grondrechten te vergroten en actief bekendheid aan zijn werk te geven.

Organisatie

Raad van bestuur

Samenstelling

Eén door elke lidstaat aangewezen onafhankelijk persoon, één door de Raad van Europa aangewezen onafhankelijk persoon en twee vertegenwoordigers van de Commissie.

Taken

Vaststellen van de begroting, het werkprogramma en de jaarverslagen. Vaststellen van de definitieve begroting en de lijst van het aantal ambten. Advies uitbrengen over de definitieve rekeningen.

Dagelijks bestuur

Samenstelling

De voorzitter van de raad van bestuur;

de vicevoorzitter van de raad van bestuur;

één vertegenwoordiger van de Commissie;

twee andere verkozen leden van de raad van bestuur;

de door de Raad van Europa in de raad van bestuur aangewezen persoon kan aan de vergaderingen van het dagelijks bestuur deelnemen.

Wetenschappelijk Comité

Samenstelling

Elf onafhankelijke personen die hooggekwalificeerd zijn op het gebied van de grondrechten en die zijn benoemd door de raad van bestuur na een transparante sollicitatie- en selectieprocedure.

Directeur

Benoemd door de raad van bestuur op voordracht van de Commissie, met inachtneming van het advies van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie (die hun voorkeur aangeven).

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Interne controle

Dienst Interne Audit van de Europese Commissie (DIA).

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad.

In 2013 (2012) ter beschikking van het Bureau gestelde middelen

Definitieve begroting

21,620(20,376) miljoen euro, waarvan 99 % (99 %) subsidie van de Unie

Personeelsbestand per 31 december 2013

78 (72) posten toegestaan in de lijst van het aantal ambten, waarvan bezet: 75 (70) +

38 (22) andere dienstverbanden (arbeidscontractanten, gedetacheerde nationale deskundigen)

Totaalaantal personeelsleden: 116 (94), ingezet voor het verrichten van:

uitvoerende taken 75 (58);

administratieve taken 33 (29);

gemengde taken: 8 (7).

Producten en diensten 2013 (2012)

FRANET

Aantal bijdragen van de 28 nationale contactpunten (nationale groepen): 403 (185).

Aantal bijdragen van de partner die is belast met EU- en internationale analyse: 1 (1).

Aantal bijdragen van de partner die is belast met vergelijkende analyse: 2 (1).

Aantal vergaderingen: 3 (3) (één met vier deelnemers, één met tien deelnemers en één met twee deelnemers).

Onderzoeksverslagen

Aantal verslagen: 19 (13) plus 12 (23) taalversies

Aantal vergaderingen: 1 (2)

Jaarverslagen: 2 (2) plus 2 (3) taalversies

Samenvatting jaarverslag: 1 (1) plus 2 (2) taalversies

FRA-adviezen: 2 (3)

E-book Jaarverslag 2012 FRA: 1 (0) plus 1 (0) taalversies

Informatiebladen: 4 (11) plus 71 (118) taalversies

Niet-onderzoeksdocumenten

Diverse FRA-publicaties: 20 (5) plus verschillende (31) taalversies

Posters: 15 (20)

Voornaamste conferenties en evenementen

Conferentie over de grondrechten: 1 (1)

Evenement „Diversity Day” (diversiteitsdag): 0 (1)

FRA-symposium: 1 (1)

Vergadering van het Platform voor de grondrechten: 1 (1)

Gemeenschappelijk seminar met het (Ierse) EU-voorzitterschap: 1 (1)

Samenwerking met instellingen en organen op EU- en lidstaatniveau

Lidstaten: 29 (7)

Raad van de EU: 19 (9)

Europese Commissie: 22 (12)

Europees Parlement: 15 (20)

Europese Dienst voor extern optreden 4 (—)

Agentschappen en andere organen van de EU: 23 (—)

Europees Hof van Justitie: 2 (1)

Comité van de Regio’s: 1 (1)

Europees Economisch en Sociaal Comité: 0 (1)

Europese Ombudsman: 2 (1)

Platform voor de grondrechten: 3 (3)

Raad van Europa: 25 (24)

OVSE: 4 (2)

Verenigde Naties: 9 (2)

Gespecialiseerde organen (nationale mensenrechtenorganisaties en organen voor de bevordering van gelijke behandeling): 8 (3)

Overige vergaderingen en rondetafelconferenties: 7 (12)

Bron: Door het Bureau verstrekte bijlage.


ANTWOORDEN VAN HET BUREAU

11 en 12.

Het Bureau plant in het begin van het jaar de overdrachten voor het volgende jaar, en het volgt de evolutie hiervan op de voet. Het niveau van de annuleringen (minder dan 2 %) is een indicator voor de nauwkeurigheid in de planning en het beheer van de overdrachten.

De voorbije twee begrotingsjaren heeft het Bureau meer dan 99 % van zijn EU-subsidie benut, wat blijk geeft van een uitstekend begrotingsbeheer.


10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/308


VERSLAG

over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap

(2014/C 442/36)

INLEIDING

1.

Het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten (hierna: het „Agentschap” ofwel „Frontex”), gevestigd te Warschau, werd opgericht bij Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad (1). De taak van het Agentschap is, de activiteiten van de lidstaten op het gebied van beheer van de buitengrenzen te coördineren (ondersteuning van operationele samenwerking, technische en operationele bijstand en risicoanalyse) (2).

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van het Agentschap. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van het Agentschap, die bestaat uit de financiële staten (3) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (4) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar,

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van het Agentschap, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (5):

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van het Agentschap omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (6) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van het Agentschap goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van het Agentschap.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (7) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van het Agentschap geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de interne beheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van het Agentschap op alle materiële punten een getrouw beeld van zijn financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van zijn verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van zijn financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Grondslag voor een oordeel met beperking ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

In 2013 bedroegen de uitgaven voor subsidies 32 miljoen euro, ofwel 39 % van de totale uitgaven. Ter verificatie van de door de samenwerkende landen gedeclareerde uitgaven voerde het Agentschap voor alle soorten gefinancierde operaties (gezamenlijke terugkeeroperaties en gezamenlijke operaties te land, ter zee en in de lucht) voorafgaand aan de betaling redelijkheidscontroles uit. Voor gezamenlijke terugkeeroperaties werd meestal verzocht om bewijsstukken ter onderbouwing van de bedragen waar de samenwerkende landen recht op hadden, maar dat was niet het geval bij gezamenlijke operaties te land, ter zee en in de lucht die werden uitgevoerd in het kader van vóór juni 2013 ondertekende subsidieovereenkomsten.

10.

Verrichtingen in verband met gezamenlijke operaties te land, ter zee en in de lucht beliepen 23 miljoen euro, ofwel 28 % van de totale uitgaven in 2013. Hoewel er een uitgebreider systeem van verificaties vooraf werd ingevoerd voor subsidieovereenkomsten die sinds juni 2013 zijn gesloten, hielden de meeste verrichtingen in 2013 verband met subsidieovereenkomsten die daarvoor waren gesloten.

11.

Het Agentschap voert controles achteraf uit ten aanzien van subsidies die verrichtingen van voorgaande jaren bestrijken. Geen van de subsidieverrichtingen uit 2013 viel onder deze cyclus van controles achteraf.

12.

Bij het ontbreken van voldoende geschikte controle-informatie over de doeltreffendheid van de verificaties voor- en achteraf met betrekking tot verrichtingen in 2013 is er onvoldoende zekerheid wat betreft de wettigheid en de regelmatigheid van de subsidieverrichtingen in 2013 in verband met gemeenschappelijke operaties te land, ter zee en in de lucht.

Oordeel met beperking ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

13.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening van het Agentschap voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2013, behoudens de in de paragrafen 9 tot en met 12 omschreven aangelegenheden, in elk materieel opzicht wettig en regelmatig.

14.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan het oordeel van de Rekenkamer over de betrouwbaarheid van de rekeningen of aan haar oordeel met beperking over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen.

OPMERKINGEN OVER DE BETROUWBAARHEID VAN DE REKENINGEN

15.

Het was erg moeilijk de leveranciersverklaringen aan het einde van het jaar aan te sluiten. De leverancierssaldi moeten regelmatiger gevolgd worden en verschillen moeten tijdiger worden geanalyseerd.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGSBEHEER

16.

Ongeveer 32 miljoen euro ofwel 35 % van de vastgelegde kredieten van 2013 werd overgedragen naar 2014. Hoewel het meerjarige karakter van de operaties van het Agentschap en het verhoogde risico op onvoorziene gebeurtenissen een bijzondere uitdaging vormen wat betreft de jaarlijkse begrotingsplanning en -uitvoering, kan het begrotingstoezicht nog worden verbeterd om het niveau aan overdrachten te helpen verlagen.

17.

De overdrachten omvatten globale vastleggingen van 5,2 miljoen euro, die het restsaldo vormen van een aanvullende subsidie van 8,2 miljoen euro die de begrotingsautoriteiten eind 2013 ter beschikking stelden in verband met onvoorziene en dringende operationele behoeften. Hoewel de globale vastlegging werd verricht om daarmee verband houdende operaties in 2014 te dekken, bevat het financieel reglement van het Agentschap geen duidelijke basis voor dergelijke overdrachten.

18.

In 2013 werden 29 begrotingsoverschrijvingen ten bedrage van 12,2 miljoen euro verricht. Dit heeft deels te maken met het feit dat, totdat de aanvullende subsidies beschikbaar waren gesteld, de voor operaties benodigde middelen waren overgeschreven vanuit andere begrotingsonderdelen.

OVERIGE OPMERKINGEN

19.

Frontex werd in 2005 operationeel en heeft tot op heden gewerkt op basis van briefwisseling en uitwisselingen met de gastlidstaat. Er is evenwel, tussen het Agentschap en die lidstaat, geen alomvattende overeenkomst inzake de hoofdzetel afgesloten. Een dergelijke overeenkomst zou de transparantie verder bevorderen ten aanzien van de omstandigheden waaronder het Agentschap en zijn personeel opereren

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN VOORGAANDE JAREN

20.

Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van voorgaande jaren.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, vastgesteld te Luxemburg op haar vergadering van 8 juli 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 349 van 25.11.2004, blz. 1.

(2)  Ter informatie geeft bijlage II een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van het Agentschap.

(3)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(4)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(5)  Zie de artikelen 39 en 50 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).

(6)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(7)  Artikel 107 van Verordening (EU) nr. 1271/2013.


BIJLAGE I

Follow-up van de opmerkingen van voorgaande jaren

Jaar

Opmerking van de Rekenkamer

Stand van de corrigerende maatregel

(Afgerond/Loopt nog/Nog af te handelen/N.v.t.)

2011

Evenals vorig jaar is dit niveau van overdrachten buitensporig hoog en in strijd met het begrotingsbeginsel van jaarperiodiciteit.

Loopt nog

2011

Van het totale overgedragen bedrag droeg het Agentschap globale vastleggingen ter waarde van 5,1 miljoen euro over. Het financieel reglement van het Agentschap biedt echter geen duidelijke grondslag voor dergelijke overdrachten (1).

Loopt nog

2011

In 2011 financierde het Agentschap subsidies voor gezamenlijke operaties ter waarde van 74 miljoen euro. Om de door de begunstigden (lidstaten en met Schengen geassocieerde landen) gedeclareerde uitgaven te controleren, vraagt het Agentschap, hoewel het redelijkheidscontroles verricht, gewoonlijk geen bewijsstukken waarmee het risico van niet-subsidiabele uitgaven zou kunnen worden aangepakt.

Loopt nog

2011

Er werden tekortkomingen in de interne controle vastgesteld ten aanzien van het beheer van vaste activa. Er is geen procedure voor het afstoten van vaste activa en de fysieke inventaris is onvolledig.

Afgerond

2012

De fysieke inventaris was onvolledig en omvatte niet alle activa die het Agentschap in eigendom had. Activa in aanbouw en tegen het eind van het jaar aangeschafte activa werden niet in aanmerking genomen.

Afgerond

2012

Er is geen procedure voor het afstoten van vaste activa. Niet langer gebruikte vaste activa worden geschrapt uit het register van vaste activa zonder dat deze in fysieke zin worden afgestoten. Er wordt geen register van deze activa bijgehouden.

Afgerond

2012

Er werden nog steeds gebreken geconstateerd in het systeem voor de aansluiting van de leveranciersverklaringen met de desbetreffende registers bij het Agentschap.

Loopt nog

2012

De begroting 2012 van het Agentschap beliep 89,6 miljoen euro, waarvan 21,8 miljoen euro (25 % van de vastgelegde kredieten) werd overgedragen naar 2013. Overdrachten met betrekking tot titel III (beleidsuitgaven) bedroegen 19,6 miljoen euro. Een dermate hoog niveau aan overdrachten is buitensporig en in strijd met het jaarperiodiciteitsbeginsel, hoewel dit ten dele verband houdt met het operationele, meerjarige karakter van de activiteiten van het Agentschap. Tegen eind februari 2013 was 1,1 miljoen euro van deze overdrachten geannuleerd.

Loopt nog

2012

Het Agentschap verrichtte 39 begrotingsoverschrijvingen ten bedrage van 11,5 miljoen euro in 2012, waarmee 70 van de 79 begrotingsonderdelen gemoeid waren. Dit heeft deels te maken met het feit dat de tweede begrotingswijziging voor 2012 pas in oktober 2012 werd goedgekeurd en de voor verrichtingen benodigde middelen intussen waren overgeschreven vanuit andere begrotingsonderdelen.

Afgerond

2012

De onderzochte wervingsprocedures vertoonden significante tekortkomingen die van invloed waren op de transparantie en de gelijke behandeling van kandidaten: de vragen voor schriftelijke tests en sollicitatiegesprekken werden vastgesteld nadat de sollicitaties waren onderzocht door de jury; er werden geen minimale vereiste scores vastgesteld om te worden toegelaten tot de schriftelijke tests en de sollicitatiegesprekken en om te worden opgenomen in de lijst geschikte kandidaten; de jury heeft niet al zijn vergaderingen en besluiten gedocumenteerd.

Loopt nog


(1)  In artikel 62, lid 2, van het financieel reglement van het Agentschap wordt bepaald: „De globale vastleggingen hebben betrekking op de totale kosten van de betrokken individuele juridische verbintenissen die zijn aangegaan tot 31 december van het jaar n + 1.”. Noch het Financieel Reglement van de EU, noch het financieel reglement van het Agentschap geeft echter duidelijkheid over het gebruik van globale vastleggingen voor niet-gesplitste kredieten. Het Agentschap gebruikte globale vastleggingen om een automatische overdracht van niet gesplitste kredieten te rechtvaardigen.


BIJLAGE II

Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen (Warschau)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(artikelen 74 en 77, lid 2, onder b) en d), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

Artikel 74: „De Raad stelt maatregelen vast voor de administratieve samenwerking tussen de diensten van de lidstaten die bevoegd zijn op de door deze titel bestreken gebieden, en tussen deze diensten en de Commissie. (...)”

Artikel 77, lid 2: „(…) het Europees Parlement en de Raad [stellen] volgens de gewone wetgevingsprocedure maatregelen vast voor:

(…) b)

de controles waaraan personen bij het overschrijden van de buitengrenzen worden onderworpen; (...)

(…) d)

de geleidelijke invoering van een geïntegreerd systeem van beheer van de buitengrenzen; (…)”.

Bevoegdheden van het Agentschap

(Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 863/2007 en Verordening (EU) nr. 1168/2011 van het Europees Parlement en de Raad)

De laatste wijziging trad op 12 december 2011 in werking; de inhoud van de tabel geeft de situatie weer na deze laatste wijziging.

Doelstellingen

Het Agentschap werd opgericht met het oogmerk, het geïntegreerd beheer van de buitengrenzen van de lidstaten van de EU te verbeteren.

Hoofdtaken

a)

De operationele samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van het beheer van de buitengrenzen coördineren;

b)

de lidstaten helpen bij het opleiden van nationale grenswachten en gemeenschappelijke opleidingsnormen vaststellen;

c)

risicoanalyses uitvoeren, waaronder een inschatting van de capaciteit van de lidstaten om het hoofd te bieden aan dreigingen en druk aan de buitengrenzen;

d)

bijdragen aan de ontwikkelingen op het gebied van onderzoek dat relevant is voor de controle en de bewaking van de buitengrenzen;

e)

de lidstaten bijstaan in omstandigheden die extra technische en operationele bijstand vergen, in het bijzonder indien zij onder specifieke en onevenredige druk staan;

f)

de lidstaten de nodige ondersteuning bieden, waaronder het op verzoek coördineren of organiseren van gezamenlijke terugkeeroperaties;

g)

het opzetten van Europese grenswachtteams die worden ingezet tijdens gezamenlijke operaties, proefprojecten en snelle interventies;

h)

het ontwikkelen en beheren van informatiesystemen voor de uitwisseling van informatie, inclusief ICONet;

i)

de nodige steun verlenen voor de ontwikkeling en het beheer van een Europees grensbewakingssysteem (Eurosur).

