ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 371

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

57e jaargang
18 oktober 2014


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

ADVIEZEN

 

Europese Commissie

2014/C 371/01

Advies van de Commissie van 15 oktober 2014 betreffende het plan voor de lozing van radioactieve afvalstoffen ten gevolge van de eerste en tweede ontmantelingsfase van de kerncentrale van Saint-Laurent, gelegen in Frankrijk

1


 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2014/C 371/02

Mededeling van de Commissie inzake de niet-aangevraagde hoeveelheid die moet worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2015 vastgestelde hoeveelheid voor bepaalde contingenten die de Unie heeft geopend voor producten van de sector varkensvlees

3

2014/C 371/03

Mededeling van de Commissie inzake de niet-aangevraagde hoeveelheid die moet worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2015 vastgestelde hoeveelheid voor bepaalde contingenten die de Unie heeft geopend voor producten van de sectoren pluimveevlees, eieren en ovoalbumine

4

2014/C 371/04

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.7402 — Klesch Refining/Milford Haven refinery assets) ( 1 )

5


 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2014/C 371/05

Wisselkoersen van de euro

6

2014/C 371/06

Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 4 september 2009 betreffende een ontwerpbesluit in zaak C.39258 — Luchtvrachtvervoer (1) — Rapporteur: België

7

2014/C 371/07

Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 5 november 2010 betreffende een ontwerpbesluit in zaak C.39258 — Luchtvrachtvervoer (2) — Rapporteur: België

8

2014/C 371/08

Eindverslag van de raadadviseur-auditeur — Luchtvrachtvervoer (C.39258)

9

2014/C 371/09

Samenvatting van het besluit van de Commissie van 9 november 2010 inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, artikel 53 van de EER-overeenkomst en artikel 8 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer (Zaak C.39258 — Luchtvracht) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 7694)  ( 1 )

11


 

V   Adviezen

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

 

Europese Commissie

2014/C 371/10

Mededeling van het naderend vervallen van bepaalde antidumpingmaatregelen

17

2014/C 371/11

Mededeling van het naderend vervallen van bepaalde antidumpingmaatregelen

18

2014/C 371/12

Mededeling van het naderend vervallen van bepaalde antidumpingmaatregelen

19

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2014/C 371/13

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.7319 — KKR/Allianz/Selecta) ( 1 )

20

2014/C 371/14

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.7326 — Medtronic/Covidien) ( 1 )

21

 

ANDERE HANDELINGEN

 

Europese Commissie

2014/C 371/15

Bekendmaking van een wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

22


 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

ADVIEZEN

Europese Commissie

18.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 371/1


ADVIES VAN DE COMMISSIE

van 15 oktober 2014

betreffende het plan voor de lozing van radioactieve afvalstoffen ten gevolge van de eerste en tweede ontmantelingsfase van de kerncentrale van Saint-Laurent, gelegen in Frankrijk

(Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

(2014/C 371/01)

De hieronder gegeven evaluatie is uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in het Euratom-Verdrag, ongeacht eventuele aanvullende evaluaties die moeten worden uitgevoerd krachtens het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en de verplichtingen die daaruit en uit de daarvan afgeleide wetgeving voortvloeien (1).

Op 5 maart 2014 heeft de Europese Commissie overeenkomstig artikel 37 van het Euratom-Verdrag van de Franse regering algemene gegevens ontvangen betreffende het plan voor de lozing van radioactieve afvalstoffen ten gevolge van de eerste en tweede ontmantelingsfase van de kerncentrale van Saint-Laurent in Frankrijk.

Op basis van deze algemene gegevens en de aanvullende door de Commissie op 10 april 2014 opgevraagde en door de Franse autoriteiten op 26 mei 2014 verstrekte informatie brengt de Commissie, na raadpleging van de groep van deskundigen, het volgende advies uit:

1.

de afstand tussen de kerncentrale en de meest nabije grens met een andere lidstaat, in dit geval België, bedraagt 320 km. Het Verenigd Koninkrijk ligt op een afstand van 360 km, terwijl Luxemburg zich op een afstand van 375 km bevindt. De afstand van de locatie tot de meest nabije grens van een buurland, in dit geval de Kanaaleilanden (autonome bezittingen van de Britse Kroon) bedraagt 300 km;

2.

gedurende de normale ontmantelingswerkzaamheden veroorzaakt de geplande lozing van vloeibare en gasvormige effluenten voor inwoners van andere lidstaten of buurlanden geen voor de volksgezondheid significante blootstelling aan straling;

3.

vaste laag- en middelactieve radioactieve afvalstoffen worden tijdelijk op de locatie opgeslagen alvorens te worden overgebracht naar een nationale, van een vergunning voorziene bergingsfaciliteit gelegen in Frankrijk. Er zijn geen plannen om radioactief afval te exporteren uit Frankrijk;

4.

De Commissie beveelt aan dat de controles betreffende de residuele activiteit, ter bevestiging van de conventionele aard van vaste afvalstoffen na de ontsmetting ervan, zo worden uitgevoerd dat de inachtneming van de vrijgiftecriteria overeenkomstig de richtlijn tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid (Richtlijn 96/29/Euratom) gewaarborgd is;

5.

in het geval van een niet-geplande lozing van radioactieve effluenten ten gevolge van een ongeval van het type en de omvang als bedoeld in de algemene gegevens, resulteren de in een andere lidstaat of in een buurland ontvangen stralingsdoses naar verwachting niet in schadelijke effecten voor de volksgezondheid.

Concluderend is de Commissie van mening dat de uitvoering van het plan voor de verwijdering van radioactieve afvalstoffen, in welke vorm ook, ten gevolge van de eerste en tweede ontmantelingsfase van de kerncentrale van Saint-Laurent in Frankrijk, zowel in normale bedrijfsomstandigheden als bij een ongeval van het type en de omvang als bedoeld in de algemene gegevens, niet het risico doet ontstaan van voor de volksgezondheid significante radioactieve besmetting van het water, de bodem of het luchtruim van een andere lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 oktober 2014.

Voor de Commissie

Günther OETTINGER

Vicevoorzitter


(1)  Krachtens het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bijvoorbeeld moeten de milieuaspecten verder worden geanalyseerd. De Commissie wil in dat verband graag de aandacht vestigen op het bepaalde in Richtlijn 2011/92/EU betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten en Richtlijn 2001/42/EG betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma’s, alsook in Richtlijn 92/43/EEG inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna en Richtlijn 2000/60/EG tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid.


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

18.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 371/3


Mededeling van de Commissie inzake de niet-aangevraagde hoeveelheid die moet worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2015 vastgestelde hoeveelheid voor bepaalde contingenten die de Unie heeft geopend voor producten van de sector varkensvlees

(2014/C 371/02)

Bij Verordening (EG) nr. 442/2009 van de Commissie (1) zijn tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector varkensvlees. De in de eerste zeven dagen van september 2014 voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2014 ingediende invoercertificaataanvragen hebben, voor de contingenten 09.4038, 09.4170 en 09.4204, betrekking op een hoeveelheid die kleiner is dan de beschikbare hoeveelheid. Overeenkomstig artikel 7, lid 4, tweede zin, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (2) worden de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, toegevoegd aan de voor de volgende deelperiode, van 1 januari tot en met 31 maart 2015, vastgestelde hoeveelheid. De betrokken hoeveelheden zijn opgenomen in de bijlage bij deze mededeling.


(1)  PB L 129 van 28.5.2009, blz. 13.

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.


BIJLAGE

Contingent-nummer

Niet-aangevraagde hoeveel-heden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2015 vast-gestelde hoeveelheid

(in kg)

09.4038

17 102 500

09.4170

2 461 000

09.4204

2 312 000


18.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 371/4


Mededeling van de Commissie inzake de niet-aangevraagde hoeveelheid die moet worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2015 vastgestelde hoeveelheid voor bepaalde contingenten die de Unie heeft geopend voor producten van de sectoren pluimveevlees, eieren en ovoalbumine

(2014/C 371/03)

Bij de Verordeningen (EG) nr. 533/2007 (1), (EG) nr. 536/2007 (2) en (EG) nr. 539/2007 (3) van de Commissie zijn tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sectoren pluimveevlees, eieren en ovoalbumine. De in de eerste zeven dagen van september 2014 voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2014 ingediende invoercertificaataanvragen hebben, voor de contingenten 09.4068, 09.4070, 09.4169, 09.4015, 09.4401 en 09.4402, betrekking op een hoeveelheid die kleiner is dan de beschikbare hoeveelheid. Overeenkomstig artikel 7, lid 4, tweede zin, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (4) worden de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, toegevoegd aan de voor de volgende deelperiode, van 1 januari tot en met 31 maart 2015, vastgestelde hoeveelheid. De betrokken hoeveelheden zijn opgenomen in de bijlage bij deze mededeling.


