|
ISSN 1977-0995 |
||
|
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 410 |
|
|
||
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Mededelingen en bekendmakingen |
57e jaargang |
|
Nummer |
Inhoud |
Bladzijde |
|
|
II Mededelingen |
|
|
|
MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE |
|
|
|
Europese Commissie |
|
|
2014/C 410/01 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.7411 — TDR Capital/Lakeside 1 Limited) ( 1 ) |
|
|
2014/C 410/02 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.7284 — Siemens/John Wood Group/Rolls-Royce Combined ADGT Business/RWG) ( 1 ) |
|
|
|
IV Informatie |
|
|
|
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE |
|
|
|
Europese Commissie |
|
|
2014/C 410/03 |
||
|
2014/C 410/04 |
||
|
2014/C 410/05 |
Nieuwe nationale zijde van voor circulatie bestemde euromuntstukken |
|
|
2014/C 410/06 |
Nieuwe nationale zijden van voor circulatie bestemde euromuntstukken |
|
|
|
V Adviezen |
|
|
|
BESTUURLIJKE PROCEDURES |
|
|
|
Europese Commissie |
|
|
2014/C 410/07 |
||
|
|
PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK |
|
|
|
Europese Commissie |
|
|
2014/C 410/08 |
||
|
|
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
|
NL |
|
II Mededelingen
MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE
Europese Commissie
|
18.11.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 410/1 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie
(Zaak M.7411 — TDR Capital/Lakeside 1 Limited)
(Voor de EER relevante tekst)
2014/C 410/01
Op 10 november 2014 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:
|
— |
op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector, |
|
— |
in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32014M7411. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving. |
(1) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.
|
18.11.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 410/1 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie
(Zaak M.7284 — Siemens/John Wood Group/Rolls-Royce Combined ADGT Business/RWG)
(Voor de EER relevante tekst)
2014/C 410/02
Op 4 augustus 2014 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:
|
— |
op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector, |
|
— |
in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32014M7284. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving. |
(1) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.
IV Informatie
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE
Europese Commissie
|
18.11.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 410/2 |
Wisselkoersen van de euro (1)
17 november 2014
2014/C 410/03
1 euro =
|
|
Munteenheid |
Koers |
|
USD |
US-dollar |
1,2496 |
|
JPY |
Japanse yen |
145,30 |
|
DKK |
Deense kroon |
7,4434 |
|
GBP |
Pond sterling |
0,79890 |
|
SEK |
Zweedse kroon |
9,2449 |
|
CHF |
Zwitserse frank |
1,2013 |
|
ISK |
IJslandse kroon |
|
|
NOK |
Noorse kroon |
8,4440 |
|
BGN |
Bulgaarse lev |
1,9558 |
|
CZK |
Tsjechische koruna |
27,701 |
|
HUF |
Hongaarse forint |
306,01 |
|
LTL |
Litouwse litas |
3,4528 |
|
PLN |
Poolse zloty |
4,2238 |
|
RON |
Roemeense leu |
4,4280 |
|
TRY |
Turkse lira |
2,7854 |
|
AUD |
Australische dollar |
1,4312 |
|
CAD |
Canadese dollar |
1,4133 |
|
HKD |
Hongkongse dollar |
9,6899 |
|
NZD |
Nieuw-Zeelandse dollar |
1,5775 |
|
SGD |
Singaporese dollar |
1,6217 |
|
KRW |
Zuid-Koreaanse won |
1 370,14 |
|
ZAR |
Zuid-Afrikaanse rand |
13,8937 |
|
CNY |
Chinese yuan renminbi |
7,6523 |
|
HRK |
Kroatische kuna |
7,6740 |
|
IDR |
Indonesische roepia |
15 240,70 |
|
MYR |
Maleisische ringgit |
4,1874 |
|
PHP |
Filipijnse peso |
56,189 |
|
RUB |
Russische roebel |
59,2177 |
|
THB |
Thaise baht |
40,943 |
|
BRL |
Braziliaanse real |
3,2631 |
|
MXN |
Mexicaanse peso |
16,9539 |
|
INR |
Indiase roepie |
77,2603 |
(1) Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.
|
18.11.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 410/3 |
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 17 november 2014
betreffende de wijziging van het bij Uitvoeringsbesluit 2014/C 166/05 van de Commissie vastgestelde werkprogramma voor 2014 en de vaststelling van het werkprogramma en de financiering voor 2015 op het gebied van levensmiddelen en diervoeders teneinde de toepassing van de wetgeving inzake levensmiddelen en diervoeders te garanderen
2014/C 410/04
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (1), en met name artikel 84,
Gezien Verordening (EU) nr. 652/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van bepalingen betreffende het beheer van de uitgaven in verband met de voedselketen, diergezondheid en dierenwelzijn, alsmede in verband met plantgezondheid en teeltmateriaal, tot wijziging van de Richtlijnen 98/56/EG, 2000/29/EG en 2008/90/EG van de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 178/2002, (EG) nr. 882/2004 en (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Besluiten 66/399/EEG en 76/894/EEG en Beschikking 2009/470/EG van de Raad (2), en met name artikel 6, leden 3 en 5, de artikelen 32, 33 en 35, artikel 36, leden 1 en 4, en artikel 43,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Bij Uitvoeringsbesluit 2014/C 166/05 van de Commissie (3) is een werkprogramma voor 2014 en de financiering daarvan vastgesteld. Dat besluit moet worden bijgewerkt teneinde aanvullende acties op te nemen die na de vaststelling van het besluit zijn vastgesteld. |
|
(2) |
Om de uitvoering van activiteiten op het gebied van levensmiddelen en diervoeders die begin 2015 van start gaan te waarborgen en de toepassing van de fytosanitaire wetgeving en van de wetgeving inzake levensmiddelen en diervoeders te garanderen, moet een werkprogramma met een financieringsbesluit worden vastgesteld. |
|
(3) |
In artikel 94 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie (4) zijn nadere bepalingen inzake financieringsbesluiten vastgesteld. |
|
(4) |
Om de in het werkprogramma beschreven redenen moet worden toegestaan dat aan in het werkprogramma opgenomen organisaties zonder oproep tot het indienen van voorstellen subsidies worden toegekend. |
|
(5) |
Dit besluit moet voorzien in de betaling van achterstandsrente op basis van artikel 92 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en artikel 111, lid 4, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012. |
|
(6) |
Voor de uitvoering van dit besluit wordt de term „belangrijke wijziging” omschreven in de zin van artikel 94, lid 4, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012. |
|
(7) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijziging van Uitvoeringsbesluit 2014/C 166/05 van de Commissie
De wijziging van het in Uitvoeringsbesluit 2014/C 166/05 van de Commissie vermelde werkprogramma, zoals opgenomen in de bijlage, wordt vastgesteld.