Organisatie

Raad van bestuur

Samenstelling

Eén vertegenwoordiger van elke lidstaat (LS), twee vertegenwoordigers van de Commissie en één vertegenwoordiger per met Schengen geassocieerd land (SGL).

Taken

a)

De uitvoerend directeur benoemen;

b)

het algemeen verslag van het Agentschap goedkeuren;

c)

het werkprogramma van het Agentschap vaststellen;

d)

procedures vaststellen voor het nemen van besluiten in verband met de operationele taken van het Agentschap;

e)

zijn taken met betrekking tot de begroting van het Agentschap verrichten;

f)

optreden als tuchtinstantie ten aanzien van de (plaatsvervangend) uitvoerend directeur;

g)

zijn reglement van orde vaststellen;

h)

de organisatorische structuur van het agentschap bepalen en het personeelsbeleid van het agentschap vaststellen;

i)

het meerjarige plan van het Agentschap vaststellen.

Uitvoerend directeur

Benoemd door de raad van bestuur op voordracht van de Commissie.

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad.

In 2013 (2012) ter beschikking van het Agentschap gestelde middelen

Definitieve begroting

93,95(89,6) miljoen euro

waarvan subsidie van de Unie: 87,7(84) miljoen euro

Personeelsbestand per 31 december 2013

Lijst van het aantal ambten

Gepland tijdelijk personeel: 153 (143) — bezette posten voor tijdelijk personeel: 142 (137)

Overige posten:

Gepland aantal arbeidscontractanten: 87 (87) — bezette posten voor arbeidscontractanten: 82 (84)

Gepland aantal gedetacheerde nationale deskundigen: 78 (83) — bezette posten voor gedetacheerde nationale deskundigen: 76 (82)

Totaalaantal posten voor personeel: 318 (313) — waarvan bezet: 300 (303),

waarvan er 227 (216) uitvoerende, en 91 (87) administratieve taken verrichten

Producten en diensten in 2013 (2012)

De eenheid Risicoanalyse (RAU) produceerde 79 (80) strategische verslagen, waaronder 6 periodieke jaarverslagen, 1 jaarverslag nieuwe stijl, 3 specifieke verslagen, 12 kwartaalverslagen met de actuele stand van zaken en analyses voor lidstaten en geselecteerde, aan de EU grenzende regio’s en 57 strategische monitoringverslagen; 510 (482) analytische producten ter ondersteuning van de planning, tenuitvoerlegging en evaluatie van gezamenlijke operaties; 81 (54) andersoortige verslagen/bijdragen, waaronder briefings voor de leiding van het Agentschap, de Europese Commissie en anderen; de eenheid publiceerde 7 (7) strategische verslagen voor het brede publiek via de website van het Agentschap. Het bijgewerkte gemeenschappelijke geïntegreerde risicoanalysemodel (CIRAM v 2.0) werd de lidstaten ter beschikking gesteld in een aantal EU-talen. Georganiseerd werden 4 (4) periodieke vergaderingen van het Frontex-netwerk voor risicoanalyse, 5 (5) vergaderingen van het specialistennetwerk met de lidstaten inzake EU-documentenfraude, 4 (2) vergaderingen over tactische risicoanalyse, 10 (6) regionale vergaderingen/conferenties voor deskundigen en 1 (3) regionale technische workshop. Overeenkomstig de taken van de eenheid risicoanalyse binnen Eurosur werden in 2013 de volgende activiteiten ondernomen (en, naargelang van het geval, meegedeeld aan of besproken met lidstaten in het kader van de gebruikersgroep analyselagen die in 2013 vijfmaal bijeenkwam): binnen de analyselaag CPIP/ESP — levering van inhoud (317 (281) producten) en elementaire dienstverlening; afronding van het ontwerp van analyse-instrumenten; ontwikkeling van de eerste impactniveaumethode en de langetermijnplanning van de tenuitvoerlegging ervan.

De eenheid Gezamenlijke operaties (JOU) organiseerde 19 (17) gezamenlijke operaties, 10 (12) proefprojecten, 8 (10) conferenties en 64 (25) vergaderingen met externe belanghebbenden, waaronder voorbereidende, plannings- en evaluatievergaderingen en -workshops. Bovendien werden er tijdens 39 (39) door Frontex gecoördineerde gezamenlijke terugkeeroperaties 2  152 (2  110) onderdanen van derde landen teruggebracht. Het totale aantal gecumuleerde operationele dagen voor alle gezamenlijke operaties bedroeg 2  832 dagen (3  503); het aantal gecumuleerde operationele mandagen bedroeg 89  548(1 17  114).

Het Frontex Situation Center (FSC) bracht 2  226(2  169) situatieverslagen uit, 43 (31) verslagen over ernstige incidenten, 44 (27) nieuwsbulletins en 10 (13) taakverslagen; tevens werden 20  084(2  130) uit de onderzoeksopzet voortkomende resultaten in Eurosur gezet alsmede 107 (145) waarschuwingsberichten betreffende documenten in het FOSS-portaal. 237 dagelijkse nieuwsbrieven werden aan ongeveer 500 (241) klanten bezorgd; 795 (308) mediabijdragen werden geleverd aan dagelijkse situatieverslagen en operationele briefings. Het FSC beheerde als enig contactpunt meer dan 25  000(24  000) correspondentiestukken; het consolideerde de Frontex-One-Stop-Shop (FOSS) als voornaamste platform voor de uitwisseling van informatie tussen Frontex en externe partners, met aan het einde van 2013 6  238(6  000) geüploade documenten en bijna 4  500 gebruikers. Het FSC ontving circa 29  000(30  000) berichten van incidenten via de Joint Operations Reporting Application (JORA) en verzorgde JORA-opleiding voor 200 (500) medewerkers van Frontex en lidstaten/geassocieerde Schengenlanden.

De eenheid Gezamenlijke middelen (PRU) organiseerde 9 (11) evenementen waaraan 252 (295) personen uit de lidstaten deelnamen. In totaal werden ruim 1  250(551) mandagen geïnvesteerd door belanghebbenden bij de activiteiten van de eenheid. De PRU hield zich in 2013 hoofdzakelijk bezig met de ontwikkeling van de pools van Europese teams van grenswachters (EBGT) en van technische uitrusting (TE), en ontwikkelde een softwaretoepassing waarmee deze pools goed kunnen worden beheerd alsook een mechanisme voor gedetacheerde uitgezonden functionarissen. Er werd ook aandacht besteed aan de verwerving van materieel voor grensbewaking vanuit de lucht. De PRU organiseerde en beheerde met name de jaarlijkse bilaterale gesprekken tussen Frontex en de lidstaten, alsmede met derde landen om overeenstemming te bereiken over de nationale bijdragen aan de pools. Hiertoe voerde de PRU 7 (7) projecten uit die waren bedoeld ter verbetering van de algehele doeltreffendheid van de operaties van Frontex.

De opleidingseenheid (TRU) organiseerde 205 (207) activiteiten waarbij 3  253(2  980) personen betrokken waren (opleidingsdeskundigen, deelnemers, enz.) in het kader van 3 (3) programma’s die 17 (19) projecten omvatten. In totaal werden er 12  460(13  300) mandagen geïnvesteerd door degenen die betrokken waren bij opleidingsactiviteiten. In het kader van het eerste programma werd het kader voor sectorale kwalificaties (SQF, Sectoral Qualifications Framework) voor grensbewaking opgestart en werden de werkzaamheden voortgezet voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basiscurricula en de ontwikkeling van het gemeenschappelijke masterstudieprogramma. Wat betreft de voortgezette opleiding en specialisatie van grenswachters, waarop het tweede programma is gericht, rondde de TRU de ontwikkeling af van het handboek grondrechten voor opleiders van grenswachters en zette zij de ontwikkeling en uitvoering van gespecialiseerde opleidingscursussen voor grenswachters voort. Er werden inleidende cursussen georganiseerd voor leden van de EBGT en er werd een nieuw concept van briefing voorafgaand aan de inzet ontwikkeld om te zorgen dat alle uitgezonden functionarissen die deelnemen aan door Frontex gecoördineerde gezamenlijke operaties, een passende opleiding ontvangen voordat zij worden ingezet. Ten derde paste de TRU voor met netwerken en IT verband houdende zaken nieuwe administratieve instrumenten toe voor de onlineregistratie voor evenementen, het delen van documenten en het plannen van activiteiten. Er worden nieuwe componenten voor e-learning ontwikkeld, waarmee ervoor wordt gezorgd dat onderdelen van de Frontex-opleiding op een moderne, kosteneffectieve manier worden gegeven.

De eenheid Onderzoek & ontwikkeling (RDU) organiseerde 8 projecten (inclusief Eurosur) die 40 activiteiten omvatten waaraan ruim 950 (1  020) personen deelnamen (deelnemers uit de lidstaten, geassocieerde Schengenlanden, EU-instellingen, intergouvernementele en internationale organisaties, academies, onderzoeksinstituten en het bedrijfsleven). In totaal werden er 2  000 mandagen geïnvesteerd door degenen die betrokken waren bij deze activiteiten. De RDU zette haar inspanningen voort om beste praktijken te identificeren en richtsnoeren met beste praktijken te ontwikkelen op het gebied van automatische grenscontrole, grenscontroles aan grensdoorlaatposten aan landgrenzen, de invoering en tenuitvoerlegging van het visuminformatiesysteem (VIS) door lidstaten, en bewaking van de landgrenzen. Ter verbetering van de capaciteiten om documentenfraude te ontdekken bij eerstelijnscontroles werden meerdere evenementen georganiseerd met het oog op de beoordeling van de prestaties van zowel machines als menselijke deskundigen. In 2013 ondernam de RDU activiteiten om de lidstaten bewuster te maken van nieuwe ontwikkelingen op het gebied van sensoren, platforms en geavanceerde systeemoplossingen, en maakte ze ook de inzet (als proef) van nieuwe technologieën voor grensbewaking in de lidstaten en in het kader van gezamenlijke, door Frontex gecoördineerde operaties. Er werd ook een informele adviesgroep Onderzoek inzake grensbeveiliging met eindgebruikers opgezet die bestaat uit vertegenwoordigers van 22 EU-lidstaten en geassocieerde Schengenlanden. Deze groep stelde een eerste ontwerpverslag op over de uitdagingen en onderzoeksonderwerpen op het gebied van grensbeveiliging voor de middellange en lange termijn, als input voor de Europese Commissie voor de onderzoeksactiviteiten die in het kader van het nieuwe EU-onderzoeksfinancieringskader Horizon 2020 moeten worden georganiseerd en gefinancierd.

Partnerschap en samenwerking met derde landen: in de loop van 2013 werd een werkafspraak (WA) gemaakt met de bevoegde autoriteiten van Azerbeidzjan, waarmee het totale aantal WA’s op 19 (18) kwam. Binnen het kader van de respectieve WA’s werd de operationele samenwerking op het gebied van samenwerking op het gebied van kwesties inzake grensbeveiliging/-beheer tussen het Agentschap en autoriteiten van derde landen verder uitgebouwd teneinde geleidelijk te komen tot voor beide partijen nuttige en duurzame partnerschappen. Tastbare resultaten zijn met name bereikt op het gebied van het delen van informatie, opleiding en gezamenlijke operationele activiteiten.

Samenwerking met de EU-organen en internationale organisaties: In 2013 werd de samenwerking met EU-organen en internationale organisaties verder versterkt binnen het kader van de reeds gesloten overeenkomsten (11 WA's, 2 samenwerkingsregelingen, 2 memoranda van overeenstemming (MvO), 1 administratieve overeenkomst en 1 overeenkomst inzake het dienstverleningsniveau). Er werd één MvO gesloten met Eurojust. Op het gebied van mensenhandel zette Frontex het opleidingsprogramma voor opleiders voort en organiseerde het drie sessies om opleiders uit de lidstaten te onderwijzen.

Er werd een conferentie georganiseerd over het Europees systeem van grenswachten waarbij vele belanghebbenden op JBZ-gebied betrokken waren. Er zijn voorbereidingen getroffen om de uitvoering te vergemakkelijken van het eerste project voor technische bijstand dat door Frontex wordt geleid in het kader van het Oostelijk Partnerschap, waarbij uitgebreid wordt samengewerkt met de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM), het Bureau van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor vluchtelingen (UNHCR), het Internationaal Centrum voor de ontwikkeling van het migratiebeleid (ICMPD) en de Werelddouaneorganisatie. Er werden contacten gelegd met het Europees Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek om te zoeken naar synergie op het gebied van veiligheid.

Bron: Door het Agentschap verstrekte bijlage.


ANTWOORDEN VAN HET AGENTSCHAP

9-13.

Het Agentschap neemt nota van het oordeel met beperking van de Rekenkamer ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen.

Frontex neemt kennis van de opvatting van de Rekenkamer met betrekking tot de aan betalingen voorafgaande redelijkheidscontroles en de invoering sinds juni 2013 van een versterkt systeem van verificaties vooraf. Helaas waren in de statistische steekproef van de Rekenkamer voor de controle over 2013 geen transacties begrepen die onder het versterkte systeem van verificaties vooraf vielen. De werking van het versterkte systeem van verificaties vooraf is derhalve niet gecontroleerd, hoewel het gedurende zeven maanden van het jaar 2013 in gebruik was.

15.

Afstemming is een langdurig en tijdrovend proces, waarvoor aan beide kanten samenwerking en boekhoudinformatiesystemen nodig zijn. Veel overheidsinstanties hebben geen gecentraliseerd boekhoudsysteem, noch werken zij met boekhouding op transactiebasis. Om de kwaliteit van de afstemming te verbeteren zal het Agentschap in de zomer van 2014 een aanvullende afstemmingsoperatie starten.

16.

Het Agentschap spant zich voortdurend in om het niveau aan overdrachten van titel III te verlagen. Late gewijzigde begrotingen blijven echter buiten de macht van het Agentschap liggen. Er zal voorzien worden in een verbeterd toezicht op de financiële en operationele activiteiten met een meerjarig karakter, gekoppeld aan een tijdige benutting van C1-middelen.

17.

Ten aanzien van de regels voor overdrachten van globale vastleggingen zou het Agentschap erop willen wijzen dat het financieel reglement voor Frontex, ook na de herziening ervan in 2013 in navolging van de herziene financiële kaderregeling, nog steeds vaag is.

18.

Het Agentschap heeft in vergelijking met 2012 het aantal overschrijvingen met 30 % weten te verlagen en zal zich blijven inspannen op dit gebied. Het zal echter uit operationele overwegingen nodig blijven de kredieten toe te kennen aan de begrotingsonderdelen die daaraan het meest behoefte hebben.

19.

Frontex heeft vanaf het begin van zijn bestaan de Poolse autoriteiten herhaaldelijk verzocht een overeenkomst inzake de hoofdzetel te sluiten; dit is zonder resultaat gebleven. Het van kracht worden van de gewijzigde Frontex-verordening in december 2011 heeft daarin geen verandering gebracht. De Poolse autoriteiten hebben onlangs de bereidheid uitgesproken onderhandelingen te starten; uitwisselingen zullen binnenkort plaatsvinden. Het Agentschap heeft derhalve de follow-up en corrigerende maatregelen aangaande deze opmerking slechts in beperkte mate in de hand.


10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/318


VERSLAG

over de jaarrekening van het Europees GNSS-Agentschap betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap

(2014/C 442/37)

INLEIDING

1.

Het Europees Agentschap voor het wereldwijde satellietnavigatiesysteem (Global Navigation Satellite System — GNSS) (hierna „Agentschap” ofwel „GSA”), gevestigd te Praag (1), werd opgericht bij Verordening (EU) nr. 912/2010 van het Europees Parlement en de Raad (2) tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1321/2004 van de Raad (3) en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 683/2008 (4). De voornaamste taken van het Agentschap betreffen de werking van het Galileo-centrum voor de beveiligingscontrole, de veiligheidsaccreditatie van de satellietnavigatiesystemen Galileo en Egnos, de voorbereiding van de commercialisering ervan en het vervullen van andere taken in verband met de uitvoering van de twee programma's (5).