(1)  PB L 125 van 15.5.2007, blz. 9.

(2)  PB L 128 van 16.5.2007, blz. 6.

(3)  PB L 128 van 16.5.2007, blz. 19.

(4)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.


BIJLAGE

Contingent-nummer

Niet-aangevraagde hoeveel-heden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2015 vast-gestelde hoeveelheid

(in kg)

09.4068

2 353 000

09.4070

890 500

09.4169

10 672 500

09.4015

67 500 000

09.4401

2 455 000

09.4402

6 824 500


18.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 371/5


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.7402 — Klesch Refining/Milford Haven refinery assets)

(Voor de EER relevante tekst)

(2014/C 371/04)

Op 9 oktober 2014 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32014M7402. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

18.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 371/6


Wisselkoersen van de euro (1)

17 oktober 2014

(2014/C 371/05)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,2823

JPY

Japanse yen

136,45

DKK

Deense kroon

7,4460

GBP

Pond sterling

0,79550

SEK

Zweedse kroon

9,1532

CHF

Zwitserse frank

1,2074

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

8,3815

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

27,492

HUF

Hongaarse forint

307,40

LTL

Litouwse litas

3,4528

PLN

Poolse zloty

4,2318

RON

Roemeense leu

4,4195

TRY

Turkse lira

2,8817

AUD

Australische dollar

1,4597

CAD

Canadese dollar

1,4416

HKD

Hongkongse dollar

9,9478

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,6140

SGD

Singaporese dollar

1,6326

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 362,20

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

14,2040

CNY

Chinese yuan renminbi

7,8546

HRK

Kroatische kuna

7,6650

IDR

Indonesische roepia

15 502,40

MYR

Maleisische ringgit

4,1958

PHP

Filipijnse peso

57,513

RUB

Russische roebel

52,3111

THB

Thaise baht

41,521

BRL

Braziliaanse real

3,1491

MXN

Mexicaanse peso

17,3136

INR

Indiase roepie

78,7717


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


18.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 371/7


Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 4 september 2009 betreffende een ontwerpbesluit in zaak C.39258 — Luchtvrachtvervoer (1)

Rapporteur: België

(2014/C 371/06)

1.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de feiten leiden tot overeenkomsten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de zin van artikel 81, lid 1, van het Verdrag, artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst en artikel 8, lid 1, van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer (Zwitserse overeenkomst).

2.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de zin van artikel 81 van het Verdrag, artikel 53 van de EER-overeenkomst en artikel 8 van de Zwitserse overeenkomst als één enkele complexe en voortgezette inbreuk de mededinging beperkten gedurende de perioden waarnaar in deze artikelen van het ontwerpbesluit wordt verwezen.

3.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen, waarnaar in de artikelen van het ontwerpbesluit wordt verwezen, de handel tussen de lidstaten, de overeenkomstsluitende partijen bij de EER-overeenkomst en de overeenkomstsluitende partijen bij de Zwitserse overeenkomst ongunstig kunnen beïnvloeden.

4.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de bepalingen van artikel 81, lid 3, van het Verdrag, artikel 53, lid 3 van de EER-overeenkomst en artikel 8, lid 3, van de Zwitserse overeenkomst in deze zaak niet van toepassing zijn.

5.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de procedure kan worden beëindigd door middel van een besluit overeenkomstig artikel 7, lid 1, en artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad (1).

6.

Het Adviescomité is het eens met de Commissie dat aan de adressaten van het ontwerpbesluit een geldboete moet worden opgelegd.

7.

Het Adviescomité verzoekt de Europese Commissie rekening te houden met alle overige opmerkingen die tijdens de discussie zijn gemaakt.

8.

Het Adviescomité beveelt aan dat zijn advies in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt.


(1)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.


18.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 371/8


Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 5 november 2010 betreffende een ontwerpbesluit in zaak C.39258 — Luchtvrachtvervoer (2)

Rapporteur: België

(2014/C 371/07)

1.

Het Adviescomité is het met de Europese Commissie eens inzake de toepassing van de richtsnoeren van 2006 voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 23, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad (1) worden opgelegd. Een minderheid van het Adviescomité onthoudt zich.

2.

Het Adviescomité is het met de Europese Commissie eens over de basisbedragen van de geldboeten voor iedere adressaat van het ontwerpbesluit. Een minderheid van het Adviescomité onthoudt zich.

3.

Het Adviescomité is het met de Europese Commissie eens over de aanpassingen aan de basisbedragen die van toepassing zijn in deze zaak voor iedere adressaat van het ontwerpbesluit. Een minderheid van het Adviescomité onthoudt zich.

4.

Het Adviescomité is het met de Europese Commissie eens wat betreft de bedragen waarmee de geldboeten worden verlaagd op grond van de mededeling van de Commissie van 2002 betreffende immuniteit tegen geldboeten en vermindering van geldboeten in kartelzaken. Een minderheid van het Adviescomité onthoudt zich.

5.

Het Adviescomité is het eens met de beoordeling van de Europese Commissie wat het onvermogen tot betaling betreft. Een minderheid van het Adviescomité onthoudt zich.

6.

Het Adviescomité is het met de Europese Commissie eens wat de definitieve bedragen van de geldboeten betreft. Een minderheid van het Adviescomité onthoudt zich.

7.

Het Adviescomité verzoekt de Europese Commissie rekening te houden met alle overige opmerkingen die tijdens de discussie zijn gemaakt. Een minderheid van het Adviescomité onthoudt zich.

8.

Het Adviescomité beveelt aan dat zijn advies in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt. Een minderheid van het Adviescomité onthoudt zich.


(1)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.


18.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 371/9


Eindverslag van de raadadviseur-auditeur (1)

Luchtvrachtvervoer

(C.39258)

(2014/C 371/08)

Deze zaak betreft een kartel van luchtvrachtvervoerders die […] (2) prijsafspraken maakten met betrekking tot brandstof- en veiligheidstoeslagen evenals ten aanzien van de betaling van commissie aan vervoerders.

De ontwerpbeschikking geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen:

Mededeling van punten van bezwaar

De mededeling van punten van bezwaar werd op 18 december 2007 aangenomen en werd toegezonden aan 38 rechtspersonen die deel uitmaken van 27 concerns (hierna „de partijen”). In de mededeling van punten van bezwaar kwam de Commissie tot de voorlopige conclusie dat de adressaten tussen […] en 14 februari 2006 hadden deelgenomen aan één enkele voortdurende inbreuk op artikel 101 van het VWEU, artikel 53 van de EER-overeenkomst en artikel 8 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer (hierna „de overeenkomst met Zwitserland”) (3). De partijen coördineerden […] hun prijsbeleid met betrekking tot zes verschillende elementen: brandstoftoeslagen, veiligheidstoeslagen, […]. De Commissie kondigde aan dat zij voornemens was een inbreukbeschikking te geven en geldboeten op te leggen overeenkomstig de artikelen 7 en 23 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad (4).

Uiterste termijn om op de mededeling van punten van bezwaar te reageren

De partijen beschikten aanvankelijk over circa tien weken om op de mededeling van punten van bezwaar te reageren. De dvd met het toegankelijke onderzoeksdossier werd echter pas enige tijd na de kennisgeving van de punten van bezwaar aan de partijen ter beschikking gesteld, zodat DG Concurrentie de oorspronkelijke termijn met ongeveer drie weken heeft verlengd.

Vrijwel alle partijen dienden verzoeken om termijnverlenging in, die ik ten dele heb ingewilligd. De toegestane verlengingen liepen uiteen van één tot drie weken, afhankelijk van de door de individuele ondernemingen aangevoerde argumenten en bewijsstukken. Alle partijen beantwoordden de mededeling van punten van bezwaar binnen de gestelde termijn.

Toegang tot het dossier

De partijen kregen toegang tot het grootste deel van het onderzoeksdossier van de Commissie in de vorm van een dvd. In de kantoren van de Commissie werd toegang verleend tot ondernemingsverklaringen van de partijen die om immuniteit en clementie hadden verzocht. Vervolgens werden een aantal correcties en verduidelijkingen in het toegankelijke onderzoeksdossier aangebracht en ontvingen de partijen twee aanvullende dvd’s met informatie die op de oorspronkelijke dvd ontbrak.