Artikel 2
Goedkeuring van een werkprogramma voor 2015
Het werkprogramma voor de toepassing van de artikelen 6, 32, 33, 35 en 43 van Verordening (EU) nr. 652/2014, zoals opgenomen in de bijlage, wordt vastgesteld.
Artikel 3
Financieringsbesluit
De in de artikelen 1 en 2 vermelde jaarlijkse werkprogramma’s zijn een financieringsbesluit in de zin van artikel 84 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.
Artikel 4
Bijdrage van de Unie
De maximumbijdrage voor de uitvoering van het programma voor 2014 wordt vastgesteld op 4 820 000 EUR en wordt gefinancierd uit de volgende onderdelen van de algemene begroting van de Europese Unie voor 2014:
|
|
begrotingsonderdeel — 17 04 01 — 4 600 000 EUR |
|
|
begrotingsonderdeel — 17 04 03 — 220 000 EUR |
De maximumbijdrage voor de uitvoering van het programma voor 2015 wordt vastgesteld op 4 050 000 EUR, te financieren uit de volgende onderdelen van de algemene begroting van de Europese Unie voor 2015:
|
|
begrotingsonderdeel — 17 04 03 — 3 930 000 EUR |
De tenuitvoerlegging van dit besluit is afhankelijk van de beschikbaarheid van de kredieten na vaststelling van de begroting voor 2015 door de begrotingsautoriteit of voorzien in het systeem van voorlopige twaalfden.
Bovengenoemde kredieten kunnen ook de betaling van achterstandsrente dekken.
Artikel 5
Flexibiliteitsclausule
Gecumuleerde wijzigingen in de toewijzingen voor de specifieke acties van elk werkprogramma die niet meer bedragen dan 20 % van de maximumbijdrage, als vastgesteld in artikel 4 van dit besluit, worden niet als belangrijk beschouwd in de zin van artikel 94, lid 4, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012, wanneer deze wijzigingen de aard van de acties en de doelstelling van het werkprogramma niet significant beïnvloeden.
De verantwoordelijke ordonnateur kan de in de eerste alinea bedoelde wijzigingen goedkeuren overeenkomstig de beginselen van goed financieel beheer en evenredigheid.
Artikel 6
Subsidies
Subsidies kunnen zonder oproep tot het indienen van voorstellen worden toegekend aan organisaties die zijn opgenomen in de bijlage, overeenkomstig de daarin beschreven voorwaarden.
Gedaan te Brussel, 17 november 2014.
Voor de Commissie
Vytenis ANDRIUKAITIS
Lid van de Commissie
(1) PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.
(2) PB L 189 van 27.6.2014, blz. 1.
(3) Uitvoeringsbesluit 2014/C 166/05 van de Commissie van 27 mei 2014 betreffende de vaststelling van het werkprogramma en de financiering voor 2014 van activiteiten op het gebied van levensmiddelen en diervoeders teneinde de toepassing van de wetgeving inzake levensmiddelen en diervoeders te garanderen (PB C 166 van 3.6.2014, blz. 5).
(4) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1).
BIJLAGE
Werkprogramma’s voor 2014 en 2015 op het gebied van levensmiddelen en diervoeders
1. INLEIDING
Het doel van deze werkprogramma’s is om de in Uitvoeringsbesluit 2014/C 166/05 vastgestelde behoeften te actualiseren en tot een financieringsbesluit te komen voor de acties die begin 2015 van start gaan.
Deze werkprogramma’s bevatten uitvoeringsmaatregelen voor de jaren 2014 en 2015, en de begrotingsmiddelen zijn als volgt verdeeld:
|
Indicatieve acties (2014) |
Indicatief bedrag |
|
Subsidies (2) |
170 000 EUR |
|
Aanbestedingen (2) |
4 650 000 EUR |
|
Overige acties (0) |
0 EUR |
|
TOTAAL (4 acties in 2014) |
4 820 000 EUR |
|
Indicatieve acties (2015) |
Indicatief bedrag |
|
Subsidies (3) |
2 325 000 EUR |
|
Aanbestedingen (4) |
1 205 000 EUR |
|
Overige acties (1) |
400 000 EUR |
|
TOTAAL (8 acties in 2015) |
3 930 000 EUR |
2. SUBSIDIES
Voor subsidies is een totaal begrotingskrediet gereserveerd:
|
|
van 170 000 EUR in 2014, en |
|
|
van 2 325 000 EUR in 2015. |
2.1. Rechtsgrondslag
Artikel 6, lid 3, en de artikelen 33 en 35 van Verordening (EU) nr. 652/2014.
2.2. Begrotingsonderdelen
|
|
Begroting 2014 — 17 04 03 — 170 000 EUR |
|
|
Begroting 2015 — 17 04 03 — 2 325 000 EUR |
2.3. Indicatieve lijst van geplande acties
|
Acties (begroting 2014 — 17 04 03) |
Geraamd aantal acties |
Indicatieve begindatum |
Indicatief bedrag (EUR) |
|
Beoordelingsinstrument voor cumulatieve risico’s van bestrijdingsmiddelenresiduen |
1 subsidieovereenkomst |
Vierde kwartaal van 2014 |
70 000 |
|
Aanvullende subsidie voor de OIE voor regionale vergaderingen en activiteiten van het platform voor dierenwelzijn |
1 subsidie-overeenkomst |
Vierde kwartaal van 2014 |
100 000 |
|
Acties (begroting 2015 — 17 04 03) |
Geraamd aantal acties |
Indicatieve begindatum |
Indicatief bedrag (EUR) |
|
Coördinatie van de vergunningsaanvragen voor kleine toepassingen van gewasbeschermingsmiddelen |
1 subsidieovereenkomst |
Eerste kwartaal van 2015 |
350 000 |
|
Gecoördineerd controleplan ter opsporing van frauduleuze praktijken bij de handel in bepaalde levensmiddelen |
28 subsidieovereenkomsten |
Eerste kwartaal van 2015 |
600 000 |
|
Gecoördineerd controleplan voor antimicrobiële resistentie (AMR) |
28 subsidieovereenkomsten |
Eerste kwartaal van 2015 |
1 375 000 |
2.4. Beschrijving, doelstellingen en geplande resultaten van de uitvoeringsmaatregelen
Het door de EU gefinancierde onderzoeksproject Acropolis heeft een IT-instrument opgeleverd voor alle belanghebbenden van de risicobeoordeling van bestrijdingsmiddelen. Het IT-instrument is gebaseerd op een waarschijnlijkheidsmodel van blootstelling. De Commissie is voornemens dit project op te waarderen.