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van het Agentschap. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van het Agentschap, die bestaat uit de financiële staten (6) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (7) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar, en

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van het Agentschap, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (8):

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van het Agentschap omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (9) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van het Agentschap goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van het Agentschap.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internetbeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (10) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van het Agentschap geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de interne beheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van het Agentschap op alle materiële punten een getrouw beeld van zijn financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van zijn verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van zijn financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

10.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER DE WETTIGHEID EN REGELMATIGHEID VAN DE VERRICHTINGEN

11.

Het Agentschap is belast met het organiseren en beheren van de exploitatie van de European Geostationary Navigation Overlay Service (Egnos), het eerste pan-Europese satellietnavigatiesysteem. Op basis van een delegatieovereenkomst met de Commissie heeft het Agentschap een contract ondertekend voor de exploitatie van Egnos voor de periode van 2014 tot 2021 voor een bedrag van ongeveer 588 miljoen euro. Hoewel het concurrentiële karakter van de procedure niet in twijfel wordt getrokken, wordt in de eerste fase van de aanbestedingsprocedure zonder gebruikmaking van consortia een subsidiabiliteitscriterium toegepast dat niet overeenstemt met de uitvoeringsvoorschriften van het Financieel Reglement (11)  (12).

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGSBEHEER

12.

Het globale niveau van vastgelegde kredieten was bijna 100 % voor alle titels. Het bedrag aan overdrachten van vastgelegde kredieten was met 1,8 miljoen euro (52 %) echter hoog voor titel II (administratieve uitgaven). Dit is grotendeels toe te schrijven aan specifieke contracten die werden ondertekend aan het einde van het jaar (0,9 miljoen euro), na de late goedkeuring van een gewijzigde begroting in september die het Agentschap van extra financiële middelen voorzag. Nog eens 0,4 miljoen euro houdt verband met diensten die werden verricht door dienstverleners maar die niet in 2013 zijn gefactureerd.

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN VOORGAANDE JAREN

13.

Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van voorgaande jaren.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Pietro RUSSO, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 16 september 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  Besluit 2010/803/EU, in onderlinge overeenstemming genomen door de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten (PB L 342 van 28.12.2010, blz. 15).

(2)  PB L 276 van 20.10.2010, blz. 11.

(3)  PB L 246 van 20.7.2004, blz. 1.

(4)  PB L 196 van 24.7.2008, blz. 1.

(5)  Ter informatie geeft bijlage II een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van het Agentschap.

(6)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(7)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(8)  Zie de artikelen 39 en 50 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).

(9)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(10)  Artikel 107 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013.

(11)  Artikel 116, lid 6, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 (PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1).

(12)  Atikel 121, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1).


BIJLAGE I

Follow-up van de opmerkingen van voorgaande jaren

Jaar

Opmerking van de Rekenkamer

Stand van de corrigerende maatregel

(Afgerond/Loopt nog/Nog af te handelen/N.v.t.)

2011

In 2011 deed het Agentschap subsidiebetalingen krachtens het zevende kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling (KP7) voor een bedrag van 5,8 miljoen euro. Ter verificatie van de door de begunstigden (particuliere en openbare entiteiten die onderzoek verrichten) opgegeven uitgaven onderzoekt het Agentschap wel de redelijkheid daarvan, maar vraagt het doorgaans geen bewijsstukken waardoor het risico van niet-subsidiabele uitgaven zou kunnen worden ondervangen.

Afgerond

2012

Het globale niveau van vastgelegde kredieten was bijna 100 % voor alle titels. Het bedrag aan overdrachten van vastgelegde kredieten was met 1,7 miljoen euro (38 %) echter relatief hoog voor titel II (administratieve uitgaven). Dit was deels te wijten aan gebeurtenissen buiten de controle van het Agentschap, zoals de verplaatsing van zijn zetel naar Praag in september 2012 (0,4 miljoen euro) en de oprichting van het Galileo-centrum voor beveiligingscontrole (0,4 miljoen euro), waardoor bepaalde goederen en diensten in het laatste kwartaal van het jaar geleverd moesten worden. Daarnaast werd 0,7 miljoen euro in november 2012 overgeschreven van titel I (personeelsuitgaven) naar titel II en werd een aantal contracten inzake IT- en juridische diensten die in het werkprogramma 2013 waren opgenomen, in december 2012 ondertekend.

N.v.t.

2012

De Rekenkamer ontdekte in de gecontroleerde wervingsprocedures de volgende tekortkomingen, die van invloed zijn op de doorzichtigheid en de gelijke behandeling: er waren geen minimaal vereiste scores vastgesteld voor toelating tot de schriftelijke tests en de sollicitatiegesprekken of voor opname in de lijst van geschikte kandidaten; in de kennisgeving van vacature werd niets bepaald over de mogelijkheid van beroep voor afgewezen kandidaten.

Afgerond


BIJLAGE II

Europees GNSS-Agentschap (Praag)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid.

Bevoegdheden van het Agentschap

(Verordening (EU) nr. 912/2010 van het Europees Parlement en de Raad)

Doelstellingen:

Bijdragen aan het realiseren van volledig operationele Europese systemen voor satellietnavigatie in het kader van de programma’s Egnos en Galileo.

Taken:

Zorgen voor de veiligheidsaccreditatie van de systemen en de werking van de Galileo-centra voor de beveiligingscontrole (GSMC's);

meewerken aan de voorbereiding van de commercialisering van de systemen, met inbegrip van de nodige marktanalyse;

andere taken vervullen die eraan kunnen worden toevertrouwd door de Commissie, zoals het beheren van kaderprogramma's voor onderzoek naar en technologische ontwikkeling van innovatieve satellietnavigatietoepassingen en -technologieën, het bevorderen van satellietnavigatietoepassingen en -diensten, het voorbereiden op de succesvolle commercialisering en exploitatie van de systemen, het streven naar een soepele werking en feilloze dienstverlening, en het garanderen van de certificering van de systeemonderdelen.

Organisatie

Raad van bestuur

Samenstelling

Eén vertegenwoordiger per lidstaat;

vijf vertegenwoordigers van de Europese Commissie;

een niet-stemgerechtigd vertegenwoordiger van het Europees Parlement;

één vertegenwoordiger van de hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV) en één van het Europees (ESA) kunnen worden uitgenodigd als waarnemers.

Taken

Benoemt de uitvoerend directeur (UD);

keurt het jaarlijks werkprogramma goed;

stelt een verklaring op met een raming van de ontvangsten en uitgaven;

stelt de begroting vast;

brengt advies uit over de definitieve jaarrekening van het Agentschap;

houdt toezicht op de werking van het Galileo-centrum voor de beveiligingscontrole;

heeft disciplinaire bevoegdheid tegenover de UD;

stelt de nodige specifieke bepalingen vast ter uitoefening van het recht op toegang tot documenten;

keurt het jaarverslag over de activiteiten en vooruitzichten van het Agentschap goed.

Uitvoerend directeur

Benoemd door de raad van bestuur.

Raad voor veiligheidsaccreditatie

Samenstelling

Eén vertegenwoordiger per lidstaat;

één vertegenwoordiger van de Commissie;

één vertegenwoordiger van de HV;

één vertegenwoordiger van ESA kan worden uitgenodigd als waarnemer.

Taken

Optreden als instantie voor veiligheidsaccreditatie voor de Europese GNSS-systemen.

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad.

In 2013 (2012) ter beschikking van het Agentschap gestelde middelen

Definitieve begroting

53,3(20,8) miljoen euro; dit bestaat uit een EU-subsidie van 13,9(12,9) miljoen euro — de uitvoeringssubsidie van de Commissie — en 39,4(7,9) miljoen euro aan operationele middelen die door de Commissie zijn verstrekt om gedelegeerde taken uit te voeren.

Personeelsbestand per 31 december 2013

Toegestaan: 77 (44)

Bezette posten: 59 (39)

Overige posten: 35 (29)

Totaal aantal personeelsleden: 94 (68), waarvan er:

43 (34) uitvoerende taken, en

en 37 (23) administratieve en ondersteunende taken verrichten, en

14 (11) gemengde taken.

In 2013 geleverde producten en diensten

Programma’s

Steun aan de Europese Commissie bij de uitvoering van de programma’s Egnos en Galileo.

Systeembeveiliging

Systeembeveiliging (veiligheidsaccreditatie van de systemen en locaties, specifieke veiligheidsvoorschriften voor het Galileo-systeem, activiteiten van de cel voor vluchtsleutelcodes).

Steun voor de publiek gereguleerde dienst — PRS (voorbereiding van het PRS-gebruikerssegment).

Werking van de Galileo-centra voor de beveiligingscontrole — GSMC's.

Exploitatie van Egnos/Galileo

Voorbereidende activiteiten voor de exploitatie van Egnos en Galileo.

Marktontwikkeling

Marktanalyse en publicatie van GNSS-marktverslagen.

Gereedheid van de markt voor de start van de initiële diensten van Galileo.

Marktontwikkelingsacties gericht op fabrikanten van ontvangers ter bevordering van de penetratie van Galileo op de consumenten- en professionele markt.

Uitvoering van de stappenplannen voor de aanvaarding van Egnos in alle prioritaire markten en in het bijzonder voor de luchtvaart, het zee- en spoorvervoer.

Lancering van de helpdesk van het Europees GNSS-dienstencentrum.

Informatie en contacten — Informatieportaal van Egnos, GSA-website, evenementen (conferentie over Europese ruimteoplossingen in München, 40 deelnames aan evenementen met stands en brochures, EP-GSA evenement, openen van een Facebookpagina voor GSA).

Onderzoek en ontwikkeling

Beheer van projecten in het kader van het zevende kaderprogramma voor onderzoek in verband met Horizon 2020.

Optimalisering van projectresultaten en verwezenlijking van de strategische doelstellingen.

Verspreiding van de resultaten van O&O.

Bron: Door het Agentschap verstrekte bijlage.


ANTWOORDEN VAN HET AGENTSCHAP

11.

Uit het wettelijke kader voor het gemeenschappelijke Europese luchtruim vloeit voort dat:

1.

de inschrijver aan wie het desbetreffende contract gegund wordt, naar behoren gecertificeerd moet zijn (bv. voor de dienst „Safety of Life”) — dit moest een selectiecriterium zijn;

2.

uitsluitend reeds bestaande en stabiele juridische entiteiten in aanmerking komen voor het verkrijgen van het ANSP-certificaat voor CNS, dat verplicht is en waarvoor geen derogatie verleend wordt, en het EGNOS-certificaat — waardoor consortia de facto uitgesloten zijn.

De uitdrukkelijke uitsluiting van consortia was in die zin niet meer dan een vertaling van een bestaand feit in het licht van transparantie. Meer in het algemeen waardeert het Agentschap de erkenning van de Rekenkamer dat deze uitsluiting geen invloed gehad heeft op het verloop van de procedure en het daadwerkelijke concurrentievermogen ervan, zoals blijkt uit de indiening van vijf inschrijvingsdossiers.

12.

Een behoorlijk groot deel van de vastleggingen werd aan het einde van het jaar gedaan als gevolg van de late goedkeuring van de gewijzigde begroting. De begrotingswijziging was oorspronkelijk voorzien voor maart, maar werd uiteindelijk pas medio september goedgekeurd. Het GSA zag zich er daarom toe gedwongen deze contracten — hoewel ondertekening ervan eerder in het jaar gepland was — uit te stellen tot de gewijzigde begroting was goedgekeurd en de exacte bedragen bevestigd waren. Andere overdrachten voor titel II waren voornamelijk het gevolg van diensten in verband met de nieuwe site van het Galileo-beveiligingscentrum in Frankrijk, die pas sinds september 2013 operationeel is. Een groot deel van de betalingen heeft in het eerste kwartaal van 2014 plaatsgevonden. In 2014 spant het Agentschap zich ten volle in om niet alleen het afsluiten van contracten te laten samenvallen met het kalenderjaar, maar ook om de eerdere betalingsverplichtingen voor titel II te waarborgen, gezien het feit dat GSA niet te kampen heeft met dezelfde begrotingsbeperkingen als in 2013.


10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/326


VERSLAG

over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA) betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap

(2014/C 442/38)

INLEIDING

1.

Het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (hierna: „het Agentschap” ofwel „eu-LISA”), gevestigd te Tallinn, Straatsburg en St. Johann im Pongau (zie paragraaf 18), werd opgericht bij Verordening (EU) nr. 1077/2011 van het Europees Parlement en de Raad (1). De kerntaak van het Agentschap is het operationeel beheer van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II), het Visuminformatiesysteem (VIS) en Eurodac (2).

2.

De Commissie verleende het Agentschap op 22 mei 2013 financiële autonomie. Derhalve loopt de gecontroleerde periode voor het begrotingsjaar 2013 van 22 mei 2013 tot en met 31 december 2013.

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van het Agentschap. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

4.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van het Agentschap, die bestaat uit de financiële staten (3) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (4) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar,

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen.

De verantwoordelijkheid van de leiding

5.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van het Agentschap, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (5):

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van het Agentschap omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (6) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De administratief directeur keurt de jaarrekening van het Agentschap goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van het Agentschap.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

6.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (7) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van het Agentschap geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

7.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de interne beheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

8.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van het Agentschap op alle materiële punten een getrouw beeld van zijn financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van zijn verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van zijn financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

10.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

Toelichtende paragraaf betreffende de betrouwbaarheid van de rekeningen

11.

Zonder iets af te doen aan het in paragraaf 9 gegeven oordeel, vestigt de Rekenkamer de aandacht op de waardering van het Schengeninformatiesysteem (SIS II), het Visuminformatiesysteem (VIS) en Eurodac (systemen) in de rekeningen van het Agentschap. Het operationeel beheer van deze systemen werd in mei 2013 overgeheveld van de Commissie naar het Agentschap door middel van een niet-wisseltransactie en vormt de kerntaak van het Agentschap. Bij gebrek aan betrouwbare en volledige informatie over de totale ontwikkelingskosten ervan worden zij in de rekeningen van het Agentschap geboekt tegen de nettoboekwaarde volgens de boekhouding van de Commissie, en aan het eind van het jaar geactualiseerd. Deze waarden hebben hoofdzakelijk betrekking op hardware en kant-en-klare softwarecomponenten, en de kosten van ontwikkeling van software zijn daarin niet meegerekend (zie toelichting 6.3.1 bij de jaarrekening van het Agentschap).

12.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan het oordeel van de Rekenkamer over de betrouwbaarheid van de rekeningen of aan haar oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekeningen. Het dient te worden opgemerkt dat 2013 het eerste jaar was waarin het Agentschap financieel autonoom was en dat de vaststelling van zijn procedures nog gaande is.

OPMERKINGEN OVER DE INTERNEBEHEERSINGSMAATREGELEN

13.

De ontwikkeling van de internecontrolenormen van het Agentschap was aan het einde van het jaar nog gaande. Zij werden in juni 2014 door de raad van bestuur goedgekeurd.

14.

De materiële vaste activa zijn niet verzekerd, met uitzondering van een brandverzekering met uitgebreide dekking voor het kantoorgebouw in Tallinn.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGSBEHEER

15.

Krachtens de oprichtingsverordening van het Agentschap (8) was de Commissie verantwoordelijk voor de oprichting en het voorlopige functioneren van het Agentschap totdat het financieel autonoom werd op 22 mei 2013. De migratie van gegevens over de vastleggings- en betalingskredieten van de Commissie naar het Agentschap was een complex proces en de aansluiting van de cijfers tussen de boekhoudsystemen van de Commissie en het Agentschap werd uiteindelijk in juni 2014 afgerond. Dit was van invloed op de planning van de betalingen door het Agentschap en de voorbereiding van zijn voorlopige jaarrekening.

16.

Volgens de definitieve jaarrekening van het Agentschap bedroegen de begrotingsuitvoeringspercentages 96 % voor de vastleggingskredieten en 67 % voor de betalingskredieten. Doordat een gedeelte van de totale jaarbegroting van het Agentschap werd uitgevoerd door de Commissie en vanwege de verschillen tussen de structuur van de begroting van de Commissie en die van het Agentschap, kon er geen gedetailleerder analyse per begrotingstitel worden verricht voor 2013.

17.

Krachtens de oprichtingsverordening van het Agentschap (9) moeten de landen die zijn betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis en de Eurodac-maatregelen een bijdrage leveren aan de begroting van het Agentschap. Hoewel geassocieerde Schengenlanden de door het Agentschap beheerde systemen in 2013 gebruikten, waren de onderhandelingen bij de Commissie nog steeds gaande.

OVERIGE OPMERKINGEN

18.