Verscheidene partijen hebben nogmaals om toegang verzocht op grond van punt 27 van de mededeling van de Commissie betreffende de regels voor toegang tot het dossier (5). Deze verzoeken betroffen met name de antwoorden van andere partijen op de mededeling van punten van bezwaar. Uit de vaste rechtspraak blijkt dat er geen algemeen recht op toegang tot de antwoorden van andere partijen bestaat (6). Wel kan toegang worden verleend tot informatie die de Commissie na de kennisgeving van de mededeling van punten van bezwaar heeft ontvangen wanneer deze informatie nieuw bewijsmateriaal kan vormen, ongeacht of het belastend of ontlastend bewijsmateriaal betreft. De relevantie van dergelijke informatie kan echter pas volledig worden beoordeeld wanneer DG Concurrentie de schriftelijke antwoorden evenals de mondelinge informatie integraal heeft kunnen bestuderen en de reikwijdte van een eventuele beschikking van de Commissie duidelijk is geworden. In het licht van het bovenstaande heb ik, overeenkomstig de vaste praktijk van de Commissie en de jurisprudentie, de verzoeken om toegang tot de antwoorden van andere partijen afgewezen.

DG Concurrentie heeft overeenkomstig punt 27 van de mededeling betreffende de regels voor toegang tot het dossier wel opnieuw toegang verleend tot nieuw bewijsmateriaal van mogelijk ontlastende aard, die het na de kennisgeving van de mededeling van punten van bezwaar heeft ontvangen.

Hoorzitting

De hoorzitting werd van 30 juni tot 4 juli 2008 gehouden. Alle adressaten van de mededeling van punten van bezwaar namen hieraan deel, met uitzondering van […], die afstand deed van het recht om te worden gehoord.

Na de hoorzitting besloot ik alle deelnemers niet-vertrouwelijke afschriften te verschaffen van de visuele presentaties die tijdens de hoorzitting waren gehouden. Ik ben van mening dat deze presentaties nauw verband houden met de mondelinge verklaringen en dat de registratie van de hoorzitting, waarop alle partijen die aan de hoorzitting hebben deelgenomen uit hoofde van artikel 14, lid 8, van Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie (7) recht hebben, onvolledig zouden zijn zonder de begeleidende visuele presentaties.

Verder verloop van de procedure

Sommige partijen bij de procedure hebben betoogd dat de mededeling van punten van bezwaar onvoldoende duidelijkheid verschafte over de precieze parameters voor het opleggen van geldboeten en dat derhalve hun recht om te worden gehoord is geschonden, tenzij zij in de gelegenheid worden gesteld over deze parameters te worden gehoord alvorens de Commissie een eindbeschikking geeft waarbij zij geldboeten oplegt.

Ik ben overeenkomstig de vaste rechtspraak tot de conclusie gekomen dat deze beweringen ongegrond waren omdat de Commissie deze parameters in de mededeling van punten van bezwaar in algemene termen heeft toegelicht en heeft uiteengezet in hoeverre de richtsnoeren inzake geldboeten in de bijzondere omstandigheden van deze zaak zouden worden toegepast.

In dit verband zij erop gewezen dat de Commissie wat de berekening van geldboeten betreft, voldoet aan haar verplichting om het recht van de ondernemingen om te worden gehoord te eerbiedigen, wanneer zij in haar mededeling van punten van bezwaar uitdrukkelijk aangeeft dat zij zal onderzoeken of aan de betrokken ondernemingen geldboeten dienen te worden opgelegd en zij de voornaamste gegevens, feitelijk en rechtens, vermeldt op grond waarvan een boete kan worden opgelegd, zoals de zwaarte en de duur van de veronderstelde inbreuk en de omstandigheid dat deze opzettelijk of uit onachtzaamheid is begaan. Daarmee verstrekt de Commissie deze ondernemingen de nodige gegevens om zich niet alleen tegen de vaststelling van een inbreuk, maar ook tegen de oplegging van geldboeten te verdedigen (8).

De ontwerpbeschikking

Na bestudering van de schriftelijke en mondelinge opmerkingen van de partijen heeft de Commissie haar beschuldigingen tegen 15 concerns gehandhaafd en haar bezwaren tegen 12 concerns ingetrokken. De door de eerstgenoemde partijen gepleegde inbreuken zijn volgens de ontwerpbeschikking beperkter van omvang dan in de mededeling van punten van bezwaar was aangegeven. Meer bepaald werd in de ontwerpbeschikking niet verder ingegaan op de veronderstelde onrechtmatige prijsafspraken met betrekking tot drie van de zes bovengenoemde elementen, […]. Anderzijds zijn de bezwaren inzake de coördinatie op het gebied van brandstoftoeslagen, veiligheidstoeslagen en het betalen van commissie aan vervoerders gehandhaafd; deze afspraken worden geacht deel uit te maken van één enkele voortgezette inbreuk.

In het licht van de bevoegdheden die ingevolge artikel 101 VWEU, artikel 53 van de EER-overeenkomst en artikel 8 van de overeenkomst met Zwitserland aan de Commissie zijn toegekend, is de totale duur van de inbreuk gehandhaafd wat betreft het luchtvervoer tussen luchthavens van de EU evenals voor het luchtvervoer tussen luchthavens van de EER, terwijl de duur met betrekking tot luchtvervoerdiensten tussen EU/EER-luchthavens en luchthavens in derde landen is gereduceerd.

Ik ben van oordeel dat de ontwerpbeschikking slechts bezwaren bevat ten aanzien waarvan de partijen in de gelegenheid zijn gesteld hun standpunt kenbaar te maken.

In het licht van de bovenstaande opmerkingen ben ik van mening dat het recht van de adressaten van de beschikking om te worden gehoord, is gerespecteerd.

Gedaan te Brussel, 14 april 2010.

Michael ALBERS


(1)  Opgesteld overeenkomstig de artikelen 15 en 16 van Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures (PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21).

(2)  [Vertrouwelijke informatie].

(3)  PB L 114 van 30.4.2002, blz. 73.

(4)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.

(5)  PB C 325 van 22.12.2005, blz. 7.

(6)  Zie het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 8 juli 2008 in zaak T-53/03, BPB, punt 39 e.v.

(7)  PB L 123 van 27.4.2004, blz. 18.

(8)  Zie o.a. het arrest van het Europese Hof van Justitie van 18 december 2008 in de gevoegde zaken C-101/07P en C-110/07P, French Farmers, punt 48, en het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 18 juni 2008 in zaak T-410/03, Hoechst, punt 420 e.v.


18.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 371/11


Samenvatting van het besluit van de Commissie

van 9 november 2010

inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, artikel 53 van de EER-overeenkomst en artikel 8 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer

(Zaak C.39258 — Luchtvracht)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 7694)

(Slechts de teksten in de Nederlandse, de Engelse en de Franse taal zijn authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2014/C 371/09)

Op 9 november 2010 heeft de Commissie een besluit vastgesteld in een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad  (1) publiceert de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van het besluit, waaronder de opgelegde sancties, rekening houdend met het rechtmatige belang van de ondernemingen inzake de bescherming van hun bedrijfsgeheimen.

1.   INLEIDING

(1)

Het besluit is gericht aan 21 rechtspersonen die tot 14 ondernemingen behoren wegens het plegen van één of meer inbreuken op artikel 101 van het Verdrag, artikel 53 van de EER-overeenkomst en artikel 8 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer (hierna „de Zwitserse overeenkomst” genoemd). De inbreuk heeft in totaal geduurd van 7 december 1999 tot en met 14 februari 2006 (datum van de inspectie van de Commissie) en bestond in de prijscoördinatie voor luchtvrachtdiensten vanuit, naar en, bij sommige vervoerders, binnen de EER met betrekking tot brandstoftoeslagen, veiligheidstoeslagen en de weigering een commissie over de toeslagen te betalen.

2.   BESCHRIJVING VAN DE ZAAK

2.1.   Procedure

(2)

Deze zaak kwam er nadat op 7 december 2005 namens Deutsche Lufthansa AG en de onder haar zeggenschap staande dochterondernemingen Lufthansa Cargo AG en Swiss een verzoek tot boete-immuniteit was ingediend.

(3)

De Commissie verkreeg verder bewijsmateriaal tijdens inspecties die op 14 en 15 februari 2006 werden uitgevoerd in een aantal lokalen van luchtvrachtvervoerders in de gehele EU.

(4)

Tussen 3 maart 2006 en 27 juni 2007 ontving de Commissie nog eens elf verzoeken tot boete-immuniteit op grond van de clementieregeling van 2002. De Commissie ontving ook een verzoek van een onderneming die bij gebrek aan voldoende bewijs geen adressaat van het besluit is.

(5)

De mededeling van punten van bezwaar werd op 18 december 2007 aangenomen, waarna alle ondernemingen toegang kregen tot het dossier. Zij werden in de gelegenheid gesteld zich tegen het voorlopige standpunt van de Commissie te verdedigen in geschrifte en tijdens een hoorzitting die van 30 juni tot en met 4 juli 2008 plaatsvond.