Doelstelling: Opwaarderen van het Acropolis-instrument richting specifieke behoeften van de Commissie, en als ondersteuning van risicomanagers bij het ontwikkelen van de criteria voor risicobeheer door te beoordelen welk effect de verschillende te selecteren parameters in het model zouden kunnen hebben op beslissingen in risicobeheer.
Het oorspronkelijke project werd uitgevoerd door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, dat aanvullende financiering zou moeten ontvangen om de kwaliteit van het werk naar een hoger niveau te kunnen tillen en de Commissie te kunnen voorzien van de nodige steun bij het nemen van de juiste beslissingen in risicobeheer.
Verwachte resultaten: Instrument opgewaardeerd voor de specifieke behoeften waar de Commissie om heeft verzocht en steun (testcases en instructies) verleend aan de Commissie voor het nemen van beslissingen in risicobeheer met betrekking tot de berekeningsparameters.
Bij Uitvoeringsbesluit 2014/C 166/05 is rechtstreekse subsidie vastgesteld voor de OIE voor acties als wereldconferenties, regionale seminars en regionale vergaderingen en activiteiten op het gebied van diergezondheid en dierenwelzijn.
De Commissie is voornemens aanvullende rechtstreekse subsidie toe te kennen aan de OIE voor het organiseren van aanvullende seminars op het gebied van dierenwelzijn.
Doelstelling: Verhoging van het bewustzijn van problemen met dierenwelzijn en van de mate van uitvoering van OIE-normen voor dierenwelzijn (vervoer, slacht, beheersing van zwerfhonden).
Verwacht resultaat: Verhoogd bewustzijn van de normen voor problemen met dierenwelzijn.
Met betrekking tot kleine toepassingen van gewasbeschermingsmiddelen moet worden gezorgd voor doeltreffende coördinatie en informatie-uitwisseling tussen de lidstaten en belanghebbenden. Dit vereist een project voor het opzetten van een speciaal platform van EU-deskundigen inzake kleine toepassingen op het gebied van plantgezondheid. De Commissie heeft een verslag ingediend bij het Europees Parlement en de Raad inzake de oprichting van een Europees Fonds voor kleine toepassingen op het gebied van gewasbeschermingsmiddelen (1). In het verslag werd geconcludeerd dat de Commissie bereid is bijstand te verlenen en op korte en middellange termijn een financiële bijdrage te leveren aan de oprichting van een dergelijk project.
Doelstelling: Medefinanciering met een actiesubsidie van een EU-coördinatiefaciliteit die door enkele lidstaten of een internationale organisatie wordt beheerd, teneinde een gecoördineerde benadering te vormen voor het vinden van oplossingen voor de gebreken op het gebied van kleine toepassingen in de Europese Unie.
Verwacht resultaat: Gecoördineerde activiteiten voor een vermindering van de gebreken op het gebied van kleine toepassingen in gewasbeschermingsmiddelen, om ervoor te zorgen dat de Europese landbouwers gewassen van hoge kwaliteit kunnen blijven produceren, door ze te voorzien van toereikende middelen en methoden.
Gecoördineerde controleplannen dienen ter opsporing van frauduleuze praktijken bij de handel in bepaalde levensmiddelen, middels gerichte controles, waaronder laboratoriumanalyses door de lidstaten. In 2013 en 2014 zijn soortgelijke plannen uitgevoerd voor paardenvlees.
Doelstelling: Opsporen en kwantificeren van bepaalde frauduleuze praktijken.
Verwacht resultaat: Geharmoniseerde controleplannen voor toezicht op voedselfraude teneinde het vertrouwen van de consument te vergroten. In dit verband zal de Europese Commissie alle lidstaten verzoeken dergelijke plannen uit te voeren.
Krachtens Richtlijn 2003/99/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) moeten de lidstaten erop toezien dat de monitoring vergelijkbare gegevens oplevert over het vóórkomen van antimicrobiële resistentie (AMR) bij zoönoseverwekkers en, wanneer deze gevaar opleveren voor de volksgezondheid, bij andere verwekkers. In 2014 is een vergelijkbaar plan uitgevoerd, dat nog loopt.
In 2011 introduceerde de Commissie een vijfjarig actieplan tegen AMR (3). Een van de acties is het versterken van de surveillancesystemen voor AMR en antimicrobiële consumptie in de diergeneeskunde.
Doelstelling: Medefinanciering van het gecoördineerd controleplan voor monitoring van antimicrobiële resistentie waarbij alle lidstaten betrokken zullen zijn.
Verwacht resultaat: Geharmoniseerd controleplan voor monitoring van resistentie in de voedselketen teneinde het vertrouwen van de consument te vergroten en de evolutie van resistentie in de voedselketen te beoordelen. In dit verband zal de Europese Commissie alle lidstaten verzoeken dergelijke plannen uit te voeren.
2.5. Uitvoering
Uitvoering: rechtstreeks door DG SANCO
Maximumpercentage voor EU-medefinanciering: 50 % van de subsidiabele kosten.
Gunningscriteria:
kwaliteit en relevantie van de voorgestelde middelen;
algemene kwaliteit, coherentie en helderheid van de voorgestelde doelstellingen.
Uitvoering: rechtstreeks door DG SANCO
Maximumpercentage voor EU-medefinanciering: 50 % van de subsidiabele kosten.
Gunningscriteria:
bijdrage aan de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen voor dierenwelzijn;
kwaliteit van de voorgestelde activiteiten.