Hoewel het Agentschap is gevestigd in Tallinn (met 46 bezette posten), worden de operationele activiteiten verricht in Straatsburg (met 79 bezette posten) (10). Waarschijnlijk zou het mogelijk zijn de doeltreffendheid van het beheer te verbeteren en de administratieve kosten te verminderen indien alle personeelsleden op één plaats zouden worden samengebracht.

19.

Met het gastland Estland is er nog geen zetelovereenkomst gesloten die de voorwaarden zou verduidelijken waaronder het Agentschap en zijn personeel actief zijn; ten tijde van de controle werden er nog steeds onderhandelingen gevoerd.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Pietro RUSSO, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 16 september 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 286 van 1.11.2011, blz. 1.

(2)  Ter informatie geeft bijlage I een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van het Agentschap.

(3)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(4)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(5)  Zie de artikelen 39 en 50 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).

(6)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(7)  Artikel 107 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013.

(8)  Artikel 32 van Verordening (EU) nr. 1077/2011.

(9)  Artikel 32 van Verordening (EU) nr. 1077/2011.

(10)  In Sankt Johann im Pongau zijn de back-upsystemen van het Agentschap gevestigd, maar geen personeelsleden.


BIJLAGE

Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (Tallinn)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(artikel 74, artikel 77, lid 2, onder a) en b), artikel 78, lid 2, onder e), artikel 79, lid 2, onder c), artikel 82, lid 1, onder d), artikel 85, lid 1, artikel 87, lid 2, onder a), en artikel 88, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

Bijdragen aan de totstandbrenging van een gebied waarin vrij verkeer van personen plaatsvindt, door de samenwerking te versterken bij grensoverschrijdende zaken, zoals asiel, immigratie, grenscontrole, alsook de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken.

Bevoegdheden van het Agentschap

(Verordening (EU) nr. 1077/2011 van het Europees Parlement en de Raad)

Onder verwijzing naar zijn oprichtingsverordening (EU) nr. 1077/2011 en onverminderd de opdracht die bij de wetgevingsinstrumenten betreffende grootschalige IT-systemen respectievelijk aan de Commissie en aan de lidstaten is toebedeeld, zijn de doelstellingen van het Agentschap:

a)

de effectieve, veilige en continue werking van grootschalige IT-systemen (momenteel het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II), het Visuminformatiesysteem (VIS) en een grootschalige database voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin (Eurodac));

b)

het efficiënt en financieel controleerbaar beheer van grootschalige IT-systemen;

c)

dienstverlening aan de gebruikers van grootschalige IT-systemen van voldoende hoge kwaliteit;

d)

een continue, ononderbroken dienstverlening;

e)

een hoog niveau van gegevensbescherming in overeenstemming met de toepasselijke voorschriften, met inbegrip van specifieke voorschriften voor elk van de grootschalige IT-systemen;

f)

een passende mate van gegevensbeveiliging en materiële beveiliging in overeenstemming met de toepasselijke voorschriften, met inbegrip van die welke elk van de grootschalige IT-systemen in het bijzonder betreffen, en

g)

de toepassing van een adequate structuur voor projectbeheer, om grootschalige IT-systemen efficiënt te kunnen ontwikkelen.

Organisatie

1.

Raad van bestuur

De raad van bestuur van eu-LISA bestaat uit één lid per lidstaat, twee vertegenwoordigers van de Commissie en één lid per land dat is betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis en de Eurodac-maatregelen. De raad van bestuur ziet erop toe dat het Agentschap zijn taken vervult en is er in dat kader ook mee belast de uitvoerend directeur te benoemen en in voorkomend geval te ontslaan.

2.

Uitvoerend directeur

De uitvoerend directeur wordt benoemd door de raad van bestuur op basis van een lijst van kandidaten die na een door de Commissie georganiseerd algemeen vergelijkend onderzoek in aanmerking komen. Zijn/haar taak is het Agentschap te leiden en te vertegenwoordigen. Daartoe draagt hij/zij de volledige verantwoordelijkheid voor de taken waarmee het Agentschap is belast en is hij/zij onderworpen aan de jaarlijkse kwijtingsprocedure van het Europees Parlement voor de uitvoering van de begroting.

3.

Adviesgroepen: de adviesgroep-SIS II, de adviesgroep-VIS en de adviesgroep-Eurodac

De adviesgroepen bestaan uit één vertegenwoordiger per lidstaat, één vertegenwoordiger van de Commissie en één lid per land dat is betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis en de Eurodac-maatregelen. Hun taak is om de raad van bestuur expertise te verstrekken inzake de grootschalige IT-systemen, in het bijzonder bij de opstelling van het jaarlijkse werkprogramma en van het jaarlijkse activiteitenverslag.

In 2013 ter beschikking van het Agentschap gestelde middelen

Definitieve begroting  (1)

61,35 miljoen euro (vastleggingskredieten)

34,38 miljoen euro (betalingskredieten)

Personeelsbestand per 31 december 2013

Toegestane posten:

120 tijdelijke functionarissen

6 arbeidscontractanten

6 gedetacheerde nationale deskundigen

Bezette posten:

120 tijdelijke functionarissen

5 arbeidscontractanten

3 gedetacheerde nationale deskundigen

Producten en diensten in 2013

De producten en diensten in 2013 omvatten:

operationeel beheer en ontwikkeling van SIS II, VIS en Eurodac;

helpdesk: verleende eerstelijnsondersteuningsdiensten aan gebruikers van alle systemen die door eu-LISA worden beheerd;

monitoring en ontwikkeling van geschikte overeenkomsten inzake het niveau van de dienstverlening voor dergelijke systemen onder het beheer van het Agentschap;

coördinatie en beveiliging van en toezicht op de betrekkingen tussen de lidstaten en de netwerkprovider met betrekking tot de communicatie-infrastructuur voor SIS II, Eurodac en VIS (sTESTA-netwerk);

deelname aan het voorbereidende proces van ontwerp, ontwikkeling en toepassing van nieuwe systemen;

statistieken: tijdige aanlevering van juiste statistieken en informatie over de prestaties van de systemen, zoals bepaald in de desbetreffende rechtsgrondslagen;

verslaglegging: naleving van alle rapportageverplichtingen die zijn vastgelegd in de oprichtingsverordening en in de rechtsgrondslagen voor de IT-systemen onder het beheer van het Agentschap;

het volgen van nieuwe technologieën en oplossingen die van belang zijn voor het operationeel beheer en de ontwikkeling van SIS II, het VIS, Eurodac en andere grootschalige IT-systemen;

opleiding: verschaffing van systeemopleidingsplannen op maat voor nationale autoriteiten inzake door het Agentschap beheerde IT-systemen.


(1)  Voor de periode van 22 mei 2013, toen het Agentschap financieel autonoom werd, tot 31 december 2013.

Bron: Door het Agentschap verstrekte bijlage.


ANTWOORDEN VAN HET AGENTSCHAP

11.

Het Agentschap erkent de opmerking van de Rekenkamer en vermeldt dit punt in de voetnoten bij de balans, onder 6.3.1 „Niet-vlottende activa”, rubriek „Materiële overdracht van materiële en immateriële vaste activa ontvangen van andere geconsolideerde entiteiten”.

13.

Het Agentschap erkent de opmerking van de Rekenkamer en zal zijn reeds bestaande solide processen en procedures verder ontwikkelen om volledig aan de vereisten inzake internecontrolenormen te voldoen.

14.

Het bestek wordt momenteel opgesteld en de aanbesteding is gepland voor de tweede helft van het jaar, zodat de uitvoering van het contract naar verwachting in het vierde kwartaal van 2014 van start kan gaan.

15.

Tijdens de overdracht van de verantwoordelijkheden inzake het operationeel beheer van de systemen van de Europese Commissie naar het Agentschap was er een intense uitwisseling van informatie op werkgroepniveau. De Commissie stelde het Agentschap ervan in kennis dat:

de migratie verliep volgens een standaardproces dat reeds voor de onafhankelijkheid van andere agentschappen was gebruikt;

door een onafhankelijke derde partij coherentiecontroles werden uitgevoerd om een veilige en volledige overdracht te garanderen.

Een uitgebreid pakket documenten met betrekking tot technische documentatie of ondertekende contracten werd in elektronisch formaat of op papier aan eu-LISA overgedragen ter ondersteuning van de migratie; sommige originelen behield de Commissie voor controle- en auditdoeleinden.

Het Agentschap erkent dat de afstemming van de begrotingsgegevens van DG HOME en eu-LISA ingewikkeld was en lang heeft geduurd, maar uiteindelijk zijn de gegevens volledig op elkaar afgestemd en is een volledig overzicht van de begroting 2013 overgelegd (waarin de begrotingsuitvoering van DG HOME en eu-LISA worden gecombineerd). Aangezien de migratie van kredieten na financiële onafhankelijkheid een eenmalige gebeurtenis is, zal in de toekomst de rapportage over begrotingsuitvoering naar verwachting de basis bieden voor een volledig gedetailleerde analyse.

17.

De procedure voor goedkeuring door de Raad zal worden gestart zodra de door de Commissie geleide onderhandelingen zijn afgerond. Volgens het besluit van de Raad zullen de geassocieerde landen het akkoord overeenkomstig hun nationale wetgeving moeten ratificeren. Er zij op gewezen dat de huidige tekst van de akkoorden een bepaling bevat voor de betaling van bijdragen aan het Agentschap met terugwerkende kracht tot december 2012.

18.

De organisatiestructuur van eu-LISA is geregeld in de oprichtingsverordening van het Agentschap. Derhalve kan het Agentschap niet over deze opmerking uitweiden.

19.

Het Agentschap erkent de opmerking. Het enige nog niet besliste punt waarover met de Estse regering wordt onderhandeld, is het btw-stelsel voor het personeel van het Agentschap.


10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/332


VERSLAG

over de jaarrekening van het Harmonisatiebureau voor de interne markt betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Bureau

(2014/C 442/39)

INLEIDING

1.

Het Harmonisatiebureau voor de interne markt (hierna „het Bureau” ofwel „OHIM”), gevestigd te Alicante, werd opgericht bij Verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad (1), die werd ingetrokken en vervangen door Verordening (EG) nr. 207/2009 (2). Het Bureau heeft tot taak de regelgeving van de Unie inzake merken, tekeningen en modellen ten uitvoer te leggen, die bedrijven eenvormige bescherming verleent op het gehele grondgebied van de Europese Unie (3).

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van het Bureau. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van het Bureau, die bestaat uit de financiële staten (4) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (5) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar, en

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van het Bureau, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (6):

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van het Bureau omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (7) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De voorzitter keurt de jaarrekening van het Bureau goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van het Bureau.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het begrotingscomité van het Bureau een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (8). De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van het Bureau geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van het Bureau op alle materiële punten een getrouw beeld van zijn financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van zijn verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van zijn financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

10.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGSBEHEER

11.

Het bedrag van de geannuleerde overdrachten uit voorgaande jaren steeg van 4,2 miljoen euro (13 %) in 2012 tot 6,0 miljoen euro (16 %) in 2013. Dit was in beide jaren hoofdzakelijk het gevolg van het feit dat de in het kader van samenwerkingsovereenkomsten met de nationale bureaus van de lidstaten te vergoeden kosten lager waren dan geraamd (1,9 miljoen euro in 2012 en 3,8 miljoen euro in 2013), hetgeen wijst op de noodzaak dat aan het einde van het jaar nauwkeuriger informatie wordt verkregen van de nationale bureaus over de werkelijk gemaakte kosten.

12.

Het niveau van de vastgelegde kredieten voor 2013 varieerde voor de verschillende titels tussen 98 % en 89 % van de totale kredieten, hetgeen erop wijst dat de juridische verbintenissen tijdig werden aangegaan. Het niveau van naar 2014 overgedragen vastgelegde kredieten was hoog voor titel II (administratieve uitgaven): 23,9 miljoen euro (28 %), en voor titel III: 13,3 miljoen euro (38 %). Voor titel II was dit een gevolg van meerjarige contracten die vooral betrekking hadden op de constructie van het nieuwe gebouw en op ontwikkelingen, diensten of bestelde goederen op het gebied van IT die volgens plan eind 2013 waren besteld, maar pas in 2014 moesten worden betaald. Voor titel III had dit vooral te maken met samenwerkingsovereenkomsten met nationale bureaus waarbij deze laatste pas in 2014 kostendeclaraties moesten indienen en met de gebruikelijke bestelling van vertaaldiensten in de laatste maanden van 2013, waarvoor pas in 2014 moest worden betaald.

OVERIGE OPMERKINGEN

13.

Het Bureau heeft een plan voor bedrijfscontinuïteit en crisisbeheer ingevoerd waarin wordt bepaald dat werknemers die wachtdiensten verrichten, ongeveer 25 taken permanent moeten verzekeren. Hoewel de begrotingsmiddelen voor wachtdienstvergoedingen jaarlijks worden goedgekeurd door het begrotingscomité van het Bureau, ligt het in 2013 betaalde bedrag (4 02  458 euro) aanzienlijk hoger dan bij andere agentschappen die een permanente dienst moeten verzekeren.

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN VOORGAANDE JAREN

14.

Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van voorgaande jaren.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 8 juli 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 11 van 14.1.1994, blz. 1.

(2)  PB L 78 van 24.3.2009, blz. 1.

(3)  Ter informatie geeft bijlage II een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van het Bureau.

(4)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(5)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(6)  Artikelen 38 en 43 van Verordening nr. CB-3-09 van het begrotingscomité van het Harmonisatiebureau voor de interne markt.

(7)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(8)  Artikelen 91 tot en met 95 van Verordening nr. CB-3-09 van het begrotingscomité van het Harmonisatiebureau voor de interne markt.


BIJLAGE I

Follow-up van de opmerkingen van voorgaande jaren

Jaar

Opmerking van de Rekenkamer

Stand van de corrigerende maatregel

(Afgerond/Loopt nog/Nog af te handelen/N.v.t.)

2011

De Rekenkamer constateerde verschillende tekortkomingen ten aanzien van de overeenkomst inzake het dienstverleningsniveau uit 2011 tussen het Bureau en het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie (CdT). De overeenkomst was door het Bureau ondertekend op 20 juni 2011 en was volgens artikel 10 van toepassing vanaf 1 januari 2011. De uitvoering van het contract begon voorafgaand aan de ondertekening van het contract. Op verzoek van het CdT verrichtte het Bureau een betaling van 1,8 miljoen euro ter compensatie (1). Bovendien werd deze betaling geautoriseerd zonder begrotingsvastlegging en zonder beschikbare kredieten (2).

N.v.t.

2011

Het Bureau dient het beheer van zijn vaste activa te verbeteren. Voor door het Bureau ontwikkelde immateriële activa waren de boekhoudprocedures en de gegevens over de kosten niet betrouwbaar.

Afgerond

2011

Het Bureau beschikte per 31 december 2011 over in totaal 520 miljoen euro aan kasmiddelen (495 miljoen euro in 2010). Overeenkomstig het in 2010 door het begrotingscomité goedgekeurde kasmiddelenbeleid werden de middelen bij negen banken in vijf lidstaten aangehouden.

Afgerond

De Rekenkamer merkt niettemin op dat het niveau van de kasmiddelen nog steeds hoog is.

2012

Van de 31,9 miljoen euro aan van 2011 naar 2012 overgedragen vastgelegde kredieten werd 4,16 miljoen euro (13 %) in 2012 geannuleerd. 1,93 miljoen euro hiervan hield verband met samenwerkingsovereenkomsten met lidstaten die de aan hen toegewezen bedragen niet volledig absorbeerden.

N.v.t.

2012

In 2012 was het algemene niveau van vastgelegde kredieten 93 %, hetgeen erop wijst dat vastleggingen tijdig werden gedaan. Het niveau van naar 2013 overgedragen vastgelegde kredieten was echter hoog met 36,7 miljoen euro (19 % van het totaal aan vastgelegde kredieten), waarvan 21,7 miljoen euro betrekking had op titel II (administratieve uitgaven) en 14,1 miljoen euro op titel III (beleidsuitgaven). Het hoge niveau van overdrachten was hoofdzakelijk te wijten aan de late ontvangst van facturen voor in 2012 geleverde goederen en diensten. Meer bepaald vloeide het hoge niveau van overdrachten voor titel II ook voort uit een aantal meerjarige contracten voor de bouw van het nieuwe kantoorgebouw van het Bureau (6,09 miljoen euro) en de inkoop van de ontwikkeling van IT-producten (7,67 miljoen euro). Voor titel III houden de overdrachten grotendeels verband met de met lidstaten gesloten samenwerkingsovereenkomsten waarvoor kostendeclaraties pas in 2013 moesten worden ingediend (8,13 miljoen euro). Daarnaast werden er in de laatste maanden van 2012 vertaaldiensten besteld (5,43 miljoen euro) die pas in 2013 moesten worden betaald.