(6)

Het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities bracht gunstige adviezen uit op 4 september 2009 en 5 november 2010.

(7)

De Commissie heeft het besluit op 9 november 2010 goedgekeurd.

2.2.   Samenvatting van de inbreuk

(8)

Dit besluit heeft betrekking op één enkele voortgezette inbreuk op artikel 101 van het Verdrag, artikel 53 van de EER-overeenkomst en artikel 8 van de Zwitserse overeenkomst, die het grondgebied van de EER en Zwitserland bestreek en waarbij de adressaten (in de mate die in punt 18 meer in detail wordt beschreven) hun prijsbeleid voor het verstrekken van luchtvrachtdiensten naar en, in geval van sommige vervoerders, binnen de EER ten aanzien van verscheidene toeslagen en de betaling van een commissie over de toeslagen coördineerden.

(9)

De eerste contacten tussen de luchtvaartmaatschappijen die luchtvrachtdiensten verlenen („vervoerders”) over het prijsbeleid hadden betrekking op de invoering van een brandstoftoeslag. Hierna hielden de vervoerders contact met elkaar over de toepassing van het mechanisme van de brandstoftoeslag, de invoering van nieuwe drempelniveaus ter verhoging van het niveau van deze toeslag en over verwachte verhogingen (of verlagingen) daarvan. Deze contacten vonden aanvankelijk plaats met een kleinere groep luchtvrachtondernemingen en breidden zich daarna uit naar alle adressaten van dit besluit. Met de contacten werd beoogd ervoor te zorgen dat de vervoerders een forfaitaire toeslag per kilo aanrekenden voor alle zendingen en dat verhogingen (of verlagingen) volledig en op gecoördineerde wijze werden toegepast.

(10)

De samenwerking breidde zich naar andere gebieden uit, zonder dat dit gevolgen had voor de toepassing van de toeslag. De vervoerders hebben zodoende tevens samengewerkt ten aanzien van de invoering en de toepassing van de veiligheidstoeslag. Net als de brandstoftoeslag was de veiligheidstoeslag een element van de totale prijs.

(11)

De vervoerders breidden hun samenwerking nadien uit door te weigeren hun klanten (expediteurs) een commissie over de toeslagen te betalen. Door te weigeren een commissie te betalen zorgden de vervoerders ervoor dat er ten aanzien van de toeslagen geen concurrentie ontstond door onderhandelingen over kortingen met klanten.

(12)

De contacten hadden hoofdzakelijk via bilaterale telefoongesprekken plaats. Ook hebben bilaterale en multilaterale bijeenkomsten en uitwisseling van e-mail plaatsgevonden. In sommige gevallen werden bijeenkomsten van de verenigingen van vertegenwoordigers van luchtvaartmaatschappijen voor de coördinatie van de toeslagen gebruikt. De contacten hadden zowel in het hoofdkantoor van de ondernemingen als op plaatselijk niveau plaats.

2.3.   Juridische beoordeling, adressaten en duur van de deelname aan de inbreuk

(13)

Hoewel er slechts één kartel is, vormde het gedrag een inbreuk op drie rechtsgrondslagen: artikel 101 van het VWEU, artikel 53 van de EER-overeenkomst en artikel 8 van de Zwitserse overeenkomst (2). De Commissie stelt de inbreuk vast en legt met betrekking tot verschillende perioden en verschillende routes geldboeten op.

(14)

Voor luchtvrachtdiensten binnen de EER is de Commissie bevoegd voor de vaststelling van de inbreuk en het opleggen van geldboeten voor de gehele periode van 1999 tot en met 2006.

(15)

Vóór 1 mei 2004 werden in Verordening (EEG) nr. 3975/87 van de Raad van 14 december 1987 tot vaststelling van de wijze van toepassing van de mededingingsregels op ondernemingen in de sector luchtvervoer (3) uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie verleend op grond waarvan zij artikel 101 van het VWEU kan toepassen ten aanzien van luchtvervoer tussen luchthavens in de EU. Het luchtvervoer tussen luchthavens in de EU en luchthavens in derde landen was echter van de werkingssfeer van die verordening uitgesloten. De Commissie heeft derhalve vóór 1 mei 2004 met betrekking tot het luchtvervoer tussen luchthavens in de EU en luchthavens in derde landen geen inbreuken vastgesteld of geldboeten opgelegd voor concurrentieverstorende overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen.

(16)

Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad is voor de tenuitvoerlegging van de EER-overeenkomst van toepassing geworden door Besluit nr. 130/2004 van het Gemengd Comité van de EER (4) en Besluit nr. 40/2005 van het Gemengd Comité van de EER (5), dat een einde maakte aan de uitsluiting van luchtvervoer tussen luchthavens in de EER en derde landen van de werkingssfeer van de bepalingen voor de tenuitvoerlegging van de EER-overeenkomst, met name door wijziging van Protocol 21. Besluit nr. 130/2004 en Besluit nr. 40/2005 traden op 19 mei 2005 in werking en vanaf die datum werden Verordening (EG) nr. 411/2004 van de Raad (6) en Verordening (EG) nr. 1/2003 van toepassing in het kader van de EER-overeenkomst. De Commissie heeft derhalve vóór 19 mei 2005 met betrekking tot routes tussen EER-landen die geen lidstaten van de EU zijn en derde landen geen inbreuken vastgesteld of geldboeten opgelegd voor concurrentieverstorende overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen.

(17)

Verordening (EG) nr. 1/2003 is voor de toepassing van de Zwitserse overeenkomst van toepassing geworden bij Besluit nr. 1/2007 van het Gemengd Comité luchtvervoer Gemeenschap/Zwitserland (7), dat de verordening met ingang van 5 december 2007 in de bijlage heeft opgenomen. Voordat Verordening (EG) nr. 1/2003 daarin werd opgenomen, was de voor de tenuitvoerlegging van toepassing zijnde verordening Verordening (EEG) nr. 3975/87, die in de bijlage bij de overeenkomst was opgenomen sinds de inwerkingtreding ervan op 1 juni 2002. De Commissie heeft derhalve vóór 1 juni 2002 met betrekking tot routes tussen de EU en Zwitserland geen inbreuken vastgesteld of geldboeten opgelegd voor concurrentieverstorende overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen. In het besluit worden geen inbreuken op artikel 8 van de Zwitserse overeenkomst met betrekking tot luchtvrachtdiensten op routes tussen Zwitserland en derde landen vastgesteld.

(18)

Wat de duur van de deelname van elke adressaat betreft, bestreek de inbreuk de volgende perioden:

I.

Voor luchtvrachtdiensten op routes tussen luchthavens binnen de EER:

a)

Air France-KLM van 7 december 1999 tot en met 14 februari 2006;

b)

Société Air France van 7 december 1999 tot en met 14 februari 2006;

c)

KLM nv van 21 december 1999 tot en met 14 februari 2006;

d)

British Airways Plc van 22 januari 2001 tot en met 14 februari 2006;

e)

Cargolux Airlines International SA van 22 januari 2001 tot en met 14 februari 2006;

f)

Lufthansa Cargo AG van 14 december 1999 tot en met 7 december 2005;

g)

Deutsche Lufthansa AG van 14 december 1999 tot en met 7 december 2005;

h)

SWISS International Air Lines AG van 2 april 2002 tot en met 7 december 2005;

i)

Martinair Holland nv van 22 januari 2001 tot en met 14 februari 2006;

j)

SAS AB van 17 augustus 2001 tot en met 14 februari 2006;

k)

SAS Cargo Group A/S van 1 juni 2001 tot en met 14 februari 2006;

l)

Scandinavian Airlines System Denmark — Norway — Sweden van 13 december 1999 tot en met 28 december 2003.

II.

Voor luchtvrachtdiensten op routes tussen luchthavens binnen de Europese Unie en luchthavens buiten de EER:

a)

Air Canada van 1 mei 2004 tot en met 14 februari 2006;

b)

Air France-KLM van 1 mei 2004 tot en met 14 februari 2006;

c)

Société Air France van 1 mei 2004 tot en met 14 februari 2006;

d)

KLM nv van 1 mei 2004 tot en met 14 februari 2006;

e)

British Airways Plc van 1 mei 2004 tot en met 14 februari 2006;

f)

Cargolux Airlines International SA van 1 mei 2004 tot en met 14 februari 2006;

g)

Cathay Pacific Airways Limited van 1 mei 2004 tot en met 14 februari 2006;

h)

Japan Airlines Corporation van 1 mei 2004 tot en met 14 februari 2006;

i)

Japan Airlines International Co., Ltd van 1 mei 2004 tot en met 14 februari 2006;

j)

LAN Airlines SA van 1 mei 2004 tot en met 14 februari 2006;

k)

LAN Cargo SA van 1 mei 2004 tot en met 14 februari 2006;

l)

Lufthansa Cargo AG van 1 mei 2004 tot en met 7 december 2005;

m)

Deutsche Lufthansa AG van 1 mei 2004 tot en met 7 december 2005;

n)

SWISS International Air Lines AG van 1 mei 2004 tot en met 7 december 2005;

o)

Martinair Holland nv van 1 mei 2004 tot en met 14 februari 2006;

p)

Qantas Airways Limited van 1 mei 2004 tot en met 14 februari 2006;

q)

SAS AB van 1 mei 2004 tot en met 14 februari 2006;

r)

SAS Cargo Group A/S van 1 mei 2004 tot en met 14 februari 2006;

s)

Singapore Airlines Cargo Pte Ltd van 1 mei 2004 tot en met 14 februari 2006;

t)

Singapore Airlines Limited van 1 mei 2004 tot en met 14 februari 2006.