Uitvoering: rechtstreeks door DG SANCO
Maximumpercentage voor EU-medefinanciering: 50 % van de subsidiabele kosten.
Gunningscriteria:
relevantie van het voorstel ten aanzien van de doelstellingen van de oproep;
consistentie en toereikendheid van toegewezen middelen.
Uitvoering: rechtstreeks door DG SANCO
Maximumpercentage voor EU-medefinanciering: 50 % van de subsidiabele kosten.
Gunningscriteria:
relevantie van het voorstel ten aanzien van de doelstellingen van de actie;
aantal tests in het voorstel vergeleken met het aantal aanbevolen tests.
Uitvoering: rechtstreeks door DG SANCO
Maximumpercentage voor EU-medefinanciering: 50 % van de subsidiabele kosten.
Gunningscriteria:
relevantie van het voorstel ten aanzien van de doelstellingen van de oproep;
aantal tests in het voorstel vergeleken met het aantal aanbevolen tests.
3. AANBESTEDINGEN
Voor aanbestedingscontracten is een totaal begrotingskrediet gereserveerd:
|
|
van 4 650 000 EUR in 2014, en |
|
|
van 1 205 000 EUR in 2015. |
3.1. Rechtsgrondslag
Artikel 6, lid 5, en de artikelen 34, 35 en 43 van Verordening (EU) nr. 652/2014.
3.2. Begrotingsonderdelen
|
|
begroting 2014 — 17 04 01 — 4 600 000 EUR |
|
|
begroting 2014 — 17 04 03 — 50 000 EUR |
|
|
begroting 2015 — 17 04 03 — 1 205 000 EUR |
3.3. Indicatieve lijst van geplande contracten
|
Acties (begroting 2014 — 17 04 01) |
Soort contracten |
Geraamd aantal contracten |
Indicatieve datum |
Bedrag (EUR) |
|
Vernieuwing van de voorraden van mond-en-klauwzeerantigenen in de antigeen- en vaccinbank van de EU |
Openbare aanbesteding |
1 |
Vierde kwartaal van 2014 |
4 600 000 |
|
Acties (begroting 2014 — 17 04 03) |
Soort contracten |
Geraamd aantal contracten |
Indicatieve datum |
Bedrag (EUR) |
|
Communicatieactiviteiten inzake uitroeiingsprogramma’s |
Specifiek/diensten met bestaand raamcontract |
2 |
Vierde kwartaal van 2014 |
50 000 |
|
Acties (begroting 2015 — 17 04 03) |
Soort contracten |
Geraamd aantal contracten |
Indicatieve datum |
Bedrag (EUR) |
|
Studie — Risicobeoordeling van kwaliteitsorganismen Procedure van gunning via onderhandelingen met de Plantenbeschermingsorganisatie voor Europa en het gebied van de Middellandse Zee (EPPO) |
Diensten/ Procedure van gunning via onderhandelingen |
1 |
Eerste kwartaal van 2015 |
300 000 |
|
Ontwikkeling van een prototype instrument voor het opsporen van berengeur voor gebruik in slachthuizen |
Specifiek/ diensten met bestaand raamcontract |
1 |
Eerste kwartaal van 2015 |
170 000 |
|
Evenementen als onderdeel van EXPO Milaan 2015 |
Specifiek/ diensten met toekomstig raamcontract |
15 |
Eerste kwartaal van 2015 |
500 000 |
|
Evalueren van de criteria-opties voor het identificeren van hormoonontregelende stoffen in de context van effectbeoordeling (screening) |
Specifiek/ diensten met bestaand raamcontract |
1 |
Eerste kwartaal van 2015 |
235 000 |
3.4. Uitvoering
Deze acties worden rechtstreeks uitgevoerd door DG SANCO.
4. ANDERE ACTIES
4.1. Vergoeding van reis- en verblijfskosten van nationale deskundigen die in samenwerking met het Voedsel- en Veterinair Bureau (VVB) controles uitvoeren
4.2. Rechtsgrondslag
Artikel 32 van Verordening (EU) nr. 652/2014.
4.3. Begrotingsonderdeel
|
|
begroting 2015 — 17 04 03 — 400 000 EUR. |
4.4. Indicatieve lijst van geplande acties
|
Acties (begroting 2015 — 17 04 03) |
Geraamd aantal acties |
Indicatieve datum |
Indicatief bedrag (EUR) |
|
Vergoeding van reis- en verblijfskosten van deskundigen die in samenwerking met het Voedsel- en Veterinair Bureau (VVB) controles uitvoeren |
130 |
Het hele jaar 2015 |
400 000 |
(1) COM(2014) 82 final. Brussel, 18.2.2014.
(2) Richtlijn 2003/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bewaking van zoönoses en zoönoseverwekkers en houdende wijziging van Beschikking 90/424/EEG van de Raad en intrekking van Richtlijn 92/117/EEG van de Raad (PB L 325 van 12.12.2003, blz. 31).
(3) COM(2011) 748 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad, Actieplan tegen het toenemende gevaar van antimicrobiële resistentie
|
18.11.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 410/10 |
Nieuwe nationale zijde van voor circulatie bestemde euromuntstukken
2014/C 410/05
Nationale zijde van de nieuwe, voor circulatie bestemde herdenkingsmunt van twee euro die door Slovenië wordt uitgegeven
Voor circulatie bestemde euromunten hebben in de gehele eurozone de status van wettig betaalmiddel. Om zowel degenen die beroepsmatig met euromunten omgaan als het grote publiek op de hoogte te houden, publiceert de Commissie alle nieuwe ontwerpen van euromunten (1). Volgens de conclusies van de Raad van 10 februari 2009 (2) is het de lidstaten van de eurozone en de landen die met de Europese Unie een monetaire overeenkomst hebben gesloten volgens welke zij euromuntstukken mogen uitgeven, toegestaan een bepaalde hoeveelheid voor circulatie bestemde euroherdenkingsmunten uit te geven, en dat onder bepaalde voorwaarden, met name dat alleen het muntstuk van twee euro wordt gebruikt. Deze munten hebben dezelfde technische kenmerken als gewone voor circulatie bestemde munten van twee euro, maar hebben aan de nationale zijde een speciale herdenkingsafbeelding met een grote nationale of Europese symboolwaarde.