N.v.t.


(1)  De minimale waarde werd in de overeenkomst vastgesteld op 16,3 miljoen euro. De in 2011 geleverde diensten bedroegen in totaal 14,5 miljoen euro.

(2)  Deze betaling werd uit de begroting 2012 gedaan.


BIJLAGE II

Harmonisatiebureau voor de interne markt (Alicante)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(artikelen 36 en 56 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

Vrij verkeer van goederen

[...] de verboden of beperkingen welke gerechtvaardigd zijn uit hoofde van bescherming van de industriële en commerciële eigendom mogen geen middel tot willekeurige discriminatie noch een verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten vormen. [...]

[...] de beperkingen op het vrij verrichten van diensten binnen de Unie zijn verboden ten aanzien van de onderdanen der lidstaten die in een andere lidstaat zijn gevestigd dan die, waarin degene is gevestigd te wiens behoeve de dienst wordt verricht. [...]

Bevoegdheden van het Bureau

(Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad)

(Verordening (EU) nr. 386/2012 van het Europees Parlement en de Raad)

Doelstellingen

Toepassing van de wetgeving van de Unie inzake merken, tekeningen en modellen, die bedrijven het recht verschaft, eenvormige bescherming te verwerven op het gehele grondgebied van de Europese Unie.

Bevordering van het debat, het onderzoek, de opleiding, de communicatie, de ontwikkeling van geavanceerde IT-ondersteuningsinstrumenten en de verspreiding van beste praktijken op het gebied van intellectueel eigendom.

Taken

Ontvangst en indiening van verzoeken om inschrijving;

onderzoek van de voorwaarden voor inschrijving in het register, en van de verenigbaarheid met de wetgeving van de Unie;

recherche bij de diensten voor de industriële eigendom van de lidstaten inzake het bestaan van oudere nationale merken;

publicatie van aanvragen;

onderzoek van de (eventuele) oppositie van derden;

inschrijving of afwijzing van de aanvraag;

onderzoek van vorderingen tot vervallen- of nietigverklaring;

behandeling van tegen beslissingen ingesteld beroep;

het verbeteren van begrip voor de waarde van intellectueel eigendom;

het verbeteren van begrip voor de reikwijdte en het effect van inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten;

het vergroten van de kennis aangaande beproefde methoden van de publieke en private sectoren ter bescherming van intellectuele-eigendomsrechten;

het meewerken aan het bewustmaken van de burgers van de gevolgen van inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten;

het vergroten van de expertise van personen die betrokken zijn bij de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten;

het vergroten van kennis van technische instrumenten ter voorkoming en ter bestrijding van inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten, met inbegrip van tracking- en tracingsystemen met behulp waarvan originele producten zich van namaak laten onderscheiden;

het aanbrengen van mechanismen voor het helpen verbeteren van uitwisseling van informatie online over de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten tussen de overheden van de lidstaten die op dit gebied werkzaam zijn, en het bevorderen van samenwerking met en tussen deze autoriteiten;

het in overleg met de lidstaten werken aan het bevorderen van internationale samenwerking met diensten voor intellectuele eigendom in derde landen om strategieën op te stellen en technieken, vaardigheden en instrumenten te ontwikkelen voor de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten.

Organisatie

Raad van bestuur

Samenstelling

Eén vertegenwoordiger van elke lidstaat en één vertegenwoordiger van de Commissie alsmede hun plaatsvervangers.

Taak

De voorzitter van advies dienen over aangelegenheden die onder de bevoegdheden van het Bureau vallen.

De lijsten met kandidaten opstellen (artikel 125) voor voorzitter, ondervoorzitters, en voorzitters en leden van de kamers van beroep.

Voorzitter van het Bureau

Benoemd door de Raad aan de hand van een door de raad van bestuur opgestelde lijst van ten hoogste drie kandidaten.

Begrotingscomité

Samenstelling

Eén vertegenwoordiger van elke lidstaat en één vertegenwoordiger van de Commissie alsmede hun plaatsvervangers.

Taak

De begroting en het financieel reglement vaststellen, de voorzitter kwijting verlenen en de prijs van de rechercheverslagen vaststellen.

Beslissingen in verband met de aanvragen

Beslissingen worden genomen door:

a)

de onderzoekers;

b)

de oppositieafdelingen;

c)

de afdeling merkenadministratie en juridische aangelegenheden;

d)

de nietigheidsafdelingen;

e)

de kamers van beroep.

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Kwijtingverlenende autoriteit

Het begrotingscomité van het Bureau.

In 2013 (2012) ter beschikking van het Bureau gestelde middelen

Begroting

418 (429) miljoen euro

Personeelsbestand per 31 december 2013

861 (775) tijdelijke posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten, waarvan 731 (680) bezet + 171 (138) andere dienstverbanden (hulpfunctionarissen, gedetacheerde nationale deskundigen, plaatselijke functionarissen en uitzendkrachten, bijzondere adviseurs)

Totaalaantal personeelsleden: 902 (818)

Producten en diensten in 2013 (2012)

Merken

Aantal aanvragen: 1 14  421 (1 07  924)

Aantal inschrijvingen: 98  092 (95  645)

Aantal gevallen van oppositie: 17  006 (16  634)

Beroepen ingesteld bij de kamers van beroep: 2  602 (2  339)

Hangende beroepen: 2  361 (2  352)

Modellen en tekeningen

Ontvangen: 95  429 (92  175)

Ingeschreven: 84  056 (78  658)

Bron: Door het Bureau verstrekte bijlage.


ANTWOORDEN VAN HET BUREAU

11.

Het Bureau neemt momenteel samen met de nationale bureaus maatregelen om het hoge niveau van geannuleerde overdrachten te verminderen. Er is een proefprogramma van tussentijdse, zesmaandelijkse uitvoeringsverslagen opgezet. Het is de bedoeling dit programma uit te breiden tot de belangrijke projecten die het Bureau met de nationale bureaus heeft, zodra het proefprogramma meer deelnemers telt. Tot slot zal het Bureau ook nagaan waar de overeenkomsten met de nationale bureaus (voor 2015) kunnen worden aangepast om onnodige overdrachten tot een minimum te beperken.

12.

Naast de bovenvermelde maatregelen, die vooral in titel III maar ook in titel II het hoge niveau van overdrachten moeten doen dalen, werkt het Bureau momenteel met het Vertaalbureau aan een systeem om de hoeveelheid overdrachten aan het einde van het jaar te verminderen. Verder wordt het hoge niveau van overdrachten in titel II gerechtvaardigd door de uitbreiding van het hoofdkantoor van het Bureau en door ontwikkelingen op het gebied van IT.

Het Bureau treft momenteel maatregelen om betere controle te krijgen op de bedragen die elk jaar worden overgedragen.

13.

Overeenkomstig de vereisten van internationale kwaliteitsnormen (ISO 27001) en de door het begrotingscomité van het Bureau goedgekeurde internecontrolenormen (ICS 10), heeft het Bureau een plan voor bedrijfscontinuïteit ingevoerd (BCP). Dit is nu ook opgenomen in de financiële kaderregeling van 2013.

In november 2006 werden de bestuursorganen van het Bureau — de raad van bestuur en het begrotingscomité — in kennis gesteld van de BHIM-strategie, die gebaseerd was op een scenario met drie niveaus (niveau 0: crisisbeheerteam; niveau 1: IT- en logistiekteams, herstelcoördinatieteam en team voor algemene communicatie; niveau 2: teams die aan het herstel werken). De raad van bestuur en het begrotingscomité zegden hun steun toe aan deze strategie. Het Statuut voorziet in een betaling voor het personeel dat wachtdiensten verricht. Deze betaling wordt in een specifieke begrotingslijn opgenomen en jaarlijks (overeenkomstig de behoeften van de organisatie) geactualiseerd en goedgekeurd.

Het plan voor bedrijfscontinuïteit werd vastgesteld na een grondige effectbeoordeling met de hulp van externe consultants en omvat ALLE activiteiten van het Bureau.

Het Bureau verzekert permanent 25 taken via wachtdiensten, en de betalingen hiervoor bedroegen in 2013 4 02  458 euro. De redenen waarom het plan voor bedrijfscontinuïteit in zo’n uitgebreide structuur voorziet, zijn de volgende:

Het Bureau heeft een grote zichtbaarheid bij en veel contact met zijn belanghebbenden en moet bedrijven de klok rond een operationele e-dienstverlening aanbieden en de gebruikers onmiddellijk kunnen antwoorden. Mocht het IT-systeem uitvallen, zou dat een ernstige impact op de continuïteit van de werkzaamheden hebben. Daarom is in heel het Bureau bedrijfscontinuïteit van wezenlijk belang en zijn alle afdelingen betrokken partij (zichtbaarheid van activiteiten zoals samenwerkingsactiviteiten met de lidstaten en, in het kader van de opdracht van het Waarnemingscentrum, interactie met het bureau in Brussel, ondersteuning van personeel dat thuiswerkt, de goede werking van de taks-inning garanderen (geautomatiseerd IT-systeem dat door het hele Bureau wordt gebruikt) en tot slot de betrokkenheid van het aanbestedingspersoneel omdat het een welbepaalde centraliserende interventierol speelt (beheer van alle economische dossiers) in geval van een calamiteit). Gezien de omvang en de internationale achtergrond van onze leveranciers is de hoeveelheid formele documentatie zeer groot en uitermate afhankelijk van IT.

Om deze redenen zijn volgens ons de verschillen met andere agentschappen gerechtvaardigd.

Sinds zijn oprichting heeft het Bureau al tweemaal van de wachtdienst moeten gebruikmaken; de laatste keer was bij de invoering van de nieuwe website.

De betalingen voor wachtdiensten vertegenwoordigden in 2013 minder dan 0,5 % van de totale uitgaven onder titel I. De betalingen kwamen ook overeen met minder dan één dag inkomsten uit de onlinediensten van het Bureau.

Het Bureau zal bij de jaarlijkse herziening van zijn processen, procedures en programma’s met de opmerking van de Rekenkamer rekening houden met het oog op continue verbetering.

14.

Het Bureau neemt er nota van dat de Rekenkamer alle bevindingen van voorgaande jaren als afgerond of niet van toepassing beschouwt.


10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/340


VERSLAG

over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van het antwoord van het Agentschap

(2014/C 442/40)

INLEIDING

1.

Het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk (hierna „Agentschap” ofwel „EU-OSHA”), gevestigd te Bilbao, werd opgericht bij Verordening (EG) nr. 2062/94 van de Raad (1). Het Agentschap heeft tot taak het verzamelen en verspreiden van informatie over de nationale prioriteiten en prioriteiten van de Unie op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk, evenals het ondersteunen van de nationale en EU-autoriteiten bij de opstelling en uitvoering van beleid, en het geven van voorlichting over preventieve maatregelen (2).

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van het Agentschap. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van het Agentschap, die bestaat uit de financiële staten (3) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (4) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar,

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van het Agentschap, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (5):

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van het Agentschap omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (6) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van het Agentschap goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van het Agentschap.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (7) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van het Agentschap geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle van de Rekenkamer worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van het Agentschap op alle materiële punten een getrouw beeld van zijn financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van zijn verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van zijn financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

10.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGSBEHEER

11.

Het globale niveau van vastgelegde kredieten beliep 99 %, vergeleken met 95 % in 2012. Toch lag het niveau van naar 2014 overgedragen vastgelegde kredieten hoog, met 6 01  426 euro (30 %) voor titel II (administratieve uitgaven) en 3 6 93  549 euro (46 %) voor titel III (beleidsuitgaven).

12.

Voor titel II werd dit veroorzaakt door de geplande aankoop van goederen en diensten aan het einde van het jaar in verband met de verhuizing van het Agentschap naar zijn nieuwe gebouw en met de hernieuwing van de jaarlijkse IT-overeenkomsten. Voor titel III was het hoge niveau van de geplande overdrachten voornamelijk het resultaat van het meerjarig karakter van belangrijke in 2013 gestarte projecten, zoals de Europese bedrijvenenquête over nieuwe en opkomende risico’s (Esener II).

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN VOORGAANDE JAREN

13.

Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van voorgaande jaren.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, vastgesteld te Luxemburg op haar vergadering van 1 juli 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 216 van 20.8.1994, blz. 1. De verordening werd laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1112/2005 (PB L 184 van 15.7.2005, blz. 5).

(2)  Ter informatie geeft bijlage II een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van het Agentschap.

(3)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(4)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(5)  Zie de artikelen 39 en 50 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).

(6)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(7)  Artikel 107 van Verordening (EU) nr. 1271/2013.


BIJLAGE I

Follow-up van de opmerkingen van voorgaande jaren

Jaar

Opmerking van de Rekenkamer

Stand van de corrigerende maatregel

(Afgerond/Loopt nog/Nog af te handelen/N.v.t.)

2011

Het hoge percentage kredietannuleringen wijst op problemen met de uitvoering van de in het jaarlijks werkprogramma opgenomen acties en met de inachtneming van het begrotingsbeginsel van jaarperiodiciteit.

Afgerond

2011

Anders dan bij de twee andere in Spanje gevestigde Europese agentschappen (OHIM in Alicante en CFCA in Vigo) werd voor dit agentschap geen zetelovereenkomst gesloten.

Afgerond

2012

De begroting 2012 van het Agentschap bedroeg 15,3 miljoen euro, waarvan 3,2 miljoen euro (22 %) werd overgedragen naar 2013. Het niveau van de overgedragen vastgelegde kredieten was hoog voor titel II — Infrastructuur (36 %) en voor titel III — Beleidsuitgaven (33 %). Voor titel II was dit voornamelijk het gevolg van de hernieuwing van de jaarlijkse IT-contracten die volgens plan werden gesloten in het vierde kwartaal van 2012. Voor titel III was dat hoge niveau veroorzaakt door zowel het meerjarige karakter van grote projecten als de vertraging bij de gunning van bepaalde contracten. Die vertraging ontstond hoofdzakelijk door de gedecentraliseerde organisatie van de aanbestedingsprocedures, die doeltreffend toezicht op de uitvoering van het aanbestedingsplan onmogelijk maakt.

Loopt nog

2012

De annuleringsgraad voor kredieten van titel I was in het jaar 2012 hoog: 9,5 % (0,5 miljoen euro), voornamelijk wegens de stilgelegde wervingsprocedures en een voorziene salarisverhoging die nog niet was uitbetaald.

Afgerond


BIJLAGE II

Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk (Bilbao)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(artikelen 151 en 153 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

Artikel 151

De Unie en de lidstaten stellen zich […] ten doel, […] de bevordering van de werkgelegenheid, de gestage verbetering van de levensomstandigheden en de arbeidsvoorwaarden, zodat de onderlinge aanpassing daarvan op de weg van de vooruitgang wordt mogelijk gemaakt, evenals een adequate sociale bescherming, de sociale dialoog, de ontwikkeling van de menselijke hulpbronnen om een duurzaam hoog werkgelegenheidsniveau mogelijk te maken, en de bestrijding van uitsluiting.

Artikel 153

Ter verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 151 wordt het optreden van de lidstaten op de volgende gebieden door de Unie ondersteund en aangevuld:

a)

de verbetering van met name het arbeidsmilieu, om de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te beschermen;

b)

de arbeidsvoorwaarden;

[...]

e)

de informatie en de raadpleging van de werknemers;

[...]

h)

de integratie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten, onverminderd artikel 166;

i)

de gelijkheid van mannen en vrouwen wat hun kansen op de arbeidsmarkt en de behandeling op het werk betreft;

j)

de bestrijding van sociale uitsluiting;

[...].

Bevoegdheden van het Agentschap

(Verordening (EG) nr. 2062/94 van de Raad)

Doelstellingen

Het Agentschap heeft als doel de instanties van de Unie, de lidstaten, de sociale partners en de belanghebbende kringen alle dienstige technische, wetenschappelijke en economische informatie op het gebied van de veiligheid en de gezondheid op het werk te verstrekken, teneinde het arbeidsmilieu te verbeteren ten aanzien van de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers, zoals in het Verdrag en in de achtereenvolgende strategieën en actieprogramma’s inzake de veiligheid en de gezondheid op het werk is bepaald (artikel 2).