III.

Voor luchtvrachtdiensten op routes tussen luchthavens in landen die partij zijn bij de EER-overeenkomst maar geen lidstaten en derde landen:

a)

Air Canada van 19 mei 2005 tot en met 14 februari 2006;

b)

Air France-KLM van 19 mei 2005 tot en met 14 februari 2006;

c)

Société Air France van 19 mei 2005 tot en met 14 februari 2006;

d)

KLM nv van 19 mei 2005 tot en met 14 februari 2006;

e)

British Airways Plc van 19 mei 2005 tot en met 14 februari 2006;

f)

Cargolux Airlines International SA van 19 mei 2005 tot en met 14 februari 2006;

g)

Cathay Pacific Airways Limited van 19 mei 2005 tot en met 14 februari 2006;

h)

Japan Airlines Corporation van 19 mei 2005 tot en met 14 februari 2006;

i)

Japan Airlines International Co., Ltd van 19 mei 2005 tot en met 14 februari 2006;

j)

Lufthansa Cargo AG van 19 mei 2005 tot en met 7 december 2005;

k)

Deutsche Lufthansa AG van 19 mei 2005 tot en met 7 december 2005;

l)

SWISS International Air Lines AG van 19 mei 2005 tot en met 7 december 2005;

m)

Martinair Holland nv van 19 mei 2005 tot en met 14 februari 2006;

n)

Qantas Airways Limited van 19 mei 2005 tot en met 14 februari 2006;

o)

SAS AB van 19 mei 2005 tot en met 14 februari 2006;

p)

SAS Cargo Group A/S van 19 mei 2005 tot en met 14 februari 2006;

q)

Singapore Airlines Cargo Pte Ltd van 19 mei 2005 tot en met 14 februari 2006;

r)

Singapore Airlines Limited van 19 mei 2005 tot en met 14 februari 2006.

IV.

Voor luchtvrachtdiensten op routes tussen luchthavens binnen de Europese Unie en luchthavens in Zwitserland:

a)

Air France-KLM van 1 juni 2002 tot en met 14 februari 2006;

b)

Société Air France van 1 juni 2002 tot en met 14 februari 2006;

c)

KLM nv van 1 juni 2002 tot en met 14 februari 2006;

d)

British Airways Plc van 1 juni 2002 tot en met 14 februari 2006;

e)

Cargolux Airlines International SA van 1 juni 2002 tot en met 14 februari 2006;

f)

Lufthansa Cargo AG van 1 juni 2002 tot en met 7 december 2005;

g)

Deutsche Lufthansa AG van 1 juni 2002 tot en met 7 december 2005;

h)

SWISS International Air Lines AG van 1 juni 2002 tot en met 7 december 2005;

i)

Martinair Holland nv van 1 juni 2002 tot en met 14 februari 2006;

j)

SAS AB van 1 juni 2002 tot en met 14 februari 2006;

k)

SAS Cargo Group A/S van 1 juni 2002 tot en met 14 februari 2006;

l)

Scandinavian Airlines System Denmark — Norway — Sweden van 1 juni 2002 tot en met 28 december 2003.

2.4.   Corrigerende maatregelen

2.4.1.   Basisbedrag van de geldboete

(19)

Het basisbedrag van de geldboeten werd bepaald als een aandeel van de waarde van de verkopen van luchtvrachtdiensten die elke onderneming in het relevante geografische gebied in 2005, het laatste volledige jaar van de inbreuk had behaald, vermenigvuldigd met het aantal jaren dat elke onderneming bij de inbreuk betrokken was (variabel bedrag), vermeerderd met een extra bedrag, dat eveneens als een aandeel van de waarde van de verkopen wordt berekend en afschrikkend moet werken tegen de deelname door ondernemingen aan kartelafspraken.

(20)

Om dit basisbedrag te berekenen heeft de Commissie rekening gehouden met de verkopen waarop de inbreuk direct of indirect betrekking heeft, dat wil zeggen de verkopen van luchtvrachtdiensten i) tussen luchthavens in de EER, ii) tussen luchthavens in de EU en luchthavens in derde landen, iii) tussen luchthavens in de EER (met uitzondering van luchthavens in de EU) en luchthavens in derde landen (8), en iv) tussen luchthavens in de EU en luchthavens in Zwitserland.

(21)

Wat de diensten tussen de EER en derde landen betreft (punten ii) en iii)), moet voor de bepaling van het basisbedrag in aanmerking worden genomen dat, hoewel zowel de routes naar de EER als de routes uit de EER voor de berekening van de waarde van de verkopen relevant zijn, een deel van de schade die op deze routes tussen de EER en derde landen uit het kartel voortvloeit (bij vluchten in beide richtingen) wellicht door landen buiten de EER wordt geleden (9). Daarom is in het besluit een ad-hocverlaging met 50 % van het basisbedrag van de boete op deze routes naar derde landen toegepast.

(22)

Rekening houdend met name met de aard van de inbreuk, die bestond in prijsafspraken en onderling afgestemde feitelijke gedragingen, en het feit dat de geografische reikwijdte van het kartel de gehele EER omvatte, werden zowel het variabele bedrag als het extra bedrag op 16 % vastgesteld.

2.4.2.   Aanpassingen van het basisbedrag

2.4.2.1.   Verzwarende omstandigheid

(23)

De Commissie verhoogde de geldboeten voor SAS met 50 % omdat aan deze onderneming al een boete was opgelegd wegens een eerdere deelname aan een kartel (10).

2.4.2.2.   Verzachtende omstandigheden

(24)

In het besluit wordt geconcludeerd dat de luchtvrachtvervoerders overeenkomstig het recht van een aantal derde landen en overeenkomstig bepaalde bilaterale luchtvaartovereenkomsten met directe concurrenten over bepaalde routes prijsafspraken mochten maken of daartoe werden aangemoedigd. Dit regelgevingskader vormt een verzachtende omstandigheid die een vermindering met 15 % voor alle adressaten van het besluit rechtvaardigt.

(25)

In het besluit wordt tevens geconcludeerd dat vier ondernemingen, te weten Qantas, Air Canada, LAN Chile en SAS, slechts in beperkte mate aan de inbreuk hebben deelgenomen. Dit komt doordat zij slechts aan de rand van het kartel actief waren, slechts weinig contacten met andere luchtvrachtvervoerders onderhielden en aan een beperkt aantal aspecten van het kartel deelnamen. Daarom is een verlaging met 10 % op deze vier ondernemingen toegepast.

2.4.3.   Toepassing van het 10 %-omzetplafond

(26)

Bij twee ondernemingen zouden de geldboeten het toegestane maximum van 10 % van hun wereldwijde omzet van 2009 hebben overschreden, en daarom werden deze boeten dienovereenkomstig verlaagd.

2.4.4.   Toepassing van de clementieregeling van 2002: boeteverlaging

(27)

De Commissie heeft volledige immuniteit tegen geldboeten verleend aan Deutsche Lufthansa AG en haar dochterondernemingen Lufthansa Cargo en SWISS en, op grond van de clementieregeling van 2002, werd de boete verlaagd voor Martinair (50 %), Japan Airlines (25 %), Air France en KLM (20 %), Cathay Pacific (20 %), Lan Chile (20 %), Qantas (20 %), Air Canada (15 %), Cargolux (15 %), SAS (15 %) en British Airways (10 %).

2.4.5.   Vermogen om te betalen

(28)

Tot slot heeft de Commissie vijf verzoeken in verband met het „onvermogen om te betalen” op grond van de richtsnoeren voor de berekening van geldboeten uit 2006 afgewezen. Geen van de betrokken ondernemingen voldeed aan de voorwaarden.