Uitgevende staat : Slovenië
Onderwerp van de herdenkingsmunt : Emona-Ljubljana
Beschrijving van het ontwerp : Het centrale beeld van de munt wordt gevormd door een compositie van letters die samen het woord „EMONA” of „AEMONA” vormen, en een gestileerde voorstelling van Emona. Onderaan staat in boogvorm het opschrift „EMONA LJUBLJANA SLOVENIJA 2015”.
Langs de buitenrand van de munt zijn de twaalf sterren van de Europese vlag afgebeeld.
Oplage : 1 miljoen
Datum van uitgifte : januari 2015
(1) Zie PB C 373 van 28.12.2001, blz. 1, voor een overzicht van alle nationale zijden die in 2002 zijn uitgegeven.
(2) Zie de conclusies van de Raad Economische en Financiële Zaken van 10 februari 2009 en de Aanbeveling van de Commissie van 19 december 2008 betreffende gemeenschappelijke richtsnoeren voor de nationale zijde en de uitgifte van voor circulatie bestemde euromuntstukken (PB L 9 van 14.1.2009, blz. 52).
|
18.11.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 410/11 |
Nieuwe nationale zijden van voor circulatie bestemde euromuntstukken
2014/C 410/06
Voor circulatie bestemde euromunten hebben in de hele eurozone de status van wettig betaalmiddel. Om zowel degenen die beroepsmatig met euromunten omgaan als het grote publiek op de hoogte te houden, publiceert de Commissie alle nieuwe ontwerpen van euromunten (1).
Naar aanleiding van de wisseling van staatshoofd heeft Spanje het ontwerp gewijzigd van de Spaanse nationale zijde van de euromunten van 1 EUR en 2 EUR die vanaf 2015 worden geslagen. De munten van 1 EUR en 2 EUR van de jaren daarvoor met de oude Spaanse nationale zijde blijven gewoon geldig. De ontwerpen van de overige denominaties blijven ongewijzigd.
|
|
|
Uitgevende staat : Spanje
Datum van uitgifte : januari 2015
Beschrijving van de ontwerpen : De Spaanse euromunten van 1 EUR en 2 EUR dragen de beeltenis van het nieuwe staatshoofd, Zijne Majesteit Koning Felipe VI, in profiel naar links. Links van de beeltenis zijn, in boogvorm en met hoofdletters, de naam van de uitgevende staat en het jaar van uitgifte „ESPAÑA 2015” vermeld; rechts bevindt zich het muntteken.
Langs de buitenrand van de munt zijn de twaalf sterren van de Europese vlag afgebeeld.
Randschrift van de munt van 2 EUR: 2
, zesmaal herhaald, afwisselend rechtop en ondersteboven.
(1) Zie PB C 373 van 28.12.2001, blz. 1, PB C 254 van 20.10.2006, blz. 6, en PB C 248 van 23.10.2007, blz. 8, voor de andere euromunten.
V Adviezen
BESTUURLIJKE PROCEDURES
Europese Commissie
|
18.11.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 410/12 |
Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen
2014/C 410/07
Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag.
ENIG DOCUMENT
VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD
inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (2)
„FRÄNKISCHER GRÜNKERN”
EG-nummer: DE-PDO-0005-01144 — 7.8.2013
BGA ( ) BOB ( X )
1. Naam
„Fränkischer Grünkern”
2. Lidstaat of derde land
Duitsland
3. Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel
3.1. Productcategorie
Categorie 1.6. Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt
3.2. Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is
„Fränkischer Grünkern” is de aanduiding voor spelt (Triticum spelta), een soort tarwe, die onrijp wordt geoogst en geëest. De spelt wordt geoogst aan het begin van het „deegrijpe” stadium. „Fränkischer Grünkern” wordt vervolgens verduurzaamd en krijgt zijn typische aroma door eesten, dat van oudsher boven een vuur van beukenhout plaatsvindt. Elke partij „Grünkern” wordt in een van drie mogelijke kwaliteitsklassen onderverdeeld. Klasse I met ten minste 80 %, klasse II met ten minste 70 % en klasse III met ten minste 60 % olijfgroene korrels. Naast de smaak hebben de kwaliteitscriteria ook betrekking op de olijfgroene kleur, de korrelstructuur en het ontbreken van onzuiverheden zoals andere graansoorten, wilde haver of onkruidzaden. Het vochtgehalte bedraagt maximaal 13 %.
3.3. Grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)
Er mag enkel spelt van de soort „Bauländer Spelz” worden gebruikt voor de productie van „Fränkischer Grünkern”.
3.4. Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong)
—
3.5. Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden
Het hele productieproces voor de teelt, productie en verwerking van „Fränkischer Grünkern”, d.w.z. het zaaien, oogsten en eesten, moet plaatsvinden in het afgebakende geografische gebied.
3.6. Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken, enz.
—
3.7. Specifieke voorschriften betreffende de etikettering
„Fränkischer Grünkern” moet in alle handelsstadia samen met het passende EU-logo worden geëtiketteerd als „Fränkischer Grünkern”. Op de etiketten moeten tevens de naam en het adres van de fabrikant vermeld staan. Eventueel kan het registratienummer in de beschermingsorganisatie zijn aangegeven.
4. Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied
Het geografische gebied beslaat de districten Hohenlohekreis, Main-Tauber-Kreis en Neckar-Odenwald-Kreis in Baden-Württemberg en de districten Miltenberg en Würzburg in Beieren.
5. Verband met het geografische gebied
5.1. Specificiteit van het geografische gebied
Grote delen van het gebied waar het product wordt geteeld, liggen in de regenschaduw van de regio Odenwald, waardoor er weinig neerslag valt. Zij bevinden zich met name op hellingen en bouwland met ondiepe bodem die nog niet geschikt zijn voor de tarweteelt, met indexen van 20/25 en die voor een deel als „gebieden met een natuurlijke handicap” moeten worden beschouwd. Het geografische gebied bestaat voornamelijk uit bodems met verweerde kalksteen. De gemiddelde jaarlijkse temperatuur in het geografische gebied bedraagt 8,4 °C en er valt jaarlijks 770 mm neerslag. Sinds mensenheugenis telen landbouwers hier spelt op de ondiepe, stenige bodem waar de teelt van wintertarwe niet mogelijk is. De „Bauland” in de regio Baden vormt het hart van het geografische gebied en is van oudsher ook het grootste teeltgebied ter wereld voor „Grünkern”. Tot op heden wordt spelt nergens anders al eeuwenlang onafgebroken geteeld ten behoeve van de productie van „Grünkern”. Ondanks de bijzondere kwetsbaarheid voor ongunstige weersomstandigheden wordt spelt al generaties lang door landbouwers in het geografische gebied in het deegrijpe stadium onder bomen, aan akkerranden en langs sporen geoogst en vervolgens geëest.