Taken

Verzamelen, analyseren en verspreiden van informatie over de nationale en Unie-prioriteiten alsmede over onderzoek;

bevorderen van samenwerking en uitwisseling van informatie, met inbegrip van informatie over opleidingsprogramma’s;

aan de instanties van de Unie en de lidstaten informatie verstrekken voor het opstellen en uitvoeren van beleid, met name waar het gaat om de gevolgen voor kleine en middelgrote ondernemingen;

ter beschikking stellen van inlichtingen over preventie;

een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van strategieën en actieprogramma’s van de Unie;

een netwerk opzetten met nationale knooppunten.

Organisatie

Raad van bestuur (RvB)

Eén vertegenwoordiger van de regering van elke lidstaat;

één vertegenwoordiger van de werkgeversorganisaties van elke lidstaat;

één vertegenwoordiger van de werknemersorganisaties van elke lidstaat;

drie vertegenwoordigers van de Commissie;

de leden en plaatsvervangende leden uit de eerste drie categorieën worden benoemd uit de leden en plaatsvervangende leden van het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op het werk.

Bureau van de RvB

Voorzitter en drie vicevoorzitters van de raad van bestuur;

coördinatoren van elk van de drie groepen belanghebbenden;

één bijkomend lid van elk van de groepen en de Commissie.

De directeur

wordt benoemd door de raad van bestuur op basis van een shortlist van de Commissie.

Comités

Verplichte raadpleging van de Commissie en het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op het werk betreffende het werkprogramma en de begroting.

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad.

In 2013 (2012) ter beschikking van het Agentschap gestelde middelen

Begroting

17,5(16,9) miljoen euro waarvan:

subsidie van de Unie, DG Werkgelegenheid: 86,3 % (89,0 %);

andere subsidie van de Unie, DG Werkgelegenheid: 9,4 % (5,9 %);

andere subsidie van de Unie, DG Uitbreiding: 3,2 % (3,9 %);

overige: 1,0 % (1,2 %).

Personeelsbestand per 31 december 2013

44 (44) posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten, waarvan, 42 (42) posten bezet.

Andere personeelsleden:

gedetacheerde nationale deskundigen: 0 (0);

arbeidscontractanten: 24 (24);

plaatselijke functionarissen: 1 (1).

Totaalaantal personeelsleden: 67 (67)

Toegewezen aan:

operationele werkzaamheden: 48 (48);

administratieve taken: 10 (10);

gemengde taken: 9 (9).

Producten en diensten in 2013

(verzamelen en analyseren van informatie)

PREVENTIE EN ONDERZOEK

Specifieke doelstelling 1: Een basis bieden voor de prioritering bij onderzoek en acties op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk (VGW) door het vaststellen en volgen van trends en het anticiperen op nieuwe en opkomende VGW-risico’s door middel van grootschalige prognosestudie

Twee e-facts met twee begeleidende checklists over gevarenidentificatie met betrekking tot VGW in de ecobouwsector en VGW in kleinschalige toepassingen van zonne-energie zijn gepubliceerd en werden op 3 juni gepromoot met een internetteaser naar aanleiding van de Groene Week van de EU; zij zijn verkrijgbaar via het centrale aanspreekpunt voor gegevenstoezending (SEP — single entry point) over VGW in groene banen, dat eerder in het jaar was opgericht. De Duitse, Spaanse, Italiaanse en Poolse versies van het samenvattend verslag „Toekomstverkenning met betrekking tot nieuwe en opkomende VGW-risico’s in verband met nieuwe technologieën in groene banen” werden begin juni gepubliceerd. De Franse versie van het samenvattend verslag werd begin oktober gepubliceerd.

Op 12 en 13 november werd een toekomstverkennende workshop met de knooppunten georganiseerd met het oog op de verspreiding van de prognosescenario's en de bevindingen van de toekomstverkenning, om het gebruik van prognosescenario's tijdens de besluitvorming te demonstreren en te stimuleren en om de beleidsrelevantie van de toekomstverkenning op het gebied van groene banen te propageren.

Er werd een ontwerpverslag ontvangen over de voortgang van het onderzoek naar „huidige en opkomende kwesties in de gezondheidszorg met inbegrip van gemeenschaps- en thuiszorg”.

Specifieke doelstelling 2: Input leveren voor beter gerichte onderzoeks- en preventie-inspanningen door studie en analyse van onderzoek naar risicofactoren en gezondheidsresultaten

Er werd een ontwerpverslag van het thematisch centrum ontvangen over met het werk verband houdende kanker en kankerrisicofactoren, voortvloeiend uit de workshop over dit onderwerp in 2012.

Drie e-facts over VGW en nanomaterialen (Hulpmiddelen voor het beheer van nanomaterialen op de werkplek en preventie; Nanomaterialen in de gezondheidssector, VGW-risico's en preventie; Nanomaterialen en onderhoud: VGW-risico’s en preventie) werden op 24 juni gepubliceerd en gepromoot, samen met een centraal aanspreekpunt voor gegevenstoezending (SEP) op het gebied van het beheer van nanomaterialen op de werkplek, dat al het informatiemateriaal van EU-OSHA over VGW en nanomaterialen beschikbaar stelt.

Het verslag „Women at work” (vrouw en werk) werd gepubliceerd. Het bestrijkt de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en de gevolgen daarvan voor de VGW van vrouwen (met inbegrip van recente trends), VGW-statistieken, met het werk verband houdende kanker (met inbegrip van de correlaties tussen ploegenarbeid en borstkanker), VIB's en stress, geweld en pesterijen bij dienstverlenende beroepen en kijkt naar het bestaande onderzoek inzake de VGW van vrouwen met informele arbeid, alsook vrouwen met een handicap, en de rehabilitatie van vrouwen op het werk. Het omvat een aantal geselecteerde voorbeelden van gendermainstreaming op het gebied van VGW in drie lidstaten en is bedoeld ter aanvulling van een casestudyverslag van EU-OSHA over de recente beleidsinitiatieven dat in 2014 zal worden gepubliceerd.

Specifieke doelstelling 3: De prioritering bij onderzoek en acties op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk (VGW) ondersteunen met een overzicht van historische en actuele gegevens over veiligheid en gezondheid op het werk in Europa

Het eindverslag bij het project „Estimation of the costs of non-OSH at macro-level” (Raming van het kostenplaatje van niet-VGW op macroniveau) verscheen in september. Het project strekt ertoe, enerzijds, de verschillende methoden voor de kostenraming van gebrekkige of niet-bestaande VGW op macroniveau te beoordelen, teneinde de redeneringen te begrijpen achter de diverse ramingen en een betere kennis te verwerven inzake de economische gevolgen van een gebrekkige gezondheid en veiligheid op het werk, en, anderzijds, informatie te verstrekken ter ondersteuning van de beleidsmakers op Europees en nationaal niveau; het leggen van een solide basis voor een debat over belangrijke kwesties over dit onderwerp; en het bijdragen tot de bevordering en de stimulering van nader onderzoek.

Specifieke doelstelling 4: De bevindingen van het waarnemingscentrum ter sprake brengen en de relevantie ervan verzekeren door gesprekken en consolidatie met doelgroepen en begunstigden

Het Agentschap presenteerde haar aanpak met betrekking tot nieuwe risico’s en met het werk verband houdende aandoeningen op de COST-Modernet-vergadering op 16 oktober te Parijs. Op 6 november vond in Düsseldorf tijdens de A+A-conferentie een door het Agentschap en de Duitse Raad voor verkeersveiligheid gezamenlijk georganiseerde workshop plaats.

Specifieke doelstelling 5: Beleidsmakers en verstrekkers van VGW-informatie helpen ondernemingen beter te ondersteunen door het houden van enquêtes om actuele informatie te verzamelen over VGW-beheer en de voornaamste opkomende VGW-risico’s

Alle ontwerpverslagen (samenvattend overzichtsverslag, nationaal overzichtsverslag en verslag met materiële bevindingen) van de kwalitatieve post-test inzake Esener zijn persklaar gemaakt.

In september verscheen het verslag „Analysis of the determinants of workplace occupational safety and health practice in a selection of EU Member States — Report and summary in several languages (Analyse van de factoren die bepalend zijn voor de gezondheid en de veiligheid op het werk in een aantal geselecteerde EU-lidstaten — Verslag en samenvatting in verschillende talen).

De voorbereidingen voor Esener-2 verliepen volgens plan, inclusief de voorafgaande cognitieve testen. Het veldwerk is gepland voor 2014 en de eerste resultaten zullen eind 2014 worden ontvangen; de eerste publicaties zijn gepland voor begin 2015.

Specifieke doelstelling 6: Een actuele consensus zoeken over onderzoeksprioriteiten inzake VGW en nationale VGW-instanties stimuleren om gemeenschappelijke prioriteiten te kiezen, resultaten uit te wisselen en de opneming van VGW-vereisten in onderzoeksprogramma’s te stimuleren

Het verslag over de onderzoeksprioriteiten inzake VGW in de EU voor de periode 2013-2020, met inbegrip van de feedback van de knooppunten en van de deelnemers aan het seminar, werd op het web gepubliceerd en werd in juni gepromoot. Bij wijze van follow-up bij het verslag werd op 9 en 10 oktober een seminar op hoog niveau georganiseerd om de in het verslag vastgestelde prioriteiten te bespreken en te valideren, alsook de manieren waarop de coördinatie van het onderzoek naar VGW kan worden bevorderd. Aan het seminar werd deelgenomen door vertegenwoordigers van organen voor onderzoeksfinanciering, onderzoeksinstituten en beleidsmakers op Europees en nationaal niveau.

INFORMATIE OVER DE WERKOMGEVING: DELEN VAN KENNIS OVER GOEDE PRAKTIJKEN OP DE WERKPLEK

Specifieke doelstelling 1: Nuttige, praktische en hoogwaardige informatie bieden ter ondersteuning van de campagnes voor gezondheid op de werkplek (Healthy Workplace Campaign, HWC)

Campagne ter bevordering van de gezondheid op het werk (Healthy Workplace Campaign, HWC) 2012-2013: „Working together for risk prevention” (Samen werken aan risicopreventie).

Het slotevenement van de campagne vond plaats op 11 en 12 november, gelijktijdig met de top voor gezondheid op de werkplek rond het thema Samen werken aan risicopreventie. Drie parallelle workshops werden als onderdeel van het slotevenement georganiseerd; zij betroffen de prijs voor goede praktijken, de benchmarking-regeling voor campagnepartners en de campagne-aspecten van de HWC 2012-2013.

HWC 2014-2015 „Healthy Workplaces Manage Stress” (Gezondheid op de werkplek: omgaan met stress).

De contractant leverde een eerste tussentijds verslag af „Stress and psychosocial risk management — portable application for micro and small enterprises” (Stressbeheersing en het beheer van psychosociale risico's — draagbare toepassing voor micro- en kleine ondernemingen). Het rapport omvatte, zoals gevraagd, een overzicht van de belangrijkste onderdelen van de toepassing en een „memorandum van overeenstemming” met de beschrijving van de technische aspecten.

Een definitief ontwerpverslag „Costs of stress and psychosocial risks at work” (De kostprijs van stress en psychosociale risico’s op het werk) wordt intern nagekeken en bewerkt.

Er werd een definitief ontwerp uitgebracht van het door EU-OSHA en Eurofound gezamenlijk opgestelde verslag over psychosociale risico’s.

Specifieke doelstelling 2: Preventiemaatregelen versterken door het bieden van nuttige en praktische informatie inzake goede praktijken voor prioriteiten en onderwerpen

Het project „Safer and healthier work at any age — occupational safety and health (OSH) in the context of an ageing workforce” (Veiliger en gezonder aan de slag op elke leeftijd — Veiligheid en gezondheid op het werk (VGW) in de context van een vergrijzende beroepsbevolking) is gericht op de beoordeling van de voorwaarden voor VGW-systemen om rekening te houden met een vergrijzende beroepsbevolking en te zorgen voor een betere preventie in alle fasen van de loopbaan.

Het contract werd ondertekend in juni; de startbijeenkomst vond plaats te Brussel op 10 juni. Na die bijeenkomst bereidde de contractant het aanvangsverslag voor en herzag hij het tijdschema voor het gehele project. Eind juli werd het eerste voortgangsverslag ontvangen, begin oktober bezorgde de contractant de tussentijdse landeninventarissen en de lange lijst van voorbeelden van goede praktijken. Op 2 december vond een vergadering van een halve dag plaats over de vorderingen in het gebouw van het Europees Parlement.

Er verscheen een e-fact over gevaarlijke stoffen en succesvolle communicatie op de werkplek, ter aanvulling van de materialen uit 2012 (Napo-materiaal, veelgestelde vragen, ppt, en rubrieken op de internetsite over REACH, CLP en koppelingen inzake VGW). Deze bevat tips om succesvol te communiceren over gevaarlijke stoffen op de werkplek, met inbegrip van het gebruik van veiligheidsinformatiebladen, alsook een lijst van bronnen voor nadere informatie.

De resultaten van het onderzoek uit 2012 onder de nationale knooppunten over nationale initiatieven met betrekking tot samenwerking tussen nationale REACH- en VGW-autoriteiten werden beschikbaar gesteld aan de SLIC Chemex-groep met het oog op de ontwikkeling van hun richtsnoeren voor arbeidsinspectie inzake de verbanden tussen REACH en de gezondheid en veiligheid op het werk.

Specifieke doelstelling 3: Preventiemaatregelen ondersteunen door ervoor te zorgen dat de bestaande informatie relevant blijft

De wetgevingsrubriek op de internetsite werd verder bijgewerkt in het kader van de overeenkomst met het thematisch centrum. De meest recente informatie betreft de Richtlijn 2013/35/EU — elektromagnetische velden.

Specifieke doelstelling 4: De uitvoering en kwaliteit van de risicobeoordelingen in micro- en kleine ondernemingen (1-49 werknemers) verbeteren door de bekendheid met de noodzakelijkheid en de werkwijze van risicobeoordelingen te verhogen

Het Agentschap verbeterde verder het OiiR-instrument (online interactieve inschatting van risico’s), zowel op EU- als op lidstaatniveau. De basissoftware was in 2013 bijna compleet en kreeg een beperkt aantal nieuwe functies om beter te voldoen aan de behoeften van de OiiR-partners. Het Agentschap was zeer actief in het promoten en uitbouwen van de OiiR-gemeenschap en de instrumenten werden algemeen benut op nationaal niveau en via de comités voor sectoraal sociaal overleg op EU-niveau.

Netwerken en coördinatie

Verdere ontwikkeling van het knooppuntennetwerk, de organisatie van het Agentschap en de verbinding met Europese en internationale organisaties.

Opbouwen van institutionele capaciteit in de kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten (middelen met een bestemming).

Programmering en evaluatiecoördinatie.

COMMUNICATIE, CAMPAGNE VOEREN EN PROMOTIE

Specifieke doelstelling 1: De voornaamste doelgroepen bewustmaken van het belang van samenwerking op het gebied van risicopreventie, door een gedecentraliseerde pan-Europese campagne te organiseren

In 2013 voerde EU-OSHA voor het tweede jaar campagne voor gezondheid op de werkplek (de campagne 2012-2013 over „Working together for risk prevention” (Samen werken aan risicopreventie).

Er werden prominente campagne-evenementen georganiseerd in samenwerking met de opeenvolgende EU-voorzitterschappen, met inbegrip van de uitreikingsceremonie van de Europese prijs voor goede praktijken en de Top voor gezondheid op de werkplek.

Er werd op Europees en nationaal niveau campagne gevoerd in de pers en via de andere media en door pr-activiteiten. Het Agentschap bleef ook zijn netwerk van nationale knooppunten ondersteunen door het Steunprogramma voor Europese campagnes uit te voeren, dat voorzag in seminars, conferenties, mediaproducties en promotiemateriaal bij de campagne in 24 talen.

Het partnerschapsprogramma bij de campagne, dat de actieve betrokkenheid van partners inhield alsook het organiseren van vergaderingen en het aanbieden van het promotiemateriaal bij de campagne, verschafte de campagne een belangrijke bijkomende dimensie, en met de lancering van een online VGW-campagnepakket kreeg eenieder die een VGW-bewustmakingscampagne wou voeren, praktische tips en advies.

Ter voorbereiding van de campagne voor gezondheid op de werkplek in 2014-2015 werden het campagneplan, de campagnebranding en het kernpakket aan promotiemateriaal (met inbegrip van een Napo-film) ontwikkeld.

Ook zijn de werkzaamheden gestart voor een onafhankelijke externe evaluatie van de campagne voor gezondheid op de werkplek 2012-2013.