3.   GELDBOETEN

(29)

Overeenkomstig artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003 werden de volgende boeten opgelegd:

a)   Air Canada: 21 037 500 EUR;

b)   Air France-KLM en Société Air France, solidair: 182 920 000 EUR;

c)   KLM nv: 2 720 000 EUR;

d)   KLM nv en Air France-KLM, solidair: 124 440 000 EUR;

e)   British Airways Plc: 104 040 000 EUR;

f)   Cargolux Airlines International SA: 79 900 000 EUR;

g)   Cathay Pacific Airways Ltd: 57 120 000 EUR;

h)   Japan Airlines Corporation en Japan Airlines International Co., Ltd, solidair: 35 700 000 EUR;

i)   LAN Airlines SA en LAN Cargo SA, solidair: 8 220 000 EUR;

j)   Lufthansa Cargo AG en Deutsche Lufthansa AG, solidair: 0 EUR;

k)   SWISS International Air Lines AG: 0 EUR;

l)   SWISS International Air Lines AG en Deutsche Lufthansa AG, solidair: 0 EUR;

m)   Martinair Holland nv: 29 500 000 EUR;

n)   Qantas Airways Limited: 8 880 000 EUR;

o)   Scandinavian Airline System Denmark — Norway — Sweden: 5 355 000 EUR;

p)   SAS Cargo Group A/S en Scandinavian Airline System Denmark — Norway — Sweden, solidair: 4 254 250 EUR;

q)   SAS Cargo Group A/S, Scandinavian Airline System Denmark — Norway — Sweden en SAS AB, solidair: 5 265 750 EUR;

r)   SAS Cargo Group A/S en SAS AB, solidair: 32 984 250 EUR;

s)   SAS Cargo Group A/S: 22 308 250 EUR;

t)   Singapore Airlines Cargo Pte Ltd en Singapore Airlines Limited, solidair: 74 800 000 EUR.


(1)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.

(2)  Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake het luchtvervoer.

(3)  PB L 374 van 31.12.1987, blz. 1.

(4)  PB L 64 van 10.3.2005, blz. 57.

(5)  PB L 198 van 28.7.2005, blz. 38.

(6)  PB L 68 van 6.3.2004, blz. 1.

(7)  Besluit nr. 1/2007 van het Gemengd Comité luchtvervoer Gemeenschap/Zwitserland, opgericht bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer van 5 december 2007 tot vervanging van de bijlage bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer (PB L 34 van 8.2.2008, blz. 19).

(8)  In deze samenvatting hebben de termen „derde land” of „derde landen” geen betrekking op Zwitserland.

(9)  Deze opmerking geldt niet voor Zwitserland aangezien de Commissie overeenkomstig de overeenkomst met Zwitserland namens beide partijen optreedt, zodat de totale door het kartel veroorzaakte schade op deze routes in aanmerking wordt genomen.

(10)  Beschikking 2001/716/EG van de Commissie van 18 juli 2001 (PB L 265 van 5.10.2001, blz. 15). De verhoging wegens recidive is niet op de moedermaatschappij, SAS AB, toegepast omdat deze op het tijdstip van de vorige inbreuk niet de zeggenschap had over de entiteit die de inbreuk heeft gepleegd, namelijk Scandinavian Airlines System Denmark — Norway — Sweden.


V Adviezen

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

Europese Commissie

18.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 371/17


Mededeling van het naderend vervallen van bepaalde antidumpingmaatregelen

(2014/C 371/10)

1.   Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1), maakt de Europese Commissie bekend dat de hieronder vermelde antidumpingmaatregelen op de in onderstaande tabel vermelde datum zullen vervallen, tenzij een nieuw onderzoek wordt geopend overeenkomstig de volgende procedure.

2.   Procedure

De producenten in de Unie kunnen een schriftelijk verzoek om een nieuw onderzoek indienen. Dit verzoek moet voldoende bewijsmateriaal bevatten om aan te tonen dat bij het vervallen van de maatregelen voortzetting of herhaling van dumping en schade waarschijnlijk is.

Indien de Commissie besluit een nieuw onderzoek naar de betrokken maatregelen te openen, zullen de importeurs, de exporteurs, de vertegenwoordigers van het land van uitvoer en de producenten in de Unie in de gelegenheid worden gesteld de in het verzoek om een nieuw onderzoek verstrekte informatie aan te vullen, te weerleggen of daarop commentaar te leveren.

3.   Termijn

De producenten in de Unie kunnen een schriftelijk verzoek om opening van een nieuw onderzoek indienen, dat uiterlijk drie maanden voor de in onderstaande tabel vermelde datum moet zijn ontvangen door de Europese Commissie, directoraat-generaal Handel (Eenheid H-1), CHAR 4/39, 1000 Brussel, België (2).

4.   Dit bericht wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009.

Product

Land(en) van oorsprong of van uitvoer

Maatregelen

Referentie

Verval-datum (3)

Silicium

Volksrepubliek China

Republiek Korea

Taiwan

Antidumping-recht

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 467/2010 van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van silicium van oorsprong uit de Volksrepubliek China, zoals uitgebreid tot silicium verzonden vanuit de Republiek Korea (PB L 131 van 29.5.2010, blz. 1), en uitgebreid tot de invoer van silicium verzonden uit Taiwan bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 311/2013 van de Raad (PB L 95 van 5.4.2013, blz. 1).

30.5.2015


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  Fax +32 22956505.

(3)  De maatregel vervalt om middernacht op de in deze kolom vermelde datum.


18.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 371/18


Mededeling van het naderend vervallen van bepaalde antidumpingmaatregelen

(2014/C 371/11)

1.   Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1), maakt de Europese Commissie bekend dat de hieronder vermelde antidumpingmaatregelen op de in onderstaande tabel vermelde datum zullen vervallen, tenzij een nieuw onderzoek wordt geopend overeenkomstig de volgende procedure.

2.   Procedure

De producenten in de Unie kunnen een schriftelijk verzoek om een nieuw onderzoek indienen. Dit verzoek moet voldoende bewijsmateriaal bevatten om aan te tonen dat bij het vervallen van de maatregelen voortzetting of herhaling van dumping en schade waarschijnlijk is.

Indien de Commissie besluit een nieuw onderzoek naar de betrokken maatregelen te openen, zullen de importeurs, de exporteurs, de vertegenwoordigers van het land van uitvoer en de producenten in de Unie in de gelegenheid worden gesteld de in het verzoek om een nieuw onderzoek verstrekte informatie aan te vullen, te weerleggen of daarop commentaar te leveren.

3.   Termijn

De producenten in de Unie kunnen een schriftelijk verzoek om een nieuw onderzoek indienen, dat uiterlijk drie maanden voor de in onderstaande tabel vermelde datum moet zijn ontvangen door de Europese Commissie, directoraat-generaal Handel (Eenheid H-1), CHAR 4/39, 1000 Brussel, België (2).

4.   Dit bericht wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009.

Product

Land(en) van oorsprong of van uitvoer

Maatregelen

Referentie

Verval-datum (3)

Bepaalde ladingcontrole-systemen

Volksrepubliek China

Antidumping-recht

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 510/2010 (PB L 150 van 16.6.2010, blz. 1).

17.6.2015


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  Fax +32 22956505.

(3)  De maatregel vervalt om middernacht op de in deze kolom vermelde datum.


18.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 371/19


Mededeling van het naderend vervallen van bepaalde antidumpingmaatregelen

(2014/C 371/12)

1.   Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1), maakt de Europese Commissie bekend dat de hieronder vermelde antidumpingmaatregelen op de in onderstaande tabel vermelde datum zullen vervallen, tenzij een nieuw onderzoek wordt geopend overeenkomstig de volgende procedure.

2.   Procedure

De producenten in de Unie kunnen een schriftelijk verzoek om een nieuw onderzoek indienen. Dit verzoek moet voldoende bewijsmateriaal bevatten om aan te tonen dat bij het vervallen van de maatregelen voortzetting of herhaling van dumping en schade waarschijnlijk is.

Indien de Commissie besluit een nieuw onderzoek naar de betrokken maatregelen te openen, zullen de importeurs, de exporteurs, de vertegenwoordigers van het land van uitvoer en de producenten in de Unie in de gelegenheid worden gesteld de in het verzoek om een nieuw onderzoek verstrekte informatie aan te vullen, te weerleggen of daarop commentaar te leveren.

3.   Termijn

De producenten in de Unie kunnen een schriftelijk verzoek om opening van een nieuw onderzoek indienen, dat uiterlijk drie maanden voor de in onderstaande tabel vermelde datum moet zijn ontvangen door de Europese Commissie, directoraat-generaal Handel (Eenheid H-1), CHAR 4/39, 1000 Brussel, België (2).