Bij de productie van „Fränkischer Grünkern” op basis van deegrijpe spelt komt heel wat inspanning en moeite kijken. Dit vereist een hoge mate van gespecialiseerde kennis, zware handarbeid en uiterste zorg en is dus enkel mogelijk op kleine landbouwbedrijven waar traditionele werkmethoden worden gehanteerd. Tot op de dag van vandaag vindt het eesten op traditionele wijze boven een vuur van beukenhout plaats. De geoogste gewassen worden geëest door er lucht doorheen te laten stromen bij een temperatuur tussen 120 °C en 150 °C. Daarbij is het belangrijk dat de rook van hardhout de korrels volledig doordringt zodat ze hun traditionele smaak krijgen. Tegenwoordig worden traditionele handbediende eesten met een geperforeerde plaat maar zelden gebruikt. De beschermde erfgoedsite met een aantal eesten voor „Fränkischer Grünkern” langs een spoor aan de zuidelijke rand van de stad Walldürn-Altheim (in het district Neckar-Odenwald) geeft aan hoe belangrijk „Fränkischer Grünkern” in het verleden was voor de plaatselijke bevolking. Tot op heden is het eesten niet enkel een kwestie van temperatuur, maar het vereist tevens een geraffineerd vakmanschap en de nodige ervaring. De vakkennis van de plaatselijke bevolking met betrekking tot de teelt en productie van „Fränkischer Grünkern” is van generatie op generatie overgeleverd.
Bovendien is het zuiden van Duitsland ook de traditionele markt voor „Fränkischer Grünkern”. De eerste historische verwijzingen naar „Fränkischer Grünkern” dateren uit de 17e eeuw en zijn te vinden in opslagdocumenten en belastingregisters van dorpen en steden. „Fränkischer Grünkern” wordt reeds sinds halverwege de 18e eeuw als „groene spelt” geteeld en verkocht in het geografische gebied. Vanaf het midden van de 19e eeuw begon de handel in „Fränkischer Grünkern” toe te nemen. De productie van „Fränkischer Grünkern” werd door Joodse handelaren in het gebied gestimuleerd, maar deze ontwikkeling was ook mogelijk door de beschikbaarheid van grote markten. De handel in „Fränkischer Grünkern” kreeg een stevige impuls dankzij regionale afnemers zoals de onderneming Knorr, die in de nabijgelegen stad Heilbronn is opgericht en sinds de jaren 1870 het meel van „Fränkischer Grünkern” gebruikt.
5.2. Specificiteit van het product
„Fränkischer Grünkern” wordt gekenmerkt door zijn effen, glazige structuur en kleur, zijn sterke, volle smaak van beukenhout en zijn nootachtige aroma. De slanke korrels van „Fränkischer Grünkern” hebben „harde gluteneigenschappen” die een nootachtig aroma voortbrengen tijdens het eesten. In 1960 werden de leden van de Vereniging van Frankische producenten van „Grünkern” verplicht om de soort „Bauländer Spelz” te gebruiken, omdat deze het beste aroma en de hoogste glazigheid bezit. „Bauländer Spelz” is sinds 1958 toegelaten en is dus een van de oudste toegelaten speltsoorten. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat deze inheemse en over het hele geografische gebied verspreide soort bijzonder geschikt is voor de productie van „Fränkischer Grünkern”, dankzij de stevigheid van de zemelen en korrels, die goed van pas komt tijdens het gevoelige deegrijpe stadium van het eesten. Deze robuuste en niet veeleisende soort heeft zich optimaal aangepast aan de bijzondere plaatselijke en klimatologische omstandigheden en levert nog steeds gemiddelde opbrengsten op in het landbouwkundig benadeelde geografische gebied, zelfs zonder dure of gecompliceerde teelttechnische maatregelen. Wetenschappelijk onderzoek van het nationaal instituut voor graanonderzoek naar het effect van de soort, het oogsttijdstip en de eesting op de kwaliteit van „Fränkischer Grünkern” bevestigt dat de soort „Bauländer Spelz”, zowel wat betreft het eesten om een effen, glazige structuur en kleur en de aromatische smaak te verkrijgen als de opgeleverde opbrengst van „Fränkischer Grünkern”, de overhand heeft op andere soorten voor de productie van „Fränkischer Grünkern” in het afgebakende geografische gebied (Zwingelberg & Münzing: „Grünkern - Einfluss von Sorte, Erntezeitpunkt und Darre auf die Qualitätseigenschaften”, 1991, blz. 21). Bovendien brengt deze inheemse soort zeer compacte korrels voort met een duizendkorrelgewicht dat doorgaans onder het gemiddelde ligt. Dit komt een gelijkmatige eesting ten goede, draagt bij tot een effen, glazige structuur en kleur, en heeft door de hoge opbrengsten zijn waarde bewezen, met name voor de productie van „Fränkischer Grünkern”.
5.3. Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA)
„Fränkischer Grünkern” heeft zijn kwaliteit en karakteristieke eigenschappen hoofdzakelijk te danken aan de geografische omstandigheden en de natuurlijke en menselijke factoren in het gebied van oorsprong. De specifieke wisselwerking tussen de bodemgesteldheid en de klimaatomstandigheden in het geografische gebied zorgt in samenhang met de soort „Bauländer Spelz” voor de specifieke kenmerken die uniek zijn voor het product.
De plaatselijke vakkennis, de eeuwenoude traditie van de productie, verwerking en bereiding van „Fränkischer Grünkern”, en met name de vaardigheden die vereist zijn voor het oogsten en verwerken op het landbouwbedrijf, dragen bij tot de veelgeprezen organoleptische kenmerken die zo typisch zijn voor „Fränkischer Grünkern”. Om het culinaire culturele erfgoed van landbouwers in de regio Bauland te bewaren heeft de Slow Food Foundation for Biodiversity in 2010 „Fränkischer Grünkern” opgenomen in de internationale „Presidio”-gemeenschap.