Specifieke doelstelling 2: Ervoor zorgen dat het Agentschap en zijn internetsite het belangrijkste referentiepunt voor informatie over VGW in Europa blijven, door de geschikte communicatie-instrumenten en -kanalen te gebruiken om de beoogde doelgroepen te kunnen bereiken

Er werden onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten verricht ter ondersteuning van de uitvoering van een nieuwe webstrategie van het Agentschap en van de herontwikkeling van de aanwezigheid van het Agentschap op het internet in 2014. Tegelijkertijd produceerde en publiceerde het Agentschap webinhoud en ontwikkelde het zijn webpubliciteit en zijn aanwezigheid in de sociale media.

In 2013 werden activiteiten georganiseerd op het gebied van bewustmaking en communicatiepartnerschappen, met inbegrip van het versterken van de betrekkingen met het Enterprise Europe Network.

Het publicatieprogramma 2013 heeft geleid tot een reeks publicaties in diverse talen van de EU.

Ook werd het online interactief instrument voor Risicoanalyse (OiiR) en de bijbehorende internetsite verder ontwikkeld, evenals de internetsites en softwaretoepassingen bij de campagne voor gezondheid op de werkplek.

Specifieke doelstelling 3: Op een doeltreffende manier de informatie van het Agentschap bij de beoogde doelgroepen promoten via de media en public relations, evenementen en tentoonstellingen

Een reeks pers- en PR-activiteiten werd verricht, met persberichten, artikelen in de media en persconferenties ter promotie van, onder meer, de resultaten van de derde enquête over VGW; het project „Foresight” en groene banen; de CLP-regelgeving; het informatieproject voor de Esener secundaire analyses en de macro-economische kost van VGW; publicaties over kankerverwekkende factoren.

Strategie voor de verdeling van de online-kit met Napo-filmpjes voor leerkrachten is met succes ten uitvoer gelegd. Verdere ontwikkeling van de promotie en de strategie voor het werven van schrijvers voor de wikisite over VGW en van de promotie en de strategie voor de werving van ontwikkelaars voor het Online interactief instrument voor risicoanalyse.

Presentaties en actieve deelname aan geselecteerde Europese en internationale conferenties en tentoonstellingen door sprekers van het Agentschap te sturen en/of een stand van het Agentschap en/of publicaties van het Agentschap:

Het algemeen jaarverslag 2012 en andere publicaties (verslagen, informatiebladen, Napo-dvd’s, enz.) en promotiemateriaal zijn in heel Europa en daarbuiten verspreid om de doelgroepen te bereiken.

Gezamenlijke activiteiten met de EU-voorzitterschappen (Ierland en Litouwen) werden uitgevoerd met het oog op de bevordering van VGW op de agenda’s van het voorzitterschap van de Raad.

Bron: Door het Agentschap verstrekte bijlage.


ANTWOORD VAN HET AGENTSCHAP

Het Agentschap bevestigt de bevinding van het Hof omtrent de oorzaken van het hoog niveau van kredietoverdrachten.


10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/351


VERSLAG

over de jaarrekening van het Uitvoerend Agentschap onderzoek betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van het antwoord van het Agentschap

(2014/C 442/41)

INLEIDING

1.

Het Uitvoerend Agentschap onderzoek (hierna: „Agentschap” ofwel „REA”), gevestigd te Brussel, werd opgericht bij Besluit 2008/46/EG van de Commissie (1). Het werd ingesteld voor een beperkte periode die begon op 1 januari 2008 en eindigt op 31 december 2017, met het oog op het beheer van specifieke acties van de Unie op het gebied van onderzoek (2). Op 15 juni 2009 verleende de Europese Commissie het Agentschap officieel zijn administratieve en operationele autonomie.

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van het Agentschap. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”'.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van het Agentschap, die bestaat uit de financiële staten (3) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (4) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar, en

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van het Agentschap, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (5):

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van het Agentschap omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (6) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van het Agentschap goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van het Agentschap.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (7) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van het Agentschap geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de interne beheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van het Agentschap op alle materiële punten een getrouw beeld van zijn financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van zijn verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van zijn financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN HET VOORGAANDE JAAR

10.

Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van voorgaande jaren.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 8 juli 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 11 van 15.1.2008, blz. 9.

(2)  Ter informatie geeft bijlage II een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van het Agentschap.

(3)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(4)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(5)  Zie de artikelen 62 en 68 in samenhang met de artikelen 53 en 58 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(6)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(7)  Artikel 162 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.


BIJLAGE I

Follow-up van de opmerkingen van het voorgaande jaar

Jaar

Opmerking van de Rekenkamer

Stand van de corrigerende maatregel

(Afgerond/Loopt nog/Nog af te handelen/N.v.t.)

2011

De doorzichtigheid van de wervingsprocedures is voor verbetering vatbaar. De vragen voor de schriftelijke tests en sollicitatiegesprekken werden bepaald nadat de jury de sollicitaties had onderzocht; de minimaal vereiste scores voor opname in de lijst van geslaagde kandidaten waren niet vooraf vastgesteld en de jury heeft niet al zijn vergaderingen en besluiten behoorlijk gedocumenteerd.

Afgerond

2012

In 2012 ondertekende een functionaris van het REA betalingsopdrachten ten bedrage van 8,86 miljoen euro (19 % van de REA-begroting 2012) als ordonnateur toen hij zijn eenheidshoofd verving. Er was geen formeel besluit tot subdelegatie aan deze functionaris en de ordonnateur had hem ook niet formeel tot zijn plaatsvervanger benoemd. Dit is in strijd met de in het financieel reglement opgenomen regels inzake subdelegatie.

N.v.t.


BIJLAGE II

Uitvoerend Agentschap onderzoek (Brussel)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(artikelen 179 en 180 van het VWEU)

Verzamelen van informatie

De Unie heeft tot doel haar wetenschappelijke en technologische grondslagen te versterken door de totstandbrenging van een Europese onderzoeksruimte waarbinnen onderzoekers, wetenschappelijke kennis en technologieën vrij circuleren, en tot de ontwikkeling van het concurrentievermogen van de Unie en van haar industrie bij te dragen.

Te dien einde stimuleert zij in de gehele Unie de ondernemingen, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen, de onderzoekcentra en de universiteiten bij hun inspanningen op het gebied van hoogwaardig onderzoek en hoogwaardige technologische ontwikkeling; zij ondersteunt hun streven naar onderlinge samenwerking, waarbij het beleid er vooral op gericht is onderzoekers in staat te stellen vrijelijk samen te werken over de grenzen heen, en ondernemingen in staat te stellen de mogelijkheden van de interne markt ten volle te benutten, in het bijzonder door […] vaststelling van gemeenschappelijke normen en opheffing van de wettelijke en fiscale belemmeringen welke die samenwerking in de weg staan. [...]

Voor de verwezenlijking van deze doelstellingen onderneemt de Unie de volgende activiteiten, die de activiteiten van de lidstaten aanvullen:

a)

tenuitvoerlegging van programma's voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, waarbij de samenwerking met en tussen ondernemingen, onderzoekcentra en universiteiten wordt bevorderd,

b)

bevordering van de samenwerking met derde landen en internationale organisaties inzake onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie in de Unie,

c)

verspreiding en exploitatie van de resultaten van de activiteiten inzake onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie in de Unie,

d)

stimulering van de opleiding en de mobiliteit van onderzoekers in de Unie.

Bevoegdheden van het Agentschap

(Besluit 2008/46/EG van de Commissie)

Doelstellingen

Het Agentschap heeft tot doel de in het kader van het zevende kaderprogramma van de Unie voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (hierna: KP7) aan het Agentschap toevertrouwde programma’s doelmatig en doeltreffend te beheren (het specifieke programma Mensen, de kmo-acties van het specifieke programma Capaciteiten en de thema’s Ruimte en Veiligheid van het specifieke programma Samenwerking), om de onderzoeksgemeenschap doelmatige en doeltreffende diensten te verlenen en de betrokken diensten van de Commissie gecentraliseerde KP7-ondersteunende diensten te bieden op alle gebieden van de specifieke programma’s Samenwerking, Capaciteiten en Mensen.

In het kader van een doelmatige en doeltreffende uitvoering van de programma’s wil het Agentschap ter bevordering van de Europese onderzoeksruimte het projectbeheer verbeteren, nauwe contacten leggen met de eindbegunstigden en de Europese Unie grote zichtbaarheid geven.

Taken

In verband met het projectbeheer sluit en beheert het Agentschap de subsidieovereenkomsten, waarbij het de volgende werkzaamheden verricht:

opstelling en publicatie van de oproepen tot het indienen van voorstellen;

evaluatie van de voorstellen;

opstelling en ondertekening van de subsidieovereenkomsten;

houden van toezicht op de uitvoering van de projecten, inclusief aanvaarding van verslagen en andere producten;

betalingen, invorderingen en toepassing van sancties in de zin van artikel 114, lid 4, van het algemeen Financieel Reglement, met name wanneer bij controles achteraf op het niveau van de eindbegunstigden fouten zijn ontdekt in de opgegeven kosten;

bekendmaking achteraf en verspreiding van de resultaten.

Wat betreft KP7-ondersteunende diensten verricht het Agentschap de volgende taken:

administratieve steun bij de publicatie van oproepen;

beheer van de elektronische ontvangst van de voorstellen;

steun voor evaluaties op afstand en ter plaatse;

steun voor de opstelling van aanstellingsbrieven en betalingen voor deskundigen;

beheer van de centrale databank voor KP7-deelnemers (algemene registratiefaciliteit — URF), inclusief steun voor controles van de financiële capaciteit van geselecteerde begunstigden;

beheer van de „Research Enquiry Service”.

Organisatie

Directiecomité

Bestaat uit vijf door de Europese Commissie benoemde leden. Stelt na goedkeuring van de Commissie het organisatieschema en het jaarlijks werkprogramma van het Agentschap vast. Het stelt bovendien de administratieve begroting en het jaarlijks activiteitenverslag van het Agentschap vast.

Directeur

Benoemd door de Commissie; beheert het Agentschap samen met het directiecomité, voert de administratieve begroting uit, zet systemen voor beheer en interne controle op die zijn afgestemd op de aan het Agentschap toevertrouwde taken en stelt de aan de Commissie voor te leggen verslagen op.

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement, op aanbeveling van de Europese Raad. Wat betreft de uitvoering van zijn administratieve begroting door het Agentschap is het kwijtingsbesluit gericht aan de directeur. De Commissie blijft verantwoordelijk voor de door haar aan het Agentschap gedelegeerde uitvoering van de operationele begroting.

In 2013 (2012) ter beschikking van het Agentschap gestelde middelen

Operationele begroting 2013 (2012)

1  759,2(1  479,9) miljoen euro vastleggingskredieten en 1  443,6(1  459,6) miljoen euro betalingskredieten. Het Agentschap voert de operationele begroting van de Commissie uit krachtens een delegatiebesluit van de Commissie.

Administratieve begroting 2013 (2012)

46,8(46,4) miljoen euro. Het Agentschap voert de administratieve begroting autonoom uit.

Personeelsbestand per 31 december 2013(2012)

Posten in de lijst van het aantal ambten: 140 (128), waarvan 138 (122) bezet.

Arbeidscontractanten: 418 (385) gepland, waarvan 407 (374) in dienst op 31 december 2013.

Totaalaantal personeelsleden: 545 (496) voor de vervulling van de volgende taken:

programmabeheer: 366 (330)

ondersteunende diensten voor KP7: 96 (90)

beheers- en administratieve taken: 83 (76)

Producten en diensten 2013 (2012)

Voor het programma Mensen werden in 2013 9 (10) oproepen afgewikkeld en 10 (10) evaluaties voltooid. 1  874(1  899) nieuwe subsidieovereenkomsten werden ondertekend en 3  787(3  599) betalingen verricht (exclusief betalingen voor deskundige beoordelaars). Het Agentschap beheert nu in totaal 6  090(5  492) projecten van dit programma.

Voor de kmo-acties van het programma Capaciteiten werd 1 (1) oproep afgewikkeld en 1 (1) evaluatie voltooid. 204 (201) nieuwe subsidieovereenkomsten werden ondertekend en 577 (508) betalingen verricht (exclusief betalingen voor deskundige beoordelaars). Het Agentschap beheert nu in totaal 691 (625) projecten in het kader van deze regeling.

Voor de thema’s Ruimte en Veiligheid van het programma Samenwerking werden in 2013 2 (2) oproepen afgewikkeld en 2 (2) evaluaties voltooid. 79 (80) nieuwe subsidieovereenkomsten werden ondertekend en 294 (258) betalingen verricht (exclusief betalingen voor deskundige beoordelaars). Het Agentschap beheert nu in totaal 348 (317) projecten voor deze thema’s.

Wat betreft de KP7-ondersteunende diensten zijn de behaalde resultaten voor 2013 als volgt:

194 (89) publicaties van oproepen gesteund;

25  214(32  286) voorstellen ontvangen via het elektronisch systeem voor indiening;

4  323(6  462) deskundige beoordelaars gecontracteerd en 5  055(4  217) betalingen aan deskundigen verricht (alleen voor de door het Agentschap beheerde programma’s);

4  524(6  616) selecties van deelnemers voltooid;

4  488(5  871) antwoorden verzonden op vragen aan de Research Enquiry Service.

Bron: Door het Agentschap verstrekte bijlage.


ANTWOORD VAN HET AGENTSCHAP

Het Agentschap neemt akte van het verslag van de Rekenkamer.


10.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 442/358


VERSLAG

over de jaarrekening van het Uitvoerend Agentschap voor het trans-Europees vervoersnetwerk betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap

(2014/C 442/42)

INLEIDING

1.

Het Uitvoerend Agentschap voor het trans-Europees vervoersnetwerk (hierna: „het Agentschap” of „TEN-T EA”), gevestigd te Brussel, werd opgericht bij Besluit 2007/60/EG van de Commissie (1), zoals gewijzigd bij Besluit 2008/593/EG (2). Het Agentschap werd voor een periode die begon op 1 november 2006 en eindigt op 31 december 2015 opgericht voor het beheer van de acties van de EU op het gebied van het trans-Europees vervoersnetwerk (3).

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van het Agentschap. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van het Agentschap, die bestaat uit de financiële staten (4) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (5) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar,

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van het Agentschap, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (6):

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van het Agentschap omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (7) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van het Agentschap goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van het Agentschap.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (8) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van het Agentschap geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van het Agentschap op alle materiële punten een getrouw beeld van zijn financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van zijn verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van zijn financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

10.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER DE INTERNEBEHEERSINGSMAATREGELEN

11.

Het Agentschap verricht geen bevredigende verificaties vooraf van de kosten die de beheerder van zijn gebouw aanrekent voor zijn kantoorruimte. De meeste van de onderliggende contracten, facturen en betaalbewijzen waren niet ter beschikking van het Agentschap gesteld.

12.

Overeenkomstig het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie (9) en de btw-richtlijn van de EU (10) is het Agentschap vrijgesteld van indirecte belastingen. Tegen het einde van 2013 was echter voor de periode 2011-2013 een over de gebouwkosten geheven btw-bedrag ad 1 13  513 euro betaald en niet teruggevorderd.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGSBEHEER

13.

De begrotingsuitvoering was weliswaar bevredigend voor de titels I en III, maar het niveau van overdrachten van vastgelegde kredieten was met 27 % (6 66  119 euro) hoog voor de titel II. Deze overdrachten hadden voornamelijk betrekking op aan het einde van het jaar gecontracteerde en/of bestelde IT-goederen en -diensten, die volgens planning eind 2013 of in 2014 zullen worden geleverd (2 96  486 euro) en op facturen voor uitgaven in 2013 die aan het einde van het jaar nog niet waren ontvangen (2 86  197 euro).

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN HET VOORGAANDE JAAR

14.

Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van het voorgaande jaar.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 1 juli 2014.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 32 van 6.2.2007, blz. 88.

(2)  PB L 190 van 18.7.2008, blz. 35.

(3)  Ter informatie geeft bijlage II een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van het Agentschap.

(4)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(5)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(6)  Artikel 162 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(7)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(8)  Artikel 162 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

(9)  Protocol (nr. 7) betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie (PB C 115 van 9.5.2008, blz. 266).

(10)  Richtlijn 2006/112/EG van de Raad (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1).


BIJLAGE I

Follow-up van de opmerkingen van het voorgaande jaar

Jaar

Opmerking van de Rekenkamer

Stand van de corrigerende maatregel

(Afgerond/Loopt nog/Nog af te handelen/N.v.t.)