4.   Dit bericht wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009.

Product

Land(en) van oorsprong of van uitvoer

Maatregelen

Referentie

Verval-datum (3)

Bepaalde molybdeendraad

Volksrepubliek China

Maleisië

Antidumping-recht

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 511/2010 van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van bepaald molybdeendraad van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 150 van 16.6.2010, blz. 17), zoals uitgebreid tot de invoer verzonden vanuit Maleisië bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 14/2012 van de Raad (PB L 8 van 12.1.2012, blz. 22) en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 871/2013 van de Raad (PB L 243 van 12.9.2013, blz. 2).

17.6.2015


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  Fax +32 22956505.

(3)  De maatregel vervalt om middernacht op de in deze kolom vermelde datum.


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

18.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 371/20


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.7319 — KKR/Allianz/Selecta)

(Voor de EER relevante tekst)

(2014/C 371/13)

1.

Op 13 oktober 2014 heeft de Europese Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat KKR & CO LP („KKR”, Verenigde Staten) en Allianz SE („Allianz”, Duitsland) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening gezamenlijke zeggenschap verkrijgen over Selecta AG en de met haar verbonden ondernemingen („Selecta”) via andere middelen. Selecta staat momenteel middellijk onder de uitsluitende zeggenschap van Allianz.

2.

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

—   KKR: een breed scala van alternatieve assetmanagementdiensten voor publieke en private marktinvesteerders en kapitaalmarktoplossingen voor de onderneming zelf, de ondernemingen in haar portfolio en andere cliënten;

—   Allianz: internationale verzekeringsdiensten en financiële diensten; activiteiten op het gebied van levensverzekeringen, vastgoedverzekeringen, assetmanagement en bankdiensten;

—   Selecta: vendingdiensten in zowel publieke als private omgevingen, zoals de verkoop van producten voor het bevoorraden van vendingmachines en andere verwante leveringen, alsmede bevoorrading en onderhoud van vendingmachines, voor vending van zowel dranken als snacks.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Europese Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

4.

De Europese Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Europese Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax (+32 22964301), per e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer M.7319 — KKR/Allianz/Selecta, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).


18.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 371/21


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.7326 — Medtronic/Covidien)

(Voor de EER relevante tekst)

(2014/C 371/14)

1.

Op 10 oktober 2014 heeft de Europese Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat Medtronic Inc. („Medtronic”, VSA) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening volledige zeggenschap verkrijgt over Covidien plc („Covidien”, Ierland) door een openbaar bod.

2.

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

—   Medtronic: ontwikkeling van medische technologie en levering van producten, therapieën en diensten voor het behandelen van uiteenlopende medische aandoeningen, zoals hart- en vaatziekten, diabetes, en neurologische en musculoskeletale aandoeningen;

—   Covidien: ontwikkeling, productie en verkoop van een breed scala aan medische apparatuur en uitrusting, onder meer voor laparoscopische chirurgie, elektrochirurgie, biochirurgie en vasculaire therapie.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Europese Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

4.

De Europese Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Europese Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax (+32 22964301), per e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer M.7326 — Medtronic/Covidien, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).


ANDERE HANDELINGEN

Europese Commissie

18.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 371/22


Bekendmaking van een wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

(2014/C 371/15)

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de wijzigingsaanvraag.

WIJZIGINGSAANVRAAG

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen  (2)

WIJZIGINGSAANVRAAG OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 9

„ASPARAGO BIANCO DI CIMADOLMO”

EG- Nr.: IT-PGI-0105-01202-4.3.2014

BGA ( X ) BOB ( )

1.   Rubriek van het productdossier waarop de wijziging betrekking heeft

    Naam van het product

    Beschrijving van het product

    Geografisch gebied

    Bewijs van oorsprong

    Werkwijze voor het verkrijgen van het product

    Verband

    Etikettering

    Nationale eisen

    Overige (wetswijzigingen, verpakking)

2.   Aard van de wijziging(en)

    Wijziging van het enige document of de samenvatting

    Wijziging van het productdossier voor een geregistreerde BOB of BGA waarvoor geen enig document en evenmin een samenvatting bekend zijn gemaakt

    Wijziging van het productdossier waarbij geen wijziging van het bekendgemaakte enige document nodig is (artikel 9, lid 3, van Verordening (EG) nr. 510/2006)

    Tijdelijke wijziging van het productdossier als gevolg van een verplichte gezondheids- of fytosanitaire maatregel die is opgelegd door de overheid (artikel 9, lid 4, van Verordening (EG) nr. 510/2006)

3.   Wijziging(en)

3.1.   Beschrijving van het product

De volgende nieuwe cultivars en variëteiten zijn opgenomen: Zeno en Vittorio (voorheen AM840); Darbella; Voltaire en Cumulus. Deze cultivars en variëteiten zijn voortgekomen uit oude variëteiten waarmee de BGA „Asparago bianco di Cimadolmo” werd geproduceerd en die in de loop der jaren in de regio zijn ontwikkeld om de organoleptische en fysieke eigenschappen van deze bij consumenten welbekende asperge te behouden.

De cultivars Gladio JM2001 en JM2004 worden in het productdossier niet meer vermeld, omdat deze niet meer door zaadbedrijven worden verkocht.

Na de intrekking van Verordening (EG) nr. 2377/1999 van de Commissie (3) tot vaststelling van de handelsnorm voor asperges werd het noodzakelijk geacht in het productdossier van de BGA „Asparago bianco di Cimadolmo” de toegestane diameter en lengte voor de handelsklassen Extra en I aan te geven.

3.2.   Bewijs van oorsprong

De paragraaf inzake het bewijs van oorsprong is bijgewerkt overeenkomstig de voorschriften van Verordening (EU) nr. 1151/2012.

3.3.   Werkwijze voor het verkrijgen van het product

Productie- en aanplantingssysteem

De periode voor het uitzetten van de jonge planten is aangegeven om het productdossier voor producenten inzichtelijker te maken. De periode van maart t/m mei is hiervoor het meest geschikt, omdat het klimaat dan het gunstigst is voor het uitplanten en de teelt dan de meeste kans van slagen heeft.

De verplichting om voor de teelt van dit product bestemde percelen te analyseren wordt nader omschreven, met vermelding van de frequentie waarin dit dient te gebeuren.

Bodembeheer en voeding van de planten

De informatie over gemiddelde hoeveelheden door de teelt onttrokken stoffen is geschrapt, omdat zij wordt beschouwd als algemeen en dus als irrelevant voor bemestingsactiviteiten. Deze activiteiten vinden plaats op basis van bodemanalyse en de reële behoeften van de planten.

Verduidelijkt wordt dat irrigatie enkel dient te worden toegepast indien dit absoluut noodzakelijk is.

Fytosanitaire bescherming

De term „chemische” is vervangen door „fytosanitaire”, die toepasselijker is bij biologische landbouw.

Oogst

De informatie over de begindatum van de oogst is geschrapt, omdat deze niet precies genoeg was. De oogstperiode zelf is niet gewijzigd.

3.4.   Etikettering

De paragraaf inzake etikettering is gewijzigd, zowel voor verpakking in bossen als voor producten die niet in bossen worden aangeboden. Het etiket rondom de bos asperges wordt lager aangebracht dan aanvankelijk was voorzien. Het wordt lager geplaatst om het bovenste deel van de asperges beter zichtbaar te maken. Asperges die niet in bossen worden aangeboden, moeten in gesloten verpakking worden aangeboden, met het etiket onder de sluiting van de verpakking. Doordat het etiket onder de sluiting van de verpakking wordt aangebracht en de verpakking wordt gesloten, wordt fraude met het product voorkomen en wordt voor de consument gewaarborgd dat de verpakking als zodanig intact is.

Om de consument zo veel mogelijk informatie te bieden, is de verplichting toegevoegd om de handelsklasse en de overeenkomstige diameterklasse aan te geven.

Toegevoegd is de mogelijkheid om de vermelding „Beschermde geografische aanduiding” te vervangen door het acroniem „IGP” (BGA), in letters van dezelfde afmetingen en dezelfde kleur.

Het logo van de Europese Unie moet verplicht worden aangebracht.

Het acroniem „IGP” (BGA) is aan het productlogo toegevoegd om de kwaliteit van de informatie voor consumenten te verbeteren.

Bepaalde verwijzingen inzake de beschrijving van de technische kenmerken van het logo van de benaming zijn gecorrigeerd.

3.5.   Overige

Wetswijzigingen

Verwijzingen naar de wetgeving van de Europese Unie zijn gewijzigd: verwijzingen naar Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad (4) zijn vervangen door verwijzingen naar Verordening (EU) nr. 1151/2012.

Verpakking

Om frauduleuze handelingen te voorkomen en de productkwaliteit voor de consument te garanderen, is voor niet in bossen verpakte producten een gewichtslimiet van 5 kg vastgesteld. Voorts moet de verpakking met een touwtje of ander geschikt materiaal worden gesloten en moet een band met het logo van de BGA op de verpakking worden aangebracht.