„Fränkischer Grünkern” wordt ook in verfijnde restaurants en cateringbedrijven in de regio en daarbuiten gebruikt. De talrijke recepten met „Fränkischer Grünkern” die al generaties lang worden overgedragen, waarvan het oudste uit 1821 dateert, zijn een blijk van het belang ervan in de Frankische keuken. Activiteiten in verband met de zogeheten „Bauland gold”, zoals het sinds 1978 georganiseerde „Fränkischer Grünkern”-festival in Kupprichhausen of de circa 100 km lange „Fränkischer Grünkern”-fietsroute, vormen een verrijking voor het culturele leven in de regio.
Zowel natuurlijke als menselijke factoren, zoals het oogsttijdstip en de eesting, hebben een invloed op de eigenschappen van het product die niet mogelijk zou zijn in andere regio’s. Samen met de inheemse soort „Bauländer Spelz” van het geografische gebied en de in het geografische gebied ontwikkelde methode om „Fränkischer Grünkern” te eesten, maken de bijzondere klimaatomstandigheden en bodemgesteldheid in het geografische gebied het mogelijk om dit hoogwaardige product te produceren en een levensvatbare industrie op te bouwen op plaatsen met een natuurlijke handicap waar mensen zich met hun vindingrijkheid hebben weten aan te passen aan de geografische omstandigheden.
Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier
(Artikel 5, lid 7, van Verordening (EG) nr. 510/2006 (3))
https://register.dpma.de/DPMAregister/geo/detail.pdfdownload/40685
(1) PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.
(2) PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12. Vervangen door (EU) nr. 1151/2012.
(3) Zie voetnoot 2.
PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK
Europese Commissie
|
18.11.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 410/15 |
Bericht van opening van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op stalen kabels van oorsprong uit Oekraïne
2014/C 410/08
De Europese Commissie („de Commissie”) heeft op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”) een verzoek ontvangen om een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek te openen.
1. Verzoek om een nieuw onderzoek
Het verzoek om een nieuw onderzoek werd ingediend door PJSC „PA”„Stalkanat-Silur” („de indiener van het verzoek”), een producent-exporteur in Oekraïne („het betrokken land”).
Het gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek is beperkt tot een onderzoek naar dumping voor zover het de indiener van het verzoek betreft.
2. Onderzocht product
Het verzoek heeft betrekking op stalen kabels, gesloten kabels daaronder begrepen, met uitzondering van roestvrijstalen kabels, met een grootste afmeting van de dwarsdoorsnede van meer dan 3 mm, van oorsprong uit Oekraïne („het onderzochte product”), momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7312 10 81, ex 7312 10 83, ex 7312 10 85, ex 7312 10 89 en ex 7312 10 98.
3. Bestaande maatregelen
Momenteel is een definitief antidumpingrecht van toepassing, dat is ingesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 102/2012 van de Raad (2).
4. Motivering van het nieuwe onderzoek
Het verzoek op grond van artikel 11, lid 3, is gebaseerd op door de indiener van het verzoek verstrekt voorlopig bewijsmateriaal waaruit blijkt dat, wat de indiener van het verzoek betreft, voor zover het om dumping gaat, de omstandigheden waarop de geldende antidumpingmaatregelen zijn gebaseerd, zijn gewijzigd en dat deze wijzigingen van blijvende aard zijn. De bestaande maatregelen zijn gebaseerd op de eerder vastgestelde mate van dumping.
De aanvrager heeft voorlopig bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat de veranderingen van zijn huidige structuur, die nu gebaseerd is op de fusie van twee niet gelieerde producenten-exporteurs in het betrokken land (waarvan er slechts een eerder individueel onderzocht is), van blijvende aard zijn.
Verder wordt aangevoerd dat op basis van de binnenlandse prijzen van de aanvrager zelf, of als die prijzen niet beschikbaar zijn op basis van de berekende normale waarde (productiekosten, verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten, (VAA-kosten) en winst), in plaats van de eerder gebruikte normale waarde van het referentieland, de dumpingmarge van de aanvrager aanzienlijk lager is dan het huidige niveau van de maatregelen.
De aanvrager stelt dat derhalve handhaving van de maatregelen op het huidige niveau niet langer noodzakelijk is om de eerder vastgestelde gevolgen van de schade veroorzakende dumping te neutraliseren.
5. De procedure
Daar de Commissie, na de lidstaten in kennis te hebben gesteld, tot de conclusie is gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal is ter rechtvaardiging van de opening van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek dat beperkt blijft tot een onderzoek naar dumping, wat de indiener van het verzoek betreft, opent zij hierbij overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening een nieuw onderzoek.
Bij dit onderzoek zal worden nagegaan of de bestaande maatregelen ten aanzien van de indiener van het verzoek moeten worden gewijzigd, gehandhaafd of ingetrokken.
Indien blijkt dat de maatregelen ten aanzien van de indiener van het verzoek moeten worden gewijzigd, kan het noodzakelijk zijn het recht te wijzigen dat momenteel van toepassing is op het onderzochte product geproduceerd door alle andere ondernemingen in Oekraïne.
5.1. Onderzoek van de producent-exporteur
Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek met betrekking tot de indiener van het verzoek nodigt acht, zal de Commissie de aanvrager een vragenlijst sturen.
De aanvrager moet de ingevulde vragenlijst, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie indienen.
5.2. Andere schriftelijke opmerkingen
Alle belanghebbenden wordt hierbij verzocht om onder de voorwaarden van dit bericht hun standpunt kenbaar te maken en informatie en bewijsmateriaal in te dienen. Tenzij anders aangegeven, moeten deze informatie en het bewijsmateriaal binnen 37 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie in het bezit van de Commissie zijn.
5.3. Mogelijkheid om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord
Alle belanghebbenden kunnen een verzoek indienen om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord. Dit verzoek moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. Voor een hoorzitting over kwesties in verband met de initiële fase van het onderzoek moet het verzoek worden ingediend binnen 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie. Voor een verzoek betreffende de latere stadia van het onderzoek gelden de termijnen die de Commissie in haar correspondentie met de partijen vermeldt.