2012

De begrotingsuitvoering was bevredigend voor titel I, terwijl het niveau van overdrachten van vastgelegde kredieten hoog was voor de titels II en III, met respectievelijk 38 % (8 05  755 euro) en 50 % (3 63  613 euro). Van het totaal aan overdrachten (1,37 miljoen euro) heeft 74 % betrekking op diensten die in 2012 of begin 2013 zijn geleverd. De resterende 26 % heeft betrekking op goederen en diensten die aanvankelijk voor de begroting 2013 waren gepland, maar werden vervroegd naar 2012.

N.v.t.


BIJLAGE II

Uitvoerend Agentschap voor het trans-Europees vervoersnetwerk (Brussel)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(artikelen 26, 170, 171, 172 en 174 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

De Unie stelt de maatregelen vast die ertoe bestemd zijn om de interne markt tot stand te brengen en de werking ervan te verzekeren. De interne markt omvat een ruimte waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd.

Teneinde de harmonische ontwikkeling van de Unie in haar geheel te bevorderen, ontwikkelt en vervolgt de Unie haar optreden gericht op de versterking van de economische, sociale en territoriale samenhang.

Teneinde bij te dragen tot de verwezenlijking van deze doelstellingen en om de burgers van de Unie, de economische subjecten, alsmede de regionale en lokale gemeenschappen in staat te stellen ten volle profijt te trekken van de voordelen die uit de totstandkoming van een ruimte zonder binnengrenzen voortvloeien, draagt de Unie bij tot de totstandbrenging en ontwikkeling van trans-Europese netwerken op het gebied van vervoers-, telecommunicatie- en energie-infrastructuur. Het optreden van de Unie is gericht op de bevordering van de onderlinge koppeling en interoperabiliteit van de nationale netwerken, alsmede van de toegang tot deze netwerken.

Voor de verwezenlijking van deze doelstellingen stelt de Unie een geheel van richtsnoeren op betreffende de doelstellingen, de prioriteiten en de grote lijnen van de op het gebied van trans-Europese netwerken overwogen maatregelen.

Bevoegdheden van het Agentschap

(Verordening (EG) nr. 661/2010 van het Europees Parlement en de Raad)

(Verordening (EG) nr. 67/2010 van het Europees Parlement en de Raad)

(Verordening (EG) nr. 680/2007 van het Europees Parlement en de Raad)

(Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad)

(Besluit 2007/60/EG van de Commissie, laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2008/593/EG)

Doelstellingen

Het besluit betreffende uniale richtsnoeren voor de ontwikkeling van het trans-Europees vervoersnet (TEN-V) stelt de richtsnoeren op betreffende de doelstellingen, de prioriteiten en de grote lijnen die op het gebied van TEN-V worden overwogen. Er werden algemene regels opgesteld voor de EU-financiering van de trans-Europese netwerken met het oog op de tenuitvoerlegging van deze richtsnoeren.

Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad verleent de Commissie de bevoegdheid om uitvoerende agentschappen op te richten om taken te verrichten met betrekking tot programma’s van de Unie. TEN–T EA werd daarom opgericht om de activiteiten van de Unie op het gebied van trans-Europese netwerken te beheren op basis van de richtsnoeren en het financieel reglement inzake TEN-V, en om een toegevoegde waarde op te leveren voor het beheer van het TEN-V-programma. Het toezichthoudende DG, DG MOVE, blijft verantwoordelijk voor beleidskwesties.

TEN-T EA is verantwoordelijk voor het beheer van de technische en financiële tenuitvoerlegging van het TEN-V-programma door het volgen van de hele levenscyclus van het project. In zijn dagelijkse werkzaamheden beoogt het de doeltreffendheid en flexibiliteit van de tenuitvoerlegging van TEN-V te verbeteren, de kosten ervan te verminderen en tegelijkertijd een hoog niveau van deskundigheid te mobiliseren door de aanwerving van gespecialiseerd personeel te vergemakkelijken. Tevens versterkt het de banden tussen TEN-V en de voornaamste belanghebbenden, garandeert het dat de financieringen beter met die van de andere instrumenten van de EU gecoördineerd worden, verbetert het Agentschap het profiel en de voordelen van EU-financiering en levert het ondersteuning/feedback aan de Commissie.

Organisatie

Directiecomité

Op de activiteiten van het Agentschap wordt toezicht uitgeoefend door een directiecomité dat bestaat uit vijf leden uit de directoraten-generaal Mobiliteit en Vervoer (twee leden), Regionaal Beleid en Stadsontwikkeling, Milieu en Personele Middelen en Veiligheid van de Europese Commissie en één waarnemer van de Europese Investeringsbank. Het comité vergadert vier maal per jaar en keurt de administratieve begroting, het werkprogramma, het jaarlijks activiteitenverslag, de jaarrekening met alle ontvangsten en uitgaven en het externe evaluatierapport van het Agentschap goed en stelt overige specifieke uitvoeringsvoorschriften vast.

Directeur

Benoemd door de Europese Commissie.

Interne controle

De dienst Interne Audit van de Europese Commissie (DIA) en de interne-auditcapaciteit van het Agentschap (IAC).

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad.

In 2013 ter beschikking van het Agentschap gestelde middelen

Begroting

A.

7,9 miljard euro (100 % algemene begroting van de Europese Unie) voor de TEN-V-begroting in het kader van de financiële vooruitzichten 2007-2013.

B.

9,8 miljoen euro (administratieve begroting), 100 % EU-subsidie, waarover het Agentschap zelfstandig beschikt.

Personeelsbestand per 31 december 2013

Posten voor tijdelijke functionarissen: 33 posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten, waarvan 32 bezet.

Arbeidscontractanten: 67 posten gepland, waarvan 66 bezet.

Totaalaantal personeelsleden: 100 (98 posten bezet),

waarvan er:

a)

65 (64 posten bezet) operationele, en

b)

35 (34 posten bezet) administratieve taken verrichten.

In 2013 geleverde producten en diensten

Selecties

Oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van het jaarlijks werkprogramma 2012 georganiseerd voor vier prioritaire terreinen voor in totaal 250 miljoen euro. 164 subsidiabele voorstellen met aanvragen voor 523,9 miljoen euro werden geëvalueerd en 83 voorstellen ter waarde van 247,2 miljoen euro werden aanbevolen voor financiering.

Oproepen tot het indienen van voorstellen in het kader van het meerjarig werkprogramma voor 2012 georganiseerd voor zes prioritaire terreinen voor in totaal 1  347 miljoen euro. 189 subsidiabele voorstellen met aanvragen voor 5  727,77 miljoen euro werden geëvalueerd en 89 voorstellen ter waarde van 1  348,38 miljoen euro werden aanbevolen voor financiering. De oproepen in het kader van het jaarlijks werkprogramma en het meerjarig werkprogramma werden geëvalueerd door 61 externe beoordelaars.

De voorbereiding voor de in 2013 gepubliceerde meerjarige en jaarlijkse oproep(en) 2013, voor in totaal 280 miljoen euro, respectievelijk 70 miljoen euro.

Projectbeheer

Voorbereiding van 157 nieuwe financieringsbesluiten (er was een annulering vóór goedkeuring van het desbetreffende besluit) en 14 aanvullende wijzigingen (oproepen 2012) — 398 lopende projecten aan het einde van 2013.

Verwerking van 36 nieuwe verzoeken tot wijzigingen van de begunstigden.

Analyse en goedkeuring van 116 activiteitenstatusverslagen (ASR’s — het voornaamste instrument voor het monitoren van de voortgang van projecten) en 73 strategische actieplannen (SAP's).

246 projectbijeenkomsten, de voorbereidende bijeenkomsten voor de besluiten niet meegeteld, hetzij ter plaatse of op het kantoor van het Agentschap.

Volledig gebruik van de beschikbare betalingskredieten, met een gemiddelde betalingstermijn van slechts elf dagen.

Vereenvoudigingsmaatregelen

Verbetering van interne procedures en communicatie met begunstigden, bijvoorbeeld de herziening en verbetering van de controles bij aanbestedingsprocedures; organisatie van een workshop inzake projectbeheer voor de begunstigden met aandacht voor juridische, operationele en financiële kwesties en met een presentatie van de Rekenkamer over de ervaring met de controle van TEN-V-projecten.

Gebruik van een instrument voor webwerving.

Herziening van de administratieve procedures, wat heeft geleid tot de invoering van enkele papierloze procedures, alsook tot enkele vereenvoudigde procedures.

Gebruik van een elektronisch instrument voor het indienen van ASR’s.

Verhoging van de gebruiksvriendelijkheid van de afdeling projectbeheer van TENtec.

De werkgroep voor goede praktijken is vervangen door een adviesgroep die moet optreden als voornaamste belanghebbende voor het Agentschap bij de ontwikkeling van financieel en projectbeheer voor de huidige en toekomstige programma’s. Het lidmaatschap van de groep werd bepaald door middel van een selectieprocedure die was opgezet om een goed evenwicht tussen de belanghebbenden te waarborgen. De eerste vergadering vindt plaats op 4 maart 2014, ter bespreking van de aanvraagprocedures — met inbegrip van de documentatie — voor de oproepen alsook het modelbesluit.

Voor het grootste deel van de oproep in het kader van het jaarlijks werkprogramma 2012 werd een systeem van beoordeling op afstand uitgetest.

Voortdurende bijwerking en gebruik van modellen en richtsnoeren.

Bijwerking van overzichten met betrekking tot interpretaties van bepalingen van besluiten van de Commissie en van aanbestedingszaken.

Verbetering en stroomlijning van interne procedures door middel van werkgroepen inzake de templates voor administratieve en beleidsuitgaven.

Stroomlijning van de administratieve procedures met DG MOVE voor de vaststelling van nieuwe besluiten.

Stroomlijning van de systemen voor verslaglegging door de frequentie van bepaalde verslagen te wijzigen, door grondige controles van de gegevenskwaliteit te verrichten en door bestaande gegevens in TENtec beter te benutten. Hierdoor werd een nauwgezettere follow-up van de projecten mogelijk en kon worden geanticipeerd op uitvoeringsproblemen, wat weer leidde tot kortere reactietijden en een optimalisering van de begrotingsuitvoering.

Communicatie

De internetsite van het Agentschap en zijn uitgebreide rubriek met succesvolle projecten trok samen met de website van de helpdesk inzake snelwegen op zee ruim 2 20  000 bezoekers. De twitterfeed (@tentea_eu) werd door ruim 700 personen gevolgd.

Derde campagne inzake bijkomende projectresultaten in het kader van TEN-V („TENtastic”) met updates van de internetsite, tweets, een brochure en posters.

Publicatie van 15 e-nieuwsbrieven/updates voor begunstigden; voorbereiding en verspreiding in ruim 20 talen van 140 persberichten over de oproepen 2012, resultaten en nieuw geselecteerde projecten; verspreiding van 53 persberichten over de jaarlijkse oproep 2011. Andere publicaties waren twee uitgaven over de „visie” van het Agentschap gelet op de uitbreiding van zijn mandaat, een brochure over financiële instrumentering, het verslag over de uitvoering van TEN-V en twee — ruim honderd bladzijden tellende — brochures voor de RBZ over de geselecteerde projecten in het kader van de jaarlijkse en meerjarige oproepen tot het indienen van voorstellen.

Evenementen als de samen met DG MOVE georganiseerde TEN-V-voorlichtingsdagen en tentoonstelling in Tallinn, de voorlichtingsdag inzake de oproepen 2013, de TEN-V-workshop over projectbeheer en de workshop over PPS en financiële instrumentering; deelname met DG MOVE aan het Internationaal Transportforum in Leipzig en de open dag van de instellingen.

Planning en voorbereiding van de omschakeling naar de visuele identiteit van het INEA (de opvolger van het TEN-V-Agentschap) voor alle materialen die worden verspreid, de internetsite, het intranet, templates en bebording.

Samenwerking met het toezichthoudend DG

Gezamenlijke voorbereiding voor de volgende financiële vooruitzichten: hulp bij de afronding van de Connecting Europe-faciliteit (CEF) en de nieuwe TEN-V-richtsnoeren; voorstellen voor scenario’s over de toewijzing van middelen en uitvoeringsmodaliteiten; deelname aan de beoordelingscomités voor de selectie van consultants voor het onderzoek inzake de TEN-V-kernnetwerkcorridor.

Gezamenlijke voorbereiding van de laatste oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van het TEN-V-programma 2007-2013 en gezamenlijke presentaties op een voorlichtingsdag.

Gezamenlijke bijdragen aan de jaarlijkse programmaconferentie — de TEN-V-dagen. TEN-T EA stond in voor de tentoonstelling.

Gezamenlijke voorbereiding van de interinstitutionele procedure voor de uitbreiding van het mandaat van het Agentschap en de nieuwe organisatorische opzet.

Deelname aan de door de Commissie verrichte evaluatie achteraf van financiële instrumenten.

Organisatie van een workshop over financiële instrumentering met gezamenlijke presentaties.

Ontwikkeling van deskundigheid op het gebied van de analyse van statistische en geografische gegevens voor verslagen en cartografie met betrekking tot het TEN-V-programma, bijvoorbeeld „the Report on TEN-T Programme Implementation” (het verslag over de tenuitvoerlegging van het TEN-V-programma) voor Tallinn, 43 lidstaatverslagen en verslagen over prioritaire projecten.

Maandelijkse gezamenlijke managementbijeenkomst met deelname van directeuren, eenheidshoofden, het hoofd communicatie en verbindingsambtenaren van het Agentschap/DG.

Deelname van de directeur aan de managementbijeenkomsten van het toezichthoudend DG. Deelname van een eenheidshoofd van het verantwoordelijke directoraat aan de managementbijeenkomsten van het Agentschap.

Voorbereiding van de vergaderingen van het directiecomité.

Controles

Eerste jaar van tenuitvoerlegging van een in 2012 vastgestelde meerjarige controlestrategie.

Er werden 17 controles uitgevoerd die 28 % van de tussentijdse/saldobetalingen (geldelijk bedrag) over 2012 vertegenwoordigen.

Bron: Door het Agentschap verstrekte bijlage.


ANTWOORDEN VAN HET AGENTSCHAP

11.

Het Agentschap verricht controles vooraf voor elke kostenstaat, onder meer om na te gaan of de diensten geleverd zijn, of de gefactureerde bedragen vergelijkbaar zijn met voorgaande rapportageperioden, of de gefactureerde perioden juist zijn en of de verdelingen overeenkomen met hetgeen in het contract staat. In het geval van onvolkomenheden worden er kopieën van de facturen opgevraagd en wordt voor ten onrechte gefactureerde diensten terugbetaling gevraagd. Het Agentschap beschikt niet zelf over de benodigde technische capaciteiten voor beheer en controle van de onderliggende contracten en betaalt daarom aan de beheerder van het gebouw een som om dit namens het Agentschap te doen. De verificatie van de contracten, facturen en betaalbewijzen ten aanzien van de kosten zijn in deze dienstverlening inbegrepen. Ter verdere verbetering van de verificatie van kostenstaten zal het Agentschap op basis van steekproeven systematisch voor elke kostenstaat kopieën van de facturen vragen.

12.

Tijdens de onderhandelingen over het contract voor het gebouw was de btw vervat in het contract voor alle gemeenschappelijke diensten, omdat het niet mogelijk was onderscheid te maken tussen de rest van het gebouw en het door het Agentschap gehuurde gedeelte.

In maart 2014 heeft het Agentschap de beheerder van het gebouw, die de facturen had ingediend en de btw had geïnd, verzocht om teruggave van de in de periode van 2011 tot en met 2013 betaalde btw. Het totale bedrag van 1 13  513 euro wordt in juni 2014 aan het Agentschap terugbetaald. De vordering werd in de boekhouding van het Agentschap voor 2013 opgenomen.

Het Agentschap heeft de beheerder van het gebouw eveneens om btw-vrijstelling verzocht met ingang van 1 januari 2014.

13.

Het Agentschap spant zich voortdurend in om het niveau van overdrachten te verlagen. Tussen 2012 en 2013 is het percentage overdrachten voor titel II verminderd van 38 naar 27 % en de totale begrotingsoverdrachten zijn gedaald van 14 naar 9 %. De overdrachten naar 2014 werden gerechtvaardigd door de noodzaak bepaalde uitgaven voor het nieuwe mandaat van het Agentschap vervroegd aan te wenden en de last van de zeer krappe begroting voor 2014 te verminderen. Gezond en doeltreffend financieel beheer was het leidende beginsel bij de overdrachten.