ENIG DOCUMENT

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen  (5)

„ASPARAGO BIANCO DI CIMADOLMO”

EG- Nr.: IT-PGI-0105-01202-4.3.2014

BGA ( X ) BOB ( )

1.   Naam

„Asparago Bianco di Cimadolmo”

2.   Lidstaat of derde land

Italië

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel

3.1.   Productcategorie

Categorie 1.6 Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is

De beschermde geografische aanduiding „Asparago bianco di Cimadolmo” mag alleen worden gebruikt voor asperges die afkomstig zijn van bedrijven waar de volgende variëteiten en cultivars worden geteeld: Précoce d’Argenteuil, Larac, Dariana, Cumulus, Darbella, Vittorio (voorheen AM 840), Voltaire en Zeno.

Op die bedrijven mogen ook andere cultivars worden geteeld, tot een maximum van 20 %.

De „Asparago bianco di Cimadolmo” moet, op het moment dat deze voor menselijke consumptie wordt aangeboden, de volgende product- en kwaliteitskenmerken bezitten:

de asperges moeten helemaal wit zijn. Verder moeten de asperges intact zijn, er vers en gezond uitzien en evenzo ruiken, vrij zijn van vraat door knaagdieren en insecten en nagenoeg vrij van kneuzingen, schoon zijn en vrij zijn van uitwendig vocht, dat wil zeggen voldoende gedroogd na eventueel te zijn gewassen of met koud water te zijn gekoeld, en vrij zijn van vreemde geur en smaak. De asperges mogen niet hol, gespleten, ontschorst of gebroken zijn. Kleine scheuren zijn toegestaan als deze na het oogsten zijn ontstaan;

de „Asparago bianco di Cimadolmo” behoort tot de volgende handelsklassen, die op basis van hun diameter weer zijn onderverdeeld in twee klassen:

categorie Extra

—   diameterklasse: 19 tot 24 mm,

—   diameterklasse: 15 tot 19 mm;

categorie I

—   diameterklasse: 12 tot 15 mm,

—   diameterklasse: 8 tot 12 mm.

De asperges zijn tussen 20 en 22 cm lang.

3.3.   Grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)

3.4.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong)

3.5.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden

Alle productiefasen van de „Asparago bianco di Cimadolmo”, vanaf het planten tot aan het oogsten, moeten plaatsvinden in het afgebakende geografische gebied.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz.

De asperges moeten binnen 12 uur na de oogst naar de bewerkingsinrichting worden gebracht en in bossen verpakt of los worden geleverd.

Om het product te bewaren moet de stofwisseling ervan worden vertraagd door het snel te koelen en het bij een geschikte temperatuur te bewaren.

De verpakking moet een geschikte bescherming van het product waarborgen.

Bij het verpakken moet het product volledig vrij zijn van vreemde stoffen.

De asperges worden als volgt aangeboden:

a)

in stevig samengebonden bossen van 0,5 tot 3 kg. De asperges aan de rand van iedere bos moeten er hetzelfde uitzien en dezelfde afmetingen hebben als het gemiddelde van de asperges in de bos.

De bossen moeten netjes gerangschikt in de doos worden gezet; bossen mogen afzonderlijk met papier worden beschermd. Bossen uit dezelfde partij moeten hetzelfde gewicht en dezelfde lengte hebben, of

b)

niet in bossen samengebonden, in verpakkingen van maximaal 5 kg; dit type verpakking moet worden gesloten met een touwtje of met ander voor de verpakking van levensmiddelen bestemd materiaal, en met een band waarop het logo van de BGA staat, zodat niet kan worden gefraudeerd met de BGA „Asparago bianco di Cimadolmo”.

De verpakkingen en de bossen moeten homogeen van inhoud zijn. Dit betekent dat de asperges van dezelfde kwaliteits- en dezelfde grootteklasse moeten zijn.

3.7.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering

Het etiket bestaat uit een band rondom de bos. Wanneer de asperges niet in bossen worden aangeboden, wordt het etiket onder de sluiting van de verpakking aangebracht.

Ter bescherming van de consument is iedere bos voorzien van een etiket waarop niet alleen de in artikel 3.2 bedoelde categorie wordt aangegeven, maar ook de overeenkomstige diameterklasse.

Op het etiket moet het product waarop de BGA van toepassing is, als volgt worden aangeduid:

„Asparago bianco di Cimadolmo” en „Beschermde geografische aanduiding” of eventueel het acroniem „IGP” (BGA), in letters van dezelfde afmetingen en dezelfde kleur.

Op het etiket moet het garantiezegel worden aangebracht waarop het logo of het merkteken van de beschermde geografische aanduiding is afgebeeld.

Het gebruik van het symbool van de Europese Unie is verplicht.

Image

4.   Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied

Het geografische productiegebied van de „Asparago bianco di Cimadolmo” ligt in de provincie Treviso en beslaat het volledige grondgebied van de volgende gemeenten: Breda di Piave, Cimadolmo, Fontanelle, Mareno di Piave, Maserada sul Piave, Oderzo, Ormelle, Ponte di Piave, San Polo di Piave, Santa Lucia di Piave en Vazzola.

5.   Verband met het geografische gebied

5.1.   Specificiteit van het geografische gebied

Het typische klimaat van het productiegebied is gematigd en vochtig en kenmerkt zich door veel regen in het voorjaar.

Het productiegebied ligt in de alluviale vlakte van Piave, met losse, zachte, doorlaatbare, gemakkelijk te draineren en subalkalische of neutrale zand- en zavelbodems van alluviale oorsprong.

5.2.   Specificiteit van het product

De „Asparago bianco di Cimadolmo” is een mooi witte, malse asperge die niet vezelig wordt.

5.3.   Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA)

Het gematigde, vochtige klimaat en de losse, frisse zand- en zavelbodems bieden gunstige omstandigheden voor de groei van de asperge. De groente groeit snel door de lage weerstand van de bodem, zodat de asperges wit en mals en niet vezelig worden.

De reputatie van dit product blijkt onder meer uit de organisatie van een speciaal feest voor de „Asparago bianco di Cimadolmo”, dat al sinds 1975 jaarlijks in de eerste weken van mei consumenten en liefhebbers trekt. Interessant is ook het bestaan van een speciale „aspergeroute”, een toeristisch parcours langs de gemeenten waar de „Asparago bianco di Cimadolmo” wordt geproduceerd.

De „Asparago bianco di Cimadolmo” wordt vaak genoemd in landbouwtechnische publicaties en als typisch product uit de provincie Treviso (L’asparago — la storia, le tradizioni e le ricette, Paolo Morganti en Chiara Nardo, Morganti Editori; La qualità come risorsa: il caso delle produzioni tipiche della provincia di Treviso, V. Boatto, E. Defrancesco en A. Scudeller — 1995); ook komt de asperge voor in een groot aantal recepten en staat zij op de menukaarten van gerenommeerde restaurants uit de provincie.

De geschiedkundige en traditionele rol van de teelt van de „Asparago bianco di Cimadolmo” blijkt uit citaten uit werken van bepaalde historici, zoals Cento e dieci ricordi che formano il buon fattore di villa van Agostinetti, dat in 1679 is gepubliceerd en sindsdien wordt bewaard in de archieven van de gemeente Cimadolmo.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier

(Artikel 5, lid 7, van Verordening (EG) nr. 510/2006 (6))

De bevoegde instantie heeft de nationale procedure voor de indiening van bezwaarschriften tegen het voorstel tot wijziging van het productdossier voor de BGA „Asparago bianco di Cimadolmo” ingeleid (zie Gazzetta Ufficiale della Repubblica Italiana nr. 5 van 8 januari 2014).

De geconsolideerde tekst van het productdossier kan worden geraadpleegd op de volgende internetsite: http://www.politicheagricole.it/flex/cm/pages/ServeBLOB.php/L/IT/IDPagina/3335

ofwel

door rechtstreeks de homepage van de site van het Italiaanse ministerie van Landbouw, Levensmiddelen en Bosbouw (www.politicheagricole.it) te openen en te klikken op „Prodotti DOP IGP” (BOB- en BGA-producten) (rechtsboven in het scherm), vervolgens op „Prodotti DOP IGP STG” (BOB-, BGA- en GTS-producten) (links in het scherm) en tot slot op „Disciplinari di Produzione all’esame dell’UE” (Productdossiers die voor onderzoek aan de EU zijn overgelegd).


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12. Vervangen door Verordening (EU) nr. 1151/2012.

(3)  PB L 287 van 10.11.1999, blz. 6.

(4)  PB L 208 van 24.7.1992, blz. 1.

(5)  Vervangen door Verordening (EU) nr. 1151/2012.

(6)  Vgl. voetnoot 5.