5.4. Instructies voor schriftelijke opmerkingen en de verzending van ingevulde vragenlijsten en correspondentie
Alle schriftelijke opmerkingen, met inbegrip van de in dit bericht gevraagde informatie, ingevulde vragenlijsten en correspondentie waarvoor om een vertrouwelijke behandeling wordt verzocht, moeten zijn voorzien van de vermelding „Limited (3)”.
Belanghebbenden die informatie met de vermelding „Limited” verstrekken, moeten hiervan krachtens artikel 19, lid 2, van de basisverordening een niet-vertrouwelijke samenvatting indienen, voorzien van de vermelding „For inspection by interested parties”. Deze samenvatting moet gedetailleerd genoeg zijn om een redelijk inzicht te verschaffen in de essentie van de als vertrouwelijk verstrekte gegevens. Als een belanghebbende die vertrouwelijke inlichtingen verstrekt, geen niet-vertrouwelijke samenvatting daarvan indient met de vereiste vorm en inhoud, kan deze informatie buiten beschouwing worden gelaten.
Belanghebbenden wordt verzocht alle opmerkingen en verzoeken met inbegrip van gescande volmachten en certificaten per e-mail in te dienen, met uitzondering van uitgebreide antwoorden, die persoonlijk of per aangetekend schrijven worden ingediend op een cd-rom of dvd. Door e-mail te gebruiken, stemmen belanghebbenden in met de geldende voorschriften inzake elektronisch ingediende opmerkingen, die zijn vervat in het document „CORRESPONDENCE WITH THE EUROPEAN COMMISSION IN TRADE DEFENCE CASES” (Correspondentie met de Europese Commissie in handelsbeschermingszaken) dat is gepubliceerd op de website van het directoraat-generaal Handel (http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2011/june/tradoc_148003.pdf). Belanghebbenden moeten hun naam, adres, telefoon en een geldig e-mailadres vermelden en ervoor zorgen dat het verstrekte e-mailadres een actief, officieel en zakelijk e-mailadres is dat iedere dag wordt gecontroleerd. Zodra contactgegevens zijn verstrekt, verloopt de communicatie van de Commissie met belanghebbenden uitsluitend per e-mail, behalve indien zij er uitdrukkelijk om verzoeken alle documenten van de Commissie via een ander communicatiemiddel te ontvangen, of het document wegens de aard ervan per aangetekend schrijven moet worden verzonden. Voor nadere voorschriften en informatie over de correspondentie met de Commissie, met inbegrip van de beginselen die van toepassing zijn op per e-mail verzonden opmerkingen, moeten belanghebbenden de genoemde instructies over communicatie met belanghebbenden raadplegen.
Correspondentieadres van de Commissie:
|
Europese Commissie |
|
Directoraat-generaal Handel |
|
Directoraat H |
|
Kamer CHAR 04/039 |
|
1040 Brussel |
|
BELGIË |
|
E-mail: TRADE-SWR-R609@ec.europa.eu |
6. Niet-medewerking
Wanneer belanghebbenden geen toegang tot de nodige gegevens verlenen, deze niet binnen de gestelde termijn verstrekken of het onderzoek ernstig belemmeren, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening conclusies worden getrokken op basis van de beschikbare gegevens, zowel in positieve als in negatieve zin.
Wanneer blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende informatie heeft verstrekt, kan deze buiten beschouwing worden gelaten en kan van de beschikbare gegevens gebruik worden gemaakt.
Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en de bevindingen daarom overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, kan het resultaat voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan indien hij wel medewerking had verleend.
Indien de belanghebbende zijn antwoord niet door middel van systemen voor automatische gegevensverwerking verstrekt, wordt dit niet als niet-medewerking beschouwd, mits deze belanghebbende aantoont dat verstrekking van het antwoord in de gevraagde vorm voor hem een onredelijke extra belasting zou betekenen of onredelijke extra kosten met zich zou meebrengen. De belanghebbende moet onmiddellijk contact opnemen met de Commissie.
7. Raadadviseur-auditeur
Belanghebbenden kunnen verzoeken dat de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures wordt ingeschakeld. De raadadviseur-auditeur fungeert als tussenpersoon tussen de belanghebbenden en de onderzoeksdiensten van de Commissie. Hij behandelt verzoeken om toegang tot het dossier, geschillen over de vertrouwelijkheid van documenten, verzoeken om termijnverlenging en verzoeken van derden om te worden gehoord. De raadadviseur-auditeur kan een hoorzitting met een individuele belanghebbende beleggen en als bemiddelaar optreden om te garanderen dat de belanghebbenden hun recht van verweer ten volle kunnen uitoefenen.
Een verzoek om door de raadadviseur-auditeur te worden gehoord, moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. Voor een hoorzitting over kwesties in verband met de initiële fase van het onderzoek moet het verzoek worden ingediend binnen 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie. Voor een verzoek betreffende de latere stadia van het onderzoek gelden de termijnen die de Commissie in haar correspondentie met de partijen vermeldt.
De raadadviseur-auditeur kan ook een hoorzitting voor belanghebbenden organiseren waar uiteenlopende standpunten en tegenargumenten naar voren kunnen worden gebracht met betrekking tot kwesties in verband met onder andere dumping.
Belanghebbenden die contact willen opnemen, vinden nadere informatie en contactgegevens op de webpagina’s van de raadadviseur-auditeur op de website van DG Handel: http://ec.europa.eu/commission_2010-2014/degucht/contact/hearing-officer/
8. Tijdschema voor het onderzoek
Het onderzoek wordt overeenkomstig artikel 11, lid 5, van de basisverordening uiterlijk 15 maanden na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie afgesloten.
9. Verwerking van persoonsgegevens
Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (4).
(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 102/2012 van de Raad van 27 januari 2012 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op stalen kabels van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Oekraïne, zoals uitgebreid tot stalen kabels verzonden uit Marokko, Moldavië en de Republiek Korea, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit deze landen, na een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 en tot beëindiging van de procedure van het nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen betreffende de invoer van stalen kabels uit Zuid-Afrika overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 (PB L 36 van 9.2.2012, blz. 1).
(3) Een „Limited” document wordt als vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51) en artikel 6 van de WTO-overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 (Antidumpingovereenkomst) beschouwd. Het is ook een beschermd document krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).
(4) PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.